Netflix and the new U(taut) -...

48

Click here to load reader

Transcript of Netflix and the new U(taut) -...

Page 1: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

UNIVERSITEIT GENT!

FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN

Netflix and the new U(taut) Een studie naar de validatie van het UTAUT2-model binnen de context van Netflix.

Wetenschappelijk artikel aantal woorden: 8266

Wannes Dejonghe

MASTERPROEF COMMUNICATIEWETENSCHAPPEN afstudeerrichting FILM- & TELEVISIEWETENSCHAPPEN

PROMOTOR: DR. TOM EVENS

COMMISSARIS: KRISTIN VAN DAMME

ACADEMIEJAAR 2014 – 2015

Page 2: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  2  

Page 3: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  3  

Dankwoord Wanneer ik deze woorden aan het neerpennen ben, valt het besef dat het erop zit. Mijn thesis,

mijn studie. Een zekere gelatenheid dringt zich op wanneer ik terugdenk aan de afgelopen

maanden. Een periode waarin ik veel steun gekregen heb, op diverse vlakken.

Vooreerst op academisch vlak, waar mensen met een grote wetenschappelijke kennis me heel

wat hebben kunnen bijbrengen. In het bijzonder hebben Serena D'hooge, Cédric Courtois en

Frederik De Grove me geholpen wanneer bleek dat mijn model niet de verwachte resultaten

weergaf. Mijn promotor, Tom Evens, heeft me laten inzien dat dit deel is van wetenschappelijk

onderzoek. Ik bedank hem dan ook om te geloven in mijn verhaal en er steeds te zijn wanneer ik

vragen had. Ook professor Dick Heinhuis en Jochem van Leeuwen van de universiteit van

Amsterdam ben ik dankbaar voor inzichten in de materie.

Wanneer het even niet lukte kon ik steeds rekenen op het geloof dat mijn vrienden in mij hadden.

Dat ging verder dan een clichématige "succes nog", ik kon écht op hen rekenen. Dankje Sofie,

Sven, Riet, Laura, Karen en vooral Louise voor het luisterend oor en het (denkbeeldig)

schouderklopje. Ook mijn huisgenoten Joren, Leander en Lieselot verwenden me al wat meer en

ook hen dank ik graag. Verder kan mijn familie hier niet ontbreken. In het begin was er wat druk,

maar dit veranderde in onconditionele steun wanneer ze zagen dat ik alles op alles zette om af te

studeren. De mensen die me hielpen aan het enorm hoge respondentenaantal door mijn

enquête te delen op sociale media, bedank ik ook graag. Mijn klankbord Mathias tenslotte,

verdient misschien nog het meeste respect. Wanneer ik vloekte op een relatie die niet significant

bleek, een artikel dat onvindbaar was of programma's die vastliepen, was hij er steeds om mij

terug een glimlach te bezorgen. Dankje Matje.

Ohja, ook een welgemeende merci aan de Gentse koffiehuizen die me de nodige porties cafeïne

en theïne voorschotelden.

Page 4: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  4  

wij houden stand vandaag en later zien we wel wat er komt als het komt - Luc De Vos

Page 5: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  5  

Abstract The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the incorporation of one

medium into another medium (Bolter & Grusin, 2000). In this study we focus on the streaming

service of Netflix and assume this service remediates the classical way of viewing television

content. Because the service is new to the Flemish market, it gives us the opportunity to study

the intentions for using Netflix. We argue that the best way to study the consumer's intentions is

with The Unified Theory of Acceptance and Use of Technology 2 (UTAUT2). This recent model

in adoption studies tries to explain behavorial intention and use, specific in consumer contexts

(Venkatesh, 2012). Due to the newness of the model, it was suggested by the authors that

future research should apply UTAUT2 in different countries, across different age groups, and on

different technologies (Slade, Williams & Dwivedi, 2013). The context of the remediating Netflix

and the district of Flanders, therefore, seemed ideal to validate the model. Subsequently we tried

to strengthen our model by adding the construct trialability to it, based on the concept of Rogers

(1986). Structural Equation Modeling (SEM) was used in our study, because the constructs are

hard to measure in a direct way. After examining the effects on the consumer's intention to

adopt Netflix, it was found that although some results were consistent with previous research,

most were inconsistent. Further research is needed to examine if UTAUT2 can be used at all in

the context of new media and the changing way of viewing content and its remediations.

Page 6: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  6  

Page 7: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  7  

Inhoudstafel

INLEIDING   9  

THEORETISCHE ACHTERGROND   13  

THEORIEËN ROND TECHNOLOGY ACCEPTANCE   13  KORT OVERZICHT VAN TECHNOLOGY ACCEPTANCE MODELLEN   13  UTAUT2   15  

CONCEPTUEEL MODEL EN HYPOTHESES   17  

PERFORMANCE EXPECTANCY (PE)   17  EFFORT EXPECTANCY (EE)   18  SOCIAL INFLUENCE (SI)   18  FACILITATING CONDITIONS (FC)   18  HEDONIC MOTIVATION (HM)   19  PRICE VALUE (PV)   19  HABIT (HB)   20  TRIALABILITY (TA)   21  

METHODOLOGIE   23  

OPZET EN DATAVERZAMELING   23  STEEKPROEFOMSCHRIJVING   23  MEETSCHALEN   24  

ANALYSE EN RESULTATEN   25  

MODEL FIT   26   - MODEL 1   26   - MODEL 2   26  RESULTATEN   26   - MODEL 1   26   - MODEL 2   28  

DISCUSSIE   31  

CONCLUSIE   33  

BEPERKINGEN EN SUGGESTIES VOOR TOEKOMSTIG ONDERZOEK   35  

BIBLIOGRAFIE   37  

APPENDIX A   45  

 

Page 8: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  8  

Page 9: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  9  

In leiding

Vroeger was televisiekijken een activiteit die zich beperkte tot één scherm en gelimiteerd werd

door tijd, plaats en content. Nu is dit een activiteit geworden vol nieuwe opties en mogelijkheden

(Cook, 2014). Deze snel opeenvolgende veranderingen zorgden ervoor dat nieuwe spelers van

buiten de televisie-industrie het landschap betraden. Netflix is een van die nieuwe diensten die

een revolutie wilde ontketenen binnen het televisielandschap. Netflix stelt: "You can watch as much as you want, anytime, anywhere on nearly any Internet-connected screen. You can play,

pause and resume watching, all without commercials or commitments" (Netflix, n.d.). De

oorspronkelijke elementen van het televisiekijken worden hier omgedraaid en we stellen dat het

begrip time-space-distanciation op de voorgrond komt te staan. Dit is volgens Giddens (1991)

het proces van ruimtelijke herschikking waardoor mensen de beperkingen en dwangmatigheden

van ruimte en tijd kunnen overwinnen. Verstraeten (1998) voegt hier aan toe dat de rol van

(communicatie)technologie hier vaak centraal in staat. Netflix wordt ook gekenmerkt door het

gebruik van algoritmes waarmee films en series worden aangeraden. De dienst maakt ook

gebruik van social recommender systems. Deze aanpak veronderstelt een sociaal netwerk

tussen gebruikers. Aanbevelingen worden gedaan op basis van beoordelingen van gebruikers

die directe of indirecte sociale relaties hebben met de oorspronkelijke gebruiker (Jamali & Ester,

2010).

We kunnen stellen dat Netflix een nieuwe manier van kijken met zich meebrengt, die niet langer

tijd- of plaatsgebonden is. Er is als het ware een remediatie opgetreden. Bij remediatie worden

de eigenschappen van een oud medium overgenomen door een nieuw medium (Bolter & Grusin,

2000). In dit geval wordt televisie het oude medium, en streaming via internet het nieuwe.

Hoewel de streamingcontent bekeken kan worden op een televisietoestel, kunnen we televisie

hier nog enkel als de drager zien, net zoals een computer, laptop of tablet. Er wordt immers

geen nadruk meer gelegd op de ‘set van gedragingen en praktijken’ die volgens Lotz (2007)

noodzakelijk is om van een medium te kunnen spreken. Hier moet evenwel worden opgemerkt

dat er ook andere diensten gebruik maken van dergelijke over-the-top logica. In Vlaanderen is

Netflix echter vernieuwend op verschillende vlakken door onder andere on-demand content op

verschillende apparaten, het grote aanbod en de social recommender systems.

De remediatie rond Netflix brengt veel vragen met zich mee. Over hoe lang het lineair

televisiekijken nog zal bestaan en wat de toekomst van Netflix is, kunnen we enkel speculeren.

Wel kunnen we proberen na te gaan waarom mensen precies gebruik maken van dit nieuwe

medium. Wereldwijd wordt het aantal abonnees geschat op 53 miljoen, verspreid over ongeveer

50 landen (Netflix, n.d.). Het lijkt ons dan ook vreemd dat er in de literatuur amper studies te

vinden zijn rond adoptiegedrag van Netflix. In Vlaanderen is dit onderzoek alleszins van de

eersten in zijn soort.

Page 10: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  10  

Dit valt natuurlijk ook te wijten aan het feit dat Netflix pas sinds september 2014 op de Vlaamse

markt (legaal) te gebruiken is. Cijfers van abonnementen worden voor Vlaanderen evenwel niet

vrijgegeven. Onderzoek aan de UGent heeft aangetoond dat de dienst in Vlaanderen zou

kunnen rekenen op zo'n 5,4% innovators (i.e. groep mensen die als eerste het product wil

hebben). Dit blijkt in de lijn te liggen met de naburige landen waar Netflix na één jaar tussen de 5

en 7% van de populatie wist te bekoren (De Morgen, 2014, 19 september). Omdat Netflix aan

elke nieuwe gebruiker een gratis testmaand biedt, valt niet na te gaan hoeveel gebruikers Netflix

op dit moment heeft.

In de lijn van dit onderzoek, gaan we dieper in op de beweegredenen tot gebruiksintentie. De

komst van Netflix naar Vlaanderen biedt ons de unieke kans onderzoek te doen naar de

besluitvormingsprocessen van consumenten bij aankoop van een netflixabonnement. Om

dergelijke product acceptance processes na te gaan wordt vaak gebruik gemaakt van

adoptiemodellen (Gefen & Straub, 2000). Het specifieke onderzoeksveld rond technologie-

acceptatie wekt al vele jaren wetenschappelijke interesse. Dit evolueerde van de innovatie-

diffusie theorie (DOI) die door Rogers (1962) ontwikkeld werd, naar nieuwere modellen zoals het

Technology Acceptance Model (TAM) en de Unified Theory of Acceptance and Use of

Technology (UTAUT). Recent werd UTAUT verder uitgebreid naar UTAUT2. De komst van Netflix

laat ons nu toe om dit meest recente adoptiemodel te testen op het nieuwe medium. We kiezen

voor het UTAUT2-model van Venkatesh, Thong en Xu (2012) omdat het zich in tegenstelling tot

voorgaande modellen, specifiek richt tot consumenten (Raman & Don, 2013). Hoewel het

UTAUT-model al eerder gebruikt werd in niet-professionele contexten, vindt bij UTAUT2 een

verschuiving plaats van 'workplaces' naar 'consumer contexts' (Shin, 2009). UTAUT2 zou ons

dus moeten toelaten om na te gaan welke constructen voor individuele gebruikers in

Vlaanderen, aan de basis liggen van het gebruik van Netflix. Verder schrijven Venkatesh et al.

(2012) dat dit model verder moet gevalideerd worden bij nieuwe technologieën. Het lijkt ons dan

ook bijzonder relevant dit model toe te passen in een context van streaming via internet.

Venkatesh et al. (2012) argumenteren verder dat in de context van sommige technologieën er

ook nieuwe constructen aan het model toegevoegd kunnen worden. Omdat Netflix met een

gratis testmaand werkt, voegen we zelf nog een construct toe aan het model, en argumenteren

we dat in het geval van Netflix trialability een belangrijke rol speelt in het al dan niet willen

adopteren van de service.

Deze studie omvat twee onderzoeksvragen: (1) Kunnen we UTAUT2 toepassen en valideren in

context van Netflix? (2) Zorgt het toevoegen van de variabele trialability voor een verbetering van

dit model? Trialability zal in wat volgt omschreven worden als: de mate waarmee met de

innovatie kan geëxperimenteerd worden voor een bepaalde duur (cfr. infra: conceptueel model

en hypotheses).

Page 11: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  11  

In wat volgt gaan we eerst dieper in op theorieën rond de acceptatie van technologie en de

bijhorende modellen. Vervolgens wordt onze beslissing toegelicht om gebruik te maken van het

adoptiemodel UTAUT2. In het volgende deel dissecteren we het UTAUT2-model en vormen we

ons onderzoeksmodel met de toevoeging van trialabililty. Hierna volgt een beschrijving van de

methodologie en de bevindingen van ons model. Het onderzoek eindigt met een discussie van

de kernresultaten en suggesties voor toekomstig onderzoek.

Page 12: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  12  

Page 13: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  13  

Theoretische achtergrond

Theorieën rond technology acceptance

Er zijn verschillende theoretische stromingen die trachten te achterhalen welke factoren een

consument beïnvloeden bij de beslissing om een innovatie al dan niet te gebruiken. Ondanks het

feit dat deze theorieën deels verouderd en opgegaan zijn in het interactionisme, onderscheiden

we enkele hoofdstromingen. We hebben het hier over de diffusie-, domesticatie-, en adoptie-

theorieën (De Marez & Dejonghe, 2011; Pedersen & Ling, 2002). Diffusie-wetenschappers

beschrijven het geaggregeerde adoptieproces als "an S-shaped function of time that may be

used to categorize adopters of different kinds" (Mahajan, Muller & Bass, 1990, p. 6). Binnen

deze theorie wordt gesteld dat het diffusieproces uit vier factoren bestaat die het proces

beïnvloeden: een innovatie (of nieuwe technologie), een sociaal systeem, communicatiekanalen

van het sociaal systeem en tijd (Rogers, 1986). Volgens Rogers is het innovatie-diffusieproces

"an uncertainty reduction process" (1986, p. 232). Deze onzekerheid kan volgens hem door vijf

kenmerken van innovaties gereduceerd worden: relative advantage, compability, complexity,

trialabilty en observability (1986). Vervolgens is er het domesticatie-onderzoek, hier probeert men

technologiegebruik in het dagelijks leven te bestuderen (Silverstone & Hirsch, 1992). De

sociologische gevolgen die een adoptie heeft voor het dagelijks leven vormen de grootste focus

binnen dit kader. Veel onderzoek wordt gedaan naar de invloed van demografische variabelen

zoals leeftijd, geslacht en etnische afkomst. De nadruk komt hier te liggen op het gebruik van de

technologie, en niet op de verspreiding zoals bij diffusietheorieën (Schuurman, Courtois & De

Marez, 2011). Als laatste stroming zien we de adoptietheorieën. Onderzoekers zijn hier minder

geïnteresseerd in het gebruik of verspreiding van de technologie, maar eerder in de adoptie

ervan. Adoptieonderzoek richt zich meer op de individuele besluitvorming waarbij gebruik wordt

gemaakt van verschillende theorieën omtrent het beslissingsproces (Pedersen & Ling, 2002). De

eerder besproken variabelen uit de Diffusion of Innovations (Rogers, 1986) vormen vaak nog de

basis voor deze modellen (Chong & Ooi, 2012, p. 36).

Kort overzicht van technology acceptance model len

In ons onderzoek trachten we de factoren te vinden die verklaren waarom Netflix al dan niet

geadopteerd wordt. De adoptietheorieën kennen al een lange evolutie. Volgens Heinhuis (2013)

kan een onderscheid gemaakt worden tussen Information System Theories (IS), Psychology

Theories, Marketing Theories en Media Channel Theories. De adoptie van ICT-applicaties zijn

een veelgebruikt onderwerp binnen de Information System Theories (Heinhuis, 2013). Netflix

implimenteert ICT applicaties en zorgt zo voor een remediatisering (cfr. supra: Inleiding). Binnen

deze studie concentreren we ons dan ook op de IS-theorieën.

Page 14: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  14  

Deze theorieën vinden hun basis zowel in psychologische theorieën als in de Diffusion of

Innovations van Rogers (Heinhuis, 2013). Volgens de psychologische Theory of Reasoned

Action (TRA) is het gedrag van een persoon enerzijds gebaseerd op de attitude naar dit gedrag

toe en anderzijds op de perceived subjective norm (Fishbein & Ajzen, 1975). Attitude refereert

hier naar de mate waarin een persoon bepaald gedrag gunstig of ongunstig evalueert. De

subjective norm is de sociale factor, die verwijst naar de gepercipieerde druk van anderen om al

dan niet het gestelde gedrag uit te oefenen (Ajzen, 1991). Daarbij gaat men er steeds van uit dat

mensen op een rationele manier beslissen en op een systematische wijze informatie verwerken

(Ajzen & Fishbein, 1980, pp. 5-12). Later werd deze rationele manier van beslissen als een

limitatie gezien. De TRA zou te weinig rekening houden met het soort gedrag waarin mensen

een incomplete volitional control hebben. Met de toevoeging van de variabele perceived

behavorial control, ontstond de Theory of Planned Behavior (TPB) (Ajzen, 1991). Ajzen en

Madden (1985, p. 458) omschrijven perceived behavorial control dan ook als “the person’s belief

as to how easy or difficult performance of the behavior is likely to be”. Het Technology

Acceptance Model (TAM) bouwt verder op de deze gevestigde theorieën van TRA en TPB. TAM

is een adaptatie van TRA (Szajna, 1996; Heinhuis, 2013) en is specifiek gericht op

gebruikersaanvaarding van informatiesystemen (Davis, 1989). Perceived usefulness (PU) en

perceived ease of use (PEU) leiden in dit model tot de behavorial intention (BI). PU is hier "the degree to which a person believes that using a particular system would enhance his or her job

performance". PEU wordt omschreven als "the degree to which a person believes that using a

particular system would be free from effort" (Davis, 1989, p. 320). Dit model werd vaak gebruikt

in studies over gebruikerservaring van IS op het werk (Davis, 1989; Venkatesh & Davis, 2000;

Venkatesh, 2000). Al snel bleek TAM de bovenhand te hebben: “TAM’s ability to explain attitude

toward using an information system is better than the other multi-attribute models’ such as TRA

and TPB” (Mathieson, Peacock & Chin, 2001, geciteerd in Aboelmaged, 2010, p. 397). Hoewel

TAM een van de meest invloedrijke theorieën binnen de IS-studies is, kent ook dit model zijn

gebreken. Benbasat en Barki schrijven: “The key problem with TAM could be described as a

focus on a middle range theory that provides a potentially useful bridge to antecedents and

consequences of adoption, but the bridge seems to have become an end in itself” (2007, p.

216). De auteurs stellen vast dat hoewel deze theorie in het verleden al veel nuttige inzichten

heeft opgeleverd, haar dominantie ook nefaste gevolgen kent. TAM kent immers een hoge mate

van conformiteit, wat leidt tot een gebrek aan innovatie. Dit belemmert de wetenschappelijke

voortuitgang op vlak van adoptie-theorieën (Benbasat & Barki, 2007). Het gebrek aan sociale

context in TAM was een van de hoofdredenen van Venkatesh, Morris, Davis en Davis (2003) om

de theorie verder uit te breiden tot de Unified Theory of Acceptance and Use of Technology

(UTAUT). De auteurs wilden hiermee een standaardmodel creëren dat de beste eigenschappen

van vorige modellen combineert (Oechslein, Fleishman & Hes, 2014).

Page 15: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  15  

Hoewel UTAUT inderdaad enkele zwaktes van TAM weerlegt, kampt het model volgens Heinhuis

(2013) zelf met nog wat problemen. Zo is het model ontwikkeld voor gebruik op de werkvloer

(Stafford, Stafford & Schkade, 2004). Verschillende auteurs stellen ook dat UTAUT, door het

willen combineren van vele modellen, enkel theoretische verwarring brengt in de

wetenschappelijke wereld (e.g. Straub & Burton-Jones, 2007). De adoption intention wordt in dit

model verklaard door de variabelen performance expectancy, effort expectancy, social influence

en facilitating conditions (Venkatesh et al., 2003).

UTAUT2

Recent is er een extensie van UTAUT gekomen. Er was volgens de auteurs nog te weinig

aandacht voor de consumer context in de bestaande modellen (Venkatesh et al., 2012). De

nadruk wordt hier dus niet langer gelegd op context van de werkvloer zoals in vorige modellen

(e.g. TAM, TRA, TPB) maar op de specifieke consumentencontext. Het nieuw UTAUT2-model

behoudt dezelfde variabelen als het UTAUT-model, maar voegt er drie aan toe: hedonic

motivation, price value en habit (Venkatesh et al., 2012). Binnen ons onderzoek wordt gebuik

gemaakt van dit UTAUT2-model en wordt gepoogd dit te valideren in de Netflix-context.

Technologie-adoptieonderzoek heeft traditioneel een heel sterke focus gehad op professionele

gebruikers in een bedrijfsomgeving (Oechslein et al., 2014). We verkiezen het UTAUT2-model

omdat er nu eindelijk een geconsolideerd instrument is om de consumentenadoptie te

verkennen, los van de werkvloer (Venkatesh et al., 2012). In studies naar onder meer mobiel

internet en mobile payment bleek dat UTAUT2 een veel beter verklaringskracht kan bieden dan

UTAUT. Zo steeg de verklaarde variantie van de behavorial intention (BI) in de studie van

Venkatesh (2012) van 56 procent naar 74 procent. Er werd dus 18% meer variantie verklaard in

de BI als de constructen habit, hedonic motivation en price value werden toegevoegd.

Hoewel veel modellen binnen de IS context een zeker niveau van maturiteit hebben, kan dit nog

niet gezegd worden van het UTAUT2-model (Slade, Williams & Dwivedi, 2013). Venkatesh et al.

(2012) stelden dan ook voor om toekomstig onderzoek rond UTAUT2 te voeren in verschillende

landen en bij verschillende technologieën. Wij baseren ons in dit onderzoek dan ook op deze

aanbevelingen. Gezien het aantal nieuwe technologieën, applicaties en diensten die zich tot

consumenten richten, is deze gebruikerscontext van essentieel belang (Stofega & Llamas, 2009).

Door deze aanpassing naar een consumentencontext, kan worden aangevoerd dat het

UTAUT2-model het best toepasbare technology acceptance model is om de gebruiksintentie

van Netflixgebruikers te meten en zal daarom gebruikt worden in deze studie.

Page 16: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  16  

Page 17: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  17  

Conceptueel model en hypotheses

Deze studie gebruikt UTAUT2 als theoretisch raamwerk om technologie-adoptie te analyseren.

We baseren onze hypotheses op de resultaten en gelijkaardige bevindingen bij andere UTAUT2-

studies. Hiermee testen we het model en kijken we of dit kan toegepast worden in de context

van Netflix. Daarnaast wordt de variabele trialability toegevoegd aan het model en trachten te

achterhalen of er bij toevoeging van dit construct meer variantie verklaard wordt in behavioral

intention. Islam & Hassan definieerden behavioral intention als “an individual’s intention to

perform a given act which can predict corresponding behaviours when an individual acts

voluntarily” (2013, p. 826). Daarenboven is BI “the subjective probability of carrying out

behaviour and also the cause of certain usage behaviour" (Yi, Jackson, Park & Probst, 2006, p.

351). Gedragsintentie toont met andere woorden de motivationele factoren die gedrag

beïnvloeden. Intenties zijn “indicators of how hard people are willing to try and the effort they put

in to engage in a behaviour" (Mafé, Blas & Tavera-Mesias, 2010, p. 72). Vorig onderzoek bewees

dat BI de grootste determinant is bij het individueel gebruik (e.g. Ajzen, 1991; Davis et al., 1989;

Yi et al., 2006). We zien dat in vorige studies reeds significante verbanden werden gevonden

tussen de constructen van het UTAUT2-model en BI (e.g. Oechslein et al., 2014; Venkatesh et

al., 2012). We overlopen kort de constructen en koppelen hier steeds een hypothese aan, zo

wordt ons conceptueel model bekomen.

Performance Expectancy (PE)

Performance expectancy verwijst naar de mate waarin een persoon gelooft dat een specifiek

informatiesysteem nuttig kan zijn bij bepaalde jobs of taken. Venkatesh et al. omschrijven het als

“the degree to which users gain benefits in using a technology while carrying out activities”(2012,

p. 159). De wortels van dit construct bevinden zich in perceived usefulness (TAM, C-TAM-TPB)

en relative advantage (DOI). In veel studies blijken deze constructen de beste onafhankelijke

variabelen die ofwel attitude ofwel rechtstreeks de BI verklaren (Venkatesh, 2003; Yi et al., 2006;

King & He, 2006).

We focussen ons bij het onderzoeken van dit construct op de meerwaarde van het

Netflixmedium tegenover andere of oudere media. Zoals aangehaald (cfr. supra: Inleiding), vormt

de remediatie met onder andere time-space-distanciation de kracht van Netflix. Dit leidt naar

onze eerste hypothese:

H1: Performance Expectancy heeft een positieve invloed op de BI om Netflix te adopteren.

Page 18: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  18  

Effort Expectancy (EE)

Effort expectancy staat voor de hoeveelheid gemak die geassocieerd wordt met het gebruik van

een systeem. Het kan gedefinieerd worden als “the extent to which an individual believes that

using a given system would be free of effort” (Davis, 1989; p. 321). De constructen perceived

ease of use (TAM) en ease of use (DOI) leunen hier dicht bij aan. Het geloof dat een systeem een

groot gebruiksgemak heeft kan leiden tot een sterkere BI (e.g. Davis et al., 1989; Guo & Barnes,

2012; Zhou, Lu & Wang, 2010). Doordat Netflix streeft naar een gemakkelijk gebruik (Netflix,

n.d.) en steeds duidelijk en begrijpelijk wil overkomen naar de klanten toe, stellen we de

volgende hypothese:

H2: Effort expectancy heeft een positieve invloed op de BI om Netflix te adopteren

Social Inf luence (SI)

Venkatesh omschrijft social influence als “the degree to which an individual perceives that

important others believe he or she should use the new system” (2003, p. 451). Sociale invloed

vinden wordt onder andere terug gevonden in het construct subjective norm bij TRA en TPB. Yi

et al. (2006) stelt dat de basis van SI bij Bandura's perspectief van social learning te vinden is. In

deze theorie heeft Bandura het over het overnemen van gedragingen binnen sociale groepen.

De geobserveerde gedragingen van anderen worden dan door de observator geëvenaard

(Bandura, 1977). Bij Netflix kan je zien welke films of series je facebookvrienden bekeken

hebben, daarnaast wordt ook content voorgesteld op basis van deze vrienden. We spreken hier

van social recommendation services. Deze aanpak zou problemen reduceren met betrekking tot

cold start users, die anders de service minder snel zouden gebruiken (Jamali & Ester, 2010).

Akour (2009) vond dat sociale invloed de meest invloedrijke factor was bij eerstejaarsstudenten

aan de Oklahoma State University bij de acceptatie van m-learning. Andere studies bewezen

deze hypothese evenzeer (Moore en Benbasat, 1991; Raman & Don, 2013; Thompson, Higgins

& Howell, 1991; Venkatesh et al., 1996). Liang en Yeh (2011) aanvaardden deze hypothese

echter niet wanneer bleek dat sociale invloed niet van wezenlijk belang was bij de adoptie van

mobiele games. De studie van Yang (2013) rond gebruik van mobiele apps toonde ook geen

effect van SI aan. De sociale invloed van zou een effect kunnen hebben op de intentie tot

adoptie.

H3: Social influence heeft een positieve invloed op de BI om Netflix te adopteren.

Faci l i tat ing Condit ions (FC)

Facilitating conditions is “the perception that organisational and technical infrastructure exists to

support the use of technology” (Venkatesh et al., 2003, p. 429). In de consumentencontext

houdt dit in dat de juiste kennis en middelen moeten aanwezig zijn om de technologie te

gebruiken (Heinhuis, 2013). Dit construct vindt onder andere zijn wortels in perceived behavioral

control (TPB) en compability (DOI). Verschillende studies bewijzen dat FC een significante factor

Page 19: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  19  

is in het beïnvloeden van BI (e.g. Foon & Fah, 2011; Raman & Don, 2013; Escobar-Rodriguez &

Carvajal Trujillo, 2013). Hoewel er ook studies zijn die geen significante relatie vonden tussen

deze twee variabelen (e.g. Oechslein et al., 2012; Nguyen, Nguyen & Cao, 2014) wordt toch

uitgegaan van een positief verband. Doordat mensen beschikken over de nodige kennis en

middelen om Netflix te gebruiken, kan dit leiden tot een effect om de dienst te willen gebruiken.

H4: Facilitating condtitions heeft een positieve invloed op de BI om Netflix te adopteren

Hedonic Motivat ion (HM)

Hedonic motivation is “the perceived fun or pleasure derived from using a technology”

(Venkatesh et al., 2012, p.158). Dit construct heeft geen wortels in de besproken technology

acceptance modellen. In vorig IS-onderzoek zijn er daarentegen wel verschillende constructen

gevonden die hiermee gerelateerd zijn (e.g. enjoyment). Van der Heijden (2004) toonde aan dat

HM een belangrijke voorspellende factor is bij het spelen van mobiele games en videos op

iPhones. HM bleek ook in tal van UTAUT2 studies een belangrijke variabele in het voorspellen

van de intentie voor technologiegebruik (e.g. Venkatesh et al., 2012; Nguyen et al., 2014; Yang,

2010; Kit, 2014). HM bleek evenwel niet overal een significant construct te zijn (e.g. Lewis,

Fretwell, Ryan & Parham, 2013). Er wordt uitgegaan van een positieve relatie, het pleziergehalte

in het gebruik van Netflix is volgens ons determinerend voor de adoptie.

H5: Hedonic motivation heeft een positieve invloed op de BI om Netflix te adopteren.

Price Value (PV)

Dodds et al omschrijven price value als “the trade-off between the cost paid for using the

technology and the perceived benefits received” (Dodds, Monroe & Grewal, 1991, p. 309).

Venkatesh et al. (2012) benadrukten dat PV een belangrijke factor is bij consumer decision

making met betrekking tot technologie. Dit wordt bevestigd in verschillende studies (e.g.

Escobar-Rodriguez & Carvajal Trujillo, 2013; Xu, 2014, Vinodh & Mathew, 2012). In sommige

studies blijkt de PV zelfs de grootste invloed te hebben op de BI (e.g. Prata, Moraes &

Quaresma, 2012). Deze factor lijkt evenwel niet overal een significante rol te spelen (e.g.

Oechslein et al., 2014) en er kan zelfs sprake zijn van een significant negatief verband tussen PV

en BI (Wei, Marthandan, Chong, Ooi & Arumugam, 2009). Er wordt uitgegaan van het feit dat de

democratische prijs van Netflix invloed heeft op de intentie om een abonnement te nemen.

H6: Price value heeft een positieve invloed op de BI om Netflix te adopteren.

Page 20: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  20  

Habit (HB)

Habit wordt omschreven als “the extent that individuals tend to execute behaviours

automatically” (Limayem, Hirt & Cheung, 2007). Dit construct heeft geen wortels in vorig

vernoemde modellen. Andere studies toonden wel al dat habit een bepalende factor kan spelen

in het voorspellen van technologiegebruik (e.g. Kim & Malhotra, 2005; Kim, Malhotra &

Narasimham, 2005). Venkatesh et al. (2012) ontdekten dat habit zowel een direct als indirect

effect heeft op de BI. Verschillende andere studies bevestigen dit (e.g. Liao, Palvia & Lin, 2006;

Lewis et al., 2013; Kit, 2014). Gewoon worden aan het gebruiken van Netflix zou een

determinerende factor kunnen zijn om de dienst verder te gebruiken.

H7: Habit heeft een positieve invloed op de BI om Netflix te adopteren.

Deze hypotheses resulteren tot ons eerste conceptuele model. Het model is gelijkaardig aan dat

van eerdere UTAUT2-studies (eg. Kit, 2014) en is gebaseerd op het oorspronkelijk model van

Venkatesh et al. (2012).

Figuur 1 Conceptueel model 1

Page 21: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  21  

Tria labi l i ty (TA)

Bij trialability wordt betoogd dat wanneer potentiële gebruikers eerst kunnen experimenteren met

de technologie, de adoptie van deze innovatie makkelijker verloopt (Rogers, 1986, p. 16).

Deze hypothese werd meermaals bevestigd (Slade, Williams & Dwivedi, 2013; Atkinson, 2007;

Sahin & Thompson, 2006). Bij Kapoor, Dwivedi en Williams (2013) bleek trialability zelfs een

grotere invloed te hebben op de behavorial intention dan relative advantage, complexity en

compatibility. Omdat gebruikers al vertrouwd worden met de dienst, zou de gratis testmaand

een positief effect kunnen hebben op het voornemen om Netflix aan te schaffen.

H8: Trialability heeft een positieve invloed op de behavorial intention om Netflix te

adopteren.

Het volgend conceptueel model wordt bekomen na toevoeging van trialability.

Figuur 2 Conceptueel model 2

Page 22: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  22  

Page 23: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  23  

Methodologie

Opzet en dataverzamel ing

Deze studie heeft als doel het UTAUT2-model te valideren in de context van on-demand

streamingdiensten via het internet, Netflix in concreto. Het construct trialability werd vervolgens

aan het UTAUT2-model toegevoegd.

Om het UTAUT2-model te testen werd een survey verspreid via het internet en sociale media.

Deelnemers maakten ook kans om een prijs te winnen. Survey-onderzoek is gebruikelijk bij

adoptiestudies (e.g. Venkatesh et al., 2012). De survey werd vooraf aan een pretest

onderworpen waar tien respondenten nagingen of de survey samenhangend en duidelijk was.

Aanbevelingen werden toegepast en de tien respondenten werden uit de uiteindelijke dataset

gehaald.

Steekproefomschri jv ing

In totaal werden 619 surveys ingevuld. Hiervan werden 154 respondenten uit de analyse

gehaald (24,9%). Er werd beslist enkel de resultaten te interpreteren van mensen die over een

abonnement van Netflix beschikten. Voor mensen zonder dergelijk abonnement was het

onmogelijk uitspraken te doen over bepaalde constructen, zoals habit. Van de 465

respondenten die uiteindelijk opgenomen werden in de analyse, beschikten er 90 (19,4%) over

een proefabonnement, terwijl 375 (80,6%) reeds een abonnement aankochten. Tussen 300 en

500 respondenten blijkt een zeer goed aantal te zijn om uitspraken te doen voor meervoudige

regressievergelijkingen. (Comrey & Lee, 2013; Fidell & Tabachnick, 2006).

280 mannen (60,2%) en 185 vrouwen (39,8%) namen deel aan de studie. De gemiddelde leeftijd

van de respondenten is 30,10 (SD = 9,16). Deze relatief jonge leeftijd blijkt in de lijn te liggen met

voorgaand onderzoek rond streaming via internet: volgens een recent rapport blijken vooral

jongeren de voorkeur te geven aan streamingdiensten (Civicscience, 2014). In het rapport geven

bijna 70% van de respondenten onder 34 jaar aan online streamen te verkiezen boven andere

manieren om televisiecontent te bekijken. Hoewel dit een Amerikaanse studie is, verwachten we

dat in Vlaanderen hetzelfde patroon voorkomt. De grootste groep respondenten bevindt zich in

onze studie dan ook in de leeftijdscategorie tussen 20-29 jaar (52,7%), gevolgd door 30-39 jaar

(28,6%). Omdat er veel jongeren in het onderzoek werden opgenomen, zijn de resultaten niet

representatief voor Vlaanderen. De idee dat online-streamers zich vooral begeven tussen de

leeftijd van 20 en 40 jaar, blijkt ook hier van tel te zijn. Onze resultaten zijn dan ook voornamelijk

te interpreteren in de context van deze belangrijke leeftijdsgroep.

Page 24: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  24  

Verder keken onze respondenten vooral naar series op Netflix (66,7%), gevolgd door 'evenveel

films als series' (28,7%). Enkel 4,9% van de respondenten bleek vooral films te kijken op Netflix.

Het merendeel bleek gemiddeld tussen 60 en 120 minuten per sessie te kijken (56,9%), 15,5%

kijkt meer dan 120 minuten en 27,6% kijkt minder dan 60 minuten per sessie. Wanneer gekeken

wordt naar hoeveel keer iemand naar Netflix kijkt, valt op dat bijna de helft (45,4%) meerdere

malen per week kijkt. Een vijfde van onze respondenten (20,4%) kijkt meerdere malen per dag

naar Netflix, een vijfde kijkt één maal per dag naar Netflix (20,6%), 10,9% kijkt wekelijks naar

Netflix en 2,8% maandelijks. Netflix wordt volgens onze resultaten vaak 'alleen' gekeken

(41,9%), de helft kijkt 'soms alleen' (50,2%). Slechts een klein aantal respondenten antwoorde

dat hij of zij nooit alleen kijkt (7,9%).

Meetschalen

Onze online survey werd opgesteld aan de hand van meetschalen afkomstig uit voorgaand

onderzoek. De enquête bestond uit 3 delen. Deel 1 peilde naar de zeven constructen waarop

UTAUT2 gebaseerd is, met toevoeging van trialability. In de veronderstelling dat deze

constructen gelijkaardig zijn in karakter en effect over verschillende technologieën, zijn de vragen

binnen onze survey gebaseerd op bestaande stellingen uit voorgaand onderzoek (e.g.

Venkatesh et al., 2012; Nguyen et al., 2014; Escobar-Rodriguez & Carvajal Trujillo, 2013). We

deden beroep op verschillende studies (cfr. supra: Hypotheses) om tot zo'n concreet mogelijke

vragenlijst te komen.

Voor de constructen PE, EE, SI en FC werd het oorspronkelijk UTAUT-model als basis

genomen, vervolgens werd gekeken naar andere technology acceptance modellen (e.g. Hsu &

Lu, 2004; Chuttur, 2009, Leong et al., 2013). Dit omdat de constructen van UTAUT gebaseerd

zijn op modellen als TAM, TPB of TRA (cfr. supra: Overzicht modelllen). Stellingen met

betrekking tot HM, PV en HB vonden zowel hun basis in het werk van Venkatesh et al. (2012) als

in hiervan afgeleide studies (e.g. Escobar-Rodriguez & Carvajal Trujillo, 2013; Oechslein et al.,

2014). Voor het construct trialability werd beroep gedaan op het werk van Rogers (1986) en

afgeleide studies (e.g. Slade et al., 2013; Atkinson, 2007; Sahin & Thompson, 2006). De items

werden vervolgens zo goed mogelijk vertaald naar het Nederlands en omgezet naar de

specifieke context voor Netflix. Vragen die volgens ons onduidelijk waren, of niet passend voor

de Netflix-context, werden niet opgenomen in de vragenlijst. Elk construct werd gemeten door

minstens drie en maximum zes stellingen of items. Het tweede deel van de survey peilde naar

het algemene gebruik van Netflix. Hier werd onder andere nagegaan hoe lang iemand naar

Netflix kijkt, met wie hij/zij kijkt of wat de frequentie is van het kijken. Het laatste deel omvatte

vragen betreffende de socio- demografische kenmerken van de respondenten. De items werden

gemeten op een vijf punten Likertschaal. De respondenten dienden stellingen te beantwoorden

gaande van ‘helemaal niet akkoord’ tot ‘helemaal akkoord’. De gebruikte vragenlijst kan worden

gevonden in Appendix A.

Page 25: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  25  

Analyse en resultaten

Voor de analyse maakten we gebruik van SPSS Statistics 22 en AMOS 22 Graphics. De AMOS-

software hielp ons, via het toepassen van Structural Equation Modeling (SEM), het UTAUT2-

model met toevoeging van trialability te testen in de Vlaamse Netflix-context. SEM laat ons

immers toe om latente variabelen te meten. Dit is voor ons onderzoek essentieel, aangezien

onze constructen moeilijk op een directe manier vast te stellen zijn. We probeerden met het

gebruik van SEM ons model te valideren en te kijken wat het effect van elk construct op de

behavorial intention was. Veel studies die gebruik maken van het UTAUT en UTAUT2-model

hanteren niet de SEM methode met SPSS, maar wel de Partial Least Square methode met het

programma SmartPLS (e.g. Oechslein et al., 2014; Guo & Barnes, 2012; Raman & Don, 2013).

PLS wordt vaak gebruikt in IS-studies, maar is theoretisch minder sterk onderbouwd dan de

SEM-methodologie (Hair et al., 2012). Verder wordt het werken met de kleinste kwadraten

methode vooral gebruikt bij exploratief onderzoek, terwijl deze studie een confirmerend

antwoord beoogt.

Het tweestapsverhaal van Anderson en Gerbing (1988) wordt gebruikt in het analyseren van de

data. De auteurs stelden de -tot dan toe gebruikelijke- one-step approach in vraag, waar enkel

het structureel model en bijhorende parameters werden geschat. Volgens hen diende, vooraleer

men uitspraken kon doen over het structureel model, eerst het meetmodel geschat te worden.

Pas als de parameters voor dit model kloppen, kan overgegaan worden naar een evaluatie van

het structureel model (Anderson & Gerbin, 1988). Het meetmodel dient voldaan te worden

bevonden aan voorwaarden rond validiteit en betrouwbaarheid. Aleer we onze dataset invoerden

in AMOS, deden we deze tests met behulp van de SPSS software. Vooreerst dienden na te

gaan of alle constructen voldeden aan interne validiteit, de items dienden allen hetzelfde

construct te meten. We gebruikten hiervoor Cronbach’s Alpha. De waarden van onze acht

constructen dienden voldoende hoog te zijn (α ≥ .70) om een goede interne validiteit te hebben.

Het construct facilitating conditions bleek een te lage Cronbach’s Alpha te hebben (α = .42). De

gestelde vragen die dit construct nagingen baseerden zich op vorig onderzoek (e.g. Venkatesh

et al., 2012; Leong et al., 2013). Het construct bleek in deze context niet op dezelfde manier te

kunnen gemeten worden als in andere contexten. In voorgaande studies rond UTAUT werd de

interne validiteit van FC ook soms te laag bevonden (e.g. Marchewka, Liu & Kostiwa, 2007). Het

construct facilitating conditions mat dus niet steeds dezelfde items en werd uit verdere analyse

verwijderd. De interne validiteit van de andere constructen werd goed tot zeer goed bevonden

(BI, α = .87 PE, α = .72 ; EE, α = .71; PV, α = .85; TA, α = .87 ; HM, α = .79 ; HB, α = .79 ; SI, α

= .79). Vervolgens gingen we na of constructen onderling sterk correleerden, bij SEM is het

immers een assumptie dat er geen sprake mag zijn van excessieve multicollineariteit (Hair et al.,

2014). Hoge waarden (r > .85) worden hierbij als excessief gezien (Lei & Wu, 2007). In ons

meetmodel vinden we een correlatie die hier net over zit (r = .88), dit is de correlatie tussen

Page 26: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  26  

hedonic motivation en effort expectancy. Hoewel deze correlatie te hoog ligt, beslissen we uit

theoretische overwegingen om deze constructen alsnog te behouden .

Model Fit Na voorgaande tests werd beslist facilitating conditions uit het model weg te laten. In een eerste

fase keken we na of de overgebleven originele constructen zoals aangegeven in Venkatesh et al.

(2012) een goede model fit vertoonden. In een volgende fase voegden we trialability toe aan dit

model en gingen we na of dit tweede conceptueel model al dan niet een betere model fit had.

Model 1

Wanneer we model 1 in AMOS 22 Graphics plaatsen, merken we voor alle waarden een goede

fit:

CMIN/df = 2.67 (df = 278; p ≤ .000); CFI = .92; TLI = .91; RMSEA = 0,06; PRATIO = 0.86, PNFI

= .76, PCFI = .80 (Hair et al., 2014). Deze model fits geven weer dat de data en het model goed

met elkaar overeenkomen en we dus zinvolle uitspraken kunnen doen over onze hypotheses.

Model 2

Het tweede model vertoont een zeer gelijkaardige fit:

CMIN/df = 2.48 (df = 349; p ≤ .000); CFI = .92; TLI = .91; RMSEA = 0,06; PRATIO = 0.86, PNFI

= .76, PCFI = .80. Enkel onze CMIN verschilt, aan deze waarden mogen we echter een minder

belang hechten omdat we een groot aantal (n > 200) respondenten hebben (Hair et al., 2014).

Resultaten

Model 1

We proberen door middel van van SEM relaties te valideren binnen ons opgegeven model. De

totaal verklaarde variantie van BI in ons oorspronkelijk model ligt heel hoog (R2 = .77). We

kunnen dus afleiden dat 77% van de variantie binnen de gebruiksintentie van Netflix verklaard

wordt binnen het model. Wanneer we kijken naar het structureel model, merken we weinig

significante verbanden. Enkel habit heeft een significant verband met behavorial intention (β =

.36, p < .05). De andere regressievergelijkingen tussen de opgegeven constructen en behavorial

intention hadden allen een te hoge P-waarde (p > .05). Hieruit valt af te leiden dat het opgestelde

UTAUT2-model enkel H7 bevestigt. Habit heeft een positieve invloed op Behavorial Intention om

Netflix te adopteren.

Page 27: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  27  

Tabel 1: Test ing hypotheses binnen model 1

Hypothese Regressie-

coëff ic iënt (β )

S ignif icant ie

(p-waarde)

Bevest igd binnen

deze studie

H1 PE ! BI .79 > 0,05 NEE

H2 EE ! BI -.03 > 0,05 NEE

H3 SI ! BI .05 > 0,05 NEE

H4 niet in model / / NEE

H5 HM ! BI -.34 > 0,05 NEE

H6 PV ! BI .08 > 0,05 NEE

H7 HB ! BI .36 < 0,05 JA

Omdat er binnen dit model maar één significante relatie gevonden werd, zoeken we naar een

oplossing om een betere validerende werking van UTAUT2 te leveren. Bij het controleren van de

assumpties van SEM werd reeds aangetoond dat de multicollineariteit tussen 2 variabelen te

hoog lag (cfr. supra: Analyse en resultaten). Bij verdere inspectie van de correlaties tussen onze

constructen merken we veel relatief hoge waarden. Hoewel multicollineariteit voorkomt in veel

UTAUT en UTAUT2-studies (e.g. Venkatesh et al., 2012), merken we dat er in deze studie

opmerkelijk veel hoge waarden zijn. Deze multicollineariteit mag dan misschien niet excessief

zijn, veel multicollineariteit kan mogelijk leiden naar minder significante relaties (Hair et al., 2014).

Wanneer de multicollineariteit tussen de .60 en .80 ligt, is de kans op een type II-fout immers

groot, zelfs vaak groter dan 80% (Grewal, Cote & Baumgartner, 2004). Dit zou het geval kunnen

zijn in ons model, waar maar één relatie in het structureel model significant blijkt te zijn. Dat er

geen significante relaties zijn, wil evenwel niet zeggen dat de verbanden er niet zijn (Hair et al.,

2014). We volgen Marsh en Hocevar (1986) die stellen dat variabelen die onderling hoog

correleren, in sommige gevallen beter worden samengevoegd. Dit geeft ons de kans om toch

significante verbanden te vinden tussen onze constructen en de BI.

We maken hier een second order factor aan, dit is een latente variabele die verklaard wordt door

latente in plaats van manifeste variabelen (Marsh & Hocevar, 1986). In dit geval wordt de second

order factor een combinatie van constructen die onderling een hoge correlatie hebben. We

stellen dat PE, HB, PV, HM en EE de constructen zijn die een hoge correlatie met elkaar hebben

(r > .60). SI blijkt weinig te correleren met de andere constructen en wordt bijgevolg niet

opgenomen in de second order factor. We komen tot een nieuwe hypothese:

H9: De constructen PE, HB, PV, HM en PV hebben via een second order factor een positieve invloed op de behavorial intention om Netflix te adopteren.

Page 28: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  28  

Wanneer we het meetmodel met second order factor bekijken zien we een lichtjes slechtere

model fit. CMIN/df = 2.78 (df = 366; p ≤ .000); CFI = .91; TLI = .89; RMSEA = 0,06; PRATIO =

0.90, PNFI = .78, PCFI = .82 (Hair et al., 2014). We kunnen echter besluiten dat onze data nog

steeds bij het model passen. We komen tot het volgende conceptueel model:

Figuur 3 aangepast model 1

We vinden een heel sterke significante positieve relatie tussen onze second order en behavorial

intention binnen de context van Netflix (β = .82, p < .001). De totale variantie in behavorial

intention die verklaard wordt door ons model bedraagt nu 70% (R2 = .70). Wanneer we kijken

naar onze second order factor, merken we dat alle constructen die hier in zijn opgenomen nu

een een significant verband hebben. De factorwaarde ligt hier ook steeds boven de

minimumgrens van 0.50 (MacKenzie, Podsakoff & Podsakoff, 2012). De second order factor

verklaart 100% in de performance expectancy, 79% in de price value, 91% in hedonic

motivation, 73% in effort expectancy en 85% in habit. We hebben hier te maken met een zeer

goede nieuwe variabele. Social influence blijkt in dit model evenwel geen significant verband te

hebben met BI.

Model 2

Wanneer we trialability aan ons oorspronkelijk model toevoegen, merken we dat de totaal

variantie bij dit nieuw model niet verandert (R2 = .77). Hoewel deze variantie hoog ligt, kunnen we

reeds besluiten dat de toevoeging van dit construct de variantie binnen behavorial intention niet

verhoogt. Net zoals in het vorig model vinden we ook hier geen significante verbanden met BI,

met als uitzondering habit (β = .36, p < .05). We merken wel dat trialability een heel licht negatief

significant verband heeft met BI (β = -.09, p < .05).

Page 29: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  29  

Gezien de grootte van het effect is dit verband verwaarloosbaar. Trialability heeft, net als social

influence, een lage correlatie met de andere factoren. We beslissen om opnieuw een second

order factor toe toepassen en bekomen volgend conceptueel model:

Figuur 4 aangepast model 2

Onze hypothese dat trialability een positieve invloed heeft op behavorial intention kunnen we

verwerpen en we aanvaarden de nulhypothese dat er geen significant verband is.

Tabel 2: Test ing hypotheses binnen aangepast model 1 & 2

Hypothese Regressie-

coëff ic iënt (β )

S ignif icant ie

(p-waarde)

Bevest igd binnen

deze studie

H8 TA ! BI -.09 < 0,05 NEE

H9 Second Order ! BI .83 <0,05 JA

               

Page 30: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  30  

                                                                                                   

Page 31: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  31  

Discussie

We kunnen afleiden dat de constructen uit het oorspronkelijke UTAUT2-model 77% verklaren

van de variantie in de gebruiksintentie van Netflix in Vlaanderen. We zouden kunnen

argumenteren dat dit het model valideert. Het was echter niet mogelijk uitspraken te doen over

de kracht van zeven individuele constructen, omdat deze geen significant verband met de BI

hadden. Wel kon er een uitspraak gedaan worden over het construct habit. Uit de resultaten

kan afgeleid worden dat hoe groter de gewoonte van iemand is, hoe groter de kans blijkt om

een gebruiksintentie te vertonen. In het concrete geval van Netflix zouden we aan de hand van

het originele UTAUT2-model kunnen stellen dat als iemand de dienst gewoon is, er meer kans is

dat hij/zij deze dienst zal (blijven) gebruiken.

Om meer uitspraken te kunnen doen over het model beslisten we om een second order factor

toe te voegen en stelden de hypothese op dat de 5 constructen PE, HB, PV, HM en EE samen

een significant effect hadden op de BI. Deze hypothese werd bevestigd: de second order factor

had een grote kracht op de BI (β = .83, p < .05) en 70% van de totale variantie in de BI werd

door dit aangepast model verklaard. Hoewel de verklaringskracht in de variantie van BI lichtjes

lager ligt, is er nu een beter beeld van welke constructen een significante invloed hebben hierop.

Verder bleek de toevoeging van het construct trialability een te verwaarlozen effect te hebben.

Omdat dit effect wel significant was, kunnen we een uitspraak doen. Een mogelijke verklaring

van het licht negatief verband (β = -.09, p < .05) zou kunnen zijn dat mensen een te grote

verwachting hadden van Netflix en na de testmaand het abonnement niet verlengden. Een

testmaand blijkt dus tegen onze verwachtingen in, geen positief effect te hebben op de intentie

om Netflix aan te schaffen.

De twee significante verbanden die we vonden met de BI, waren trialability en habit. Omdat habit

hier een positieve relatie bleek te hebben met BI en trialability niet, kan gezocht worden naar een

mogelijke oorzaak.

We gingen er immers van uit dat door het gratis testen, iemand de dienst gewoon werd.

Wanneer we kijken naar de correlatie tussen deze twee constructen, merken we dat deze licht

negatief is (r = -.19). Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat een gratis testmaand nog niet

leidt tot gewoonte. Hiernaar is meer onderzoek vereist.

We kunnen argumenteren dat deze lage waarden gevonden worden omdat dit onderzoek een

andere focus heeft in vergelijking met andere studies. Vorige onderzoeken die de technology

acceptance modellen gebruikten waren namelijk heel vaak gericht op de mobiele markt (Slade et

al., 2013, p. 15).

Page 32: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  32  

Bijna alle adoptie-studies die focusten op m-commerce, m-banking en mobile payment maakten

gebruik van modellen als DOI, TAM of UTAUT (e.g. Choi & Totten, 2012; Wang, Xiang &

Fesenmaier, 2014; Marumbwa, 2014; ). UTAUT2-studies bleven vaak in deze context hangen

(e.g. Oechslein et al., 2012). De studie van Venkatesh (2012) is zelf binnen de mobiele context

gesitueerd, hier werd onderzoek gedaan naar mobiel internetgebruik. We mogen evenwel niet

miskennen dat er via het UTAUT2-model significante verbanden zijn gevonden tussen

constructen en behavorial intention buiten de mobiele context. Bij een studie naar social network

games bleek het model zelfs een heel goede werking te hebben (Xu, 2014). Andere studies die

het domein probeerden te overstijgen, kwamen echter vaak uit op niet-significante verbanden.

De studie van Escobar-Rodriguez & Carvajal Trujillo (2013) over het online aankoopgedrag van

vliegtuigtickets wees uit dat zowel social influence, hedonic motivation als effort expectancy

geen significante invloed uitoefenden op de behavorial intention. Bij het onderzoek rond E-

learning van Nguyen et al. (2014) bleken de constructen facilitating conditions, effort expectancy,

price value en habit geen significante relaties op te leveren. De meerwaarde van het UTAUT2-

model tegenover het oorspronkelijke UTAUT-model werd bij ons gevonden in de significante

relatie tussen habit en behavorial intention. We zouden dus kunnen denken dat het

oorspronkelijke UTAUT-model nog minder geschikt zou zijn om de gedragsintentie te

voorspellen in deze context.

Page 33: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  33  

Conclusie

We wilden in dit onderzoek verklaren welke factoren een invloed hadden op de gebruiksintentie

van Netflix. Deze studie had als doel de toepasbaarheid te onderzoeken van het UTAUT2-model

binnen de context van Netflix.

We volgden Venkatesh et al. (2012) die stelden dat het van enorm belang is het UTAUT2-model

te valideren in andere contexten. Wanneer we dit model wilden valideren bleken we al snel met

enkele problemen te kampen. Vooreerst bleek het construct facilitating conditions geen interne

validiteit te tonen. We baseerden ons voor het bevragen van dit construct op de originele

vragenlijst van Venkatesh et al. (2012). Hoewel een uitspraak mogelijk was over de totaal

verklaarde variantie, was het -met uitzondering van één construct- niet mogelijk te kijken wat het

aandeel van elk apart construct hierin was. Omdat dit niet kon nagegaan worden, hebben we

niet kunnen onderzoeken wat de precieze redenen zijn voor Netflixgebruik in Vlaanderen. Wel

konden we zeggen dat de constructen effort expectancy, habit, hedonic motivation,

performance expectancy en price value hier samen een significante invloed op uitoefenden. Het

toegevoegde construct trialability bleek het model geenszins te versterken. Omdat we kampten

met heel wat niet-significantie relaties was het niet mogelijk veel waardevolle uitspraken te doen

omtrent intentie tot adoptie van Netflix. Omdat het opzet van het UTAUT2-model net is om

dergelijke uitspraken te kunnen leveren, blijkt dit model niet geschikt. We kunnen stellen dat het

UTAUT2-model niet bruikbaar is voor de geremediatiseerde context van Netflix in Vlaanderen.

Deze studie heeft bijgedragen aan bestaand onderzoek rond UTAUT2. Hoewel we aantoonden

dat de data goed bij het model past en er een grote verklaarde variantie wordt vastgesteld,

vinden we te weinig significante relaties om van een goed model te kunnen spreken. Een nieuw

model en verder validiserend onderzoek dringen zich op om de individuele adoptie-beslissing na

te gaan voor Netflixgebruik en bij uitbreiding streamingdiensten over het internet.

Page 34: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  34  

Page 35: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  35  

Beperkingen en suggesties voor toekomstig onderzoek

De resultaten van deze studie dienen zorgvuldig te worden geïnterpreteerd met betrekking tot

een aantal beperkingen. Vooreerst heeft deze studie plaatsgevonden in Vlaanderen, er dient dus

omzichtig omgesprongen te worden met het generaliseren van de resultaten naar andere

omgevingen.

In deze studie hebben we het steeds over behavorial intention, een alternatief begrip zou

continued intention kunnen geweest zijn. Veel respondenten hadden al een abonnement op

Netflix, we gingen na waarom ze de dienst zouden blijven gebruiken. We hebben beslist om toch

met behavorial intention te werken en dit om in de lijn te blijven met vorig onderzoek.

Daarenboven waren er ook bijna 20% respondenten die gebruik maakten van de gratis

testmaand (cfr. supra: Steekproefomschrijving), voor hen is behavorial intention dan ook beter

gepast dan continued intention. Er dient hier ook opgemerkt te worden dat Netflix werkt met een

systeem waar de gebruiker na de gratis testmaand automatisch intekent op het abonnement.

Een echte bewuste beslissing wordt na de testmaand dus niet gemaakt.

We vonden dat het UTAUT2-model niet kan worden toegepast binnen de context van online

streaming en specifiek Netflix. Door de weinig signficante relaties hebben we niet veel uitspraken

kunnen doen over de precieze redenen van het Netflixgebruik, of over de mate van impact per

construct op de BI. Een ander onderzoeksmodel moet dus worden toegepast. Misschien is het

tijd voor een nieuw onderzoeksmodel, dat nog meer inspeelt op de veranderingen in het

medialandschap, en zich niet focust op de telecomwereld zoals veel studies bij technology

acceptance (cfr. supra: Conclusie). Gebaseerd op vorig onderzoek, zou dit nieuw model

verschillende andere constructen kunnen opnemen. We denken voor de context van Netflix

bijvoorbeeld aan het belang van personalisatie. Andere constructen zoals innovativeness, self-

efficacy, perceived risk of trust (e.g. Slade et al., 2013) zouden met de nodige motivatie ook

kunnen worden toegevoegd. Een mogelijk vervolgonderzoek zou kunnen inhouden om

verschillende technology acceptance modellen met elkaar te vergelijken en te kijken welk model

het meest variantie binnen de behavorial intention verklaart.

In onze studie voegden we trialability toe als extra construct. Dit werd gemotiveerd omdat Netflix

werkt met een gratis testmaand. Omdat dit geen positief verband had met de BI, spoort ons dit

aan tot nader onderzoek. We gingen steeds uit van de positieve remediatie van Netflix in

Vlaanderen. Een interessante onderzoeksvraag zou hier ook kunnen zijn: "Waarom gebruiken

mensen Netflix niet?". Waarom heeft deze gratis testmaand een licht negatief verband met

gebruiksintentie? Verder onderzoek is aangewezen.

Page 36: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  36  

Er kan ook worden geopperd om een ander theoretisch kader te gebruiken om de behavorial

intention na te gaan. In deze studie hebben we de gefundeerde keuze gemaakt om Netflix te

behandelen in het kader van information systems theories waar de technology acceptance

modellen, zoals UTAUT2, thuis horen. Volgens Heinhuis (2013) kunnen we een onderscheid

maken tussen psychology theories, marketing theories en media channel theories. Modellen met

een psychologische basis zijn de eerder besproken TRA en TPB. De media channel theories

maken gebruik van onder andere de Uses and Gratifications Theory (U&G). Deze theorie

probeert het gebruik van media te verklaren "by the needs of consumers which lead to

expectations about mass media and which lead to gratifications" (Katz, 1973, p. 511). Stafford

et al. (2004) voegen hier aan toe dat U&G best geschikt is om consumer technology use na te

gaan (in vergelijking met bijvoorbeeld TAM). Een studie met dergelijk theoretisch kader kan

misschien wel tot significante verbanden leiden. Omdat er nog geen sprake was het UTAUT2-

model wanneer Stafford et al. (2004) onderzoek voerde, kunnen we ons evenwel de vraag

stellen of U&G nog steeds de beste manier is om consumer technology use na te gaan.

Tenslotte kunnen we de manier van operationalisatie in vraag stellen. We hebben in dit

onderzoek de beslissing genomen om te werken met covariance based SEM en hebben de

analyses uitgevoerd met het programma AMOS. We zagen dat in vorig onderzoek veel gebruik

werd gemaakt van Partial Least Square SEM (e.g. Venkatesh, 2012; Raman & Don, 2013; Lai,

Lai & Jordan, 2009). Hair, Ringle en Sarstedt (2011, p.139) stellen: "the negative perceptions of PLS-SEM are unfortunate and shortsighted. When properly applied, the method has many

benefits not offered by CB-SEM". Er kan dus ook geargumenteerd worden dat dergelijk

onderzoek naar de validatie van UTAUT2 via PLS-SEM dient gevoerd te worden. Het gebruik

van deze methode kan dan ook andere significante resultaten naar boven laten komen, dit door

de minder te schatten parameters (Hair et al., 2011).

Page 37: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  37  

Bibl iograf ie

Aboelmaged, M. (2010). Predicting e-procurement adoption in a developing country. An

empirical integration of technology acceptance model and theory of planned

behaviour. Industrial management + data systems, 110, 392-414. !

Akour, H. (2009). Determinants of mobile learning acceptance: an empirical investigation in

higher education (Doctoraatsthesis, Oklahoma State University).

Ajzen, I. (1991). The Theory of Planned Behavior. Organizational Behavior and Human

Decision Process, 50, 179-211.

Ajzen, I., & Fishbein, M. (Red.). (1980). Understanding Attitudes and Predicting Social Behavior.

Prentice Hall: Englewood Cliffs. !

Ajzen, I., & Madden, T. J. (1986). Prediction of goal-directed behavior: Attitudes, intentions, and

perceived behavioral control. Journal of experimental social psychology, 22(5), 453-474.

Anderson, J. C., & Gerbing, D. W. (1992). Assumptions and Comparative Strengths of the Two-

Step Approach Comment on Fornell and Yi. Sociological Methods & Research, 20(3),

321-333.

Atkinson, N. L. (2007). Developing a questionnaire to measure perceived attributes of eHealth

innovations. American Journal of Health Behavior, 31(6), 612-621. !

Bandura, A. (1977). Self-efficacy: toward a unifying theory of behavioral

change. Psychological review, 84(2), 191-215.

Benbasat, I., & Barki, H. (2007). Quo vadis TAM? Journal of the association for information

systems, 8(4), 211-218.

Bolter, J. & Grusin, R. (1991). Remediation. Cambridge: Mit Press. !

Choi, Y. K., & Totten, J. W. (2012). Self-construal's role in mobile TV acceptance: Extension of

TAM across cultures. Journal of Business Research, 65(11), 1525- 1533.

Chong, A., Ooi, K., & Bao, H. (2012). An empirical analysis of the determinants of 3G

adoption in China. Computers in Human Behavior, 28, 360-369. !

Page 38: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  38  

Chuttur, M. (2009). Overview of the technology acceptance model: Origins,

developments and future directions. Sprouts: Working Papers in Information Systems,

9-37.

Comrey, A. L., & Lee, H. B. (2013). A first course in factor analysis. New York: Psychology

Press. !

Cook, C. I. (2014). Netflix: A Stepping Stone in the Evolution of Television. ! (Doctoraatsthesis,

Universiteit van South Florida, St. Petersburg).

Davis, F. D. (1989). Perceived usefulness, perceived ease of use, and user acceptance of

information technology. MIS Quarterly, 319-340 . !

De Marez, L., & Dejonghe, E. (2011). Inleiding tot de nieuwe communicatietechnologieën (3e

ed.). Leuven: Acco. !

Dodds, W. B., Monroe, K. B., & Grewal, D. (1991). Effects of price, brand, and store information

on buyers' product evaluations. Journal of marketing research, 307-319.

Dwivedi, Y. K., Kapoor, K. K., Williams, M. D., & Williams, J. (2013). RFID systems in libraries: An

empirical examination of factors affecting system use and user satisfaction. International

Journal of Information Management, 33(2), 367-377.

Escobar-Rodríguez, T., & Carvajal-Trujillo, E. (2014). Online purchasing tickets for low cost

carriers: An application of the unified theory of acceptance and use of technology (

UTAUT) model. Tourism Management, 43, 70-88.

Evens, T., De Marez, L., Vanhaelewyn, B., Van den Broeck, W., Geerts, D.

(2014, 19 september). Vlaamse films en fictie zijn geen breekijzer voor Netflix.

DeMorgen.

Fidell, L. S., & Tabachnick, B. (2006). Using multivariate statistics. Boston:

Allyn & Bacon. !

Fishbein, M., & Ajzen, I. (1975). Belief, attitude, intention and behavior: An introduction to

theory and research. Reading, MA : Addison-Wesley.

Page 39: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  39  

Foon, Y. S., & Fah, B. C. Y. (2011). Internet banking adoption in Kuala Lumpur: an application of

UTAUT model. International Journal of Business and Management, 6(4), 161-167.

Gefen, D., & Straub, D. W. (2000). The relative importance of perceived ease of use in IS

adoption: a study of e-commerce adoption. Journal of the Association for Information

Systems, 1(1), 1-29.

Giddens, A. (1991). Modernity and Self-Identity. Self and Society in the Late Modern

Age. Cambridge: Polity Press. !

Guo, Y., & Barnes, S. (2012). Explaining purchasing behavior within World of Warcraft.

Journal of Computer Information Systems, 52(3), 18-30. !

Grewal, R., Cote, J. A., & Baumgartner, H. (2004). Multicollinearity and measurement error in

structural equation models: Implications for theory testing. Marketing Science, 23(4),

519-529.

Hair, J. F. (2014). Multivariate Data Analysis. Seventh new international edition. Harlow: Pearson

Education.

Hair, J. F., Ringle, C. M., & Sarstedt, M. (2011). PLS-SEM: Indeed a silver bullet. The Journal of

Marketing Theory and Practice, 19(2), 139-152.

Heinhuis, D. (2013). Modeling customer behavior in multichannel service distribution: A rational

approach (Doctoraatsthesis, Universiteit van Amsterdam).

Hsu, C. L., & Lu, H. P. (2004). Why do people play on-line games? An extended TAM with

social influences and flow experience. Information & Management, 41(7), 853-868.

Islam, M. Z., Kim, P., & Hassan, I. (2013). Intention to use advanced mobile phone services

(AMPS). Management Decision, 51(4), 824-838 .

Jamali, M., & Ester, M. (2010, September). A matrix factorization technique with trust

propagation for recommendation in social networks. In Proceedings of the fourth ACM

conference on Recommender systems (pp. 135-142). ACM.

Katz, E., Blumler, J.G. and Gurevitch, M., (1973), Uses And Gratifications Research. Public

Opinion Quarterly, 37(4), 509-523.

Page 40: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  40  

King, W., & He, J. (2006). A meta-analysis of the technology acceptance model. Information and

Management, 43, 740-755.

Kim, A. (2014). UTAUT2 influencing the behavioural intention to adopt mobile

applications (Doctoraatsthesis, UTAR).

Kim, S., & Malhotra, N. K. (2005). A longitudinal model of continued IS use: An integrative view

of four mechanisms underlying postadoption phenomena. Management science, 51(5),

741-755.

Kim, S., Malhotra, N., & Narasimhan, S. (2005). Research note—two competing perspectives on

automatic use: A theoretical and empirical comparison. Information Systems

Research, 16(4), 418-432.

Lai, D., Lai, I., & Jordan, E. (2009). An extended UTAUT model for the study of negative user

adoption behaviours of mobile commerce. In Proceedings of the Ninth International

Conference on Electronic Business.

Lei, P. W., & Wu, Q. (2007). Introduction to structural equation modeling: Issues and

practical considerations. Educational Measurement: Issues and Practice, 26(3), 33-43.

Leong, L. Y., & Ooi, K. C. (2013). Modelling the stimulators of the behavioral intention to use

mobile entertainment: Does gender really matter? Computers in Human Behaviour, 29,

2109-2121.

Lewis, C. C., Fretwell, C. E., Ryan, J., & Parham, J. B. (2013). Faculty Use of Established and

Emerging Technologies in Higher Education: A Unified Theory of Acceptance and Use of

Technology Perspective. International Journal of Higher Education, 2(2), 22-33.

Liang, T. P., & Yeh, Y. H. (2011). Effect of use contexts on the continuous use of mobile

services: the case of mobile games. Personal and Ubiquitous Computing, 15(2), 187- 196. !

Liao, C., Palvia, P., & Lin, H. N. (2006). The roles of habit and web site quality in e-

commerce. International Journal of Information Management, 26(6), 469-483.

Limayem, M., Hirt, S. G., & Cheung, C. M. (2007). How habit limits the predictive power of

intention: the case of information systems continuance. Mis Quarterly, 31(4), 705-737.

Page 41: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  41  

Lotz, A. (2007). The television will be revolutionalized. New York : NYU Press.

MacKenzie, S. B., Podsakoff, P. M., & Podsakoff, N. P. (2011). Construct measurement and

validation procedures in MIS and behavioral research: Integrating new and existing

techniques. MIS quarterly, 35(2), 293-334.

Mafé, C. R., Blas, S. S., & Tavera-Mesías, J. F. (2010). A comparative study of mobile

messaging services acceptance to participate in television programmes. Journal of

service Management, 21(1), 69-102.

Mahajan, V. Muller, E. and Bass, F.M. (1990). New product diffusion models in marketing: A

review and directions for research. Journal of Marketing, 54(1), 1-27.

Marchewka, J. T., Liu, C., & Kostiwa, K. (2007). An Application of the UTAUT Model for

Understanding Student Perceptions Using Course Management

Software. Communications of the IIMA, 7(2), 93-104.

Marsh, H. W., & Hocevar, D. (1985). Application of confirmatory factor analysis to the study of

self-concept: First-and higher order factor models and their invariance across

groups. Psychological bulletin, 97(3), 562-573.

Marumbwa, J. (2014). Exploring the Moderating Effects of Socio-Demographic Variables on

Consumer Acceptance and Use of Mobile Money Transfer Services (MMTs) in Southern

Zimbabwe. American Journal of Industrial and Business Management, 2014.

Moore, G. C., & Benbasat, I. (1991). Development of an instrument to measure the perceptions

of adopting an information technology innovation. Information systems research, 2(3),

192-222.

Netflix. (n.d.). Company Overview. Geraadpleegd op 23 november 2014 op het World Wide

Web: http://pr.netflix.com/companyfacts.

Nguyen, T. D., Nguyen, D. T., & Cao, T. H. (2014). Acceptance and Use of Information System:

E-Learning Based on Cloud Computing in Vietnam. In Information and

Communication Technology (pp. 139-149). Springer Berlin Heidelberg.

Page 42: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  42  

Oechslein, O., Fleishmann, M., & Hes, T. (2014). An Application of UTAUT2 on Social

Recommender Systems: Incorporating Social Information for Performance Expectancy.

In International Conference on System Science, (pp. 3297-3306). Hawaii.

Thompson, R. L., Higgins, C. A., & Howell, J. M. (1991). Personal computing: toward a

conceptual model of utilization. MIS quarterly, 15(1), 125-143.

Pedersen, P., & Ling, R. (2002, april). Mobile end-user service adoption studies: A selective

review. Scandinavian Journal of Information Systems, 14(1), 3-17.

Prata, W., de Moraes, A., & Quaresma, M. (2012). User’s demography and expectation r

egarding search, purchase and evaluation in mobile application store. Work: A Journal

of Prevention, Assessment and Rehabilitation, 41, 1124-1131.

Sahin, I., & Thompson, A. (2006). Using Rogers’ theory to interpret instructional computer use

by COE faculty. Journal of Research on Technology in Education, 39(1), 81-104.

Schuurman, D., Courtois, C. & De Marez, L. (2011). New media adoption and usage among

flemish youngsters. Telematics and Informatics, 28(2), 77- 85.

Silverstone, R., & Hirsch, E. (1992). Consuming Technologies. London: Routledge.

Slade, E. L., Williams, M. D., & Dwivedi, Y. K. (2013). Mobile payment adoption:

Classification and review of the extant literature. The Marketing Review, 13(2), 167-

190.

Stafford, T.F., Stafford, M.R. and Schkade, L.L., (2004). Determining Uses and

Gratifications for the Internet. Decision Sciences, 35(2), 259-288.

Straub, D.W. and Burton-Jones, A., (2007), Veni, Vidi, Vici: Breaking the TAM Logjam, Journal of

the Association for Information Systems, 8(4), 223-229 !.

Szajna, B. (1996). Empirical Evaluation of the Revised Technology Acceptance Model.

Management Science, 42(1), 85-92. !

Stofega, W., & Llamas, R. (2009). Worldwide Mobile Phone 2009-2013 Forecast Update. IDC

Document, (217209).

Page 43: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  43  

Raman, A., & Don, Y. (2013). Preservice Teachers’ Acceptance of Learning

Management Software: An Application of the UTAUT2 Model. International Education

Studies, 6(7), 157-164.

Rogers, E. (1986). Diffusion of Innovations. New York : Free Press.

Van der Heijden, H. (2004). User acceptance of hedonic information systems. MIS quarterly,

28(4), 695-704.

Venkatesh, V. (2000). Determinants of perceived ease of use: Integrating control, intrinsic

motivation, and emotion into the technology acceptance model. Information systems

research, 11(4), 342-365.

Venkatesh, V., & Davis, F. D. (2000). A theoretical extension of the technology acceptance

model: four longitudinal field studies. Management science, 46(2), 186-204.

Venkatesh, V., Morris, M. G., Davis, G. B., & Davis, F. D. (2003). User acceptance of information

technology: Toward a unified view. MIS quarterly, 425-478.

Venkatesh, V., Thong, J. Y., & Xu, X. (2012). Consumer acceptance and use of information

technology: extending the unified theory of acceptance and use of technology. MIS

quarterly, 36(1), 157-178.

Verstraeten, H. (1998). Media, publieke sfeer en interculturele communicatie: enkele

onderzoeksperspectieven. De rol van de media in de multiculturele samenleving, 13-31. !

Vinodh, K., & Mathew, S. K. (2012). Web personalization in technology acceptance. In Intelligent

Human Computer Interaction (IHCI), 2012 4th International Conference on IEEE

(pp. 1-6).

Wang, D., Xiang, Z., & Fesenmaier, D. R. (2014). Adapting to the mobile world: A model of

smartphone use. Annals of Tourism Research, 48, 11-26.

Wei, T. T., Marthandan, G., Chong, A. Y. L., Ooi, K. B., & Arumugam, S. (2009). What drives

Malaysian m-commerce adoption? An empirical analysis. Industrial Management &

Data Systems, 109(3), 370-388.

Page 44: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  44  

Xu, X. (2014, February). Understanding Users’ Continued Use of Online Games: An Application

of UTAUT2 in Social Network Games. In MMEDIA 2014, The Sixth International

Conferences on Advances in Multimedia (pp. 58-65).

Yang, H. C. (2013). Bon appétit for apps: young American consumer's acceptance of mobile

applications. Journal of Computer Information Systems, 53(3). 85-97.

Yi, M. Y., Jackson, J. D., Park, J. S., & Probst, J. C. (2006). Understanding Information

Technology Acceptance by Individual Professionals: Toward an Integrative View.

Information & Management ,43(3), 350-363. !

Zhou, T., Lu, Y., & Wang, B. (2010). Integrating TTF and UTAUT to explain mobile banking user

adoption. Computers in Human Behavior, 26(4), 760-767.

Page 45: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  45  

Appendix A De items werden verspreid tussen de verschillende blokken en stonden ook voor elke

respondent op een andere plaats in dat blok. Hier plaatsen we voor de duidelijkheid de vragen

bij het te meten construct.

Survey Netf l ix

Welkom,

Netflix is sedert een grote maand een nieuwe speler in het Vlaamse televisielandschap. Via mijn

thesis wil ik hier op inspelen en kijken welke impact Netflix heeft op ons televisiegebruik. Graag

nodig ik u uit om deze heel korte enquête (+- 5 min) in te vullen.Niet alleen bewijst u mij en de

wetenschap een enorme gunst, u maakt bovendien kans op cinematickets van Sphinx Cinema.

Wannes Dejonghe

Master Film-en Televisiewetenschappen

• Netf l ix-ervar ing

Heeft u Netflix?

- Ik zit in mijn gratis testmaand

- Ik heb al een abonnement aangekocht

- Nee

• Meten van constructen

De volgende 5 blokken peilen in welke mate u akkoord bent met volgende stellingen (1=

Helemaal niet akkoord, 2= eerder niet akkoord, 3= noch akkoord, noch niet akkoord, 4=

eerder wel akkoord, 5= helemaal akkoord).

! Performance Expectancy

1. Netflix geeft een toegevoegde waarde aan mijn kijkgedrag.

2. Ik denk dat Netflix voor mij een nuttige service is. !

3. Netflix geeft me toegang tot veel films en series.

!4. Netflix geeft me toegang tot de nieuwste films en series.

5. Netflix laat me toe om films en series in hoge kwaliteit (HD) te verkrijgen.

! Effort Expectancy

6. Netflix gebruiken is makkelijk aan te leren.

7. Netflix is duidelijk en begrijpelijk. !

8. De kracht van Netflix zit in zijn gebruiksgemak.

9. Netflix gebruiken is vaak frustrerend.

Page 46: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  46  

! Social Inf luence

10. Mensen die belangrijk voor me zijn, vinden dat ik Netflix zou moeten gebruiken. !

11. Mensen die mijn gedrag beïnvloeden denken dat ik Netflix zou moeten

gebruiken.

12. Mensen van wie ik de opinie waardeer vinden dat ik Netflix moet gebruiken.

13. Ik vind het belangrijk dat ik kan zien naar welke films/series mijn vrienden kijken.

! Faci l i tat ing Condit ions

14. Ik heb de nodige middelen om Netflix te gebruiken. !

15. Ik heb de nodige kennis om Netflix te gebruiken. !

16. Ik kan hulp van anderen krijgen als ik moeilijkheden heb met het gebruik van

Netflix. !

17. Met Netflix kan ik makkelijk mijn favoriete series/films terugvinden. !

18. Het is belangrijk voor mij dat Netflix onthoudt waar ik ben gestopt met kijken

naar een serie/film.

!19. Ik vind het belangrijk dat Netflix me films/series aanraadt.

! Hedonic Motivat ion

20. Ik geniet ervan naar Netflix te kijken.

21. Netfix gebruiken is aangenaam.

!22. Netflix gebruiken is vermakelijk.

! Price Value

23. De prijs van Netflix is redelijk. (vanaf €8 per maand) !

24. Netflix heeft een goede prijs-kwaliteitverhouding.

25. Aan de actuele prijs is Netflix een goed product.

! Habit

26. Het gebruik van Netflix is een gewoonte geworden voor mij.

27. Ik ben verslaafd aan Netflix. !

28. Netflix gebruiken is voor mij heel normaal geworden. !

29. Ik kijk enkel nog naar series/tv via Netflix.

! Behavior intent ion

30. Ik ben van plan Netflix in de toekomst verder te gebruiken. !

31. Ik ben van plan Netflix regelmatig te blijven gebuiken. !

32. Ik raad anderen sterk aan Netflix te gebruiken.

! Tria labi l i ty

33. De gratis proefmaand zou belangrijk zijn in mijn beslissing om Netflix al dan niet

aan te kopen.

34. De proefmaand zou belangrijk zijn in mijn beslissing om Netflix uit te proberen.

35. Omdat er een proefmaand aan verbonden is, zou ik eerder geneigd zijn Netflix

te gebruiken.

Page 47: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  47  

• Use

! 1. Hoe vaak gebruikt u Netlix?

- meerdere keren per dag !

- wekelijks

- maandelijks

- nooit

! 2. Wanneer u kijkt naar Netflix, hoe lang doet u dit gemiddeld?

- Minder dan 30 minuten

- 30 tot 60 minuten

- 60 tot 120 minuten

- 120 - 240 minuten (2 tot 4 uur)

- Langer

! 3. Naar wat kijkt u het meest?

- Series

- Films

- Allebei evenveel

! 4. Wanneer je kijkt naar Netflix, doe je dit alleen?

- Ik kijk altijd alleen

- Ik kijk soms alleen

- Ik kijk nooit alleen !

4b. Wanneer u niet alleen kijkt, is dit met

- partner

- vrienden

- familie !

- collega’s

- andere

! 5. Op welk toestel kijkt u Netflix?

- Computer / laptop

- Tablet

- Televisietoestel

- Smartphone !

Page 48: Netflix and the new U(taut) - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/217/624/RUG01-002217624_2015_0001...The rise of streaming services has lead to a real remediation, i.e. the

  48  

• Socio-demograf ische kenmerken

! Wat is uw leeftijd?

! 2. Wat is uw geslacht?

- Man

- Vrouw

! 3. Wat is uw hoogst behaalde diploma?

- Geen !

- Lager onderwijs !

- Lager secundair

- Hoger secundair algemeen (ASO) !

- Hoger secundair technisch en artistiek (TSO / KSO)

- Hoger secundair beroeps (BSO) !

- Hoger niet-universitair / bachelor

- (Post-)universitair / master

Hartelijk dank om mee te werken aan deze enquête.

Als u nog kans wilt maken op de cinematickets, vul dan hieronder uw mailadres in (u krijgt enkel

mail indien u bij de winnaars zit).