Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de...

78
Nederlandse wetenschap: wereldtop? Opdrachtgever: Innovatieplatform Publicatienummer: 2008.028-0801 Datum: Utrecht, 14 juli 2008 Auteurs: Reg Brennenraedts Pim den Hertog Christiaan Holland Bram Kaashoek Robbin te Velde

Transcript of Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de...

Page 1: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Nederlandse wetenschap: wereldtop?

Opdrachtgever: Innovatieplatform

Publicatienummer: 2008.028-0801

Datum: Utrecht, 14 juli 2008

Auteurs: Reg Brennenraedts Pim den Hertog Christiaan Holland Bram Kaashoek Robbin te Velde

Page 2: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het
Page 3: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Inhoudsopgave

Lijst van figuren ......................................................................................... 5

Samenvatting ............................................................................................. 7

1 Achtergrond.......................................................................................... 9

2 Wat is excellentie? .............................................................................. 11

3 Financiering ........................................................................................ 15

4 Productiviteit ...................................................................................... 23

5 Kwaliteit ............................................................................................. 27

6 Focus en massa................................................................................... 33

7 HRM .................................................................................................... 37

8 Kennisbenutting/valorisatie ............................................................... 47

9 Internationale samenwerking............................................................. 53

10 Maatschappelijke inbedding................................................................ 56

11 Governance......................................................................................... 61

12 Conclusies en aanbevelingen .............................................................. 65

Bijlage 1 Methodologische verantwoording ............................................. 67

Bijlage 2 Geraadpleegde personen .......................................................... 69

Bijlage 3 Interviewprotocol ..................................................................... 71

Bijlage 4 Gebruikte bronnen .................................................................... 73

Dialogic innovatie ● interactie 3

Page 4: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Dialogic innovatie ● interactie 4

Page 5: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Lijst van figuren

Figuur 1. Schematische weergave van het wetenschapssysteem......................................................11

Figuur 2. Bruto uitgaven aan onderzoek (GERD) als percentage van het BNP, 1981-2006 (bron: OECD

MSTI 2008)...............................................................................................................................16

Figuur 3. Bruto uitgaven aan onderzoek (GERD) als percentage van het BNP, Nederland versus EU en

OECD, 1981-2006 (bron: OECD MSTI 2008) .................................................................................17

Figuur 4. Aandeel van uitgaven bedrijfsleven in totale uitgaven aan onderzoek, Nederland versus EU en

OECD, 1981-2006 (bron: OECD MSTI 2008) .................................................................................18

Figuur 5. Aandeel van uitgaven overheid in totale uitgaven aan onderzoek, Nederland versus EU en

OECD, 1981-2006 (bron: OECD MSTI 2008) .................................................................................19

Figuur 6. Aandeel bedrijfsleven in financiering van onderzoek aan universiteiten, Nederland versus EU

en OECD, 1981-2006 (bron: OECD MSTI 2008) .............................................................................20

Figuur 7. Ontwikkeling van onderzoeksfinanciering in Nederland naar financieringsbron, afgezet tegen

ontwikkeling totale onderzoeksuitgaven als percentage van het BNP, 1981-2006 (bron: OECD MSTI 2008).......................................................................................................................................20

Figuur 8. Totale uitgaven en aanbestedingen van de overheid aan onderzoek (GBAORD) als percentage

van BNP, aan publieke en private partijen, in binnen- en buitenland,, 1981-2006 (bron: OECD MSTI

2008).......................................................................................................................................21

Figuur 9. Totale uitgaven en aanbestedingen van de overheid aan onderzoek (GBAORD) als percentage

van het BNP, aan basisfinanciering voor universiteiten (GUF), 1981-2006 (bron: OECD MSTI 2008) ....21

Figuur 10. Wereldaandeel in aantal wetenschappelijke publicaties (2004). Bron: EU Key Figures 2007 .24

Figuur 11. Gemiddeld aantal publicaties per wetenschapper in de publieke sector (2004). Bron: AWT ..25

Figuur 12. Aantal wetenschappelijke publicaties per capita (2004) afgezet tegen overheidsuitgaven aan

R&D als % BNP, 2000-2004. (Bron: DG Research, Key Figures 2007) ..............................................26

Figuur 13. Citatie-impactscores per land gecorrigeerd voor verschillen tussen wetenschappelijke

gebieden (bron: NOWT 2008)......................................................................................................28

Figuur 14. Ontwikkeling van aandeel in uitgereikte Nobelprijzen, 1901-2007.....................................29

Figuur 15. Aantal ERC-winnaars per 1000 inwoners, 2008 ..............................................................30

Figuur 16. Percentage universiteiten in top-500 van drie internationale rankings. Bron: THES, ARWU,

WHU. Bewerking: Dialogic ..........................................................................................................30

Figuur 17. Percentage universiteiten in top-100, top-250 en top-500 van drie internationale rankings, 2007. (Bron: THES, ARWU,WHU. Bewerking door Dialogic) .............................................................31

Figuur 18. Publicatie-aandeel per wetenschappelijk hoofdgebied, 2003-2006 (bron: NOWT, 2008.

Bewerking: Dialogic) ..................................................................................................................33

Figuur 19. Citatie-impact per wetenschappelijk hoofdgebied, 2003-2006 (bron: NOWT, 2008. Bewerking: Dialogic) ...................................................................................................................................34

Figuur 20. Kwantiteit x kwaliteit per wetenschappelijk hoofdgebied, 2003-2006 (bron: NOWT, 2008.

Bewerking: Dialogic) ..................................................................................................................34

Figuur 21. Globale karakteristieken van sturing van wetenschaps- en technologiebeleid ((bron: Dialogic, 2006).......................................................................................................................................35

Figuur 22. Totale uitgaven en aanbestedingen van de overheid aan onderzoek (GBAORD) als percentage

van het BNP, aan basisfinanciering voor universiteiten (GUF), 1981-2006 (bron: OECD MSTI 2008) ....36

Figuur 23. Totaal aantal studenten in het hoger onderwijs, 1998-2005. (Bron: OECD Online Education Database, 2008)........................................................................................................................38

Figuur 24. Aantal nieuwe afstudeerders in techniek per 1000 inwoners in het cohort 20-29 jarigen.

(Bron: European Innovation Scoreboard 2007)..............................................................................39

Dialogic innovatie ● interactie 5

Page 6: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Figuur 25. Aantal techniekstudenten ten opzichte van totaal aantal studenten, 1998; 2004. (Bron: OECD Education Database, 2007) .........................................................................................................40

Figuur 26. Aantal promovendi in bèta-wetenschappen per 1000 inwoners, 1998-2005. (Bron: OECD

Education Database, 2007) .........................................................................................................41

Figuur 27. Aandeel van vrouwelijke wetenschappers (2005) en vrouwelijke afstudeerders in bèta­wetenschappen, 2004. (Bron: OECD MSTI, 2007)..........................................................................41

Figuur 29. Mobiliteit van HRST-personeel, 2001 en 2005.( Bron: Eurostat. Bewerking: MERIT) ...........43

Figuur 30. Leeftijdsopbouw van wetenschappelijke staf, naar beslacht (2003-2004). Bron: Eurostat, UOE

...............................................................................................................................................44

Figuur 31. Samenwerking tussen bedrijven en universiteiten en publieke onderzoeksinstellingen. (Bron:

Community Innovation Survey [CIS] 2004; World Competitiveness Report 2006-2007 -- voor PPP

scores) .....................................................................................................................................47

Figuur 32. Belangrijkste kennisbronnen voor bedrijven, 2002-2004. (Bron: Community Innovation Survey 2004) ............................................................................................................................48

Figuur 33. Totaal aantal triadic patents ingediend per 1000 inwoners, 1985-2005. (Bron: OECD MSTI

2007).......................................................................................................................................49

Figuur 34. Aantal Europese patenten aangevraagd door universiteiten, 1990-2003. (Bron: Eurostat. bewerking: Dialogic) ..................................................................................................................49

Figuur 35. Aantal spin-off en start-up bedrijven vanuit kennisinstellingen. Bron: OECD (bewerking:

Dialogic) ...................................................................................................................................50

Figuur 36. Het aandeel internationale co-publicaties van de totale publicatie-output per land, 2005

(Bron: Science & Engineering Indicators 2008, bewerkt door Dialogic) .............................................53

Figuur 37. Citatie-impact van internationale co-publicaties..............................................................54

Figuur 38. Aandeel in 6e Kaderprogramma (FP-6) in termen van aantal projecten en financiering, 2002­2006. (Bron: EGL Senternovem. bewerkt door Dialogic, 2008) ........................................................55

Figuur 39. Publieke opinie over belang wetenschap ten opzichte van andere beleidsterreinen, 2005. (Bron: Eurobarometer)...............................................................................................................56

Figuur 40. Relatieve afname van salarisverschil tussen mannen en vrouwen met middelbaar en methoger onderwijs, 2004.( Bron: OECD Education at a Glance 2007)...................................................57

Figuur 41. Aandeel vrouwen in beroepsbevolking en aandeel vrouwelijke onderzoekers op universiteiten (2003). Bron: OECD (2005). Bewerkt door Dialogic .......................................................................58

Figuur 42. Migratiesaldo voor hooggeschoolde burgers en migranten (2001). Bron: OECD Database on

immigrants and expatriates (2005) ..............................................................................................59

Figuur 43. Verdeling onderzoekers en overig R&D-personeel, 2001/2002. (bron: OECD MSTI. Bewerking:

NOWT). ....................................................................................................................................62

Figuur 44. Stelsel van publieke onderzoeksfinanciering in Nederland, 1975.......................................62

Figuur 45. Stelsel van publieke onderzoeksfinanciering in Nederland, 2005.......................................63

Dialogic innovatie ● interactie 6

Page 7: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Samenvatting Met deze studie wil het Innovatieplatform een eerste stap zetten om tot een gecoördineerde excellentiestrategie voor de wetenschap in Nederland te komen. In de studie worden de sterktes en zwaktes en kansen van en bedreigingen voor het Nederlandse wetenschapsys­teem in kaart gebracht. Prikkels en barrières spelen op vier niveaus: dat van de individuele wetenschapper, de individuele kennisinstelling, het wetenschapsysteem als geheel en van het wetenschappelijk klimaat – externe factoren die van invloed zijn op de werking en prestaties van het wetenschapsysteem. Sterktes en zwaktes op elk van de niveaus zijn gemeten op een negental dimensies: financiering, productiviteit, kwaliteit, focus & massa, HRM, valorisatie, internationale samenwerking, maatschappelijke inbedding, en sturing.

Excellente wetenschap vereist consequente en langdurige substantiële investeringen in het wetenschapsysteem. Zowel publieke als private financiering van onderzoek blijven in Nederland ver achter bij de meeste andere referentielanden. Omdat Nederlandse wetenschappers relatief efficiënt zijn, heeft dit financieringstekort tot nu toe nog niet tot productiviteitsverliezen geleid. Het aantal publicaties per wetenschapper is een van de hoogste ter wereld en het aandeel in de wereldwijde productie neemt nog steeds toe. De kwaliteit van die publicaties is ook zeer hoog – de gemiddelde citatie-impactscore is van de hoogste ter wereld en Nederlandse wetenschappers genieten over het algemeen veel aanzien in het buitenland. Nederland scoort over de volle breedte van wetenschappelijke gebieden bovengemiddeld goed – in de domeinen Natuur en Techniek is de hoeveelheid publicaties wel relatief laag omdat daar weinig wetenschappers werken. Ook op het niveau van universitei­ten scoort Nederland goed in de breedte: alle universiteiten scoren hoog maar geen van de universiteiten behoort tot de absolute top.

Het Nederlandse wetenschapsysteem is zeer kwetsbaar en ligt zwaar onder druk – de vraag is niet of maar wanneer het systeem onder die druk zal bezwijken. Er zijn op dit moment nog voldoende excellente wetenschappers maar die situatie zal op korte termijn waarschijnlijk snel verslechteren. De aanwas van nieuwe studenten en promovendi is – met name in de natuurwetenschappen en technisch disciplines – zeer laag, de doorstroming van jonge onderzoekers verloopt moeizaam, de participatie van vrouwen is dramatisch laag en er vertrekken meer hoogopgeleide mensen naar het buitenland dan dat er in Nederland bijkomen. In termen van valorisatie is het beeld minder ongunstig. De interactie tussen bedrijven en kennisinstellingen is in ieder geval relatief laag. In de private sector is onderzoek geconcentreerd in een klein aantal grote bedrijven en blijft het MKB achter. De situatie met betrekking tot de maatschappelijke inbedding is wederom ongunstig. Nederlanders hebben relatief veel belangstelling voor wetenschap maar dat vertaalt zich in het geheel niet in de bereidheid voor die wetenschap te betalen. De lage emancipatiegraad in het algemeen vertaalt zich ook door in een lage participatie van vrouwen in de wetenschap. De verharding van het politieke klimaat ten opzichte van buitenlanders leidt tot een verslechtering van het imago van Nederland bij buitenlandse wetenschappers. Ook in termen van sturing is de situatie ongunstig. Er is veel beleidsdynamiek maar het systeem is teveel met zichzelf bezig en het ontbreekt aan een lange termijnperspectief. Het is daardoor moeilijk om tot gezamenlijke sterktes te komen en duidelijk keuzes te komen terwijl er veel onzekerheid is in het veld. De structuur van het systeem is ondoorzichtig, verdelingsmecha­nismen veranderen regelmatig en financiële stromen zijn onvoorspelbaar.

Dialogic innovatie ● interactie 7

Page 8: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Dialogic innovatie ● interactie 8

Page 9: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

1 Achtergrond Het eerste Innovatieplatform heeft een belangrijke erfenis nagelaten in de vorm van een agenda om te komen tot Nederland Kennisland in 2016. Met deze stip aan de horizon is een brede ambitie neergezet om systematisch te investeren in en aan te zetten tot een ‘hoog opgeleide beroepsbevolking’, sterke kennisbasis & benutting’ en ‘meer innovatie & ondernemerschap’. Uit de eerste jaarlijkse foto van de Kennisinvesteringsagenda (KIA) zoals gepresenteerd op 22 februari 2008 door het Innovatieplatform blijkt dat 17 van de 20 seinen nog op oranje of rood staan.

Dit onderzoek richt zich op een essentieel onderdeel van de ambitie van Nederland Kennisland te weten excellente wetenschap. Excellente wetenschap kan op veel verschillende manieren bijdragen aan de bovengenoemde ambitie. Excellente wetenschap­pers zijn in de eerste plaats nodig om de grenzen van onze kennis te verleggen en bij te kunnen dragen aan de beantwoording van steeds complexer en multidisciplinaire vraagstellingen. Het vinden van de antwoorden op deze vragen is niet alleen intrinsiek van belang, maar levert uiteindelijk ook de basiskennis, strategische en toegepaste kennis op die bijdraagt aan oplossing van grote maatschappelijke vraagstukken en aan innovaties in maatschappelijke en bedrijfssectoren. Daarnaast betekent investeren in topwetenschap investeren in menselijk kapitaal (zeer hoog opgeleide kenniswerkers), en daarmee in de kennis en kunde van de kenniswerkers die ook buiten de wetenschap zelf in maatschappe­lijke sectoren en innovatieve bedrijven mede moeten vormgeven aan de kennissamenleving. Topwetenschap draagt bij aan de totstandkoming van kennisintensieve start ups of spin offs. Tot slot kan gesteld worden dat topwetenschap niet alleen bijdraagt tot een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor kenniswerkers en kennisintensieve bedrijvigheid, maar ook een culturele waarde vertegenwoordigt of zelfs is aan te merken als teken van beschaving.

Het Innovatieplatform wenst een beweging in gang te zetten om het belang van een gecoördineerde excellentiestrategie voor de wetenschap in Nederland te agenderen en te bevorderen. De eerste stap is om antwoorden te vinden op de volgende vragen:

1. Wat zijn de belangrijkste sterktes en zwakten van het Nederlandse wetenschaps­systeem? Meer specifiek: Wat zijn de belangrijkste barrières om te komen tot excellentie en een gecoördineerde excellentiestrategie?;

2. Welke trends (bedreigingen en kansen) en ontwikkelingen zijn van invloed op de wijze waarop (top)wetenschap zich ontwikkelt? Welke mogelijke implicaties hebben deze trends en ontwikkelingen voor een nieuwe excellentiestrategie voor de Neder­landse wetenschap?;

3. Wat zijn de belangrijkste kenmerken van enkele inspirerende voorbeelden van landen die daadwerkelijk de beweging naar meer excellente wetenschap (nationale excellentiestrategieën) hebben ingezet? Wat zijn de belangrijkste handvatten of stuurvariabelen voor een strategie gericht op excellentie?

De vragen die onder 1 en 2 zijn geformuleerd zijn typisch bestanddelen van een SWOT-analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het IP te initiëren proces van het formuleren van een gezamenlijke excellentiestrategie voor de Nederlandse wetenschap.

Dialogic innovatie ● interactie 9

Page 10: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Dialogic innovatie ● interactie 10

Page 11: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

2 Wat is excellentie? Er wordt vaak een vergelijking gemaakt tussen topwetenschap en topsport. Er is inspanning (training) nodig om tot de top te komen. Er zijn goede faciliteiten nodig. Er is een systeem nodig van het herkennen en vervolgens begeleiden van toptalenten. Er bestaat het risico dat talanten naar het buitenland vertrekken. Aanwas van talent is belangrijk. Geen topsport zonder breedtesport laat zich vertalen naar het wetenschappelijk domein als: geen pieken zonder hoogvlakte.

Excellentie betekent volgens topwetenschappers het verleggen van grenzen. Het gaat om creativiteit en nieuwe inzichten aan de grenzen van het weten. Het gaat om het doorbreken van paradigma’s en het inslaan van nieuwe paden, soms tegen de stroom in. Er wordt een nieuw perspectief geboden op basis waarvan andere wetenschappers verder kunnen. Ook dat is van belang: het wetenschappelijk veld vooruit helpen door bouwstenen aan te dragen.

Kwaliteit van onderzoek kan op verschillende manieren benaderd worden. Er is sprake van prikkels en barrières op drie niveaus: niveau van de individuele wetenschapper, van individuele universiteiten en kennisinstellingen en het samenspel van universiteiten, kennisinstellingen en intermediaire actoren in het wetenschapssysteem (figuur 1). Het is evident dat deze niveaus sterk samenhangen. Zonder goede onderzoekers geen goede universiteiten en zonder goede universiteiten geen goed wetenschapssysteem. Die samenhang is van belang voor de definitie van excellentie, voor indicatoren om excellentie te meten en ook voor de huidige instrumenten in het wetenschaps- en innovatiebeleid.

Wetenschappelijk klimaat

Wetenschapsysteem

Kennisinstelling

Onderzoeker

Figuur 1. Schematische weergave van het wetenschapssysteem

Dialogic innovatie ● interactie 11

Page 12: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

In aanvulling op de drie niveau’s van onderzoeker, organisatie en wetenschapssysteem onderscheiden wij het wetenschappelijk klimaat. Dit zijn uiteenlopende externe factoren die van invloed zijn op de werking en prestaties van het Nederlandse wetenschapssysteem, maar ook op de mate waarin excellente wetenschap maatschappelijk en politiek gewaardeerd en ingebed wordt. Het gaat dan bijvoorbeeld om de woningmarkt en het woonklimaat in universiteitssteden, het opleidingsniveau van instromers in het wetenschapssysteem, de toegankelijkheid van gezondheidszorg, de kennismigrantenrege­ling en administratieve lasten die bijvoorbeeld buitenlandse wetenschappers ervaren wanneer zij in Nederland willen komen wonen en werken1.

Afbakening wetenschapssysteem

We hebben in dit onderzoek voor een zeer ruime omschrijving van het wetenschapssys­teem gekozen. Het systeem omvat:

• Universiteiten

• Grote Technologische Instituten (TNO, ECN, NLR, e.d.)

• Technologische Topinstituten (Telematica, polymeren, metalen, voeding)

• KNAW instituten

• NWO instituten

• Overige niet-universitaire instellingen (NKI, KNMI, RIVM, Max Planck)

• (academische) ziekenhuizen

• R&D in (grote) bedrijven

Dimensies

Bij de vergelijking van landen hebben we sterktes en zwaktes onderverdeeld in een negental dimensies.

• Investeringen in / financiering van de wetenschap

• Productiviteit (# publicaties in internationale vakbladen)

• Kwaliteit (impact/citaties, oordelen visitaties, peer review, prijzen)

• Focus/zwaartepuntvorming (hoeveel en welke wetenschapsgebieden draaien mee in de wereldtop?)

• HRM/loopbaan: in-, door- en uitstroom en uitval van wetenschappers

• Kennisbenutting/valorisatie: kennisuitwisseling/aansluiting, samenwerking, mobiliteit onderzoekers, innovatie, aantal octrooien & patenten

• Internationale samenwerking: samenwerking met buitenland, deelname in Europese onderzoeksprogramma’s

• Maatschappelijke inbedding: aanzien/beloning wetenschappers, acceptatie buitenlandse wetenschappers (green card, huisvesting), popularisering.

• Besturing/governance: prioriteit, ambitie, lange termijn samen­hang/fragmentatie, regie, coördinatie, leiderschap.

In de volgende hoofdstukken gaan we nader in op de scores van de verschillende referentielanden op deze dimensies. De referentielanden voor Nederland zijn:

1 Dialogic (2007), Buitenlandse wetenschappers over wonen en werken in Nederland, onderzoek in opdracht van het ministerie van OCW, Utrecht.

Dialogic innovatie ● interactie 12

Page 13: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

• België

• Canada

• Denemarken

• Duitsland

• Verenigd Koninkrijk

• Zweden

• Zwitserland

Er is in deze sterkte-zwakte analyse zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande bronnen. Daarnaast is gesproken met een aantal excellente wetenschappers en met andere gezichtsbepalende personen binnen het Nederlandse Wetenschapssysteem en zijn er een zestal landenstudies uitgevoerd. Meer details over de feitelijke uitvoering van het onderzoek zijn te vinden in Bijlage 1, de methodologische verantwoording. Bijlage 2 bevat een overzicht van de gesprekspartners en Bijlage 3 een overzicht van het gebruikte bronnenmateriaal. Het landenstudies zijn in een apart rapport opgenomen.

Dialogic innovatie ● interactie 13

Page 14: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Dialogic innovatie ● interactie 14

Page 15: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

3 Financiering Excellente wetenschap is dus topsport en vereist consequent en langdurig investeren in het wetenschapssysteem. Het gaat daarbij niet enkel om gerichte diepte-investeringen, maar ook om volgehouden investeringen in de breedte. In het recente verleden schaarde Nederland zich nog zonder veel schroom bij de koplopers op het gebied van bijvoorbeeld opleidingsniveau en wetenschap. Dit was het resultaat van een onderzoeks- en opleidingsinfrastructuur waar gedurende vele decennia in is geïnvesteerd en dat – zo wordt ook aangegeven in de interviews – nog altijd relatief efficiënt is. Echter, in het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst. Veel landen hebben inmiddels ambitieuze R&D strategieën geformuleerd en ook daadwerkelijk geïmplementeerd en Nederland is in termen van R&D financiering in de loop der jaren afgezakt.

Uiteraard geldt dat bij een beoordeling van een wetenschapssysteem meer nodig is dan een analyse van de inputs die het wetenschapssysteem instromen. Het gaat ook om de effectiviteit en efficiency waarmee deze middelen worden verdeeld, benut en omgezet in wetenschappelijke resultaten van wereldklasse en hoe de verworven kennis economisch en maatschappelijk wordt benut. Niettemin, is de ultieme vertaling van een ambitie om op wereldschaal in de wetenschappelijke eredivisie mee te spelen ook de bereidheid om substantieel te investeren in publieke R&D, in medefinanciering van publieke R&D door bedrijfsleven en het op orde hebben van research infrastructuur en research faciliteiten. Het algemene beeld op basis van de hieronder te presenteren figuren is als volgt:

• de overall R&D uitgaven als percentage van het BNP in Nederland zijn vanaf 2000 weer op het niveau van 1981 aanbeland;

• de achterstand ten opzichte van andere OECD en EU-15 landen neemt toe;

• bedrijfsleven én overheid blijven achter in het opvoeren van de R&D investeringen;

• bedrijven spelen inmiddels wel een aanzienlijke rol in het financieren van onderzoek en ontwikkeling zoals uitgevoerd in hoger onderwijs instellingen en hebben feitelijk een deel van hun R&D hier belegd;

• de (voorheen bovengemiddelde) R&D-investeringen van de centrale Nederlandse overheid ligt sinds begin deze eeuw beneden het gemiddelde van OECD en EU-15;

• de relatieve omvang van de eerste geldstroom in het Hoger Onderwijs is weliswaar relatief hoog in Nederland, maar van de referentielanden zijn Zweden en Zwitserland Nederland inmiddels voorbijgestreefd.

Dialogic innovatie ● interactie 15

Page 16: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Uit de interviews komt naar voren dat Nederland vooralsnog een relatief efficiënt wetenschapssysteem kent, maar “niet altijd voor een dubbeltje op de eerste rang kan zitten”. Voorts wordt geconstateerd dat de verdeling van de beschikbare middelen gepaard gaat met soms ondoorzichtige en regelmatig veranderende verdelingsmechanismen en dat het ontbreekt aan een lange termijn perspectief waarmee investeringsimpulsen zoals de middelen uit de aardgasbaten gericht op de kennisinfrastructuur worden ingezet (zie ook het recente AWT advies: weloverwogen impulsen). Ook de kwetsbaarheid van het wetenschapssysteem zoals die voortkomt uit de sterk geconcentreerde R&D in bedrijven wordt aangemerkt als een risico. Kansen worden ondermeer gezien in het sluizen van middelen via bestaande structuren en organisaties die zich als effectief en efficiënt hebben bewezen, het structureel inzetten van FES-middelen voor de langere termijn en het aanboren van private financieringsbronnen voor excellent onderzoek.

Overall R&D uitgaven als percentage van het BNP

Gross expenditure on R&D (GERD) as a percentage of GDP

1,0%

1,5%

2,0%

2,5%

3,0%

3,5%

4,0%

4,5%

19

81

19

82

19

83

19

84

19

85

19

86

19

87

19

88

19

89

19

90

19

91

19

92

19

93

19

94

19

95

19

96

19

97

19

98

19

99

20

00

20

01

20

02

20

03

20

04

20

05

20

06

GER

D a

s a

% o

f G

DP

Netherlands Belgium Canada Denmark Germany United Kingdom Sweden Switzerland EU-15 Total OECD

Figuur 2. Bruto uitgaven aan onderzoek (GERD) als percentage van het BNP, 1981-2006 (bron: OECD MSTI 2008)

Dialogic innovatie ● interactie 16

Page 17: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

00

1

00

2

00

3

00

4

00

5

Gross expenditure on R&D (GERD) as a percentage of GDP

1,5%

1,6%

1,7%

1,8%

1,9%

2,0%

2,1%

2,2%

2,3%

2,4%

2,5%

19

81

19

82

19

83

19

84

19

85

19

86

19

87

19

88

19

89

19

90

19

91

19

92

19

93

19

94

19

95

19

96

19

97

19

98

19

99

20

00

2 2 2 2 2

GER

D a

s a %

of

GD

P

Nederland EU-15 Totaal OECD

Figuur 3. Bruto uitgaven aan onderzoek (GERD) als percentage van het BNP, Nederland versus EU en OECD, 1981-2006 (bron: OECD MSTI 2008)

Overall R&D uitgaven als percentage van het BNP in Nederland zijn vanaf 2000 weer op het niveau van 1981. Nederland ligt daarmee onder het niveau van alle referentielanden. Sinds 2000 ligt het niveau niet alleen onder dat van het OECD gemiddelde, maar ook onder het niveau van het EU-15 gemiddelde.

Over de periode 1981 -1997 lag GERD als percentage van het BNP gemiddeld 5-10% onder het OECD gemiddelde. Vanaf 1998 loopt deze achterstand op tot gemiddeld 20-25% ten opzichte van het OECD-gemiddelde.

Dialogic innovatie ● interactie 17

Page 18: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Aandelen bedrijfsleven en overheid in financiering van R&D uitgaven

Expenditure on R&D by the industry

40%

45%

50%

55%

60%

65%

19

81

19

82

19

83

19

84

19

85

19

86

19

87

19

88

19

89

19

90

19

91

19

92

19

93

19

94

19

95

19

96

19

97

19

98

19

99

20

00

20

01

20

02

20

03

% o

f G

ER

D f

inan

ced b

y in

du

stry

Netherlands EU-15 Totaal OECD

Figuur 4. Aandeel van uitgaven bedrijfsleven in totale uitgaven aan onderzoek, Nederland versus EU en OECD, 1981-2006 (bron: OECD MSTI 2008)

De overall trend voor alle OECD-landen en de EU-15 landen is dat het aandeel van de totaal R&D uitgaven als percentage van het BNP gefinancierd door het bedrijfsleven toeneemt. Sinds begin jaren 90 is het gat ten opzichte van andere OECD en EU-15 landen gegroeid tot een achterstand van 10-15 procentpunten ten opzichte van het OECD gemiddelde. Sinds enige jaren is het aandeel van het bedrijfsleven in Nederland wel weer boven de 50% gekomen.

Dialogic innovatie ● interactie 18

Page 19: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Expenditure on R&D by the government

25%

30%

35%

40%

45%

50%

55%

19

81

19

82

19

83

19

84

19

85

19

86

19

87

19

88

19

89

19

90

19

91

19

92

19

93

19

94

19

95

19

96

19

97

19

98

19

99

20

00

20

01

20

02

20

03

% o

f G

ER

D f

inan

ced b

y g

overn

men

t

Netherlands EU-15 Totaal OECD

Figuur 5. Aandeel van uitgaven overheid in totale uitgaven aan onderzoek, Nederland versus EU en OECD, 1981-2006 (bron: OECD MSTI 2008)

Het aandeel van de R&D uitgaven gefinancierd door de overheid ligt in Nederland traditioneel boven het OECD en EU-15 gemiddelde. De trend is neerwaarts, ook voor Nederland en inmiddels zit Nederland nagenoeg op het EU-15 gemiddelde.

Aandeel bedrijfsleven in financiering van R&D uitgaven in hoger onderwijsinstel­lingen

Onderstaande figuur laat zien dat waar in de jaren 80 nauwelijks een traditie in Nederland bestond van financiering van R&D aan universiteiten en hogescholen, Nederland een aanzienlijke inhaalslag heeft gemaakt. Inmiddels wordt bijna 7% van de R&D zoals uitgevoerd aan vooral universiteiten gefinancierd door het bedrijfsleven. Dit betekent dat in Nederland, evenals in andere landen, bedrijven een deel van hun R&D hebben onderge­bracht bij instellingen voor hoger onderwijs.

Het figuur daaronder toont dat de totale R&D uitgaven in Nederland sinds eind jaren 80 teruglopen en dat het aandeel van het bedrijfsleven – dat weliswaar lager is dan in veel andere ontwikkelde landen – daarbinnen op niveau blijft en het eerder het aandeel is van overheidsinvesteringen dat terugloopt. Om de totale R&D uitgaven structureel op een hoger niveau te brengen, zal derhalve niet alleen gekeken moeten worden naar het bedrijfsleven, maar ligt het voor de hand dat ook het absolute niveau van de overheidsin­vesteringen in onderzoek en ontwikkeling toenemen.

Dialogic innovatie ● interactie 19

Page 20: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Finance of higher education R&D by industry

0,0%

1,0%

2,0%

3,0%

4,0%

5,0%

6,0%

7,0%

8,0%

19

81

19

82

19

83

19

84

19

85

19

86

19

87

19

88

19

89

19

90

19

91

19

92

19

93

19

94

19

95

19

96

19

97

19

98

19

99

20

00

20

01

20

02

20

03

% o

f H

ER

D f

inan

ced b

y in

du

str y

Netherlands EU-15 Total OECD

Figuur 6. Aandeel bedrijfsleven in financiering van onderzoek aan universiteiten, Nederland versus EU en OECD, 1981-2006 (bron: OECD MSTI 2008)

Composition of R&D financing in the Netherlands

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

19

81

19

82

19

83

19

84

19

85

19

86

19

87

19

88

19

89

19

90

19

91

19

92

19

93

19

94

19

95

19

96

19

97

19

98

19

99

20

00

20

01

20

02

20

03

Com

posi

tion

of

GER

D f

inan

cin

g b

y s

ou

rce

1,70%

1,80%

1,90%

2,00%

2,10%

2,20%

2,30%

GER

D a

s a p

erc

en

tage o

f G

DP

Industry Government other national sources abroad GERD as % of GDP

Figuur 7. Ontwikkeling van onderzoeksfinanciering in Nederland naar financieringsbron, afgezet tegen ontwikkeling totale onderzoeksuitgaven als percentage van het BNP, 1981-2006 (bron: OECD MSTI 2008)

Dialogic innovatie ● interactie 20

Page 21: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

R&D uitgaven (op verplichtingenbasis) van de centrale overheid

Government Budget Appropriations or Outlays for R&D (GBAORD)

0,2%

0,3%

0,4%

0,5%

0,6%

0,7%

0,8%

0,9%

1,0%

1,1%

1,2%

1,3%

1,4%

19

81

19

82

19

83

19

84

19

85

19

86

19

87

19

88

19

89

19

90

19

91

19

92

19

93

19

94

19

95

19

96

19

97

19

98

19

99

20

00

20

01

20

02

20

03

20

04

20

05

20

06

GB

AO

RD

as

% o

f G

DP

Netherlands Belgium Canada Denmark Germany United Kingdom Sweden Switzerland EU-15 Total OECD

Figuur 8. Totale uitgaven en aanbestedingen van de overheid aan onderzoek (GBAORD) als percentage van BNP, aan publieke en private partijen, in binnen- en buitenland,, 1981-2006 (bron: OECD MSTI 2008)

Civil Government Budget Appropriations or Outlays for R&D (GBAORD) for General University Funds (GUF)

0,0%

0,1%

0,2%

0,3%

0,4%

0,5%

19

81

19

82

19

83

19

84

19

85

19

86

19

87

19

88

19

89

19

90

19

91

19

92

19

93

19

94

19

95

19

96

19

97

19

98

19

99

20

00

20

01

20

02

20

03

20

04

20

05

20

06

% o

f G

DP

Netherlands Belgium Canada Denmark Germany United Kingdom Sweden Switzerland EU-15 Total OECD

Figuur 9. Totale uitgaven en aanbestedingen van de overheid aan onderzoek (GBAORD) als percentage van het BNP, aan basisfinanciering voor universiteiten (GUF), 1981-2006 (bron: OECD MSTI 2008)

Dialogic innovatie ● interactie 21

Page 22: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

GBAORD (government appropriations or outlays for R&D) geeft de R&D investeringen van de centrale overheid (op verplichtingenbasis, perspectief financiers) weer. Het gaat dan om R&D die kan worden uitgevoerd in bedrijven, binnen de overheid (vaak onderzoeksinstitu­ten van de overheid), hoger onderwijsinstellingen en in private non-profit organisaties in het betreffende land of daarbuiten. Naast militaire R&D zijn inbegrepen R&D investeringen in economic development, gezondheid en milieu, ruimteonderzoek, non-oriented of vrij onderzoek en onderzoek gefinancierd uit de block grants aan universiteiten. In de Nederlandse terminologie gaat het bij het laatste om het belang van de eerste geldstroom.

Kijken we naar de R&D investeringen van de centrale overheid (op verplichtingenbasis) dan valt op dat Nederland weliswaar niet tot de absolute toplanden gerekend kon worden, maar in de periode 1981-2000 veelal boven het gemiddelde voor OECD en EU-15 scoorde. Inmiddels ligt Nederland sinds begin deze eeuw – evenals de meeste referentielanden met uitzondering van Zweden – beneden beide gemiddelden. Opmerkelijk is verder dat de referentielanden steeds meer naar elkaar zijn toegegroeid (onderlinge verschillen nemen af) en dat voor alle landen de uitgaven in de loop van de jaren 90 op een structureel lager niveau zijn gebracht. Dit heeft onder andere te maken met het afnemende belang van de defensie gerelateerde R&D in sommige landen (bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk).

Kijken we meer specifiek naar de ontwikkeling van de eerste geldstroom in het Hoger Onderwijs dan was Nederland ten opzichte van de referentielanden tot begin jaren 90 van de vorige eeuw koploper maar is ze inmiddels ingehaald door Zweden en Zwitserland.

Zweden heeft de hoogste R&D-uitgaven ter wereld, met een piek in 2001 van 4,2% (!) van het GDP. Sindsdien schommelen de uitgaven rond 3,8% van het GDP. Daarmee zit Zweden ruim boven de Lissabon doelstelling van 3% en ver boven bijvoorbeeld Nederland, dat een kleine 1,8% van haar GDP aan R&D spendeert. De Zweedse R&D-uitgaven worden voor een belangrijk deel gedragen door het bedrijfsleven; die is goed voor ruim driekwart van alle uitgaven.

Karakteristiek voor het Zweedse publieke onderzoekssysteem is de grote nadruk die gelegd wordt op wetenschappelijke excellentie. Ongeveer 70% van het publieke R&D-budget (defensie gerelateerde R&D buiten beschouwing gelaten) wordt verdeeld op basis van academische kwaliteitscriteria.2

2 Andersson, G., Appelquist, J. Country Review of National Research Program. Stockholm: VINNOVA

Dialogic innovatie ● interactie 22

Page 23: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

4 Productiviteit Productiviteit en kwaliteit zijn twee te onderscheiden dimensies van wetenschappelijke output die echter nauw met elkaar samenhangen. Productiviteit heeft met name betrekking op het kwantitatieve aspect: het aantal publicaties dat een wetenschapssysteem produceert. Kwaliteit refereert aan de doorwerking (impact) van die publicaties, dat wil zeggen hoe vaak een publicatie wordt geciteerd door andere wetenschappers. Landen zoals Zuid-Korea en met name Rusland produceren enorme hoeveelheden artikelen maar scoren relatief laag op citatiescores.

Dat neemt niet weg dat het aantal publicaties ook een zekere mate van wetenschappelijke kwaliteit weerspiegelt.3 We vinden immers alleen artikelen in de statistieken terug die zijn geaccepteerd in journals die in een van de officiële publicatie-indices zijn opgenomen. Dat garandeert in ieder geval een bepaald minimum kwaliteitsniveau.

We lichten in dit hoofdstuk twee rechttoe-rechtaan maten voor productie uit: het totaal aantal publicaties per land en het gemiddelde aantal publicaties per wetenschapper.

Totaal aantal publicaties per land

In het onderstaande figuur is het aandeel per land in de wereldwijde productie van wetenschappelijke artikelen weergegeven. De meerderheid van de artikelen wordt geproduceerd door de VS. De koploper in de groep van referentielanden, het Verenigd Koninkrijk, is slechts goed voor 8,8% -- Nederland voor een bescheiden 2,6%. Er is uiteraard een direct verband tussen de grootte van een land (aantal wetenschappers) en de omvang van de productie. Als wordt gecorrigeerd voor bevolkingsgrootte ontstaat er een geheel ander beeld. Zwitserland is dan de absolute koploper, gevolgd door Zweden, Denemarken en Nederland. Het aandeel voor Zwitserland is tussen 2000 en 2004 stabiel gebleven, dat van Zweden en Denemarken gedaald. Nederland en België zijn de enige landen die marktaandeel hebben gewonnen. Het Verenigd Koninkrijk levert veel terrein in en ondanks de lage positie voor Duitsland is ook daar sprake van een krimpend aandeel.

De productiviteitscijfers moeten ook worden geïnterpreteerd tegen de achtergrond van de specialisatie van een land in bepaalde wetenschapsgebieden (zie hoofdstuk 6: Focus & massa). De twee domeinen Natuur en Gezondheid zijn samen goed voor 80% van alle publicaties. In vergelijking tot Denemarken, Zweden en Zwitserland publiceren Nederlandse en Engelse wetenschappers relatief weinig in deze domeinen. Dat de totalen voor de landen desondanks zo hoog zijn komt door de hoge productiviteit van deze wetenschappers (zie hierna).

3 Europese Commissie (2001). How to map excellence in research and technological development in

interactie 23Dialogic innovatie ●

Europe? Brussel: EC.

Page 24: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

World shares of scientific publications

0%

1%

2%

3%

4%

5%

6%

7%

8%

9%

10%

United Kingdom

Germany Netherlands Sweden Switzerland Belgium Denmark

Worl

d s

hare

s of

scie

nti

fic

pu

blica

tion

s

-3,0%

-2,0%

-1,0%

0,0%

1,0%

2,0%

3,0%

Avera

ge a

nn

ual gro

wth

rate

20

00

-20

04

(%

)

World shares of scientific publications 2004 (%) World shares of scientific publications 2004 (%) by capita (Index: Netherlands = 5) Average annual growth rate 2000-2004 (%)

Figuur 10. Wereldaandeel in aantal wetenschappelijke publicaties (2004). Bron: EU Key Figures 2007

Dialogic innovatie ● interactie 24

Page 25: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Gemiddeld aantal publicaties per wetenschapper

De hoge scores voor Nederland, Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk kunnen voor een deel worden verklaard uit het feit dat de wetenschappers uit deze landen zeer productief zijn. In Denemarken en Zweden liggen de gemiddeldes beduidend lager. Dat die landen desondanks relatief veel publicaties produceren is gelegen in het feit dat ze relatief veel wetenschappers hebben. (Zie ook hoofdstuk 7).

Output of public sector reseachers

0,0

0,2

0,4

0,6

0,8

1,0

1,2

1,4

1,6

Unite

d Kingdo

m

Nethe

rlands

Switz

erla

nd

Canad

a

Denm

ark

Belgiu

m

Swed

en

Germ

any

Avera

ge n

um

ber

of

pu

blica

tion

s per

pu

blic s

ect

or

rese

arc

her

(20

06

)

Figuur 11. Gemiddeld aantal publicaties per wetenschapper in de publieke sector (2004). Bron: AWT

Samenvattend kan worden gesteld dat de huidige positie van Nederland gunstig is. De totale productie per capita is hoog, de productiviteit per wetenschapper is uitstekend en het aandeel in de wereldwijde productie van publicaties is nog steeds groeiende.

Bij dit positieve beeld moet echter een belangrijke kanttekening worden geplaatst. Er bestaat een zeer sterk verband tussen de investeringen in onderzoek (public expenditure on R&D as % of GDP) en de wetenschappelijke output (scientific publications per capita). In het vorige hoofdstuk hebben we gezien dat er in Nederland al jaren sprake is van achterblijvende investeringen. Als het verband inderdaad zo sterk is als hier wordt geschetst – en er zijn verschillende indicaties dat dit zo is – betekent dit dat een teruggang in productiviteit onvermijdelijk is.4 De vraag is alleen nog wanneer deze terugslag zal inzetten.

4 In Canada heeft een jarenlange daling van de overheidsuitgaven aan R&D reeds voor een terugval in de publicatiescores geleid. Dat het kan verkeren laten de ontwikkelingen in Denemarken zien: na een terugval in de jaren ’90 vanwege een strikt bezuinigingsbeleid is de citatie-impact na herstel van de financiering halverwege de jaren ‘2000 weer spectaculair toegenomen (zie figuur 12)

interactie 25Dialogic innovatie ●

Page 26: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

1,

2000

2004

003 2

2004

2004

2000

2003

2003

2001

2000420 0

0002

ioticalbuP

Government ERD per capita per year (current PPP$) and publication rateGovernment ERD per capita per year (current PPP$) and publication rate

Gov

ernm

ent

ERD

per

cap

ita

per

yea

r (c

urr

ent

PPP$

)G

over

nm

ent

ERD

per

cap

ita

per

yea

r (c

urr

ent

PPP$

)$350,00$350,00

2004

$300,00$300,00

2004

2000

$250,00$250,00

2004 2000

2003$200,00$200,00

2003

20012000

$150,00$150,00 2000

2004

$100,$100,0000 2003

0,0,7070 0,0,8080 0,0,9090 1,000020002000

1,1,1010 1,1,2020 1,1,3030 1,1,4040 1,1,5050 1,1,6060 1,1,7070 1,1,8080 1,1,9090 2,2,0000 2,2,1010

Publicationnss ppeerr 11000000 ininhhaabbiittaannttss20020011

NNeetthheerrlalannddss ((ppuubbliliccaattiioonnss)) BeBellggiiuumm ((ppuubblicalicattioionnss)) DDeenmnmaarrkk ((ppublubliiccaattiioonnss)) GeGerrmmaannyy ((ppuubblliicacattiioonnss))UUnniitteedd KKiinnggddoomm ((ppuubblicalicattioionnss)) SwSweeddeenn ((ppuubblicalicattioionnss)) SwSwititzzeerrllaanndd ((ppuubbliliccaattiioonnss))

Figuur 12. Aantal wetenschappelijke publicaties per capita (2004) afgezet tegen overheidsuitgaven aan R&D als % BNP, 2000-2004. (Bron: DG Research, Key Figures 2007)

Dialogic innovatie ● interactie 26

Page 27: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

5 Kwaliteit In hoofdstuk twee zijn drie niveaus van het wetenschappelijk systeem onderscheiden: het systeem als geheel, organisaties binnen dat systeem en wetenschappers die binnen deze organisaties werken. Als aanvulling hierop kan hieronder nog een niveau worden onderscheiden: dat van een individuele publicatie.

Op het hoogste niveau, dat van het systeem, staat vooral de kwaliteit van de governance centraal. Deze dimensie staat relatief los van de overige niveaus en wordt apart behandeld in het voorlaatste hoofdstuk. De beoordeling van een universiteit, van een individuele wetenschapper en van publicaties kan niet los van elkaar worden gezien. In alle gevallen speelt peer review een centrale rol. De standaardmethode om de kwaliteit van een publicatie te beoordelen is om te achterhalen hoe vaak de publicatie door collega­wetenschappers wordt aangehaald – de citatie-impact. Een wetenschapper wordt vervolgens beoordeeld op de kwaliteit van zijn of haar portfolio van publicaties – de som van de citatie-impact van de publicaties. Daarnaast zijn er meer kwalitatieve methoden om de kwaliteit van een wetenschapper te beoordelen zoals de mate van succes bij het verwerven van financiering en het aantal gewonnen prijzen en awards. De kwaliteit van een universiteit staat of valt met de kwaliteit van de wetenschappelijke staf. Dit is op zijn beurt de optelsom van de kwaliteit van de individuele medewerkers. De laatste jaren zijn er bovendien een aantal internationale ranglijsten in zwang gekomen die direct een kwaliteitsoordeel uitspreken over universiteiten. Dit zijn over het algemeen geaggregeerde scores die zijn samengesteld uit een (meer of minder creatieve) combinatie van kwantitatieve en kwalitatieve metingen.

• Nederland scoort uitstekend op het niveau van wetenschappelijke publicaties. Het heeft na Zwitserland de hoogste impactscore van alle landen en het is bezig aan een inhaalrace op de koploper.

• Nederlandse wetenschappers slepen ook relatief veel prijzen in de wacht. Het aantal toegekende Nobelprijzen is relatief hoog – anders dan sommige andere landen zoals België of Duitsland teert Nederland hier niet uitsluitend op oude glorie. Dat beeld wordt bevestigd door de goede resultaten in de recente prestigieuze competitie voor ERC grants. Binnen de set van referentielanden bezet Nederland – wederom na Zwitserland – de tweede plaats.

• In de internationale rankings doet Nederland het vooral in de breedte goed. 12 van de 13 universiteiten komen voor in de top-500. In termen van kwaliteit doen de Neder­landse universiteiten het minder goed dan op basis van de voorafgaande cijfers zou mogen worden verwacht. Ze draaien mee in de subtop maar halen niet de absolute top. Zweden en het onvermijdelijke Zwitserland scoren volgens de rankings beter dan Nederland.

Dialogic innovatie ● interactie 27

Page 28: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Impact van wetenschappelijke publicaties

Figuur 13 laat de gemiddelde impactscores zien voor een land, afgezet tegen het mondiale gemiddelde van 1.0. De kwaliteit van de publicaties van Nederlandse wetenschappers heeft in het afgelopen decennium een belangrijke verdiepingsslag gemaakt. De gemiddelde score is toegenomen van 1,19 tot 1,34 – een groei van maar liefst 12%. Nederland heeft daardoor het VK ingehaald op de ranglijst. In Zwitserland en de VS, de enige landen die nog voor Nederland staan, is er daarentegen juist sprake van stagnatie. Op haar beurt wordt Nederland op de hielen gezeten door Denemarken (1,33), dat een nog sterkere groei dan Nederland kende over de afgelopen 10 jaar (+18%).

Impact of publications

-1,4%

12,1%

17,9%

8,9%

10,5%

8,4%

3,9%

1

1,1

1,2

1,3

1,4

1,5

Switzerland Netherlands Denmark United Kingdom

Sweden Belgium Germany

Avera

ge im

pact

sco

re o

f a p

ublica

tion

-5%

0%

5%

10%

15%

20%

Gro

wth

Impact 1993-1996 Impact 2003-2006 Growth

Figuur 13. Citatie-impactscores per land gecorrigeerd voor verschillen tussen wetenschappelijke gebieden (bron: NOWT 2008)

Prijzen: Nobelprijswinnaars en ERC-laureaten

In de onderstaande figuur is de ontwikkeling van het aandeel uitgereikte Nobelprijzen weergegeven. Het eerste dat opvalt is het afkalvende aandeel van de ‘Oude Wereld’ (Engeland en het continent) ten koste van jongere naties (met name de VS en in mindere mate Canada). Dat geldt met name in de periode tussen 1910 en 1950. Daarna stabiliseert het aandeel zich om vervolgens na 1980 weer langzaam maar zeker verder af te nemen. De ontwikkeling voor Nederland verloopt grotendeels parallel met deze algehele ontwikkeling. Naar verhouding met de andere referentielanden doet Nederland het in de recente periode (na 1990) niet slecht. Alleen het Verenigd Koninkrijk en Canada scoren dan beter – het laatste land is sterk in opkomst.5

5 in de eerste 90 jaren van de Nobelprijs is slechts 10 keer een Nobelprijs uitgereikt aan een Canadees, de afgelopen 17 jaar al 7 maal.

28 Dialogic innovatie ● interactie

Page 29: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

0

0,1

0,2

0,3

0,4

0,5

0,6

0,7

19

01

-19

10

19

11

-19

20

19

21

-19

30

19

31

-19

40

19

41

-19

50

19

51

-19

60

19

61

-19

70

19

71

-19

80

19

81

-19

90

19

91

-20

00

20

01

-20

07

Ontwikkeling van aandeel in de uitgereikte Nobelprijzen

The Netherlands Belgium Canada Denmark Germany United Kingdom Sweden Switzerland

Figuur 14. Ontwikkeling van aandeel in uitgereikte Nobelprijzen, 1901-2007

Om het beeld verder te nuanceren is in de volgende figuur het aantal laureaten gecorrigeerd voor het aantal inwoners van de referentielanden. Naast scores voor de Nobelprijzen zijn ook de resultaten van de recente European Research Council (ERC) ronde (2008) opgenomen. Net als de Nobelprijs is een ERC grant een individuele erkenning maar met een sterkere nadruk op innovatief onderzoek – het is minder een carrièreprijs zoals de Nobelprijs vaak is. Nederland scoort uitstekend en bezet op enige afstand van Zwitserland een tweede plaats, voor België (dat het veel beter doet dan op basis van de citatie-impact zou worden verwacht), Zweden, het Verenigd Koninkrijk en Denemarken (dat juist veel minder hoog scoort dan haar hoge en sterk stijgende citatie-impactscore doet vermoeden).

Dialogic innovatie ● interactie 29

Page 30: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

ERC grants

0,00

0,20

0,40

0,60

0,80

1,00

1,20

1,40

1,60

1,80

2,00

Denmark Germany United Kingdom

Sweden Belgium Netherlands Switzerland

lau

reate

s per

million

in

habit

an

ts

Figuur 15. Aantal ERC-winnaars per 1000 inwoners, 2008

Ranglijsten van universiteiten

Het is enigszins problematisch om de scores van universiteiten op een ranking te aggregeren naar het niveau van een land. Het probleem is gelegen in het feit dat rankings per definitie eindig zijn en dat er altijd een groot aantal universiteiten buiten de boot (lees: lijst) vallen. Nederland doet het in dit opzicht goed: van de 14 universiteiten komen er 13 voor in de top-500 van drie rankings. Alleen België heeft een nog betere dekking. Er is uiteraard een bias naar kleinere landen. Nederland en het Verenigd Koninkrijk (met 116 universiteiten in totaal) doen het in dit opzicht relatief goed, Denemarken relatief slecht.

Percentage universities in Top-500 rankings

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

Belgium Netherlands Sweden Switzerland Denmark United Kingdom

Canada Germany

% o

f th

e u

niv

ers

itie

s in

th

e c

ou

ntr

y in

th

e t

op-5

00

ran

kin

g

Figuur 16. Percentage universiteiten in top-500 van drie internationale rankings. Bron: THES, ARWU, WHU. Bewerking: Dialogic

Dialogic innovatie ● interactie 30

Page 31: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Wanneer we ook de positie van de universiteiten op de ranglijsten meenemen blijkt dat Nederland het nog steeds goed doet (4e positie overall op de top-100) maar nog iets beter scoort in de subtop (3e positie overall op de top-250). Hier wreekt zich juist de breedte van het Nederlandse bestel. Voor Zwitserland en Zweden geldt het omgekeerde: die scoren iets minder goed dan Nederland in de breedte maar beter in de diepte.

Presence of universities in rankings

0%

5%

10%

15%

20%

25%

30%

35%

40%

Sweden Switzerland United Kingdom

Netherlands Denmark United States

Canada Belgium Germany

% o

f th

e u

niv

ers

itie

s in

th

e c

ou

ntr

y

Top-100 Top-250 Top-500

Figuur 17. Percentage universiteiten in top-100, top-250 en top-500 van drie internationale rankings, 2007. (Bron: THES, ARWU,WHU. Bewerking door Dialogic)

Dialogic innovatie ● interactie 31

Page 32: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Dialogic innovatie ● interactie 32

Page 33: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

6 Focus en massa Focus en massa is al geruime tijd een toverwoord in het wetenschapsbeleid en het innovatiebeleid. Met name voor kleine landen is het maken van keuzes tussen en binnen kennisgebieden onvermijdelijk. Ze kunnen simpelweg niet op alle fronten de concurrentie aan met de rest van de wereld. Door beperkte budgetten, beperkingen in menselijk potentieel en groeiende toetredingsbarrières om aan de top van de wetenschap mee te draaien (vereiste kennis, investeringen in apparatuur, investeringen in opbouw internationaal concurrerende onderzoeksgroepen) is het onvermijdelijk dat in nationale wetenschapssystemen van kleinere landen keuzes worden gemaakt en gerichte investeringen worden gepleegd. Choose your battles – is het adagium. Ook met het oog op herkenbaarheid en profilering zijn focus en massa van belang. Naarmate het onderzoek verder internationaliseert, is een herkenbare sterkte op een specifiek en afgebakend terrein een eerste voorwaarde voor internationale samenwerking.

Kwantiteit: Publicatie-activiteit op wetenschappelijke hoofdgebieden

Natuur Gezondheid Techniek Gedrag &

Maatschappij Landbouw Economie

Taal & Cultuur

Recht

Nederland 43,3 37,9 5,8 5,8 3 1,8 1,4 0,2

België 49,3 32,5 7,4 3,5 3,3 1,3 1,9 0,3

Canada 46,9 30,9 8,1 6 3 1,5 2,6 0,4 Denemarke 47,2 36 5,8 2,6 5,1 1,3 0,9 0,2 Duitsland 55 31 6,1 2,6 2 0,8 1,4 0,2 VK 43,2 34,6 6,9 6,8 2 1,8 3,1 0,4 Zweden 47,7 36,7 7,1 3,2 2,5 1,1 0,7 0,2 Zwitserland 52,1 33,2 6,9 2,4 2 0,9 0,9 0,3

Figuur 18. Publicatie-aandeel per wetenschappelijk hoofdgebied, 2003-2006 (bron: NOWT, 2008. Bewerking: Dialogic)

Deze tabel geeft het relatieve aandeel publicaties van een land per wetenschapsgebied weer. Meer dan 43% van alle publicaties worden in Nederland binnen het domein Natuur gedaan. Uit de tabel komt duidelijk naar voren dat er in de domeinen Natuur en Gezondheid veel meer wordt gepubliceerd dan in de andere domeinen. Scores in groene cellen geven aan dat een land ten opzichte van het gemiddelde van alle referentielanden relatief veel publiceert in dat domein. Voor Nederland geldt dat bijvoorbeeld voor het domein Gezondheid. Dat aandeel (37,9) is lager dan het aandeel voor Natuur (43,3) maar vergeleken met de verdelingen in de andere landen weer relatief hoog. Hetzelfde geldt voor Gedrag & Maatschappij en Economie. De kleur oranje geeft aan dat een land verhoudingsgewijs weinig publiceert in een specifiek domein.

Dialogic innovatie ● interactie 33

Page 34: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Kwaliteit: Citatie-impact op wetenschappelijke hoofdgebieden

Natuur Gezondheid Techniek Gedrag &

Maatschappij Landbouw Economie

Taal & Cultuur

Recht

Nederland 1,32 1,29 1,21 1,10 1,26 1,08 1,01 0,81

België 1,10 1,32 0,98 0,96 1,10 0,82 0,58 0,95

Canada 1,17 1,26 1,01 1,00 0,97 1,03 0,94 0,88

Denemarken 1,27 1,32 1,34 0,98 1,26 1,09 0,89 0,82

Duitsland 1,18 1,04 1,00 0,89 0,96 0,76 0,93 0,81

VK 1,27 1,20 0,94 1,08 1,16 1,18 1,19 0,58

Zweden 1,17 1,19 1,02 0,90 1,22 1,13 0,68 1,10

Zwitserland 1,44 1,35 1,18 0,80 1,34 1,10 0,87 0,64

Significant hoger dan gemiddelde Significant lager dan gemiddelde

Figuur 19. Citatie-impact per wetenschappelijk hoofdgebied, 2003-2006 (bron: NOWT, 2008. Bewerking: Dialogic)

Figuur 19 geeft de citatie-impactscores van Nederland en de zeven referentielanden waarbij de gemiddelde wereldscore als basisgetal is genomen (=1.00). Scores in groene cellen zijn significant hoger dan het gemiddelde voor deze set van referentielanden, scores in oranje cellen significant lager. Nederland scoort wederom over de volle breedte goed (zie hiervoor, figuur 18) – Recht is het enige domein waarop de score niet significant boven het gemiddelde (0,82) ligt. Dit kan overigens ook worden geïnterpreteerd als een teken van zwakte: blijkbaar worden er in Nederland geen duidelijke keuzes gemaakt en ontbreekt het aan focus. Anderzijds zijn de gebieden hier nog zo ruim gedefinieerd dat er altijd wel enkele subgebieden zijn binnen een hoofddomein waar een land goed op scoort. Desalniettemin lijkt er in Zwitserland sprake te zijn van een duidelijk focus op exacte wetenschappen – op alpha en gamma-wetenschappen scoort het land relatief slecht.

Een conclusie die we kunnen trekken op basis van beide tabellen (publicatie-activiteit en citatie-impact) is dat Nederland erg goed is in de breedte. Het profiel van het Nederlandse wetenschapssysteem is dat van een goede generalist. In andere landen (b.v. Zwitserland) zien we meer nadruk op specialisatie. Overigens zit daar geen doelbewuste sturing achter – er wordt daar niet of nauwelijks overheidsbeleid op gevoerd (zie hierna, figuur 21). Een vraag die opkomt is of Nederland op onderdelen tot (nog) betere prestaties had kunnen komen wanneer we wel voor meer concentratie (vergelijk Zwitserland) hadden gekozen. De meest interessante gebieden zijn die waarvan de kwantiteit relatief laag is (en er dus een smalle en wellicht kwetsbare basis is) en de kwaliteit relatief hoog. Voor Nederland zijn dat de gebieden Natuur en Techniek.

Natuur Gezondheid Techniek Gedrag &

Maatschappij Landbouw Economie Taal & Cultuur Recht

output impact output impact output impact output impact output impact output impact output impact output impact

Nederland 43,3 1,32 37,9 1,29 5,8 1,21 5,8 1,10 3 1,26 1,8 1,08 1,4 1,01 0,2 0,81 België 49,3 1,10 32,5 1,32 7,4 0,98 3,5 0,96 3,3 1,10 1,3 0,82 1,9 0,58 0,3 0,95 Canada 46,9 1,17 30,9 1,26 8,1 1,01 6 1,00 3 0,97 1,5 1,03 2,6 0,94 0,4 0,88 Denemarken 47,2 1,27 36 1,32 5,8 1,34 2,6 0,98 5,1 1,26 1,3 1,09 0,9 0,89 0,2 0,82 Duitsland 55 1,18 31 1,04 6,1 1,00 2,6 0,89 2 0,96 0,8 0,76 1,4 0,93 0,2 0,81 VK 43,2 1,27 34,6 1,20 6,9 0,94 6,8 1,08 2 1,16 1,8 1,18 3,1 1,19 0,4 0,58 Zweden 47,7 1,17 36,7 1,19 7,1 1,02 3,2 0,90 2,5 1,22 1,1 1,13 0,7 0,68 0,2 1,10 Zwitserland 52,1 1,44 33,2 1,35 6,9 1,18 2,4 0,80 2 1,34 0,9 1,10 0,9 0,87 0,3 0,64

Significant hoger dan gemiddelde Significant lager dan gemiddelde

Figuur 20. Kwantiteit x kwaliteit per wetenschappelijk hoofdgebied, 2003-2006 (bron: NOWT, 2008. Bewerking: Dialogic)

Dialogic innovatie ● interactie 34

Page 35: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Focus en massa in beleid

Naast inhoudelijke focus op basis van wetenschappelijke prestaties kunnen we ook kijken naar zwaartepuntvorming die langs de weg van gerichte interventies en beleid tot stand is gekomen. Zwaartepuntvorming heeft veelal tot doel om kennis te verbinden met economische sterktes en maatschappelijke opgaven. In de Nederlandse situatie hebben we het dan bijvoorbeeld over de keuze voor technologische topinstituten, de inzet van BSIK/FES middelen op specifieke onderzoeksgebieden, de introductie van Regie-organen, en het introduceren van thema’s en programma’s binnen de tweede geldstroom.

Op dit punt zijn nauwelijks internationaal vergelijkbare gegevens voorhanden. Een uitzondering is een voorstudie voor de AWT uit 2006 van Dialogic en Technopolis. Het betreft hier weliswaar puur kwalitatieve gegevens (subjectieve oordelen van de onderzoekers), maar in de landenvergelijking zijn wel voor een belangrijk deel die landen meegenomen die tot onze referentiegroep behoren. Uit de studie blijkt dat Nederland in vergelijking met andere landen focus en massa weliswaar beleidsmatig omarmt, maar er in termen van concrete maatregelen weinig echte follow-up aan geeft. Dit is dus vrijwel tegengesteld aan de situatie in Finland waar niet of nauwelijks beleid wordt gevoerd op focus en massa maar waar dat in de praktijk wel optreedt.

Figuur 21. Globale karakteristieken van sturing van wetenschaps- en technologiebeleid ((bron: Dialogic, 2006)

Dialogic innovatie ● interactie 35

Page 36: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Focus en Massa in Uitgaven (of verdelende rechtvaardigheid)?

Composition of Government Budget Outlays and Appropriations for Research and Development (GBAORD) in the Netherlands

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

19

81

19

82

19

83

19

84

19

85

19

86

19

87

19

88

19

89

19

90

19

91

19

92

19

93

19

94

19

95

19

96

19

97

19

98

19

99

20

00

20

01

20

02

20

03

20

04

20

05

20

06

20

07

Com

posi

tion

of

GB

AO

RD

in

th

e N

eth

erl

an

ds

0,00%

0,20%

0,40%

0,60%

0,80%

1,00%

1,20%

1,40%

GB

AO

RD

as

a p

erc

en

tage G

DP

Economic Development programmes Health and Environment programmes Space programmes Non-oriented Research programmes General University Funds GBAORD as a percentage GDP

Figuur 22. Totale uitgaven en aanbestedingen van de overheid aan onderzoek (GBAORD) als percentage van het BNP, aan basisfinanciering voor universiteiten (GUF), 1981-2006 (bron: OECD MSTI 2008)

Analoog aan figuur 7 is in figuur 22 de ontwikkeling van de GBOARD weergegeven (zie figuur 8) maar nu opgesplitst naar bestemming. De rode lijn in de grafiek laat opnieuw de totale omvang van deze uitgaven zien (als percentage van het BNP). In Nederland is dit percentage in de periode 1990 (1,06%) tot 2005 (0,70%) continue gedaald – in het laatste jaar is er sprake van stabilisatie. De gekleurde vakken geven de verdeling van GBAORD over de verschillende beleidsterreinen. De verdelingen over de verschillende onderwerpen blijven heel constant. Normaliter treden er verschuivingen op als het totale budget verandert. Dat is in de Nederlandse situatie niet het geval. Klaarblijkelijk wordt de verdeling van bovenaf gelijk gehouden – de bezuinigingen worden keurig over alle aandachtsgebieden verdeeld (kaasschaaf-methode). Ook dit kan weer als een teken van zwakte worden geïnterpreteerd – blijkbaar worden er in Nederland geen duidelijke keuzes gemaakt voor en tussen onderzoeksgebieden, ook niet als de (slechte) tijden daar om vragen.

Dialogic innovatie ● interactie 36

Page 37: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

7 HRM Excellente wetenschap staat of valt met de aanwezigheid van excellente wetenschappers. Hier geldt ook een zelfversterkend effect: excellente wetenschappers trekken andere excellente wetenschappers aan. Omdat het aloude meester-gezel model nog niets aan kracht heeft ingeboet spelen excellente wetenschappers als promotor ook een centrale rol in de opleiding van de volgende generatie excellente wetenschappers. Tenslotte geldt op de nog langere termijn dat excellente wetenschappers als rolmodel kunnen fungeren voor de daaropvolgende generatie van scholieren. Als het Nederlands elftal wint gaat het aantal aanmeldingen bij de pupillen drastisch omhoog.6

Bij een goed functionerend wetenschapssysteem is er voldoende aanwas van goede studenten, worden binnen deze groep de juiste mensen geselecteerd en krijgen ze de ruimte en gelegenheid om door te groeien. Eenmaal aan de top is het zaak om het maximale uit de wetenschappers te halen.

Mede op basis van de gesprekken met topwetenschappers concluderen we dat het Nederlandse systeem op dit moment nog voldoende excellente wetenschappers heeft die internationaal in de top meespelen (zie ook hoofdstukken hiervoor). Het is echter maar zeer de vraag hoelang de huidige situatie kan voortbestaan: • Het systeem staat zwaar onder druk omdat de doorstroom van wetenschappelijke

talenten moeizaam verloopt en omdat de aanwas van nieuwe studenten en promovendi zeer laag is. Nederland slaagt er in vergelijking tot de referentielanden onvoldoende in om jonge mensen te interesseren voor wetenschap, en dan met name voor natuurwe­tenschappen en technische disciplines.

• De participatie van vrouwen in de wetenschap is dramatisch laag. • Daarnaast is Nederland onvoldoende in staat om wetenschappelijk talent uit het

buitenland aan te trekken. Er is zelfs sprake van een brain drain naar het buitenland. Er bestaat met andere woorden een gerede kans dat de weinige jonge talentvolle wetenschappers die we hebben naar het buitenland vertrekken omdat de condities daar blijkbaar gunstiger zijn voor excellente wetenschappers.

Aanwas van studenten

Het is een bekend gegeven dat het aantal studenten in beta-wetenschappen in Nederland in vergelijking tot de meeste andere landen laag is (zie hierna). Ook het totale aantal studenten is echter laag. Het aantal studenten aan het hoger onderwijs per capita laat weliswaar een gestage groei zien over de periode 1998-2005 maar die groei geldt ook voor het gemiddelde van de referentielanden. Nederland loopt de achterstand dus niet in. De aantallen voor Zweden en Finland liggen veel hoger dan in Nederland. Gegeven de langzame aanwas van de populatie studenten is dat een prestatie van formaat die een investering van (tientallen) jaren heeft gevergd.

6 Zie echter het punt over het imago van de wetenschap in hoofdstuk 10: Maatschappelijke inbedding

interactie 37Dialogic innovatie ●

Page 38: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Students in tertiary education

20,0

25,0

30,0

35,0

40,0

45,0

50,0

55,0

60,0

19

98

19

99

20

00

20

01

20

02

20

03

20

04

20

05

Stu

den

ts in

tert

iary

edu

cati

on

per

10

00

in

habit

an

t s

Belgium Canada Denmark Finland Germany Netherlands Sweden Switzerland United Kingdom

Figuur 23. Totaal aantal studenten in het hoger onderwijs, 1998-2005. (Bron: OECD Online Education Database, 2008)

Nederland heeft zoals bekend te kampen heeft met een chronisch tekort aan techniekstu­denten. In vergelijking tot andere landen is het aantal afstudeerders in exacte wetenschappen zeer laag. In Zweden studeren er twee maal zoveel jongeren techniek dan in Nederland – in het Verenigd Koninkrijk is dat zelfs een factor drie. Er is sinds het eind van de jaren ’90 wel sprake van een voortdurend opgaande lijn maar dat is zo binnen de hele EU. Nederland loopt dus niet of nauwelijks in op de rest van de landen, ondanks het voordeel van de lage uitgangspositie.

Aanwas van talent in Aziatische landen

De opkomst van de Aziatische landen leidt volgens Leadbeater en Wilsdon7 tot een ‘new geography of science’. De dominantie van de Westerse landen op wetenschappelijk gebied is niet langer vanzelfsprekend. Enkele cijfers ter illustratie. China, India en Korea hebben samen 2.500 universiteiten. Het universiteitsdistrict in Beijing alleen al telt zo’n 50 universiteiten en levert meer afgestudeerden in technische richtingen (science & engineering) af dan de meeste Europese landen. China heeft in 10 jaar tijd het aantal (undergraduate) studenten weten te verviervoudigen (tot 4,7 miljoen inschrijvingen in 2004) en levert daarnaast in 1 jaar (2005) 23.500 promovendi af, waarvan 70% in science & engineering. India levert per jaar 2,5 miljoen afgestudeerden af in IT, engineering en life sciences. Korea kende in 1970 142 instellingen voor hoger onderwijs met in totaal 201.000 studenten. Anno 2004 gaat het om 411 instellingen met een totaal van 3,5 miljoen studenten. Van die 3,5 miljoen kiest 40% voor een technische studierichting. McKinsey spreekt in dit verband over universitaire opleidingen als commodity8.

7 The Atlas of Ideas, Demos 2007.8 De avond van de Wetenschap en Maatschappij, de universiteit van de toekomst. 2006.

Dialogic innovatie ● interactie 38

Page 39: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

New science and engineering graduates

5

7,5

10

12,5

15

17,5

20

22,5

1999

2000

2001

2002

2003

2004

2005N

ew

sci

en

ce a

nd e

ngin

eeri

ng g

radu

ate

s per

10

00

in

habit

an

ts a

ged 2

0-2

9

Netherlands Belgium Canada (n/a) Denmark Germany United Kingdom Sweden Switzerland EU

Figuur 24. Aantal nieuwe afstudeerders in techniek per 1000 inwoners in het cohort 20-29 jarigen. (Bron: European Innovation Scoreboard 2007)

Daar komt nog bij dat het totale aantal studenten in heel Europa sneller groeit dan het aantal techniekstudenten. Tussen 1998 en 2004 is de verhouding tussen het aandeel techniekstudenten in de EU daardoor gedaald met 6%. De groei in Nederland blijft daar nog bij achter (-10%). Zweden is een uitzondering: het aandeel techniekstudenten is daar juist sterk gegroeid (+26%).

Dialogic innovatie ● interactie 39

Page 40: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Science and engineering degrees

0

5

10

15

20

25

30

35

40

Swed

en

Germ

any

Unite

d Kin

gdom

Switz

erla

nd

EU19

Belgiu

m

Canad

a

Denm

ark

Nethe

rlands

Sci

en

ce a

nd e

ngin

eeri

ng d

egre

es

as

% o

f to

tal

new

degre

es

-20%

-15%

-10%

-5%

0%

5%

10%

15%

20%

25%

30%

Gro

wth

betw

een

19

98

an

d 2

00

4

1998 2004 Growth

Figuur 25. Aantal techniekstudenten ten opzichte van totaal aantal studenten, 1998; 2004. (Bron: OECD Education Database, 2007)

Aanwas van promovendi

Het promotietraject is een logisch selectiemiddel voor het opleiden en klaarstomen van wetenschappelijk talent. Het aandeel van promovendi in natuurwetenschappen en technische disciplines in Nederland lag in 2004 op het gemiddelde van de OECD (37%) maar duidelijk onder dat van de referentielanden (46%).9 Ter vergelijk: het percentage in Denemarken ligt maar liefst op 60%. Omdat het onderliggende aantal techniekstudenten veel lager ligt dan in de andere landen is ook het aantal promovendi in deze disciplines in absolute termen laag. In 2005 waren er op elke 1000 inwoners in Nederland 0,16 promovendi in natuurwetenschappen en technische disciplines. Dat lage aantal laat aan het eind van de jaren ’90 een lichte daling zien (van 0,18 naar 0,15) maar is sindsdien stabiel gebleven rond de 0,16. Het gemiddelde voor de referentielanden ligt een factor 6 (1998) tot 8 (2005) hoger en laat bovendien een constante stijging zien.

9 OECD (2006). Education at a Glance.

Dialogic innovatie ● interactie 40

Page 41: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Science and engineering Ph.D.'s

0,0

0,5

1,0

1,5

2,0

2,5

19

98

19

99

20

00

20

01

20

02

20

03

20

04

20

05

Sci

en

ce a

nd e

ngin

eeri

ng in

tert

iary

type-A

an

d a

dvan

ced r

ese

arc

h p

rogra

ms

pe

10

00

in

habit

an

ts

Netherlands Belgium Canada Denmark Germany United Kingdom Sweden Switzerland

Figuur 26. Aantal promovendi in bèta-wetenschappen per 1000 inwoners, 1998-2005. (Bron: OECD Education Database, 2007)

Aandeel vrouwen

Het aandeel van vrouwelijke wetenschappers in het Nederlandse wetenschapssysteem is dramatisch laag (20%). Binnen de OECD scoort alleen het conservatieve Japan (14%) lager. De lage participatiegraad van vrouwen in Nederland is een van de belangrijkste redenen dat de aanwas van de pool van wetenschappers in Nederland stokt. Dit is een generiek probleem voor alle disciplines – het speelt dus niet alleen voor de bèta­wetenschappen.

Women researchers and science and engineering graduates

0

5

10

15

20

25

30

35

40

United Kingdom

Canada Sweden EU19 Denmark OECD Belgium Germany Switzerland Netherlands Wom

en

rese

arc

hers

as %

of

tota

l (2

00

5)

an

d s

cien

ce a

nd

en

gin

eeri

ng d

egre

es

aw

ard

ed t

o w

om

en

as

a %

of

tota

l(2

00

4)

Women researchers as a percentage of total researchers (2005) %S&E degrees awarded to women (2004)

Figuur 27. Aandeel van vrouwelijke wetenschappers (2005) en vrouwelijke afstudeerders in bèta­wetenschappen, 2004. (Bron: OECD MSTI, 2007)

Dialogic innovatie ● interactie 41

Page 42: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Buitenlandse wetenschappers

Gegeven de problemen met de aanvoer van het aantal wetenschappers ligt het voor Nederland voor de hand om buiten de landsgrenzen te kijken. Voor het vervullen van promotieplaatsen in technische disciplines is dat inmiddels al een bittere noodzaak. Het huidige wetenschappelijke systeem is zeer internationaal georiënteerd. 10 Excellente wetenschappers kunnen overal ter wereld aan de slag. Wanneer een universiteit grote aantrekkingskracht heeft op buitenlandse wetenschappers is dat over het algemeen een indicatie voor kwaliteit. Een van de onderdelen van de jaarlijkse ranking van de Times Higher Education Supplement (THES) is een wereldwijde survey onder buitenlandse wetenschappers waarbij naar het imago van universiteiten wordt gevraagd in termen van internationale staf. Op basis van die survey wordt een top-50 van universiteiten opgesteld waar buitenlandse wetenschappers het liefst zouden werken. Dezelfde exercitie wordt ook uitgevoerd onder studenten.

Number of universities in top 50 peer review international students and staff

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

Switzerland United Kingdom

Canada Germany Sweden Netherlands Belgium Denmark as

a %

of

the t

ota

l n

um

ber

of

un

ivers

itie

s in

top 5

00

(2

00

7)

staff students

Figuur 28. Percentage universiteiten in de top-50 van beste universiteiten voor buitenlandse staf en studenten, 2007. (Bron: Times Higher Education Supplement, 2007)

Bij staf heeft Nederland geen enkele universiteit in de top-50 – Zwitserland scoort hier uitzonderlijk goed met 6 uit 8 (zie tekstbox verderop). Onder studenten scoort Nederland beter – met 17% ligt het net onder het gemiddelde – maar het betreft hier waarschijnlijk vooral uitwisselingsstudenten van binnen de EU.11

10 Zie Hoofdstuk 9, dat geheel is gewijd aan internationalisering. 11 Het aandeel van buitenlandse studenten in de totale studentenpopulatie is in Nederland over de periode 1999 – 2005 weliswaar constant gegroeid (van 0,4% tot 0,9%) maar daar geldt ook voor de rest van de landen. Ten opzichte van de referentielanden (van 1,0% naar 1,9%) blijft het aandeel van buitenlandse studenten in Nederland laag.

Dialogic innovatie ● interactie 42

Page 43: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Doorstroming van wetenschappelijke staf

Het gebrek aan mobiliteit is een probleem dat in heel Europa speelt. In alle referentielan­den is de mobiliteit tussen 2001 en 2005 verder afgenomen. Relatief gezien doet Nederland het niet slecht omdat het de minst sterke afname (13%) heeft van alle referentielanden (die een gemiddelde afname hebben van 25%).

Mobility of human resources in science and technology (HRST)

0

2

4

6

8

10

12

14

Denmark Switzerland United Kingdom

Netherlands Belgium Germany Sweden

% o

f th

e H

RS

T p

ers

on

el betw

een

th

e a

ges

of

25

an

d 6

4 c

han

gin

g j

obs

-50%

-45%

-40%

-35%

-30%

-25%

-20%

-15%

-10%

-5%

0%

gro

wth

(2

00

1-2

00

5)

2001 2005 growth

Figuur 29. Mobiliteit van HRST-personeel, 2001 en 2005.( Bron: Eurostat. Bewerking: MERIT)

Het gebrek aan doorstroming komt ook terug in de leeftijdsopbouw binnen het universitaire bestel. Ook dit is een generiek probleem dat in heel Europa speelt. Omdat er weinig dynamiek zit in de groep van wetenschappers boven de 50 is het voor jonge wetenschap­pers moeilijk om door te stromen. In Nederland stapelen postdoc’s de ene tijdelijke positie op de andere. Specifiek voor Nederland geldt dat de lage participatiegraad van vrouwen zich hier extra wreekt omdat de leeftijdsopbouw voor die groep veel evenwichtiger is.

Dialogic innovatie ● interactie 43

Page 44: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Age structure of university staff, by gender (2003-2004)

MALE FEMALE

0%

10%

20%

30%

40%

50%

<3

0

30

-39

40

-49

50

+

<3

0

30

-39

40

-49

50

+

age age

% o

f th

e t

ota

l u

niv

ers

ity s

taff

Netherlands Belgium Germany United Kingdom Sweden

Figuur 30. Leeftijdsopbouw van wetenschappelijke staf, naar beslacht (2003-2004). Bron: Eurostat, UOE

Een inspirerend voorbeeld in termen van HRM-beleid is de aanpak in Zwitserland:

HRM-beleid bij ETH-Zürich

Het percentage buitenlandse wetenschappers bij ETH-Zürich is gegroeid van 35% in 1991 tot 65% in 2007. Een groot aantal van deze wetenschappers is afkomstig uit het buurland Duitsland maar de cijfers blijven indrukwekkend. Van de aanwezigheid van buitenlandse wetenschappers gaat een zelfversterkend effect uit. Ze hebben over het algemeen uitgebreide internationale netwerken en meer dan 50% van de nieuwe medewerkers wordt via deze route aangenomen. ETH scout actief naar talentvolle wetenschappers, met name onder de groep van jonge Europese wetenschappers die naar de VS zijn gegaan.

ETH betaalt uitstekende salarissen – een full professor verdient tussen de 115 en 150 duizend euro. Daar bovenop kan het instituut nog een toeslag van 25% geven maar van die optie wordt niet of nauwelijks gebruik gemaakt. Het salaris geeft uiteindelijk ook niet de doorslag – de salarissen in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk zijn de laatste jaren ook veel sterker gestegen dan in de Zwitserland.

Wat een veel belangrijkere rol speelt zijn voor de overstap van wetenschappers uit het buitenland zijn de secundaire arbeidsvoorwaarden. Zo is er een gentlemen agreement dat professoren van de vijf dagen die ze betaald krijgen een dag volledig naar eigen inzicht mogen indelen. De belangrijkste reden om over te stappen is echter de zekerheid die ETH biedt ten opzichte van het jachtige Amerikaanse bestel waarin professoren voortdurend op zoek moeten gaan naar grants en sponsoren om hun groep overheid te houden. Professors en associatie professors krijgen bij ETH vanaf het begin een permanente aanstelling en een bruidsschat in de vorm van basisfinanciering voor een periode van vijf jaar. Ook jonge (associate) professoren krijgen de vrijheid en gelegenheid om zelfstandig hun eigen onderzoeksgroep op te bouwen.

Dialogic innovatie ● interactie 44

Page 45: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

HRM-beleid bij ETH-Zürich (vervolg)

Na de periode van vijf jaar wordt de wetenschappelijke excellentie van de groep beoordeeld en wordt de financiering uitgebreid of teruggebracht. Leeftijd is vaak het enige verschil tussen full professors en associate professors. Bij vormbehoud worden associate professors automatisch full professors. Op het niveau daaronder (assistent professors) worden geen permanente contracten gegeven maar de termijnen zijn wel veel langer dan in de Nederlandse situatie: 6 tot 8 jaar. Bovendien volgt de helft van de assistent professors een tenure track. Ook zij promoveren bij vormbehoud dus door naar het volgende niveau.

Dialogic innovatie ● interactie 45

Page 46: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Dialogic innovatie ● interactie 46

Page 47: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

8 Kennisbenutting/valorisatie Bij wetenschappelijke productiviteit wordt de output van wetenschappelijke inspanningen bekeken in termen van publicaties (resultaten) en citaties (impact). Hiermee zitten we nog steeds in het wetenschappelijk domein. Met de nadruk op het begrip valorisatie wordt het blikveld verruimd: we kijken nu ook naar resultaten en doorwerking buiten het systeem. De vraag die hier speelt is of kennis wordt benut in economische of maatschappelijke termen. Hier spelen uiteraard grote verschillen tussen disciplines. De route van wetenschap naar winkelschap is eerder aan de orde in bèta/technische domeinen. En daar kunnen we dan ook makkelijker tellen: patenten, innovaties en nieuwe bedrijvigheid bijvoorbeeld. De geesteswetenschappen hebben het hier moeilijker: wat is bijvoorbeeld de waarde van cultuur en identiteit?

Op het punt van kennisbenutting werd jarenlang gesproken van een kennisparadox en van een Hollandse ziekte: er ligt relatief veel kennis op de plank maar de doorvertaling van die kennis naar toegevoegde waarde voor de maatschappij laat te wensen over. In deze paragraaf gaan we na of deze problematiek nog steeds speelt en of het een typisch Nederlandse problematiek is.

Samenwerking innovatieve bedrijven en kennisinstellingen

Different types of cooperation partners of innovative enterprises by country

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

Finland Germany Sweden Belgium EU27 United Kingdom

Denmark Netherlands Canada Switzerland

% o

f in

novati

ve e

nte

rpri

ses

3

3,5

4

4,5

5

5,5

6

Pu

blic-

pri

vate

coopera

tion

sco

re

cooperation with universities and higher education (2004) cooperation with government or public research (2004) Public private cooperation with local universities (2006)

Figuur 31. Samenwerking tussen bedrijven en universiteiten en publieke onderzoeksinstellingen. (Bron: Community Innovation Survey [CIS] 2004; World Competitiveness Report 2006-2007 -- voor PPP scores)

In vergelijking met de referentielanden is er in Nederland minder vaak sprake van samenwerking tussen innovatieve bedrijven en kennisinstellingen. Op het punt van de wisselwerking tussen bedrijven en universiteiten/HBO scoort Nederland het laagst van alle referentielanden (31%), net onder het EU-27 gemiddelde (35%). Ter vergelijk: in Finland werkt maar liefst 75% van de innovatieve bedrijven samen met universiteiten en instellingen voor hoger onderwijs.

Dialogic innovatie ● interactie 47

Page 48: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Belang van Universiteiten als kennisbron voor bedrijven

Highly important sources of information for innovation for innovative enterprises

0%

1%

2%

3%

4%

5%

6%

7%

8%

9%

10%

Finland Belgium EU27 Germany Denmark Netherlands

% p

erc

en

tage m

en

tion

ed b

y a

ll in

novati

ve e

nte

rpri

ses

(20

04

)

Universities and higher education Government or public research Journals

Figuur 32. Belangrijkste kennisbronnen voor bedrijven, 2002-2004. (Bron: Community Innovation Survey 2004)

In dezelfde Community Innovation Survey (CIS) van 2004 is aan innovatieve bedrijven gevraagd in hoeverre zij universiteiten en publieke kennisinstellingen beschouwen als een relevante kennisbron. De vraag die is voorgelegd aan de bedrijven is of zij de genoemde kennisbronnen beschouwen als ‘zeer belangrijk’ voor de eigen innovatiegerichte activiteiten. Op dit punt scoort Nederland opnieuw laag. Opvallend is dat ook andere bronnen relatief weinig gewicht hebben. Dat betekent dat externe kennisbronnen voor Nederlandse bedrijven überhaupt van minder belang zijn. Dit zou een indicatie kunnen zijn voor een algeheel gebrek aan innovatief vermogen (of innovatieve attitude) binnen het Nederlandse bedrijfsleven.

Kennisbescherming

Om investeringen in onderzoek terug te kunnen verdienen, is het zaak om intellectuele eigendom op vindingen juridisch vast te leggen. Octrooien zijn als het ware een voorwaarde voor valorisatie. Octrooien kunnen worden aangevraagd voor de Europese markt (via EPO), voor de Amerikaanse (via USPTO) en de Japanse markt (JPO). Een belangrijke indicator zijn de zogenaamde triade octrooien, die betrekking hebben op alle drie deze marktgebieden.

De octrooi-activiteit is veruit het hoogst in Zwitserland. Per 1000 inwoners worden hier de meeste octrooien aangevraagd. Debet hieraan is de aanwezigheid van enkele zeer R&D­intensieve multinationals (chemie, farmacie en fijnmechanica). Nederland kende een sterke groei tijdens de jaren ’90 maar is na 2000 teruggezakt naar een 4e plaats.

Dialogic innovatie ● interactie 48

Page 49: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Triadic patent families per 1000 inhabitants

0,000

0,020

0,040

0,060

0,080

0,100

0,120

0,140

19

85

19

86

19

87

19

88

19

89

19

90

19

91

19

92

19

93

19

94

19

95

19

96

19

97

19

98

19

99

20

00

20

01

20

02

20

03

20

04

20

05

Netherlands Belgium Canada Denmark Germany United Kingdom Sweden Switzerland EU-15 Total OECD

Figuur 33. Totaal aantal triadic patents ingediend per 1000 inwoners, 1985-2005. (Bron: OECD MSTI 2007)

De ontwikkelingen in het bovenstaande figuur worden sterk gedreven door de private sector. Het aandeel van universiteiten in patentaanvragen ligt een factor 100 lager dan van bedrijven. Het gaat dan slechts om enkele honderden patenten per jaar voor een heel land. Als we specifiek kijken naar patentaanvragen door universiteiten blijkt dat Nederland en met name België het uitstekend doen. Het Verenigd Koninkrijk en Duitsland halen hogere absolute aantallen maar die hebben respectievelijk 10 tot 15 keer zoveel universiteiten als Nederland (en 15 tot 25 keer zoveel universiteiten als in België).

Patenting in the Higher Education Sector

0

10

20

30

40

50

60

19

80

19

81

19

82

19

83

19

84

19

85

19

86

19

87

19

88

19

89

19

90

19

91

19

92

19

93

19

94

19

95

19

96

19

97

19

98

19

99

20

00

20

01

20

02

20

03

Nu

mber

of

EP

O p

ate

nts

in

th

e H

igh

er

Edu

cati

on

Sect

or

per

million

in

habit

an

ts

Belgium Denmark Germany Netherlands Finland Sweden United Kingdom Switzerland Canada

Figuur 34. Aantal Europese patenten aangevraagd door universiteiten, 1990-2003. (Bron: Eurostat.

Dialogic innovatie ●

bewerking: Dialogic)

interactie 49

Page 50: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Startende bedrijven

Een laatste relevante maat voor valorisatie vormen kennisintensieve startende bedrijven. Spin-off en start-up bedrijven zijn als het ware een vorm van kennisoverdracht van kennisinstellingen naar bedrijven. Universiteiten worden steeds actiever op dit punt in de vorm van faciliteiten als science parcs, incubators en soms ook het verstrekken van risicokapitaal. Helaas hebben we hier maar beperkt (en weinig recent) cijfermateriaal voorhanden. Van de referentielanden zijn alleen Zwitserland en Duitsland op een vergelijkbare manier bekeken door de OECD. Zwitserland scoort duidelijk beter dan Nederland, Duitsland duidelijk minder.

Spin-offs en start-ups (2003)

0

1

2

3

Zwitserland Nederland Noorwegen Italië Duitsland Spanje

Per

10

00

on

derz

oeker

FTE's

0

5

10

15

20

25

30

35

Per

milja

rd c

urr

en

t P

PP

$ H

ER

D

Spin-offs per 1000 onderzoeker FTE's Start-ups per 1000 onderzoeker FTE's Spin-offs per miljard current PPP$ HERD Start-ups per miljard current PPP$ HERD

Figuur 35. Aantal spin-off en start-up bedrijven vanuit kennisinstellingen. Bron: OECD (bewerking: Dialogic)

Concluderend kunnen we stellen dat Nederland op het punt van valorisatie niet een eenduidig beeld laat zien. Kijken we naar de interactie tussen bedrijven en kennisinstellin­gen en naar de mate waarin innovatieve bedrijven de kennisinstellingen als relevante kennisbron beschouwen, dan scoort Nederland ronduit zwak en lijkt er inderdaad sprake te zijn van een kennisparadox. Kijken we echter naar andere signalen zoals activiteiten op het punt van kennisbescherming en startende bedrijven vanuit kennisinstellingen dan is het beeld minder dramatisch. Hoe het ook zij, de conclusie lijkt gerechtvaardigd dat er bij de taak van valorisatie nog een wereld te winnen is voor Nederlandse kennisinstellingen.

Competentiepolen in Vlaanderen

Binnen het Vlaamse innovatiesysteem wordt een duidelijk verband gelegd tussen enerzijds fundamenteel onderzoek en wetenschappelijke excellentie en anderzijds valorisatie en kennisbenutting. Dit blijkt onder andere uit het feit dat inmiddels 25 bedrijven een prijsvraagronde voor wetenschappelijk onderzoek via het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek (FWO) hebben uitgezet. Dit besef is niet alleen aanwezig in het bedrijfsleven, ook kennisinstellingen en de Vlaamse overheid onderstrepen het belang van kennisdiffusie en valorisatie. Samenwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen vindt onder meer plaats via Strategische Onderzoekscentra (SOC’s) en de zogenaamde Competentiepolen.

Dialogic innovatie ● interactie 50

Page 51: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Competentiepolen in Vlaanderen (vervolg)

De competentiepolen zijn relatief nieuwe spelers in het wetenschaps- en innovatiesysteem en zijn vooral bedoeld om kritische massa bijeen te brengen op verschillende weten­schapsdomeinen die van grote economische waarde zijn. Voorbeelden van Competentiepolen zijn: Flanders' Drive (automobiel), VIL (logistiek), FMTC (mechatronics), IncGeo (geo-informatica), Flamac (high-throughput materialenonderzoek), Flanders' Food (voedingsindustrie), Flanders InShape (productontwikkeling en industrieel design) en VIM (mobiliteit). De vier SOC’s zetten in op zogenaamde pervasive technologies, zoals nano- en micro-elektronica (IMEC), biotechnologie (VIB), en breedbandtechnologie (IBBT). VITO zoekt meer de breedte op van technologisch onderzoek (onder andere energietechnologie en materiaaltechnologie).

Dialogic innovatie ● interactie 51

Page 52: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Dialogic innovatie ● interactie 52

Page 53: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

9 Internationale samenwerking De wetenschap is van oudsher internationaal georiënteerd. Deze tendens is de laatste decennia alleen maar verder toegenomen. Internationale conferenties en internationale tijdschriften zijn de fora waar de nieuwe inzichten met de peers worden gedeeld. Door de opkomst van Internet is de omloopsnelheid van kennis verder toegenomen en is het belang van landsgrenzen nog verder afgenomen. Internationale oriëntatie is een wezenlijk onderdeel van een excellentiestrategie. Het samenwerken met de beste groepen in het buitenland kan ook voor Nederlandse onderzoekers kwaliteitsverhogend werken. Dit blijkt onder andere uit het toenemende belang van internationale co-publicaties. Daarnaast zijn steeds meer instrumenten en programma’s gericht op internationale uitwisseling en samenwerking. Met name Europese onderzoeksprogramma’s bepalen in toenemende mate de nationale onderzoeksagenda’s in de lidstaten.

Internationale co-publicaties

Een maat voor internationalisering is het relatieve aantal publicaties dat samen met wetenschappers uit het buitenland wordt geschreven – internationale co-publicaties. Het percentage voor Nederland ligt precies op het gemiddelde voor de EU (49%). De grootte van een land (‘hoe kleiner een land hoe groter het buitenland’) drukt uiteraard een stempel op het percentage. Dit is de reden dat grote landen zoals Duitsland, Canada en het Verenigd Koninkrijk relatief laag scoren en kleine landen zoals Denemarken en België hoog.

Co-authored international publications as a percentage of country's total article output

0

10000

20000

30000

40000

50000

60000

70000

80000

90000

40% 45% 50% 55% 60%

Co-authored publications: share of country’s total article output (2005)

Inh

ab

itan

ts

Netherlands Belgium Denmark Germany United Kingdom Sweden Canada Switzerland

Figuur 36. Het aandeel internationale co-publicaties van de totale publicatie-output per land, 2005 (Bron: Science & Engineering Indicators 2008, bewerkt door Dialogic)

Dialogic innovatie ● interactie 53

Page 54: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Deze cijfers zeggen nog niets over de kwaliteit van co-publicaties – behalve dat ze een bepaald minimumniveau hebben behaald om in ieder geval in publicatie-indices te worden opgenomen. Additioneel is het daarom interessant om te kijken naar de impact van internationale co-publicaties. In termen van kwaliteit presteert Nederland beduidend beter. Het ligt (gedeeld) tweede achter Zwitserland waar de impactscore ten opzichte van het vorige decennium sterk is gedaald. Nederland, Denemarken en Zweden zijn de enige landen waarin de score is toegenomen.

Citation-impact of international co-publications

1,2

1,3

1,4

1,5

1,6

1,7

1,8

Switzerland Netherlands Denmark Canada United Kingdom

Sweden Belgium Germany

Impact

sco

re

-15

-10

-5

0

5

10

15

In-/

decr

ease

(%

)

Impact 1993-1996 Impact 2003-2006 In-/decrease (%)

Figuur 37. Citatie-impact van internationale co-publicaties

Internationale samenwerking in het 6e Kaderprogramma

Een andere maat voor internationale samenwerking zijn de nationale aandelen binnen het 6e Kaderprogramma (FP6). FP6 stond specifiek in het teken van de integratie en coördinatie van Europees onderzoek (European Research Area). Nederland was zeer succesvol in dit programma. In absolute termen legt het land het nog wel af tegen het grotere Verenigd Koninkrijk en Duitsland. Als we corrigeren voor BNP blijkt dat Nederland uitzonderlijk goed scoort. Het haalt dus naar verhouding veel geld binnen uit het Kaderprogramma. Voor alle referentielanden (met uitzondering van Duitsland) geldt overigens dat een groter aandeel van het budget wordt binnengehaald, dan het aandeel projectparticipaties. Dit wijst op relatief grote werkpakketten per project.

Dialogic innovatie ● interactie 54

Page 55: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Share within the 6th framework (2002-2006)

0%

5%

10%

15%

20%

25%

30%

35%

40%

45%

50%

Denemarken Zwitserland Zweden België Duitsland Nederland Verenigd Koninkrijk

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

corr

ect

ie n

aar

GD

P (

NL =

10

0)

Share of number of contracted projects Share of budgets of contracted projects Budget corrected for GDP (NL = 100)

Figuur 38. Aandeel in 6e Kaderprogramma (FP-6) in termen van aantal projecten en financiering, 2002-2006. (Bron: EGL Senternovem. bewerkt door Dialogic, 2008)

In een publicatie van EGL SenterNovem (2007) wordt verder benadrukt dat Nederland relatief vaak aanvrager van een project is, ten opzichte van participant, en ook bovengemiddeld succesvol is als gekeken wordt naar het honoreringspercentage.

Dialogic innovatie ● interactie 55

Page 56: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

10 Maatschappelijke inbedding Wetenschapsbeleid wordt in hoge mate beïnvloed door ontwikkelingen in de bredere maatschappelijke context. In zekere zin is bescheidenheid hier dus gepast. Een aantal van deze ontwikkelingen die soms niet of nauwelijks te beïnvloeden zijn, of die tot geheel andere beleidsterreinen behoren – kunnen een sterke doorwerking hebben op het wetenschapssysteem sec.

De maatschappelijke context omvat een breed scala aan relevante sociale en economische trends. We gaan in dit hoofdstuk nader in op de drie kwesties die het sterkst uit de interviews en de desk research naar voren komen. Dit zijn achtereenvolgens de publieke opinie over de wetenschap, de positie van vrouwen (emancipatie) en de positie van buitenlanders (migratie en integratie).

Publieke opinie over wetenschap

Het publieke imago van de wetenschap onder de bevolking van een land is een van de factoren die een rol speelt bij de carrièrekeuze van scholieren en studenten. Een van de verklaringen voor de lage aantallen studenten in bètawetenschappen is dat Nederlanders over het algemeen relatief weinig over hebben voor de wetenschap in termen van geld. In 2005 is in de Eurobarometer aan Europeanen de vraag gesteld of de overheid van hun land meer geld zou moeten besteden aan wetenschappelijk onderzoek (ten koste van andere zaken). Bijna de helft van de Nederlanders wil niet dat de overheid meer geld aan wetenschap gaat uitgeven. Dit is de laagste score van alle lidstaten.

"My government should spend more money on scientific research

and less on other things" (2005)

18%

19%

19%

20%

24%

30%

30%

47%

46%

52%

59%

57%

49%

41%

39%

25%

30%

27%

21%

20%

25%

25%

26%

24%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

Sweden

Belgium

Germany

EU

Denmark

United Kingdom

Switzerland

Netherlands

Disagree Agree Neutral missing

Figuur 39. Publieke opinie over belang wetenschap ten opzichte van andere beleidsterreinen, 2005. (Bron: Eurobarometer)

56 Dialogic innovatie ● interactie

Page 57: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Opvallend is ook de lage positie van Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk – beide landen hebben juist een uitstekend imago onder (buitenlandse) wetenschappers. Klaarblijkelijk moet het bredere uitstralingseffect van wetenschappelijke excellentie niet worden overschat. Waarschijnlijk spelen hier structuurkenmerken van landen een rol. In tegenstelling tot landen met een industriële traditie zoals Finland en Zweden hebben handelsnaties zoals Nederland en Zwitserland een relatief laag aandeel onderzoekers in de beroepsbevolking.12 Dit laatste historische gegeven zou wel eens belangrijker kunnen zijn dan het feitelijke functioneren van het wetenschapssysteem.

Positie van vrouwen

Het emancipatievraagstuk is al eerder (in hoofdstuk 7 over HRM) aan de orde gekomen. Het percentage vrouwelijke wetenschappers kan niet los worden gezien van de maatschappelijke positie van vrouwen in het algemeen. In bijna alle landen bestaat er een aanzienlijk verschil in salaris tussen mannen en vrouwen. Over het algemeen wordt dat verschil kleiner naarmate het opleidingsniveau toeneemt. Dat geldt inderdaad voor alle landen binnen de OECD. Bij de stap van middelbaar (upper/post secundary) naar hoger (tertiary) onderwijs neemt het verschil gemiddeld met 1,6% af. De aanname is nu dat in landen met een relatief hoge participatiegraad van vrouwen in de wetenschap het verschil nog sterker afneemt dan het gemiddelde. Gegeven de lage participatiegraad zou Nederland juist beduidend onder het gemiddelde moeten scoren.

Relative difference between men and women with average education and higher education

-2,5%

-2,3%

-2,1%

-1,9%

-1,7%

-1,5%

-1,3%

-1,1% United

Kingdom Netherlands Switzerland Canada Germany Belgium United

States Sweden Denmark Finland

Dif

fere

nce

in

sala

ry b

etw

een

men

an

d w

om

en

wit

h a

vera

ge e

du

cati

on

an

d m

en

an

d w

om

en

wit

h h

iger

edu

cati

on

Figuur 40. Relatieve afname van salarisverschil tussen mannen en vrouwen met middelbaar en met hoger onderwijs, 2004.( Bron: OECD Education at a Glance 2007)

12 Nederland heeft het laagste aandeel van onderzoekers in de groep van referentielanden (4,8‰). Zwitserland (5,8‰) en het Verenigd Koninkrijk (6,1‰) liggen daar net boven. De aandelen in Denemarken (9,8‰), Japan (10,6‰), Zweden (11,9‰) en Finland (15,0‰) zijn twee tot drie keer zo hoog. Bron: OECD MSTI-2007. Cijfers zijn uit 2005.

interactie 57Dialogic innovatie ●

Page 58: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Dat blijkt echter niet het geval te zijn. Sterker nog, Nederland is een van de landen waar het voor vrouwen het meeste loont om door te leren. In de Scandinavische landen – die een hoge mate van emancipatie kennen – zijn de verschillen juist relatief klein. Blijkbaar spelen financiële aspecten geen doorslaggevende rol maar zijn culturele aspecten (kijk op gezin) en praktische aspecten (kinderopvang en dergelijke) belangrijker. Als we het relatieve aantal vrouwelijke onderzoekers op universiteiten afzetten tegen het aandeel vrouwen in de totale beroepsbevolking – een proxy voor de emancipatiegraad van een land – blijken Finland en Zweden inderdaad hoog te scoren. Ook het Verenigd Koninkrijk en België scoren relatief goed. Nederland zit op hetzelfde niveau als Denemarken. Alleen Zwitserland en Duitsland scoren lager.

Aandeel vrouwen in beroepsbevolking en aandeel vrouwelijke onderzoekers op universiteiten (2003)

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

Finland Sweden Denmark United Kingdom

Germany Switzerland Netherlands Belgium

perc

en

tage v

rou

wen i

n b

ero

epsb

evolk

ing

80

90

100

110

120

130

140

150

160

170

180

Verh

ou

din

g v

rou

welijk

e o

nderz

oekers

/vro

uw

en

in

bero

epsb

evolk

ing

(N

L=

10

0)

% women in civil workforce % female researchers at universities

Figuur 41. Aandeel vrouwen in beroepsbevolking en aandeel vrouwelijke onderzoekers op universiteiten (2003). Bron: OECD (2005). Bewerkt door Dialogic

Positie van buitenlanders

De tijd dat vooraanstaande geleerden zoals Dèscartes naar Nederland kwamen vanwege het open klimaat ligt inmiddels achter ons. Het beeld van Nederland als een tolerant en verdraagzaam land is in de afgelopen jaren veranderd. De verharding van het politieke klimaat ten opzichte van buitenlanders zal in toenemende mate het imago van Nederland bij buitenlandse wetenschappers beïnvloeden. Ze zullen minder snel geneigd zijn om zich in Nederland te vestigen dan voorheen. Als ze dat toch doen blijkt het vaak allemaal nogal mee te vallen. Buitenlandse wetenschappers die eenmaal in Nederland werken roemen over het algemeen de open cultuur op de Nederlandse universiteiten.13 Ze zijn veel minder tevreden over de formaliteiten rond immigratie. De problemen met de IND staan met stip op nummer één in de lijst van ergernissen.14

13 Frank Bongers et al. (2006). Buitenlandse wetenschappers over wonen en werken in Nederland. Dialogic: Utrecht. Onderzoek in opdracht van het Ministerie van OC&W.

14 Frank Bongers et al. (2006)

Dialogic innovatie ● interactie 58

Page 59: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Inmiddels is Nederland een van de weinige OECD-landen met een negatief migratiesaldo voor hooggeschoolde burgers. Ze deelt overigens die positie met onder andere Duitsland en Finland. Aan de andere kant van de schaal vinden we de traditionele immigratielanden Australië, Canada en de VS terug. Opvallend is de hoge positie voor Zwitserland en Zweden. Anders dan in Nederland of Duitsland speelt het opleidingsniveau van potentiële migranten daar een doorslaggevende rol in het toelatingsbeleid. Terwijl Nederland vroeger laaggeschoolde gastarbeiders uit landen als Turkije haalde heeft ons land inmiddels zelf een positief migratiesaldo voor hooggeschoolde arbeiders.

Migration balance for highly skilled citizens and migrants

-10

-5

0

5

10

15

20

25

30

35

40

Au

stra

lia

Can

ada

Sw

itze

rlan

d

Un

ited S

tate

s

Sw

eden

Fra

nce

Port

ugal

Spain

Belg

ium

Norw

ay

Un

ited K

ingdom

Tu

rkey

EU

15

Au

stri

a

New

Zeala

nd

Den

mark

Japan

Kore

a

Neth

erl

an

ds

Germ

an

y

Fin

lan

d

Pola

nd

Irela

nd

Bala

nce

(2

00

1)

Figuur 42. Migratiesaldo voor hooggeschoolde burgers en migranten (2001). Bron: OECD Database on immigrants and expatriates (2005)

Dialogic innovatie ● interactie 59

Page 60: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Vreemdelingenbeleid en internationalisering in Zwitserland

Zwitserland kent een zeer stringent toelatingsbeleid, met name voor mensen uit Azië (China, India), Afrika en het Midden-Oosten. Professoren krijgen echter meteen bij hun aanstelling een ‘C-permit’ – vergelijkbaar met de green card in de VS – en zijn dan meteen af van de administratieve perikelen. Het strikte toelatingsbeleid vormt een grote barrière voor studenten en promovendi uit bijvoorbeeld China, India en Rusland. Dit is de pool van studenten waaruit Nederland noodgedwongen vist voor het vervullen van promotieplaatsen in technische disciplines. Zwitserse universiteiten richten zich echter doelbewust niet op deze groep. De Zwitserse samenleving is traditioneel gesloten en heeft, anders dan landen zoals de VS, het VK, Canada en Australië geen grote buitenlandse gemeenschappen die als basis kunnen dienen voor buitenlandse studenten en medewerkers. De beste studenten uit India en China geven sowieso de voorkeur aan de VS en het VK omdat die landen vanwege de grootte van hun economieën buiten academia veel betere carrièremogelijkheden bieden dan Zwitserland. Instituten zoals ETH zijn niet geïnteresseerd in de tweede garnituur en kunnen zich – anders dan de Nederlandse technische universiteiten – de luxe veroorloven om zich vooral te richten op studenten uit de EU. Zo zijn er verhoudingsgewijs veel promovendi in de technische disciplines afkomstig uit het buurland Italië.

Dialogic innovatie ● interactie 60

Page 61: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

11 Governance Sturing geven aan wetenschappers en wetenschap(ssystemen) en - sterker nog ­interventies plegen om zoiets als excellentie of prioriteitstelling in wetenschap af te dwingen is een immens moeilijke opgave. Wetenschappers zijn, net als de meeste professionals, inherent moeilijk aan te sturen en het wetenschappelijk onderzoek is in belangrijke mate onvoorspelbaar. Het is moeilijk om met de kennis van vandaag richting te geven aan de kennis van morgen.

Governance heeft betrekking op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de eindverantwoordelijkheid voor het wetenschappelijk systeem. De systeemverantwoorde­lijkheid vertaalt zich in zaken als financiering, randvoorwaarden en spelregels, bestuurlijke inrichting, samenwerking tussen actoren en prioriteitstelling. We hebben het eigenlijk over de regie die over een zeer complex systeem moet worden gevoerd. Aldus opgevat is sturing de optelsom van de eerder besproken dimensies. Waar het om gaat is via de juiste mechanismen te komen tot afstemming van doelen en middelen – en daarmee de relevante spelers mee te nemen in een lange termijn visie op het wetenschappelijk systeem.

In de interviews zijn met name op het punt van sturing in het systeem zeer kritische kanttekeningen geplaatst. Er is sprake van een grote beleidsdynamiek en daarmee een onvoorspelbaarheid van financiële stromen. Er zijn veel loketten en er wordt geklaagd over een woud aan regels. Het systeem is om die reden teveel met zichzelf bezig en het is moeilijk om tot gezamenlijke sterktes te komen. Deze kwalificaties hebben betrekking op de situatie in Nederland. Het is niet ondenkbaar dat prominente wetenschappers in onze referentielanden zich in vergelijkbare bewoordingen uitlaten over hun (aansturing van het) wetenschapssysteem. Dit element van de sterkte zwakte analyse kunnen we helaas niet eenduidig in kwantitatieve en onderling vergelijkbare termen vastpakken. We zullen het dus moeten doen met ‘circumstantial evidence’.

Een eerste indicatie voor complexiteit in het systeem leiden we af uit de verhouding onderzoekers en overig R&D personeel in de totale aantallen R&D personeel zoals die worden verzameld door de OECD (in hun jaarlijkse publicatie: Main Science and Technology Indicators). Uit onderstaande figuur blijkt dat in Nederland de ratio tussen onderzoekers en overig R&D personeel 1 op 1 is. Onder overig R&D personeel valt een zeer ruime categorie medewerkers, waaronder R&D assistenten, maar ook allerlei ondersteu­nende functies zoals bibliotheekfuncties, administratief personeel en management. In de NOWT rapportage van 2005 wordt de vraag opgeworpen of de verhoudingsgewijs grote groep overig R&D personeel wellicht een uitvloeisel is van de organisatorische structuur en de wijze van financiering van onderzoek in Nederland. Het is met andere woorden niet ondenkbaar dat de complexiteit van het systeem zich vertaalt in een groot aantal functies in onze kennisinstellingen die niet direct met het onderzoekswerk te maken hebben.

Dialogic innovatie ● interactie 61

Page 62: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Figuur 43. Verdeling onderzoekers en overig R&D-personeel, 2001/2002. (bron: OECD MSTI. Bewerking: NOWT).

Een tweede indicatie voor toenemende complexiteit is te vinden in een vergelijking in de tijd van (organisaties achter) de publieke onderzoeksfinanciering. Het Rathenau Instituut constateert in haar rapport Dertig jaar publieke onderzoeksfinanciering in Nederland 1975 – 2005 dat er als gevolg van een toename van het beleid allerlei nieuwe organisaties en nieuwe vormen van financiering zijn ontstaan. Wanneer we het organogram van de situatie van 30 jaar geleden vergelijken met de situatie van nu, dan wordt duidelijk dat het aantal organisaties in de tussenlaag die zich met sturing en financiering bezig houden enorm is toegenomen.

Figuur 44. Stelsel van publieke onderzoeksfinanciering in Nederland, 1975

Dialogic innovatie ● interactie 62

Page 63: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Figuur 45. Stelsel van publieke onderzoeksfinanciering in Nederland, 2005

Ook het streven naar excellentie is in belangrijke mate een besturingsvraagstuk: hoeveel ruimte en prikkels bieden individuele universiteiten en kennisinstellingen voor toponder­zoek en in welke mate stuurt het wetenschapssysteem als geheel aan op excellentie? Uit de interviews blijkt veel waardering voor de omslag in Nederland in de richting van meer persoonsgerichte stimulering zoals die onder meer via de Vernieuwingsimpuls heeft plaatsgevonden. De vraag is of een expliciete excellentiestrategie bijdraagt aan betere prestaties. Zwitserland scoort hoog op allerlei ranglijsten voor wetenschappelijke kwaliteit maar daar ligt geen nationaal beleid aan ten grondslag. Een voorbeeld van een land waar wel sprake is van een expliciete excellentiestrategie is Duitsland (zie volgende pagina).

Dialogic innovatie ● interactie 63

Page 64: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

De excellentiestrategie van Duitsland

De Exzellenzinitiative zijn bedoeld om de kwaliteit van het toponderzoek en de kwaliteit van hogescholen en universiteiten te verhogen. Het is een eenmalige financieringsimpuls van 2 miljard euro over een periode van 4 jaar.15 Het geld wordt in vier ronden verdeeld, waarvan er reeds twee zijn uitgevoerd.

De Exzellenzinitiative werken door middel van een competitie tussen universiteiten en hogescholen. De competitie vindt plaats binnen afgebakende onderzoeksgebieden. Binnen de Exzellenzinitiative zijn drie lijnen te onderscheiden. Ten eerste is er een lijn die de focus legt op het begeleiden van promovendi onder excellente randvoorwaarden en met excellente begeleiders (Graduiertenschule). Hiervoor kan €1 miljoen per instelling worden ‘gewonnen’. Ten tweede zijn er excellente clusters (Exzellenzcluster). Instellingen die de 25 beste onderzoekers binnen een cluster samenbrengen kunnen €6,5 miljoen per instelling winnen. Als derde en laatste zijn er de toekomstconcepten (Zukunftkonzepte) waarbij per instelling €21 miljoen kan worden binnengehaald. Het gaat hierbij om lange termijn investeringen van een universiteit in een bepaald onderzoeksthema. Alleen universiteiten die in ieder geval een Graduiertenschul hebben en minstens van een Exzellenzcluster deel uitmaken, mogen een voorstel indienen voor Zukunftkonzepte.

Dat de Excellenz-strategie zoveel stof heeft doen opwaaien is meer gelegen in de ideologische ommekeer – de omarming van het Amerikaanse Ivy League model – dan in het geld dat ermee gemoeid is. Dat de federale overheid serieus werk maakt van het creëren van onderscheid tussen universiteiten blijkt uit de feitelijke toekenning van de prijzen. Van de 172 universiteiten en hogescholen in Duitsland zijn er tot nu toe 47 in de prijzen gevallen.16 Binnen deze groep zijn de gelden zeer scheef verdeeld. De verdeling naar wetenschapsgebied is zo mogelijk nog schever, met een duidelijke bias naar de bètawetenschappen.17

Er is, naast de verwachte meer moreel getinte kritiek op het doelbewust creëren van ongelijkheid, ook stevige kritiek geuit op de praktische uitvoering van het Initiatief. Het eerste punt is dat het om een eenmalige financiële impuls gaat terwijl het investeren in kwaliteitsverbetering om een continue investering gaat op de zeer lange termijn. Tweede punt is dat de financiële omvang van het programma bij lange na niet voldoende is om aan de hooggestelde verwachtingen te voldoen. Als het doel is om een ‘Duits Harvard’ te creëren dan lijkt de €30 à €40 miljoen voor de grootverdieners weinig serieus als we dit afzetten tegen een jaarlijkse begroting van €2.500 miljoen voor Harvard.18

15 De Initiatieven worden betaald uit de inkomsten (€51 miljard) van de UMTS-veilig in 2000. Daarvan is dus 3,7% naar de structuurverbetering van het wetenschapssysteem gegaan. Als de 2 miljard wordt gecorrigeerd naar landengrootte – Duitsland is 5 keer zo groot als Nederland – rest er 400 miljoen euro of 100 miljoen per jaar. Dat is een relatief bescheiden bedrag.

Dat is nog steeds meer dan een kwart (27%) van het totaal – met andere woorden het onderscheidend vermogen is hier nog relatief laag.

17 In de eerste ronde voor de Exzellenzcluster ging naar schatting eenderde naar natuurwetenschap­pen, eenderde naar medicijnen, een kwart naar engineering en het restant – minder dan eentiende – naar geesteswetenschappen.

18 RWTH Aachen, Freie Universität Berlin, Universität Heidelberg, Universität München.

Dialogic innovatie ● interactie 64

16

Page 65: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

12 Conclusies en aanbevelingen Het Nederlandse wetenschapssysteem presteert in vergelijking met andere landen zondermeer goed. Op het niveau van productiviteit en kwaliteit scoren Nederlandse wetenschappers hoog. Nederland scoort vooral sterk in de breedte. Over de volle breedte van kennisgebieden is de output en de impact van Nederlandse wetenschappers van bovengemiddeld hoog niveau. Ook de internationale oriëntatie van het Nederlandse onderzoek (onder meer deelname in Europese onderzoeksprogramma’s) is een sterk punt.

Zwaktes van het Nederlandse wetenschapssysteem zijn vooral gelegen in het niveau van investeringen en de aanwas van talent. De overall R&D uitgaven (als % van het BNP) nemen in Nederland af. De achterstand ten opzichte van andere landen, die veelal hun inspanningen juist systematisch verhogen, neemt verder toe. Het totaal aantal studenten dat naar het hoger onderwijs gaat, ligt onder het gemiddelde van de referentielanden. Op het punt van aanwas van talent in bèta/techniek (zowel studenten als promovendi) scoort Nederland het slechtst van alle landen. En dat geldt ook voor deelname van vrouwen aan het wetenschappelijk onderzoek.

De optelsom van sterktes en zwaktes leidt ons tot de volgende stelling: resultaten behaald in het verleden zijn geen garantie voor de toekomst . De sterktes zijn het resultaat van jarenlange investeringen én van jarenlange kwaliteitszorg in het verleden. Het huidige wetenschapssysteem wordt steeds kwetsbaarder door onderfinanciering en onvoldoende aanwas van talent. Deze kwetsbaarheid wordt verder vergroot omdat R&D uitgaven van bedrijven zeer geconcentreerd zijn bij een beperkt aantal bedrijven en deze bedrijfsuitga­ven over de hele linie steeds verder achterblijven in vergelijking tot andere landen.

Een bekende wijsheid is: je moet het dak repareren als de zon schijnt. R&D uitgaven van overheid en bedrijfsleven moeten structureel hoger. Om op het gemiddelde van de OECD landen te komen moet er jaarlijks 3 miljard bij, om de investeringen op het niveau van de Lissabon afspraken te brengen is er zo’n 7,5 miljard per jaar extra inspanning nodig. Om het gat te dichten met de referentielanden in termen van beschikbaar onderzoekstalent zijn duizenden extra afstudeerders en promovendi per jaar nodig.

Topwetenschap vereist langdurig commitment en politiek draagvlak. Dit commitment en draagvlak moeten zich vertalen in consequente en gerichte investeringen. Er bestaan legio goede analyses en plannen hoe het Nederlandse wetenschaps- en innovatiesysteem verbeterd kan worden, maar het politiek-maatschappelijk draagvlak schiet blijkbaar tekort om de overeengekomen strategie (bijv. KIA) ook daadwerkelijk te implementeren. Het maatschappelijk draagvlak voor investeringen in de wetenschap is in Nederland duidelijk lager dan in andere landen en dat is een serieus punt van zorg.

Dialogic innovatie ● interactie 65

Page 66: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Er is veel drukte en dynamiek geconstateerd in de huidige aansturing van het weten­schapssysteem. Er is behoefte aan meer betrouwbaarheid en voorspelbaarheid van de overheid in de vorm van robuuste investeringen en het zorgen voor de juiste randvoor­waarden. De gewenste overheidsrol kan worden omschreven als: wel de planten water geven maar niet in de perken gaan staan. Topwetenschappers moeten zelf een grotere rol gaan spelen bij het uitdenken en daadwerkelijk implementeren van een excellentiestrate­gie. Uit de landenstudies komt naar voren dat vrijheid een essentieel ingrediënt is van wetenschappelijke excellentie.

Excellente wetenschap vereist actief talentmanagement. Dit betekent zowel het vergroten van de aanwas van wetenschappelijk talent (meer hoger opgeleiden, aantrekken buitenlands talent) als het beter benutten van en betere zorg voor de bestaande wetenschappers (door een actief HRM-beleid, het benutten van vrouwelijk potentieel, verbeteren van doorstroming en mobiliteit, en het faciliteren van toptalent). Als een van de weinige landen verliezen wij talent aan het buitenland. Een transitie van brain drain naar brain gain is nodig.

Dialogic innovatie ● interactie 66

Page 67: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Bijlage 1 Methodologische verantwoording Het onderzoek richtte zich op het identificeren van de sterktes en zwaktes van het Nederlandse wetenschapsysteem in een internationaal perspectief. Data voor het vullen van de negen dimensies en voor het uitvoeren van de overall analyse is verzameld in een drietal deelstudies.

De beschrijving van het interne functioneren van het Nederlandse wetenschapsysteem is gebaseerd op een aantal semi-gestructureerde diepte-interviews met vooraanstaande vertegenwoordigers van het systeem, aangevuld met voorbereidend desk research. De selectie van de respondenten (zie Bijlage 2) is in nauw overleg met het Innovatieplatform gebeurd. De meeste interviews zijn face to face afgenomen aan de hand van een open interviewprotocol. Dit protocol is in bijlage 3 opgenomen.

De internationale vergelijking is gebaseerd op een analyse van bestaande kwantitatieve bronnen. In het bestek van de studie was uitdrukkelijk aangegeven dat er geen primaire data verzameld zou worden. In Bijlage 4 is een overzicht gegeven van de bronnen die zijn gebruikt. Om een betrouwbaar maar overzichtelijk beeld te krijgen van de positie van Nederland is er gebruik gemaakt van een beperkte set van referentielanden, te weten België (in casu Vlaanderen), Canada, Denemarken, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Zwitserland. De selectie van de landen is wederom in nauw overleg met het Innovatieplatform gebeurd. De selectie is zowel gebaseerd op de – vermeende – interessante en relevante ontwikkelingen in een land (op één of meerdere dimensies) als op de vergelijkbaarheid van het land met Nederland.

Om de resultaten van het internationale vergelijk beter te kunnen duiden is voor alle landen (op Canada na, waar de overall ontwikkelingen bij nadere beschouwing minder interessant bleken) aanvullend desk research gedaan. Per land is daarbij telkens ingegaan op een of meerdere dimensies waar het land in vergelijking tot Nederland goed op scoort. Een aantal highlights van deze landenstudies zijn in de tekst van dit hoofdrapport opgenomen. De resultaten van de zes landenstudies zijn verder als op zichzelf staand rapport als bijlage op het hoofdrapport gepubliceerd.

Dialogic innovatie ● interactie 67

Page 68: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Dialogic innovatie ● interactie 68

Page 69: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Bijlage 2 Geraadpleegde personen Dr. Hans Chang, Directeur FOM

Prof. Dr. Hans Clevers. Directeur Hubrecht Instituut

Dr. Tini Colijn-Hooymans - Raad van Bestuur TNO

Prof. Dr. Anne Cutler. Director Max Planck Institute for Psycholinguistics

Prof. Dr. Ir. Jacob Fokkema - rector magnificus TU Delft

Prof. Dr. Peter Hagoort Directeur FC Donderscentrum en Max Planck Instituut Nijmegen

Prof. Dr. Ir. Leo Kouwenhoven - Kavli Institute of Nanoscience TU Delft

Prof. Dr. Steven Lamberts - Rector Magnificus Erasmus Universiteit Rotterdam

Prof. Dr. Bert Meijer– Chemical Engineering- Technische Universiteit Eindhoven

Prof. Dr. Peter Nijkamp - Voorzitter NWO

Prof. Dr. Gerard ‘t Hooft, Spinoza Instituut & Instituut voor theoretische fysica - RU Utrecht

Prof. Dr. Frits van Oostrom (vertrekkend) President KNAW

Dr. Joop Sistermans, voorzitter AWT

Prof. Dr. Douwe Yntema - Decaan letterfaculteit VU Amsterdam

Dialogic innovatie ● interactie 69

Page 70: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Dialogic innovatie ● interactie 70

Page 71: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Bijlage 3 Interviewprotocol

Algemeen

Naam en achtergrond gesprekspartner(s)

Blok I Intro: wat is kwaliteit/excellentie?

1) Wat is voor u wetenschappelijke excellentie?

2) In hoeverre is dit meetbaar?

3) In hoeverre is dit beïnvloedbaar?

Blok II Sterkte/zwakte analyse

4) Wat zijn de belangrijkste sterktes van het Nederlandse wetenschapssysteem? - disciplines - organisaties - systeemniveau

5) Wat zijn de belangrijkste zwaktes van het Nederlandse wetenschapssysteem? - (disciplines) - organisaties - systeemniveau

6) Hoe ervaart U het Wetenschapsklimaat in Nederland? - wat is positief? - wat is negatief?

Blok III Trends

7) Welke trends (bedreigingen en kansen) en ontwikkelingen zijn van invloed op de wijze waarop (top)wetenschap zich ontwikkelt?

8) Welke mogelijke implicaties hebben deze trends en ontwikkelingen voor de Nederlandse wetenschap?

Blok IV Governance

9) Wat zijn de belangrijkste kenmerken van enkele inspirerende voorbeelden van kennisgebieden en/of landen die daadwerkelijk de beweging naar meer excellente wetenschap hebben ingezet?

10) Wat zijn de belangrijkste handvatten of stuurpunten voor een strategie gericht op excellentie?

11) Wat zijn de belangrijkste barrières om te komen tot excellentie en een gecoördineerde excellentiestrategie?

Dialogic innovatie ● interactie 71

Page 72: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Dialogic innovatie ● interactie 72

Page 73: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Bijlage 4 Gebruikte bronnen Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid (2005). De waarde van weten: de

economische betekenis van universitair onderzoek. Den Haag: Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid.

Andersson, G., Appelquist, J. Country Review of National Research Program. Stockholm: VINNOVA

Arvanitis, S. and M. Wörter (2005): The Swiss Innovation System: Governance, Public Policy, Performance and Assessment of Strengths and Weaknesses, Background Report to the OECD Country Review of Switzerland’s Innovation Policy on behalf of the Federal Office for Professional Education and Technology (OPET), Zurich

Balen, B. van & P. van den Besselaar (2007). Universitaire onderzoeksloopbanen. Den Haag: Rathenau Instituut.

Becker, L. Th.Liebig, A. Souza-Poza (2008). Migration Policy and Industrial Structure: The Case of Switzerland. International Migration, Vol. 46(2): 81-107

Besselaar, van den P. (2006). Onderzoeksprogramma: Science System Assessment. Den Haag: Rathenau Instituut.

BMWF (2006). The High-Tech Strategy for Germany (2006). Berlijn: BMWF.

Bodewes, H., R. Brennenraedts, J. Deuten, C. Holland, S. Kern & G. van der Veen (2006). Evaluatie STW. Utrecht/Amsterdam: Dialogic/Technopolis.

Bongers, F., P. Boekholt, W. Vullings, S. Kern, B. van den Berg & J. van Til (2007). Evaluatie vernieuwingsimpuls 2000-2006. Utrecht/Amsterdam: Dialogic/Technopolis.

Bongers, F., C. Zijderveld & G. Ongena (2007). Buitenlandse wetenschappers over wonen en werken in Nederland. Utrecht: Dialogic.

Camp, van B. & J. Cornelis (2005). Versleuteling in de financiering van toponderzoek aan de universiteiten. Brussel: Vrije Universiteit Brussel.

Centraal Bureau voor de Statistiek (2007). Kennis en Economie 2007. Voorburg: Centraal Bureau voor de Statistiek.

Centrum voor Wetenschap en Technologie Studies (2007). The Leiden ranking. Leiden: Centrum voor Wetenschap en Technologie Studies, Universiteit Leiden.

CEST (2004). CEST Scientometrics Scoreboard. Publications from industry in Switzerland, 1981-2002, Bern: CEST.

Charlton B, Andras P. (2006) Best in the arts, catching-up in science – what is the best future for Oxford? Oxford Magazine. Vol. 256:25–26

Clevers, J.C. (2005). Oratie Prof. Clevers: Hoe de Nederlandse wetenschap beter te maken? Utrecht: Universiteit Utrecht.

Dialogic innovatie ● interactie 73

Page 74: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Commissie Nationale Roadmap Grootschalige Onderzoeksfaciliteiten (2007). Grootschalige onderzoeksfaciliteiten in de eerste Nederlandse Roadmap. Den Haag: Commissie Nationale Roadmap Grootschalige Onderzoeksfaciliteiten.

Cornet, M., F. Huizinga, B. Minne & D. Webbink (2006). Kansrijk kennisbeleid. Den Haag: Centraal Planbureau.

Crosier, D., L. Purser & H. Smidt (2007). Trends V: universities shaping the European higher education area. Brussel: European University Association.

Danish Agency for Science Technology and Innovation: http://fi.dk/site/english

Danish Research Agency (2006) Figures for Research – 2005 Statistics. http://fi.dk/site/english/publications/ 2006/figures-for-research-statistics-2005/figures-for­research-statistics-2005.pdf

EG Liaison SenterNovem (2008). Aandeel van Nederlandse organisaties in het 6e Kaderprogramma. Den Haag: EGL.

EG Liaison SenterNovem (2007). Nederland en het zesde kaderprogramma – de eindbalans. Den Haag: EGL.

ERAWATCH (2006) Denmark: Important Policy Documents. http://cordis.europa.eu/erawatch/index.cfm? fuseaction=policy.document&uuid=7D87A40E-CB77­45A0-12676994DEE34E61

ERAWATCH (2008) Denmark: Basic Characterisation of the Research System. cordis.europa.eu/erawatch/index.cfm?fuseaction=ri.content&topicID=5&countryCode=DK&parentI D=4

European University Association (2008). Implementing and using quality assurance: strategy and practice. Brussel: European University Association.

European University Association (2007). Europe's universities beyond 2010: diversity with a common purpose. Brussel: European University Association.

Europese Commissie (2007). Towards a European Research Area: Science, Technology and Innovation. Brussel: Europese Commissie.

Europese Commissie (2007). EU Key Figures on science, technology and innovation 2007. Brussel: Europese Commissie.

Europese Commissie (2005). Public opinion analysis - Eurobarometer surveys on attitudes of europeans. Brussel: Europese Commissie.

Europese Commissie (2004). Mapping of Excellence in Economics. Brussel: Europese Commissie.

Europese Commissie (2003). Third European report in science & technology indicators. Brussel: Europese Commissie.

Europese Commissie (2001). How to map excellence in research and technological development in Europe? Brussel: Europese Commissie.

Giessel, J.F. van, P. Boekholt, F. Bongers, J. Deuten, C. Holland, B. Kaashoek (2008). Achter het scherm. Omvang van het ICT-onderzoek in Nederland: ICT-scan 2008. Amsterdam/Utrecht: Technopolis/Dialogic.

Dialogic innovatie ● interactie 74

Page 75: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Giessel, J.F. van, M. de Heide, P. den Hertog, G. van der Veen & R. te Velde (2007). Quick Scan (on the use of PPPs in) focus, mass and valorisation in scientific research in eight European countries. Amsterdam/Utrecht: Technopolis/Dialogic.

Giessel, J.F. van, van der Veen, G. (2006) Case Study Sweden. Amsterdam: Technopolis

Hamer, R., Frinking, E., Horlings, E. (2005) Stimulating Science and Technology in Higher Education. Leiden: RAND Corporation

Hjelt, M., P. den Hertog, R.A. te Velde et al. (2008). Major challenges in national research and innovation policy governance: Comparison and assessment of the approaches in the VISION Era-Net partner countries. Helsinki: Tekes.

Holland, C., te Velde, R.A. (2008) Resultaten SWOT Analyse, v0.1. Utrecht: Dialogic

IMD (2007). World competitiveness yearbook. Lausanne: IMD International.

Innovatieplatform (2005). Kennisambitie & researchinfrastructuur: investeren in grootschalige kennisinfrastructuur. Den Haag: Innovatieplatform.

Innovation Council (2004) The Danish Strategy. Kopenhagen: Innovation Council

Institute of Higher Education (2007). Academic Ranking of World Universities (ARWU). Shanghai: Shanghai Jiao Tong University’s Institute of Higher Education.

Jongbloed, B., C. Salerno, J. Huisman & H. Vossensteyn (2005). Research prestatiemeting: Een internationale vergelijking. Enschede: Center for Higher Education Policy Studies.

Kealey, T. (2006). Time for Britain to grow its own Ivy League. Independent.co.uk (Oct.26).

Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, Technologisch Natuurwetenschappelijk Onderzoeksinstituut, Verbond van Nederlandse Ondernemingen/Nederlands Christelijk Werkge­versverbond, Vereniging van Universiteiten, Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (2007). NL: Pleisterplaats voor kennistalent! Vijf punten ter verbetering van de aantrekkelijkheid van Nederland als vestigingsplaats voor (top)talent. Aangeboden door KNAW, TNO, VSNU en NWO aan het ministerie van OCW en EZ.

Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (2005). Judging research on its merits: An advisory report by the Council for the Humanities and the Social Sciences Council. Amsterdam: Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen.

Langen, A. van, (2005) Unequal Participation in Mathematics and Science Education. Nijmegen: Radboud Universiteit

Lepori, B., P. van den Besselaar, M. Dinges, B. Potì, E. Reale, S Slipersæter, J. Thèves, B. van der Meulen (2007). Comparing the evolution of national research policies: What patterns of change?

Science and Public Policy, 34(6), 372-388.

Lipsett. A. (2008). Overseas student fees outpace inflation. Guardian (May 20 2008).

Lord Sainsbury of Turville (2007). The Race to the Top. A Review of Government’s Science and Innovation Policies. London: HM Treasury.

Martin, B.R., & P. Tang (2007). The benefits from publicly funded research. Brighton: SPRU, University of Sussex.

McKinsey & Company (2006). De avond van de Wetenschap en Maatschappij, de universiteit van de

interactie 75Dialogic innovatie ●

toekomst.

Page 76: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2007). Nieuwsbrief “Informatie over informatie”. Den Haag: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2007). Bestel in beeld 2006. Den Haag: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2005). Brief Notitie Onderzoekstalent op waarde geschat. Den Haag: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2005). Onderzoekstalent op waarde geschat. Den Haag: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2003) Δ-plan β/techniek. Den Haag: Min. OCW

Minne, B., M. Rensman, B. Vroomen & D. Webbink (2007). Excellence for productivity. Den Haag: Centraal Planbureau.

Nederlands Observatium van Wetenschap en Technologie (2008). Wetenschaps- en Technologie-Indicatoren 2008. Leiden/Maastricht: CWTS en MERIT.

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (2007). NWO-Jaarverslag 2006: Prestatie indicatoren en Jaarrekening. Den Haag: Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onder­zoek.

Nuffic (2007). Strategische agenda voor het hoger onderwijs-, onderzoek– en wetenschapsbeleid. Den Haag: Nuffic.

Organisation for Economic Co-operation and Development (2008). Main science & technology indicators. Parijs: Organisation for Economic Co-operation and Development.

Organisation for Economic Co-operation and Development (2007). Education at a Glance. Parijs: Organisation for Economic Co-operation and Development.

Organisation for Economic Co-operation and Development (2007). Science, Technology and Industry Scoreboard 2007. Parijs: Organisation for Economic Co-operation and Development.

Organisation for Economic Co-operation and Development (2006). Science, technology and industry outlook. Parijs: Organisation for Economic Co-operation and Development.

Rensman, R. (2004). Eenheid of verscheidenheid in onderzoeksagenda's? Over de bèta-gerichte R&D specialisatiepatronen van wetenschap en bedrijven in Nederland. Den Haag: Centraal Planbureau.

Research Center for Chinese Science Evaluation (2007). Global university ranking by Wuhan University. Wuhan: Research Center for Chinese Science Evaluation of Wuhan University.

Roberts, G. (2003). Review of research assessment. Report by Sir Gareth Roberts to the UK funding bodies (issued for consultation May 2003).

Scott, A. (2006). Peer review and the relevance of science. Brighton: SPRU, University of Sussex.

Sheldon, G. (2001). Foreign Labour Employment in Switzerland: Less Is Not More. Swiss Political Science Review. Vol.7(1): 104-112

Sistermans, J.F. & V.C.M. Timmerhuis (2005). Briefadvies Onderzoeksloopbanen. Den Haag: Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid.

Dialogic innovatie ● interactie 76

Page 77: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Soete, L. & A. Oosterlinck, P. Op de Beek, M. Debruyne, C. Beulens, R. Dekeyser, L. van Hoof, A. de Meyer, B. de Vuyst en W. Ysebaert (2007). Doorlichting van het Vlaams. Innovatie­instrumentarium. Maastricht: Expertgroep Soete.

Speelman, H. (2006). Vernieuwing van de publieke kennisinfrastructuur van Nederland. SP-TNO 0462.

Tavenas, F. (2003). Quality assurance: a reference system for indicators and evaluation procedures. Brussel: European University Association.

Times Higher Education Supplement (2007). QS World university rankings. London: Quacquarelli Symonds.

Venniker, R. & E. Canton (2004). De maatschappelijke opbrengsten van wetenschappelijk onderzoek: Een literatuuroverzicht. Den Haag: Centraal Planbureau.

Vereniging van Universiteiten, Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (2007). The European Research Area: New Perspectives Contribution to the ERA Green Paper consultation. Position paper van KNAW, TNO, VNO/NCW, VSNU en NWO.

Vereniging van Universiteiten (2006). Kansen voor kennis: Prioriteiten van de universitaire branche voor de kabinetperiode 2007-2011. Den Haag: Vereniging van universiteiten.

Vereniging van Universiteiten (2006). Talent in eigen hand: De positie van jonge wetenschappers in Nederland. Den Haag: Vereniging van universiteiten.

Vereniging van Universiteiten (2005). Onderzoek van waarde: Activiteiten van universiteiten gericht op kennisvalorisatie. Den Haag: Vereniging van universiteiten.

Vereniging van Universiteiten (2004). Hora Est! Vernieuwing in het Nederlandse Promotiestelsel. Utrecht: Vereniging van Universiteiten.

Versleijen, A. (2007). Dertig jaar publieke onderzoeksfinanciering in Nederland 1975-2005. Den Haag: Rathenau Instituut.

Verstraete, K. (2008). Overheid houdt toponderzoek overeind. Politiek & Economie katern - De Tijd 2 mei, p.9.

Warta, K. (2006). Evaluation of the FWF mobility programs. Wenen: Technopolis.

Dialogic innovatie ● interactie 77

Page 78: Nederlandse wetenschap: wereldtop? - Dialogic · 2016. 12. 16. · analyse. De antwoorden op de onder 3 geformuleerde vragen moeten een aantal suggesties opleveren voor het door het

Contact: Dialogic Hooghiemstraplein 33-36 3514 AX Utrecht

www.dialogic.nl

Tel. +31 (0)30 215 05 80 Fax +31 (0)30 215 05 95

78 Dialogic innovatie ● interactie