Ontwerp van 10Gbit/s opto-elektronische ontvangers met...
Transcript of Ontwerp van 10Gbit/s opto-elektronische ontvangers met...
Bart Moeneclaey
met meerdere kanalenOntwerp van 10Gbit/s opto-elektronische ontvangers
Academiejaar 2010-2011Faculteit Ingenieurswetenschappen en ArchitectuurVoorzitter: prof. dr. ir. Daniël De ZutterVakgroep Informatietechnologie
Master in de ingenieurswetenschappen: elektrotechniekMasterproef ingediend tot het behalen van de academische graad van
Begeleider: Jochen VerbrugghePromotoren: prof. dr. ir. Jan Vandewege, prof. dr. ir. Johan Bauwelinck
Voorwoord
In de eerste plaats zou ik de promotoren prof. Vandeweghe en prof. Bauwelinck willen bedanken
om deze thesis mogelijk te maken en voor de geleverde ondersteuning. In het bijzonder wil ik
mijn begeleider Jochen Verbrugghe bedanken voor de vele tips een leerzame discussies. Graag
zou ik ook de andere mensen van de onderzoeksgroep intec_design willen bedanken voor hun
hulp en aangename werksfeer. Tevens zou ik Koen, Dieter en Jeroen willen bedanken voor de
ontspannen en vriendelijke sfeer in het thesislokaal. Tenslotte wil ik ook mijn ouders bedanken
voor hun steun.
Bart Moeneclaey, mei 2011
Toelating tot bruikleen
“De auteur geeft de toelating deze scriptie voor consultatie beschikbaar te stellen en delen van
de scriptie te kopiëren voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen
van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting de bron uitdrukkelijk
te vermelden bij het aanhalen van resultaten uit deze scriptie.”
"The author gives permission to make this master dissertation available for consultation and
to copy parts of this master dissertation for personal use. In the case of any other use, the
limitations of the copyright have to be respected, in particular with regard to the obligation to
state expressly the source when quoting results from this master dissertation."
Bart Moeneclaey, mei 2011
Ontwerp van 10Gbit/s opto-elektronischeontvangers met meerdere kanalen
door
Bart Moeneclaey
Masterproef ingediend tot het behalen van de academische graad vanMaster in de ingenieurswetenschappen: elektrotechniek
Academiejaar 2010-2011
Promotoren: prof. dr. ir. Jan Vandewege, prof. dr. ir. Johan BauwelinckBegeleider: Jochen Verbrugghe
Vakgroep InformatietechnologieVoorzitter: prof. dr. ir. Daniël De Zutter
Faculteit Ingenieurswetenschappen en Architectuur
Samenvatting
Een 10 Gbit/s opto-elektronische ontvanger met meerdere kanalen werd ontworpen in een 0.13 µm-CMOS technologie. Elk kanaal bestaat uit een transimpedantieversterker, hoofdversterker, uit-gangsbuffer en offsetcompensatiecircuit. Gebruik makende van een methode gebaseerd op detransimpedantielimiet [11] en de hier afgeleide spanningsversterkingslimiet werd een afweginggemaakt tussen vermogenverbruik, totale transimpedantie en gevoeligheid. Het circuit werdontworpen in een 0.13 µm CMOS-technologie en verbruikt slechts 54 mW per kanaal met eenvoedingsspanning van 1.2 V. De optische gevoeligheid is gelijk aan -15.3 dBm terwijl het overbe-lastingsvermogen 5 dBm bedraagt. Het circuit realiseert een totale transimpedantie van 82 dBΩ
en heeft een bandbreedte van 6.1 GHz. De uitgangsbuffer levert een differentiële uitgangsspan-ning van 400 mVpp aan een 100 Ω differentiële last.
Trefwoorden
TIA , MA , transimpedantielimiet, spanningsversterkingslimiet, CMOS
Design of 10 Gbit/s opto-electronic receivers withmultiple channels
Bart Moeneclaey
Promoter(s): prof. dr. ir. Jan Vandewege, prof. dr. ir. Johan Bauwelinck
Supervisor(s): Jochen Verbrugghe
Abstract—This master dissertation describes the design of an optical re-ceiver array, operating at 10 Gbit/s per channel, that incorporates a trans-impedance amplifier (TIA), a main amplifier (MA), output buffer and anoffset compensation circuit in a single chip. Using a novel approach, basedon the transimpedance limit [3] and the voltage gain limit introduced inthis work, the circuit was optimized for the tradeoff between sensitivity,total transimpedance and power consumption. By application of the afore-mentioned voltage gain limit, the suggested MA topology proved to be ad-vantageous compared to other topologies found in literature. The circuitwas designed in 0.13 µm CMOS and consumes only 54 mW per channelfrom a 1.2 V supply. When paired with a photodiode having a responsivityR = 0.8 A/W, the optical sensitivity equals −15.3 dBm for a bit errorrate (BER) of 10−10, while the overload power is 5 dBm. The total small-signal transimpedance exceeds 80 dBΩ and has a bandwidth of 6.1 GHz.The output buffer delivers a differential output swing of 400 mVpp to a100 Ω differential load.
Keywords—TIA, MA, CMOS, transimpedance limit, voltage gain limit
I. INTRODUCTION
IN this work an opto-electronic receiver array, incorporating10 channels, each operating at 10 Gbit/s was designed. Each
channel consists of a TIA, MA outbut buffer and an offset com-pensation circuit.
The demands for such a receiver include low power consump-tion, high sensitivity and a high total transimpedance. A fullydifferential topology was used to minimize the effect of inter-channel-crosstalk on the performance.
II. THE TRANSIMPEDANCE AND VOLTAGE GAIN LIMIT
The transimpedance limit is a powerful concept that illustratesthe tradeoff between transimpedance, bandwidth and technol-ogy of a transimpedance amplifier [3]. For voltage amplifiers, asimilar voltage gain limit is introduced in this work.
For the TIA an active-feedback circuit, shown in Fig. 1 wasused. This circuit has a second order response. When selectingQ ≤ 1/
√2 so that the amplitude response shows no peaking,
MF M ′F
IY
Vop Von
R R′RL R′L
Iip Iin
IF
Vip VinMY M ′
Y
Fig. 1. Differential active-feedback TIA
the following transimpedance limit was derived:
RT ≤GBWY
2πCTBW 2(1)
with RT the DC transimpedance, BW the 3 dB bandwidth ofthe response, GBWY the gain-bandwidth product of the tran-sistor pair (MY , M ′
Y ) and CT the total capacitance seen at theinput.
The MA consists of N active-feedback Cherry-Hooperstages, which are constructed by placing a source-coupled dif-ferential pair (MX ,M ′
X ) in front of the circuit of Fig. 1. For thiscircuit, we have derived the following voltage gain limit
A0 ≤GBWXGBWY
BW 2(2)
for Q ≤ 1/√
2, with A0 the DC voltage gain and GBWX thegain-bandwidth product of the pair (MX ,M ′
X ).
III. CASCADING THE TIA WITH N CHERRY-HOOPERSTAGES
To increase the total transimpedance RTOT , the TIA fromFig. 1 is followed by N equal gain Cherry-Hooper stages, allwith the same bandwidth as the TIA. Using (1) and (2), se-lecting (GBWX)TIA =
√GBWX ·GBWY = GBW for each
stage and taking into account the bandwidth shrinkage that re-sults from cascading the amplifiers, the advantage of adding theCherry-Hooper stages is
η =RTOT
RT=(
21/(N+1) − 1)N+1
2 ·(GBW
BW
)2N
(3)
η is compared to the advantage related to the design from [3] inFig. 2, which illustrates the superiority of our approach.
IV. SCALING THE STAGES
To achieve a high sensitivity, while limiting the power con-sumption, the stages are scaled according to Fig. 3, where thelast NC stages are progressively larger in order to drive the out-put buffer, which exhibits a large input capacitance. All transis-tors are given the same inversion coefficient and length and arescaled according to
κ(n) =I(n)DY
I(n)DX
=I(n+1)DX
I(n)DY
(4)
where κ(n) denotes the scale factor of the n-th stage.
0
5
10
15
20
25
30
1 1.5 2 2.5 3 3.5 4
η[d
B]
GBWBW
N = 1
N = 2
N = 3N = 4
N = 1
N = 2
N = 3
N = 4
dit werk[3]
Fig. 2. The advantage of adding N stages
N CHERRY-HOOPER STAGES BUFFERTIA
NA STAGES︸ ︷︷ ︸ ︸ ︷︷ ︸
NB STAGES︸ ︷︷ ︸NC STAGES
Fig. 3. Proposed receiver structure
Using approximate relation between the scale factor κ andGBW of the n-th stage, the power consumption and total trans-impedance RTOT are linked.
V. OFFSET COMPENSATION
Because the photodetector generates a current proportional tothe received optical power, a DC current will enter the TIA, pro-portional to the average received optical power. This DC cur-rent, together with transistor mismatch due to process variations,will create an offset at the differential output voltage, resultingin a higher BER. To reduce this effect, the offset compensa-tion circuit of Fig. 4, in which IOS represents the total input-referred offset current, is designed. This circuit reduces the lowfrequency transimpedance by a factor gmRTOTB0, with B0 theDC voltage gain of amplifierB, which will also reduce the offsetat the output by the same amount.
VI. RESULTS AND CONCLUSION
The opto-electronic receiver consumes 54 mW per channel,has a transimpedance gain of 82 dB, 6.1 GHz bandwidth and
−
+
−
+
−
+
−
+
Vod
TIA MA BUFFER
gmvx
vx
ipin
IOS
B
Fig. 4. Proposed offset compensation circuit
this work [2] [1] [4]B [Gbit/s] 10 10 10 10
RTOT /Pdiss [dBΩ/mW] 1.52 0.63 0.41 0.87Psens [dBm] -15.3 -12(Ipppin
)sens
[µA] 47.2 22.4 10
TABLE IPERFORMANCE COMPARISON
time [ps]
V od [m
V]
0 50 100 150−300
−200
−100
0
100
200
300
Fig. 5. Eye diagram, Ipppin =(Ipppin
)sens
sensitivity of -15.3 dBm, while the overload power is 5 dBm.The eye diagram and frequency response of the total trans-impedance are shown in Fig. 5 and 6. The performance of theopto-electronic receiver is compared to prior art in Table I, illus-trating the tradeoff between performance and power consump-tion.
-20
0
20
40
60
80
100
1 HZ 1 KHZ 1 MHZ 1 GHZ
|ZTOT|[
DB
Ω]
f
Fig. 6. Frequency response of the total transimpedance
REFERENCES
[1] Wei-Zen Chen and Ying-Lien Cheng. A 1.8 V, 10 Gbps fully integratedCMOS optical receiver analog front end. In Solid-State Circuits Conference,2004. ESSCIRC 2004. Proceeding of the 30th European, pages 263–266,2004.
[2] O Momeni, H Hashemi, and E Afshari. A 10-Gb/s Inductorless Trans-impedance Amplifier. Circuits and Systems II: Express Briefs, IEEE Trans-actions on, 57(12):926–930, 2010.
[3] Eduard Sackinger. The Transimpedance Limit. Circuits and Systems I:Regular Papers, IEEE Transactions on DOI - 10.1109/TCSI.2006.875175,57(8):1848–1856, 2010.
[4] Chia-Hsin Wu, Chih-Hun Lee, Wei-Sheng Chen, and Shen-Iuan Liu.CMOS wideband amplifiers using multiple inductive-series peaking tech-nique. IEEE Journal of Solid-State Circuits, 40(2):548–552.
INHOUDSOPGAVE i
Inhoudsopgave
1 Inleiding 1
1.1 De groeiende vraag naar datasnelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1
1.2 Structuur van zender en ontvanger voor optische communicatie . . . . . . . . . . 1
1.3 Probleemstelling en opgegeven specificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2
1.4 Fotodetector . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3
1.5 Eigenschappen van het ingangssignaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
1.6 Opbouw van deze thesis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
2 Technologie 7
2.1 Modellering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
2.1.1 Drainstroom en spanningen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
2.1.2 Kleinsignaalschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
2.1.3 Ruis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
2.1.4 Mismatch . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
2.2 Parameters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
3 Basistopologieën 16
3.1 Differentiële active-feedback TIA . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
3.1.1 Stabiliteit en geslotenkringtransferfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
3.1.2 Transimpedantielimiet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
3.1.3 Ruis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
3.2 Differentiële active-feedback Cherry-Hooper spanningsversterker . . . . . . . . . . 24
3.2.1 Stabiliteit en geslotenkringtransferfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
3.2.2 Spanningsversterkingslimiet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
3.2.3 Ingangsimpedantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
INHOUDSOPGAVE ii
3.2.4 Ruis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
4 Ontwerp van de uitgangsbuffer 30
4.1 Differentiaalpaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
4.2 Differentiële “fT -doubler” . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
4.3 Vergelijking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
4.4 Resultaten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
5 Ontwerp van de transimpedantieversterker en hoofdversterker 37
5.1 De transimpedantielimiet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
5.1.1 Active-feedback TIA . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
5.1.2 Active-feedback TIA gevolgd door N identieke active-feedback Cherry-
Hooper trappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
5.2 Het versterkingsbandbreedteproduct GBW . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
5.3 Het totaal gedissipeerd vermogen PTOT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
5.4 Keuze van de inversiecoëfficient IC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
5.5 De ingangsgerefereerde RMS ruisstroom Irmsn,in . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
5.5.1 Bijdrage van de TIA . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
5.5.2 Bijdrage van cascade A . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
5.5.3 Totale ingangsgerefereerde RMS ruisstroom Irmsn,in . . . . . . . . . . . . . . 52
5.6 Dimensionering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
5.7 Resultaten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
5.7.1 Transimpedantieversterker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
5.7.1.1 Dimensies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
5.7.1.2 Resultaten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
5.7.2 Hoofdversterker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
5.7.2.1 Dimensies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
5.7.2.2 Resultaten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
5.7.3 Totaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
6 Offsetcompensatie 72
6.1 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
6.2 De ingangsgerefereerde offsetstroom IOS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
6.2.1 De offsetspanning van een differentiaalpaar . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
INHOUDSOPGAVE iii
6.2.2 De offsetstroom van een active feedback TIA . . . . . . . . . . . . . . . . 74
6.2.3 De offsetspanning van een Cherry-Hooper spanningsversterker met active
feedback . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
6.2.4 De offsetspanning van de main amplifier . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
6.2.5 De offsetstroom door het ingangssignaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
6.2.6 De totale ingangsgerefereerde offsetstroom . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
6.2.7 Vergelijking tussen theoretische resultaten en simulaties . . . . . . . . . . 78
6.3 Invloed van de ingangsgerefereerde offsetstroom IOS op de performantie van het
circuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
6.3.1 Invloed op de zwaai . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
6.3.2 Invloed op de BER . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
6.3.3 Invloed op de pulsbreedte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
6.4 Offsetcompensatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
6.4.1 Open- en geslotenkringtransferfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
6.4.2 Dimensionering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
6.5 Resultaten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
7 Conclusie 88
7.1 Behaalde resultaten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
7.2 Verder onderzoek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
A Gebruikte technieken 90
A.1 Return ratio . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
A.2 Berekenen van de parameters van een tweede-orde transferfunctie uit simulatiere-
sultaten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
A.3 Schatting van de BER . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
A.3.1 Ingangsgerefereerde ruis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
A.3.2 RMS-waarde van de ingangsgerefereerde ruis . . . . . . . . . . . . . . . . 94
A.3.3 Power penalty’s . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
Bibliografie 96
INLEIDING 1
Hoofdstuk 1
Inleiding
1.1 De groeiende vraag naar datasnelheid
In het laatste decennium is de vraag naar datasnelheid exponentieel gestegen; er wordt aange-
nomen dat deze trend zich de komende 20 jaar zal verderzetten dankzij de invoering van nieuwe
breedbandservices. Een groot deel van het internetverkeer zal gebeuren via optische communica-
tie [4]. Hogere datasnelheden in optische netwerken worden gerealiseerd door enerzijds meerdere
optische golflengtes in parallel te gebruiken, en anderzijds door de datasnelheid van elke golflengte
stelselmatig op te drijven.
Optische silica-glasvezel is gekarakteriseerd door een zeer laag verlies van ongeveer 0.25 dB/km
en een bandbreedte van meer dan 10 THz wanneer in de band rond een golflengte van 1.55 µm
gewerkt wordt [10]. Dankzij deze eigenschappen wordt optische vezel op grote schaal toegepast
in communicatietoepassingen.
1.2 Structuur van zender en ontvanger voor optische communi-
catie
In figuur 1.2.1 wordt het blokdiagram gegeven van een typische zender en ontvanger voor optische
communicatie, elk met meerdere kanalen [10]. Zender en ontvanger worden hier verbonden via
een point-to-point link.
Aan de kant van de zender wordt parallele data van het digitaal blok via een multiplexer
(MUX) omgezet naar een seriële datastroom. De clock multiplication unit (CMU) genereert
van de trage woordklok een snel kloksignaal voor de aansturing van de MUX en de driver. Deze
1.3 Probleemstelling en opgegeven specificaties 2
PD
PD
PD
TIA
TIA
TIA
MA
MA
MA
CDR
LD
LD
LD
DRIVER
DRIVER
DRIVERMUX
CMU
CMU
MUX
CMU
MUX
CDR
CDR
dig
itaal
dig
itaal
optische vezel
zender ontvanger︷ ︸︸ ︷ ︷ ︸︸ ︷
Figuur 1.2.1: Structuur van zender en ontvanger voor optische communicatie - meerdere kanalen
laatste moduleert de stroom door of de spanning over de laserdiode (LD), waardoor de intensiteit
van het licht, uitgezonden door de LD, gemoduleerd wordt.
De zender ontvangt het lichtsignaal via de fotodetector (Eng: photo detector, PD), die een
stroom zal genereren, evenredig met de ontvangen lichtintensiteit. Deze stroom wordt door de
transimpedantieversterker (Eng: transimpedance amplifier, TIA) omgezet naar een spanning
die vervolgens door de hoofdversterker (Eng: main amplifier, MA) versterkt wordt. De uit-
gangsspanning van de MA wordt aangelegd aan een clock and data recovery circuit (CDR), die
het kloksignaal en de ontvangen bitstroom extraheert uit de aangelegde spanning. De seriële
data- en kloksignalen worden omgezet naar een parallele bitstroom door de demultiplexer (DE-
MUX), die hier verondersteld wordt deel uit te maken van de CDR, en vervolgens doorgegeven
aan het digitaal blok van de ontvanger.
Meerdere kanalen worden mogelijk gemaakt door voor elk kanaal een verschillende optische
golflengte te gebruiken die samengebundeld worden in één optische vezel. Er wordt dan veron-
dersteld dat de PD enkel gevoelig is voor één van de optische golflengten.
1.3 Probleemstelling en opgegeven specificaties
In dit werk wordt het ontwerp van een een opto-elektronische ontvanger met meerdere kana-
len beschreven. Deze ontvanger wordt ontworpen in een 0.13 µm CMOS-proces. Elk kanaal
bestaat uit een transimpedantieversterker, gevolgd door een hoofdversterker en een uitgangsbuf-
1.4 Fotodetector 3
CDR
CDR
50 Ω
50 Ω
50 Ω
50 Ω
TIA MA BUFFER
TIA MA BUFFER
PD
PD
︸ ︷︷ ︸te ontwerpen chip
Figuur 1.3.1: Structuur van de te ontwerpen chip
CD Cpad
L
Ipin
Figuur 1.4.1: Model PIN-diode en parasitairen
fer. Het differentiële uitgangssignaal van deze buffer wordt, zoals getoond in figuur 1.3.1, via
50 Ω-transmissielijnen naar een CDR-chip gevoerd.
In tabel 1.3.1 worden de opgegeven specificaties voor de te ontwerpen chip samengevat.
1.4 Fotodetector
De chip wordt ontworpen voor gebruik met een PIN-diode als fotodetector. Deze wordt omge-
keerd gebiased en zal een stroom Ipin genereren die evenredig is met het ontvangen lichtvermogen
P :
Ipin = R ·P (1.4.1)
waarbij met R de responsiviteit van de fotodetector noemt. Er wordt aangenomen dat R de
typische waarde 0.8 A/W aanneemt. De PIN-diode wordt gemodelleerd aan de hand van figuur
1.4.1. In deze figuur stelt CD de deplectiecapaciteit van de diode voor. Het inductief gedrag
van de bondwire die de PIN-diode verbind met de chip wordt gemodelleerd door de inductor
1.5 Eigenschappen van het ingangssignaal 4
grootheid symbool eenheid waarde
bitrate B Gbit/s 10
voedingsspanning VDD V 1.2
differentiële uitgangszwaai V ppod mV ≈ 400
BER ≤ 10−10
optische gevoeligheid Psens dBm ≤ −15
optisch overbelastingsvermogen Povl dBm ≥ 3
gedissipeerd vermogen Pdiss mW/kanaal ≤ 64
aantal kanalen 10
Tabel 1.3.1: Opgegeven specificaties van de ontvanger
L. Tenslotte is er nog de parasitaire capaciteit door het bondpad, gegeven door Cpad. Typische
waarden zijn CD ≈ 150 à 200 fF , Cpad ≈ 100 fF en L ≈ 0.1 nH [10]. In eerste instantie zal L
verwaarloosd worden en er wordt verondersteld dat CD + Cpad = 300 fF.
De PIN-diode genereert ook ruis. Het vermogen van deze ruis is echter zo klein dat deze voor
dit werk een verwaarloosbaar effect zal hebben op de BER [10].
1.5 Eigenschappen van het ingangssignaal
Voor we aan het eigenlijk ontwerp beginnen, is het noodzakelijk enkele eigenschappen van het
ingangssignaal te kennen. Deze worden opgesomd in dit werk.
Modulatieschema Het meest gebruikte modulatieschema in optische communicatie is het
non-return-to-zero (NRZ) formaat, getoond in figuur 1.5.1 [10]. In deze figuur is de bitperiode
voorgesteld door T = 1/B. We zullen in dit werk ook van dit modulatieschema gebruik maken.
Lijncode Voordat de data-bits gemoduleerd worden op de optische draaggolf, zullen deze be-
werkt worden met een zogenaamde lijncode om het analoog signaal enkele gewenste eigenschap-
pen te geven.
We zullen veronderstellen dat de kans dat 1-bit verstuurd wordt gelijk is aan de kans dat
een 0-bit verstuurd wordt, waardoor de DC-waarde van de stroom gegeneerd door de PIN-diode
gelijk is aan de helft van de peak-to-peak waarde. We bekomen dat
Ipppin = 2R ·P (1.5.1)
1.6 Opbouw van deze thesis 5
0
Ipin,max
0 1 2 3 4 5 6 7 8
I pin
[A]
tT
0 0 1 0 1 1 0 1
Figuur 1.5.1: De stroom Ipin gegeneerd door de PIN-diode bij een NRZ-ingangssignaal
grootheid symbool eenheid waarde
gevoeligheid(Ipppin
)sens
µA ≤ 50
overbelastingsstroom(Ipppin
)ovl
mA ≥ 3.2
Tabel 1.5.1: Enkele opgegeven specificaties van de ontvanger, herschreven in fucntie van Ipin
IPIN = R ·P (1.5.2)
Tenslotte veronderstellen we dat het aantal opeenvolgende identieke bits maximaal gelijk is aan
72.
Nu kunnen enkele specificaties, gegeven in tabel, herschrijven in functie van Ipin: zie tabel
2.0.1. Aan de hand van (A.3.5) kan men de maximale RMS-waarde van de ingangsgerefereerde
ruis berekenen:
Irmsn,in ≤
(Ipppin
)sens
2Q= 4 µA (1.5.3)
In de realiteit zal de de RMS-waarde van de ingangsgerefereerde ruis echter lager moeten liggen.
Door verschillende onvolmaaktheden zal de BER degraderen, zie sectie A.3.
1.6 Opbouw van deze thesis
In hoofdstuk 2 wordt een model voor MOS-transitoren, bruikbaar voor handberekeningen, ge-
ïntroduceerd. Vervolgens worden twee belangrijke circuittopologieëen geanalyseerd in hoofdstuk
3. In hoofdstuk 4 wordt de uitgangsbuffer gedimensioneerd. Daarna worden de in hoofdstuk 3
1.6 Opbouw van deze thesis 6
besproken topologieën en hun eigenschappen gebruikt in hoofdstuk 5 om de transimpedantie-
versterker en de hoofdversterker te ontwerpen. Verder wordt in hoofdstuk 6 de onbalans van de
ontworpen schakeling bepaald, en er wordt een bijkomend circuit gecreëerd om de negatieve effec-
ten van deze onbalans te beperken. Tenslotte worden in hoofdstuk 7 enkele besluiten getrokken
in verband met de ontworpen schakelingen.
In de appendix A worden enkele gebruikte technieken toegelicht.
TECHNOLOGIE 7
Hoofdstuk 2
Technologie
Zoals reeds aangehaald in hoofdstuk 1, wordt de opto-elektronische ontvanger vervaardigd in
CMOS. CMOS is een aantrekkelijke technologie aangezien deze aangeboden wordt door een
groot aantal foundries en de chips goedkoop kunnen vervaardigd worden op grote wafers [10].
Tevens kan een analoge CMOS-schakeling gecombineerd worden met digitale logica op dezelfde
chip.
Een MOS-transistor heeft 4 klemmen: gate (G), source (S), drain (D) en bulk (B). De
structuur van een MOS-transistor wordt getoond in figuur 2.0.1. De breedte en lengte van het
kanaal worden aangeduid door respectievelijk W en L. In figuur 2.0.2 worden de symbolen
voor deze transistoren getoond, samen met de definities van stromen en spanningen. In het
geval van pMOS worden de drainstroom en de spanningen tegengesteld gedefinieerd, zodat de
onderstaande formules, die geldig zijn voor nMOS-transistoren, ook gebruikt kunnen worden
voor pMOS-transistoren [1]. Figuur 2.0.3 toont vereenvoudigde symbolen. De bulkverbinding is
niet getekend. De bulk wordt verondersteld ofwel verbonden te zijn met de source, ofwel met
de laagste of hoogste voedingsspanning voor respectievelijk nMOS- of pMOS-transistoren. De
begeleidende tekst zal dan uitwijzen voor welk van beide verbindingen gekozen is.
2.1 Modellering
Het gedrag van deze MOS-transistoren wordt beschreven door een wiskundig model. Voor simu-
laties wordt in dit werk het BSIM-model gebruikt dat door de fabrikant beschikbaar is gesteld.
In de eerste stappen van het ontwerpproces zijn echter eenvoudige transistormodellen nodig,
die het mogelijk maken met de hand een aantal berekeningenen uit te voeren om de eigenschappen
2.1 Modellering 8
p-type substraat
SiO2
VGVS VD
VB
Gate Drain
Bulk
Source
n+ n+
L
W
ID
(a) nMOS
SiO2
VGVS VD
VB
Gate Drain
Bulk
Source
L
W
ID
p+ p+
n-type substraat
(b) pMOS
Figuur 2.0.1: Structuur MOS transistor
G
S
D
B
VGS
VDS
ID
VSB
(a) nMOS
G
S
D
B
VGSVDS
ID
VSB
(b) pMOS
Figuur 2.0.2: Symbolen met vier klemmen voor MOS-transistoren en definities voor spanningen en
stromen
2.1 Modellering 9
G
S
D
(a) nMOS
G
S
D
(b) pMOS
Figuur 2.0.3: Vereenvoudigde symbolen met drie klemmen voor MOS-transistoren
0.01 0.1 1 10 100
IC
zwakke inversie gematigde inversie sterke inversie
Figuur 2.1.1: De verschillende inversiegebieden
van het circuit te voorspellen. Een dergelijk model is het EKV-model [5], dat ons in staat zal
stellen op relatief eenvoudige wijze de eigenschappen van het circuit te voorspellen.
Het EKV-model introduceert de inversiecoëfficiënt (IC) als belangrijkste parameter. Hiermee
worden alle werkingsgebieden van de MOS-transistor op een continue manier gemodelleerd, in
tegenstelling tot stuksgewijze modellen. Een volledig overzicht van het EKV-model valt buiten
het bestek van dit werk; in het vervolg van dit hoofdstuk worden de belangrijkste resultaten
van [1] en [13] samengevat.
2.1.1 Drainstroom en spanningen
De volgende uitdrukkingen zijn geldig in saturatie: VDS ≥ VDS,sat.
Drainstroom
ID = I0W
LIC (2.1.1)
Hier stelt I0 de technologiestroom voor, die voor een gegeven productieproces en temperatuur
constant is. Afhankelijk van de waarde van IC bevindt de transistor zich in zwakke inversie
(weak inversion, afgekort: WI), matige inversie (moderate inversion, afgekort: MI) of sterke
inversie (strong inversion, afgekort: SI). Deze gebieden zijn weergegeven in figuur 2.1.1. Voor
onderstaande formules worden ook de asymptoten voor zwakke en sterke inversie gegeven.
2.1 Modellering 10
Gate-source spanning De gate-source spanning is de som van de effectieve gate-source span-
ning VEFF en de thresholdspanning VT .
VGS = VEFF + VT (2.1.2)
VEFF = 2nUT ln(
exp(√
IC)− 1)
(2.1.3)
≈ nUT ln IC (WI) (2.1.4)
≈ 2nUT√IC (SI) (2.1.5)
Hierbij stelt UT de thermische spanning voor, UT = kT/q, en bedraagt 25.9 mV bij T = 300 K.
n stelt de substraatfactor voor.
VT ≈ VT0 + (n− 1)VSB (2.1.6)
Drain-source saturatiespanning
VDS,sat = 2UT√IC + 1/4 + 3UT (2.1.7)
≈ 4UT (SI) (2.1.8)
≈ 2UT√IC (WI) (2.1.9)
2.1.2 Kleinsignaalschema
Het kleinsignaalschema voor MOS-transistoren, geldig in saturatie: VDS ≥ VDS,sat, is gegeven in
figuur 2.1.3.
Transconductantie De transconductantie gm wordt berekend als gm =(gmID
)ID, waarbij gmID
de transconductantie-efficiëntie genoemd wordt.
gmID
=1
nUT
(√IC + 1/4 + 1/2
) (2.1.10)
≈ 1
nUT(WI) (2.1.11)
≈ 1
nUT√IC
(SI) (2.1.12)
Om het effect van snelheidssaturatie te modelleren, kan in (2.1.10) IC vervangen worden
door IC (1 + IC/ICCRIT ), met
ICCRIT ≈(LECRIT
4nUT
)2
(2.1.13)
2.1 Modellering 11
-0.5
0
0.5
1
1.5
2
0.001 0.01 0.1 1 10 100 1000
Span
ning
[V]
IC
T = 300 Kn = 1.2
VEFF
VDS,sat
Figuur 2.1.2: Effectieve gate-source spanning VEFF en drain-source saturatiespanning VDS,sat in functie
van de inversiecoëfficiënt IC.
CGD
CGB
CGS
CBD
gDS
CBS
vG
vS
vD
vB
gm · (vGS − (n− 1) vSB)
Figuur 2.1.3: Kleinsignaalschema voor MOS-transistoren
2.1 Modellering 12
1
10
100
0.001 0.01 0.1 1 10 100 1000
gm
ID
[V−1]
IC
T = 300 Kn = 1.2
Figuur 2.1.4: Transconductantie-efficiëntie gmID
in functie van de inversiecoëfficiënt IC.
Capaciteiten De capaciteiten CX in figuur 2.1.3 zijn elk de som van een intrinsieke capaciteit
(aangeduid door CXi) en een extrinsieke capaciteit (aangeduid door CXe): CX = CXi + CXe.
Intrinsieke capaciteiten Elke intrinsieke capaciteit wordt geschreven als: CXi = WLCoxcXi.
cGSi =2− x
3(2.1.14)
≈ 0 (WI) (2.1.15)
≈ 2
3(SI) (2.1.16)
cGDi = 0 (2.1.17)
cGBi =n− 1
n(1− cGSi) (2.1.18)
cBSi = (n− 1) cGSi (2.1.19)
cBDi = 0 (2.1.20)
met
x =
(√IC + 1/4 + 1/2
)+ 1
(√IC + 1/4 + 1/2
)2
≈ 2 (WI)
≈ 1√IC
(SI)
2.1 Modellering 13
0
0.1
0.2
0.3
0.4
0.5
0.6
0.7
0.001 0.01 0.1 1 10 100 1000
IC
n = 1.2
cGSi
cGBi
cBSi
Figuur 2.1.5: De intrinsieke genormaliseerde capaciteiten cGSi, cGBi en cBSi in functie van de inversie-
coëfficiënt IC
Extrinsieke capaciteiten De extrinsieke capaciteiten bestaan uit de overlapcapaciteiten
tussen de gate en de source, drain of bulk:
CGSe = WCGSO (2.1.21)
CGDe = WCGDO (2.1.22)
CGBe = LCGBO (2.1.23)
en de junctiecapaciteiten gevormd door de parasitaire drain-bulk diode en source-bulk diode. In
dit werk zullen we ervan uitgaan dat deze junctiecapaciteiten evenredig zijn met oppervlakte van
respectievelijk de drain en de source. Deze oppervlakte is echter afhankelijk van de layout van
de transistor, meerbepaald van het aantal vingers. Een transistor met breedte W en lengte L
en m vingers kan gezien worden als m transistoren met breedte W/m en lengte L in parallel,
waarbij de gates kortgesloten worden. In figuur 2.1.6a wordt de layout van een transistor met
één vinger getoond, terwijl in figuur 2.1.6b twee vingers gebruikt worden. Het is duidelijk dat
in figuur 2.1.6b de oppervlakte van de drain half zo groot is als die van in figuur 2.1.6a. Door
een even aantal vingers te gebruiken, kan de oppervlakte van de drain gehalveerd worden. Voor
een groot aantal vingers wordt tevens de oppervlakte van de source ongeveer gehalveerd. In dat
2.1 Modellering 14
S G D
(a) één vinger
S SDG G
(b) 2 vingers
Figuur 2.1.6: Layout van een transistor (bovenaanzicht)
In,D
Figuur 2.1.7: Model ruis MOS-transistor
geval krijgen we:
CBSe = CjS ≈WCJSO (2.1.24)
CBDe = CjD ≈WCJDO (2.1.25)
2.1.3 Ruis
De MOS-transistor bevat verschillende ruisbronnen. In dit werk zullen we ons enkel concentreren
op thermische ruis. Deze wordt gemodelleerd zoals in figuur 2.1.7, waarbij de ruisbron In,D het
volgende vermogenspectrum heeft:
SID = 4kTnΓgm (2.1.26)
Γ is een stijgende functie van IC en bedraagt 1/2 in zwakke inversie en 2/3 in sterke inversie.
In dit werk zullen we voor de eenvoud steeds Γ = 2/3 veronderstellen.
2.1.4 Mismatch
Mismatch leidt tot verschillen tussen identiek ontworpen en gebruikte transistoren [12]. De
belangrijkse oorzaken van mismatch zijn verschillen in de thresholdspanning VT en verschillen
in de transconductantiefactor KP ∼ I0. Er wordt aangenomen dat deze random verschillen
onafhankelijk zijn en normaal verdeeld zijn met gemiddelde 0 [6]. Formule 2.1.27 modelleert
2.2 Parameters 15
grootheid eenheid nMOS pMOS
Lmin µm 0.130 0.130
I0 nA 561.1 134.2
VT0 mV 272 244
n 1.2 1.2
AV T0 mV µm 3.08 3.01
AKP % µm 1.43 1.97
Tabel 2.2.1: Parameters EKV-model, T = 300 K
beide fenomenen.
σ∆VGS=
1√WL
√A2V T0 +
(AKPgm/ID
)2
(2.1.27)
2.2 Parameters
In dit werk wordt gebruik gemaakt van het een 0.13 µm-proces.
Van zowel de nMOS- als pMOS-transistoren werden de in sectie 2.1 geïntroduceerde para-
meters geëxtraheerd uit het door de fabrikant geleverde BSIM-model. De details van deze pa-
rameterextractie vallen buiten het bestek van dit werk. Enkele noodzakelijke parameters (COX ,
CGSO, CGDO, CGBO) kunnen rechtstreeks gekopieerd worden uit het BSIM-model. Aangezien er
een NDA-overeenkomst bestaat met de fabrikant, zullen deze parameters niet gegeven worden.
De overige parameters worden samengevat in tabel 2.2.1.
BASISTOPOLOGIEËN 16
Hoofdstuk 3
Basistopologieën
In dit hoofdstuk worden enkele circuittopologieeën besproken die veelvuldig gebruikt zullen wor-
den in dit werk.
3.1 Differentiële active-feedback TIA
Figuur 3.1.1 toont het circuit van een differentiële active-feedback TIA. Dit circuit bestaat uit
het differentiaalpaar (MX , M ′X) dat samen met de last (RL, R′L) een differentiële spannings-
versterker vormt met ingang (Vip, Vin) en uitgang (Vop, Von). De uitgang (Vop, Von) wordt
gekruisd verbonden met de ingang van het differentiaalpaar (MF , M ′F ) dat de feedback verzorgt.
Bij elke transistor wordt de bulk verbonden met de source. In dat geval is de spanningsge-
stuurde stroombron in figuur 2.1.3 gegeven door gmVGS . Het kleinsignaal differentieel halfcircuit
is gegeven in figuur 3.1.2 Hier is Iid = Iip− Iin, Vid = Vip−Vin, Vod = Vop−Von. De kleinsignaal-
transconductantie vanMF enM ′F wordt genoteerd als gmF , terwijl die vanMX enM ′X genoteerd
wordt als gmX . De capaciteiten C1 tot en met C5 zijn gegeven door:
C1 = CS + CGS,X + CGB,X (3.1.1)
C2 = CGD,X (3.1.2)
C3 = CJD,X + CGS,F + CGB,F + CL (3.1.3)
C4 = CGD,F (3.1.4)
C5 = CJD,F (3.1.5)
waarbij CS de uitgangscapaciteit van de bron en CL de lastcapaciteit voorstellen; zie figuur 3.1.3.
3.1 Differentiële active-feedback TIA 17
MF M ′F
IX
Vop Von
R R′RL R′L
Iip Iin
IF
Vip VinMX M ′X
Figuur 3.1.1: Circuit van een differentiële active-feedback TIA
iid R C1 gmXvid RL C3 C5gmF vod
i iC2 C4
vodvid −vid
Figuur 3.1.2: Kleinsignaal differentieel halfcircuit van de differentiële active-feedback TIA
IIDactive-feedback
TIACL2 VOD
CS2
Figuur 3.1.3: Differentiële aansturing van de active-feedback TIA
3.1 Differentiële active-feedback TIA 18
Voor we dit circuit analyseren introduceren we de volgende grootheden:
A0 = gmXRL (3.1.6)
RF = 1/gmF (3.1.7)
Cβ = C1 + C2 + C4 + C5 (3.1.8)
Cγ = C2 + C3 + C4 (3.1.9)
Cδ = C2 − C4 (3.1.10)
C2α = CβCγ−C2
δ = C1C2 +C1C3 +C1C4 +C2C3 +4C2C4 +C2C5 +C3C4 +C3C5 +C4C5 (3.1.11)
3.1.1 Stabiliteit en geslotenkringtransferfunctie
Na analyse van het circuit van figuur 3.1.2 met behulp van de return ratio techniek (zie appendix
A.1) verkrijgt men de volgende transferfuncties voor de return ratio R, de directe feedthrough d
en de geslotenkringversterking A∞ bij R →∞:
R = RDC ·1 + s/ωz
1 + s/ (ω0Q) + s2/ω20
(3.1.12)
d =sRRLCδ
1 + s/ (ω0Q) + s2/ω20
(3.1.13)
A∞ = − RF1 + sRFCδ
(3.1.14)
met
RDC = A0R
RF(3.1.15)
ωz =1
RFCδ(3.1.16)
ω0 =1√
RRLC2α
(3.1.17)
Q =
√RRLC2
α
RCβ +RLCγ − RRFRLCδ
(3.1.18)
Tensotte kan de geslotenkringtransimpedantie gevonden worden:
vodiid
= ZT (s) = −RT ·1− s/ω′z
1 + s/ (ω′0Q′) + s2/ω′0
2 (3.1.19)
met
RT =A0
A0 +RF /R·RF (3.1.20)
3.1 Differentiële active-feedback TIA 19
ω′z =gmXCδ
(3.1.21)
ω′0 =
√A0 +RF /R
RFRLC2α
(3.1.22)
Q′ =
√(A0 +RF /R)RFRLC2
α
RF (Cβ +A0Cδ +RL/R ·Cγ)−RLCδ(3.1.23)
Men kan opmerken dat C2 en C4, die de gate-drain capaciteiten van respectievelijk M1 en MF
voorstellen, typisch veel kleiner zijn dan de andere capaciteiten in deze vergelijkingen. Wanneer
we Cδ = C2 − C4 verwaarlozen ten opzichte van Cβ en Cγ , bekomen we:
R ≈ RDC ·1 + sRFCδ
(1 + sRCβ) (1 + sRLCγ)(3.1.24)
R ≈ RDC ·1 + s/ωz1
(1 + s/ωp1) (1 + s/ωp2)(3.1.25)
met ωz1 = 1/ (RFCδ), ωp1 = 1/ (RCβ) en ωp2 = 1/ (RLCγ).
Er wordt vervolgens verondersteld dat ωz1 dan de frequentie waarop |R| = 1 en dus geen
invloed zal hebben op de fasemarge.
Wanneer R(s) twee reële polen bevat en geen nullen, zoals hier benaderend het geval is,
bestaat er een benaderend verband tussen de fasemarge φm en de Q-factor Q′ van de gesloten-
kringtransferfunctie [15]:
φm = arctan
√
2(1 + 4Q′4
)1/2 − 1
(3.1.26)
Dit verband is geplot in figuur 3.1.4. We zullen in hoofdstuk 5 Q′ = 1/√
2 kiezen, waardoor
de geslotenkringtransferfunctie een zogenaamde Butterworth-respons heeft. Dit zal voor een
maimaal vlakke amplituderespons zonder peaking zorgen. Deze keuze komt, met (3.1.26), overeen
met φm = 65.5°. In de literatuur wordt vaak φm ≥ 60 gekozen [8]. Wanneer Q′ = 1/√
2 gekozen
wordt, vormt stabiliteit dus geen probleem.
Indien we in (3.1.23) Cδ = 0 stellen, heeft de vergelijking Q′ = 1/√
2 de volgende oplossingen
voor de verhouding tussen de polen van R(s):
ωp1ωp2
= RDC ∓√R2DC − 1 (3.1.27)
Indien RDC < 1 of, equivalent, A0 < RF /R, bestaat er geen oplossing, en is het dus onmogelijk
om Q′ = 1/√
2 te behalen. Voor RDC ≥ 1 correspondeert de eerste oplossing (minteken) met
ωp1 ≤ ωp2, en de tweede oplossing (plusteken) correspondeert met ωp1 ≥ ωp2, zoals te zien
op figuur 3.1.5. Vervolgens worden de volgende benaderingen gemaakt: RDC −√R2DC − 1 ≈
3.1 Differentiële active-feedback TIA 20
10
20
30
40
50
60
70
80
90
0 1 2 3 4 5
φm
[]
Q′
Figuur 3.1.4: Fasemarge φm in functie van de Q-factor Q′ van de geslotenkringtransferfunctie
0.01
0.1
1
10
100
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
ωp1
ωp2
RDC
RDC −√R2
DC − 1RDC −
√R2
DC − 11/(2RDC)
2RDC
Figuur 3.1.5: Oplossingen ωp1/ωp2 in functie van RDC
3.1 Differentiële active-feedback TIA 21
1/ (2RDC) en RDC +√R2DC − 1 ≈ 2RDC voor RDC 1 of, equivalent, A0 RF /R. Deze
benaderingen worden ook weergegeven in figuur 3.1.5, en leiden tot de volgende uitdrukking voor
de verhouding tussen de polen van R(s):
ωmaxωmin
≈ 2RDC = 2A0R
RF(3.1.28)
waarbij ωmax = max (ωp1, ωp2) en ωmin = min (ωp1, ωp2). We introduceren we het versterkings-
bandbreedteproduct van R:ω0 dB = RDC ·ωmin (3.1.29)
waardoor men (3.1.28) kan herschrijven tot
ωmax ≈ 2ω0 dB (3.1.30)
De niet-dominante pool van R moet dus op een twee keer zo hoge frequentie liggen als het
versterkingsbandbreedteproduct.
Men kan eveneens een eenvoudig verband vinden tussen de polen van R met frequenties ωp1,
ωp2 en de natuurlijke frequentie ω′0 van de geslotenkringtransferfunctie:
ω′0 =√RDC ·ωp1ωp2 ·
√1 +
1
RDC=√ω0 dB ·ωmax ·
√1 +
1
RDC≈ √ω0 dB ·ωmax (3.1.31)
waarbij de benadering geldt voor RDC 1. In dat geval is de natuurlijke frequentie ω′0 van de
geslotenkringtransimpedantie gelijk aan het geometrisch gemiddelde van het versterkingsband-
breedteproduct ω0 dB en de frequentie van de niet-dominante pool van R. De vergelijkingen
(3.1.30) en (3.1.31) worden grafisch weergegeven in figuur 3.1.6.
3.1.2 Transimpedantielimiet
De transimpedantielimiet is een krachtig concept, dat de afweging tussen transimpedantie, band-
breedte en de technologie van een TIA weergeeft [11].
Om de transimpedantielimiet van het circuit uit figuur 3.1.1 te bepalen, zullen we eerst
veronderstellen dat de nul in (3.1.19) zich op een veel grotere frequentie bevindt dan de natuurlijke
frequentie ω′0, zodat deze nul geen invloed heeft op de bandbreedte van het circuit. Dan is voor
Q′ ≤ 1/√
2 de bandbreedte begrensd door:
BW ≤ ω′02π
(3.1.32)
en gelijkheid treedt op voor Q′ = 1/√
2. Uit (3.1.32), (3.1.20) en (3.1.22) volgt dat
RT · (2πBW )2 ≤ A0
RLC2α
≈ A0
RLCβCγ(3.1.33)
3.1 Differentiële active-feedback TIA 22
0
RDC
RT
ωmin ω0 dB ω′0 ωmax
|·|[dB
]
ω
×2
RZT
Figuur 3.1.6: Bode-schets van |R(ω)| voor Q′ = 1/√
2 en RDC 1
iid R C1 gmXvid RL C3 C5gmF vod
i iC2 C4
vodvid −vid
In,A In,B
Figuur 3.1.7: Kleinsignaal differentieel halfcircuit van de differentiële active-feedback TIA, met ruis-
bronnen In,A en In,B
Schrijven we het versterkingsbandbreedteproduct van de spanningsversterker gevormd door het
differentiaalpaar (MX , M ′X) en last (RL, R′L) als
GBWX =A0
2πRLCγ=
gm2πCγ
(3.1.34)
dan krijgen we als transimpedantielimiet voor dit circuit:
RT ≤GBWX
2πCβBW 2(3.1.35)
3.1.3 Ruis
Aan het kleinsignaalschema van figuur 3.1.2 werden ruisbronnen toegevoegd; we bekomen het
schema van figuur 3.1.7. In,A stelt de ruis gegenereerd door de weerstandR en transistorMF voor;
3.1 Differentiële active-feedback TIA 23
RTgmR
RT
1RCβ
ω′0 ω′zTransferfun
ctiesH
(s)vanruisbron
nenna
arde
uitgan
g,|·|
ω
HIn,R , HIn,MFHIn,RL
, HIn,MX
Figuur 3.1.8: Bode-schets van de amplitude van transferfuncties H(s) van ruisbronnen naar de uitgang
VOD
In,A = In,R + In,MF. Analoog is In,B = In,RL
+ In,MX. Men bekomt de volgende transferfuncties
van de ruisbronnen naar de uitgang vod:
HIn,R= HIn,MF
= −ZT (s) (3.1.36)
HIn,RL= HIn,MX
= − RTgmR
·1 + sRCβ
1 + s/ (ω′0Q′) + s2/ω′0
2 (3.1.37)
De amplitudekarakteristieken van deze transferfuncties zijn geschetst in figuur 3.1.8
Om het spectrum van de ingangsgerefereerde ruis te berekenen, zijn volgens appendix A.3.1
de transferfunctieverhoudingen Gn,Y = Hn,Y /Hs noodzakelijk. Deze zijn voor de active-feedback
TIA gegeven door:
GIn,R= GIn,MF
= −1 (3.1.38)
GIn,RL= GIn,MX
= − 1
gmR·1 + sRCβ1− s/ω′z
(3.1.39)
De amplitudekarakteristieken van deze transferfunctieverhoudingen zijn geschetst in figuur 3.1.9.
3.2 Differentiële active-feedback Cherry-Hooper spanningsversterker 24
1gmR
1
1RCβ
ω′z
Transferfun
ctieverhou
ding
enG
(s)vanruisbron
nen,|·|
ω
GIn,R , GIn,MFGIn,RL
, GIn,MX
Figuur 3.1.9: Bode-schets van de amplitude van transferfunctieverhoudingen G(s) van ruisbronnen
vi vo
TIAtransconductantie
Figuur 3.2.1: Principe Cherry-Hooper spanningsversterker
3.2 Differentiële active-feedback Cherry-Hooper spanningsverster-
ker
De Cherry-Hooper spanningsversterker werd geïntroduceerd door Cherry en Hooper in [3]. Het
principe wordt voorgesteld in figuur 3.2.1. Een Cherry-Hooper trap bestaat uit een transcon-
ductantie die een TIA aanstuurt. Dit circuit produceert een tweede-orde karakteristiek, hetgeen
voordelig is bij het cascaderen van verschillende trappen, zie ook 5.1.2. Tevens wordt de band-
breedte verhoogd en het Miller-effect verminderd in vergelijking met een gewone common-source
trap [10].
In dit werk wordt gebruik gemaakt van een active-feedback Cherry-Hooper spanningsverster-
ker. De TIA die gebruikt wordt is een active-feedback TIA; aan de hand van de vergelijkingen
opgesteld in 3.1 kan men vrij eenvoudig deze schakeling karakteriseren.
3.2 Differentiële active-feedback Cherry-Hooper spanningsversterker 25
M1 M ′1
MF M ′F
I1
vop von
IF
vip vin
R1 R′1R2 R′2
I2
M2 M ′2
Figuur 3.2.2: Differentiële active-feedback Cherry-Hooper spanningsversterker
gmvid
active-feedback
TIAvod
vid
CGD,1
CJD,1
vxd
Figuur 3.2.3: Kleinsignaal differentieel halfcircuit van de differentiële active-feedback Cherry-Hooper
spanningsversterker
3.2.1 Stabiliteit en geslotenkringtransferfunctie
In figuur 3.2.2 wordt het circuit van de differentiële active-feedback Cherry-Hooper spanningsver-
sterker voorgesteld. Het circuit bestaat uit een differentiaalpaar (M1, M ′1) dat een differentiële
active-feedback TIA aanstuurt. Opnieuw worden voor elke transistor bulk en source met elkaar
verbonden. Het differentieel kleinsignaalschema is getekend in figuur 3.2.3. In figuur 3.2.4 werd
de aansturende transistor vervangen door zijn Norton-equivalent, met
iN = −gm1 (1− sCGD,1/gm1) vid (3.2.1)
CN = CGD,1 + CJD,1 (3.2.2)
Dit circuit is nu van de vorm afgebeeld in figuur (3.1.2). We bekomen CS = CN en deze capaciteit
wordt, net als in sectie 3.1 opgenomen in C1. De openkringtransferfuncties zijn:
3.2 Differentiële active-feedback Cherry-Hooper spanningsversterker 26
active-feedback
TIAvod
iN CN
Figuur 3.2.4: Alternatief kleinsignaal differentieel halfcircuit van de differentiële active-feedback
Cherry-Hooper spanningsversterker
R = RDC ·1 + s/ωz
1 + s/ (ω0Q) + s2/ω20
(3.2.3)
d = −gm1sR1R2Cδ(1− s/ωz2)
1 + s/ (ω0Q) + s2/ω20
(3.2.4)
A∞ = gm1RF1− s/ωz2
1 + sRFCδ(3.2.5)
waarbij ωz2 als volgt is gedefinieerd :
ωz2 =gm1
CGD,1(3.2.6)
Voor de active-feedback Cherry-Hooper is de return ratio R dus gelijk aan die gevonden in sectie
3.1.1. De opmerkingen in verband met stabiliteit, gegeven in die sectie, gelden nog steeds. De
geslotenkringspanningsversterking is:
vodvid
= AS = AS,0 ·(1− s/ω′z) (1− s/ωz2)
1 + s/ (ω′0Q′) + s2/ω′0
2 (3.2.7)
met
AS,0 = gm1RT = gm1RF ·A2,0
A2,0 +RF /R1= A1,0 ·A2,0 (3.2.8)
met A1,0 en A2,0 de DC-spanningsversterking van respectievelijk vid naar vxd en vxd naar vod,
zie figuur 3.2.3:
A1,0 =vodvid
=gm1RF
A2,0 +RF /R1(3.2.9)
A2,0 =vodvxd
= gm2R2 (3.2.10)
3.2.2 Spanningsversterkingslimiet
Gebaseerd op de transimpedantielimiet afgeleid in sectie 3.1.2, kan men nu een spanningsver-
sterkingslimiet introduceren voor de active-feedback Cherry-Hooper spanningsversterker. De
3.2 Differentiële active-feedback Cherry-Hooper spanningsversterker 27
nullen in de geslotenkringtransferfunctie, gegeven door (3.2.7), worden verwaarloosd. Dan is,
voor Q′ ≤ 1/√
2, de bandbreedte begrensd door
BW ≤ ω′02π
(3.2.11)
Uit (3.2.11), (3.2.8) en (3.1.22) volgt dan dat:
AS,0 (2πBW )2 ≤ gm1gm2
C2α
≈ gm1
Cβ·gm2
Cγ(3.2.12)
Introduceren we nu de gain-bandwidth-producten
GBW1 =gm1
2πCβ(3.2.13)
GBW2 =gm2
2πCγ(3.2.14)
van respectievelijk het differentiaalpaar (M1,M ′1) en het differentiaalpaar (M2,M ′2) bekomt men
volgende uitdrukking voor de spanningsversterkingslimiet:
AS,0 ≤GBW1 ·GBW2
BW 2(3.2.15)
waarbij gelijkheid optreedt voor Q′ = 1/√
2.
3.2.3 Ingangsimpedantie
In hoofdstuk 5 zullen verschillende Cherry-Hooper spanningsversterkers gecascadeerd worden.
Om de dynamiek van deze cascade te berekenen is het noodzakelijk de ingangsimpedantie van
een Cherry-Hooper spanningsversterker te kennen. Deze wordt hier benaderd met behulp van de
Miller benadering:
CIN ≈ CGS,1 + CGB,1 + (A1,0 + 1)CGD,1 (3.2.16)
3.2.4 Ruis
De noodzakelijke berekeningen voor de bepaling van het spectrum van de ingangsgerefereerde
ruis worden uitgevoerd aan de hand van figuur 3.2.5. In,in,T IA stelt de ruis voor van de active-
feedback TIA, gerefereerd naar zijn ingang. In,M1 stelt de ruis, gegenereerd door M1, voor. Men
bekomt de volgende transferfuncties van de ruisbronnen naar de uitgang vod:
HIn,R1= HIn,M1
= HIn,MF= −ZT (s) (3.2.17)
HIn,R1= HIn,M2
= − RTgm2R1
·1 + sR1Cβ
1 + s/ (ω′0Q′) + s2/ω′0
2 (3.2.18)
3.2 Differentiële active-feedback Cherry-Hooper spanningsversterker 28
active-feedback
TIAvod
iN CN In,in,T IA − In,M1
Figuur 3.2.5: Kleinsignaal differentieel halfcircuit van de differentiële active-feedback Cherry-Hooper
spanningsversterker voor de berekening van ingangs- en uitgangsgerefereerde ruis
RTgm2R1
RT
1R1Cβ
ω′0 ω′zTransferfun
ctiesH
(s)vanruisbron
nenna
arde
uitgan
g,|·|
ω
HIn,R1, HIn,M1
,HIn,MFHIn,R2
, HIn,M2
Figuur 3.2.6: Bode-schets van de amplitude van transferfuncties H(s) van ruisbronnen naar de uitgang
vod
3.2 Differentiële active-feedback Cherry-Hooper spanningsversterker 29
1gm1gm2R1
1gm1
1R1Cβ
ωz2 ω′z
Transferfun
ctieverhou
ding
enG
(s)vanruisbron
nen,|·|
ω
GIn,R1, GIn,M1
,GIn,MFGIn,R2
, GIn,M2
Figuur 3.2.7: Bode-schets van de amplitude van transferfunctieverhoudingen G(s) van ruisbronnen
De amplitudekarakteristieken van deze transferfuncties zijn geschetst in figuur 3.2.6. Om het
spectrum van de ingangsgerefereerde ruis te berekenen, zijn volgens appendix A.3.1 de transfer-
functieverhoudingen Gn,Y = Hn,Y /Hs noodzakelijk. Deze zijn voor de active-feedback Cherry-
Hooper spanningsversterker gegeven door:
GIn,R1= GIn,M1
= GIn,MF=
1
gm1 (1− s/ωz2)(3.2.19)
GIn,R1= GIn,M2
=1
gm1gm2R1·
1 + sR1Cβ(1− s/ω′z) (1− s/ωz2)
(3.2.20)
De amplitudekarakteristiek van deze transferfunctieverhoudingen zijn geschetst in figuur 3.2.7.
ONTWERP VAN DE UITGANGSBUFFER 30
Hoofdstuk 4
Ontwerp van de uitgangsbuffer
In dit hoofdstuk wordt de uitgangsbuffer ontworpen. In de specificaties is gegeven dat de differen-
tiële peak-to-peak uitgangsspanning V ppod ≈ 400 mV moet zijn. Het differentiële uitgangssignaal
van deze schakeling moet, zoals vermeld in hoofdstuk 1, via 50 Ω-transmissielijnen naar een
CDR-circuit worden gevoerd, zie figuur 1.3.1. Om reflecties, en de daardoor veroorzaakte in-
tersymboolinterferentie, te vermijden zal men de single-ended ingangsimpedantie ZL van het
CDR-circuit 50 Ω kiezen, net als de differentiële uitgangsimpedantie ZS van de uitgangsbuffer.
In hoofdstuk 5 zal blijken dat de een belangrijk deel van het totaal gedissipeerd vermogen
evenredig is met de ingangscapaciteit van de uitgangsbuffer. Om die reden zullen we een gewoon
differentiaalpaar vergelijken met een zogenaamd differentieel “fT -doubler” circuit. Dit laatste
circuit zou ervoor moeten zorgen dat de ingangscapaciteit ongeveer gehalveerd wordt [9].
4.1 Differentiaalpaar
Het circuit van het differentiaalpaar is gegeven in figuur 4.1.1. We kiezen R en R′ gelijk aan
Vop Von
M1 M ′1
R R′
Itot
VinVip
Figuur 4.1.1: Differentiaalpaar
4.2 Differentiële “fT -doubler” 31
R//RLgmvid
vod
vid
Figuur 4.1.2: Differentieel kleinsignaalschema in DC voor het differentiaalpaar
R//RLgmvid
vod
vid C1
C2
C3
Figuur 4.1.3: Differentieel kleinsignaalschema voor de berekening van ingangs- en uitgangscapaciteit
van het differentiaalpaar
50 Ω. De kleinsignaal differentiële DC-versterking is dan gegeven door A0 = −gm · 25 Ω. We
kiezen gm = 40 mS zodat |A0| = 1. Om de zwaai uit de specificaties
Differentiële DC-versterking Voor de kleinsignaal DC-versterking wordt de lezer verwezen
naar het circuit van figuur 4.1.2. De DC-versterking wordt eenvoudig gevonden:
vodvid
= A0 = −gm (R//RL) (4.1.1)
Ingangscapaciteit Voor de berekening van de ingangs- en uitgangscapaciteit worden aan het
circuit van figuur 4.1.2 de capaciteiten C1 = CGD + CGB , C2 = CGD en C3 = CJD toegevoegd
en we bekomen het circuit van figuur 4.1.3. Met behulp van de Miller benadering vindt men:
Cin = C1 + (1 + |A0|)C2 (4.1.2)
Uitgangscapaciteit Met behulp van de Miller benadering vindt men eenvoudig:
Cout = C3 +
(1 +
1
|A0|
)C3 (4.1.3)
4.2 Differentiële “fT -doubler”
Het circuit van de differentiële “fT -doubler” is gegeven in figuur 4.2.1.
Differentiële DC-versterking Om de DC-versterking te onderzoeken, bekijken we eerst het
onderste gedeelte van de schakeling, afgebeeld in figuur 4.2.2. Voor een differentieel ingangssig-
4.2 Differentiële “fT -doubler” 32
Vop
M1 M ′1
R
Vip
Von
M1 M ′1
R′
VbVin
Itot2
Itot2
Figuur 4.2.1: Differentiële “fT -doubler”
M1 M ′1Vip M1 M ′1VbVin
Itot2
Itot2
I1 I2
Figuur 4.2.2: Onderste deel van de differentiële “fT -doubler”
i1 i2
gmvxgmv
vx
vvid2
Figuur 4.2.3: Differentieel kleinsignaalschema in DC van het onderste deel van de differentiële “fT -
doubler”
4.2 Differentiële “fT -doubler” 33
i1 i2
vop
R//RL
von
R′//R′L
−i1−i2
Figuur 4.2.4: Kleinsignaalschema van het bovenste deel van de differentiële “fT -doubler” bij differentiële
aansturing
i1
gmvx
gmv
vx
vvid2
C1
C1
i2
C2
Figuur 4.2.5: Circuit voor de berekening van de ingangscaapaciteit van de differentiële “fT -doubler”
naal verkrijgen we het kleinsignaalschema van figuur 4.2.3. We bekomen:
i1 − i2 = gmvid2
(4.2.1)
Vervolgens bekijken we de bovenkant van de “fT -doubler”. In het geval dat de “fT -doubler”
differentieel aangestuurd is, bekomen we de situatie van figuur 4.2.4. We bekomen:
vod = vop − von = −2 (R//RL) (i1 − i2) = −gm (R//RL) · vid (4.2.2)
en dusvodvid
= A0 = −gm (R//RL) (4.2.3)
Ingangscapaciteit Om de ingangsimpedantie te berekenen voegen we C1 = CGS + CGB en
C2 = CGD toe aan het schema van figuur 4.2.2. We bekomen figuur 4.2.5. We bekomen:
vx =vid4
(4.2.4)
Cin =C1
2+ (|A0|+ 1)C2 (4.2.5)
waarbij gebruik gemaakt is van de Miller benadering. Voor C1 (|A0|+ 1)C2 bekomen we dat
de ingangscapaciteit gehalveerd wordt t.o.v. een gewoon differentiaalpaar. Dit is de reden voor
de benaming “fT -doubler”.
4.3 Vergelijking 34
Uitgangscapaciteit Aan de hand van figuur 4.2.1 is makkelijk in te zien dat de uitgangsca-
paciteit te schrijven is als:
Cout = 2C3 +
(2 +
1
|A0|
)C2 (4.2.6)
met C3 = CJD. Voor grote A0 wordt de uitgangscapaciteit dus verdubbeld t.o.v. een gewoon
differentiaalpaar.
4.3 Vergelijking
In deze sectie worden de differentiële “fT -doubler” en het differentiaalpaar vergeleken. Beide
topologieën hebben dezelfde DC-versterking A0 = −gm (R/RL), maar de ingangscapaciteit ver-
schilt. We zullen, zoals eerder vermeld, R = RL = 50 Ω kiezen om reflecties te vermijden.
Tevens zullen we gm = 40 mS kiezen om eenheidsversterking (voor kleine signalen) te bereiken.
We zullen nu de minimale ingangscapaciteit Cin berekenen in functie van het door de buffer ge-
dissipeerd vermogen PBUFFER = VDD · ITOT . Er kan opgemerkt worden dat, voor beide circuits,
de maximale zwaai van de uitgangsspanning gegeven is door
(V ppod
)max
= 2 · Itot · (R//RL) (4.3.1)
De specificatie op de zwaai van de uitgangsspanning kan dus niet gehaald worden voor Itot <
8 mA.
De minimale ingangscapaciteit Cin,min wordt als volgt bepaald:
1. berekening van ID in functie van Itot
2. berekening van(gmID
)min
: de minimale transconductantie-efficiëntie waarvoor gm ≥ 40 mS
3. berekening van ICmax: de maximale inversiecoëfficiënt waarvoor gmID≥(gmID
)min
4. berekening van Wmin: de minimale W die volgt uit ID = I0WL ICmax
5. berekening van Cin,min: de ingangscapaciteit die overeenkomt met Wmin en ICmax
In figuur 4.3.1 is de minimale ingangscapaciteit Cin,min geplot als functie van het door de buf-
fer gedissipeerd vermogen PBUFFER. Er werd hier gebruik gemaakt van een experimenteel
bepaalde transconductantie-efficiëntie. Op deze figuur is te zien dat de “fT -doubler” slechts
voordelig is vanaf een bepaalde stroom Itot, of equivalent, PBUFFER. Wanneer gekozen wordt
voor Itot > 8 mA moet er echter een vorm van gain controle gebruikt worden; zoniet zal voor
4.4 Resultaten 35
50
100
150
200
250
300
350
400
450
500
550
600
5 10 15 20 25 30 35 40
Cin
min
[fF]
PBUFFER [mW]
T = 300 KL = 0.13 µmnMOS
differentiaalpaarfT -doubler
Figuur 4.3.1: De minimale ingangscapaciteit Cin,min als functie van het gedissipeerd vermogen
PBUFFER, voor een differentiaalpaar en “fT -doubler”
grote ingangssignalen V ppod ≥ 400 mV. Aangezien dit een zekere complexiteit met zich meebrengt,
zal Itot = 8 mA gekozen worden. Daaruit volgt dat PBUFFER = 9.6 mA en er wordt gekozen
voor het differentiaalpaar om de uitgangsbuffer te realiseren. Dit leidt volgens figuur 4.3.1 tot
Cin = 200 fF (4.3.2)
Hiermee komt de volgende dimensionering overeen: ID = 4 mA, IC = 10, W = 90 µm,
L = 0.13 µm.
4.4 Resultaten
In figuur 4.4.1 is de bodeplot van de ontworpen uitgangsbuffer gegeven. De bandbreedte bedraagt
92 GHz en zal geen invloed hebben op de bandbreedte van het totale systeem. In figuur 4.4.2 is
de ingang-uitgangskarakteristiek gegeven voor DC. Voor differentiële ingangssignalen groter dan
ongeveer 200 mV zal de buffer limiterend werken; de maximale differentiële uitgangsspanning is
400 mVpp.
4.4 Resultaten 36
-7
-6
-5
-4
-3
-2
-1
0
1
1 10 100 1000
|A|[dB
]
f [GHz]
Figuur 4.4.1: Bodeplot van de ontworpen uitgangsbuffer
-200
-100
0
100
200
-400 -200 0 200 400
Vod[m
V]
Vid [mV]
Figuur 4.4.2: Ingang-uitgangskarakteristiek van de ontworpen uitgangsbuffer
ONTWERP VAN DE TRANSIMPEDANTIEVERSTERKER EN HOOFDVERSTERKER 37
Hoofdstuk 5
Ontwerp van de
transimpedantieversterker en
hoofdversterker
In dit hoofdstuk worden, met behulp van de formules afgeleid in hoofdstuk 3, zowel de TIA
als de MA gedimensioneerd. Bij deze dimensionering wordt aandacht besteed aan de tradeoff
tussen totale transimpedantie, totaal gedissipeerd vermogen en totale ingangsgerefereerde ruis.
We zullen de TIA en de MA zo ontwerpen dat de totale bandbreedte ongeveer 23B = 6.7 GHz
bedraagt, aangezien dit een goede afweging is tussen ingangsgerefereerde ruis in intersymboolin-
terferentie [10].
5.1 De transimpedantielimiet
In sectie 3.1.2 werd de transimpedantielimiet bepaald voor een active-feedback TIA. We zullen
deze transimpedantielimiet gebruiken om de structuur van de ontvanger te bepalen.
We zullen de DC-transimpedantie van de ingang naar de uitgang van de ontvanger benoemen
met RTOT . Uit de specificaties, opgesomd in tabel 1.3.1, volgt dat de totale transimpedantie
minstens 78 dBΩ moet bedragen voor het kleinste ingangssignaal.
5.1 De transimpedantielimiet 38
5.1.1 Active-feedback TIA
In (3.1.35) werd de transimpedantielimiet voor de active-feedback TIA gegeven. Deze wordt
hieronder herhaald:
RT ≤GBWX
2πCβBW 2(5.1.1)
waarbij
GBWX =gmX2πCγ
(5.1.2)
het versterkingbandbreedteproduct van (MX , M ′X) uit figuur 3.1.1. De definities van de ca-
paciteiten Cβ en Cγ zijn gegeven in (3.1.8) en (3.1.9). Gebruiken we deze TIA om de stroom
geleverd door de PIN-diode om te zetten naar een spanning, dan is CS uit figuur 3.1.3 gelijk aan
de som van de depletiecapaciteit van de PIN-diode CD en Cpad: CS = CD + Cpad = 300 fF. We
zullen nu een bovengrens op de transimpedantielimiet afleiden. Ten eerste verwaarlozen we alle
capaciteiten in Cβ ten opzichte van CS : Cβ ≈ CS . Vervolgens verwaarlozen we alle parasitaire
capaciteiten van de feedbacktransistoren (MF , M ′F ) alsook de lastcapaciteit CL. We bekomen
als bovengrens:
RT,up =gmX
CJD,X + CGD,X·
1
CD + Cpad·
1
(2πBW )2 (5.1.3)
Deze bovengrens wordt in functie van de inversiecoëfficient IC van (MX , M ′X) geplot in figuur
5.1.1. Aangezien de totale transimpedantie minstens 78 dBΩ moet bedragen, blijkt uit deze
figuur dat dit niet haalbaar is zonder bijkomende versterking.
5.1.2 Active-feedback TIA gevolgd door N identieke active-feedback Cherry-
Hooper trappen
In deze sectie wordt de transimpedantielimiet bepaald van de ontvangerstructuur van figuur
5.1.2. Deze structuur bestaat uit een cascade gevormd door één active-feedback TIA gevolgd
door N identieke active-feedback Cherry-Hooper trappen. Zowel de TIA als elk van de Cherry-
Hooper trappen hebben een tweede-orde respons. De bandbreedte BW en Q-factor Q′ van elk
trap worden bovendien gelijk genomen aan die van de TIA.
Door het gebruik van meerdere trappen zal de bandbreedte BWTOT van de cascade lager zijn
dan BW , de bandbreedte van één trap. Eisen we dat Q′ ≤ 1/√
2, dan kan de bandbreedtever-
mindering eenvoudig berekend worden als [11]:
BWTOT
BW≤ 4√
21/(N+1) − 1 (5.1.4)
en gelijkheid treedt op bij Q′ = 1/√
2. Deze vergelijking is geplot in figuur 5.1.3. Ter vergelijking
5.1 De transimpedantielimiet 39
0
20
40
60
80
0.001 0.01 0.1 1 10 100 1000
RT,u
p[dB
Ω]
IC
BW = 6.7 GHzCD + Cpad = 300 fFT = 300 KL = 0.13 µmnMOS
RT,up
specificatie
Figuur 5.1.1: RT,up: een bovengrens op de transimpedantielimiet in functie van de inversiecoëfficiënt
AS AS AS
N Cherry-Hooper trappen
active-feedback
TIA
Figuur 5.1.2: De ontvangerstructuur besproken in 5.1.2: een active-feedback TIA gevolgd door N iden-
tieke active-feedback Cherry-Hooper trappen
5.1 De transimpedantielimiet 40
0.2
0.3
0.4
0.5
0.6
0.7
0.8
0.9
1
0 2 4 6 8 10 12
BWTOT
BW
N
tweede ordeeerste orde
Figuur 5.1.3: De bandbreedtevermindering BWTOT /BW wanneer N + 1 identieke tweede- of eerste-
orde trappen gebruikt worden
werd ook BWTOT /BW geplot voor het geval van N + 1 eerste-orde filters:(BWTOT
BW
)
1ste orde=√
21/(N+1) − 1 (5.1.5)
Op figuur 5.1.3 is duidelijk te zien dat het voordeliger is trappen met een tweede-orde respons te
gebruiken dan eerste-orde trappen. De limiet op de totale transimpedantie van de topologie van
figuur 5.1.2 kan nu berekend worden met behulp van (5.1.4), de transimpedantielimiet voor een
active-feedback TIA (5.1.1) en de spanningsversterkingslimiet voor een active-feedback Cherry-
Hooper trap (3.2.15), hieronder herhaald
AS,0 ≤GBW1 ·GBW2
BW 2(5.1.6)
met
GBW1 =gm1
2πCβ(5.1.7)
GBW2 =gm2
2πCγ(5.1.8)
het versterkingsbandbreedteproduct van respectievelijk het paar (M1,M ′1) en (M2,M ′2) uit figuur
3.2.2. De limiet op de totale transimpedantie is gegeven door:
RTOT = RT ·ANS,0 ≤(
21/(N+1) − 1)N+1
2 ·GBWX (GBW1GBW2)N
2πCβBW2(N+1)TOT
(5.1.9)
5.1 De transimpedantielimiet 41
0
5
10
15
20
25
30
1 1.5 2 2.5 3 3.5 4
η[dB]
GBWBW
N = 1
N = 2
N = 3
N = 4
N = 1
N = 2
N = 3
N = 4
dit werk[11]
Figuur 5.1.4: Het voordeel η van de hier beschreven topologie en die voorgesteld in [11] met N extra
trappen ten opzichte van een TIA zonder naversterking.
Kiezen we GBWX =√GBW1 ·GBW2 = GBW , dan kunnen we (5.1.9) vereenvoudigen tot:
RTOT ≤(
21/(N+1) − 1)N+1
2 ·GBW 2N+1
2πCβBW2(N+1)TOT
(5.1.10)
waarbij gelijkheid opnieuw optreedt bij Q′ = 1/√
2. Door deze limiet te delen door de transim-
pedantielimiet in (5.1.1) kan het voordeel van de besproken topologie ten opzichte van één TIA
gevonden worden:
η =RTOTRT
=(
21/(N+1) − 1)N+1
2 ·(GBW
BWTOT
)2N
(5.1.11)
In [11] werd de transimpedantielimiet afgeleid voor een gelijkaardige topologie: een TIA
werd gecascadeerd met N identieke tweede-orde trappen met Q-factor gelijk aan 1/√
2. Voor
deze trappen werd AS,0 = GBW/BW aangenomen, in tegenstelling tot Cherry-Hoopertrappen
waarvan de DC-versterking gegeven wordt door (5.1.6). Voor deze topologie wordt het voordeel
ten opzichte van één TIA gegeven door:
η [11] =(
21/(N+1) − 1)N+1
4 ·(GBW
BWTOT
)N(5.1.12)
Zowel η als η [11] zijn geplot in functie van GBW/BWTOT voor verschillende waarden van N
in figuur (5.1.4). Het is duidelijk dat, voor een gelijk aantal spanningsversterkertrappen N , de
hier beschreven topologie beter presteert dan die beschreven in [11].
5.2 Het versterkingsbandbreedteproduct GBW 42
5.2 Het versterkingsbandbreedteproduct GBW
In sectie 5.1 werd aangetoond dat het noodzakelijk is na de TIA enkele trappen te plaat-
sen. Er werd uitgegaan van gelijke versterkingsbandbreedteproducten GBW voor alle Cherry-
Hoopertrappen; GBW =√GBW1 ·GBW2 met GBW1 en GBW2 gegeven in respectievelijk
(5.1.7) en (5.1.8). Tevens werd GBWX gelijk gekozen aan GBW , met GBWX gegeven in (5.1.2).
In deze sectie zal de waarde van GBW berekend worden als functie van de dimensies van de
transistoren.
We beschouwen een cascade van active-feedback Cherry-Hooper spanningsversterkers waar-
van het circuit gegeven is in figuur 3.2.2. De n-de trap bevat de differentiaalparen (M (n)1 ,M ′1
(n)),
(M (n)F , M ′F
(n)) en (M (n)2 , M ′2
(n)). Er wordt verondersteld dat deze trap gevolgd wordt door nog
minstens één Cherry-Hooper trap. De breedte van transistor M (n)Y wordt W (n)
Y genoemd en
zijn drainstroom wordt aangeduid met I(n)DY . Er wordt verondersteld dat alle transistoren van
hetzelfde type zijn. Tevens wordt verondersteld dat de inversiecoëfficient IC gelijk is voor alle
transistoren, net als de lengte L. De transconductantie-efficiëntie, gegeven in (2.1.10), is dan
dezelfde voor alle transistoren:(gmID
)(n)
Y
=gmID
=1
nUT
(√IC + 1/4 + 1/2
) (5.2.1)
Ook kan gesteld worden dat alle capaciteiten gerelateerd aan transistor MY evenredig zijn met
WY . We introduceren de volgende grootheden:
cI = (CGS + CGB) /W (5.2.2)
cO = CJD/W = CJDO (5.2.3)
cF = CGD/W = CGDO (5.2.4)
Met behulp van (5.1.7), (5.1.8) en (3.2.16) kan men schrijven:
2πGBW(n)1 =
g(n)m1
W(n)1 (cO + cF ) +W
(n)F (cO + cF ) +W
(n)2 (cI + cF )
(5.2.5)
2πGBW(n)2 =
g(n)m2
W(n)2 (cO + cF ) +W
(n)F (cI + cF ) +W
(n+1)1
(cI +
(A
(n+1)1,0 + 1
)cF
) (5.2.6)
Door in (5.2.5) en (5.2.6) zowel teller als noemer met I01LIC te vermenigvuldigen en te delen
door respectievelijk ID1 en ID2 kunnen de breedtes WY geëlimineerd worden:
2πGBW(n)1 = I0
1
LIC ·
gm/ID
(cO + cF ) +I(n)DF
I(n)D1
(cO + cF ) +I(n)D2
I(n)D1
(cI + cF )
(5.2.7)
5.2 Het versterkingsbandbreedteproduct GBW 43
2πGBW(n)2 = I0
1
LIC ·
gm/ID
(cO + cF ) +I(n)DF
I(n)D2
(cI + cF ) +I(n+1)D1
I(n)D2
(cI +
(A
(n+1)1,0 + 1
)cF
) (5.2.8)
Nu kiezen we
κ(n) =I
(n)D2
I(n)D1
=I
(n+1)D1
I(n)D2
(5.2.9)
waarbij κ(n) de schaalfactor van de n-de trap wordt genoemd. Uit (3.2.8) volgt dat
A(n)S,0 <
g(n)m1
g(nmF
=I
(n)D1
I(n)DF
(5.2.10)
De gain-bandwidth producten worden dus als volgt begrensd:
2πGBW(n)1 > I0
1
LIC ·
gm/ID
(cO + cF ) + 1
A(n)S,0
(cO + cF ) + κ(n) (cI + cF )(5.2.11)
2πGBW(n)2 > I0
1
LIC ·
gm/ID
(cO + cF ) + 1
κ(n)A(n)S,0
(cI + cF ) + κ(n)(cI +
(A
(n+1)1,0 + 1
)cF
) (5.2.12)
Er wordt verondersteld dat A(n+1)1,0 ≈ 1. Het versterkingsbandbreedteproduct GBW (n) dat bij
de n-de trap hoort wordt geschreven als:
GBW (n) =
√GBW
(n)1 ·GBW (n)
2 ≈ I01
LIC ·
gm/ID2π√c1 · c2
(5.2.13)
met
c1 = (cO + cF ) +1
A(n)S,0
(cO + cF ) + κ(n) (cI + cF ) (5.2.14)
c2 = (cO + cF ) +1
κ(n)A(n)S,0
(cI + cF ) + κ(n) (cI + 2cF ) (5.2.15)
(5.2.16)
We willen GBW (n) schrijven in de volgende vorm:
GBW (n) ≈ I01
LIC ·
gm/ID
2π(cOUT + κ(n)cIN
) (5.2.17)
Het is echter duidelijk dat (5.2.13) niet zomaar op die manier te schrijven is. Daarom gaan we
als volgt te werk:
• Voor gegeven waarden IC = IC0 wordt het gemiddelde van GBW (n) over A(n)S,0 ∈ [1, 5]
genomen:
GBW (n)(IC0, κ
(n))
=1
4
ˆ 5
1GBW (IC0, κ
(n), A(n)S,0) · dA(n)
S,0 (5.2.18)
5.3 Het totaal gedissipeerd vermogen PTOT 44
0.8
1
1.2
1.4
1.6
1.8
2
2.2
0.1 1 10 100 1000
c IN,c
OUT[f
F/µ
m]
IC
T = 300 KL = 0.13 µmnMOS
cINcOUT
Figuur 5.2.1: cIN en cOUT als functie van IC
• Vervolgens wordt, voor gegeven IC = IC0, GBW (n)(IC0, κ(n)) gefit naar een functie van
κ(n) van de vorm gegeven in (5.2.17).
• Bovenstaande stappen werden herhaald voor verschillende waarden van IC.
Deze stappen zorgen ervoor dat GBW (n) van een eenvoudige vorm is, maar waarmee toch re-
sultaten bekomen worden die dicht aanleunen bij simulaties. In het vervolg van dit werk zal het
superscript (n) weggelaten worden bij de notatie van GBW en κ. cOUT en cIN zijn functies van
IC en worden geplot in figuur 5.2.1. In figuur 5.2.2 wordt het gain-bandwidth product GBW
geplot als functie van IC voor enkele waarden van κ. We zullen (5.2.17) ook gebruiken om om
GBWX , het versterkingsbandbreedteproduct van het paar (MX , M ′X) in de TIA, te benaderen.
De schaalfactor wordt dan gedefinieerd als
κTIA =I
(1)D1
IDX(5.2.19)
5.3 Het totaal gedissipeerd vermogen PTOT
Met behulp van de schaalfactor κ, geïntroduceerd in sectie 5.2, kan men van de structuur van
figuur 5.1.2 op eenvoudige wijze het gedissipeerd vermogen P berekenen. De drainstroom van
de transistoren (MX , M ′X) wordt aangeduid met IDX . We verwaarlozen de staartstroom IF ten
5.3 Het totaal gedissipeerd vermogen PTOT 45
1
10
100
0.1 1 10 100 1000
GBW
[GH
z]
IC
T = 300 KL = 0.13 µmnMOS
κ = 1/2κ = 1κ = 2
Figuur 5.2.2: Het gain-bandwidth product GBW als functie van de inversiecoëfficiënt IC voor κ = 1/2,
1 en 2
opzichte van I1 in de TIA en ten opzichte van I1 en I2 in de daarop volgende Cherry-Hooper
trappen. We veronderstellen dat de schaalfactor κ gelijk is voor alle trappen en bovendien gelijk
aan κTIA. Het gedissipeerd vermogen P is dan gegeven door:
P = 2 ·VDD · IDX(1 + κ+ κ2 + ...+ κ2N
)= 2 ·VDD · IDX ·
1− κ2N+1
1− κ (5.3.1)
waarbij het laatste lid geldig is voor κ 6= 1. Indien κ < 1, dit is wanneer elke trap kleiner is dan
de voorgaande en dus minder vermogen dissipeert, kan (5.3.1) benaderd worden door
P ≈ 2 ·VDD · IDX ·1
1− κ (5.3.2)
indien κ2N+1 1. Door κ klein te kiezen kan het gedissipeerd vermogen dus laag gemaakt
worden. Deze keuze van κ komt volgens (5.2.17) ook overeen met een versterkingsbandbreed-
teproduct GBW , en via (5.1.10) kan men inzien dat dit gepaard gaat met een grote totale
transimpedantie RTOT . Het is dus voordelig om κ klein te kiezen. Uit hoofdstuk 4 volgt echter
dat de uitgangsbuffer een grote ingangscapaciteit Cin,BUFFER bezit. Indien een kleine Cherry-
Hooper trap deze capaciteit moet aansturen, zal dit leiden tot een lage versterking van die trap,
hetgeen de totale transimpedantie zal doen dalen. We zullen dit probleem oplossen met de struc-
tuur van figuur 5.3.1. In deze structuur wordt de TIA gevolgd door N Cherry-Hooper trappen,
5.3 Het totaal gedissipeerd vermogen PTOT 46
AS AS
N Cherry-Hooper trappen
active-feedback
TIABS BS CS CS buffer
NA trappen NB trappen NC trappen Figuur 5.3.1: De ontvangerstructuur voorgesteld in 5.3.
waarvan de eerste NA een schaalfactor κA < 1 en een versterking AS hebben. Daarna komen NB
trappen, met κB = 1 en versterking BS , gevolgd door NC trappen met κC > 1 en versterking CS .
Tenslotte wordt κTIA, de schaalfactor die bij de TIA hoort, gelijk aan κA gekozen. We zullen de
cascade van de eerste NA trappen cascade A noemen, de daarop volgende NB trappen noemen
we cascade B en de laatste NC trappen cascade C. Uit (5.2.17) volgt, aangezien κA < κB < κC ,
dat GBWA > GBWB > GBWC , met GBWY het gain-bandwidth product gerelateerd aan een
Cherry-Hoopertrap in cascade Y . Uit (3.2.8) volgt dan dat AS,0 > BS,0 > CS,0.
De transimpedantielimiet van de voorgestelde structuur is gegeven door:
RTOT = RT ·ANAS,0 ·BNB
S,0 ·CNCS,0 ≤
(21/(N+1) − 1
)N+12 ·
GBW 2NA+1A GBW 2NB
B GBW 2NCC
2πCβBW2(N+1)TOT
(5.3.3)
In de volgende secties zal worden verondersteld dat deze transimpedantielimiet gehaald wordt.
Het gedissipeerd vermogen van de TIA en cascade A is gegeven door:
PTIA + PA ≈ 2 ·VDD · IDX ·1
1− κA(5.3.4)
Het gedissipeerd vermogen van cascade C is gegeven door
PC ≈ 2 ·VDD · IDBUFFER,eq ·1
κC − 1(5.3.5)
waarbij IDBUFFER,eq de equivalente drainstroom van de buffer voorstelt:
IDBUFFER,eq = I0WBUFFER,eq
LIC (5.3.6)
met
WBUFFER,eq =CBUFFER
cIN(5.3.7)
In de berekening van het totaal gedissipeerd vermogen van de structuur van figuur 5.3.1, zal het
gedissipeerd vermogen van cascade B verwaarloosd worden. De transistoren van deze cascade
5.4 Keuze van de inversiecoëfficient IC 47
M1 M ′1
MF M ′F
I1
vop von
IF
vip vin
R1 R′1R2 R′2
I2
M2 M ′2
Figuur 5.4.1: Differentiële active-feedback Cherry-Hooper spanningsversterker
zullen immers typisch veel kleiner zijn dan deze in cascade A en C. Het totaal gedissipeerd
vermogen wordt dan gegeven door
PTOT ≈ 2 ·VDD ·(
IDX1− κA
+IDBUFFER,eq
κC − 1
)+ PBUFFER (5.3.8)
waarbij PBUFFER het gedissipeerd vermogen van de uitgangsbuffer voorstelt.
5.4 Keuze van de inversiecoëfficient IC
In voorgaande secties werd ervan uitgegaan dat voor alle transistoren de inversiecoëfficiënt IC
gelijk is. De verschillende trappen worden op dezelfde manier ingesteld, zodat elke trap de-
zelfde werking heeft. Dit vereenvoudigt de analyse aanzienlijk. Binnen in een trap zullen alle
transistoren dezelfde inversiecoëfficiënt aannemen. Aan de hand van het circuit van de active-
feedback Cherry-Hooper trap, afgebeeld in figuur 5.4.1, wordt deze keuze gerechtvaardigd. We
veronderstellen dat IF I1. Dan bekomt men dat de spanning over de weerstanden gegeven is
door
VR1 ≈ ID1R1 =gm1R1
(gm/ID)1
(5.4.1)
VR2 = ID2R2 =gm2R2
(gm/ID)2
(5.4.2)
De transistoren moeten zo ingesteld worden dat de spanning over de staartstroombronnen vol-
doende groot is om de correcte werking te garanderen. De source-spanning van MY wordt
5.5 De ingangsgerefereerde RMS ruisstroom Irmsn,in 48
aangeduid met VSY.
VSF= VDD −
gm2R2
(gm/ID)2
− VGSF(5.4.3)
VS2 = VDD −gm1R1
(gm/ID)1
− VGS2 (5.4.4)
Aangezien de voorgaande trap op dezelfde manier ingesteld werd, kan men stellen dat
VS1 = VDD −gm2R2
(gm/ID)2
− VGS1 (5.4.5)
Ervan uitgaande dat alle staartstroombronnen dezelfde saturatiespanning VDS,sat hebben, is de
voorwaarde voor correcte werking gegeven door VSY≥ VDS,sat. Het is dan ook logisch om
IC1 = ICF te kiezen, zodat VS1 = VS2 . Stellen we dat gm1R1 ≈ gm2R2, dan is elke source-
spanning gelijk indien IC1 = IC2 = ICF . Deze redenering is ook geldig voor de active-feedback
TIA.
In figuur 5.2.2 ziet men dat het gain-bandwidth product GBW een stijgende functie is van de
inversiecoëfficiënt IC. Zowel de versterking per Cherry-Hooper trap en de transimpedantie van
de TIA zijn dus ook stijgende functies van IC. De vergelijking voor het gedissipeerd vermogen
PC van cascade C, (5.3.5), kan met behulp van (5.2.17), (5.3.6) en (5.3.7) herschreven worden
tot:
PC ≈ 2 ·VDD · I01
LIC ·
CBUFFER
I01LIC · gm/ID
2πGBW − (cOUT + cIN )(5.4.6)
PC is evenredig met CBUFFER, de ingangscapaciteit van de buffer . PC/CBUFFER is geplot in
figuur (5.4.2) in functie van de inversiecoëfficiënt IC voor enkele waarden van GBW . Op deze
figuur is te zien dat, in tegenstelling tot GBW , PC als functie van IC wel een minimum zal
bereiken. Er wordt
IC = 15 (5.4.7)
gekozen. Deze keuze zal voor een comfortabele waarde van de source-spanningen VS zorgen. Met
de keuze van IC ligt nu ook het verband κ↔ GBW vast. Dit verband is geplot in figuur 5.4.3.
5.5 De ingangsgerefereerde RMS ruisstroom Irmsn,in
De ingangsgerefereerde RMS ruisstroom kan gevonden worden met behulp van (A.3.3) en (A.3.4).
Enkel de bijdrage van de TIA en cascade A zullen berekend worden: er wordt verondersteld dat
de transimpedantie van de ingang van de TIA tot de uitgang van cascade A voldoende is om de
ruisbijdrage van cascades B en C te verwaarlozen. Er zal steeds verondersteld worden dat de
verschillende ruisbronnen ongecorreleerd zijn.
5.5 De ingangsgerefereerde RMS ruisstroom Irmsn,in 49
0.01
0.1
1
10
1 10 100 1000
PC/C
BUFFER[m
W/fF
]
IC
T = 300 KL = 0.13 µmnMOS
GBW = 10 GHzGBW = 12.5 GHzGBW = 15 GHz
Figuur 5.4.2: PC/CBUFFER: het gedissipeerd vermogen van cascade C gedeeld door de ingangscapa-
citeit CBUFFER van de buffer in functie van de inversiecoëfficiënt IC voor GBW = 10,
12.5 en 15 GHz
0
5
10
15
20
25
30
35
0.1 1 10
GBW
[GH
z]
κ
IC = 15T = 300 KL = 0.13 µmnMOS
Figuur 5.4.3: Het gain-bandwidth product GBW in functie van de schaalfactor κ voor IC = 15
5.5 De ingangsgerefereerde RMS ruisstroom Irmsn,in 50
5.5.1 Bijdrage van de TIA
Er wordt verondersteld dat het aantal trappen zo groot is dat de totale transimpedantie ZTOT (s)
een ideaal laagdoorlaatfilter benadert:
|ZTOT (j2πf)|2 ≈
R2TOT |f | ≤ BWTOT
0 |f | > BWTOT
(5.5.1)
De bijdragen tot het vermogen I2n,invan de ingangsgerefereerde ruisstroom van MX , MF , R en
RL kunnen dan gevonden worden met behulp van de formules afgeleid in sectie (3.1.3):
I2n,in,MX
=4kTnΓ
gmX·BWTOT
(1
R2+ (2πCβ)2 BW
2TOT
3
)(5.5.2)
I2n,in,MF
= 4kTnΓgmF ·BWTOT (5.5.3)
I2n,in,R =
4kT
R·BWTOT (5.5.4)
I2n,in,RL
=4kT
g2mXRL
·BWTOT
(1
R2+ (2πCβ)2 BW
2TOT
3
)(5.5.5)
Uit de formule voor de DC-transimpedantie (3.1.20) volgt dat RT < 1/gmF . Vervangen we gF
door 1/RT in (5.5.3), dan bekomen we
I2n,in,MF
<4kTnΓ
RT·BWTOT (5.5.6)
Vervolgens wordt verondersteld dat A0 = gmXRL 1. In dat geval is I2n,in,RL
I2n,in,MX
,
zodat eerstegenoemde mag verwaarloosd worden. Tevens veronderstellen we dat R zo groot is
dat (5.5.2) wordt herleid tot
(5.5.7)
I2n,in,MX
≈ 4kTnΓ
gmX· (2πCβ)2 BW
3
3(5.5.8)
en I2n,in,R verwaarloosbaar is. We bekomen de volgende ruisbijdrage van de TIA:
I2n,in,T IA ≈ 2 · 4kTnΓ ·BWTOT
(1
RT+
(2πCβ)2
gmX
BW 2TOT
3
)(5.5.9)
waarbij de factor 2 aanwezig is door de differentiële aard van het circuit: elke ruisbron is 2 keer
aanwezig.
5.5 De ingangsgerefereerde RMS ruisstroom Irmsn,in 51
5.5.2 Bijdrage van cascade A
Analoog als in sectie 5.5.1, wordt verondersteld dat het aantal trappen van cascade B en C zo
groot is zodat AkS(s) ·BTOT (s) ·CTOT (s) voor k = 0, ..., NA een ideaal laagdoorlaatfilter bena-
dert:
|AS(j2πf)|2k · |BTOT (j2πf)|2 · |CTOT (j2πf)|2 ≈
A2kS,0 ·B2
TOT ·C2TOT |f | ≤ BWTOT
0 |f | > BWTOT
(5.5.10)
De ruisbijdrage van cascade A kan dan geschreven worden als
I2n,in,A =
1
R2T
V 2
n,A1+V 2n,A2
A2S
+ ...+V 2n,ANA
A2(NA−1)S
(5.5.11)
waarbij V 2n,AY
het vermogen is van de ruis van trap AY , gerefereerd naar zijn ingang. De bijdragen
van de verschillende ruisbronnen tot dit vermogen worden gevonden met behulp van de formules
afgeleid in sectie (3.2.5).Er worden enkel witte ruisbronnen beschouwd en er wordt verondersteld
dat 1/ (2πR1Cβ) > BWTOT . In dat geval kan men afleiden uit figuur 3.2.6 dat de amplitude van
de transferfuncties van de afzonderlijke ruisbronnen naar de uitgang van de trap benaderd vlak
is voor f ≤ BWTOT . Bijgevolg is het spectrum van de ingangs- en uitgangsgerefereerde ruis wit
voor f ≤ BWTOT en kan men, dankzij het ideaal laagdoorlaatfilter filter gegeven in (5.5.10), de
vermogens van de ruis gerefereerd naar de ingang van de trap als volgt schrijven:
V 2n,M1
=4kTnΓ
gm1·BWTOT (5.5.12)
V 2n,R1
=4kT
g2m1R1
·BWTOT (5.5.13)
V 2n,MF
=4kTnΓ
g2m1
gmF ·BWTOT (5.5.14)
V 2n,M2
=4kTnΓ
(gm1R1)2 gm2
·BWTOT (5.5.15)
V 2n,R2
=4kT
(gm1R1gm2)2R2
·BWTOT (5.5.16)
Om de totale bijdrage van trap AY te berekenen wordt eerst verondersteld dat RF = 1/gmF R1, zodat de ruisbijdrage van (5.5.14) kan verwaarloosd worden ten opzichte van (5.5.13). Door
deze veronderstelling kan de DC-versterking van de trap, gegeven in (3.2.8), benaderd worden
als AS,0 ≈ gm1R1 · gm2R2. Veronderstellen we gm1R1 = gm2R2 =√AS,0, dan kan men schrijven:
V 2n ≈ 2 ·
4kT
gm1
(nΓ +
1√AS,0
)(1 +
1
κAAS,0
)BWTOT (5.5.17)
5.5 De ingangsgerefereerde RMS ruisstroom Irmsn,in 52
waarbij de factor 2 impliceert dat elke ruisbron twee keer aanwezig is in de schakeling. De
transconductantie gm1 van de eerste trap is gelijk aan κAgmX , met gmX de transconductantie
van MX en M ′X in de TIA. De ruisbijdrage van cascade A is dus:
I2n,in,A ≈
2
R2T
·4kT
gmX
(nΓ +
1√AS,0
)(1 +
1
κAAS,0
)1
κA
1 +
1
κ2AA
2S,0
+ ...+1
κ2(NA−1)A A
2(NA−1)S,0
BWTOT
(5.5.18)
Gaat men uit van NA →∞, dan bekomt men:
I2n,in,A ≈
2
R2T
·4kT
gmX
(nΓ +
1√AS,0
)1
κA − 1/AS,0BWTOT (5.5.19)
voor κAAS,0 > 1.
5.5.3 Totale ingangsgerefereerde RMS ruisstroom Irmsn,in
Zoals vermeld, worden enkel de bijdragen tot de ingangsgerefereerde ruis van de TIA en cascade
A beschouwd. We bekomen:
Irmsn,in ≈√I2n,in,T IA + I2
n,in,A (5.5.20)
Uit de specificaties, vermeld in tabel 1.3.1, volgt dat Irmsn,in ≤ 4 µA moet zijn voor de opgegeven
BER. Onvolmaaktheden zullen er echter toe leiden dat de BER vergroot. Daarom wordt in deze
sectie Irmsn,in ≤ 3 µA gekozen. De variantie van de ingangsgerefereerde ruisstroom wordt, met
behulp van (5.5.9) en (5.5.19), geschreven als:
I2n,in ≈ 2 · 4kT ·BWTOT
nΓ
(1
RT+
(2πCβ)2
gmX
BW 2TOT
3
)
︸ ︷︷ ︸bijdrage TIA
+1
gmXR2T
(nΓ +
1√AS,0
)1
κA − 1/AS,0︸ ︷︷ ︸
bijdrage cascade A
(5.5.21)
Voor een gegeven totale bandbreedte BWTOT en capaciteit CD + Cpad blijven nog enkele
veranderlijken over. Deze zijn samengevat in tabel (5.5.1). Uit de tabel en (5.5.21) volgt dat dat
I2n,in van de volgende vorm is:
I2n,in =
A (N,GBWA)
IDX+B(N,GBWA) (5.5.22)
Het vermogen I2n,in van de ingangsgerefereerde ruis is dus, voor gegeven N en GBWA, op een
constante na omgekeerd evenredig met IDX . We kunnen dus de minimale drainstroom IDX,min
van het paar (MX , M ′X) in de TIA berekenen waarvoor Irmsn,in ≤ Irmsn,max:
IDX,min =A(N,GBWA)
(Irmsn,max
)2 −B(N,GBWA)(5.5.23)
5.6 Dimensionering 53
veranderlijken via afhankelijkheid
Cβ ≈ CD + Cpad
RT ≈√
21/(N+1) − 1GBWA
2π (CD + Cpad)BW2TOT
(5.1.1), (5.1.4) N , GBWA
AS,0 =√
21/(N+1) − 1GBW 2
A
BW 2TOT
(5.1.6), (5.1.4) N , GBWA
κA =1
cIN
(I0
1
LIC
gm/ID2πGBWA
− cOUT)
(5.2.17) GBWA
gmX =
(gmID
)· IDX IDX
Tabel 5.5.1: Veranderlijken in (5.5.21) en hun afhankelijkheid
Deze minimale drainstroom is, als functie van GBWA en voor enkele waarden van N , gegeven
in figuur 5.5.1. Tenslotte beschouwen we PTIA +PA; het vermogen gedissipeerd door de TIA en
cascade A. Dit vermogen is gegeven in (5.3.4) en wordt hier herhaald:
PTIA + PA ≈ 2 ·VDD · IDX ·1
1− κA(5.5.24)
De schaalfactor κA is, volgens tabel (5.5.1) enkel een functie van GBWA. Vult men in (5.5.24)
IDX = IDX,min in, bekomt men, voor gegeven N en GBWA, het minimale gedissipeerd vermogen
door de TIA en cascade A. Dit minimaal gedissipeerd vermogen is als functie van GBWA en voor
enkele waarden van N geplot in figuur 5.5.2. Uit deze figuur is het duidelijk dat, om het door de
TIA en cascade A gedissipeerd vermogen te beperken, men het versterkingsbandbreedteproduct
van de TIA en cascade A best tussen 23 en 30 GHz kiest, ongeacht de keuze van N . We kiezen
GBWA = 25.6 GHz, en daarmee komt κA = 0.474 overereen.
5.6 Dimensionering
In de voorgaande secties werden al enkele keuzes gemaakt met betrekking tot de dimensionering.
Deze zijn samengevat in tabel 5.6.1. Enkel de keuze van het aantal trappen per cascade NA,
NB en NC , de drainstroom IDX van de transistoren MX en M ′X in de TIA en de schaalfactor
κC van cascade C moeten nog gekozen worden. Uit de keuze van NA, NB en NC volgt dan N :
N = NA +NB +NC .
Aangezien κA < κB < κC is GBWA > GBWB > GBWC en AS,0 > BS,0 > CS,0. De cascade
A zal per trap het signaal meer versterken dan de daarop volgende cascades B en C; het is
5.6 Dimensionering 54
1
10
100
5 10 15 20 25 30 35
I DX
,min
[mA]
GBWA [GHz]
BWTOT = 6.7 GHzCD + Cpad = 300 fFIC = 15T = 300 KIrmsn = 3 µAL = 0.13 µmnMOS
N = 4N = 6N = 8N = 10
Figuur 5.5.1: De minimale drainstroom IDX,min van (MX , M ′X) waarvoor Irms
n,in ≤ 3 µA in functie van
het versterkingsbandbreedteproduct GBWA voor N = 4, 6, 8, 10
1
10
100
18 20 22 24 26 28 30 32 34
PTIA
+PA[m
W]
GBWA [GHz]
BWTOT = 6.7 GHzCD + Cpad = 300 fFIrmsn = 3 µAIC = 15T = 300 KL = 0.13 µmnMOS
N = 4N = 6N = 8N = 10
specificatie
Figuur 5.5.2: Het minimale gedissipeerd vermogen PTIA + PA door de TIA en cascade A waarvoor
Irmsn,in ≤ 3 µA in functie van het versterkingsbandbreedteproduct GBWA voor N = 4, 6,
8, 10
5.6 Dimensionering 55
grootheid waarde sectie
IC 15 5.4
κA 0.474 5.5
GBWA 25.6 GHz
κB 1 5.3
GBWB 19.1 GHz
Tabel 5.6.1: Keuzes met betrekking tot de dimensionering gemaakt in secties 5.3, 5.4 en 5.5
dan ook gewenst om het aantal trappen NA (NB) in cascade A (B) zo groot (klein) mogelijk te
maken om een zo groot mogelijke totale transimepdantie te bereiken.
In de definitie van het spanningsversterkingsproduct GBW is enkel rekening gehouden met
capaciteiten die evenredig zijn met de drainstroom, of equivalent, de breedte van de transis-
toren. Er zullen echter parasitaire capaciteiten zijn, bijvoorbeeld door de bedrading, die niet
evenredig zijn met de drainstroom van de transistoren. Deze parasitairen kunnen echter niet
meer verwaarloosd worden voor zeer kleine transistoren. We zullen dus een ondergrens op de
drainstroom van de transistoren M1, M ′1, M2 en M ′2 in een Cherry-Hoopertrap introduceren:
ID ≥ ID,min = 65 µA. De minimale drainstroom zal optreden in cascade B, met
IDB= IDXκ
2NA+1A (5.6.1)
De minimale waarde van IDX werd in functie van N bepaald in sectie 5.5.3. κA is gegeven in
tabel 5.6.1. In figuur 5.6.1 is IDBgeplot in functie van N voor enkele waarden van NA. Aangezien
we NA zo groot mogelijk willen en IDB≥ 65 µA kiezen we aan de hand van de figuur NA = 2
en N ≥ 7.
Vervolgens beschouwen we de cascade C. Deze bestaat uit steeds grotere transistoren: κC >
1. Wil men dat deze cascade veel versterkt moet CS groot zijn en GBWC dus ook. κC moet
dus klein zijn en uit (5.3.5) volgt dan dat deze cascade veel vermogen zal dissiperen. Daarom
zullen we κC groot kiezen, hetgeen ten koste gaat van de versterking van deze cascade. We willen
echter niet dat de cascade verzwakt, dus kiezen we CS = 1. Daaruit volgt dat GBWC = BWS .
Deze cascade is noodzakelijk om de grote capacitieve last, die de de uitgangsbuffer vormt, aan
te sturen. Het is noodzakelijk dat
CBUFFER ≤ CL,max = WY κC · cIN =IDY
I01LIC
κC =IDB
I01L
κ2NCC · cIN (5.6.2)
5.6 Dimensionering 56
1
10
100
1000
4 5 6 7 8 9 10
I DC
[µA]
N
ondergrensNA = 1
N =A= 2NA = 3
Figuur 5.6.1: IDB in functie van het aantal Cherry-Hoopertrappen N voor NA = 1, 2, 3
met CL,max de maximale capacitieve last die de laatste trap kan aansturen en WY en IDY
respectievelijk de breedte en de drainstroom van de uitgangstransistoren van deze laatste trap.
Met de keuze NA = 2 is IDBenkel nog afhankelijk van N . CL,max is in figuur 5.6.2 geplot in
functie van N voor NC = 2, 3, 4. Aangezien we NC zo klein mogelijk willen, kiezen we aan de
hand van deze figuur NC = 3 en N = 7 of 8.
Vervolgens wordt N , het aantal Cherry-Hoopertrappen, gekozen. Aangezien CS = 1, kan de
transimpedantielimiet als volgt geschreven worden:
RTOT =(
21/(N+1) − 1)
·GBW 2NA+1
A GBW 2NBB
2πCβBW 2(NA+NB+1)(5.6.3)
RTOT is geplot in figuur 5.6.3 in functie van N . Alhoewel voor N = 7 voldaan is aan de
specificatie op de transimpedantie, kiezen we toch voor N = 8 om een zekere veiligheidsmarge
in te bouwen.
Tenslotte rest ons nog de keuze van IDX . Aangezien N = 8 gekozen werd, volgt uit figuur
5.5.1, dat voor IDX = 3.5 µA, voldaan is aan de voorwaarde Irmsn ≤ 3 µA. In tabel 5.6.2 zijn de
gekozen parameters met betrekking tot de dimensionering samengevat.
5.6 Dimensionering 57
10
100
1000
7 7.5 8 8.5 9 9.5 10
N
CL,max [fF]
CBUFFER
NC = 2NC = 3NC = 4
Figuur 5.6.2: CL,max in functie van het aantal Cherry-Hoopertrappen N voor NC = 2, 3, 4
65
70
75
80
85
90
95
5 6 7 8 9 10
RTOT[dB
Ω]
N
specificatieRTOT
Figuur 5.6.3: De totale transimpedantie RTOT in functie van het aantal Cherry-Hoopertrappen N
5.7 Resultaten 58
grootheid waarde
IC 15
IDX 3.5 mA
N 8
NA 2
NB 3
NC 3
κA 0.474
GBWA 25.6 GHz
κB 1
GBWB 19.1 GHz
κC 2.1
GBWC 12.6 GHz
Tabel 5.6.2: Samenvatting gekozen parameters met betrekking tot de dimensionering
5.7 Resultaten
Het circuit van de TIA en MA werd gedimensioneerd met behulp van de parameters gegeven in
tabel 5.6.2. Er werd echter voor gekozen om IDX = 3.25 mA te kiezen in plaats van 3.5 mA.
Dit zal echter tot verwaarloosbare verschillen leiden ten opzichte van de waarden bekomen in
voorgaande secties. De keuze van de weerstanden en de dimensies van de feedbacktransistoren
MF , M ′F is echter niet triviaal; er werd iteratief gewerkt om tot een goed resultaat te komen.
In deze sectie zullen ook de dimensies van de transistoren vermeld worden. Alhoewel de tran-
sistorbreedte W en gm volgen uit de keuze van IC, ID en L, worden deze toch vermeld voor de
volledigheid.
In deze sectie worden de resultaten, bekomen via simulaties met het BSIM3v3-model, be-
sproken en vergeleken met de verwachte resultaten. Er wordt gebruik gemaakt van de formules
afgeleid in appendix A.2 om uit de simulatieresultaten de parameters van transferfuncties te
berekenen.
5.7 Resultaten 59
grootheid eenheid waarde
GBW GHz 25.6
κ 0.474
(a) Versterkingsbandbreedteproduct
GBW en schaalfactor κ
grootheid eenheid MX MF
IC 15 15
ID mA 3.25 1.2
L µm 0.13 0.13
W µm 50 20
gm mS 26.6 10.2
(b) Dimensies transistoren
grootheid eenheid R RL
R Ω 240 90
(c) Weerstandswaarden
Tabel 5.7.1: Dimensionering TIA
5.7.1 Transimpedantieversterker
5.7.1.1 Dimensies
De weerstandswaarden en dimensies van de transistoren zijn samengevat in tabel 5.7.1.
5.7.1.2 Resultaten
De belangrijkste resultaten van de gesloten-lus-transferkarakteristiek zijn samengevat in tabel
5.7.2. Zowel de transimpedantie als de bandbreedte zijn iets kleiner dan verwacht; bij het bereke-
nen van de transimpedantie via (5.1.1) werd immers de parasitaire capaciteit door de transistoren
verwaarloosd ten opzichte van CD + Cpad.
Return ratio R en stabiliteit In figuur 5.7.1 is de amplitude en fase van de gesimuleerde
return ratio R in functie van de frequentie geplot. De fasemarge bedraagt 74.5 en is aangeduid
op de figuur.
5.7 Resultaten 60
grootheid eenheid verwacht behaald
RT Ω 85.5 82.5
BWS GHz 12.6 12
Q′ 0.707 0.743
Tabel 5.7.2: Belangrijkste resultaten van de gesloten-lus-transferkarakteristiek van de TIA
-20-15-10-505
101520
0.1 1 10 100
|R|[dB
]
-180
-135
-90
-45
0
0.1 1 10 100
∠R
[]
f [GHz]
φm = 74.5
Figuur 5.7.1: Amplitude- en fasekarakteristiek van de return ratio R van de TIA
5.7 Resultaten 61
0
5
10
15
20
25
30
35
40
0.1 1 10 100
|ZT|[dB
Ω]
f [GHz]
Figuur 5.7.2: Amplitudekarakteristiek van de geslotenkringtransimpedantie ZT van de TIA
Geslotenkringtransferkarakteristiek In figuur 5.7.2 is de amplitude van de geslotenkring-
transimpedantie ZT geplot.
DC-transferkarakteristiek In figuur 5.7.3 is de ingang-uitgang-karakteristiek in DC geplot.
5.7.2 Hoofdversterker
5.7.2.1 Dimensies
De weerstandswaarden en dimensies van de transistoren van cascade A, B en C zijn samengevat
in respectievelijk tabel 5.7.3, 5.7.4 en 5.7.5.
5.7.2.2 Resultaten
De resultaten zijn quasi identiek voor elke trappen in een gegeven cascode. In deze sectie wordt
dan ook enkel de eerste trap van elke cascode besproken. De belangrijkste resultaten van cascade
A, B en C zijn samengevat in tabel 5.7.6. Bij cascade A bleek het moeilijk om de verwachte
resultaten te bereiken. Om Q′ = 1/√
2 te verkrijgen en dus de spanningsversterkingslimiet te
behalen moest R2 namelijk zo groot gekozen worden zodat de source-spanning van MF , M ′F en
5.7 Resultaten 62
grootheid eenheid waarde
GBW GHz 25.6
κ 0.474
(a) Versterkingsbandbreedteproduct
GBW en schaalfactor κ
trap 1 trap 2
grootheid eenheid M1 M2 MF M1 M2 MF
IC 15 15 15 15 15 15
ID mA 1.53 0.73 0.17 0.34 0.16 0.38
L µm 0.13 0.13 0.13 0.13 0.13 0.13
W µm 23.7 11.23 1.5 5.3 2.5 0.33
gm mS 12.4 5.9 1.37 2.78 1.30 0.322
(b) Dimensies transistoren
trap 1 trap 2
grootheid eenheid R1 R2 R1 R2
R Ω 225 561 1000 2500
(c) Weerstandswaarden
Tabel 5.7.3: Dimensionering cascade A
5.7 Resultaten 63
grootheid eenheid waarde
GBW GHz 19.1
κ 1
(a) Versterkingsbandbreedteproduct
GBW en schaalfactor κ
trap 1, 2 en 3
grootheid eenheid M1 M2 MF
IC 15 15 15
ID µA 77 77 16
L µm 0.13 0.13 0.13
W µm 1.2 1.2 0.3
gm µS 628 628 158
(b) Dimensies transistoren
trap 1, 2 en 3
grootheid eenheid R1 R2
R kΩ 4 4.3
(c) Weerstandswaarden
Tabel 5.7.4: Dimensionering cascade B
5.7 Resultaten 64
grootheid eenheid waarde
GBW GHz 12.6
κ 2.1
(a) Versterkingsbandbreedteproduct
GBW en schaalfactor κ
trap 1 trap 2 trap 3
grootheid eenheid M1 M2 MF M1 M2 MF M1 M2 MF
IC 15 15 15 15 15 15 15 15 15
ID mA 0.077 0.165 0.042 0.35 0.76 0.19 1.6 3.5 0.71
L µm 0.13 0.13 0.13 0.13 0.13 0.13 0.13 0.13 0.13
W µm 1.2 2.57 0.65 5.5 11.8 3 25 54 11
gm mS 0.621 1.35 0.340 2.77 6.32 1.50 12.9 29.0 5.82
(b) Dimensies transistoren
trap 1 trap 2 trap 3
grootheid eenheid R1 R2 R1 R2 R1 R2
R Ω 3150 1200 690 260 150 57
(c) Weerstandswaarden
Tabel 5.7.5: Dimensionering cascade C
5.7 Resultaten 65
-400
-300
-200
-100
0
100
200
300
400
500
-4 -3 -2 -1 0 1 2 3 4
Vod[m
V]
Ii [mA]
Figuur 5.7.3: DC-karakteristiek van de TIA
grootheid eenheid verwacht behaald
AS 4.45 3.85
BWS GHz 12.6 14.4
Q′ 0.707 0.64
(a) cascade A
grootheid eenheid verwacht behaald
BS 2.5 2.2
BWS GHz 12.6 13.3
Q′ 0.707 0.71
(b) cascade B
grootheid eenheid verwacht behaald
CS 1.1 1.05
BWS GHz 12.6 12.92
Q′ 0.707 0.703
(c) cascade C
Tabel 5.7.6: Belangrijkste resultaten van de geslotenkringtransferkarakteristiek van de hoofdversterker
5.7 Resultaten 66
-20-15-10-505
101520
0.1 1 10 100
|R|[dB
]
-180
-135
-90
-45
0
0.1 1 10 100
∠R
[]
f [GHz]
ABC
ABC
Figuur 5.7.4: Amplitude- en fasekarakteristiek van de return ratio R van cascades A, B en C
M1, M ′1 te laag werd. Aangezien er volgens figuur 5.6.3 toch een overschot aan totale transimpe-
dantie beschikbaar is, werd de versterking van de trap verlaagd en de bandbreedte verhoogd om
het effect van Q′ < 1/√
2 op de totale bandbreedte te beperken. Bij de overige cascades werden
de verwachtte resultaten min of meer behaald.
Return ratio R en stabiliteit In figuur 5.7.4 is de amplitude en fase van de gesimuleerde
return ratio R in functie van de frequentie geplot. Bij cascade A is |R| < 1 voor alle frequenties.
Het versterkingsbandbreedteproduct van R bedraagt 4.2 GHz voor zowel cascade A als cascade
B. De fasemarge van cascades B en C bedraagt respectievelijk 123° en 120°.
Geslotenkringtransferkarakteristiek In figuur 5.7.5 is de amplitude van de geslotenkring-
versterking AS , BS en CS geplot.
DC-transferkarakteristiek De ingang-uitgangkarakteristiek in DC van elke eerste trap van
cascades A, B en C is gegeven in figuur 5.7.6.
5.7.3 Totaal
In figuur 5.7.7 is de ingang-uitgangkarakteristiek in DC van de cascade van TIA en MA gegeven.
5.7 Resultaten 67
-20
-15
-10
-5
0
5
10
15
0.1 1 10 100
|·|[dB
]
f [GHz]
AS
BS
CS
Figuur 5.7.5: Amplitudekarakteristiek van de geslotenkringversterking AS , BS en CS .
-1000
-800
-600
-400
-200
0
200
400
600
800
1000
-400 -200 0 200 400
Vod[m
V]
Vid [mV]
ABC
Figuur 5.7.6: DC-karakteristiek van de eerste trap van cascades A, B en C
5.7 Resultaten 68
-400
-300
-200
-100
0
100
200
300
400
-40 -20 0 20 40
Vod[m
V]
Ii [µA]
Figuur 5.7.7: Ingang-uitgangkarakteristiek in DC van de cascade van TIA en MA
50
55
60
65
70
75
80
85
90
0.1 1 10 100
|ZTOT|[dB
Ω]
f [kHz]
ideale componentenniet-ideale componenten
Figuur 5.7.8: Frequentierespons van de totale transimpedantie ZTOT voor zowel ideale als niet-ideale
componenten
5.7 Resultaten 69
tijd [ps]
od
0 20 40 60 80 100 120 140 160 180−300
−200
−100
0
100
200
300
Figuur 5.7.9: Oogdiagram gemeten aan de uitgang van de hoofdversterker voor Ipppin = 50 µA
In figuur 5.7.8 is de frequentierespons van de totale transimpedantie gegeven. In DC is deze gelijk
aan 85 dBΩ, terwijl de bandbreedte 6.7 GHz bedraagt.Wanneer de ideale staartstroombronnen
vervangen werden door eenvoudige stroomspiegels en de ideale weerstanden door “high poly”
weerstanden, is de DC-transimpedantie gedaald tot 82 dBΩ. Tevens is de bandbreedte gedaald
tot 6.1 GHz. Het verschil in drainspanningen van de transistoren van de stroomspiegels zorgt
voor een fout in de spiegelfactor, hetgeen de DC-transimpedantie en bandbreedte doet dalen.
De parasitaire capaciteit van de “high poly” weerstanden hebben ook een negatief effect op de
bandbreedte.
In figuur 5.7.9 is het oogdiagram voor Ipppin = 50 µA, gemeten aan de uitgang van de hoofver-
sterker, gegeven. Door intersymboolinterferentie is de vertikale oogopening gedaald van 478 mV
naar 452 mV wat, volgens (A.3.6) een power penalty van 0.24 dB veroorzaakt. In figuur 5.7.10
is het oogdiagram voor Ipppin = 50 µA, gemeten aan de uitgang van de buffer, gegeven. Door
het niet-lineaire gedrag van de uitgangsbuffer is het signaal verzwakt ten opzichte van het in-
gangsspanning van de buffer. Het oogdiagram voor Ipppin = 5 mV, gemeten aan de uitgang van
de hoofdversterker, is gegeven in figuur 5.7.11. Voor grotere ingangssignalen zal het oog ernstig
vervormen, hetgeen doet vermoeden dat(Ipppin
)ovl≈ 5 mV of, equivalent P ovl ≈ 5 dBm. Er
moet opgemerkt worden dat bij het genereren van deze oogdiagrammen de DC-stroom IPIN ,
5.7 Resultaten 70
tijd [ps]
od
0 20 40 60 80 100 120 140 160 180−300
−200
−100
0
100
200
300
Figuur 5.7.10: Oogdiagram gemeten aan de uitgang van de buffer voor Ipppin = 50 µA
tijd [ps]
od
0 20 40 60 80 100 120 140 160 180−300
−200
−100
0
100
200
300
Figuur 5.7.11: Oogdiagram gemeten aan de uitgang van de hoofdversterker voor Ipppin = 5 mA
5.7 Resultaten 71
gegenereerd door de PIN-diode, nul gesteld werd. Het effect van deze stroom wordt besproken
in het volgende hoofdstuk.
OFFSETCOMPENSATIE 72
Hoofdstuk 6
Offsetcompensatie
6.1 Inleiding
Voor differentiële versterkers kan het effect van onbalans voorgesteld worden door de ingangsge-
refereerde offsetspanning en -stroom [8]. Een differentiële versterker met onbalans wordt voorge-
steld door het equivalent circuit van figuur 6.1.1. Men kan opmerken dat, net als bij ruis, voor
een gegeven bronimpedantie Zs, de bronnen VOS en IOS kunnen vervangen worden door slechts
één offsetbron, zoals besproken in appendix A.3.1. In het geval van een spanningsversterker
zullen we een spanningsbron gebruiken voor de modellering van de onbalans, terwijl bij een TIA
voor een stroombron gekozen wordt. In figuur 6.1.2 worden deze aangepaste equivalente circuits
voorgesteld. Er dient opgemerkt te worden dat, voor differentiële signalen, het circuit uit figuur
6.1.2b equivalent is met dat uit figuur 6.1.3.
In sectie 6.2 zullen we de ingangsgerefereerde offsetstroom van de schakeling die in hoofdstuk
5 werd ontworpen bepalen. Het effect van deze offsetstroom op de performantie zal besproken
worden in sectie 6.3, en tenslotte wordt in sectie 6.4 een bijkomende schakeling geïntroduceerd, die
de ingangsgerefereerde offsetstroom zal verkleinen om de performantie van de gehele schakeling
te garanderen.
+
−
VOS
IOS2
Figuur 6.1.1: Equivalent circuit differentiële versterker met onbalans
6.2 De ingangsgerefereerde offsetstroom IOS 73
+
−
VOS
AVID VOD
(a) Spanningsversterker met onbalans
VOD
I1
I2
IOS2
(b) Transimpedantieversterker met onbalans
Figuur 6.1.2: Aangepaste equivalente circuits
VOD
I1
I2
R
IOS
Figuur 6.1.3: Alternatief circuit van een transimpedantieversterker met onbalans
6.2 De ingangsgerefereerde offsetstroom IOS
De schakeling die ontworpen werd in hoofdstuk 5 is weergegeven in figuur 6.2.1. In deze sectie
zal stap voor stap de ingangsgerefereerde offsetstroom IOS berekend worden.
6.2.1 De offsetspanning van een differentiaalpaar
Indien we de mismatch tussen beide transistoren als enige oorzaak van onbalans beschouwen,
vinden we dat de ingangsgerefereerde offsetspanning een toevalsgrootheid is, die normaal verdeeld
is met gemiddelde µ = 0 V en standaardafwijking σ gegeven door (2.1.27). Aangezien deze
distributie symmetrisch is rond VOS = 0 V is het teken van VOS van geen belang.
−
+
−
+
−
+
VOD
TIA MA Output Buffer
IPIN
Figuur 6.2.1: Schema van de schakeling die ontworpen is in hoofdstuk 5
6.2 De ingangsgerefereerde offsetstroom IOS 74
−AVOD
VOS,A
gFVX VOS,F
RIIDVX
Figuur 6.2.2: Kleinsignaal differentieel halfschema van active-feedback TIA voor de berekening van de
ingangsgerefereerde offsetstroom IOS
VID
VOS,1gm1VX IOS,TIA
VXActive feedback
TIA
VOD
Figuur 6.2.3: Kleinsignaal differentieel halfschema van Cherry-Hooper spanningsversterker met active
feedback voor de berekening van de ingangsgerefereerde offsetstroom VOS
6.2.2 De offsetstroom van een active feedback TIA
Om de offsetstroom van een active feedback TIA te berekenen, wordt het kleinsignaal differentieel
halfschema voor DC gegeven in figuur 6.2.2. VOS,A en VOS,F stellen de offsetspanningen voor van
respectievelijk het differentiaalpaar aan de ingang van de versterker A en het differentiaalpaar
dat de feedback vormt. De ingangsgerefereerde offsetstroom bedraagt dan:
IOS =VOS,AR
+VOS,FRF
(6.2.1)
met RF = 1/gmF .
6.2.3 De offsetspanning van een Cherry-Hooper spanningsversterker met ac-
tive feedback
Figuur 6.2.3 toont het kleinsignaal differentieel halfschema voor de berekening van de offsetspan-
ning. Met behulp van formule 6.2.1 vinden we:
VOS = VOS,1 +VOS,2gm1R1
+VOS,Fgm1RF
(6.2.2)
waarbij VOS,1, VOS,2 en VOS,F de offsetspanning van respectievelijk het eerste differentiaalpaar
(M1, M ′1), het tweede differentiaalpaar (M2, M ′2) en het feedbackdifferentiaalpaar (MF , M ′F )
voorstellen. VOS is een lineaire combinatie van normaal verdeelde toevalsgrootheden met gemid-
delde 0 V. VOS is dus ook normaal verdeeld met gemiddelde 0 V. De variantie van VOS is gegeven
6.2 De ingangsgerefereerde offsetstroom IOS 75
door
V 2OS = V 2
OS,1 +V 2OS,2
(gmR1)2 +V 2OS,F
(gm1RF )2 (6.2.3)
Deze formule wordt als volgt vereenvoudigd:
• Ten eerste wordt verondersteld dat gm1R1 > 1.
• Vervolgens kan opgemerkt worden dat alle transistoren in de 3 differentiaalparen die de trap
vormen van hetzelfde type zijn en zo ontworpen zijn dat ze dezelfde inversiecoëfficiënt IC
hebben. Zij hebben dus allen dezelfde transconductantie-efficiëntie gm/ID, en uit (2.1.27)
volgt dan dat
V 2OS,Y =
K
(WL)Y(6.2.4)
waarbij K = A2V TO + A2
KP / (gm/ID)2 een constante is, en het subscript Y duidt op ofwel
differentiaalpaar 1, 2 of het feedbackdifferentiaalpaar. Tevens hebben al deze transistoren
dezelfde kanaallengte L.
• (6.2.3) kan dus vereenvoudigd worden tot:
V 2OS ≤
K
W1L
(1 +
W1
W2+W1
WF·
1
(gm1RF )2
)(6.2.5)
• Aangezien alle transistoren van hetzelfde type zijn, dezelfde inversiecoëfficient hebben en
dezelfde kanaallengte is W1/WF = gm1/gF = gm1RF . We bekomen dus dat
V 2OS ≤
K
W1L
(1 +
W1
W2+
1
gm1RF
)(6.2.6)
• De DC-spanningsversterking AS,0 wordt gegeven door (3.2.8) en wordt hieronder herhaald:
AS = gm1RF ·A2
A2 +RF /R1(6.2.7)
Daaruit volgt dat gm1RF > AS .
• Tenslotte werd in sectie 5.2 de schaalfactor κ = ID2/ID1 = W2/W1 gedefinieerd.
Er wordt bekomen dat
V 2OS <
K
W1L
(1 +
1
κ+
1
AS
)(6.2.8)
6.2 De ingangsgerefereerde offsetstroom IOS 76
−
+
−
+
−
+
A1 A2 AN
VOS,1 VOS,2 VOS,N
(a) Een cascade van spanningsversterkers met onbalans
−
+
VOS
A
(b) Equivalent schema
Figuur 6.2.4: De offsetspanning van een cascade van spanningsversterkers
6.2.4 De offsetspanning van de main amplifier
Om de ingangsgerefereerde offsetspanning van een cascade van spanningsversterkers te berekenen
wordt verwezen naar figuur 6.2.4. We vinden:
VOS = VOS,1 +VOS,2A1
+VOS,3A1A2
+ ... =
N∑
k=1
VOS,k∏k−1l=1 Al
(6.2.9)
Deze formule kan nu gebruikt worden om de offsetspanning van de main amplifier te berekenen.
Eerst kan de offsetspanning van cascade A, B en C (gerefereerd naar hun respectievelijke ingang)
berekend worden, waarna de ingangsgerefereerde offsetspanning van de main amplifier berekend
wordt als:
VOS,MA = VOS,A +VOS,BAtot
+VOS,CAtotBtot
(6.2.10)
De variantie van de offsetspanning van cascade Y kan geschreven worden als
V 2OS,Y <
K
WY L
(1 +
1
κY+
1
YS
)·NY −1∑
k=0
1
(YSκY )2k(6.2.11)
<K
WY L
(1 +
1
κY+
1
YS
)·
1
1− 1/ (YSκY )2 (6.2.12)
waarbij WY de breedte van het eerste differentiaalpaar van de eerste Cherry-Hooper trap van
de cascade Y voorstelt. κY is de schaalfactor, NY het aantal Cherry-Hooper trappen in de
cascade en YS stelt de DC-spanningsversterking voor van één Cherry-hooper trap. Bij de laatste
ongelijkheid werd ervan uitgegaan dat YS > 1/κY , of met andere woorden: dat de bijdrage tot de
ingangsgerefereerde offsetspanning van trap m+1 kleiner is dan de bijdrage van trap m. (6.2.11)
kan herschreven worden door KY te definiëren:
KY X = K
(1 +
1
κY+
1
YS
)·
1
1− 1/ (YSκY )2 (6.2.13)
6.2 De ingangsgerefereerde offsetstroom IOS 77
−
+
−
+
−
+
VOD
TIA MA Output Buffer
IOS
IPIN,AC
Figuur 6.2.5: De complete schakeling met ingangsgerefereerde offsetstroom IOS
waardoor (6.2.11) vereenvoudigd wordt tot
V 2OS,Y <
KY
WY L(6.2.14)
hetgeen analoog is aan (6.2.4), de uitdrukking voor de offsetspanning van een differentiaalpaar.
6.2.5 De offsetstroom door het ingangssignaal
Uit sectie (1.5) blijkt dat de stroom die de PIN-diode levert aan het circuit Ipin = IPIN + ipin
een DC-component IPIN = Ipppin/2 bevat. Deze stroom bevat geen nuttig signaal. Als we deze
stroom beschouwen als deel van het ontvangercircuit i.t.t een ingangssignaal, vinden we dat dit
leidt tot een offsetstroom1:
IOS = IPIN = Ipppin/2 (6.2.15)
6.2.6 De totale ingangsgerefereerde offsetstroom
Wanneer we alle bovenvermelde oorzaken van offset samenbrengen, bekomen we figuur 6.2.5,
waarbij:
IOS = IPIN +VOS,ZR
+VOS,FRF
(6.2.16)
waarbij VOS,Z de totale offsetspanning van de spanningsversterker ATIA in de TIA en de span-
ningsversterkers in de MA, gerefereerd naar de ingang van ATIA:
VOS,Z = VOS,ATIA+VOS,MA
ATIA(6.2.17)
In (6.2.16) is VOS,Z en VOS,F een lineaire combinatie van normaal verdeelde toevalsgrootheden
met gemiddelde 0 V. Indien we veronderstellen dat het ontvangen lichtvermogen Pin - en dus1Het teken van deze offsetstroom is afhankelijk van de klem (positief of negatief) waar de PIN-diode op
aangesloten is. Hier gaan we ervan uit dat de PIN-diode aangesloten is op de negatieve klem van de TIA.
6.2 De ingangsgerefereerde offsetstroom IOS 78
0
10
20
30
40
50
60
-150 -100 -50 0 50 100 150
Mon
teCarlo:aantal
norm
aleverdeling
IOS − IPIN [µA]
N = 500µ = −0.6 µAσ = 40.8 µA
Monte Carlonormale verdeling
Figuur 6.2.6: De statistiek van de ingangsgerefereerde offsetstroom IOS
ook IPIN - gekend is, is IOS normaal verdeeld met gemiddelde
µ = IPIN (6.2.18)
Vervolgens wordt de variantie σ2 van IOS berekend:
σ2 =V 2OS,Z
R2+V 2OS,F
R2F
(6.2.19)
6.2.7 Vergelijking tussen theoretische resultaten en simulaties
Met behulp van de technologieparameters in tabel 2.2.1, de dimensionering van de ontvanger,
gegeven in sectie 5.7 en de hierboven afgeleide formules, kan nu de statistiek van de ingangsge-
refereerde offsetstroom berekend worden. We bekomen:
µ = IPIN (6.2.20)
σ = 23 µA (6.2.21)
Via een zogenaamde Monte-Carlo simulatie kan de statistiek van de ingangsgerefereerde off-
setstroom bepaald worden. In figuur 6.2.6 worden de resultaten gegeven. Op deze figuur is te zien
dat de statistiek vrij goed een normale verdeling benaderd. We hebben echter de offsetspanning
onderschat: we bekomen σ = 40.8 µA.
6.3 Invloed van de ingangsgerefereerde offsetstroom IOS op de performantie van het circuit 79
Span
ning
[V]
t
V1 V2
VOPVON
(a) algemeen
Span
ning
[V]
t
VOPVON
(b) IOS = IppPIN/2 [10]
Span
ning
[V]
t
VOPVON
(c) IOS = 0
Figuur 6.3.1: Invloed van de ingangsgerefereerde offsetstroom IOS op de golfvorm van vop en von
6.3 Invloed van de ingangsgerefereerde offsetstroom IOS op de
performantie van het circuit
6.3.1 Invloed op de zwaai
Indien de uitgang (vop, von) van het circuit van figuur 6.2.1 een vaste common-mode component
vocm heeft, er geen ruis optreedt en het nuttig signaal niet vervormd wordt, kan men schrijven:
vop =Rtot
2(ipin + IOS) + vocm (6.3.1)
von = −Rtot2
(ipin + IOS) + vocm (6.3.2)
Veronderstellen we nu dat het door de PIN-diode ontvangen signaal een blokgolf is, dan is ipin
een blokgolf tussen −Ipppin/2 en Ipppin/2. De golfvorm van vop en von is weergegeven in figuur 6.3.1a
6.3 Invloed van de ingangsgerefereerde offsetstroom IOS op de performantie van het circuit 80
0VOD
[V]
t
V1
V2
IOS = 0IOS 6= 0
Figuur 6.3.2: Invloed van de ingangsgerefereerde offsetstroom IOS op de differentiële uitgang VOD van
het circuit
, met
V1 = Rtot
(Ipppin
2+ IOS
)(6.3.3)
V2 = Rtot
(−Ipppin
2+ IOS
)(6.3.4)
Wanneer de offset door mismatch 0 is, en dus IOS = IPIN = Ipppin/2, krijgen we het speciale geval
van figuur 6.3.1b [10]. In het ideale geval dat IOS = 0 wordt de golfvorm die van figuur 6.3.1c.
6.3.2 Invloed op de BER
De differentiële uitgang Vod van het circuit, indien geen ruis optreedt en het nuttig signaal niet
vervormd wordt, is geplot in figuur 6.3.2, met
V1 =V ppo
2+ VOS (6.3.5)
V2 = −Vppo
2+ VOS (6.3.6)
waarbij VOS = RtotIOS . Er wordt verondertsteld dat de detectie in het CDR-circuit gebeurt op
basis van het teken van Vod.
In appendix A.3 wordt de power penalty door offset besproken. Deze bedraagt:
PP = 1 +2IOSIpppin
(6.3.7)
6.4 Offsetcompensatie 81
−
+
−
+
−
+
−
+
VOD
TIA MA Output Buffer
gmVX
VX
IPIN,AC
IOS
B
Figuur 6.4.1: Voorgesteld offsetcompensatiecircuit
6.3.3 Invloed op de pulsbreedte
6.4 Offsetcompensatie
Om de ingangsgerefereerde offsetstroom te compenseren wordt het circuit van figuur 6.4.1 voor-
gesteld.
6.4.1 Open- en geslotenkringtransferfunctie
Stellen we de versterking B gelijk aan
B(s) =B0
1 + sTB(6.4.1)
dan bekomen we de volgende openkringtransferfuncties:
R(s) =gmB0
1 + sTB·ZTOT (s) (6.4.2)
d = ZTOT (s) (6.4.3)
A∞ = 0 (6.4.4)
hetgeen leidt tot deze geslotenkringtransimpedantie:
ZTOT,OSCOMP (s) =ZTOT (s)
1 + gmB(s)ZTOT (s)≈ ZTOT (s)
gmB0RTOT·1 + s/ωz1 + s/ωp
(6.4.5)
met
ωz =1
TA(6.4.6)
ωp =gmB0Rtot
TA(6.4.7)
6.4 Offsetcompensatie 82
0 dB
gmB0RTOT
ωz ωp 2πBWTOT
|R|
1gmRTOTB0
RTOT
ωz ωp 2πBWTOT
|ZTOTOSCOMP|[
Ω]
ω
Figuur 6.4.2: Bodeschets van de open- en geslotenkringtransferfuncties R en ZTOT,OSCOMP
waarbij verondersteld werd dat de kringwinst in DC veel groter is dan 1: gmRTOTB0 1.
In figuur 6.4.2 is een Bodeschets gegeven van de open- en geslotenkringtransferfuncties. De
laagfrequente transimpedantie is verminderd met een factor gmB0RTOT tot 1/ (gmB0). Gaan
we er even van uit dat de versterker B geen offset zal introduceren, dan kan opgemerkt worden
dat dit offsetcompensatiecircuit de ingangsgerefereerde offsetstroom niet wijzigen. Omdat de
laagfrequente transimpedantie nu lager is dan de transimpedantie rond de signaalfrequenties,
zal de offsetspanning aan de uitgang wel een factor gmB0RTOT lager zijn. Er zal echter verder
geredeneerd worden met ingangsgerefereerde offsetstroom, analoog aan sectie 6.2, waarbij we
het effect van het offsetcompensatiecircuit modelleren door de ingangsgerefeerde offsetstroom te
delen door gmB0RTOT .
De ingangsgerefereerde offsetstroom IOS,COMP van het gecompenseerde circuit is dan gegeven
door:
IOS,comp =1
gmRtotB0IOS +
1
RtotVOS,B (6.4.8)
waarbij IOS de ingangsgerefereerde offsetstroom van het niet-gecompenseerde circuit is, gegeven
door (6.2.16), en VOS,B stelt de offsetspanning van de versterker B voor, gerefereerd naar zijn
ingang. Deze offsetstroom is normaal verdeeld met gemiddelde µcomp en variantie σ2comp, gegeven
6.4 Offsetcompensatie 83
ipin
IOS
Ibias
Figuur 6.4.3: Realisering transconductantie gm
door:
µcomp =1
gmRtotB0µ (6.4.9)
σ2comp =
1
(gmRtotB0)2σ2 +
1
R2tot
V 2OS,B (6.4.10)
met µ en σ2 respectievelijk het gemiddelde en de variantie van de offsetstroom van het niet-
gecompenseerde circuit, gegeven door (6.2.18) en (6.2.19).
6.4.2 Dimensionering
We zullen de transconductantie gm realiseren door een common-source nMOS-transistor te ge-
bruiken, zoals getoond in figuur 6.4.3. Het is duidelijk dat dit circuit enkel offsetstromen IOS
groter dan −Ibias volledig kan compenseren. We kiezen Ibias = 200 µA.
Voor de verdere dimensionering zullen we gebruik maken van 3 power penalty’s, namelijk deze
door offset, baseline wander en het toevoegen van een ruisbron, gegeven in respectievelijk (A.3.7),
(A.3.8) en (A.3.9) in sectie A.3.3. We zullen ons concentreren op de situatie waarin het minimale
ingangssignaal(Ipppin
)sens
wordt aangelegd. In dat geval zal het effect van de ingangsgerefereerde
ruisstroom op de BER het grootst zijn, waardoor het voldoende zal zijn de verschillende power
penalty’s zo te kiezen dat de BER binnen de specificaties valt voor het minimale ingangssignaal(Ipppin
)sens
.
Ten eerste wordt de nMOS transistor van figuur 6.4.3 gedimensioneerd. We zullen de trans-
conductantie zo kiezen dat de power penalty door de ruisbron die deze transistor introduceert,
beperkt blijft. De ingangsgerefereerde ruis heeft het volgende vermogen:
I2n,in,Y = 4kTnΓgm ·BWTOT (6.4.11)
We kiezen gm = 4 mS. De power penalty bedraagt dan ongeveer 0.15 dB. We gaan ervan uit
dat de drainstroom gelijk is aan ID ≈ IBIAS + IPIN = 225 µA. IC ≈ 1.5 en W en L worden
respectievelijk 35 en 0.13 µm gekozen.
6.4 Offsetcompensatie 84
Vervolgens wordt de power penalty door offset beschouwd. Kiezen we PP ≤ 0.05 dB, dan
moet |IOS,comp| ≤ 0.3 µA. Het offsetcompensatiecircuit zal zo gedimensioneerd worden zijn om
een correcte werking te garanderen bij een offsetstroom tussen µcomp−2σcomp en µcomp+2σcomp,
hetgeen overeenkomt met ongeveer 95% van de gevallen. Aangezien µcomp > 0 en het teken van
de offsetstroom geen invloed heeft op de BER, is het voldoende om
µcomp + 2σcomp ≤ 0.3 µA (6.4.12)
te eisen. Negeren we voorlopig de offsetspanning van versterker B, dan moet gmRtotB0 ≥ 220.
We substitueren de gekozen waarde van gm en stellen Rtot = 8 kΩ. We bekomen de volgende
voorwaarde op de DC-versterking van versterker B:
B0 ≥ 5.6 (6.4.13)
hetgeen zeer haalbaar is. We zullen B0 groter kiezen aangezien de offsetspanning van versterker
B ook nog in rekening moet gebracht worden.
Tenslotte beschouwen we de power penalty in verband met baseline wander. Opteren we
opnieuw voor PP ≤ 0.05 dB, dan volgt uit (A.3.8) dat voor een maximale run length r = 72 dat
fLF = gmRTOT ·B0
2πTA≤ 256 kHz (6.4.14)
Substitueren we de gekozen waarde van gm en de in sectie 5.7 gevonden waarde van RTOT
in (6.4.14), bekomen we de volgende voorwaarde op het versterkingsbandbreedteproduct van
versterker B:
B0
2πTA≤ 4 kHz (6.4.15)
Er wordt geopteerd voor een gevouwen-cascode als topologie van versterker B. Het circuit is
gegeven in figuur 6.4.4. De exacte dimensionering van alle transistoren zal hier niet besproken
worden. Er worden echter enkele opmerkingen gemaakt:
• De ingangsgerefereerde offsetspanning wordt bijna uitsluitend bepaald door de transistoren
van het ingangsdifferentiaalpaar en de NMOS- en pMOS-transistoren die geschakeld zijn
als common-source. Deze zullen dus relatief groot gemaakt worden.
• Het versterkingsbandbreedteproduct is gegeven door:
B0
2πTA=
gmY2πCL
(6.4.16)
6.5 Resultaten 85
VoVipVin
VB1
VB2
IB
Figuur 6.4.4: Gevouwen cascode
met gmY de transconductantie van de transistoren van het ingangsdifferentiaalpaar en
CL de capacitieve last aan de uitgang. Dit versterkingsbandbreedteproduct moet klein
gemaakt worden, en dit wordt gerealiseerd door gmY klein te maken en door een relatief
grote capaciteit (20 pF) aan de uitgang te plaatsen.
De bodeplot van de B(s) is geplot in figuur 6.4.5. Het versterkingsbandbreedteproduct bedraagt
2 kHz.
6.5 Resultaten
De fasemarge van R bedraagt 70°. In figuur 6.5.1 is de bodeplot van het totale systeem gege-
ven. De laagfrequente pool ligt op fLF = 76 kHz. Tenslotte is in figuur 6.5.2 de statistiek van
de gecompenseerde offsetstroom IOS,COMP gegeven voor IPIN = 25 µA. De gecompenseerde
offsetstroom voldoet ruim aan de opgestelde vereisten. Door het hier ontworpen offsetcompensa-
tiecircuit zal het oogdiagram, met IPIN = Ipppin/2 er nauwelijks anders uit zien dan deze gegeven
in sectie 5.7.3 voor IPIN = 0. Nu het circuit compleet is, wordt de RMS-waarde van de ingangs-
gerefereerde ruisstroom gesimuleerd, met behulp van (A.3.3). We bekomen Irmsn,in = 3.46 µA.
Met een power penalty van 0.24 dB door intersymboolinterferentie (sectie A.3.3) en een power
penalty van minder dan 0.05 dB door enerzijds baseline wander en offset (sectie 6.4.2) bekomen
6.5 Resultaten 86
-60
-40
-20
0
20
40
60
80
1e-06 1e-05 0.0001 0.001 0.01 0.1 1 10 100 1000
|B|[dB
]
f [kHz]
Figuur 6.4.5: Bodeplot van B(s)
-20
0
20
40
60
80
100
1 Hz 1 kHz 1 MHz 1 GHz
|ZTOThspace
0.1cm
OSCOMP|[dB
Ω]
f
Figuur 6.5.1: Bodeplot van ZTOTOSCOMP (s)
6.5 Resultaten 87
0
5
10
15
20
25
30
-0.3 -0.2 -0.1 0 0.1 0.2 0.3
Mon
teCarlo:aantal
norm
aleverdeling
IOSCOMP [µA]
N = 500µ = −2 nAσ = 0.06 µAIPIN = 25 µA
Monte Carlonormale verdeling
Figuur 6.5.2: De statistiek van de gecompenseerde ingangsgerefereerde offsetstroom IOS,COMP bij
IPIN = 250 µA
we de volgende gevoeligheid: (Ipppin
)sens
= 47.2 µA (6.5.1)
P sens = −15.3 dBm (6.5.2)
CONCLUSIE 88
Hoofdstuk 7
Conclusie
Een 10 Gbit/s opto-elektronische ontvanger met meerdere kanalen werd ontworpen. Er werd
gebruik gemaakt van de transimpedantielimiet [11] en de in dit werk geïntroduceerde spannings-
versterkingslimiet om de afweging tussen vermogenverbruik en gevoeligheid te benaderen. Door
gebruik te maken van een volledig differentiële circuittopologie werd het effect van interkanaal-
overspraak beperkt. Aangezien de layout van de ontworpen schakeling niet uitgevoerd werd, kon
dit effect echter niet gekwantificeerd worden.
7.1 Behaalde resultaten
In tabel 7.1.1 worden de behaalde resultaten vergeleken met de in hoofdstuk 1 vooropgestelde
specificaties. Er werd voldaan aan alle specificaties. De prestaties van de ontworpen ontvanger
worden vergeleken met enkele publicaties in tabel 7.1.2. Hieruit blijkt dat de ontworpen ontvanger
grootheid symbool eenheid specificatie behaald
bitrate B Gbit/s 10 10
voedingsspanning VDD V 1.2 1.2
differentiële uitgangszwaai V ppod mV ≈ 400 ≈ 400
BER 10−10 10−10
optische gevoeligheid Psens dBm ≤ −15 -15.3
optisch overbelastingsvermogen Povl dBm ≥ 3 5
gedissipeerd vermogen Pdiss mW/kanaal ≤ 64 54
Tabel 7.1.1: Vergelijking behaalde resultaten en vooropgestelde specificaties van de ontvanger
7.2 Verder onderzoek 89
dit werk [7] [2] [16]
B [Gbit/s] 10 10 10 10
RTOT [dBΩ] 82 62 87 61
BW [GHz] 6.1 6.0 7.6 7.2
Psens [dBm] -15.3 -12(Ipppin
)sens
[µA] 47.2 22.4 10
Pdiss [mW/channel] 54 98 210 70
VDD [V] 1.2 2 1.8 1.8
RTOT /Pdiss [dBΩ/mW] 1.52 0.63 0.41 0.87
proces 0.13 µm CMOS 0.13 µm CMOS 0.18 µm CMOS 0.18 µm CMOS
functie TIA, MA, buffer TIA, buffer TIA, MA, buffer TIA
Tabel 7.1.2: Vergelijking van de ontworpen schakeling met enkele publicaties
heel goed presteert.
7.2 Verder onderzoek
De opto-elektronische ontvanger werd ontworpen in CMOS, wat het mogelijk maakt om dit
circuit te integreren met digitale circuits. Integratie van het CDR-circuit en de verdere digitale
circuits zouden een grote besparing qua gedissipeerd vermogen met zich mee kunnen brengen.
Er word namelijk een aanzienlijke hoeveelheid vermogen verbruikt door de uitgansbuffer en de
trappen daarvoor. Door integratie van het CDR-circuit kan de uitgangsbuffer weggelaten worden
en wordt de noodzakelijke bordoppervlakte verkleind.
De gebruikte ontwerpmethode die de transimpedantielimiet en de spanningsversterkingslimiet
combineert lijkt ons veelbelovend. Deze zou kunnen worden veralgemeend, waardoor verschil-
lende spanningsversterkertopologiën op een hoog niveau kunnen vergeleken worden.
Door het uitvoeren van de layout van de hier ontworpen schakeling kan het effect van in-
terkanaaloverspraak bepaald worden en kan het circuit waar nodig worden aangepast. Ook de
extractie van de parasitairen kan resultaten geven die een eventuele aanpassing aan de schakeling
noodzakelijk maken.
GEBRUIKTE TECHNIEKEN 90
Bijlage A
Gebruikte technieken
In deze appendix worden enkele gebruikte analyse-technieken beschreven.
A.1 Return ratio
Een lineair circuit met feedback kan geanalyseerd worden met behulp van de return-ratio-
techniek. Onderstaande formules en figuren werden overgenomen uit [8].
Het te analyseren circuit wordt voorgesteld in figuur A.1.1. De ingang van het circuit is de
bron SIN en de uitgang wordt voorgesteld door SOUT . Er is één gestuurde bron: SOC = kSIC .
Alle bronnen en grootheden kunnen zowel spanningen als stromen voorstellen.
Eerst worden de volgende tussenresultaten berekend:
B1 =SICSIN
∣∣∣∣k=0
(A.1.1)
B2 =SOUTSOC
∣∣∣∣SIN=0
(A.1.2)
H = − SICSOC
∣∣∣∣SIN=0
(A.1.3)
−
+ +
−
+
−
+
−
+
−
SIN kSICSIC SOUTSOC
rest van het circuit
Figuur A.1.1: Voorstelling van het circuit voor return-ratio-analyse
A.2 Berekenen van de parameters van een tweede-orde transferfunctie uit simulatieresultaten 91
−
d
Σ ΣSIN SOUT
1A∞
RA∞
Figuur A.1.2: Blokschema van het circuit
Vervolgens kan men het circuit voorstellen volgens figuur A.1.2 , met
d =SOUTSIN
∣∣∣∣k=0
(A.1.4)
R = kH (A.1.5)
A∞ =B1kB2
R + d (A.1.6)
De gesloten-lus versterking wordt dan gegeven door:
A = A∞R
1 +R +d
1 +R (A.1.7)
d stelt de directe feedthrough voor. R noemt men de return ratio, en A∞ stelt de gesloten-lus
versterking voor indien R →∞.
De nullen van 1 +R(s) bepalen de stabiliteit volgens het Nyquist stabiliteitscriterium.
A.2 Berekenen van de parameters van een tweede-orde transfer-
functie uit simulatieresultaten
In dit werk is het nodig gebleken om uit de amplitude- en fasekarakteristiek van een tweede-orde
transferfunctie zonder nullen de Q-factor te Q en de natuurlijke frequentie ω0 berekenen. In deze
sectie worden formules gegeven om dit te bereiken.
Gegeven de transferfunctie
H(s) = H0 ·1
1 + s/ (ω0Q) + s2/ω20
(A.2.1)
dan is de 3-dB bandbreedte van H(jω) gegeven door
ω3 dB = ω0 ·√√
x2 + 1− x (A.2.2)
A.3 Schatting van de BER 92
0
0.2
0.4
0.6
0.8
1
1.2
1.4
1.6
1.8
2
30 50 70 90 110 130 150
Q
∠H(jω3 dB)− ∠H0 []
Figuur A.2.1: De Q-factor Q in functie van ∠H(jω3 dB)− ∠H0
met
x =1
2Q2− 1 (A.2.3)
De fase van H(jω) is gegeven door
∠H(jω) = ∠H0 − arctan
(ω/ (ω0Q)
1− (ω/ω0)2
)(A.2.4)
Met behulp van (A.2.2) en (A.2.4) kan men de Q-factor vanH(s) bepalen op basis van ∠H(jω3 dB)−∠H0. Dit verband is geplot in figuur A.2.1.
Eenmaal de Q-factor Q gekend is, kan men met (A.2.2) de natuurlijke frequentie ω0 bepalen
uit de 3-dB bandbreedte ω3 dB. Het verband tussen ω3 dBω0
en de Q-factor Q is gegeven in figuur
A.2.2.
(A.2.5)
A.3 Schatting van de BER
In eerste instantie wordt ervan uitgegaan dat het ingangssignaal behalve een versterking, onver-
vormd aan de uitgang komt. De BER kan dan berekend worden aan de hand van de RMS-waarde
van de ingangsgerefereerde ruis. Vervolgens wordt het effect van vervorming van het ingangssig-
naal gemodelleerd aan de hand van zogenaamde power penalty’s. Deze grootheid stelt het verlies
A.3 Schatting van de BER 93
0
0.2
0.4
0.6
0.8
1
1.2
1.4
1.6
0 0.2 0.4 0.6 0.8 1 1.2 1.4 1.6 1.8 2
ω3dB
ω0
Q
Figuur A.2.2: ω3 dBω0
in functie van de Q-factor Q
ruisloos netwerk
vn
in
Zs
vs
bron
Figuur A.3.1: Modellering ruis
in optische gevoeligheid voor [10].
A.3.1 Ingangsgerefereerde ruis
In de literatuur [8,14] wordt een lineaire tweepoort die interne ruisbronnen bevat typisch gemo-
delleerd door zowel een spanningsbron als een stroombron aan de ingang, zoals te zien in figuur
A.3.1. Op die manier kan men het ruisgedrag van de tweepoort karakteriseren, op een manier die
onafhankelijk is van de bronimpedantie Zs [8]. Is deze onafhankelijkheid echter niet noodzakelijk,
kan men door het Thévenin-equivalent ten nemen van de signaalbron met bronimpedantie Zs en
de ruisbronnen vn en in, het circuit van A.3.1 vereenvoudigen tot het circuit afgebeeld in figuur
A.3.2 , waarbij v′n = vn+Zsin. Het ruisgedrag wordt dan, zonder benaderingen, beschreven door
één ruisbron v′n. Uiteraard kan men ook het Norton-equivalent nemen.
In dit werk zal steeds met één ingangsgerefereerde ruisbron gewerkt worden. Het spectrum
A.3 Schatting van de BER 94
ruisloos netwerk
Zs
vs
v′n
Figuur A.3.2: Alternatieve voorstelling van het circuit van figuur A.3.1
van deze bron wordt zo gekozen dat het spectrum aan de uitgang van het ruisloze circuit gelijk
is aan dat aan de uitgang van het circuit met interne ruisbronnen.
Het vermogenspectrum aan de uitgang van het circuit met interne ruisbronnen kan als volgt
gevonden worden:
Sn,out(f) =∑|Hn,k(j2πf)|2 ·Snk
(f) (A.3.1)
waarbij nk de interne ruisbronnen voorstellen die verondersteld worden onderling ongecorreleerd
te zijn, elk met spectrum Snken Hn,k(s) de transferfunctie van ruisbron k naar de uitgang. Het
spectrum van de ingangsgerefereerde ruis wordt dan als volgt gedefinieerd:
Sn,in(f) ,Sn,out(f)
|Hs(j2πf)|2=∑|Gnk
(j2πf)|2 ·Snk(f) (A.3.2)
met Hs(s) de transferfunctie van in- naar uitgang en Gnk(s) = Hnk
(s)/Hs(s).
A.3.2 RMS-waarde van de ingangsgerefereerde ruis
De RMS-waarde van de ingangsgerefereerde ruis wordt berekend met behulp van volgende for-
mules:
I2n,in =
1
H20
ˆ ∞0
Sn,out(f)df =1
H20
ˆ ∞0|Hs(j2πf)|2 Sn,in(f)df (A.3.3)
Irmsn,in =√I2n,in (A.3.4)
De bit-error rate wordt dan bepaald aan de hand van volgende formule:
Q =Ipppin
2Irmsn,in
(A.3.5)
met Q de zogenaamde Personick Q. Voor BER ≤ 10−10 is Q ≥ 6.361.
A.3 Schatting van de BER 95
A.3.3 Power penalty’s
Onderstaande formules zijn gegeven in [10].
Power penalty door intersymboolinterferentie:
PP =VEV ′E
(A.3.6)
met VE en V ′E de oogopening respectievelijk zonder en met intersymboolinterferentie.
Power penalty door offset:
PP = 1 +2IOSIpppin
(A.3.7)
Power penalty door baseline wander:
PP = 1 + 2πfLF ·r
B(A.3.8)
met r het maximale aantal opeenvolgende identieke bits.
Power penalty door toevoegen van een ingangsgerefereerde ruisbron In,,in,Y :
PP =
√√√√1 +I2n,in,Y
I2n,in
(A.3.9)
BIBLIOGRAFIE 96
Bibliografie
[1] David M Binkley. Tradeoffs and Optimization in Analog CMOS Design. 2008.
[2] Wei-Zen Chen and Ying-Lien Cheng. A 1.8 V, 10 Gbps fully integrated CMOS optical recei-
ver analog front end. In Solid-State Circuits Conference, 2004. ESSCIRC 2004. Proceeding
of the 30th European, pages 263–266, 2004.
[3] E.M Cherry and D.E Hooper. The design of wide-band transistor feedback amplifiers. In
Electrical Engineers, Proceedings of the Institution of, pages 375–389, 1963.
[4] Emmanuel B Desurvire. Capacity Demand and Technology Challenges for Lightwave Sys-
tems in the Next Two Decades. Journal of Lightwave Technology, 24(12):4697–4710.
[5] Christian C. Enz, François Krummenacher, and Eric A. Vittoz. An analytical MOS
transistor model valid in all regions of operation and dedicated to low-voltage and low-
current applications. Analog Integrated Circuits and Signal Processing, 8:83–114, 1995.
10.1007/BF01239381.
[6] P R Kinget. Device mismatch and tradeoffs in the design of analog circuits. IEEE Journal
of Solid-State Circuits, 40(6):1212–1224.
[7] O Momeni, H Hashemi, and E Afshari. A 10-Gb/s Inductorless Transimpedance Amplifier.
Circuits and Systems II: Express Briefs, IEEE Transactions on, 57(12):926–930, 2010.
[8] Paul R Gray, Paul J Hurst, Robert G Meyer, and Stephen H Lewis. Analysis And Design
Of Analog Integrated Circuits, 4Th Ed. 2008.
[9] Behzad Razavi. Design of integrated circuits for optical communications. page 370, 2003.
[10] Eduard Säckinger. Broadband circuits for optical fiber communication. 2005.
BIBLIOGRAFIE 97
[11] Eduard Säckinger. The Transimpedance Limit. Circuits and Systems I: Regular Papers,
IEEE Transactions on DOI - 10.1109/TCSI.2006.875175, 57(8):1848–1856, 2010.
[12] M Schneider. CMOS Analog Design Using All-region MOSFET Modeling. mos-ak.org, 2010.
[13] Danica Stefanović and Maher Kayal. Structured Analog CMOS Design. 2008.
[14] Gabriel Vasilescu. Electronic Noise and Interfering Signals: Principles and Applications.
Springer, 1 edition, jan 2005.
[15] Robert Warren Erickson and Dragan Maksimović. Fundamentals of power electronics. 2001.
[16] Chia-Hsin Wu, Chih-Hun Lee, Wei-Sheng Chen, and Shen-Iuan Liu. CMOS wideband
amplifiers using multiple inductive-series peaking technique. IEEE Journal of Solid-State
Circuits, 40(2):548–552.