Nieuwsbrief 51 voor web_mail.pdf

16
Nieuwsbrief 51 2011-2

Transcript of Nieuwsbrief 51 voor web_mail.pdf

Page 1: Nieuwsbrief 51 voor web_mail.pdf

Nieuwsbrief 51 2011-2

Page 2: Nieuwsbrief 51 voor web_mail.pdf

Nieuwsbrief 51 2011-2 2

Nieuwsbrief 51

2011-2

Redactie:

Dolly Stegink

Jannie Kassies

Ton Stegink

Redactieadres:

Peeskesweg 24

7041 CB „s-Heerenberg

Tel. 0314 661608

E-mail: [email protected]

Onze website: www.knnv.nl/geolandwg

Lidmaatschap van de

Werkgroep Geologie en Landschap:

Alleen leden van de KNNV kunnen

ook lid zijn van de werkgroep.

Leden:…………………………€ 15,-

Leden die de Nieuwsbrief

digitaal willen ontvangen:……€12,50

Huisgenootleden: ……………..€ 5,-

Bij de voorplaat:

Het uitgebreide grottenstelsel van de

Dechenhöhle bij Iserlohn.

VAN DE REDACTIE

De Nieuwsbrief verschijnt 2x per jaar; in het voorjaar en in het najaar.

Uw kopij voor de Nieuwsbrief ontvangen we graag voor 1 april of

1 november. Wilt u dit, als het kan, digitaal bij ons aanleveren. Graag in platte opmaak

(hoofdletters en vet wel aangeven) en de illustratie als bijlage toevoegen, dit is

voor het opmaken van de Nieuwsbrief handiger.

Voor de excursieverslagen willen we u vragen u te beperken tot maximaal

1½ A4 per dagdeel (exclusief afbeeldingen)

Doelstelling van de werkgroep.

Het doel van de werkgroep is het gezamenlijk beleven en bestuderen van de

niet-levende natuur. We kijken hierbij vooral naar de geologie, die over het

ontstaan van de aarde gaat.

Daarnaast kijken we naar de vorm van het landschap, primair ontstaan door de

geologische processen. De bodemkunde en waterhuishouding spelen hierin

een belangrijke rol.

De niet-levende natuur én levende natuur vormen samen mét het grondgebruik

door de mens, het leefmilieu voor mens, dier en plant.

Voorwaarden voor het lidmaatschap en deelname aan excursies.

Buiten de als normaal geldende voorwaarden voor lidmaatschap van verenigin-

gen, geldt dat leden van de werkgroep tevens lid moeten zijn van de KNNV.

Adresmutaties moeten apart aan de secretaris van de werkgroep worden door-

gegeven. De werkgroep en het bestuur daarvan stellen zich niet aansprakelijk

voor claims van welke aard dan ook, bij problemen tijdens de excursies. Er

worden geen verzekeringen, van welke aard ook, afgesloten. Deelname is dus

een privé verantwoordelijkheid. Verwacht wordt dat deelnemers aan excursies

hun persoonlijke gegevens paraat hebben voor het geval zich onverwachte

incidenten zouden voordoen.

INHOUDSOPGAVE PAG.

Van de redactie 2

Van het bestuur 3

Het weekend van 17 en 18 maart 2012 3

Aanwijzingen voor het schrijven van een excursiever-

slag 3

Programma 2012 4

Excursieverslagen 8

Leestekens van het landschap 14

Opgaveblad 2007 16

Page 3: Nieuwsbrief 51 voor web_mail.pdf

Nieuwsbrief 51 2011-2 3

Van het bestuur

Als u deze Nieuwsbrief ontvangt is het jaar alweer bijna afgelopen en ligt 2012 binnen handbereik. Het bestuur van de

werkgroep wil u dan nu ook heel fijne feestdagen toewensen en al het goede voor het nieuwe jaar. Als we het pro-

gramma bekijken zoals dat in deze Nieuwsbrief voor het komende jubileumjaar te lezen valt, zal het geologisch gezien

voor ons wel weer goed gaan.

Het jubileum willen we vieren op onze contactdag,

niet heel groots en uitgebreid, want wat is 25 jaar nu

helemaal, maar even terugkijken is altijd goed en her-

inneringen ophalen met oud-werkgroepgenoten altijd

leuk. We hopen dan ook velen van u hier te treffen. In

2012 zullen we een extra dik jubileumnummer van de

Nieuwsbrief gaan maken.

Tijdens onze laatste bestuursvergadering heeft Ger

Vink ons laten weten om gezondheidsredenen zijn

functie in het bestuur te moeten neerleggen. Ger is 3

jaar een actief lid geweest van ons bestuur en heeft

ook bijgedragen aan de organisatie en uitvoering van

een aantal excursies. We zullen hem node missen.

In de toekomst denken we dat 5 bestuursleden vol-

doende zal zijn, maar Beppina Boosman heeft ook aangegeven in het komende of volgende jaar te willen stoppen. We

zullen dus opzoek gaan naar een nieuw bestuurslid.

Het verslag van de vorige jaarvergadering heeft u al kunnen lezen in de vorige Nieuwsbrief. Het financieel overzicht

zal aan de leden die e-mail hebben voor de vergadering digitaal toegestuurd worden, voor de anderen zal er een papie-

ren exemplaar op de vergadering aanwezig zijn. Op verzoek kunnen we u het overzicht ook per post sturen.

Op de vorige contactdag heeft de penningmeester meegedeeld, dat de contactdag in het vervolg gratis zou zijn…, maar

dit jaar zal deze dag vanwege het jubileumprogramma behoorlijk prijzig zijn en daarom vragen we toch een bijdrage

van de deelnemers deze is niet kostendekkend, maar de rest zal worden betaald uit de financiële reserves.

Het weekend van 17-18 maart 2012

Natuurlijk weten wij met elkaar dat - weggezet op een geologische tijdschaal - een zilveren jubileum niets voorstelt. Toch is juist het jubileum een geschikt moment om binnen je eigen KNNV-afdeling (of met je eigen KNNV-afdeling )

de geologische tijd onder de aandacht te brengen. Wij vragen jullie bij dezen om in het weekend van 17-18 maart 2012 het verhaal van de geologische gebeurtenissen,

die de basis van ons landschap zijn, nog eens te vertellen en daarmee de werkgroep “in het zonnetje te zetten”. Een

mooier cadeau kan het bestuur van de werkgroep zich niet wensen. Het bestuur wenst jullie daarbij ook veel plezier

toe. We hopen boeiende verslagen van de activiteiten van jullie te ontvangen, die we in het extra dikke jubileumnummer

van mei 2012 gaan plaatsen. P.S. Mocht je je excursie voor 12 januari 2012 in kannen en kruiken hebben, dan kun je de opzet indienen om voor de

(eenmalige) Arja-prijs in aanmerking te komen. Zie daarvoor de voorwaarden op de KNNV website of in onze

Nieuwsbrief nummer 46, voorjaar 2009.

Aanwijzingen voor het schrijven van een excursieverslag door Leny Huitzing

Toen ik voor het eerst meeging met een excursie van

de werkgroep Geologie en Landschap, schoot Wouter

van de Bosch – die vele jaren de vacante voorzitters-

functie waarnam – mij aan met de vraag of ik het ex-

cursieverslag wilde schrijven. Daar had ik niet zo veel

zin en ik sputterde: “Ik heb geen tijd, druk. Laat die

vutters of gepensioneerden het maar doen, die hebben

tijd genoeg.” Wouter wees mij er welgemoed op dat ik

lid was geworden van een werkgroep. Dat kwam over. En wat is dan wel dat werk van de werkgroep? De

voornaamste activiteiten van onze werkgroep – door

Wouter steevast „uitingen‟ genoemd - zijn excursies.

Die worden gewoonlijk door het bestuur georgani-

seerd, wat beslist niet wil zeggen dat inbreng van de

leden niet uiterst welkom is. De bestuursleden maken

ook wel verslagen van deze excursies voor de Nieuws-

brief, maar dit is juist iets waaraan de leden hun (geo-

logische) steentje bijdragen. Deze verslagen zijn niet

alleen een herinnering voor de deelnemers, maar die-

nen vooral ook om degenen die niet aan de excursie

deelnamen op de hoogte te brengen.

Eerste artikel in de eerste Nieuwsbrief.

Page 4: Nieuwsbrief 51 voor web_mail.pdf

Nieuwsbrief 51 2011-2 4

Bovendien leer je zelf erg veel door een verslag te

schrijven: het dwingt je geconcentreerd aanwezig te

zijn (opletten, vragen stellen) bij de excursie en helder

te formuleren (dus eerst zelf begrijpen, dan pas kun je

het formuleren). Kortom: een verslag schrijven is wer-

ken aan je geologische kennis.

Daarom volgen hieronder enkele aandachtspunten voor

het maken van een excursieverslag.

Zorg ervoor dat het verslag geologisch juist is.

Dat betekent niet dat je de laatste wetenschappelij-

ke publicaties op geologisch gebied moet hebben

geraadpleegd, maar wel dat wat je schrijft in grote

lijnen moet overeenstemmen met de „gangbare ge-

ologische opvattingen‟.

Gebruik correct Nederlands.

Ook dit betekent niet dat elke tussen-n of elk sa-

menvoegstreepje of op de juiste plek moet staan

maar wel graag goed lopende zinnen en liever

geen Engelse woorden als er goede Nederlandse

zijn.

Tip: Als je kopjes en tussenkopjes maakt, wordt de

tekst voor anderen makkelijker leesbaar evenals

door het op tijd invoegen van een witregel of het

maken van een nieuwe alinea.

Streef naar duidelijkheid.

Laat je verslag lezen aan iemand die niet bij de ex-

cursie aanwezig was - liefst iemand die geologisch

niet onderlegd is - en vraag of deze je tekst snapt.

Zo niet: probeer het dan anders op te schrijven en

laat het opnieuw lezen. Wat ook altijd goed werkt:

laat je verslag een poosje liggen en lees het dan

opnieuw. Vaak valt je dan op dat sommige stukjes

tekst niet duidelijk zijn.

Maximaal 1½ A4‟tje per dagdeel, exclusief af-

beeldingen.

Laatste tip: leg het verslag voor aan de excursie-

leider. Die is het beste op de hoogte en kan on-

juistheden corrigeren en omissies aanvullen. Als je

iets niet snapt, kun je natuurlijk ook in een eerder

stadium contact met de excursieleider opnemen en

om uitleg vragen.

Vaak heeft de excursieleider al een inleidende

tekst geschreven in onze Nieuwsbrief. Deze infor-

matie hoef je dus niet te herhalen, wel kun je deze

aanvullen met wat je in het veld gezien en gehoord

hebt.

Natuurlijk mag naast alle geologische feiten ook kort

de sfeer van de dag beschreven worden: het weer, hoe

het landschap bij je over komt en dat ene bijzonder

plantje waar je oog op is gevallen. Maar houd altijd het

doel van de excursie en het excursiethema in de gaten,

waarvoor we op stap zijn gegaan. Mijn eerste verslag is inmiddels een jaar of tien gele-

den en de tijden zijn sindsdien veranderd. Velen van

ons gebruiken Internet. Dus waarom niet even wat

tekst en foto‟s bijeen gegoogled en dat tot een excur-

sieverslag aaneengeplakt? Internet kan inderdaad een

goede bron van vaak prachtige informatie zijn zoals ik

zelf heb vastgesteld bij de opsomming van informatie-

ve geomorfologische sites over Nederland in het stuk.

„Ideeën en Tips voor de uitvoering van het Weekend

van Geologie en Landschap 17-18 maart 2012’ zoals

dat staat in Nieuwsbrief 50- 2011 nr. 1 op blz. 12 Maar een „bijeengeplakt‟ verslag kunnen we helaas

niet plaatsen. Op van Internet geplukte teksten rust

vaak een copyright, dit geldt zeker voor foto‟s. Ook

leidt het achter elkaar plakken van stukken tekst uit

verschillende bronnen meestal niet tot een consistent

geheel. En last but not least: je leert meer als je de

geraadpleegde teksten verwerkt: d.w.z. erover nadenkt,

je probeert voor te stellen hoe geologische processen

zich hebben afgespeeld, de informatie nog eens her-

kauwt en het tot een samenhangend verhaal aaneen

smeedt. Dat is pas echt werken!

Programma 2012

Het Oertijdmuseum Boxtel.

Zaterdag 25 februari 2012 Contactdag en Jubileum Oertijdmuseum De Groene Poort

Aanvang 10:00 uur

OPGAVE: Definitieve opgave uiterlijk 1 februari 2012 d.m.v. het opgavenformulier op pag.16.; Formulier sturen naar

Penningmeester WGL, Somervaart 18, 7421 EG Deventer. Of opgave via de mail met vermelding van de gegevens die

op het opgavenformulier staan.

BETALING: Kosten € 10,00 per persoon. Het bedrag uiterlijk 1 februari overmaken op giro 1719582 t.n.v. KNNV,

Werkgroep Geologie en Landschap, Deventer. Dit met vermelding voor welke excursie en het aantal deelnemers.

Bereikbaarheid:

Oertijdmuseum De Groene Poort Bosscheweg 80,

5283 WB Boxtel.

Per auto: Vanuit de richting „s-Hertogenbosch en

Eindhoven: Neem op de A2 afslag 25 richting Boxtel

noord. U komt op de Bosscheweg. Op +/- 600 meter

aan uw linkerhand is De Groene Poort gelegen. Per

openbaarvervoer: U reist via 's-Hertogenbosch naar

station Boxtel. Vandaar kunt u om 9:55 uur afgehaald

worden. Wilt u op het opgavenformulier aangeven of u

hiervan gebruik wilt maken.

25 februari staat niet alleen in het kader van contactdag

maar ook van ons 25 jarig jubileum. We verwachten

jullie tussen 9.45 uur en 10.00 uur in de filmzaal van

het Oertijdmuseum, er is koffie met iets lekkers.

Page 5: Nieuwsbrief 51 voor web_mail.pdf

Nieuwsbrief 51 2011-2 5

We willen jullie vragen om oude foto‟s van de ver-

schillende uitingen, liefst met een kort verhaaltje erbij,

naar ons op te sturen. We zijn van plan hiervan een

collage te maken en die op deze dag te tonen. De foto‟s

worden gescand en onbeschadigd weer geretourneerd.

Digitale foto‟s kun je naar ons mailen.

Adres: Ton Stegink, Peeskesweg 24, 7041CB,

‟s-Heerenberg. Mailadres: [email protected]

Ochtendprogramma:

10.00 – 10.45 uur jaarvergadering.

Pauze tussen 10.45 en 11.15 uur met tijd voor 2e kop

koffie (thee)

11.15 – 12.15 uur (met een uitloop tot uiterlijk 12.45)

het jubileum deel. De invulling hiervan maken we

bekend op de dag zelf.

Vanaf 12.45 tot 13.30 uur pauze in de “koffiehal” van

het museum, er is koffie etc. in een automaat en je kunt

er je boterham opeten.

Middagprogramma:

Twee maal een rondleiding

door René Fraaye (directeur

museum, geologisch ge-

schoold), per groep maximaal

25 mensen.

De 1e rondleiding is van

13.30 tot 14.15uur, de 2e van

14.30 tot 15.15 uur.

De overige tijd is voor jezelf.

Het museum is groot én inte-

ressant genoeg om je tijd

daar verder te besteden, zie

verder het artikel over het

oertijdmuseum van Leny.

We sluiten de dag af in hotel-

café de Postiljon, Bossche-

weg 52, 5281 AK Boxtel

(richting Boxtel) waar we

tussen 16.15 en 17.30 uur

nog iets kunnen drinken.

Vraag van het café is of ieder

gelijk de eigen consumptie

wil afrekenen, anders is het

voor hen geen doen.

Parkeermogelijkheden 10 tot 15 auto‟s, aan de over-

kant van het hotel is een kantoorpand waar op zaterdag

geparkeerd mag worden.

Het Oertijdmuseum Boxtel.

Begonnen als een familieverzameling, is het oertijd-

museum in Boxtel nu het grootste geologische muse-

um van Nederland. En Naturalis dan? Of het Museon?

Ja, die musea zijn wel groter maar hun afdeling geolo-

gie is kleiner dan dit museum. Wat is er allemaal te

zien? Om te beginnen zijn er een aantal grote wandschilde-

ringen die de geschiedenis van het Brabantse land-

schap laten zien: van de tropische moerassen (steen-

kool!) in het Carboon, via de woestijn van het Trias, de

Miocene zee tot de toendra van het Pleistoceen. Wat de

fossielen betreft noem ik een grote verzameling trilo-

bieten, een groep organismen die bijna 400Ma op de

bodem van zeeën en oceanen rondkroop en zwom. Aan

de hand van vele fossielen wordt de evolutie van de

ammonieten uitgelegd. De oudste heremietkreeft huis-

de niet in de lege schaal van een wulk maar in de lege

schelp van een ammoniet. Daarin zijn ook trilobieten

en vissen te zien. Een visje, een nogal bolle aaseter, is

bij het verorberen van de dode ammoniet in de nauwe

schaal vast komen te zitten. Er zijn ook fossielen van

roofvissen die zich verslikken in hun prooi: stekelige

rugvinnen bemoeilijken het doorslikken. Naast de oudste heremietkreeft is er ook de oudste

parel van Nederland en het skelet van de grootste pot-

vis die in de vorige eeuw op een Nederlands strand

aanspoelde. Ook een Nederlands stukje van de beroemde K-T-

grens – uit een Limburgse grot – is er te bewonderen.

Heel mooi is een verzameling gepolijste agaten. Een

fossielenverzamelaar schonk zijn collectie pootafdruk-

ken van sauriërs uit de groeve te Winterswijk aan het

oertijdmuseum. Getuige de vele fossiele beenderen van

baleinwalvissen, door een kalkzandsteenfabriek bij

Liessel opgebaggerd, was Brabant in het Laat-Mioceen

mogelijk een

paaiplaats van

deze grote zee-

zoogdieren. Uit

het Pleistoceen

zijn er skeletten

van de wolhari-

ge neushoorn,

wolharige

mammoet en de

sabeltandtijger. Last but not

least is er de in

2003 geopende

nieuwbouw met

de grootste dino-

sauriërcollectie van Nederland. Daartoe horen ook

fossiele resten van de grootste roofsauriër van Europa:

Torvasaurus. Naast kleine en heel grote eieren zijn er

skeletten en modellen van kleine roofsauriërs tot reu-

zenplanteneters – Brachiosaurus - en niet te vergeten

Tyrannosaurus rex. Voor wie even een luchtje wil scheppen is er de tuin

waar tussen „levende fossielen‟ als de ginkgo en ande-

re oude coniferen modellen van dino‟s staan opgesteld.

De mooie en bijzondere loofbomen staan eind februari

nog niet in blad of bloei. In hetzelfde gebouw als het museum huist het bezoe-

kerscentrum de Groene Poort van het Nationaal Land-

schap Het Groene Woud. Van hieruit zijn korte en

langere wandelingen of fietstochten te maken.

Zie ook www.oertijdmuseum.nl of

www.dinosaurusmuseum.nl. en Grondboor&Hamer,

2007, nr. 6.

Page 6: Nieuwsbrief 51 voor web_mail.pdf

Nieuwsbrief 51 2011-2 6

Busexcursie dwars door Noord-Holland 21 april 2012 Excursieleider Lia Vriend, voorbereiding Ger Vink

OPGAVE: Definitieve opgave uiterlijk 1 februari 2012 d.m.v. het opgavenformulier op pag. 16. Formulier sturen naar

Penningmeester WGL, Somervaart 18, 7421 EG Deventer. Of opgave via de mail met vermelding van de gegevens die

op het opgavenformulier staan.

BETALING: Kosten € 20,00 per persoon. Het bedrag uiterlijk 1 februari overmaken op giro 1719582 t.n.v. KNNV,

Werkgroep Geologie en Landschap, Deventer. Dit met vermelding voor welke excursie en het aantal deelnemers.

Praktische gegevens

Vertrek vanaf NS-station Castricum om 10.30 uur

Met de auto:

NS-station ligt aan de westkant van Castricum aan de

Stationsweg; aan de voorzijde is beperkt parkeerruim-

te; u kunt ook terecht op de parkeerplaats aan de

Kramersweg, 1901 NP Castricum. Houd rekening

met wat extra tijd om te parkeren. Openbaarvervoer:

Tussen 10:00 -10.30 uur is Castricum goed bereikbaar

met treinen vanuit Amsterdam, Haarlem en Alkmaar.

Bij verhindering kunt u bellen met Dolly: 0630544306

of Lieke: 0612170895

De bus vertrekt uiterlijk 10.30 uur en is naar planning

om 16.30 weer terug bij NS-station Castricum.

Deze voorjaarsexcursie voert de deelnemers van west

naar oost door het Nationaal Landschap „Laag Hol-

land‟, dat bij Castricum begint en eindigt bij het Mar-

kermeer. Per bus rijden we door de kustzone van dui-

nen, strandvlaktes en strandwallen, daarna via veen-

weidegebieden en droogmakerijen en tenslotte naar de

voormalige Zuiderzeekust met zijn wielen (braken).

De excursiegids van deze dag is mevr. Lia Vriend-

Vendel. Zij is geograaf en de Noordhollandse land-

schappen zijn haar studieterrein. Zij zal ons tijdens de

rit en de stops vertellen over de geomorfologie, de

waterhuishouding en de bewonings- en bedijkingsge-

schiedenis. Zie ook haar website:

www.ontdeknoordholland.nl

Voorgeschiedenis van het excursiegebied

door Ger Vink

De wateroverlast waarmee de bewoners van Noord

Holland van aanvang af te kampen hebben gehad, was

het gevolg van de geologische opbouw en ontwikke-

ling van deze streek.

De basis van het landschap is de pleistocene onder-

grond die na de laatste ijstijd (Weichselien) achterbleef

en de afzettingen die daarop vooral onder invloed van

de stijgende zeespiegel ontstonden. De zeespiegel

steeg in de periode 10000-4000 jaar geleden met onge-

veer 50 m en daarna verder in een langzamer tempo,

dit als gevolg van het afsmelten van de ijskappen in

Noord Europa. De in de ijstijd drooggevallen zuidelij-

ke Noordzee werd weer zee.

In het gebied Noord-Holland ontstond een kuststrook

van strandwallen, opgebouwd uit door zee afgezet

zand. Deze strandwallen, die in de richting Zuid-Noord

liepen, verplaatsten zich aanvankelijk landinwaarts,

maar toen de zeespiegelstijging afnam, bleven zij op

de huidige plaats liggen: de meest oostelijke, oudere

strandwal Uitgeest-Akersloot-St. Pancras, dateert van

4500 jaar geleden; westelijk daarvan ligt de strandwal

Limmen-Heiloo-Alkmaar die 3500 jaar geleden is

ontstaan.

Op de strandwallen ontstond een laag en stabiel duin-

landschap, de Oude Duinen. In de duinvalleien, maar

vooral achter de duinen, ontstonden door stagnatie van

water grote veengebieden. In de transgressiefasen brak

de zee op verschillende plaatsen door de strandwallen

heen, o.a. bij Bergen en bij Castricum/Egmond. Hierbij

trad wadvorming op en sedimentatie van slib en zand;

bovendien ontstond de mogelijkheid voor afwatering

van het veen. Het grote zeegat bij Bergen met daarach-

ter het Fries estuarium bleef tot rond 3000 jaar geleden

bestaan. Het zuidelijker gelegen, kleinere zeegat met

het estuarium daarachter zou tot in de Romeinse tijd

blijven bestaan en wordt het Oer-IJ genoemd. Als ge-

volg van regressie verlandden de zeegaten grotendeels,

waardoor in de loop van de eeuwen de veengroei in het

binnenland zulk een omvang nam dat het grootste deel

van Noord-Holland en ook het Zuiderzeegebied met

veen overdekt raakte. In dit grote veengebied ontston-

den meren. De grootste daarvan was de voorloper van

het Flevomeer.

Vanaf de vroege

ijzertijd (3000 jaar

geleden.) was bewo-

ning in dit veen- en

merengebied onmo-

gelijk. Dit was wel

mogelijk in het ge-

bied van strandwal-

len en duinen, voor-

al waar op de grens

van kwelder en veen

een goede afwate-

ring bestond.

Pas in de Romeinse

tijd (2000 jaar gele-

den) kwam de kust-

lijn in de buurt van de huidige kustlijn.

In de periode 800 -1200 van onze jaartelling trad weer

transgressie op, kustafslag en erosie, en vormde zich

bij Bergen het Zijperzeegat, waarbij weer zeewater

landinwaarts werd gevoerd. Door stijging van de zee-

spiegel en zware stormen vonden enorme zandverstui-

vingen plaats, waardoor hoge Jonge Duinen ontston-

den, die plaatselijk over de Oude Duinen heenschoven.

Page 7: Nieuwsbrief 51 voor web_mail.pdf

Nieuwsbrief 51 2011-2 7

Rond 1400 was de kust weer gesloten door verzanding

van het Zijperzeegat.

Het ingrijpen van de mens in de Middeleeuwen door

ontginning van veengebieden en het geschikt maken

voor akkerbouw met vergaande ontwatering, had in-

klinken en oxidatie tot gevolg, waardoor een cyclus

van ontwatering en bodemdaling ontstond. Stormvloe-

den zorgden ervoor dat grote veengebieden werden

vernield en er grote meren ontstonden. Rond 1200

ontstaan zo De Schermer en De Beemster.

Programma

* De eerste stop is bij het aardkundig monument De

Bleek, een duintop (35 m.) iets ten zuiden van Eg-

mond. Via een zandig pad en een trap bereiken we de

duintop.

Vanaf de top ontvouwt zich naar alle kanten een fraai

panorama. In het westen is een breed duingebied tot

aan de zee, bestaande uit paraboolduinen en tussenlig-

gende duinvlakten. Naar het oosten toe liggen geëgali-

seerde strandwallen en strandvlakten, grotendeels in

gebruik voor bloembollen. Direct ten zuidoosten ligt

een klein gebied waar nog te zien is hoe een groot deel

van de Oude Duinen er vroeger uitzag

* Via Heiloo, gelegen op een oude strandwal, rijden

we naar Akersloot, op de meest landinwaarts gelegen

strandwal, grenzend aan het Alkmaardermeer, restant

van een van de vele meren uit de Middeleeuwen.

Daarna rijden we naar Schermerhorn, gelegen op een

dijk van de Eilandpolder, ontstaan rond 1100 nadat het

veen van de gebieden Beemster en Schermer wegge-

slagen waren. Het water dat Schermerhorn omringde

was brak en vissers hadden hier een thuishaven. In de

17e eeuw kwam hieraan een einde door de inpoldering

van Beemster en Schermer, waardoor vruchtbare land-

bouwgrond verkregen werd. Ook hier een korte wan-

deling.

* Via Oosthuizen bereiken we daarna Etersheim, ge-

legen in de veenpolder Zeevang, een weidevogelge-

bied aan de dijk van het Markermeer. Hier ligt het

diepste punt van Noord-Holland, ruim 6 m. –NAP. Dit

gebied was in de vroege Middeleeuwen nog een uitge-

strekt moeras waar veen tot ontwikkeling kwam dat

vele meters boven zeeniveau uitgroeide en grensde aan

het Almere, de latere Zuiderzee.

Vanaf de 10e eeuw wordt het veengebied in cultuur

gebracht door het graven van sloten. Door oxidatie en

inklinking neemt het veen in volume sterk af en zakt

het land meer dan een meter per eeuw. Hierdoor begint

het buitenwater een bedreiging te vormen. Dat de zee

regelmatig door de dijken heen brak, zien we aan de

„braken‟, ronde kolkgaten. Een aantal van deze braken

zijn later drooggemalen en vormen nu kleine diepe

droogmakerijtjes in het landschap. Omdat in de braken

het veen is weggeslagen vormt de oude zeeklei nu de

bodem. Ook voor versteviging van de Zuiderzeedijk is

veel klei gebruikt waardoor kleiputten ontstonden, die

later weer drooggemalen zijn.

Hier maken we een wandeling van ca. 1 uur en zien we

op kleine afstand verschillende niveaus in het land-

schap.

Midden in dit „lege‟ gebied bezoeken we ter afsluiting

bezoekerscentrum De Breek voor een kop koffie of iets

anders. We rijden via droogmakerij De Beemster terug

naar Castricum en mogelijk kunnen we onderweg nog

iets zien van de OerIJ-binnendelta bij Castricum.

Verdere info: Nieuwsbrief jan.1992, nr. 11: “De dui-

nen van N. Holland” door Jan Allan en Nieuwsbrief

dec.2000, nr. 29: Samenvatting van een lezing van Jan

van Doorn over een transsect-excursie rond Alkmaar.

Deze nieuwsbrieven kunt u bekijken op onze website.

Grondboor en Hamer, nr.1, 2007: Aardkundige excur-

siepunten Noord Holland.

Boek “De bodem van Noord-Holland”, informatie over

de geologie en archeologie van N-H.

ISBN 90-74417-03-5.

Weekend excursie 7, 8 en 9 september 2012

Fossielen en geologische structuren in de Boulonnais

door Hans de Jong

Voorlopige opgave voor 1 februari door middel van het losse opgavenformulier; formulier sturen aan:

Penningmeester WGL: Somervaart 18, 7421 EG Deventer.

Of opgave via de mail met vermelding van alle gegevens die op het opgavenformulier staan.

Mailadres: [email protected]

Uren kun je er langs het strand lopen. Steeds weer zie

je iets nieuws: de

kustvormen, de

kliffen, het uit-

zicht over de zee,

de gesteenten...

De Boulonnais,

de kuststrook

van het noorde-

lijkste stukje van Frankrijk, is één boeiend geologisch

paradijs. Er zijn twee geologische perioden, Jura en

Krijt, die tamelijk compleet vertegenwoordigd zijn en

mooi gerangschikt langs de kust liggen van noord naar

zuid. De afwisseling begint al kort na Calais, waar je

als het ware de vaste ondergrond van Nederland en

Vlaanderen bijna letterlijk omhoog ziet komen uit het

zand en de klei van het Kwartair. Het uitzicht vanaf

Cap Blanc Nez over het Nauw van Calais is bij helder

Page 8: Nieuwsbrief 51 voor web_mail.pdf

Nieuwsbrief 51 2011-2 8

weer schitterend. Aan de overkant liggen in een witte

lijn de „white cliffs of Dover‟. Verder naar het zuiden

komen in de kliffen steeds oudere gesteenten aan de

oppervlakte. Bij Cap Gris Nez zie je voor het eerst in

de structuren van de gesteenten de werking van de

tektoniek. “Om de hoek” richting Boulogne begint een

fraai abrasieplat met fossiele ammonieten en andere

indrukwekkende geologische verschijnselen. Enkele

kilometers landinwaarts dagzoomt zelfs het Carboon.

Kortom, de Boulonnais is de moeite waard om enkele

dagen landschap en gesteenten te bestuderen. Foto‟s: Kust bij Cap Gris-Nez en Klifkust met abrasievlak.

Excursieverslagen

Excursie Sallandse Heuvelrug 10 april 2011 Verslag Peter Eldering

In het bezoekerscentrum “Sallandse Heuvelrug” wordt

een inleiding gehouden door de Heer Clarinus Nauta. In de opbouw van het landschap spelen zowel fluvia-

tiele afzettingen als glaciale afzettingen een rol. Flu-

viatiel zijn de volgende twee materialen te onderschei-

den: 1. Kwartsrijk wit zand met grind en kiezel. Dit

werd aangevoerd door de Eridanos of Baltische oer-

stroom vanuit het oosten. Dit gebeurde tijdens het

Saalien. 2. Bruiner gekleurd en fijner van materiaal

zijn afzettingen door Rijn en Maas die vanuit het zui-

den kwamen. Deze lagen wisselen elkaar af. Daarop en daarin bracht de landijstong reliëf aan. Dit

gebeurde vooral tijdens het Weichselien. Deze ijstong

verliep van N/W naar Z/O en volgde het dal van de

Oer-Rijn. In de stuwwallen ontstaat gelaagdheid door-

dat bevroren grond onder druk verschuift op de

“zwakke” plekken. Later nog volgt reliëfvorming door eolische afzettin-

gen. Zandduinen ontstonden door droge koude perio-

den én door erosie door de mens. Op het uitzichtspunt Noetselerberg zijn naar het wes-

ten toe rivierdalvormen te zien. De vorming hiervan

was in het Weichselien mogelijk, omdat het landijs

weliswaar Nederland niet bedekte, maar de ondergrond

in Salland was bevroren zodat het water niet in de

grond opgenomen kon worden. Van daar dalen we af naar een droog dal of smeltwa-

terdal. Dit volgen we. Uiteindelijk eindigt dit dal in

een puinwaaier, hoewel “puin” een beetje een groot

woord is. Wel is het materiaal steeds fijner vanaf het

begin van de delta tot in de laatste uitwaaiers. Na de

puinwaaier aan onze linker hand gaan we door een

aangelegd bos en dóór de armen van een moeilijk her-

kenbaar paraboolvormig stuifduin. Het Weichselien

was een tijd waarin het droog gevroren dekzand zich

gemakkelijk verplaatste. Aan de kust vind je als eerste

stap in het ontstaan van een duinlandschap sikkeldui-

nen of barchanen die met hun parabooltop richting

wind liggen. Daar waar er een oneffenheid is op een

strandvlakte, of een eerste vastlegging door grassen,

ontstaat een luwte die zich aan de flanken uitbreidt. De

flauwe helling is aan de buitenkant van de parabool, de

steile aan de binnenkant.

Op de toendra kan een verdere ontwikkeling volgen.

De flanken zijn steviger verankerd dan de kop en deze

verslijt en komt naar achteren te liggen. Op de plaats

van de oude top vormt zich zelfs een stuifkuil. De pa-

rabool ligt nu met zijn open zijde naar de wind. De kop

van de parabool is nu stijl aan de buitenkant en flauw

aan de binnenkant (op de wind). Het sikkelduin of de

Barchaan heeft zich tot een paraboolduin ontwikkeld.

Met wat fantasie (want ten dele was het paraboolduin

doorsneden door het pad en de parabooltop overgroeid

door houtopslag), was voor ons een flank te herkennen

en rechts van het pad de parabooltop. De wind in het

Weichselien zou dan voornamelijk uit het zuidwesten

zijn gekomen. Het laatste stukje van de route voert door een land-

schap van haren, enken, kampen of essen. In een pot-

stal werden heideplaggen gebracht. Als deze met mest

verrijkt waren werden ze naar de es gebracht om de

akkers te verrijken. Deze akkers zijn ontstaan door

egaliseren en afgraven oftewel dichter bij het water

brengen. In de vicieuze cirkel vee → mest → (win-

Page 9: Nieuwsbrief 51 voor web_mail.pdf

Nieuwsbrief 51 2011-2 9

ter)voer → vee → mest → enz. ontstond eigenlijk geen

overproductie en deze was dan ook vóór de komst van

kunstmest niet te doorbreken. Langs het Twilhaar is

door menselijke erosie iets als een holle weg ontstaan

die ons terugbrengt naar het bezoekerscentrum. Hier

bedanken wij onze gidsen Willem Zuethoff en Clari-

nus Nauta.

Weekendexcursie Ruhrgebied Duitsland zaterdagochtend 3 september 2011

Verslag Jan Nillesen Karstverschijnselen. De morgen hebben we geheel gewijd aan karstver-

schijnselen. Hiervoor bezochten we een uitgebreid

grottenstelsel, de Dechenhöhle, gevormd door een

onderaardse rivier 700.000 jaar geleden. Het verhaal van dit gebied begint 370 miljoen jaar

geleden [Devoon]. Toen lag het Ruhrgebied ter hoogte

van 30° Z. Br. Er heerste een tropisch klimaat. In een

ondiepe zee ontstonden koraalriffen. Er vormde zich

een laag kalk met een dikte van 700 m.

Tijdens het Carboon (345 miljoen jaar geleden) botst

Gondwana vanuit het zuiden tegen Laurussia. Hierdoor

wordt de ondergrond in het zuiden omhoog gedrukt.

Dit noemen we de Hercynische of Varistische geberg-

tevorming. Tijdens het Perm (250 miljoen jaar gele-

den) wordt dit gebergte door erosie afgebroken. Wan-

neer gedurende het Mesozoïcum (230-142 miljoen jaar

geleden) het kalksteen dicht aan de oppervlakte komt,

kan het oplossen door de regen en onderaardse water-

stromen. Er doen zich in deze tijd vele karstverschijn-

selen voor zoals onderaardse grotten en rivieren. Die-

ren verongelukten in deze grotten. Getuige hiervan zijn

enkele vondsten van botten van Dinosauriërs. In de

periode hierna, het Tertiair (65 miljoen jaar geleden)

wordt het Sauerland stijgingsgebied, vooral in het

zuidoosten. Het Kwartair (2,4 miljoen jaar geleden) is het era van

de ijstijden, met afwisselende koude en warme perio-

des. Het dalenlandschap van het Sauerland wordt ge-

vormd doordat de rivieren zich fasegewijs in de bodem

inslijpen. In de kalksteen worden grotten gevormd op

de hoogte van de dalbodem. In de warme perioden

worden druipsteengrotten gevormd.

In het Pleistoceen wisselen koude en warme perioden

elkaar af. Hierdoor verandert het gebied waar we deze

ochtend zijn.

1. In het begin van de koude periode verdiepen de ri-

vieren door erosie hun dalbodem. De grondwaterspie-

gel daalt. 2. In de warme periode blijft de situatie stabiel. Bar-

sten en spleten in het kalkgesteente worden door de

oplossende werking van koolzuurrijk grondwater ver-

groot tot grotten. Door de daling van de grondwaterspiegel in de vol-

gende koude periode valt de grot droog, zodat op een

lager niveau in de berg zich een nieuw gangensysteem

kan ontwikkelen. 3. De Dechenhöhle functioneert lange tijd als on-

deraardse rivier. Dit was 700.000 jaar geleden het ge-

val, tegenwoordig stroomt het water 25 meter dieper.

4. Alle grotten strekken zich uit over grote afstanden

op verschillende

horizontale niveaus.

In de volgende

warme periode be-

gint in de droogge-

vallen gangen van

de Dechenhöhle de

vorming van druip-

steen.

Op de bodem van

de grotten wordt

leem afgezet, die

voor een deel door

de beek is binnen

gevoerd of als

glijmassa in de

grotten is geraakt.

Op twee plaatsen ontstaan door aardbevingen en vorst

tijdens de ijstijd doorbraken in de grottenplafonds. (In

de namiddag hebben we er een aantal indrukwekkende

voorbeelden van gezien, zie volgend verslag).

Het in de ondergrond binnendringende regenwater lost

de kalk op in de kloven en barsten. Dit met kalk verza-

digde inzijgwater geeft bij het binnendringen van een

grot kooldioxide af. Als gevolg hiervan wordt een deel

van het opgeloste calciumcarbonaat als druipsteen

afgezet. Aan het plafond vormen zich stalactieten op

de grond stalagmieten. Op veel plaatsen verenigen zich

stalactieten en stalagmieten tot zuilen. Water dat langs

de wand loopt vormt kalkgordijnen. Aan het plafond

ontstaan tientallen kristalvormen

Aan de directie van het museum is toestemming ge-

vraagd om informatie van het museum te gebruiken

voor het verslag.

Page 10: Nieuwsbrief 51 voor web_mail.pdf

Nieuwsbrief 51 2011-2 10

Weekendexcursie Ruhrgebied Zaterdagmiddag 12 september 2011

Verslag Peter Eldering

Het Felsenmeer bij Hemer

De middag van 12 september brengen we door bij het

Felsenmeer. Het had een verschrikkelijk hete dag kun-

nen worden, maar het te bekijken karstlandschap is

compleet verbost zodat het een zalige boswandeling

werd. Hoe is dit karstlandschap ontstaan? Daarvoor moeten

we terug naar de dagen van het Old Red Continent (=

Laurussia = Laurentia + Baltica), zo‟n 398 miljoen jaar

geleden.

Aan de zuidkust

van het Old Red

Continent werden

in het Middende-

voon kalkriffen

gevormd. Als fos-

sielen in deze kalk

riffen treft men

onder andere Bra-

chiopoden aan

(geheel eigen dier-

stam, niet verwant

met Weekdieren

of Tweekleppigen)

en Stromatoporen

(deze staan tussen

Sponzen en Brachiopoden in).

Door de Varistische gebergtevorming in het Carboon

werden deze gebieden opgeheven.

In Trias, Jura en Onderkrijt

was dit deel van het Old Red

Continent boven water en

erodeerde. In het tropisch

klimaat van het Onderkrijt

moeten er karstverschijnselen

zijn opgetreden. Hiertoe ho-

ren holen en grotten, instor-

tingskuilen (dolinen) en kom-

vormige uithollingen (wan-

nen). Al deze verschijnselen

ontstaan door oplossing van

kalkgesteente onder invloed

van koolzuurhoudend (re-

gen)water dat in de bodem

sterk wordt aangezuurd om-

dat bij de ademhaling van

bodemorganismen en plan-

tenwortels CO2 ontstaat. In het Bovenkrijt – de zee-

spiegel stond toen 200m ho-

ger dan nu - zetten zich op de

verkarste koraalriffen mariene

sedimentgesteenten af. In het Tertiair (Paleogeen) lag

het al sterk afgesleten Varistisch gebergte weer boven

water en was er sprake van zeer sterke erosie in een

subtropisch klimaat waardoor het voormalige gebergte

zich tot een grote schiervlakte ontwikkelde. De Devo-

nische kalk werd daarbij afgedekt door leem waaron-

der de verkarsting doorging. Pas tijdens het Pleistoceen

ontstonden de diep uitgesneden dalen van het Sauer-

land. Tijdens de interglacialen werd löss afgezet tot

een dik pakket dat voorlopig verdere verkarsting van

wat later het Felsenmeer zou worden, tegenhield. De scherpe rotsvormen, die we op onze wandelingen

tegenkomen zijn in het Holoceen ontstaan. Het gaat

hier om geologisch recente (karst)verschijnselen aan

het oppervlak. Voor hun ontstaan zijn in de loop der

tijden een drietal theorieën bedacht, waarbij ik aante-

ken dat de meest recente zeker niet de beste of de

meest heldere is. 1. Het bos bij Hemer werd bevolkt door dwergen, het

volk der Nevelingen / Nibelungen. Hun koning was

Alberich, die door een ring, gemaakt uit Rijngoud (zie

R. Wagner, Das Rheingold 1e scene) de macht had.

Zoals gebruikelijk zochten deze dwergen overal in de

rotsen naar goud, zilver en edelstenen. Verder bouw-

den zij een burcht om deze schat op te slaan. De reuzen

die in de nabijheid woonden, hoorden van deze schat-

ten en zoals gebruikelijk voor reuzen (zie bijvoorbeeld

Fasold en Fafner in Wagners Rheingold) wilden zij

deze schatten stelen. Met grote bomen en rotsblokken

bekogelden zij de dwergenburcht en wisten deze ook

Page 11: Nieuwsbrief 51 voor web_mail.pdf

Nieuwsbrief 51 2011-2 11

binnen te dringen. De dwergen vluchtten steeds dieper

in de kelders en mijngangen onder de burcht. Ten slot-

te sprak hun koning Alberich een gruwelijke vloek uit

(Alberich zou dat later nog eens doen met de Ring des

Nibelungen). De dwergenburcht stortte ineen boven de

hoofden van de reuzen. Zelfs hun dikke koppen waren

niet bestand tegen zo‟n massa degelijk, vooroorlogs

bouwwerk, en zij kwamen jammerlijk om. Zo ontstond

het landschap zoals we dat vanaf de brug of het balkon

konden zien. 2. In de holen en ruimten van de Devonische kalk-

steen is ijzererts in de vorm van hematiet te vinden. Dit

hematiet bevat zo‟n 80% ijzer. Hoe is dat hematiet hier ontstaan? Dat zou kunnen

doordat tijdens het Bovenkrijt - toen 'boven‟ Sauer-

land een ondiepe zee lag - hier glauconiet is afgezet;

glauconiet verweert tot hematiet (dank Leny H.). De

mariene afzettingen uit het Bovenkrijt kwamen terecht

in de dolinen en spleten van het karstlandschap uit het

Onderkrijt. In het Tertiair werden de afzettingen uit het

Bovenkrijt geërodeerd en afgevoerd naar inmiddels

ontstane lager gelegen karstgrotten (die dus discordant

in de Devonische kalk zaten). Vanaf de Middeleeuwen (wellicht al vanaf 800) tot

1871 werd er mijnbouw gepleegd vanwege het hema-

tiet. Hierdoor verdween de beschermende löss en plan-

tengroei. Er ontstond weer karstvorming, die nog be-

vorderd werd door de kuilen (pingen) en schachten die

de mijnbouwers aanlegden. De mijnbouwers maakten

gebruik van reeds bestaande holen en instortingen en

omgekeerd werd de vorming van dolinen en holen

door deze mijnbouwactiviteit bevorderd. Dolinen,

schachtopeningen, mijnafvalbergen, holen vormen een

mengsel van culturele en geologische landschapsvor-

men, zoals we dat ook zagen vanaf het uitzichtpunt.

3. De derde verklaring verschilt in principe niet van de

tweede, maar er wordt een zwaarder accent op de om-

vang en gevolgen van de middeleeuwse mijnbouw

gelegd. Dan zouden de meeste dolinen waarschijnlijk

pingen zijn en zouden de meeste langgerekte instortin-

gen die we zagen, veroorzaakt zijn door instorting van

mijnbouwgangen. www.lwl.org/pressemitteilungen/mitteilung.php?urlID

Alt=1049269103_0 Samenvattend: waarschijnlijk waren het niet de kabou-

tertjes, en hoogst waarschijnlijk wat meer de middel-

eeuwse mijnbouwers en wat minder moedertje natuur. Sinds 2006 wordt het gebied een “Nationale Geotop”

en probeert men een evenwicht te vinden tussen de

“zichtbaarheid” van de geologische landschapsvorm en

de “natuurlijkheid” van het gebied. Het zijn mijn ter-

men, maar ik geloof dat de discussie ook gaat tussen

twee nogal vage concepten. Wat wij ervan zagen op de

excursie was een romantisch, sprookjesachtig land-

schap van grote stenen, dikke bomen en veel donker

groen. Tot op zekere hoogte konden we de natuur zijn

gang zien gaan en omgevallen woudreuzen langzaam

zien vergaan. Het ligt natuurlijk voor de hand dat zo de

toestand van vóór 800 terugkeert. Net zoals in Holland

blijft de vraag “Terug naar de natuur?” Welke? De

bossen van de Batavieren, de moerassen van de Mid-

deleeuwen, de weilanden van de 19e eeuw …?

In ieder geval is het, zoals het er nu ligt, een prachtig

landschap, waarvan we zeer genoten, niet in het minst

door het bewustzijn dat zovele processen gedurende

zovele miljoenen jaren bijdroegen aan wat we zagen. http://de.wikipedia.org/wiki/Felsenmeer_Hemer http://www.plbg.de/lexikon/bergbau/mk/felsenmeer.ht

m http://www.gd.nrw.de/w_schn2e.htm

Weekendexcursie Ruhrgebied zondag 4 september 2011

Verslag: Paula Timmerman Deze dag zal besteed worden aan datgene waar het

Ruhrgebied om bekend staat: mijnen en fabrieken. Met

in het achterhoofd natuurlijk de wetenschap dat al die

mijnen en fabrieken hier niet geweest zouden zijn als

in de ondergrond van het gebied de grondstoffen niet

aanwezig geweest zouden zijn! Voor een schets van

die ondergrond: zie Nieuwsbrief 50 2011-1 van de

Werkgroep Geologie en Landschap.

We gaan vroeg op pad zodat we nog voor openingstijd

bij de mijn „Nachtigall‟ in Witten zullen zijn – dit

i.v.m. de kleine parkeerplaats, die met onze 11 auto‟s

dan ook al gauw volraakt

De ochtend wordt besteed aan de bezichtiging van

deze mijn en de bijbehorende steenfabriek.

De rondleiding start met de mijnwerkersgroet: Glück

Auf!

De geschiedenis van de „Nachtigall‟ begon met de

steenkolenmijnbouw. In 1714 waren er twee boeren

die het recht kregen om kolen te winnen. De kolen

werden eerst in horizontale tunnels gewonnen. Om

dieper gelegen vindplaatsen te exploiteren werden

verticale schachten gegraven. Stoommachines werden

noodzakelijk om de grondstoffen via die schachten aan

de oppervlakte te kunnen brengen. Niet alle steenko-

lenlagen werden benut – een minimale dikte van 50

centimeter maakte de exploitatie pas rendabel. Om-

streeks 1890 hield de kolenmijn op te bestaan. Een

aannemer, Wilhelm Dünkelberg, zag in het verkeers-

technisch gunstig gelegen terrein wel brood. Hij ves-

tigde er een steenfabriek, een machinefabriek en een

steengroeve. De tunnels van de „Nachtigall‟ en een

dubbele ringoven herinneren aan die tijd tussen 1897

en 1965. Er werden stenen gedolven en er werd ook

leisteen gewonnen. Dit leisteen werd gebruikt in de

fabricage van bakstenen. De leisteen werd fijngemalen,

Page 12: Nieuwsbrief 51 voor web_mail.pdf

Nieuwsbrief 51 2011-2 12

aangelengd met water, in baksteenvormen geperst en

in de ringovens verhit. Zo ontstonden de bakstenen.

Tijdens de rondleiding komen we oog in oog te staan

met een stoommachine uit 1887, de ringovens, een

slechtvalk-nestgelegenheid tegen een schoorsteen en

een gereconstrueerde Ruhr-aak (roerschip) die gebruikt

werd om de kool over de Ruhr naar Duisburg te bren-

gen (inderdaad, het schip had geen kiel wel twee

zwaarden). Ook nemen we een kijkje in een tunnel in

de berg - met een, zeker niet overbodige, mijnwerkers-

helm op! Daar kunnen we ons hart ophalen aan steen-

koollagen en gesteenten, kunnen we een stukje steen-

kool krijgen, komen we een beeldje van St. Barbara

tegen, schutspatroon van mijnwerkers en soldaten, en

ook een „Wettertafel‟ - een paneel voor de mijnwerkers

met informatie over bv. al dan niet aanwezig gas. Ver-

der horen we dat naaldbomen (hier met name Fichte

d.w.z. fijnspar) gebruikt werden als stut voor de mij-

nen. Liever naaldhout dan staal – want naaldhout

kraakt voordat het instort – en juist dat kraken heeft

menig mensenleven gered. Aan de andere zijde van de

tunnel zien wij, buiten staand, de lagen in de gesteen-

ten.

Duidelijk te zien is die zwarte laag van steenkool die

dunner is dan 50 centimeter. Van het Ruhrzandsteen

wordt verteld dat die een hardheid heeft van 8,5 – ter

vergelijking: diamant heeft een hardheid van 10. (Zoe-

kend op internet heb ik begrepen dat er een hardheids-

schaal van Mohs bestaat – met hardheden van 1 tot

10). En naast al die lagen is er ook een oehoe-

nestgelegenheid te bewonderen.

Van de museumtentoonstelling wil ik noemen een

fossiele Siegelbaum (Zegelboom; Sigillaria) en een

groot stuk steen met de afdrukken van wortelstokken

van de Schubbenbaum (Schubboom; Lepidodendron).

Op de camping is er een steen met vergelijkbare af-

drukken. De beide geslachten behoren tot de wolfs-

klauwbomen. In het Laat-Carboon waren die op hun

hoogtepunt en in het Perm zijn ze uitgestorven.

„s Middags staat een wandeling langs het riviertje de

Muttenbach op het programma met vele bezienswaar-

digheden betreffende de delfstofwinning in het gebied.

Voorafgaand aan de wandeling is de officiële afslui-

ting van het weekend, omdat een aantal mensen op tijd

huiswaarts willen gaan. De overgebleven groep splitst

zich in tweeën: een gedeelte gaat voor de korte en een

gedeelte gaat voor de volledige wandeling.

Het is zó goed toeven bij punt 5, het Bethaus der Berg-

bau, dat de lust om de volledige wandeling nog verder

af te leggen geheel verdwijnt en ieder, eventueel na

een consumptie zijns weegs gaat.

Excursie naar Oost-Twente en Bad Bentheim zaterdagochtend 12 november 2011 excursieleider Hans de Jong

Verslag Hans Crone

Bij oppervlakkige beschouwing lijkt het landschap van

Oost-Twente heel erg op dat in Duitsland, net over de

grens. Maar als je dieper kijkt – en dat doen wij als

geologen – blijken er grote verschillen. Met woorden

van deze strekking begon Hans de Jong onze rondlei-

ding per bus door Oost-Twente en de omgeving van

Bad Bentheim.

In beide gebieden zien we licht reliëf. Ha, stuwwallen,

denkt de oppervlakkige Nederlandse geoloog dan al

snel. Voor Twente klopt dat, maar bij de heuvels in

Duitsland rondom Bad Bentheim hebben we te maken

met de gevolgen van heuse gebergtevorming, en wel

de alpine plooiing! Ja, dat hadden jullie niet gedacht

hè, zo dicht bij Nederland nog invloed van de Alpen!

En niet zomaar wat invloed, maar een echte anticli-

naal!

Page 13: Nieuwsbrief 51 voor web_mail.pdf

Nieuwsbrief 51 2011-2 13

Eerst naar Twente.

Wat wij doorgaans de voorlaatste ijstijd noemen - het

Saalien – bestaat eigenlijk uit ongeveer 5 fasen waarin

het afwisselend kouder en minder koud was. In de

minder koude perioden trok het ijs zich een eind terug

om in een koude periode weer op te rukken. Daarbij

werden de in een vorige koude periode gevormde

stuwwallen soms “overreden” door het nieuwe ijs. De

richting van de stroming van het ijs was ook niet altijd

precies dezelfde als in vorige perioden en daardoor is

het geheel aan stuwwallen in Oost-Twente eigenlijk

een zooitje; de (overblijfselen van) de stuwwallen lig-

gen schots en scheef in het landschap. We zien hier

dus niet zo‟n duidelijk hoefijzervormige stuwwal

rondom een tongbekken, zoals dat bijvoorbeeld bij

Groesbeek zo duidelijk is te zien. Het levert wel een

landschap op dat zich op deze zonnige herfstdag op

zijn mooist, welhaast romantisch, liet zien.

Een oorzaak van het feit dat de stuwwallen hier zo veel

overreden zijn, is dat ze niet zo hoog waren als bij-

voorbeeld bij Groesbeek. Dit is het gevolg van de sa-

menstelling van de bodem in Oost-Twente vóór de

komst van het ijs. De laag zand en grind van (kwartai-

re) rivierafzettingen is hier relatief dun en daaronder

liggen kleiige (tertiaire) zeeafzettingen die veel moei-

lijker te vervormen waren. Vandaar dus.

Vanaf zo‟n overblijfsel van een stuwwal, de Friezen-

berg (neen, heeft niets met Friesland te maken) hadden

we mooi zicht op een voor velen van ons nieuw ver-

schijnsel: een”kane-terras” (uit te spreken als: keen-

terras). Dit is een terras dat is gevormd, doordat in een

warmere periode het ijs zich terugtrok, waardoor een

ruimte ontstond tussen het ijs en de stuwwal (dat krijg

je met terugtrekken: ruimte). Vervolgens stroomde het

smeltwater van het ijs naar deze ruimte en vulde deze

met materiaal dat in het ijs had gezeten. Hoe weten we

dat nou? Wel, deze afzetting bestaat dus uit door het ijs

meegevoerd materiaal uit Scandinavië, terwijl de

stuwwal bestaat uit de hier reeds aanwezige grond die

werd opgestuwd.

En dan naar Bad Bentheim.

Zoals al gezegd, hier zien we geen stuwwallen, maar

gevolgen van gebergtevorming. En zelfs een anticli-

naal. Ten gevolge van de botsing van Afrika tegen

Europa, waardoor de Alpen dus gevormd worden (ja,

dat gaat nog steeds door!) werd ook in de omgeving

van Bad Bentheim de bodem geplooid en daarbij

vormde zich tussen Bad Bentheim in het Zuiden en

Isterberg in het noorden een bolling, een anticlinaal

dus (een holling is een synclinaal). Door erosie werd

de top van de bolling afgesleten. Zoals meestal bestond

ook hier de bodem uit lagen van verschillende samen-

stelling, afwisselend harder en minder hard. Bij de

erosie bleven de hardere lagen natuurlijk langer over-

eind staan dan de zachtere en vormden daarbij heuvels

met een steile wand, “cuesta‟s”. Het harde materiaal

waar we het over hebben is in dit gebied zandsteen,

dus de Bentheimer Zandsteen. De burcht van Bad Ben-

theim staat op de noordelijke rand van de cuesta aan de

zuidkant van de anticlinaal; als je naar het noorden

kijkt zie je de Isterberg en dat is de zuidelijke rand van

de cuesta aan de noordkant van de anti-clinaal (ja,

denk daar maar een rustig over na!). De bollling van de

anti-clinaal die tussen deze twee cuesta‟s lag is dus

weggeërodeerd.

Page 14: Nieuwsbrief 51 voor web_mail.pdf

Nieuwsbrief 51 2011-2 14

Excursie naar Oost-Twente en Bad Bentheim zaterdagmiddag 12 november 2011 verslag Diana van Putten

Na de “Kaffee mit Kuche” in het Wirtshaus in Bentheim gaan we op weg naar het kasteel, de “Burg”.

Het kasteel is geheel met Bentheimer zandsteen gebouwd, boven op de anti-clinaal die van oost naar west loopt. Een

anti-clinaal is een plooirug waarbij de zandsteen aan de oppervlakte komt.

Als we de zuidelijke poort doorgaan komen we op een plein. Onze gids vertelt bij het muurtje dat we uitkijken naar

het noorden, naar de kern van de anti-clinaal: een laagvlakte, de oorspronkelijke bolling is geërodeerd. Daar komt het

oudste gesteente uit het tijdvak Wealden aan de

oppervlakte: kleisteen, leisteen en het bevat boven-

dien schelpfossielen.

We nemen nog even een kijkje op de binnenplaats

door de noordelijke poort, waar de toeristen langs

de kantelen lopen. Daar hebben we geen tijd voor,

wij gaan weer naar buiten.

Hier helt de cuesta (deze lijkt hier op een trap) in

zuidelijke richting. Er is een stukje dat tussen de

straten zichtbaar is. Heel duidelijk zijn de lagen te

zien die onder elkaar door steken.

Aan de westelijke kant van het kasteel staat een

hoge rots waar kriskraslagen te zien zijn. Deze zijn

ontstaan door delta-afzettingen. Hier is duidelijk dat

op deze plek in het Onder Krijt hier het strand liep

van de zee, waarbij Nederland toentertijd onder de

zeespiegel lag. De kriskras-gelaagdheid komt voor

bij duinafzettingen met wisselende windrichtingen.

Met de bus verlaten we Bentheim. Op naar de Istertoren, dit is een uitkijktoren. Een groot deel van het gezelschap

beklimt de trappen om naar het 58 meter hoge platform te gaan. Van hier heb je een schitterend uitzicht op het kasteel

van Bentheim en de verre omgeving. Hier staan we op de rand van de cuesta die naar het Noorden helt.

Even verderop in het bos staat een erosierest van Bentheimer Zandsteen, een bultrots. Het is door landijs overreden

getuige de flauwe loefzijde aan de noordkant waar het ijs tegenaan stroomde en de steile lijzijde. Deze is afgebrokkeld

door de vorstverwering doordat het ijs hier overheen stroomde.

Om half vier vertrekken we weer met de bus naar Deventer. Het was een prachtige tocht waar we veel geleerd hebben

met schitterend weer. We boffen. Met dank aan onze gids Hans de Jong die blij was met onze vragen.

‘Leestekens van het landschap’ door Lieke Vullings

Hieronder drie nieuwe leestekens uit het boek “leestekens van het landschap”, uitgave Landschapsbeheer Nederland.

De eerste twee om even terug te denken aan Gaasterland 2010, de laatste verwijst naar de excursie naar Bentheim

2011, waarbij ik door de zwerfstenen ook even nieuwsgierig ben overgesprongen naar “schampstenen”, wat zijn dat

nu weer? Test je kennis!

Keileemhoogte: Omschrijving: Opgestuwde keileemafzettingen. Tijdens de voorlaatste ijstijd van het geologische verleden (200.000 –

130.000 jaar geleden) drong het landijs vanuit het noordoosten ons land binnen. Door afzettingen op te stuwen en/of

plaatselijk wat keileem achter te laten, ontstonden zogenaamde keileemhoogten. Soms worden deze hoogten in een

latere fase door het landijs overreden en vervormd. Men spreekt in dat geval van drumlins.

Ligging en streeknamen:

Keileemhoogten vinden we op het Drents plateau, in Twente, Oost-Groningen, Gaasterland, op Wieringen en Texel.

De hoogten van Gaasterland zijn in het verleden op enkele plaatsen door de zee ondermijnd, waardoor zogenaamde

kliffen ontstonden.

Meer weten: Baas, H, 2004, Natuur met (w)aarde. Handboek aardkundig landschapsbeheer, Landschapsbeheer Neder-

land.

Berendsen, H, De vorming van het land, inleiding in de geologie en geomorfologie.

Klif

Page 15: Nieuwsbrief 51 voor web_mail.pdf

Nieuwsbrief 51 2011-2 15

Omschrijving: Steile wand aan de kust, die gevormd is door brandingsgolven.

Ontstaan en functie: Op plaatsen waar keileemhoogten en dekzandruggen in zee eindigden, ontstonden door de erode-

rende werking van het water kliffen, zoals het Mirnser klif en het Oude Mirdumer klif in Gaasterland. Door afsluiting

van de Zuiderzee in 1932 is de klifvorming tot stilstand gekomen.

Ligging en streeknamen: Kliffen vinden we in Nederland in Gaasterland en bij Bergen op Zoom. Verwant zijn de stei-

le wanden van stuwwallen die zijn aangesneden door rivieren (bijvoorbeeld de Wageningse berg en de Grebbeberg).

Meer weten: Broek, M van den, Rimpels in het vlakke land (uitgave Volkskrant).

De derde druk van deze uitgave heb ik ooit als afgeschreven bibliotheek boek op de kop getikt, het is uit 1991. De

serie, die ik me ook herinner uit de Volkskrant, is met zwart-wit foto‟s geïllustreerd en “alle rimpelingen” komen

daardoor goed tot hun recht. Een waardevol boekje, waarin ook Gerard Gonggrijp wordt bedankt en dan zijn we

met een stap weer even terug op onze eerste excursieplek van 2010 “De Zandkoele”. We constateerden toen dat

dit geologische monument niet onderhouden wordt. We hebben geprobeerd om de plaatselijke KNNV-afdelingen

“in beweging te krijgen”om samen met onze werkgroep de landelijke “natuurwerkdag” hieraan te besteden. He-

laas heeft dit om allerlei begrijpelijke redenen (vooral de leeftijd van de leden) geen daadkracht opgeleverd. Jam-

mer!

Het hoogtekaartje komt eveneens uit bovengenoemd boek.

Zwerfsteen: Benaming voor grote keien, die tijdens de ijstijden (met name tijdens het Saalien) vanuit Scandinavië zijn meegevoerd

door gletsjers.

Ontstaan en functie: In de ijstijden werden de keien losgeschuurd en meegevoerd door het oprukkende landijs. Ze

bleven na het smelten van het ijs liggen. De kleinere keien werden wel gebruikt voor bestrating en dijkversterking, de

grotere werden gebruikt voor de bouw van hunebedden, als markering van eigendomsgrenzen (grenssteen) of als

schampsteen. Naast zwerfstenen komen we in Zuid-Limburg nog twee soorten losse stenen tegen: sterrenstenen en

tertiaire zandsteenblokken. Sterrenstenen bestaan in werkelijkheid uit gesteentepuin dat is verkit tot een vast gesteente.

Dit zijn hoofdzakelijk grillig gevormde vuurstenen, een enkel stukje grind en weinig zand. Tertiaire zandsteenblokken

zijn ontstaan tijdens het tertiair toen er een (sub) tropisch klimaat heerste, en een deel van de in zee afgezette zanden

aan elkaar is gekit. De zandsteenblokken bestaan uit grof kwartszand en fijnkorrelig afgerond kwartsgrind.

Bijzonder is het zwerfsteneneiland in de voormalige zandgroeve bij Maarn. Hier liggen zo‟n 650 zwerfkeien bij el-

kaar, zowel afkomstig uit Scandinavië (via het landijs) of uit de Ardennen en de Eifel ( via voorlopers van Rijn en

Maas hier neergelegd).

Ligging en streeknamen: Het verspreidingsgebied van zwerfstenen is beperkt tot Noord Nederland, boven de lijn

Haarlem-Utrecht-Nijmegen. Alleen in de zand- en keileemgebieden treffen we zwerfstenen aan de oppervlakte aan;

elders liggen ze onder jongere afzettingen. De kleinere stenen worden ook wel flint genoemd.

Meer weten: Alberts, W, Eigenaardig Nederland, KNNV

Schampstenen

Omschrijving: Langs een stoep, hoek van een straat of bij toegangshekken zijn soms vrij korte paaltjes of stenen ge-

plaatst, om een huis of hek tegen aanrijden te beschermen.

Ontstaan en functie: Deze elementen dienen om de objecten waartegen zij zijn geplaatst te beschermen tegen aanrij-

dingen. Soms worden zwerfstenen gebruikt maar men ziet ook wel oude kanonlopen of afgedankte stoeppalen met

deze functie. Hoewel de meeste schamppalen of -stenen in de bebouwde kom zijn te vinden, treft men ze ook wel aan

in het buitengebied, bijvoorbeeld ter bescherming van de toegangshekken van oprijlanen en boerderijen.

Ligging en streeknamen: andere namen zijn: afhouder, karresteen of stootsteen.

Nou beste leden, mochten jullie een schamppaal zien dan kun je er een foto van maken voor de website en zie je een

schandpaal (dat woord lijkt erop) dan ook maar een foto, de tekst komt dan de volgende keer.

Op de achterzijde van deze Nieuwsbrief staat het opgavenformulier voor de verschillende excursies.

Als u dit blad niet wilt beschadigen, kunt u de gegevens ook schriftelijk overnemen of een kopie maken.

Ook kunt u de gegevens per e-mail opsturen naar Hans Grootenhuis.

Page 16: Nieuwsbrief 51 voor web_mail.pdf

Nieuwsbrief 51 2011-2 16

OPGAVENBLAD VOOR HET PROGRAMMA 2012

De spelregels.

1. Uw schriftelijke opgaven moeten voor 1 februari gedaan worden bij de penningmeester van de WGL:

Somervaart 18, 7421 EG Deventer.

Opgave per e-mail is mogelijk; mail adres: [email protected] Alle gegevens uit het formulier moeten

dan in de mail worden vermeld.

2. Bij overtekening van een uiting is het bestuur gerechtigd tot annulering van de opgave.

3. Onder voorlopige opgave voor het weekeind wordt verstaan dat het lid de bedoeling heeft deel te nemen en dat

daarmee rekening kan worden gehouden bij het maken van reserveringen en eventuele maaltijden.

4. Opgave wordt definitief als de betaling is ontvangen op de bankrekening van de werkgroep.

5. Wij vragen van alle deelnemers een soepele medewerking om het programma ongestoord te laten verlopen.

6. Voor de excursies worden door de werkgroep geen verzekeringen afgesloten. De deelnemers zijn zelf verantwoor-

delijk voor hun verzekeringssituatie. Voor claims, bij welke calamiteit dan ook, stellen KNNV en werkgroep zich niet

aansprakelijk.

7. Gewenste keuzesituaties graag aangeven.

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------

INVULLEN

Doorhalen wat niet van toepassing is.

Naam:

Contactdag en excursie zaterdag 25 februari 2012: Boxtel (kosten € 10,00 per persoon)

Aantal personen: ......

Vervoer: auto / openbaar vervoer

Voorjaarsexcursie zaterdag 21 april 2012: Noord-Holland, van kust tot kust. (kosten € 20,00 per persoon)

Aantal personen ………..

Vervoer: auto / openbaar vervoer

Voorlopige opgave voor de meerdaagse excursie:

7, 8 en 9 september 2012. Frankrijk, de Boulonnais

Aantal personen: ………

Vervoer auto / openbaar vervoer.

Gewenste accommodatie: hotel: 1 persoonskamer

hotel: 2 persoonskamer

camping: tent / caravan

Bijzondere gegevens vegetarisch / dieet / geen

Waarschijnlijke tijd van deelname alleen weekend / langer

Afhalen bij openbaar vervoer ja / nee

De definitieve opgaven/gegevens met daarbij de vooruit te betalen kosten worden in het voorjaarsnummer van de

Nieuwsbrief vermeld.

Bij deze Nieuwsbrief treft u weer een herinnering voor het betalen van de contributie voor 2012.

De contributie bedraagt € 15- per lid en € 5- voor een huisgenootlid.

Voor diegenen die aan gegeven hebben de Nieuwsbrief digitaal te willen ontvangen is de contributie € 12,50. We

willen u vriendelijk verzoeken de contributie voor 1 februari te voldoen op giro 1719582 t.n.v. de penningmees-

ter van de WGL: Somervaart 18, 7421 EG Deventer.