Nieuwsbrief 7, juli 09
-
Upload
baeten-journalistiek-communicatie -
Category
Documents
-
view
216 -
download
0
description
Transcript of Nieuwsbrief 7, juli 09
Onderzoek: Behoefte aanbedrijvenpark blijft De huidige recessie vergt een aanpassing van het
economische toekomstscenario voor de Stadsregio
Arnhem-Nijmegen. Maar ook in dit minder optimistische
toekomstbeeld blijft er voldoende marktvraag voor het
Betuws Bedrijvenpark.
Tot die conclusie komt het onderzoeksbureau STEC in
een geactualiseerd onderzoek naar vraag en aanbod
van bedrijventerreinen in de regio. In totaal becijfert STEC
de vraag naar bedrijfslocaties in de Stadsregio voor de
periode tot en met 2025 op 402 tot 422 hectare. Hier
tegenover staat een aanbod van 328 hectare, waardoor er
een marktbehoefte blijft bestaan voor het Betuws
Bedrijvenpark van 74 tot 94 hectare. De conclusie van het
rapport is dat er nog steeds voldoende marktvraag is voor
het Betuws Bedrijvenpark, dat maximaal 85 hectare netto
uitgeefbare grond omvat.
Overheden houden bij het ontwikkelen van ruimtelijke
plannen rekening met de economische toekomstscenario’s
van het Centraal Planbureau. Tot eind vorig jaar werd
hiervoor het Global Economic-scenario gebruikt. De
ontwikkelingen in de wereldeconomie waren eind 2008
aanleiding dit toekomstbeeld te vervangen door een
minder optimistisch Transatlantic Market scenario.
De berekeningen van STEC op basis van dit scenario laten
een daling van de vraag naar bedrijventerreinen zien van
467 naar 327 hectare in de periode 2007-2025. Volgens
het onderzoek moet behalve met deze uitbreidingsvraag
(de ruimte die nodig is voor de daadwerkelijke groei van
bedrijven) van 327 hectare, ook met een vervangingsvraag
rekening worden gehouden. Deze ontstaat door
herstructurering, onder andere wanneer verouderde
bedrijventerreinen worden getransformeerd naar
woningbouw of andere functies.
Voor de Stadsregio als totaal wordt de vervangingsvraag
tot en met 2025 geraamd op 45 hectare netto. STEC
adviseert om, gezien de ligging van het Betuws Bedrijven-
park, ook rekening te houden met een extra vervangings-
vraag van 10 tot 20 hectare in verband met een aantal
specifieke grote herstructurering- en revitaliseringprojecten
in de regio, zoals in Arnhem en Nijmegen. Vervolg op
pagina 2.
Nieuwsbrief 07 l juli 2009 Betuws Bedrijvenpark en Landschapsvisie De Danenberg 11
Nieuwsbrief 07‘Afslag 38 kan verkeer veilig enadequaat afwikkelen’Standpunt College Overbetuwe naverkeersstudie
Als het aan het College van Burgemeester en Wethouders
van de gemeente Overbetuwe ligt, wordt het verkeer van
en naar het Betuw Bedrijvenpark afgewikkeld via de huidige
afslag 38 op de snelweg A15. Deze afslag moet daartoe in
fasen worden aangepast.
m het verkeer goed te kunnen verwerken komen er
onder meer nieuwe op- en afritten naar de zuidelijke
rijbaan van de A15, nieuwe verkeerslichten, extra opstelstroken
en een derde rijbaan over het bestaande viaduct. Fietsverkeer
in beide richtingen zal volgens dit voorstel aan de oostkant van
de Rijksweg-Zuid/Griftdijk (tussen de rotonde Reethsestraat en
de rotonde Stationsstraat) worden geleid. Hiervoor is de bouw
van een nieuwe fietsbrug over de A15 noodzakelijk.
Met de aanpassing van de afslag 38 is een investering van
12,7 miljoen euro gemoeid. Het College is door een
aanvullende verkeersstudie van het bureau Goudappel en
Coffeng er van overtuigd geraakt, dat het verkeer van en naar
het toekomstige Betuws Bedrijvenpark op deze wijze op een
veilige en adequate manier kan worden afgewikkeld.
Doorstroming en verkeersveiligheid voldoen aan alle daarvoor
geldende eisen.
Mede op verzoek van het Overlegplatform is ook een andere
variant onderzocht waarbij er een tweede viaduct over de A15
zou worden aangelegd en de op- en afrit van de noordelijke
rijbaan van de A15 zouden worden ‘omgeklapt’ naar de
westzijde. De vergelijking van beide varianten leverde in de
ogen van het gemeentebestuur geen doorslaggevend voordeel
op voor het model met twee viaducten. De wachttijden voor
autoverkeer op de kruisingen zou iets korter zijn, maar voor de
belasting van het lokale wegennet en de veiligheid van het
totale verkeersaanbod zijn de verschillen te verwaarlozen. De
aanleg van een tweede viaduct heeft ook nadelen: volgens
Rijkswaterstaat kan een tweede viaduct een visuele barrière
gaan vormen voor het zicht op de autosnelwegsignalering en
een extra ‘botsobstakel’ gaan vormen. De aanleg van een
tweede viaduct vraagt bovendien een extra investering van
8,3 miljoen euro. ■
O
Nieuwsbrief 07 l juli 2009 Betuws Bedrijvenpark en Landschapsvisie De Danenberg 2
Het verkeersmodel dat gebruikt is voor de berekening van
de verkeersontsluiting van het bedrijvenpark heet de
Regionale Verkeer Milieu Kaart (RVMK). Alle gemeenten in
de Stadsregio Arnhem-Nijmegen maken hiervan gebruik.
Het is een instrument om verkeersstromen te voorspellen
aan de hand van toekomstige aantallen inwoners en
arbeidsplaatsen.
e gegevens over de huidige situatie zijn geactualiseerd
tot en met 2007. De huidige verkeersbewegingen
worden vastgesteld door vaste meetpunten in het wegdek,
zoals op de Rijksweg-Zuid (net ten noorden van de afrit A15)
en de Stationsstraat nabij de aansluiting op de Griftdijk.
Ook de verkeerstellingen van de gemeente Nijmegen,
Rijkswaterstaat en de provincie Gelderland zijn in het verkeers -
model verwerkt. 2007 geldt als de ‘huidige situatie’ en 2017
als het prognosejaar. Er is een tweede prognosejaar 2020
opgesteld, omdat in 2017 de Waalsprong en het Bedrijven park
nog niet volledig zijn voltooid.
Bij het verkeersonderzoek is onder andere rekening gehouden
met de ontwikkeling van de Waalsprong, de woningbouw- en
verkeersplannen in de gemeente Overbetuwe zelf, het
verwachte aantal werknemers op het bedrijvenpark (4.837) en
overige ontwikkelingen, zoals het tankstation aan de Rijksweg-
Zuid, het ROP, de doortrekking en verbreding van de A15 en
de verbreding van de A50. Een ander uitgangspunt is een
algemene mobiliteitsgroei van 12-19%
Capaciteit kruisingen
Op basis van al deze gegevens berekent het model hoeveel
autoritten worden gemaakt op een gemiddelde werkdag of
spitsperiode. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen
personenauto’s en vrachtauto’s. Een vrachtwagen telt in de
berekeningen mee voor drie personenauto’s.
Het verkeersmodel berekent ook de ritverdeling: waar begint
de autorit en waar gaat deze naar toe? Als dit bekend is
worden die ritten verdeeld over het beschikbare wegen -
netwerk. Vervolgens wordt de vereiste capaciteit van de
kruisingen berekend, zoals het aantal opstelvakken bij
verkeerslichten. Per kruispunt wordt duidelijk welke cyclus -
tijden (wachttijden) er nodig zijn om het verkeer volgens de
geldende normen voor doorstroming en veiligheid af te
wikkelen. Dat geldt niet alleen voor het autoverkeer, maar ook
voor fietsers en voetgangers.
Betrouwbaarheid
Verkeersmodellen worden gebruikt om de effecten van
verkeersmaatregelen en ruimtelijke ontwikkelingen zo goed
mogelijk in ‘harde cijfers’ uit te drukken. Ze bieden altijd een
vereenvoudigde weergave van de complexe werkelijkheid en
zullen nooit in staat zijn een exacte voorspelling te geven van
het aantal verkeersbewegingen op een bepaald wegvak of
kruising.
Wel wordt het model voortdurend getoetst aan de
werkelijkheid. Als het model wordt opgezet, gebeurt dat op
basis van concrete verkeerstellingen op de belangrijkste
wegen. Vervolgens wordt met het model de verkeerssituatie
van dat moment ‘nagespeeld’ en worden de uitkomsten
vergeleken met de daadwerkelijke wegbelasting uit de
verkeerstellingen. Wijken de uitkomsten te ver af, dan wordt
het verkeersmodel aangepast. Pas als het model goed werkt, is
het klaar om er prognoses mee te maken.
D
Vervolg van pagina 1. Verder is het volgens STEC reëel om
rekening te houden met een extra bovenregionale vraag van
20 tot 30 hectare naar bedrijfslocaties vanwege de geplande
investeringen in infrastructuur (o.a. doortrekking A15 en het
Rail Opstap Punt) die dit gebied extra aantrekkelijk maken voor
bedrijfsvestiging. ■
Vraag Netto hectares
Prognose op basis Transatlantic Marketscenario 327
Extra bovenregionale vraag 20-30
Vervangingsvraag (incl. extra vervangingsvraag) 55-65
Totaal vraag 402-422
Aanbod bedrijventerreinen Stadsregio 328
Netto behoefte 74-94
Opzet van het verkeersonderzoek
Nieuwsbrief 07 l juli 2009 Betuws Bedrijvenpark en Landschapsvisie De Danenberg 3
Prognose hoeveelheid verkeer
e prognoses over de toekomstige verkeers-
bewegingen op de wegvakken rondom
afslag 38 in 2020 zijn in tabel 1 weergegeven. De
cijfers geven het aantal bewegingen van motor-
voertuigen aan in één werkdag-etmaal aan. De 1e
kolom is de situatie in het basisjaar 2007. De
tweede kolom laat de voorspellingen over de
verkeersontwikkeling zien zónder de komst van het
bedrijvenpark (autonome groei) en de derde
inclusief het bedrijvenpark.
De totale verkeersproductie van het Betuws
Bedrijvenpark bedraagt volgens de prognoses
15.671 voertuigbewegingen per werkdagetmaal.
Het grootste deel daarvan (83 %) betreft
personenwagens, bestelbusjes en vergelijk-bare
voertuigen. Van de totale verkeerstroom van en
naar het bedrijvenpark betreft 17 % middel-zwaar
en zwaar vrachtverkeer.
De totale toename van het autoverkeer in 2020 zal
echter minder groot zijn dan de verkeersproductie
van het bedrijvenpark zelf. Het onderzoek toont
aan dat aanmerkelijke toename van het doorgaand
verkeer op de A15 een deel van dit verkeer
alternatieve routes zal zoeken (bijvoorbeeld via de
A50 naar de A12) waardoor het effect van het
bedrijvenpark, zoals onderstaande tabel laat zien,
‘gedempt’ wordt van ruim 15.000 naar circa
10.000 voertuigbewegingen.
D
Uitkomsten van het verkeersonderzoek
Wegvak 2007 2020 2020 zonder BBP met BBP
Oprit A15- noordzijde 5.441 8.060 10.816
Afrit A15 noordzijde 3.618 7.200 10.448
Oprit A15 zuidzijde 2.825 6.424 9.688
Afrit A15 zuidzijde 5.949 7.985 10.566
Rijksweg-zuid (ten noorden van noordelijke
aansluiting A15) 11.907 19.545 20.174
Weg door bedrijventerrein
de Grift 0 7.076 7.173
griftdijk (ten zuiden van zuidelijke
aansluiting A15) 14.692 10.661 10.749
Totaal 46.439 68.971 79.614
Tabel 1: verkeersbewegingen autonoom 2007 en 2020 enautonoom + Betuws Bedrijvenpark
Eén of twee viaducten
In het onderzoek zijn twee modellen uitgewerkt voor de
hoofdontsluiting van het bedrijvenpark. Het belangrijkste
verschil is het aantal viaducten.
Model ‘één viaduct’
De zuidelijke aansluiting van afslag 38 wordt gewijzigd zodat
verkeer van en naar de zuidelijke rijbaan van de A15 een
directe verbinding krijgt met het bedrijvenpark. Daarvoor
moeten worden de op- en afrit van de A15 worden
‘omgebogen’ en aangesloten op een nieuwe verbindingsweg
tussen BBP en de Griftdijk. Het verkeer van en naar de
noordelijke rijbaan van de A15 blijft gebruik maken van het
bestaande viaduct. Dit model heeft dus twee directe en twee
indirecte verbindingen van het bedrijvenpark met de A15.
Model ‘twee viaducten’
In dit model worden de noordelijke op- en afrit van de A15
‘omgeklapt’ van het oosten naar het westen van het bestaande
viaduct en maakt het verkeer van/naar het Betuws
Bedrijvenpark geen gebruik meer van de kruising op de
Rijksweg-Zuid. Via een nieuw viaduct over de autoweg wordt
het bedrijvenpark aangesloten op de noordelijke rijbaan van de
A15. Model ‘2 viaducten’ beschikt derhalve over vier directe
verbindingen van het BBP met de A15. Dit model was ook
voorgesteld door het Overlegplatform.
Model twee viaducten
Model één viaduct
Vergelijking van de twee modellen
In de vergelijking van de twee modellen is naar de volgende
criteria gekeken:
• De belasting van het lokale wegennet
• de bereikbaarheid van Oosterhout / Slijk Ewijk
• de doorstroming op het wegvak Elst-Lent
• het fietsverkeer (met name verkeersveiligheid)
Belasting van het lokale wegennet
Op de onderstaande kaart is aangegeven op welke wegvakken
is gekeken wat het verschil in effecten is in verkeersbelasting
tussen de beide modellen:
naar de noordelijke rijbaan van de A15 (v.v.) hoeft dit viaduct
immers niet meer te gebruiken. Het aantal verkeers-
bewegingen op de kruising ten noorden van de A15 zal bij het
model met twee viaducten 14% minder groeien (5.900
voertuigen per etmaal). Voor de kruising ten zuiden van de
A15 zal de groei van het aantal voertuigen 25% lager zijn.
(8.500 voertuigen per etmaal).
De vraag was vervolgens of deze afname van de verkeers-
bewegingen – en dus de aanleg van een tweede viaduct –
voor een acceptabele doorstroming en verkeersveiligheid
noodzakelijk is. Criterium voor de doorstroming zijn de
wachttijden bij de stoplichten op beide kruisingen.
Berekend is wat de toename zal zijn van de wachttijden bij de
beide kruisingen met en zonder extra viaduct. Als er geen
bedrijvenpark zou komen bedraagt de maximale wachttijd
’s ochtends in 2020 bij de kruising aan de noordkant van het
viaduct 55 seconden, met één viaduct 66 seconden en met
twee viaducten 45 seconden.
Bij de kruising op de Griftdijk zijn de toekomstige wachttijden
zonder bedrijvenpark 44 seconden, met één viaduct
59 seconden en met twee viaducten 44 seconden.
Maatgevend of een cyclustijd (wachttijd) acceptabel is, is de
landelijk gehanteerde norm (CROW) voor een maximale
cyclustijd voor een verkeerslicht van 120 sec. Voor zowel met
‘één viaduct’ als met twee viaducten’ blijven de cyclustijden
voor de ochtend- en avondspits binnen deze norm. Dit
betekent dat de doorstroming voor beide modellen op basis
van de geldende normen acceptabel is.
Voor de verkeersveiligheid zijn twee factoren van invloed,
namelijk het totale verkeersaanbod en het aantal kruisende
bewegingen. Het totale verkeersaanbod blijft in beide
modellen gelijk. Met twee viaducten zouden de verkeers-
stromen van en naar het bedrijvenpark maximaal worden
gescheiden van het doorgaande verkeer tussen Elst en Lent.
Voor de scheiding is echter wel een tweede kruising nodig.
Effect op (veiligheid) fietsverkeer
In beide modellen moet het fietsverkeer aan één zijde van de
Rijksweg Zuid / Griftdijk worden geconcentreerd. Vanuit
verkeersveiligheid is de oostkant van dit tracé hiervoor het
meest geschikt. Fietsers gaan dan over bestaande viaduct van
de Betuweroute (over de parallel rijbaan aan de oostzijde) en
een nieuwe fietsbrug naast het huidige viaduct over de A15.
Wat betreft de veiligheid voor fietsverkeer wordt het volgende
geconstateerd:
Eén viaduct:
• Langs het traject van Griftdijk en Rijksweg Zuid komt tussen
de rotondes van de Stationsstraat en de Reethsestraat één
kruising voor: de (huidige) noordelijke oprit en afrit van de
A15. Deze oversteek is beveiligd met een tussensteunpunt
en verkeerslichten.
• De zichtlijnen voor fietsers en autoverkeer op deze kruising
worden niet belemmerd.
Nieuwsbrief 07 l juli 2009 Betuws Bedrijvenpark en Landschapsvisie De Danenberg 4
Meetpunten lokaal wegennet
Het verschil in verkeersbelasting voor beide modellen is in
onderstaande tabel weergegeven.
Tabel 2: vergelijking verkeersbelasting onderliggend wegennet
Op basis van deze tabel kan worden geconcludeerd, dat de
aanleg van een tweede viaduct geen invloed van betekenis
heeft op de routekeuze van het verkeer van en naar het
bedrijvenpark. Daarom levert dat vrijwel geen vermindering
van de belasting van het lokale wegennet op. Dit is ook goed
te verklaren: de verschillen tussen beide modellen hebben
alleen betrekking op de kruisingen nabij de aansluitingen van
de A15. Er is geen sprake van nieuwe routes van en naar het
bedrijvenpark.
Effect op de doorstroming en veiligheid
Duidelijk is dat met twee viaducten er minder verkeer gaat
over het bestaande viaduct. Het verkeer van het bedrijvenpark
Wegvak 2020 met BBP, 2020 met BBP,1 viaduct 2 viaducten
Stationsstraat (bij Griftdijk) 7.477 7.465
‘Beugel’ Oosterhoutsestraat 4.622 4.592
Oosterhoutsestraat (binnen kern
Oosterhout) 3.794 3.768
Oosterhoutsestraat nabij Slijk Ewijk 1.110 1108
Dorpsstraat 1.791 1.809
Waaldijk t.h.v. kern Oosterhout 2.761 2.782
Nieuwsbrief 07 l juli 2009 Betuws Bedrijvenpark en Landschapsvisie De Danenberg 5
• De cyclustijd van de verkeersregeling (ochtendspits:
66 sec. en avondspits 65 sec) blijft beneden de norm van
120 seconden en is daardoor aanvaardbaar. De fietsers
krijgen in principe één keer groen licht per cyclus.
• Mocht er sprake zijn van veel fietsers (bv. ’s morgens), dan
kan desgewenst in de verkeersregeling een extra ‘groen
licht’ voor de fietsers worden geboden om de wachttijd te
bekorten. Dit veroorzaakt op dat moment een korte
vertraging voor autoverkeer. Op kruising (op- en afrit) is met
name in het ochtendspitsuur veel verkeer, waardoor fietsers
minder snel de neiging zullen hebben het rode licht te
negeren.
• Conclusie is dat de veiligheid voor fietsverkeer in model ‘één
viaduct’ op deze oversteek goed is en voldoet aan de
landelijke richtlijnen voor veiligheid.
Twee viaducten:
• Langs de Griftdijk en Rijksweg Zuid komt op het traject
tussen de rotondes van de Stationsstraat en de Reethsestraat
door de concentratie van het fietsverkeer aan de oostzijde
geen kruising meer voor met de op- en afritten van de A15
of de verbindingswegen met het BBP.
• Fietsverkeer met bestemming BBP steekt ter hoogte van de
zuidelijke verbindingsweg van het bedrijvenpark de Griftdijk
over. Deze oversteek is beveiligd met een tussensteunpunt
en verkeerslichten. De wachttijd voor fietsers blijft door de
relatief lage cyclustijden van de verkeersregeling kort,
waardoor fietsers minder snel de neiging zullen hebben het
rood licht te negeren.
Fietstunnel niet haalbaar
Een tunnel voor het fietsverkeer in plaats van een gelijkvloerse
kruising aan de noordzijde van het viaduct is onderzocht, maar
blijkt technisch niet haalbaar. Tussen het viaduct van de
Betuwelijn en de op- en afrit van de A15 is te weinig ruimte
om de noodzakelijke daling van circa 3,50 meter (ten opzichte
van de weg) te overbruggen. Alleen door deze noordelijke
hellingbaan evenwijdig aan de spoorlijn te leggen, is die
ruimte te vinden (aanbrengen van een lus in het fietspad).
Zo’n tunnel is echter niet aantrekkelijk voor fietsers. Er zou
direct voor het tunneldeel een bocht van 90 graden in het
fietspad moeten komen; dit is lastig bij het naar beneden
rijden. Bovendien moeten fietsers dan voor hun gevoel een
omweg van ten minste 175 meter maken. De noodzakelijke
bocht aan de noordzijde van de tunnel maakt het doorzicht
onmogelijk, wat een onveilig gevoel kan geven.
Fasering verkeersmaatregelen
Het is niet noodzakelijk dat bij meteen bij de uitgifte van de
eerste kavel de volledige verkeersoplossing is gerealiseerd. Er is
daarom een fasering van de verkeersoplossing uitgewerkt.
Uitgangspunt hierbij dat de noodzakelijke maatregelen tijdig
worden getroffen. Fietsroute langs de oostzijde (model één viaduct)
Nieuwsbrief 07 l juli 2009 Betuws Bedrijvenpark en Landschapsvisie De Danenberg 6
Is er, mede in het licht van de economischecrisis, eigenlijk nog wel behoefte aan eennieuw bedrijvenpark in de Overbetuwe? Drie voorstanders van de aanleg van hetbedrijvenpark geven hun mening.
Hou het vizier gericht op de toekomst’
Elisabeth Tuijnman, burgemeester en
portefeuillehouder Economische Zaken
van de gemeente Overbetuwe.
‘Het is natuurlijk begrijpelijk dat in
deze moeilijke omstandigheden soms
de vraag rijst of er nog behoefte is
aan nieuwe bedrijventerreinen, nu
veel ondernemingen een lastige tijd doormaken en in heel het
land er steeds meer bordjes ‘te koop’ of ‘te huur’ te zien zijn.
Maar bij de ontwikkeling van bedrijventerreinen – die volgens
een recent rapport van de Sociaal Economische Raad
Gelderland gemiddeld acht tot vijftien jaar vergt! – moet
vooral de lange termijn in de gaten gehouden worden. De
langetermijnvoorspellingen laten zien dat na 2020 de vraag
naar bedrijventerreinen afneemt, in het ene economische
scenario wat sneller dan in het andere.
Maar diezelfde voorspellingen geven óók aan, dat er tot die
tijd uitbreiding van het aanbod nodig is om de regionale
economie soepel te laten functioneren.
Het regionale bedrijfsleven is de motor van werkgelegenheid
en economische groei. Regionale bedrijven die willen
verhuizen, uitbreiden of moderniseren moeten daar toe in
staat worden gesteld. Niet ongebreideld, maar verantwoord en
weloverwogen. Zo is in de Stadsregio afgesproken dat we
zorgvuldig om willen gaan met de beschikbare ruimte en
daarom nieuwe bedrijventerreinen zoveel mogelijk
concentreren in drie gebieden, waaronder de A15-zone in de
gemeente Overbetuwe. Dat betekent voor onze gemeente dat
we naar verhouding een zwaardere ruimtelijke opgave hebben
dan andere. Maar dat betekent ook, dat we hiermee een
belangrijke bijdrage leveren aan het voorkomen van
versnippering en ‘verrommeling’ van het landschap wanneer
de ruimte voor nieuwe bedrijvigheid door iedere gemeente
afzonderlijk gezocht moet worden.
Vereist het moed nu te gaan zeggen dat het bedrijvenpark
overbodig is? Het vereist juist moed om in deze onstuimige
tijden het vizier op de toekomst gericht te houden, regionaal
en niet lokaal te denken en oplossingen te blijven zoeken
waarbij leefbaarheid, natuur, milieu en bedrijvigheid hand in
hand kunnen gaan.’ ■
De feitelijke ontwikkeling van de verkeersbewegingen van
en naar het bedrijvenpark zal daarom worden gevolgd
door het uitvoeren van tellingen. Op basis van een vooraf
bepaald verkeersaanbod, wordt besloten wanneer de
uitvoering van de volgende fase in de verkeersontsluiting
moet worden gestart. De maatregelen moeten zijn
uitgevoerd voordat er verkeersproblemen ontstaan.
De gemeente heeft voldoende juridische instrumenten
om de ontwikkeling van het bedrijvenpark te koppelen
aan de feitelijke ontwikkeling van het verkeer. Bij de
verlening van bouwvergunningen wordt de eis gesteld
dat de verkeersontsluiting toereikend is. Zo niet, dan
wordt er geen vergunning verleend voor nieuwe
gebouwen (opschortende werking). Zo kunnen eventuele
dreigende verkeersproblemen worden voorkomen en kan
de gebiedsontwikkelaar gehouden worden aan zijn
medewerking aan de benodigde verkeersmaatregelen.
Conclusie
Het verkeersrapport van Goudappel Coffeng toont naar
de overtuiging van het College van Burgemeester en
Wethouders aan, dat op het gebied van
verkeersveiligheid, doorstroming en fietsveiligheid de
modellen met één viaduct en twee viaducten
vergelijkbaar zijn. Er zijn geen essentiële verkeerskundige
verschillen. De toekomstige ontwikkelingen op Rijksweg
A15, in combinatie met de faseerbaarheid maakt dat het
model met één viaduct bovendien beter inpasbaar is.
Verder blijkt dat de investering in twee viaducten
aanzienlijk hoger is en een extra financiële last van
8,3 miljoen euro betekent.
Daarnaast heeft Rijkswaterstaat bezwaren gemaakt tegen
de aanleg van een tweede viaduct. Dat zal volgens
Rijkswaterstaat ‘op de A15 een visuele barrière gaan
vormen voor het zicht op de autosnelwegsignalering.
Ook zal een extra viaduct, ook al is deze goed
afgeschermd met bijvoorbeeld een geleiderail, toch een
extra botsobstakel worden. Verder ontstaat er een extra
kruisingsvlak. De afrit op de noordzijde van de A15 zal
korter zijn waardoor er minder opstelruimte is en er
sneller in geval van extra verkeersaanbod het verkeer al
op de A15 tot stilstand zal komen’, aldus Rijkswaterstaat.
De gemeente Nijmegen heeft geen voorkeur gesproken
voor één van beide modellen.
Het Overlegplatform heeft de stellige overtuiging dat met
twee viaducten er een veiliger oplossing wordt bereikt.
Beide modellen voldoen echter ruimschoots aan alle, in
den lande gehanteerde, richtlijnen rondom betreffende
criteria verkeersveiligheid, doorstroming en
fietsveiligheid. ■
‘
Overtuigd van economische kracht van Stadsregio’
John de Beijer, directeur Betuws
Bedrijvenpark BV
‘Allereerst dit: ons bedrijf loopt een
fors financieel risico met de
ontwikkeling van het Betuws
Bedrijvenpark. Als wij er niet in
zouden geloven, dan zouden we het
zeker niet doen. Ik ga er als ondernemer van uit dat de
economie op een gegeven moment weer zal herstellen en de
vraag naar bedrijfslocaties zal opleven. Natuurlijk maken veel
bedrijven nu even pas op de plaats en stellen ze hun eventuele
verhuis- of uitbreidingsplannen uit. Maar ondernemers denken
vooral vooruit en oriënteren zich nu al volop op de
mogelijkheden die ze krijgen als de economie straks weer
aantrekt. Je kunt natuurlijk zeggen: het is niks en het wordt
nooit iets meer en we blijven maar schuilen onder een grote
paraplu. Maar dat sta je op achterstand als de boel weer op
gang komt. Juist dan moet je klaar staan om het bedrijfsleven
te faciliteren en de economie te stimuleren. Bij dergelijke
ontwikkelingen moet je niet twee, maar vijftien jaar vooruit
kijken.‘
‘We zouden natuurlijk heel onverstandig zijn als we niet
zouden kijken naar de veranderingen in de markt. Heel recent
heeft de gemeente Overbetuwe opnieuw de marktbehoefte
aan dit bedrijventerrein laten doorrekenen. Daarbij is van een
minder ambitieus economisch scenario uitgegaan. Dan blijkt
inderdaad dat de marktvraag lager is dan in het meest
optimistische scenario. Maar voor een toplocatie als het
Betuws Bedrijvenpark, pal aan de A15 en in het hart van de
Stadsregio Arnhem-Nijmegen, wordt wel degelijk nog
voldoende vraag voorspeld. Ook op langere termijn. En dat is
niet alleen statistiek, wij merken ook wekelijks in gesprekken
met bedrijven dat er voldoende interesse is om op termijn
hierheen te komen. Regionaal georiënteerde bedrijven willen
graag in het hart van de Stadsregio zitten.
Zelf ben ik overtuigd van de kracht van de Stadsregio Arnhem-
Nijmegen in de concurrentiestrijd die er tussen regio’s zal
ontstaan. We hebben al een fantastische leefomgeving en een
goede infrastructuur, die alleen maar beter wordt wanneer
straks de A15 is doorgetrokken naar de A12. Maar als al mijn
voorspellingen niet waar blijken te zijn, de economie jarenlang
in het slop blijft en de vraag naar bedrijventerreinen veel lager
is, dan zal ook blijken dat we hier een hele goede richting zijn
ingeslagen. We hebben het bedrijventerrein zo opgezet dat we
flexibel in kunnen spelen op actuele marktontwikkelingen,
zonder dat we tornen aan de afspraken die we met de
omgeving hebben gemaakt. Duurzaam ontwikkelen betekent
namelijk ook dat je plannen flexibel zijn.’ ■
Nieuwsbrief 07 l juli 2009 Betuws Bedrijvenpark en Landschapsvisie De Danenberg 7
Geen sprake van overaanbodof leegstand’
Christan Heerings,
bedrijvencontactfunctionaris bij de
gemeente Overbetuwe
‘Na 2010 zijn we in de Overbetuwe
door de beschikbare grond heen. We
moeten nu niet alle ontwikkelingen
stilleggen omdat we tijdelijk in een
crisis zitten. De economie zal weer opkrabbelen en daarmee
ook de vraag naar bedrijventerrein.
Je moet niet alleen naar tabelletjes kijken met gemiddelden
maar ook rekening houden met de specifieke situatie van een
gemeente. Gemiddeld neemt de vraag naar bedrijven-
terreinen in de Stadsregio na 2022 af. Licht je de gemeente
Overbetuwe er uit, dan blijkt dat met uitzondering van het
allersomberste economische scenario er zeker tot 2034 vraag
blijft.’
De huidige voorraad bedrijventerreinen neemt snel af. In de
Poort van Midden-Gelderland-Zuid bij Heteren zijn van de
22 hectare nog maar zes hectare niet verkocht. Het bedrijven-
terrein De Merm in Elst heeft van de 10,5 hectare nog maar
2 hectare vrij beschikbaar. Ook de leegstand van bedrijfs-
panden is zeer beperkt. Uit landelijk onderzoek blijkt dat op
bedrijventerrein De Aam in Elst een leegstand is van 6 procent,
waar een percentage van 4 of 5 normaal is voor een goed
functionerende markt. De provincie Gelderland en Nederland
scoren met 10% leegstand beduidend hoger. Er is dus geen
sprake van een overaanbod of problematische leegstand.
Het economisch belang van de gemeente Overbetuwe reikt
veel verder dan de gemeentegrenzen. Van de 17.000 arbeids-
plaatsen in onze gemeente wordt 55 procent vervuld door
werknemers die elders wonen. En meer dan de helft van de
Overbetuwse beroepsbevolking werkt zelf ook buiten de
gemeentegrenzen.
Overbetuwe ligt op een strategische locatie die van groot
belang is voor de Stadsregio en zelfs voor de hele provincie.
Kijk bijvoorbeeld naar Iveco dat eind 2008 z’n Nederlandse
hoofdkantoor heeft verplaatst van Breda naar bedrijventerrein
De Schalm. De ligging aan de A15, die straks ook nog eens
doorgetrokken gaat worden naar de A12, is van ongelooflijk
groot economisch belang en we merken nu al dat er veel
belangstelling is voor het toekomstige Betuws Bedrijvenpark.
Bedrijven komen ook op onze gemeente af onder andere
vanwege de ligging nabij de voorzieningen en de grote
arbeidsmarkt van Arnhem en Nijmegen terwijl ze qua logistiek
hier de drukte van de stad kunnen vermijden. Wanneer wij hier
zouden stoppen met het ontwikkelen van geschikte locaties
voor bedrijven, zou dat niet alleen nadelig zijn voor de onze
eigen ondernemers en beroepsbevolking, maar voor de hele
regio.’ ■
‘‘
Nieuwsbrief 07 l juli 2009 Betuws Bedrijvenpark en Landschapsvisie De Danenberg 8
VervolgstappenHet College van Burgemeester en wethouders heeft
geconcludeerd dat de plannen voor het Betuws Bedrijven-
park en de daarmee samenhangende Landschapsvisie
De Danenberg voldoen aan alle 17 voorwaarden die de
gemeenteraad daarbij enkele jaren geleden heeft gesteld.
aarom wil het College nu een volgende fase ingaan: het
ondertekenen van een Samenwerkingsovereenkomst
tussen de gemeente en de initiatiefnemer, Betuws
Bedrijvenpark BV. Daarin zijn gedetailleerde afspraken
opgenomen over de verdere realisatie van het Betuws
Bedrijvenpark en de concrete uitvoering van de maatregelen in
het kader van de Landschapsvisie De Danenberg. Voordat het
college daadwerkelijk de Samenwerkingsovereenkomst gaat
tekenen, krijgt de gemeenteraad gelegenheid op de inhoud
van deze Samenwerkingsovereenkomst te reageren (‘wensen
en bedenkingen’).
In de vergadering van de commissie Ruimte en op 8 juli en
van de gemeenteraad op 8 september worden zowel de
Samenwerkingsovereenkomst als de Milieu Effecten
Rapportage besproken. Wanneer de raad hiervoor het licht op
groen zet, zal vervolgens het ontwerpbestemmingsplan in
procedure gaan. Hiervoor gelden de gebruikelijke regels voor
inspraak en krijgen burgers en andere belanghebbenden
wederom de gelegenheid tot reageren. ■
D
Gemeente OverbetuweProjectleider: Else Wever, (0481) 36 21 90, [email protected]
Betuws Bedrijvenpark BVProjectleider: Martijn Bax, (026) 376 05 35, [email protected]
Commerciële informatie: Eling Wissink, (026) 376 05 35, [email protected]
Overlegplatformsecretariaat: Diny Graven, (0487) 50 17 [email protected]
colofonDeze nieuwsbrief wordt door de gemeente Overbetuwe en hetBetuws Bedrijvenpark BV huis-aan-huis verspreid in dedorpskernen Oosterhout, Slijk-Ewijk en Reeth om de bewonersop de hoogte te houden over de ontwikkeling van hetbedrijvenpark en de landschapsvisie De Danenberg. Aan deinhoud van deze nieuwsbrief kunnen geen rechten wordenontleend. De informatie uit deze nieuwsbrief is tevens te vinden op dewebsite www.betuwsbedrijvenpark.nl.
Tekst: Paul Baeten, ArnhemVormgeving: Paul Glaudemans, ArnhemFoto’s: Paul Baeten, Henriëtte HoffsDruk: Drukkerij De Rijn, VelpVerspreiding: Gerto, DodewaardOplage: 1600
Verdere Informatie
Gemeenten Stadsregio stemmen beleid bedrijven-terreinen af
De Provincie Gelderland werkt momenteel aan een
geactualiseerde visie op bedrijventerreinen. Hiervoor
hebben alle Gelderse regio’s een zogeheten Economisch
Programmerings- en Ontwikkelingsdocument (EPO)
opgesteld waarin afspraken zijn vastgelegd over de
(her)ontwikkeling en programmering van
bedrijventerreinen in de regio.
e gemeenten in de Stadsregio Arnhem-Nijmegen
hebben onlangs dit document samengesteld en
onderling afspraken gemaakt over de toekomst van
bedrijventerreinen.
De provincie gaat – zoals ook elders in deze nieuwsbrief is te
lezen – voor de toekomst van de Gelderse economie uit van
het zogenaamde Transatlantic Market-scenario. Dat is een iets
minder optimistisch toekomstbeeld dan het Global Economy-
scenario dat tot voor kort ten grondslag lag aan het beleid
voor bedrijventerreinen.
De Stadsregio Arnhem-Nijmegen heeft een ambitie
geformuleerd die uitstijgt boven dit Transatlantic Market-
scenario (TM) en ziet een aantal ‘plussen’ van deze regio die
van invloed zullen zijn op de toekomstige vraag naar
bedrijventerreinen, namelijk:
• Stadsregio als economisch kerngebied van Gelderland;
• Extra bedrijvigheid en extra werkgelegenheid door
doortrekking A15 tot aan de A12 bij Zevenaar;
• Overloopfunctie vanuit de Randstad;
• Erkenning van de Stadsregio als logistieke hotspot;
• Extra ruimtevraag door thematische bedrijventerreinen zoals
Roelofshoeve II in Duiven;
• Forse transformatieopgaven in de regio.
Binnen de Stadsregio zijn al afspraken gemaakt om een
eventueel overaanbod van bedrijventerreinen te verminderen.
Het ondnerscheid tussen lokale en regionale terreinen blijft
gehandhaafd. Lokale terreinen zijn bestemd voor bedrijven uit
de eigen gemeenten die op hun eigen locatie niet meer
kunnen groeien. Andere bedrijven die ruimte zoeken worden
doorverwezen naar een van de drie regionale terreinen in de
Stadsregio. ■
D