Nieuwe Wildernis 8

6

description

cover, inhoud en 1 artikel

Transcript of Nieuwe Wildernis 8

  • 2 RedactioneelSKB in het offensief"

    4 Koningsheide K.O. heideDit deel van het grote Veluwse natuurgebied dreigt door versnippering ecologisch vanomliggende natuurgebieden gesoleerd te raken. Versnippering is een inmiddelserkend probleem. Welke oplossingen zijn er denkbaar?

    OmslagfotoOeros, wolf, lynx, bruine beer, bever, wild zwijn, kroeskoppelikaan. zwarte ooievaar,visarend, zeearend, raaf, rode wouw, om maar even een greep te doen, waren of zijnlang geleden al uit onze streken verdwenen. Heekrunderen zijn echter het bestbeschikbare ecologische equivalent van de oeros, waarvan onlangs drie schedelrestenzijn opgegraven. Foto Ruud Lardinois.

    12 Nieuwe vondsten van oeros in NederlandEen opgegraven jachtkamp uit de Midden-Steentijd leverde nieuwe en spannendegegevens voor een weer iets vollediger beeld van de toen in ons land voorkomendeplanten- en dierenwereld en hoe de mens deze wist te gebruiken ..

    16 Woeste GrondenAardappelen voor de zwijnen: column van Tom Bade.

    18 Begraaft Nederland de strijdbijl tegen het water?Wereld Natuur Fonds presenteerde nieuwe plannen voor natuurontwikkeling aan onszeekusten.

    20 De wilde natuur als menselijke behoefteEen voorlopig laatste bijdrage aan onze discussie voor de toekomst van onzenatuurbescherming.

    23 Satellieten leggen bijzondere natuurgebieden aan de monitorMet behulp van satellietwaarnemingen blijkt de bescherming van bepaaldenatuurgebieden sterk te kunnen worden verfijnd.

    24 8000 jaar oude eikenbomen gevondenIn de Millingerwaard werd deze zomer een spectaculaire vondst gedaan van twaalfzeer oude en goed geconserveerde eiken.

    26 Natuur en subsidiebossenVooral in Groningen komen er nieuwe bossen bij. Deze zijn alle aangeplant. Leidt dittot meer natuur of (meer) saaie houtakkers?

    28 Laatste nieuws uit VladivostokVerslag van enkele internationale symposia over de bescherming van de Amoerpanteren Siberische tijger en hun leefgebieden.

    33 SnippersVaste rubriek van nieuws en wetenswaardigheden.

  • NederzettingOp de voorgrond slingert zich het riviertjedoor het groen, maar het oog lijkt zich al snelte verliezen in het moeras. Hier wordt de rivieromzoomd door hogere bomen van vooral eiken iep. Op de linkeroever ligt een duidelijk ho-gere dekzandheuvel, waar voor het eerst de ve-getatie openbreekt. Op de open plek staan en-kele hutten, gemaakt van in de grond gestokenstammen en bedekt met riet. De wanden zijngemaakt van gevlochten wilgentenen, dicht-

    . gesmeerd met klei. Hier en daar zijn de men-sen in het kamp bezig met uiteenlopende klus-jes. Het is denkbaar dat de groep jagers-verzamelaars die nu het kamp hebben betrok-ken normaal woonachtig is op de hogereVeluwse gronden. De groep die wij zien isklein, misschien twee families.

    In de bedding van het riviertje staat een langestevige paal gestoken. Boven op de stok prijkentriomfantelijk twee oerosschedels. De gewel-dige horens steken dreigend in de lucht. Zijnde schedels het symbool van de grens tussende veilige hogere gronden en de risicovolle,maar rijke moerassen, met aansprekendejachtdieren als oeros, eland, paard, bever, edel-hert, ree, wild zwijn en zelfs zeehond? Symbo-liseren de oerosschedels de scheiding tussenhet veilige woongebied en de wildernis? Ofherinneren de schedels de mensen eenvoudigaan een geslaagde jacht met een geweldigebuit waardoor de voedselvoorziening in hetkamp voor langere tijd is gewaarborgd?

    In de rivier waden drie volwassenen, die lang-zaam de vissen voor zich uit drijven in de rich-ting van een uit wilgentakken gevlochten fuik.Oudere kinderen helpen enthousiast maar ge-disciplineerd mee. Op de oever slaat een man,

    VAN OEROS

    zittend op een enorme omgevallen eik, zorg-vuldig en behendig, stukjes van een ruwevuursteenknol af. De grond aan zijn voeten ligtbezaaid met vuursteensplinters. Twee vrouwenstoken verderop een vuur in een oven om deverse gereedstaande aardewerk potten te bak-ken. Aan het eind van de nederzetting bewer-ken andere vrouwen een lapje grond met be-hulp van een landbouwhak, gemaakt van eengeprepareerd edelhertengewei.

    Fantasie of werkelijkheid?Met enige fantasie kunnen wij ons boven-staand tafereeltje best in Nederland voorstel-len. Denk aan de Oostvaardersplassen en ver-geet de door mensen opgerichte bouwwerkenen sluit je.oren voor moderne geluiden als hetverkeersgeraas ter land en in de lucht. Mis-schien is het zelfs mogelijk jezelf voor te stel-len in de rol van in huiden of kleren gehuldejagers in het kamp (er zijn weefselresten ge-vonden van kledingstukken). Iedereen die weleens bij het vallen van de avond over het moe-ras heeft zitten turen, terwijl de zon achterdreigende wolken zakt en opvolgende vluchtenaalscholvers terugkeren van hun voedsel-vluchten, begrijpt dat zo'n droom ook in Ne-derland geen loopje neemt met de werkelijk-heid.

  • met hogere bomen van eik en iep worden naar de

    Ogenschijnlijk betwisten in deze delta zee enland elkaar om de hoogste rechten. Tweemaaldaags belemmert het stuwende zeewater dooreb en vloed de afvoer van het rivierwater dat af-komstig is van het Veluwemassief. Soms ver-schaft de zee zich tijdens onstuimig weer,langs een veelarmig stelsel van kreken en geu-len, met geweld toegang tot het hoger gelegenachterland. Het lijkt wel zeker: door 'de dyna-miek van de delta kleven er grote veiligheids-risico's aan een verblijf in dit gebied. Maar .voor wie zich hier weet aan te passen biedt hetgebied ook grote voordelen. Dat geld voor degejaagden n de jagers, voor dier en mens.Oeros, eland, edelhert, wild zwijn en bever,vinden hier rijke voedsel gronden en het ter-rein biedt een relatief grote veiligheid tegenvijanden. Hun natuurlijke belagers als de wolf,lynx en bruine beer zijn in dergelijk terrein inhet nadeel (wolf en beer) of ontbreken (lynx).Hoe zit dat met de tweebenige predator?

    Zover het oog reikt is het landschap een ononderbro-

    ken mozaek van wilgenmoerasbossen, rietvelden,

    zeggemoerassen, plasjes, kreken en geulen. Bosjes

    vegetaties met uitgestrekte rietvelden en her en der

    einder steeds vaker afgewisseld door moerasachtige

    NIEUWE VONDSTEN

    bloemkoolachtige begroeiingen van wilg en els. Aan

    de horizon neemt het aandeel open water toe.

    Tekst en foto 's Ruud Lardinais

  • De vondstenDroom en werkelijkheid ontmoeten elkaar inde huidige Flevopolder. Daar zijn dit jaar op-gravingen verricht waar bovenstaand verhaalzich afgespeeld kan hebben, ongeveer 7000jaar geleden. Deze mensen behoren tot deSwifterbandcultuur. Het is de eerste vindplaatsboven de grote rivieren waar uitsluitend deresten zijn gevonden van de Swifterbandcul-tuur en waarover nog zeer weinig bekend is.

    De vindplaats bevindt zich op een dekzand-heuvel die glooiend afloopt naar het voorma-lige riviertje de Eem. De rivier was hier ver-moedelijk tien tot vijftien meter breed (tentijde van ons bezoek begin september, was nogslechts een deel van de bedding opengelegd).Aan deze oever groeiden vooral eiken en ie-pen. De bomen blijken uitstekend te zijn be-waard onder de later gevormde veen- enkleipakketten. Uiteraard zijn er monsters vangenomen in de vorm van houten schijven diedoor zogenaamd dendrochronologisch onder-zoek nader worden gedateerd. Aan de jaar-ringen kan men namelijk met behulp vanreferentiemateriaal precies de groeifase van degevonden boom vaststellen. De jaarringen ver-tonen immers een kenmerkende opeenvolgingvan seizoensgebonden en klimaatgebondengroeiontwikkelingen.

    De mensen van het jachtkamp waren jagers-verzamelaars. Zij betrokken telkens verschil-lende tijdelijke kampen. Vermoedelijk haddenzij hun hoofdkamp op het Veluwemassief ofde Utrechtse heuvelrug, anders moet wordenverondersteld dat zij een min of meer zwer-vend bestaan leidden. Zij konden immers heelgoed een reeks tijdelijke kampen hebben be-woond. De nederzetting van de opgravingwerd dus tijdelijk bewoond, waarschijnlijk inperioden van slechts enkele weken. Vanuit ditkamp gingen zij op jacht. Inderdaad zijn ergrote hoeveelheden botresten gevonden vanwilde dieren zoals bever, edelhert (beenderen,kiezen, snijtanden en geweiresten). De laatstevertonen overigens bijna alle sporen van be-werking. Voorts van zwaan, paard, ree, wildzwijn (n), marter, bruine beer, eend, zee-hond en oeros. Verder zijn er resten gevondenvan een hond, gedomesticeerd rund (weinig)en gedomesticeerd varken (veel).

    bijlen, speer en boog bewapende mensen, zo-dat zij er slechts beperkt in slaagden om dezesoort te bemachtigen. Uit Lapland en vooralOost-Europa weet ik dat het in grote moeras-gebieden zeer moeilijk is om elanden te bena-deren. Het is een tamelijk relativerende erva-ring om tot aan je middel in de drek vast te zit-ten, terwijl je op afstand de 'muizeri'oortjesvan het object van je belangstelling met eenopmerkelijk soepele tred door het riet voorbijziet trekken. Vermoedelijk beschikken elandenonder natuurlijke omstandigheden ook overeen uitstekende terreinkennis en weten ze heelgoed langs welke route het terrein voor hen hetbest begaan-baar is enhoe zij zichsnel aanhun bela-gers kunnenonttrekken.Voeg dit bijhet gegevendat de elandmet zijngrote spreid-bare hoevenen lange po-ten uitste-kend is toe-gerust voordit terrein-type en hetis duidelijk:dit is geengeen gemakkelijke prooi.

    werd aangenomen. Er zijn namelijk grote hoe-veelheden beenderresten van huisdieren ge-vonden, hoofdzakelijk varkens en weinig run-deren. Het tamme varken speelde bij dezemensen dus een hoofdrol.

    Deze vaststelling is een belangrijke aanvullingop onze kennis hoe de Neolithische mens enzijn huisdieren in deze eerste fase Van mense-lijke exploitatie het ecosysteem hebben veran-derd. Dirkx veronderstelde in zijn artikel: .'7000 jaar begrazing in een veranderend land-schap' nog precies het omgekeerde, namelijkeen grote rol voor het rund en een geringe

    voor het varken. 'De situatie veranderde met degeleidelijk introductie van de landbouw in hetNeolithicum. De boeren ontgonnen kleine openplekken in het bos, waar ze voedselgewassen teel-den. Ze dreven hun vee in het aan de nederzettinggrenzende bos. De veestapel bestond vooral uitrunderen. Verder hield men varkens en waar-schijnlijk ook geiten'.

    De gedomesticeerde dieren zijn waarschijnlijkvanuit het hoofdkamp meegebracht naar hetopgegraven jachtkamp. Mogelijk zit het voor-deel erin dat de slacht van huisdieren tegenval-lende jachtopbrengsten kon compenseren.Maar men introduceerde daarmee wel eennieuw probleem, namelijk hoe deze dieren tevoeden? Het jachtkamp werd slechts tijdelijkbewoond zodat vermoedelijk alleen natuurlijkevoedselbronnen voor de varkens beschikbaarwaren. Mogelijk werden ze geweid op grazigevegetaties langs de Eem bij de nederzetting(het omliggende gebied was veel met riet be-groeid) en wellicht ook met enig afval. Uit dehuidige opgegraven gegevens blijft dit voorals-nog onduidelijk en kan men nog slechts specu-

    WILDERNIS WINTER I 4I 9 9 6

    Eland ontbreektOpmerkelijk is dat tot het moment van dezeaantekening geen eland is aangetroffen. Tochis het gezien de ecologie van de eland niet ergwaarschijnlijk dat de soort hier ontbrak. Moge-lijk was de eland in dit terrein sterk in hetvoordeel ten opzichte van de met vuurstenen

    NIEUWE

    Historische ecologieNaast de jacht op grotere dieren werd er in derivier ook gevist. De mensen gebruikten daar-voor een eenvoudige maar geraffineerde tech-niek die nu nog soms bij oude volken in Zuid-Amerika en Azi wordt aangetroffen. In de ri-vier worden twee in V-vorm opgestelde af-scheidingen geplaatst, de zogenaamde vis-weren. In het geval van het jachtkamp zijn datop regelmatige afstand in de rivierbodem ge-stoken houten stokken, waartussen soepeletwijgen werden gevlochten. Aan het eind ervanbevind zich een opening met een uit hetzelfdemateriaal gevlochten fijnmazige fuik. Door alwadend in de rivier de vissen in de fuik te drij-ven, kunnen de dieren eenvoudig met de handworden gevangen.

    Historische begrazingUit de opgegraven vondsten blijkt dat voor demensen in het kamp, naast de jacht op wildedieren, gedomesticeerde dieren een veel be-langrijkere voedselbron vormden dan tot nu

  • leren.Het overgrote deel van de beendervondsten isdus afkomstig van gedomesticeerde varkens.Toevallig werden op de dag van ons bezoekaan het onderzoeksterrein de eerste sporenvan wild zwijn aangetroffen in de vorm vaneen kies. Deze kies bevond zich in de klei vande voormalige rivierbedding de Eem. Dus ookdeze soort lijkt hier als jachtbuit vooralsnogeen betrekkelijk marginale rol gespeeld te heb-ben. Overigens blijken alle resten van gedo-mesticeerde dieren vooral te zijn gevonden opde hogere dekzandheuvel en de restanten vanwilde dieren juist in of aan de voormaligeEembedding.

    VerbrandVerder blijkt ongeveer negentig procent van degevonden beenderresten door de bewoners vanhet jachtkamp te zijn verbrand. Waarom is

    zijn zeer gefragmenteerd en moeten nog wor-den geconserveerd en samengevoegd tot eentoonbaar geheel. En schedel omvat een deelvan het schedeldak met n hoornpit. Op hetdikste gedeelte meet de hoornpit lI,5 centime-ter in doorsnede. De hoorn zal dus vermoede-lijk 13 tot 14 centimeter dik zijn geweest en iswaarschijnlijk afkomstig van een stier. Doorhet dicht bijeen liggen van de gevonden restendenken de onderzoekers aan een rituele, sym-bolische of religieuze functie van de schedels.Maar de schedels kunnen door ze markant teexposeren even zo goed een zeer geslaagdejacht hebben gemarkeerd. Een oeros zal demensen door de grote massa immers voor lan-gere tijd van voedsel hebben voorzien. Tegen-woordige jagers hangen toch ook lichaamsde-len van hun meest aansprekende jachtbuit bo-ven de open haard? Later is in de voormaligeEembedding nog een derde oerosschedel ge-

    Jachtkamp

    oude ;oteentijd middensteentijd nieuwe steentijd bronstijd ijzertijd

    Deze tijdvakken gelden voor Belgi en Nederland. De Bronstijd in het Midden-Oostenbijvoorbeeld was allang bezig toen hier nog Steentijd bon ton was.

    niet duidelijk. Toevallig is door het verbrandendit kalkrijke materiaal beter bestand gewordentegen verval in het zure veenmilieu, op de dek-zandrug is nauwelijks onverbrand bot aange-troffen. Niet-verbrandde beenderresten lossenlangzaam maar zeker op in het veen. Dit veenheeft zich later op de dekzandheuvel van hetjachtkamp gevormd. De invloed van de Zuider-zee werd door het stijgen van de zeespiegelsteeds groter en het gebied dus steeds vochti-ger waardoor het moeras zich naar het zuidenuitbreidde. De vermoedelijke hoogteverschil-len tussen de dekzandheuvel en het omliggen-de moeras was ruw geschat misschien een me-ter. Op de dekzandheuvel vormde zich zo eenveenlaag over de resten van de nederzetting.Uit de opgegraven gegevens blijkt het veenoverigens vooral te bestaan uit riet, hier endaar zijn in de resten nog goed kleine stukjeshout te zien van houtige gewassen als struikenen boompjes. Uiteindelijk heeft de Zuiderzeehet gehele gebied rond 4000 voor de jaartel-ling overspoeld en zijn over de veen pakkettenlagen zeeklei afgezet.

    De meest spectaculaire vondsten uit de neder-zetting zijn ongetwijfeld de drie oerosschedels.Twee schedels zijn dicht bij elkaar op n plekin de klei van de rivierbedding gevonden. Ze

    NIEUWE

    vonden, De hoornpitten zaten er nog aan.

    BronnenBovenstaande gegevens zijn mondeling verkre-gen van de onderzoekers op het opgravings-terrein en in het Archeologisch CentrumZeewolde, alwaar de vondsten worden gedeter-mineerd, gerubriceerd en geconserveerd. Debeenderresten van de twee bijeen gevondenoerossen hebben we in dit centrum kunnenbekijken. In afwachting van de publicatiesdoor het onderzoeksinstituut hebben we geenfoto's van deze spectaculaire vondst gemaakt.Het behoeft geen betoog dat gaande het pro-ject nieuwe vondsten en gegevens zullen kun-nen worden gevonden. Vooral de voormaligerivierbedding van de Eem was nog volop in on-derzoek. En juist daar blijken vrijwel alle vond-sten te worden gedaan van buitgemaakte wildedieren. Men verwacht dat daar nog veel materi-aal in de klei opgesloten zit. Voor een eindoor-deel en interpretatie van de gegevens zullen wede publicaties van de onderzoekers moeten af-wachten. 11IDirkx, G.H.P. (DLO-Staringcentrum, afd. Histo-rische Geografie) (1996): 7000 jaar begrazingin een veranderend landschap. Bosbouwvoor-lichting, nummer 7, 1996, bladzijde 81-83.

    WILDERNIS WIN TER

    Fauna

    EendMarterMenselijke botresten (gn)VisEdelhert: kiezen, snijtanden en gewei restenEland, gn(!)Oerosschedels (drie)Paard (wild)ReeWild zwijnWoelmuisZeehondZwaanFauna (gedomesticeerd)HondVarken (veel)RundFlora (o.a.)Bosmuur (zaden) (ecologie: vochtig loofbos)Eikenbomen (dendrochronologisch onder-zoek volgt)Gele plomp (6000 jaar oud en uitstekendbewaarde vruchtlichamen)IepenbomenRietVarensZenegroen, kruipend (ecologie: vochtig loof-bos)Artefacten

    Aardewerkpotten: Swifterbandcultuur, naarbeneden puntig uitlopend:Aardewerkscherven (20.000);Botfragmenten (400.000);Haardplaatsen;

    Palen: in de grond gestoken houten palen enstokken: deze dienden vermoedelijk voortenten of voor het drogen van vis en vistuig;Peddel. En peddel, zonder boomstamkano;Visweren (drie visweren, twee met fuik);Vuurstenen werktuigen als vuistbijlen,pijlpunten en bewerkingsresten (300.000);Pottenbakkersovens: volgens sommigen zouhet pottenbakken vrouwenwerk zijn. Ondui-delijk is echter de bron hiervan;WeefSels: recent zijn er (kleding)weefselsgevonden. Deze zijn ingebed in klei en moe-ten nog uitgeprepareerd worden. De weef-sels zijn gevonden tussen resten aardewerk.Het gaat om twee soorten weefsels met dui-delijke weefpatronen van bijzonder hogekwaliteit. Blijken deze vondsten daadwerke-lijk stoffen oflappen te zijn, dan is dit be-langrijke nieuwe informatie waardoor wijons beeld van die tijd weer zullen moetenbijstellen;Diversen: veel afgedankte spullen als gewei-hakken, beitels, priemen, schrabbers en pijl-punten;

    I 9 9 6 I 5