Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9....

286
Ondernemen in de Sectoren Feiten en ontwikkelingen 2004-2006 Zoetermeer, september 2005

Transcript of Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9....

Page 1: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

Ondernemen in de Sectoren

Feiten en ontwikkelingen 2004-2006

Zoetermeer, september 2005

Page 2: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

2

ISBN: 90-371-0956-X Bestelnummer: A200508 Prijs: € 100,- Dit onderzoek maakt deel uit van het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap, dat wordt ge-financierd door het Ministerie van Economische Zaken.

Voor alle informatie over MKB en Ondernemerschap: www.eim.nl/mkb-en-ondernemerschap.

De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij EIM bv. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van EIM bv. EIM bv aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.

The responsibility for the contents of this report lies with EIM bv. Quoting numbers or text in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of EIM bv. EIM bv does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections.

Page 3: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

3

Inhoudsopgave

Samenvatting 7

1 Inleiding 11

2 Het MKB in Nederland 13 2.1 Kerngegevens 13 2.2 Ontwikke l ingen 2004-2006 15

3 Voedings- en genotmiddelenindustrie 17 3.1 De sector in c i j fe rs 17 3.2 Marktomstandigheden 19 3.3 Kracht van de sector 24 3.4 Invester ingen 28 3.5 Perspect ie f 32 3.6 Meer informat ie over de sector 35

4 Metaal- en elektrotechnische industrie 37 4.1 De sector in c i j fe rs 37 4.2 Marktomstandigheden 40 4.3 Kracht van de sector 44 4.4 Invester ingen 47 4.5 Perspect ie f 51 4.6 Meer informat ie over de sector 54

5 Olie- , chemische, rubber- en kunststofverwerkende industrie 55

5.1 De sector in c i j fe rs 55 5.2 Marktomstandigheden 58 5.3 Kracht van de sector 61 5.4 Invester ingen 64 5.5 Perspect ie f 68 5.6 Meer informat ie over de sector 71

6 Overige industrie 73 6.1 De sector in c i j fe rs 73 6.2 Marktomstandigheden 76 6.3 Kracht van de sector 80 6.4 Invester ingen 83

7 Bouwnijverheid 91 7.1 De sector in c i j fe rs 91 7.2 Marktomstandigheden 94 7.3 Kracht van de sector 98 7.4 Invester ingen 100 7.5 Perspect ie f 104 7.6 Meer informat ie over de sector 106

Page 4: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

4

8 Autosector 109 8.1 De sector in c i j fe rs 109 8.2 Marktomstandigheden 112 8.3 Kracht van de sector 117 8.4 Invester ingen 119 8.5 Perspect ie f 123 8.6 Meer informat ie over de sector 125

9 Groothandel 127 9.1 De sector in c i j fe rs 127 9.2 Marktomstandigheden 130 9.3 Kracht van de sector 135 9.4 Invester ingen 137 9.5 Perspect ie f 142 9.6 Meer informat ie over de sector 145

10 Detailhandel 147 10.1 De sector in c i j fe rs 147 10.2 Marktomstandigheden 150 10.3 Kracht van de sector 153 10.4 Invester ingen 157 10.5 Perspect ie f 161 10.6 Meer informat ie over de sector 163

11 Horeca, catering en verbli jfsrecreatie 165 11.1 De sector in c i j fe rs 165 11.2 Marktomstandigheden 168 11.3 Kracht van de sector 172 11.4 Invester ingen 176 11.5 Perspect ie f 181 11.6 Meer informat ie over de sector 186

12 Transportsector 187 12.1 De sector in c i j fe rs 187 12.2 Marktomstandigheden 191 12.3 Kracht van de sector 195 12.4 Invester ingen 198 12.5 Perspect ie f 202 12.6 Meer informat ie over de sector 204

13 Post en telecommunicatie 207 13.1 De sector in c i j fe rs 207 13.2 Marktomstandigheden 210 13.3 Kracht van de sector 216 13.4 Perspect ie f 218 13.5 Meer informat ie over de sector 220

Page 5: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

5

14 Financiële dienstverlening 221 14.1 De sector in c i j fe rs 221 14.2 Marktomstandigheden 223 14.3 Kracht van de sector 228 14.4 Invester ingen 231 14.5 Perspect ie f 235 14.6 Meer informat ie over de sector 237

15 Zakeli jke dienstverlening 239 15.1 De sector in c i j fe rs 239 15.2 Marktomstandigheden 242 15.3 Kracht van de sector 245 15.4 Invester ingen 249 15.5 Perspect ie f 253 15.6 Meer informat ie over de sector 255

16 Overige dienstverlening 257 16.1 De sector in c i j fe rs 257 16.2 Marktomstandigheden 259 16.3 Kracht van de sector 263 16.4 Invester ingen 266 16.5 Perspect ie f 270

17 Zorgsector 273 17.1 De zorgsector in c i j fe rs 273 17.2 Marktomstandigheden 275 17.3 Kracht van de sector 279 17.4 Perspect ie f 282 17.5 Meer informat ie over de sector 284

Page 6: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei
Page 7: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

7

Samenvatting

'Ondernemen in de Sectoren' biedt iedereen die op enigerlei wijze betrokken is bij de beleidsvorming en -uitvoering binnen de overheid of het georganiseerde bedrijfsleven inzicht in de actuele stand van zaken in 15 verschillende sectoren uit het bedrijfsleven. Deze publicatie borduurt voort op de eerder dit jaar verschenen publicatie ‘Kleinschalig Ondernemen’ waarin een beeld is gegeven van de structuur en economische ontwikke-lingen van het bedrijfsleven naar grootteklasse. In beide publicaties staat het MKB cen-traal.

Het MKB in het Neder land Het Nederlandse MKB telt 690.000 ondernemingen (99% van het totaal aantal onder-nemingen). Deze hebben in het afgelopen jaar gezamenlijk 373 miljard euro afgezet en een winst van bijna 53 miljard behaald. In 2004 was het MKB goed voor 48% van de totale omzet en bruto toegevoegde waarde van het Nederlandse bedrijfsleven, en le-verde het 55% van het totaal aantal arbeidsjaren. Het MKB telt ruim 4 miljoen werken-den. Deze realiseerden een gemiddelde arbeidsproductiviteit1 van 59.000 euro.

In 2005 zullen de prestaties van het MKB verbeteren. Er wordt een afzetgroei van 1% en een winstgroei van 3,25% verwacht. Het aantal werkenden zal echter nog met 15.000 afnemen. In 2006 zullen vooral de afzet en de werkgelegenheid nog verder aantrekken. De financiële en de zakelijke dienstverlening vormen de grootste sectoren van het MKB, gevolgd door de detailhandel en de bouw. Genoemde sectoren zijn goed voor bijna de helft van het aantal actieve ondernemingen in het MKB.

Voedings- en genotmidde len indust r ie De voedings- en genotmiddelenindustrie is zeer divers, gezien de toegepaste verwer-kingstechnieken en varieert van ambachtelijk (bijv. bak- en zoetwarenindustrie) tot pro-cesindustrieel (bijv. zuivel, meel, suiker, frisdranken, bier en sigaretten). Het MKB telt 4.000 ondernemingen met een werkgelegenheid van 48.000 arbeidsjaren. In 2004 rea-liseerde de sector een volumestijging met 1%. Voor 2005 wordt een lichte krimp (-0,25%) en voor 2006 een groei (+1%) verwacht. De sector is relatief sterk afhankelijk van de binnenlandse markt. Hierdoor zijn er nog geen hoge groeicijfers te zien. Sterke punten van de voedings- en genotmiddelenindustrie zijn onder meer productinnovatie, ketenintegratie en -beheer en hoge arbeidsproductiviteit. Verbeterpunten zijn onder meer interne bedrijfsprocessen en onderscheidend vermogen.

Metaa l - en e lekt rotechnische indust r ie De metaal- en elektrotechnische industrie telt 18.000 ondernemingen, hoofdzakelijk MKB. De metaalproductenindustrie is kleinschalig en arbeidsintensief: zij heeft een on-dernemingenaandeel van 40%, een werkgelegenheidsaandeel van 30% en een omze-taandeel van 20%. De elektrotechnische industrie is het spiegelbeeld hiervan. De ma-chine- en de transportmiddelenindustrie nemen een middenpositie in. Vooral de groot-schalige basismetaalindustrie heeft een goed jaar achter de rug met een sterke stijging van het omzetvolume; de sector als geheel scoorde +2,5%. De vooruitzichten op korte termijn zien er gunstig uit, hoewel in 2005 de omzetgroei voornamelijk uit een prijsstij-

1 Bruto toegevoegde waarde tegen factorkosten per arbeidsjaar.

Page 8: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

8

ging voort zal komen. De werkgelegenheid zal voorlopig nog een krimp laten zien, maar de winst zal bij de ondernemingen in deze industriële sector sterk verbeteren.

Ol ie- , chemische, rubber- en kunststofverwerkende indust r ie Deze sector wordt gedomineerd door het grootbedrijf in de zeer grootschalige proces-industriële basischemie. In de fijnchemie en de rubber- en kunststofverwerkende indu-strie is de betekenis van het MKB veel groter. De sector telt slechts 2.000 ondernemin-gen, maar realiseert een volumeomzet van 78 miljard euro (= 7% van het totale be-drijfsleven). Van de omzet door het MKB wordt de helft in het buitenland behaald. Vo-rig jaar kwam de totale omzet 1% hoger uit dan in 2003. Kenmerkend voor de sector zijn het geringe aantal starters en de hoge innovativiteit. Prognoses voor 2005 en 2006 laten zien dat de sector het in 2005 van een prijsstijging moet hebben: het omzetvolu-me zal 1,25% en de werkgelegenheid 3,5% lager uitvallen dan vorig jaar. In 2006 zal het omzetvolume 1,75% ‘plussen’ en zal de daling van de werkgelegenheid tot stil-stand zijn gekomen.

Over ige indust r ie Zwaartepunten in de overige industrie zijn de grafische sector en de hout- en bouwmate-rialenindustrie. Daarnaast behoren de textiel-, kleding- en lederindustrie en de papier- en papierwarenindustrie tot deze circa 21.000 ondernemingen tellende sector. Ontwikkelin-gen die veranderingen teweegbrengen in de productiekolom zijn onder andere de digita-le revolutie in de grafische industrie (nieuwe concurrentie van IT-bedrijven) en de toene-mende modegevoeligheid en substitueerbaarheid van materialen in de hout- en bouw-materialenindustrie. De omzetontwikkeling in de overige industrie is gematigd ten op-zichte van de andere sectoren: in 2004 was sprake van een kleine daling (-0,75%), in 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei (+ 1,75%).

Bouwni jverhe id Eén op de tien bedrijven in ons land is actief in de bouw. De sector is vrijwel volledig gericht op de binnenlandse markt. In 2004 groeide de omzet met 1,25% en voor 2005 wordt een groei met 3,5% voorzien. Kenmerkend voor de sector is het grote aantal starters (w.o. veel zzp’ers). De nabije toekomst ziet er weer rooskleuriger uit: herstel van de nieuwbouwproductie in het utiliteitssegment en continue groei in het onderhouds- en verbouwsegment. Naar verwachting zal het omzetvolume in de bouw met 3,5% in zowel 2005 als 2006 stijgen.

Autosector De autosector (detailhandel en groothandel) telt ongeveer 21.000 MKB-ondernemingen. In 2004 bleef hun omzetontwikkeling op -0,5% t.o.v. het jaar daarvoor steken. Het marktsegment voor nieuwe personenauto’s lijkt nu verzadigd, de verkoop van occasions daalde licht en de daling in het onderhoudssegment zette voort. Daarentegen liet het marktsegment voor bedrijfsauto’s een duidelijk herstel zien. In de sector is een geleide-lijke verandering in de distributiestructuur gaande, die een toenemende concurrentie teweeg zal brengen. De kortetermijnprognoses zijn gematigd: in 2005 zal het omzetvo-lume uitkomen op -0,5% en pas in 2006 zal er een plus van 1% te zien zijn.

Groothande l De groothandel profiteert van de groeiende export en wederuitvoer. De sector sloot 2004 dan ook positief af. De groothandel vormt een belangrijke schakel in het proces van ketenintegratie en -efficiency. De functie die het daarin vervult is sterk afhankelijk van de producten die gevoerd worden. Als sterke punten van de groothandel gelden de

Page 9: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

9

hoge informatiseringsgraad, het ICT-gebruik en de openheid voor veranderingen. De vooruitzichten zijn dan ook gunstig: een volumestijging van 2% in 2005 en van 3,5% in 2006. De werkgelegenheid zal in 2006 weer een groei laten zien.

Deta i lhande l Deze op de consument gerichte sector uit het bedrijfsleven heeft het zwaar: in 2004 moesten de circa 80.000 ondernemingen voor de tweede keer achtereen een volume-daling incasseren. En ook 2005 zal hun op dit vlak niet veel goeds bieden. De verwach-ting is dat het omzetvolume met 1,5% zal dalen bij een prijsdaling van 1%. Ook de werkgelegenheids- en de winstverwachting zijn voor dit jaar nog negatief (-1,75% res-pectievelijk -7%). Toch lijkt de ergste dip voorbij en zal 2006 weer kleine plussen laten zien. De koopkrachtdaling bij de huishoudens en het spaargedrag in onzekere tijden spelen de detailhandel en met name de non-fooddetailhandel parten.

Horeca, cater ing en verb l i j f s rec reat ie Ook de horeca, catering en verblijfsrecreatie voelde het terughoudende koopgedrag van de consument, hoewel 2004 kleinere volumedalingen liet zien dan 2003. Door de diver-siteit aan horecabedrijven lopen de omzetontwikkelingen per subsector zeer uiteen. Kenmerkend voor de sector zijn de vele segmentatiemogelijkheden en de innovativiteit van de starters in de horeca. Daarnaast heeft men te maken met relatief veel en veran-derende wet- en regelgeving (w.o. hygiëne, rookvrije ruimten). De meeste investeringen in de sector zijn dan ook op dit laatste gericht. Dit jaar en volgend jaar zullen positiever uitpakken, hoewel in 2005 nog met een lichte volumedaling rekening moet worden ge-houden.

Transportsector Het goederenvervoer over land (35%) en de dienstverlening ten behoeve van het ver-voer bepalen het grootste deel van de sectoromzet: 35% respectievelijk 41%. Die sec-toromzet bedroeg in 2004 53 miljard euro, waarvan 26 miljard euro door het MKB ge-realiseerd werd. De transportsector profiteert duidelijke van het herstel van de wereld-handel. Ruim een kwart van de MKB-omzet en een derde van de totale omzet wordt met de export behaald. Het omzetvolume van de sector viel in 2004 dan ook 3,25% hoger uit dan in 2003. Voor 2005 en 2005 zijn ‘plussen’ van 2,75% en 4% geraamd. In de transportsector spelen schaalgrootte, internationalisering en optimalisering van logis-tieke processen een essentiële rol. Dit gaat hand in hand met samenwerking en innova-tie.

Post en te lecommunicat ie Met slechts 3.000 ondernemingen is dit een zeer kleine sector. Zo’n 99% behoort tot het MKB. Toch behaalt het grootbedrijf het leeuwendeel van de omzet (21 miljard euro tegenover 2 miljard euro door het MKB). Het is ook een groeiende sector: in 2004 steeg de omzet met 3,75%; voor 2005 én 2006 wordt een stijging met 3,25% verwacht. Li-beralisering en privatisering van de sector heeft de consument in de afgelopen jaren veel opgeleverd (groot aanbod, betere kwaliteit en lagere prijzen). Het ondernemen in de communicatiesector staat in het teken van snelle technologische veranderingen en harde (prijs)concurrentie. Dit laatste zien we ook terug in de prognoses voor 2005 en 2006: prijsontwikkeling -1,5% en -1%, en werkgelegenheidsontwikkeling -3,5% en -1,25%.

Page 10: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

10

F inanc ië le d ienstver len ing In deze sector realiseren 14.000 bedrijven circa 61 miljard euro omzet. Het MKB - me-rendeels assurantietussenpersonen - neemt hiervan 8 miljard euro voor zijn rekening. Het jaar 2004 laat een gezonde groei zien voor de meeste assurantietussenpersonen (omzet +1,75%) en ook de vooruitzichten zijn positief. De groei is onder andere toe te schrijven aan de stijgende omzet uit hypotheken en het herstel van levensverzekerin-gen. De schadeverzekeringen kennen een stabiele groei. De marktomstandigheden worden op dit moment gekenmerkt door stijgende spaartegoeden van particulieren, toename van het internetsparen, groter aanbod van consumptieve kredieten, zeer lage rentetarieven en verschuivingen tussen marktpartijen als gevolg van nieuwe wet- en re-gelgeving op het gebied van prepensioen, levensloopregeling, hypotheekrente, arbeids-ongeschiktheid en ziektekosten.

Zake l i jke d ienstver len ing De zakelijke dienstverlening is zeer kleinschalig: de sector heeft een ondernemingen-aandeel van 20% en een omzetaandeel van 8% in het totale bedrijfsleven. Het is een diverse sector met diverse omzetontwikkelingen. Zo scoorde de juridische en economi-sche dienstverlening in 2004 +2%, terwijl de architecten-, ingenieurs- en marketingbu-reaus -1% scoorden. Op dit moment gaat het erg goed met de uitzendbureaus. Zij pro-fiteren als eerste van een herstellende economie: bedrijven trekken eerst tijdelijk perso-neel aan, alvorens meer zekerheid te hebben en vaste contracten aan te gaan. De zake-lijke dienstverlening is een broedplaats voor startende ondernemingen. Zo ook in 2004, een jaar waarin bijna 14.800 nieuwkomers te verwelkomen waren.

Over ige d ienstver len ing Tot de overige dienstverlening behoren - overwegend kleinschalige - kappers, schoon-heidsverzorgende bedrijven, textielreinigingsbedrijven, vakfotografen, sport- en fitness-centra, beveiligingsbedrijven en andere persoonlijke diensten. Men is sterk gericht op de consument als afnemer. De kooplust voor ‘overige diensten’ staat bij deze afnemers-groep onder druk. Dit heeft geresulteerd in een stagnatie van het omzetvolume in 2004. Voor 2005 wordt zelfs een kleine daling verwacht (-0,25%) en voor 2006 weder-om een stagnatie. In de komende tijd staan creativiteit en ondernemerschap hoog op het prioriteitenlijstje van de MKB-ondernemers in deze sector.

Zorgsector In ons land zijn circa 15.000 ondernemingen van huisartsen, tandartsen en fysiothera-peuten actief. Hieronder vallen circa 5.000 groepspraktijken. Dit aantal neemt toe en betreft met name fysiotherapeuten en huisartsen. Het ondernemen in deze sector zal sterk veranderen als gevolg van de veranderende wet- en regelgeving. Alle ogen zijn nu gericht op wat het nieuwe zorgstelsel teweeg zal brengen. Duidelijk is wel dat de medi-sche consumptie steeds meer toeneemt. Voor de zorgsector als totaliteit wordt in de komende twee jaar een positieve ontwikkeling verwacht wat betreft de omzet, werkge-legenheid en winst.

Page 11: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

11

1 Inleiding

Aanle id ing In de eerder dit jaar verschenen publicatie 'Kleinschalig Ondernemen 2005' wordt een beeld gegeven van de structuur en economische ontwikkeling in het bedrijfsleven, ver-deeld naar grootteklasse. Het midden- en kleinbedrijf (MKB) staat hierbij centraal en de belangrijkste ontwikkelingen worden ook op sectoraal niveau besproken. In de publica-tie 'Ondernemen in de Sectoren. Feiten en ontwikkelingen 2004-2006' staan de sector-analyses centraal en daarmee is het een logisch vervolg op de eerder genoemde publi-catie.

Doel De informatie in 'Ondernemen in de Sectoren' is bestemd voor allen die op een of an-dere wijze betrokken zijn bij de beleidsvorming en -uitvoering binnen de overheid of het georganiseerde bedrijfsleven. Het rapport biedt hun inzicht in de actuele stand van zaken in 15 verschillende sectoren uit het bedrijfsleven. Het betreft een beschrijving van de structuur, het economisch functioneren, de marktomstandigheden, de kracht en het investeringsgedrag van de sector.

De sectoren In alle 15 sectoren speelt het MKB-ondernemerschap een grote rol. De MKB-onder-nemers dekken het leeuwendeel van het Nederlandse bedrijfsleven. De sectoren zijn: 1 de voedings- en genotmiddelenindustrie; 2 de metaal- en elektrotechnische industrie; 3 de olie-, chemische, rubber- en kunststofverwerkende industrie; 4 de overige industrie; 5 de bouwnijverheid; 6 de autosector; 7 de groothandel; 8 de detailhandel; 9 de horeca, catering en verblijfsrecreatie; 10 de transportsector; 11 de post en telecommunicatie; 12 de financiële dienstverlening; 13 de zakelijke dienstverlening; 14 de overige dienstverlening; 15 de zorgsector.

Herkomst van de informat ie Het economische beeld dat in 'Ondernemen in de Sectoren' wordt geschetst, is eind augustus 2005 vastgesteld. Het geschetste economische beeld is te beschouwen als een actualisering van de informatie uit 'Kleinschalig Ondernemen 2005'. Bij het bepalen van de sectorprognoses is gebruik gemaakt van het model PRISMA-K. Dit is een sectormodel naar grootteklasse voor de korte en middellange termijn, waarmee onder andere exploi-tatiegegevens en werkgelegenheidsgegevens geraamd worden. De realisatiegegevens, zowel niveaus als mutaties, zijn vooral afkomstig uit de Nationale Rekeningen. De Nationale Rekeningen bevatten realisatiegegevens tot en met 2004 en zijn in augustus 2005 gepubliceerd door het CBS. De Nationale Rekeningen zijn onlangs

Page 12: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

12

gereviseerd met terugwerkende kracht tot 2001. Dit betekent dat niveaus en mutaties belangrijk kunnen verschillen van eerdere edities van de Nationale Rekeningen. Ook is gebruik gemaakt van productiestatistieken van het CBS. De productiestatistieken zijn onder andere gebruikt voor de bepaling van grootteklassedata. Ook zijn deze statis-tieken gebruikt voor de schatting van economische variabelen die in de Nationale Reke-ningen ontbreken, zoals omzet en winst. Bij de raming van de prognosejaren 2005 en 2006 is gebruik gemaakt van een groot aantal vrij beschikbare gegevens, zoals conjunctuurinformatie van het CBS, het CPB en de OESO. Ook zijn gegevens gebruikt uit monitoren en jaarlijkse registraties van sector-organisaties en andere binnen het onderzoeksprogramma 'MKB en Ondernemerschap' van het Ministerie van Economische Zaken door EIM ontwikkelde data en informatie. De ramingen hebben betrekking op de totale sector en niet alleen op het MKB. Ten slotte is gebruik gemaakt van het EIM-MKB-Beleidspanel. De bijna 2.000 onderne-mers uit het MKB zijn speciaal voor 'Ondernemen in de Sectoren' ondervraagd over hun investeringsgedrag.

Leeswi jzer Het rapport is als volgt opgebouwd. Het vangt aan met een beknopte beschrijving van het totale MKB in Nederland. In de volgende hoofdstukken staat steeds één sector centraal. Het begint met de voe-dings- en genotmiddelenindustrie en eindigt met de zorgsector (in de volgorde zoals de sectoren zojuist zijn opgesomd). De lezers kunnen dus direct naar de sector van hun keuze. Elk hoofdstuk heeft dezelfde opbouw. Paragraaf 1 gaat in op de structuurgegevens (de sector in cijfers). Paragraaf 2 schetst de marktomstandigheden, waarbij aan de orde komen de afnemers, leveranciers, toetreders, concurrentie, nieuwe producten/diensten en de sectorspecifieke wet- en regelgeving. Paragraaf 3 laat de kracht van de sector zien aan de hand van de bedrijvendynamiek, schaalgrootte en netwerkvorming, het in-novatievermogen en sectorspecifieke feiten en ontwikkelingen met betrekking tot de bedrijfsvoering. Paragraaf 4 gaat vervolgens in op het investeringsgedrag van de MKB-ondernemers. Paragraaf 5 sluit het hoofdstuk af met een overzicht van de sectororgani-saties, websites, vakbladen en evenementen, met als doel de lezers de weg naar meer informatie over de sector te wijzen.

Page 13: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

13

2 Het MKB in Nederland

2.1 Kerngegevens

690.000 MKB-ondernemingen In ons land waren op 1 januari 2005 ongeveer 696.000 ondernemingen actief in het bedrijfsleven. Het merendeel van deze ondernemingen (circa 690.000 ofwel 99%) is actief in het MKB. Het MKB heeft een belangrijk aandeel in de totale omzet, bruto toegevoegde waarde en werkgelegenheid. In 2004 was het MKB goed voor 48% van de omzet en bruto toe-gevoegde waarde en leverde het 55% van het totaal aantal arbeidsjaren.

Afzet van 373 mi l ja rd euro In het afgelopen jaar kwam de afzet van het MKB uit op 373 miljard euro. Hiervan is viervijfde in het binnenland gerealiseerd en een vijfde in het buitenland. De MKB-export beslaat eenderde van de totale export door het Nederlandse bedrijfsleven.

Ruim 4 mi l joen werkenden Het MKB telt ruim 4 miljoen werkenden. Naar een gemiddelde MKB-onderneming ge-rekend komt dit neer op 4,5 arbeidsjaren. De gemiddelde arbeidsproductiviteit (bruto toegevoegde waarde tegen factorkosten per arbeidsjaar) bedraagt 59.000 euro.

Winst van 52,7 mi l ja rd euro Van de MKB-ondernemingen1 heeft 82% in 2004 winst gemaakt. De totale winst van

het MKB kwam neer op 52,7 miljard euro. Dat is 54% van de winst voor belasting die het totale bedrijfsleven in 2004 behaalde. Na correctie voor het toegerekende loon voor zelfstandigen is het MKB-aandeel 42%. In tabel 2.1 staan de kerngegevens van het MKB over 2004 en de prognoses voor 2005 en 2006 weergegeven.

1 Met twee of meer werkenden.

Page 14: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

14

tabel 2.1 Kerngegevens MKB*, 2004, 2005 en 2006

2004 2005 2006

MKB niveau

omschrijving (x mld. euro) volumemutaties t.o.v. vorig jaar in %

afzet 373 1,00 2,25

waarvan:

− buitenlandse afzet 69 2,75 4,25

− binnenlandse afzet 304 0,75 1,75

bruto toegevoegde waarde

tegen factorkosten 181 -1,00 2,25

arbeidsproductiviteit

(x 1.000 euro) 59 1,75 1,50

mutaties per jaar in %

winst uit onderneming

(nominaal) 52,7 3,25 4,25

niveau (x 1.000) mutaties (x 1.000)

aantal werkenden MKB 4.043 -15 42

* MKB betreft alle bedrijven in Nederland (exclusief overheid) tot 100 werkenden.

Bron: EIM, Kleinschalig Ondernemen, editie september 2005.

Divers i te i t in sectoren In tabel 2.2 is het MKB verdeeld naar sectoren. De tabel laat zien dat veruit de grootste groep ondernemingen actief is in de sector financiële en zakelijke diensten. Ook in de detailhandel en de bouw zijn veel ondernemingen actief. Samen zijn deze drie sectoren goed voor bijna de helft van het aantal actieve ondernemingen in het MKB. Uit de tabel is ook af te leiden dat de sectoren industrie en transport & communicatie relatief veel grote bedrijven kennen. De gemiddelde ondernemingsgrootte ligt hoger dan in de andere sectoren: 9,1 en 6,3. In de dienstverlenende sectoren vinden we ge-middeld de kleinste bedrijven.

Page 15: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

15

tabel 2.2 Aantal actieve MKB-ondernemingen in het bedrijfsleven per sector, 1 ja-

nuari 2005

sectoren aantal ondernemingen

gemiddelde ondernemingsgrootte

(in arbeidsjaren)

industrie 44.015 9,1

bouw 73.627 4,5

groothandel 57.489 5,5

detailhandel 79.745 3,5

autosector 21.483 5,4

horeca 36.241 4,5

transport en communicatie 26.726 6,3

financiële en zakelijke diensten 162.931 4,1

persoonlijke dienstverlening 54.524 4,2

zorgsector 39.795 4,6

overige sectoren 92.450 2,3

totaal bedrijfsleven 690.026 4,5

Bron: EIM, Kleinschalig Ondernemen, editie september 2005.

2.2 Ontwikkelingen 2004-2006

L ichte toename van aanta l s ta r ters In 2004 was sprake van een toename van het aantal starters; een toename die in alle bedrijfssectoren was te zien. Het aantal starters bedroeg in 2004 circa 49.000 (+20% ten opzichte van 2003). De verwachting is dat dit aantal in 2005 nog licht zal toenemen tot een aantal van 50.000. Dit heeft vooral te maken met de terughoudende opstelling van bedrijven wat het aannemen van personen betreft. Bij toenemende bedrijfsactivitei-ten wordt liever capaciteit ingehuurd, wat mogelijkheden schept voor zzp'ers. Het aantal bedrijfsbeëindigingen neemt toe. In 2004 hebben ruim 48.000 bedrijven de activiteiten gestaakt. Verwacht wordt dat dit aantal in 2005 op hetzelfde niveau zal lig-gen, zodat per saldo het aantal MKB-bedrijven iets zal toenemen.

L icht hers te l van de afzet In 2005 wordt een licht herstel van de afzet in het MKB verwacht. Dit zal naar verwach-ting uitkomen op 1,00%. In 2006 loopt de groei met 2,25% verder op. Vooral de ex-portgeoriënteerde sectoren kunnen een stijging realiseren als gevolg van de groeiende wereldeconomie. De binnenlandse bestedingen blijven achter bij de gemiddelde afzetgroei van het be-drijfsleven. Dit komt voornamelijk door een daling van de particuliere bestedingen. De koopkracht van gezinnen loopt terug en er is onzekerheid bij veel consumenten om-trent hun baan. De verwachting is dat het consumentenvertrouwen zal oplopen en dat de koopkracht en werkgelegenheid een herstel zullen laten zien. Dit zal in 2006 leiden tot een toename van de koopbereidheid.

Herste l werkge legenhe id De werkgelegenheid in het MKB zal in 2005 nog licht afnemen (-15.000 arbeidsjaren). Als gevolg van een aantrekkende productie en herstel van de winstgevendheid zal in de

Page 16: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

16

tweede helft van 2005 in het MKB weer een toename van het aantal banen te zien zijn. In 2006 treedt overal in het MKB weer groei op (+42.000 arbeidsjaren) met uitzonde-ring van de detailhandel. Doordat de toename van de productie gedeeltelijk tot stand komt door een betere benutting van de aanwezige capaciteit zal de arbeidsproductivi-teit gematigd toenemen. De werkloosheid zal in 2005 nog oplopen, als gevolg van een toenemend arbeidsaanbod, maar zal in 2006 door de gunstige werkgelegenheidsont-wikkeling iets gaan afnemen.

Winsts t i jg ing De winstgevendheid van het MKB zal dit jaar door kostenbesparingen verder verbete-ren. De kostenbesparingen hangen vooral samen met de daling van de werkgelegen-heid en gematigde ontwikkeling van de loonkosten. De winststijging van het MKB wordt voor 2005 geraamd op 3,25%. In 2006 is een verdere winstgroei mogelijk (+4,25%) bij een aantrekkende wereldhandel en licht afnemende loonkosten. De winst-stijging bij MKB-ondernemingen zal leiden tot een groei van het besteedbaar inkomen van zelfstandigen.

Terughoudendheid met invester ingen Ondanks groeiende winsten en toenemende afzet, neemt het aantal investerende on-dernemers in het MKB nauwelijks toe: 63% van de ondernemers heeft plannen om in 2005 te investeren. In het voorjaar van 2004 bedroeg dit aantal 61%. De terughou-dendheid is terug te voeren op de onzekerheid over het conjuncturele herstel. Voor dit jaar wordt de investeringsgroei geraamd op 2,5%. In 2006 zal de groei naar verwach-ting sterk doorzetten (+5,75%). De te verwachten hogere productiegroei en winststij-ging zullen een extra impuls geven.

Page 17: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

17

3 Voedings- en genotmiddelenindustrie

De voedings- en genotmiddelenindustrie is in Nederland een grote industriële sector. De sector heeft in Nederland een groter aandeel in de nationale industriële productie dan het geval is in de meeste andere lidstaten van de Europese Unie. De sector bestaat uit sterk uiteenlopende deelsectoren naar product- en procestechnologie. De grootste zijn de vlees en vleesverwerking, zuivel, bak- en zoetwaren, margarine en vetten, en ta-baksproducten. De toegepaste verwerkingstechniek varieert van ambachtelijk, zoals in een deel van de bak- en zoetwarenindustrie, tot procesindustrieel, zoals bij de productie van zuivel, meel, suiker, frisdrank, bier en sigaretten.

3.1 De sector in cijfers

3.1.1 Omvang

De Nederlandse voedings- en genotmiddelenindustrie behaalde in 2004 met inzet van 124.000 arbeidsjaren een omzet van 56 miljard euro. Hiervan wordt 23 miljard in het buitenland behaald: ruim 40%. Een vergelijking van het rijtje cijfers uit tabel 3.1 met het rijtje van de totale industrie maakt duidelijk dat de voedings- en genotmiddelenin-dustrie een minder groot aandeel heeft in het aantal ondernemingen en de werkgele-genheid van het totale Nederlandse bedrijfsleven dan in de omzet en toegevoegde waarde. Daaruit kan worden afgeleid dat bedrijven er gemiddeld wat groter zijn en de hogere arbeidsproductiviteit er hoger ligt dan elders in de industrie. De sector heeft een substantieel aandeel in de Nederlandse export: 9% van de totale export van het Neder-landse bedrijfsleven. Zie tabel 3.1. Ook voor het MKB in de Nederlandse voedings- en genotmiddelenindustrie geldt dat met hetzelfde aantal mensen méér omzet en in het bijzonder méér toegevoegde waar-de wordt gerealiseerd dan gemiddeld in het industriële MKB.

tabel 3.1 De voedings- en genotmiddelenindustrie in 2004

voedings- en genot-

middelenindustrie

totaal MKB

aandeel van de voe-

dings- en genotmidde-

lenindustrie in totaal

bedrijfsleven (in %)

aantal ondernemingen per 31-12-2004 (x 1.000) 5 4 1

werkgelegenheid in arbeidsjaren (x 1.000) 124 48 2

omzet (x € miljard) 56 11 5

exportomzet (x € miljard) 23 3 9

bruto toegevoegde waarde (x € miljard) 10 3 3

Bron: CBS, bewerking EIM.

Het merendeel van de ondernemingen behoort tot het midden- en kleinbedrijf, en 39% van de werkgelegenheid in de sector. Het aandeel van het MKB in de omzet ligt op 20% en het aandeel in de export op 13%. Het midden- en kleinbedrijf in de voedings- en genotmiddelenindustrie is vooral te vinden in de bak- en zoetwarenindustrie, met relatief minder kapitaal- en meer arbeidsintensieve producties. Producenten van 'pri-maire' producten zijn daarentegen overwegend grootschalig, met een hoge kapitaal- en

Page 18: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

18

een lage arbeidsintensiteit. Het gaat hier om producten als zuivel, suiker, cacao en meel, die voornamelijk of in elk geval in belangrijke mate grondstof zijn voor verdere bewerking tot eindproduct. Andere procesmatige en (dus) grootschalige producties zijn die van bier, frisdranken en tabak, en van diervoeding. De vlees- en vleesverwerkende industrie neemt op dit punt een tussenpositie in, met een wat grootschaliger 'primaire bewerking' (slachterijen) en een wat kleinschaliger productie van eindproducten zoals snacks en vleeswaren.

3.1.2 Samenstel l ing

Tabel 3.2 laat zien dat in de 'overige' voedingsmiddelenindustrie driekwart van alle be-drijven in de sector is te vinden. Die zijn goed voor tweederde van de werkgelegenheid, en voor iets meer dan de helft van de omzet. Het accent ligt derhalve op naar verhou-ding kleinschaliger en arbeidsintensievere producties. Daarbij moet worden aangete-kend dat deze deelsector zeer divers van samenstelling is, met enerzijds de grootschali-ge zuivel- en frisdrankindustrie en anderzijds bijvoorbeeld de overwegend kleinschalige bak- en zoetwarenindustrie. De genotmiddelenindustrie is daarvan het spiegelbeeld: weinig bedrijven, maar met 20% een naar verhouding fors aandeel in de omzet van de totale sector. Het gaat om grootschalige procesmatige bedrijvigheid zoals de productie van sigaretten en bier. De dierlijke-voedingsmiddelenindustrie, met slachterijen en pro-ductie van vleeswaren als zwaartepunt, is goed voor ruim een kwart van de omzet. Het omzetaandeel van deze bedrijfstak is wat groter dan zijn aandeel in de bedrijvenpopula-tie en de werkgelegenheid van de totale voedings- en genotmiddelenindustrie. Hij is daarmee wat grootschaliger dan gemiddeld.

tabel 3.2 De voedings- en genotmiddelenindustrie verdeeld naar deelsectoren in

2004 (in %)

ondernemingen werkgelegenheid omzet

aantal

(x 1.000) in %

arbeidsjaren

(x 1.000) in % € miljoen in %

dierlijke-voedingsmiddelenindustrie 1 22 29 23 16 28

genotmiddelenindustrie 0 4 12 9 11 20

overige voedingsmiddelenindustrie 3 75 84 67 29 52

totaal 5 100 4 5 1 100

Bron: CBS, bewerking EIM.

3.1.3 Economisch funct ioneren

Omzetontwikke l ing De voedings- en genotmiddelenindustrie geeft in zijn totaliteit in 2004 een lichte groei van de afzet te zien. De prognose voor het lopende jaar blijft daar iets bij achter: een minimale krimp. Van de drie onderscheiden bedrijfstakken geeft de genotmiddelenin-dustrie krimp te zien (met 2%), en zitten de beide voedingsmiddelensectoren rond de nulgroei, met een heel kleine plus voor de 'overige' voedingsmiddelen, en een heel kleine min voor de dierlijke voedingsmiddelen. De ontwikkeling van de omzet in de voedings- en genotmiddelenindustrie als geheel weerspiegelt een relatief sterke afhankelijkheid van de binnenlandse markt: stagneren-de consumentenbestedingen zorgen op de korte termijn voor minder rooskleurige voor-uitzichten. Daar heeft de 'overige' industrie last van, maar ook de voedings- en genot-middelenindustrie. Zie tabel 3.3 voor de cijfers.

Page 19: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

19

tabel 3.3 Volumeontwikkeling van de omzet in de voedings- en genotmiddelenindu-

strie 2004-2005, totaal en per deelsector

omzetontwikkeling in % t.o.v. het jaar daarvoor)

2004 2005

dierlijke-voedingsmiddelenindustrie 1,00 -0,25

genotmiddelenindustrie -0,25 -2,00

overige voedingsmiddelenindustrie 1,50 0,25

totaal 1 -0,25

Bron: EIM (2005 raming).

Arbe idsproduct iv i te i t Volgens OESO-gegevens is de arbeidsproductiviteit van de Nederlandse voedings- en genotmiddelenindustrie een van de hoogste van de wereld. Dit heeft te maken met een groot gewicht van het procesindustriële grootbedrijf in de sector, en met een daarmee samenhangend relatief accent op in grote hoeveelheden vervaardigde standaardproduc-ten.

Exp lo i ta t iebee ld Het exploitatiebeeld van de Nederlandse voedings- en genotmiddelenindustrie weer-spiegelt het relatief zware gewicht van de procesindustrie in de sector: een hoog ver-bruik (75%) voor met name inkoop van grondstoffen, tegenover naar verhouding lage bedrijfskosten (18%) en met name lage loonkosten (11%). De sector neemt in dit op-zicht een positie in tussen enerzijds de chemische industrie en anderzijds de maakindu-strie in de metaal- en elektrotechnische en in de overige industrie.

tabel 3.4 Exploitatiebeeld van de voedings- en genotmiddelenindustrie in 2004

in % van de brutoproductie

brutoproductie 100

verbruik 75

bruto toegevoegde waarde 25

bedrijfskosten 18

waarvan:

− loonkosten 11

winst voor belastingen 4

Bron: CBS, bewerking EIM.

3.2 Marktomstandigheden

3.2.1 Afnemers

Supermarkten de groots te k lant De voedings- en genotmiddelenindustrie vervaardigt overwegend consumentenproduc-ten. De belangrijkste afnemers zijn de groothandel en de detailhandel in levensmidde-len, met de supermarktketens als de grootste partij. Het resterende deel betreft halffa-brikaten voor andere onderdelen van de bedrijfstak, zoals suiker, cacao, meel en zet-

Page 20: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

20

meel, en levering van diervoeding aan de agrarische sector. Een klein deel (met name zetmeelderivaten) gaat naar de chemische en farmaceutische, en naar de papierindu-strie.

Rietsu iker importen bedre igen de su iker indust r ie Per 2009 wordt de EU-markt waarschijnlijk opengesteld voor heffingsvrije importen van rietsuiker uit de zogenoemde ABU-landen1. Dat zal naar verwachting ingrijpende gevol-

gen hebben voor de producenten van bietsuiker in de EU en in Nederland: die worden tot op heden door hoge importheffingen beschermd tegen dergelijke concurrentie, en produceren een in de EU-Suikerverordening per lidstaat vastgelegde hoeveelheid suiker. In 2006 valt een beslissing over de toekomst van deze verordening, maar (gedeeltelijk) openstellen van de EU-markt voor import van rietsuiker zet die op losse schroeven, al-thans in zijn huidige vorm.

Gezondheid a l s toegevoegde waarde De vraag naar gezonde producten neemt verder toe, mede met het oog op het toene-mende aantal Nederlanders met overgewicht. Dit impliceert een groeimarkt voor voe-dingsmiddelen met een positieve claim inzake gezondheid en tegengaan van overge-wicht. Zo'n claim kan worden ontleend aan verlaging van het gehalte aan ('verkeerde') vetten en suiker, of aan toevoegingen in de vorm van micronutriënten zoals vitaminen en mineralen.

Groe iende inkoopmacht van supermarkten Schaalvergroting aan afnemerskant, met name van grensoverschrijdende supermarkt-ondernemingen, zorgt voor meer inkoopmacht tegenover voedingsmiddelenproducen-ten. Bovendien hebben discounters hun marktaandeel vergroot, en zoeken de grote de-tailhandelsondernemingen in een wijdere geografische cirkel naar leveranciers. Dit ver-groot de druk op de prijzen en andere leveringsvoorwaarden van voedingsmiddelen-producenten. Het stimuleert ook schaalvergroting in de industrie, en versterking van eigen merken: die genereren rechtstreekse vraag van consumenten waar de handel moeilijk omheen kan.

Nieuwe exportkansen De Nederlandse voedingsmiddelenindustrie heeft gunstige exportkansen in Zuid-Amerika en Azië dankzij een snel groeiende, deels een westerse levensstijl adopterende middenklasse die de markt voor westerse voedingsmiddelen vergroot.

De at tent iewaarde van prob lemen rond voedingsmidde len Negatieve publiciteit over voedingsmiddelen heeft bij de consument een hoge attentie-waarde: dierziektes, hygiëne- en kwaliteitsproblemen, 'verdachte' ingrediënten en der-gelijke worden vaak breed uitgemeten in de pers. Dit leidt tot kopersstakingen, kritische consumenten en strengere regelgeving van overheden, en tot kwaliteit en effectief ke-tenbeheer als een 'unique selling point' op zich voor veel voedingsmiddelen.

1 All but arms: een VN-initiatief om de toegang tot westerse markten te verbeteren van de groep van armste ontwikkelingslanden.

Page 21: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

21

3.2.2 Leveranciers

Verander ingen in de ko lom Problemen met de voedselveiligheid hebben bij consument en media een hoge atten-tiewaarde, en dat geldt meer in het algemeen voor alles wat de kwaliteit van voedings-middelen betreft: residuen van bestrijdings- en schoonmaakmiddelen, gebruik van addi-tieven, uitbraak van dier- en plantenziektes, en toepassing van GMOs1.

Agrarische grondstoffen komen in toenemende mate uit landen in de hele wereld. Het gaat daarbij om producten die doorgaans gevoelig zijn voor bederf en aantasting door schimmels en insecten, deels uit landen waar ze onder minder dan optimale hygiënische condities, temperatuur en dergelijke worden op- en overgeslagen. Dat zorgt voor ver-hoogd risico. Dit dwingt de voedings- en genotmiddelenindustrie als verwerker van de-ze stoffen tot maatregelen om de kwaliteit te borgen, in de vorm van controles, garan-ties en certificaten, volgsystemen om de herkomst van producten na te kunnen trekken, en eventueel onder rechtstreekse controle brengen van leveranciers door ze over te ne-men (achterwaartse integratie). De noodzaak om de kwaliteit van de inputs te kunnen garanderen leidt binnen de sec-tor tot versterkte ketenintegratie. Regels van de Nederlandse en EU-overheid om de voedselveiligheid te waarborgen en de volksgezondheid te beschermen dwingen daar-toe indirect, en schrijven ook rechtstreeks een volgsysteem voor waarmee de herkomst en verspreiding van eventuele schadelijke stoffen snel in kaart gebracht kan worden. Grote detailhandelsconcerns (supermarkten) hebben in de afgelopen jaren hun in-koopmacht vergroot door internationale overnames en verdere bundeling van hun in-koop. Hun scherpe onderlinge concurrentie wordt onder meer vertaald in een voortdu-rende druk op toeleverende fabrikanten van voedingsmiddelen om tegen de laagste prijs te leveren. Daarbij oriënteren zij zich breed op mogelijke leveranciers. Deze ont-wikkeling leidt via grotere orders en meer formele eisen (zoals financiële en kwaliteits-garanties) ook tot schaalvergroting bij leveranciers.

3.2.3 Toetreders

B innenland Het aantal toetredende nieuwe ondernemingen ligt in de voedings- en genotmiddelen-industrie zeer laag. Enerzijds is er voor industriële activiteiten onvermijdelijk een hogere toetredingsdrempel dan in andere sectoren, gezien de noodzakelijke investeringen in machines, apparatuur en gereedschappen. Anderzijds is het aantal nieuwe bedrijven in de voedings- en genotmiddelenindustrie ook uiterst gering in vergelijking met dat in andere industriële sectoren: in de metaal- en elektrotechnische industrie is het aantal starters bijvoorbeeld een aantal malen groter. Het aandeel van starters in de voedings- en genotmiddelenindustrie in alle starters in Nederland is 0,3%, terwijl in deze sector 1% van de ondernemingen te vinden is. De mutatie over de gehele periode vanaf 1987 is zeer gering: 0,1%. Gelet op de lengte van de onderzochte periode gaat het om een min of meer structureel verschijnsel. De betrekkelijk grote schaal en de hoge arbeids-productiviteit van MKB-bedrijven in de voedings- en genotmiddelenindustrie (zie para-graaf 3.1.1) is hier mede debet aan: voor het starten van een nieuw bedrijf moet flink geïnvesteerd worden. Daar komt bij dat de recente ontwikkeling van de afzet ook wei-nig uitnodigt tot investeren. Zie verder tabel 3.5.

1 GMO: genetically modified organisms = genetisch gewijzigde organismen.

Page 22: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

22

tabel 3.5 Startende bedrijven in de voedings- en genotmiddelenindustrie: aantal en

ontwikkeling, 2004

gehele voedings- en

genotmiddelenindustrie

aantal starters in de voedings- en genotmiddelenindustrie 2004 144

mutatie van het aantal starters 2004 t.o.v. 1987 (in %) 0,1

aandeel van de voedings- en genotmiddelenindustrie in het totaal aantal

starters in Nederland (in %) 0,3

overlevingskans (in % na 5,5 jaar) 45

Bron: Bedrijvendynamiek en Werkgelegenheid, EIM.

Bui ten land De economische integratie binnen de Europese Unie heeft in de voedings- en genot-middelenindustrie gezorgd voor schaalvergroting en grensoverschrijdende fusies en overnames. Buitenlandse bedrijven hebben Nederlandse overgenomen en andersom. Daarnaast worden productieactiviteiten verplaatst naar elders. Deze ontwikkeling drukt het geboortegetal van nieuwe ondernemingen. De toetreding van met name een pro-minent landbouwland als Polen tot de Europese Unie is een extra impuls voor verplaat-sing van productie.

3.2.4 Concurrent ie

De concurrentie wordt in toenemende mate internationale concurrentie. De Europese economische eenwording zorgt zowel aan aanbieders- als aan afnemerskant voor schaalvergroting en expansie over landsgrenzen. Een grote Europese markt is ook aan-trekkelijk voor derden, en vergroot dus ook de kans op penetratie van de Europese markt vanuit bijvoorbeeld de VS. Met een product dat zich duidelijk onderscheidt van andere producten kunnen fabri-kanten van voedings- en genotmiddelen een voorsprong nemen op de concurrentie. Zij kunnen daartoe een nieuw product of een nieuwe variant ontwikkelen, eigenschappen zoals de houdbaarheid verbeteren, een sterk A-merk ontwikkelen, gezondheidsbevorde-rende ingrediënten toevoegen, met de gevestigde naam van een regionale specialiteit 'meeliften', of (geloofwaardige) garanties bieden voor 'veilig' voedsel, via keurmerken, beheersing van de keten of anderszins. Een restrictief Europees beleid ten aanzien van producten waarin GMO's zijn verwerkt kan de Nederlandse voedingsmiddelenindustrie potentieel een concurrentienadeel be-zorgen ten opzichte van buiten-Europese concurrenten. De concurrentiepositie van de voedingsmiddelenindustrie in Nederland wordt negatief beïnvloed door minder aanvoer van agrarische grondstof uit eigen land, zij het in lichte mate. Het gaat daarbij met name om voedingsmiddelen zoals vlees en zuivel, met mili-euregelgeving en ook anderszins hoge kosten van agrarische productie als achtergrond. Door de trend van opschuiven in de waardeketen, naar producten met een hogere toe-gevoegde waarde, neemt het gewicht van de inkoopkosten structureel weer af.

Page 23: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

23

3.2.5 Wet- en regelgeving

Sectorspec i f ieke wet- en rege lgev ing De voedingsmiddelensector heeft te maken met een hoge regeldichtheid. Die beoogt consumenten waarborgen te verschaffen op het gebied van voedselveiligheid en ge-zondheid, maar tevens bescherming te bieden aan agrarische producenten die de indu-strie voorzien van een deel van zijn grondstoffen. Zowel nieuwe regelgeving van de Eu-ropese Commissie als overeenkomsten binnen wereldhandelsorganisatie WTO hebben belangrijke gevolgen voor de sector. Per 2005 is de Algemene Levensmiddelenverordening (ALV) van kracht geworden: een Europese kaderverordening die verlangt dat partijen in de keten precies kunnen aange-ven wat zij bij wie hebben ingekocht en wat zij aan wie hebben geleverd. Voedings-middelenproducenten moeten deze informatie desgevraagd aan de bevoegde autoritei-ten over kunnen leggen, wat doorgaans zal gebeuren bij calamiteiten. Van nieuwe technologie op het gebied van tracking & tracing wordt op wat langere termijn veel verwacht als het gaat om herkomsttracering1.

Verder schrijft de EU-etiketteringsrichtlijn een gedetailleerde specificatie voor van ingre-diënten van verpakte voedingsmiddelen. Het Europese landbouwregime van garantieprijzen, importheffingen en restituties gaat op termijn op de helling, een proces dat voor zuivel en granen al een eind gevorderd is, en voor (biet)suiker voor de deur staat. De hoge kosten en administratieve lasten van dit beleid stuiten binnen de EU op toenemende weerstand, en ook partijen in WTO-ver-band oefenen druk uit ten gunste van liberalisering. Een trend in de voedingsmiddelenindustrie is toevoeging van micro-nutriënten (vitami-nes, mineralen en dergelijke) die positieve effecten claimen voor de gezondheid van de gebruiker. Er is Europese regelgeving in voorbereiding inzake dergelijke gezondheids-claims van voedingsmiddelen: ze moeten bewijsbaar zijn en wetenschappelijk onder-bouwd. Maar volgens de voorgestelde richtlijn zullen ook hard te maken gezondheids-claims níet worden toegestaan voor 'ongezonde' producten. Dit is nog een punt van discussie tussen Europese Commissie en vertegenwoordigers van de voedingsmiddelen-industrie. De Nederlandse levensmiddelenbranche heeft 2005 met een aantal partijen binnen overheid en bedrijfsleven een Convenant Overgewicht getekend, met acties op het ge-bied van productontwikkeling, onderzoek en voorlichting om het groeiende overge-wicht bij de Nederlandse bevolking tegen te gaan. In dat kader is een nieuwe reclame-code aanvaard die onder meer inhoudt dat gezondheidsclaims wetenschappelijk onder-bouwd moeten zijn, en dat reclames met overmatige consumptie en op (jonge) kinde-ren gerichte reclame niet zijn toegestaan.

Bele idskoers in komende ja ren Brancheorganisatie VAI (Nederlandse voedingsmiddelenindustrie) en SMA (Stichting Merkartikel) zijn in 2004 opgegaan in de nieuwe brancheorganisatie FNLI: de Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie.

1 RFID (radiofrequency identification) tags: een chip met unieke identificatie zoals de streepjescode, maar met betere mogelijkheden om op (enige) afstand en dwars door de verpakking te scannen.

Page 24: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

24

Per 2006 worden in Nederland de Keuringsdienst van Waren en de RVV formeel sa-mengevoegd tot de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA). Binnen de Europese Unie staat waarborgen van gezondheid (met name voedselveilig-heid) en milieu hoog op de agenda. De Europese Commissie bereidt onder andere ver-plichte etikettering voor van voedingsmiddelen waarvoor genetisch gemanipuleerde or-ganismen zijn gebruikt. Binnen de WTO is een verdere liberalisering van de wereldhan-del in landbouwproducten in de maak, met een reductie van exportsubsidies en import-heffingen als inzet. Binnen de Europese Unie staan de aanpassingen van het suikerre-gime nog ter discussie.

3.2.6 Samengevat

schema 3.1 Marktomstandigheden voor de voedings- en genotmiddelenindustrie

dierlijke-voedings-

middelenindustrie

genotmiddelen-

industrie

overige voedings-

middelenindustrie

tegenover afnemers +/- - +

tegenover leveranciers - +/- +/-

tegenover toetreders - - +/-

m.b.t. concurrentie -- +/- +/-

m.b.t. wet- en regelgeving - - -

++ = zeer gunstig, + = gunstig, +/- = neutraal, - = ongunstig, -- = zeer ongunstig voor de voedings- en

genotmiddelenindustrie.

Bron: EIM, 2005.

3.3 Kracht van de sector

3.3.1 Bedri jvendynamiek

De bedrijvendynamiek ligt in de voedings- en genotmiddelenindustrie beneden die van het totale bedrijfsleven. Het saldo van oprichtingen (3,8% van het aantal bedrijven) en opheffingen (4,4%) is negatief. Weliswaar ligt het aandeel groeiers op het gemiddelde van het totale Nederlandse bedrijfsleven, maar het aandeel in omvang afnemende be-drijven is in de voedings- en genotmiddelenindustrie duidelijk groter. Het aandeel van bedrijven met een afnemende werkgelegenheid is in de voedings- en genotmiddelenindustrie ook groter dan elders in de industrie. Het aandeel faillissemen-ten in de bedrijfsopheffingen ligt hoog vergeleken met het gemiddelde voor het totale Nederlandse bedrijfsleven, maar ligt op het industriegemiddelde. Zie verder tabel 3.6.

Page 25: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

25

tabel 3.6 Bedrijvendynamiek in de voedings- en genotmiddelenindustrie (in % van

het totaal aantal bedrijven in de voedings- en genotmiddelenindustrie res-

pectievelijk het bedrijfsleven), 2004

voedings- en genot-

middelenindustrie totaal bedrijfsleven

bedrijven verdeeld naar groeitype:

snelle en normale groeiers 37 37

gelijkblijvers 14 25

groeikrimpers en overige krimpers 49 38

aantal oprichtingen in % van het totaal 3,8 8,4

w.v. nieuwe dochters 1,6 2,4

aantal opheffingen in % van het totaal 4,4 5,9

w.v. faillissementen 1,4 0,8

Bron: 'Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid. Periode 1987-2004', EIM, 2005.

3.3.2 Schaalgrootte en netwerkvorming

De Nederlandse voedings- en genotmiddelenindustrie is door de bank genomen een grootschalige sector: het grootbedrijf neemt 80% van de totale sectoromzet voor zijn rekening, en dat is bijna evenveel als in de sector olie, chemie en kunststofverwerking. Wat betreft de gemiddelde omzet en werkgelegenheid per bedrijf staat de voedings- en genotmiddelenindustrie achter die sector op de tweede plaats, maar op veel grotere afstand. Weliswaar behoren zeven op de tien bedrijven tot het kleinbedrijf, maar dit is weinig in vergelijking met de meeste andere sectoren. De gemiddelde ondernemings-grootte is 27 arbeidsjaren. Het gemiddelde van de sector wordt overigens bepaald door enerzijds grootschalige procesindustriële activiteiten zoals productie van bier en frisdrank, sigaretten, zuivel, suiker en meel, en anderzijds veel kleinschaliger producties, variërend van kaasboerde-rijen en warme bakkers tot fabrikanten van zoetwaren, groente- en fruitconserven en vleeswaren. Zie verder tabel 3.7.

tabel 3.7 Indicatoren schaalgrootte en netwerkvorming, 2004

gehele voedings- en

genotmiddelenindustrie

ondernemingenaandeel van het kleinbedrijf in de voedings- en genotmid-

delenindustrie (in %) 71

omzetaandeel van het grootbedrijf in de voedings- en genotmiddelenindu-

strie (in %) 80

werkgelegenheidsaandeel van het grootbedrijf in de voedings- en genot-

middelenindustrie (in %) 61

gemiddelde ondernemingsgrootte (in arbeidsjaren) 27

gemiddelde omzet per onderneming (in € miljoen) 12,4

Bron: CBS, EIM.

3.3.3 Innovat ievermogen

Zoals tabel 3.8 laat zien is het midden- en kleinbedrijf in de voedings- en genotmidde-lenindustrie bovengemiddeld innovatief, zowel in termen van nieuwe producten of

Page 26: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

26

diensten als in termen van nieuwe be- en verwerkingsmethoden. Ook als het gaat om nieuwe of verbeterde interne bedrijfsprocessen haalt de voedings- en genotmiddelenin-dustrie een hogere score dan de gemiddelde MKB-onderneming in Nederland. Afgezet tegen de andere sectoren in de industrie wordt duidelijk dat de sectorscore op productinnovatie er uitspringt: die is alleen bij de chemische en kunststofverwerkende industrie hoger. De score bij procesinnovaties ligt op het industriegemiddelde, die bij innovatie van interne bedrijfsprocessen benedengemiddeld.

tabel 3.8 Aandeel bedrijven in de voedings- en genotmiddelenindustrie en het totale

MKB industrie met innovaties in de periode 2002-2004 (in %)

soort innovatie

MKB voedings- en ge-

notmiddelenindustrie totaal MKB

percentage bedrijven met nieuwe producten en/of diensten 54 34

percentage bedrijven met procesinnovaties 29 16

vernieuwingen of verbeteringen interne bedrijfsprocessen 62 56

Bron: EIM, 2005.

Producten en d iensten Een belangrijke vorm van innovatie in de voedingsmiddelenindustrie is toevoeging aan voedingsmiddelen van additieven die de gezondheid van de gebruiker ten goede komen of potentieel schadelijke effecten van het primaire product tegengaan dan wel neutrali-seren. Dit is momenteel een hot item, vanwege de snel groeiende markt voor 'nutriceu-ticals': voedingsproducten die de gezondheid (heten te) bevorderen. Verder komt er Europese wetgeving inzake gezondheidsclaims van voedingsmiddelen. Een tweede vorm van innovatie heeft betrekking op verschillende vormen van 'bewaar-techniek': het zodanig bewerken en verpakken van beperkt houdbare voedingsmidde-len dat ze langer geschikt zijn voor consumptie. Dat kan zowel het tegengaan van be-derf of van aantasting door plaagdieren inhouden als van uitdroging, verkleuring en dergelijke. Een derde vorm van innovatie is het synthetiseren van primaire voedingsproducten tot grondstoffen met nieuwe eigenschappen. Voorbeeld is de transformatie van zetmeel naar zoetstof of zelfs een non-food toepassing zoals lijm. Een deel van de innovatie in de voedingsmiddelenindustrie is afkomstig van genetische modificatie van organismen. Deze producten worden door de primaire sector (land- en tuinbouwbouwproducten) aan de voedingsmiddelenindustrie geleverd, maar de inputs komen van veredelaars die de gewenste eigenschappen mede afstemmen op de be-hoeften van de industrie. Tot zover de bronnen van wat kan worden beschouwd als de basisinnovaties in de voe-dingsmiddelenindustrie. Dat is echter de top van een innovatiepiramide die verder gro-tendeels bestaat uit toepassingsinnovaties, waarbij variaties en varianten worden gecre-eerd: nieuwe combinaties van bestaande ingrediënten. Marketing en niet-technologische vernieuwingen (reclame, verpakking, distributie, etc.) spelen hierbij een zeker zo grote rol als nieuwe technologie.

Page 27: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

27

Bedr i j f sprocessen Innovatie in de voedings- en genotmiddelenindustrie is voor een belangrijk deel proces-innovatie1, vaak tot stand gebracht in samenwerking tussen machine- en apparaten-

bouwers en hun opdrachtgevers in de voedingsmiddelensector. Hierbij ligt een toene-mend accent op productiestraten waar verschillende bewerkingen direct aansluitend plaatsvinden zonder menselijk ingrijpen. Dit wordt mogelijk gemaakt door steeds 'intel-ligentere' en programmeerbare meet- en regelapparatuur voor systeemintegratie, pro-cesbewaking en detectie van storingen, et cetera.

3.3.4 Bedri j fsvoer ing

Grotere nadruk op kant-en-k laar Een duidelijke trend in de voedingsmiddelenindustrie is richting producten met een ho-gere toegevoegde waarde. Die trend speelt in op de groeiende vraag naar gemaksvoe-ding en naar speciale, 'onderscheidende' voedingsproducten: consumenten willen lek-ker eten, maar hebben minder tijd en vaak ook minder vaardigheid om het klaar te ma-ken. Kant-en-klaarmaaltijden en voorbewerkte maaltijdcomponenten zijn de oplossing. Dat vereist investeringen in product- én procesinnovatie. Bij procesinnovatie kan bij-voorbeeld worden gedacht aan bewaartechniek (houdbaarheid).

Voedingsmidde len indust r ie onderdee l van een s terk c lus ter De Nederlandse voedingsmiddelenindustrie is traditioneel vooral sterk in procesmatige vervaardiging van grote hoeveelheden, maar het 'onderscheidend vermogen' is op grond daarvan een relatief zwak punt. Een sterk punt is de aanwezige kennisinfrastruc-tuur op agro-voedingsgebied, met grote voedingsmiddelenbedrijven, de universiteit van Wageningen en enkele speciale onderzoeksinstellingen als kern. Deel van dit cluster is ook een relatief sterke machine- en apparatenbouw op voedingsmiddelengebied.

Neder land op voorsprong dankz i j EU-rege lgev ing? Europese regelgeving voor de traceerbaarheid van grondstoffen voor voedingsmiddelen is voor de Nederlandse voedingsmiddelenindustrie eerder een plus- dan een minpunt: men is met ketenbeheer al vrij ver, en de verplichting gaat nu ook gelden voor buiten-landse concurrenten die deels nog aan het begin van dit traject staan.

1 Graaff, C.C. van de, M. Lankhuizen, P. Gibcus, en M.J. Overweel, De innovativiteit van de Neder-landse industrie. Editie 2003, EIM, Zoetermeer, 2003. Zie hoofdstuk 7 (blz. 33 e.v.): De voedings- en genotmiddelenindustrie.

Page 28: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

28

3.3.5 Samengevat

schema 3.2 Kracht van de voedings- en genotmiddelenindustrie

sterke punten zwakke punten

bedrijvendynamiek - veel krimpbedrijven

- opheffing meer dan oprichting

schaalgrootte/netwerkvorming - 'slagkracht'

- ketenintegratie

- krimp NL agrosector

innovatievermogen - productinnovatie - interne bedrijfsprocessen

bedrijfsvoering - hoge arbeidsproductiviteit

- ketenbeheer

- onderscheidend vermogen

Bron: EIM, 2005.

3.4 Investeringen

3.4.1 Omvang en ontwikkel ing

In de industriesectoren hebben zeven op de tien bedrijven geïnvesteerd in 2004. Dat is iets lager dan in 2003. De investeringsbereidheid in de industrie ligt op hetzelfde niveau als in het totale MKB. Het gemiddeld per bedrijf geïnvesteerde bedrag ligt in het indu-striële MKB het hoogst: ongeveer € 140.000, tegen ruim € 90.000 in het totale MKB. Dit verschil is deels te verklaren uit grotere uitgaven voor outillage zoals machines en gereedschappen, maar deels ook eenvoudig uit bedrijfsgrootte: het industriële MKB is gemiddeld groter dan het MKB in zijn geheel. Aan het begin van 2005 waren de MKB'ers voorzichtig met hun investeringsplannen voor dit jaar: 64% heeft plannen om in 2005 te investeren. Hierbij is de kanttekening op zijn plaats dat MKB-ondernemers hun investeringen aan het begin van het jaar vaak lager schatten dan zij aan het eind van het jaar feitelijk blijken uit te pakken.

figuur 3.1 Investeringen in de industrie, 2003 en 2004

80

73

72

70

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

industrie

totaal MKB

realisatie 2003 realisatie 2004

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2004 en voorjaar 2005.

Page 29: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

29

figuur 3.2 Verwachte investeringen in de industrie in 2005

0% 20% 40% 60% 80% 100%

industrie

totaal MKB

van plan te investeren investeert misschien investeert niet

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

Figuur 3.3 laat bij ruim vier op de tien MKB-bedrijven in de industrie een groei van de investeringen zien. Daar staat een daling bij twee op de tien tegenover. Het saldo van beide is dus positief. De vergelijking van industrieel met totaal MKB laat zien dat het saldo van groei en krimp in de industrie licht positiever is, maar dat de investeringen ook bij een iets grotere proportie bedrijven afnemen volgens de verwachting van on-dernemers. Dit is waarschijnlijk een indicatie voor een uiteenlopende ontwikkeling per sector in de industrie: een terughoudende opstelling in sterk van de binnenlandse afzet afhankelijke sectoren zoals de voedings- en genotmiddelenindustrie en de 'overige' in-dustrie, tegenover een grotere investeringsbereidheid in meer exportafhankelijke secto-ren zoals de chemische en de metaal- en elektrotechnische industrie.

figuur 3.3 Ontwikkeling van de investeringen in de industrie: 2004 ten opzichte van

2003 (in procenten van bedrijven die zowel in 2003 als in 2004 hebben ge-

investeerd)

0% 20% 40% 60% 80% 100%

industrie

totaal MKB

groei gelijk gebleven daling

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

Page 30: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

30

Uit tabel 3.8a blijkt dat veel ondernemers geen op schrift vastgelegde investeringsplan-nen hebben. Ten opzichte van 2004 is dit aantal fors toegenomen. Het aandeel bedrij-ven dat de investeringsplannen op schrift vastlegt is wél hoger dan het aantal dat dit doet met de ondernemingsstrategie: slechts 20% van de MKB-ondernemers heeft zijn ondernemingsstrategie op schrift.

tabel 3.8a Investeringsplannen in de industrie

industrie totaal MKB

2004 2005 2004 2005

investeringsplannen (in %)

− meerjarenplan 29 21 25 17

− jaarlijks plan 27 21 23 22

− geen plan op schrift 44 58 52 61

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2004 en voorjaar 2005.

3.4.2 Invester ingsdoelen en typen invester ingen

Investeringen kunnen voor verschillende doelen aangewend worden. Bij een neergaan-de conjunctuur letten ondernemers vooral op efficiencyverbeteringen en denken zij minder aan uitbreiding. Dat bleek uit de meting van het EIM-MKB-Beleidspanel in het voorjaar van 2004. Investeringen in verbetering van de efficiency komen in de industrie vaker voor dan gemiddeld, maar ook de uitbreidingsinvesteringen zijn relatief hoog. Met name de exportgerichte industriesectoren en de kapitaalgoederenindustrie lopen meestal voorop in het economische herstel, en investeren dus ook in de eerste fase van een opgaande conjunctuur. Figuur 3.4 geeft inzicht in de verdeling van de verschillende soorten investeringen. Drie-kwart van de investerende bedrijven geeft aan te hebben geïnvesteerd in bedrijfsmidde-len zoals apparatuur, huisvesting, vervoer en inventaris, gevolgd door bijna tweederde die heeft geïnvesteerd in kennis, opleiding en scholing. Ruim de helft heeft geïnvesteerd in internet en ICT. Ten opzichte van 2003 ligt het percentage bedrijven dat investeert in bedrijfsmiddelen lager: toen investeerde ruim 90% van de investerende bedrijven in be-drijfsmiddelen. Voor 2005 lijkt zich een soortgelijk investeringsbeeld te ontwikkelen als in 2004: zie fi-guur 3.5. De plannen voor investeringen in internet en ICT lijken iets terug te vallen.

Page 31: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

31

figuur 3.4 Investeringstypen in 2004, in procenten van bedrijven die in 2004 hebben

geïnvesteerd

62

65

42

71

56

59

48

75

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

internet en ICT

kennis, opleiding en scholing

nieuwe markten en/ofproducten

bedrijfsmiddelen

totaal MKB industrie

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

figuur 3.5 Investeringsplannen naar investeringstypen, in procenten van bedrijven

die verwachten in 2005 te zullen investeren

56

71

41

76

49

63

56

81

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

internet en ICT

kennis, opleiding en scholing

nieuwe markten en/ofproducten

bedrijfsmiddelen

totaal MKB industrie

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

3.4.3 Financier ing en knelpunten

Investeringen kunnen uit verschillende bronnen worden gefinancierd. Tabel 3.8b laat zien dat eigen middelen verreweg de belangrijkste bron zijn. Daarnaast heeft ongeveer een kwart van de MKB-ondernemers voor zijn investeringen in 2004 geld geleend bij een bank. Het aantal dat geld heeft verkregen via een verstrekker van risicokapitaal is minimaal. Hetzelfde geldt voor informele bronnen van kapitaal zoals familie of kennis-sen. Evenals vorig jaar geeft ruim een kwart van de ondernemers in de industrie aan een of meer knelpunten te hebben ervaren bij de investeringen. Het meest genoemde knel-punt is de financiering van de investering. Ondernemers in het industriële MKB melden

Page 32: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

32

ten opzichte van het totale MKB relatief veel problemen die hun oorsprong vinden bij-wet- en regelgeving.

tabel 3.8b Financieringsbronnen en knelpunten bij de investeringen in de industrie

MKB industrie totaal MKB

financieringsbronnen (in %):

− winst uit onderneming 63 66

− overig eigen geld 17 14

− holding 2 1

− geleend geld bij banken 28 26

− financiële bijdrage van familie en andere informele investeerders 3 3

− leverancierskredieten 1 1

aantal bedrijven dat knelpunten heeft ervaren (in %) 28 25

aard van de knelpunten (in % van bedrijven met knelpunten)

− financiering 59 67

− wet- en regelgeving 24 14

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

3.5 Perspectief

3.5.1 Prognoses 2005 en 2006

De prognose voor het lopende jaar houdt voor de voedings- en genotmiddelenindustrie een lichte daling in van het omzetvolume, met name als gevolg van prijsdalingen. De prognose voor 2006 is een voorzichtige plus dankzij een licht stijgend afzetvolume en marginaal stijgende prijzen. Met die ontwikkeling blijft de sector achter bij het bedrijfs-leven in zijn totaliteit, maar wordt de achterstand in 2006 wél voor een deel ingelopen. De werkgelegenheid daalt vooral in 2005 vrij fors, maar dat gaat gepaard met een stij-ging van de arbeidsproductiviteit. Die zorgt ervoor dat de ontwikkeling van de winst in de sector maar licht achterblijft bij die van het totale bedrijfsleven.

Page 33: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

33

tabel 3.9 Prognose van de omzet-, werkgelegenheids- en winstontwikkeling in de

voedings- en genotmiddelenindustrie en het totale bedrijfsleven, voor

2005 en 2006 (mutatie in % t.o.v. voorgaand jaar)

voedings- en genotmiddelen-

industrie totaal bedrijfsleven

2005 2006 2005 2006

omzet

− volumeontwikkeling -0,25 1,00 1,00 2,25

− prijsontwikkeling -0,75 0,25 1,75 1,00

− waardeontwikkeling -1,00 1,25 2,75 3,25

werkgelegenheid (arbeidsjaren) -3,75 -1,75 -0,75 0,75

winst -10,50 7,75 4,25 5,50

Bron: EIM, 2005.

Omzet en toegevoegde waarde van de voedings- en genotmiddelenindustrie zijn minder gevoelig voor groei van de buitenlandse afzet dan gemiddeld het geval is voor het Ne-derlandse bedrijfsleven, zoals onderstaande tabel laat zien. Dit illustreert nogmaals de naar verhouding vrij sterke oriëntatie van de sector op de binnenlandse markt. De werkgelegenheid in de sector profiteert niet van een groei van de Nederlandse export: zelfs bij een flinke groei met 5,75% resulteert nog een werkgelegenheidsdaling met 1%.

tabel 3.10 Gevoeligheid van de omzet-, werkgelegenheids- en toegevoegde-waarde-

ontwikkeling in de voedings- en genotmiddelenindustrie en het totale be-

drijfsleven voor stijging export van Nederlandse herkomst, bij huidige

prognose en extra exportstijging in 2006 (mutatie in % t.o.v. voorgaand

jaar)

voedings- en genotmiddelen-

industrie totaal bedrijfsleven

bij 3,75%

groei

bij 5,75%

groei

bij 3,75%

groei

bij 5,75%

groei

omzet 1,00 1,75 2,25 2,75

werkgelegenheid (arbeidsjaren) -1,75 -1,00 0,75 1,00

toegevoegde waarde 1,00 1,75 2,25 2,50

Bron: EIM, 2005.

Loonkostenstijgingen hebben op korte termijn nauwelijks effect op omzet en toege-voegde waarde van de sector, en een marginaal effect op de werkgelegenheid: zie on-derstaande tabel. Daarin verschilt de sector overigens ook nauwelijks van het gemiddel-de van het Nederlandse bedrijfsleven: daar is het effect op korte termijn nul. Het effect op de werkgelegenheid, hoewel gering, laat een licht bovengemiddelde gevoeligheid voor buitenlandse concurrentie zien.

Page 34: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

34

tabel 3.11 Gevoeligheid van de omzet-, werkgelegenheids- en toegevoegde-waarde-

ontwikkeling in de voedings- en genotmiddelenindustrie en het totale be-

drijfsleven voor loonkosten in 2006, bij huidige prognose en extra loonkos-

tenstijging in 2006 (mutatie in % t.o.v. voorgaand jaar)

voedings- en genotmiddelen-

industrie totaal bedrijfsleven

bij 0,25%

stijging

bij 1,25%

stijging

bij 0,25%

stijging

bij 1,25%

stijging

omzet 1,00 1,00 2,25 2,25

werkgelegenheid (arbeidsjaren) -1,75 -2,00 0,75 0,75

toegevoegde waarde 1,00 1,00 2,25 2,25

Bron: EIM, 2005.

3.5.2 Een bl ik vooruit

L ibera l i ser ing van de were ldhande l in agrar i sche producten Verdere liberalisering van de wereldhandel in agrarische producten is te verwachten. Dat houdt dat invoerquota, heffingen en subsidies ter bescherming van de eigen pro-ductie worden verlaagd of afgeschaft. Dat heeft gevolgen voor de voedings- en genot-middelenindustrie, al zijn die gevolgen per deelsector sterk uiteenlopend. Veel bedrijven zullen voordeliger kunnen inkopen en zien hun administratieve lasten dalen, bijvoor-beeld voor restitutieboekhoudingen1. Andere bedrijven, die 'beschermde' agrarische

producten verwerken, krijgen bij blootstelling aan wereldmarktprijzen daarentegen te maken met sterke concurrentie van buiten de EU. Dat geldt bijvoorbeeld voor Brazili-aanse suiker en Argentijns of Australisch vlees. Voor suiker hangt een aanzienlijke ver-ruiming per 2009 van de rietsuikerimport uit een aantal ontwikkelingslanden boven de markt.

Sterke kennis inf ras t ructuur p luspunt voor de Neder landse indust r ie De Nederlandse voedings- en genotmiddelenindustrie kan profiteren van de goede ken-nisinfrastructuur op het gebied van agro- en voedingsmiddelentechnologie, met onder meer Wageningen Universiteit en ID-Lelystad. In de afgelopen jaren is de toegevoegde waarde van de sector in Nederland sneller gegroeid dan bij buitenlandse concurrenten. Dit is mogelijk een indicatie voor een effectieve switch naar producten met een hogere toegevoegde waarde: de markten dus, waar de internationale vraag van consumenten momenteel in de lift zit. Een dergelijke switch vraagt om investeringen in nieuwe pro-duct-marktcombinaties, en dus om een combinatie van nieuwe en gewijzigde produc-ten met bijbehorende wijzigingen van de bewerkingstechniek (specialties in kleinere se-ries, dus snel en flexibel om kunnen schakelen) én van de marketing (nadruk op kwali-teit en 'bijzonder' in plaats van op standaard en prijs, nieuwe doelgroepen, andere dis-tributiekanalen). Mogelijk is de huidige trage ontwikkeling mede het gevolg van een aanpassingsproces dat op langere termijn weer groei genereert: een soort 'incubatietijd' dus.

1 De huidige EU-regelgeving voorziet bij export buiten de Unie in teruggave van wat bedrijven (verge-leken met concurrenten van buiten) te veel hebben betaald voor agrarische grondstoffen. Daarvoor moeten zij echter veel formulieren invullen en 'bewijzen' overleggen. Bovendien staat dan vaak nog niet vast dat zij volledig uitbetaald krijgen: WTO-afspraken stellen voor sommige producten een li-miet aan het totale bedrag dat voor restituties mag worden bestemd.

Page 35: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

35

Grondstof fen moeten van ver (der ) komen Een bedreiging voor (een deel van) de Nederlandse voedings- en genotmiddelenindu-strie is de aanvoer van agrarische grondstoffen over grotere afstand. Ruimtegebrek en (dus) hoge grondprijzen, regelgeving en andere bronnen van kosten zorgen dat er min-der aanvoer komt vanuit de Nederlandse agrarische sector.

Uitbre id ing EU zorgt voor kansen én bedre ig ingen De toetreding van tien nieuwe lidstaten tot de Europese Unie heeft het speelveld voor de Nederlandse voedings- en genotmiddelenindustrie veranderd. Met name de toetre-ding van Polen zorgt voor kansen én bedreigingen, vanwege de grote agrarische sector en een verwerkende industrie die zich nog moet aanpassen aan westerse maatstaven van voedselveiligheid en efficiëntie. Een combinatie van Nederlandse technische en marketingkennis met plaatselijke productie ligt hier voor de hand, met Nederlandse be-drijven als 'ketenregisseur'.

3.6 Meer informatie over de sector

sectororganisaties website

Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI), Rijswijk

Telefoon: (070) 336 51 50

www.fnli.nl

Beurs

• Industrial Meat & Food Fair (IMEFA) 19 en 2 april 2006, Brabanthallen, Den Bosch

Page 36: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei
Page 37: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

37

4 Metaal- en elektrotechnische industrie

De metaal- en elektrotechnische industrie omvat allereerst de basismetaal: primaire pro-ductie van staal en non-ferro metalen (met aluminium als voornaamste in Nederland), inclusief gieterijen en verwerking tot basisproducten zoals plaat. Een grote deelsector met veel bedrijven is de metaalproductenindustrie. De productie varieert van schroeven en bouten via opslagtanks en fusten tot plezierjachten, en van smeed- en metaal-constructiewerk tot vervaardiging van fijnmechanische onderdelen. Ook lasbedrijven en oppervlaktebehandelaars horen tot de metaalproductenindustrie. Een andere belangrijke deelsector is de machine- en apparatenbouw: behalve om pro-ductiemachines en apparaten voor uiteenlopende toepassingen gaat het hier ook om transportwerktuigen (hijskranen, liften, lopende banden en dergelijke), motoren, pom-pen en appendages, en huishoudelijke apparaten. De elektrotechnische industrie produceert elektrische apparaten en componenten, inclu-sief computers, televisies en telecomapparatuur, en verder medische apparaten en in-strumenten, meet- en regelapparatuur. Tot slot hoort ook de transportmiddelenindustrie tot de metaal- en elektrotechnische in-dustrie: auto's en auto-onderdelen, carrosseriebouw en scheepsbouw en -reparatie val-len eronder, maar ook productie van fietsen en toelevering aan de lucht- en ruimtevaart.

4.1 De sector in cijfers

4.1.1 Omvang

De metaal- en elektrotechnische industrie telt circa 18.000 ondernemingen, waarvan 16.000 tot het MKB behoren. De omzet van de sector bedroeg in 2004 ongeveer € 74 miljard. Daarvan neemt het MKB een derde voor zijn rekening. Ruim de helft van de to-tale sectoromzet wordt behaald in het buitenland: goed voor bijna een zesde van de ex-port van het Nederlandse bedrijfsleven. Het MKB realiseert € 9 miljard aan exportomzet. Het MKB in de metaal- en elektrotechnische industrie heeft een groter aandeel in de werkgelegenheid van de totale sector (47%) dan in de omzet (34%) en de toegevoegde waarde (39%). De arbeidsproductiviteit ligt er lager, en de toegevoegde waarde per werkende hoger dan elders in de industrie: indicaties voor een relatief arbeidsintensieve productie. Dit houdt verband met het grote gewicht van de metaalproductenindustrie en van relatief kleinschalige producenten van instrumenten en machineonderdelen. Zie tabel 4.1.

tabel 4.1 De metaal- en elektrotechnische industrie in 2004

metaal- en elektro-

technische industrie

totaal MKB

aandeel van de metaal-

en elektrotechnische

industrie in totaal be-

drijfsleven (in %)

aantal ondernemingen per 31-12-2004 (x 1.000) 18 18 3

werkgelegenheid in arbeidsjaren (x 1.000) 326 154 6

omzet (x € miljard) 74 25 6

exportomzet (x € miljard) 39 9 15

bruto toegevoegde waarde (x € miljard) 18 7 5

Bron: CBS, bewerking EIM.

Page 38: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

38

4.1.2 Samenstel l ing

Tabel 4.2 laat de zwaartepunten binnen de sector zien. De grootste deelsectoren in ter-men van ondernemingen en werkgelegenheid zijn de metaalproductenindustrie en de machine-industrie, met de elektrotechnische industrie als een goede derde. De metaal-productenindustrie is naar verhouding kleinschalig en arbeidsintensief: deze deelsector neemt 20% van de omzet voor zijn rekening met 30% van de werkgelegenheid, terwijl het gaat om 39% van de bedrijven. De elektrotechnische industrie is om voor de hand liggende redenen min of meer het spiegelbeeld, met een aanzienlijk groter aandeel in de omzet van de sector dan in het ondernemingenbestand en de werkgelegenheid. De basismetaal is een relatief kleine, maar wel grootschalige deelsector, waar 2% van de ondernemingen 8% van de omzet in de sector voor zijn rekening neemt. De machine- en de transportmiddelenindustrie nemen een tussenpositie in, waarbij de machine-industrie iets meer naar kleinschalig en arbeidsintensief neigt, en de transportmiddelen-industrie iets meer naar grootschalig, met een hoge arbeidsproductiviteit. Van deze deelsectoren maken overigens bijvoorbeeld zowel kleine producenten van machine-onderdelen, en kleine carrosserie- en jachtbouwers deel uit, als grote machine- en zee-schepenbouwers en grote fabrikanten van transportmaterieel.

tabel 4.2 De metaal- en elektrotechnische industrie verdeeld naar deelsectoren in

2004 (in %)

ondernemingen werkgelegenheid omzet

aantal

(x 1.000) in %

arbeidsjaren

(x 1.000) in % € miljoen in %

basismetaalindustrie 0 2 23 7 6 8

metaalproductenindustrie 7 39 97 30 15 20

machine-industrie 5 29 91 28 19 26

elektrotechnische, instrumenten- en

optische industrie 3 19 69 21 23 31

transportmiddelenindustrie 2 12 45 14 12 16

totaal 18 100 325 100 74 100

Bron: CBS, bewerking EIM.

4.1.3 Economisch funct ioneren

Omzetontwikke l ing De metaal- en elektrotechnische industrie laat in 2004 een groei zien van 2,5%. De ra-ming voor 2005 is daarentegen krimp, zij het een marginale. Binnen de sector zijn er grote verschillen. De basismetaal profiteert van de sterke groei van de internationale vraag, al is de prognose voor het lopende jaar minder groei dan in 2004. De transport-middelenindustrie noteert in 2004 een plus met 2% groei, en blijft in 2005 gelijk. De overige bedrijfstakken, namelijk de metaalproductenindustrie, de machine-industrie en de elektrotechnische industrie krimpen (zeer) licht in 2004, maar volgens de prognose wat uitgesprokener in 2005. De voor dit jaar verwachte krimp varieert van 1,5% in de machine-industrie tot 2,75% in de elektrotechnische industrie. Zie verder tabel 4.3.

Page 39: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

39

tabel 4.3 Volumeontwikkeling van de omzet in de metaal- en elektrotechnische in-

dustrie 2004-2005, totaal en per deelsector

omzetontwikkeling in % t.o.v. het jaar daarvoor

2004 2005

basismetaalindustrie 12,00 3,00

metaalproductenindustrie -0,25 -2,00

machine-industrie -0,25 -1,50

elektrotechnische, instrumenten- en optische

industrie -0,50 -2,75

transportmiddelenindustrie 2,00 0,00

totaal 2,5 -0,25

Bron: EIM (2005 raming).

Arbe idsproduct iv i te i t Er zijn tamelijk grote verschillen in arbeidsproductiviteit tussen deelsectoren binnen de metaal- en elektrotechnische industrie. In de relatief arbeidsintensieve metaalproducten-industrie ligt die laag, in de elektrotechnische industrie daarentegen hoog. De algemene trend in de sector is een verdere verhoging van de arbeidsproductiviteit als gevolg van voortgezette automatisering van productieprocessen en efficiencyslagen bij de organisatie van de arbeid. De voorbije periode van laagconjunctuur heeft een aantal minder efficiënt opererende bedrijven de kop gekost, en heeft de overige gestimuleerd om de puntjes op de i te zetten bij het efficiënt organiseren van de bedrijfsprocessen. Per saldo is op microniveau de arbeidsproductiviteit gestegen: uitgaande van bestaande producten en bewerkingsmethoden, en van incrementele verbeteringen. De verwach-ting voor de nabije toekomst is: voortzetting van deze trend. Daarentegen zorgt de ver-plaatsing van eenvoudige industriële bewerkingen, relatief arbeidsintensieve producties en vervaardiging van grote series van productiewerk op meso-niveau (sector en bedrijfs-tak) voor een tegengesteld effect: aan de resterende activiteiten komt in verhouding tot de gerealiseerde omzet relatief veel (meer hoogwaardige) arbeid te pas, en dat zet de arbeidsproductiviteit onder druk. Die activiteiten zijn (technisch) ontwikkelingswerk, vervaardiging van prototypes en kleinere series, en in het algemeen, producten die een hogere toegevoegde waarde ontlenen aan de inzet van meer (eveneens hoogwaardige) arbeid en extra diensten. Overigens wordt er vanuit Nederland minder industriële productie naar lagelonenlanden verplaatst dan in het recente verleden wel eens is gesuggereerd op basis van wat bedrij-ven verwachtten1.

Exp lo i ta t iebee ld In de metaal- en elektrotechnische industrie liggen de bedrijfskosten op een bovenge-middeld niveau, en met name de loonkosten. Dat maakt deze sector gevoelig voor de ontwikkeling van de loonkosten. Zie tabel 4.4 voor het exploitatiebeeld van de sector.

1 Zie SEO, Verplaatsing industrie: hoe erg is het?, 2004 en Ministerie van EZ/Berenschot, Visie op verplaatsing. Aard, omvang en effecten van verplaatsing van bedrijfsactiviteiten naar het buitenland, 2005.

Page 40: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

40

tabel 4.4 Exploitatiebeeld van de metaal- en elektrotechnische industrie in 2004

in % van de brutoproductie

brutoproductie 100

verbruik 73

bruto toegevoegde waarde 27

bedrijfskosten 26

waarvan:

− loonkosten 21

winst voor belastingen 1

Bron: CBS, bewerking EIM.

4.2 Marktomstandigheden

4.2.1 Afnemers

De belangrijkste afnemers van metaalproducten zijn elders in de metaal- en elektro-technische industrie te vinden. Het gaat om toeleveringen aan machine- en apparaten-bouw, elektrotechnische industrie, en scheepsbouw. Staalconstructiebedrijven hebben hun belangrijkste afzetmarkt in de bouw. De afnemers van de machine-industrie zijn alle andere industrieën, met voor de Neder-landse bedrijfstak de procesindustrie als een zwaartepunt: voedings- en genotmidde-len- en chemische industrie. Ook leveren kleine en middelgrote specialisten binnen de machine-industrie zelf apparaten en onderdelen voor complete machines en machine-systemen aan de hoofdaannemers en eindproducenten daarvan. Bedrijfsinterne trans-portsystemen worden afgenomen door de industrie, maar ook door handels- en over-slagbedrijven. De elektrotechnische industrie levert het grootste deel van haar productie aan andere bedrijven, rechtstreeks of via de groothandel. De grootste klanten zijn de industrie, het installatiebedrijf en elektriciteitsproductie- en distributiebedrijven. Medische apparatuur en producten vinden hun weg naar de gezondheidszorg. Orders voor schepen en offshore-installaties zijn afkomstig van rederijen, en in het geval van schepen voor speciale doelen, van oliemaatschappijen, baggerbedrijven, overheids-instellingen, visserijbedrijven en andere gebruikers. Jachten zijn bestemd voor de parti-culiere markt, en hetzelfde geldt voor tweewielers. De klanten van carrosseriebouwers zijn te vinden in het beroepsvervoer en bij de 'eigen rijders': bedrijven met een andere kernactiviteit die eigen transportmiddelen hebben voor goederenvervoer.

4.2.2 Leveranciers

Verander ingen in de ko lom Een belangrijke verandering binnen de kolom van de metaal- en elektrotechnische indu-strie is het internationaal verder voortgaande proces waarbij productie van grote series wordt afgestoten naar lagelonenlanden, met name waar het arbeidsintensieve en min-der hoogwaardige producties betreft. Met name grote multinationals kiezen bovendien voor concentratie van 'regionale' productielocaties (waarbij een regio een aantal landen of een compleet werelddeel beslaat). Dat heeft voor Nederlandse bedrijven twee gevolgen. In de eerste plaats zien toeleve-ranciers klanten verdwijnen uit Nederland, en dus potentieel ook (grote) orders. In de

Page 41: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

41

tweede plaats moeten bedrijven 'door de bocht' wanneer zij hun productie of een be-langrijk deel daarvan buiten Nederland onderbrengen: zij houden dan zelf ontwerp en ontwikkeling, verkoop en marketing in huis, en krijgen er sturende, logistieke en con-trolerende taken bij om te zorgen dat producten en onderdelen op tijd en overeenkom-stig de specificaties worden geleverd vanaf de productielocaties. Kortom, zij worden meer 'ketenregisseur', met een veel grotere behoefte aan goedgeschoolde krachten voor de uitvoering van de extra taken. Als gevolg hiervan neemt de dienstencomponent binnen industriële bedrijven toe (stafmedewerkers). In zijn meest uitgesproken vorm re-sulteert een kop-staartindustrie die uitsluitend elders plaatsvindende productie organi-seert en aanstuurt. De klassieke voorbeelden zijn te vinden in de Nederlandse textielin-dustrie. Onderzoek van McKinsey in Duitsland levert aanwijzingen dat bedrijven die een deel van hun productie in het buitenland onderbrengen in eigen land meer arbeidsplaatsen creëren dan er als gevolg van de verplaatsing naar het buitenland verloren gaan. Het resulterende saldo is positief, ook na aftrek van 'zwakkere' bedrijven waar na verplaat-sing van productie vooral banen verdwijnen1.

De vraag naar (basis)metaal wordt bepaald door de wereldwijde vraag. Daarbij is wél sprake van toegenomen segmentering naar type en kwaliteit, variërend van plaatstaal voor de scheepsbouw tot hoogwaardig staal voor matrijzen, machinebouw of automo-tive. Er is momenteel toenemende schaarste als gevolg van de grote vraag uit Azië, en in het bijzonder China. Daardoor zijn de prijzen hoog. Aan de bouw van complexe machines, transportmiddelen en apparaten komt een toe-nemend aantal technische specialismen te pas: op het gebied van materiaal, bewer-kings- en conserveringsmethoden, meet- en regelapparatuur, ICT (programmeerbare apparatuur en op afstand afleesbare signalen), enzovoorts. Zelfs grotere bedrijven heb-ben die kennis vaak niet zelf in huis, en moeten er dus via een partner of een ingehuur-de specialist aan komen. Dit vraagt dus om intensivering van de samenwerking binnen de keten. De ketens van toeleveranciers en uitbestedende 'OEM'ers' worden langer, en bovendien internationaler van samenstelling. De grote uitbesteders rekruteren hun toeleveranciers in een steeds grotere (internationale) cirkel rond het eindassemblagebedrijf, maar stel-len aan de andere kant leveringsvoorwaarden die hen verzekeren van een ononderbro-ken aanvoer van onderdelen die direct gemonteerd kunnen worden, en dus voldoen aan scherpe kwaliteitseisen, en geleverd worden op het moment dat ze nodig zijn.

4.2.3 Toetreders

B innenland De metaal- en elektrotechnische industrie heeft binnen de industrie duidelijk de hoogste bedrijvendynamiek: de drie indicatoren in tabel 4.5 zijn voor de sector veel hoger dan voor de andere drie industriesectoren. Dat geldt voor de jaarlijkse mutatie van het aan-tal starters in de periode van 1987 tot 2004, voor het aantal starters in 2004 afzonder-lijk, én voor het aandeel dat de sector heeft bij alle starters. Een vergelijking met andere sectoren (dan industriële) is eigenlijk niet mogelijk, door de veel hogere startdrempel voor een bedrijf in de industrie: met name investeringen in machines, maar ook milieu-

1 Financial Times Deutschland, art. 29 april 2005: "Arbeitsplätze im Ausland bringen Jobs im Inland". Het gaat hier om een (op dat moment) nog niet gepubliceerde studie van McKinsey, op basis van onderzoek bij 600 bedrijven met een omzet van tenminste € 50 miljoen.

Page 42: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

42

en hinderwetvergunningen en dergelijke. Toch zijn starters in de metaal- en elektro-technische industrie goed voor bijna 3% van alle starters in Nederland, wat overeen-komt met hun aandeel in het totale bedrijvenbestand. Dit is opmerkelijk te noemen. Ondanks de grote dynamiek in de sector ligt de overlevingskans 5,5 jaar na de start nog altijd op 59%. Dat is beter dan elders in het bedrijfsleven, en ook boven het industrie-gemiddelde.

tabel 4.5 Startende bedrijven in de metaal- en elektrotechnische industrie: aantal en

ontwikkeling, 2004

gehele metaal- en elek-

trotechnische industrie

aantal starters in de metaal- en elektrotechnische industrie 1.337

mutatie van het aantal starters 2004 t.o.v. 1987 (in %) 4,3

aandeel van de metaal- en elektrotechnische industrie in het totaal aantal

starters in Nederland (in %) 2,8

overlevingskans (in % na 5,5 jaar) 59

Bron: Bedrijvendynamiek en Wekgelegenheid, EIM.

Bui ten land

4.2.4 Concurrent ie

Voor veel van wat 'standaard' is, in flinke hoeveelheden geproduceerd kan worden, en tegen redelijke kosten verscheept, is er Aziatische concurrentie in de markt. Met name elektrische en elektronische componenten, maar ook transportmaterieel van lopende banden en rolstoelen tot zeeschepen vinden hun weg naar de Europese en Nederlandse markt. Het overwegend op de binnenlandse markt gerichte deel van de metaal- en elektro-technische industrie, zoals oppervlaktebewerkers, staalconstructie- en lasbedrijven, con-curreert onderling scherp op prijs. Dit zet de rendementen onder druk. Dat neemt niet weg dat de bedrijfsresultaten sterk uiteenlopen, waarbij ondernemingen met een duide-lijk 'profiel' en een goede planning en organisatie van het werk het best uit de bus ko-men. Specialisten op het gebied van metaalbewerking, maar ook machine- en apparaten-bouwers en fabrikanten van transportmiddelen en -materieel zien de concurrentie uit de nieuwe oostelijke lidstaten van de EU toenemen. Deze landen beschikken behalve over goedkope arbeid ook over een goed geschoolde beroepsbevolking. Zij lopen de be-staande achterstand op het gebied van 'organisatie' en infrastructuur snel in. Inmiddels hebben veel grote bedrijven productievestigingen geopend in de nieuwe lidstaten, met de West-Europese, en ook de Amerikaanse en Japanse auto-industrie als in het oog lo-pend voorbeeld. Dit versterkt ook de concurrentiepositie van plaatselijke toeleveran-ciers.

4.2.5 Wet- en regelgeving

Sectorspec i f ieke wet- en rege lgev ing EU-richtlijnen in het kader van (technische) harmonisatie, elektrische en elektromagneti-sche veiligheid, arbeidsomstandigheden en milieu spelen een belangrijke rol voor bedrij-ven in de metaal- en elektrotechnische industrie. Regelgeving op het gebied van ar-

Page 43: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

43

beidsomstandigheden en milieu bezorgt bedrijven in de hele sector een forse admini-stratieve last. Met name machine- en apparatenbouwers en fabrikanten van transport-middelen hebben te maken met voorschriften op het gebied van de veiligheid voor ge-bruikers: consumenten of operators. Oppervlaktebewerkers hebben te maken met mili-euregels, en met de Arbowetgeving. De in 2003 van kracht geworden wettelijke regeling voor verwijdering van afgedankte elektr(on)ische consumentenapparatuur is in 2004 aangevuld met een verplicht verwij-deringssysteem voor professionele apparatuur, in het kader van een Europese richtlijn dienaangaande. Het gaat onder meer om automaten, medische apparaten, meet- en controle-instrumenten en verlichtingsapparatuur. Een collectief systeem wordt volgens de plannen in de loop van 2005 operationeel. Op nationaal niveau tracht het Ministerie van VROM te komen tot globalere vormen van vergunningverlening voor milieuvergunningen1. Volgens een inmiddels gepubliceerde

Handreiking voor vergunningverleners is voor bedrijven met een milieuzorgsysteem vol-gens ISO 14001 geen gedetailleerde vergunning meer nodig: er kan dan worden vol-staan met een vergunning-op-hoofdlijnen. Bedrijven die grotendeels aan de voorwaar-den voldoen kunnen een vergunning-op-maat krijgen.

Bele idskoers in komende ja ren Tot nu toe is de algemene beleidstrend een versterking van de Europese regelgeving ten koste van de nationale. Verder is vermindering van administratieve lasten voor het be-drijfsleven momenteel een speciaal aandachtspunt, zowel nationaal als Europees. In hoeverre meer 'subsidiariteit' bij het creëren van communautaire regelgeving de trend naar versterking van de Europese regelgeving keert is nog een open vraag. Grenzen aan de groei van de regelgeving wordt van vele kanten bepleit, en ook expliciet genoemd in het grondwettelijk verdrag voor de Europese Unie. Toetsing van de te verwachten 'op-brengsten' van voorgesteld beleid aan de kosten (met name administratieve lasten) waarmee de uitvoering van dat beleid bedrijven opzadelt ligt voor de hand, gezien de voornemens om de administratieve lastendruk terug te dringen.

1 Er zijn voornemens om per 2007 met één AMvB het grote aantal milieuregels van dit moment te vervangen. Deze AMvB zou dan gaan gelden voor alle bedrijven, uitgezonderd agrarische.

Page 44: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

44

4.2.6 Samengevat

schema 4.1 Marktomstandigheden voor de metaal- en elektrotechnische industrie

basisme-

taalindustrie

metaal-

producten-

industrie

machine-

industrie

elektrotech-

nische, in-

strumenten-

en optische

industrie

transport-

middelen-

industrie

tegenover afnemers + +/- +/- + -

tegenover leveranciers - - + + +

tegenover toetreders +/- +/- + + -

m.b.t. concurrentie + - +/- +/- +/-

m.b.t. wet- en regelgeving - - - - +/-

++ = zeer gunstig, + = gunstig, +/- = neutraal, - = ongunstig, -- = zeer ongunstig voor de metaal- en

elektrotechnische industrie.

Bron: EIM, 2005.

4.3 Kracht van de sector

4.3.1 Bedri jvendynamiek

Tabel 4.6 maakt duidelijk dat de verdeling naar groeitype in de metaal- en elektrotech-nische industrie ongeveer overeenkomt met die van het totale Nederlandse bedrijfsle-ven. Verrassend is het grote aantal oprichtingen: het aandeel van 7,3% is bovengemid-deld, en verreweg het hoogste van de vier industriesectoren. Daar staat een vrijwel even groot aantal bedrijfsbeëindigingen tegenover. Die grote dynamiek lijkt opmerkelijk: een start in de industrie vraagt gemiddeld hogere investeringen dan een start in de handel of dienstverlening. Vermoedelijk zijn zzp'ers, zelfstandigen zonder personeel, echter verantwoordelijk voor dit verschijnsel: met name lassers die hun diensten als zelfstandi-ge aanbieden aan (andere) bedrijven in de sector. Het aandeel nieuwe dochterondernemingen komt ongeveer overeen met het gemiddel-de van het Nederlandse bedrijfsleven, maar is hoger dan elders in de industrie. Het aan-tal faillissementen is bovengemiddeld ten opzichte van het Nederlandse bedrijfsleven in zijn totaliteit, maar wijkt nauwelijks af van het gemiddelde in de industrie.

Page 45: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

45

tabel 4.6 Bedrijvendynamiek in de metaal- en elektrotechnische industrie (in % van

het totaal aantal bedrijven in de metaal- en elektrotechnische industrie

respectievelijk het bedrijfsleven), 2004

metaal- en elektro-

technische industrie totaal bedrijfsleven

bedrijven verdeeld naar groeitype:

snelle en normale groeiers 38 37

gelijkblijvers 26 25

groeikrimpers en overige krimpers 36 38

aantal oprichtingen in % van het totaal 7,3 8,4

w.v. nieuwe dochters 2,3 2,4

aantal opheffingen in % van het totaal 6,4 5,9

w.v. faillissementen 1,5 0,8

Bron: 'Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid. Periode 1987-2004', EIM, 2005.

4.3.2 Schaalgrootte en netwerkvorming

De metaal- en elektrotechnische industrie is in haar totaliteit betrekkelijk kleinschalig, voornamelijk door het grote gewicht van de metaalproductenindustrie, die veel MKB-ondernemingen kent. Het werkgelegenheidsaandeel van het grootbedrijf in deze sector ligt met 53% beneden het industriegemiddelde, evenals de omzet per onderneming. De gemiddelde onderneming in de metaal- en elektrotechnische industrie is goed voor een werkgelegenheid ter grootte van 18 arbeidsjaren. Alleen in de 'overige' industrie is dat minder. Zie tabel 4.7.

tabel 4.7 Indicatoren schaalgrootte en netwerkvorming, 2004

gehele metaal- en elek-

trotechnische industrie

ondernemingenaandeel van het kleinbedrijf in de metaal- en elektrotech-

nische industrie (in %) 75

omzetaandeel van het grootbedrijf in de metaal- en elektrotechnische in-

dustrie (in %) 67

werkgelegenheidsaandeel van het grootbedrijf in de metaal- en elektro-

technische industrie (in %) 53

gemiddelde ondernemingsgrootte (in arbeidsjaren) 18

gemiddelde omzet per onderneming (in € miljoen) 4,0

Bron: CBS, EIM.

4.3.3 Innovat ievermogen

Het MKB in de metaal- en elektrotechnische industrie haalt vergeleken met het MKB-gemiddelde voor alle sectoren duidelijk bovengemiddelde scores: zie tabel 4.8. Vergele-ken met de andere industriële sectoren neemt de metaal- en elektrotechnische industrie een tussenpositie in, met de kanttekening dat de score bij vernieuwing of verbetering van bedrijfsprocessen wat hoger is dan gemiddeld.

Page 46: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

46

tabel 4.8 Aandeel bedrijven in de metaal- en elektrotechnische industrie en het tota-

le MKB industrie met innovaties in de periode 2002-2004 (in %)

soort innovatie

MKB metaal- en elektro-

technische industrie

totaal

MKB

percentage bedrijven met nieuwe producten en/of diensten 49 34

percentage bedrijven met procesinnovaties 31 16

vernieuwingen of verbeteringen interne bedrijfsprocessen 68 56

Bron: EIM, 2005.

4.3.4 Bedri j fsvoer ing

Schaa lvergrot ing De Nederlandse metaal- en elektrotechnische industrie heeft te maken met de upgra-dingstrend die samengaat met het verdwijnen naar lagelonenlanden van eenvoudiger bewerkingen en grotere series. Daarnaast zijn moderne machines steeds duurder in aanschaf. Een trend in de machinebouw is bijvoorbeeld uitvoering van meer bewerkin-gen ineens. Dat spaart bewerkingsstappen en tijd, en bovendien haalt men een grotere nauwkeurigheid omdat het bewerkingsstuk maar één keer hoeft te worden opgespan-nen. Noodzakelijke investeringen in kennis en machines verhogen de toetredingsdrem-pel voor ondernemingen in de bedrijfstak, en werken op termijn schaalvergroting in de hand. Daar staat de potentiële schaalverkleining tegenover die optreedt als productie-afdelin-gen worden gesloten, en een 'hybride' onderneming overblijft waar de naar elders ver-plaatste productie uitsluitend wordt voorbereid en georganiseerd (zie de volgende pa-ragraaf). Bij ondernemingen die zich met succes tot 'ketenregisseur' ontwikkelen is het overigens nog maar de vraag of zij krimpen door het afstoten van de productie: zie het eerder aangehaalde onderzoek bij de Duitse industrie (paragraaf 4.2.2).

Nieuwe werknemers en n ieuwe e i sen De verschuiving naar producties met een hogere toegevoegde waarde vraagt om ande-re werknemers, met name beter opgeleide. Aan dergelijke producten worden extra ei-sen gesteld: installatie, after sales service, ondersteuning van een helpdesk, gebruiksin-structies en opleiding, onderhoud en reparatie. Dus neemt de werkgelegenheid voor machine-operators af, maar komen er installatietechnici, onderhoudsmonteurs, help-deskmedewerkers en andere dienstverleners voor in de plaats. Nog een stap verder is (industriële) productie zelfs geen kernactiviteit meer, maar wordt het bedrijf eerder de spin in het web, waar ontwerp, marketing en verkoop samenko-men, evenals het aansturen van de (elders uitbestede) productie, de kwaliteitscontrole en het logistiek managen van de goederenstromen naar en vanuit de productielocaties. Een dergelijk bedrijf stelt met het oog hierop een scala aan dienstverleners tewerk, en combineert de functies van ingenieursbureau, groothandel, project- en managementbu-reau. Daarmee is in termen van traditionele sectorindelingen moeilijk aan te geven of zo'n bedrijf industrie is, of groothandel, of zakelijke dienstverlening.

Samenwerk ing Een toenemende arbeidsverdeling in ontwerp, maken en testen van prototypes, produc-tie van componenten en onderdelen en assemblage daarvan tot eindproduct zorgt voor een eveneens toenemende 'ketenafhankelijkheid' binnen netwerken van toeleveranciers en uitbesteders. Tevens komt bij de ontwikkeling van nieuwe producten specialistische kennis te pas die een bedrijf vaak niet zelf in huis heeft. Dat geldt zéker voor kleinere

Page 47: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

47

bedrijven. Die kennis moet dan elders worden gehaald. Zo ontstaan ketens van partijen die van elkaar afhankelijk zijn voor levering van componenten, kennis en informatie over techniek, bijvoorbeeld van een gespecialiseerde onderdelenfabrikant, of over marktontwikkelingen, zoals de verwachte vraag naar een bepaald eindproduct. Dit is weer de voedingsbodem voor strategische allianties en tijdelijke of permanente samen-werkingsverbanden binnen de bedrijfskolom of met collega-specialisten. In de machine-industrie is diepgaander kennis noodzakelijk van het primaire proces van de afnemer: dat levert de aangrijpingspunten op voor efficiencyverbetering en produc-tieautomatisering met behulp van nieuwe machinesystemen. Dit vraagt in de eerste plaats om samenwerking met de afnemer. In de tweede plaats vraagt het ook om in-tensievere samenwerking met andere (toe)leveranciers, met het oog op de schakeling van machines, apparaten en meet- en regelapparatuur in zulke machinesystemen.

Tekort aan vakbekwame krachten Ten tijde van de hoogconjunctuur van rond de millenniumwisseling waren er tekorten aan geschoolde technici, van monteurs en operators tot tekenaars en ontwerpers die bedrijven in de metaal- en elektrotechnische industrie in hun ontwikkeling remden. Die problemen zijn in de jaren daarna in hoog tempo afgenomen. Maar het inmiddels inge-zette herstel in de bedrijfstak zorgt ook direct weer voor signalen dat gekwalificeerde technische werknemers nog steeds schaars zijn. Die signalen komen om te beginnen van de uitzendbranche. Daarnaast zorgt de eerder aangeduide verschuiving naar hoogwaardiger producties en minder 'standaard' productiewerk voor hogere eisen aan medewerkers, en met name voor meer vraag naar technisch hoger geschoolden. Een doorzettend herstel zal dan ook zonder twijfel leiden tot problemen bij de arbeidsvoorziening in de metaal- en elek-trotechnische industrie.

4.3.5 Samengevat

schema 4.2 Kracht van de metaal- en elektrotechnische industrie

sterke punten zwakke punten

bedrijvendynamiek - hoge dynamiek - vrij veel faillissementen

schaalgrootte/netwerkvorming - nieuwe generatie ondernemers - samenwerking

innovatievermogen - procesinnovativiteit

bedrijfsvoering - personeelstekorten bij aan-

trekkende bedrijvigheid

Bron: EIM, 2005.

4.4 Investeringen

4.4.1 Omvang en ontwikkel ing

In de industriesectoren hebben zeven op de tien bedrijven geïnvesteerd in 2004. Dat is iets lager dan in 2003. De investeringsbereidheid in de industrie ligt op hetzelfde niveau als in het totale MKB. Het gemiddeld per bedrijf geïnvesteerde bedrag ligt in het indu-striële MKB het hoogst: ongeveer € 140.000, tegen ruim € 90.000 in het totale MKB. Dit verschil is deels te verklaren uit grotere uitgaven voor outillage zoals machines en

Page 48: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

48

gereedschappen, maar deels ook eenvoudig uit bedrijfsgrootte: het industriële MKB is gemiddeld groter dan het MKB in zijn geheel. Aan het begin van 2005 waren de MKB'ers voorzichtig met hun investeringsplannen voor dit jaar: 64% heeft plannen om in 2005 te investeren. Hierbij is de kanttekening op zijn plaats dat MKB-ondernemers hun investeringen aan het begin van het jaar vaak lager schatten dan zij aan het eind van het jaar feitelijk blijken uit te pakken.

figuur 4.1 Investeringen in de industrie, 2003 en 2004

80

73

72

70

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

industrie

totaal MKB

realisatie 2003 realisatie 2004

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2004 en voorjaar 2005.

figuur 4.2 Verwachte investeringen in de industrie in 2005

0% 20% 40% 60% 80% 100%

industrie

totaal MKB

van plan te investeren investeert misschien investeert niet

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

Figuur 4.3 laat bij ruim vier op de tien MKB-bedrijven in de industrie een groei van de investeringen zien. Daar staat een daling bij twee op de tien tegenover. Het saldo van beide is dus positief. De vergelijking van industrieel met totaal MKB laat zien dat het saldo van groei en krimp in de industrie licht positiever is, maar dat de investeringen ook bij een iets grotere proportie bedrijven afnemen volgens de verwachting van on-dernemers. Dit is waarschijnlijk een indicatie voor een uiteenlopende ontwikkeling per

Page 49: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

49

sector in de industrie: een terughoudende opstelling in sterk van de binnenlandse afzet afhankelijke sectoren zoals de voedings- en genotmiddelenindustrie en de 'overige' in-dustrie, tegenover een grotere investeringsbereidheid in meer exportafhankelijke secto-ren zoals de chemische en de metaal- en elektrotechnische industrie.

figuur 4.3 Ontwikkeling van de investeringen in de industrie: 2004 ten opzichte van

2003 (in procenten van bedrijven die zowel in 2003 als in 2004 hebben ge-

investeerd)

0% 20% 40% 60% 80% 100%

industrie

totaal MKB

groei gelijk gebleven daling

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

Uit tabel 4.8a blijkt dat veel ondernemers geen op schrift vastgelegde investeringsplan-nen hebben. Ten opzichte van 2004 is dit aantal fors toegenomen. Het aandeel bedrij-ven dat de investeringsplannen op schrift vastlegt is wél hoger dan het aantal dat dit doet met de ondernemingsstrategie: slechts 20% van de MKB-ondernemers heeft zijn ondernemingsstrategie op schrift.

tabel 4.8a Investeringsplannen in de industrie

industrie totaal MKB

2004 2005 2004 2005

investeringsplannen (in %)

− meerjarenplan 29 21 25 17

− jaarlijks plan 27 21 23 22

− geen plan op schrift 44 58 52 61

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2004 en voorjaar 2005.

4.4.2 Invester ingsdoelen en typen invester ingen

Investeringen kunnen voor verschillende doelen aangewend worden. Bij een neergaan-de conjunctuur letten ondernemers vooral op efficiencyverbeteringen en denken zij minder aan uitbreiding. Dat bleek uit de meting van het EIM-MKB-Beleidspanel in het voorjaar van 2004. Investeringen in verbetering van de efficiency komen in de industrie vaker voor dan gemiddeld, maar ook de uitbreidingsinvesteringen zijn relatief hoog. Met name de exportgerichte industriesectoren en de kapitaalgoederenindustrie lopen

Page 50: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

50

meestal voorop in het economische herstel, en investeren dus ook in de eerste fase van een opgaande conjunctuur. Figuur 4.4 geeft inzicht in de verdeling van de verschillende soorten investeringen. Drie-kwart van de investerende bedrijven geeft aan te hebben geïnvesteerd in bedrijfsmidde-len zoals apparatuur, huisvesting, vervoer en inventaris, gevolgd door bijna tweederde die heeft geïnvesteerd in kennis, opleiding en scholing. Ruim de helft heeft geïnvesteerd in internet en ICT. Ten opzichte van 2003 ligt het percentage bedrijven dat investeert in bedrijfsmiddelen lager: toen investeerde ruim 90% van de investerende bedrijven in be-drijfsmiddelen. Voor 2005 lijkt zich een soortgelijk investeringsbeeld te ontwikkelen als in 2004: zie fi-guur 4.5. De plannen voor investeringen in internet en ICT lijken iets terug te vallen.

figuur 4.4 Investeringstypen in 2004, in procenten van bedrijven die in 2004 hebben

geïnvesteerd

62

65

42

71

56

59

48

75

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

internet en ICT

kennis, opleiding en scholing

nieuwe markten en/ofproducten

bedrijfsmiddelen

totaal MKB industrie

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

figuur 4.5 Investeringsplannen naar investeringstypen, in procenten van bedrijven

die verwachten in 2005 te zullen investeren

56

71

41

76

49

63

56

81

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

internet en ICT

kennis, opleiding en scholing

nieuwe markten en/ofproducten

bedrijfsmiddelen

totaal MKB industrie

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

Page 51: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

51

4.4.3 Financier ing en knelpunten

Investeringen kunnen uit verschillende bronnen worden gefinancierd. Tabel 4.8b laat zien dat eigen middelen verreweg de belangrijkste bron zijn. Daarnaast heeft ongeveer een kwart van de MKB-ondernemers voor zijn investeringen in 2004 geld geleend bij een bank. Het aantal dat geld heeft verkregen via een verstrekker van risicokapitaal is minimaal. Hetzelfde geldt voor informele bronnen van kapitaal zoals familie of kennis-sen. Evenals vorig jaar geeft ruim een kwart van de ondernemers in de industrie aan een of meer knelpunten te hebben ervaren bij de investeringen. Het meest genoemde knel-punt is de financiering van de investering. Ondernemers in het industriële MKB melden ten opzichte van het totale MKB relatief veel problemen die hun oorsprong vinden bij-wet- en regelgeving.

tabel 4.8b Financieringsbronnen en knelpunten bij de investeringen in de industrie

MKB industrie totaal MKB

financieringsbronnen (in %):

− winst uit onderneming 63 66

− overig eigen geld 17 14

− holding 2 1

− geleend geld bij banken 28 26

− financiële bijdrage van familie en andere informele investeerders 3 3

− leverancierskredieten 1 1

aantal bedrijven dat knelpunten heeft ervaren (in %) 28 25

aard van de knelpunten (in % van bedrijven met knelpunten)

− financiering 59 67

− wet- en regelgeving 24 14

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

4.5 Perspectief

4.5.1 Prognoses 2005 en 2006

De vooruitzichten voor de ontwikkeling van de omzet, winst en werkgelegenheid in 2005 en 2006 zijn voor de metaal- en elektrotechnische industrie beter dan voor het Nederlandse bedrijfsleven in zijn totaliteit: de omzetwaarde groeit er met bijna 8% in 2005 en 5% in 2006, tegen een gemiddelde groei van 3% in beide jaren. Dat is voor-namelijk het gevolg van een gunstige ontwikkeling van de afzetprijzen: het volume krimpt in 2005 zelfs licht, maar trekt in 2006 weer aan, en komt daarmee weer iets bo-ven het gemiddelde uit van het Nederlandse bedrijfsleven. De werkgelegenheid in de sector krimpt sterk volgens de prognose: met bijna 5% in 2005, en met nog eens bijna 3% in 2006. Dat impliceert gelet op de zojuist geschetste ontwikkeling van het omzetvolume een flinke stijging van de arbeidsproductiviteit. De bedrijfskosten dalen daardoor, en dat verklaart de gunstige prognose voor de winst-ontwikkeling. De voor het lopende jaar voorspelde ruime verdubbeling van de winst moet overigens wél worden afgezet tegen de sterk negatieve ontwikkeling in 2004.

Page 52: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

52

tabel 4.9 Prognose van de omzet-, werkgelegenheids- en winstontwikkeling in de

metaal- en elektrotechnische industrie en het totale bedrijfsleven, voor

2005 en 2006 (mutatie in % t.o.v. voorgaand jaar)

metaal- en elektrotechnische industrie totaal bedrijfsleven

2005 2006 2005 2006

omzet

− volumeontwikkeling -0,25 2,75 1,00 2,25

− prijsontwikkeling 8,25 2,25 1,75 1,00

− waardeontwikkeling 7,75 5,00 2,75 3,25

werkgelegenheid (arbeidsjaren) -4,75 -2,75 -0,75 0,75

winst 120,75 23,25 4,25 5,50

Bron: EIM, 2005.

Blijkens de in onderstaande tabel weergegeven groeicijfers onder de aanname van een exportgroei van de Nederlandse economie met respectievelijk 3,75% en 5,75% profi-teert de metaal- en elektrotechnische industrie méér dan evenredig van zo'n groei. Dat ligt ook voor de hand, gegeven de sterke exportafhankelijkheid van de sector in zijn to-taliteit. De werkgelegenheid neemt ook dan nog steeds af, maar in mindere mate bij een sterkere groei van de export. Voor het totale bedrijfsleven heeft een sterke export-groei iets minder effect op de werkgelegenheid.

tabel 4.10 Gevoeligheid van de omzet-, werkgelegenheids- en toegevoegde-waarde-

ontwikkeling in de metaal- en elektrotechnische industrie en het totale be-

drijfsleven voor stijging export van Nederlandse herkomst, bij huidige

prognose en extra exportstijging in 2006 (mutatie in % t.o.v. voorgaand

jaar)

metaal- en elektro-

technische industrie totaal bedrijfsleven

bij 3,75%

groei

bij 5,75%

groei

bij 3,75%

groei

bij 5,75%

groei

omzet 2,75 3,50 2,25 2,75

werkgelegenheid (arbeidsjaren) -2,75 -2,25 0,75 1,00

toegevoegde waarde 2,75 3,00 2,25 2,50

Bron: EIM, 2005.

Een extra stijging van de loonkosten heeft op korte termijn nauwelijks gevolgen voor de omzet en toegevoegde waarde van de sector, afgaande op de ontwikkeling van de om-zet en toegevoegde waarde bij een aangenomen loonkostenstijging van respectievelijk 0,25% en 1,25%. Wel valt de ontwikkeling van de werkgelegenheid in dat geval iets negatiever uit, als gevolg van een verslechterde concurrentiepositie. Zie verder de tabel.

Page 53: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

53

tabel 4.11 Gevoeligheid van de omzet-, werkgelegenheids- en toegevoegde-waarde-

ontwikkeling in de metaal- en elektrotechnische industrie en het totale be-

drijfsleven voor loonkosten in 2006, bij huidige prognose en extra loonkos-

tenstijging in 2006 (mutatie in % t.o.v. voorgaand jaar)

metaal- en elektrotechnische

industrie totaal bedrijfsleven

bij 0,25%

stijging

bij 1,25%

stijging

bij 0,25%

stijging

bij 1,25%

stijging

omzet 2,75 2,75 2,25 2,25

werkgelegenheid (arbeidsjaren) -2,75 -3,00 0,75 0,75

toegevoegde waarde 2,75 2,75 2,25 2,25

Bron: EIM, 2005.

4.5.2 Een bl ik vooruit

De scheiding tussen de elektrotechnische industrie, machine-industrie en automotive vervaagt. Producten uit de elektrotechnische industrie worden integraal onderdeel van machines en transportmiddelen. Innovaties in elektrotechniek en elektronica leiden ook tot innovatie op andere gebieden.

De verplaatsing van productie naar Oost-Europa en naar Azië gaat verder. Ook een niet gering aantal kleinere bedrijven kiest daar voor. Dit impliceert een vaak ingrijpende 'verbouwing' van de interne én de externe organisatie van het bedrijf. Extern moeten partners worden gevonden die kunnen produceren volgens de gewenste specificaties; intern moet de coördinatie van activiteiten op verschillende locaties adequaat gemana-ged worden. Daarvoor is kennis nodig van plaatselijke wetten, regels, en gebruiken, en ook van transport: kwaliteit van de infrastructuur, douaneafhandeling, et cetera.

De levenscyclus van producten wordt korter, net als de time-to-market: de lengte van het traject van idee tot daadwerkelijke marktintroductie van een nieuw product. Voor machines betekent dit bijvoorbeeld dat er toenemende vraag zal zijn naar flexibele, snel naar een andere product(variant) om te schakelen machines.

Met name in de metaalproductenindustrie dreigt vergrijzing van het werknemersbe-stand. Dat vraagt om extra inspanningen om nieuwe arbeidskrachten te rekruteren en (om) te scholen, bijvoorbeeld allochtonen en vrouwen.

Langer wordende toeleverketens zorgen voor meer afstand tussen enerzijds uitbeste-ders en systeemleveranciers, en anderzijds tweede- en derdelijnstoeleveranciers. Strate-gische keuzes voor product en markt die bedrijven nú maken leggen hun positie goed-deels vast. Te veel afhankelijkheid van een grote afnemer maakt bedrijven kwetsbaar voor bijvoorbeeld verplaatsing van diens productievestiging naar elders.

Page 54: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

54

4.6 Meer informatie over de sector

Sectororganisaties Website

De Metaalunie, Nieuwegein

Telefoon: (030) 605 33 44

FME/CWM, Zoetermeer

Telefoon: (079) 353 11 00

NEVAT, Zoetermeer

Telefoon: (079) 353 13 00

www.metaalunie.nl

www.fme.nl

www.nevat.nl

Vakbladen

Metaal & Techniek

Metalektro Profiel

Metaal en Kunststof

Page 55: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

55

5 Olie-, chemische, rubber- en kunststofverwer-

kende industrie

De olie-, chemische, rubber- en kunststofverwerkende industrie omvat primaire verwer-kers van aardolie (en steenkool), basis- en fijnchemie, en rubber- en kunststofverwer-kers. Primaire verwerkers van aardolie zetten deze grondstof met grootschalige 'kraak-installaties' om in brandstof, smeermiddelen en grondstoffen voor de petrochemie. Daaruit maakt de basischemie haar bouwstoffen zoals ethyleen, propyleen en aromaten voor de productie van kunststoffen en andere meer complexe chemische verbindingen. Aan het eind van deze industriële keten staan de fijnchemie, die onder andere verf, lijm, farmaceutica, reinigingsmiddelen en cosmetica vervaardigt, en de kunststofverwerkende industrie, die met uiteenlopende technieken (spuitgieten, extruderen, vacuümtrekken, en zelfs ambachtelijke vervaardiging van vormstukken) halffabrikaten en eindproducten van kunststof vervaardigt. De (petro)chemische en kunststofverwerkende industrie is in Nederland een relatief gro-te bedrijfstak. De sector wordt gedomineerd door het grootbedrijf, door de aanwezig-heid van de zeer grootschalige, procesindustriële basischemie. In de fijnchemie en in de rubber- en kunststofverwerkende industrie is het MKB-aandeel veel groter.

5.1 De sector in cijfers

5.1.1 Omvang

De olie-, chemische, rubber- en kunststofverwerkende industrie behaalt met een be-trekkelijk gering aantal bedrijven (circa 2.000) de hoge omzet van 78 miljard euro. Hier-van is ruim de helft afkomstig uit export. Slechts een zesde van de omzet (18%) komt voor rekening van het MKB. Dit houdt behalve met de aanwezigheid in Nederland van een zeer grootschalige basischemie ook verband met een verschil in sectorstructuur. Bijna de helft van de MKB-ondernemingen in de sector behoort tot de kunststofverwer-kende industrie: een onderdeel van de 'maakindustrie', waar per bedrijf en per werk-nemer veel minder omzet wordt behaald dan in de procesindustrie waar het grootste deel van de aardolie- en rubberindustrie toe behoort. Opvallend in deze sector is de hoge exportquote van het MKB: 7 miljard euro buiten-landse omzet op een totale omzet van 14 miljard euro. Dit houdt verband met speciali-satie in een aantal marktniches, vooral in de fijnchemie. De olie-, chemische, rubber- en kunststofverwerkende industrie is goed voor niet minder dan 17% van de totale ex-portomzet van het Nederlandse bedrijfsleven. Zie tabel 5.1.

Page 56: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

56

tabel 5.1 De olie-, chemische, rubber- en kunststofverwerkende industrie in 2004

olie-, chemische, rub-

ber- en kunststofver-

werkende industrie

totaal MKB

aandeel van de olie-,

chemische, rubber- en

kunststofverwerkende

industrie in totaal be-

drijfsleven (in %)

aantal ondernemingen per 31-12-2004 (x 1.000) 2 2 0

werkgelegenheid in arbeidsjaren (x 1.000) 196 29 2

omzet (x € miljard) 78 14 7

exportomzet (x € miljard) 46 7 17

bruto toegevoegde waarde (x € miljard) 14 2 3

Bron: CBS, bewerking EIM.

5.1.2 Samenstel l ing

De olie-, chemische, rubber- en kunststofverwerkende industrie valt uiteen in twee deelsectoren (zie tabel 5.2): de zeer grootschalige aardolie-industrie met slechts 2% van de ondernemingen in de sector, die echter 35% van de omzet voor hun rekening ne-men, en de chemische, rubber- en kunststofverwerkende industrie met de resterende 98% van de ondernemingen, met 65% van de omzet, en 94% van de totale werkgele-genheid in de sector. Tabel 5.2 laat níet de grote verschillen zien binnen de chemische, rubber- en kunststof-verwerkende industrie: met een grootschalige basischemie die zijn grondstoffen veelal rechtstreeks van de aardolie-industrie betrekt (deels zelfs binnen concernverband), een grotendeels uit MKB bestaande rubber- en kunststofverwerkende industrie, en een fijn-chemie die varieert van kleine fabrikanten van cosmetica of lijm tot multinationals op het gebied van zeep, verf en farmaceutica.

tabel 5.2 De olie-, chemische, rubber- en kunststofverwerkende industrie verdeeld

naar deelsectoren in 2004 (in %)

ondernemingen werkgelegenheid omzet

aantal

(x 1.000) in %

arbeidsjaren

(x 1.000) in % € miljoen in %

chemie-, rubber- en kunststoffen-

industrie 2 98 99 94 51 65

aardolie-industrie 0 2 7 6 27 35

totaal 2 100 106 100 78 100

Bron: CBS, bewerking EIM.

5.1.3 Economisch funct ioneren

Omzetontwikke l ing Het omzetvolume van de totale aardolie-, chemische, rubber- en kunststofverwerkende industrie geeft in 2004 een licht positieve ontwikkeling te zien, met een door de sterk gestegen aardolieprijs wat grotere groei voor de aardolie- dan voor de chemische en kunststofverwerkende industrie. De prognose voor 2005 is een lichte terugval, onder meer door spanningen in en rond een aantal productiegebieden van olie (Irak, Nigeria, Venezuela).

Page 57: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

57

tabel 5.3 Volumeontwikkeling van de omzet in de olie-, chemische, rubber- en

kunststofverwerkende industrie 2004-2005, totaal en per deelsector

omzetontwikkeling in % t.o.v. het jaar daarvoor)

2004 2005

chemie-, rubber- en kunststoffenindustrie 0,75 -2,5

aardolie-industrie 3,0 1,0

totaal 1,0 -1,25

Bron: EIM (2005 raming).

Arbe idsproduct iv i te i t De langetermijntrend in het procesindustriële kraken van aardolie en de verwerking tot basischemicaliën is een voortdurende vermindering van het aantal arbeidskrachten dat nodig is voor de vervaardiging van een gegeven hoeveelheid product. Het resultaat is verreweg de hoogste arbeidsproductiviteit die in de hele industrie wordt aangetroffen. In de maakindustrie van fijnchemie en rubber- en kunststofverwerking gaat de arbeids-productiviteit met name door verbeterde machine- en gereedschaptechniek ook om-hoog, maar daar is per eenheid product wél veel meer arbeid nodig. De rubber- en kunststofverwerking is wat dat betreft te vergelijken met onderdelen- en componenten-fabrikanten in de metaal- en elektrotechnische industrie. De arbeidsproductiviteitswinst moet hier vooral komen van veelzijdiger machines, flexibele productieautomatisering (snel kunnen omschakelen naar een ander product) en integratie van machines voor verschillende bewerkingen tot automatische productiestraten.

Exp lo i ta t iebee ld Het exploitatiebeeld van de olie-, chemische, rubber- en kunststofverwerkende industrie over 2004 weerspiegelt het grote gewicht van de (petro)chemische procesindustrie: een vergeleken met de andere sectoren hoog verbruik, een hoge arbeidsproductiviteit, en lage bedrijfskosten, met name lage loonkosten. Zie tabel 5.4.

tabel 5.4 Exploitatiebeeld van de olie-, chemische, rubber- en kunststofverwerkende

industrie in 2004

in % van de brutoproductie

brutoproductie 100

verbruik 74

bruto toegevoegde waarde 26

bedrijfskosten 15

waarvan:

− loonkosten 8

winst voor belastingen 4

Bron: CBS, bewerking EIM.

Page 58: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

58

5.2 Marktomstandigheden

5.2.1 Afnemers

De belangrijkste afnemers van de chemische industrie zijn te vinden in andere (indu-striële) bedrijfstakken: in de eerste plaats de kunststofverwerkende industrie, en verder de bouw en bouwmaterialenindustrie, metalektro en textielindustrie. Daarnaast is de agrarische sector een afzetmarkt (onder andere kunstmest en bestrijdingsmiddelen), en vindt een deel van de fijnchemische en farmaceutische productie via de handel zijn weg naar de consument: behalve geneesmiddelen ook producten zoals verf, zeep, reini-gings- en verzorgingsmiddelen en lijm. Ook de rubber- en kunststofverwerkende industrie zet het grootste deel van haar pro-ductie af bij andere bedrijven, in de vorm van verpakkingen en verpakkingsmaterialen, producten voor de bouw zoals buizen en leidingsystemen, en onderdelen voor machi-nes, apparaten en transportmiddelen. Een deel van de productie betreft (huishoudelijke) consumentenproducten.

5.2.2 Leveranciers

Verander ingen in de ko lom De vraag naar de producten van de chemische en aanverwante industrie komt maar voor een betrekkelijk klein deel rechtstreeks van consumenten. Het gaat dan om kunst-stof gebruiksgoederen, farmaceutica en fijnchemische producten zoals lijm, verf, cos-metica, en reinigingsmiddelen. Voor kunststof gebruiksgoederen, verf, lijm en reini-gingsmiddelen is de afzetmarkt vrij stabiel. Groei is er voornamelijk in landen zoals India en China, met een groeiende economie, en een zich nog sterker ontwikkelende mid-denklasse. Geneesmiddelen zijn overal een groeimarkt, door de aan gezondheid ge-hechte waarde, door de vergrijzing in het welvarende deel van de wereld, en door de stijging van de welvaart in met name Azië. De overige producten betreffen leveringen aan andere bedrijven, met name in de indu-strie. Het gaat om grondstof zoals kunststofgranulaat voor de kunststofverwerkende industrie, hulpstoffen zoals chemicaliën voor oppervlaktebehandeling van metaalpro-ducten, additieven voor de voedingsmiddelenindustrie, of gassen voor industriële pro-cessen, en halffabrikaten zoals kunststof onderdelen voor auto's, machines of appara-ten. De vraag naar deze producten is een afgeleide van die naar de desbetreffende eindproducten. De prijzen voor producten van de chemische basisindustrie fluctueren sterk met de in-ternationale conjunctuur en de olieprijs. Aardolie is grondstof voor de petrochemische industrie die er onder meer kunststofgranulaat van maakt. Dat is weer grondstof voor de kunststofverwerkende industrie. Momenteel is de prijs van kunststoffen hoog, onder invloed van de snel groeiende vraag vanuit China en India1. Binnen dezelfde sector pro-

fiteert derhalve de chemische industrie van betere prijzen, maar betaalt de kunststof-verwerkende industrie tegelijkertijd de rekening. De kunststofverwerkende industrie heeft zijn groei in het verleden grotendeels te dan-ken aan de vervanging van materialen zoals hout, steen en metaal. Het voordeel van kunststof is zijn grote flexibiliteit: materiaal kan 'op maat' worden geleverd volgens de eisen die het eindproduct stelt, kunststof is gemakkelijker verwerkbaar dan traditionele

1 In 2004 is de prijs van polyethyleen met meer dan de helft gestegen. Dit is de meest gebruikte basis-soort kunststof.

Page 59: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

59

materialen en lichter van gewicht. Deze substitutietrend zet tot op de dag van vandaag door, maar het tempo ligt nu veel lager. In de chemische industrie leidt onder andere milieuregelgeving tot vervanging van grondstoffen en wijziging van de materiaalsamenstelling. Een voorbeeld is de ontwikke-ling van verf en lak op waterbasis. Soms zijn er alternatieven voor chemische producten: voor oppervlaktebehandeling kunnen bijvoorbeeld chemische middelen worden ingezet, maar ook mechanische, of andere, zoals anodiseren of poedercoating. In de Nederlandse chemie, maar ook bijvoorbeeld in de Duitse (de grootste van Europa), is er een relatieve verschuiving gaande van basis- naar fijnchemie. Achtergrond is de geringere toegevoegde waarde, in combinatie met een sterke gevoeligheid voor inter-nationale conjunctuurfluctuaties, alsmede de opening en uitbreiding van petrochemi-sche basisindustrieën in Azië en het Midden-Oosten. Deze trend gaat gepaard met spe-cialisatie op kleinere product-marktcombinaties. Ook de ontwikkeling op chemisch technologisch gebied speelt daarbij een rol: het beschikbaar komen van nieuwe of ge-modificeerde stoffen, en combinaties daarvan, voor speciale toepassingen.

5.2.3 Toetreders

B innenland Het aantal starters in de chemische en kunststofverwerkende industrie ligt met een jaar-lijkse aanwas van 1,9% beneden het gemiddelde voor de totale industrie. Ook de muta-tie van 2004 ligt op dat niveau, ondanks een gunstige ontwikkeling van de bedrijvig-heid in de sector als geheel. De overlevingskans van starters in de sector is wél hoger dan elders in de industrie: 5 jaar na de start is 59% nog actief. Daaruit kan worden af-geleid dat het besluit om te starten in de sector niet makkelijk wordt genomen, maar ook dat men door de bank genomen beter voorbereid aan het karwei begint. Gegeven de hoge toetredingsdrempel ligt dat voor de hand: de starter loopt zelf meer risico, en krijgt dat anders wel te horen van beoogde financiers, op wie hij ook eerder is aange-wezen wegens het hogere startkapitaal dat hij nodig heeft.

tabel 5.5 Startende bedrijven in de olie-, chemische, rubber- en kunststofverwer-

kende industrie: aantal en ontwikkeling, 2004

gehele olie-, chemische, rubber-

en kunststofverwerkende indu-

strie

aantal starters in de olie-, chemische, rubber- en kunststofver-

werkende industrie 52

mutatie van het aantal starters 2004 t.o.v. 1987 (in %) 1,9

aandeel van de olie-, chemische, rubber- en kunststofverwer-

kende industrie in het totaal aantal starters in Nederland (in %) 0,1

overlevingskans (in % na 5,5 jaar) 59

Bron: 'Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid', EIM.

Bui ten land

5.2.4 Concurrent ie

De (petro)chemische basisindustrie heeft te maken met wereldwijde concurrentie. De beslissing om een bedrijf te vestigen of uit te breiden in Nederland dan wel elders in Europa wordt door multinationale concerns genomen op basis van aanwezige infra-structuur, stabiele verhoudingen, kosten van energie en arbeid, aanwezigheid van ge-

Page 60: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

60

schoolde werknemers, geboden fiscale en andere faciliteiten, et cetera. Nederland con-curreert hier met omringende landen, met Duitsland als (verreweg) de grootste concur-rent.

De kunststofverwerkende industrie concurreert meer regionaal/Europees, maar expor-teert het merendeel van de totale productie: circa 60%. De bedrijfstak realiseert groei-cijfers boven het gemiddelde van de Nederlandse industrie, dankzij materiaalsubstitutie en nieuwe toepassingen voor kunststof. Momenteel ligt het accent binnen de Neder-landse branche nog op relatief laagwaardige toepassingen, maar een opwaartse bewe-ging in de waardeketen is een duidelijke trend. Die trend versterkt de noodzaak van af-stemming op en samenwerking met producenten van grondstof, machines en matrij-zen, met co-leveranciers van onderdelen en componenten die op elkaar afgestemd moeten worden, en met afnemers.

5.2.5 Wet- en regelgeving

Sectorspec i f ieke wet- en rege lgev ing De Europese Commissie verplicht de chemische industrie tot het verschaffen van infor-matie over eigenschappen en risico's voor mens en milieu van alle chemische stoffen: REACH1. Dat brengt de verplichting mee om die informatie te verwerven door middel

van onderzoek en testen van grote aantallen stoffen. Dit bezorgt de sector directe en indirecte kosten, en extra administratieve lasten. De Commissie heeft voor de registratie van chemische stoffen een speciale autoriteit ingesteld: het Europees chemicaliënagent-schap2. REACH moet in 2008 volledig operationeel zijn.

Nederland heeft zich internationaal vastgelegd op 6% reductie van broeikasgassen ten opzichte van 1990 die behaald moet worden in de periode 2008-2012. De broeikasgas-sen bestaan uit CO2 en niet-CO2-houdende gassen. In 2005 gaat de handel in broeikas-gas-emissierechten van start. Inmiddels heeft de chemische industrie afspraken met de Nederlandse overheid gemaakt over de voorwaarden. Daarbij wordt de lat voor Neder-landse chemiebedrijven hoog gelegd, maar een aantal bedrijven is tot 2008 vrijgesteld om internationaal concurrerend te kunnen blijven. Om CO2 te mogen uitstoten is een vergunning nodig van de nieuw ingestelde Nederlandse Emissie-autoriteit (NEa). Ook voor de NOx-emissiehandel wordt in 2005 een nationaal systeem ingevoerd. De indu-strie verwacht van dit systeem een toename van de administratievelastendruk. In 2004 is de EU-richtlijn milieuaansprakelijkheid van kracht geworden die de aanspra-kelijkheid regelt voor milieuschade als gevolg van potentieel gevaarlijke activiteiten. De-ze richtlijn moet uiterlijk in 2007 zijn opgenomen in de nationale wetgeving. Op natio-naal niveau wordt in 2005 invulling gegeven aan het milieuconvenant voor de sector, in de vorm van richtlijnen voor bedrijfsmilieuplannen (BMP-4). Verder is op arbogebied een Convenant Stoffen afgesloten dat verbetering beoogt van de informatieverstrekking aan belanghebbenden (zoals branches die deze stoffen gebruiken) over chemische stof-fen met potentiële gezondheidsrisico's. Ook is één nieuwe richtlijn voor transport en opslag van gevaarlijke stoffen in voorbereiding.

Bele idskoers in komende ja ren De algemene beleidskoers houdt een aanscherping in van wetten en regels op het ge-bied van milieu en veiligheid.

1 REACH = Registration, Evaluation and Authorisation of Chemicals.

2 European Chemicals Agency/Agence européenne des produits chimiques.

Page 61: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

61

5.2.6 Samengevat

schema 5.1 Marktomstandigheden voor de olie-, chemische, rubber- en kunststof-

verwerkende industrie

aardolie-industrie chemie-, rubber- en kunststoffenindustrie

tegenover afnemers + +

tegenover leveranciers - -

tegenover toetreders + +/-

m.b.t. concurrentie +/- +/-

m.b.t. wet- en regelgeving + -

++ = zeer gunstig, + = gunstig, +/- = neutraal, - = ongunstig, -- = zeer ongunstig voor de olie-,

chemische, rubber- en kunststofverwerkende industrie.

Bron: EIM, 2005.

5.3 Kracht van de sector

5.3.1 Bedri jvendynamiek

De olie-, chemische, rubber- en kunststofverwerkende industrie geeft in 2004 volgens tabel 5.6 een duidelijk bovengemiddeld aandeel groeibedrijven te zien (48%). Toch zijn er meer bedrijven opgeheven dan gevestigd, en is het saldo van nieuw gevestigd en be-eindigd dus negatief. Gemiddeld houden die twee elkaar in evenwicht binnen het Ne-derlandse bedrijfsleven, maar ten opzichte van de Nederlandse industrie loopt de sector met dit saldo nauwelijks uit de pas. Wél zijn oprichtingen in de olie-, chemische, rub-ber- en kunststofverwerkende industrie naar verhouding vaak dochterondernemingen. Dat weerspiegelt het overwegend grootschalige karakter van de sector. Ook zijn ophef-fingen vaker dan elders het gevolg van faillissement. Dit kan waarschijnlijk op rekening worden geschreven van hoge aanvangsinvesteringen met de daaraan verbonden risico -s. Zie tabel 5.6.

tabel 5.6 Bedrijvendynamiek in de olie-, chemische, rubber- en kunststofverwerken-

de industrie (in % van het totaal aantal bedrijven in de olie-, chemische,

rubber- en kunststofverwerkende industrie respectievelijk het bedrijfsle-

ven), 2004

olie-, chemische, rubber- en

kunststofverwerkende industrie

totaal be-

drijfsleven

bedrijven verdeeld naar groeitype:

snelle en normale groeiers 48 37

gelijkblijvers 21 25

groeikrimpers en overige krimpers 31 38

aantal oprichtingen in % van het totaal 4,0 8,4

w.v. nieuwe dochters 2,1 2,4

aantal opheffingen in % van het totaal 4,9 5,9

w.v. faillissementen 1,8 0,8

Bron: 'Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid. Periode 1987-2004', EIM, 2005.

Page 62: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

62

5.3.2 Schaalgrootte en netwerkvorming

De olie-, chemische, rubber- en kunststofverwerkende industrie is in zijn totaliteit ge-nomen een uitgesproken grootschalige sector, ook ten opzichte van andere sectoren binnen de industrie. Het ondernemingenaandeel van het kleinbedrijf (55%) is afgete-kend het laagste, en het omzet- en werkgelegenheidsaandeel van het grootbedrijf (83% respectievelijk 73%) even duidelijk het hoogste. De gemiddelde onderneming in de sector haalt 35,2 miljoen euro omzet, en er staan gemiddeld 48 mensen op de loon-lijst. Zie tabel 5.7.

tabel 5.7 Indicatoren schaalgrootte en netwerkvorming, 2004

gehele olie-, chemische,

rubber- en kunststof-

verwerkende industrie

ondernemingenaandeel van het kleinbedrijf in de olie-, chemische, rubber-

en kunststofverwerkende industrie (in %) 55

omzetaandeel van het grootbedrijf in de olie-, chemische, rubber- en

kunststofverwerkende industrie (in %) 83

werkgelegenheidsaandeel van het grootbedrijf in de olie-, chemische,

rubber- en kunststofverwerkende industrie (in %) 73

gemiddelde ondernemingsgrootte (in arbeidsjaren) 48

gemiddelde omzet per onderneming (in € miljoen) 35,2

Bron: CBS, EIM.

5.3.3 Innovat ievermogen

Producten en d iensten Het MKB in de olie-, chemische, rubber- en kunststofverwerkende industrie behaalt ten opzichte van het MKB in zijn totaliteit sterk bovengemiddelde scores op innovativiteit: zie tabel 5.8. De scores van deze sector zijn eveneens de hoogste van de vier industrie-sectoren die hier zijn onderscheiden; dat geldt zowel voor product- als voor procesinno-vatie, en voor vernieuwing/verbetering van interne bedrijfsprocessen.

tabel 5.8 Aandeel bedrijven in de olie-, chemische, rubber- en kunststofverwerkende

industrie en het totale MKB industrie met innovaties in de periode 2002-

2004 (in %)

soort innovatie

MKB olie-, chemische,

rubber- en kunststof-

verwerkende industrie

totaal

MKB

introductie van nieuwe producten en/of diensten 63 34

introductie van producten en/of diensten die nieuw zijn voor de sector 40 16

vernieuwingen of verbeteringen in de interne bedrijfsprocessen 72 56

Bron: EIM, 2005.

5.3.4 Bedri j fsvoer ing

Krapte op de arbe idsmarkt door onvo ldoende inst room Een belangrijk probleem voor de chemische industrie op korte en middellange termijn is het tekort aan gekwalificeerde arbeidskrachten, van operators tot chemici en chemisch technologen. De instroom in de technische opleidingen is nog steeds gering, maar in

Page 63: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

63

2004 is voor het eerst sinds 1990 het aantal eerstejaars chemie toegenomen: wellicht een eerste teken van herstel.

Uitbre id ing EU creëer t kansen De uitbreiding van de Europese Unie zal voor de chemische industrie in Nederland naar verwachting eerder kansen bieden dan bedreigingen: er is daar weinig chemie aanwe-zig, en een relatief grote markt. Bovendien zijn de Nederlandse chemiebedrijven niet van plan om daar te gaan produceren. De kunststofverwerkende industrie kan wél meer concurrentie uit de nieuwe lidstaten verwachten, met name op het gebied van minder hoogwaardige kunststoftoepassingen. Dit is een impuls voor de elders al aangeduide upgradingstrend binnen de branche, naar producten met een hogere toegevoegde waarde.

Ondernemerschap en innovat iv i te i t gevraagd van rk i 1

De Nederlandse rubber- en kunststofverwerkende industrie (rki) heeft ten opzichte van die in andere Europese landen een modale positie qua omvang. Zij heeft bovendien te maken met een sterk ontwikkelde kunststofbranche in Duitsland en België, dus met sterke concurrentie van de belangrijkste handelspartners. In Duitsland is die concurren-tie ook nog eens een maatje groter in omvang. Derhalve moeten Nederlandse kunst-stofverwerkers vooral concurreren op specialisatie en nicheproducten, waar zij momen-teel nog vaak te vinden zijn in het lagere en middensegment van de markt. Upgrading en versterking van ondernemerschap en innovativiteit zijn voor de branche nodig om de concurrentiekracht verder te verbeteren.

5.3.5 Samengevat

schema 5.2 Kracht van de olie-, chemische, rubber- en kunststofverwerkende indu-

strie

sterke punten zwakke punten

bedrijvendynamiek - surplus aan groeibedrijven - meer opheffingen dan oprich-

tingen

- veel faillissementen

schaalgrootte/netwerkvorming - veel kennis chemie en kunst-

stoffen

- samenwerking (kunststofsec-

tor)

innovatievermogen - hoge R&D-quote

- hoge scores product- én pro-

cesinnovatie

bedrijfsvoering - gunstig uitgangspunt bij regel-

geving chem. stoffen

- tekort aan vakmensen

Bron: EIM, 2005.

1 rki = rubber- en kunststofverwerkende industrie.

Page 64: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

64

5.4 Investeringen

5.4.1 Omvang en ontwikkel ing

In de industriesectoren hebben zeven op de tien bedrijven geïnvesteerd in 2004. Dat is iets lager dan in 2003. De investeringsbereidheid in de industrie ligt op hetzelfde niveau als in het totale MKB. Het gemiddeld per bedrijf geïnvesteerde bedrag ligt in het indu-striële MKB het hoogst: ongeveer € 140.000, tegen ruim € 90.000 in het totale MKB. Dit verschil is deels te verklaren uit grotere uitgaven voor outillage zoals machines en gereedschappen, maar deels ook eenvoudig uit bedrijfsgrootte: het industriële MKB is gemiddeld groter dan het MKB in zijn geheel. Aan het begin van 2005 waren de MKB'ers voorzichtig met hun investeringsplannen voor dit jaar: 64% heeft plannen om in 2005 te investeren. Hierbij is de kanttekening op zijn plaats dat MKB-ondernemers hun investeringen aan het begin van het jaar vaak lager schatten dan zij aan het eind van het jaar feitelijk blijken uit te pakken.

figuur 5.1 Investeringen in de industrie, 2003 en 2004

80

73

72

70

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

industrie

totaal MKB

realisatie 2003 realisatie 2004

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2004 en voorjaar 2005.

figuur 5.2 Verwachte investeringen in de industrie in 2005

0% 20% 40% 60% 80% 100%

industrie

totaal MKB

van plan te investeren investeert misschien investeert niet

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

Page 65: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

65

Figuur 5.3 laat bij ruim vier op de tien MKB-bedrijven in de industrie een groei van de investeringen zien. Daar staat een daling bij twee op de tien tegenover. Het saldo van beide is dus positief. De vergelijking van industrieel met totaal MKB laat zien dat het saldo van groei en krimp in de industrie licht positiever is, maar dat de investeringen ook bij een iets grotere proportie bedrijven afnemen volgens de verwachting van on-dernemers. Dit is waarschijnlijk een indicatie voor een uiteenlopende ontwikkeling per sector in de industrie: een terughoudende opstelling in sterk van de binnenlandse afzet afhankelijke sectoren zoals de voedings- en genotmiddelenindustrie en de 'overige' in-dustrie, tegenover een grotere investeringsbereidheid in meer exportafhankelijke secto-ren zoals de chemische en de metaal- en elektrotechnische industrie.

figuur 5.3 Ontwikkeling van de investeringen in de industrie: 2004 ten opzichte van

2003 (in procenten van bedrijven die zowel in 2003 als in 2004 hebben ge-

investeerd)

0% 20% 40% 60% 80% 100%

industrie

totaal MKB

groei gelijk gebleven daling

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

Uit tabel 5.9a blijkt dat veel ondernemers geen op schrift vastgelegde investeringsplan-nen hebben. Ten opzichte van 2004 is dit aantal fors toegenomen. Het aandeel bedrij-ven dat de investeringsplannen op schrift vastlegt is wél hoger dan het aantal dat dit doet met de ondernemingsstrategie: slechts 20% van de MKB-ondernemers heeft zijn ondernemingsstrategie op schrift.

tabel 5.9a Investeringsplannen in de industrie

industrie totaal MKB

2004 2005 2004 2005

investeringsplannen (in %)

− meerjarenplan 29 21 25 17

− jaarlijks plan 27 21 23 22

− geen plan op schrift 44 58 52 61

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2004 en voorjaar 2005.

Page 66: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

66

5.4.2 Invester ingsdoelen en typen invester ingen

Investeringen kunnen voor verschillende doelen aangewend worden. Bij een neergaan-de conjunctuur letten ondernemers vooral op efficiencyverbeteringen en denken zij minder aan uitbreiding. Dat bleek uit de meting van het EIM-MKB-Beleidspanel in het voorjaar van 2004. Investeringen in verbetering van de efficiency komen in de industrie vaker voor dan gemiddeld, maar ook de uitbreidingsinvesteringen zijn relatief hoog. Met name de exportgerichte industriesectoren en de kapitaalgoederenindustrie lopen meestal voorop in het economische herstel, en investeren dus ook in de eerste fase van een opgaande conjunctuur. Figuur 5.4 geeft inzicht in de verdeling van de verschillende soorten investeringen. Drie-kwart van de investerende bedrijven geeft aan te hebben geïnvesteerd in bedrijfsmidde-len zoals apparatuur, huisvesting, vervoer en inventaris, gevolgd door bijna tweederde die heeft geïnvesteerd in kennis, opleiding en scholing. Ruim de helft heeft geïnvesteerd in internet en ICT. Ten opzichte van 2003 ligt het percentage bedrijven dat investeert in bedrijfsmiddelen lager: toen investeerde ruim 90% van de investerende bedrijven in be-drijfsmiddelen. Voor 2005 lijkt zich een soortgelijk investeringsbeeld te ontwikkelen als in 2004: zie fi-guur 5.5. De plannen voor investeringen in internet en ICT lijken iets terug te vallen.

figuur 5.4 Investeringstypen in 2004, in procenten van bedrijven die in 2004 hebben

geïnvesteerd

62

65

42

71

56

59

48

75

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

internet en ICT

kennis, opleiding en scholing

nieuwe markten en/ofproducten

bedrijfsmiddelen

totaal MKB industrie

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

Page 67: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

67

figuur 5.5 Investeringsplannen naar investeringstypen, in procenten van bedrijven

die verwachten in 2005 te zullen investeren

56

71

41

76

49

63

56

81

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

internet en ICT

kennis, opleiding en scholing

nieuwe markten en/ofproducten

bedrijfsmiddelen

totaal MKB industrie

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

5.4.3 Financier ing en knelpunten

Investeringen kunnen uit verschillende bronnen worden gefinancierd. Tabel 5.9b laat zien dat eigen middelen verreweg de belangrijkste bron zijn. Daarnaast heeft ongeveer een kwart van de MKB-ondernemers voor zijn investeringen in 2004 geld geleend bij een bank. Het aantal dat geld heeft verkregen via een verstrekker van risicokapitaal is minimaal. Hetzelfde geldt voor informele bronnen van kapitaal zoals familie of kennis-sen. Evenals vorig jaar geeft ruim een kwart van de ondernemers in de industrie aan een of meer knelpunten te hebben ervaren bij de investeringen. Het meest genoemde knel-punt is de financiering van de investering. Ondernemers in het industriële MKB melden ten opzichte van het totale MKB relatief veel problemen die hun oorsprong vinden bij-wet- en regelgeving.

Page 68: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

68

tabel 5.9b Financieringsbronnen en knelpunten bij de investeringen in de industrie

MKB industrie totaal MKB

financieringsbronnen (in %):

− winst uit onderneming 63 66

− overig eigen geld 17 14

− holding 2 1

− geleend geld bij banken 28 26

− financiële bijdrage van familie en andere informele investeerders 3 3

− leverancierskredieten 1 1

aantal bedrijven dat knelpunten heeft ervaren (in %) 28 25

aard van de knelpunten (in % van bedrijven met knelpunten)

− financiering 59 67

− wet- en regelgeving 24 14

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

5.5 Perspectief

5.5.1 Prognoses 2005 en 2006

De vooruitzichten voor de olie-, chemische, rubber- en kunststofverwerkende industrie in 2005 zijn een royale groei van de omzet met bijna 14%, gevolgd door een groei van 5% in 2006. In 2005 neemt het afzetvolume licht af, maar dat wordt meer dan goed-gemaakt door een stijging van de afzetprijzen. In 2006 groeien de prijzen een stuk min-der, maar neemt wél het afzetvolume toe. De werkgelegenheid blijft daardoor op peil, waar die naar verwachting in 2005 nog met 3,5% afneemt.

tabel 5.10 Prognose van de omzet-, werkgelegenheids- en winstontwikkeling in de

olie-, chemische, rubber- en kunststofverwerkende industrie en het totale

bedrijfsleven, voor 2005 en 2006 (mutatie in % t.o.v. voorgaand jaar)

olie-, chemische, rubber- en kunststof-

verwerkende industrie totaal bedrijfsleven

2005 2006 2005 2006

omzet

− volumeontwikkeling -1,25 3,25 1,0 2,25

− prijsontwikkeling 15,5 1,75 15,7 1,0

− waardeontwikkeling 13,75 5,0 2,75 3,25

werkgelegenheid (arbeidsjaren) -3,5 0,0 -0,75 0,75

winst 30,5 -0,75 4,25 5,5

Bron: EIM, 2005.

Dat aardolie, chemie en kunststofverwerking bij uitstek exportgerichte bedrijfstakken zijn wordt aangetoond door het in onderstaande tabel weergegeven effect van een veronderstelde stijging van de totale Nederlandse export met een bepaald percentage:

Page 69: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

69

in geen bedrijfstak is het effect van 2% extra exportgroei op omzet en toegevoegde waarde zó sterk. Ook de werkgelegenheid neemt in dat geval toe.

tabel 5.11 Gevoeligheid van de omzet-, werkgelegenheids- en toegevoegde-waarde-

ontwikkeling in de olie-, chemische, rubber- en kunststofverwerkende in-

dustrie en het totale bedrijfsleven voor stijging export van Nederlandse

herkomst, bij huidige prognose en extra exportstijging in 2006 (mutatie in

% t.o.v. voorgaand jaar)

olie-, chemische, rubber- en

kunststofverwerkende industrie totaal bedrijfsleven

bij 3,75% groei bij 5,75% groei bij 3,75% groei bij 5,75% groei

omzet 3,25 4,50 2,25 2,75

werkgelegenheid (arbeidsjaren) 0 1,25 0,75 1,00

toegevoegde waarde 3,25 4,50 2,25 2,50

Bron: EIM, 2005.

Het effect van een extra procent loonkostenstijging voor omzet en werkgelegenheid in de olie-, chemische, rubber- en kunststofverwerkende industrie is op korte termijn be-trekkelijk gering, zoals onderstaande tabel laat zien: een kwart procentje in de min voor werkgelegenheid en toegevoegde waarde. Effecten op langere termijn in termen van een verslechterde internationale concurrentiepositie hangen uiteraard af van de ontwik-keling bij de belangrijkste concurrenten van de Nederlandse aardolie-, chemische, rub-ber- en kunststofverwerkende industrie. Zij worden afgedempt door de betrekkelijk ge-ringe rol van de loonkosten in deze sterk kapitaalintensieve sector, maar met de kantte-kening dat de kunststof- en rubberverwerkers en een deel van de fijnchemie een stuk gevoeliger zijn voor de ontwikkeling van de loonkosten.

tabel 5.12 Gevoeligheid van de omzet-, werkgelegenheids- en toegevoegde-waarde-

ontwikkeling in de olie-, chemische, rubber- en kunststofverwerkende in-

dustrie en het totale bedrijfsleven voor loonkosten in 2006, bij huidige

prognose en extra loonkostenstijging in 2006 (mutatie in % t.o.v. voor-

gaand jaar)

olie-, chemische, rubber- en

kunststofverwerkende industrie totaal bedrijfsleven

bij 0,25%

stijging

bij 1,25%

stijging

bij 0,25%

stijging

bij 1,25%

stijging

omzet 3,25 3,25 2,25 2,25

werkgelegenheid (arbeidsjaren) 0,00 -0,25 0,75 0,75

toegevoegde waarde 3,25 3 2,25 2,25

Bron: EIM, 2005.

5.5.2 Een bl ik vooruit

Meer samenwerk ing b innen de keten Mede door de upgradingstrend is verdere ketenintegratie te verwachten, in de vorm van samenwerking met leveranciers van grondstoffen, machines en matrijzen, met me-taalbewerkers en apparatenbouwers die onderdelen voor hetzelfde eindproduct ver-vaardigen, en met de fabrikant van dat eindproduct zelf. Die laatste zal vaker globale specificaties van het te vervaardigen product geven, en het ontwerp en de verdere ont-

Page 70: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

70

wikkeling daarvan overlaten aan de toeleverancier. Die moet daartoe worden ingescha-keld in een vroeg stadium van de ontwikkeling van een nieuw of gewijzigd eindproduct, wat een vertrouwensrelatie tussen partijen veronderstelt. In toenemende mate zal de samenwerking binnen de keten ook grensoverschrijdend zijn.

Geïntegreerde toepass ing van metaa l en kunsts tof Steeds meer componenten en onderdelen van machines, apparaten en transportmidde-len worden gemaakt van combinaties van metaal met kunststof, vaak in een geïnte-greerde procesgang. Daardoor komen er ook steeds meer bedrijven die zich toeleggen op verwerking van beide materiaalsoorten, en dus op de grens terechtkomen van kunststof- en rubberverwerking enerzijds, en metaalbewerking anderzijds.

Safety , hea l th & env i ronment Zorg voor veiligheid, gezondheid en milieu zal nieuwe regelgeving blijven uitlokken. De chemische industrie krijgt daarbij door de aard van het product en de grootschalige procesmatige voortbrenging speciale aandacht: zie onder andere de discussie binnen de EU over REACH. Wat betreft veiligheid speelt de dreiging van terroristische aanslagen, met de chemische industrie als potentieel doelwit én als producent van grondstoffen voor chemische wapens. Ook dat zorgt voor veiligheidseisen en regelgeving.

Technolog ie gevraagd voor a l ternat ieve winn ing van o l ie /energ ie Olie blijft waarschijnlijk schaars en duur. Dat stimuleert investeringen in alternatieve energiebronnen en in moeilijker toegankelijke of alleen via toepassing van speciale pro-cédés, dus tegen hogere kosten te exploiteren oliebronnen1. Beide oplossingsrichtingen

vragen om innovatieve technieken en technologie.

Accentverschuiv ing naar méér toegevoegde waarde Zowel in de chemische als in de kunststofverwerkende industrie zet de ontwikkeling van bulk en relatief geringe toegevoegde waarde naar producten met meer toegevoegde waarde door, maar de dominante positie van de Nederlandse basischemie wordt daar-door niet aangetast.

1 Voorbeelden zijn diepzee-exploratie en exploitatie, en ontginning van in teerzand opgeslagen olie-voorraden (in grote hoeveelheden aanwezig in Canada).

Page 71: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

71

5.6 Meer informatie over de sector

Sectororganisaties Website

Federatie Nederlandse Rubber- en Kunststofindustrie

(NRK), Leidschendam

Telefoon: (070) 317 54 90

Vereniging Nederlandse Petroleum Industrie (VNPI), Den

Haag

Telefoon: (070) 338 23 69

Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie,

Leidschendam

Telefoon: (070) 337 87 87

www.nrk.nl

www.vnpi.nl

www.vnci.nl

Vakbladen

Kunststof: Kunststof & Rubber • Kunststofmagazine • Metaal en Kunststof • NRK Netwerk

Evenementen Informatie te vinden op:

Verpakking Vak 2005

8 t/m 10 november 2005 in de IJsselhallen

in Zwolle

www.verpakkingsvakbeurs.nl

Page 72: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei
Page 73: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

73

6 Overige industrie

De 'overige' industrie komt grotendeels overeen met wat ook wel wordt aangeduid als de 'lichte industrie'. Het gaat om een zeer uiteenlopende groep van bedrijven, met en-kele duidelijke zwaartepunten. Die zwaartepunten zijn de grafische sector, en de hout- en bouwmaterialenindustrie. De grafische sector is nader te verdelen in uitgeverijen, drukkerijen en andere media-reproductiebedrijven, en grafische afwerkbedrijven. De hout- en bouwmaterialenindustrie omvat behalve de hout- en houtverwerkende indu-strie ook vervaardigers van betonproducten, glas, bakstenen en dakpannen, en beton-mortelcentrales. Verder behoren de vervaardiging van papier en karton, en van papier- en kartonproducten tot de 'overige' industrie, evenals de textiel- en lederwarenindu-strie, de productie van meubels en van sieraden, keramiek, speelgoed, sportartikelen, en muziekinstrumenten. Het MKB speelt in deze industriële sector een relatief grote rol.

6.1 De sector in cijfers

De overige industrie is van de vier industriesectoren koploper als het gaat om het aantal bedrijven (21.000), en heeft met meer dan 300.000 werknemers ook een fors aandeel in de industriële werkgelegenheid. De sector heeft daarentegen met 39 miljard euro een relatief gering aandeel in de totale industriële omzet. De export (10 miljard euro) is daarvan een kwart, verreweg het geringste aandeel van de vier industriesectoren. Kort-om, de sector is overwegend kleinschalig, en sterk gericht op de binnenlandse markt. Het MKB neemt bijna de helft van de omzet en toegevoegde waarde van de totale sec-tor voor zijn rekening, en bijna 60% van de werkgelegenheid. Gelet op het gewicht van de grafische en de bouwmaterialenindustrie binnen deze sec-tor ligt dit voor de hand: in die bedrijfstakken is veel MKB te vinden, en de producten gaan grotendeels naar binnenlandse afnemers. Ook zijn binnen de sector naar verhou-ding veel kleine, ambachtelijke producenten aanwezig, zoals bij de vervaardiging van keramiek en sieraden. Het aandeel in de toegevoegde waarde is hoger dan het aandeel in de omzet. Zie tabel 6.1.

6.1.1 Omvang

tabel 6.1 De overige industrie in 2004

overige industrie

totaal MKB

aandeel van de overi-

ge industrie in totaal

bedrijfsleven (in %)

aantal ondernemingen per 31-12-2004 (x 1.000) 21 21 3

werkgelegenheid in arbeidsjaren (x 1.000) 303 178 5

omzet (x € miljard) 39 18 3

exportomzet (x € miljard) 10 2 4

bruto toegevoegde waarde (x € miljard) 15 6 4

Bron: CBS, bewerking EIM.

6.1.2 Samenstel l ing

Tabel 6.2 maakt duidelijk dat de hout- en bouwmaterialenindustrie inclusief meubels en 'overige' (sportartikelen en speelgoed, sieraden, muziekinstrumenten) de grootste deel-

Page 74: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

74

sector is, met ruim de helft van alle bedrijven, en 40% van de totale omzet. Betrekkelijk grootschalige producties binnen deze sector zijn vlakglas, cement, keramische produc-ten zoals tegels en dakpannen, en leidingen en buizen. Meer kleinschalige producties overheersen echter: deuren en ramen, betonproducten, meubels, speelgoed, sieraden en dergelijke. Dat accent op kleinschalig blijkt ook uit de tabel: de hout- en bouwmate-rialen- en overige industrie heeft een groter aandeel in het totale bedrijvenbestand dan in de omzet van de totale sector. De grafische industrie is de tweede grote deelsector. Met een omzetaandeel dat met 35% hoger is dan het werkgelegenheidsaandeel (30%) ligt de arbeidsproductiviteit in de grafische industrie iets boven het sectorgemiddelde. De aandelen die de in dit verband kleine papier- en papierwarenindustrie heeft in res-pectievelijk het aantal bedrijven (2%), de werkgelegenheid (11%) en de omzet van de sector (15%) geven aan dat deze deelsector naar verhouding grootschalig en kapitaalin-tensief is. Behalve grootschalige en overwegend internationaal opererende primaire producenten van papier en karton horen ook veel kleinschaliger producenten van pa-pier- en kartonproducten tot deze deelsector. De textiel-, kleding- en lederwarenindustrie is eveneens relatief kleinschalig. Naast een kleine groep van betrekkelijk grote primaire textielproducenten staat hier een grote groep van 'kop-staartbedrijven' in met name de kledingindustrie. Deze bedrijven zijn veelal 'ketenregisseurs': zij verzorgen ontwerp, marketing en verkoop in Nederland en daarbuiten, maar besteden de productie elders uit, met name in Azië ('off-shoring'). Het accent ligt derhalve op andere dan industriële activiteiten, zij het dat de aansturing van deze activiteiten (zorgen dat het productiebedrijf de orders uitlevert volgens de voor-waarden van de uitbesteder) er wél deel van uitmaakt.

tabel 6.2 De overige industrie verdeeld naar deelsectoren in 2004 (in %)

ondernemingen werkgelegenheid omzet

aantal

(x 1.000) in %

arbeidsjaren

(x 1.000) in % € miljoen in %

textiel-/kleding-/lederindustrie 3 14 40 13 4 11

hout- en bouwmaterialenindustrie,

meubel- en overige industrie 11 52 138 45 16 40

papier- en papierwarenindustrie 0 2 34 11 6 15

grafische industrie 7 32 92 30 14 35

totaal 21 100 303 100 39 100

Bron: CBS, bewerking EIM.

6.1.3 Economisch funct ioneren

Omzetontwikke l ing De ontwikkeling die tabel 6.3 laat zien is over de hele linie een lichte krimp in 2004, ge-volgd door een lichte groei in 2005. Binnen de sector zijn de vooruitzichten voor het lopende jaar het best voor de hout- en bouwmaterialenindustrie, meubel- en overige industrie: 1,5% erbij. De textiel- en lederindustrie krimpt in 2004 met 2%, en maakt in 2005 pas op de plaats. De beide andere bedrijfstakken bevinden zich tussen deze beide uitersten in, waarbij de papier- en papierwarenindustrie zich in beide jaren per saldo handhaaft op hetzelfde peil, en de grafische bedrijfstak licht inlevert. Dat is matig in het licht van de ontwikkeling bij de Nederlandse industrie in zijn totali-teit. Reden is het gegeven dat drukkers, fabrikanten van bouwmaterialen, meubels en

Page 75: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

75

dergelijke sterker dan producenten in andere sectoren afhankelijk zijn van de binnen-landse bestedingen: die stagneren, en dat heeft zijn weerslag op de sector.

tabel 6.3 Volumeontwikkeling van de omzet in de overige industrie 2004-2005, totaal

en per deelsector

omzetontwikkeling in % t.o.v. het jaar daarvoor)

2004 2005

textiel-/kleding-/lederindustrie -2,00 0,00

hout- en bouwmaterialenindustrie, meubel- en

overige industrie -0,50 1,50

papier- en papierwarenindustrie -0,25 0,50

grafische industrie -1,00 0,25

totaal -0,75 0,5

Bron: EIM (2005 raming).

Arbe idsproduct iv i te i t Bij grootschalige producties zoals de primaire papierfabricage neemt de productie per werknemer nog steeds verder toe, door de inzet van machines met een hogere capaci-teit. Deze deelsector van de industrie vormt hierin een uitzondering: bij de meeste an-dere activiteiten neemt de arbeidsproductiviteit ook wel toe, maar in veel mindere ma-te. De (ontwikkeling van de) 'machineproductiviteit' speelt hier een minder doorslagge-vende rol, deels door kleinere series en soms ambachtelijke productie en deels doordat nieuwe procestechnologie er maar beperkt arbeid uitschakelt. In een grote deelsector als de grafische (drukkerijen, elektronische media) ligt de arbeidsproductiviteit welis-waar beneden het industriegemiddelde, maar blijft de ontwikkeling van die productivi-teit over een langere periode nauwelijks achter bij dat gemiddelde1.

Exp lo i ta t iebee ld Vergelijking van het in tabel 6.4 weergegeven exploitatiebeeld van de overige industrie met dat van de andere industriesectoren maakt duidelijk dat het verbruik met 60% in deze sector laag ligt, en de bedrijfskosten van 34% juist hoog. Die hogere bedrijfskos-ten zijn voornamelijk loonkosten. Deze verhoudingen zijn karakteristiek voor een relatief arbeidsintensieve sector, en wijken sterk af van die in de procesindustrie.

1 Bron: CBS, Industriemonitor 2003/03, art. 'Branche uitgebreid: de grafische industrie', 2003.

Page 76: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

76

tabel 6.4 Exploitatiebeeld van de overige industrie in 2004

in % van de brutoproductie

brutoproductie 100

verbruik 60

bruto toegevoegde waarde 40

bedrijfskosten 34

waarvan:

− loonkosten 28

winst voor belastingen 6

Bron: CBS, bewerking EIM.

6.2 Marktomstandigheden

6.2.1 Afnemers

De klanten van de ondernemingen in de sector zijn voor het grootste deel bedrijven, en instellingen in de non-profitsector. Dat geldt in de eerste plaats voor de bouwmateria-lenindustrie, met bouwbedrijven als grootste klant. Het geldt ook voor de grafische branche, met uitgeverijen, reclamebureaus, andere bedrijven en overheidsinstellingen als grote afnemers, en last-but-not-least ook andere grafische bedrijven. Binnen de tex-tiel-, kleding- en leder(waren)industrie is de textielindustrie de grootste, met de kleding-industrie als voornaamste afnemer, maar voor technisch textiel ook een verscheidenheid aan andere industriële bedrijven. Papier en karton vindt zijn weg in de eerste plaats naar de grafische en de kartonnagebranche, en daarnaast (verpakkingsmiddelen) naar andere industriële sectoren, met de voedings- en genotmiddelenindustrie als grootste afnemer. Kleding en lederwaren zijn overwegend consumentenproducten. Hetzelfde geldt voor de producten van de resterende branches binnen de sector: meubels, siera-den, speelgoed, muziekinstrumenten en dergelijke.

6.2.2 Leveranciers

Verander ingen in de ko lom Grote opdrachtgevers van de grafische branche hebben hun drukwerkinkoop geprofes-sionaliseerd of zijn daarmee bezig. Inmiddels is die trend in het kader van bezuinigingen en professionalisering van de inkoop ook overgeslagen naar overheidsinstellingen, waarbij het voortouw wordt genomen door de rijksoverheid. Daar staat een trend te-genover om eigen huisdrukkerijen op te doeken en meer uit te besteden aan specialis-ten. De grafische industrie ziet de verhoudingen binnen de bedrijfskolom veranderen door de 'digitale revolutie'. Internet trekt reclamegeld ten koste van reclamedrukwerk. DTP (Desktop Publishing) zorgt dat veel opdrachtgevers de drukvoorbereiding zelf gaan doen, bijvoorbeeld de opmaak van kranten en tijdschriften. IT-bedrijven dienen zich aan als nieuwe concurrenten die informatie beschikbaar stellen op DVD of website. De opkomst van elektronische media leidt (nog) niet tot minder vraag naar papier. Wél neemt het aandeel van elektronisch verspreide informatie sterk toe, en de verwachting is dat die trend nog wel even doorzet. Ook het aandeel van door printers op papier ge-

Page 77: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

77

zette informatie groeit. Dat zorgt bijvoorbeeld voor vergroting van de afzet van grafisch papier bij andere dan grafische bedrijven. De vraag naar bouwmaterialen is deels modegevoelig. Materialen zijn daardoor gedeel-telijk onderling substitueerbaar, bijvoorbeeld beton of glas voor baksteen of andersom. Bij materialen voor infrastructurele werken spelen grote projecten en de aard daarvan een belangrijke rol voor de invulling van de vraag naar materialen (bijvoorbeeld HSL en Betuwelijn, dijkverzwaringen en rioleringsprojecten). De vraag naar meubels, textiel en kleding is sterk modegevoelig. Het afgelopen decen-nium is er bij meubels een trend naar goedkoper, die gepaard gaat met snellere vervan-ging. In de textielindustrie is technisch textiel een groeisector: textiel als constructiema-teriaal voor gebruik in bijvoorbeeld de machine- en de transportmiddelenindustrie. De Nederlandse kledingindustrie en deels ook de schoenenindustrie heeft zich getrans-formeerd tot postindustriële bedrijfstak, en vervult nu de functie van 'ketenregisseur'. Daarbij heeft het Nederlandse bedrijf de regie in handen van wat er gemaakt wordt, waar dat gebeurt, en op welke voorwaarden. Dat gaat gepaard met concentratie in Ne-derland van de hoogwaardige werkgelegenheid op het gebied van ontwerp, marktver-kenning en marketing, verkoop, logistiek en toezicht op partners en productievestigin-gen elders. Zelfs de chemische industrie ziet deze transformatie als een voorbeeld dat verplaatsing van productie naar lagelonenlanden niet ten koste hoeft te gaan van de sector in Nederland1.

6.2.3 Toetreders

B innenland De bedrijvendynamiek in termen van het aantal startende bedrijven ligt in dit deel van de industrie beneden het gemiddelde van de totale Nederlandse industrie. Dat geldt zowel voor de korte als voor de langere termijn. Tabel 6.5 laat zien dat er in 2004 bijna 650 bedrijven van start zijn gegaan in deze sector, maar toch zijn dat er relatief weinig op het totaal van meer dan 21.000 bedrijven. Over een periode van 15 jaar blijft de jaarlijkse mutatie eveneens achter bij het industriegemiddelde, en met name bij dat van de overige maakindustrie: de metaal- en elektrotechnische, en de kunststofverwerkende industrie. Ook ligt de overlevingskans 5,5 jaar na de start betrekkelijk laag: 50%. Dat is minder dan in de metaal- en elektrotechnische industrie en ook minder dan in de che-mische en kunststofverwerkende industrie, maar wél wat meer dan in de voedings- en genotmiddelenindustrie.

tabel 6.5 Startende bedrijven in de overige industrie: aantal en ontwikkeling, 2004

gehele overige industrie

aantal starters in de overige industrie 647

mutatie van het aantal starters 2004 t.o.v. 1987 (in %) 1,2

aandeel van de overige industrie in het totaal aantal starters in Nederland

(in %) 1,3

overlevingskans (in % na 5,5 jaar) 50

Bron: 'Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid', EIM.

1 Zie Jaarverslag 2004 van van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI), pg. 3.

Page 78: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

78

6.2.4 Concurrent ie

Chinese text ie l importen zorgen voor onrust De internationaal georiënteerde textiel- en kledingindustrie heeft vanaf het begin van 2005 te maken met een sterke groei van de Chinese textielexport, doordat het al uit de jaren zeventig daterende stelsel van quota en andere importregulerende maatregelen voor textielproducten overboord is gezet. Zowel de EU als de VS zijn quota per type kleding (truien, T-shirts, et cetera) overeengekomen om een te sterke groei van de im-porten aan banden te leggen, en zo een implosie van de eigen textiel- en kledingindu-strie te voorkomen. De Nederlandse textielindustrie heeft de productie echter al groten-deels uitbesteed in China en andere landen in Azië, en ziet zijn concurrentiekracht door de liberalisering van de handel eerder verbeteren. De afgesproken quota en het 'valbijl-karakter' van importstops bij het bereiken van het quotum zijn een belangrijke bron van onzekerheid voor Nederlandse ketenregisseurs in de textiel- en kledingsector bij bestel-lingen in China en contracten met afnemers in Europa.

Scherpe concurrent ie op de b innenlandse markt Gegeven het grote gewicht van de binnenlandse afzetmarkt speelt buitenlandse concur-rentie voor de overige industrie een naar verhouding minder grote rol dan voor de an-dere industriële sectoren. De onderlinge concurrentie is in de grafische en de bouwma-terialenindustrie echter groot, zeker bij de huidige stagnerende en in de afgelopen paar jaar zelfs krimpende markt. In de bouwmaterialenindustrie concurreren specialisten in verschillende materialen ook met elkaar (riolering van beton- met PVC-buis, baksteen met beton), al ligt de beslissing over toe te passen materialen elders: bij architecten- en ingenieursbureaus, en uiteraard ook bij principalen (bouwopdrachtgevers).

Spec ia l i sa t ie en n ichest rateg ieën voor ondersche idend vermogen Via specialisatie en het opzoeken van marktniches kunnen bedrijven zich onderscheiden van hun branchegenoten. Voorbeelden daarvan zijn de in eerdere paragrafen al ge-noemde fabrikanten van technisch textiel, en grafische bedrijven die zich met succes hebben ontwikkeld tot grafimediabedrijf. In de meubelindustrie heeft segmentering plaats naar stijl/ontwerp en materiaal, afge-zien van het onderscheid naar type (zitmeubelen, slaapkamermeubelen, et cetera). Een speciaal design kan hier zorgen voor het gewenste onderscheidende karakter ten op-zichte van concurrenten.

Toenemende concurrent ie u i t het bu i ten land De 'lichte industrie' mag dan over het geheel genomen minder concurrentie uit het bui-tenland krijgen dan de chemie, de voedingsmiddelenindustrie of de metaal- en elektro-technische industrie, de buitenlandse concurrentie neemt ook hier toe. Sommige bouwmaterialen worden al in Azië gehaald, en drukwerk wordt niet alleen uitbesteed in België of Duitsland, maar ook bijvoorbeeld in Italië. Meubelen komen in toenemende mate uit Oost-Europa, en kleinmeubilair uit Azië. Ook proberen fabrikanten van kle-ding- en interieurstoffen uit China en India te 'upgraden' met eigen merk, en presente-ren ze die op Europese beurzen.

Page 79: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

79

6.2.5 Wet- en regelgeving

Sectorspec i f ieke wet- en rege lgev ing De textielindustrie heeft te maken met de Europese richtlijn voor de beschrijving van chemische stoffen REACH1. Die legt leveranciers de verplichting op om de effecten voor

milieu en gezondheid te meten en te laten registreren. Dat kan voor betrekkelijk 'kleine' chemische producten zoals voor textielveredeling gebruikt in de textielindustrie relatief kostbaar zijn. De papier- en kartonindustrie heeft te maken met het nationale Convenant Verpakkin-gen III, dat voorziet in een beperking van het materiaalgebruik. Voor de branche zijn echter maar beperkt effecten te verwachten, ook omdat de demografische ontwikkeling zorgt voor meer vraag naar kleinere verpakkingen. De bouwmaterialenindustrie heeft op het gebied van milieu en hergebruik te maken met regelgeving van zowel de Europese als de Nederlandse overheid die aanzienlijke invloed heeft in deze markt. De Europese Commissie stelt milieu-eisen doorgaans vast op een niveau dat dichter ligt bij de hoogste dan bij de laagste die lidstaten zelf stellen. Voor de Nederlandse bouwmaterialenindustrie biedt dat overigens ook kansen: de Ne-derlandse wetgeving op dit gebied is al vrij streng, en veel buitenlandse concurrenten zijn nog bezig met een aanpassing aan de nieuwe regelgeving die hun branchegenoten in Nederland al achter de rug hebben.

Bele idskoers in komende ja ren De algemene beleidskoers is een verder toenemend gewicht van Europese wetgeving tegenover nationale. Daarbij wordt de lat hoog gelegd als het gaat om milieu en ge-zondheid. De lichte industrie heeft daar mee te maken in de vorm van voorschriften voor verpakkingen, gebruik van chemische stoffen in de papier-, de grafische en de tex-tielindustrie, en de recycling van bouwmaterialen.

6.2.6 Samengevat

schema 6.1 Marktomstandigheden voor de overige industrie

textiel-/kleding-/

lederindustrie

hout- en bouw-

materialen-

industrie, meu-

bel- en overige

industrie

papier- en pa-

pierwaren-

industrie

grafische

industrie

tegenover afnemers +/- +/- + +/-

tegenover leveranciers + +/- - +

tegenover toetreders + - + -

m.b.t. concurrentie +/- - +/- -

m.b.t. wet- en regelgeving - - +/- -

++ = zeer gunstig, + = gunstig, +/- = neutraal, - = ongunstig, -- = zeer ongunstig voor de overige

industrie.

Bron: EIM,2005.

1 Registration, Evaluation and Authorisation of Chemicals.

Page 80: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

80

6.3 Kracht van de sector

6.3.1 Bedri jvendynamiek

In de overige industrie is de bedrijvendynamiek betrekkelijk gering, vergeleken met het gemiddelde van het bedrijfsleven, en ook vergeleken met andere industriesectoren: er komen er minder bij, en er worden ook minder beëindigd. Het saldo van oprichtingen en bedrijfsbeëindigingen is licht negatief. Wél zijn bedrijfsbeëindigingen in deze sector minder vaak dan elders in de industrie faillissementen, en nieuwe bedrijven zijn minder vaak dochterondernemingen. Qua verdeling over de drie groeitypes wijkt de sector slechts weinig af van het gemid-delde van het Nederlandse bedrijfsleven, maar het saldo van groei en krimp is wel licht negatief. De geringe dynamiek is gegeven de recente ontwikkeling van de afzet niet zo verba-zingwekkend: de binnenlandse vraag stagneert al jaren, in de eerste helft van 2005 heeft het herstel zich nog niet aangediend, en eerder is al vastgesteld dat bij uitstek dit deel van de industrie afhankelijk is van de ontwikkeling van de binnenlandse markt. Te-genover lage toetredingsdrempels in een aantal branches staan vrij vastliggende concur-rentieverhoudingen, waardoor nieuwkomers zich moeten 'invechten' op een bestaande markt. Dat beïnvloedt hun overlevingskans negatief. Waar het buitenland wél een rol speelt, is de Nederlandse industrie in deze sector over het geheel genomen in het de-fensief: productie van kleding, schoeisel, meubelen en dergelijke biedt kansen voor ni-chespelers en voor internationale 'ketencoördinatoren' die ontwerpen, vermarkten en productie áánsturen, maar de productie zelf elders uitbesteden. De resulterende kop-staartbedrijven zijn hybride ondernemingen die dienstverlenings- en groothandelsactivi-teiten combineren met industriële. De verdeling van bedrijven in de overige industrie over groeiers, gelijkblijvers en krim-pers geeft een zeker evenwicht tussen groei en krimp te zien, met een relatief groot aandeel gelijkblijvers (26%). Dit laatste kan beschouwd worden als een aanvullende in-dicatie voor een wat achterblijvende dynamiek in deze sector. Zie verder tabel 6.6.

tabel 6.6 Bedrijvendynamiek in de overige industrie (in % van het totaal aantal be-

drijven in de overige industrie respectievelijk het bedrijfsleven), 2004

overige industrie totaal bedrijfsleven

bedrijven verdeeld naar groeitype:

snelle en normale groeiers 36 37

gelijkblijvers 26 25

groeikrimpers en overige krimpers 38 38

aantal oprichtingen in % van het totaal 3,5 8,4

w.v. nieuwe dochters 1,2 2,4

aantal opheffingen in % van het totaal 3,8 5,9

w.v. faillissementen 0.9 0,8

Bron: 'Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid. Periode 1987-2004', EIM, 2005.

6.3.2 Schaalgrootte en netwerkvorming

Tabel 6.7 maakt nog eens duidelijk dat het midden- en kleinbedrijf in de overige indu-strie een grote plaats inneemt: vijf van elke zes ondernemingen behoren tot het MKB, en die nemen bijna de helft van de omzet voor hun rekening, en 59% van de werkge-legenheid. De cijfers spreken vooral wanneer ze worden vergeleken met die van de an-

Page 81: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

81

dere sectoren binnen de industrie. Zo staat in dit deel van de industrie bijvoorbeeld een gemiddelde omzet per onderneming van minder dan 2 miljoen euro tegenover ruim 4 miljoen in de metalektro, bijna 12 miljoen in de voedings- en genotmiddelenindustrie, en 35 miljoen in de chemische en kunststofverwerkende industrie.

tabel 6.7 Indicatoren schaalgrootte en netwerkvorming, 2004

gehele overige industrie

ondernemingenaandeel van het kleinbedrijf in de overige industrie (in %) 85

omzetaandeel van het grootbedrijf in de overige industrie (in %) 54

werkgelegenheidsaandeel van het grootbedrijf in de overige industrie (in %) 41

gemiddelde ondernemingsgrootte (in arbeidsjaren) 14

gemiddelde omzet per onderneming (in € miljoen) 1,8

Bron: CBS, EIM.

6.3.3 Innovat ievermogen

Het MKB in de overige industrie is bovengemiddeld innovatief, vergeleken met het tota-le Nederlandse MKB, maar de scores zijn lager dan die van de andere sectoren in de in-dustrie. Zie tabel 6.8 voor de scores vergeleken met het totale MKB. Met name op indi-catoren voor procesinnovativiteit blijft deze sector achter bij de rest van de industrie.

tabel 6.8 Aandeel bedrijven in de overige industrie en het totale MKB industrie met

innovaties in de periode 2002-2004 (in %)

soort innovatie MKB overige industrie totaal MKB

percentage bedrijven met nieuwe producten en/of diensten 41 34

percentage bedrijven met procesinnovaties 18 16

vernieuwingen of verbeteringen interne bedrijfsprocessen 66 56

Bron: EIM, 2005.

Producten en d iensten De bouwmaterialenindustrie is de leverancier van innovaties in de bouw, voorzover het gaat om de 'hardware' op materiaalgebied. De grafische branche levert nieuwe combi-naties van IT, grafische en druktechniek, maar leveranciers van machines, apparatuur en software verschaffen de bouwstenen voor deze innovaties, en maken ze daarmee mo-gelijk. Innovatie in de textielindustrie betreft textielveredeling, in wisselwerking met de chemische industrie, en nieuwe toepassingen van technisch textiel.

Bedr i j f sprocessen In de grafische branche ligt het accent op procesinnovatie, met de machine-industrie en de IT-sector als voornaamste leveranciers. De kledingindustrie investeert met het oog op zijn rol als ketenregisseur vooral in IT en logistieke hard- en software. In de papierindu-strie ligt een sterk accent op procesinnovatie. Hier is de productie per werknemer in tien jaar tijd verdubbeld.

6.3.4 Bedri j fsvoer ing

Graf i sche sector in beweging door d ig i ta l i ser ing De grafische industrie heeft door de digitalisering van het drukproces toenemende raakvlakken met ICT-bedrijven en reproducenten van elektronische media. Daarnaast

Page 82: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

82

maakt de digitalisering nieuwe combinaties mogelijk zoals verzorgen van adressenbe-standen en databases, en verzending van drukwerk. Afgezien hiervan centraliseren en professionaliseren bedrijven en overheden hun in-koop, wat leidt tot grotere opdrachten en een strakker pakket van eisen. Deze verande-ringen van hun markt dwingen grafische bedrijven tot heroriëntatie op hun bedrijfsstra-tegie: welke diensten moeten zij bieden, welke expertise met het oog daarop in huis halen, of met wie samenwerken om een gewenst totaalpakket te kunnen bieden?

T ime-to-market en hogere e i sen aan ketenreg ie in tex t ie l en k led ing De ontwikkeltijden voor de ontwikkeling van nieuwe producten in de textiel- en kle-dingbranche worden steeds korter, het belang van 'time-to-market' neemt dus verder toe. Dat betekent hogere eisen aan de machineflexibiliteit: snel kunnen omschakelen van het ene product of dessin naar het andere. Ook de eisen aan de ketenregie gaan (verder) omhoog: zorgen dat de activiteiten van de verschillende betrokken partijen goed op elkaar worden afgestemd, en dat onderlinge leveringen bijtijds en volgens de overeengekomen specificaties plaatsvinden. Deze ontwikkeling kan zelfs zorgen voor terugkeer naar Nederland/Europa van sommi-ge nu in Azië uitbestede producties: gegeven de afstand en de minimaal te verschepen hoeveelheid komen voor snel te leveren producten met een hoge toegevoegde waarde de grenzen van de logistieke mogelijkheden in zicht.

Inkoopmacht van grote deta i lhande lsondernemingen Vervaardigers van consumentenproducten zoals meubels en woningtextiel, kleding en huishoudelijke keramiek hebben te maken met de groeiende inkoopmacht van grote detailhandelsondernemingen. Die zijn doorgaans internationaal actief, kopen scherp in, vragen grotere series, en stellen vaak formele eisen aan hun leveranciers, zoals certifice-ring, financiële soliditeit en/of een bepaalde productiecapaciteit. Dit stelt de overwe-gend kleinschalige Nederlandse industrie voor aanzienlijke aanpassingsproblemen.

Grondstofconcurrent ie in de pap ierbranche De papierindustrie heeft te maken met concurrentie om grondstoffen. De belangrijkste is oud papier, en daar is vanuit de snel expanderende Chinese papierindustrie grote vraag naar. Schaarste en stijgende prijzen zijn het gevolg.

6.3.5 Samengevat

schema 6.2 Kracht van de overige industrie

sterke punten zwakke punten

bedrijvendynamiek - minder faillissementen - geringe dynamiek

schaalgrootte/netwerkvorming - ketensamenwerking en keten-

regie

- samenwerkingsbereidheid

innovatievermogen - geringe procesinnovativiteit

bedrijfsvoering - concurrentie stimuleert (zoe-

ken naar) onderscheidend ver-

mogen

- kleinschaligheid en afhanke-

lijkheid binnenlandse markt

Bron: EIM,2005.

Page 83: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

83

6.4 Investeringen

6.4.1 Omvang en ontwikkel ing

In de industriesectoren hebben zeven op de tien bedrijven geïnvesteerd in 2004. Dat is iets lager dan in 2003. De investeringsbereidheid in de industrie ligt op hetzelfde niveau als in het totale MKB. Het gemiddeld per bedrijf geïnvesteerde bedrag ligt in het indu-striële MKB het hoogst: ongeveer € 140.000, tegen ruim € 90.000 in het totale MKB. Dit verschil is deels te verklaren uit grotere uitgaven voor outillage zoals machines en gereedschappen, maar deels ook eenvoudig uit bedrijfsgrootte: het industriële MKB is gemiddeld groter dan het MKB in zijn geheel. Aan het begin van 2005 waren de MKB'ers voorzichtig met hun investeringsplannen voor dit jaar: 64% heeft plannen om in 2005 te investeren. Hierbij is de kanttekening op zijn plaats dat MKB-ondernemers hun investeringen aan het begin van het jaar vaak lager schatten dan zij aan het eind van het jaar feitelijk blijken uit te pakken.

figuur 6.1 Investeringen in de industrie, 2003 en 2004

80

73

72

70

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

industrie

totaal MKB

realisatie 2003 realisatie 2004

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2004 en voorjaar 2005.

figuur 6.2 Verwachte investeringen in de industrie in 2005

0% 20% 40% 60% 80% 100%

industrie

totaal MKB

van plan te investeren investeert misschien investeert niet

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

Page 84: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

84

Figuur 6.3 laat bij ruim vier op de tien MKB-bedrijven in de industrie een groei van de investeringen zien. Daar staat een daling bij twee op de tien tegenover. Het saldo van beide is dus positief. De vergelijking van industrieel met totaal MKB laat zien dat het saldo van groei en krimp in de industrie licht positiever is, maar dat de investeringen ook bij een iets grotere proportie bedrijven afnemen volgens de verwachting van on-dernemers. Dit is waarschijnlijk een indicatie voor een uiteenlopende ontwikkeling per sector in de industrie: een terughoudende opstelling in sterk van de binnenlandse afzet afhankelijke sectoren zoals de voedings- en genotmiddelenindustrie en de 'overige' in-dustrie, tegenover een grotere investeringsbereidheid in meer exportafhankelijke secto-ren zoals de chemische en de metaal- en elektrotechnische industrie.

figuur 6.3 Ontwikkeling van de investeringen in de industrie: 2004 ten opzichte van

2003 (in procenten van bedrijven die zowel in 2003 als in 2004 hebben ge-

investeerd)

0% 20% 40% 60% 80% 100%

industrie

totaal MKB

groei gelijk gebleven daling

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

Uit tabel 6.9a blijkt dat veel ondernemers geen op schrift vastgelegde investeringsplan-nen hebben. Ten opzichte van 2004 is dit aantal fors toegenomen. Het aandeel bedrij-ven dat de investeringsplannen op schrift vastlegt is wél hoger dan het aantal dat dit doet met de ondernemingsstrategie: slechts 20% van de MKB-ondernemers heeft zijn ondernemingsstrategie op schrift.

tabel 6.9a Investeringsplannen in de industrie

MKB industrie totaal MKB

2004 2005 2004 2005

investeringsplannen (in %)

− meerjarenplan 29 21 25 17

− jaarlijks plan 27 21 23 22

− geen plan op schrift 44 58 52 61

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2004 en voorjaar 2005.

Page 85: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

85

6.4.2 Invester ingsdoelen en typen invester ingen

Investeringen kunnen voor verschillende doelen aangewend worden. Bij een neergaan-de conjunctuur letten ondernemers vooral op efficiencyverbeteringen en denken zij minder aan uitbreiding. Dat bleek uit de meting van het EIM-MKB-Beleidspanel in het voorjaar van 2004. Investeringen in verbetering van de efficiency komen in de industrie vaker voor dan gemiddeld, maar ook de uitbreidingsinvesteringen zijn relatief hoog. Met name de exportgerichte industriesectoren en de kapitaalgoederenindustrie lopen meestal voorop in het economische herstel, en investeren dus ook in de eerste fase van een opgaande conjunctuur. Figuur 6.4 geeft inzicht in de verdeling van de verschillende soorten investeringen. Drie-kwart van de investerende bedrijven geeft aan te hebben geïnvesteerd in bedrijfsmidde-len zoals apparatuur, huisvesting, vervoer en inventaris, gevolgd door bijna tweederde die heeft geïnvesteerd in kennis, opleiding en scholing. Ruim de helft heeft geïnvesteerd in internet en ICT. Ten opzichte van 2003 ligt het percentage bedrijven dat investeert in bedrijfsmiddelen lager: toen investeerde ruim 90% van de investerende bedrijven in be-drijfsmiddelen. Voor 2005 lijkt zich een soortgelijk investeringsbeeld te ontwikkelen als in 2004: zie fi-guur 6.5. De plannen voor investeringen in internet en ICT lijken iets terug te vallen.

figuur 6.4 Investeringstypen in 2004, in procenten van bedrijven die in 2004 hebben

geïnvesteerd

62

65

42

71

56

59

48

75

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

internet en ICT

kennis, opleiding en scholing

nieuwe markten en/ofproducten

bedrijfsmiddelen

totaal MKB industrie

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

Page 86: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

86

figuur 6.5 Investeringsplannen naar investeringstypen, in procenten van bedrijven

die verwachten in 2005 te zullen investeren

56

71

41

76

49

63

56

81

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

internet en ICT

kennis, opleiding en scholing

nieuwe markten en/ofproducten

bedrijfsmiddelen

totaal MKB industrie

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

6.4.3 Financier ing en knelpunten

Investeringen kunnen uit verschillende bronnen worden gefinancierd. Tabel 6.9b laat zien dat eigen middelen verreweg de belangrijkste bron zijn. Daarnaast heeft ongeveer een kwart van de MKB-ondernemers voor zijn investeringen in 2004 geld geleend bij een bank. Het aantal dat geld heeft verkregen via een verstrekker van risicokapitaal is minimaal. Hetzelfde geldt voor informele bronnen van kapitaal zoals familie of kennis-sen. Evenals vorig jaar geeft ruim een kwart van de ondernemers in de industrie aan een of meer knelpunten te hebben ervaren bij de investeringen. Het meest genoemde knel-punt is de financiering van de investering. Ondernemers in het industriële MKB melden ten opzichte van het totale MKB relatief veel problemen die hun oorsprong vinden bij wet- en regelgeving.

Page 87: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

87

tabel 6.9b Financieringsbronnen en knelpunten bij de investeringen in de industrie

MKB industrie totaal MKB

financieringsbronnen (in %):

− winst uit onderneming 63 66

− overig eigen geld 17 14

− holding 2 1

− geleend geld bij banken 28 26

− financiële bijdrage van familie en andere informele investeerders 3 3

− leverancierskredieten 1 1

aantal bedrijven dat knelpunten heeft ervaren (in %) 28 25

aard van de knelpunten (in % van bedrijven met knelpunten)

− financiering 59 67

− wet- en regelgeving 24 14

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005 Perspectief.

6.4.4 Prognoses 2005 en 2006

De jaren 2005 en 2006 hebben volgens de prognose voor de overige industrie een lich-te groei van de omzet in petto. De groei in 2006 komt naar verwachting wel iets meer van een aantrekkend volume, en wat minder van een stijging van de afzetprijzen, zoals in 2005. De prognose voor de werkgelegenheid is krimp met 2% in 2005, in 2006 gevolgd door een minimale krimp. De arbeidsproductiviteit neemt toe, en dat komt de ontwikkeling van de winsten ten goede. Vergeleken met de andere sectoren in de industrie blijft de ontwikkeling van de omzet in dit deel van de industrie achter bij die in de chemische en de metaal- en elektrotechnische industrie, maar is die wél beter dan in de voedings- en genotmiddelenindustrie. De achterblijvende prestaties ten opzichte van de beide andere sectoren hebben te maken met de al eerder aan de orde gestelde, sterkere afhankelijk-heid van de binnenlandse bestedingen, die zich beide nog steeds minder voorspoedig ontwikkelen dan de buitenlandse vraag. Zie verder tabel 6.10.

tabel 6.10 Prognose van de omzet-, werkgelegenheids- en winstontwikkeling in de

overige industrie en het totale bedrijfsleven, voor 2005 en 2006 (mutatie in

% t.o.v. voorgaand jaar)

overige industrie totaal bedrijfsleven

2005 2006 2005 2006

omzet

− volumeontwikkeling 0,50 1,75 1,00 2,25

− prijsontwikkeling 1,25 0,50 1,75 1,00

− waardeontwikkeling 1,75 2,25 2,75 3,25

werkgelegenheid (arbeidsjaren) -2,00 -0,25 -0,75 0,75

winst 5,75 6,25 4,25 5,50

Bron: EIM, 2005.

Page 88: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

88

In de overige industrie is het effect van 2% extra groei van de totale Nederlandse export een kwart procent extra omzet, toegevoegde waarde en arbeidsjaren. Dit effect is iets minder sterk dan gemiddeld in het Nederlandse bedrijfsleven, en duidelijk minder sterk dan in de meer exportgeoriënteerde sectoren van de industrie.

tabel 6.11 Gevoeligheid van de omzet-, werkgelegenheids- en toegevoegde-waarde-

ontwikkeling in de sector overige industrie en het totale bedrijfsleven voor

stijging export van Nederlandse herkomst, bij huidige prognose en extra

exportstijging in 2006 (mutatie in % t.o.v. voorgaand jaar)

overige industrie totaal bedrijfsleven

bij 3,75%

groei

bij 5,75%

groei

bij 3,75%

groei

bij 5,75%

groei

omzet 1,75 2,00 2,25 2,75

werkgelegenheid (arbeidsjaren) -0,25 0,00 0,75 1,00

toegevoegde waarde 1,75 2,00 2,25 2,50

Bron: EIM, 2005.

Het effect van een extra loonstijging met 1% is voor deze sector betrekkelijk gering, maar wél groter dan gemiddeld voor het Nederlandse bedrijfsleven: werkgelegenheid en toegevoegde waarde leveren in dat geval een kwart procent in. Zie verder tabel 6.12.

tabel 6.12 Gevoeligheid van de omzet-, werkgelegenheids- en toegevoegde-waarde-

ontwikkeling in de sector overige industrie en het totale bedrijfsleven voor

loonkosten in 2006, bij huidige prognose en extra loonkostenstijging in

2006 (mutatie in % t.o.v. voorgaand jaar)

overige industrie totaal bedrijfsleven

bij 0,25%

stijging

bij 1,25%

stijging

bij 0,25%

stijging

bij 1,25%

stijging

omzet 1,75 1,75 2,25 2,25

werkgelegenheid (arbeidsjaren) -0,25 -0,50 0,75 0,75

toegevoegde waarde 1,75 1,50 2,25 2,25

Bron: EIM, 2005.

6.4.5 Een bl ik vooruit

Zowel voor de bouwmaterialenindustrie als voor de grafische sector geldt dat het ver-wachte herstel nog ongewis is. Er zijn voorzichtige aanwijzingen voor een herstel van de bouwproductie, maar niet voor een herstel van de investeringen door bedrijfsleven en overheid. Verder is het effect van het vrijvallende spaarloon op de consumentenbeste-dingen nog ongewis: laten consumenten het op een spaarrekening staan met het oog op eventueel tegenvallende rekeningen voor energie en zorgverzekeringen en dergelij-ke, of geven zij het uit aan kleding, woninginrichting enzovoorts? De meubelindustrie heeft te maken met groeiende inkoopmacht van grote detailhan-delsketens, met importen uit lagelonenlanden in het onderste segment van de markt, en met toenemende (internationale) concurrentie op 'design' in het bovenste segment. Bij bouwmaterialen groeit de markt voor 'systeemproducten': componenten en produc-ten die makkelijk gecombineerd en gemonteerd kunnen worden. Daarnaast neemt het

Page 89: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

89

installatieaandeel toe: technische producten voor bedrijfs- en huisinstallaties voor com-fort, beveiliging, monitoring (bijvoorbeeld van ambulante patiënten), et cetera. In de textielindustrie biedt de groei van de markt voor technisch textiel compensatie. Verder ligt een forse uitbreiding van het aantal kunstgras-sportvelden in het verschiet. In het traditionele segment kan de internationale liberalisatie van de handel op termijn voor meer concurrentie gaan zorgen: van Zuid-Europese landen die versneld upgraden naar niches en segmenten waar zij de Nederlandse bedrijven tegenkomen. De papier- en kartonindustrie rekent voor de middellange termijn op een groei van de afzet die zeker boven de 2% per jaar ligt. Dit ondanks maatregelen om minder (verpak-kings)afval te genereren en ondanks de groei bij de elektronische media. In de grafische sector zullen mixed-media verder aan belang winnen: 'content' wordt vormonafhankelijk vastgelegd en kan naar keuze gedrukt, geprint, op cd, of op internet gezet worden. Dit kan gevolgen hebben voor de regiefunctie in de branche: die kan in handen komen van een grafimediabedrijf, maar kan ook verschuiven naar het digitale voortraject.

Page 90: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei
Page 91: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

91

7 Bouwnijverheid

In de sector bouw zijn ruim 70.000 ondernemingen actief, die een werkgelegenheid bieden van circa 450.000 arbeidsjaren. De sector is onder te verdelen in de − burgerlijke en utiliteitsbouw (hoofd- en onderaannemers B&U); − grond-, weg- en waterbouw (GWW); − afwerkers van gebouwen (schilders, stukadoors, wand-, vloer- en overige afwer-

king); − bouwinstallatiebedrijven (elektrotechnische installatiebedrijven, centrale verwar-

mings- en luchtbehandelingsinstallatiebedrijven, en loodgieters-, fitters- en sanitair-installatiebedrijven).

7.1 De sector in cijfers

7.1.1 Omvang

Circa één op de tien bedrijven in Nederland is actief in de sector bouw. De sector is vrijwel geheel op het binnenland georiënteerd: slechts 1% van de totale omzet komt voor rekening van export. De bouw is, met een werkgelegenheid van circa 436.000 ar-beidsjaren, goed voor 8% van de totale werkgelegenheid in het bedrijfsleven. Vrijwel alle bedrijven in de sector bouw behoren tot het MKB. Maar liefst 89% van de bedrijven heeft minder dan 10 werknemers in dienst. Van de totale werkgelegenheid komt ongeveer driekwart voor rekening van het MKB en van de totale omzet bijna tweederde.

tabel 7.1 De bouw in 2004

sector bouw

MKB totaal

aandeel van de bouw-

nijverheid in totaal

bedrijfsleven (in %)

aantal ondernemingen per 31-12-2004 (x 1.000) 74 74 11

werkgelegenheid in arbeidsjaren (x 1.000) 328 436 8

omzet (x € miljard) 44 69 6

exportomzet (x € miljard) 1 2 1

bruto toegevoegde waarde (ba) (x € miljard) 17 24 6

Bron: CBS, bewerking EIM.

7.1.2 Samenstel l ing

De grootste groep bedrijven, ruim 40% van alle ondernemingen in de bouw, is actief in de deelsector burgerlijke en utiliteitsbouw. Deze deelsector levert ook de grootste bij-drage aan de totale werkgelegenheid en omzet (zie tabel 7.2). In de deelsectoren aannemers B&U, afwerkers van gebouwen en bouwinstallatiebedrij-ven is het MKB relatief sterk vertegenwoordigd, terwijl in de deelsector GWW een be-perkt aantal zeer grote ondernemingen domineert. Dit laatste komt tot uiting in het omzetaandeel van deze deelsector (25%) in vergelijking met het aandeel in het aantal ondernemingen (12%). De deelsector afwerkers van gebouwen wordt gekenmerkt door

Page 92: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

92

kleinschaligheid. Met een groot aandeel in het aantal ondernemingen is de bijdrage aan de omzet en werkgelegenheid in de totale bouw relatief gering.

tabel 7.2 De bouw verdeeld naar deelsectoren in 2004 (in %)

ondernemingen werkgelegenheid omzet

aantal

(x 1.000) in %

arbeidsjaren

(x 1.000) in % (x € miljard) in %

burgerlijke en utiliteitsbouw 30 41 162 37 30 43

grond-, weg- en waterbouw 9 12 84 19 17 24

afwerkers 24 32 73 17 7 10

bouwinstallatiebedrijven 12 16 117 27 16 23

totaal 74 100 437 100 69 100

Bron: CBS, bewerking EIM.

7.1.3 Economisch funct ioneren

Omzetontwikke l ing In 2004 was in de sector bouw sprake van een lichte groei in de bouwproductie: het totale volume van de omzet steeg met 1,25%. Ten opzichte van de voorgaande jaren was er een positiever beeld te constateren, maar niet in alle bouwsegmenten. Terug-houdendheid met investeringen door het bedrijfsleven zorgde voor een flinke afname van de vraag naar nieuwe bedrijfsgebouwen, en daarnaast daalden de investeringen in de infrastructuur. Hoewel de nieuwbouwproductie van woningen weer iets aantrok, na enkele jaren van flinke daling van gereedgekomen nieuwbouwwoningen, bleef deze ver achter bij de oorspronkelijke doelstelling van de overheid. De onderhoudsmarkt blijft licht toenemen; vooral op het gebied van de infrastructuur neemt deze in belang toe. De ontwikkelingen tussen de deelsectoren lopen sterk uiteen, mede bepaald door de marktsegmenten waarop de bedrijven actief zijn. De B&U-bedrijven ondervinden, evenals de installatiebedrijven, de grootste gevolgen van een dalend productievolume in de nieuwbouw. De woningnieuwbouw is in 2004, na een dieptepunt in 2003, weer aan het opkruipen. Het aantal opgeleverde nieuw-bouwwoningen steeg van 60.000 naar 62.000. De productie in de utiliteitsbouw is in 2004 nog verder teruggelopen, met 3,5%. De GWW-bedrijven hebben een aantal mindere jaren doorgemaakt door het aflopen van de bouwwerkzaamheden van megaprojecten. Door een flinke groei van onder-houds- en verbeteringswerkzaamheden van de aanwezige infrastructuur, begint de markt voor de GWW-bedrijven weer enigszins aan te trekken. De afwerkers van gebouwen boeken wisselende resultaten. Schildersbedrijven behalen het merendeel van hun omzet uit onderhoudswerk en werden daarom minder sterk ge-confronteerd met een productiedaling, in tegenstelling tot de stukadoorsbedrijven en de wand- en vloerafwerkers, die meer gericht zijn op de nieuwbouw. Dit segment heeft sterk te maken met seizoengolven. In de winterperiode is er aanzienlijk minder werk door de weersomstandigheden. De sector tracht door een actievere wintercampagne 'winterse vooroordelen' bij opdrachtgevers uit de wereld te helpen. De bouwinstallatiebedrijven, deels gericht op de minder conjunctuurgevoelige onder-houdsmarkt en deels op de nieuwbouw van bedrijfsgebouwen, realiseerden een reële omzetdaling van 1%. De elektrotechnische en de CV- en luchtbehandelingsinstallatie-bedrijven die meer dan de loodgieters- en sanitairinstallatiebedrijven op nieuwbouw

Page 93: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

93

georiënteerd zijn, werden met een verdere productiedaling geconfronteerd. Deze be-drijven reageren vertraagd op nieuwbouwontwikkelingen, omdat zij in een latere fase van het bouwproces worden ingeschakeld. In 2005 zal de bouwsector verder herstellen: de bouwproductie zal naar verwachting met 3,5% toenemen. Alle sectoren zullen hieraan bijdragen. Toenemend vertrouwen in een economisch herstel zal het investeringsvolume weer een impuls geven. Voor het eerst sinds een paar jaar zit de utiliteitsbouw weer in de lift. Het herstel van de utili-teitsbouw is niet algemeen. Het zijn vooral de niet-kantoorintensieve gebouwen waar de groei plaatsvindt. De leegstand van kantoorgebouwen blijft groot. De belangrijkste groeimarkt in 2005 is evenwel de nieuwbouw van woningen, gevolgd door herstel van woningen en gebouwen. Dit heeft met name te maken met een oplopende bouwach-terstand. Hiervan zullen de B&U-bouwbedrijven en bouwinstallatiebedrijven in 2005 profiteren. Door de sterk gestegen nieuwbouwprijzen is het verbeteren van de eigen woning een aantrekkelijk alternatief voor het verhuizen naar een duurdere woning. Ze-ker in een tijd dat het economisch gezien minder gaat is renovatie een goedkoop alter-natief voor (vervangende) nieuwbouw. De bouwinstallatiebedrijven ondervinden even-eens positieve impulsen door een toenemende installatiequote in de bouwproductie. In de infrastructuur zal er vooral groei zijn in het onderhoudssegment. De verschuiving van de aandacht van de overheid richting beheer en onderhoud in 2004, zal in 2005 door-getrokken worden.

tabel 7.3 Volumeontwikkeling van de omzet in de bouwnijverheid 2004-2005, totaal

en per deelsector

omzetontwikkeling (in % t.o.v. het jaar daarvoor)

2004 2005

burgerlijke en utiliteitsbouw 1,50 4,00

grond-, weg- en waterbouw 3,50 1,00

afwerkers -1,00 5,25

bouwinstallatiebedrijven -1,00 4,25

totaal 1,25 3,5

Bron: EIM (2004 raming).

Exp lo i ta t iebee ld De sector bouw realiseert een winst voor belastingen van 13% van de brutoproductie (zie tabel 7.4). Hierbij moet wel rekening gehouden worden met het gegeven dat uit de winsten van het kleinbedrijf de beloningen voor de ondernemer en de eventueel mee-werkende gezinsleden gefinancierd worden. Het verbruik (grondstoffen, materialen etc.) maakt, met een aandeel van 63%, een uitermate belangrijk deel uit van de bruto-productie. De loonkosten vormen de belangrijkste component in de bedrijfskosten.

Page 94: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

94

tabel 7.4 Exploitatiebeeld van bouw in 2004

in % van de brutoproductie

brutoproductie 100

verbruik 63

bruto toegevoegde waarde 37

bedrijfskosten 24

waarvan:

− loonkosten 23

winst voor belastingen 13

Bron: CBS, bewerking EIM.

7.2 Marktomstandigheden

7.2.1 Markt

Vraagbepa lende factoren De bouwmarkt is naar object onder te verdelen in: woningbouw, utiliteitsbouw en grond-, weg- en waterbouw. Binnen deze categorieën is verder onderscheid te maken naar nieuwbouw, herstel/verbouw en onderhoud. Nieuwbouwproductie is onder meer afhankelijk van het aantal afgegeven vergunnin-gen, de koopkracht van particuliere opdrachtgevers, de aanwezigheid van bouwlocaties en het vervangingsbeleid. Herstel en verbouw is voor een deel afhankelijk van de conjuncturele ontwikkeling. Enerzijds is in laagconjunctuur de bereidheid om te investeren in woningen en bedrijfs-gebouwen minder aanwezig dan in hoogconjunctuur. Anderzijds is het - zoals in de af-gelopen jaren - bij flinke prijsstijgingen van woningen aantrekkelijker om een verbou-wing van het eigen huis uit te voeren dan een duurder, nieuw huis te kopen. Groot on-derhoud en verbouwingen aan woningen zijn daarnaast sterk afhankelijk van het aantal verhuizingen. Ook hierin is een daling te constateren. Onderhoud aan woningen en gebouwen moet regelmatig gepleegd worden en is daar-door veel minder conjunctuurgevoelig. Dit marktsegment kenmerkt zich, meer dan de andere, door regelmatig terugkerende werkzaamheden en klantcontacten. Klantenbin-ding speelt hierbij dus een belangrijke rol. Particulieren vormen in dit marktsegment be-langrijke opdrachtgevers, in tegenstelling tot de andere marktsegmenten waarbij men in hoofdzaak te maken heeft met professionele opdrachtgevers. Doordat de andere segmenten in de bouw in de afgelopen jaren meer onder druk zijn komen te staan, zijn de minder conjunctuurgevoelige onderhoudswerkzaamheden in de totale bouwproductie in belang toegenomen van 22,5% in 2000 tot 25% in 2004 toe-genomen. De belangrijkste oorzaken van de groei van deze markt zijn de voortdurende groei van de gebouwenvoorraad, maar ook de veroudering van de voorraad, en daar-mee groeiende behoefte aan onderhoud. Voor het volume van de onderhoudswerk-zaamheden zijn eveneens de financiële middelen waarover eigenaren van gebouwen beschikken, bepalend.

Page 95: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

95

De woningbouwproductie werd de afgelopen jaren gekenmerkt door afnemende nieuwbouw. Een belangrijke oorzaak was de laagconjunctuur, wat tot een terughou-dendheid in de investeringen heeft geleid. In 2004 is voor het eerst sinds jaren weer sprake van een toename van de nieuwbouwproductie. Het aantal afgegeven vergun-ningen voor woningen is in 2003 en 2004 sterk toegenomen (respectievelijk 72.500 en 76.000 bouwvergunningen). Een toename van het aantal vergunningen kan overigens niet direct vertaald worden in een toename van de productie. Opdrachtgevers die een vergunning hebben aangevraagd, zullen namelijk pas tot bouwen besluiten wanneer een zeker percentage van de geplande woningen in het nieuwbouwproject daadwerke-lijk is verkocht. Gezien de huidige terughoudendheid van de consument t.a.v. het kopen van een woning kan de daadwerkelijke bouw wel eens langer op zich laten wachten. Vooral woningen in het goedkope en middeldure segment blijven in trek. De bouwsector is sterk afhankelijk van het overheidsbeleid ten aanzien van nieuwbouw; met name het door het ministerie van VROM gepresenteerde actieprogramma woning-productie is hier van belang. Met dit programma wordt beoogd de woningproductie te versnellen en te verhogen. Eveneens van positieve invloed op de woningbouwontwikke-ling is dat de overheid het voornemen heeft om gemeenten en provincies meer ruimte te geven voor woningbouw voor de eigen bevolking. De utiliteitsbouw staat al enkele jaren sterk onder druk. Vanwege de laagconjunctuur zijn de investeringen door het bedrijfsleven sterk afgenomen. Dit betreft vooral de in-vesteringen in de nieuwbouw, en in mindere mate het herstel en de verbouw. Hierbij speelt ook mee dat bedrijven afzien van een nieuw pand of de verhuizing uitstellen, omdat zij hun 'oude' pand in de huidige marktsituatie niet kwijt kunnen. Het onderhoud blijft in volume gemeten vrij stabiel. De verwachting is dat in 2005 een eind komt aan de productiedaling van de nieuwbouw. Er is een duidelijke toename te zien van de afgegeven nieuwbouwvergunningen van bedrijfsgebouwen in 2004: 5,2 miljard euro ten opzichte van 4,5 miljard euro in 2003. De grond-, weg- en waterbouw is voor nieuwbouw sterk afhankelijk van het infrastruc-tuurbudget van de overheid. In de afgelopen jaren werd er veel geïnvesteerd in projec-ten zoals de Betuwelijn en de HSL. Mede door de conjuncturele ontwikkelingen is het beleid nu meer gericht op beheer en onderhoud van de bestaande infrastructuur. Met een herstel van de economie komt er ook weer meer aandacht voor uitbreiding en ver-betering van de infrastructuur.

7.2.2 Leveranciers

Verander ingen in de keten De bouw wordt gekenmerkt door een grote verstrengeling van bedrijven. Projecten worden steeds vaker binnen bouwteams gerealiseerd. De hoofdaannemers, die het werk aannemen, schakelen gespecialiseerde aannemers in. Deze hoofdaannemers rich-ten zich meer op coördinatie van de activiteiten en combineren technische kennis met proceskwaliteit. Voor het leveren van maatwerk wordt van de aannemer vereist dat deze met een bouwkundige oplossing komt: de afzonderlijke expertises van toeleveranciers en gespe-cialiseerde aannemers worden in de ontwerpfase al optimaal ingezet. In verband met het tekort aan personeel is in de afgelopen jaren gezocht naar manieren om het bouwproces zo efficiënt mogelijk in te richten. Onder meer heeft dat tot gevolg gehad dat diverse bouwactiviteiten die vroeger op de bouwplaats zelf plaatsvonden, zijn verschoven naar bijvoorbeeld timmerwerkplaatsen, zodat bouwdelen prefab wer-den aangeleverd.

Page 96: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

96

De afgelopen jaren werd de bouw ook gekenmerkt door een grote toename van het aantal zelfstandigen zonder personeel, de zogenoemde zzp'ers: geschoolde vakkrach-ten die voor zichzelf beginnen. Deze groei lijkt nu tot staan te zijn gekomen. Was het in voorgaande jaren vooral door een economisch gunstig klimaat dat werknemers het risi-co van zelfstandigheid durfden te nemen, nu is een deel van de startende zzp'ers uit noodzaak zelfstandig gaan werken. Doordat de werkloosheid is toegenomen en de kans op een andere baan vermindert gaat men op zoek naar andere mogelijkheden, bijvoorbeeld door voor zichzelf te beginnen. Voor werkgevers is het werken met zzp'ers in een periode dat het economisch gezien minder voor de wind gaat, aantrekkelijk om-dat dit het bedrijf een grotere flexibiliteit geeft in perioden van overcapaciteit. Nu de markt weer iets gaat aantrekken, wordt de situatie voor de zzp'er gunstiger: bedrijven zijn eerder geneigd gebruik te maken van flexibele capaciteit dan nieuw personeel aan te nemen.

7.2.3 Toetreders

De bouwsector wordt gekenmerkt door een groot aantal starters. Dit komt ook tot uit-drukking in het aandeel van de starters in de bouwsector (15,2%), in het totaal aantal starters in het bedrijfsleven. In 2004 waren er ruim 7.300 startende bedrijven in de sec-tor bouw. Tot voor enkele jaren was de enorme aanwas van nieuwe bedrijven voor een belangrijk deel toe te schrijven aan de zelfstandigen zonder personeel. Dit lijkt nu veel minder te zijn. In 2003 bedroeg het aantal starters nog zo'n 5.800. Gemiddeld is het aantal starters in de periode 1987-2004 met 5,1% per jaar toegeno-men. Van de starters in de periode 1987-2004, blijkt na 5,5 jaar 58% van de nieuwe bedrijven nog actief te zijn.

tabel 7.5 Startende bedrijven in de bouw: aantal en ontwikkeling, 2004

gehele sector

aantal starters in de sector 7.342

mutatie van het aantal starters 2004 t.o.v. 1987 (in %) 5,1

aandeel van de sector in het totaal aantal starters in Nederland (in %) 15,2

overlevingskans (in % na 5,5 jaar) 58

Bron: 'Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid. Periode 1987-2004', EIM.

7.2.4 Concurrent ie

De bouwsector voelt met name in de onderhoudsmarkt externe concurrentie opkomen. Diverse werkzaamheden kunnen uitgevoerd worden door de consument zelf, of door eigen onderhoudsdiensten van bedrijven. Daarnaast verschijnen steeds meer klussenbe-drijven op de onderhoudsmarkt. In dit segment worden ook vaker werkzaamheden uit-gevoerd in het grijze circuit. Om het inschakelen van professionele bedrijven door de consument aantrekkelijker te maken, is voor schilder- en stukadoorswerk sinds 1 januari 2000 het lage BTW-tarief van kracht. Door verdergaande integratie van ICT en elektrotechniek worden de grenzen tussen de van oudsher gescheiden branches steeds vager. De werkterreinen van diverse typen in-stallateurs overlappen elkaar steeds vaker en in toenemende mate. Op het gebied van elektrotechniek zijn ook steeds vaker andere partijen actief, bijvoorbeeld beveiligings-diensten die beveiligingsinstallaties aanbrengen en ICT-bedrijven die de elektrotechniek voor hun rekening nemen. Op het gebied van de CV-installateur zijn de energiebedrij-

Page 97: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

97

ven actief die naast energie ook installatie- en onderhoudsdiensten leveren in hun strijd om de klant, met name nu de energiemarkt is vrijgegeven en afnemers van energie zelf hun leverancier kunnen kiezen. De interne concurrentie in de bouwsector betreft vooral de scherpe prijsconcurrentie onderling. Vanwege de ingezakte markt moeten meer inspanningen gepleegd worden om orders binnen te halen en wordt er scherp gecalculeerd. Dit zet de winstmarges on-der druk. Vanwege het inzakken van de nieuwbouwmarkt in de afgelopen jaren, zijn de grotere bedrijven die veelal op de grotere projectenmarkten opereren, hun werkterrein gaan verleggen naar de verbouw- en onderhoudsmarkt. Op deze markt vormen zij de concurrenten van de traditioneel op deze markten opererende kleinere bouwbedrijven.

7.2.5 Wet- en regelgeving

In 2000 heeft verlaging van het BTW-tarief voor onderhoudsschilder- en stukadoors-werk aan woningen een blijvend positief effect opgeleverd op de werkgelegenheid voor met name schildersbedrijven. Het lage BTW-tarief voor het schilders- en stukadoorson-derhoud aan woningen ouder dan vijftien jaar blijft gehandhaafd tot 1 januari 2006. Uit EIB-onderzoek blijkt deze maatregel 2.900 banen op te leveren. De aandacht voor de arbeidsomstandigheden speelt een belangrijke rol in de bouw. De sector kent een groot aantal regels op arbogebied. In het Arboconvenant Bouw en in het Convenant Veiligheid en Gezondheid op de Werkplek zijn afspraken gemaakt om te zorgen voor verdere verbetering op het vlak van gezondheid. De bouw heeft nog altijd een negatief imago: het werken in de bouw is zwaar en staat als soms gevaarlijk be-kend. Met name in de kleinere bedrijven was het op het gebied van de toepassing en het maken van een risicoanalyse vaak slecht gesteld. Intussen heeft hier een inhaalslag plaatsgevonden. Desondanks is er nog altijd veelvuldig sprake van een onveilige situatie op de bouwplaats. Uit onderzoek van de Arbeidsinspectie bleek in de helft van de on-derzochte plekken een zodanig onveilige situatie dat het werk stilgelegd moest worden, vooral vanwege valgevaar. Wat betreft het ziekteverzuim en de WAO-intrede zit de bouw op het landelijke gemid-delde. Er zijn voortdurend ontwikkelingen op het gebied van betere werkmethoden, materialen en arbovriendelijk beleid. Het verzuimpercentage in de bouwnijverheid is in 2004 ten opzichte van 2003 afgenomen, en ligt rond de 5%.

7.2.6 Samengevat

In schema 7.1 zijn de marktomstandigheden voor de onderscheiden bouwsegmenten, gebaseerd op het voorgaande, samenvattend weergegeven.

schema 7.1 Marktomstandigheden voor de bouwnijverheid

B&U GWW afwerkers installatie

tegenover afnemers +/- +/- + +

tegenover leveranciers +/- +/- + +

tegenover toetreders +/- +/- +/- +/-

m.b.t. concurrentie - - + +/-

m.b.t. wet- en regelgeving + +/- + +/-

++ = zeer gunstig, + = gunstig, +/- = neutraal, - = ongunstig, -- = zeer ongunstig voor de bouwnijverheid.

Bron: EIM, 2005.

Page 98: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

98

7.3 Kracht van de sector

7.3.1 Bedri jvendynamiek

Binnen de sector bouw is in 2004 38% van de bedrijven te typeren als een snelle en normale groeier. 39% is aan te merken als een bedrijf dat krimpt. In dit opzicht wijkt de bouw niet af van het totale bedrijfsleven. Van het aantal actieve bedrijven in 2004 is 9,9% in dat jaar opgericht. Hierin komt we-derom tot uitdrukking dat de sector bouw een zeer dynamische sector is. Voor het tota-le bedrijfsleven ligt dit percentage lager, namelijk 8,4%. Tegenover de bedrijven die dat jaar gestart zijn, heeft 6,1% de bedrijfsactiviteiten ge-staakt. Dat is iets meer dan gemiddeld in het bedrijfsleven (tabel 7.6).

tabel 7.6 Bedrijvendynamiek in de bouw (in % van het totaal aantal bedrijven in de

bouw respectievelijk het bedrijfsleven), 2004

sector bouw totaal bedrijfsleven

bedrijven verdeeld naar groeitype:

− snelle en normale groeiers

− gelijkblijvers

− groeikrimpers en overige krimpers

38

24

39

37

25

38

aantal oprichtingen in % van totaal

w.v.

− nieuwe dochters

9,9

2,1

8,4

2,4

aantal opheffingen in % van totaal

w.v.

− faillissementen

6,1

0,9

5,9

0,8

Bron: 'Bedrijvendynamiek en Werkgelegenheid. Periode 1987-2004', EIM, 2005.

7.3.2 Schaalgrootte en netwerkvorming

De sector bouw bestaat voornamelijk uit kleine bedrijven: 90% van de bedrijven heeft minder dan 10 personen in dienst. De grote bedrijven zijn in hoofdzaak te vinden bij de GWW-sector. Vaak zijn dit zeer grote ondernemingen. Dit blijkt uit het omzet- en werk-gelegenheidsaandeel van het grootbedrijf, dat 35% respectievelijk 25% bedraagt (zie tabel 7.7). Netwerkvorming is in de bouwwereld een heel belangrijk onderdeel van de bedrijfsvoe-ring. Men heeft elkaar nodig. Zoals eerder vermeld, werkt een hoofdaannemer met veel onderaannemers, waarbij de hoofdaannemer de regisseur is. Daarnaast is al eerder aangegeven dat het werken met zzp'ers een belangrijk fenomeen is. Het vormen van een netwerk waarop de aannemer kan terugvallen is van grote betekenis, omdat de aannemer te maken heeft met grote opdrachtgevers (waaronder woningcorporaties, hoofdaannemers en professionele beleggers in vastgoed) die vooral zaken doen met marktpartijen die in staat zijn grote contracten tegen scherpe tarieven aan te gaan. Een kwart van de bedrijven in het MKB in de sector bouw participeert in een netwerk. Vooral in het bouwinstallatiesegment is sprake van een toename van franchise- en mar-ketingformules. Schaalvergroting zal hier een strategische keuze zijn om de gefragmen-teerde markt waarop dit segment actief is, goed te kunnen bewerken.

Page 99: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

99

tabel 7.7 Indicatoren schaalgrootte en netwerkvorming, 2004

gehele sector

ondernemingenaandeel van het kleinbedrijf in de sector (in %) 90

omzetaandeel van het grootbedrijf in de sector (in %) 35

werkgelegenheidsaandeel van het grootbedrijf in de sector (in %) 25

gemiddelde ondernemingsgrootte (in arbeidsjaren) 6

gemiddelde omzet per onderneming (in € miljoen) 0,9

Bron: CBS, EIM.

7.3.3 Innovat ievermogen

De bedrijven in de bouw moeten voortdurend hun kennis van nieuwe technieken en werkmethoden op peil houden. De installatiebedrijven hebben bijvoorbeeld te maken met voortdurende vernieuwingen in elektronicatoepassingen. Enerzijds leidt dit tot in-tegratie van voorheen gescheiden specialismen, maar ook omgekeerd leidt dit tot op-komende of doorgroeiende nieuwe specialismen. De elektronicatoepassingen gaan steeds verder op het gebied van 'leefklimaat' in gebouwen en huizen, beveiliging, tele-matica etc. Het traditionele installatiewerk neemt af door onder meer draadloze tech-nieken. In de bouwproductie heeft men te maken met innovaties op het gebied van bouwmate-rialen en machines. De bouwondernemers worden voorzien van informatie over nieuwe ontwikkelingen vanuit de bouwmaterialenhandel en industrie. Zo zijn er bijvoorbeeld voortdurend ontwikkelingen op het gebied van kunststoffen (kozijnen) en lijmsoorten (tegelzetten). Sommige innovaties brengen ingrijpende veranderingen bij de bouwbe-drijven teweeg. Alvorens een nieuwe techniek en/of een nieuw product gebruikt wordt, moet men er immers zeker van zijn dat het goed werkt (ook op de lange termijn). Ver-der heeft het consequenties voor de organisatie van het werk en zullen er wellicht op-leidingen gevolgd moeten worden om met de nieuwe technieken/materialen vertrouwd te raken en om het steeds complexer wordende bouwproces te kunnen 'managen'. De Nederlandse bouwwereld staat vooraan als het gaat om het adopteren van nieuwe ontwikkelingen. Toch ligt het percentage MKB-bedrijven dat nieuwe producten en/of diensten introduceert, in de bouwsector lager dan in het totale MKB.

tabel 7.8 Aantal bedrijven in de bouw en het totale MKB met innovaties in de perio-

de 2002-2004 (in %)

soort innovatie

MKB sector

bouw totaal MKB

introductie van nieuwe producten en/of diensten 18 34

introductie van producten en/of diensten die nieuw zijn voor de sector 6 16

vernieuwingen of verbeteringen in de interne bedrijfsprocessen 46 56

Bron: EIM, 2005.

7.3.4 Arbeidsmarkt

In de afgelopen paar jaar is de werkgelegenheid in de bouw flink gekrompen. De bouw wordt gekenmerkt door een veelvuldig gebruik van inlening, onderaannemers, zzp'ers, uitzendkrachten en buitenlandse arbeidskrachten om pieken en dalen op te vangen. In 2004 werden echter ook in belangrijke mate in het eigen vaste personeelsbestand ar-beidsplaatsen geschrapt. De gunstige bouwprognose voor 2005 zal weer tot een toe-

Page 100: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

100

name van de werkgelegenheid in de bouwsector leiden: een arbeidsvolumestijging van 1,25%. De verwachting is dat de productiegroei een belangrijk effect heeft op het in-schakelen van zzp'ers en onderaannemers. Er zal wel personeel worden aangenomen, maar men zal toch uiterst voorzichtig zijn. In eerste instantie zullen de bouwbedrijven hun productiecapaciteit zo veel mogelijk flexibel houden. De rol van buitenlandse ar-beidskrachten is betrekkelijk gering. De verwachting is dat bouwbedrijven in 2005 hier-van nauwelijks gebruik zullen maken, vooral omdat men het imago van de bouw niet (verder) onder druk wil zetten. Buitenlandse arbeidskrachten worden op dit moment vooral nog ingeschakeld door particuliere opdrachtgevers voor onderhoudswerk. Binnen de werkgelegenheid in de sector bouw zijn de volgende ontwikkelingen te con-stateren: − er is een toename van gespecialiseerde aannemers, die vragen om specifiek opge-

leid personeel; − er is een vergrijzing van het personeelsbestand; − er is een sterke vraag naar kaderpersoneel, onder andere door een steeds verder

toenemende complexiteit van het bouwproces.

7.3.5 Samengevat

schema 7.2 Kracht van de sector

sterke punten zwakke punten

bedrijvendynamiek − veel starters − faillissementen komen meer dan

gemiddeld voor

schaalgrootte/

netwerkvorming

− netwerkvorming neemt toe (mede

door zzp)

− weinig horizontale samenwerking

innovatievermogen − Nederland voorop in adoptie nieuwe

ontwikkelingen

− minder innovatief in bedrijfsproces-

sen dan gemiddeld

arbeidsmarkt − zzp'ers zorgen voor flexibiliteit met

oog op marktveranderingen

− vergrijzing van het personeel

Bron: EIM, 2005.

7.4 Investeringen

7.4.1 Omvang en ontwikkel ing

In figuur 7.1 is te zien dat de investeringsbereidheid in de bouwnijverheid overeenkomt met het beeld van het totale MKB. Zowel in 2003 als in 2004 heeft zo'n 70% van de MKB-bedrijven in de bouwnijverheid geïnvesteerd. De omvang van de investeringen in de bouwnijverheid is echter relatief laag. Het gemiddelde bedrag dat men investeerde bedroeg in 2004 € 59.000, tegenover ruim € 90.000 gemiddeld voor het gehele MKB. Voor 2005 zijn de MKB-bedrijven in de bouwnijverheid enigszins terughoudend om te investeren. Zes op de tien ondernemers geven aan te zullen investeren. 10% is dit mo-gelijk van plan. Na enkele jaren met een negatieve omzetontwikkeling, lijkt 2005 weer een voorzichtig herstel te zien te geven. Het herstel zal van meer structurele aard moeten zijn, alvorens de bedrijven in de sector bouwnijverheid gaan investeren. De investeringen die op dit moment gepleegd worden zullen zich in hoofdzaak beperken tot noodzakelijke vervan-gingen en het voldoen aan de arbo-eisen.

Page 101: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

101

figuur 7.1 Investeringen in de bouwnijverheid, 2003 en 2004

69

73

71

70

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

bouwnijverheid

totaal MKB

realisatie 2003 realisatie 2004

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2004 en voorjaar 2005.

figuur 7.2 Verwachte investeringen in de bouwnijverheid in 2005

0% 20% 40% 60% 80% 100%

totaal MKB

bouwnijverheid

van plan te investeren investeert misschien investeert niet

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

De ontwikkeling van de investeringen in de bouwnijverheid loopt, zoals blijkt uit figuur 7.3, achter op het MKB-gemiddelde. Waar in de bouwnijverheid in 2004 voor circa 30% van de bedrijven een groei te zien was ten opzichte van 2003, gold dit voor zo'n 40% in het totale MKB.

Page 102: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

102

figuur 7.3 Ontwikkeling van de investeringen in de bouwnijverheid: 2004 ten opzichte

van 2003 (in procenten van bedrijven die zowel in 2003 als in 2004 hebben

geïnvesteerd)

0% 20% 40% 60% 80% 100%

totaal MKB

bouwnijverheid

groei gelijk gebleven daling

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

In tabel 7.9 is te zien dat in de bouwnijverheid minder vaak investeringsplannen op schrift worden gesteld (29%). In het totale MKB worden door vier op de tien bedrijven de plannen schriftelijk vastgelegd. Ten opzichte van 2004 is sprake van daling van het maken van investeringsplannen. Het aandeel bedrijven dat wel de investeringsplannen vastlegt is nog altijd hoger dan het aantal bedrijven dat de ondernemingsstrategie schriftelijk vastlegt. Slechts 20% van de MKB-ondernemers heeft zijn ondernemingsstrategie op schrift.

tabel 7.9 Investeringsplannen in de bouwnijverheid

MKB bouwnijverheid totaal MKB

2004 2005 2004 2005

investeringsplannen (in %)

− meerjarenplan 14 12 25 17

− jaarlijks plan 17 17 23 22

− geen plan op schrift 69 71 52 61

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2004 en voorjaar 2005.

7.4.2 Invester ingsdoelen en typen invester ingen

In de bouwnijverheid werden de investeringen in 2004 met name aangewend om be-staande bedrijfsmiddelen te vervangen en om te voldoen aan wet- en regelgeving. Ook kennis, opleiding en scholing en internet en ICT worden vaak als investeringscategorie-ën genoemd. Deze investeringsdoelen worden in de andere sectoren ook vaak ge-noemd. In vergelijking met 2003, is in 2004 vaker geïnvesteerd in nieuwe markten en/of producten. Kijkend naar de investeringsplannen zal internet en ICT bij de investerende MKB-bedrijven in de bouw in 2005 minder aandacht krijgen. De investeringen zullen zich

Page 103: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

103

voornamelijk beperken tot het hoognodige: de bedrijfsmiddelen die aangepast en/of vervangen moeten worden.

figuur 7.4 Investeringstypen in 2004, in procenten van bedrijven die in 2004 hebben

geïnvesteerd

62

65

42

71

56

59

37

66

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

internet en ICT

kennis, opleiding en scholing

nieuwe markten en/ofproducten

bedrijfsmiddelen

totaal MKB bouwnijverheid

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

figuur 7.5 Investeringsplannen naar investeringstypen, in procenten van bedrijven

die verwachten in 2005 te zullen investeren

56

71

41

76

36

66

31

71

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

internet en ICT

kennis, opleiding en scholing

nieuwe markten en/ofproducten

bedrijfsmiddelen

totaal MKB bouwnijverheid

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

7.4.3 Financier ing en knelpunten

Het is bekend dat een groot deel van de investeringen in het MKB gefinancierd wordt met eigen geld. De bouwnijverheid vormt hierop geen uitzondering. Circa drie op de tien ondernemers wenden vreemd geld aan. Bij zeven op de tien bedrijven die knelpun-ten hebben ondervonden (een kwart van de MKB-bedrijven in de bouwnijverheid) was de financiering een van de oorzaken.

Page 104: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

104

tabel 7.10 Financieringsbronnen en knelpunten bij de investeringen in de bouwnij-

verheid

MKB bouwnijverheid totaal MKB

financieringsbronnen (in %):

− winst uit onderneming 63 66

− overig eigen geld 15 14

− holding 1 1

− geleend geld bij banken 27 26

− financiële bijdrage van familie en andere informele investeerders 1 3

− leverancierskredieten 0 1

aantal bedrijven dat knelpunten heeft ervaren (in %) 28 25

aard van de knelpunten (in % van bedrijven met knelpunten)

− financiering 70 67

− wet- en regelgeving 7 14

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

7.5 Perspectief

7.5.1 Prognoses 2005 en 2006

Voor 2005 zal het omzetvolume van de sector bouw met 3,5% toenemen. Op alle markten wordt een groei voorzien: zowel in de nieuwbouwproductie van woningen en gebouwen, als in het onderhoud en de verbouw. Alleen investeringen in nieuwe infra-structuur zullen nog iets achterblijven. De werkgelegenheid zal met 1,5% stijgen. Voor 2006 wordt voor de sector bouw eveneens een bovengemiddelde groei voorzien. De behoefte aan arbeidskrachten zal daarmee eveneens toenemen. Extra personeel wordt daadwerkelijk ingezet bij een volledige capaciteitsbenutting van het eigen bedrijf, zodat de arbeidsproductiviteit in de sector bouw zowel in 2005 als in 2006 zal toene-men. Voor alle deelsectoren binnen de bouw wordt een omzetgroei verwacht, alleen de mate waarin verschilt. De B&U-bedrijven zullen zowel op het gebied van onderhoud als nieuwbouw omzet-groei realiseren. De oplevende economie zal ervoor zorgen dat bedrijven weer gaan in-vesteren in het onderhoud van hun gebouwen. Ook de overheid zal zich weer nadruk-kelijker richten op stadsvernieuwing, om bouw- en woontechnische achterstanden weg te werken. De nieuwbouw van woningen zal gematigd groeien, daarentegen zal de vraag naar nieuwbouw van gebouwen flink aantrekken, vooral vanuit de zorg en het onderwijs. Voor de GWW-sector is een gematigde groei te verwachten. De groei richt zich met name op de instandhouding en verbetering van de huidige infrastructuur. De afbouwbedrijven zullen zowel profiteren van toenemende nieuwbouwactiviteiten als door gestaag toenemende onderhoudswerkzaamheden. De installatiebranche zal zich eveneens gunstig ontwikkelen. De hoge installatie-intensiteit van gebouwen, in combinatie met een toenemende nieuwbouwproductie zal een impuls geven. Een groei van herstel- en verbouwwerkzaamheden zal ook de vraag

Page 105: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

105

naar allerlei installatievoorzieningen bevorderen, maar een positieve uitwerking hebben op de vraag naar meer luxe badkamers en meer comfort op het gebied van verwarming.

tabel 7.11 Prognose van de omzet-, werkgelegenheids- en winstontwikkeling in de

bouw en het totale bedrijfsleven, voor 2004 en 2005 (mutatie in % t.o.v.

voorgaand jaar)

sector bouw totaal bedrijfsleven

2005 2006 2005 2006

omzet

- volumeontwikkeling 3,50 3,50 1,00 2,25

- prijsontwikkeling 1,25 1,25 1,75 1,00

- waardeontwikkeling 4,75 4,75 2,75 3,25

werkgelegenheid (arbeidsjaren) 1,50 2,50 -0,75 0,75

winst 7,00 6,50 4,25 5,50

Bron: EIM.

tabel 7.12 Gevoeligheid van de omzet-, werkgelegenheids- en toegevoegde-waarde-

ontwikkeling in de sector bouw en het totale bedrijfsleven, voor stijging

export van Nederlandse herkomst bij huidige prognose en extra export-

stijging in 2006 (mutatie in % t.o.v. voorgaand jaar)

sector bouw totaal bedrijfsleven

bij 3,75%

groei

bij 5,75%

groei bij 3,75% groei bij 5,75% groei

omzet 3,50 3,50 2,25 2,75

werkgelegenheid (arbeidsjaren) 2,50 2,50 0,75 1,00

toegevoegde waarde 3,50 3,50 2,25 2,50

Bron: EIM, 2005.

tabel 7.13 Gevoeligheid van de omzet-, werkgelegenheids- en toegevoegde-waarde-

ontwikkeling in de sector bouw en het totale bedrijfsleven, voor loonkos-

ten in 2006 bij huidige prognose en extra loonkostenstijging in 2006 (muta-

tie in % t.o.v. voorgaand jaar)

sector bouw totaal bedrijfsleven

bij 0,25%

stijging

bij 1,25%

stijging

bij 0,25%

stijging

bij 1,25%

stijging

omzet 3,50 3,50 2,25 2,25

werkgelegenheid (arbeidsjaren) 2,50 2,25 0,75 0,75

toegevoegde waarde 3,50 3,75 2,25 2,25

Bron: EIM, 2005.

Aangezien de bouwsector niet of nauwelijks exporteert, zijn deze prognoses voor de ontwikkeling van de bouw in vergelijking met andere sectoren op korte termijn weinig gevoelig voor fluctuaties in de groei van de wereldhandel (zie tabel 7.13). Een eventuele stijging van de loonkosten zou de prognoses wel licht kunnen beïnvloeden. Bij de prog-

Page 106: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

106

noses is ervan uitgegaan dat de loonkosten in 2006 stabiel blijven ten opzichte van 2005. Mochten de loonkosten in 2006 1% hoger liggen dan in 2005, dan brengt dit voor de bouw een iets sterkere toegevoegdewaardegroei met zich mee, doordat con-sumenten door hogere lonen meer te besteden hebben. De werkgelegenheidsontwikke-ling pakt in dat geval echter wel iets negatiever uit (tabel 7.13).

7.5.2 Een bl ik vooruit

Op de lange termijn zijn de vooruitzichten voor de sector positief. De sterkste groei wordt verwacht voor de nieuwbouwproductie van utiliteitsgebouwen. Het herstel van deze in de afgelopen jaren ingezakte markt komt na 2005 sterk op gang, met name door een sterk groeiende vraag vanuit de zorg en het onderwijs. Ook de onderhouds- en verbouwmarkt zal een voortdurende groei te zien geven. Dit hangt samen met de groei van de gebouwenvoorraad, de trend om onderhoud in eigen beheer af te stoten, de veroudering van de gebouwenvoorraad met als gevolg dat onderhoud noodzakelij-ker wordt, en economische groei. De overheid zal met betrekking tot de GWW-markt in eerste instantie geld vrijmaken voor het onderhoud en daarna pas tot investeringen in nieuwbouw overgaan. De nieuwbouwproductie van woningen zal bij deze ontwikkelin-gen achterblijven. In de afgelopen jaren was hier al een herstel in productie zichtbaar, dat zich in de komende jaren in bescheiden vorm voortzet. Door demografische facto-ren als gezinsverdunning en vergrijzing blijft de woningbehoefte groot en zijn er veran-derende woonwensen. De Nota Ruimte biedt in het kader van de nieuwbouw meer vrij-heid voor de lagere overheden en krijgt economie een zwaar accent. De bouw zal in de komende jaren te maken krijgen met een vergrijzing van het perso-neelsbestand. De verwachting is dat in 2010 een kwart van het personeelsbestand 55 jaar of ouder is (15% in 1990). Bouwbedrijven zullen meer aandacht gaan besteden aan een gericht ouderenbeleid om de werknemers te behouden, in een fysiek zware werk-omgeving. Dit kan veranderingen in het interne bedrijfsproces betekenen.

7.6 Meer informatie over de sector

sectororganisaties website

Bouwend Nederland, Gouda

Telefoon: (0182) 56 75 67

Ondernemersorganisatie schilders- en onderhoudsbranche

(Fosag), Gouda

Telefoon: (0182) 57 14 44

Nederlandse Vereniging van Bouwondernemers (NVB), Voorburg

Telefoon: (070) 386 02 04

Nederlandse Ondernemersvereniging voor Afbouwbedrijven

(NOA), Veenendaal

Telefoon: (0318) 52 72 90

UNETO-VNI, Zoetermeer

Telefoon: (079) 325 06 50

www.bouwendnederland.nl

www.fosag.nl

www.nvb-bouw.nl

www.noanederland.nl

www.uneto-vni.nl

Page 107: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

107

vakbladen

• Aannemer • Bouwmarkt • Bouwwereld • Cobouw • Renovatie & Onderhoud • NOA magazine

• Intech Klimaat en Sanitair • Intech Elektro en ICT

Page 108: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei
Page 109: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

109

8 Autosector

De autosector kan worden opgesplitst in de autodetailhandel en de autogroothandel. De autodetailhandel, waarmee de auto- en reparatiebedrijven, de autoservicebedrijven en de benzinestations worden aangeduid, bestaat voornamelijk uit MKB-bedrijven. De omzet van de autodetailhandel bestaat in hoofdzaak uit de verkoop van nieuwe en ge-bruikte personenauto's en het uitvoeren van onderhouds- en reparatieactiviteiten. Veel van deze bedrijven zijn daarnaast ook actief op het gebied van de verkoop van motor-brandstoffen. Voor de benzinestations is de verkoop van motorbrandstoffen uiteraard de 'corebusiness', die in vele gevallen overigens gecombineerd wordt met de verkoop van een al dan niet uitgebreid assortiment aan zogenoemde gemaksartikelen. De autogroothandel wordt gevormd door de importeurs van personenauto's en be-drijfswagens. De omzet van de autogroothandel bestaat vooral uit investeringsgoederen (leveringen van wegtransportmiddelen aan bedrijven) en intermediaire leveringen (leve-ringen van auto's aan de autodetailhandel).

8.1 De sector in cijfers

8.1.1 Omvang

Op 1 januari 2005 waren er ongeveer 21.000 bedrijven actief in de autosector. Dit is een lichte daling ten opzichte van vorig jaar. Het merendeel (99%) van de bedrijven be-hoort tot het midden- en kleinbedrijf (MKB). Van de bedrijven in de autosector heeft 90% minder dan 5 werknemers in dienst. De sector is jaarlijks goed voor een omzet van € 65 miljard. Hiervan komt 46 miljard eu-ro (71%) tot stand in het MKB. De autosector is sterk binnenlands gericht, de export-omzet bedraagt 2 miljard euro. Dit is ongeveer 1% van de totale omvang aan export van het Nederlandse bedrijfsleven.

tabel 8.1 De autosector in 2004

autosector

MKB totaal

aandeel van de auto-

sector in totaal be-

drijfsleven (in %)

aantal ondernemingen per 31-12-2004 (x 1.000) 21 22 3

werkgelegenheid in arbeidsjaren (x 1.000) 117 139 2

omzet (x € miljard) 46 65 5

exportomzet (x € miljard) 2 2 1

bruto toegevoegde waarde (x € miljard) 5 8 2

Bron: CBS, bewerking EIM.

8.1.2 Samenstel l ing

Bijna tweederde van de omzet van de autosector wordt behaald door de autodetail-handel, terwijl 86% van de ondernemingen behoort tot de autodetailhandel. De auto-detailhandel bestaat voornamelijk uit kleinschalige bedrijven. De autogroothandel is grootschaliger qua opzet. Qua aantal ondernemingen neemt de autogroothandel min-der dan een vijfde deel van de autosector voor zijn rekening, terwijl qua omzet de au-togroothandel goed is voor ruim eenderde van het geheel (tabel 8.2).

Page 110: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

110

tabel 8.2 De autosector verdeeld naar deelsectoren in 2004 (in %)

ondernemingen werkgelegenheid omzet

aantal

(x 1.000) in %

arbeidsjaren

(x 1.000) in % € miljard in %

autogroothandel 3 14 27 19 24 36

autodetailhandel en benzineservice 18 86 112 81 41 64

totaal 22 100 139 100 65 100

Bron: CBS, bewerking EIM.

8.1.3 Economisch funct ioneren

Markt voor n ieuwe personenauto's l i j k t verzad igd In 2004 werden in totaal 483.885 personenauto's geregistreerd, een daling van onge-veer één procent ten opzichte van 2003. Deze daling wordt verklaard door het uitblij-vende economische herstel, het geringe consumentenvertrouwen en de prijsstijging die zich de afgelopen jaren heeft voorgedaan. De automarkt is min of meer verzadigd en lijkt voornamelijk een vervangingsmarkt. De verkopen schommelen al enkele jaren rond de 500.000 auto's, met in de goede jaren 1999 en 2000 uitschieters tot circa 600.000. Voor 2005 rekenen de RAI Vereniging en de BOVAG op een stabiele markt van 490.000 nieuwe personenauto's. Vooralsnog lijken die inschattingen aan de optimistische kant: in de eerste zes maanden van 2005 zijn ruim 11.000 auto's minder geregistreerd dan in diezelfde periode in 2004.

Verkoop gebru ikte personenauto's l i cht gedaa ld De verkoop van gebruikte auto's is in 2004 eveneens licht gedaald. Uit cijfers van de BOVAG blijkt dat er in 2004 1.856.202 gebruikte auto's werden verkocht. In 2003 be-droeg dat aantal nog 1.862.053, een zeer lichte daling van ongeveer een half procent. De professionele autobedrijven blijken het belangrijkste aankoopkanaal voor gebruikte auto's. Ruim 40% van de gebruikte auto's wordt particulier gekocht en de rest via de professionele autobedrijven.

Markt voor bedr i j f svoertu igen laat du ide l i jk herste l z ien Tegenover de stagnerende personenautoverkopen vertoont de markt van bedrijfsvoer-tuigen een duidelijk herstel. Met name de markt voor zware vrachtwagens kende in 2004 een sterke groei. Het aantal verkochte bedrijfsvoertuigen bedroeg in 2004 101.482, een stijging van maar liefst 12% ten opzichte van 2003. Het gros van deze verkopen bestaat uit bestelauto's (86%), de overige verkopen zijn vrachtwagens, trek-kers, autobussen en speciale voertuigen zoals brandweerauto's en takelwagens. De af-zet van bestelwagens bedroeg in 2004 86.799 voertuigen, een stijging van 13% ten opzichte van 2003.1

De stijgende lijn lijkt zich ook in 2005 voort te zetten. In de eerste maand van 2005 zijn namelijk 1.858 nieuwe vrachtwagens geregistreerd, 8% meer dan in dezelfde periode vorig jaar. Sinds mei 2001 zijn er in een maand tijd niet meer zoveel vrachtwagens ver-kocht. Het lijkt erop dat de markt voor duurzame goederen weer aan het aantrekken is.

1 Cijfers zijn afkomstig uit Duurzaam mobiel, RAI jaaroverzicht 2004.

Page 111: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

111

De verkoop van vrachtwagens is vaak een indicator van een beginnende economische opleving. In tabel 8.3 staat een overzicht van de verkoopaantallen van de diverse soorten auto's in de afgelopen 4 jaar.

tabel 8.3 Autoverkopen 2001-2004

nieuwe

personenauto's

gebruikte

personenauto's bedrijfsvoertuigen

2001 530.287 1.902.124 101.461

2002 510.744 1.849.108 95.537

2003 488.841 1.862.053 90.973

2004 483.885 1.856.202 101.482

Bron: BOVAG, 2005.

Onderhoudsmarkt De totale onderhoudsmarkt neemt sinds een aantal jaren af. Dit is vooral een gevolg van de toenemende kwaliteit waarmee nieuwe auto's worden geproduceerd. Hierdoor worden de onderhoudsintervallen groter en daalt de onderhoudsbehoefte. Daarnaast is er in Nederland een stijgend aandeel van auto's ouder dan 10 jaar. Veel eigenaren van auto's van deze leeftijd hebben de neiging de auto's 'af' te rijden. Reguliere beurten worden overgeslagen en alleen de hoogstnoodzakelijke reparaties worden uitgevoerd, zo blijkt uit onderzoek van Deloitte.

Omzetontwikke l ing De autosector heeft in 2004 in zijn geheel qua volume een lichte omzetdaling gekend, zo blijkt uit tabel 8.4. Het volume van de omzet daalde met 0,50%. De autogroothan-del scoorde nog positief (+0,75%), maar de autodetailhandel en benzineservice daaren-tegen niet (-0,75%). Met name de dalende verkoop van personenauto's is hier debet aan. Voor 2005 wordt verwacht dat de omzet gelijk zal blijven. De verkoop van nieuwe per-sonenauto's neemt in 2005 waarschijnlijk licht af en de verkoop van occasions neemt gematigd toe. Het aantal verkochte bestelauto's zal in de eerste helft van het jaar toe-nemen als gevolg van het afschaffen van de BPM-vrijstelling voor particulieren met een grijs kenteken. Particulieren zullen op deze afschaffing reageren door de aanschaf van bestelauto's die anders pas veel later vervangen zouden worden, naar voren te halen.

tabel 8.4 Volumeontwikkeling van de omzet in de autosector 2004-2005, totaal en

per deelsector

omzetontwikkeling (in % t.o.v. het jaar daarvoor)

2004 2005

autogroothandel 0,50 0,50

autodetailhandel en benzineservice -0,75 -0,75

totaal -0,50 -0,50

Bron: EIM (2005 raming).

Page 112: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

112

Arbe idsproduct iv i te i t Een kengetal voor de arbeidsproductiviteit is de gemiddelde bruto toegevoegde waarde per arbeidsjaar. Voor het MKB in de autosector heeft deze een waarde van € 43.750. Dat is in vergelijking met veel andere sectoren uit het bedrijfsleven niet erg hoog. De arbeidsproductiviteit bedraagt in het MKB ongeveer 59.000 euro. Met de omvang van het bedrijf neemt ook de arbeidsproductiviteit toe. Het kleinbedrijf heeft een gemiddel-de arbeidsproductiviteit van 55.000 euro, terwijl dit voor het midden- en grootbedrijf 64.000 en 78.000 euro bedraagt. Eén van de verklaringen voor de relatief lage arbeidsproductiviteit is het grote aandeel kleinbedrijven in de autosector.

Exp lo i ta t iebee ld In tabel 8.5 is het exploitatiebeeld gegeven van de autosector. De exploitatiekosten ko-men neer op 36% van de brutoproductie. Hiervan nemen de loonkosten 28% voor hun rekening. Het andere deel is voornamelijk toe te schrijven aan huisvestings- en energie-kosten. 'Onder de streep' blijft er gemiddeld 15% van de brutoproductie over. Dit klinkt gun-stig, maar dit cijfer wordt vertekend doordat een belangrijk deel van de winsten van het kleinbedrijf ook de beloningen voor de ondernemer en de eventuele meewerkende ge-zinsleden bevat.

tabel 8.5 Exploitatiebeeld van de autosector in 2004

in % van de brutoproductie

brutoproductie 100

verbruik 50

bruto toegevoegde waarde 50

bedrijfskosten 36

waarvan:

- loonkosten 28

winst voor belastingen 15

Bron: CBS, bewerking EIM.

8.2 Marktomstandigheden

8.2.1 Afnemers

De tegenstelling tussen de personen- en de bedrijfswagensector weerspiegelt het ver-schil in het vertrouwen tussen de consument en het bedrijfsleven in economisch herstel. Terwijl veel ondernemers een voorschot nemen op economisch betere tijden en de in-vesteringen opvoeren, kijkt de consument de kat uit de boom. Ondanks het economische herstel was de Nederlandse consument in 2004 nog erg te-rughoudend met zijn uitgaven. Hiervoor was een aantal oorzaken aan te wijzen, zoals het afnemen van het beschikbaar gezinsinkomen en het lage consumentenvertrouwen. De bedrijven daarentegen zijn weer bereid om te gaan investeren; de aantrekkende winsten en het aantrekken van de bedrijvigheid zijn hier debet aan.

Page 113: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

113

Automarkt toch in beweging Hoewel de verkoop van personenauto's vrij stabiel lijkt te zijn, is de markt sterk in be-weging, in de zin van toenemende marktfragmentatie naar soorten auto's. Nadat er ja-renlang een sterke groei is geweest in de vraag naar MPV's zitten nu vooral SUV's (Sports Utility Vehicles), luxe terreinwagens, in de lift. Ook de belangstelling voor ca-briolets en coupés neemt toe. Daarentegen loopt het ooit zo dominante aandeel van sedans en hatchbacks duidelijk terug.1

Aanta l auto's per hu ishouden s t i jg t Nederland telde in 2004 bijna 8 miljoen personen- en bedrijfswagens. Dat zijn er bijna twee miljoen meer dan 10 jaar geleden. De groei van het wagenpark is vooral toe te schrijven aan het grotere aantal auto's per huishouden. In 8 van de 10 gezinnen is meer dan één auto aanwezig. De emancipatie van de vrouw heeft daartoe flink bijgedragen. Meer tweede en derde auto's per gezin en meer vrouwelijke verkeersdeelnemers heb-ben de autodichtheid een flinke duw in de rug gegeven. De gevolgen daarvan onder-vinden we dagelijks, want bij een gelijkblijvende infrastructuur steeg de gemiddelde ver-keersdrukte met zo'n 28% en op de snelwegen zelfs met 32%.2

Onderhoud: consument k ies t voor ver t rouwd adres De Nederlandse automobilist gaat voor het onderhoud aan zijn auto meestal naar een vertrouwd adres. Hoewel 'switchgedrag' zeker aan de orde is, is de overstap naar een ander soort werkplaats geen veelvuldig voorkomend verschijnsel. Vooral de klant van de merkdealer heeft een grote mate van binding met zijn werkplaats. Dit blijkt uit onder-zoek van TNS NIPO onder een representatieve groep van Nederlandse autobezitters. Het percentage consumenten dat voor hun eigen dealer kiest is sinds 1999 opgelopen van 43% naar 50%. Dit is vooral ten koste gegaan van de fast fitters, die hun marktaandeel zag afnemen van 17% in 1999 naar 2%. De merkdealer kan met een serieuze bedreiging te maken krijgen indien de universeel en de fitter aanzienlijke prijsdalingen doorvoeren. Echter de consument merkt nog wei-nig veranderingen als het gaat om onderhoud aan auto's, ook niet als het gaat om de gevolgen van Europese regelgeving. Met de Monti-regeling, zoals die van kracht is sinds oktober 2003, is de Nederlandse autobezitter over het algemeen onbekend. Slechts één op de 25 automobilisten (4%) geeft aan ooit iets gehoord of gelezen te hebben over de Monti-regelgeving (TSN NIPO).

Brandstofpr i j zen b l i j ven s t i jgen Autorijdend Nederland gaat steeds meer gebukt onder de stijging van de benzine- en dieselprijzen als gevolg van de hoge prijs van de ruwe olie. De laatste jaren zijn de prij-zen van een liter benzine of diesel sterk gestegen. Op 1 januari 2005 kostte een liter benzine nog € 1,185. Medio juli is de prijs gestegen naar boven de €1,40 een prijsstij-ging van maar liefst 18% in een half jaar tijd. Door de stijging van de brandstofprijzen wordt autorijden steeds duurder.

1 Uit:Duurzaam mobiel, RAI jaaroverzicht 2004.

2 Bron: 'Tweede auto bij gezinnen én vrouwen stuwt wagenpark', Rai Vereniging (2005).

Page 114: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

114

8.2.2 Leveranciers

Autofabr ikanten De fabrikanten van motorvoertuigen en reserveonderdelen distribueren hun producten via netwerken van distributeurs, de zogenaamde dealers. De fabrikanten werken ook met netwerken van erkende reparateurs. Nederland is geen groot autoland, zoals Duitsland. Toch staat ons land helder op de au-tomotive kaart. Dit komt omdat Nederland enkele sterke kerngebieden heeft, zoals de technologie rondom de continu variabele transmissie (CVT) en de ontwikkeling van in-telligente voertuigen (de zogeheten smart vehicles). De afgelopen 5 jaar is het aantal autofabrikanten na alle fusies en overnames sterk ge-daald. De lage bedrijfswinsten en de toenemende overcapaciteit dwingen de autofabri-kanten tot verdere standaardisatie en kostenbesparingen. De concurrentiestrijd op de Europese automarkt is letterlijk moordend; het faillissement van de Engelse autofabri-kant MG Rover is daar een voorbeeld van. Maar ook Nederlands enige autofabriek heeft het zwaar. In het personeelsbestand van Nedcar zal flink worden gesneden: van de 3.900 medewerkers zullen bijna 700 banen gaan verdwijnen.

Autogroothandel De nieuwe Europese regelgeving (Europese mededingingswetgeving, zogenaamde Monti-regelgeving) inzake distributie van auto's heeft haar invloed al doen gelden. De scheiding tussen het merkgebonden kanaal (verkoop en onderhoud van nieuwe auto's door aan een bepaald merk gebonden dealerbedrijven) en het merkonafhankelijke ka-naal (verkoop en onderhoud van auto's door vrije, universele autobedrijven) is aan het vervagen. Het merkgebonden kanaal is bezig zijn bestelsystemen toegankelijk te maken voor het universele autobedrijf en de (merk)onderdelen te distribueren naar de universe-le garagist. De universele groothandel op zijn beurt tracht door het aanbieden van werkplaatsconcepten, ondersteuning met technische informatie en geautomatiseerde bestelsystemen de band met de garagist te versterken. Door online-communicatie tussen importeur/componentfabrikant en de garagist veran-dert de functie van de tussenliggende schakels in de keten. Verwacht wordt dat nog meer dan voorheen de nadruk op logistieke dienstverlening komt te liggen. De grote (merk)dealerholdings onderzoeken serieus de mogelijkheden die de nieuwe Europese wetgeving ze biedt door zich te oriënteren op nieuwe toeleveranciers die de onderde-lenvoorziening kunnen verzorgen. De universele groothandel heeft door zijn sterke dis-tributienetwerk nog een duidelijke pre ten opzichte van andere marktpartijen. Deze voorsprong kan door verbetering van het logistieke proces bij andere marktpartijen snel veranderen. De voortgaande concentratie van componentenfabrikanten noopt de groothandel tot samenwerking en vorming van strategische allianties.1

8.2.3 Toetreders

In 2004 groeit het aantal starters in alle sectoren, met een tamelijk spectaculaire toe-name van 19% voor het totale bedrijfsleven. Ook de autosector had met een dergelijke groeisprong te maken. Het aantal startende bedrijven is in 2004 met 17% gestegen. Deze positieve trendbreuk is niet het gevolg van 'pull-factoren' zoals verbeterde kansen waar nieuwe ondernemers op afkomen, maar eerder 'push-factoren' zoals (dreigende) werkloosheid. Veel jonge bedrijven verdwijnen echter binnen 5 jaar weer. Van alle startende bedrijven overleeft 48% het na 5,5 jaar nog in de autosector. De overlevingskansen verschillen

1 Uit: Cijfers en Trends, Rabobank (2004).

Page 115: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

115

per sector. Starters in de bouwnijverheid hebben goede papieren om de eerste 5,5 jaar te overleven, met een aandeel overlevers van 58%. Nieuwkomers in de groothandel hebben naar verhouding de geringste kans om de eerste 5 jaar te overleven, gevolgd door die in de detailhandel en de autobranche.

tabel 8.6 Startende bedrijven in de autosector: aantal en ontwikkeling, 2004

gehele sector

aantal starters in de autosector 1.075

mutatie van het aantal starters 2004 t.o.v. 1987 (in %) 1,9

aandeel van de autosector in het totaal aantal starters in Nederland (in %) 2,2

overlevingskans (in % na 5,5 jaar) 48

Bron: 'Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid. Periode 1987-2004', EIM.

8.2.4 Concurrent ie

Als gevolg van de nieuwe Europese regelgeving is de structuur van de markt aan het veranderen. Voorheen waren er dealers, universele garages en snelfitters. Langzaam wordt de verkoop gescheiden van het onderhoud en de reparaties, waarbij de universe-le garages zich kunnen kwalificeren als erkend reparateur voor specifieke merken. Tege-lijk gaan ketens als Kwik-fit meer reparatiewerk verrichten en nemen ze werkplaatsen van dealers over1. De grens tussen merk en universeel vervaagt. Toch is het effect van

de nieuwe Europese regels (de zogenaamde Monti-regelgeving) vooralsnog beperkt. Ook de door velen voorspelde opkomst van alternatieve afzetkanalen, zoals megastores voor verschillende merken en verkoop via internet, komt nog nauwelijks van de grond; potentiële kopers blijken internet vooral te gebruiken om informatie in te winnen, maar lijken meer vertrouwen te hebben in het traditionele dealerapparaat dan in nieuwe aanbieders.2

8.2.5 Wet- en regelgeving

Sectorspec i f ieke wet- en rege lgev ing Op 1 juli 2005 is de nieuwe regelgeving voor grijs gekentekende bestelauto's van kracht geworden. Om het 'oneigenlijke' gebruik van bestelauto's door particulieren in te dammen heeft het kabinet in het Belastingplan 2005 het fiscale regime voor lichte be-drijfsauto's gewijzigd. Kort samengevat komt de nieuwe regelgeving erop neer dat van-af 1 juli alle lichte bedrijfsauto's tot 3,5 ton gvw, die voor het eerst in Nederland wor-den geregistreerd, BPM-plichtig worden. Kopers die kunnen aantonen dat zij onderne-mer zijn kunnen de BPM bij de belastingdienst terugvragen.

Bele idskoers in komende ja ren

Nota Mobi l i te i t In 2004 is de Nota Mobiliteit uitgebracht. De ondertitel van de nota is 'voor een bereik-bare en voorspelbare reistijd'. De Nota Mobiliteit geeft de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en vervoersbeleid voor de komende decennia. Centraal staat dat mobiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor economische en sociale ontwikkeling. Een goed

1 Uit: RAI Voorrang, nr. 8 2005.

2 Uit: Duurzaam mobiel, RAI jaaroverzicht 2004.

Page 116: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

116

functionerend systeem voor personen- en goederenvervoer en een betrouwbare bereik-baarheid zijn essentieel om de economie en de internationale concurrentiepositie van Nederland te versterken. Enkele aandachtspunten in de nota zijn: − het verbeteren van de bereikbaarheid, op korte termijn onderhoudsachterstanden

inhalen; − groei van verkeer en vervoer mogelijk maken; − betrouwbare en voorspelbare bereikbaarheid van deur tot deur; − meer publiek-private samenwerking; − meer innovatie binnen de mobiliteitssectoren; − een daadkrachtige overheid.

BPM staat ter d i scuss ie In juni 2005 heeft de Europees Commissaris Kovacs van Belastingen een voorstel inge-diend om de BPM tussen 2006 en 2016 geleidelijk af te schaffen. In Nederland moeten kopers van nieuwe auto's de BPM (Belasting van Personenauto's en Motorrijwielen) be-talen. Soortgelijke heffingen kunnen sterk per land verschillen. De voornaamste reden voor het willen afschaffen door de eurocommissaris is dat momenteel maar heel weinig automobilisten hun wagen bij een dealer in het buitenland bestellen, terwijl de 'kale' prijs daar soms lager is. Op Prinsjesdag zal het kabinet een voorstel lanceren om de BPM te differentiëren naar de relatieve zuinigheid en de relatieve CO2-uitstoot van auto's. Relatief, want gekop-peld aan de grootte van de auto, zoals aangegeven op de energielabels die iedere dea-ler op de nieuwe auto's in de showroom moet aanbrengen. De gedachte is dat de zui-nigste auto's een korting krijgen op de BPM en dat voor onzuinige auto's een extra ho-ge BPM verschuldigd is.

Ki lometerhef f ing De afgelopen tijd is er al veel discussie geweest over de invoering van de kilometerhef-fing. Toch zal de invoering van kilometerheffing voor de Nederlandse automobilisten op zijn vroegst pas in 2014 plaatsvinden. Bij kilometerheffing betalen automobilisten meer naarmate ze meer kilometers rijden. Vaste lasten, zoals motorrijtuigenbelasting, kunnen dan worden verminderd of afgeschaft. Automobilisten betalen zo voor het gebruik en niet voor het bezit van een auto. De Nederlandse overheid hoopt daarmee het pro-bleem van de files in Nederland te kunnen aanpakken.

Verbod op losse spu l len in de auto Paraplu's, tassen en andere voorwerpen mogen vanaf 1 januari 2006 niet meer los in de auto rondslingeren als het aan minister Peijs ligt. Bij een botsing kunnen losse voorwer-pen voor levensgevaarlijke situaties zorgen, daarom heeft minister Peijs in het nieuwe voertuigreglement een verbod op losse voorwerpen in de auto opgenomen. De Tweede Kamer zal zich na de zomer van 2005 buigen over het nieuwe voertuigreglement.

Page 117: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

117

8.2.6 Samengevat

schema 8.1 Marktomstandigheden voor autosector

autodetailhandel autogroothandel

tegenover afnemers +/- +/-

tegenover leveranciers - -

tegenover toetreders + +

m.b.t. concurrentie + +

m.b.t. wet- en regelgeving + +

++ = zeer gunstig, + = gunstig, +/- = neutraal, - = ongunstig, -- = zeer ongunstig voor de autosector.

Bron: EIM, 2005.

8.3 Kracht van de sector

8.3.1 Bedri jvendynamiek

De dynamiek in de autobranche is niet erg groot. Het aantal oprichtingen ligt met 6,0% van het totale aantal ondernemingen achter op het landelijke gemiddelde voor het ge-hele bedrijfsleven (8,4%). De laatste jaren is het aantal bedrijfsbeëindigingen in het Nederlandse bedrijfsleven toe-genomen. Die trend is in 2004 voortgezet: het aantal bedrijfsbeëindigingen ligt inmid-dels boven de 48.000. Ook in de autosector is dit het geval: in 2004 bedroeg het aantal stoppers 1.020 ten opzichte van 970 in 2003. De redenen om te stoppen met een bedrijf zijn uiteenlopend. Meestal denkt men in de eerste plaats aan een faillissement, maar dat betreft in de autosector slechts 18% van alle bedrijfsbeëindigingen.

tabel 8.7 Bedrijvendynamiek in de autosector, 2004

autosector totaal bedrijfsleven

bedrijven verdeeld naar groeitype:

- snelle en normale groeiers - gelijkblijvers - groeikrimpers en overige krimpers

28

32

40

37

25

38

aantal oprichtingen in % van het totaal

w.v.

- nieuwe dochters

6,0

1,7

8,4

2,4

aantal opheffingen in % van het totaal

w.v.

- faillissementen

3,8

0,7

5,9

0,8

Bron: 'Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid. Periode 1987-2003'. EIM, 2005.

8.3.2 Schaalgrootte en netwerkvorming

De autosector wordt sterk gekenmerkt door zijn kleinschaligheid. Bijna 90% van de be-drijven in de autosector behoort tot het kleinbedrijf (zie tabel 8.8). Daarnaast blijkt deze kleinschaligheid uit de gemiddelde ondernemingsgrootte van 6 arbeidsjaren.

Page 118: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

118

tabel 8.8 Indicatoren schaalgrootte en netwerkvorming, 2004

autosector

ondernemingenaandeel van het kleinbedrijf in de autosector (in %) 88

omzetaandeel van het grootbedrijf in de autosector (in %) 29

werkgelegenheidsaandeel van het grootbedrijf in de autosector (in %) 16

gemiddelde ondernemingsgrootte (in arbeidsjaren) 6

gemiddelde omzet per onderneming (in € miljoen) 3,0

Bron: CBS, EIM.

Uit recent onderzoek van het adviesbureau DealerSupportNetwerk is gebleken dat de 50 grootste dealerholdings in Nederland inmiddels al ruim 33% van de nieuwverkoop van personen- en bestelauto's in handen hebben. Dit onderzoek peilde de situatie over 2004, dus nog vóór de start van de vestigingsvrijheid van dealerbedrijven. Autodealers kunnen zich vanaf 1 oktober 2005 vrijelijk binnen Europa vestigen. Men dient echter wel te blijven voldoen aan de door fabrikanten opgelegde vereisten. Soortgelijk onderzoek is ook in het Verenigd Koninkrijk en Duitsland uitgevoerd. De ver-koopconcentratie in beide landen is sterk verschillend: de Britse top-50 was in 2004 al goed voor 37% van de totaalmarkt, in Duitsland vertegenwoordigt de top-50 slechts 13% van het volume. De verwachting is dat de machtsconcentratie in Nederland de komende jaren verder zal toenemen. Grote dealerholdings zullen de vestigingsliberalise-ring aangrijpen om meer schaalvoordeel uit hun omvang te behalen. Bovendien zullen er de komende jaren veel kleinere autobedrijven van de markt verdwijnen door gebrek aan opvolging. De grootste autodealer is de beursgenoteerde Stern-groep. De 70 Sternvestigingen te-zamen waren in 2004 goed voor 19.400 nieuwe auto's, 3,4% van de totaalverkoop in ons land. Dealer Groep Pon en Kroymans Retail Groep staan op de tweede respectieve-lijke derde plaats1.

8.3.3 Innovat ievermogen

Het innovatievermogen van een sector is onder andere af te lezen uit het aantal intro-ducties van producten en/of diensten en uit het doorvoeren van vernieuwingen of ver-beteringen in de interne bedrijfsprocessen.

Producten en d iensten Nederland is weliswaar een klein automobielland, maar de industrie neemt op bepaalde plaatsen een sterke positie in. Om de internationale technologiepositie te versterken is twee jaar geleden het Automotive Technology Centre in het leven geroepen. Het be-langrijkste doel hiervan is de bedrijfstak voor Nederland te behouden en verder uit te breiden. Het centrum dient om het innovatieniveau op peil te houden. Het ATC initieert diverse innovatieprojecten, zoals elektrische transmissie voor de toepassing van hybride-voertuigen zoals de Toyota Prius. Maar ook het project City Mobiel om de congestie in steden te verminderen of het project CSPTO (Constant Speed Power Take-Off), waarbij het vermogen wordt afgenomen van een motor en wordt ingezet voor andere doelein-den zoals koelinstallaties. De AutoRai 205 heeft dit jaar weer plaatsgevonden. Deze grote tentoonstelling is de plek waar de nieuwste ontwikkelingen in de branche worden tentoongesteld. Zo vinden

1 Bron: DealerSupportNet.

Page 119: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

119

er met name veel ontwikkelingen plaats op het gebied van schone en ultrazuinige au-to's. Het gebruik van informatietechnologie neemt in de autosector toe; zo is er in toene-mende mate sprake van on board electronics. Bijna één op de tien automobilisten (9%) heeft een navigatiesysteem in de auto. Ruim een jaar geleden was dit nog maar 2%.

Bedr i j f sprocessen De invloed van IT is sterk merkbaar op het gebied van EDI (Electronic Data Interchange), het elektronisch uitwisselen van data. Eén van de toepassingen waar EDI in de komende jaren van strategisch belang wordt, is de elektronische onderdelencatalogus. Momen-teel opereren er in Nederland meerdere bestelsystemen en catalogussystemen naast el-kaar. Opgaan van de verschillende systemen in één universeel systeem is aanmerkelijk efficiënter en sterk kostenverlagend.

8.3.4 Samengevat

schema 8.2 Kracht van de autosector

sterke punten zwakke punten

bedrijvendynamiek - het aantal oprichtingen ligt

hoger dan het aantal ophef-

fingen

- relatief weinig dynamiek

- overlevingskans na 5 jaar is

relatief laag

schaalgrootte/netwerkvorming - toenemende schaalvergroting

bij autodealers

- autosector is kleinschalig

innovatievermogen - veel productinnovatie (fabrikan-

ten)

- autodealers zijn relatief weinig

innovatief

Bron: EIM, 2005.

8.4 Investeringen

8.4.1 Omvang en ontwikkel ing

In de autohandel wordt redelijk veel geïnvesteerd; in figuur 8.1 is te zien dat acht van de tien MKB-ondernemers dit hebben gedaan in 2004. In vergelijking met 2003 is er sprake van een lichte groei van het aantal investerende bedrijven. Het gemiddelde in-vesteringsbedrag ligt met € 52.000 echter lager dan het gemiddelde van € 90.000 over alle sectoren. De ontwikkelingen in de branche als gevolg van de Monti-regeling, waardoor de dealers de mogelijkheid krijgen om meerdere merken te voeren, vragen natuurlijk om investe-ringen van de ondernemer.

Page 120: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

120

figuur 8.1 Investeringen in de autohandel, 2003 en 2004

77

73

80

70

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

autohandel

totaal MKB

realisatie 2003 realisatie 2004

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2004 en voorjaar 2005.

Van de MKB-ondernemers in de autosector denkt 70% in 2005 te zullen investeren; 8% geeft aan misschien te zullen investeren. Zie figuur 8.2.

figuur 8.2 Verwachte investeringen in de autohandel in 2005

0% 20% 40% 60% 80% 100%

autohandel

totaal MKB

van plan te investeren investeert misschien investeert niet

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

Figuur 8.3 laat zien dat ongeveer vier op de tien investerende bedrijven in 2004 meer hebben geïnvesteerd dan in het jaar daarvoor. Eén op de tien meldt een daling in de investeringen.

Page 121: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

121

figuur 8.3 Ontwikkeling van de investeringen in de autohandel: 2004 ten opzichte van

2003 (in procenten van bedrijven die zowel in 2003 als in 2004 hebben ge-

investeerd)

0% 20% 40% 60% 80% 100%

totaal MKB

autohandel

groei gelijk gebleven daling

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

Uit tabel 8.9 blijkt dat veel ondernemers geen investeringsplannen op schrift stellen. Het aandeel bedrijven dat wel de investeringsplannen vastlegt is nog altijd hoger dan het aantal bedrijven dat de ondernemingsstrategie schriftelijk vastlegt. Slechts 20% van de MKB-ondernemers heeft zijn ondernemingsstrategie op schrift. Voor 2005 is sprake van een grotere groep MKB-bedrijven in de autosector die van plan is een jaarlijks investeringsplan te maken.

tabel 8.9 Investeringsplannen in de autohandel

MKB autohandel totaal MKB

2004 2005 2004 2005

investeringsplannen (in %)

- meerjarenplan 24 12 25 17

- jaarlijks plan 13 30 23 22

- geen plan op schrift 63 58 52 61

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2004 en voorjaar 2005.

8.4.2 Invester ingsdoelen en typen invester ingen

Voor de autohandel was in 2003 het voldoen aan wet- en regelgeving een belangrijke doelstelling. Driekwart van de investerende MKB-bedrijven heeft hierin geld gestoken, beduidend meer dan in andere sectoren. Verbetering van de service wordt relatief be-langrijk gevonden; zes op de tien investerende bedrijven hebben hierin geïnvesteerd. In 2004 heeft de autosector, logischerwijze, bijna zonder uitzondering geïnvesteerd in bedrijfsmiddelen. Ook kennis, opleiding en scholing hebben de nodige aandacht gekre-gen. In 2005 zal bij de investerende bedrijven in de autosector hieraan relatief nog meer aandacht worden geschonken.

Page 122: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

122

figuur 8.4 Investeringstypen in 2004, in procenten van bedrijven die in 2004 hebben

geïnvesteerd

62

65

42

71

57

67

34

73

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

internet en ICT

kennis, opleiding en scholing

nieuwe markten en/ofproducten

bedrijfsmiddelen

totaal MKB autohandel

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

figuur 8.5 Investeringsplannen naar investeringstypen, in procenten van bedrijven

die verwachten in 2005 te zullen investeren

56

71

41

76

60

76

28

83

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

internet en ICT

kennis, opleiding en scholing

nieuwe markten en/ofproducten

bedrijfsmiddelen

totaal MKB autohandel

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

8.4.3 Financier ing en knelpunten

Wat betreft de financieringsbronnen die aangewend worden om de investeringen te bekostigen (tabel 8.10), wijkt de autohandel weinig af van het totale MKB. Er wordt vaak gefinancierd met eigen geld, via winsten uit eigen onderneming. Bijna een derde van de ondernemers ervaart knelpunten. Dit heeft in de meeste geval-len betrekking op de financiering van de investering.

Page 123: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

123

tabel 8.10 Financieringsbronnen en knelpunten bij de investeringen in de autohandel

MKB autohandel totaal MKB

financieringsbronnen (%):

- winst uit onderneming 62 66

- overig eigen geld 12 14

- holding 1 1

- geleend geld bij banken 28 26

- financiële bijdrage van familie en andere informele investeerders 5 3

- leverancierskredieten 2 1

aantal bedrijven dat knelpunten heeft ervaren (in %) 32 25

aard van de knelpunten (in % van bedrijven met knelpunten)

- financiering 63 67

- wet- en regelgeving 8 14

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

8.5 Perspectief

8.5.1 Prognoses 2005 en 2006

Voorz icht ig hers te l van de verkopen in de autosector Naar verwachting zal in 2005 de afzet in de autosector qua volume nog iets krimpen (-0,5%), maar met een prijsstijging van 0,75% zal de waarde van de omzet net boven de nullijn uitkomen. In 2006 zal ook het volume een groei laten zien, waardoor de om-zet in waarde verder kan groeien met 2,25%. Zie tabel 8.11. De verkoop van personenauto's zal wederom iets afnemen, de verkoop van gebruikte auto's zal stabiliseren en de verkoop van bedrijfswagens zal toenemen. Een belangrijke oorzaak voor de terugloop in de verkopen van nieuwe personenauto's is de prijsstijging die zich in de afgelopen jaren heeft voorgedaan. Voor deze prijsstijging is een aantal redenen aan te wijzen. Met ingang van 2005 is de BPM-korting (Belasting op Personenauto's en Motorrijwielen) op accessoires als navigatiesystemen en cruise control komen te vervallen. Daarnaast heeft de prijsharmonisatie van personenauto's in Europa een negatief effect op de prijzen. Momenteel zijn de autoprijzen, zonder BPM en BTW, in Nederland laag vergeleken met die in de ons omringende landen. De prijzen gaan meer naar elkaar toe groeien, waardoor de prijzen van nieuwe personenauto's voor de consument stijgen. Verder kampen gezinnen met een teruglopend reëel vrij be-schikbaar inkomen. Particuliere autokopers houden de hand daardoor meer op de knip en kopen minder nieuwe auto's, maar relatief meer gebruikte auto's, of blijven nog een jaartje doorrijden met hun huidige auto en stellen de aankoop uit.

Page 124: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

124

tabel 8.11 Prognose van de omzet-, werkgelegenheids- en winstontwikkeling in de

autosector en het totale bedrijfsleven, voor 2005 en 2006 (mutatie in %

t.o.v. voorgaand jaar)

autosector totaal bedrijfsleven

2005 2006 2005 2006

omzet

- volumeontwikkeling

- prijsontwikkeling

- - waardeontwikkeling

-0,50

0,75

0,25

1,00

1,00

2,25

1,00

1,75

2,75

2,25

1,00

3,25

werkgelegenheid (arbeidsjaren) -0,50 0,75 -0,75 0,75

winst -1,50 3,75 4,25 5,50

Bron: EIM, 2005.

tabel 8.12 Gevoeligheid van de omzet-, werkgelegenheids- en toegevoegde-waarde-

ontwikkeling in de autosector en het totale bedrijfsleven, voor stijging ex-

port van Nederlandse herkomst bij huidige prognose en extra exportstij-

ging in 2006 (mutatie in % t.o.v. voorgaand jaar)

autosector totaal bedrijfsleven

bij 3,75%

groei

bij 5,75%

groei

bij 3,75%

groei

bij 5,75%

groei

omzet 1,00 1,00 2,25 2,75

werkgelegenheid (arbeidsjaren) 0,75 0,75 0,75 1,00

toegevoegde waarde 1,00 1,25 2,25 2,50

Bron: EIM, 2005.

tabel 8.13 Gevoeligheid van de omzet-, werkgelegenheids- en toegevoegde-waarde-

ontwikkeling in de autosector en het totale bedrijfsleven, voor loonkosten

in 2006 bij huidige prognose en extra loonkosten stijging in 2006 (mutatie

in % t.o.v. voorgaand jaar)

autosector totaal bedrijfsleven

bij 0,25%

stijging

bij 1,25%

stijging

bij 0,25%

stijging

bij 1,25%

stijging

omzet 1,00 1,25 2,25 2,25

werkgelegenheid (arbeidsjaren) 0,75 1,00 0,75 0,75

toegevoegde waarde 1,00 1,50 2,25 2,25

Bron: EIM, 2005.

De toename van het totaal aantal autoverkopen zal vooral te danken zijn aan de sterke groei van het aantal verkochte bestelauto's. Mede als gevolg van het toenemende pro-ducentenvertrouwen ontwikkelt de verkoop van bestelauto's zich positief. Daarnaast wordt op 1 juli 2005 de BPM-vrijstelling voor bestelauto's van particuliere met een grijs kenteken afgeschaft. Gemiddeld neemt de prijs van een bestelauto voor de consument met € 455 toe. Particuliere gebruikers reageren hierop door de aanschaf van bestel-auto's die anders pas veel later vervangen zouden worden naar voren te halen.

Page 125: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

125

Werkge legenheid loopt verder terug De werkgelegenheid neemt dit jaar met 0,5% af. Door de omvangrijke arbeidskosten-stijging proberen ondernemers hun personeelsbestand zo goed mogelijk aan te passen aan de afzet. Als gevolg hiervan loopt het aantal werknemers bij het MKB in de auto-sector terug. De verwachting is dat ondernemers in de autosector in 2006 hun perso-neelsbestand op orde hebben en dat de sector zelfs weer een groei van de werkgele-genheid kan laten zien (+0,75%). Dit is conform de ontwikkeling in het totale bedrijfs-leven.

Winst s t i jgt De autosector zal dit jaar afsluiten met een winstdaling van 1,5% ten opzichte van 2004 en zal daarmee achterlopen op de meeste andere sectoren uit het bedrijfsleven. Het jaar 2006 zal op dit vlak een ommekeer betekenen. Naar verwachting zal de winst met 3,75% stijgen.

8.5.2 Een bl ik vooruit

De markt voor personenauto's lijkt inmiddels redelijk verzadigd. De verkopen zullen de komende jaren dan ook niet flink aantrekken. De markt voor bedrijfswagens daarente-gen lijkt zich weer te herstellen. Het economische vertrouwen bij het bedrijfsleven groeit. De onderhoudsmarkt neemt al sinds een aantal jaren af. Belangrijke oorzaak is de toenemende kwaliteit waarmee nieuwe auto's worden geproduceerd; hierdoor neemt de behoefte aan onderhoud af. De structuur binnen de autosector begint langzamerhand te veranderen als gevolg van de Europese regelgeving. De verkoop wordt gescheiden van het onderhoud en de repa-raties, universele garages kunnen zich kwalificeren als erkend reparateur van specifieke merken. De grens tussen universeel en merk is aan het vervagen.

8.6 Meer informatie over de sector

sectororganisaties website

Focwa, Sassenheim

Telefoon: (0252) 26 52 22

Bovag, Bunnik

Telefoon: (030) 659 52 11

RAI Vereniging, Amsterdam

Telefoon: (020) 504 49 49

VACO, Leiden

Telefoon: (071) 568 69 70

www.focwa.nl

www.bovag.nl

www.raivereniging.nl

www.vaco.nl

vakbladen

• Autokompas • Automobiel Management • Automotive • Bovag-krant • RAI Voorrang • VACO

nieuws

Page 126: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei
Page 127: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

127

9 Groothandel

Tot de sector groothandel behoren ondernemingen die voor eigen rekening en risico goederen verhandelen die buiten de eigen onderneming zijn vervaardigd, en die aan bedrijfsmatige afnemers (niet zijnde eindverbruikers) worden afgeleverd. De hoofdfunctie van de groothandel is het 'voortstuwen' van goederenstromen. Voor-waarden waaronder toeleveranciers kunnen en willen verkopen, worden door de groot-handel getransformeerd tot voorwaarden waaronder afnemers kunnen en willen kopen. De groothandel biedt voor het vervullen van deze functie niet alleen een assortiment goederen aan, maar ook een pakket van materiële en immateriële bijbehorende dien-sten, zoals logistieke diensten, financiering, scholing en pre- en after-sales services. De groothandelssector omvat, naast handelsbemiddeling, de groothandel in agrarische producten en levende dieren, in voedings- en genotmiddelen ('food'), in consumptie-goederen ('non-food'), in investeringsgoederen, in intermediaire goederen en in bouw-materialen.

9.1 De sector in cijfers

9.1.1 Omvang

Met rond 58.000 ondernemingen en een werkgelegenheid van 435.000 arbeidsjaren, was de groothandel goed voor een jaaromzet in 2004 van 268 miljard euro. De gemid-delde groothandelsonderneming telt - rekening houdend met parttime arbeid - circa 9 medewerkers en is daarmee betrekkelijk kleinschalig. Het aandeel van de groothandel in de bijdrage van het totale particuliere bedrijfsleven bedraagt 8% wat betreft aantal on-dernemingen en werkgelegenheid en zelfs 10% wat betreft bruto toegevoegde waar-de.

tabel 9.1 De groothandel in 2004

groothandel

MKB totaal

aandeel van de sector in

totaal bedrijfsleven (in %)

aantal ondernemingen per 31-12-2003 (x 1.000) 57 58 8

werkgelegenheid in arbeidsjaren (x 1.000) 314 435 8

omzet (x € miljard) 163 275 23

exportomzet (x € miljard) 63 99 37

bruto toegevoegde waarde (x € miljard) 25 44 11

Bron: CBS, bewerking EIM.

9.1.2 Samenstel l ing

De qua werkgelegenheid, toegevoegde waarde en omzet grootste subsector van de groothandel is die in investeringsgoederen. De groothandel in consumptiegoederen (non-food) is een goede tweede. De handel in investeringsgoederen betreft vooral ma-chines, apparaten en technische toebehoren die in de industrie, de agrarische sector en de bouwnijverheid worden afgezet. De handel in consumptiegoederen richt zich met name op de detailhandel, de horeca, instellingen en bedrijfsmatige afnemers in andere delen van de dienstensector.

Page 128: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

128

tabel 9.2 De groothandel verdeeld naar deelsectoren in 2004 (in %)

ondernemingen werkgelegenheid omzet

aantal

(x 1.000) in %

arbeidsjaren

(x 1.000) in % (x € miljard) in %

handelsbemiddeling 5 8 13 3 2 1

agrarische producten en

levende dieren 5 9 30 7 24 9

voedings- en genotmiddelen 7 12 67 15 51 18

consumptiegoederen 16 27 99 23 58 21

investeringsgoederen 12 21 121 28 71 26

intermediaire goederen 8 15 65 15 52 19

bouwmaterialen 4 7 41 9 18 6

totaal 58 100 436 100 275 100

Bron: CBS, bewerking EIM.

9.1.3 Economisch funct ioneren

Omzetontwikke l ing In 2004 was het volume van de omzet van de groothandel 5½% groter dan in 2003. Samen met een prijsdaling van 1%, resulteert dit in een mutatie van 4½% in omzet-waarde. De sterk gegroeide export en wederexport. alsmede sterk groeiende import leidden ertoe dat vooral de kapitaalgoederengroothandel en de handel in intermediaire producten omzetgroei vertoonden. Ook voor 2005 wordt over de gehele linie een be-scheiden omzetgroei van ten hoogste 4% verwacht, vooral in de groothandelssegmen-ten waar export van betekenis is.

tabel 9.3 Volumeontwikkeling van de omzet in de groothandel in 2003-2004, totaal

en per deelsector

volumeontwikkeling (in % t.o.v. het jaar daarvoor)

2004 2005

handelsbemiddeling 2,75 2,00

groothandel in agrarische producten en levende

dieren 9,00 4,00

groothandel in voedings- en genotmiddelen 3,00 1,00

groothandel in consumptiegoederen 2,25 -0,25

groothandel in investeringsgoederen 7,00 3,00

groothandel in intermediaire goederen 8,00 3,00

groothandel in bouwmaterialen 3,00 3,00

totaal groothandel 5,50 2,00

Bron: EIM (2005 raming).

Arbe idsproduct iv i te i t De arbeidsproductiviteit - ofwel toegevoegde waarde per arbeidsjaar - varieert in de verschillende sectoren van het bedrijfsleven. In de zakelijke dienstverlening en in de groothandel is de arbeidsproductiviteit van het MKB naar verhouding hoog (tussen

Page 129: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

129

70.000 en 85.000 euro); in de bouwnijverheid, de detailhandel, de horeca en grote de-len van de dienstensector varieert deze van 30.000 tot 50.000 euro1.

In het grootbedrijf in de groothandel is de arbeidsproductiviteit gemiddeld bijna het dubbele van die in het MKB.

Exp lo i ta t iebee ld Het exploitatiebeeld van de groothandel laat zien, dat van de brutoproductie (om en nabij gelijk aan de handelsmarge) 62% uit toegevoegde waarde bestaat. De nettowinst (voor belastingen) bedroeg in 2004 ongeveer 27% van de brutoproductie, dat is ruim 5% van de waarde van de netto-omzet. De handelsmarge voor de groothandel staat de laatste jaren sterk onder druk. De groothandel vangt dit op door kostenverlaging, pro-ductiviteitsverbetering en (waar mogelijk) door aanpassingen van het dienstenpakket. Ook leidt de onder druk staande handelsmarge tot conceptwijzigingen en schaalvergro-ting. Kostenreductie die gepaard gaat met uitstoot van arbeid is in alle subsectoren on-vermijdelijk gebleken. De kostenstructuur van de groothandel is een afspiegeling van de functies die de groothandel vervult, te weten: wereldwijde inkoop, voorraad houden, waardetoevoe-ging door diensten, distributie en kennis- en informatieoverdracht. In 2003 bedroegen de loonkosten 33% van de exploitatiekosten2, in 2004 zijn zij relatief teruggelopen tot

ongeveer 26%.

tabel 9.4 Exploitatiebeeld van de groothandel in 2004

in % van de brutoproductie

brutoproductie 100

verbruik 37

bruto toegevoegde waarde 62

bedrijfskosten 36

waarvan:

- loonkosten 26

winst voor belastingen 27

Bron: CBS, bewerking EIM.

In een gemiddelde onderneming zijn de logistieke kosten 7,5% van de omzet (bron: Council of Logistics Management CLM, 2000). Voor de groothandel zou dit neerkomen op circa 35% van de brutowinstmarge. De verschillen tussen ondernemingen zijn echter groot. En de logistieke kosten kunnen zelfs oplopen tot 30% van de totale kosten in een keten van ondernemingen (de 'supply chain'). We vinden logistieke kosten op veel plaatsen. Het meest zichtbaar zijn kosten van transport, magazijnpersoneel, gebouwen en logistieke planningsafdelingen. Minder zichtbaar zijn kosten van voorraden, ICT, afdelingen die een deel van hun tijd bezig zijn met logistiek en de talloze improvisaties. De financiële administratie is vaak niet inge-richt op het transparant maken van deze kosten, laat staan het toerekenen van deze kosten aan distributiekanalen, klanten of producten.

1 Bron: 'Kleinschalig Ondernemen 2004'; EIM, juni 2004.

2 Bron: 'Ondernemen in de sectoren, feiten en ontwikkelingen 2003-2005'; EIM, augustus 2004.

Page 130: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

130

De opbouw van de logistieke kosten is volgens de CLM voor de gemiddelde onderne-ming als volgt:

figuur 9.1 Verdeling van logistieke kosten (in %)

44%

24%

20%

7%

5%

transport magazijnen voorraden customer service administratie

Bron: CLM.

9.2 Marktomstandigheden

9.2.1 Afnemers

Vraagbepa lende factoren De plaats die de groothandel in het handels- en distributietraject inneemt en de daar-mee samenhangende soorten leveranciers en afnemers zijn sterk afhankelijk van de soorten producten waarin gehandeld wordt. Zo vormt de grondstoffengroothandel een schakel tussen oerproducenten en de verwerkende industrie. De consumptiegoederen-groothandel daarentegen koopt in binnen- of buitenland bij de verwerkende industrie en/of bij de oerproducent (landbouwproducten) en verkoopt aan de detailhandel en aan grootverbruikers (horeca, ziekenhuizen, kantoren, e.d.). De groothandel in kapitaalgoe-deren wordt beleverd door (binnen- en buitenlandse) fabrikanten en importeurs en zet af aan alle bedrijfssectoren, van oerproducenten (landbouw) en verwerkende industrie tot aan de dienstensector (bijvoorbeeld kantoormachines aan de zakelijke dienstverle-ning). De groothandel volgt de marktontwikkeling of anticipeert erop. De voorraadhoudende groothandel is vanzelfsprekend gericht op de markten voor logistieke dienstverleners (groothandelsbedrijven, transportbedrijven, expediteurs, opslag- en overslagbedrijven). De typische handelsbedrijven importeren, exporteren of verzorgen driehoekshandel tus-sen derde landen.

Segmentat iemogel i jkheden Segmentatiemogelijkheden voor de afzet van de groothandel liggen al grotendeels vooraf besloten in de deelsector waarin de bedrijven werkzaam zijn. Segmenteren op (functies van) afnemers komt vooral voor in de handel in voedings- en genotmiddelen en in die in consumptiegoederen, waar bijvoorbeeld de horecagroothandel en de vers-groothandel zich gespecialiseerd hebben.

Page 131: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

131

Handelshuizen segmenteren op geografische basis ('alles voor een bepaalde regio'), maar ook op productsoorten.

Subst i tut ie Substitutie van de producten van de groothandelssector is nauwelijks aan de orde. De groothandelsfuncties wat betreft fysieke goederenstromen, kennis- en informatieover-dracht naar boven en naar beneden in de voortbrengingskolom en financiering zijn blij-vend. De partijen in de productiekolom die de functies daadwerkelijk vervullen verande-ren daarentegen wel: de zogeheten functionele groothandel vervangt dan de institutio-nele of omgekeerd.

9.2.2 Leveranciers

Verander ingen in de keten De meeste veranderingen in de keten ontstaan 'bottom-up', maar worden gevolgd door zaken die juist top-down zijn zoals wet- en regelgeving. Wet- en regelgeving inzake productkwaliteit en consumentenbescherming, internationalisering van toeleveranciers en afnemers, scherpe kostenconcurrentie en 'just-in-time' leveranties betekenen dat zelden een enkele partij in de productie- en handelskolom de keten naar eigen hand kan zetten. Een voorbeeld van een geval waarin een van de marktpartijen wél overheer-sende invloed heeft is de handel in grondstoffen. De recente stijging van de grondstof-prijzen heeft een structureel karakter. Door de consolidatie in de sector en de geringe investeringen in het verleden krijgen de producenten van grondstoffen een steeds do-minantere positie. Uit een onderzoek van Effectenbank Stroeve blijkt dat de vijf grootste producenten van aluminium meer dan de helft van de markt in handen hebben. In 1993 bleef dat per-centage nog steken op 37%. Bij ijzererts beheersen de grootste leveranciers inmiddels meer dan driekwart van het aanbod. Bij andere delfstoffen spelen soortgelijke ontwik-kelingen.

Gevolgen voor de sector De noodzaak van integrale ketenbeheersing, de toenemende operationele schaalvergro-ting plus de ruime beschikbaarheid van toegespitste ICT vergroten en versterken de fei-telijke samenwerking in de keten, zowel voor de klant van als voor de toeleverancier van de groothandel. Gezamenlijk investeren in ketenversterking is dan ook geen uit-zondering meer. De gedeeltelijke uitschakeling van de institutionele groothandel die daarbij kan optre-den, laat onverlet dat er ook nieuwe kansen voor de huidige groothandelsbedrijven ont-staan. Voorbeelden daarvan zijn voorwaartse integratie vanuit de groothandel in voe-dings- en genotmiddelen, gebruik van e-commerce in de agrarische groothandel en uit-besteding van een deel van de logistieke diensten aan de transportsector.

Terwijl Nederlandse tuinbouwveilingen de positie als marktplaats dreigen te verliezen, lijkt in

Duitsland de oplossing voor dit probleem te zijn gevonden. De Duitse veilingorganisatie NBV/UGA1

is niet langer alleen een veiling, maar biedt klanten ook andere diensten aan. De organisatie claimt

op die manier inmiddels te zijn uitgegroeid tot de derde verkooporganisatie van bloemen en plan-

ten in Europa. Onder de leveranciers bevinden zich ook zo'n tweehonderd Nederlandse kwekers

die hun producten via de NBV/UGA kwijt kunnen.

De laatste jaren doen handelaren en kwekers steeds vaker liever rechtstreeks zaken. Vooral grote

1 Bron: http://www.nbv-uga.de.

Page 132: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

132

winkelketens zoals Aldi schrappen de veiling als kostenfactor. Veel veilingen verliezen daardoor

klanten. Ook de NBV/UGA, gevestigd in het Duitse Straelen, niet ver van Venlo, zag dit gebeuren

en nam een aantal strategische beslissingen.

'Van bloemist tot supermarktketen of bouwmarkt, elke klantengroep beogen we te bedienen',

zegt Willi Fitzen, voorzitter van de raad van bestuur van de NBV/UGA. 'Naast de traditionele vei-

ling is daar de distributie aan de groot- en detailhandel en de verkoop via afhaalmarkten.'

Vooral klanten zoals grootwinkelketens maken gebruik van het distributiesysteem van de

NBV/UGA. De producten worden kant-en-klaar voor de verkoop samengesteld en geëtiketteerd.

De afhaalmarkten daarentegen vervullen de functie van logistieke platforms en zijn bedoeld voor

bloemisten, die slechts kleine hoeveelheden nodig hebben. 'De regionale afhaalmarkten van de

NBV/UGA worden vooral door bloemisten bezocht die kleine voorraden nodig hebben.' De

NBV/UGA leidt 23 afhaalmarkten in heel Duitsland en één in Oostenrijk1.

Verander ingen in de ko lom Het aanbieden van branchebrede informatie door de groothandel aan zijn afnemers, kan ertoe leiden dat de groothandel via zijn klanten de producenten en/of de aange-stelde importeurs beïnvloedt. Een voorbeeld: Een farmaceutische groothandel levert aan zijn klantenbestand van apotheken een software-applicatie. In de apothekerswereld wordt het systeem van de groothandel ge-bruikt door apothekers die het maximale uit de kortingen van de geneesmiddelenfabri-kanten willen halen. Het programma kijkt ook of medicijnen leverbaar zijn. Ook andere groothandels hebben systemen waarmee apothekers zo veel mogelijk korting kunnen binnenhalen. Of ze werken aan verwante programma's, zoals een systeem dat de apo-theker helpt bij het vervangen van merkmedicijnen door merkloze geneesmiddelen. De apotheker kan in de computer invoeren welke afleverafspraak hij met de zorgverzeke-raar heeft afgesproken. Het systeem helpt bij de selectie en geeft ook aan op welk pro-duct de meeste marge zit2.

9.2.3 Toetreders

De groothandelssector is van oudsher voor (potentiële) toetreders gemakkelijk te betre-den. Met het gegeven dat circa 8% van alle ondernemingen in het particuliere bedrijfs-leven tot de groothandel behoort, is de uitkomst dat de groothandel voor ruim 10% van de jaarlijkse starters zorgt indicatief voor de populariteit van de groothandelssector (tabel 9.5). De feitelijke toetredingsdrempel tot de sector is in een aantal branches betrekkelijk hoog. In de kapitaalgoederengroothandel zijn minimale schaalgrootte en benodigde kennis en ervaring een duidelijke hindernis. Voor groothandel die met fysieke distributie in eigen beheer gepaard gaat, is het ook duidelijk dat de startdrempel verhoudingsge-wijs hoog ligt. De overlevingskans van de gemiddelde starter in de groothandel ligt, met 40% na 5 jaar, duidelijk onder het gemiddelde van het totale bedrijfsleven (circa 49%)3.

Dat illustreert zowel de gemakkelijke toegang tot de sector als de navenante risico's die starters in deze sector lopen.

1 Bron: Het Financieele Dagblad d.d. 9-10-2004.

2 Bron: Het Financieele Dagblad d.d. 2-10-2004.

3 Bron: 'Kleinschalig Ondernemen 2005'; EIM, juni 2005.

Page 133: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

133

Binnenland

tabel 9.5 Startende bedrijven in de groothandel: aantal en ontwikkeling, 2004

gehele groothandel

aantal starters in de groothandel 4.940

gemiddelde mutatie per jaar van het aantal starters 2004 t.o.v. 1987 (in %) 3,7

aandeel van de groothandel in het totale aantal starters in Nederland (in %) 10,2

overlevingskans (in % na 5 jaar) 40

Bron: Bedrijvendynamiek en Werkgelegenheid, EIM.

Ook kapitaalverstrekkers zijn in de groothandel actief. Een voorbeeld:

ABN AMRO Capital has made one of the most significant Dutch mid-market management buyouts

(MBO) this year, with an agreement in principle to buy fasteners distributor Borstlap "Masters in

Fasteners" Group (Borstlap). The deal is expected to close by mid-December, subject to customary

conditions including competition authority approval. Founded in 1947 and based in the Nether-

lands town of Tilburg, Borstlap is a leading international distributor of fastening products with

more than 85 branches in 15 countries and 1,600 employees.

The company's product range comprises mechanical fasteners in all shapes and sizes as well as

diverse materials, a range of chemical fasteners (tapes, adhesives and sealants) and related hand

and power tools of well-known brands. Approximately 80,000 products are held in stock. Borst-

laps FABORY brand is recognised for high quality products, excellent service and reliable delivery.

With an international presence in the Benelux, France, UK, Portugal, Eastern Europe, North Ameri-

ca and China, Borstlap is able to provide 24 hour service to more than 120,000 customers. In

2003 the company had turnover of euro 214 mln and 2004 is expected to show strong growth in

sales turnover and profitability1.

9.2.4 Concurrent ie

Er komen meer buitenlandse concurrenten op de Nederlandse thuismarkt; dat gebeurt overwegend door overnames door buitenlandse ondernemingen van Nederlandse be-drijven en zelden door rechtstreekse concurrentie vanuit het buitenland. De slechte conjunctuur gedurende de jaren 2001-2004 heeft geleid tot scherpe marge-concurrentie op de binnenlandse markt. Op de buitenlandse markten, met name die in nieuwe EU-landen, is al enkele jaren hevige concurrentie tussen West-Europese groot-handelsbedrijven onderling en met de lokale groothandel. Relatief sterke punten van de Nederlandse groothandel t.o.v. andere landen zijn, naar eigen beleving van de groothandel2:

− Logistieke kracht: ervaring en een hoog peil van onderliggende informatisering zor-gen ervoor dat zowel fysieke distributie als ketenregie verzorgd is.

− De kwaliteit van geleverde producten en bijbehorende diensten is relatief hoog. − Veel gecertificeerde bedrijven zorgen ervoor dat de betrouwbaarheid van een

ononderbroken keten gewaarborgd is. − Een breed dienstenpakket wat zowel kapitaalgoederen als consumptiegoederen

betreft. − Scherpe prijzen door productiviteitsgroei.

1 Bron: ABN-AMRO persbericht d.d. 18-11-2004.

2 Bron: 'Verwachtingen van de groothandel inzake de uitbreiding van de Europese Unie'; EIM, 2003.

Page 134: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

134

Relatief zwakke punten van de Nederlandse groothandel t.o.v. andere landen zijn de volgende. − Loonkosten zijn en blijven voorlopig nog erg hoog. − Hoge transportkosten; vooral de grotere afstanden maken Nederland minder com-

petitief ten opzichte van bijvoorbeeld Duitsland en Tsjechië. Voor fysieke distributie komt Nederland steeds meer in de periferie van de EU te lig-gen; de doorvoerfunctie kan wellicht behouden blijven en voor pure handel speelt locatie geen doorslaggevende rol.

9.2.5 Wet- en regelgeving

Sectorspec i f ieke wet- en rege lgev ing De groothandel is geen speciaal voorwerp van wet- en regelgeving. Wel zijn enkele deelsectoren gevoelig voor wet- en regelgeving die consumentenbelangen raakt (m.n. de voedselketen). Wat betreft internationale handel is de Europese wetgeving inzake 'eerlijke' EU-handel van belang (antidumping, tegengaan van oneerlijke handelspraktij-ken, CE-markering); tevens zijn de regels inzake de mondiale vrijhandel in het kader van de WTO relevant (samenwerkingsovereenkomsten, quota).

9.2.6 Samengevat

Wat betreft machtsverschillen ten opzichte van afnemers lijken die voor de handel in voedings- en genotmiddelen en die in bouwmaterialen in het nadeel van de groothan-del uit te vallen. De eerstgenoemde subsector is gevoelig voor de trend van minimalise-ren van de voorraden bij de (sterk geconcentreerde) detailhandel en ondervindt ander-zijds zware druk op de handelsmarge door de marktmacht van de betrekkelijk kleine groep van grote afnemers. De prijzenslag die sinds het najaar van 2003 woedt, heeft opgeleverd dat de markt-macht van retailketens duidelijk zichtbaar werd. De marge- en de prijsoorlog leidden er uiteindelijk toe, dat de toeleverende industrie, telers, importeurs, groothandelsbedrijven en bewerkingsbedrijven de rekening grotendeels betalen. De bouwmaterialengroothandel komt enigszins in het gedrang vanwege de zwakke binnenlandse vraag; dat vertaalt zich in krimpende handelsmarges voor de groothandel. De marktpositie van de groothandel wat betreft potentiële toetreders is vrij neutraal. Formele barrières zijn er nauwelijks, feitelijke drempels zijn de steeds toenemende mi-nimale startomvang van een bedrijf en de benodigde kennis en (vooral) relaties. In die zin is de positie van de kapitaalgoederengroothandel zelfs sterk te noemen. Nieuwe soorten toetreders op de groothandelsmarkten zijn er nauwelijks; de transport-sector is eerder een aanvullende, logistieke bondgenoot dan een functionele concur-rent. Vervangende producten en/of diensten zijn eerder een kans dan een bedreiging voor de groothandel. In de agrarische groothandel wordt uitschakeling van sommige functies meteen weer gecompenseerd door vernieuwing van andere. De innovaties in de bouw-stoffenindustrie bieden de groothandel compensatie voor krappere marges op onderde-len van het klassieke productengamma. De uiteindelijke concurrentie binnen de groothandel is extra intensief op het gebied van zowel food als non-foodconsumptiegoederen, alsmede bouwmaterialen. In de overige subsectoren is de concurrentie 'normaal', dat wil zeggen hevig. De wet- en regelgeving op nationaal, Europees en mondiaal niveau is het meest uitge-breid wanneer die consumentenbelangen raakt. De agrarische groothandel en die in voedings- en genotmiddelen zijn zodoende extra gevoelig voor veranderende regels.

Page 135: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

135

Ook de bouwmaterialenhandel is extra in beeld, vanwege milieueisen die de toegestane productrange dicteren en vanwege arbo-eisen die het gebruik van bouwstoffen limite-ren (draagbaar gewicht).

schema 9.1 Marktomstandigheden voor de groothandel

groothandel in:

agrarische

producten en

levende dieren

voedings- en

genotmiddelen

consumptie-

goederen

investerings-

goederen

intermediaire

goederen

bouwma-

terialen

tegenover afnemers +/- - +/- +/- +/- -

tegenover toeleveranciers +/- -/+ +/- +/- +/- +/-

tegenover potentiële toetreders +/- +/- +/- + +/- +/-

m.b.t. vervangende producten/

diensten + +/- +/- +/- +/- +

m.b.t. interne concurrentie in de

sector +/- - - +/- +/- -

m.b.t. wet- en regelgeving - - +/- +/- +/- -

++ = zeer gunstig, + = gunstig, +/- = neutraal, - = ongunstig, -- = zeer ongunstig voor de groothandel.

Bron: EIM, 2005.

9.3 Kracht van de sector

9.3.1 Bedri jvendynamiek

Mede dankzij de gestage stroom van toetreders en de organisatorische en technologi-sche vernieuwingen in de groothandel, is het groeiprofiel verhoudingsgewijs gezond. Per jaar groeit het aantal ondernemingen per saldo met 0,7%. Een aanzienlijk deel van de toeneming (ca. 1/3) komt voor rekening van filialisering van bestaande ondernemin-gen.

tabel 9.6 Bedrijvendynamiek in de groothandel (in % van het totale aantal bedrijven

in de groothandel respectievelijk het bedrijfsleven), 2004

groothandel totaal bedrijfsleven

bedrijven verdeeld naar groeitype (in % van het totale aan-

tal bedrijven in de groothandel):

− snelle en normale groeiers

− gelijkblijvers

− groeikrimpers en overige krimpers

51

21

28

37

25

38

aantal oprichtingen in % van het totaal

w.v.

− nieuwe dochters

7,0

2,5

8,4

2,4

aantal opheffingen in % van het totaal

w.v.

− faillissementen

5,9

0,8

5,9

0,8

Bron: 'Bedrijvendynamiek en Werkgelegenheid. Periode 1987-2004', EIM, 2005.

Page 136: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

136

9.3.2 Schaalgrootte en netwerkvorming

De groothandel is een sector van gemiddeld kleine ondernemingen wat betreft werkge-legenheid, maar van aanzienlijke omzet en toegevoegde waarde. De betekenis van het grootbedrijf (in totaal circa 500 ondernemingen met 100 of meer werkzame personen) is goed zichtbaar; zowel het aandeel in de werkgelegenheid als dat in de sectoromzet is groot (tabel 9.7). De inbedding in samenwerkingsverbanden blijkt uit het gegeven dat rond eenderde deel van de groothandel deelneemt in commerciële netwerken (horizontale en verticale samenwerkingsverbanden).

tabel 9.7 Indicatoren schaalgrootte en netwerkvorming, 2004

gehele groothandel

ondernemingenaandeel van het kleinbedrijf in de groothandel (in %) 87

omzetaandeel van het grootbedrijf in de groothandel (in %) 41

werkgelegenheidsaandeel van het grootbedrijf in de groothandel (in %) 28

gemiddelde ondernemingsgrootte (in arbeidsjaren) 8

gemiddelde omzet per onderneming (in € miljoen) 4,7

Bron: CBS, EIM.

9.3.3 Innovat ievermogen

Innovatie kan worden gedefinieerd als "…doelbewuste introductie van nieuwe produc-ten, diensten, bedrijfsprocessen en/of distributiesystemen, gericht op resultaatverbete-ring". Er is daarbij ruimte voor zowel technologische als niet-technologische vernieu-wing. Bij vergelijkend onderzoek naar de innovativiteit van 58 verschillende (deel)sectoren van de economie, bleek dat de groothandel in investeringsgoederen, met een vijfde plaats, en die in intermediaire goederen (tiende plaats) goed scoren1.

Producten en d iensten Vernieuwing van producten en/of diensten in de groothandel is ten dele op de industrie gebaseerd (consumptiegoederen, bouwmaterialen) en ten dele op impulsen vanuit de afnemerszijde. Gegeven de basisfuncties van de groothandel, waarbij de groothandel de fysieke hoedanigheden van de producten veelal onverlet laat, is de innovatiegericht-heid van de sector naar verhouding groot te noemen (tabel 9.8).

Bedr i j f sprocessen Verbeterde logistieke processen en toepassing van ICT in de bedrijfsomgeving leiden tot verbetering van de beheersing van goederenstromen en daarmee uiteindelijk ook tot betere financiële bedrijfsresultaten. De automatiseringsgraad van de groothandelssector is en blijft absoluut en relatief hoog.

1 Bron: 'De meest innovatieve sector van Nederland', EIM (2005).

Page 137: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

137

tabel 9.8 Aandeel bedrijven in het MKB groothandel en het totale bedrijfsleven met

innovaties in de periode 2002-2004 (in %)

soort innovatie MKB groothandel totale bedrijfsleven

introductie nieuwe producten en/of diensten 48 34

introductie nieuwe producten en/of diensten die

nieuw zijn voor de sector 27 16

vernieuwingen of verbeteringen in de interne

bedrijfsprocessen 64 56

Bron: EIM, 2005.

9.3.4 Bedri j fsvoer ing

De kernboodschap richting groothandelsondernemer is dat de communicatie binnen het eigen bedrijf en die met de buitenwereld (de gehele productie/distributiekolom) verbe-terd worden en blijven. De inzet van ICT is daarbij onmisbaar. Winstpunten die gehaald kunnen worden, zijn: − de elektronische catalogus: meer producten en volledige specificaties voor de klant; − orderstromen beheersen (zowel in- als uitgaande): snellere just-in-time leveringen; − ketenomkering (reverse distribution): verdubbeling van omloopsnelheid van de

voorraad; − feedback inzake de status van verkochte goederen door de gehele kolom heen:

zicht op de goederenstroom voor directe en indirecte toeleveranciers, resulterend in het kunnen leveren van de juiste hoeveelheden op de juiste momenten.

9.3.5 Samengevat

schema 9.2 Kracht van de groothandel

sterke punten zwakke punten

bedrijvendynamiek - kansen voor starters

- veel snelle groeiers

- weinig bedrijfsoverdrachten

voor nieuwkomers

schaalgrootte/netwerkvorming - sterk grootbedrijf

- hoge informatiseringsgraad

- verre export (buiten EU)

innovatievermogen - open voor veranderingen - kleinschaligheid

bedrijfsvoering - ICT-gebruik - strategie op schrift vastleggen

Bron: EIM, 2005.

9.4 Investeringen

9.4.1 Omvang en ontwikkel ing

In de groothandel wordt door driekwart van de MKB-ondernemers geïnvesteerd. Het aandeel investerende bedrijven in deze sector en de ontwikkeling ervan is vergelijkbaar met dat van het totale MKB. De investeringsplannen voor 2005 lijken weinig af te wij-ken van de realisaties in 2004. Het gemiddeld geïnvesteerde bedrag door de MKB-ondernemers in de groothandel lag in 2004 met ruim € 200.000 aanzienlijk boven het MKB-gemiddelde (€ 90.000).

Page 138: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

138

De betrekkelijk hoge investeringsbedragen zijn het gevolg van de, ten opzichte van an-dere sectoren, relatief grote inzet van geld voor logistieke systemen (voorraadbeheer, distributiecentra) en de ICT-kosten van complexe software.

"We zijn goed bezig met voorraadbeheer in Nederland", opende Ad van Goor de Nationale Voor-

raaddag in Putten (23 juni 2005). Dat blijkt uit vergelijking van onderzoekscijfers uit 1995, 2000

en 2005. De geïndexeerde kosten van voorraad in de keten waren respectievelijk 25, 23 en 21.

Mogelijk komt dit door de komst van goede software om voorraadbeheer te ondersteunen. Tege-

lijkertijd zijn de geïndexeerde administratieve kosten gestegen van 6 in 1995, naar 20 in 2000 en

22 dit jaar. Daaronder vallen ook de softwarekosten. De voorraden zijn wel omlaag gegaan, terwijl

de administratieve kosten, inclusief softwarekosten, zijn gestegen. Nederland is dus goed bezig

met voorraadbeheer, maar weegt het nog op tegen de stijgende administratieve kosten?1

figuur 9.2 MKB-bedrijven met investeringen in de groothandel, 2003 en 2004

76

73

75

70

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

groothandel

totaal MKB

realisatie 2003 realisatie 2004

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2004 en voorjaar 2005.

Het percentage investerende groothandelsbedrijven was in 2004 lager dan in 2003 (fi-guur 9.2), maar blijft desondanks bovengemiddeld ten opzichte van het totale MKB. De investeringsplannen voor 2005 tonen een vrijwel onveranderde investeringsbereidheid (figuur 9.3).

1 Bron: Marieke Jansen in ITlogistiek (juni 2005).

Page 139: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

139

figuur 9.3 Verwachte investeringen in de groothandel in 2005

0% 20% 40% 60% 80% 100%

totaal MKB

groothandel

van plan te investeren investeert misschien investeert niet

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

In figuur 9.4 is te zien dat bij de meeste van de zowel in 2003 als in 2004 investerende MKB-bedrijven in de groothandel, de hoogte van het investeringsbedrag gelijk is geble-ven ten opzichte van 2003. Een derde van de bedrijven geeft een stijging van de inves-teringen aan.

figuur 9.4 Ontwikkeling van de investeringen in de groothandel: 2004 ten opzichte

van 2003 (in procenten van bedrijven die zowel in 2003 als in 2004 hebben

geïnvesteerd)

0% 20% 40% 60% 80% 100%

totaal MKB

groothandel

groei gelijk gebleven daling

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

Uit tabel 9.9 blijkt dat in de groothandel relatief veel investeringsplannen op schrift worden gesteld. Vaak betreft het een voor de lange termijn gemaakte planning.

Page 140: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

140

tabel 9.9 Investeringsplannen in de groothandel

MKB groothandel totaal MKB

2004 2005 2004 2005

investeringsplannen (in %)

− meerjarenplan 31 25 25 17

− jaarlijks plan 30 31 23 22

− geen plan op schrift 39 44 52 61

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2004 en voorjaar 2005.

9.4.2 Invester ingsdoelen en typen invester ingen

In 2003 investeerde het MKB in de groothandel veel teneinde bestaande middelen te vervangen (80% van de investerende bedrijven) en de efficiency te verbeteren (70%). Uit figuur 9.5 blijkt dat in 2004 naar verhouding (ook) veel geïnvesteerd is in kennis, opleiding en scholing, internet en ICT, en vooral ook in nieuwe markten en/of produc-ten. Voor 2005 zal dit beeld nauwelijks anders zijn (zie figuur 9.6). De geleidelijke verzwaring van de groothandelsfuncties vereist dat ook de scholing van de werknemers in de groothandel op een hoger peil komt te liggen.

"….Training for wholesale-trade occupations resembles training for business-to-business. The tra-

ditional functions of wholesaling have evolved significantly in recent years, and new functions ha-

ve been added: modern logistics and elektronic data interchange (EDI) are now anessential part of

wholesalers' know-how, alongside their continuing role as bankers and financiers.

Market opening has forced wholesalers to internationalize their purchases. Knowledge of the

markets - acquired in the search for foreign suppliers - is a springboard for internationalization or

at least Europeanization. The highly competitive environment and the instability of the final con-

sumer have forced wholesalers to build up their marketing operations. The technical sophistication

of products and the explosion in the number of product listings have also forced them to master

the management of diversity and of specialized services such as after-sales support.

The competitive international environment in which wholesalers operate requires professionalism

and a preparation suited to these new occupations"1.

1 Bron: 'New activities and new skills', Prof. Claude Lavicka; INSEE 9th Annual Seminar (Paris, decem-ber 2003).

Page 141: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

141

figuur 9.5 Investeringstypen in 2004, in procenten van bedrijven die in 2004 hebben

geïnvesteerd

62

65

42

71

69

72

65

71

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

internet en ICT

kennis, opleiding en scholing

nieuwe markten en/ofproducten

bedrijfsmiddelen

totaal MKB groothandel

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

figuur 9.6 Investeringsplannen naar investeringstypen, in procenten van bedrijven

die verwachten in 2005 te zullen investeren

56

71

41

76

69

71

61

70

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

internet en ICT

kennis, opleiding en scholing

nieuwe markten en/ofproducten

bedrijfsmiddelen

totaal MKB groothandel

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

9.4.3 Financier ing en knelpunten

In tabel 9.10 worden kenmerken van de financiering van de investeringen in de groot-handel afgezet tegen de kenmerken in het totale MKB. De financieringsstructuren ver-schillen slechts weinig. Er worden door de groothandel vaker knelpunten ondervonden bij de externe financiering van de investeringen. In 2003 had nog een kwart hiermee problemen, in 2005 heeft een derde deel van de bedrijven knelpunten ondervonden. Het gaat dan veelal om het vinden van de financiering zelf.

Page 142: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

142

tabel 9.10 Financieringsbronnen en knelpunten bij de investeringen in de groothandel

MKB groothandel totaal MKB

financieringsbronnen (%)

- winst uit onderneming 60 66

- overig eigen geld 13 14

- holding 5 1

- geleend geld bij banken 33 26

- financiële bijdrage van familie en andere informele investeerders 2 3

- leverancierskredieten 2 1

aantal bedrijven dat knelpunten heeft ervaren (in %) 36 25

aard van de knelpunten (in % van bedrijven met knelpunten)

- financiering 78 67

- wet- en regelgeving 13 14

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

9.5 Perspectief

9.5.1 Prognoses 2005 en 2006

De vooruitzichten voor de groothandel in 2005 en 2006 zijn naar verhouding gunstig met een volumegroei van 2% respectievelijk 3½% op jaarbasis. Herstel van de werkge-legenheid zal pas in 2006 gaan optreden; zoals gebruikelijk reageert de vraag naar ar-beid met enige vertraging op (herstel van) volumegroei. Binnen de groothandel zullen bedrijven die sterk op internationale handel steunen een bovengemiddelde groei laten zien, terwijl bedrijven die sterk op de binnenlandse markt georiënteerd zijn overwegend benedengemiddeld presteren. De oorzaken daarvan zijn het snel aantrekken van de wereldhandel en anderzijds de stagnerende consumptieve bestedingen in Nederland. Illustratief is het gegeven dat de logistieke dienstverleners1 in 2004 een gemiddelde

omzetstijging van 4% noteerden (na een teruggang met 5% in 2003), terwijl de expe-diteurs2 zowel in 2003 als in 2004 een omzetgroei van 8% hadden, vooral door de

goederenstromen uit het Verre Oosten, met name uit China.

1 Bron: NDL Nederland Distributieland; persbericht d.d. 25 mei 2005.

2 Bron: FENEX Jaarverslag 2004.

Page 143: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

143

tabel 9.11 Prognose van de omzet-, werkgelegenheids- en winstontwikkeling in de

groothandel en het totale bedrijfsleven, voor 2005 en 2006 (mutatie in %

t.o.v. voorgaand jaar)

groothandel totaal bedrijfsleven

2005 2006 2005 2006

omzet

- volumeontwikkeling 2,00 3,50 1,00 2,25

- prijsontwikkeling -0,25 0,00 1,75 1,00

- waardeontwikkeling 1,75 3,75 2,75 3,25

werkgelegenheid (arbeidsjaren) 0,00 2,50 -0,75 0,75

winst 1,50 4,75 4,25 5,50

Bron: EIM, 2005.

De gevoeligheid van de groothandel voor extra groei van de export blijkt uit tabel 9.12. Wanneer in 2006 in de groothandel niet de begrote 3¾% exportgroei optreedt, maar een versterkte groei van 5¾%, dan nemen omzet, werkgelegenheid en toegevoegde waarde met ¾ procentpunt extra toe.

tabel 9.12 Gevoeligheid van de omzet-, werkgelegenheids- en toegevoegde-waarde-

ontwikkeling in de groothandel en het totale bedrijfsleven, voor stijging

export van Nederlandse herkomst bij huidige prognose en extra export-

stijging in 2006 (mutatie in % t.o.v. voorgaand jaar)

groothandel totaal bedrijfsleven

bij 3,75%

groei

bij 5,75%

groei

bij 3,75%

groei

bij 5,75%

groei

omzet 3,50 4,25 2,25 2,75

werkgelegenheid (arbeidsjaren) 2,50 3,25 0,75 1,00

toegevoegde waarde 3,50 4,25 2,25 2,50

Bron: EIM, 2005.

De gevoeligheid voor extra loonkostenstijging blijkt uit tabel 9.13. Wanneer de loonkos-ten niet met de verwachte ¼% maar met 1¼% stijgen, dan zijn de effecten in het eer-ste jaar gering.

tabel 9.13 Gevoeligheid van de omzet-, werkgelegenheids- en toegevoegde-waarde-

ontwikkeling in de groothandel en het totale bedrijfsleven, voor loonkosten

in 2006 bij huidige prognose en extra loonkostenstijging in 2006 (mutatie

in % t.o.v. voorgaand jaar)

groothandel totaal bedrijfsleven

bij 0,25%

stijging

bij 1,25%

stijging

bij 0,25%

stijging

bij 1,25%

stijging

omzet 3,50 3,50 2,25 2,25

werkgelegenheid (arbeidsjaren) 2,50 2,50 0,75 0,75

toegevoegde waarde 3,50 3,50 2,25 2,25

Bron: EIM, 2005.

Page 144: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

144

9.5.2 Een bl ik vooruit

De strategische trends die voor de toekomst van met name de distribuerende, voor-raadhoudende groothandel een rol spelen, kunnen gevonden worden in "Facing the Forces of Change® ", een om de drie jaar verschijnende publicatie van de Amerikaanse groothandelsorganisatie National Association of Wholesaler-Distributors NAW (USA) en van Pembroke Consulting Inc. In de versie van 2004, getiteld "Facing the forces of change®: The Road to Opportuni-ty" worden vier trends in de groothandelsdistributie als maatgevend voor de jaren 2005-2008 beschouwd, namelijk: 1 Customer self-service 2 Strategic sourcing 3 Fee-based services and pricing 4 Logistics and Fulfillment

Customer se l f - serv ice Klanten van de groothandel zijn voortdurend online op zoek naar product- en marktin-formatie. Zodoende nemen zij een deel van de klassieke groothandelsfuncties over wat betreft pre-sales inspanningen en transactieactiviteiten. Distributeurs kunnen de informatie die klanten willen hebben bij beslissingen rond in-koop en sourcing niet meer voor zichzelf behouden en regelen, omdat producenten en online bronnen informatie gemakkelijk beschikbaar stellen. Als reactie daarop zullen groothandelsbedrijven de online technologie ook toepassen, naast de klassieke kanaalbenadering. Customer self-service zal een deel van de huidige functie van het informeren van klan-ten door verkopers in de buitendienst wegnemen.

Strateg ic sourc ing Strategische in- of outsourcing heeft tot doel om de inkoopkosten re verminderen. Af-nemers van de distribuerende groothandel zullen aan onderhandelingsmacht winnen. Zij kunnen door betere informatievoorziening hun eigen inkoopgedrag rationeel beoor-delen en kunnen zodoende betere beslissingen nemen. Als gevolg daarvan zullen klanten zich meer confronterend opstellen richting groothan-del en zullen zij gevoeliger zijn voor aanbiedingen van concurrerende groothandelaren. Agressieve middelen zoals 'reverse auction'1 zijn in opkomst; daarbij speelt uiteindelijk

alleen de prijs een rol en zijn relaties tussen handelspartners zeer vluchtig.

Fee-based serv ices en pr ic ing Fee-based services en de bijbehorende prijsstelling komen snel op. Wie een bepaalde dienst van de groothandel niet wenst, betaalt niets; wie die dienst wél wil betaalt een bedrag. Er is een risico dat klanten liever naar een concurrent toegaan dan voor een dienst beta-len. De acceptatie door klanten van het, apart van de productkosten, in rekening bren-gen van bijbehorende diensten loopt echter parallel met het uitdrukkelijk zien van toe-gevoegde waarde.

1 Bij 'reverse auction' zijn er op de veiling veel aanbieders tegenover één koper; dit in tegenstelling tot de normale veiling met één aanbieder en veel kopers.

Page 145: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

145

Logis t ic s and fu l f i l lment Externe logistieke dienstverleners blijven streven naar de controle over de productie-/ distributieketen; zij koersen daarmee op een aanvaring met de distribuerende groot-handel, die hetzelfde wil. De concurrentie tussen de logistieke sector en de groothandel wat betreft het afhande-len van orders en het verwezenlijken van de daarbij behorende verwachtingen van de klant zal intensiever worden. Aangetekend moet worden dat de distribuerende groothandel, ook in de toekomst, een duidelijke voorsprong heeft wat betreft after-sales service en ondersteuning van de klant.

9.6 Meer informatie over de sector

sectororganisaties website

Nederlands Verbond van de Groothandel, Den Haag

Telefoon (070)354 68 11

www.nvg.nl

vakbladen

• Groothandel

Page 146: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei
Page 147: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

147

10 Detailhandel

De detailhandel is een dynamische sector met een steeds meer vraaggestuurd aanbod. De detailhandel zorgt ervoor dat door andere ondernemingen vervaardigde goederen en diensten ter beschikking komen van consumenten en andere gebruikers. Als hoofd-functie wordt de detailhandel uitgeoefend door circa 103.000 winkels, bijna 20.000 ambulante handelaren (op 940 warenmarkten) en 2.000 à 2.500 postorder- en inter-netbedrijven die rechtstreeks aan consumenten verkopen. De detailhandel wordt door ondernemingen in andere sectoren soms als nevenfunctie uitgeoefend. Het gaat dan om bijvoorbeeld (zelfbedienings)groothandels, land- en tuinbouwbedrijven en produc-tiebedrijven met factory outlets. Het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD) onderscheidt circa 50 detailhandelsbranches. Een branche is een groep detailhandelsbedrijven die min of meer homogene assorti-menten en dezelfde verkoopmethoden hanteren. De branches zijn door EIM op basis van hun producten en het aankoopgedrag van consumenten samengevoegd tot vijf deelsectoren: − food, − woninginrichting, dhz en huishoudelijke artikelen, − textiel, kleding, schoeisel, − overige non-food, − niet in winkel en reparatie (o.m. ambulante handel en postorder-/internetbedrijven). Een grovere indeling van de detailhandel is die in food en non-food; deze indeling wordt veel gebruikt bij het beschrijven van trends en ontwikkelingen.

10.1 De sector in cijfers

10.1.1 Omvang: zeer veel k le inschal igheid

In de detailhandel zijn circa 80.000 ondernemingen actief, ofwel 11% van het totale aantal ondernemingen in het bedrijfsleven. De sector biedt werk aan circa 440.000 per-sonen (gerekend in arbeidsjaren). Het resultaat van dit werk is een omzet van € 78 mil-jard en een toegevoegde waarde van € 16 miljard. Deze omzet gaat bijna volledig naar het binnenland.

tabel 10.1 De omvang van de MKB- en totale detailhandel in 2004

detailhandel

MKB totaal

aandeel totale detailhandel

in totaal bedrijfsleven

(in %)

aantal ondernemingen per 31-12-2004 (x 1.000) 80 80 11

werkgelegenheid in arbeidsjaren (x 1.000) 276 440 8

omzet (x € miljard) 43 78 6

exportomzet (x € miljard) 0 1 0

bruto toegevoegde waarde (x € miljard) 9 16 4

Bron: CBS, bewerking EIM.

Page 148: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

148

Bijna alle ondernemingen in de detailhandel behoren tot het midden- en kleinbedrijf (MKB), maar het MKB heeft desondanks 'maar' een aandeel van 63% in de totale werk-gelegenheid en van 55% in de omzet. De detailhandel is dus zeer kleinschalig met een belangrijke inbreng van het relatief zeer gering aantal grootbedrijven.

Meer a l lochtone ondernemers In de detailhandel zijn nu bijna 10.000 niet-westerse allochtone ondernemers actief, een verdubbeling ten opzichte van 1993. Zij zijn vooral terug te vinden bij de verkoop van buitenlandse levensmiddelen, in belwinkels, als ambulante handelaar in kleding en textiel en als supermarktondernemer.1

10.1.2 De vi j f deelsectoren van de detai lhandel

De detailhandel in food is qua omzet en werkgelegenheid de grootste deelsector. Grootschaligheid komt hier naar verhouding veel voor: met 17% van het totaal aantal ondernemingen zorgt men voor bijna 40% van de totale omzet en realiseert men een derde van de totale werkgelegenheid in de detailhandel. De kleinste deelsector is de detailhandel 'niet in winkel en reparatie'. Deze heeft een omzetaandeel van 6% en een werkgelegenheidsaandeel van 9%. In deze deelsector zitten veel kleine, vaak ambulante bedrijven.

tabel 10.2 De detailhandel in 2004 verdeeld naar deelsectoren (in aantallen en % van

de totale detailhandel)

ondernemingen werkgelegenheid omzet

aantal

(x 1.000) in %

arbeidsjaren

(x 1.000) in % (x € miljard) in %

food 14 17 144 33 30 39

woninginrichting, DHZ, en huis-

houdelijke artikelen 15 18 88 20 17 22

textiel, kleding en schoeisel 10 13 65 15 10 12

overige non-food 24 30 104 24 16 20

niet in winkel en reparatie 18 22 38 9 5 6

totale detailhandel 80 100 440 100 78 100

Bron: CBS, bewerking EIM.

10.1.3 Economisch funct ioneren

Weer da l ing deta i lhande lsomzet In 2004 heeft de detailhandel 2,1% minder omgezet dan in 2003. Dit is het tweede achtereenvolgende jaar dat de omzet van de detailhandel daalde2. De omzetdaling was

in de foodsector geringer dan bij de non-food. Dit kwam met name omdat in de food-sector de supermarkten nog net voor een omzetstijging van 0,1% zorgden. Daarbij hielden de prijsdaling (- 2,4% als gevolg van de prijzenoorlog) en de volumestijging (+ 2,6%) elkaar bijna in evenwicht. Bij de speciaalzaken in food was de situatie veel min-der rooskleurig. In de non-foodsector kregen de kledingwinkels, woninginrichtingsza-

1 'Demografie etnisch ondernemerschap in de detailhandel', HBD december 2004.

2 CBS.

Page 149: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

149

ken, bouwmarken maar vooral de elektronicazaken forse klappen doordat veel consu-menten zeer weinig vertrouwen in de economie hebben en terughoudend zijn met hun aankopen. Als niet naar de totale omzet maar naar het omzetvolume wordt gekeken (tabel 10.3) dan heeft de foodsector het met een stijging t.o.v. 2003 van + 1,25% redelijk gedaan. In alle andere deelsectoren nam het omzetvolume in vergelijking met het jaar daarvoor af. Vooral de woninginrichtingszaken en in mindere mate de dhz-zaken maken moeilij-ke tijden door. Voor 2005 zijn volgens EIM de verwachtingen wat het omzetvolume van de deelsectoren betreft gelijk aan of minder rooskleurig dan de realisatie van 2004. De verwachting voor de totale detailhandel voor 2005 is -0,5%.

tabel 10.3 Volumeontwikkeling van de omzet 2004-2005 in % voor totale detailhandel

en per deelsector

ontwikkeling in % t.o.v. het jaar daarvoor

2004 2005

food 1,25 0,25

woninginrichting, DHZ en huishoudelijke artikelen -3,00 -3,00

textiel, kleding en schoeisel -1,25 -3,75

overige non-food -0,75 -2,25

niet in winkel en reparatie -1,50 0,50

totale detailhandel -0,50 -1,50

Bron: EIM (2005 raming).

Lage arbe idsproduct iv i te i t Een kengetal voor de arbeidsproductiviteit is de gemiddelde bruto toegevoegde waarde per arbeidsjaar. Voor het MKB in de detailhandel heeft dit kengetal een waarde van € 28.400. Dat is laag in vergelijking met veel andere sectoren uit het bedrijfsleven zoals de groothandel. Eén van de verklaringen voor de relatief lage arbeidsproductiviteit in de detailhandel is de kleinschaligheid waarbij relatief veel ondernemers met een laag inkomen genoegen nemen of voor hun levensonderhoud niet volledig afhankelijk zijn van de inkomsten uit hun bedrijf. Een ander, veel gebruikt, kengetal voor de arbeidsproductiviteit is de ge-middelde omzet per kracht. Deze ligt in de detailhandel volgens het CBS op € 170.000 en in het MKB van de detailhandel op € 152.000.

Exp lo i tat iebee ld van deta i lhande l Een gemiddelde detailhandelsonderneming zet op jaarbasis bijna € 1 miljoen om. Bij de gemiddelde MKB onderneming in de detailhandel is dit € 550.000. In tabel 10.4 is het exploitatiebeeld van de detailhandel weergegeven. De bedrijfs- of exploitatiekosten komen neer op 45% van de brutoproductie. Hiervan nemen de loonkosten het grootste deel voor hun rekening. Daarnaast zijn er voorname-lijk huisvestings- en energiekosten. 'Onder de streep' blijft er voor een gemiddelde de-tailhandelsonderneming 15% van de brutoproductie over. Dit percentage - zijnde de winst voor belastingen - dient mede als beloning voor de ondernemer en eventueel meewerkende gezinsleden en is daarom bij een gemiddelde MKB-onderneming relatief laag in euro's gemeten. In 2002 was de winst voor belastingen hoger, namelijk 19% van de brutoproductie.

Page 150: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

150

tabel 10.4 Exploitatiebeeld van de detailhandel in 2004 (excl. niet-winkelverkoop)

in % van de brutoproductie

brutoproductie 100

verbruik 39

bruto toegevoegde waarde 61

bedrijfskosten 45

waarvan:

− loonkosten 36

winst voor belastingen 15

Bron: CBS, bewerking EIM.

10.2 Marktomstandigheden

10.2.1 Afnemers of consumenten

De demograf i sche verander ingen zet ten door De totale bevolking neemt in Nederland langzaam toe, maar daarbinnen voltrekken zich steeds duidelijker bepaalde veranderingen. Zo is Nederland inmiddels - afgaande op de bevolkingssamenstelling in de grote en middelgrote steden - een land met vele nationa-liteiten. Naar verwachting zullen in 2010 hier 2 miljoen niet-westerse allochtonen wo-nen waaronder relatief veel Aziaten. Deze allochtonen hebben deels hun eigen detail-handel (ook steeds meer binnen bestaande winkelcentra) maar daarnaast zijn de door hen gewenste producten vaker te vinden in de autochtone winkels. Ook een groeiend aantal Nederlandse consumenten koopt deze producten. Een andere onmiskenbare ontwikkeling is de opkomst van de vijftigplusmarkt. Welis-waar neemt het besteedbaar inkomen na het 55e levensjaar iets af, het vermogen van ouderen is veel groter dan dat van jongeren. Oudere consumenten zoals de gepensio-neerden hebben deels een ander koopgedrag. Zij zijn bij het doen van boodschappen meer op kwaliteit dan op prijs gericht, zijn vrij behoudend in hun aankoopgedrag en vertonen een sterke merkentrouw. Naar verhouding doen zij veel boodschappen bij de versspeciaalzaak en de markt en minder bij de supermarkt, waarbij afstand en sociale contacten een grote rol spelen. Door de prijzenslag bij de supermarkten is een aantal oudere consumenten enigszins prijsgevoeliger geworden.

Koopkrachtda l ing In 2004 daalde volgens het CBS de koopkracht van de ruim 7 miljoen particuliere huis-houdens met 1,4% inclusief inflatie. In 2003 was de daling nog groter. Dit komt door-dat in 2004 de zeer geringe stijging van de lonen en overige inkomens volledig werd tenietgedaan door met name de toeneming van de afgedragen pensioenpremies met bijna 9%. In dit klimaat neemt het consumentenvertrouwen in de economie af en zit er geen groei in de consumptieve bestedingen. De totale detailhandel heeft dit dan ook aan de omzetdaling gemerkt. Dat veel huishoudens de nadruk leggen op meer zeker-heid en veiligheid blijkt ook uit het feit dat er meer risicomijdend werd gespaard in te-goeden (+8% in 2004) en er minder in effecten werd belegd.

Page 151: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

151

10.2.2 Leveranciers

De keten staat onder druk

Leveranciers niet onberoerd door prijzenoorlog in de foodsector De prijzenoorlog die sinds oktober 2003 in de supermarktwereld gaande is, heeft ook tot gevolg dat de leveranciers onder druk werden/worden gezet. De krimpende marges proberen veel supermarktorganisaties deels op de leveranciers via lagere inkoopprijzen af te wentelen. Dit kan niet onverkort doorgaan. Zo hebben bijvoorbeeld de drie grote industriële bakkerijen die zeer veel supermarkten met brood e.d. beleveren, kenbaar gemaakt dat hun rendementen dermate laag zijn dat "de bodem bereikt is" 1. Daar-

naast zijn veel A-merken van leveranciers zoals Unilever in supermarkten vervangen door goedkopere huismerken. Ook uit non-foodsector weinig optimistische geluiden Veel branches in de non-foodsector zoals de drogisterijen, woninginrichtingswinkels, kledingzaken, dhz-winkels, elektronicazaken en huishoudelijke-artikelenzaken hebben het in 2005 moeilijk door het feit dat veel consumenten zeer terughoudend zijn in hun bestedingen en de omzetten daardoor teruglopen. In de woninginrichtingsbranche bij-voorbeeld betekent het aanhoudend dalen van de omzetten dat een aantal winkels ver-dwijnt, filialen soms worden afgestoten maar ook dat bekende fabrikanten zoals Leolux moeten reorganiseren.

10.2.3 Toetreders

U i t b innenland: s tar ters De detailhandel kent in het particuliere bedrijfsleven - na de zakelijke dienstverlening - relatief de meeste toetreders in de vorm van startende bedrijven. De detailhandel heeft dan ook een aandeel van bijna 14% in het totaal aantal startende bedrijven. Het aantal startende detailhandelsbedrijven was in 2004 ruim 6.700. EIM schat de overlevingskans van deze bedrijven na 5,5 jaar in op 45%. De toetredingsdrempel voor nieuw ondernemerschap is over het algemeen in de detail-handel relatief laag (geringe investeringen en opleidingseisen). In economisch minder gunstige tijden is dit te merken. Branches waarin het grootwinkelbedrijf en franchise-bedrijven sterk vertegenwoordigd zijn en derhalve domineren (w.o. supermarkten, dro-gisterijen, textielsupermarkten, schoenenzaken, speelgoedzaken, bouwmarkten) zullen minder starters kennen dan branches waarin dit niet het geval is (w.o. kledingzaken, woonzaken, ambulante handel). De slaagkans is bij de eerstgenoemde immers geringer, tenzij het om een nichemarkt gaat.

tabel 10.5 Startende bedrijven in de detailhandel: aantal, ontwikkeling en overle-

vingskans, 2004

gehele sector

aantal starters in detailhandel 6.742

gemiddelde mutatie per jaar van het aantal starters 2004 t.o.v. 1987 (in %) 0,5

aandeel van detailhandel in het totaal aantal starters in Nederland (in %) 14,0

overlevingskans in % na 5,5 jaar 45

Bron: 'Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid'. EIM.

1 NRC Handelsblad, 16 juli 2005.

Page 152: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

152

Uit bu i ten land:meer winke ls van grote winke lketens Een aantal buitenlandse ondernemingen is inmiddels in Nederland 'ingeburgerd' en niet meer weg te denken uit ons winkellandschap. Deze bedrijven hebben eigen formules die voor ons land enigszins innovatief zijn en hebben kenmerken zoals grootschaligheid in combinatie met relatief lage prijzen. Op dit moment wordt het aantal vestigingen van IKEA (woninginrichting), MediaMarkt (elektrobranche), Hornbach (bouwmarkten + tuin-centra) e.a. ieder jaar verder uitgebreid als onderdeel van een expansiestrategie. In de foodsector zien we vooral een groei bij het aantal discountwinkels, hetgeen niet vreemd is bij de huidige prijzenslag. Bij Lidl en Jumbo neemt het aantal winkels toe, terwijl het Belgische Colruyt als discounter vergaande plannen heeft om naar Nederland te komen.

10.2.4 Concurrent ie

In foodsector va l len s lachtof fers In de hevige strijd om lage prijzen en de gunst van de consument zijn de discounters aan de winnende hand maar hebben ketens zoals Laurus - getuige de terugval in marktaandeel - het moeilijk. Dit geldt ook voor veel kleinere, zelfstandige supermarkten die zo veel als mogelijk is door de organisatie waartoe zij behoren, gesteund worden. Daarnaast gaat de uitval van foodspeciaalzaken in verhoogd tempo door. Volgens het CBS is in de periode van 1994 tot en met 2004 het aantal groentewinkels en slagerijen bijna gehalveerd.

In non-foodsector : iedereen i s op zoek naar de consument Veel non-foodbranches hebben hinder van consumenten die hun bestedingen uitstellen of zich meer richten op de uitverkopen en tweedehandsmarkten. De woninginrichtings-branche en de modebranche zijn hier typische voorbeelden van. Inmiddels zijn er al weer bedrijven die hun organisatie - gezien de nieuwe situatie - op orde hebben en an-dere bedrijven die al succesvol waren, hun groei weer oppakken (in de modebranche: Zara, H&M en de Bestsellergroep) 1.

10.2.5 Nieuwe producten en diensten

In de detailhandel is er een voortdurende stroom van nieuwe producten en diensten. Veel supermarkten 'draaien' bijvoorbeeld op de jaarlijkse nieuwe producten en product-vernieuwingen van merkfabrikanten bij de kant-en-klaarmaaltijden, de groentemixen, in het zuivelvak enz. Gevreesd wordt dat door de prijzenslag en de gevolgen daarvan voor de merkartikelfabrikanten het aantal innovatieve producten zal afnemen. Een trend die in de non-fooddetailhandel in opkomst is, is het 'customizen' of anders gezegd: het persoonlijk maken van massaproducten. Massaproducten als auto's, kle-ding, mobiele telefoons en computers kunnen door de eigenaar of derden zo verbouwd worden dat het product een persoonlijke inslag krijgt en aan de eigen voorkeur beant-woordt. Tevens onderscheidt men zich hiermee van de groep waartoe men behoort. Een voorbeeld op dit gebied zijn de ringtones op mobieltjes waarvan de keuze kan aan-geven welke interesses of film/clipvoorkeur de bezitter heeft. Nieuwe producten en diensten kunnen in de detailhandel ook betrekking hebben op winkeltypen. Zo wil de provincie Limburg dat er in meer dan honderd kleine dorpen en gehuchten zogeheten servicewinkels worden gevestigd. Hiermee wil men de platte-landskernen weer leefbaar maken. In servicewinkels kunnen dorpsbewoners terecht

1 'Retail krijgt meer concurrentie' (Retailtrends, november 2004).

Page 153: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

153

voor bankzaken, postafwikkeling, het bestellen van medicijnen enz. Deze servicewinkels zullen onderdak krijgen in supermarkten, buurthuizen, verenigingsgebouwen e.d.

10.2.6 Detai lhandelsspecif ieke wet- en regelgeving

Onderzoek naar verbod op verkopen beneden de inkooppr i j s 1

Gezien de zeer hevige concurrentiestrijd in de foodsector heeft het Ministerie van Eco-nomische Zaken laten onderzoeken of het zinvol is een verbod uit te vaardigen op het verkopen van producten onder de eigen inkoopprijs. Daarbij is met name gekeken naar de situatie in andere Europese landen op dit gebied. Uit het onderzoek blijkt dat er geen rechtstreekse relatie is tussen de omvang van het voorzieningenniveau (aantal en positie van kleine en middelgrote supermarkten) en het al dan niet van kracht zijn van een verbod op het verkopen onder de inkoopprijs. Bovendien zijn de gevolgen van een dergelijk verbod op het prijsniveau moeilijk te voorspellen omdat niet duidelijk is in wel-ke mate supermarkten beneden de eigen inkoopprijs verkopen.

10.2.7 Samengevat

schema 10.1 Marktomstandigheden voor de detailhandel uitgedrukt in positieve en

negatieve punten

positieve punten negatieve punten

afnemers of consumenten − inspelen op behoeften alloch-

tonen

− opkomst 50+-markt

− koopkrachtdaling van 1,4%

in 2004 bij huishoudens

leveranciers − leveranciers betalen mee aan

prijzenoorlog in foodsector

− - innovatiekracht leveran-

ciers loopt terug

toetreders

− veel starters

− innovatieve winkelformules van

grote buitenl. ketens

concurrentie

− flexibiliteit bij terughoudende

cons. bestedingen

− minder kleinere supermark-

ten en speciaalzaken door prijzenoorlog

nieuwe producten en diensten − customizen of het persoonlijk

maken van massaproducten

− veel me-too producten

Bron: EIM, 2005.

10.3 Kracht van de sector

10.3.1 Bedri jvendynamiek

In de detailhandel is het relatieve aantal oprichtingen bijna gelijk aan dat in het totale bedrijfsleven; het bedraagt 8,2% van het totaal aantal ondernemingen (zie tabel 10.6). Hierbij gaat het vaak om compleet nieuwe bedrijven en minder om dochterbedrijven. Het aantal opheffingen ligt iets hoger dan het gemiddelde in het bedrijfsleven en be-draagt 6,7% van het aantal ondernemingen. De opheffingen in de detailhandel zijn iets minder vaak het gevolg van een faillissement dan in het totale bedrijfsleven. Bedrijfs-overname als gevolg van vergrijzing (bij de ondernemer), het deeltijdondernemerschap

1 'Verbod op verkoop beneden de inkoopprijs', EIM e.a. mei 2005.

Page 154: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

154

en de verhuur van kooppanden spelen onder andere ook een rol in de winkelopheffin-gen. In de detailhandel is het aantal oprichtingen ongeveer gelijk aan het aantal ophef-fingen.

tabel 10.6 Bedrijven in de detailhandel en het totale bedrijfsleven naar groeitype,

aantal oprichtingen en opheffingen (in % van het totaal aantal bedrijven

in de detailhandel resp. het totale bedrijfsleven), 2004

detailhandel totaal bedrijfsleven

bedrijven verdeeld naar groeitype (in %):

− snelle en normale groeiers − gelijkblijvers − groeikrimpers en overige krimpers

30

30

41

37

25

38

aantal oprichtingen in % van het totaal

w.v.

− nieuwe dochters

8,2

2,0

8,4

2,4

aantal opheffingen in % van het totaal

w.v.

− faillissementen

6,7

0,4

5,9

0,8

Bron: 'Bedrijvendynamiek en Werkgelegenheid. Periode 1987-2004', EIM, 2005.

Van de actieve ondernemingen in de detailhandel behoort 30% tot de groeiers. Dat is 7 procentpunten lager dan het gemiddelde in het bedrijfsleven. De detailhandel kent zo-wel meer gelijkblijvers als meer groeikrimpers en overige krimpers dan de rest van het bedrijfsleven.

10.3.2 Schaalgrootte en netwerkvorming

Al eerder is in de detailhandel het grote aantal bedrijven uit het MKB gememoreerd. In tabel 10.7 is de kleinschaligheid van deze sector terug te zien in de verschillende aande-len, maar ook in de gemiddelden zoals de ondernemingsgrootte van 5 arbeidsjaren en de bedrijfsomzet van circa € 1 miljoen.

tabel 10.7 Indicatoren schaalgrootte en netwerkvorming in de detailhandel

gehele sector

ondernemingenaandeel van het kleinbedrijf in de sector (in %) 94

omzetaandeel van het grootbedrijf in de sector (in %) 45

werkgelegenheidsaandeel van het grootbedrijf in de sector (in %) 37

gemiddelde ondernemingsgrootte (in arbeidsjaren) 5

gemiddelde omzet per onderneming (x € miljoen) 1,0

Bron: CBS, EIM.

Een andere indicator voor de schaal waarop detailhandelsbedrijven opereren, is de ge-middelde winkelruimte. Deze bedraagt thans 250 m2. In schril contrast hiermee is de run op grotere panden als gevolg van de komst van buitenlandse ketens. Een bedrijf als MediaMarkt zoekt bijvoorbeeld panden van 4.500 tot 8.000 m2.1

1 'Groot, groter, grootst is het credo', NRC Handelsblad 27-7-2005.

Page 155: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

155

Schaalgrootte wordt in de detailhandel ook geassocieerd met de aanwezigheid van zo-genoemde grootwinkelbedrijven (= bedrijven met 7 of meer winkels en/of 100 werkza-me personen). Hiervan zijn er meer dan de vermelde 300 grootbedrijven. Schaalgrootte wordt daarnaast gecreëerd door het fenomeen commerciële samenwerking.

Commerc ië le samenwerk ing In de detailhandel wordt relatief veel samengewerkt. Als alleen al naar het aantal vesti-gingen van franchisenemers in de totale detailhandel wordt gekeken, dan waren dit er 11.700 in 20031, met als onderverdeling: 3.200 winkels in de foodsector en 8.500 in de

non-foodsector. Daarnaast zijn er winkels lid van een inkoopvereniging of een retailor-ganisatie die naast de inkoopsamenwerking ook samenwerking op het gebied van bij-voorbeeld promotie, automatisering en informatie-uitwisseling biedt. Behalve deze ge-noemde formele samenwerkingsvormen zijn er ook tal van informele samenwerkings-verbanden of bedrijfsnetwerken: kleine inkoopgroepen van gelijkgestemde retailers, promotieclubs, dealerorganisaties en dergelijke.� Het fenomeen commerciële samenwerking neemt momenteel - maar dat zal tijdelijk zijn - niet verder toe omdat veel detaillisten bezig zijn om via kostenbesparingen en an-derszins hun bedrijf aan de moeilijke omstandigheden door teruglopende omzetten aan te passen.

10.3.3 Innovat ievermogen

Tabel 10.8 laat zien dat detailhandel wat betreft het introduceren van 'sectornieuwe producten en diensten' en vernieuwingen in de interne bedrijfsprocessen iets achter-loopt op het gemiddelde in het bedrijfsleven. Wat betreft de introductie van nieuwe producten loopt de detailhandel gelijk aan dat gemiddelde.

tabel 10.8 Aantal bedrijven in de handel en het totale MKB met innovaties in de peri-

ode 2002-2004 (in %)

soort innovatie MKB handel totaal MKB

introductie van nieuwe producten en/of diensten 33 34

introductie van producten en/of diensten die nieuw zijn voor de sector 10 16

vernieuwingen of verbeteringen in de interne bedrijfsprocessen 50 56

Bron: EIM, 2005.

Rangl i j s t innovat ieve MKB-sectoren2

EIM heeft een ranglijst opgesteld van 58 MKB-sectoren, gerangschikt naar hun mate van innovativiteit. Aan kop staan de chemische-, rubber- en kunststoffenindustrie, de speur- en ontwikkelingswerkers, ICT-bedrijven en fabrikanten van genotmiddelen. Meteen hieronder komt de groothandel, die inmiddels veel meer is dan een soort van dozenschuiver. Op plaats 33 komt de eerste deelsector van de detailhandel pas, die in overige non-food (drogisterijen, boeken, tijdschriften e.d.).

1 'Statistiek Franchise 2003' van de Nederlandse Franchise Vereniging (in: Detailhandel Magazine van HBD, december 2004).

2 'De meest innovatieve MKB-sector van Nederland', EIM augustus 2005.

Page 156: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

156

10.3.4 Interne bedri j fsvoer ing

De detailhandel heeft enkele onderwerpen die specifiek voor deze sector zijn, structu-reel van aard zijn en kosten veroorzaken. Dit geldt bijvoorbeeld voor winkelcriminaliteit en de kosten van het betalingsverkeer.

Winke lc r imina l i te i t b l i j f t een prob leem

Minder winkeldiefstallen maar met meer geweld In 2004 nam het aantal winkeldiefstallen af van 944 naar 866. De directe schade hier-van bedroeg € 720 miljoen. Inclusief de schade en de buit bij ramkraken is dit € 740 miljoen. Daarnaast komen nog de kosten voor preventie ad € 270 miljoen. Volgens het Platform Detailhandel wordt 60% van de winkeldiefstallen en overvallen gepleegd door 19.000 veelplegers. Vorig jaar werd aan 5.000 personen de toegang tot winkels of win-kelketens ontzegd. 1

Nieuw in de strijd tegen de winkelcriminaliteit is de collectieve winkelontzegging. In dat geval werken ondernemers samen bij het opleggen van de winkelontzegging. Als één van de aangesloten ondernemers een ontzegging oplegt, geldt dit ook voor de winkels van collega's met wie hij/zij samenwerkt. Een winkeldief kan dus met één verbod uit meerdere winkels worden geweerd. Dit kan zowel in een winkelcentrum zijn als binnen een winkelketen.

Kosten beta l ingsverkeer voor deta i lhande l

Doorbraak in onderhandelingen In juni 2005 is er een doorbraak gekomen in de onderhandelingen tussen banken, de-taillisten en horeca over de kosten van het betalingsverkeer, uitmondend in een ak-koord. In aansluiting hierop is de Intentieverklaring Betalingsverkeer door direct betrok-ken partijen getekend. Het convenant moet leiden tot verdere vergroting van de effici-ency van het toonbankbetalingsverkeer. De hoofdlijnen van het uit te werken conve-nant zijn: − Een aanzienlijke verlaging van de PIN-tarieven voor alle toonbankinstellingen. Daar-

tegenover zullen klachten en claims over te hoge PIN-tarieven worden ingetrokken. − Het gezamenlijk ontwikkelen van innovatieve plannen om efficiënt betaalgedrag

van consumenten en zakelijke rekeninghouders te bevorderen. Over de uitwerking van de plannen zullen partijen uiteraard het Maatschappelijk Overleg Betalingsver-keer informeren.

− Het stichten van een fonds van behoorlijke omvang, ter financiering van maatrege-len die de efficiency van het huidige en toekomstige toonbankbetalingsverkeer ver-der zullen vergroten. Het fonds zal in goed overleg worden beheerd en besteed door het Platform Detailhandel en de Nederlandse Vereniging van Banken.

Partijen zullen de Nederlandse Mededingingsautoriteit te zijner tijd om een informele zienswijze over het convenant vragen.2

1 Jaarverslag 2004 van Platform Detailhandel.

2 Zie www.platformdetailhandel.nl.

Page 157: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

157

10.3.5 Samengevat

schema 10.2 Kracht van de detailhandel uitgedrukt in sterke en zwakke punten

sterke punten zwakke punten

bedrijvendynamiek − relatief veel starters − oprichtingen en opheffingen

houden elkaar in evenwicht

schaalgrootte/netwerkvorming − groot aantal samenwerkers

w.o. franchisers − kleinschaligheid troef

innovatievermogen

bedrijfsvoering − eerste overeenstemming tus-

sen partijen bij kosten beta-

lingsverkeer

− winkelcriminaliteit blijft een

probleem

Bron: EIM, 2005.

10.4 Investeringen

10.4.1 Omvang en ontwikkel ing: in MKB-detai lhandel wordt weinig geïnves-teerd

In de detailhandel wordt relatief weinig geïnvesteerd, wat te maken heeft met het grote aantal kleine bedrijven in deze sector. Zoals uit figuur 10.1 blijkt, heeft ruim de helft van de MKB-detailhandel in 2004 geïnvesteerd, tegenover 70% van het totale MKB. Ten opzichte van 2003 is het aantal investerende bedrijven in de MKB-detailhandel in 2004 met 10 procentpunten afgenomen. Het gemiddelde in de MKB-detailhandel geïnvesteerde bedrag ligt met € 30.000 ver onder het bedrag dat in het totale MKB als gemiddelde geldt, namelijk € 90.000.

figuur 10.1 Aantal investerende bedrijven in % van het totaal in MKB-detailhandel

en het totale MKB, 2003 en 2004

64

73

54

70

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

detailhandel

totaal MKB

realisatie 2003 realisatie 2004

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2004 en voorjaar 2005.

In figuur 10.2 is te zien dat ook t.a.v. de verwachte investeringen voor 2005 de onder-nemers in de MKB-detailhandel behoorlijk voorzichtig zijn. Net iets meer dan de helft van

Page 158: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

158

de bedrijven in de MKB-detailhandel heeft hiertoe (zekere) plannen. Deze voorzichtige opstelling heeft te maken met het feit dat de terughoudende consumentenbestedingen de omzetten soms zwaar onder druk zetten. Veel ondernemers kiezen er daarbij voor om in de eerste plaats de kosten te verminderen ter verbetering van het rendement en voor-lopig niet of in beperkte mate te investeren in nieuwe of bestaande activiteiten.

figuur 10.2 Verwachte investeringen in MKB-detailhandel en het totale MKB in 2005

(in % van het aantal bedrijven)

0% 20% 40% 60% 80% 100%

detailhandel

totaal MKB

van plan te investeren investeert misschien investeert niet

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

Uit figuur 10.3 blijkt dat de ontwikkeling van de investeringen in de MKB-detailhandel van 2003 op 2004 in de pas loopt met die in het totale MKB. Bij ruim vier op de tien van de in beide jaren investerende MKB-detailhandelsbedrijven heeft een stijging van de investeringen plaatsgehad.

figuur 10.3 Ontwikkeling van de investeringen in MKB-detailhandel en het totale

MKB: 2004 t.o.v. 2003 (in % van bedrijven die zowel in 2003 als in 2004

hebben geïnvesteerd)

0% 20% 40% 60% 80% 100%

detailhandel

totaal MKB

groei gelijk gebleven daling

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

Page 159: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

159

Ten opzichte van 2004 zetten minder MKB-ondernemers in de detailhandel voor 2005 hun investeringsplannen op schrift. Het aandeel bedrijven dat wel de investeringsplan-nen vastlegt, is nog altijd hoger dan het aantal bedrijven dat de ondernemingsstrategie schriftelijk vastlegt. Slechts 20% van de MKB-ondernemers in de detailhandel heeft zijn ondernemingsstrategie op schrift staan.

tabel 10.9 Aanwezigheid investeringsplannen in MKB-detailhandel en het totaal MKB

in 2004 en 2005 (in % van aantal bedrijven)

MKB-detailhandel totaal MKB

2004 2005 2004 2005

investeringsplannen (in %)

− meerjarenplan 26 17 25 17

− jaarlijks plan 20 14 23 22

− geen plan op schrift 54 69 52 61

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2004 en voorjaar 2005.

10.4.2 Invester ingen naar bestemming: vooral in bedri j fsmiddelen

In 2003 waren de belangrijkste investeringsdoelen het verbeteren van de efficiency en het vervangen van bestaande bedrijfsmiddelen. In 2004 is wederom vooral aandacht besteed aan investeringen in bedrijfsmiddelen. Daarnaast is in de MKB-detailhandel veel geïnvesteerd in kennis, opleiding en scholing maar ook in internet en ICT. Investeringen in markt- en productinnovaties blijven - in deze economisch moeilijke tijden - echter achter, hoewel soms juist een aanvallende strategie in deze omstandigheden een oplos-sing kan zijn. Het is voor de detailhandel verontrustend dat deze sector op het gebied van kennis-, ICT- en innovatie-investeringen achterblijft bij het MKB in totaal.

figuur 10.4 Bestemming van Investeringen in MKB-detailhandel en totaal MKB in

2004 (in % van bedrijven die in 2004 hebben geïnvesteerd)

62

65

42

71

54

57

35

72

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

internet en ICT

kennis, opleiding en scholing

nieuwe markten en/ofproducten

bedrijfsmiddelen

totaal MKB detailhandel

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

Page 160: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

160

Ook de plannen voor 2005 geven hetzelfde beeld te zien (figuur 10.5). Naar verwach-ting zal door de MKB-detailhandel in dat jaar nog meer in bedrijfsmiddelen worden ge-investeerd en nog minder in nieuwe markten en/of producten.

figuur 10.5 Investeringsplannen naar bestemming investeringen in MKB-

detailhandel en totaal MKB (in % van bedrijven die verwachten in 2005

te zullen investeren)

56

71

41

76

53

60

27

83

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

internet en ICT

kennis, opleiding en scholing

nieuwe markten en/ofproducten

bedrijfsmiddelen

totaal MKB detailhandel

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

10.4.3 Financier ing en knelpunten

Eerder is al aangegeven dat het gemiddelde bedrag dat in de detailhandel omgaat bij het doen van investeringen vrij laag is. Net als in bijna elke sector in het MKB wordt in veel gevallen eigen geld aangewend om te kunnen investeren. Bij ongeveer tweederde van alle investerende bedrijven is dit de winst uit onderneming. Financiële bijdragen van familieleden komen veel minder voor dan men geneigd is om te denken. Vervolgens wordt voornamelijk gebruik gemaakt van bankleningen. Leverancierskredieten worden - gezien hun looptijd - bijna niet geschikt geacht voor het doen van investeringen. In de MKB-detailhandel komen knelpunten bij het doen van investeringen relatief wei-nig voor, namelijk bij 20% van de investerende bedrijven. De meeste problemen heb-ben betrekking op (het rondkrijgen van) de financiering zelf.

Page 161: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

161

tabel 10.10 Financieringsbronnen en knelpunten bij de investeringen in MKB-detail-

handel en het totale MKB

MKB-detailhandel totaal MKB

financieringsbronnen (%)*

− winst uit onderneming 63 66

− overig eigen geld 10 14

− holding 0 1

− geleend geld bij banken 32 26

− financiële bijdrage van familie en andere informele investeerders 1 3

− leverancierskredieten 0 1

aantal bedrijven dat knelpunten heeft ervaren (in %) 20 25

aard van de knelpunten (in % van bedrijven met knelpunten)

− financiering 88 67

− wet- en regelgeving 3 14

* Meer antwoorden mogelijk.

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

10.5 Perspectief

10.5.1 Prognoses 2005 en 2006

Het ondernemen in de detailhandel zal nog enige tijd moeilijk zijn. In 2005 moet men rekening houden met een daling van zowel het volume (-1,5%) als de prijs (-1,0%). Dit resulteert in een waardedaling van 2,5%. Het jaar 2006 zal eindelijk een herstel laten zien. De omzetontwikkeling zal naar ver-wachting een groei tonen in zowel waarde als volume, maar deze groei zal nog steeds beneden 1% zijn. De werkgelegenheid in de detailhandel zal volgens de prognoses dit jaar nog met 1,75% afnemen, maar in 2006 een kleine plus laten zien. De winstprognoses tonen voor 2005 en 2006 echter een somberder beeld, hoewel ook hier 2006 een beter jaar zal zijn dan 2005. De prognoses ten aanzien van de ontwikkeling van omzet, werkgelegenheid en winst zijn voor de detailhandel minder gunstig dan voor het totale bedrijfsleven. Dit laat tabel 10.11 zien.

Page 162: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

162

tabel 10.11 Prognose van de omzet-, werkgelegenheids- en winstontwikkeling in de

detailhandel en het totale bedrijfsleven, voor 2005 en 2006 (mutatie in %

t.o.v. voorgaand jaar)

detailhandel totaal bedrijfsleven

2005 2006 2005 2006

omzet

− volumeontwikkeling

− prijsontwikkeling

− waardeontwikkeling

-1,50

-1,00

-2,50

0,25

0,25

0,50

1,00

1,75

2,75

2,25

1,00

3,25

werkgelegenheid (arbeidsjaren) -1,75 0,25 -0,75 0,75

winst -7,00 -1,00 4,25 5,50

Bron: EIM, 2005.

tabel 10.12 Gevoeligheid van de omzet-, werkgelegenheids- en toegevoegde-

waardeontwikkeling in de detailhandel en het totale bedrijfsleven, voor

stijging export van Nederlandse herkomst bij huidige prognose en extra

exportstijging in 2006 (mutatie in % t.o.v. voorgaand jaar)

detailhandel totaal bedrijfsleven

bij 3,75%

groei

bij 5,75%

groei

bij 3,75%

groei

bij 5,75%

groei

omzet 0,25 0,25 2,25 2,75

werkgelegenheid (arbeidsjaren) 0,25 0,25 0,75 1,00

toegevoegde waarde 0,25 0,25 2,25 2,50

Bron: EIM, 2005.

tabel 10.13 Gevoeligheid van de omzet-, werkgelegenheids- en toegevoegde-

waardeontwikkeling in de detailhandel en het totale bedrijfsleven, voor

loonkosten in 2006 bij huidige prognose en extra loonkosten stijging in

2006 (mutatie in % t.o.v. voorgaand jaar)

detailhandel totaal bedrijfsleven

bij 0,25%

stijging

bij 1,25%

stijging

bij 0,25%

stijging

bij 1,25%

stijging

omzet 0,25 0,75 2,25 2,25

werkgelegenheid (arbeidsjaren) 0,25 0,50 0,75 0,75

toegevoegde waarde 0,25 0,75 2,25 2,25

Bron: EIM, 2005.

10.5.2 Een bl ik vooruit

Naar verwachting zullen in 2005 de bestedingen van consumenten in de detailhandel maar een fractie hoger zijn dan in 2004. Het consumentenvertrouwen in de economie neemt maar zeer langzaam toe. Daarnaast is zeer onzeker hoe de omschakeling naar een volledig nieuw zorgstelsel qua kosten voor veel consumenten zal uitvallen. In de foodsector is de prijzenoorlog over zijn hoogtepunt heen maar nog niet volledig voorbij. Voorlopig resultaat is dat AH een deel van zijn positie heeft herwonnen, de dis-countaanbieders het goed tot zeer goed doen en Laurus als supermarktorganisatie met

Page 163: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

163

verschillende winkelformules voortdurend terrein verliest. In de eerste helft van 2005 daalde het aantal klanten van Laurus met 2,5% en van Aldi met 1,3%. Bij AH steeg het aantal klanten juist met 2,5%, waaronder vooral gezinnen met kinderen die vaak bo-vengemiddeld besteden. In de non-foodsector zullen in een aantal branches er steeds meer winkels verdwijnen omdat achtereenvolgende jaren van teruglopende omzetten niet vol te houden zijn. Het onderscheid tussen food en non-foodwinkels en tussen branches neemt verder af door-dat veel ketens actiematig meer andersoortige producten in hun assortiment zullen op-nemen. Aldi en Kruidvat zijn hier heel bekende voorbeelden van. Inmiddels is er door de privatisering van overheidsorganisaties of door het vrijkomen van door de overheid beheerste markten een heel nieuw type van retailers ontstaan. Dit geldt voor de markt van telecommunicatie en telefonie waar KPN allang niet meer de enige aanbieder is. Een ander voorbeeld is de energiemarkt waar bedrijven als Eneco, Nuon, Essent, Delta e.a. zich verdringen. Voor consumenten wordt hiermee de keuze uit leveranciers vergroot, hetgeen echter - door onbekendheid en onzekerheid hier-mee -- zeker niet door iedereen als een voordeel wordt beschouwd. Het door consumenten kopen van producten en diensten via internet bedroeg in 2004 € 1,5 miljard. Dit type consumentenbestedingen zal verder groeien. Volgens onderzoek1

behoort 50% van de Nederlandse huishoudens tot de multichannelconsumenten die niet alleen zich oriënteren in meer kanalen maar ook daadwerkelijk kopen in meer ka-nalen. Daarbij doet zich het feit voor dat veel consumenten zoeken op internet maar kopen in de winkel. Bovendien is een belemmering voor het kopen op internet dat bijna 2,5 miljoen consumenten betalen via internet als onveilig beschouwen. Een eerste stap om deze vrees weg te nemen is de introductie onlangs van een gemeenschappelijke be-taalstandaard door de banken voor thuiswinkelbetalingen via internetbankieren. Naar verwachting zullen er snel meer van dergelijke initiatieven komen.

10.6 Meer informatie over de sector

sectororganisaties website

Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD), Den Haag

Telefoon: (070) 338 56 00

Raad Nederlandse Detailhandel (RND)

Telefoon: (070) 444 25 87

Nationale Winkelraad (NWR) van MKB-Nederland

Telefoon: (015) 219 12 12

Platform Detailhandel

(samenwerkingsverband tussen RND en NWR)

www.hbd.nl

www.raadnederlandsedetailhandel.nl

www.mkb.nl

www.platformdetailhandel.nl

1 'De multichannelende consument', VODW Marketing, Marketresponse en Erasmus Universiteit (de-cember 2004).

Page 164: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

164

vakbladen

• RetailTrends

Page 165: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

165

11 Horeca, catering en verblijfsrecreatie

De horeca kent een grote diversiteit aan bedrijfstypen, deelsectoren en marktsegmen-ten. Tot de horecasector in brede zin behoren naast hotels, restau-rants/cafetaria's/lunchrooms en (eet)cafés ook catering en verblijfsrecreatie. De totale omzet van de horecasector bedraagt € 15 miljard. Ruim driekwart van de horecamarkt wordt in beslag genomen door het midden- en kleinbedrijf, waarvan de helft door res-taurants en een kwart door cafés.

11.1 De sector in cijfers

11.1.1 Omvang: een kleine sector

De werkgelegenheid in de ruim 36.000 actieve ondernemingen in de horeca, catering en verblijfsrecreatie bedroeg in 2004 omgerekend naar fulltimers 198.000 arbeidsjaren. De totale omzet van de sector bedraagt € 16 miljard exclusief BTW. Het aandeel van de zakelijke bestedingen ligt naar schatting op circa 30% van deze geldswaarde. Het MKB neemt 75% van de totale sectoromzet voor zijn rekening. De horecabedrijven zijn voor-namelijk gericht op het binnenland. In de hotel- en recreatiesector is men ook georiën-teerd op buitenlandse gasten.

tabel 11.1 De omvang van het MKB-gedeelte en de totale horeca, catering en ver-

blijfsrecreatie in 2004

horeca, catering en

verblijfsrecreatie

MKB totaal

aandeel van de sector

in totaal bedrijfsleven

(in %)

aantal ondernemingen per 31-12-2004 (x 1.000) 36 36 5

werkgelegenheid in arbeidsjaren (x 1.000) 162 198 4

omzet in € miljard 12 16 1

exportomzet in € miljard 0 0 0

bruto toegevoegde waarde in € miljard 6 8 2

Bron: CBS, bewerking EIM.

11.1.2 Samenstel l ing naar 5 deelsectoren

In tabel 11.2 zijn de omzetaandelen, het aantal ondernemingen en de werkgelegenheid voor de verschillende deelsectoren weergegeven. Het omzetaandeel van de fastfood- en maaltijdverstrekkers en de contractcatering1 in de sector is de laatste jaren toegenomen.

De groei van het aantal maaltijdverstrekkers is in belangrijke mate toe te schrijven aan de populariteit van restaurants met een buitenlandse keuken.

1 Hiertoe behoren gecaterde bedrijfsrestaurants, onderwijscatering en institutionele catering.

Page 166: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

166

tabel 11.2 De omvang van horeca, catering en verblijfsrecreatie verdeeld naar deel-

sectoren in 2004 (in aantallen en in % van de totale sector)

ondernemingen werkgelegenheid omzet

aantal

(x 1.000) in %

arbeidsjaren

(x 1.000) in % € miljard in %

hotels en pensions 2 7 33 17 3 20

vakantiecentra en jeugdherbergen 3 7 11 6 1 7

restaurants en cafetaria's 18 50 88 45 7 40

cafés 10 28 36 18 3 19

catering 3 7 29 14 2 13

totaal horeca, catering, verblijfs-

recreatie 36 100 198 100 16 100

* Catering - ook wel genoemd Catering en bedrijfskantines - omvat de gehele SBI 55.5 groep van de

standaardbedrijfsindeling van het CBS.

Bron: CBS, bewerking EIM.

11.1.3 Economisch funct ioneren

Dal ing omzetvo lume a l le dee lsectoren in 2004 In 2004 zette de horeca de dalende lijn van 2003 in mindere mate voort (tabel 11.3). Ondanks een zeer beperkt economisch herstel was de Nederlandse consument in 2004 erg terughoudend met zijn uitgaven. Hiervoor waren een aantal oorzaken aan te wij-zen. Het reëel beschikbare gezinsinkomen nam af door het bevriezen van de lonen en lastenverzwaringen. Bovendien lag het consumentenvertrouwen op een laag niveau. Vooral de onzekerheid op de arbeidsmarkt en over de eigen financiële situatie speelden hierbij een rol. In de eerste helft van 2004 leek het consumentenvertrouwen zich te her-stellen, maar na de zomer keerde het tij. Aan het eind van het jaar was de consument ongeveer even somber als aan het begin van het jaar. Als het gaat om de horeca, catering en verblijfsrecreatie zij vermeld dat vooral gezinnen terughoudend waren in hun horecabestedingen. Bovendien moest de horeca het gelag betalen van de prijzenoorlog in de supermarktwereld. In de winkel zijn producten struc-tureel goedkoper geworden. Daardoor is het prijsverschil tussen thuis consumeren en consumeren bij de horeca, catering en verblijfsrecreatie groter geworden. Door de diversiteit aan horecabedrijven zijn er grote verschillen in omzetontwikkeling, zowel naar deelsector als naar grootteklasse. De vakantiecentra en jeugdherbergen hadden in 2004 mede te kampen met de concurrentie van goedkope vliegbestemmin-gen.

2005 ie ts minder negat ie f dan 2004 Voor 2005 wordt voor de hele sector nog een kleine daling van het omzetvolume ver-wacht (tabel 11.3), dit met uitzondering van de logies- en de recreatiesector. Deze sec-toren zullen profiteren van toeristen uit omliggende landen die niet ver van huis gaan. Ook toeristen en zakelijke gasten uit overzeese gebieden melden zich naar verwachting weer meer. Overigens doen de kleine hotels het momenteel minder goed dan de grote-re hotels, die meer met het prijsbeleid kunnen sturen en daarmee relatief meer klanten aantrekken.

Page 167: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

167

De kleine restaurants presteren iets minder dan de grote restaurants. De fastfoodsector ontwikkelt zich beter dan de restaurants. De cateraars volgen de gemiddelde ontwikke-ling in het bedrijfsleven.

tabel 11.3 Volumeontwikkeling van de omzet in de horeca, catering en verblijfsrecre-

atie 2004-2005, totaal en per deelsector

omzetontwikkeling (in % t.o.v. het jaar daarvoor)

2004 2005

hotels en pensions -1,50 1,00

vakantiecentra en jeugdherbergen -7,50 -3,00

restaurants en cafetaria's -1,75 -1,00

cafés -2,25 -0,25

catering -2,00 -0,50

totaal horeca, catering, verblijfsrecr. -2,75 -0,50

Bron: EIM (2005 raming).

Arbe idsproduct iv i te i t b l i j f t achter De arbeidsproductiviteit van een groot deel van de minder innovatieve horecabedrijven (waaronder een aantal restaurants) blijft achter. Het veelal arbeidsintensieve karakter van het productieproces, waardoor mogelijkheden tot verdere specialisatie relatief be-perkt zijn, is hiervoor mede bepalend. Tevens houdt men in de mindere jaren te veel vaste vakmensen in huis (wachtend op betere tijden) met negatieve gevolgen voor de arbeidsproductiviteit op korte termijn. Op middellange termijn wordt er in de horeca een lichte productiviteitsstijging geraamd, die minder sterk zal zijn dan in andere, meer kapitaalintensieve sectoren.

Exp lo i ta t iebee ld In tabel 11.4 staat een overzicht van de kostenstructuur in de horecasector. De bruto-productie wordt aangemerkt als de marktwaarde van de afzet, vermeerderd met de waarde van de aan de voorraden toegevoegde hoeveelheden gereed product en onder-handen werk. Het verbruik is in de horeca een belangrijke component met een aandeel van 50%. Dit verbruik bestaat uit de aanschaf van grondstoffen, hulpstoffen en halffa-brikaten, alsmede uit het verbruik aan bijvoorbeeld accountants- en administratiekos-ten. De loonkosten drukken - als onderdeel van de bedrijfskosten - met 26% ook vrij zwaar op het exploitatiebeeld. De winstgevendheid van bedrijven in de horeca, catering en verblijfsrecreatie lijkt het dieptepunt gepasseerd te zijn. In 2004 is in de horeca een winst geboekt van 17% van de brutoproductie. Deze winst voor belasting is inclusief het inkomen voor zelfstandi-gen (geen directeuren van BV's).

Page 168: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

168

tabel 11.4 Exploitatiebeeld van de horeca, catering en verblijfsrecreatie in 2004

in % van de brutoproductie

brutoproductie 100

verbruik 50

bruto toegevoegde waarde 50

bedrijfskosten 32

waaronder:

− loonkosten 26

winst voor belastingen 17

Bron: CBS, bewerking EIM.

11.2 Marktomstandigheden

11.2.1 Afnemers

De horeca heeft behalve met conjuncturele ups en downs te maken met Europese richt-lijnen en in het binnenland met verschijnselen als seizoenpatroon, ontgroening en ver-grijzing en de multiculturele samenleving. Een en ander komt samen in de wensen van de consument op zowel de particuliere als de zakelijke markt. In de drankensector verklaart vooral de combinatie van seizoen, Nederlandse conjunc-tuur en de consumentenprijs voor een belangrijk deel de maandelijkse consumenten-vraag in deze sector. Consumenten blijken vooral met een vertraging van enkele maan-den op ontwikkelingen in de conjunctuur en de prijsstelling in de drankensector te rea-geren. Prijsbeleid in de drankensector is dan ook een belangrijk instrument in de strijd om de aandacht van de consument. Naast de bovengenoemde beïnvloedende factoren blijken weersomstandigheden, in de vorm van het aantal zonuren, ook nog een afzon-derlijke invloed te hebben op de economische bedrijvigheid in met name de dranken-sector. Vergeleken met de andere horecasectoren kent de Nederlandse hotelsector een enigs-zins afwijkend seizoenpatroon. In de eerste maanden van het jaar is de consumenten-vraag in de hotelsector bescheiden te noemen, maar daarna stijgt zij gestaag, om in mei en juni te pieken (korte hotelvakanties). Tijdens het hoogseizoen in juli en augustus is er een tijdelijke omzetdip, met daarna weer een piek in september. Na september is er sprake van een sterk neerwaartse trend. De krimp in het hoogseizoen houdt verband met de zomervakantie waarin relatief veel Nederlanders voor een lange vakantie naar het buitenland gaan, met de waarneming dat lange vakanties in eigen land in deze maanden vooral in de verblijfsrecreatie worden doorgebracht en tijdens het hoogsei-zoen de zakelijke markt dan ook rustiger is. De wensen in de zakelijke markt veranderen voortdurend. Zakenlunches die een halve middag in beslag nemen, zijn uit. Een lunchbespreking moet nu snel, met een bijpas-sende maaltijd, leuk, origineel en geen driegangendiner. Gaat een aantal consumenten steeds bewuster consumeren, het is voor een horecabe-drijf niet eenvoudig hierbij aansluiting te vinden. In feite komt het neer op het selecte-ren van de meest interessante channel-concept-customer combinatie, hetgeen soms tot

Page 169: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

169

prijsverhogingen leidt. Daarnaast moet de ondernemer de kosten van de administratieve lasten in verband met HACCP, Arbowet, veiligheid, gezondheid en milieu doorbereke-nen in zijn prijzen. Voor het prijsimago van de horeca is dit niet altijd gunstig1.

11.2.2 Leveranciers

Vaker outsourc ing Naast uitbesteding van taken kan het de productontwikkeling zijn die extern wordt ver-richt, of de marketingaanpak en reclame of bijvoorbeeld de salarisadministratie. Zo wordt er vaker voor gekozen om bepaalde diensten, handelingen of producten vol-ledig extern, bij een gespecialiseerde organisatie onder te brengen. Voorbeelden zijn de buffetten in de partycentra en de schoonmaak in de hotels die door derden worden ver-zorgd.

Minder e igen bere id ing In de horeca wordt ook vaak gekozen voor het gebruik van gemaksproducten in plaats van eigen bereiding. Dit heeft in een aantal gevallen gunstige gevolgen op het gebied van kwaliteit, toepassing en werkmethodiek. De ontwikkeling van sousvide (producen-ten die zich specialiseren in het grootschalig produceren van kant-en-klare maaltijd-componenten die koelvers of vriesvers bestelbaar zijn, en multinationals die zich actief storten op de markt van soepen, sauzen en fonds en hiervoor sterke merken ontwikke-len) is hier een voorbeeld van. Ook in het hogere culinaire segment van de markt wordt gebruik gemaakt van convenience producten. Hier zijn het veelal de basisproducten waaronder fonds die met toevoeging van andere ingrediënten de 'finishing touch' krij-gen. Zeer arbeidsintensieve en tijdrovende werkzaamheden die weinig toegevoegde waarde leveren, worden hiermee gesaneerd zonder dat dit ten koste gaat van de kwali-teit van het eindproduct. De veelal hogere inkoopprijs valt in beginsel weg tegen de be-sparing op loonkosten.

11.2.3 Toetreders

Jaar l i jkse aanwas b l i j f t achter Het aantal starters in de sector bedroeg in 2004 ruim 2.100 bedrijven (tabel 11.5). De jaarlijkse aanwas blijft achter bij de gemiddelde aanwas in het bedrijfsleven. Uitgaande van de visie dat nieuwe bedrijven een bron van vernieuwing vormen en daarmee een stimulerende werking hebben op de arbeidsproductiviteit, kan men hiermee ook een deel van de achterblijvende productiviteitsontwikkeling in de horeca verklaren. Starters in de horeca kunnen namelijk door hun nieuwe ideeën een positieve bijdrage leveren aan het innoverend vermogen in de bedrijfstak en daarmee de ontwikkeling van de ar-beidsproductiviteit stimuleren. Dit gaat uiteraard alleen op als deze nieuwe onderne-mers ook over de benodigde kennis en ervaring beschikken m.b.t. het runnen van een bedrijf en het ook daadwerkelijk redden in de horeca. Van de starters in de horeca blijkt - net als in de detailhandel - 'slechts' 43% na 5,5 jaar nog als zodanig actief te zijn

1 BH&C, Kompas voor Beleid voor 2004.

Page 170: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

170

tabel 11.5 Startende bedrijven in de horeca, catering en verblijfsrecreatie: aantal,

ontwikkeling en overlevingskans, 2004

gehele sector

aantal starters in de sector 2.111

gemiddelde mutatie per jaar van het aantal starters 2004 t.o.v. 1987 (in %) 1,4

aandeel van de sector in het totaal aantal starters in Nederland (in %) 4,4

overlevingskans (in % na 5,5 jaar) 43

Bron: 'Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid. EIM.

11.2.4 Concurrent ie

( Inter ) nat iona le pr i j sconcurrent ie Horecabedrijven hebben enigszins te lijden van de prijzenoorlog in de supermarkten, waar veel producten structureel goedkoper zijn geworden. Daardoor is het prijsverschil tussen thuis consumeren en consumeren bij de horeca, catering en verblijfsrecreatie groter geworden. Internationale prijsconcurrentie en lage vliegtarieven leiden tot een verdere toename van het aantal Nederlanders die naar het (verre) buitenland gaan en een groei van het aantal 'vreemde' buitenlanders die naar Nederland komen, zoals gasten uit China en het nieuwe, ruimere Europa. De lage vliegtarieven werken overigens ook positief door op het kortdurend toerisme naar Nederland1.

Meer concurrent ie door opheff ing funct iesche id ing b i j wegrestaurants Op 1 januari 2004 is in Nederland de zogenoemde functiescheiding opgeheven. Vanaf die datum kunnen benzinestations langs snelwegen een restaurant openen en mogen wegrestaurants op hun beurt benzine gaan verkopen. De voordelen lijken meer bij de benzinestations te liggen. De afgelopen jaren hebben benzinestations al fors geïnves-teerd in uitbreiding van de shops, omdat de verkoop van food(service)artikelen sterk omzetverhogend werkt.

11.2.5 Wet- en regelgeving

Vern ieuwde hyg iënecode Er wordt voortdurend gewerkt aan de versterking van het consumentenvertrouwen op het gebied van voedselveiligheid. Zo beschikt de horeca met ingang van medio 2004 over een vernieuwde goedgekeurde Hygiënecode. Dit betekent dat horecaondernemers met ingang van deze datum overeenkomstig de inhoud hiervan moeten werken. Hier-mee is de bestaande code na een periode van 8 jaar vervangen door een gemoderni-seerde versie. Deze versie is tot stand gekomen na intensieve gesprekken met de bran-che en is goedgekeurd door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)2.

1 Slapen in de Nederlandse horeca, BH&C.

2 In nauwe samenwerking met de Voedsel en Waren Autoriteit en de sector Chinees/Indische bedrij-ven van Koninklijk Horeca Nederland heeft het bedrijfschap Horeca en Catering, als officieel code-houder, ook een Chinese vertaling van de Hygiënecode voor de horeca ontwikkeld. Het bedrijfschap doet hiermee een handreiking aan de ruim 2200 restaurants met een Chinees/Indische keuken.

Page 171: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

171

Europese maatrege len In Europees verband is bijvoorbeeld een voorgenomen maatregel het etiketteren van levensmiddelen om de consument te voorzien van informatie over wat hij koopt. Een ander voorbeeld van Europese regelgeving is de regel dat gebruikt frituurvet (een dier-lijk bijproduct) niet meer mag worden verwerkt in diervoeder. In de Europese regelge-ving staat verder ter discussie welke goederen en diensten onder het verlaagde BTW-tarief gaan vallen.

Horeca kent hoge admin is t rat ieve lastendruk Het kleinbedrijf in de horeca ondervindt relatief de zwaarste administratieve lasten, na-melijk 11% van de toegevoegde waarde. Ter vergelijking: voor het kleinbedrijf in het totale bedrijfsleven is dat 9,5%. Het middenbedrijf in de horeca is ruim tweeëneenhalf keer zoveel kwijt aan administratieve lasten als het middenbedrijf in het totale bedrijfs-leven: respectievelijk 4,7% en 1,8%. Met name de drankensector wordt hier zwaar be-last (9,8%). Ook in het grootbedrijf is het de horecasector die het zwaarst belast wordt: 7,3% tegenover 1,1% bij soortgenoten in het totale bedrijfsleven. Regelgeving die de horeca het zwaarst belast, is de wetgeving rond de belasting en de sociale verzekeringen (36% van het totaal). Het betreft hier administratieve lasten als gevolg van het in dienst nemen van personeel. Verder komt loon in natura met name voor in de horeca. Op de tweede plaats zorgen informatieverplichtingen rond de Wet Milieubeheer en afvalstoffen, de Bouwregelgeving, de Wet Bodembescherming, de Wet Geluidhinder en de Waterleidingwet (legionella) met 27% voor aanzienlijke lasten. Daarnaast zorgen de Wet op de Jaarrekening (het opstellen van jaarstukken) en de Ar-beidsomstandighedenwet voor substantiële lasten1.

Opheff ing funct iesche id ing b i j wegrestaurants (z ie par . 11.2.4 )

Rookverbod Vanaf 1 januari 2004 geldt voor het merendeel van de bedrijfstakken in Nederland, dat werknemers recht hebben op een rookvrije werkplek. In deze bedrijfstakken levert de maatregel weinig tot geen problemen op. Vaak volstaat het creëren van een aparte ro-kersruimte voor het personeel. Binnen de horeca ligt dit echter gecompliceerder aange-zien onder de 'werkplek' ook de ruimtes vallen voor gasten die roken.

Arboconvenant Werkdruk Horeca De werkdruk in de horeca is in vier jaar tijd met 13,2% gedaald. De doelstelling om de werkdruk met 10% terug te dringen is daarmee ruimschoots gehaald. Het aanpakken van werkdruk kan een belangrijke bijdrage leveren aan het verbeteren van werkplezier en verzuimkosten. Dit is mede te danken aan het Arboconvenant Werkdruk Horeca. So-ciale partners in de horeca, het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het bedrijfschap Horeca en Catering sloten in 2000 dit Arboconvenant af2.

1 Bron: BH&C, www.bedr-horeca.nl.

2 Zie ook www.happyhoreca.nl.

Page 172: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

172

11.2.6 Samengevat

schema 11.1 Marktomstandigheden voor de horeca, catering en verblijfsrecreatie uit-

gedrukt in positieve en negatieve punten

positieve punten negatieve punten

afnemers

− meer mogelijkheden om zich

op bepaalde doelgroepen te

richten

− invloed seizoenpatronen

− zakenlunches worden so-

berder

leveranciers

− vaker outsourcing en minder

eigen bereiding

toetreders

− starters brengen nieuwe idee-

en met zich mee

− relatief minder starters dan

in totale bedrijfsleven

concurrentie

wet- en regelgeving

− wegrestaurants mogen nu ook

benzine verkopen

− lage vliegtarieven voor buiten-

landers die naar Nederland

komen

− vernieuwde hygiënecode

− vermindering werkdruk in ho-

reca

− benzinestations mogen

wegrestaurants openen

− lage vliegtarieven voor Ne-

derlanders die naar buiten-

land gaan

− indirecte gevolgen prijzen-

oorlog in supermarkten

− hoge administratieve las-

tendruk

− regelen van rookvrije werk-

plek

Bron: EIM, 2005.

11.3 Kracht van de sector

11.3.1 Bedri jvendynamiek

Het aantal startende bedrijven als percentage van het totale aantal bedrijven in de hore-ca ligt lager dan in het totale bedrijfsleven (tabel 11.6). Het aandeel bedrijven dat de markt verlaat (het zgn. sterftecijfer) komt in de horeca overeen met dat in andere secto-ren. Een mogelijke oorzaak voor het achterblijven van het aantal starters in de horeca, kan gevonden worden in de toetredingsbarrières waarmee starters worden geconfron-teerd. De wet- en regelgeving waaraan bedrijven zich moeten houden, vergt meestal veel tijd en aandacht. In de horeca is sprake van relatief veel regelgeving en een hoge administratievelastendruk. Strenge veiligheidseisen hebben ertoe geleid dat het naleven van de wet op het gebied van veiligheid en aansprakelijkheid moeilijk is. De overlevingsfracties van startende bedrijven in de horeca liggen lager dan in het tota-le bedrijfsleven. Gemiddeld genomen overleeft 90% van de starters in de horeca het eerste half jaar; voor alle starters ligt dit percentage op 93. Dit verschil blijft bestaan als we kijken naar de overlevingsfracties enkele jaren na de start. Zo'n 5 jaar na de start bestaat in de horeca nog ongeveer 44% van de toenmalige starters; voor het gehele bedrijfsleven gaat het om 49% van alle starters. De relatief hoge uitval in de horeca wordt mede bepaald door de trendgevoeligheid van een aantal deelsectoren, bijvoor-beeld de cafés en de restaurants. De bedrijven verdeeld naar groeitype geven in de horeca een ander beeld dan in het totale bedrijfsleven (tabel 11.6). De relatieve kleinschaligheid ten opzichte van andere sectoren en de negatieve omzetontwikkelingen in de horeca spelen hierbij een rol.

Page 173: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

173

tabel 11.6 Bedrijvendynamiek in de horeca, catering en verblijfsrecreatie en in het

totale bedrijfsleven (in % van het totaal aantal bedrijven in de horeca enz.

respectievelijk het totale bedrijfsleven), 2004

horeca, catering en

verblijfsrecreatie totaal bedrijfsleven

bedrijven verdeeld naar groeitype in%:

− snelle en normale groeiers

− gelijkblijvers

− groeikrimpers en overige krimpers

29

15

56

37

25

38

percentage oprichtingen

w.v.

− nieuwe dochters

6,6

2,3

8,4

2,4

percentage opheffingen

w.v.

− faillissementen

6,3

0,7

5,9

0,8

Bron: 'Bedrijvendynamiek en Werkgelegenheid. Periode 1987-2004', EIM, 2005.

11.3.2 Schaalgrootte en netwerkvorming

Overwegend k le inscha l ig De bedrijfstak is overwegend consumentgericht. Het merendeel van de 37.000 actieve ondernemingen is kleinschalig. De gemiddelde ondernemingsgrootte gemeten in ar-beidsjaren bedraagt dan ook 5. Het ondernemingenaandeel van het kleinbedrijf in de sector is 92%. Restaurants en cafetaria-achtige bedrijven zijn overwegend kleinschalig, maar kennen ook veel middelgrote bedrijven. Daarentegen zijn er in de hotelsector en bij de cateraars veel grootschalige bedrijven. Het totale grootbedrijf in de horeca zorgt voor 18% van de totale werkgelegenheid en heeft een omzetaandeel van een kwart.

tabel 11.7 Indicatoren schaalgrootte en netwerkvorming in de horeca, catering en

verblijfsrecreatie, 2004

horeca, catering en

verblijfsrecreatie

ondernemingenaandeel van het kleinbedrijf in de sector (in %) 92

omzetaandeel van het grootbedrijf in de sector (in %) 25

werkgelegenheidsaandeel van het grootbedrijf in de sector (in %) 18

gemiddelde ondernemingsgrootte (in arbeidsjaren) 5

gemiddelde omzet per onderneming (in mln €) 0,5

Bron: CBS, EIM.

Meer netwerken Er bestaan al veel samenwerkingsverbanden binnen de horeca. Denk hierbij aan de indi-viduele hotels die aangesloten zijn bij een hotelmerk. Daarnaast kiezen sommige hotel-ketens voor een gespecialiseerd restaurantmerk voor hun restaurant en laat men het beheren en de uitvoering daarvan volledig los. Ook binnen de fastfoodsector zijn samenwerkingsverbanden ontstaan die op verschil-lende gebieden gebruik maken van de gezamenlijke kennis, middelen en kracht. Ook zijn er gelegenheidsformaties die de inkoopvolumes samenvoegen om hogere kortingen bij leveranciers te bedingen.

Page 174: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

174

De V i j fde Nota ru imte l i jke orden ing De Vijfde Nota ruimtelijke ordening biedt kansen voor de logiessector. Dit heeft bijvoor-beeld te maken met het denken in netwerken. Het rijk wil stimuleren dat gemeenten in netwerkverband ruimtelijk-economische visies maken voor de aanleg van bedrijfsterrei-nen, woonwijken, recreatieterreinen e.d. De logiessector moet ervoor zorgen hierbij aanwezig te zijn en zorg te dragen voor zijn inbreng in de integrale planontwikkeling, eventueel door coalities te vormen met andere partners. Ogenschijnlijk lijkt dit een een-voudige opgave: dat is het echter niet. Gemeenten en provincies moeten de logiessec-tor erkennen als volwaardige partner en de andere spelers in het veld (wonen, werken. groen e.d.) móeten tot coalitiepartner worden gemaakt (netwerken). Dit vereist onder meer een heldere organisatiestructuur en één spreekbuis namens de sector. Verder moet de sector leren denken in combinaties met andere functies en daarbij het weder-zijdse belang vooropstellen1.

11.3.3 Innovat ievermogen

Van oudsher staat door de kleinschaligheid in de horecasector en het gebrek aan tijd en middelen, maar ook door de sterke concentratie op de problemen van alledag, innova-tie niet zo hoog op het aandachtspuntenlijstje van veel ondernemers2. De introductie

van producten en/of diensten die nieuw zijn voor de sector horeca, blijft dan ook achter bij het gemiddelde in het MKB. Toch is het beeld genuanceerder als het onderscheid grotere versus kleinere horecabe-drijven wordt gemaakt. Uit onderzoek3 onder achthonderd horecabedrijven blijkt dat

verreweg de meeste horecabedrijven in meer of mindere mate innoveren. Een op de tien bedrijven wordt aangemerkt als hoog innovatief. De grootste groep bedrijven in de fastfood-, restaurant- en hotelsector wordt als 'gemiddeld innovatief' bestempeld. In de drankensector is de grootste groep 'laag innovatief' (40%). De meeste vernieuwingen vinden plaats in het assortiment van producten en diensten en minder op het gebied van bedrijfsformule, locatie, niveau van dienstverlening en organisatie van het produc-tieproces. Een op de vijf horecabedrijven heeft de afgelopen drie jaar ondersteunende processen als personeelsbeleid en administratie vernieuwd. Hoe groter een horecabedrijf is, hoe innovatiever, aldus het onderzoek. Ook staat de helft van de ondernemers nu meer open voor innovatie dan drie jaar geleden. Daar-naast is vernieuwing in het bedrijf volgens driekwart van hen vooral afhankelijk van hun eigen creativiteit. Tijd blijkt overigens geen belemmering om te innoveren, wel financiën en wet- en regelgeving. Als het gaat om een bijdrage in de winst, zien de meeste hore-caondernemers deze overigens vooral ontstaan via vernieuwingen in het assortiment. Het blijkt verder dat hooginnovatieve bedrijven een grotere omzetstijging in 2004 ten opzichte van 2003 hebben gehad dan gemiddeld. Bijna vier op de tien horecaonderne-mers willen in 2005 minder investeren in innovatie, terwijl een kwart hieraan juist meer wil doen4.

1 BH&C.

2 BH&C: Arbeidsproductiviteit op de kaart; Visiedocument behorende bij het Kompas voor Beleid horeca 2004.

3 Het bestaande instrumentarium voor meten van innovatie kijkt weinig naar niet-technische aspecten bij dienstverleners. Daardoor 'scoort' de horeca laag. Volgens het BH&C is innovatie er in termen van producten, processen of concepten. Op concepten doet de horeca het best aardig tot goed. En ook de 'leveranciersgedreven innovatie (adoptie)' is een aspect in het nieuwe meten van innovatie (EIM - J. de Jong), waarop BH&C verwacht dat horeca goed zal scoren.

4 Zie ook website www.horecainnovatie.nl.

Page 175: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

175

tabel 11.8 Aantal bedrijven in de horeca, catering en verblijfsrecreatie en het totale

MKB met innovaties in de periode 2002-2004 (in %)

soort innovatie

horeca, catering en

verblijfsrecreatie totaal MKB

introductie van nieuwe producten en/of diensten 29 34

introductie van producten en/of diensten die nieuw zijn voor de

sector 6 16

vernieuwingen of verbeteringen in de interne bedrijfsprocessen 49 56

Bron: EIM, 2005.

11.3.4 Bedri j fsvoer ing

De kunst van efficiënte bedrijfsvoering wordt van doorslaggevende betekenis voor de horeca. Een ruimere toepassing van ontkoppeld koken (= preparatie van producten veel eerder in de tijd dan het moment van verkopen) die gepaard gaat met schaalvergroting en een hoger gebruik van industrieel vervaardigde (half)producten, leidt tot een accent-verschuiving: niet de kunst van het koken zelf, maar de kunst van efficiënte bedrijfsvoe-ring, logistiek en perfecte productpresentatie wordt van doorslaggevend belang1.

Vei l ighe id verhogen In horecabedrijven als bars en discotheken komen de gasten in groten getale om ande-ren te ontmoeten. De horeca probeert dit in goede banen te leiden door middel van het gehanteerde toelatingsbeleid (= deurbeleid). Op deze wijze wordt ook meer op de ge-wenste doelgroep geselecteerd. Hierdoor tracht de horeca het aantal onregelmatighe-den (drugshandel en gebruik, vechtpartijen) te verminderen2.

Meer r i s ico in bedr i j f svoer ing voor de cateraar Voor de cateraars van bedrijfsrestaurants was het in het verleden gebruikelijk om de personeelskosten door te belasten aan de opdrachtgever. Dit 'open-boek' contract ver-liest aan belangrijkheid, en er komen steeds meer 'commerciële' contracten waarbij het risico in de bedrijfsvoering volledig bij de cateraar ligt.

1 Er is een website voor het opvragen van informatie over 'Hoger Rendement Horeca' met interessante rendementstips. Bron: www.hogerrendementhoreca.nl en www.horeca.org.

2 Bron: Innovatie in de Nederlandse Horeca, Hoge Hotelschool Maastricht - februari 2005.

Page 176: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

176

11.3.5 Samengevat

schema 11.2 Kracht van de Horeca, catering en verblijfsrecreatie uitgedrukt in sterke

en zwakke punten

sterke punten zwakke punten

bedrijvendynamiek

− cateraars: lage penetratie in

sommige sectoren waardoor er

in principe veel groei mogelijk

is

− relatief hoge toetredings-

barrières

− voldoen aan wet- en regel-

geving

schaalgrootte/netwerkvorming

− door kleinschaligheid goed

gericht op klant

− veel samenwerkingsverbanden

zowel aan inkomsten- als aan

kostenkant

− lage gemiddelde omzet

innovatievermogen

− innovatie bij grotere hotelbe-

drijven

− innovatie van bedrijfsproces-

sen op landelijk gemiddelde

− introductie nieuwe produc-

ten blijft achter

bedrijfsvoering

− grote aandacht voor efficiënte-

re bedrijfsvoering

− beleid vaker doelgroepgericht

− ICT-kloof kleine en grote

bedrijven nog groot

− risico voor cateraar door

andersoortige contracten

Bron: EIM, 2005.

11.4 Investeringen

Terughoudendheid in invester ingen Het aandeel investerende MKB-ondernemingen in de horeca, catering en verblijfsrecrea-tie1 blijft enigszins achter bij dat in het totale MKB. In figuur 11.1 is te zien dat het aan-

deel investerende bedrijven van MKB-horeca in 2004 ten opzichte van 2003 is afgeno-men van 68 naar 60%.

1 In deze paragraaf ook kortweg horeca genoemd.

Page 177: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

177

figuur 11.1 Investeringen in MKB-horeca en het totale MKB, 2003 en 2004

68

73

60

70

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

horeca

totaal MKB

realisatie 2003 realisatie 2004

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2004 en voorjaar 2005.

Het gemiddelde investeringsbedrag in de horeca is met € 81.000 iets lager dan het ge-middelde van € 90.000 over alle sectoren. Ook in 2005 lijkt men terughoudend om te gaan investeren. Zie figuur 11.2.

figuur 11.2 Verwachte investeringen in MKB -horeca en het totale MKB in 2005

0% 20% 40% 60% 80% 100%

horeca

totaal MKB

van plan te investeren investeert misschien investeert niet

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

De ruimte voor investeringen wordt met name ook geboden door de toegevoegde waarde. De toegevoegde waarde van de horeca, catering en verblijfsrecreatie ontwik-kelt zich matig en blijft duidelijk achter bij het gemiddelde van het totale bedrijfsleven. Zie tabel 11 9.

Page 178: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

178

tabel 11.9 Ontwikkeling toegevoegde waarde in deelsectoren van bedrijfsleven, 2004-

2005

toegevoegde waarde factorkosten

2004 2005

mutaties per jaar in %

industrie 2 2

bouwnijverheid -1 2

groothandel 2,75 2

detailhandel -0,5 -0,5

horeca, catering en verblijfsrecreatie -1,75 -0,5

transport en communicatie -1,25 1,5

zakelijke en overige dienstverlening 1 1,25

totaal bedrijfsleven 1,5 1,5

Bron: EIM.

MKB-horeca doet ' t s lechter dan tota le MKB Van de ondernemingen die zowel in 2003 als in 2004 hebben geïnvesteerd, kent de ho-reca een groter deel 'dalers'. Bij bijna drie op de tien investerende bedrijven is de inves-tering afgenomen. Ongeveer een op de drie investeerde meer.

figuur 11.3 Ontwikkeling van de investeringen in MKB-horeca en het totale MKB: 2004

ten opzichte van 2003 (in procenten van bedrijven die zowel in 2003 als in

2004 hebben geïnvesteerd)

0% 20% 40% 60% 80% 100%

horeca

totaal MKB

groei gelijk gebleven daling

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

Minder invester ingsp lannen Evenals in de meeste andere sectoren van het MKB heeft ook in MKB-horeca de helft of meer van het aantal ondernemers geen investeringsplannen op schrift staan. In MKB-horeca wordt in 2005 in vergelijking met het totale MKB, ingeval wel een investerings-plan wordt opgesteld, vaker een meerjarenplan gemaakt.

Page 179: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

179

tabel 11.10 Investeringsplannen in MKB-horeca en het totale MKB

MKB-horeca totaal MKB

2004 2005 2004 2005

investeringsplannen (in % aantal bedrijven)

− meerjarenplan 20 23 25 17

− jaarlijks plan 30 16 23 22

− geen plan op schrift 50 61 52 61

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2004 en voorjaar 2005.

Invester ingsdoe len en typen invester ingen Wanneer gekeken wordt naar de doelen die nagestreefd werden met de investeringen in de horeca in 2003, dan blijkt dat het voldoen aan wet- en regelgeving een van de belangrijkste was. In 2004 is door de meeste investerende horecabedrijven geïnvesteerd in het vervangen van bestaande bedrijfsmiddelen, hetgeen overigens in de meeste sec-toren het meest genoemd wordt. In de figuur is te zien dat de aandacht voor de overige investeringstypen duidelijk achterblijft bij die in het totale MKB. De investeringsplannen voor 2005 geven aan dat naar verhouding door meer bedrijven aandacht geschonken gaat worden aan kennis, opleiding en scholing. In figuur 11.4 is te zien dat tweederde van de bedrijven met investeringsplannen, van plan is hierin te gaan investeren. Technische innovaties in de horeca kunnen - zij het zeer beperkt - de arbeidsproductivi-teit doen toenemen. Het betreft innovaties door internettoepassingen (w.o. websites met klantvriendelijke reserveringssystemen) en andere mogelijkheden van automatise-ring (kassa, apparatuur), maar ook het gebruik van meer gemaksproducten (zie para-graaf 11.2.2). Van innovatieve bedrijven (waaronder een aantal hotels) ontwikkelt de arbeidsproductiviteit zich vaak goed.

figuur 11.4 Investeringstypen in 2004 in MKB-horeca en totale MKB, in procenten

van bedrijven die in 2004 hebben geïnvesteerd

62

65

42

71

52

49

33

69

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

internet en ICT

kennis, opleiding en scholing

nieuwe markten en/ofproducten

bedrijfsmiddelen

totaal MKB horeca

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

Page 180: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

180

figuur 11.5 Investeringsplannen naar investeringstypen in MKB-horeca en totale

MKB, in procenten van bedrijven die verwachten in 2005 te zullen inves-

teren

56

71

41

76

36

67

29

86

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

internet en ICT

kennis, opleiding en scholing

nieuwe markten en/ofproducten

bedrijfsmiddelen

totaal MKB horeca

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

F inanc ier ing en kne lpunten In tabel 11.11 is te zien dat in MKB-horeca - na financiering met eigen geld - wat vaker wordt gefinancierd met geleend geld van de banken dan in het totale MKB. De horeca komt dan ook relatief vaak knelpunten tegen bij het financieren van investeringen. Een ander knelpunt vormt de wet- en regelgeving. Wel wordt door de leveranciers onder-steuning geboden. Daar staan de bindende afnemerscontracten tegenover die dergelij-ke ondersteuning met zich meebrengt.

Page 181: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

181

tabel 11.11 Financieringsbronnen en knelpunten bij de investeringen in MKB- hore-

ca, catering en verblijfsrecreatie en het totale MKB (in % van het aantal

bedrijven)*

MKB-horeca, catering

en verblijfsrecreatie totaal MKB

financieringsbronnen (in %):

− winst uit onderneming 62 66

− overig eigen geld 14 14

− holding 0 1

− geleend geld bij banken 33 26

− financiële bijdrage van familie en andere informele

investeerders 6 3

− leverancierskredieten 3 1

aantal bedrijven dat knelpunten heeft ervaren (in %) 32 25

aard van de knelpunten (in % van bedrijven met knelpunten)

− financiering 54 67

− wet- en regelgeving 32 14

* Meer antwoorden per bedrijf mogelijk.

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

11.5 Perspectief

11.5.1 Prognoses 2005 en 2006

Voor 2005 zal de daling van de koopkracht, m.n. voor de restaurants en cafés, nog voor onzekerheid zorgen. Ten opzichte van de prognoses voor de totale particuliere con-sumptie zullen de prognoses betreffende de consumptie in de horeca - tot uiting ko-mend in de omzetten - nog (als sluitpost) achterblijven. In volume gemeten wordt voor de totale horecaomzet in 2005 nog een lichte daling verwacht (-0,50%), terwijl de waarde waarschijnlijk zal stijgen (+1%). Zie tabel 11.12.

2006 l i chte groe i Voor de ontwikkeling van de vraag naar consumentendiensten blijft de groei van het reëel beschikbare inkomen van huishoudens van groot belang. In 2006 zullen de koop-kracht en de werkgelegenheid een herstel laten zien. Daarnaast wordt verwacht dat het consumentenvertrouwen zal oplopen, waardoor de koopbereidheid stijgt. De vooruit-zichten met betrekking tot de groei van de particuliere consumptie voor 2006 zijn gun-stig. Indien gecorrigeerd wordt voor statistische vertekeningen door de invoering van het nieuwe zorgstelsel zal de groei van de particuliere consumptie uitkomen op 1% per jaar. In 2006 wordt voor de totale horecabestedingen een lichte volumestijging geprog-nosticeerd (0,25%). Gegeven een prijsstijging van 1,25% komt de omzetwaardestijging uit op 1,50%.

Page 182: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

182

Werkge legenhe id daa l t in l i chte mate De werkgelegenheid in de sector zal in 2005 nog dalen. Die daling zal in 2006 voorbij zijn: in dat jaar trekt de werkgelegenheid weer iets aan (+0,25%) volgens de prognoses in tabel 11.12. Gezien de slechte zomer in 2005 zal de seizoenarbeid1 in de cafés en restaurants geen

impuls krijgen. Het aantal zelfstandigen in de horecasector zal daarnaast dalen mede onder invloed van processen van schaalvergroting, concentratie en internationalisering.

tabel 11.12 Prognose van de omzet-, werkgelegenheids- en winstontwikkeling in de

horeca, catering en verblijfsrecreatie en het totale bedrijfsleven, voor

2005 en 2006 (mutatie in % t.o.v. voorgaand jaar)

horeca, catering en

verblijfsrecreatie totaal bedrijfsleven

2005 2006 2005 2006

omzet

− volumeontwikkeling

− prijsontwikkeling

− waardeontwikkeling

-0,50

1,50

1,00

0,25

1,25

1,50

1,00

1,75

2,75

2,25

1,00

3,25

werkgelegenheid (arbeidsjaren) -1,25 0,25 -0,75 0,75

winst 3,50 3,75 4,25 5,50

Bron: EIM.

tabel 11.13 Gevoeligheid van de omzet-, werkgelegenheids- en toegevoegde-

waardeontwikkeling in de horeca, catering en verblijfsrecreatie en het

totale bedrijfsleven, voor stijging export van Nederlandse herkomst bij

huidige prognose en extra exportstijging in 2006 (mutatie in % t.o.v.

voorgaand jaar)

horeca, catering en

verblijfsrecreatie totaal bedrijfsleven

bij 3,75%

groei

bij 5,75%

groei

bij 3,75%

groei

bij 5,75%

groei

omzet 0,25 0,25 2,25 2,75

werkgelegenheid (arbeidsjaren) 0,25 0,25 0,75 1,00

toegevoegde waarde 0,25 0,25 2,25 2,50

Bron: EIM, 2005.

1 Zie ook KVK, Erbo2003.

Page 183: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

183

tabel 11.14 Gevoeligheid van de omzet-, werkgelegenheids- en toegevoegde-

waardeontwikkeling in de horeca, catering en verblijfsrecreatie en het

totale bedrijfsleven, voor loonkosten in 2006 bij huidige prognose en ex-

tra loonkosten stijging in 2006 (mutatie in % t.o.v. voorgaand jaar)

horeca, catering en

verblijfsrecreatie totaal bedrijfsleven

bij 0,25%

stijging

bij 1,25%

stijging

bij 0,25%

stijging

bij 1,25%

stijging

omzet 0,25 0,75 2,25 2,25

werkgelegenheid (arbeidsjaren) 0,25 0,50 0,75 0,75

toegevoegde waarde 0,25 0,75 2,25 2,25

Bron: EIM, 2005.

Rendement De winstgevendheid van bedrijven in de horeca, catering en verblijfsrecreatie lijkt het dieptepunt gepasseerd te zijn. In 2005 zet een herstel in en zal de nominale winststij-ging van de horeca 3,50% bedragen. In 2006 zal de positieve winstontwikkeling zich verder voortzetten. Kostenbesparingen zijn de drijvende kracht achter het winstherstel. Vooral de arbeidskosten per eenheid product dalen door de loonmatigingen en door een gunstige ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit.

11.5.2 Een bl ik vooruit

Horeca ontworste l t z ich langzaam aan recess ie1

Voor de ontwikkeling van de vraag naar consumentendiensten in de periode richting 2009 blijft de groei van het reëel beschikbare inkomen van huishoudens van groot be-lang. Voor deze jaren geldt dat de afzetontwikkeling in de horeca, catering en verblijfs-recreatie ongunstiger is dan het gemiddelde in het Nederlandse bedrijfsleven. Ook ten opzichte van de gemiddelde ontwikkeling van de particuliere consumptie blijven de consumptieve bestedingen in de horeca, catering en verblijfsrecreatie nog als sluitpost achter. Op deze langere termijn zijn effecten van verschuivingen in consumptiepatronen richting horeca, catering en verblijfsrecreatie niet gemakkelijk in te schatten. De Neder-lander bijvoorbeeld besteedt buitenshuis nu circa een kwart van het totale budget voor eten en drinken. Amerikanen spenderen hieraan maar liefst vijftig procent.

1 Zie ook www.bhenc.nl, Vooruitzichten van de Horeca op middellange termijn, Meerjarenramingen.

Page 184: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

184

tabel 11.15 Volumeontwikkeling van de omzet in het totale bedrijfsleven en naar

deelsectoren, 2006-2009 (mutaties in % per jaar)

volumeomzet 2006-2009 mid-

dellange termijn

volumemutaties per jaar in %

industrie 3,75

bouwnijverheid 1,25

groothandel 3,75

detailhandel 1,25

horeca, catering en verblijfsrecreatie 1,5

transport en communicatie 2,75

zakelijke en overige diensten 2,5

totaal particulier bedrijfsleven 2,5

Bron: EIM/CPB.

Huizen- en aandelenmarkten zijn onzekere factoren in dit geheel, aangezien het be-schikbaar inkomen al dan niet kan worden opgerekt met behulp van hypothecaire kre-dieten of aandelenwinsten. De spaarsaldi van gezinnen zijn sinds de krach op de aande-lenbeurzen toegenomen. Men kiest voor de zekerheid van de spaarrekening. Het effect van een geleidelijke stijging van het aantal eenpersoonshuishoudens en van het aantal tweeverdieners kan nog enig soelaas bieden.

Vooru i tz ichten van de dee lsec toren1

Naast de vergrijzing en de multiculturele samenleving speelt in de horecamarkt, de groei van ketens en merken een belangrijke rol. Voor de horeca, catering en verblijfsre-creatie is kenmerkend dat ondernemingen zich voortdurend aanpassen aan en inspelen op veranderende voorkeuren van de consument, de koopkrachtontwikkeling, het toe-risme en de trends in zakelijke bestedingen. De verschillende subsectoren van de hore-ca, catering en verblijfsrecreatie ontwikkelen zich door de diversiteit aan bedrijfstypen dan ook verschillend.

Kloof tussen grote en k le inere log iesondernemingen De bestedingen van buitenlanders in ons land worden door het internationaal toerisme verder gestimuleerd. De hotels en pensions ontwikkelen zich met een groei van 1,75% per jaar in de periode 2006-2009 iets boven het horecagemiddelde. Het aantal hotel-gasten zal naar verwachting, ondanks de tijdelijke daling, door een aantrekkende eco-nomie in de periode 2006-2009 weer stijgen. Het aandeel buitenlandse gasten zal ook in de komende jaren net iets groter zijn dan het aandeel gasten uit Nederland. Vooral het aandeel buitenlandse gasten uit de Verenigde Staten, Azië, Oost-Europa en Afrika zal de komende jaren toenemen. Evenementen en congressen blijven van groot belang voor de vraag naar hotelkamers. Nieuwe zakelijke doelgroepen zijn vooral geïnteresseerd in de Nederlandse kennisge-bieden; nieuwe toeristische vooral in typisch Nederlandse attracties. De Nederlandse

1 Zie ook www.bhenc.nl, Vooruitzichten van de Horeca op middellange termijn, Meerjarenramingen.

Page 185: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

185

hotelsector blijft volop in beweging. De bedrijven worden gemiddeld steeds groter, terwijl ook de opbouw van de sector naar bedrijfstype verandert. De kloof tussen grote en kleinere ondernemingen zal mede daardoor steeds groter worden.

Verb l i j f s recreat ie : l i chte groe i In 2004 had de Nederlandse verblijfsrecreatie te kampen met de concurrentie van goedkope vliegreizen naar vakantiebestemmingen. De uitgaven aan recreatie en cultuur nemen in de komende jaren toe, waardoor de verblijfsrecreatie te maken krijgt met 2% per jaar groei van het omzetvolume. Hierop zijn de vakantiebestedingen en de ontwik-keling van het aantal buitenlandse vakanties van Nederlanders van invloed. In hoeverre men de komende jaren meer in eigen land op vakantie gaat dan in het buitenland is nog onduidelijk. Er zal een verscherping gaan optreden van de concurrentie uit het bui-tenland, zoals de voormalige Oostbloklanden. De prijsstelling is in die landen vooralsnog laag en de kwaliteit van de voorzieningen en de dienstverlening neemt toe.

Innovat ie geboden voor res taurants , cafetar ia ' s etc . De trends in de binnenlandse horeca, catering en verblijfsrecreatie weerspiegelen zich vooral in de omzet van de restaurants, cafetaria's etc. In de middellangetermijnraming realiseert deze subsector een volumestijging van de omzet van 2% per jaar in de perio-de 2006-2009. De dynamiek in de horeca zal in de komende jaren een verdere verschuiving van de om-zet laten zien van de traditionele restaurants naar enerzijds de kleinschalige restaurants met buitenlandse keuken en anderzijds de grootschalige systeem- en merkketens. De horeca blijft wat technologische innovativiteit betreft achter bij het gemiddelde van de dienstensector in zijn totaliteit. Innovatie blijft - naast het persoonlijke contact - op z'n minst nodig om de concurrentiepositie te behouden. Naast het benutten van informa-tie- en communicatietechnologie lijkt het gebruik van nieuwe product- en biotechnolo-gie noodzakelijk. De branche zal in toenemende mate met 'zuivere' producten moeten werken om een tevreden klant te houden.

Minder cafés De omzetontwikkeling van cafés in de middellangetermijnraming komt vergeleken met de overige branches in de horeca, catering en verblijfsrecreatie iets onder het gemiddel-de uit. De toename van het gebruik van dranken in de horeca naar buiten het café zal doorzetten. Het aantal cafébedrijven blijft daarbij dalen.

Expans iekansen cateraars De omzetvolumegroei in de periode 2006-2009 van gemiddeld 2% per jaar in de cate-ring geeft weer dat deze subsector de ontwikkelingen in het bedrijfsleven volgt. Toe-passing van ruimere openingstijden, sfeerverhoging, gezondere voeding, meer variatie en kwaliteitsverhoging kunnen de omzetontwikkeling versterken. Verder expansie is mogelijk gezien de lage penetratiegraad van cateraars bij het relatief grote aantal klei-nere bedrijven met 50 tot 100 werknemers.

Page 186: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

186

11.6 Meer informatie over de sector

Sectororganisaties Website

Het Nederlands Horeca Gilde (NHG), Eindhoven

Telefoon: (040) 286 98 87

Bedrijfschap Horeca en Catering, Zoetermeer

Telefoon: (079) 368 07 07

Koninklijk Horeca Nederland, Woerden

Telefoon: (0348) 48 94 89

Vereniging van Recreatie-Ondernemers Nederland

(Recron), Arnhem

Telefoon: (026) 359 11 11

www.horecagilde.nl

www.bedr-horeca.nl

www.horeca.org

www.Recron.nl

Vakbladen

• Hospitality Management Hotelrevue • Misset Horeca • Horeca Nederland • Rekreavakkrant

Evenementen Informatie te vinden op:

Horecava 2005, Amsterdam RAI

10 t/m 13 januari 2005

Nationaal congres Recreatie & Toerisme 2005, Ahoy Rot-

terdam

26 januari 2005

www.horecava.nl

www.Recron.nl

Page 187: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

187

12 Transportsector

De sector transport kan worden onderverdeeld in vier deelsectoren, te weten: perso-nenvervoer, goederenvervoer over land, scheep- en luchtvaart en dienstverlening ten behoeve van het vervoer. MKB-bedrijven in de deelsector personenvervoer zijn voornamelijk werkzaam in de taxi-branche. Tot het taxivervoer wordt gerekend het beroepsmatige vervoer in personen-auto's en -busjes met maximaal 9 zitplaatsen (inclusief bestuurder). De ondernemingen in het goederenvervoer over land houden zich bezig met het trans-porteren van goederen over de weg, vaak in opdracht van derden. Binnen de sector scheep- en luchtvaart zijn de MKB-bedrijven met name werkzaam in de binnenvaart. De binnenvaart omvat het vervoer van goederen (en in beperkte mate van personen) over de binnenwateren. De dienstverlening ten behoeve van het vervoer beslaat een breed scala van bedrijven, zoals verladers, expediteurs, opslag- en overslagbedrijven en reisbureaus.

12.1 De sector in cijfers

12.1.1 Omvang

Op 1 januari 2005 waren er ongeveer 23.000 bedrijven actief in de Nederlandse trans-portsector. Qua aantal ondernemingen behoort de transportsector tot de kleinere secto-ren, maar hij vormt wel een van de belangrijkste pijlers van de Nederlandse economie. De omzet bedroeg in 2004 53 miljard euro, waarvan 26 miljard (49%) wordt gereali-seerd in het MKB. Ongeveer de helft hiervan wordt behaald met intermediaire leverin-gen en een derde met afzet in het buitenland. De transportsector is verantwoordelijk voor 7% van de totale export van het Nederlandse bedrijfsleven. De transportsector biedt werk aan 313.000 personen (gerekend in arbeidsjaren).

tabel 12.1 De transportsector in 2004

transportsector

MKB totaal

aandeel van de sector

in totaal bedrijfsleven

(in %)

aantal ondernemingen per 31-12-2004 (x 1.000) 23 23 3

werkgelegenheid in arbeidsjaren (x 1.000) 159 313 6

omzet (x € miljard) 26 53 4

exportomzet (x € miljard) 7 18 7

bruto toegevoegde waarde (x € miljard) 9 20 5

Bron: CBS, bewerking EIM.

12.1.2 Samenstel l ing

Het belangrijkste deel van de sectoromzet wordt gerealiseerd in het goederenvervoer over de weg (€ 18 miljard) en de dienstverlening ten behoeve van het vervoer (€ 21 mil-jard). Het goederenvervoer over de weg is van oudsher het belangrijkste onderdeel van de transportsector. In Nederland wordt meer dan de driekwart van alle goederen over de weg vervoerd en 23% door binnenvaart. Het binnenlandse vervoer per spoor is klein

Page 188: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

188

en schommelt rond 2%. Deze cijfers zijn gebaseerd op het aantal tonnen goederen dat per kilometer wordt vervoerd. Het personenvervoer en de scheep- en luchtvaart zijn deelsectoren die, gemeten naar de omzet, worden gedomineerd door het grootbedrijf. Wel kennen deze sectoren veel MKB-bedrijven (taxibedrijven, binnenvaart). In de andere deelsectoren ligt de verhou-ding tussen MKB en grootbedrijf anders. In de deelsector goederenwegvervoer behaalt het MKB ongeveer driekwart van de omzet. Mede debet aan de kleinschaligheid van deze deelsector is het verschijnsel van de 'eigen rijders'. Bij de vervoersverwante bedrij-ven ligt de verhouding tussen MKB en grootbedrijf ongeveer 'fifty-fifty'. Tabel 12.2 geeft inzicht in de omzetaandelen van de diverse deelsectoren, alsmede het aantal on-dernemingen en het aandeel in de werkgelegenheid.

tabel 12.2 De transportsector verdeeld naar deelsectoren in 2004 (in %)

ondernemingen werkgelegenheid omzet

aantal

(x 1.000) in %

arbeidsjaren

(x 1.000) in % € miljard in %

personenvervoer 2 10 54 17 3 6

goederenvervoer over land 6 25 108 34 18 35

scheep- en luchtvaart 12 51 77 25 9 18

dienstverlening t.b.v. vervoer 3 14 75 24 22 41

totaal 23 100 313 100 53 100

Bron: CBS, bewerking EIM.

12.1.3 Economisch funct ioneren

Omzetontwikke l ing Transport heeft een afgeleide functie binnen de economie. De algehele economische gang van zaken laat dan ook de transportsector niet ongemoeid. In 2004 liet de omzet, na een aantal mindere jaren, weer een positieve ontwikkeling zien en ook voor 2005 wordt een groei verwacht. Belangrijke reden voor deze toename is het herstel van de wereldhandel. De aantrekkende exportontwikkeling zorgde voor een afzetgroei. Vooral de wederuitvoer is in 2004 gestegen. De transportsector in het MKB heeft profijt van de aantrekkende goederenexport in ons land. De exportgroei brengt extra transport met zich mee en is gunstig voor het goederenvervoer

tabel 12.3 Volumeontwikkeling van de omzet in de transportsector 2004-2005, totaal

en per deelsector

omzetontwikkeling in % t.o.v. het jaar daarvoor)

2004 2005

personenvervoer 0,25 0,25

goederenvervoer over land 1,75 2,00

scheep- en luchtvaart 7,00 5,50

dienstverlening t.b.v. vervoer 2,00 1,75

totaal 3,25 2,75

Bron: EIM (2005 raming).

Page 189: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

189

Personenvervoer De taximarkt is te verdelen in twee soorten vervoer: straatwerk en contractwerk. Met het straatwerk worden de ritten bedoeld waarbij een willekeurige klant eenmalig naar een bepaalde bestemming wordt gebracht en met contractwerk gaat het om vaste tra-jecten of groepen van klanten die bediend worden onder een contract. Van de omzet in het taxivervoer komt driekwart uit het contractwerk. In 2004 bedroeg de totale omzet in de taximarkt € 1,08 miljard, daarvan is € 810 miljoen contractwerk en € 270 miljoen straatwerk (bron: Koninklijk Vervoer Nederland). De lastige economische omstandigheden en grote bewegingen op de taximarkt maak-ten 2004 tot een moeilijk jaar voor de taxibranche. Veel bedrijven verloren, door bij-voorbeeld rijksbezuinigingen op zittend ziekenvervoer of een aanbestedingsronde, een deel van hun omzet.

Goederenvervoer over land Het economische herstel is terug te vinden in de positieve groeicijfers binnen het goede-renvervoer over de weg. De Nederlandse beroepsgoederenvervoerders vervoerden in 2004 bijna 8% meer dan in het voorgaande jaar. Binnen de Nederlandse grenzen transporteerden zij 328 miljoen ton en grensoverschrijdend 133 miljoen ton. Ook de afstanden waarover de goederen verplaatst zijn, zijn flink toegenomen. In 2004 steeg de totale vervoersprestatie met 9% naar 73,7 miljard tonkilometer. Binnen Nederland daalde het aantal beladen ritten met ruim 1,6% naar 24,2 miljoen ritten. Grensoverschrijdend steeg het aantal ritten met 12% naar 7,5 miljoen. Dit bete-kent dat het totale aantal ritten in 2004 uitkomt op 31,8 miljoen1 (zie tabel 12.4).

tabel 12.4 Beroepsgoederenvervoer 2000-2004

2000 2001 2002 2003 2004

vervoerd gewicht (miljoen ton) 431 444 425 429 462

vervoersprestatie (miljard tonkilometer) 69,8 69,2 68,4 67,6 73,7

beladen ritten (miljoen ritten) 28,4 29,3 28,6 31,3 31,8

Bron: Vervoerenquête. NIWO 2004.

Goederenvervoer over water De binnenvaartsector vervoert op jaarbasis gemiddeld 315 miljoen ton lading. De huidi-ge markten waarin de binnenvaart een sterke positie inneemt zijn de droge bulk (mas-sagoederen zoals voedingsproducten, ertsen, kolen en bouwstoffen), de natte bulk (zo-als ruwe aardolie en chemische producten) en de containers. De voortschrijdende tech-niek stelt de binnenvaartondernemer inmiddels ook in staat om zich te richten op pal-lets als lading. Van het vervoer te water in Europa neemt Nederland momenteel ruim 50% voor zijn rekening. De Nederlandse binnenschepen hebben een aandeel van 40% in de contai-nervaart, 80% van het petroleumvervoer en 60% van de petrochemie. Nederland heeft een dergelijk groot aandeel omdat de helft van alle schepen in de EU onder de Neder-landse vlag vaart. De binnenvaart heeft de laatste jaren fors geïnvesteerd in verjonging van de vloot. Van-af 1999 zijn meer dan 200 nieuwe schepen en duwbakken in de vaart gebracht. Totaal heeft de sector anno 2004 bijna 1 miljard euro in nieuwe schepen geïnvesteerd. Deze

1 Bron: Jaarverslag 2004, NIWO, mei 2005.

Page 190: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

190

nieuwbouw en schaalvergroting hebben geleid tot een tijdelijke overcapaciteit in de branche.

Dienstver lening ten behoeve van het vervoer Dat de economie weer begint aan te trekken zal ook voelbaar zijn voor de verladers, expediteurs en opslag- en overslagbedrijven. Voor reisbureaus was het jaar 2004 beter dan 2003 qua aantallen boekingen, echter de prijzen en daarmee de omzet staan in de-ze markt flink onder druk. Het boekingsseizoen kende in 2004 een slechte start, maar verbeterde langzaam, met name door de trend van het 'later boeken', het EK Voetbal, de Olympische Spelen en een natte zomer (bron: ANVR).

Arbe idsproduct iv i te i t De arbeidsproductiviteit - gemiddelde bruto toegevoegde waarde per arbeidsjaar - in de transport- en communicatiesector bedraagt 62.000 euro. Daarmee behoort deze sector, samen met de groothandel en de zakelijke en financiële dienstverlening, tot de sectoren met de hoogste arbeidsproductiviteit.

Exp lo i ta t iebee ld In tabel 12.5 is het exploitatiebeeld van de transportsector gegeven. De exploitatiekos-ten komen gemiddeld neer op 43% van de brutoproductie. Hiervan nemen de loonkos-ten 29% voor hun rekening. Een andere belangrijke kostenpost vormt het verbruik (zo-als brandstoffen e.d.). 'Onder de streep' blijft er gemiddeld 4% van de brutoproductie over. Dat is erg weinig, zeker omdat een belangrijk deel van de winsten van het kleinbedrijf ook de beloningen voor de ondernemer en de eventuele meewerkende gezinsleden bevat. De rentabiliteit in de vervoersbranche is gering.

tabel 12.5 Exploitatiebeeld van de transportsector in 2004

in % van de brutoproductie

brutoproductie 100

verbruik 57

bruto toegevoegde waarde 47

bedrijfskosten 43

waarvan:

− loonkosten 29

winst voor belastingen 4

Bron: CBS, bewerking EIM.

Hoewel er wel sprake is van herstel, oordelen transportondernemers negatief over 2004. De verhevigde concurrentie uit Midden- en Oost-Europa, de sterk gestegen kost-prijs als gevolg van de ontwikkelingen op de oliemarkt en de slechte rendementen stemmen de ondernemers negatief. De gemiddelde rentabiliteit gaat in het wegvervoer steeds verder omlaag. Het binnen-lands vervoer ging van -0,5% in 2003 naar -1,1% in 2004. In het grensoverschrijdend vervoer is de rentabiliteit gedaald van -2,0% in 2003 naar -2,5% in 2004. Hiermee is de wegvervoersector, qua rendement, beland op een historisch dieptepunt. Van de binnen-landse vervoerbedrijven behaalde ruim de helft een negatief resultaat. Bij het internati-onaal vervoer zijn de cijfers dramatischer. Ruim tweederde van deze bedrijven sloot het

Page 191: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

191

jaar 2004 af met rode cijfers. Vooral de kleine transportbedrijven veroorzaakten het slechte resultaat.1 De wegtransportbedrijven zien de kostprijs van hun product fors toe-

nemen. Voor 2005 wordt een kostenstijging verwacht van 1,8 tot 2,5 procent. Belang-rijke kostenposten zijn: de loonkosten (+1,4%), rentekosten (+13,2%), belastingen (+1,4%), verzekeringen (0,6%) en brandstof (bron: NIWO).

12.2 Marktomstandigheden

12.2.1 Afnemers

Personenvervoer De hedendaagse consument hecht veel waarde aan mobiliteit. Echter het dichtslibbende wegennet - o.a. in de binnensteden - en de vaak ontoereikende parkeervoorzieningen ontmoedigen veel consumenten om de eigen auto te gebruiken. Ook het openbaar ver-voer biedt niet altijd een optie, met name doordat de openbaarvervoerbedrijven zich steeds meer richten op alleen de rendabele lijnen. Bovendien hebben de vele VINEX-gebieden aan de randen van de grote steden nog nauwelijks openbaarvervoersverbin-dingen. Voor het taxivervoer liggen er dus mogelijkheden, met name in het voor- en natraject van het openbaar vervoer. De consument wil een flexibele, kwalitatief goede vorm van vervoer, het openbaar vervoer schiet daarin tekort. Maar de consument is ook prijskritisch: ongeveer de helft van de bevolking maakt geen gebruik van de taxi vanwege de prijs, maar ook vanwege de onbekendheid met de kwa-liteit van het product. De overheidsbezuinigingen op het gebied van de zorg hebben als gevolg dat de markt voor contractvervoer aan het krimpen is.

Goederenvervoer (over land en water ) Economische groei en goederenvervoer gaan hand in hand. Bij een recessie daalt het goederenvervoer onmiddellijk, om daarna de economische groei weer snel in te halen. Voor het goederenvervoer is het met name erg belangrijk hoe het er aan toe gaat in de industrie, de bouw, de groot- en de detailhandel. Dit zijn belangrijke gebruikers van het goederenvervoer. Tweederde van het goederenvervoer in Nederland bestaat uit aanle-vering van goederen aan winkels. De afzet in de industrie is in 2004 weer gegroeid. Ook de groothandel noteerde een stijging. De groothandel is, in combinatie met han-delshuizen en logistieke dienstverleners, het distributiekanaal voor de wederuitvoer in Nederland. Echter de bouwnijverheid en de detailhandel kenden in 2004 nog een terug-lopende afzet. De bouwnijverheid kampte met teruglopende investeringen in de utili-teitssector en de grond-, weg- en waterbouw.

Dienstver lening ten behoeve van het vervoer In 2004 gingen bijna 12,5 miljoen Nederlanders op vakantie. Ruim 80% van de Neder-landers gaat ten minste een keer per jaar weg, zo blijkt uit cijfers van het CBS. Het ver-anderde gedrag van de vakantieganger leidt ertoe dat boekingen steeds later worden gemaakt. Zo keek de sector de eerste maanden van 2004 aan tegen een boekingsach-terstand ten opzichte van een jaar eerder. In de maand januari worden van oudsher de meeste vakanties geboekt. In het afgelopen jaar was een trend te zien van later boeken

1 Bron: 'Rentabiliteit van transport- en logistiek-bedrijven actief in het beroepsgoederenvervoer over de weg 2004 en verwachtingen voor 2005', NEA (2005).

Page 192: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

192

tot enkele weken voor de vakantieperiodes. Dit vertaalt in een meer fluctuerend boe-kingspatroon.

12.2.2 Leveranciers

Verander ingen in de ko lom

Personenvervoer Sinds de deregulering in 2000 van start is gegaan is de taximarkt sterk in beweging. Het aantal bedrijven is, vooral door schaalverkleining, per saldo sterk toegenomen. Verschil-lende ondernemers die reeds actief waren op de taximarkt in een vennootschap onder firma (VOF) zijn verder gegaan als een zelfstandig ondernemer in een eenmanszaak. Daarnaast werd het makkelijker om een eigen onderneming op te zetten. In lijn met de stijging van het aantal ondernemingen is ook het aantal voertuigen sterk gestegen.

Goederenvervoer Het grootste deel van het goederenvervoer over de weg wordt door het beroepsvervoer gedaan. Dit zijn ondernemingen die hun brood verdienen met alleen transport. Daar-naast rijdt ook het eigen vervoer. Dit zijn bedrijven die iets produceren of verhandelen. Voor hen is transport een bijzaak. De laatste decennia is sprake van een substantiële verschuiving van het eigen vervoer ten gunste van het beroepsvervoer. Verladers wer-ken liever met grote vervoersbedrijven die vervolgens een beroep doen op 'eigen rij-ders'. Het vervoer over de weg heeft veel last van congestie waardoor het goederenvervoer flinke vertragingen oploopt en de transportkosten hoger worden. De transportwereld en de overheid zoeken en ontwikkelen regelmatig alternatieven. Modal shift (gecombi-neerd vervoer tussen weg, water en spoor) is er daar één van. Vooral de binnenvaart plukt hier de vruchten van. Niet alleen in Nederland, maar in heel West-Europa is modal shift in beweging. De Europese Commissie kwam in 2003 met het steunprogramma Marco Polo. Vanuit dit programma kunnen projecten die lading van de weg naar ande-re transportmodi brengen gesubsidieerd worden. De binnenvaart maakt momenteel een groei door. Echter op een gegeven moment zul-len de markten waarbinnen de binnenvaart sterk is (bulk en containers) verzadigd ra-ken. Om de groei te kunnen continueren zal de binnenvaart nieuwe markten moeten aanboren. Eén van die nieuwe markten lijkt momenteel al gevonden te zijn: het vervoer van gepalletiseerde goederen over het water voor de distributiecentra van supermarkten en andere winkelketens. Jaarlijks worden in Nederland circa 300 miljoen pallets ver-voerd. Met het project 'Distrivaart' wil men via de binnenwateren een landelijk dekkend transportnetwerk ontwikkelen voor de distributie van consumptiegoederen.

Dienstver lening ten behoeve van het vervoer Logistieke dienstverleners zijn vaak ontstaan als wegtransportbedrijven. Naast het weg-transport namen zij steeds meer activiteiten over van verladers, te beginnen met de tra-ditionele logistiek zoals opslag. Nu is het scala breed en omvat het zelfs logistieke con-sultancy. Toch kan de dienstverlening nog verder gaan en het gehele ontwerp en de aansturing van de supply chain van de verlader omvatten. De logistieke dienstverleners opereren momenteel in een groeimarkt.

12.2.3 Toetreders

B innenland Op 1 januari 2005 telde Nederland 12.060 transportbedrijven met een vergunning voor beroepsgoederenvervoer over de weg. Dat zijn er 83 meer dan een jaar eerder. Tussen

Page 193: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

193

de inwerkingtreding van de Wet Goederenvervoer over de weg (Wgw) op 1 mei 1992 en 2001 vond een stormachtige groei van het aantal transportbedrijven plaats. In die periode kwamen er per saldo ruim 3.650 bedrijven bij. In 2001 nam het totale aantal bedrijven voor het eerst af, dit duurde voort tot en met 2003. In 2004 zijn er per saldo weer bedrijven bijgekomen (bron: NIWO). In de Nederlandse binnenvaart zijn ongeveer 3.900 bedrijven werkzaam, waarvan circa driekwart één schip exploiteert. Nederland beschikt over een relatief jonge vloot. De oud-voor-nieuw-regeling1 die op 28 april 2003 is beëindigd zorgde ervoor dat veel klei-

nere en oudere schepen zijn gesloopt.

Bui ten land Op 1 mei 2004 zijn 10 nieuwe landen toegetreden tot de Europese Unie. Deze uitbrei-ding heeft consequenties voor het internationale wegvervoer in Europa. Iedere automo-bilist kan zien dat het aantal vrachtauto's met kentekens uit de nieuw toegetreden lid-staten sinds mei vorig jaar ook op de Nederlandse wegen enorm is toegenomen. De concurrentiepositie van de in Nederland gevestigde transportondernemingen komt hiermee met name in het internationale transport zeer onder druk te staan.

12.2.4 Concurrent ie

Personenvervoer De taximarkt is vooral de laatste jaren dynamisch en sterk in beweging. De sterke groei van het aantal eenmanszaken in de grote steden als gevolg van deregulering, de open-bare aanbestedingen bij contractvervoer en de bezuinigingen in de zorg laten diepe sporen na in de branche. De concurrentie in de branche is hevig en veel taxibedrijven hebben dan ook moeite om te overleven.

Goederenvervoer Door de toenemende concurrentie vanuit de nieuwe EU-lidstaten zijn Nederlandse transportbedrijven in 2004 al vervoeropdrachten kwijtgeraakt. Hoe zich dit verder gaat ontwikkelen, is sterk afhankelijk van bijvoorbeeld de kostenontwikkeling bij de 'concur-rentie'. Feit is dat de inflatie in landen zoals Hongarije, Polen en Slowakije razendsnel steeg en dat de lonen in deze landen daarbij niet kunnen achterblijven. Het verschil in de hoogte van transportkosten wordt daardoor kleiner. Door toenemende congestie op de wegen en door de zware milieubelasting zal de bin-nenvaart steeds vaker ingezet worden als alternatief voor het wegvervoer. Ook het ge-combineerde weg-, rail- en watervervoer biedt kansen voor de binnenvaart.

12.2.5 Wet- en regelgeving

Sectorspec i f ieke wet- en rege lgev ing

Eva luat ie Tax iwet In 2004 heeft de evaluatie van de taxideregulering plaatsgevonden. Belangrijke conclu-sie uit het evaluatierapport van KPMG was dat de consument wel meer aanbod van straattaxi's kreeg, maar van een gemiddeld lagere kwaliteit en tegen hogere prijzen. Deze vaststelling heeft vooral betrekking op de grote steden. Het Ministerie van Verkeer

1 Voor deze regeling gold dat een ondernemer die nieuwe tonnage aan zijn binnenvaartvloot wilde toevoegen, daarvoor oude tonnage moest inleveren. Deze oude tonnage werd door middel van sloop uit de vaart genomen. Bovendien moest er meer aan oude tonnage worden ingeleverd dan er aan nieuw mocht worden toegevoegd.

Page 194: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

194

en Waterstaat had al voor de evaluatie gezien dat de zaken na de deregulering niet he-lemaal goed verliepen en heeft een aantal maatregelen getroffen, zoals1:

− realisatie invoering taxikenteken (sinds 2000) − vakbekwaamheid ondernemer (sinds 2003) en vakbekwaamheid chauffeur (2004) − wetswijziging om handel in vergunningbewijzen tegen te gaan (2004) − omgaan met klachten en geschillen (zoals aansluiting bij een geschillencommissie

en het Landelijk Klachtenmeldpunt Taxi) − gebruik tariefkaart en traceerbaarheid (2004) − keurmerk (2004).

Aanpak cr imina l i te i t wegtransportsector In oktober 2004 is het convenant Aanpak Criminaliteit Wegtransport getekend. Middels dit convenant verplichten een groot aantal betrokken organisaties alsmede het ministe-rie van Verkeer en Waterstaat en Justitie zich tot een scala van inspanningen teneinde de criminaliteit in de wegtransportsector in de meeste brede zin aan te pakken. Een belangrijke maatregel is de oprichting van het loket transportcriminaliteit bij het Bureau Verkeershandhaving Openbaar Ministerie (BVOM). Het loket is de opsporingsin-stanties behulpzaam bij het verbeteren van hun informatiepositie en bij het opstellen van een criminaliteitsanalyse ten aanzien van de branche.

Bele idskoers in komende ja ren

K i lometertar ie f voor tax i ' s De overheid deed in 2004 het voorstel om voor straattaxi's een verplicht tarief per kilo-meter in te voeren. Redenering van de overheid was dat consumenten de huidige ta-riefopbouw niet begrijpen en daarom minder gebruik maken van de taxi en de taxiprij-zen niet onderling kunnen vergelijken. En door dat laatste zou de prijs- en kwaliteits-concurrentie in de straattaximarkt niet goed van de grond komen. De Tweede Kamer heeft het voorstel in september 2004 goedgekeurd en in 2005 zal in overleg met de branche de wetgeving voor het kilometertarief voor 2006 worden voorbereid.

Nieuwe B innenvaartwet in 2006 De overheid is verantwoordelijk voor het bevorderen van eerlijke (internationale) con-currentie. Wat betreft concurrentievoorwaarden en veiligheid van de binnenvaart is er een grote wisselwerking tussen internationale afspraken en nationale regelgeving. Met de nieuwe Binnenvaartwet, die naar verwachting in 2006 in werking treedt, wordt de nationale regelgeving verbeterd doordat deze enkele verouderde en onderling slecht samenhangende wetten vervangt. Hierdoor worden ook de administratieve lasten voor de sector teruggedrongen, wordt harmonisatie met internationale regelgeving bevor-derd en zijn regels beter te handhaven.2

1 Bron: Wijziging van de Wet personenvervoer voor het taxivervoer, Tweede Kamer, 2003-2004, 25 910, nr. 49.

2 Bron: Nota Mobiliteit. Naar een betrouwbare en voorspelbare bereikbaarheid, Ministerie van Verkeer en Waterstaat en Ministerie van VROM (2004).

Page 195: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

195

12.2.6 Samengevat

schema 12.1 Marktomstandigheden voor de transportsector

personenvervoer

goederenvervoer

over land

goederenvervoer

over water

tegenover afnemers + + +

tegenover leveranciers +/- +/- +

tegenover toetreders - - +

m.b.t. concurrentie - - -

m.b.t. wet- en regelgeving + + +

++ = zeer gunstig, + = gunstig, +/- = neutraal, - = ongunstig, -- = zeer ongunstig voor de transportsector.

Bron: EIM, 2005.

12.3 Kracht van de sector

12.3.1 Bedri jvendynamiek

De bedrijvendynamiek in een branche wordt onder andere bepaald door het aantal nieuwe ondernemingen en het aantal opheffingen. Het aantal startende ondernemers in de transport- en communicatiesector is in 2004, na twee jaren van afname, weer eens toegenomen, met maar liefst een kwart. Daarmee is de transport- en communica-tiesector, samen met de bouw, de sector met de grootste toename in startende onder-nemers. Daar staat tegenover dat het aantal bedrijfsbeëindigingen in 2004 is gedaald, wat per saldo betekent dat het aantal ondernemingen in de transport- en communicatiesector is toegenomen.

Personenvervoer Het aantal taxibedrijven is de afgelopen drie jaar met een achtste afgenomen. De daling volgde op een sterke toename tussen 2000 en 2002, in reactie op het vrijgeven van de taximarkt. In 2003 waren er volgens het CBS 4.545 taxibedrijven, momenteel nog 4.005. De meeste van de ondernemingen zijn eenmansbedrijfjes en in deze categorie concentreert zich de daling.

Goederenvervoer over land Voor vervoer binnen de Nederlandse grenzen is een vergunning nodig. Op 1 januari 2005 telde de NIWO 83 vergunninghouders meer dan in het voorgaande jaar. In de loop van 2004 werd aan 556 bedrijven een vergunning verleend en van 473 vergun-ninghouders is de vergunning ingetrokken. Het aantal nieuwe vergunninghouders is de afgelopen jaren redelijk constant gebleven, het aantal intrekkingen was in 2005 bedui-dend minder (-28%). Het aantal faillissementen onder vergunninghouders is in 2004 ten opzichte van 2003 met 26% afgenomen, van 143 tot 106.1

1 Bron: Jaarverslag 2004, NIWO, mei 2005.

Page 196: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

196

12.3.2 Schaalgrootte en netwerkvorming

De transportsector wordt gekenmerkt door zijn kleinschaligheid. Ruim 80% van de be-drijven die in deze sector werkzaam zijn behoort tot het kleinbedrijf (zie tabel 12.6).

Personenvervoer De organisatiegraad van de taxibranche is over het algemeen laag. Binnen de taxibran-che zijn ongeveer 4.800 bedrijven actief; hiervan functioneert 60% als eenmansbedrij-ven die vrijwel uitsluitend actief zijn in het straattaxivervoer. Na de invoering van de nieuwe taxiwet in 2000 is er sprake van een forse groei van het aantal eenmansbedrij-ven.

Goederenvervoer over de weg De branche is in doorsnee kleinschalig van aard. Het gemiddelde aantal wagens per on-derneming bedraagt 8,7. In het binnenlandse vervoer is circa 7% van de bedrijven ver-antwoordelijk voor de helft van het totale vervoerde gewicht. In het grensoverschrij-dende vervoer is dit zelfs slechts 3%. De Nederlandse transportsector bestaat voor 68% uit bedrijven met vijf of minder ver-gunningbewijzen. Deze kleinere bedrijven bezitten 15% van alle uitstaande binnenland-se vergunningbewijzen. De 88 grootste bedrijven bezitten daar maar liefst 18% van. Binnen het goederenvervoer is er wel steeds meer sprake van samenwerking om te zor-gen voor meer (internationale) schaalgrootte. Een voorbeeld hiervan vormt DailyFresh.

Goederenvervoer over water Naar verwachting zal de komende 10 jaar circa 75 tot 80% van de Nederlandse binnen-vaartondernemingen uit gezinsbedrijven blijven bestaan. Gezinsbedrijven zijn over het algemeen sterk betrokken, leveren een grote inzet en zijn verknocht aan het varen. De-ze bedrijven gaan mee in de trend van schaalvergroting en de verhoging van de om-loopsnelheid, zo blijkt uit het rapport 'Continuïteit en Ambitie' van AHA DATA uit 2004. Driekwart van de gezinnen woont overwegend aan boord. De binnenvaart is een meer open samenleving geworden, waarbij de contacten met de walsamenleving meer gangbaar zijn geworden.

tabel 12.6 Indicatoren schaalgrootte en netwerkvorming, 2004

gehele sector

ondernemingenaandeel van het kleinbedrijf in de transportsector (in %) 84

omzetaandeel van het grootbedrijf in de transportsector (in %) 51

werkgelegenheidsaandeel van het grootbedrijf in de transportsector (in %) 49

gemiddelde ondernemingsgrootte (in arbeidsjaren) 13

gemiddelde omzet per onderneming (in € miljoen) 2,2

Bron: CBS, EIM.

12.3.3 Innovat ievermogen

Innovatie is een belangrijk middel om de concurrentiekracht van het MKB op de langere termijn op peil te houden. Door het bedrijfsleven en de overheid wordt veel belang ge-hecht aan een hoge innovatie-intensiteit van het MKB. De Nederlandse overheid wil een efficiënt en slim goederenvervoer en bevordert om die reden de innovatie van vervoers-systemen en -concepten: innovaties in de technologie van vracht- en bestelwagens,

Page 197: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

197

schepen en treinen, innovaties in de infrastructuur en innovaties in logistieke concep-ten. Het innovatievermogen van een sector is onder andere af te lezen uit het aantal intro-ducties van producten en/of diensten en uit het doorvoeren van vernieuwingen of ver-beteringen in de interne bedrijfsprocessen.

tabel 12.7 Aantal bedrijven in de transportsector en het totale MKB met innovaties in

de periode 2002-2004 (in %)

soort innovatie

MKB trans-

portsector

totaal

MKB

introductie van nieuwe producten en/of diensten 26 34

introductie van producten en/of diensten die nieuw zijn voor de sector 11 16

vernieuwingen of verbeteringen in de interne bedrijfsprocessen 54 56

Bron: EIM, 2005.

Producten en d iensten De transportsector loopt wat betreft de introductie van nieuwe producten en diensten achter op het gemiddelde in het Nederlandse MKB. De sterke afname van het aantal innovaties in de transportsector kan worden verklaard door de teruglopende economie en de afnemende rentabiliteit in de branche. Transportbedrijven zijn gedwongen om waar mogelijk op de kosten te besparen, wat productvernieuwing niet geheel ten goe-de komt.

Bedr i j f sprocessen Behalve naar de introductie van nieuwe producten en/of diensten kan ook worden ge-keken naar procesmatige verbeteringen in het MKB. De transportsector kent ten opzich-te van 2002 (59%) weer een zichtbare stijging, en zit daarmee boven het gemiddelde van het MKB in Nederland. De transportsector is traditioneel gezien een minder innova-tieve branche. De noodzaak tot het reduceren van de kosten en het verbeteren van de (internationale) concurrentiepositie kunnen een mogelijke verklaring zijn voor deze stij-ging.

Page 198: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

198

12.3.4 Samengevat

schema 12.2 Kracht van de transportsector

sterke punten zwakke punten

bedrijvendynamiek − het aantal vergunninghouders

in het beroepsgoederenvervoer

over de weg is toegenomen

− het aantal taxibedrijven is

afgenomen

schaalgrootte/netwerkvorming − in de binnenvaart vindt een

aanzienlijke schaalvergroting

plaats

− organisatiegraad in de taxi-

branche is laag

− het beroepsgoederenver-

voer is kleinschalig

innovatievermogen − de overheid bevordert de inno-

vatie van vervoerssystemen

− procesmatig is de branche wel

innovatief

− het innovatievermogen van

de branche op het gebied

van nieuwe producten en

diensten is niet hoog

bedrijfsvoering − toenemende congestie van

het wegennet belemmert

de bedrijfsvoering en de

groei van het wegvervoer

− de rendementen in het

goederenvervoer over de

weg zijn zeer laag

Bron: EIM, 2005.

12.4 Investeringen

12.4.1 Omvang en ontwikkel ing

In de transportsector wordt naar verhouding veel geïnvesteerd. Zowel in 2003 als in 2004 hebben bijna acht op de tien bedrijven investeringen gepleegd. Ook de omvang van de investeringen in de transportsector is relatief hoog. Het gemiddelde investe-ringsbedrag ligt in deze sector met ruim € 190.000 aanmerkelijk hoger dan het gemid-delde van € 90.000 over alle sectoren. Voor 2005 zijn de MKB-bedrijven in de trans-portsector terughoudender: meer bedrijven geven aan niet te zullen investeren (30%). De dalende rendementen in met name het goederenvervoer zorgen ervoor dat trans-portbedrijven gedwongen worden om kosten te besparen.

Page 199: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

199

figuur 12.1 Investeringen in de transportsector, 2003 en 2004

77

73

77

70

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

transport

totaal MKB

realisatie 2003 realisatie 2004

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2004 en voorjaar 2005.

figuur 12.2 Verwachte investeringen in de transportsector in 2005

0% 20% 40% 60% 80% 100%

transport

totaal MKB

van plan te investeren investeert misschien investeert niet

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

In figuur 12.3 is te zien dat bij een kwart van de investerende bedrijven, het investe-ringsbedrag in 2004 ten opzichte van 2003 is afgenomen. Het aandeel bedrijven met een stijging van de investeringen is, evenals bij het totale MKB, ongeveer 40%.

Page 200: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

200

figuur 12.3 Ontwikkeling van de investeringen in de transportsector: 2004 ten op-

zichte van 2003 (in procenten van bedrijven die zowel in 2003 als in 2004

hebben geïnvesteerd)

0% 20% 40% 60% 80% 100%

transport

totaal MKB

groei gelijk gebleven daling

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

In 2004 stelde ongeveer 60% van de bedrijven in de transportsector investeringsplan-nen op schrift vast. Dit is in 2005 sterk teruggelopen, wat vrijwel volledig is gelegen in de daling van het aantal bedrijven dat een meerjarenplan maakt.

tabel 12.8 Investeringsplannen in de transportsector

MKB transportsector totaal MKB

2004 2005 2004 2005

investeringsplannen (in %)

− meerjarenplan 39 23 25 17

− jaarlijks plan 22 20 23 22

− geen plan op schrift 39 57 52 61

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2004 en voorjaar 2005.

12.4.2 Invester ingsdoelen en typen invester ingen

De transportsector stak in 2003 relatief vaak geld in het uitbreiden van de productieca-paciteit en in de uitbreiding van het product- en/of dienstenassortiment. Minder aan-dacht ging bij de investeringen uit naar verbetering van de service of het voldoen aan wet- en regelgeving. In figuur 12.4 is te zien dat in 2004 de transportsector iets achter-blijft bij het totale MKB als het gaat om investeringen in kennis, opleiding en scholing. Wat betreft de andere investeringstypen wijkt de transportsector weinig af van de an-dere sectoren. Voor 2005 geven, evenals voor 2004, de meeste bedrijven aan te zullen investeren in bedrijfsmiddelen. In kennis, opleiding en scholing zal naar verhouding weer meer geïn-vesteerd worden. Dit in tegenstelling tot investeringen in internet en ICT.

Page 201: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

201

figuur 12.4 Investeringstypen in 2004, in procenten van bedrijven die in 2004 heb-

ben geïnvesteerd

62

65

42

71

64

52

40

76

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

internet en ICT

kennis, opleiding en scholing

nieuwe markten en/ofproducten

bedrijfsmiddelen

totaal MKB transport

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

figuur 12.5 Investeringsplannen naar investeringstypen, in procenten van bedrijven

die verwachten in 2005 te zullen investeren

56

71

41

76

47

66

45

79

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

internet en ICT

kennis, opleiding en scholing

nieuwe markten en/ofproducten

bedrijfsmiddelen

totaal MKB transport

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

12.4.3 Financier ing en knelpunten

In tabel 12.9 is te zien dat de transportsector relatief vaak gebruik maakt van externe financiers. 36% van investerende bedrijven in de transportsector leent geld bij banken, tegenover 26% in het totale MKB. Een kwart van de bedrijven komt bij de financiering knelpunten tegen. Het gaat dan veelal om het vinden van de financiering zelf.

Page 202: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

202

tabel 12.9 Financieringsbronnen en knelpunten bij de investeringen in de transport-

sector

MKB transport-

sector totaal MKB

financieringsbronnen (in %):

− winst uit onderneming 69 66

− overig eigen geld 14 14

− holding 1 1

− geleend geld bij banken 36 26

− financiële bijdrage van familie en andere informele investeerders 0 3

− leverancierskredieten 3 1

aantal bedrijven dat knelpunten heeft ervaren (in %) 26 25

aard van de knelpunten (in % van bedrijven met knelpunten)

− financiering 71 67

− wet- en regelgeving 10 14

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

12.5 Perspectief

12.5.1 Prognoses 2005 en 2006

Productie en handel groeien, zij het in een voorzichtig tempo. Veel transportbedrijven zullen waarschijnlijk in 2005 weer kunnen profiteren van aantrekkende economische activiteiten en daarmee gepaard gaande logistieke stromen en diensten. De verwach-ting is dan ook dat de afzet in de transportsector met 2,75% in volume zal groeien. De ontwikkelingen van de afzet in de transportsector worden voor een groot deel bepaald door de ontwikkelingen van het goederenwegvervoer. De afzet van het internationale goederentransport trekt stevig aan. Dit heeft enerzijds te maken met de stijgende ex-porten en importen van het Nederlandse bedrijfsleven en anderzijds met de stijgende doorvoer. Ook de binnenvaart profiteert van de toename van de stijgende doorvoer. In de reisbranche zijn de ontwikkelingen minder positief. De reisbureaus hebben een on-gekend zwaar jaar. De reiswinkels verliezen in hoog tempo marktaandeel aan reisboe-kingen via internet. Voor 2006 wordt ook een toename van de afzet van het MKB in het vervoer verwacht (+4% in volume).

Werkge legenheid neemt toe In 2005 zal de werkgelegenheid op het niveau van 2004 blijven. De stijging van het aantal ondernemingen zal beperkt blijven (als gevolg van de gang van zaken in de reis-branche). De sterkere groei van de afzet laat zich in 2006 vertalen naar een groei van de werkgelegenheid (+1,75%).

Page 203: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

203

Beperkte winst toename De winst neemt in 2005 nog iets af met 0,25%. De toename van de afzet zorgt welis-waar voor een positieve bijdrage aan de winstontwikkeling, maar deze wordt tenietge-daan door een toename van de brandstofprijzen. De doorberekeningsmogelijkheden hiervan naar afnemers toe zijn uiterst beperkt. In 2006 zal de winst naar verwachting weer behoorlijk stijgen.

tabel 12.10 Prognose van de omzet-, werkgelegenheids- en winstontwikkeling in de

transportsector en het totale bedrijfsleven, voor 2005 en 2006 (mutatie

in % t.o.v. voorgaand jaar)

transportsector totaal bedrijfsleven

2005 2006 2005 2006

omzet

− volumeontwikkeling − prijsontwikkeling − waardeontwikkeling

2,75

0,50

3,25

4,00

0,75

5,00

1,00

1,75

2,75

2,25

1,00

3,25

werkgelegenheid (arbeidsjaren) 0,00 1,75 -0,75 0,75

Winst -0,25 5,75 4,25 5,50

Bron: EIM, 2005.

tabel 12.11 Gevoeligheid van de omzet-, werkgelegenheids- en toegevoegde-

waardeontwikkeling in de transportsector en het totale bedrijfsleven,

voor stijging export van Nederlandse herkomst bij huidige prognose en

extra exportstijging in 2006 (mutatie in % t.o.v. voorgaand jaar)

transportsector totaal bedrijfsleven

bij 3,75%

groei

bij 5,75%

groei

bij 3,75%

groei

bij 5,75%

groei

Omzet 4,00 4,50 2,25 2,75

werkgelegenheid (arbeidsjaren) 1,75 2,50 0,75 1,00

toegevoegde waarde 4,25 4,75 2,25 2,50

Bron: EIM, 2005.

tabel 12.12 Gevoeligheid van de omzet-, werkgelegenheids- en toegevoegde-

waardeontwikkeling in de transportsector en het totale bedrijfsleven,

voor loonkosten in 2006 bij huidige prognose en extra loonkosten stij-

ging in 2006 (mutatie in % t.o.v. voorgaand jaar)

transportsector totaal bedrijfsleven

bij 0,25%

stijging

bij 1,25%

stijging

bij 0,25%

stijging

bij 1,25%

stijging

omzet 4,00 3,75 2,25 2,25

werkgelegenheid (arbeidsjaren) 1,75 1,50 0,75 0,75

toegevoegde waarde 4,25 4,25 2,25 2,25

Bron: EIM, 2005.

Page 204: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

204

12.5.2 Een bl ik vooruit

De positie van het wegvervoer in het grensoverschrijdende transport zal in de toekomst naar verwachting licht verbeteren. Nederland neemt al langere tijd binnen de EU een sterke positie in op het terrein van het internationale goederenvervoer. Deze sterke po-sitie staat echter onder druk. Met de nieuwe EU-toetreders zal de concurrentie in het wegvervoer ongetwijfeld toenemen. Anderzijds zal deze uitbreiding ook extra handels-activiteiten tot gevolg hebben; hier liggen dus weer kansen voor het Nederlandse weg-vervoer. Ook voor het goederenvervoer over water zijn de verwachtingen gunstig. Uitgaande van het scenario European Coordination 2020 van het Centraal Planbureau neemt het vervoerde volume in het bulktransport tot 2020 met ruim 40% toe, wat neerkomt op bijna 2% per jaar. Het containervervoer groeit de laatste jaren met 7 tot 10% per jaar en deze groei zal naar verwachting de komende jaren aanhouden.

12.6 Meer informatie over de sector

Sectororganisaties Website

Transport en Logistiek Nederland, Zoetermeer

Telefoon: (079) 363 61 11

Stichting NEA Transportonderzoek en Opleiding, Rijs-

wijk

Telefoon: (070) 398 83 88

Stichting Nationale en Internationale Wegvervoer Orga-

nisatie, NIWO, Rijswijk

Telefoon: (070) 399 20 11

Bureau Voorlichting Binnenvaart, Rotterdam

Telefoon: (010) 412 91 51

Koninklijke Vereniging Schuttevaer, Rotterdam

Telefoon: (010) 412 91 36

EVO, Zoetermeer

Telefoon: (079) 346 73 46

Koninklijk Nederlands Vervoer, Den Haag

Telefoon; (070) 375 17 51

www.tln.nl

www.nea.nl

www.niwo.nl

www.inlandshipping.com

www.koninklijkeschuttevaer.nl

www.evo.nl

www. knv.nl

Vakbladen

• Evo Magazine • Nederlands Vervoer • Nieuwsblad Transport • Transport en Logistiek

• Transport + Opslag • De Scheepvaartkrant • Weekblad Schuttevaer

Page 205: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

205

evenementen informatie te vinden op:

Wereldhavendagen

2 t/m 4 september 2005 in Rotterdam

Europort Maritime

1 t/m 5 november in Ahoy Rotterdam

www.inlandshipping.com

www.ahoy.nl

Page 206: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei
Page 207: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

207

13 Post en telecommunicatie

Postmarkt De postsector bevindt zich op het snijvlak van de communicatie- en de transportmarkt. Brieven en drukwerken hebben betrekking op de communicatie, terwijl het pakketver-voer deel uitmaakt van de transportmarkt. Onder post valt ook de distributie van kran-ten en folders. De postmarkt in Nederland is voor een belangrijk deel gereguleerd via de Postwet. Om bepaalde post door heel Nederland bezorgd te krijgen tegen hetzelfde ta-rief heeft TNT de plicht deze opdracht uit te voeren. In ruil voor deze opdracht mogen bepaalde diensten uitsluitend door TNT uitgevoerd worden. De OPTA is opgericht om te controleren of TNT en haar concurrenten de rechten en plichten uit de Postwet en lage-re regelgeving naleven. In 2002 heeft de Nederlandse regering ervoor gekozen om de postmarkt voor 2007 niet verder te liberaliseren. Dit betekent dat de concurrentie in de postmarkt wordt beperkt tot de reeds vrije gebieden.

Te lecommunicat iesector De telecommunicatiesector is veel meer dan telefonie alleen. Door de technologische convergentie en vernieuwing is de functie en toepassing van de telecommunicatie-infrastructuren door de jaren verbreed. Daarom wordt er vaak gesproken over de elek-tronische communicatiesector. Binnen de elektronische communicatiesector kan onder-scheid worden gemaakt naar verschillende markten, zoals vaste telefonie, mobiele tele-fonie, internet en huurlijnen.

13.1 De sector in cijfers

13.1.1 Omvang

Met slechts 4.000 ondernemingen vormt de post- en telecommunicatiesector qua aan-tal ondernemingen een kleine sector. Het merendeel (99%) van deze ondernemingen behoort tot het MKB. Toch wordt het belangrijkste deel van de omzet gerealiseerd in het grootbedrijf. Het MKB is jaarlijks goed voor ongeveer 2 miljard euro, het grootbe-drijf voor maar liefst 25 miljard euro. De sector is sterk op het binnenland gericht: slechts 3 miljard euro wordt in het buitenland verdiend. De post- en telecommunicatie-sector vertegenwoordigt ongeveer 1% van de totale export van het Nederlandse be-drijfsleven.

tabel 13.1 De post- en telecommunicatiesector in 2004

post en telecommunicatie

MKB totaal

aandeel van de sec-

tor in totaal bedrijfs-

leven (in %)

aantal ondernemingen per 31-12-2004 (x 1.000) 4 4 1

werkgelegenheid in arbeidsjaren (x 1.000) 10 94 2

omzet (x € miljard) 2 25 2

exportomzet (x € miljard) 0 3 1

bruto toegevoegde waarde (x € miljard) 1 12 3

Bron: CBS, bewerking EIM.

Page 208: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

208

13.1.2 Economisch funct ioneren

Omzetontwikke l ing Net als in voorgaande jaren kende de post- en telecommunicatiesector wederom een groei van de omzet. De meest recente cijfers wijzen op een omzetgroei van 3,75% in 2004 en naar verwachting 3,25% in 2005. Daarmee lijken de spectaculaire groeicijfers van enkele jaren geleden voorbij. Per deelmarkt zullen de belangrijkste ontwikkelingen worden besproken.

tabel 13.2 Volumeontwikkeling van de omzet in de post- en telecommunicatiesector

2004-2005, totaal en per deelsector

omzetontwikkeling in % t.o.v. het jaar daarvoor)

2004 2005

post- en telecommunicatiesector 3,75 3,25

Bron: EIM (2004 raming).

Trad i t ione le te lefon ied iensten De traditionele telefoniediensten als klassiek geschakelde vaste telefonie, inbelinternet en huurlijnen staan onder druk. Het totale aantal vaste telefoonaansluitingen van KPN nam in 2004 af met 3,2% tot 5,9 miljoen en het aantal ISDN-aansluitingen daalde in diezelfde periode voor het eerst (4%)1. Het aantal internet-inbelminuten van KPN en zijn

concurrenten gezamenlijk daalde in 2004 met ongeveer 40%. Een belangrijke oorzaak van deze dalingen vormt het overstappen van klanten naar mobiele telefonie en het ge-bruik van breedbandaansluitingen (kabel en ADSL). Volgens KPN had in september 2004 11% van de Nederlandse huishoudens alleen nog maar een mobiele telefonieaan-sluiting. Naar verwachting zal het aantal vaste (analoge) telefonieaansluitingen nog verder gaan afnemen. Diverse aanbieders zijn namelijk in 2004 begonnen met het aanbieden van digitale telefonie op basis van VoIP (Voice over Internet Protocol). Spraak via internet bestaat al langere tijd, maar de kwaliteit was lange tijd onvoldoende om een serieus alternatief te zijn voor klassieke telefonie. Dit probleem is inmiddels verholpen. Huurlijnen worden vooral gebruikt door bedrijven om verschillende vestigingen aan el-kaar te verbinden. Net als in de afgelopen jaren daalde in 2004 het aantal afgenomen huurlijnen. Ondanks de dalende tarieven van digitale huurlijnen migreren bedrijven naar goedkopere op het Internet Protocol gebaseerde datacommunicatienetwerken, zoals Internet Protocol Virtual Private networks (IP-VPN).

Mobie le te le fon ie De Nederlandse markt voor mobiele telefonie zal in 2005 nauwelijks groei laten zien. In 2004 boekten de bedrijven die in Nederland actief zijn in de mobiele telefonie een ge-zamenlijke omzet van 5,7 miljard euro. Dat is bijna 6% meer dan in 2003. Deze groei werd met name gerealiseerd dankzij een forse toename van het aantal klanten. De tele-comaanbieders hadden eind 2004 bijna 16 miljoen klanten tegen 13,5 miljoen in de-cember 2003. De Nederlandse markt is nu behoorlijk verzadigd (bron: Telecompaper). De gemiddelde omzet per klant daalde voor de ondernemingen, vooral doordat veel telefoons na aankoop weinig of niet meer gebruikt werden. Telecomaanbieders maken dit ook wel erg gemakkelijk door toestellen met flink wat subsidie aan te bieden. Ze

1 Bron: Netwerken in cijfers, kwartaalrapportage 2005, Ministerie van Economische Zaken, DGTP.

Page 209: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

209

kregen daardoor te maken met doorverkoop van de telefoons in het buitenland (bron: Telecompaper).

Breedbandnetwerktoegang In Nederland zijn twee breedbandinfrastructuren: het XDSL-netwerk en het kabelnet-werk. Beide vormen van breedband internetaansluitingen namen in 2004 sterk toe, het aantal abonnees met breedband groeide in 2004 met 66% tot 3,1 miljoen aansluitin-gen. Het aantal ADSL-abonnees neemt sterker toe dan het aantal kabelaansluitingen. Het aantal ADSL-abonnees steeg in 2004 met 95% tot 1,8 miljoen en het aantal abon-nees op internet via de kabel nam toe met 37% tot 1,3 miljoen. Begin 2004 is het aan-tal ADSL-abonnees het aantal abonnees op internet via de kabel gepasseerd en eind 2004 ligt het aantal xDSL-aansluitingen ruim boven het aantal aansluitingen via de ka-bel.1

Postmarkt Marktwerking op de postmarkt zal de komende jaren beperkt blijven tot de marktseg-menten die al langer geliberaliseerd zijn, zoals de verzending van brieven naar het bui-tenland, de verspreiding van direct mail en de bezorging van kranten en tijdschriften. De grootste speler in Nederland is TNT. In 2004 heeft de divisie Post van TNT een omzet van € 3,9 miljard gerealiseerd, een lichte daling ten opzichte van 2003. TNT heeft in 2004 5,3 miljard brieven bezorgd. De vraag naar postdiensten stond in 2004 opnieuw onder invloed van de zwakke economie. In Nederland stegen de binnenlandse geadres-seerde postvolumes licht als gevolg van de groei van de consumentenpost en de gea-dresseerde partijenpost. De volumes direct mail daalden echter, voornamelijk als gevolg van de scherpere concurrentie vanuit andere netwerken en andere media. De totale fy-sieke postmarkt ondervindt langzaam maar zeker de effecten van concurrentie door elektronisch berichtenverkeer. De ontwikkelingen zorgden voor een totale volumedaling van de postmarkt.2

Arbe idsproduct iv i te i t Een kengetal voor de arbeidsproductiviteit is de gemiddelde bruto toegevoegde waarde per arbeidsjaar. Voor de transport- en communicatiesector heeft deze een waarde van € 62.000. Dat is in vergelijking met veel andere sectoren uit het bedrijfsleven hoog. De arbeidsproductiviteit in het MKB bedraagt gemiddeld € 59.000. Met name de snelle technologische ontwikkelingen binnen de communicatiebranche zorgen voor deze hoge arbeidsproductiviteit.

Exp lo i ta t iebee ld In tabel 13.3 is het exploitatiebeeld gegeven van de post- en telecommunicatiesector. De exploitatiekosten komen neer op 43% van de brutoproductie. Dat is een duidelijke stijging ten opzichte van 2003: toen bedroegen de exploitatiekosten 35% van de bru-toproductie. De loonkosten nemen 17% voor hun rekening. 'Onder de streep' blijft er gemiddeld 5% van de brutoproductie over. Hierbij dient te worden opgemerkt dat dit cijfer enigszins wordt vertekend doordat een belangrijk deel van de winsten van het kleinbedrijf ook de beloningen voor de ondernemer en de eventueel meewerkende ge-

1 Bron: Netwerken in cijfers, kwartaalrapportage 2005, Ministerie van Economische Zaken, DGTP.

2 Bron: TNT jaarverslag 2004.

Page 210: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

210

zinsleden bevat. Door de stijging van de kosten, komt de winst voor belastingen lager uit dan in 2003.

tabel 13.3 Exploitatiebeeld van de post- en telecommunicatiesector in 2004

in % van de brutoproductie

brutoproductie 100

verbruik 52

bruto toegevoegde waarde 48

bedrijfskosten 43

waarvan:

− loonkosten 17

winst voor belastingen 5

Bron: CBS, bewerking EIM.

13.2 Marktomstandigheden

13.2.1 Afnemers

Liberalisering en privatisering van de elektronische communicatiesector heeft de con-sument de afgelopen 15 jaar veel opgeleverd. Het aantal aanbieders en daarmee ook het aanbod van diensten en producten is sterk toegenomen, de kwaliteit is verbeterd en de prijzen zijn gedaald. De elektronische communicatiesector is echter een snel veranderde markt. Het is voor de consument moeilijk om op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen in het aan-bod, om goed gefundeerde keuzes te maken en op effectieve wijze voor de eigen be-langen op te komen. Meer aanbieders bieden meer differentiatie op bestaande produc-ten. Eenvoudige vergelijking en beoordeling van de prijs-kwaliteitverhouding is daar-door lastig. Ook algemene voorwaarden kunnen sterk verschillen. Daarnaast brengen al deze nieuwe technologieën ook nieuwe vorm van criminaliteit met zich mee. Voorbeelden hiervan zijn: spoofing (het zich voordoen als een ander), phising (achterhalen van bank- en creditcardgegevens), spyware (spionagesoftware), virussen, autodialers, etc. De beveiliging van computersystemen en -netwerken wordt steeds belangrijker voor de consument.

Overhe id neemt in i t ia t ie f om consument beter te beschermen Om de positie van de consument in de markt van elektronische communicatie te ver-sterken is het Ministerie van Economische Zaken met een nieuw actieplan gekomen: 'Een slimme consument in een snelle markt'. Met het actieplan wil de overheid de keu-zevrijheid, een vereenvoudigde klachtenafhandeling en een geschillenbeslechting voor consumenten extra aandacht geven. In het actieplan staan 9 acties om consumenten meer in handen te geven om in verweer te komen tegen aanbieders van internet en (mobiele) telefonie.

Bundel ing s taat nog in de k inderschoenen Door markt- en technologische ontwikkelingen kunnen verschillende (tele)communi-catiediensten door een en dezelfde aanbieder worden aangeboden. Het gebundeld aanbieden van (tele)communicatiediensten komt dan ook steeds vaker voor en zal in de

Page 211: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

211

toekomst waarschijnlijk aan belang toenemen. EIM heeft in opdracht van OPTA onder-zocht in hoeverre consumenten inmiddels gebruik maken van bundels met daarin de diensten vaste telefonie, mobiele telefonie, breedband internet of televisie. In het onderzoek zijn vier criteria gehanteerd om te bepalen of er sprake is van een bundel. Deze criteria zijn: − de aanschaf van twee of meer diensten op hetzelfde moment (aanschafmoment); − een bewuste keuze om verschillende diensten bij eenzelfde aanbieder af te nemen; − het verkrijgen van korting bij afname van twee of meer diensten bij dezelfde aan-

bieder; − het ontvangen van één rekening waarop de verschillende afgenomen diensten bij

dezelfde aanbieder worden samengevoegd. Indien 'één rekening' of 'bewuste keuze' als criterium wordt gebruikt, blijkt zo'n 15% van de huishoudens gebruik te maken van een gebundeld aanbod. Indien wordt uitge-gaan van het criterium 'aanschafmoment' of 'korting', blijkt 3% van de huishoudens gebruik te maken van een bundel. Gesteld kan worden dat bundeling nog in de kinder-schoenen staat.1

In ternetgebru ik afge lopen 10 jaar s terk gestegen Bijna 80% van de Nederlanders van 16 jaar en ouder heeft ooit wel eens gebruik ge-maakt van internet. Maar liefst 70% geeft aan de afgelopen week nog online geweest te zijn. Dit blijkt uit de internetmonitor die sinds 1995 wordt uitgevoerd door Trendbox. Tien jaar geleden werd internet slechts gebruikt door 1% van de Nederlandse bevol-king, dat waren voornamelijk jonge mannen met een hoge opleiding. Momenteel vormt de internetpopulatie een goede afspiegeling van de Nederlandse bevolking. Het aantal vrouwen dat momenteel wekelijks surft is gelijk aan het aantal mannen. Internet wordt het meest gebruikt voor het versturen van e-mail. Het doen van online aankopen en elektronisch bankieren stijgt echter beduidend. Bijna tweederde van alle internetters heeft de bankzaken virtueel geregeld en ruim 40% van de internetpopulatie heeft goe-deren gekocht of besteld via het web.

In ternetters z i jn tev reden over hun internetaanbieder Internetters zijn over het algemeen tevreden over hun internetaanbieder. Dat blijkt uit een onderzoek van de Consumentenbond. Volgens de bond is 53% van de internetters erg tevreden en 33% van de gebruikers is enigszins tevreden. Wel blijken er grote ver-schillen te zitten tussen de diverse aanbieders. Verder blijkt uit het onderzoek dat onge-veer een vijfde van de internetters de klantenservice en technische ondersteuning van hun internetaanbieders 'tamelijk slecht of erg slecht vindt'.

13.2.2 Leveranciers

Verander ingen in de ko lom Een zeer belangrijke ontwikkeling binnen de telecommunicatiesector is de grote mate van convergentie van markten. Door technologische ontwikkelingen kunnen steeds meer diensten via dezelfde techniek over meerdere soorten netwerken worden gele-verd. Twintig jaar geleden werd de communicatiesector gedomineerd door bedrijven die zowel infrastructuureigenaar als dienstenaanbieder waren. Iedere dienst had zijn eigen infrastructuur: telefonie via het vaste telefoonnetwerk en telex via een apart net. Per

1 Uit: Consumentenonderzoek afname van gebundelde communicatieproducten in Nederland, EIM (2004).

Page 212: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

212

dienst was er weinig concurrentie tussen de aanbieders. De staat was vaak direct of in-direct eigenaar van de netwerken en diensten. Momenteel ontstaat in de telecommunicatiesector in steeds grotere mate convergentie van markten, d.w.z. netwerken en markten treden buiten hun specifieke kolommen en vloeien in elkaar over. De opkomst van internet speelt daarbij een belangrijke rol. Alle media kunnen inmiddels digitaal verstuurd worden, dus als een stroom van bits. Infra-structuren die oorspronkelijk ontworpen waren voor specifieke diensten blijken geschikt te zijn voor het versturen van deze bits. Daarnaast worden ze onderling steeds beter substitueerbaar en treedt sterk verhoogde concurrentie op. Aanbieders gaan zich op elkaars terreinen bewegen. Kabelaars gaan in de telefonie, UPC gaat internet aanbieden buiten de eigen netwerken en KPN doet aan omroepdistributie (digitale TV via de ether) en wil toegang tot de netwerken van UPC. De internettechnologie die steeds meer de dominante transportvorm voor communicatie wordt, faciliteert een overgang naar een sterk veranderende marktstructuur.1

Vaste te lefon ie Het verkeersvolume op het vaste telefonienetwerk loopt gestaag terug. KPN, de groot-ste aanbieder van vaste telefonie, moet op deze markt concurrentie dulden van aanbie-ders van carrier (pre)select C(P)S-diensten. Het marktaandeel van deze CPS-aanbieders is in 2004 gestabiliseerd. CPS-aanbieders verliezen zo'n 3% van hun klanten per maand, waarvan een groot deel (terug)overstapt naar KPN. Op jaarbasis betekent dit dat ten minste een derde van het klantenbestand teruggewonnen wordt door KPN, wat aan-dacht en middelen wegtrekt bij het uitbreiden van de marktpositie.2

In 2004 maakte ongeveer 30 procent van de huishoudens gebruik van C(P)S. Op de to-tale markt voor vaste telefonie is - na KPN - Tele2 de grootste aanbieder met een marktaandeel van ongeveer 20%.3

KPN verliest het monopolie op het vaste telefoonnet. Dat meldt OPTA in haar ontwerp-besluiten. Dit geeft alternatieve aanbieders van vaste telefonie de mogelijkheid om zelf abonnementen te verkopen aan eindgebruikers. Zo kunnen prijsvechters als Tele2 een totaalpakket gaan aanbieden en één rekening sturen voor zowel het abonnement als de telefoongesprekken.

Mobie le te le fon ie Nederland kent vijf mobiele aanbieders met een eigen netwerk, te weten: KPN, Voda-fone, Orange, Telfort en T-Mobile. Daarnaast is een groot aantal dienstenaanbieders actief op deze netwerken. Met name Telfort profileert zich als aanbieder van wholesale-toegang voor dienstenaanbieders. Er zijn verschillende MVNO's op het netwerk van Tel-fort actief. Een MVNO is een bedrijf dat gebruik maakt van het netwerk van een be-staande operator, maar hierop zijn eigen diensten aanbiedt. Voorbeelden zijn Tele2 en Versatel, maar ook Albert Heijn. Sommige dienstenaanbieders maken gebruik van meer-dere netwerktoegangsaanbieders. KPN heeft plannen om Telfort over te nemen. Dat zou leiden tot een gezamenlijk marktaandeel van 53%. De NMa moet nog goedkeuring verlenen. Telfort blijft na de overname een zelfstandig merk. Het netwerk van Telfort zal door KPN geïntegreerd worden. In tabel 13.4 staat het aantal aansluitingen en de

1 Uit: De Toekomst van de Elektronische Communicatie, Ministerie van Economische Zaken, DGTP (2005).

2 Uit: Visie op de markt. Jaarverslag 2004, OPTA (2005).

3 Bron: Consumentenonderzoek afname gebundelde communicatieproducten in Nederland, EIM (2004).

Page 213: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

213

marktaandelen van de mobiele netwerkaanbieders. Bij deze cijfers dient te worden op-gemerkt dat de aanbieders niet allemaal dezelfde definities hanteren.

tabel 13.4 Aantal klanten (miljoenen) en marktaandeel (%)van mobiele netwerkaan-

bieders, 2001-2004

2001 % 2002 % 2003 % 2004 %

KPN Mobile 5,2 43,5 5,0 41,8 5,2 39,0 5,8 39,0

Vodafone 3,2 26,9 3,3 27,1 3,2 24,4 3,5 23,9

T-Mobile (Ben) 1,1 9,2 1,4 11,8 2,0 15,1 2,3 15,2

Telfort (O2) 1,3 10,7 1,3 10,7 1,6 12,1 1,7 11,6

Orange (Dutchtone) 1,2 9,6 1,0 8,5 1,2 9,3 1,5 10,4

Totaal 12,0 100 12,1 100 13,2 100 14,8 100

Bron: OPTA, 2005.

In ternet toegang Bijna 69% van de huishoudens maakt gebruik van internet. Er zijn daarbij drie dominan-te toegangstechnieken, namelijk inbellen, ADSL en kabel. De penetratiegraad van breedbandinternet bedraagt 45%. Dit komt overeen met zo'n 3,1 miljoen huishoudens. Zowel bij ADSL als bij de kabel zijn meerdere netwerkaanbieders actief. KPN heeft ruim driekwart van de netwerkmarkt voor breedbandinternet in handen. Tiscali is de tweede aanbieder met een marktaandeel van 6,5%. Op het gebied van kabelinternet zijn Essent en UPC de twee grootste netwerkaanbieders voor breedbandinternet via de kabel. Bei-de bedrijven hebben ruim 30% van de markt in handen.

tabel 13.5 Marktaandelen netwerkaanbieders internet

Netwerkaanbieders ADSL Netwerkaanbieders kabel

1 KPN 75,3% Essent 34,1%

2 Tiscali 6,5% UPC 30,4%

3 Versatel 2,5% Casema 13,8%

4 BBNed 2,1% Multikabel 8,0%

overig 13,6% overig 13,7%

Bron: EIM, 2004.

Behalve met de netwerkaanbieders hebben de afnemers te maken met de service provi-ders. Ook de service providers zijn te verdelen op basis van de toegangstechniek die ze gebruiken. De meeste aanbieders zijn actief met één toegangstechniek, echter een paar aanbieders bieden zowel breedbandinternet aan via de kabel, via ADSL als draadloos. Wanadoo is grootste aanbieder die de diverse toegangsmogelijkheden aanbiedt. Ver-schillende kabelmaatschappijen ondernemen stappen om ook met beide toegangstech-nieken de markt te kunnen bedienen.

Postmarkt De Nederlandse overheid heeft aangekondigd in 2007 de postmarkt volledig te liberali-seren - op voorwaarde dat de Britse en de Duitse markt dan ook vrij zijn. De Nederland-se postmarkt is qua volume de vierde in Europa. Omdat direct mail (drukwerk) in Neder-land niet onder het monopolie valt, is de markt relatief open. In Nederland valt circa

Page 214: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

214

48% van de markt voor brievenpost onder het monopolie, in het VK 59%, in Duitsland 68% en in Frankrijk 82%. De Nederlandse markt is daarmee aantrekkelijk voor toetre-ders. Bedrijven als La Poste, Deutsche Post en Royal Mail zijn hier al actief.1

13.2.3 Toetreders

B innenland Door de convergentie maakt het niet uit door welk medium (kabel, glasvezel, telefoon-net of draadloos) het IP-verkeer gaat. Er ontstaan nieuwe markten en er komen nieuwe toetreders op alle lagen. Bedrijven gaan andere infrastructuren opzoeken dan waar ze traditioneel actief waren; kabelaars komen met Voice over IP, KPN interesseert zich voor omroep (Digitenne en wellicht televisie via ADSL), Versatel heeft zich met de aankoop van voetbalrechten op de contentmarkt gestort, UPC gaat de mobieletelefoniemarkt op, etc. De verschuivingen op de Nederlandse postmarkt waren in 2004 klein. TNT behield op de meeste segmenten haar dominante positie. Voor post van consumenten naar con-sumenten hield TNT een marktaandeel van 100%. Bij bezorging van post tussen con-sumenten en bedrijven vindt concurrentie plaats op de markt voor pakketten; het marktaandeel van TNT ligt daar rond de 50%. Alternatieve aanbieders vergroten gaandeweg hun relatieve aandeel op de postmarkt ten opzichte van TNT. De ondernemingen Sandd en Selektmail laten een gestage groei zien van hun in Nederland behaalde omzet.

Bui ten land De Nederlandse telecommunicatiemarkt heeft te maken met een aantal buitenlandse spelers of dochtermaatschappijen daarvan. Regelmatig treedt er weer een nieuwe partij toe. Zo keert in de zomer van 2005 het Deense telecombedrijf TDC terug op de Neder-landse markt. TDC is de voormalige aandeelhouder van Ben, dat inmiddels T-Mobile heet. En E-plus, de Duitse mobiele tak van KPN, gaat in Nederland de prijsvechtersmarkt op. Onder de naam 'simyo' biedt E-plus tegen lage kosten goedkope mobiele telefoniedien-sten aan.

13.2.4 Concurrent ie

De Nederlandse markt voor mobiele telefonie is behoorlijk verzadigd. Om klanten te trekken zullen de telecombedrijven vooral op de prijs concurreren. De prijsdruk was vo-rig jaar al zichtbaar onder meer in de vorm van een SMS-oorlog die KPN begon. Vijf aanbieders met een eigen netwerk (KPN, Vodafone, T-Mobile, Orange en Telfort) voeren een harde strijd om de mobiele beller. Daarnaast is er al een aantal partijen ac-tief die netwerkruimte inhuren, zoals Tele2, Albert Heijn en HEMA. Gezien de tegenval-lende economie zijn de verwachtingen van consumenten om nieuwe mobiele diensten te gaan gebruiken in de komende 12 maanden minimaal. De telecom providers zullen zich maximaal moeten inzetten om de klanten te behouden, waarbij het imago van de verschillende providers een belangrijke rol speelt. In de zakelijke markt is de concurrentie niet minder hevig. In 2004 stapt in totaal meer dan 7% van de bedrijven over op een andere provider. Hier spelen kosten de belangrijk-ste rol, maar duidelijk is dat klanten betere service verwachten van de providers. In

1 Bron: Op weg naar een vrije postmarkt, P.W.J. de Bijl, E.E.C. van Damme en P. Larouche, Tilec i.o.v. TPG Post, 2003.

Page 215: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

215

2003 was service in 5% van de gevallen aanleiding om te switchen, in 2004 is dit voor 27% van de bedrijven het motief.

13.2.5 Wet- en regelgeving

Sectorspec i f ieke wet- en rege lgev ing

Nieuwe Te lecommunicat iewet De vernieuwde Telecommunicatiewet is in werking getreden op 19 mei 2004. Deze wet is de overzetting in de Nederlandse wetgeving van 6 Europese richtlijnen. Deze 6 richt-lijnen zijn: de kaderrichtlijn, de toegangsrichtlijn, de machtigingsrichtlijn, de universele dienstenrichtlijn, de privacyrichtlijn en de richtlijn mededinging elektronische communi-catiesector. Deze richtlijnen hebben als doel het bevorderen van de concurrentie in de telecommunicatiesector en het veiligstellen en verbeteren van consumentenbelangen. De belangrijkste punten uit de nieuwe wet zijn: − Betere consumentenbescherming. In de nieuwe wet is een regeling opgenomen

met betrekking tot spam (ongewenste boodschappen). De nieuwe wet stelt dat elektronische reclameboodschappen alleen mogen worden verstuurd met toestem-ming van de consument. Ook verbetering van de transparantie van prijs en kwaliteit van diensten wordt beter geregeld in deze nieuwe wet.

− Uitbreiding van de werkingssfeer. De nieuwe Telecomwet is techniekneutraal en daarom ook van toepassing op alle elektronische communicatienetwerken. De oude wet was vooral gericht op telefonie en huurlijnen.

− Europese consultatie. De samenwerking tussen de Europese Commissie en de ver-schillende toezichthouders in de diverse landen moet worden verbeterd om een consistente toepassing van de nieuwe regels te bevorderen.

Bele idskoers in komende ja ren

Act iep lan voor kr i t i sche consumenten Als vervolg op de herziene Telecommunicatiewet en het Strategisch Actieprogramma voor de Consument (SAP-C) heeft het Ministerie van Economische Zaken het actieplan 'Een slimme consument in een snelle markt: De Consument als volwaardige marktpartij in de elektronische communicatiesector'1 opgesteld. Dit actieplan bevat de hoofdlijnen

van het consumentenbeleid voor de elektronische communicatiesector tot juli 2006 en heeft als doel om de positie van de consument op de markt van elektronische commu-nicatiediensten verder te versterken. De verantwoordelijkheid van marktpartijen en de eigen verantwoordelijkheid van de consument staat centraal in dit actieplan. De liberalisering heeft de consument veel op-geleverd, toch bestaan er voor de consument nog een aantal belangrijke, vaak hard-nekkige problemen. Het gaat hier om problemen met name op het terrein van kennis bij consumenten en aanbieders, transparantie en vergelijkbaarheid, overstapdrempels, klachtafhandeling en geschilbeslechting en concrete inbreuken op rechten van de con-sument. Het actieplan vult de rol die het ministerie moet gaan spelen verder in. Het actieplan stelt vier thema's centraal waarop negen acties worden aangekondigd. Het gaat om de volgende thema's: − optimale keuzevrijheid door meer transparantie en betere vergelijkbaarheid; − optimale keuzevrijheid door lage overstapdrempels;

1 Bron: Een slimme consument in een snelle markt: De Consument als volwaardige marktpartij in de elektronische communicatiesector, Ministerie van Economische Zaken (2005).

Page 216: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

216

− vereenvoudigde klachtafhandeling en geschilbeslechting; − meer bescherming tegen concrete inbreuken op rechten van de consument.

Harmonisat ieverp l icht ingen Volgens de Lissabon-doelstelling die alle landen van de Europese Unie met elkaar heb-ben afgesproken moet Europa in 2010 de meest concurrerende economie ter wereld zijn. Harmonisatie en uniformiteit in de markten voor telecommunicatie kunnen daar een belangrijke impuls aan geven. Voor een goed concurrentieklimaat is het van belang dat de richtlijnen voor elektronische communicatie in de héle EU op dezelfde manier worden gehanteerd.

13.2.6 Samengevat

schema 13.1 Marktomstandigheden voor de post- en telecommunicatiesector

vaste telefonie

mobiele

telefonie internet

post

tegenover afnemers - - + +/-

tegenover leveranciers - - + +/-

tegenover toetreders - - - +/-

m.b.t. concurrentie - - - +/-

m.b.t. wet- en regelgeving + + + +

++ = zeer gunstig, + = gunstig, +/- = neutraal, - = ongunstig, -- = zeer ongunstig voor de post- en

telecommunicatiesector.

Bron: EIM, 2005.

13.3 Kracht van de sector

13.3.1 Bedri jvendynamiek

De bedrijvendynamiek in de post- en telecommunicatie neemt sinds 1 à 2 jaar af. De liberalisering heeft voor veel dynamiek gezorgd, maar de werking daarvan lijkt nu wel wat af te nemen.

13.3.2 Schaalgrootte en netwerkvorming

De post- en telecommunicatiesector kenmerkt zich door kleinschaligheid. Bijna 90% van de bedrijven die in deze sector actief zijn behoort tot het kleinbedrijf en heeft min-der dan 10 werkzame personen. Er is sprake van een duidelijke scheefheid in deze sec-tor, want maar liefst 11% van het aantal bedrijven is verantwoordelijk voor 90% van de omzet (zie tabel 13.6). De invloed van deze kleine groep grootbedrijven is ook te zien aan de gemiddelde ondernemingsgrootte in de sector (25 arbeidsjaren).

Page 217: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

217

tabel 13.6 Indicatoren schaalgrootte en netwerkvorming, 2004

gehele sector

ondernemingenaandeel van het kleinbedrijf in de sector (in %) 89

omzetaandeel van het grootbedrijf in de sector (in %) 90

werkgelegenheidsaandeel van het grootbedrijf in de sector (in %) 89

gemiddelde ondernemingsgrootte (in arbeidsjaren) 25

gemiddelde omzet per onderneming (in € miljoen) 6,7

Bron: CBS, EIM.

13.3.3 Innovat ievermogen

De elektronische communicatiesector is voortdurend onderhevig aan technologische en commerciële ontwikkelingen. Door convergentie en innovatie, zoals internettelefonie (Voip), ontstaat verhevigde concurrentie. Omroepdistributie, telecommunicatie en inter-net vloeien ineen. Verhevigde concurrentie dwingt partijen tot innovatie en nieuwe stra-tegieën, zoals aanbod van gebundelde diensten, telefonie over het internet, UMTS, digi-tale radio en televisie, triple play aanbiedingen (TV, internet en telefoon in één pakket), etc.

Producten en d iensten De doorbraak van internettelefonie lijkt een feit. Bellen via internet is een snelgroeiende markt; dat komt omdat VoIP goedkoper is dan gewone telefonie en gebruikmaakt van bestaande netwerken. KPN biedt sinds het voorjaar van 2005 deze dienst aan, concur-renten van KPN zoals UPC, Versatel en Tiscali bieden de consument deze dienst al lan-ger aan. De verwachting is dat uiteindelijk iedereen zal overstappen van vaste telefonie naar het internetbellen omdat VoIP kan worden uitgebreid met extraatjes zoals video-bellen en internetdiensten zoals e-mail. Begin 2006 zal het bekijken van televisie via internet volop mogelijk worden. Daarmee komen de kabelnetten onder druk te staan. Verder biedt de komst van ADSL2+ snellere breedbandverbindingen, zodat televisie makkelijker in het pakket kan worden opgeno-men. Het aanbod van triple play zal de komende maanden toenemen. Versatel gaat met apparatuur van Samsung en Wanadoo met LiveBox met een eigen pakket van de drie diensten internet, telefonie en televisie de markt op, naast aanbieders als Solcon en Scarlet. Op het gebied van mobiele telefonie zorgen nieuwe diensten, zoals het verzenden van foto's en het binnenhalen van internetpagina's via snellere verbindingen (zoals UMTS, GRPS en Edge) voor 703 miljoen euro aan inkomsten afgelopen jaar (Bron: Telecompa-per). Dit betekende een groei van 38% ten opzichte van 2003. Telecompaper verwacht een verdere toename dit jaar, maar waarschijnlijk zullen in 2006 deze diensten een echt belangrijke bijdrage gaan leveren aan de omzet.

Page 218: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

218

13.3.4 Samengevat

schema 13.2 Kracht van de post- en telecommunicatiesector

sterke punten zwakke punten

bedrijvendynamiek door de convergentie ontstaan

nieuwe markten en nieuwe toe-

treders. bedrijven gaan andere

infrastructuren opzoeken dan

waar ze traditioneel actief waren

sinds 2002 lijkt de toename

van het aantal aanbieders af te

zwakken

schaalgrootte/netwerkvorming een klein gedeelte van het aan-

tal ondernemingen is verant-

woordelijk voor een groot deel

van de omzet

kleinschalige sector

innovatievermogen de sector kent een groot innova-

tief vermogen. Het aantal nieu-

we producten en diensten

neemt ieder jaar sterk toe

Bron: EIM, 2005.

13.4 Perspectief

13.4.1 Prognoses 2005 en 2006

Pos i t ieve afzetontwikke l ing communicat iesector Gerekend wordt dat de afzet in de communicatiesector met 1,75% in waarde zal toe-nemen. Op de binnenlandse markt is de groei van telecommunicatiediensten, vergele-ken met de groeicijfers van meer dan 10% in de achterliggende periode, sterk terugge-lopen. Bij de consumenten is er ondanks de verzadiging toch nog een toenemende be-langstelling voor telefoon- en IT-diensten. Vooral daar waar zogenoemde 'gadgets' worden aangeboden kan men rekenen op een 'run' van de (jonge) consument. Verder is er bij de providers sprake van een enorme concurrentieslag in het kader van het wer-ven en behouden van de klant. Het buitenlandse communicatieverkeer neemt nog wel aanzienlijk toe. In het spoor van de verbetering, en wellicht de grotere bestedingsruimte bij de consu-menten, wordt verwacht dat de afzet in 2006 verder aantrekt: + 4,25% in waarde. Daarnaast speelt het aantrekken van het buitenlandse informatie- en communicatiever-keer een belangrijke rol.

Forse werkge legenhe idsver l ies De communicatiesector kan met steeds minder mensen toe. Dit is een direct gevolg van de snelle technologische ontwikkelingen binnen de sector. De snelle technologische ontwikkelingen hebben vergeleken met de rest van het bedrijfsleven een enorme ar-beidsproductiviteitsverhoging tot gevolg. Het voorgaande in samenhang met een gema-tigder ontwikkeling van de afzet leidt tot een banenverlies van 3,5%. Ook in 2006 zal naar verwachting sprake zijn van een dalende werkgelegenheid. Het verlies aan banen zal echter niet zo groot zijn als in 2005 (-1,25%) omdat de afzet in een hoger tempo zal groeien.

Page 219: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

219

Aanz ien l i jke winstontwikke l ing De winst in de communicatiesector groeit in een hoog tempo. Het groeitempo heeft niet alleen te maken met de lichte groei van de afzet, maar ook met een hoge arbeids-productiviteitsstijging. Al met al kan de winst in 2005 met 4,75% toenemen. Voor 2006 wordt echter een minder gunstige winstontwikkeling verwacht. Een en ander te terug te zien in tabel 13.7.

tabel 13.7 Prognose van de omzet-, werkgelegenheids- en winstontwikkeling in de

post- en telecommunicatiesector en het totale bedrijfsleven, voor 2005 en

2006 (mutatie in % t.o.v. voorgaand jaar)

post- en telecommunicatiesector totaal bedrijfsleven

2005 2006 2005 2006

omzet

− volumeontwikkeling − prijsontwikkeling − waardeontwikkeling

3,25

-1,50

1,75

4,25

-1,00

3,25

1,00

1,75

2,75

2,25

1,00

3,25

werkgelegenheid (arbeidsjaren) -3,50 -1,25 -0,75 0,75

winst 4,75 -1,00 4,25 5,50

Bron: EIM, 2005.

tabel 13.8 Gevoeligheid van de omzet-, werkgelegenheids- en toegevoegde-waarde-

ontwikkeling in de communicatiesector en het totale bedrijfsleven, voor

stijging export van Nederlandse herkomst bij huidige prognose en extra

exportstijging in 2006 (mutatie in % t.o.v. voorgaand jaar)

post- en telecommunicatiesector totaal bedrijfsleven

bij 3,75%

groei

bij 5,75%

groei

bij 3,75%

groei

bij 5,75%

groei

omzet 4,00 4,50 2,25 2,75

werkgelegenheid (arbeidsjaren) 1,75 2,50 0,75 1,00

toegevoegde waarde 4,25 4,75 2,25 2,50

Bron: EIM, 2005.

tabel 13.9 Gevoeligheid van de omzet-, werkgelegenheids- en toegevoegde-waarde-

ontwikkeling in de communicatiesector en het totale bedrijfsleven, voor

loonkosten in 2006 bij huidige prognose en extra loonkosten stijging in

2006 (mutatie in % t.o.v. voorgaand jaar)

post- en telecommunicatiesector totaal bedrijfsleven

bij 0,25%

stijging

bij 1,25%

stijging

bij 0,25%

stijging

bij 1,25%

stijging

omzet 4,00 3,75 2,25 2,25

werkgelegenheid (arbeidsjaren) 1,75 1,50 0,75 0,75

toegevoegde waarde 4,25 4,25 2,25 2,25

Bron: EIM, 2005.

Page 220: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

220

13.4.2 Een bl ik vooruit

De communicatiesector zal zeker nog een aantal dynamische jaren tegemoetgaan. De markt voor internettelefonie zal sterk groeien, ten koste van het gebruik van vaste tele-fonie. Door de grote mate van convergentie gaan aanbieders andere infrastructuren op-zoeken dan waar ze traditioneel actief waren; kabelaars gaan mobiele telefonie aanbie-den, KPN biedt televisie aan, etc. Een belangrijke trend zal ook bundeling worden, dat wil zeggen dat aanbieders ervoor kiezen om een pakket van diensten aan te bieden. Ook de postmarkt zal een spannende tijd tegemoetgaan als in 2007 de liberalisering een feit is.

13.5 Meer informatie over de sector

sectororganisaties website

Beroepsvereniging voor communicatie, Den Haag

Telefoon: (070) 346 70 49

Branchevereniging van IT-, Telecom- en Officebedrijven

in Nederland, ICT~Office

Telefoon: (0348) 49 36 36

Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit

(OPTA), Den Haag

Telefoon: (070) 315 35 00

Agentschap Telecom, Groningen

Telefoon: (050) 587 74 44

Nationaal Antennebureau, Groningen

Telefoon: (0900) 268 36 63

Stichting OCI, Waddinxveen

Telefoon: (0182) 63 58 60

Internet Society Nederland (ISOC), Den Haag

Telefoon: (070) 314 03 85

www.communicatie.com

www.ictoffice.nl

www.opta.nl

www.agentschaptelecom.nl

www.antennebureau.nl

www.stichtingoci.nl

www.isoc.nl

vakbladen

• De Automatiseringsgids (www.automatiseringsgids.nl) • TVM, vakblad voor de internetindu-

strie (www.tvm.info) • Telecommagazine (www.telecommagazine.nl)

evenementen informatie te vinden op:

Telecom Vak 2005 (vakbeurs)

19 en 20 oktober in het Autotron in Rosmalen

Vakbeurs Infosecurity

9 en 10 november, Jaarbeurs Utrecht

www.telecomvak.nl

www.infosecurity.nl

Page 221: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

221

14 Financiële dienstverlening

De sector financiële diensten is zeer divers en bestaat uit de volgende groepen van on-dernemingen: − geldscheppende financiële instellingen zoals de centrale, spaar- en overige banken; − hypotheekbanken, bouwfondsen, commerciële financieringsmaatschappijen en be-

leggingsinstellingen; − optie- en effectenbeurzen, beheer en administratie van aandelen en obligaties, en

dergelijke; − levens- en schadeverzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen; − assurantietussenpersonen, actuariële en pensioenadviesbureaus, waarborgfondsen

en expertise- en taxatiebureaus ten behoeve van het verzekeringswezen. De sector bestaat uit een klein aantal zeer grote bedrijven die zeer concurrerend zijn. De MKB-bedrijven in deze sector bestaan voornamelijk uit assurantietussenpersonen.

14.1 De sector in cijfers

14.1.1 Omvang

De Nederlandse financiële sector is van groot belang voor de economie. In 2004 telden de beginbalansen van banken, verzekeraars en pensioenfondsen op tot € 2,4 biljoen, circa 5 maal het bruto binnenlands product. In internationaal opzicht bezet Nederland met dit gecumuleerde balanstotaal de zevende plaats en daarmee heeft het een van de omvangrijkste financiële sectoren in de wereld1.

Binnen de totale financiële sector zijn ongeveer 14.000 bedrijven actief. Dat is 2% van het totale aantal ondernemingen in het Nederlandse bedrijfsleven. De sector biedt werk aan 248.000 personen (gerekend in arbeidsjaren) en is jaarlijks goed voor een omzet van 61 miljard, waarvan slechts 9 miljard (15%) wordt gerealiseerd in het MKB. De sec-tor is sterk binnenlands gericht, de exportomzet bedraagt 10 miljard euro. Dat is onge-veer 4% van de totale omvang aan export van het Nederlandse bedrijfsleven. (Zie tabel 14.1).

tabel 14.1 De financiële dienstverlening in 2004

financiële dienst-

verlening

MKB totaal

aandeel sector in totaal

bedrijfsleven (in %)

aantal ondernemingen per 31-12-2004 (x 1.000) 14 14 2

werkgelegenheid in arbeidsjaren (x 1.000) 52 248 4

omzet (x € miljard) 9 61 5

exportomzet (x € miljard) 1 10 4

bruto toegevoegde waarde (x € miljard) 5 32 8

Bron: CBS, bewerking EIM.

1 Bron: Jaarverslag 2004, De Nederlandsche Bank (2005).

Page 222: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

222

14.1.2 Samenstel l ing

Het merendeel van de MKB-ondernemers in de financiële sector zijn assurantietussen-personen. De assurantietussenpersoon vormt een intermediair tussen verzekeraar en verzekeringsnemer. Aan de ene kant adviseert de tussenpersoon de verzekeringsnemer over verzekeringen, financiële en fiscale producten en begeleidt hij de verzekeringsne-mer bij mogelijke schade. Aan de andere kant verzorgt de assurantietussenpersoon voor de verzekeraar de administratie, de acquisitie en het klantenbeheer. Het gros van de inkomsten verkrijgt de assurantietussenpersoon uit provisie-inkomsten bij het afsluiten en verlengen van schade- en levensverzekeringen. Daarnaast ontvangt hij inkomsten via hypotheekprovisie en advisering bij sparen en beleggen.1

14.1.3 Economisch funct ioneren

Omzetontwikke l ing Het jaar 2004 laat een gezonde groei zien voor de meeste assurantietussenpersonen. De totale omzet steeg met 1,75% en ook de vooruitzichten voor 2005 zijn positief. De schadeverzekeringen kennen een stabiele groei. De omzet uit de levensverzekeringen herstelde zich. De levenssector heeft al een aantal jaren te kampen met moeilijke markt-omstandigheden. Door beperkingen in fiscale behandeling van levensverzekeringen, een relatief lage rentestand en de voortschrijdende vergrijzing is een verschuiving gaan-de van goed renderende premiebetalende verzekeringen naar de voor verzekeraars minder goed renderende koopsommen.2

De omzet uit de hypotheken nam wederom toe. De aanhoudend lage rente stimuleert gezinnen tot het afsluiten van een nieuwe, dan wel het oversluiten van bestaande hypo-theken. De totale sector sloot het jaar 2004 af met een volumegroei van 5,5%. De vooruitzich-ten voor dit jaar laten een groei van 1% zien.

tabel 14.2 Volumeontwikkeling van de omzetvolume in de financiële dienstensector

2004-2005, totaal en per deelsector

omzetontwikkeling in % t.o.v. het jaar daarvoor)

2004 2005

totaal 5,5 1

Bron: EIM (2005 raming).

Arbe idsproduct iv i te i t De arbeidsproductiviteit - gemiddelde bruto toegevoegde waarde per arbeidsjaar - in de financiële en zakelijke dienstverlening bedraagt 85.500 euro. Daarmee heeft deze sec-tor de hoogste arbeidsproductiviteit van alle sectoren in het MKB. De gemiddelde ar-beidsproductiviteit in het MKB bedraagt ongeveer 59.000 euro.

Exp lo i ta t iebee ld In tabel 14.3 is het exploitatiebeeld van de financiële sector weergegeven. De exploita-tiekosten komen gemiddeld neer op 33%. Hiervan nemen de loonkosten 26% voor hun rekening. 'Onder de streep' blijft er gemiddeld 19% van de brutoproductie over.

1 Bron: Cijfers en Trends 2004-2005, Rabobank (2005).

2 Bron: Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2004, Verbond van Verzekeraars (2005).

Page 223: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

223

tabel 14.3 Exploitatiebeeld van de financiële dienstverlening in 2004

in % van de brutoproductie

brutoproductie 100

verbruik 46

bruto toegevoegde waarde 52

bedrijfskosten 33

waarvan:

− loonkosten 26

winst voor belastingen 19

Bron: CBS, bewerking EIM.

Het bedrijfsresultaat van de assurantietussenpersonen is in 2004 gegroeid, al is de groei minder groot dan in de voorgaande jaren. De omzet is weliswaar toegenomen, maar de kosten zijn in 2004 sterker gegroeid dan verwacht. Veel assurantietussenpersonen heb-ben te maken met extra investeringen in personeel(sopleidingen), ICT en bedrijfsvoering en bedrijfsadministratie om aan de Wet financiële dienstverlening te kunnen voldoen. Tevens stijgen de kosten omdat de intermediair extra kennis zal moeten vergaren van nieuwe en veranderende markten zoals de zorg- en de pensioenmarkt.

14.2 Marktomstandigheden

14.2.1 Afnemers

Ondanks het economische herstel was de Nederlandse consument in 2004 erg terug-houdend met zijn uitgaven. Hiervoor is een aantal oorzaken aan te wijzen. Het reëel be-schikbaar gezinsinkomen nam af door het bevriezen van de lonen en door lastenver-zwaringen. Het consumentenvertrouwen, dat het vertrouwen van de consument in de algemene economische situatie en in de eigen financiële situatie weerspiegelt, ligt nog steeds onder de nul. In de eerste helft van 2004 leek het consumentenvertrouwen zich te herstellen, maar na de zomer keerde het tij. Aan het einde van het jaar was de con-sument ongeveer even somber als aan het begin van het jaar. Ook het beleggingsklimaat werd beïnvloed door dit negatieve consumentenvertrouwen; daarnaast speelden mee de dreiging van terreur, de stijgende werkloosheid, lage infla-tie, hoge olieprijzen, een sterke euro en de verdere daling van de langlopende rente.

Spaartegoed part i cu l ie ren wederom gestegen In 2004 nam het tegoed op spaarrekeningen van particulieren met 8% toe tot bijna 200 miljard euro. Er is bijna 11 miljard euro meer op spaarrekeningen gestort dan ervan is opgenomen. Sinds 2001 is het spaartegoed met gemiddeld 10% per jaar relatief sterk toegenomen. De sterke groei hangt samen met de onzekere economische situatie. Die onzekerheid zet huishoudens aan tot sparen en het matigen van de bestedingen. Be-leggen heeft als alternatief voor sparen veel van zijn aantrekkelijkheid verloren.1

1 Bron: Bijna 200 miljard euro op spaarrekeningen, Persbericht PB05-016 CBS (2005).

Page 224: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

224

In ternetsparen neemt toe Het gebruik van internetsparen is toegenomen. Het tegoed op internetspaarrekeningen is in 2004 met 37% gestegen ten opzichte van 2003 en bedraagt nu 58 miljard euro. Deze stijging ging met name ten koste van het telefonische sparen dat in 2004 daalde met ruim 2 miljard euro tot bijna 22 miljard euro. Samen zijn deze twee elektronische spaarvormen goed voor 40% van de totale spaarmarkt.1

Consumpt ief kred iet De markt van consumptieve kredietverlening in Nederland is de laatste jaren veranderd. Er wordt meer geleend, consumenten staan vaker en dieper 'rood' op de betaalreke-ning en het aanbod van consumentenkredieten is sterk gegroeid. De uitstaande schuld op consumptief krediet steeg in 2004 tot bijna 18 miljard. Er is vorig jaar 10,4 miljard euro aan consumptief krediet verstrekt, dat is vrijwel evenveel als in het jaar ervoor. Sinds 2001 is de omvang van de jaarlijks verstrekte kredieten nauwe-lijks veranderd. De roodstand op betaalrekeningen was eind juni 2005 bijna 7 miljard euro, ruim 12% meer dan in juni 2004. Het aantal Nederlanders met een negatief saldo op hun rekening bleef vrijwel onveranderd op 2,7 miljoen. Oorzaken voor de (mogelijk) toenemende schuldenproblematiek kunnen worden gezocht in de economische neer-gang, maar ook in een gewijzigde 'leencultuur'. Mensen en vooral jongeren lenen vaker en makkelijker en zijn zich minder bewust van de gevolgen. Kredietverstrekkers spelen in sommige gevallen op de veranderende leencultuur in door met wervende campagnes reclame te maken voor hun producten.2

Hypotheken Voor gezinnen vormen hypothecaire leningen, naast het consumptieve krediet, de be-langrijkste schuldvorm. De waarde van alle nieuw ingeschreven hypotheken in 2003 was 160 miljard euro, bijna 36 miljard euro meer dan het bedrag aan nieuwe inschrij-vingen in 2002. Steeds meer hypotheken worden afgesloten tegen een variabele rente of een renteta-rief dat slechts voor een korte tijd vaststaat. Het aantal nieuwe hypotheken met een rentevaste periode van meer dan 10 jaar neemt juist verder af. Volgens DNB vergroot de hang naar korte rentevaste periodes 'de kwetsbaarheid' van een stijgend aantal huis-houdens op het moment dat de hypotheekrente omhoog gaat. De rentetarieven die hypotheekaanbieders momenteel hanteren staan op een zeer laag niveau. In de eerste helft van 2005 volgden de renteverlagingen van de banken elkaar in hoog tempo op. Veel consumenten grijpen deze lage rentetarieven aan om hun uit-gaven op de korte termijn te drukken. De maandlasten zijn altijd lager als de renteperi-ode voor een kortere termijn vaststaat.3

In ternetbankieren Het aantal gebruikers van internetbankieren lag in 2004 rond 6 miljoen. Daarmee be-hoort Nederland tot de koplopers in Europa. De populariteit van internetbankieren biedt mogelijkheden tot verdere efficiencyverhoging in het betalingsverkeer, door het uitbrei-den van de betaalmogelijkheden. Zo kondigden drie grote banken in september 2004

1 Bron: Internetsparen neemt grote vlucht, Persbericht PB05-052 CBS (2005).

2 Bron: diverse persberichten gebaseerd op CBS.

3 Bron: Huizenbezitters zullen hogere rente snel voelen, de Telegraaf (2005).

Page 225: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

225

aan dat ze een nieuwe betaalstandaard ontwikkelen, genaamd iDEAl, voor het direct en veilig afrekenen van aankopen bij webwinkels op het internet.1

14.2.2 Leveranciers

De markten voor financiële dienstverlening in Nederland zijn sterk in beweging. Nieuwe wet- en regelgeving op het gebied van prepensioen, levensloopregeling, hypotheekren-te, arbeidsongeschiktheid en ziektekosten leidt niet alleen tot een verschuiving tussen marktpartijen, maar ook tot een veranderd krachtenveld tussen private en publieke par-tijen. Daarnaast is sprake van een geleidelijke en zich doorzettende schaalvergroting in de verzekeringsbranche. De verzekeringsbranche bestaat uit particuliere levens- en schadeverzekeraars, pensi-oenfondsen, het verzekeringsintermediair en socialeverzekeringsinstellingen. Tabel 14.4 geeft het aantal instellingen in de verzekeringsbranche per 1 januari 2004. Uit deze ta-bel blijkt dat het aantal instellingen in de verzekeringsbranche de afgelopen jaren lang-zaam daalt.

tabel 14.4 Aantal instellingen in de verzekeringsbranche naar bedrijfstypen in Neder-

land 2002-2004, per 1 januari

2002 2003 2004

levensverzekeraars 105 98 93

ondernemingspensioenfondsen 850 811 759

bedrijfstakpensioenfondsen 100 102 103

overige pensioenfondsen 16 16 16

schadeverzekeraars 548 521 511

assurantietussenpersonen 6.970 6.995 6.820

ziekenfondsen 30 25 .

Bron: Pensioen- en Verzekeringskamer, CBS en de Ziekenfondsraad (2004).

De invoering van het nieuwe zorgstelsel verandert de positie van alle spelers binnen de zorgmarkt ingrijpend, óók de positie van het intermediair. De toegevoegde waarde van het intermediair zal onder meer verschuiven van het vergelijken van premies en voor-waarden naar het vergelijken en inzichtelijk maken van de kwaliteit van de zorginkoop en dienstverlening van de verzekeraar. De NVA stelt vast dat er voor het intermediair in principe een nieuwe markt van 10 miljoen ziekenfondsverzekerden bijkomt.

14.2.3 Toetreders

B innenland In 2004 zijn bijna 500 bedrijven in deze sector gestart. Dat is een lichte stijging ten op-zichte van 2003. Veel jonge bedrijven verdwijnen echter weer binnen 5 jaar. Van alle startende bedrijven overleeft 55% het na 5,5 jaar nog in de financiële dienstverlening. Daarmee hebben starters in deze branche een relatief hoge overlevingskans. Het ge-middelde in het totale MKB ligt op 49%.

1 Bron: Jaarverslag 2004, de Nederlandsche Bank (2005).

Page 226: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

226

tabel 14.5 Startende bedrijven in de financiële dienstverlening: aantal en ontwikke-

ling, 2004

gehele sector

aantal starters in de sector 497

mutatie van het aantal starters 2004 t.o.v. 1987 (in %) 3,8

aandeel van de sector in het totaal aantal starters in Nederland (in %) 1,0

overlevingskans (in % na 5,5 jaar) 55

Bron: 'Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid', EIM.

Op de markt van verzekeringen en kredietverstrekkingen worden steeds vaker branche-vreemde aanbieders aangetroffen. Zo verkoopt bijvoorbeeld de HEMA verzekeringen en kun je een persoonlijke lening afsluiten bij Kruidvat. Sinds juni 2005 biedt Kruidvat deze mogelijkheid aan; zij doen dat in samenwerking met de Royal Bank of Scotland.

14.2.4 Concurrent ie

De premiestroom van het particuliere verzekeringsbedrijf wordt behaald via verschillen-de distributiekanalen. Deels wordt gewerkt via intermediairs die bemiddelen tussen cli-ent en verzekeraar en deels via direct writers die gebruik maken van een niet-fysieke vorm van distributie (internet, post en telefoon).1

Ongeveer 50% van alle particuliere verzekeringen en bijna 70% van alle zakelijke ver-zekeringen worden via het intermediair gesloten. Internet zal zich steeds meer ontwik-kelen tot een verkoopkanaal voor de minder adviesgevoelige verzekeringen. Ook zullen steeds meer kredieten via internet worden afgesloten. Meer en meer grote Nederlandse ondernemingen beginnen een eigen verzekerings-maatschappij waarmee zij het risico van brand en aansprakelijkheid afdekken. De hoge premie (na de aanslagen van 11 september 2001 in New York zijn premieverhogingen van meer dan 100% niet ongewoon), hoge eigen risico's en beperkte premievoorwaar-den drijven het bedrijfsleven tot 'doe-het-zelfverzekeren'. Omdat tegelijk ook de polis-voorwaarden zijn verslechterd is het vooral voor grotere, internationaal opererende con-cerns, aantrekkelijker om een deel van het risico voor brand, industriële risico's of aan-sprakelijkheid in eigen huis af te dekken. Al eerder kozen multinationals als Akzo Nobel, DSM en Heineken voor een eigen verzekeraar (captive). Andere ondernemingen gaan hier nu ook toe over. De verzekeringssector ziet geen bedreiging in de toename van het aantal captives. Pas vanaf een premielast van ongeveer € 1 miljoen heeft het zin een eigen captive op te richten.2

14.2.5 Wet- en regelgeving

Sectorspec i f ieke wet- en rege lgev ing

Zorgverzeker ingswet In december 2004 heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel voor de Zorgverzekerings-wet aangenomen. Kern van het nieuwe stelsel is dat er per 2006 een verplichte basis-verzekering komt voor iedereen. De inhoud van de basisverzekering wordt door de

1 Bron: Assurantiejaarboek 2004, Kluwer/CBS (2004).

2 Bron: Hoge premie drijft bedrijfsleven tot doe het zelf verzekeren, Het Financieele Dagblad, 3 juni 2004.

Page 227: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

227

overheid vastgesteld en is naar verwachting vergelijkbaar met het huidige ziekenfonds-pakket. Daarmee vervalt het onderscheid tussen ziekenfondsen en particuliere ziekte-kostenverzekeringen. Er zullen meerdere basispakketten komen. In aanvulling op de ba-sisverzekering kan een verzekerde vrijwillig kiezen voor een aanvullend pakket. De pak-ketsamenstelling, de polisvoorwaarden, het acceptatiebeleid en de premiestelling hier-van worden overgelaten aan de individuele verzekeraar.

Wet f inanc ië le d ienstver len ing (Wfd) Het jaar 2004 stond in het teken van de vormgeving van de Wet financiële dienstverle-ning. Deze wet heeft tot doel de consument op het gebied van financiële dienstverle-ning beter te beschermen en beter voor te lichten. De Wfd zal naar verwachting in ok-tober 2005 van kracht worden. De Wfd is een kaderwet waarin in grote lijnen de verantwoordelijkheden van de finan-ciële dienstverleners ten aanzien van hun klanten worden vastgelegd. De verdere invul-ling van dit kader komt via lagere regelgeving.1

Wet f inanc iee l toez icht (Wft ) In 2004 heeft DNB intensief meegewerkt met het Ministerie van Financiën aan de ver-dere ontwikkeling van de Wet op het financiële toezicht (Wft). In deze wet wordt het functionele toezichtmodel - waartoe in 2002 is overgegaan - verankerd. Tegelijkertijd worden 8 bestaande financiële toezichtswetten omgezet naar één wet. Tevens is de ge-legenheid aangegrepen om een aantal aspecten van de toezichstwetten aan te passen en te moderniseren.2

Wet f i sca le behandel ing VUT/prepens ioen en int roduct ie levens loopre-ge l ing

Eind november 2004 is de Tweede Kamer akkoord gegaan met de invoering van de 'Wet fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling'. De wet regelt naast de invoering van de levensloopregeling, een nieuw fiscaal regime dat zal gaan gelden voor bestaande pensioenregelingen die voorzien in een VUT/prepensioen, een overbruggingspensioen of een ouderdomspensioen dat ingaat voor de 65-jarige leeftijd. Het kabinet wil de arbeidsparticipatie van ouderen bevorderen. Per 2006 kun-nen werknemers op grond van deze regeling sparen voor periodes van onbetaald verlof of om eerder te stoppen met werken. Alle op 31 december 2004 bestaande pensioen-regelingen moeten per 2006 aan de nieuwe fiscale vereisten voldoen.3

Bele idskoers in komende ja ren Nadat in 1990 het verbod werd opgeheven om bank- en verzekeringsactiviteiten te combineren, ontstonden financiële conglomeraten die bancaire en verzekeringsproduc-ten aanbieden, en veelal ook effectendiensten. Bovendien groeit de verwevenheid tus-sen sectoren door de toenemende overdracht van risico's. De mogelijkheid om het toe-zicht op de verschillende sectoren te convergeren was een belangrijke drijfveer voor de fusie tussen de Pensioen- en Verzekeringskamer (PVK) en De Nederlandsche Bank (DNB) op 30 oktober 2004.

1 Bron: Jaarverslag NVA 2004, NVA (2005).

2 Bron: Jaarverslag 2004, De Nederlandsche Bank (2005).

3 Bron: Jaarverslag NVA 2004, NVA (2005).

Page 228: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

228

Garant ie rege l ing voor banca i r k red iet MKB Een op de zes MKB'ers heeft problemen met het verkrijgen van krediet. Vooral starters, snelle groeiers en innovatieve bedrijven hebben het moeilijk. Maar ook de financiering van bedrijfsoverdrachten is een steeds groter knelpunt. Daarom komt het Ministerie van EZ ook met een plan: het instellen van een garantieregeling voor risicodragend kapitaal voor het MKB. Banken en participatiemaatschappijen kunnen daarvoor waarschijnlijk een garantie krijgen van maximaal 50%. Per jaar zou ongeveer 350 miljoen aan risico-dragende financiering mogelijk kunnen worden. Deze garantieregeling is het nieuwste instrument ter bevordering van financiering van het MKB en is tot stand gekomen in samenwerking met werkgroepen van banken en participatiemaatschappijen.1

14.2.6 Samengevat

schema 14.1 Marktomstandigheden voor de financiële dienstensector

totale sector

tegenover afnemers ++

tegenover leveranciers ++

tegenover toetreders +

m.b.t. concurrentie +/-

m.b.t. wet- en regelgeving --

++ = zeer gunstig, + = gunstig, +/- = neutraal, - = ongunstig, -- = zeer ongunstig voor de financiële

diensten.

Bron: EIM, 2005.

14.3 Kracht van de sector

14.3.1 Bedri jvendynamiek

Zowel de wettelijke eisen als gevolg van onder meer de Wet financiële dienstverlening, maar ook het feit dat verzekeraars zich steeds meer richten op assurantietussenperso-nen met voldoende marktomvang en marktspecialisme maken het voor met name klei-ne en generalistische intermediairs steeds moeilijker om zich zelfstandig staande te hou-den. Daarom zullen binnen de branche steeds meer specialisaties en schaalvergroting plaatsvinden. Schaalvergroting zal vooral plaatsvinden door fusies en overnames en krachtenbundeling op het gebied van o.a. ondersteuning, inkoop en ICT. Door deze ontwikkeling zal het aantal assurantietussenpersonen licht dalen.

1 Bron: Bancair krediet smeerolie voor MKB-motor, NVBulletin 2, uitgave van de Nederlandse Vereni-ging van Banken (2005).

Page 229: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

229

tabel 14.6 Bedrijvendynamiek in de financiële dienstverlening (in % van het totaal

aantal bedrijven in de financiële dienstverlening respectievelijk het be-

drijfsleven), 2004

financiële dienst-

verlening totaal bedrijfsleven

bedrijven verdeeld naar groeitype:

− snelle en normale groeiers − gelijkblijvers − groeikrimpers en overige krimpers

37

35

27

37

25

38

aantal oprichtingen in % van het totaal

w.v.

− nieuwe dochters

5,1

3,1

8,4

2,4

aantal opheffingen in % van het totaal

w.v.

− faillissementen

4,1

2,0

5,9

0,8

Bron: 'Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid. Periode 1987-2004', EIM, 2005.

14.3.2 Schaalgrootte en netwerkvorming

De financiële dienstverlening is gemeten naar het aantal ondernemingen grotendeels kleinschalig: 91% van de bedrijven heeft minder dan 10 werknemers. Dit zijn met name de persoonlijke financiële dienstenverstrekkers zoals de assurantietussenpersonen. Maar er zijn ook enkele zeer grote bedrijven. Deze nemen ruim driekwart van de werkgele-genheid in de sector voor hun rekening en ruim viervijfde van de omzet. Een belangrijke ontwikkeling binnen de branche wordt gevormd door ketenintegratie. De proces- en communicatielijnen tussen verzekeraars en financiers enerzijds en het in-termediair anderzijds worden geautomatiseerd en gestandaardiseerd. Dit heeft forse financiële en organisatorische gevolgen voor het intermediair. De verwachting is dat de noodzaak tot schaalvergroting of partnerships hierdoor toeneemt. Vele kantoren zullen zich specialiseren op deelterreinen. De grotere kantoren zullen binnen het kantoor spe-cialisaties doorvoeren. Verder zal het aantal spelers dalen door fusies en overnames. Binnen de branche zijn er steeds meer samenwerkingsformules in opkomst, zoals de Hypotheker en Huis&Hypotheek.

tabel 14.7 Indicatoren schaalgrootte en netwerkvorming, 2004

financiële dienst-

verlening

ondernemingenaandeel van het kleinbedrijf in de sector (in %) 91

omzetaandeel van het grootbedrijf in de sector (in %) 85

werkgelegenheidsaandeel van het grootbedrijf in de sector (in %) 79

gemiddelde ondernemingsgrootte (in arbeidsjaren) 17

gemiddelde omzet per onderneming (in € miljoen) 4,3

Bron: CBS, EIM.

14.3.3 Innovat ievermogen

De financiële sector is innovatief te noemen. Uit tabel 14.8 blijkt dat het aantal MKB-bedrijven in de financiële dienstverlening dat 'sectornieuwe producten en/of diensten'

Page 230: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

230

introduceert, iets hoger ligt dan gemiddeld in het MKB. Dit geldt ook ten aanzien van vernieuwingen van bedrijfsprocessen.

tabel 14.8 Aandeel bedrijven in de financiële sector en het totale MKB met innovaties

in de periode 2002-2004 (in %)

soort innovatie

MKB financiële

dienstverlening totaal MKB

introductie van nieuwe producten en/of diensten 30 34

introductie van producten en/of diensten die nieuw zijn voor de

sector 20 16

vernieuwingen of verbeteringen in de interne bedrijfsprocessen 62 56

Bron: EIM, 2005.

14.3.4 Bedri j fsvoer ing

In de loop van 2004 da l ing van va l se eurobi l je t ten In 2004 werden in Nederland 25.526 valse eurobiljetten onderschept. Dat zijn er nage-noeg evenveel als in 2003. De totale nominale waarde van de uit de circulatie genomen falsificaten, € 2,3 miljoen, is echter 16% hoger dan in 2003, omdat er van de drie hoogste coupures meer falsificaten werden geregistreerd, met name van de EUR 100.

Consument wi l meer inz icht in be lon ingen van tussenpersonen In de zomer van 2005 is door Minister Zalm van Financiën het besluit aangekondigd dat wettelijk zal worden vastgelegd dat financieel adviseurs openheid moet geven over de beloning die zij ontvangen als zij een product verkopen. De positie van de consument wordt hiermee verbeterd. Voor consumenten wordt hierdoor zichtbaar of hun niet al-leen de producten worden verkocht waarop de tussenpersonen de meeste provisie ont-vangen. Hierdoor kan de consument aanbiedingen beter vergelijken en adviezen kriti-scher beoordelen.

Page 231: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

231

14.3.5 Samengevat

schema 14.2 Kracht van de financiële dienstensector

sterke punten zwakke punten

bedrijvendynamiek − veel 'groeiers' en 'gelijkblijvers' − kleine en generalistische

tussenpersonen krijgen het

moeilijker als gevolg van

nieuwe wetgeving en keten-

integratie

schaalgrootte/netwerkvorming − klein aantal zeer grote spelers − kleinschaligheid branche

innovatievermogen − verbreden dienstenpakket fi-

nanciële producten met ver-

wante zaken

− technologische verbeteringen

in de keten

bedrijfsvoering − gebruik van internet neemt toe − continu veranderende wet-

en regelgeving

− rendement verzekeringssec-

tor onder druk

Bron: EIM, 2005.

14.4 Investeringen

Omvang en ontwikke l ing In de financiële dienstverlening werd in 2003 door bijna acht van de tien MKB-bedrijven geïnvesteerd (zie figuur 14.1). Evenals bij het totale MKB, is bij de financiële dienstver-lening in 2004 een lichte afname van het aantal investeerders te zien. In het afgelopen jaar heeft 70% van MKB-bedrijven in de financiële dienstverlening geïnvesteerd. Het gemiddelde bedrag dat gemoeid is met de investeringen, is in de financiële dienst-verlening bovengemiddeld (€ 190.000 voor MKB-bedrijven in de financiële dienstverle-ning tegenover € 90.000 in het totale MKB). De investeringsplannen voor 2005 lijken weinig af te wijken van de realisaties in 2004. De assurantietussenpersonen zullen met name moeten gaan investeren in de kennis van het personeel om bijvoorbeeld aan de Wet financiële dienstverlening te kunnen vol-doen. Ook de veranderingen op het gebied van de zorgverzekeringen, het pensioen en de levensloopregeling vragen om meer en andere kennis.

Page 232: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

232

figuur 14.1 Investeringen in de financiële dienstverlening, 2003 en 2004

78

73

71

70

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

financiële diensten

totaal MKB

realisatie 2003 realisatie 2004

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2004 en voorjaar 2005.

figuur 14.2 Verwachte investeringen in de financiële dienstverlening in 2005

0% 20% 40% 60% 80% 100%

totaal MKB

financiële diensten

van plan te investeren investeert misschien investeert niet

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

Figuur 14.3 laat zien dat vergeleken met de andere sectoren in het MKB, in 2004 in de financiële dienstverlening relatief veel bedrijven met groeiende investeringen aanwezig waren. Bij ongeveer de helft van de investerende bedrijven in de financiële dienstverle-ning stegen de investeringen ten opzichte van 2003.

Page 233: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

233

figuur 14.3 Ontwikkeling van de investeringen in de financiële dienstverlening: 2004

ten opzichte van 2003 (in procenten van bedrijven die zowel in 2003 als

in 2004 hebben geïnvesteerd)

0% 20% 40% 60% 80% 100%

financiële diensten

totaal MKB

van plan te investeren investeert misschien investeert niet

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

Uit tabel 14.9 valt op te maken dat veel ondernemers geen investeringsplannen op schrift stellen. Ten opzichte van 2004 is dit aandeel gegroeid van 30 tot 54% van de ondernemingen in de financiële dienstverlening. Er worden nauwelijks meerjarenplan-nen gemaakt.

tabel 14.9 Investeringsplannen in de financiële dienstverlening

MKB financiële

dienstverlening totaal MKB

2004 2005 2004 2005

investeringsplannen (in %)

− meerjarenplan 41 15 25 17

− jaarlijks plan 28 31 23 22

− geen plan op schrift 30 54 52 61

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2004 en voorjaar 2005.

Invester ingsdoe len en typen invester ingen Efficiencyverbeteringen en vervanging van bestaande middelen hebben hoog in het vaandel gestaan bij de investeringen in 2003 in de financiële dienstverlening. Hiernaast wordt vaak geïnvesteerd in serviceverbetering en het voldoen aan wet- en regelgeving. Uit figuur 14.4 blijkt het kennisintensieve karakter van deze sector: maar liefst negen van de tien investerende bedrijven investeren in kennis, opleiding en scholing. Zeven van de tien bedrijven in de financiële dienstverlening investeren in internet en ICT. Voor 2005 zijn er dezelfde accenten.

Page 234: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

234

figuur 14.4 Investeringstypen in 2004, in procenten van bedrijven die in 2004 heb-

ben geïnvesteerd

62

65

42

71

72

94

34

75

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

internet en ICT

kennis, opleiding en scholing

nieuwe markten en/ofproducten

bedrijfsmiddelen

totaal MKB financiële diensten

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

figuur 14.5 Investeringsplannen naar investeringstypen, in procenten van be drij-

ven die verwachten in 2005 te zullen investeren

56

71

41

76

67

92

29

66

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

internet en ICT

kennis, opleiding en scholing

nieuwe markten en/ofproducten

bedrijfsmiddelen

totaal MKB financiële diensten

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

F inanc ier ing en kne lpunten In de financiële dienstverlening wordt, in vergelijking met de overige sectoren in het MKB, vaker geïnvesteerd met eigen geld, met name uit de winst, en minder vaak met geleend geld bij de bank. Vergeleken met het totale MKB ondervinden weinig MKB-ondernemers in de financiële dienstverlening financieringsproblemen. De knelpunten die zich voordoen liggen voor-namelijk op het terrein van wet- en regelgeving.

Page 235: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

235

tabel 14.10 Financieringsbronnen en knelpunten bij de investeringen in de financië-

le dienstverlening

MKB financiële

dienstverlening totaal MKB

financieringsbronnen (in %):

− winst uit onderneming 73 66

− overig eigen geld 16 14

− holding 0 1

− geleend geld bij banken 19 26

− financiële bijdrage van familie en andere informele investeer-

ders 5 3

− leverancierskredieten 0 1

aantal bedrijven dat knelpunten heeft ervaren (in %) 13 25

aard van de knelpunten (in % van bedrijven met knelpunten)

− financiering 0 67

− wet- en regelgeving 40 14

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

14.5 Perspectief

14.5.1 Prognoses 2005 en 2006

Groe i f inanc ië le d ienstver len ing in 2005 en 2006 In 2005 zal de afzettoename in de financiële dienstverlening 1% in volume en 2% in waarde bedragen. De afzetgroei komt vooral voor rekening van de assurantietussenper-sonen. Voor de tussenpersonen ligt dit jaar veel werk in het verschiet. De veranderende pensioenwetgeving heeft tot gevolg dat de pensioencontracten moeten worden her-zien. Daarnaast neemt de afzet van hypotheken gestaag toe. Deze stijging komt vooral voor rekening van de toename van het aantal hypotheekoversluitingen. Door de lage rentestand en speciale acties van banken is het voor veel huishoudens aantrekkelijk hun hypothecaire lening over te sluiten. Ten slotte bieden de contouren voor het nieuwe zorgstelsel de verzekeringsmarkt vele kansen. De vraag om kredietverlening door bedrijven neemt langzaam toe, met de verwachting dat dit door zal zetten. Langlopende bedrijfsleningen lijken meer in trek dan voorheen. Waarschijnlijk houdt dit verband met de nog altijd dalende rente. Door het lagere be-steedbare inkomen neemt de vraag naar consumptief krediet toe. Doordat consumen-ten minder aankopen doen, blijft de stijging van het consumptief krediet echter be-perkt. Voor 2006 wordt een afzetstijging voor de financiële dienstverlening van 1,5% in volu-me en van 3,5% in waarde voorzien.

Page 236: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

236

tabel 14.11 Prognose van de omzet-, werkgelegenheids- en winstontwikkeling in de

financiële dienstverlening en het totale bedrijfsleven, voor 2005 en 2006

(mutatie in % t.o.v. voorgaand jaar)

financiële dienstverlening totaal bedrijfsleven

2005 2006 2005 2006

omzet

− volumeontwikkeling − prijsontwikkeling − waardeontwikkeling

1,00

1,00

2,00

1,50

2,00

3,50

1,00

1,75

2,75

2,25

1,00

3,25

werkgelegenheid (arbeidsjaren) -0,50 0,75 -0,75 0,75

winst 3,25 8,00 4,25 5,50

Bron: EIM, 2005.

tabel 14.12 Gevoeligheid van de omzet-, werkgelegenheids- en toegevoegde-

waardeontwikkeling in de financiële dienstverlening en het totale be-

drijfsleven, voor stijging export van Nederlandse herkomst bij huidige

prognose en extra exportstijging in 2006 (mutatie in % t.o.v. voorgaand

jaar)

financiële dienstverlening totaal bedrijfsleven

bij 3,75%

groei

bij 5,75%

groei

bij 3,75%

groei

bij 5,75%

groei

omzet 1,50 1,75 2,25 2,75

werkgelegenheid (arbeidsjaren) 0,75 0,75 0,75 1,00

toegevoegde waarde 1,50 1,50 2,25 2,50

Bron: EIM, 2005.

tabel 14.13 Gevoeligheid van de omzet-, werkgelegenheids- en toegevoegde-

waardeontwikkeling in de financiële dienstverlening en het totale be-

drijfsleven, voor loonkosten in 2006 bij huidige prognose en extra loon-

kosten stijging in 2006 (mutatie in % t.o.v. voorgaand jaar)

financiële dienstverlening totaal bedrijfsleven

bij 0,25%

stijging

bij 1,25%

stijging

bij 0,25%

stijging

bij 1,25%

stijging

omzet 1,50 1,75 2,25 2,25

werkgelegenheid (arbeidsjaren) 0,75 0,50 0,75 0,75

toegevoegde waarde 1,50 1,50 2,25 2,25

Bron: EIM, 2005.

Kr impende werkge legenhe id in 2005, maar toename in 2006 De werkgelegenheid in de financiële dienstverlening neemt dit jaar af. De daling, geme-ten in arbeidsjaren, komt uit op 0,5%. Deze daling in werkgelegenheid is volledig toe te schrijven aan de daling van het aantal werknemers. De werkgelegenheid van zelfstandi-gen nam licht toe. Voor volgend jaar wordt geraamd dat de werkgelegenheidsgroei 0,75% zal bedragen.

Page 237: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

237

F l inke winstgroe i In de financiële dienstverlening stijgt de winst in 2005 met 3,25%. Een verdere afzet-stijging en een ten opzichte van 2004 nauwelijks stijgende loonvoet zijn hiervoor de be-langrijkste oorzaken. Volgend jaar bedraagt de stijging 8%.

14.5.2 Een bl ik vooruit

Volgens de recente studie 'Future of Financial Services' van Mercer Oliver Wyman zal het premievolume in de verzekeringsindustrie wereldwijd in de komende 15 jaar ver-drievoudigen, voornamelijk als gevolg van stijgingen in levensverzekeringen, in het bij-zonder pensioenproducten. En het premievolume van zorgverzekeringen zal sterk groeien met naar verwachting gemiddeld 5% per jaar. Overige verzekeringsproducten zullen jaarlijks met gemiddeld 2,5% toenemen. Verder komt uit het onderzoek naar voren dat het aantal aanbieders zal afnemen. Een relatief klein aantal grote spelers zal goed zijn voor het grootste deel van het premievo-lume. Technische ontwikkelingen maken het voorts mogelijk om sneller met nieuwe producten te komen, die beter zijn toegesneden op de persoonlijke omstandigheden van de klanten en die zo nodig ook snel aan te passen zijn aan veranderende wensen en omstandigheden.1

14.6 Meer informatie over de sector

Sectororganisaties Website

De Nederlandse Federatie van Belastingadviseurs, Den Haag

Telefoon: (070) 416 61 66

NBVA, een vereniging van financiële en assurantieadviseurs, Tiel

Telefoon: (0344) 62 02 00

Nederlandse Vereniging van Makelaars in Assurantiën en

Assurantieadviseurs (NVA), Amersfoort

Telefoon: (033) 464 34 64

Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccounts (NIVRA),

Amsterdam

Telefoon: (020) 301 03 01

Nederlandse Vereniging van Banken (NVB), Amsterdam

Telefoon: (020) 550 28 88

Autoriteit Financiële Markten, Amsterdam

Telefoon: (020) 553 52 00

Verbond van Verzekeraars, Den Haag

Telefoon: (070) 333 85 00

www.fb.nl

www.nbva.nl

www.nva.nl

www.nivra.nl

www.nvb.nl

www.autoriteit-fm.nl

www.verzekeraars.org

1 Bron: Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2004, Verbond van verzekeraars (2005).

Page 238: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

238

Vakbladen

• BelastingZaken Bizz • Elsevier bedrijfsinformatie • Assurantie Beurs Nota • Assurantie Ma-

gazine • Het Verzekeringsblad • Reflector • Activa • NV Bulletin • Verzekerd!

Evenementen Informatie te vinden op:

Belastingadviseursdag 2005

20 mei 2005

Locatie: World Trade Center Rotterdam

CI jaarcongres

9 november 2005

Locatie: de Doelen te Rotterdam

www.fb.nl

www.ci-jaarcongres.nl

Page 239: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

239

15 Zakelijke dienstverlening

De sector zakelijke dienstverlening omvat professionele bedrijven op het gebied van rechtskundige dienstverlening, accountancy, administratie, belastingadvies, arbeidsbe-middeling, marketing en ICT. Maar ook technische dienstverleners als architecten en ingenieurs, bemiddelaars in onroerende goederen, en verhuurders van machines en an-dere roerende goederen behoren hiertoe. Een belangrijk deel van de zakelijke dienstverlening levert diensten aan andere bedrij-ven. Het gaat daarbij onder meer om het verzorgen van overheadachtige activiteiten van andere bedrijven, maar ook bijv. om de levering van flexibele arbeidskrachten. Het is een dynamische groep bedrijven waarin het type dienst dat aangeboden wordt, zeer divers is. De bedrijven kennen vaak een regionaal verzorgingsgebied.

15.1 De sector in cijfers

15.1.1 Omvang

De zakelijke dienstverlening bestaat uit circa 137.000 ondernemingen die tezamen een werkgelegenheid bieden van ongeveer 964.000 arbeidsjaren. De totale omzet bedroeg vorig jaar 100 miljard euro. Hiervan wordt 85% in het eigen land gerealiseerd. De zakelijke dienstverlening is relatief kleinschalig: het omzetaandeel van de sector in het totale bedrijfsleven is 'slechts' 8%, terwijl het ondernemingenaandeel van de sector 20% is. Het is daarnaast een arbeidsintensieve sector, gezien het werkgelegenheids-aandeel van 17%. Het MKB speelt een grote rol in deze sector. Van alle ondernemingen behoort 99% tot deze grootteklasse van bedrijven. Het aandeel van het MKB in de totale werkgelegen-heid van de sector bedraagt 60%. Het omzetaandeel ligt momenteel op 56%. Zie tabel 15.1.

tabel 15.1 De zakelijke dienstverlening in 2004

zakelijke dienstverlening

MKB totaal

aandeel van de sec-

tor in totaal bedrijfs-

leven (in %)

aantal ondernemingen per 31-12-2004 (x 1.000) 136 137 20

werkgelegenheid in arbeidsjaren (x 1.000) 578 964 17

omzet (x € miljard) 56 100 8

exportomzet (x € miljard) 9 15 6

bruto toegevoegde waarde (x € miljard) 29 53 14

Bron: CBS, bewerking EIM.

15.1.2 Samenstel l ing

De zakelijke dienstverlening is hier verdeeld naar vijf brancheclusters of subsectoren, te weten: uitzendbureaus, juridische en economische dienstverlening, architecten- en in-genieursbureaus, marketingbureaus en overige zakelijke dienstverlening. Tabel 15.2 toont de onderlinge verhouding van de subsectoren wat betreft hun omvang en schaal-grootte.

Page 240: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

240

Binnen de zakelijke dienstverlening bieden de uitzendbureaus de meeste werkgelegen-heid: circa 338.000 arbeidsjaren ofwel 36% van de totale sector. Qua aantal onderne-mingen zijn zij juist een kleine subsector: circa 5.000 ondernemingen ofwel 4% van de totale sector. De structuur van de juridische en economische dienstverlening is van een geheel andere aard: relatief veel ondernemingen (aandeel 36%) met relatief weinig werkgelegenheid (19%) en relatief lage omzetten. De architecten-, ingenieurs- en mar-ketingbureaus nemen op dit vlak een middenpositie in.

tabel 15.2 De zakelijke dienstverlening verdeeld naar deelsectoren in 2004 (in %)

ondernemingen werkgelegenheid omzet

aantal

(x 1.000) in %

arbeidsjaren

(x 1.000) in % € miljard in %

uitzendbureaus 5 4 347 36 14 14

juridische en economische dienst-

verlening 49 36 179 19 22 22

architecten- en ingenieursbureaus 17 12 83 9 11 11

marketingbureaus 14 10 38 4 9 9

overige zakelijke dienstverlening 52 38 317 33 44 44

totaal 137 100 964 100 100 100

Bron: CBS, bewerking EIM.

15.1.3 Economisch funct ioneren

Omzetontwikke l ing In tabel 15.3 is de ontwikkeling van het omzetvolume voor de zakelijke dienstverlening in 2004 ten opzichte van 2003 en de prognose voor 2005 opgenomen. In tegenstelling tot de vorige uitgave van 'Ondernemen in de sectoren' zien we nu weer een aantal plussen staan. De sector als geheel scoorde in 2004 een kleine omzetgroei van 0,5% en in 2005 wordt een omzetgroei van 0,75% verwacht. In 2004 hadden de marketingbureaus en architecten- en ingenieursbureaus het het moeilijkst. Zij begeven zich dan ook op een markt die voor veel (Nederlandse) bedrijven in de afgelopen jaren als een bezuinigingspost werd gezien. Zij profiteren pas in een later stadium van het aantrekken van de economie dan bijvoorbeeld de uitzendbureaus. Het jaar 2005 zal voor de marketingbureaus en architecten- en ingenieursbureaus niet veel beter zijn (-1%). Het omzetvolume van de uitzendbureaus en de juridische en eco-nomische dienstverleners zal in 2005 het sterkst groeien (+2%). De andere subsectoren mogen nagenoeg eenzelfde ontwikkeling als in 2004 verwachten.

Page 241: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

241

tabel 15.3 Volumeontwikkeling van de omzet in de zakelijke dienstverlening 2004-

2005, in volume gemeten, totaal en per deelsector

omzetontwikkeling in volume gemeten,

in % t.o.v. het jaar daarvoor

2004 2005

uitzendbureaus 0 2

juridische en economische dienstverlening 2 2

architecten- en ingenieursbureaus -1 -1

marketingbureaus -1 -1

overige zakelijke dienstverlening 1 1

totaal 0,5 0,75

Bron: EIM (2005 raming).

In de sector valt vooral de uitzendbranche in het oog, vanwege het feit dat deze al van-af medio 2004 van maand op maand een duidelijke omzetgroei laat zien (gemiddeld 5 à 10%). Jaarlijks bemiddelt de uitzendbranche zo'n 650.000 werkzoekenden. De groei begon voor de ondernemingen in de industriële afzetmarkt, maar is nu ook merkbaar in de administratieve afzetmarkt. Dit blijkt uit de ABU-Marktmonitor van TNS-NIPO. Een branche die het daarentegen veel moeilijker had is de makelaardij. Deze moest - na de forse omzetdaling in 2003 (-5,3%) - in 2004 wederom een omzetdaling incasseren (-2,6%)1. De al enkele jaren tegenvallende woningmarkt speelt hen parten.

Arbe idsproduct iv i te i t De gemiddelde arbeidsproductiviteit in de zakelijke dienstverlening ligt - uitgedrukt als de bruto toegevoegde waarde tegen factorkosten (fk) per arbeidsjaar - op nagenoeg gelijk niveau als die in het totale bedrijfsleven. De ontwikkeling van de arbeidsproducti-viteit in deze sector is echter al jaren een punt van aandacht. In Europees opzicht loopt deze namelijk achter: gemiddeld komt de Nederlandse dienstensector uit op een ar-beidsproductiviteitsontwikkeling van 1,5% per jaar en de EU-15 op 4,2% per jaar2. Dit

wordt toegeschreven aan onder andere het grote aandeel deeltijdwerkers in ons land en het moeilijk verkrijgen van werknemers met de juiste kwalificaties. Hoewel de efficiency in de eigen sector voor verbetering vatbaar is, levert de zakelijke dienstverlening een duidelijke bijdrage aan een grotere efficiëntie in de klantbedrijven: ten aanzien van automatisering, productontwerp, HRM, organisatiestructuur en infor-matiemanagement. Daarmee is de sector een belangrijke schakel in het bedrijfsleven en het functioneren ervan.

Exp lo i ta t iebee ld In tabel 15.4 staat een overzicht van de kostenstructuur in de zakelijke dienstverlening. Het verbruik bedraagt 44% van de brutoproductie (= marktwaarde van de afzet ver-meerderd met de waarde van de aan de voorraden toegevoegde hoeveelheden gereed product en onderhanden werk). Het overgrote deel van de bedrijfskosten betreft de loonsom (38%), wat niet zo vreemd is gezien het feit dat het personeel de belangrijkste

1 Bron: ERBO, 2005.

2 Zie voor andere mogelijke verklaringen ook: Verhoeven, W.H.J. et al., 2002, Ontwikkeling arbeids-productiviteit in de publieke sector, 2003-2006, EIM, Zoetermeer.

Page 242: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

242

productiefactor in de zakelijke dienstverlening is. In 2004 heeft de sector een winst ge-boekt van gemiddeld 7% van de brutoproductie. Dit is de winst voor belasting inclusief het inkomen voor zelfstandigen. Vergeleken met 2003 drukken de bedrijfskosten nu zwaarder op het exploitatiebeeld met als gevolg dat de winst voor belasting lager uitvalt dan in 2003.

tabel 15.4 Exploitatiebeeld van zakelijke dienstverlening in 2004

in % van de brutoproductie

brutoproductie 100

verbruik 44

bruto toegevoegde waarde 53

bedrijfskosten 46

waarvan:

− loonkosten 39

winst voor belastingen 7

Bron: CBS, bewerking EIM.

15.2 Marktomstandigheden

15.2.1 Afnemers

Vraagbepa lende factoren De zakelijke dienstverlening is sterk afhankelijk van het bedrijfsleven. Het bedrijfsleven is doende om zijn financiële positie te versterken. De conjuncturele neergang van de Ne-derlandse economie heeft in de afgelopen jaren voor alle sectoren een daling van de zakelijke leveringen betekend. Vooral de architecten- en ingenieursbureaus, maar ook de marktonderzoeksbureaus, consultancy en makelaardij merken de invloed van de con-junctuur en zagen hun afzet dalen. De juridische en de economische dienstverlening blijken daarentegen minder conjunctuurgevoelig te zijn en konden wel een afzetgroei noteren. De afzet van de uitzendbranche neemt weer toe. De uitzendbureaus profiteren als eer-ste van een economisch herstel. Zij vormen zelfs een goede indicator voor de economi-sche ontwikkeling. Veel ondernemingen breiden namelijk eerst hun werkgelegenheid uit met tijdelijke krachten. Zet de afzetgroei door, dan pas zullen zij vaste krachten gaan werven. Daarnaast profiteert de uitzendbranche van de maatschappelijke trend naar een flexibeler arbeidsmarkt. De reclamebureaus hadden in 2004 te maken met een advertentievraag die ongeveer gelijk lag aan die in 2003. Vooral de vraag naar print (m.n. in de dagbladen) daalde, terwijl de audiovisuele markt een bescheiden groei liet zien. Voor dit jaar wordt een lichte groei van de advertentiebestedingen verwacht (+1,7%), maar nog wel een die achterblijft bij de wereldwijde ontwikkelingen. Vooral van het medium internet wordt veel groei verwacht. Echter, de online reclamemarkt maakt 'slechts' 5% van het totaal uit1, maar het is wel een snelgroeiende. In 2003 bedroeg de groei al 25%2 en in 2004

1 Bron: Advertising Expenidture Forecast, ZenithOptimedia, 2005.

2 Bron: IAB Nederland.

Page 243: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

243

kwam deze nog hoger uit. De grootste vraag kwam vanuit de telecom/ICT-branche, de media, de financiële dienstverlening, de horeca/toerisme/recreatie en de retail1.

Verander ingen in de keten Dienstverleners verstaan meer en meer de kunst om met behulp van internet groei te realiseren. Hiermee bereiken zij zowel consumenten als bedrijven. Internet brengt be-weging in de schakels in de bedrijfskolom, maar de samenstelling van de kolom blijft gelijk. Dienstverlenende tussenpersonen verdwijnen niet, maar worden gedeeltelijk ver-vangen door goedkopere internettussenpersonen.

15.2.2 Toetreders

De zakelijke dienstverlening is een broedplaats voor startende ondernemers, en daar-mee een belangrijke aanjager van nieuwe bedrijvigheid. In deze sector treffen we veel zzp'ers aan die al dan niet vanuit het woonhuis hun adviespraktijk, administratieve, rechtskundige of ICT-dienstverlening of bemiddelende rol uitoefenen. Het aantal starters is met circa 14.800 hoog en de overlevingskans na 5,5 jaar bedraagt 50%. Van alle startende bedrijven in Nederland behoort bijna een derde tot de zakelijke dienstverlening. Zie tabel 15.5.

tabel 15.5 Startende bedrijven in de zakelijke dienstverlening: aantal en ontwikkeling,

2004

gehele sector

aantal starters in de sector 14.781

mutatie van het aantal starters 2004 t.o.v. 1987 (in %) 7,3

aandeel van de sector in het totaal aantal starters in Nederland (in %) 30,6

overlevingskans (in % na 5,5 jaar) 50

Bron: 'Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid', EIM.

De uitbesteding van dienstenactiviteiten door andere bedrijven is de drijvende kracht achter de komst van zoveel nieuwkomers in de sector. De diversiteit van de zakelijke dienstverlening zorgt ervoor dat er steeds wel een branche is die een enorme groei doormaakt. Kenmerkende voorbeelden hiervan waren de hausse met betrekking tot de ICT-dienstverlening en de makelaardij. Naast branches die een relatief lage toetredingsdrempel hebben (w.o. economische diensten en automatiseringsdiensten), zijn er ook die een relatief hoge toetredings-drempel hebben (w.o. rechtskundige diensten). Wet- en regelgeving, kwaliteitscertifica-tie en kennisintensiteit en -ontwikkeling maken dat in de laatstbedoelde branches doorgaans relatief minder nieuwkomers te verwelkomen zijn. In de onderzoeks- en ont-wikkelingsbranche speelt bijvoorbeeld de benodigde schaalgrootte een rol in het relatief lage aantal toetreders.

1 Bron: Adformatie, november 2004.

Page 244: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

244

tabel 15.6 Bedrijfsoprichtingen, -opheffingen en groeisaldo in verschillende branches

in de zakelijke dienstverlening, 2004

aantal actieve ondernemingen startend

overig

opgericht opheffingen groeisaldo

economische diensten 4.953 3.369 3.644 4.678

automatiseringsdiensten 3.931 1.558 2.532 2.957

ingenieursbureaus 1.821 914 1.470 1.265

reclamebureaus 1.694 568 1.542 720

rechtskundige/administratieve diensten 1.361 1.124 1.126 1.359

uitzendbureaus/beveiliging 1.246 1.219 1.831 634

onroerend goed 698 1.298 805 1.191

onderzoek/ontwikkeling 155 135 142 148

Bron: Kamer van Koophandel, 2005.

15.2.3 Concurrent ie

Wat betreft het concurrentieprofiel van de zakelijke dienstverlening moet een onder-scheid gemaakt worden in de grootschalige multinationale ondernemingen, waarvan in Nederland diverse hoofdkantoren zijn gevestigd, en de kleinschalige ondernemingen en/of zelfstandige beroepsbeoefenaren. De grootschalige multinationals ontlenen hun kracht aan de schaalgrootte en het volle-dige dienstenaanbod. Zij hebben echter te maken met de relatief hoge loonkosten in ons land, waardoor zij op de internationale markt doorgaans minder gunstige prijzen kunnen neerzetten (of genoegen moeten nemen met lagere marges) dan hun buiten-landse collega's. De kleinschalige ondernemingen en/of zelfstandige beroepsbeoefenaren hebben hun kracht in hun specialisme en lokale marketing. Zij ondervinden vooral concurrentie van soortgenoten. Door commerciële samenwerking proberen steeds meer ondernemers zich te onderscheiden. In het notariaat en de makelaardij is een aantal drempels om toe te treden tot de bran-che door de overheid weggenomen. Hierdoor zou de concurrentie flink kunnen toene-men. Echter, de bestaande ondernemingen zijn zodanig georganiseerd en genieten zo-danige voordelen dat er nog steeds 'drempels' zijn. De toenemende concurrentie in de makelaardij heeft dan ook meer te maken met tegenvallende markt en de vele aanbie-ders die elk hun deel daarvan willen hebben.

15.2.4 Wet- en regelgeving

In het kader van de MDW-operaties van de afgelopen jaren heeft de overheid de toe-tredingsdrempels in diverse markten verlaagd. In het notariaat en de makelaardij zijn ook maatregelen genomen die de barrières moesten verlagen met als gevolg een toe-nemende concurrentie, lagere prijzen en/of hogere kwaliteit van de dienstverlening en meer innovatie. In het notariaat zijn de vestigingseisen versoepeld, de opleidingseisen aangepast en de tarieven per 1 april 2003 vrijgegeven. In de makelaardij is de be-schermde titel van makelaar afgeschaft.

Page 245: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

245

Uit EIM-onderzoek1 blijkt nu dat de toetedingsbarrières die zijn opgeheven door de

overheid, door de subsectoren vervangen kunnen worden door andere barrières. Voor-beelden hiervan zijn de langere stage bij het notariaat en de certificering in de make-laardij. Ook ontstaan er nieuwe toetredingsbarrières door ontwikkelingen in de be-drijfsomgeving in samenspraak met strategisch gedrag van zittende marktpartijen. Voorbeelden hiervan zijn het belang van de website Funda waarvan de toegang exclu-sief is voor NVM-leden, en de hogere salarissen voor kandidaat-notarissen. Onlangs is door de Tweede Kamer de Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta) aan-genomen. Kern van de Wta is dat de vergunning voor controlewerkzaamheden van de persoon van de accountant verschuift naar de kantoororganisaties. Als de account zijn beroep volwaardig wil uitoefenen (inclusief controle van jaarrekeningen), dan is hij dus genoodzaakt in dienst te treden bij een kantoor dat een vergunning heeft. De Neder-landse Orde van Accountants-Administratieconsulenten (NovAA) vreest nu voor een uit-holling van het beroep van accountant. Bovendien verwacht men een daling van het aantal controlebevoegde accountantskantoren (vanwege de kosten van de vergunning-aanvraag bij de Autoriteit Financiële Markten).2 Of dit inderdaad zal gebeuren moet de

tijd leren.

15.2.5 Samengevat

schema 15.1 Marktomstandigheden voor de zakelijke dienstverlening

uitzendbureaus

juridische en economische

dienstverlening

architecten- en

ingenieursbureaus

marketing-

bureaus

overige zakelijke

dienstverlening

tegenover afnemers ++ + - + +

tegenover leveranciers + +/- +/- +/- +

tegenover toetreders + +/- + +/- +/-

m.b.t. concurrentie +/- +/- - - +/-

m.b.t. wet- en regelgeving ++ +/- +/- + +/-

++ = zeer gunstig, + = gunstig, +/- = neutraal, - = ongunstig, -- = zeer ongunstig voor de zakelijke

dienstverlening.

Bron: EIM, 2005.

15.3 Kracht van de sector

15.3.1 Bedri jvendynamiek

De zakelijke dienstverlening kenmerkt zich door groei. Dit komt onder meer tot uit-drukking in de bedrijvendynamiek. Het aantal oprichtingen in deze sector is groter dan gemiddeld in het bedrijfsleven. Met name de oprichting van nieuwe dochteronderne-mingen in de zakelijke dienstverlening ligt met 2,9% hoger dan het gemiddelde (2,4%) voor het totale bedrijfsleven. In slechtere tijden wijzigen ondernemers eerder hun stra-tegische koers door samenwerkingsverbanden aan te gaan, te fuseren, bedrijfsonderde-len te verkopen, zich over te laten nemen, enz. Dergelijke acties houden de dynamiek levendig. Zie tabel 15.7.

1 Bron: Toetredingsbarrieres in de praktijk: veranderingen in de hoogte van toetredingsbarrieres in het notariaat en de makelaardij, EIM, maart 2005.

2 Bron: www.novaa.nl, Wta beknot onafhankelijkheid accountant, perbericht 28 juni 2005.

Page 246: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

246

tabel 15.7 Bedrijvendynamiek in de zakelijke dienstverlening (in % van het totaal aan-

tal bedrijven in de zakelijke dienstverlening respectievelijk het bedrijfsle-

ven) 2004

zakelijke

dienstverlening totaal bedrijfsleven

bedrijven verdeeld naar groeitype:

− snelle en normale groeiers

− gelijkblijvers

− groeikrimpers en overige krimpers

47

22

31

37

25

38

aantal oprichtingen in % van het totaal

w.v.

− nieuwe dochters

9,7

2,9

8,4

2,4

aantal opheffingen in % van het totaal

w.v.

− faillissementen

5,4

0,8

5,9

0,8

Bron: 'Bedrijvendynamiek en Werkgelegenheid', EIM.

15.3.2 Schaalgrootte en netwerkvorming

De dienstverlening kenmerkt zich door kleinschaligheid. Veruit de meeste bedrijven in de sector behoren tot het kleinbedrijf: 92% van de bedrijven heeft minder dan tien werknemers in dienst. Toch is het belang van de grootbedrijven niet uit te wissen. Zij hebben ondanks hun geringe aantal (8% ondernemingenaandeel), een omzetaandeel van 44% en een werkgelegenheidsaandeel van 40%. Het gemiddelde aantal werkzame personen per bedrijf in de dienstverlening komt uit op 7 (tabel 15.8).

tabel 15.8 Indicatoren schaalgrootte en netwerkvorming, 2004

dienstverlening

ondernemingenaandeel van het kleinbedrijf in de sector (in %) 92

omzetaandeel van het grootbedrijf in de sector (in %) 44

werkgelegenheidsaandeel van het grootbedrijf in de sector (in %) 40

gemiddelde ondernemingsgrootte (in arbeidsjaren) 7

gemiddelde omzet per onderneming (in € miljoen) 0,7

Bron: CBS, EIM.

In de zakelijke dienstverlening komen de laatste tijd steeds meer samenwerkingsver-banden en bedrijfsnetwerken op. Onder andere in de makelaardij en hypotheekver-strekking en -advisering zien we dat bedrijven onder één herkenbare vlag naar buiten gaan treden: Re/Max Makelaars, Garantie Makelaars, WOONaccent Makelaars, Klaassen Horecamakelaardij, De Hypotheker, Huis & Hypotheek, Hypotheek Visie, et cetera. De NVM blijft echter de grootste makelaarsvereniging. De netwerkvoordelen in deze sub-sector zijn met name (markt)informatie-uitwisseling en de merknaam als kwaliteitsindi-cator voor de afnemers. Daarnaast zien we een schaalvergroting in het notariaat. Steeds meer notariskantoren gaan samenwerken onder een gemeenschappelijke naam en de kantoren lijken groter te worden. Hiermee worden de kosten gedrukt en kan men zich specialiseren tussen de notarissen onderling. Dit laatste is door de ministerieplicht (een kantoor moet alle nota-riële diensten leveren) lastig voor kantoren met één notaris.

Page 247: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

247

Schaalvergroting zien we ook in de andere subsectoren van de zakelijke dienstverlening. Zo zijn fusies en overnames niet vreemd in bijvoorbeeld de ICT-dienstverlening en bij de marktonderzoeksbureaus. De uitzendbranche staat al langer bekend als een subsector waarin grootbedrijven flore-ren (w.o. Randstad, Adecco, Content, Vedior, Unique, Manpower, Dactylo) en waar schaalvoordelen genoten worden.

15.3.3 Innovat ievermogen

De zakelijke dienstverlening is een sector waarin het MKB bovengemiddeld innoveert. Er worden bij méér bedrijven nieuwe producten en diensten (zowel nieuwe voor het be-drijf als nieuwe voor de sector) geïntroduceerd en interne bedrijfsprocessen vernieuwd c.q. verbeterd dan gemiddeld in het MKB. Zie tabel 15.9.

tabel 15.9 Aantal bedrijven in de zakelijke dienstverlening en het totale MKB met in-

novaties in de periode 2002-2004 (in %)

soort innovatie

MKB zakelijke

dienstverlening

totaal

MKB

introductie van nieuwe producten en/of diensten 43 34

introductie van producten en/of diensten die nieuw zijn voor de sector 26 16

vernieuwingen of verbeteringen in de interne bedrijfsprocessen 63 56

Bron: EIM, 2005.

Het sterke innovatievermogen van de sector blijkt ook uit de onlangs gepubliceerde ranglijst van meest innovatieve sectoren. Hierin staan drie subsectoren in de top 10: speur- en ontwikkelingswerk (nr. 2), computerservice en ICT (nr. 3) en advies-, PR en economische onderzoeksbureaus (nr. 7). Ook drie andere subsectoren, de juridische diensten, architecten-, ingenieurs- en ontwerpbureaus, en de uitzendbureaus, staan hoog genoteerd (nr. 14, 15 en 16). De ranglijst is samengesteld aan de hand van inno-vatie-indicatoren die binnen het Europese innovatieonderzoek gebruikelijk zijn1.

Hightech branches zoals softwarebedrijven, ingenieursbureaus en contractresearchinsti-tuten voeren zelf technologische innovaties uit. Andere branches leveren vooral innova-ties op niet-technologisch gebied, bijvoorbeeld op het terrein van organisatiestructuur, marketing, personeelsbeleid, PR, inkoopbeleid of marktpositionering. Ook zijn tal van zakelijke dienstverleners actief op het gebied van kennisdiffusie. Deze bedrijven hebben een speciale rol, doordat ze bij veel klanten 'in de kenniskeuken' mogen kijken. Ze doen daar zelf ook weer kennis op die gebruikt kan worden bij volgende klanten. Via dit dif-fusieproces draagt de zakelijke dienstverlening op tal van competentieterreinen bij aan vernieuwing en efficiëntieverbetering2.

15.3.4 Bedri j fsvoer ing

Informat ievoorz ien ing De zakelijke dienstverlening is een continue goede informatievoorziening van cruciaal belang. Een paar voorbeelden:

1 Bron: De meest innovatieve sector van Nederland, ranglijst van 58 sectoren, EIM, augustus 2005.

2 Bron CPB.

Page 248: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

248

− Advieskantoren die aangesloten zijn bij NOAB hebben een abonnement op Fiscanet Accountancy. Dit biedt de 650 MKB-kantoren en hun adviseurs per e-mail al het re-levante nieuws met betrekking tot fiscale zaken, arbeidszaken, pensioen en sociale wetgeving. Daarnaast delen zij kennis onderling via e-mail en het forum op de NOAB-website.

− Bij de NVM is het informatienetwerk tussen de afzonderlijke leden van groot belang om snel op de hoogte te zijn van nieuw aanbod (toegevoegde waarde voor de con-sument die een huis wil kopen). Via de NVM-website Funda wordt dit aanbod on-der een breed publiek bekendgemaakt (toegevoegde waarde voor de consument die een huis wil verkopen).

Toch zijn ook in deze sector nog gaten in de informatievoorziening. Nederlandse bedrijven in de zakelijke dienstverlening kunnen namelijk aanzienlijke kos-ten besparen (meerdere miljoenen euro's) als ze beter zouden worden voorzien in hun behoefte aan managementinformatie en met name strategische informatie. Dit blijkt uit een recent door Oracle uitgevoerd onderzoek. Van de ondervraagde managers noemt slechts 35% de beschikbaarheid van strategische informatie hoog, 54% kenmerkt dit als matig en 11% als slecht. Ter vergelijking: de beschikbaarheid van HRM-informatie wordt door 58% van de managers hoog, 33% matig en 9% slecht genoemd. Strategie staat bovenaan het boodschappenlijstje voor betere informatiesystemen, gevolgd door financiën. Van de managers is 49% van plan op zeer korte termijn (binnen een jaar) de informatievoorziening rond strategie te gaan verbeteren.1

Exp lo i tat iekosten In de dienstverlening stijgen de prijzen sterker dan gemiddeld in het bedrijfsleven. In 2004 zal de stijging circa 2% bedragen. Het relatief grote aandeel van de loonsom speelt hierbij een rol. Ook de overige kosten nemen, door gemeentelijke heffingen en investeringen ten behoeve van de veiligheid, toe. Net zoals in de andere sectoren nemen de exploitatiekosten van de zakelijke dienstver-leners toe. Zo stijgen de kosten van personeel, huisvesting en verzekeringspremies, maar ook van veiligheid. Zo wordt bijvoorbeeld veel geld uitgegeven voor de veiligheid op het internet. Bedrijven zijn op internet kwetsbaar voor frauderende klanten, virussen, gaten in de automatisering, spam, diefstal van creditcardnummers, et cetera. Onder invloed van binnen- en buitenlandse concurrentie zullen de MKB-ondernemers hun kostenstijgingen niet volledig kunnen doorberekenen in de prijzen. De mate waarin kostenstijgingen doorberekend kunnen worden is per subsector verschillend.

1 Bron: Gaten in zakelijke informatievoorziening, Telecommerce Community, 2005.

Page 249: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

249

15.3.5 Samengevat

schema 15.2 Kracht van de sector zakelijke dienstverlening

sterke punten zwakke punten

bedrijvendynamiek

− meer 'groeiers'

− minder opheffingen

− meer 'groeikrimpers en

krimpers'

schaalgrootte/netwerkvorming

− in Nederland veel hoofdkanto-

ren van multinationals

− toenemende samenwerking

− nieuwe private toetre-

dingsdrempels door net-

werken

innovatievermogen

− hightech karakter

− belang van kennisdiffusie

bedrijfsvoering

− kosten minimaliseren door

keuze waardedimensie

− toenemende kennisdeling

− kwetsbaarheid/criminaliteit

via internet

− stijging bedrijfskosten

− strategische informatie-

voorziening

Bron: EIM, 2005.

15.4 Investeringen

Omvang en ontwikke l ing In de zakelijke dienstverlening is in 2004 door driekwart van de MKB-ondernemers ge-investeerd. Dit ligt iets hoger dan het totale MKB-gemiddelde (70%). Het gemiddelde investeringsbedrag ligt in deze sector met € 75.000 lager dan het ge-middelde van € 90.000 over alle sectoren. In figuur 15.1 is te zien dat de investerings-bereidheid in 2005 in de zakelijke diensten hoger ligt dan in de rest van het MKB.

figuur 15.1 Investeringen in de zakelijke dienstverlening, 2003 en 2004

74

73

76

70

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

zakelijke diensten

totaal MKB

realisatie 2003 realisatie 2004

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2004 en voorjaar 2005.

Page 250: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

250

figuur 15.2 Verwachte investeringen in de zakelijke dienstverlening in 2005

0% 20% 40% 60% 80% 100%

zakelijke diensten

totaal MKB

van plan te investeren investeert misschien investeert niet

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

Ruim 40% van de investerende bedrijven in de zakelijke dienstverlening heeft in 2004 meer geïnvesteerd dan in 2003; 13% van de investerende bedrijven meldt een daling.

figuur 15.3 Ontwikkeling van de investeringen in de zakelijke dienstverlening: 2004

ten opzichte van 2003 (in procenten van bedrijven die zowel in 2003 als

in 2004 hebben geïnvesteerd)

0% 20% 40% 60% 80% 100%

zakelijke diensten

totaal MKB

groei gelijk gebleven daling

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

Meer dan de helft van de MKB-ondernemers in de zakelijke dienstverlening (59%) stelt geen investeringsplannen op schrift. Een op de zeven bedrijven maakt een meerjaren-plan en ruim een kwart maakt jaarlijks een plan. Hiermee wijken de ondernemers in de zakelijke diensten niet af van hun collega's in de andere sectoren. Zie tabel 15.10.

Page 251: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

251

tabel 15.10 Investeringsplannen in de zakelijke dienstverlening

zakelijke diensten totaal MKB

2004 2005 2004 2005

investeringsplannen (in %)

− meerjarenplan 22 14 25 17

− jaarlijks plan 24 27 23 22

− geen plan op schrift 53 59 52 61

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2004 en voorjaar 2005.

Invester ingsdoe len en typen invester ingen Het doel van de investeringen door MKB-bedrijven in de zakelijke dienstverlening ligt met name in de sfeer van vervanging van bestaande middelen en verbetering van de efficiency. Dit blijkt uit het hoge percentage bedrijven dat in het afgelopen jaar geïnves-teerd heeft in bedrijfsmiddelen en internet en ICT. In deze sector wordt naar verhou-ding ook veel geïnvesteerd in kennis, opleiding en scholing. Ook in 2005 zal in belangrijke mate op deze terreinen worden geïnvesteerd. Nieuwe markten en/of producten zullen daarnaast meer aandacht krijgen. Uit Nidap-onderzoek naar de inkoop van ICT-opleidingen door bedrijven, blijkt dat veel bedrijven en organisaties in 2005 de benodigde ICT-opleidingen intern gaan verzorgen. In 2001 kocht nog 68% van de bedrijven ICT-opleidingen in, in 2004 was dit percenta-ge gezakt naar 49%. Organisaties hebben duidelijk het mes in deze investeringskosten gezet en de verwachting is dat deze kostenbesparende houding niet op korte termijn zal veranderen. De sectoren non-profit én zakelijke dienstverlening zijn juist minder ICT-opleidingen gaan inkopen. Hetzelfde onderzoek toont aan dat de groei van e-learning goed doorzet. In 2003 ge-bruikte een derde van de bedrijven extern ingekochte ICT-opleidingen, in 2004 was dit percentage gestegen naar 42%. Het gemiddelde budget dat hiermee gemoeid gaat, bedroeg vorig jaar € 22.950 per organisatie.1

1 Bron: Steeds meer interne ICT-trainingen bij zakelijke dienstverlening, www.furore.com.

Page 252: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

252

figuur 15.4 Investeringstypen in 2004, in procenten van bedrijven die in 2004 heb-

ben geïnvesteerd

62

65

42

71

75

70

44

69

0 10 20 30 40 50 60 70 80

internet en ICT

kennis, opleiding en scholing

nieuwe markten en/ofproducten

bedrijfsmiddelen

totaal MKB zakelijke diensten

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

figuur 15.5 Investeringsplannen naar investeringstypen, in procenten van bedrijven

die verwachten in 2005 te zullen investeren

56

71

41

76

71

76

50

71

0 10 20 30 40 50 60 70 80

internet en ICT

kennis, opleiding en scholing

nieuwe markten en/ofproducten

bedrijfsmiddelen

totaal MKB zakelijke diensten

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

F inanc ier ing en kne lpunten Ruim zeven op de tien bedrijven in de zakelijke dienstverlening maken bij de investerin-gen gebruik van eigen geld, met name uit de winst. Er wordt relatief minder vaak geld geleend bij banken in vergelijking met het totale MKB. Uit tabel 15.11 blijkt voorts dat ruim één op de vijf bedrijven een knelpunt ondervindt bij de financiering van de investeringen. Het gaat hierbij veelal om de financiering van de investering zelf.

Page 253: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

253

tabel 15.11 Financieringsbronnen en knelpunten bij de investeringen in de zakelijke

dienstverlening

MKB zakelijke

diensten totaal MKB

financieringsbronnen (in %):

− winst uit onderneming 72 66

− overig eigen geld 14 14

− holding 1 1

− geleend geld bij banken 20 26

− financiële bijdrage van familie en andere informele investeerders 4 3

− leverancierskredieten 1 1

aantal bedrijven dat knelpunten heeft ervaren (in %) 22 25

aard van de knelpunten (in % van bedrijven met knelpunten)

− financiering 68 67

− wet- en regelgeving 13 14

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

15.5 Perspectief

15.5.1 Prognoses 2005 en 2006

Gemiddeld komt de omzet van de zakelijke dienstverlening in 2005 iets lager uit dan die van het totale bedrijfsleven. In 2005 zal de omzet naar verwachting groeien met 1,75% en in 2006 met 2,75%. Die groei wordt vooral veroorzaakt in de uitzendbran-che en de computerdienstverlening. De hogere groei in 2006 is toe te schrijven aan een volumestijging. De sector zal dit jaar nog te maken hebben met een lichte krimp van de werkgelegen-heid, maar in 2006 zal ook op dit vlak weer een 'plus' te noteren zijn. Het aantal zelf-standigen in de zakelijke dienstverlening blijft groeien. De prognoses wijzen verder op een flinke groei van de winst: +5,25% in 2005 en +6,5% in 2006. Deze cijfers lopen in de pas met die van het totale bedrijfsleven. Zie tabel 15.12.

Page 254: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

254

tabel 15.12 Prognose van de omzet-, werkgelegenheids- en winstontwikkeling in de

zakelijke dienstverlening en het totale bedrijfsleven, voor 2005 en 2006

(mutatie in % t.o.v. voorgaand jaar)

zakelijke dienstverlening totaal bedrijfsleven

2005 2006 2005 2006

omzet

− volumeontwikkeling

− prijsontwikkeling

− waardeontwikkeling

0,75

1,00

1,75

1,75

1,00

2,75

1,00

1,75

2,75

2,25

1,00

3,25

werkgelegenheid (arbeidsjaren) -0,50 1,25 -0,75 0,75

winst 5,25 6,50 4,25 5,50

Bron: EIM, 2005.

tabel 15.13 Gevoeligheid van de omzet-, werkgelegenheids- en toegevoegde-

waardeontwikkeling in de zakelijke dienstverlening en het totale bedrijfs-

leven, voor stijging export van Nederlandse herkomst bij huidige prog-

nose en extra exportstijging in 2006 (mutatie in % t.o.v. voorgaand jaar)

zakelijke dienstverlening totaal bedrijfsleven

bij 3,75%

groei

bij 5,75%

groei

bij 3,75%

groei

bij 5,75%

groei

omzet 1,75 2,00 2,25 2,75

werkgelegenheid (arbeidsjaren) 1,25 1,50 0,75 1,00

toegevoegde waarde 1,75 2,00 2,25 2,50

Bron: EIM, 2005.

tabel 15.14 Gevoeligheid van de omzet-, werkgelegenheids- en toegevoegde-

waardeontwikkeling in de zakelijke dienstverlening en het totale bedrijfs-

leven, voor loonkosten in 2006 bij huidige prognose en extra loonkosten

stijging in 2006 (mutatie in % t.o.v. voorgaand jaar)

zakelijke dienstverlening totaal bedrijfsleven

bij 0,25%

stijging

bij 1,25%

stijging

bij 0,25%

stijging

bij 1,25%

stijging

omzet 1,75 1,75 2,25 2,25

werkgelegenheid (arbeidsjaren) 1,25 1,00 0,75 0,75

toegevoegde waarde 1,75 1,75 2,25 2,25

Bron: EIM, 2005.

15.5.2 Een bl ik vooruit

De zakelijke dienstverlening is op dit moment flink in beweging. Als gevolg van een ver-laging van de toetredingsdrempels neemt de concurrentie in sommige subsectoren toe. Een toenemend aantal MKB-bedrijven gaat over tot commerciële samenwerking en treedt naar buiten als een herkenbaar geheel. Op het terrein van informatie-uitwisseling neemt de snelheid van handelen en de efficiency toe. De internationalisering in subsec-toren met veel grootbedrijven zet onverminderd voort. Dit alles gaat gepaard met een bovengemiddelde bedrijvendynamiek.

Page 255: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

255

Bovendien nemen de investeringen in de zakelijke dienstverlening toe (m.n. bedrijfs-middelen, internet en ICT). Dit geeft een rooskleurig beeld voor de komende jaren. hoewel er een grote variatie qua omzet en prestaties tussen de verschillende subsecto-ren zal blijven.

15.6 Meer informatie over de sector

Sectororganisaties Website

ABU, Badhoevedorp

Telefoon: (020) 655 82 55

BNO: Beroepsorganisatie Nederlandse Ontwerpers, Am-

sterdam

Telefoon: (020) 624 47 48

College Belastingadviseurs (CB), Culemborg

Telefoon: (0345) 54 70 00

Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders

(KBvG), Baarn

Telefoon: (035) 542 75 13

Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB), Den Haag

Telefoon: (070) 330 71 11

Nederlandse Bond van Bemiddelings- en Uitzendonder-

nemers (NBBU), Bilthoven

Telefoon: (030) 229 22 19

www.abu.nl

www.bno.nl

www.cbhome.nl

www.kbvg.nl

www.notaris.nl

www.nbbu.nl

Page 256: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei
Page 257: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

257

16 Overige dienstverlening

Kappers, schoonheidsinstituten, textielreinigingsbedrijven, vakfotografen, sport- en fit-nesscentra, beveiligingsbedrijven en overige persoonlijke dienstverlenende bedrijven, waaronder bijvoorbeeld ook het begrafeniswezen, vormen de 'overige dienstverlening'. Deze diensten omvatten dus met name die dienstverlenende activiteiten die gericht zijn op de verzorging van personen. De consumentenvraag is sterk gedifferentieerd in deze deelsector. Meer en meer consumenten hechten aan maatwerk en zoeken tevens naar het kopen van een beleving in plaats van een standaarddienst. Dit vraagt om een crea-tief aanbod van de bedrijven. De overige diensten spelen dan ook voortdurend in op de economische situatie én op de daarmee gepaard gaande wisselende consumenten-trends.

16.1 De sector in cijfers

16.1.1 Omvang: veel k le inschal ige bedri jven

De omzetwaarde van de 'overige dienstverlening' is € 36 miljard, die bijna geheel in Nederland wordt gerealiseerd. Deze omzet beloopt slecht 3% van de totale omzet van het Nederlandse bedrijfsleven. De 55.000 bedrijven zijn grotendeels kleinschalig, het-geen zich weerspiegelt in een relatief hoger aandeel van 8% van het aantal onderne-mingen van het totale bedrijfsleven. De werkgelegenheid beloopt 303.000 arbeidsjaren, waarvan 95% in het MKB.

tabel 16.1 De omvang van het MKB en de totale overige dienstverlening in 2004

overige dienstverlening

MKB totaal

aandeel van de sector

in totaal bedrijfsleven

(in %)

aantal ondernemingen per 31-12 (x 1.000) 55 55 8

werkgelegenheid in arbeidsjaren (x 1.000) 231 303 5

omzet in € miljard 26 36 3

exportomzet in € miljard 1 1 0

bruto toegevoegde waarde in € miljard 14 18 5

Bron: CBS, bewerking EIM.

16.1.2 Economisch funct ioneren

Omzetontwikke l ing 2004: geen groe i in vo lume De kooplust voor de overige diensten staat onder druk als gevolg van een dalend groei-niveau van werkgelegenheid en koopkracht in 2004. De omzet van de sector (in volume gemeten) kwam in 2004 dan ook uit op hetzelfde niveau als in 2003 (tabel 16.2). In de markt voor persoonlijke verzorging zit wel enige groei, maar die groei staat wel onder druk van scherpe prijsconcurrentie. Er is echter één deelmarkt die duidelijk ster-ker groeit en dat is de markt voor persoonlijke verzorging voor mannen1. De herenkap-

1 Bron: Steve Jones, Bodycare International Group, www.npm-capital.nl.

Page 258: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

258

pers maakten in 2004 nog een nominale omzetgroei door van 0,75%. De dameskap-pers en de gecombineerde dames- en herenkappers daarentegen zagen de nominale omzet dalen in 2004 met 0,3 à 0,4%, hetgeen gevolgen had voor de werkgelegenheid. Bij de dameskappers daalde de werkgelegenheid het meest met 2,3%, mede door con-currentie van niet-reguliere arbeid. De omzetontwikkeling van beveiligings- en opsporingsbedrijven in 2003 en 2004 be-droeg 5 resp. 1,5% in waarde gemeten, met een werkgelegenheidsgroei van maar liefst 10,3% in 20031. Het betreft voor het merendeel banen als beveiligingsbeambten en

rechercheurs. Daarnaast zijn het onder meer medewerkers bij geld- en waardetranspor-ten en beveiligingsadviesbureaus. Het blijkt een conjunctuurgevoelige markt, want in 2004 daalde de werkgelegenheid weer met 3,3%. Opvallend is eveneens dat fitnesscentra in 2003 en 2004 een forse omzetwaardegroei hadden van 3,6 respectievelijk 4,2% en een werkgelegenheidsgroei van respectievelijk 6 en 5,6%. Bedrijven als sauna's, zonnebanken, massagesalons, e.d. maakten daarente-gen slechts een nominale omzetgroei door in 2003 en 2004 van resp. -0,1 en 1,4%. De werkgelegenheid daalde hierbij met resp. 4% en 0,5%. De wasserijen en linnenverhuurbedrijven alsmede de chemische wasserijen en ververijen maken slechte tijden door. In 2004 zijn de omzetten nominaal met resp. 0,4 en 1,2% gedaald. De werkgelegenheid liep na de daling in 2003 ook in 2004 verder terug; res-pectievelijk 1,8 en 4,2%.

tabel 16.2 Omzetontwikkeling 'overige dienstverlening' 2004-2005, in volume geme-

ten, totaal

omzetontwikkeling in volume gemeten,

in % t.o.v. het jaar daarvoor

2004 2005

totaal 0 -0,25

Bron: EIM (2005 raming).

2005 k le ine da l ing groe i De overige dienstverlening presenteert zich steeds actiever om in te spelen op de eco-nomische ruimte en emotie van de consument. Men tracht te profiteren van wisselende consumententrends. De consument is namelijk niet meer alleen geïnteresseerd in de functionaliteit van een dienst. Emoties en ervaringen zijn steeds meer bepalend voor het keuzegedrag van de consument. De omzet van de overige dienstverlening zal in 2005 qua volume op hetzelfde niveau blijven dan wel enigszins dalen (-0,25%).

Arbe idsproduct iv i te i t laag Persoonlijke diensten hebben een lage arbeidsproductiviteit. De persoonlijke dienstver-lening heeft weliswaar een aandeel van 8% in het aantal ondernemingen in het be-drijfsleven, maar het aandeel in de omzet is - zoals reeds is opgemerkt - relatief laag. De arbeidsproductiviteit loopt tussen de afzonderlijke branches uiteen.

1 www.kvk.nl.

Page 259: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

259

Exp lo i ta t iebee ld In tabel 16.3 staat een overzicht van de kostenstructuur per hoofdgroep. De brutopro-duc-tie wordt hier aangemerkt als de marktwaarde van de afzet, vermeerderd met de waarde van de aan de voorraden toegevoegde hoeveelheden gereed product en onder-handen werk. Met het personeel als de belangrijkste productiefactor in de overige dien-stensector, beslaat de loonsom met 26% een aanzienlijk deel van de kosten. De ver-bruikskosten vormen eveneens een belangrijkste kostenpost. Deze kosten bestaan uit de aanschaf van grondstoffen en hulpstoffen alsmede uit het (overig) verbruik (bijvoor-beeld accountants- en administratiekosten en ook huren). In 2004 is een winst geboekt van 18% van de brutoproductie. De winst voor belasting inclusief het inkomen voor zelfstandigen (geen directeuren van BV's) is hoog, hetgeen met name komt door het grote aantal zelfstandigen in deze sector.

tabel 16.3 Exploitatiebeeld van overige dienstverlening in 2004

in % van de brutoproductie

brutoproductie 100

verbruik 50

bruto toegevoegde waarde 51

bedrijfskosten 32

waarvan:

- loonkosten 26

winst voor belastingen 18

Bron: CBS, bewerking EIM.

16.2 Marktomstandigheden

16.2.1 Afnemers

Sector i s s terk afhanke l i jk van de consumentenbere idhe id Door de relatief sterke oriëntatie van de 'overige dienstverlening' op leveringen aan consumenten, is de ontwikkeling van de particuliere consumptie sterk bepalend voor de afzetontwikkeling van de overige dienstverleners. De consument is nog somber ge-stemd. De forse toename van de werkloosheid, de stagnatie van het gezinsinkomen als gevolg van de afspraken in het Najaarsakkoord door werkgevers en werknemers om de lonen voor 2004 niet meer te verhogen, de stijging van de pensioen- en ziektekosten-premies en het feit dat het consumentenvertrouwen nog steeds op een laag pitje staat, maken dat de consumentenbereidheid tot het doen van bestedingen in de 'overige dienstverlening' niet groot is.

Meer v raag naar d ienstver len ing bu iten de regul ie re openingst i jden De consument eist vertrouwen, persoonlijke betrokkenheid en aandacht en wordt daar-bij steeds mondiger. Zo blijft er de vraag vanuit de consumentenzijde om buiten de re-guliere openingstijden gebruik te kunnen maken van de diensten. De dienstverleners doen dit vaak, waar mogelijk. Nieuwe formules en winkelconcepten ontstaan om aan de veranderende consumentenwensen tegemoet te komen. De vraag naar diensten en producten met een vrolijke en energieke uitstraling neemt toe. Plezier en energie vor-men het trendbeeld. Door verbreding van het aanbod bij bijvoorbeeld kappers, door uitbreiding met diensten als visagie, huidverzorging en verkoop van verzorgingsproduc-

Page 260: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

260

ten, en met specialisatie kan men meer aan de wensen van consumenten tegemoetko-men1.

In de textielreiniging bijvoorbeeld speelt men in op de vraag naar diensten buiten de reguliere openingstijden, door het vergroten van het aantal inname- en afgiftepunten, onder meer in de vorm van onbemande systemen. Nadelig voor de professionele textiel-reinigers is dat veel consumenten de vrijetijdskleding ook al jaren zelf goed kunnen wassen. Ook zijn voor de wasserijen bijvoorbeeld met name de budgetten in de ge-zondheidszorg, de ontwikkelingen in de horeca en de sectoren die werkkleding laten verzorgen van groot belang. Gezien de problemen in deze sectoren is de ontwikkeling vooralsnog teleurstellend gezien de bovenstaande cijfers over 2004.

16.2.2 Toetreders

Nederlanders werken liever in loondienst (68%) dan dat ze een eigen bedrijf voeren. In andere Europese landen is deze verhouding ongeveer fifty-fifty. De oorzaken kunnen o.a. gevonden worden in de problematische toegang tot vreemd kapitaal (banken ge-ven geen kleine kredieten) en in de talmende economie die weinig kansen biedt. Cam-pagnes die in de jaren tachtig en negentig ondernemerschap sterk hebben aangemoe-digd en gestimuleerd, zijn opnieuw nodig om mensen tot ondernemerschap te bewe-gen2.

Nogal wat star ters Overigens kent deze sector een redelijk aantal startende ondernemers, deels in nieuwe bedrijvigheid. Het aantal starters beliep in 2004 5.930 (tabel 16.4), hetgeen 12,3% is van het totaal aantal starters in Nederland. Vooral starten ondernemers in bedrijven voor beveiliging en opsporing, fitnesscentra, uitvaartverzorging en exploitatie van speelautomaten. De overlevingskans in de 'overige diensten' na 5,5 jaar ligt op 52%.

tabel 16.4 Startende bedrijven in de 'overige dienstverlening': aantal, ontwikkeling en

overlevingskans, 2004

overige dienstverlening

aantal starters in de sector 5.930

gemiddelde mutatie per jaar van het aantal starters 2004 t.o.v. 1987 (in %) 5,9

aandeel van de sector in het totaal aantal starters in Nederland (in %) 12,3

overlevingskans (in % na 5,5 jaar) 52

Bron: 'Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid. EIM, 2005.

16.2.3 Concurrent ie

Beter presteren dan de d i recte concurrenten Kwaliteit van de dienstverlening is een belangrijk element in het onderscheidend ver-mogen. Men onderscheidt zich slechts door beter te presteren dan de concurrenten. Bij de dienstverlening gaat het om veel meer dan alleen een adequate bediening, en veel meer dan alleen de 'opdracht' in ontvangst nemen en verwerken. Dienstverlening om-vat een veelheid aan verkoopondersteunende activiteiten zoals de ontvangst (schone,

1 Zie ook D. Snel, Ondernemen in het Ambacht 2003, EIM, 2003.

2 VZZP, www.vzzp.nl.

Page 261: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

261

aantrekkelijke winkelruimte), belangstelling (vaststellen wat de klant echt wil), voorlich-ting (aangeven wat de mogelijkheden en kwaliteiten zijn van de producten die men kan bieden) en promotie in en buiten de winkel (duidelijk maken aan een brede groep hoe aantrekkelijk de zaak is voor de consument in prijs, product en service) en nazorg. Steeds weer zal de invalshoek moeten zijn: hoe kan ik de klant optimaal helpen?1 Daar-

bij geldt wel dat er niet te veel toegegeven wordt aan de prijsdruk van de opdrachtge-vers. Een mogelijke verlenging van het lage BTW-tarief voor een aantal dienstverleners kan een impuls voor de sector zijn waarmee de concurrentie ten opzichte van thuiswer-kers kan worden gehandhaafd.

16.2.4 Wet- en regelgeving

Arbodienstver len ing eventuee l op maat Op 1 juli 2005 is de Arbowet gewijzigd. Voorheen waren alle bedrijven met werkne-mers in loondienst verplicht een contract af te sluiten met een arbodienst voor onder andere het opstellen de Risico-inventarisatie en - Evaluatie (RI&E). Een arbodienst helpt ook bij de begeleiding van ziek gemelde werknemers en door middel van een arbeids-omstandighedenspreekuur. Na de wetswijziging zijn bedrijven nog steeds verplicht om zich deskundig te laten ondersteunen bij preventie- en verzuimaanpak, maar er zijn nu alternatieven voor het contract met een arbodienst. Hierdoor krijgt de werkgever de mogelijkheid om de arbodienstverlening voor zijn bedrijf op maat te maken. De wetwijziging houdt tevens in dat elke werkgever verplicht minimaal een van zijn medewerkers moet aanwijzen als preventiemedewerker. Wanneer een werkgever niet meer dan 15 werknemers in dienst heeft, kan hij of zij deze taak zelf op zich nemen. In de schoonmaakbranche is ook een arboconvenant tussen de sociale partners geslo-ten. Hierin is onder andere afgesproken dat het ziekteverzuim (van 10% in 2002 naar 8% in 2006) en de WAO-instroom (van 2% naar 1,6%) worden teruggebracht. Om dit te bereiken worden de lichamelijk belasting - waaronder een beter laddergebruik - en de werkdruk van de schoonmakers verminderd.

Inspect ie kapsa lons Voor cosmetica in de kapsalon gelden strenge regels. Deze regels garanderen de veilig-heid en de juiste etikettering van producten. De arbeidsinspectie controleert of de kap-persbranche aan de regels voldoet. Dat doet zij door steekproefsgewijs een bezoek te brengen aan salons. Daarnaast bezoekt de arbeidsinspectie altijd een salon als er een klacht binnenkomt2.

Europees aanbesteden Door de procedure rondom het Europees aanbesteden anders aan te pakken, zou de administratievelastendruk voor de schoonmaakbranche met 50% verminderd kunnen worden3.

1 Bron: Gevolgen van markttrends voor de toekomst van het ambacht. HBA, www.hba.nl

2 www.arbeidsinspectie.nl.

3 H.J.G.M. van Weerdenburg, voorzitter van de Ondernemersorganisatie Schoonmaak- en Bedrijfs-diensten (OSB).

Page 262: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

262

Dre igende rege lgev ing zonnebranche In maart 2005 gaf de wereldgezondheidsorganisatie WHO regeringen het advies om regelgeving in de zonnebranche in te voeren als zij dat nog niet gedaan hebben. Met name de leeftijdsgrens voor zonnebanken wil men op 18 jaar stellen. In Nederland is geen regelgeving van toepassing. De norm (NEN EN 60335-2-27) is niet afdwingbaar omdat exploitatie van apparatuur niet valt onder de Warenwet. Hierdoor kan de Voed-sel en Waren Autoriteit geen activiteiten ontplooien zonder wetgeving. Tot nu toe is er geen politieke bereidheid om zo'n wet te maken. Dat zou echter kunnen veranderen, bijvoorbeeld door druk vanuit het buitenland opgelegd door de EU of doordat politici van mening veranderen1.

VUT, prepens ioen en levens looprege l ing Op 22 februari 2005 is de Wet VUT, prepensioen en levensloopregeling door de Eerste Kamer aangenomen. De wet heeft grote gevolgen voor de praktijk. Voor 2006 moeten immers alle pensioenregelingen - collectieve en individuele - zijn aangepast aan de nieu-we wetgeving. Bovendien moet elk dienstverlenend bedrijf voor zijn werknemers dan over een levensloopregeling beschikken. Duidelijkheid zal pas medio september ont-staan. Nog beoordeeld moet worden of invoering ingaande 2006 wel haalbaar is2.

16.2.5 Samengevat

schema 16.1 Marktomstandigheden voor de 'overige dienstverlening' uitgedrukt in

positieve en negatieve punten

positieve punten negatieve punten

afnemers

− vraag naar dienstverlening ook

buiten reguliere openingstijden

− afhankelijkheid consumen-

tenbereidheid

leveranciers

− leasecontracten met leveran-

ciers kunnen financieringsknel-

punten verlichten

toetreders

− veel starters naar verhouding,

bijv. in beveiligingsbranche

concurrentie

wet- en regelgeving

− mogelijke verlenging laag BTW-

tarief voor groepen dienstver-

leners

− arbodienstvereniging evt. op

maat

− inspectie kapsalons

− dreigende regelgeving zon-

nebranche

− uitvoering wet VUT, pre-

pensioen, levensloop-

regeling

Bron: EIM, 2005.

1 SVZ Congres 2005, 19 april te Vianen.

2 www.nuvu.nl.

Page 263: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

263

16.3 Kracht van de sector

16.3.1 Bedri jvendynamiek

Meer opr icht ingen dan opheff ingen De dynamiek in de overige dienstverlening is gezien aantal oprichtingen relatief sterk. De oprichting van nieuwe dochterondernemingen in de overige dienstverlening ligt met 1,9% lager dan in het totale bedrijfsleven. Fusies, bedrijfsonderdelen verkopen om geld vrij te maken voor nieuwe activiteiten of zich laten overnemen zijn strategisch van aard en hebben meestal vergaande consequenties.

tabel 16.5 Bedrijvendynamiek in de 'overige dienstverlening' (in % van het totaal

aantal bedrijven in de overige dienstverlening resp. het totale bedrijfsle-

ven), 2004

overige dienst-

verlening totaal bedrijfsleven

bedrijven verdeeld naar groeitype:

− snelle en normale groeiers

− gelijkblijvers

− groeikrimpers en overige krimpers

38

31

31

37

25

38

aantal oprichtingen

w.v.

− nieuwe dochters

11,1

1,9

8,4

2,4

aantal opheffingen

w.v.

− faillissementen

6,1

0,3

5,9

0,8

Bron: 'Bedrijvendynamiek en Werkgelegenheid. Periode 1987-2004', EIM, 2005.

16.3.2 Schaalgrootte en netwerkvorming

Ruim 90% van de bedr i jven heeft minder dan 10 werknemers De 'overige dienstverlening' is grotendeels kleinschalig. Veruit de meeste bedrijven in de dienstensector behoren tot het kleinbedrijf. Dit zijn de meer persoonlijke diensten. On-geveer 92% van de bedrijven heeft minder dan tien werknemers in dienst. Daar staat tegenover dat 24% van de werkgelegenheid in het grootbedrijf van de 'overige dien-sten' ligt. Bedrijfsgerichte samenwerking in de vorm van netwerken tussen kleine en middelgrote bedrijven is belangrijk voor een gunstige omzetontwikkeling. Er is in de overige dienstverlening sprake van toenemende integratie tussen het MKB en groot-schalige(r) marktpartijen1.

ICT dr i j fveer tot samenwerk ing De ontwikkelingen op het gebied van ICT worden steeds duidelijker een drijfveer om tot samenwerking over te gaan. Het betreft dan efficiëntie van het voortbrengings- en dis-tributieproces maar ook keteneffectiviteit. Bij de distributie zijn de inzet van ICT en sa-menwerking in bedrijfsnetwerken er vooral op gericht om door middel van geavanceer-de informatietechnologie een snel inzicht te krijgen in marktontwikkelingen.

1 Zie F. Pleijster, hoofdstuk 3 EIM op basis van MKB-Beleidspanel in Sectorscoop Diensten 2003, EIM, januari 2003.

Page 264: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

264

Juiste en actuele markt- en procesinformatie zijn onontbeerlijk voor de snelheid, flexibi-liteit en kwaliteit van marktbenadering, bedrijfsorganisatie en keuzes in het bedrijfsbe-leid. Hiermee kunnen de juiste diensten en producten op de juiste wijze worden aange-boden. Een gebrek eraan kan al leiden tot een achterstandspositie in competitieve zin.

tabel 16.6 Indicatoren schaalgrootte en netwerkvorming, 2004

dienstverlening

ondernemingenaandeel van het kleinbedrijf in de sector (in %) 92

omzetaandeel van het grootbedrijf in de sector (in %) 28

werkgelegenheidsaandeel van het grootbedrijf in de sector (in %) 24

gemiddelde ondernemingsgrootte (in arbeidsjaren) 6

gemiddelde omzet per onderneming (in mln €) 0,7

Bron: CBS, EIM.

16.3.3 Innovat ievermogen

MKB 'over ige d ienstver len ing' scoort beter dan totaa l MKB De 'overige diensten', en met name de persoonlijke diensten, scoorden voor 2000 op het gebied van innovatie beneden het gemiddelde van de totale dienstensector1. De

uitgaven voor vernieuwing hebben in deze sector voor een belangrijk deel betrekking op de aankoop van apparatuur, vooral bij de kleinere bedrijven. De vakfotograaf heeft de hele ontwikkeling van de digitale camera doorgemaakt. Tegenwoordig levert de vak-fotograaf voor bedrijven ook webdesigns vanaf logo, huisstijl, ook de brochures, auto-belettering en conceptontwikkeling. Het zijn de belangrijkste communicatiemiddelen van het moment. Op het gebied van o.a. automatisering zijn de dienstverlenende bedrijven echter in de jaren 2001-2003 doende geweest met een duidelijke inhaalslag. Tabel 16.7 toont ook duidelijk bovengemiddelde percentages innovaties in de 'overige dienstverlening' t.o.v. het totaal MKB.

Nieuwe persoonl i jke d iensten Er zijn de laatste jaren mede door de welvaartsgroei ook nieuwe vormen van persoonlij-ke dienstverlening geïntroduceerd. Zo wordt door de dienstverlener bijvoorbeeld het reserveren van een tafel voor de klant uit handen genomen, maar ook kaartjes bestellen voor een voorstelling, de mobiele carwash, het mannetje dat de deur opent voor de loodgieter, stomerijservice en zelfs het bijvullen van de koelkast. Het komt tegenwoor-dig ook wat frequenter voor dat men zich laat fotograferen bij een vakfotograaf. In hoeverre deze diensten bestaansrecht verkrijgen, moet worden afgewacht nu de be-schikbare inkomens van de consumenten onder druk staan.

1 Bron: Bernardt, De innovativiteit van de Nederlandse dienstensector, EIM, januari 2000.

Page 265: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

265

tabel 16.7 Aantal bedrijven in het MKB 'overige dienstverlening' en het totale MKB

met innovaties in de periode 2002-2004 (in %)

soort innovatie

MKB overige

dienstverlening totaal MKB

introductie van nieuwe producten en/of diensten 36 34

introductie van producten en/of diensten die nieuw zijn voor de

sector 18 16

vernieuwingen of verbeteringen in de interne bedrijfsprocessen 50 56

Bron: EIM, 2005.

Beve i l ig ingsbranche i s innovat ie f De toenemende aandacht in de maatschappij voor veiligheid biedt veel innovatieve im-pulsen - met hulp van nieuwe technologische ontwikkelingen - voor de beveiligingsbe-drijven. Het betreft dan de integratie van beveiligingssystemen onderling met overige technisch facilitaire systemen, de toepassing van draadloze detectiesystemen, de toe-passing van biometrie als nieuwe vorm van identificatie en de bewaking op afstand, voortbouwend op moderne ICT-mogelijkheden (internet)1.

Het percentage van de vernieuwingen of verbeteringen in de interne bedrijfsprocessen van het MKB in de 'overige dienstverlening' ligt iets hoger dan het totale MKB-gemid-delde. De innovatieve bedrijven in deze sector doen verhoudingsgewijs vaak een beroep op externe adviseurs.

16.3.4 Bedri j fsvoer ing

Vee l admin i st rat ieve las ten Administratieve lasten vergen veel tijd en geld van ondernemers. Vanaf 1 januari 2004 gelden in de gehele Europese Unie dezelfde regels voor de vermelding van gegevens op papieren en elektronische facturen. Voor de Nederlandse ondernemers betekent dat een forse toename van het aantal verplicht op te geven gegevens2. Op het meldpunt

administratieve lasten kunnen ondernemers klagen en/of informatie krijgen over de administratieve lasten waarmee zij dagelijks worden geconfronteerd3.

Meer kwal i te i t sgarant ies Om in te spelen op consumententrends gaan persoonlijke dienstverleners zich actiever presenteren. De consument stelt steeds hogere eisen en vraagt in toenemende mate kwaliteitsgaranties. Met gebruik van kwaliteitsgaranties, certificering en/of codes heb-ben persoonlijke dienstverleners zich meer geprofileerd. Ook worden daardoor hogere eisen gesteld aan werknemers. Het vasthouden aan een hoog kwaliteitsniveau brengt door de prijsdruk echter fricties met zich mee. Wanneer lagere prijzen ten koste gaan van de kwaliteit of de mogelijk-heid om te investeren in productkennis en innovatie, is op lange termijn noch het eigen bedrijf, noch de klant van de dienstverlener daarbij gebaat. Bovendien is het moeilijk voor de dienstverlener om als men de prijs heeft laten zakken die weer omhoog te

1 Zicht op Beveiliging, UNETO-VNI, 2004.

2 www.vzzp.nl van de Vereniging van Zelfstandigen Zonder Personeel (VZZP).

3 www.administratievelasten.nl.

Page 266: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

266

brengen als het economisch beter gaat. Het verdient aanbeveling zich meer te onder-scheiden door o.a. kennis en het activiteitenpakket als dienstverlener.

(On)du ide l i jkhe id in wet- en rege lgev ing Wet- en regelgeving, inclusief de kennis en kosten van kwaliteitssystemen, blijkt voor veel dienstverlenende bedrijven een belangrijk knelpunt in de bedrijfsvoering te vormen. De bedrijven mogen juist in deze hoek meer ondersteuning van de vakorganisaties ver-wachten.

16.3.5 Samengevat

schema 16.2 Kracht van de sector overige dienstverlening

sterke punten zwakke punten

bedrijvendynamiek

− relatief weinig bedrijven met

krimpende groei

− meer oprichtingen dan ophef-

fingen

− concurrentie branche-

vreemde partijen

schaalgrootte/netwerkvorming

− 92% bedrijven is kleinbedrijf

− participatie in netwerken rede-

lijk

− solide imago bij sommige

dienstverleners

− vaak hechte relatie met be-

staande klanten

− achterstand ICT en benut-

ten internet bij deel overige

diensten zoals reisbureaus

− gebrek aan commerciële

attitude

innovatievermogen

− inhaalslag in ICT

− creatief in nieuwe diensten

− kansen door vergrijzing

− beveiligingsbranche met nieuwe

technologische ontwikkelingen

− na hardware nu ook softwa-

re en internet meer benut-

ten

− afwachtende houding ten

opzichte van nieuwe tech-

nologie

bedrijfsvoering

− veel aandacht voor kwaliteit en

certificering

− veel administratieve lasten

− gevoelig voor prijsconcur-

rentie

− onduidelijkheid in wet- en

regelgeving

Bron: EIM, 2005.

16.4 Investeringen

Ruim 7 op de 10 bedr i jven investeerden Het aandeel investerende bedrijven in het MKB in de overige dienstensector wijkt nau-welijks af van dat in het totale MKB. Ruim zeven op de tien bedrijven hebben in 2004 geïnvesteerd, een vergelijkbaar aantal met 2003. Het gemiddelde investeringsbedrag ligt met € 42.000 echter beduidend lager dan het gemiddelde bedrag van € 90.000 in het totale MKB.

Page 267: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

267

figuur 16.1 Investeringen in de overige diensten, 2003 en 2004

71

73

72

70

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

overige diensten

totaal MKB

realisatie 2003 realisatie 2004

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2004 en voorjaar 2005.

De investeringsvoornemens in 2005 wijzen in de richting van de realisaties van 2004. Er is in een aantal bedrijven een te afwachtende houding ten opzichte van nieuwe techno-logie. Een hechte relatie met de klant kan het zoeken naar nieuwe diensten of oplos-singen en daarmee nieuwe investeringen impulsen geven.

figuur 16.2 Verwachte investeringen in de overige diensten in 2005

0% 20% 40% 60% 80% 100%

overige diensten

totaal MKB

van plan te investeren investeert misschien investeert niet

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

In figuur 16.3 is te zien dat bij een kwart van de MKB-ondernemingen in de overige diensten sprake was van een daling van de investeringen in 2004 ten opzichte van 2003. Ruim een op de drie bedrijven investeerde meer. Deze sector blijft hiermee enigs-zins achter bij de ontwikkeling van het totale MKB.

Page 268: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

268

figuur 16.3 Ontwikkeling van de investeringen in de overige diensten: 2004 ten op-

zichte van 2003 (in procenten van bedrijven die zowel in 2003 als in 2004

hebben geïnvesteerd)

0% 20% 40% 60% 80% 100%

overige diensten

totaal MKB

groei gelijk gebleven daling

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

Minder invester ingsp lannen op schr i f t In 2005 is het aandeel van de ondernemers dat de investeringsplannen op schrift stelt, afgenomen. Net als de ondernemers in de meeste andere sectoren, hebben weinig on-dernemers in de overige dienstverlening hun investeringsplannen op schrift staan. Nog maar een derde maakt in 2005 een jaarlijks of meerjarenplan.

tabel 16.8 Investeringsplannen in de overige diensten

MKB overige diensten totaal MKB

2004 2005 2004 2005

investeringsplannen (in %)

− meerjarenplan 27 16 25 17

− jaarlijks plan 20 17 23 22

− geen plan op schrift 53 67 52 61

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2004 en voorjaar 2005.

Invester ingsdoe len en typen invester ingen In de 'overige diensten' is in 2004 relatief vaak geïnvesteerd in kennis, opleiding en scholing (71% van de investerende bedrijven). Daarentegen blijft de sector achter bij investeringen in internet en ICT en in nieuwe markten en/of producten. Dit jaar zal in de 'overige diensten' een nog nadrukkelijker accent liggen op investerin-gen in kennis, opleiding en scholing. Ook bieden de creativiteit in nieuwe diensten, de kansen door vergrijzing, de eigen spe-cialistische kennis en nieuwe technologische ontwikkelingen mogelijkheden om investe-ringen te laten slagen.

Page 269: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

269

figuur 16.4 Investeringstypen in 2004, in procenten van bedrijven die in 2004 heb-

ben geïnvesteerd

62

65

42

71

40

71

33

71

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

internet en ICT

kennis, opleiding en scholing

nieuwe markten en/ofproducten

bedrijfsmiddelen

totaal MKB overige diensten

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

figuur 16.5 Investeringsplannen naar investeringstypen, in procenten van bedrijven

die verwachten in 2005 te zullen investeren

56

71

41

76

46

84

33

79

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

internet en ICT

kennis, opleiding en scholing

nieuwe markten en/ofproducten

bedrijfsmiddelen

totaal MKB overige diensten

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

F inanc ier ing en kne lpunten In de sector 'overige diensten' worden de investeringen vrijwel alleen met eigen geld gefinancierd. Circa 80% van de bedrijven wendt de winst uit de onderneming aan. Slechts 5% leent geld bij de bank, tegenover een kwart van het totale MKB. Weinig ondernemingen ondervinden knelpunten bij het investeren. Voorzover deze knelpunten er al zijn, treden ze relatief vaak op op het gebied van wet- en regelgeving. Mogelijk kunnen ook leasecontracten met leveranciers van instrumenten als fitnesstoe-stellen, wasinrichtingen, inventaris en bijvoorbeeld zonnebanken etc. financieringsknel-punten verlichten.

Page 270: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

270

tabel 16.9 Financieringsbronnen en knelpunten bij de investeringen in de overige

diensten

MKB overige

diensten totaal MKB

financieringsbronnen (in %):

− winst uit onderneming 80 66

− overig eigen geld 20 14

− holding 0 1

− geleend geld bij banken 5 26

− financiële bijdrage van familie en andere informele investeerders 0 3

− leverancierskredieten 0 1

aantal bedrijven dat knelpunten heeft ervaren (in %) 12 25

aard van de knelpunten (in % van bedrijven met knelpunten)

− financiering 40 67

− wet- en regelgeving 30 14

Bron: EIM-MKB-Beleidspanel, voorjaar 2005.

16.5 Perspectief

16.5.1 Prognoses 2005 en 2006

Par t icu l ie re consumpt ie kr impt in 2005 De particuliere consumptie krimpt in 2005. Samen met de institutionele wijzigingen zijn de ongunstige ontwikkelingen in het reëel beschikbare looninkomen de belangrijkste oorzaken voor deze krimp. Het reëel beschikbare inkomen van gezinnen neemt af door een daling van de werkgelegenheid, loonmatigingen en lastenverzwaringen. De ont-wikkeling van de particuliere consumptie loopt niet in de pas met die van het reëel be-schikbare inkomen. De beperkte ruimte voor extra consumptieve bestedingen uit zich dan ook in een daling van de spaarquote. Wel is het zo dat de tegoeden op spaarreke-ningen de afgelopen jaren flink zijn opgelopen. De consument spreekt zijn spaartegoe-den vooralsnog niet aan. De ontwikkelingen voor de 'overige dienstverlening' blijven in 2005 dan ook achter. Zie tabel 16.10. Wat de werkgelegenheid betreft blijft de tegenvallende conjunctuur stroef voor de per-soonlijke dienstverlening met een gemiddelde daling van -1%. Het aantal zelfstandigen in de sector neemt nog wel toe. Een groot deel van de diensten die tot deze categorie behoren, kent namelijk een min of meer constante structurele component. Denk daarbij aan de kappersbranche en de uitvaartbranche.

Koopbere idhe id consument t rekt in 2006 aan In 2006 zal de werkgelegenheid een herstel laten zien (+0,25%). Daarnaast loopt het consumentenvertrouwen op, waardoor de koopbereidheid stijgt. De vooruitzichten voor de particuliere consumptie zijn voor volgend jaar iets gunstiger dan voor 2005. Indien gecorrigeerd wordt voor statistische vertekeningen door de invoering van het nieuwe

Page 271: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

271

zorgstelsel, komt de groei van de particuliere consumptie uit op 1%. Dit aantrekken van de economie en het consumentenvertrouwen kan pas in 2006 zorgen voor een impuls voor de omzetontwikkeling in de 'overige dienstverlening' (+0,5% in waarde). De winst zal kunnen stijgen met nominaal 2%.

tabel 16.10 Prognose van de omzet-, werkgelegenheids- en winstontwikkeling in de

overige dienstverlening en het totale bedrijfsleven, voor 2005 en 2006

(mutatie in % t.o.v. voorgaand jaar)

overige dienstverlening totaal bedrijfsleven

2005 2006 2005 2006

omzet

− volumeontwikkeling

− prijsontwikkeling

− waardeontwikkeling

-0,25

0,50

0,25

0,00

0,50

0,50

1,00

1,75

2,75

2,25

1,00

3,25

werkgelegenheid (arbeidsjaren) -1,00 0,25 -0,75 0,75

winst 1,25 2,00 4,25 5,50

Bron: EIM.

tabel 16.11 Gevoeligheid van de omzet-, werkgelegenheids- en toegevoegde-

waardeontwikkeling in de overige dienstverlening en het totale bedrijfs-

leven, voor stijging export van Nederlandse herkomst bij huidige prog-

nose en extra exportstijging in 2006 (mutatie in % t.o.v. voorgaand jaar)

overige dienstverlening totaal bedrijfsleven

bij 3,75%

groei

bij 5,75%

groei

bij 3,75%

groei

bij 5,75%

groei

omzet 0,00 0,25 2,25 2,75

werkgelegenheid (arbeidsjaren) 0,25 0,25 0,75 1,00

toegevoegde waarde 0,00 0,25 2,25 2,50

Bron: EIM, 2005.

tabel 16.12 Gevoeligheid van de omzet-, werkgelegenheids- en toegevoegde-

waardeontwikkeling in de overige dienstverlening en het totale bedrijfs-

leven, voor loonkosten in 2006 bij huidige prognose en extra loonkosten

stijging in 2006 (mutatie in % t.o.v. voorgaand jaar)

overige dienstverlening totaal bedrijfsleven

bij 0,25%

stijging

bij 1,25%

stijging

bij 0,25%

stijging

bij 1,25%

stijging

omzet 0,00 0,50 2,25 2,25

werkgelegenheid (arbeidsjaren) 0,25 0,25 0,75 0,75

toegevoegde waarde 0,00 0,25 2,25 2,25

Bron: EIM, 2005.

Page 272: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

272

16.5.2 Een bl ik vooruit

St reven naar behoud lage BTW-tar ie f Binnen de Ecofin, de Europese Raad voor Financiën, vindt nog steeds discussie plaats over het lage BTW-tarief. Duidelijk is dat de strijd nog zeker niet is gestreden. De Neder-landse kappersbranche blijft alles op alles zetten om het lage BTW-tarief van 6% te be-houden. Dit wordt gesteund door de overheid: 'Europa gaat volledig over de BTW en men wil nu dat wij - net als elders in de EU - ook voor dit soort arbeidsintensieve dien-sten het hoge tarief (19%) gaan heffen. Formeel is het weliswaar de bevoegdheid van de EU, maar dat moet op dit onderdeel maar eens ter discussie. Dit zou een binnen-landse aangelegenheid moeten zijn en geen Europese. Er is namelijk geen sprake van een landoverstijgend belang of van valse concurrentie. Vanwege de BTW gaat geen Zweed naar de kapper in Groningen. Eind dit jaar valt de beslissing, maar de kappers en fietsenmakers kunnen erop rekenen dat we alles uit de kast trekken om dit te regelen'1.

Vei l ighe id, gezondheid en technolog ische ontwikke l ingen De juiste creativiteit in nieuwe diensten, de kansen door vergrijzing, de eigen specialisti-sche kennis en nieuwe technologische ontwikkelingen bieden de komende jaren niet aflatende nieuwe marktkansen. De klant van de overige dienstverleners is niet alleen geïnteresseerd in de functionaliteit van een dienst. Emoties en ervaringen spelen een steeds grotere rol bij het keuzege-drag. Zo is er een toenemende behoefte aan veiligheid, gezondheid en zekerheid bij de consument. Bedreigingen voor de overige diensten gaan uit van het feit dat consumen-ten zich afkeren van producten, wanneer deze niet veilig lijken. Dit uit zich bijvoorbeeld in de zuiverheid van producten of de bouw en inrichting van een pand.

1 Staatssecretaris drs. J. Wijn.

Page 273: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

273

17 Zorgsector

Onder de zorgsector wordt in grote lijnen verstaan: − de instellingen voor intramurale gezondheidszorg, zoals ziekenhuizen, psychiatrische

ziekenhuizen, inrichtingen voor verstandelijk gehandicapten en verpleeghuizen; − de instellingen voor extramurale zorg, zoals instellingen voor thuiszorg, gemeente-

lijke gezondheidsdiensten en arbodiensten; − diverse beroepsgroepen: huisartsen, fysiotherapeuten, tandartsen, specialisten e.d. Dit hoofdstuk zal zich voornamelijk richten op enkele beroepsgroepen in de gezond-heidszorg, waar met name het MKB en ondernemerschap van groot belang zijn. Speci-fiek worden belicht de huisartsen, fysiotherapeuten en tandartsen.

17.1 De zorgsector in cijfers

17.1.1 Omvang bezien naar instel l ingen en diverse beroepsgroepen

tabel 17.1 De totale zorgsector in 2004

zorgsector

MKB totaal

aandeel van de totale

sector in totaal bedrijfs-

leven (in %)

aantal ondernemingen per 31-12-2004 (x 1.000) 40 41 6

werkgelegenheid in arbeidsjaren (x 1.000) 185 811 15

omzet (x € miljard) 13 53 4

exportomzet (x € miljard) 0 0 0

bruto toegevoegde waarde (x € miljard) 9 39 10

Bron: CBS, bewerking EIM.

In de zorgsector waren eind 2004 41.000 ondernemingen actief, goed voor een werk-gelegenheid van ruim 810.000 arbeidsjaren. De omzet, in de zorgsector beter aan te duiden als uitgaven aan gezondheidszorg, wordt geraamd op 53 miljard euro (zie tabel 17.1). Deze tabel laat ook zien dat de sector 15% van de totale werkgelegenheid in het bedrijfsleven biedt bij een ondernemingenaandeel van 6%. Dit duidt op een behoorlijke schaalgrootte van de ondernemingen, die is toe te schrijven aan de instellingen voor intramurale zorg en in mindere mate aan de instellingen voor extramurale zorg. De huisartsen-, fysiotherapie- en tandartspraktijken zijn in vergelijking hiermee zeer klein-schalig.

Omvang van de beroepsgroepen: hu isar tsen, tandartsen en fys iothera-peuten

In tabel 17.2 is de samenstelling van de sector gegeven wat betreft het aantal onder-nemingen en beroepsbeoefenaren. Binnen de drie genoemde groepen vrije beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg re-aliseren de tandartsen, met ruim 1,8 miljard euro, de grootste omzet. De uitgaven aan huisartsenzorg bedroeg in 2004 rond 1,6 miljard euro, terwijl de fysiotherapeuten on-geveer de helft daarvan realiseerden. Het hogere omzetniveau van de huisartsen en

Page 274: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

274

tandartsen heeft onder meer te maken met de hogere tarieven in vergelijking met die van de fysiotherapeuten.

tabel 17.2 Aantal ondernemingen en beroepsbeoefenaren in 2004

huisarts tandarts fysiotherapeut

geregistreerde beroepsbeoefenaren 8.200 8.000 13.500

solopraktijken 2.770 5.300 1.750

groepspraktijken 1.790 200 3.050

totaal aantal ondernemingen 4.560 5.500 4.800

Bron: CBS, raming EIM.

17.1.2 Economisch funct ioneren

Een n ieuw zorgste l se l per 1 januar i 2006 De gezondheidszorg wijkt in het economisch functioneren geheel af van de andere sec-toren van het bedrijfsleven. De omzet c.q. uitgaven aan de gezondheidszorg worden in hoofdzaak gefinancierd uit de volgende grote financieringsbronnen: de sociale ziektekostenverzekering, particuliere verzekeringspremies, overheidssubsidies en directe betalingen door particulieren. Naast premies vormen wettelijke toeslagen, eigen betalingen en rijksbijdragen belangrijke bronnen van inkomsten. In deze sector is de gebruiker van het product vaak niet de be-taler en dat maakt de relatie tussen vraag en aanbod anders dan wanneer de gebruiker ook de betaler is. Omdat de gezondheidszorg voor een belangrijk deel gefinancierd wordt uit collectieve middelen (premies), en de vraag naar zorg toeneemt, wil de overheid de collectieve las-ten in de hand houden. Door middel van wet- en regelgeving wordt daarom gepro-beerd de kostenontwikkeling zo veel mogelijk te beheersen. Via bijvoorbeeld de Wet Tarieven Gezondheidszorg Experimenten en Prestatiebekostiging (WTG-ExPres) en het CTG-Zorgautoriteit in oprichting (CTG/Zaio) kan de overheid ongewenste ontwikkelin-gen bijsturen. Ook dit gegeven maakt dat de zorgsector in het bedrijfsleven 'een vreemde eend in de bijt' is. Met de invoering van een nieuw zorgstelsel op 1 januari 2006 zal er een belangrijke rol weggelegd zijn voor de verzekeraars. Tarieven zullen meer tot stand komen door marktwerking en er zal sprake zijn van één basisverzekering voor iedereen. Ook is er de mogelijkheid buiten dit pakket vallende zorg aanvullend te verzekeren.

Omzetontwikke l ing De medische consumptie neemt almaar toe. Dit heeft niet alleen te maken met een ver-dergaande vergrijzing van de samenleving, maar er is ook sprake van een minder terug-houdende cultuur om gebruik te maken van de medische voorzieningen. Huisartsenzorg valt nu onder het basispakket van de ziekenfondsverzekering. De prak-tijkomzet wordt gegenereerd door twee componenten: een vergoeding in de vorm van een vast bedrag per jaar (het abonnementstarief voor ingeschreven ziekenfondsverze-kerden) en een vergoeding op verrichtingenbasis in de vorm van een consulttarief voor dienstverlening aan particulier verzekerden. Dit systeem zal veranderen bij de komst van het nieuwe zorgstelsel. De vergoeding van huisartsenzorg zal dan in hoofdzaak worden bepaald door vergoedingen van de consulten.

Page 275: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

275

Tandartsen en fysiotherapeuten zijn wat betreft hun omzet vooral afhankelijk van de beslissingen over het wel of niet opnemen van hun zorgverlening en het aantal te ver-goeden behandelingen in het basispakket van verzekeringen. Sinds 1 januari 2004 zit de fysiotherapeut niet meer in het basispakket van het zieken-fonds, behalve voor chronisch zieken. Uit onderzoek onder fysiotherapeuten komt naar voren dat het aantal behandelingen is afgenomen, met name omdat minder mensen zich bij de fysiotherapeut aangemeld hebben. De daling is echter minder sterk dan het zich in de eerste maanden liet aanzien, wellicht door het anticiperen van de therapeu-ten op de maatregelen en/of doordat patiënten in latere instantie zich realiseerden dat ze wel voor fysiotherapie verzekerd waren via een aanvullend verzekeringspakket. Per 1 januari 2004 is, in de aanloop naar het nieuwe zorgstelsel, nagenoeg ook de ge-hele tandheelkunde voor volwassenen uit het ziekenfondspakket geschrapt. Het effect hiervan is nog niet geheel duidelijk.

Exp lo i tat iebee ld van de tota le sec tor Loonkosten vormen binnen de gezondheidszorg de belangrijkste kostenpost, namelijk 48% van de brutoproductie (zie tabel 17.3).

tabel 17.3 Exploitatiebeeld van de totale zorgsector in 2004

in % van de brutoproductie

brutoproductie 100

verbruik 27

bruto toegevoegde waarde 73

bedrijfskosten 60

waarvan:

− loonkosten 55

winst voor belastingen 14

Bron: CBS, bewerking EIM.

Door de druk vanuit de overheid en de zorgverzekeraars werken zorgaanbieders voort-durend aan het verbeteren van de efficiency: kostenbeheersing op alle fronten en ver-hoging van de arbeidsproductiviteit door organisatorische aanpassingen. De toenemen-de samenwerking in groepspraktijken is een uitwerking daarvan, maar ook de functie-vernieuwingen in bijvoorbeeld de huisartsen- en tandartsenzorg (zie § 17.3.3 Efficiënte-re bedrijfsvoering).

17.2 Marktomstandigheden

17.2.1 Ontwikkel ing van de vraag naar zorg

Demografische ontwikkelingen hebben grote invloed op de vraag naar zorg. De toena-me van de bevolkingsomvang en met name de vergrijzing van de bevolking zullen tot een toenemende vraag naar zorg leiden. De vraag wordt anders doordat de etnische diversiteit toeneemt; dit speelt met name rond en in grote steden. Zo gaan allochtonen vaker naar de huisarts en vragen zij vaker medicijnen, maar maken zij minder gebruik van geestelijke gezondheidszorg en ouderenzorg. Ook maatschappelijke ontwikkelingen hebben, op verschillende wijzen, invloed op de zorgvraag. Meer mondigheid van de pa-tiënt, door betere achtergrondkennis, leidt tot een toenemende vraag naar zorg. De pa-

Page 276: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

276

tiënt stelt ook steeds hogere eisen aan de gezondheidszorg in termen van directe toe-gankelijkheid, kwaliteit van de dienstverlening en keuzemogelijkheid. Hij verlangt zorg die is toegesneden op zijn wensen. In de afgelopen 10 jaar is er een dalende tendens te zien wat betreft het huisartsenbe-zoek. De toenemende bekendheid en ervaringen van de Nederlanders met zelfzorgge-neesmiddelen zijn mogelijk een van de oorzaken daarvan. Momenteel komt 73% van de bevolking minstens één keer per jaar bij de huisarts. In 1993 lag dit percentage ruim 2 procentpunten hoger. Het gemiddelde aantal contacten met de huisarts lag vorig jaar op gemiddeld 3,5 per persoon. Huisartsen leggen steeds minder vaak een bezoek af bij de patiënt thuis (in 20 jaar: van 15 naar 4% van alle contacten). Het aandeel van de te-lefonische consulten schommelt de laatste acht jaar rond de 12% van alle contacten. Het bezoek aan de tandarts neemt toe: ruim 78% van de Nederlanders bezoekt de tandarts minstens één keer per jaar; 10 jaar geleden was dat nog 74%. Het gemiddelde aantal bezoeken aan de tandarts blijft met ruim twee per persoon al jaren stabiel (de halfjaarlijkse controles). Er is ook een toenemend bezoek bij fysiotherapeuten te constateren. Het percentage personen dat in één jaar een bezoek aan een fysiotherapeut brengt, ligt nu op ruim 17; 10 jaar geleden was dat nog geen 14. De fysiotherapeut is voor het grootste deel van de vraag naar behandelingen afhankelijk van de verwijzing door een arts. De patiënt kan zelf kiezen tot welke praktijk hij of zij zich wendt. Factoren die daarbij een rol spe-len zijn: heeft de praktijk een contract met de zorgverzekeraar, suggestie van de verwij-zende arts, specialisatie van de fysiotherapeut, afstand en bekendheid (ervaring van an-deren). Als gevolg van beperkingen in de ziekenfondswet per 1 januari 2004, is het aantal behandelingen in 2004 met 6,1% gedaald, met name als gevolg van een daling van het aantal patiënten.

17.2.2 Overheidsbeleid: van aanbod naar vraagstur ing

Voor diverse beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg bestaat de mogelijkheid zich te registreren in het zogenoemde BIG-register. Onder meer apothekers, artsen, fysiothe-rapeuten, tandartsen, verloskundigen en verpleegkundigen komen hiervoor in aanmer-king. De Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, de Wet BIG, regelt de zorgverlening door deze beroepsbeoefenaars. Uitsluitend in het register ingeschreven beroepsbeoefenaren mogen de door de wet beschermde titel voeren. De gezondheidszorg staat in Nederland op een hoog peil. De overheid bepaalt de ka-ders waarbinnen de zorg wordt geleverd. Uitgangspunt voor het beleid van de overheid is de sociale rechtvaardigheid: het beschikbaar zijn van voldoende goede en betaalbare zorg. In het Strategisch Akkoord wordt een grotere rol en verantwoordelijkheid toege-wezen aan de verzekeraars. De overheid ziet zichzelf hierbij als bewaker van het publie-ke belang. Een belangrijk element hierin is de weg naar meer marktwerking en betere organisatie van de zorg. De eigen verantwoordelijkheid van de verzekerden moet zo beter tot z'n recht komen. Via de invoering van de Zorgverzekeringswet, januari 2006, waarin een no-claimsysteem besloten ligt, moet dit tot uitdrukking komen. De no-claim houdt in dat verzekerden die geen of weinig gebruik maken van zorg, maximaal € 255 per jaar kunnen terugkrijgen. In plaats van de centrale aanbodsturing wordt er een veranderingstraject door de over-heid in gang gezet om de aansturing te veranderen in een vraagsturing. Hierbij worden de spelers op de gezondheidsmarkt meer mogelijkheden gegeven om in te spelen op de

Page 277: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

277

vraag naar zorg. Ondernemerschap gaat hierin een belangrijkere rol spelen. Hierbij is een centrale rol weggelegd voor de verzekeraar. Met de Wet marktordening gezond-heidszorg (WMG), die op 1 januari 2006 haar intrede moet doen, beoogt de overheid te voorzien in spelregels en het bijbehorende toezicht om de overstap naar meer markt-werking te kunnen maken. In 2006 zullen het CTG/Zaio en het College voor Toezicht Zorgverzekeringen (CTZ) als de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) erop toezien dat vrije onderhandelingen tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars goed verlopen. De NZa moet de marktwerking in de zorg bevorderen. Met een nieuw zorgstelsel op 1 januari 2006 middels de invoering van de Zorgverzeke-ringswet zijn alle inwoners van Nederland verplicht zich te verzekeren door bij een zorg-verzekeraar een zorgverzekering af te sluiten. Verzekeraars zijn op hun beurt verplicht om iedereen die zich voor de verzekering aanmeldt, te accepteren. De overheid stelt een wettelijk standaardpakket samen. In het kader van verandering van de toegankelijkheid van de zorg zal de fysiotherapeut volgens plan per 2006 direct toegankelijk worden. Nu werkt de fysiotherapeut op ver-wijzing, maar dan kan iedereen zich direct wenden tot de fysiotherapeut, en moet de fysiotherapeut beoordelen of de patiënt past binnen zijn competentie.

17.2.3 Zorgverzekeraars: de regisseurs in het nieuwe zorgstelsel

De gezondheidszorg kenmerkt zich door een vermenging van publieke en private be-langen. De zorgverzekeraars worden steeds meer aangesproken op hun rol in de ge-zondheidszorg: zij krijgen in toenemende mate een zorgplicht voor hun verzekerden opgedrongen. Verzekeraars geven nadrukkelijker invulling aan schadelastbeheersing, premiebeleid en zorginkoop. Gedeeltelijk hebben de verzekeraars nog te maken met een contracteerplicht, maar er wordt meer en meer van hen verwacht dat de zorg zo gunstig mogelijk wordt ingekocht. In het nieuwe zorgstelsel is aan de verzekeraars een regisseursrol toegedicht. Zij zijn de belangenbehartigers van de verzekerde c.q. patiënt. De bedoeling is dat zorgverzekeraars zich in onderlinge concurrentie actiever inspannen om een betere prijs/prestatieverhouding bij de zorgaanbieders af te dwingen.

17.2.4 Tariefbepal ing bi j wet geregeld

De overheid heeft de bijzondere verantwoordelijkheid voor het stelsel van zorg en voor de kosten en de financiering van het geheel. Een deel van de taken op dit gebied is bij wet opgedragen aan organen als de CTG-Zorgautoriteit in oprichting (CTG/Zaio). De CTG/Zaio heeft tot taak om het beschikbare bedrag voor de gezondheidszorg te verdelen over alle zorgaanbieders. De CTG/Zaio voert de Wet tarieven gezondheidszorg (WTG) uit, waarin bepaald is hoe de tarieven tot stand moeten komen van vrijwel alle Nederlandse zorgaanbieders. Deze tarievenwet regelt welke prijs door aanbieders van zorg bij de ziektekostenverzekeraars gedeclareerd mag worden. Voor de vrije beroeps-beoefenaren in de gezondheidszorg gaat het om collectief afgesproken landelijke maximumtarieven. In 2006 zal de CTG/Zaio opgaan in de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Meer dan 85% van alle uitgaven aan zorg wordt verdeeld via de WTG. Sinds 1 februari 2005 is deze wet veranderd in Wet Tarieven Gezondheidszorg Experimenten en Presta-tiebekostiging (WTG-ExPres) en in 2006 zal hij overgaan in de Wet Marktordening Ge-zondheidszorg (WMG). Door deze wet is het mogelijk om, onder zeer strikte voorwaar-den, te experimenteren met andere prestatiebekostigingen, zoals nu in de fysiotherapie gebeurt. In deze wet wordt bovendien geregeld dat voor iedereen inzichtelijk dient te zijn hoe tarieven zijn opgebouwd.

Page 278: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

278

17.2.5 Te weinig toetreders

Er is aan diverse beroepsbeoefenaren in de zorg een nijpend tekort. Denk hierbij aan tandartsen, huisartsen, specialisten en verpleegkundigen. Onder huisartsen blijft de ca-paciteit relatief achter bij de vraag, mede doordat huisartsen meer parttime zijn gaan werken. Op dit moment werkt 44% van de huisartsen op parttime basis; met name on-der vrouwelijke artsen is dit percentage met 84 uitzonderlijk hoog. Bovendien heeft een grote groep huisartsen (als gevolg van het verdwijnen van de uitkeringsmogelijkheid uit het goodwillfonds voor huisartsen na 2003) de mogelijkheid aangegrepen om hun praktijkuitoefening vervroegd te beëindigen. Daarnaast beëindigen sommige huisartsen vroegtijdig hun praktijk vanwege arbeidsongeschiktheid als gevolg van de (te) hoog op-gelopen werkdruk. Samenhangend met het toenemende parttime werken, is het groei-end aandeel vrouwelijke huisartsen. In 1980 was nog maar 7% van alle huisartsen een vrouw, nu is dat 30%. Gezien het percentage vrouwelijke studenten (63%), zal het aandeel vrouwelijke huisartsen in 2015 uitgegroeid zijn naar 50%. Door verruiming van de opleidingscapaciteit zal naar verwachting het aantal professio-nals per saldo weer toenemen. De tandartsen blijven voorlopig nog met een tekort zit-ten; een tekort dat vanaf 2003 zelfs cumulatief gaat toenemen. Gezien de huidige op-leidingscapaciteit staat voor slechts één op de twee terugtredende oudere tandartsen een opvolger klaar. In tabel 17.4 zijn de mutaties in de huisartsen-, tandartsen- en fysiotherapeutenbestan-den te zien.

tabel 17.4 Groei van het aantal beroepsbeoefenaren, 2004 in % van 1995

mutatie 1995-2004

huisartsen +15%

tandartsen +9%

fysiotherapeuten +15%

Bron: CBS, bewerking EIM.

17.2.6 Concurrent ie: meer vr i je tar iefvorming in de toekomst

In de zorgsector is voor een belangrijk deel sprake van schaarste in het aanbod van zorgverlening. Een huisartsen- en een tandartsentekort geven deze beroepsbeoefenaren een sterke onderhandelingspositie met de verzekeraars. Het beleid van de overheid is gericht op meer marktwerking in de zorg. Tarieven moe-ten in de markt tot stand komen. Nu worden tarieven via de Wet Tarieven Gezond-heidszorg Experimenten en Prestatiebekostiging (WTG-ExPres) vastgesteld (vanaf 1 ja-nuari Wet Marktordening Gezondheidszorg). Vanaf 1 januari 2005 zijn onder andere de fysiotherapeuten vrijgesteld van deze wetgeving, en zal vrije tariefvorming moeten gaan plaatsvinden. De concurrentie in dit deel van de gezondheidsmarkt zal dan naar ver-wachting toenemen. Als toezichthouder zal dan de NZa optreden, die onder meer ook als taak heeft om tarieven goed te keuren/vast te stellen en beleidsregels in het kader van de prijsvorming vast te stellen.

17.2.7 Samengevat

In schema 17.1 zijn de marktomstandigheden voor de onderscheiden groepen zorgver-leners, gebaseerd op het voorgaande, samenvattend weergegeven.

Page 279: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

279

schema 17.1 Marktomstandigheden voor de zorg

huisarts tandarts fysiotherapeut

tegenover afnemers - + +/-

tegenover toetreders - +/- +

m.b.t. concurrentie ++ ++ +/-

++ = zeer gunstig, + = gunstig, +/- = neutraal, - = ongunstig, -- = zeer ongunstig voor de huisarts,

tandarts en fysiotherapeut.

Bron: EIM, 2005.

Zorgverleners moeten aan steeds hogere eisen voldoen, vooral ook op het gebied van toegankelijkheid en dienstverlening. In het bijzonder zal de huisarts, als eerste aan-spreekpunt, aan deze verwachtingen moeten voldoen. De huisarts kampt echter nog altijd met een tekort aan capaciteit. De fysiotherapeut is sterk afhankelijk van de wijze waarop patiënten verzekerd zijn. Beperkingen in de ziekenfondswet hebben in 2004 het aantal behandelingen al fors doen dalen. Deze beroepsgroep heeft met ingang van 2005 bovendien te maken met een vrije tariefvorming. De concurrentie zal hierdoor naar verwachting toenemen. Er wordt binnen deze discipline veel aandacht aan markt-ontwikkeling besteed: er worden steeds meer specialismen ontwikkeld. Met ingang van 2006 kan de patiënt zich direct melden bij een fysiotherapeut. De fysiotherapeut is daarmee niet alleen meer afhankelijk van het doorverwijzen door een huisarts.

17.3 Kracht van de sector

17.3.1 Groepsprakt i jken, netwerkvorming en schaalgrootte

Het aantal huisartsen dat een solopraktijk 'runt' is in de afgelopen 10 jaar sterk afge-nomen. In 1995 was ruim 46% van de huisartsen als solopraktijk gevestigd; inmiddels ligt dit percentage op 34. De overige huisartsen zijn een maatschap aangegaan met col-lega's en exploiteren een groepspraktijk. Ook fysiotherapeuten werken veelal in een groepspraktijk, namelijk 64%. Bij tandartsen zien we dit laatste nog weinig. Zij werken op dit moment nog voornamelijk als solist (70%). De wil om onder één dak samen met anderen te werken is wel aanwezig: 70% geeft aan dat in de komende jaren wel te wil-len. Het verschijnsel groepspraktijk kan als een vorm van schaalvergroting gezien wor-den. Er wordt bij diverse beroepsbeoefenaren in de zorg ook buiten de groepspraktijk om op grote schaal samengewerkt, waaronder de huisartsen. Voor het plannen van de avond- en weekenddiensten is men aangewezen op samenwerking met andere huisartsen. Er is sprake van een snelle opkomst van zogenoemde huisartsenposten, die voor aangesloten huisartsen de verantwoordelijkheid overnemen voor de zorg gedurende avond, nacht en weekend. Er wordt ook samengewerkt door verschillende schakels in de zorgketen, bijvoorbeeld samenwerking tussen fysiotherapeuten en huisartsen en samenwerking van zorgaan-bieders met verzekeraars. Een aantal verzekeraars en huisartsen heeft bijvoorbeeld het initiatief genomen voor de opzet van een mobiel team van huisartsen voor patiënten die geen huisarts hebben.

Page 280: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

280

tabel 17.5 Indicatoren schaalgrootte en netwerkvorming totale zorgsector, 2004

gehele sector

ondernemingenaandeel van het grootbedrijf in de sector (in %) 87

omzetaandeel van het grootbedrijf in de sector (in %) 76

werkgelegenheidsaandeel van het grootbedrijf in de sector (in %) 77

gemiddelde ondernemingsgrootte (in arbeidsjaren) 20

gemiddelde omzet per onderneming (x € miljoen) 1,3

Bron: CBS, EIM.

17.3.2 Innovat ievermogen

Opbouw van EDP ICT is in de zorg een belangrijk thema. Er worden jaarlijks circa 1,3 miljoen fouten ge-maakt bij de informatieoverdracht tussen zorgverleners van medische gegevens. Er zijn initiatieven gaande om een goede infrastructuur aan te leggen, met een betrouwbare toegang tot medische gegevens en de opbouw van het elektronisch patiëntendossier, het zogenoemde EPD. In 2002 is het Nationaal ICT Instituut in de Zorg (NICTIZ) van start gegaan. Deze organisatie ondersteunt als belangeloze en neutrale organisatie de tot-standkoming van een betere informatievoorziening rondom en voor de patiënt met be-hulp van ICT. Dit voorkomt bijvoorbeeld dat de patiënt iedere keer weer zijn verhaal moet doen, en laat de zorgaanbieder in één oogopslag zien wat de medische achter-grond van een patiënt is. Het plan is dat de eerste twee hoofdstukken van het EPD in 2006 landelijk operationeel zijn: het gaat hierbij om het e-medicatiedossier en het e-waarneemdossier voor huisartsen. Niet alleen op het gebied van ICT-toepassingen innoveert de sector, ook op het gebied van het tegemoetkomen aan de zorgvraag vinden innovaties plaats. Hierbij wordt na-drukkelijker aandacht besteed aan de gang die een patiënt maakt: eerste contact met de huisarts, nader diagnostisch onderzoek, behandeling door de specialist in het zie-kenhuis en de nazorg (fysiotherapie, revalidatie, thuiszorg).

Spec ia l i sa t ie b i j fys iotherapeuten Ook in het zorgaanbod vinden ontwikkelingen plaats: fysiotherapeuten specialiseren zich in toenemende mate binnen hun vakgebied. Dit heeft geleid tot een aantal verbij-zonderingen, zoals manuele therapie, fysiotherapie in de sportgezondheidszorg, fysio-therapie in de geriatrie, fysiotherapie bij bekkenproblematiek en pre- en postpartum gezondheidszorg en fysiotherapie in de kinder- en jeugdgezondheidszorg. Ook in het aanbod komt meer differentiatie: preventie, arbeidsrelevantie zorg, specialisering, etc.

17.3.3 Eff ic iëntere bedri j fsvoer ing

Be langr i jke ro l hu isar ts De huisarts bekleedt de functie van poortwachter. De huisarts zelf is rechtstreeks toe-gankelijk, lost de meeste zorgvragen op en fungeert als verwijzer. Uit onderzoek van NIVEL blijkt dat in de afgelopen 14 jaar de huisartsen efficiënter zijn gaan werken: zij zien meer patiënten in minder tijd. De huisarts handelt 97% van de contacten met de patiënten af zonder door te verwijzen. Inzet van de duurdere medisch specialist wordt daarmee bijvoorbeeld beperkt. 90% van de patiënten is tevreden over de door hun huisarts geleverde zorg. Inzet van een zogenoemde 'physician assistent' lijkt de huisartsenpraktijk nog efficiënter te maken. Door een deel van de patiënten al af te vangen kan de taak van de huisarts

Page 281: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

281

verlicht worden. Samenwerking met fysiotherapeuten, psychotherapeuten en collega-huisartsen kan eveneens bijdragen aan een efficiënter systeem.

Tandarts de legeert s teeds meer taken Steeds meer worden, mede onder invloed van de hoge werkdruk en capaciteitstekort, taken gedelegeerd naar een lager deskundigheidsniveau. Zo worden taken van een tandarts in toenemende mate door een tandartsassistent of mondhygiëniste uitgevoerd. In 2002 is gestart met de nieuwe HBO-opleiding Mondzorgkunde. Een deel van de mondzorg zou dan door deze professionals overgenomen kunnen worden, op aanwij-zing en onder verantwoordelijkheid van de tandarts. Het beleid van de overheid is ge-richt op verdere uitbouw van het tandheelkundig team (tandartsen, tandartsassistenten, preventieassistenten, mondhygiënisten, mondzorgkundigen en tandprothetici). Met name onder jongeren nemen tandheelkundige problemen toe. De aandacht voor preventieve tandheelkunde wordt daarom versterkt om de mondgezondheid op een hoog peil te houden. Met het voortzetten van de cursus 'Preventieassistent, en het ontwikkelen van vervolgcursussen op dit gebied wordt getracht professionals op het gebied van preventie (bij) te scholen.

17.3.4 Toenemende administrat ievelastendruk

De administratieve lasten zijn voor de zorgverleners sterk toegenomen door het op indi-vidueel niveau moeten afsluiten van contracten met verzekeraars. In nauwe samenwer-king met de verzekeraars zijn voorbeeldovereenkomsten ontwikkeld. Om de financiële administratie en het declaratieverkeer ook in het nieuwe zorgstelsel goed te kunnen voeren, zal de zorgverlener van iedere patiënt in zijn praktijk moeten weten hoe deze is verzekerd. Dit betekent een extra administratieve belasting. Vanuit de overheid wordt het probleem van de administratieve lasten en regelgeving onderkend. Onder andere door het plan 'Minder regels, meer zorg' is de laatste jaren behoorlijk wat aandacht geweest voor het terugdringen van de lastendruk. Invulling daaraan door het Ministerie van VWS is onder meer gegeven door het schrappen van 11 van 30 verplichte enquêtes.

17.3.5 Samengevat

schema 17.2 Kracht van de zorgsector

sterke punten zwakke punten

bedrijvendynamiek − verruiming opleidingscapaci-

teit

− te weinig instroom

schaalgrootte/netwerkvorming − toename groepspraktijken

− toename huisartsenposten

− individualisme bij onderne-

mers (m.n. tandartsen)

innovatievermogen

− ontwikkeling nieuwe beroe-

pen

− automatisering

− samenwerking schakels in

gezondheidszorg

bedrijfsvoering

− ontwikkeling van functiediffe-

rentiatie

− ontwikkeling marktwerking

− delegeren van taken

− toenemende administratieve-

lastendruk

Bron: EIM, 2005.

Page 282: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

282

17.4 Perspectief

17.4.1 Prognoses 2005 en 2006

Door vergrijzing van de bevolking zal de vraag naar gezondheidszorg toenemen. Ver-wacht wordt dat de zorgverlening in 2005, in volume gemeten, met 1,25% zal toene-men. In 2006 zal de groei met 1% toenemen. De werkgelegenheid groeit als gevolg van de toegenomen vraag en de extra financiële ruimte die in deze sector is ontstaan in 2005 en 2006 met respectievelijk 1,25 en 1%.

tabel 17.6 Prognose van de omzet-, werkgelegenheids- en winstontwikkeling in de

zorgsector en het totale bedrijfsleven, voor 2005 en 2006 (mutatie in %

t.o.v. voorgaand jaar)

zorgsector totaal bedrijfsleven

2005 2006 2005 2006

omzet

− volumeontwikkeling

− prijsontwikkeling

− waardeontwikkeling

1,25

1,75

3,00

1,00

1,75

3,00

1,00

1,75

2,75

2,25

1,00

3,25

werkgelegenheid (arbeidsjaren) 1,25 1,00 -0,75 0,75

winst 5,25 8,75 4,25 5,50

Bron: EIM, 2005.

tabel 17.7 Gevoeligheid van de omzet-, werkgelegenheids- en toegevoegde-waarde-

ontwikkeling in de zorgsector en het totale bedrijfsleven, voor stijging ex-

port van Nederlandse herkomst bij huidige prognose en extra exportstij-

ging in 2006 (mutatie in % t.o.v. voorgaand jaar)

zorgsector totaal bedrijfsleven

bij 3,75% groei bij 3,75% groei

omzet 1,00 2,25

werkgelegenheid (arbeidsjaren) 1,00 0,75

toegevoegde waarde 1,00 2,25

Bron: EIM, 2005.

tabel 17.8 Gevoeligheid van de omzet-, werkgelegenheids- en toegevoegde-waarde-

ontwikkeling in de zorgsector en het totale bedrijfsleven, voor loonkosten

in 2006 bij huidige prognose en extra loonkosten stijging in 2006 (mutatie

in % t.o.v. voorgaand jaar)

zorgsector totaal bedrijfsleven

bij 0,25% stijging bij 0,25% stijging

omzet 1,00 2,25

werkgelegenheid (arbeidsjaren) 1,00 0,75

toegevoegde waarde 1,00 2,25

Bron: EIM, 2005.

Page 283: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

283

17.4.2 Een bl ik vooruit

N ieuw zorgste l se l Op 1 januari wordt een nieuw zorgstelsel ingevoerd met één basisverzekering voor ie-dereen en meer marktwerking tussen verzekeraars en zorgaanbieders. De nieuwe wet houdt in dat een gereguleerde marktwerking wordt geïntroduceerd waarbij de zorgver-zekeraars een cruciale rol gaan spelen. Verzekeraars zullen aantrekkelijke polissen gaan aanbieden en zullen daarom scherp gaan onderhandelen met zorgaanbieders, is de in-tentie. Buiten het basispakket vallende zorg zal aanvullend moeten worden verzekerd. Deze verzekering zal flink kunnen oplopen en zal mogelijk grote consequenties hebben voor de vraag naar dergelijke zorg. De onderhandelingen tussen verzekeraars en zorg-sector zullen eveneens sterke invloed hebben op omzet en rentabiliteit van de zorgsec-tor.

Meer samenwerk ing De zorgsector krijgt te maken met verdergaande veranderingen op het gebied van ta-rieven, taken etc. Om op de veranderende vraag en eisen te kunnen inspelen (meer ou-deren, hogere eisen) zal meer worden samengewerkt, zowel horizontaal (met collega's) als verticaal (verschillende disciplines). Om de zorg toegankelijk, kwalitatief hoogwaar-dig, maar ook betaalbaar te houden zullen taken van de onder druk staande huisartsen bijvoorbeeld door verpleegkundigen worden overgenomen. Fysiotherapeuten kunnen bijvoorbeeld de eerste selectie en de advisering doen van de behandeling van een aan-tal aandoeningen aan het bewegingsapparaat.

Hoge e i sen aan ondernemerschap Bij de zorgaanbieders worden in de komende jaren hoge eisen aan de ondernemers-vaardigheden gesteld. Meer marktwerking zal onder meer bekwaamheden eisen op het gebied van onderhandelen, het voeren van een efficiënte bedrijfsvoering, zorgen voor een gezonde winstpositie en klantgerichtheid.

Funct ie - en taakverander ingen De herbezinning op de taakverdeling om de schaarste in de zorgverlening mee te hel-pen oplossen, heeft bijvoorbeeld in de huisartsenpraktijk tot de ontwikkeling van een aantal nieuwe opleidingen en beroepen geleid: de praktijkondersteuner, de nurse prac-ticioner (NP), de physician assistant (PA) en de praktijkmanager.

Ouderenbe le id beroepsbeoefenaren Diverse initiatieven worden ontplooid om zorgverleners (tandartsen, huisartsen) langer aan de slag te houden. Mogelijkheden worden bekeken om het voor ouderen aantrek-kelijker te maken actief te blijven (bijvoorbeeld door bepaalde activiteiten niet meer te hoeven uitvoeren).

Page 284: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

284

17.5 Meer informatie over de sector

sectororganisaties website

Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV), Utrecht

Telefoon: (030) 282 37 23

KNMG, Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot

bevordering der Geneeskunst, Utrecht

Telefoon: (030) 282 39 11

Nederlandse Vereniging voor fysiotherapie in de Sport-

gezondheidszorg, Arnhem

Telefoon: (026) 483 47 03

Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie

(KNGF), Amersfoort

Telefoon: (033) 467 29 00

Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheel-

kunde (NMT), Nieuwegein

Telefoon: (030) 607 62 76

Associatie Nederlandse Tandartsen, Heemstede

Telefoon: (023) 524 88 99

Raad voor de Volksgezondheid & Zorg (RVZ), Zoetermeer

Telefoon: (079) 368 73 11

www.lhv.nl

www.knmg.nl

www.nvfs.nl

www.kngf.nl

www.tandartsennet.nl

www.ant-online.nl

www.rvz.net

vakbladen

• Tijdschrift voor Huisartsgeneeskunde • Zorg Krant (www.zorgkrant.nl) • Zorgvisie magazine

• Nederlands tandartsenblad • Nederlands tijdschrift voor tandheelkunde

evenementen informatie te vinden op:

KNGF-congres 2005

28 en 29 oktober in Den Haag

www.kngf.nl

Page 285: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

285

De resultaten van het Programma MKB en Ondernemerschap worden in twee reeksen gepubliceerd, te weten: Research Reports en Publieksrapportages. De meest recente rapporten staan (downloadable) op: www.eim.nl/mkb-en-ondernemerschap.

Recente Publieksrapportages

A200507 1-9-2005 Meer MKB-bedrijven in openbare aanbestedingen? A200506 19-7-2005 Het Nederlandse MKB en de uitbreiding van de EU A200505 oktober 2005 Entrepreneurship in the Netherlands: SMEs and Interna-

tional co-operation A200504 27-6-2005 Kleinschalig Ondernemen 2005 A200503 15-6-2005 Aandacht voor ondernemerschap in het HAVO- en

VWO-onderwijs A200502 17-5-2005 Nieuw ondernemerschap in herstel : Global Entrepre-

neurship Monitor 2004 A200501 26-4-2005 Spin-offs van grote bedrijven in Nederland A200417 11-4-2005 Voorbeeldig ondernemen bij bedrijfsoverdracht in het

MKB A200416 12-4-2005 MKB-locaties A200415 29-3-2005 Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid A200414 24-3-2005 Internationalisering in het Nederlandse MKB A200413 21-3-2005 MKB in een periode van deflatie; risico's en strategieën A200412 9-3-2005 Ondernemen in de zorg A200411 17-2-2005 De bron van vernieuwing A200410 25-4-2005 Oudere versus jongere starters A200409 5-1-2005 De kracht van de organisatie A200408 18-11-2004 Succesvol op weg op de elektronische snelweg!! A200407 14-3-2005 Toetredingsbarrières in de praktijk : Veranderingen in

de hoogte van toetredingsbarrières in het notariaat en de makelaardij

A200406 12-10-2004 Ga direct naar een standaard reïntegratietraject, ga niet langs start

A200405 14-9-2004 Ondernemen in de Sectoren A200404 11-8-2004 Innovatief ondernemerschap en de rol van de branche-

organisaties : Een exploratieve toets A200403 11-8-2004 Starten in de recessie A200402 5-7-2004 Kleinschalig Ondernemen 2004 A200401 22-6-2004 Monitor Administratieve Lasten Bedrijven 2003 A200318 15-6-2004 Maatschappelijk verantwoord ondernemen in het mid-

den- en kleinbedrijf A200317 28-5-2004 Wordt de spoeling dun? A200316 22-4-2004 Entrepreneurial Attitudes Versus Entrepreneurial Activi-

ties (GEM) A200315 10-3-2004 Rechtsvormkeuze in het MKB A200314 12-3-2004 Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid - periode 1987-

2002 A200313 18-2-2004 Het Eureka-gevoel van ICT-gebruik A200312 12-2-2004 Ondernemen in het Ambacht 2004 A200311 10-2-2004 Ondernemen in de Industrie 2004 A200310 5-2-2004 Ondernemen in de Diensten 2004

Page 286: Ondernemen in de Sectoren 2005 - Panteiaondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200508.pdf · 2005. 9. 13. · 2005 wordt een kleine groei verwacht (+0,5%) en in 2006 een sterkere groei

286

A200309 22-1-2004 Onevenredig belast! Administratieve lasten in het klein-

bedrijf 2002 A200308 20-1-2004 Ondernemen in de Detailhandel 2004 A200307 17-12-2003 Kansrijker door samenwerking A200306 10-12-2003 Ondernemen in de Groothandel 2004 A200305 30-10-2003 De innovativiteit van de Nederlandse industrie, 1998-

2000 A200304 14-10-2003 Grenzen aan verantwoordelijkheid A200303 15-9-2003 Monitor Administratieve Lasten Bedrijven 2002 A200302 1-7-2003 Entrepreneurship in the Netherlands; Knowledge trans-

fer: developing high-tech ventures A200301 17-6-2003 Kleinschalig Ondernemen 2003 A200215 23-4-2003 Arbeidsomstandigheden en verzuim in het midden- en

kleinbedrijf A200214 26-3-2003 Ondernemen in de Diensten 2003 A200213 1-4-2003 Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid - Editie 2002 A200212 21-3-2003 Ondernemen in de Detailhandel 2003 A200211 26-3-2003 Ondernemen in de Groothandel 2003 A200210 18-3-2003 Hoe slim zijn jonge ondernemingen? A200209 14-3-2003 De kortste route naar een kennisrijk MKB A200208 11-3-2003 Ondernemen in de Industrie 2003 A200207 6-3-2003 Ondernemen in het Ambacht 2003