Naar een nieuwe definitie van itinerantie*€¦ · Web viewKunnen we er dus van uitgaan dat onze...

27
ERIK BORGMAN Naar een nieuwe definitie van itinerantie * Hoe stabiliteit achter te laten in een gemobiliseerde wereld toespraak assemblee European Council of Lay Dominican Fraternities te Caleruega mei 2011 1. Onze wereld is een gemobiliseerde wereld, en niet simpelweg omdat mobiliteit en verandering de permanente situatie zijn geworden waarin we verkeren - om de paradox nog aan te scherpen zou je dit de "stabiele" situatie kunnen noemen - en stabiliteit en rust de uitzondering zijn geworden. Verandering is de norm geworden. De Duitse filosoof Peter Sloterdijk heeft een boek geschreven over de manier waarop hedendaagse mensen zichzelf verstaan onder de titel Du sollst dein Leben ändern, "Je moet je leven veranderen" [woorden van de dichter Rainer Maria Rilke]. We hebben geleerd - en we leren steeds opnieuw in onze huidige culturen - dat we niets anders zijn dan projecten, mogelijkheden, kansen. We kunnen iets goeds doen, iets goeds voortbrengen, iets goeds van onze leven maken. Men beschouwt permanente verandering niet alleen als de stand van zaken van onze wereld, permanente verandering zijn morele verplichtingen geworden. Om goed te zijn, om onze ware menselijkheid te vervullen zouden we ons moeten mobiliseren, tegen elke tendens of neiging om tevreden te zijn met wat we hebben of wie we zijn. Dat is de exacte omkering van de klassieke opvatting. In de Oudheid en de Middeleeuwen was de spontane overtuiging dat zijn betekent: stabiel zijn. Het was een probleem om evolutie en verandering te zien als waardige vormen van bestaan, en niet als een tekort, als nog niet stabiel of niet meer stabiel. In tegenstelling daarmee is onze spontane visie echter dat zijn veranderen betekent. Voor ons moderne mensen is het een vraag geworden hoe we zinnig kunnen nadenken over onveranderlijkheid, hoe we moeten vermijden het te zien als nog niet in beweging of niet meer in beweging. Rust is iets geworden dat ons in staat stelt om in de nabije toekomst beter te bewegen, of een toegeven aan onze beperkte energie, en aan onze onbekwaamheid om voortdurend in beweging te zijn die daarbij hoort. Stabiliteit en onveranderlijkheid komen in beeld als op zijn hoogst saai, en op zijn slechtst als een teken van naderende dood. Men zou kunnen betogen dat wij als leden van een itinerante orde, een * Een lastige complicatie is dat ‘itinerance’ en ‘itinerant’ in het Engels tamelijk gewone woorden zijn, maar in het Nederlands niet. Vertaling in één enkel woord is echter moeilijk. Vandaar dat hier in beginsel de omschrijving wordt gebruikt ‘onderweg zijn’. De dominicanen zijn een itinerante orde, een orde van Wanderprediker in het Duits, predikers die onderweg zijn. 1 vanaf pag. 9

Transcript of Naar een nieuwe definitie van itinerantie*€¦ · Web viewKunnen we er dus van uitgaan dat onze...

Page 1: Naar een nieuwe definitie van itinerantie*€¦ · Web viewKunnen we er dus van uitgaan dat onze hedendaagse cultuur dit begrijpt en dat we dus niet langer de noodzaak hoeven te verkondigen

ERIK BORGMAN Naar een nieuwe definitie van itinerantie* Hoe stabiliteit achter te laten in een gemobiliseerde wereld

toespraak assemblee European Council of Lay Dominican Fraternities te Caleruega mei 2011

1.Onze wereld is een gemobiliseerde wereld, en niet simpelweg omdat mobiliteit en verandering de permanente situatie zijn geworden waarin we verkeren - om de paradox nog aan te scherpen zou je dit de "stabiele" situatie kunnen noemen - en stabiliteit en rust de uitzondering zijn geworden. Verandering is de norm geworden. De Duitse filosoof Peter Sloterdijk heeft een boek geschreven over de manier waarop hedendaagse mensen zichzelf verstaan onder de titel Du sollst dein Leben ändern, "Je moet je leven veranderen" [woorden van de dichter Rainer Maria Rilke]. We hebben geleerd - en we leren steeds opnieuw in onze huidige culturen - dat we niets anders zijn dan projecten, mogelijkheden, kansen. We kunnen iets goeds doen, iets goeds voortbrengen, iets goeds van onze leven maken. Men beschouwt permanente verandering niet alleen als de stand van zaken van onze wereld, permanente verandering zijn morele verplichtingen geworden. Om goed te zijn, om onze ware menselijkheid te vervullen zouden we ons moeten mobiliseren, tegen elke tendens of neiging om tevreden te zijn met wat we hebben of wie we zijn.

Dat is de exacte omkering van de klassieke opvatting. In de Oudheid en de Middeleeuwen was de spontane overtuiging dat zijn betekent: stabiel zijn. Het was een probleem om evolutie en verandering te zien als waardige vormen van bestaan, en niet als een tekort, als nog niet stabiel of niet meer stabiel. In tegenstelling daarmee is onze spontane visie echter dat zijn veranderen betekent. Voor ons moderne mensen is het een vraag geworden hoe we zinnig kunnen nadenken over onveranderlijkheid, hoe we moeten vermijden het te zien als nog niet in beweging of niet meer in beweging. Rust is iets geworden dat ons in staat stelt om in de nabije toekomst beter te bewegen, of een toegeven aan onze beperkte energie, en aan onze onbekwaamheid om voortdurend in beweging te zijn die daarbij hoort. Stabiliteit en onveranderlijkheid komen in beeld als op zijn hoogst saai, en op zijn slechtst als een teken van naderende dood.

Men zou kunnen betogen dat wij als leden van een itinerante orde, een orde van mensen die onderweg zijn, ons zouden kunnen verheugen over deze situatie. We zouden kunnen denken dat onze tijd gekomen is, en dat alle mensen, of ze nu willen of niet, eropuit gezonden worden "als schapen onder de wolven" (Mattheüs 10,16), zonder vooruit te weten waar ze hun hoofd te rusten zullen leggen zoals over de Mensenzoon is gezegd (Mattheüs 8,20; Lucas 9,8). Heeft de huidige cultuur inderdaad de wijsheid van onze vader Dominicus ontdekt, dat graan dat opgeslagen wordt gaat rotten, maar dat het uitgespreid en gezaaid vrucht draagt? Filosoof Peter Sloterdijk suggereert in zijn boek dat onze moderne mobiliteit een geseculariseerde versie is van de christelijke en bijbelse oproep om boete te doen.

Ongetwijfeld is het een van de grote inzichten van de bedelorden dat heiligheid dat heiligheid geen staat is, maar voortdurende boetedoening vereist door je telkens af te keren van de platte verleidingen en subtiele verlokkingen van de wereld en in plaats daarvan zich te wenden naar de arme en rondtrekkende Christus van het evangelie. Kunnen we er dus van uitgaan dat onze hedendaagse cultuur dit begrijpt en dat we dus niet langer de noodzaak hoeven te verkondigen de veiligheid van een stabiel leven los te laten, en ons kunnen beperken tot onderstrepen dat we onderweg geen nieuwe veiligheid moeten proberen te vinden? Het evangelie van Mattheüs formuleert het in een beroemde passage aldus: "Neem geen goud, zilver of koper mee voor in je gordel, geen reistas of een tweede mantel of extra sandalen noch een wandelstok. De arbeider is zijn loon waard" (Mattheüs 10,9-10). Is eenvoud en kwetsbaarheid hetgeen dat we vandaag zouden moeten verkondigen, het versterken van de kwetsbaarheid die de huidige mobiliteit met zich meebrengt?

* Een lastige complicatie is dat ‘itinerance’ en ‘itinerant’ in het Engels tamelijk gewone woorden zijn, maar in het Nederlands niet. Vertaling in één enkel woord is echter moeilijk. Vandaar dat hier in beginsel de omschrijving wordt gebruikt ‘onderweg zijn’. De dominicanen zijn een itinerante orde, een orde van Wanderprediker in het Duits, predikers die onderweg zijn.

1

vanaf pag. 9

Page 2: Naar een nieuwe definitie van itinerantie*€¦ · Web viewKunnen we er dus van uitgaan dat onze hedendaagse cultuur dit begrijpt en dat we dus niet langer de noodzaak hoeven te verkondigen

2.Wellicht bent u bekend met de manier waarop Thomas van Aquino in zijn Summa theologiae altijd begint met de zin videtur quod, "het schijnt dat" of met videtur quod non, "het schijnt dat niet". En waarover het ook mag gaan, meestal blijkt dat wat het geval leek te zijn, een misvatting. Als ik dus suggereer dat het schijnt dat onderweg zijn een belangrijke waarde is geworden in de huidige cultuur, verwacht u wellicht dat ik ga aantonen dat dit een misverstand is. In zekere zin zal ik dat doen. Het is niettemin noodzakelijk dat we het eigentijdse verlies aan zekerheid beschouwen als spirituele winst, minstens in principe. We moeten niet in de verleiding komen om zogenaamde zekerheden uit het verleden te verkondigen om mensen daarnaar te laten terugkeren, of nieuwe zekerheden om ze tot nieuwe manieren te brengen om zich te verschansen. Zoals Psalm 46 het uitdrukt, "God is voor ons een veilige schuilplaats, een betrouwbare hulp in de nood", en de Schrift vertelt ons telkens weer hoe deze sterkte vaak oogt als zwakheid.

In veel van onze landen zijn mensen zich zeer bewust van de nieuwe gevaren en onzekerheden die globaliserende economieën en zwakker wordende natiestaten met zich meebrengen. Nogal wat mensen onder hen reageren hierop met een roep om bescherming. Red ons van vreemdelingen die ons onzeker maken over onze leefwijze en religie! Red ons van concurrenten die ons onze banen zouden kunnen afnemen! Red ons van criminelen die de wet ondergraven, red ons van bureaucratieën die ondoorzichtige regels en regelingen introduceren! Speciaal voor ons dominicanen bedreigend is de volgende kreet: red ons van genuanceerde en complexe analyses die suggereren dat wat wij al vermoeden waar is, namelijk dat we niet met onze situatie kunnen omgaan door simplistische oplossingen te omarmen. In deze situatie en met groeiende populistische en anti-islamitische bewegingen in de Westerse wereld is de bijbelse boodschap "Wees niet bang" uiterst provocerend en terzake. Natuurlijk gaat het er niet om te ontkennen dat er soms wel degelijk sprake is van ernstige bedreigingen of te beweren dat we niet bepaalde maatregelen moet nemen om kwetsbare mensen te beschermen, hoewel we moeten opletten dat we risico niet gelijkstellen met gevaar en verandering met bedreiging. De bijbelse boodschap is niet dat er niets is om bang voor te zijn. Er is genoeg dat onze angsten rechtvaardigt, maar nog steeds hoeven we niet bang te zijn. Er wordt voor ons gezorgd, zelfs in onze angsten, zelfs te midden van de grootste gevaren, zelfs tijdens rampen en in de dood: althans dat is de verkondiging van de Pasen. Van daaruit zouden we ons aan God moeten toevertrouwen. Zoals Jezus in het Johannesevangelie zegt: "In de wereld zullen jullie het zwaar te verduren krijgen, maar houd moed: Ik heb de wereld overwonnen" (Johannes 16,33).

Zo hebben we misschien inderdaad een kans om in onze tijd opnieuw te ontdekken wat het betekent om op God te vertrouwen, precies omdat we zo krachtig uit de illusies van stabiliteit, onveranderlijkheid en stevigheid worden geworpen. En misschien zouden we de situatie moeten omhelzen als een waarachtige kans om de relevantie van onderweg zijn te herontdekken. Laat ik mijn kaarten op tafel leggen: ik weet niet hoe het met jullie is, maar ik voel me nogal ongemakkelijk als ik zie dat enkele van onze broeders en zusters een sterke dominicaanse identiteit construeren om op zijn minst mentale stabiliteit te vinden in een wereld in verandering. Stabilitas, onveranderlijkheid, kan men volgens mij nauwelijks beschouwen als een dominicaans motto. Om God te midden van de veranderingen te ontmoeten moeten we zelf beweeglijk zijn en niet bang om kwetsbaar te worden. De evangeliën waarschuwen ons ervoor om niet hen te vertrouwen die ons vertellen "Hier is de Messias" of "Daar is het koninkrijk van God": "Want zie, het koninkrijk van God is midden onder u" (Lucas 17,21; vergelijk Matteüs 24,23 en Marcus 13,21). Als wij onzeker zijn, is het koninkrijk van God te vinden in onze onzekerheid, niet in de ontkenning ervan.

3.Maar in de ondertitel van mijn lezing heb ik het over ‘een ‘gemobiliseerde wereld’. Mobilisering is niet gewoon een ander woord voor dynamiek. Mobilisering, mobilisatie is uiteindelijk een militaire term, We worden niet alleen geconfronteerd met een situatie van beweging, verandering en instabiliteit, de hedendaagse wereld zelf is gemobiliseerd zoals soldaten worden gemobiliseerd wanneer de oorlog nadert. We zijn in de hedendaagse wereld gemobiliseerd voor een specifiek project. Het bevel ‘Je moet je leven veranderen’ is in de huidige situatie een deel geworden van het project om het aanzien van de wereld fundamenteel te wijzigen. Op zijn best zijn de resultaten van dit activistische project dubbelzinnig, en het blijkt vaak gewelddadig te zijn en veel slachtoffers te maken.

In die zin kan men zeggen dat de mobilisatie die aan de gang is in onze alsmaar veranderende en globaliserende wereld recht ingaat tegen de beweging van het Rijk Gods, het Rijk in de richting waarvan

2

Page 3: Naar een nieuwe definitie van itinerantie*€¦ · Web viewKunnen we er dus van uitgaan dat onze hedendaagse cultuur dit begrijpt en dat we dus niet langer de noodzaak hoeven te verkondigen

Jezus zijn leerlingen in beweging zet: ‘Als jullie gaan moeten jullie verkondigen: “Het koninkrijk der hemelen is op handen". Genees de zieken, wek de doden op, reinig melaatsen, drijf de boze geesten uit. Zonder kosten heb je ontvangen, zonder betaling moet je geven. Neem geen goud, zilver of koper mee voor in je gordel, geen reistas of een tweede mantel of extra sandalen noch een wandelstok. De arbeider is zijn loon waard’ (Mattheüs 10,8-10). Deze regels drukken de kern uit van het leven van evangelisch onderweg zijn zoals Dominicus dat wilde leiden. Het vraagt maar weinig voorstellingsvermogen, denk ik, om te zien dat de wereldwijde mobilisatie precies het omgekeerde doet. Schadelijke demonen van bezorgdheid en angst worden geïntroduceerd in de levens en harten van mensen. Individuen en vormen van gemeenschap worden onrein verklaard en bestempeld tot een bedreiging voor de zuiverheid van anderen. Ziektes ontstaan, geweld en doodslag worden uitgelokt. Voor alles worden kosten in rekening gebracht en het lijkt moeilijker dan ooit om iets om niet te geven of te ontvangen. Met andere woorden, wanneer mensen in onze landen proberen de krachten van globalisering te weerstaan, geven ze blijk van inzicht in hun situatie! Er is veel waartegen weerstand geboden is, veel valt te betreuren, voor veel dingen moet er gewaarschuwd worden.

Op religieus gebied zoeken ze het vaak in het streven naar stilte en rust, weg van de bedreigende en ontregelende wirwar die zij in hun leven het hoofd moeten bieden. Hoewel dit vanuit een dominicaans perspectief hoogst problematisch is - geen rugzak mee op reis betekent in mijn opvatting ook dat je niet te veel antwoorden moet hebben om onrustig makende vragen te blokkeren; geen wandelstok mee betekent ook niet leunen op spirituele technieken om kwetsbaarheid af te weren; geen tweede jas meenemen betekent ook geen bescherming zoeken tegen storende invloeden –, hoewel dus het zoeken van bescherming tegen de globaliserende en mobiliserende krachten nogal ambivalent is, moeten we ze wel serieus nemen. Niet als een zoveelste project om na te volgen – als was het maar omdat in laatste instantie het Rijk Gods niet een project is dat we moeten uitvoeren, maar een beweging waartoe we zijn geroepen om eraan deel te nemen – maar als een voorbeeld van wat onze medebroeder Marie-Dominique Chenu het Tweede Vaticaans Concilie leerde te benoemen als de ‘tekenen van de tijd’.

Thomas van Aquino heeft erop gewezen dat er niets mis is met onze natuurlijke begeerten en neigingen. In hun juiste onderlinge verhouding verwijzen zij ons naar het bovennatuurlijk geluk dat uiteindelijk ligt in de eenheid met God zelf. Het probleem van veel hedendaagse tendensen in religie en spiritualiteit, zowel buiten als binnen de Kerk, ligt niet in hun voorkeur voor veiligheid boven onveiligheid, van harmonie en stilte boven chaos en kakofonie. Niet de liefde voor de stilte is het probleem, het probleem is de poging stilte te vinden door de kakofonie van de klachten en debatten die onze wereld vullen tot zwijgen te brengen. Het probleem zit hem niet in de voorkeur voor rust, maar in de poging om rust te vinden door de turbulentie buiten te sluiten die wordt veroorzaakt door hen die proberen te vluchten voor lijden of die zoeken naar geluk. Harmonie en veiligheid die men vindt door het buitensluiten van chaos en onzekerheid zijn uiteindelijk niet harmonieus en veilig. Alleen door harmonie en stilte te vinden en te koesteren te midden van de chaos en de wanklanken kan men harmonie en stilte bewaren.

En als u aandringt zou ik zelfs willen suggereren dat het precies dit is wat Dominicus ontdekte en hem deed besluiten om zijn leven als kanunnik van de kathedraal van Osma achter zich te laten. Er is uiteraard helemaal niets mis met het vieren van de goddelijke harmonie in het getijdengebed, en al evenmin met het schouwen van de goddelijke waarheid in de traditionele lectio divina. Maar toen Dominicus en zijn bisschop Diego tijdens hun reizen eenmaal hadden ontdekt dat er in de buitenwereld nauwelijks harmonie bestond en er hevig werd gedebatteerd over de waarheid, konden zij niet gewoonweg die chaos en kakofonie achter zich laten en naar huis terugkeren. Zij voelden zich geroepen om Gods harmonie te vinden en te verkondigen te midden van de chaos, en Gods waarheid temidden van alles wat opklinkt. En dat deden zij.

4.Dit is wat ervoor zorgt dat wij volwaardig deel kunnen zijn van de orde van de dominicanen. En dan bedoel ik niet allen dat het feit dat alleen dankzij het begin dat Dominicus gemaakt heeft met ontdekken wat het wil zeggen dat het rijk Gods waarlijk onder ons is, het mogelijk werd om leven van leken te beschouwen als mogelijk vorm van religieus leven. Alleen als God werkelijk gevonden kan worden in directe verbinding met de wereld – als, om de uitdrukking te gebruiken van de Franse dominicaan Henri-Dominique Lacordaire in de negentiende eeuw, in de jaren veertig en vijftig van de twintigste eeuw hernomen door de priesterarbeiders, presentie in de wereld presentie bij God is, présence au monde c'est présence à Dieu – dan alleen kan men levens die fundamenteel deel hebben aan de wereld zien als religieuze levens in de volle zin van het woord. We zouden niet onszelf moeten zien als mensen met een missie in de wereld alsof we de wereld iets brengen dat er zonder ons niet zou zijn. Als leken, en daarom in direct en intiem contact met de

3

Page 4: Naar een nieuwe definitie van itinerantie*€¦ · Web viewKunnen we er dus van uitgaan dat onze hedendaagse cultuur dit begrijpt en dat we dus niet langer de noodzaak hoeven te verkondigen

wereld en haar lotgevallen, zijn onze levens om zo te zeggen plaatsen waarin de religieuze betekenis van de wereld ontdekt kan worden en waar wij dus kunnen leren wat en hoe te verkondigen. Ik kom hierop zodadelijk terug.

Maar toen ik zei dat de ontdekking van Dominicus dat hij God moest zoeken midden in de wirwar van de wereld het voor ons mogelijk maakte om überhaupt deel te hebben aan het dominicaanse leven, bedoelde ik iets anders, iets wat zowel concreter als ook diepzinniger is. Ik weet niet hoe het u vergaat, maar mijn leven is vaak in hoge mate en verregaand chaotisch; discussies in mijn gezin en de debatten aan de universiteit en in de media maken oorverdovende herrie. De opwinding en het lawaai van de hedendaagse cultuur bewoont mijn geest en lichaam – en omdat ik theoloog ben ook mijn theologie – veel meer dan ik eigenlijk wil toegeven. Als lawaai en chaos buiten het religieuze leven gehouden zou moeten worden, zou ik er weinig aan toe te voegen hebben. Wat ik werkelijk en ten diepste ben en belichaam, of ik het wil of niet, wordt dan uitgesloten. Het religieuze leven zou maar een beperkte ruimte bieden voor mijn ziel en het zou niet mijn gehele ziel zijn die werkelijk ruimte de biedt is waarin religieus leven kan opbloeien. En dit is wat de Dominicus in laatste instantie te bieden heeft: de mogelijkheid voor ons als leken, levend in de wereld, met alle verontrustende chaos en dreigend geweld, om onze zielen diepgaand en zonder reserve tot ruimte te maken voor religieus leven. Met de woorden van het boek Openbaring: ‘Hier woont God bij de mensen. Hij zal bij hen wonen; zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal als hun God bij hen zijn" (Openbaring 21,3).

Ik zou willen beweren dat het vandaag de dag meer dan ooit onze taak als lekendominicanen is om uit te vinden wat het betekent dat, zoals Paulus het zegt, ons lichaam een tempel is van de Heilige Geest die in ons woont en die we hebben ontvangen van God (vergelijk 1 Korintiërs 6, 19).

5. Volgens mij komen we hier bij de kern van wat we van Dominicus moeten meenemen, van hem die metaforisch de bron van de dominicaanse familie genoemd kan worden. De metafoor van het ‘drinken uit de bron van Dominicus’, het motto van deze bijeenkomst, is in zekere zin gevaarlijk. Het zou de suggestie kunnen wekken dat Dominicus de bron is van het water dat wij te geven hebben en dat we slechts kunnen geven wat we direct door Dominicus ontvangen. Ik meen dat we zo ondubbelzinnig mogelijk moeten onderstrepen dat het naar Gods plan nooit onze missie is om iemand anders te zijn. Het is zelfs niet onze plicht te blijven wie we zelf in het verleden waren, of wie we vandaag zijn.

Van mijn leermeester, de Vlaamse dominicaan en theoloog Edward Schillebeeckx, heb ik geleerd dat het christendom ten diepste niet een religie is van het verleden of het heden. Het christelijke geloof is geloof in de toekomst die God voor ons opent. De toekomst van God wordt uiteraard voor ons in het heden geopend, maar is geen voortzetting van het heden – God zij dank, zou ik zeggen. Ons wordt beloofd in het boek van de Openbaring ‘Zie, Ik maak alle dingen nieuw’ (Openbaring 21,3). De toekomst wordt voor ons in het heden geopend op basis van Gods aanwezigheid in het verleden waarvan de Schriften getuigen, maar het zal geen herhaling van het verleden zijn. ‘De Schrift is niet iets om toe te passen in de wereld’, las ik laatst ergens, ‘maar het is iets om uit te voeren, zoals een symfonie, een ballet of een circusvoorstelling’.1 Amen, zou ik zeggen. Of beter nog, de Schriften geven ons het script dat ons in staat stelt te begrijpen wat er door Gods genade onder ons wordt uitgevoerd, soms gelukkig mede door ons heen, maar nimmer simpelweg door ons.

In meer dan een opzicht zijn de levens van de heiligen een voortzetting van de Schrift die een geschiedenis presenteren van Gods die zichzelf onthult door fundamenteel nieuwe dingen te doen. Dominicus is belangrijk voor de geschiedenis van de Kerk omdat hij dingen deed en zei die nooit eerder waren gezegd en gedaan, en daardoor voegde hij iets toe aan het op dat moment heersende beeld van God. Aan de andere kant werden de nieuwe dingen die hij deed herkend als zaken die nieuwe aspecten onthulden van de God die al eerder bekend was. In analogie hieraan zouden wij Dominicus niet moeten imiteren, maar op nieuwe en verrassende wijze net als hij moeten zijn. We moeten het dominicaanse charisma in onze tijd en op onze plaats heruitvinden. ‘Heruitvinden’ is natuurlijk een vreemd woord. We moeten kennelijk iets opnieuw uitvinden, maar wel in de continuïteit van iets dat ons wordt aangereikt vanuit het verleden als een sleutel om de deur te openen en de toekomst te ontvangen.

Om de metafoor van het ‘drinken uit de bron van Dominicus’ op dominicaanse wijze vruchtbaar te begrijpen, zou ik willen suggereren dat we ons herinneren wat Jezus in het evangelie van Johannes zei tegen

1 S. Claiborne/C. Haw, Jesus for President. Politics for Ordinary Radicals (Grand Rapids, Mich., 2008) 310.

4

Page 5: Naar een nieuwe definitie van itinerantie*€¦ · Web viewKunnen we er dus van uitgaan dat onze hedendaagse cultuur dit begrijpt en dat we dus niet langer de noodzaak hoeven te verkondigen

de Samaritaanse vrouw toen zij met elkaar spraken, zittend bij de Jacobsbron. Hij zei volgens het Johannesevangelie: ‘Het water dat ik je geef zal [in jou] een bron van eeuwig leven worden’ (Johannes 4,14). Als ik de geschiedenis van de dominicanenorde goed lees, zou ik zeggen dat Dominicus de constituties van de Orde van de Predikers opstelde als een middel voor zijn spirituele dochters en zonen om uit de bron te kunnen putten die de heilige Geest graaft in ons persoonlijk en gemeenschappelijk hart. We moeten allemaal de tekenen des tijds verstaan. Met de woorden van het Tweede Vaticaans Concilie:

In de dynamiek van zijn geloof, waardoor het gelooft, dat het wordt geleid door de Geest van de Heer die de gehele aarde vervult, spant het volk van God zich in om in de gebeurtenissen, eisen en verlangens waarin het samen met de overige mensen van onze generatie deelt te onderkennen, wat daarin werkelijke tekenen zijn van de aanwezigheid van God of van zijn plannen (Gaudium et spes, no. 11).

Dit is precies wat dominicanen bij uitstek moeten doen en iedereen moet met het oog hierop in zijn of haar gemeenschap inbrengen waar zij God aan het werk zien en hetgeen zij voelen waartoe God de gemeenschap roept om te doen en te zijn. Over de vraag wat dat is zijn wij met elkaar in discussie en debat en dit debat, menen onze constituties, opent voor ons de mogelijkheden om Gods toekomst te zien en te ontvangen.

Het genie en charisma van Dominicus drukt zichzelf precies uit in zijn inzicht dat hij de afgesloten gemeenschap bij de kathedraal van Osma moest verlaten om uit te vinden wat er gezegd en gedaan moest worden in gehoorzaamheid aan de Schrift die hij daar zo grondig had bestudeerd en overwogen. Met andere woorden, in dominicaanse termen moeten we ontdekken wat de kern van onze identiteit is door onszelf toe te staan in situaties terecht te komen waarin onze identiteit wordt belaagd en bevraagd. Daar zullen we haar opnieuw vinden dankzij nieuwe ontdekkingen en oude inzichten, door nieuwe vragen die nieuwe aspecten openen van oude antwoorden en door oude vragen die onverwachte aspecten aan het licht brengen van situaties die we dachten te begrijpen.

6Ik ben ervan overtuigd, dat dit is wat onderweg zijn in essentie behelst. Itinerantie, mobiel zijn gaat niet over altijd dynamisch, altijd op pad zijn. Waar het om gaat is gaan waarheen we gezonden worden en durven vertrouwen op wat daar gevonden moet worden en wat ons daar gegeven zal worden: nooit simpel thuis. We zouden moeten zijn als de vreemdelingen en ballingen in de eerste brief van Petrus, die hun weg door en hun bestaan in de wereld moeten vinden, maar die, omdat ze weten dat ze er niet thuis zijn ‘wegblijven van wereldse verlangens die strijd voeren tegen de ziel’ (1 Petrus 2, 11). We zouden moeten zijn als Abraham, in geloof ‘uitziend naar de stad met fundamenten waarvan God de ontwerper en bouwer is’, zoals het wordt geformuleerd in de brief aan de Hebreeën (11, 10). Nu staat er in dezelfde brief aan de Hebreeën ook te lezen: ‘Het geloof is de vaste grond voor wat wij hopen, het bewijs van wat wij niet zien’, namelijk die stad met fundamenten waarvan God de ontwerper is. In geloof leven we in de toekomst waarop we hopen en houden niet vast wat we hebben, maar maken ons bewust afhankelijk van wat ons zal worden gegeven. En omgekeerd, door afstand te nemen van de situatie zoals die is in het bewustzijn daar niet thuis te zijn, verwachten dominicanen Gods genade van Gods toekomst die komt, aldus getuigend van de mogelijkheid te leven op de basis van de toekomst die genadig wordt geschonken – zoals wij in geloof weten.

In een cultuur die gevangen is in haar eigen dynamiek en die gemobiliseerd is om geglobaliseerd te worden, betekent dit in zekere zin: achterblijven. We zouden niet vooruit moeten rennen omdat onze cultuur ons zegt dat te doen, in de richting die zij ons wijst, maar we zouden moeten incarneren in wat gemarginaliseerd is omdat God daar zijn toekomst wekt. Zoals God eens gezegd heeft volgens het boek Exodus, zijn naam onthullend, de kern, het hart van zijn wezen:

Ik heb de ellende van mijn volk in Egypte gezien, de jammerklachten over hun onderdrukkers gehoord; ik ken hun lijden. Ik ben afgedaald om hen te bevrijden uit de macht van Egypte, om hen weg te leiden uit dit land, naar een land dat goed en ruim is, een land dat overvloeit van melk en honing.’(3:7-8)

God daalt af en woont in het lijden van zijn mensen, zoals het vuur in het brandende braambos, zoals het

5

Page 6: Naar een nieuwe definitie van itinerantie*€¦ · Web viewKunnen we er dus van uitgaan dat onze hedendaagse cultuur dit begrijpt en dat we dus niet langer de noodzaak hoeven te verkondigen

verlangen naar redding en bevrijding dat nooit dooft, zelfs al neigen mensen ertoe met minder genoegen te nemen. Ik ben ervan overtuigd dat het de dominicaanse zending is te weigeren ergens anders te leven dan in het verlangen naar redding en bevrijding. Het is de dominicaanse roeping om het verlangen naar bevrijding te belichamen door ons zelf zo veel als mogelijk is afhankelijk te maken van de vervulling van dat verlangen. Alleen op deze wijze zullen we in staat zijn redding en bevrijding te verkondigen. Alleen zij of hij die in staat is willens en wetens te vertrouwen op Gods genade, kan die genade overtuigend verkondigen.

7We weten allemaal dat er na het Tweede Vaticaans Concilie intens en diepgaand gestudeerd werd de oorsprongen van de dominicanenorde. We weten hoe onomstotelijk duidelijk geworden is dat. Dominicus’ diepste wens, die de bron is van onze dominicaanse levens, was de stichting van een orde ‘die zou heten en ook werkelijk zou zijn: een orde van predikers’. Wij zijn in eerste en laatste instantie een orde van predikers en de dominicaanse spiritualiteit is een spiritualiteit van predikers en prediking. We zijn bekend met de idee dat het de opdracht van dominicanen is te studeren teneinde goede predikers te worden. De studie nam de plaats in die de lectio divina had in de traditionele, monastieke vormen van religieus leven. We weten ook dat de Dominicaanse idee van armoede verschilt van de franciscaanse en dat wij niet verwikkeld in een liefdesaffaire met Vrouwe Armoede, zoals de franciscanen. Dominicanen zijn arm, zo luidt de gangbare verklaring, omdat preken in armoede – in zwakte en kwetsbaarheid, het leven delend van hen aan wie je verkondigt – succesvoller is dan verkondigen vanuit gezag en macht. Dat was wat Diego en Dominicus ontdekten toen zij op hun eerste preekmissie tegen de albigenzen waren. Om overtuigend te zijn moesten ze hun macht en gezag afleggen waarvan ze misschien dachten dat die hen toekwam omdat ze immers optraden in de naam van de God van aan wie alle macht toebehoort.

Naar mijn overtuiging is de relatie tussen armoede en prediking echter intiemer. Armoede is niet alleen hoe we moeten verkondigen , het is armoede die ons vertelt wat we moeten verkondigen. Het verkondigen van bevrijding en redding vereist inzicht in hetgeen waarvan mensen bevrijd moeten worden en wat voor hen, in hun omstandigheden, bevrijdend en reddend is. Een prediker moet daarom hun noden en wensen delen, hun ervaring van armoede en behoefte, en op grond daarvan hun afhankelijkheid van gaven die genadig geven worden. De Zwitserse theoloog Hans Urs von Balthasar ( 1905-1988) schreef ergens:

Een van de moeilijkste dingen voor een gelovige is een twijfelaar helpen. Zoals Mozes toen hij tot de mensen sprak, moeten we ons gezicht bedekken om de schittering af te schermen van het bewijs in ons binnenste en zo, volgens de woorden van Paulus, treuren met hen die treuren, vragen stellen met hen die vragen hebben en twijfelen met hen die twijfelen: want zij zullen hun wantrouwen tegen schittering slechts overwinnen in gedimd licht. Tegelijk moeten we echter genoeg helderheid doorlaten zodat de beschroomden moed zullen vatten en kracht zullen ontlenen aan het voorbeeld van het geloof.2

Dit is ongeveer het tegenovergesteld van wat ik vanuit dominicaans perspectief zou zeggen. Dominicaans gesproken is het hele punt naar mijn mening dat wij als predikers werkelijk zouden moeten ‘wenen met hen die wenen’ ( Romeinen12, 15), zoals de Paulus suggereert, en zelfs vragen stellen met hen die vragen hebben en twijfelen met hen die twijfelen; Von Balthasar beschouwt met name dit laatste onmogelijk omdat voor de echte gelovige het christelijk geloof de spil is van alles wat hij zegt en doet, en dat gaat niet samen met twijfel. 3 Als dat waar is, wie zou zichzelf dan nog een gelovige kunnen noemen? Maar gelukkig is voor dominicanen geloof nooit een bezit, iets dat ze zouden kennen denken te hebben. Het is iets dat we moeten ontvangen, als bedelaars. We verwachten het als een antwoord op de twijfels die we delen met onze tijdgenoten, op de vragen die we gemeen hebben met de mensen om ons heen, op de tranen die we vergieten in onze betrokkenheid bij het lijden dat op zich genomen in geen enkel opzicht naar een redding verwijst.

Volgens Thomas van Aquino moeten we arm zijn zoals – in de woorden van Paulus – Christus zichzelf ontledigde door volledig de menselijke natuur aan te nemen. De menselijke natuur is van zichzelf arm. Zoals Thomas het uitlegt: ‘De goddelijke natuur is van voldoende volheid, omdat ze elke volmaaktheid van goedheid omvat; de menselijke natuur en ziel zijn niet vol, maar in staat tot volheid’.4 Wij, als menselijke 2 H. Urs von Balthasar, The Grain of Wheat: Aforisms (San Francisco 1995).3 Idem, Engagement with God (San Francisco 2008) 98.4 Super Epistolam B. Pauli ad Philipenses lectura, caput 2,lectio 2

6

Page 7: Naar een nieuwe definitie van itinerantie*€¦ · Web viewKunnen we er dus van uitgaan dat onze hedendaagse cultuur dit begrijpt en dat we dus niet langer de noodzaak hoeven te verkondigen

wezens, zijn afhankelijk van het ontvangen van de goddelijke volheid. Dat is onze armoede, maar dat te weten is onze rijkdom. In Thomas’ ogen impliceert dit dat we rijk zijn door waarachtig arm te zijn, dichtbij God in ons bewustzijn dat God dichtbij ons moet komen, gered in de wetenschap dat we dringend redding nodig hebben. Dit. zou ik willen beweren, is de redding die we zouden moeten verkondigen zowel aan onze tijdgenoten als aan onszelf, omdat we weten dat ons geloof opnieuw gewekt en in vuur vlam gezet moet worden.

Thomas schreef een klein tractaat waarin hij de radicale opvatting van leven volgens het evangelie dat de bedelorden voorstonden verdedigde tegenover hun tegenstanders. Daarin verklaart hij hoe een leven van armoede betekent Christus navolgen en uiteindelijk een uitdrukking is van hoop die niet op bezit gebaseerd is maar op God.5 Het is niet fr armoede die goed is, maar de concentratie op Gods genadige goedheid die ermee gepaard gaat.6 Op deze manier is in zekere zin Christus’ radicale armoede – ‘we lezen nooit dat Christus bezittingen had’, schrijft Thomas kortweg7– het menselijke equivalent van zijn eenheid met God. Op analoge wijze verbindt armoede ons met God en maakt ons tot Gods heiligdom. Armoede maakt elke verstrooiing onmogelijk en heel onze liefde is gericht op het ene object dat het werkelijk waard is: God als schenker van alle genade.

Dit is Dominicaanse armoede: het beseffen en het accepteren van onze kwetsbaarheid in alle aspecten van onze levens. In deze armoede kunnen we God ontdekken als onze ware rijkdom en God’s genade verkondigen als werkelijk ten diepste ‘blijde boodschap’, in onze woorden en in ons leven, zowel aan anderen als aan onszelf.

8Hopelijk laat u zich niet teveel afleiden door deze technisch-theologische uiteenzetting. De korte samenvatting van wat ik probeer te zeggen is dat het onze dominicaanse roeping is de armoede te delen van de mensen tussen wie we leven om te weten hoe Gods genade aan hen en aan onszelf te verkondigen. Alleen zo kan het duidelijk worden hoe God genadig present is in hun situatie en de onze. Dit was denk ik de ervaring van Dominicus als prediker: dat de oorsprong, de bron van zijn verkondiging was gelegen in de armoede die hij deelde met andere mensen en die hij ten diepste gemeen had met Jezus. Deze bron van water die opwelt tot eeuwig leven in de prediker – om Jezus’ woorden tot de Samaritaanse vrouw uit het evangelie van Johannes te parafraseren - is geen overvloed, zelfs geen geloof in overvloed. Het is geen geloof dat we te bieden hebben, geen rijkdom in enige vorm, ten minste niet direct. Geloof kunnen we niet geven, wat we kunnen geven is het besef van armoede als gebed, als openheid voor Gods trouwe presentie die in zichzelf geloof is in Gods trouwe presentie.

Als we niet in staat zijn de armoede van de andere mensen te delen en te belichamen in de tijd en op de plaats waar we zijn – om niet alleen de armoede waarvan ze zich bewust zijn te delen, maar te onthullen dat wat ze wellicht beschouwen als hun rijkdom in werkelijkheid armoede is – dan suggereren we dat er een uitweg is uit de angst te verliezen wat je hebt. We leven niet van wat we hebben – en daarom kunnen verliezen – maar van wat we ontvangen - en ons zal worden gegeven op steeds nieuwe wijzen: als we deze boodschap werkelijk gestalte weten te geven, zouden we een bron van leven worden temidden van onze wereld. Niet omdat we het levend water bezitten waar, omdat we toelaten dat het ons gegeven wordt. Zoals Paulus in zijn brief aan de Romeinen schrijft: ‘we weten niet hoe we horen te bidden, maar de Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen’ (Rom. 8:26). Deze verzuchtingen zijn uitdrukkingen van de diepe waarheid dat wanneer we niet weten wat te doen of te zeggen, wanneer we niet weten waarheen te gaan, het in en door onze verzuchtingen is dat we met God verbonden zijn. We kunnen zelfs verlatenheid tot een teken van zijn nabijheid maken zoals op de ochtend van Pasen met het lege graf, niet langer een teken van ultieme eenzaamheid en verlatenheid, maar een teken van nieuwe aanwezigheid, ‘in Galilea’ als een belofte: ‘Daar zult u Hem zien’ (Marcus 16, 8).

Misschien is de beste uitdrukking van waar het bij itinerantie om draait het woord dat werd geopenbaard aan Petrus in het visioen dat wordt verteld in de hoofdstukken 10 en 11 van de Handelingen van de apostelen. Een laken gevuld met alle dieren van de wereld werd aan hem getoond en er werd hem gezegd: 5 Contra doctrinam retrahentium a religione (1270), caput 15. Dit tractaat was een antwoord op Contra adversarium perfectionis christianae (circa 1269 door Gerard de Abbeville. Cf. C.A. Franks, He Became Poor: The Poverty of Christ and Aquinas Economic Teachings (Grand Rapids 2009).6 Zie J.G.J. van den Eijnden, Poverty on the Way to God: Thomas Aquinas and Evangelical Poverty (Leuven 1994).7 Contra doctrinam retrahentium a religione, caput 15.

7

Page 8: Naar een nieuwe definitie van itinerantie*€¦ · Web viewKunnen we er dus van uitgaan dat onze hedendaagse cultuur dit begrijpt en dat we dus niet langer de noodzaak hoeven te verkondigen

‘Slacht en eet’. Wanneer hij protesteert dat hij nooit iets gegeten heeft dat onrein is of niet zuiver, wordt hem gezegd: ‘Wat God zuiver heeft gemaakt moet jij niet onrein noemen’ (Hand. 10, 15; 11, 9). Dit is wat ons wordt verteld, steeds opnieuw: Wat God als schepper en verlosser, wat Jezus door zijn menswording en kenosis, wat de heilige Geest door haar voortdurende onverwachte presentie erbij en eronder heeft gezuiverd, moeten wij niet onrein noemen of als onrein behandelen. Het is onze dominicaanse roeping, het is in het bijzonder onze roeping als lekendominicanen, te getuigen van Gods presentie op plaatsen en in emoties, bij mensenm in handelingen, in woorden en gedachten die doorgaans als onrein worden beschouwd. Dit is voor mij onze wijze van contemplatie van Gods onverwachte nabijheid, op een manier die onszelf en anderen zou kunnen verlichten. Zoals het dominicanen tot eer sterkt, volgens Thomas van Aquino: ‘Want zoals het beter is te verlichten dan slechts licht te geven, zo is het beter anderen de vruchten van de contemplatie mede te delen dan slechts te contempleren’.8

Madeleine Delbrêl, een Franse vrouwelijke leek die leefde van 1904 tot 1964, was hecht verbonden met de beweging van de priesterarbeiders in Frankrijk en persoonlijk bevriend met de dominicaanse priester en dokwerker in Marseille Jacques Loew (1908-1999). Hoewel ze geen lekendominicaan was, kan dat wat zij schreef helpen om te begrijpen wat wij lekendominicaanse zijn en moeten te zijn. Haar kritiek op veel kerkelijke verkondiging, op veel van onze verkondiging is, denk ik, nog altijd geldig. Ze schrijft in 1962:

We verdedigen God alsof Hij ons eigendom is, we roepen Hem niet uit tot het leven van al wat leeft, de onmiddellijke naaste van al de levenden. Wij zijn geen rapporteurs van Gods eeuwige nieuwheid, maar eerder polemisten die een wereldvisie verdedigen die onveranderd moet blijven.9

In plaats daarvan moeten we mens worden in de wereld – Delbrêl onderschijft ten volle het motto van de priesterarbeider dat presentie in de wereld presentie met God is – op de plaats waar we zijn en daar God vinden in wat zijn afwezigheid lijkt. In een wereld die verandert zouden we niet moeten proberen de wereld hetzelfde te laten blijven, noch zouden we eenvoudig moeten meegaan met de verandering van de wereld. In plaats daarvan, schrijft ze:

Door de wetten te ontdekken die God in de schepping heeft geweven, leren we hoe te scheppen zoals hij doet. Dingen gaan met een buitengewone snelheid voorbij, elk jaar lijkt het gewicht te dragen van eeuwen geschiedenis. Het eeuwige leven dat we hebben ontvangen opdat het de wereld zou mogen bewonen, wordt door ons verraden als we liever willen aanmeren bij wat achter blijft dan dat we ons door het eeuwige leven laten meedragen de eeuw in die de onze is.10

Het woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond: het is zowel de basis van ons bestaan als de basis van onze hoop dat in ons bestaan en in alles wat in ons en om ons heen bestaat, Gods onverwachte en nieuwe toekomst aan het licht treedt en ons kan verlichten, en door ons anderen.

9Hoe moeten we dan leven? Als rondreizende predikers, zoekend naar Gods eeuwige nieuwheid die ons verlicht waar we ook maar zijn , de tekenen van zijn schijnbare afwezigheid ontvangend als tekenen van zijn diepe solidariteit met onze verlatenheid en zo als tekenen van zijn naderende komst, zijn reddende presentie in zijn komen. Zoals Paulus schrijft: ‘Ons leven is met Christus verborgen in God’ (Kolossenzen 3, 3). Verborgen zijn is gevonden worden, present zijn in de wereld is present zijn bij God.

8 Summa theologiae II-II, q. 188, art. 6.9 M. Delbrêl,We, the Ordinary People of the streets (Grand Rapids 2000) 23510 ibidem 231, voetnoot.

8

Page 9: Naar een nieuwe definitie van itinerantie*€¦ · Web viewKunnen we er dus van uitgaan dat onze hedendaagse cultuur dit begrijpt en dat we dus niet langer de noodzaak hoeven te verkondigen

ERIK BORGMANRedefining itinerancyOr: how to leave behind stability in a mobilized world

1. Ours is a mobilized world. It is not simply that mobility and change have become the permanent – or to push the paradox even further: the ‘stable’ – situation in which we live, and stability and rest have become the exception. Change has become the norm. The German philosopher Peter Sloterdijk has written a book on the way contemporary people understand themselves under the title: Du sollst dein Leben ändern, ‘You Should Change Your Lives’. We have learned – and we learn ever anew, in our current cultures – that we are nothing but projects, possibilities, opportunities. We can do something good, produce something good, make something good of our lives. Not only are change and flux considered to be the state of our world, change and flux have become a moral imperative. To be good, to fulfill our true humanity, we should mobilize ourselves against every tendency or inclination to be satisfied with what we have or what we are. It is the exact opposite of the classical view. In Antiquity and the Middle Ages, the spontaneous conviction was that ‘to be’ is ‘to be stable’. The problem was how to think of evolution and change as a worthy form of existence, and not as a defect, as not yet stable or as not stable any more. Our spontaneous view is, on the contrary, that ‘to be’ is ‘to be changing’. For us, moderns, the question has become how to properly think about constancy, how to avoid seeing it as either not yet moving or not moving any more. Rest has become something that enables us to move better in the near future, or a concession to our limited energies and our inability to move all the time that comes with it. Stability and constancy are pictured as boring at best, and as a sign of imminent death at worst.

One could argue that we, as members of an itinerant Order, should rejoice in this situation. We may think that clearly our time has come, and all human beings are sent willingly or not ‘like sheep in the midst of wolves’ (Matthew 10: 16), not knowing in advance where to lay their heads, as it is said of the Son of Man (Matthew 8: 20; Luke 9: 8). Has our culture indeed discovered the wisdom of our Father Dominic: that grain, if left together, rots, but if spread out and sown it bears fruit? Philosopher Peter Sloterdijk does suggest in his book that our modern mobilization is a secularized inheritance from Christianity. In his view, ‘You Should Change Your Life’ is a secularized version of the Christian and Biblical call to repentance. Undoubtedly it is one of the major discoveries of the mendicant Orders to see that holiness is not a state, but requires constant repentance, turning away again and again from the blunt temptations and subtle seductions of the world and turning instead toward the poor and mendicant Jesus of the Gospels. Can we finally take it for granted that our contemporary culture understands this, that we no longer have to preach the necessity to leave behind the securities of a stable life, and limit ourselves to simply stress that we should not try to find new securities underway? As it is famously phrased in the Gospel of Matthew:

Do not take gold or silver or copper for your belts; no sack for the journey, or a second tunic, or sandals, or walking stick. The labourer deserves his keep (Matthew 10: 9-10).

Is simplicity and vulnerability what we should preach, today, enhancing the vulnerability that comes with the constant mobility of the present?

2. You are probably familiar with how Thomas Aquinas in the Summa Theologiae always starts with videtur quod, ‘it seems that’, or ‘it seems not’, videtur quod non. And that whatever seems to be the case, is usually proven to be a mistake. So as I suggest that ‘it seems that itinerancy has become an important value in contemporary culture’, you will probably expect me to show you that this is a mistake. In a way I will. However, it is necessary that we consider the contemporary loss of certainty as a spiritual gain, at least in principle. We should not be tempted to preach alleged certainties from the past so that people may return to them, or new ones in order to let them find new fortifications. As it is said in Psalm 46, ‘God is our refuge and our strength, an ever-present help in distress’, and the Bible tells us time and again how this strength often appears as weakness.

In many of our countries people are very much aware of the new risks and insecurities that come with

9

Page 10: Naar een nieuwe definitie van itinerantie*€¦ · Web viewKunnen we er dus van uitgaan dat onze hedendaagse cultuur dit begrijpt en dat we dus niet langer de noodzaak hoeven te verkondigen

globalizing economies and weakening nation states. The response of quite a view of them is a call for protection. Save us from strangers who make us feel insecure about our way of life and our religion! Save us from competitors who may take away our jobs! Save us from criminals undermining the law, save us from bureaucracies introducing opaque rules and regulations! And especially threatening for us, Dominicans: save us from nuanced and complicated analyses suggesting that what we suspect is true: that we cannot deal with our situations by turning to simplistic solutions. With this being the situation and with populist and anti-Islamic movements spreading all over the Western world, the Biblical message ‘not to be afraid’ is highly provocative and to the point. It is, of course, not that there may not be grave dangers sometimes, and that we should not take certain measures to protect vulnerable people – although we should be careful not to mistake risk for danger and change for threat. The message of the Gospel is not that there is nothing to be afraid of. There is plenty that justifies our fears, but still we should not fear. We are taken care of, even in our fears, even in the gravest of dangers, even in catastrophe and death – at least that is what the Easter message proclaims. Therefore we should entrust ourselves to God. As Jesus says in the Gospel of John: ‘In the world you will have trouble, but take courage, I have conquered the world’ (John 16: 33).

So maybe we do indeed have a chance, in our day and age, to discover anew what it means to trust in God, exactly because we are so vehemently thrown out of the illusions of stability, constancy and permanence. And maybe we should embrace the situation as truly an opportunity to rediscover the relevance of itinerancy. And to put my cards on the table: I do not know about you, but I feel rather ill at ease if I see some of our brothers and sisters constructing a strong Dominican identity in order to find at least mental stability in a world in flux. Stabilitas, stability, can in my view hardly be considered as a Dominican motto. In order to meet God in the middle of the flux, we ourselves have to be flexible and not afraid of becoming vulnerable. The Gospels warn us not to trust those telling us ‘here is the Messiah’ or ‘there is the Kingdom of God’: ‘For behold, the kingdom of God is among you’ (Luke 17: 21; cf. Matthew 24: 23; Mark 13: 21). If we are insecure, the kingdom of God is in our insecurity, not in its denial.

3.However, in the subtitle of my lecture, I speak of ‘mobilization’. Now, ‘mobilization’ is not simply another word for ‘dynamism’. ‘Mobilization’ is ultimately a military term. We are not just confronted with a situation of flux, change and instability, the contemporary world is ‘mobilized’ as soldiers are mobilized as war approaches. We are mobilized in the contemporary world for a specific project. The imperative ‘You Should Change Your Lives’ has, in the current situation, become part of the project to fundamentally change the world. The results of this activist project are ambiguous at best, and often prove to be violent and producing many victims.

In that sense, mobilization at work in our ever-changing and globalizing world could be said to run counter to the movement of the kingdom of God, to which Jesus mobilizes his disciples:

As you go, make this proclamation: 'The kingdom of heaven is at hand.' Cure the sick, raise the dead, cleanse lepers, drive out demons. Without cost you have received; without cost you are to give. Do not take gold or silver or copper for your belts; no sack for the journey, or a second tunic, or sandals, or walking stick. The labourer deserves his keep (Matthew 10: 8-10).

These verses express the core of the Gospel itinerancy Saint Dominic wanted to live. It does not take much imagination, I think, to see that the globalizing mobilization that is going on does exactly the opposite. Damaging demons of anxiety and fear are introduced into people’s lives and hearts. Individuals and collective bodies are proclaimed unclean and a threat to the purity of others. Sicknesses are born, violence and killing are provoked. Costs are calculated for everything and it seems more difficult than ever to give or receive ‘without costs’. In other words, as people in our countries are trying to resist the forces of globalization, they display some insight into their situation. There is a lot to resist, a lot to lament, a lot to warn about. In the field of religion, what they often do is searching for tranquility and rest, away from the threatening and destabilizing turmoil they are confronted with in their lives. Although from a Dominican perspective this is highly problematic – not to take a sack for the journey in my interpretation also means not to take too many answers to block unsettling questions; not to take a walking stick also means not to lean on

10

Page 11: Naar een nieuwe definitie van itinerantie*€¦ · Web viewKunnen we er dus van uitgaan dat onze hedendaagse cultuur dit begrijpt en dat we dus niet langer de noodzaak hoeven te verkondigen

spiritual techniques to fight off vulnerability; not to take a second tunic also means not to seek protection from disturbing influences – although seeking shelter for the globalizing and mobilizing turmoil is highly ambivalent, it has to be taken seriously. Not as a project to follow – because, ultimately, the reign of God is not a project we should take up, but a movement in which we are called to participate – but as one instant of what our brother Marie Dominique Chenu taught the Second Vatican Council to call ‘the signs of the times’.

Thomas Aquinas has pointed out that our natural appetites and inclinations are not wrong. In their right proportions they are pointing us towards supernatural happiness that ultimately is the community with God himself. To prefer security to insecurity and harmony and silence to chaos and cacophony is not what is problematic in contemporary tendencies in religion and spirituality – both outside and within the Church. The problem is not the love of silence, the problem is the attempt to find silence by silencing the cacophony of lamentations and debates that fill our world. The problem is not the love of tranquility, but the attempt to find it by excluding the turbulence caused by people trying to flee suffering or find happiness. Harmony and security found through the exclusion of chaos and insecurity are ultimately not harmonious and secure. It is only by finding and cultivating harmony and silence in the midst of chaos and cacophony that harmony and silence can be kept.

If pushed, I would even suggest that this is exactly what Saint Dominic discovered and what made him leave his life as a regular canon of the Cathedral of Osma. There is of course nothing wrong with celebrating the Divine harmony in the Liturgy of the Hours, nothing wrong in contemplating the divine truth in the traditional lectio. But once Saint Dominic and his bishop Diego discovered through their travels that in the outside world harmony hardly existed and truth was severely debated, they could not simply leave chaos and cacophony outside as they returned home. They felt called to find and preach God’s harmony in the midst of chaos and God’s truth in the midst of cacophony. And so they did.

4. This is what made it possible for us to be included in the Dominican Order. Here I am not just referring to the fact that only because Saint Dominic started out to discover what it means that the kingdom of God is truly ‘ among us’, it became possible to consider the lives of lay people as possible instances of religious life. Only if God can truly be found in immediate connection with the world – if, in the phrase of French Dominican Henri-Dominique Lacordaire in the 19th century, adopted by the worker-priests in the 1940’s and 1950’s, présence au monde c’est présence à Dieu, only if ‘presence in the world is presence with God’ – only if God can truly be found in immediate connection with the world, the lives that profoundly participate in the world can be considered as religious lives in the full sense of the word. We should not consider ourselves as having a mission to the world, as if we bring the world something it would lack without us. As lay people, and therefore living in immediate and intimate connection with the world and its fate, we are – so to say – places where the religious meaning of the world can be discovered and where we can therefore learn what and how to preach. I will return to this in a moment.

But when I said that Saint Dominic’s discovery that he should find God in the middle of the turmoil of the world made it possible for us to participate in the Dominican life in the first place, I meant something else, something both more concrete and more profound. I don’t know about you, of course, but my own life is often highly and profoundly chaotic, discussions in my family and the debates in my university and in the media are cacophonous. The turmoil of contemporary culture inhabits my spirit and my body – and, because I am a professional theologian, my theology as well – much more than I would like admit. If turbulence and chaos were excluded from religious life, I would not have much left to bring to it. What I truly and profoundly am and embody, willingly or not, is then left out. The religious life then offers only a partial space for my soul and it is not my whole soul that is a true space for the religious life to flourish. And that is what Saint Dominic ultimately has on offer: the possibility for us as laypeople, living within the world with all its disquieting chaos and threatening violence, to make our souls, profoundly and without reserve, spaces for religious life. In the words of the book of Revelation:

Look, here God lives among human beings. He will make his home among them, he will be his

11

Page 12: Naar een nieuwe definitie van itinerantie*€¦ · Web viewKunnen we er dus van uitgaan dat onze hedendaagse cultuur dit begrijpt en dat we dus niet langer de noodzaak hoeven te verkondigen

people, and he will be their God, God-with-them (21: 3 Jerusalem Bible).

I would suggest that this is our task as Lay Dominicans today: to find out what it means, as Saint Paul phrases it, that our body is a temple of the Holy Spirit within us, whom we have from God (cf. I Cor. 6: 19).

5. Here, I think, we are at the root of what we have to take along from Saint Dominic, who metaphorically speaking can be said the ‘well’ of the Dominican Family. The metaphor of us ‘drinking from the well of Saint Dominic’, as is the motto of our conference, is in a sense dangerous. It could suggest that Saint Dominic is the source of the water we can give, and we can only give what we receive directly through Saint Dominic. I believe we should stress as unambiguously as possible that it never is our mission or task to be like someone else, according to God’s plan. It is not even our duty to remain who we ourselves were in the past.

As I have learned from my mentor, Flemish Dominican theologian Edward Schillebeeckx, Christianity is in a very profound sense not a religion of the past or even the present. The Christian faith is faith in the future that God opens for us. That future of God is opened for us of course in the present, but it will not be a continuation of the present – thank God, I think we should say. As we are promised in the book of Revelation: ‘Behold, I make all things new’ (21: 3). The future is opened for us in the present, on the basis of God’s presence in the past as the Holy Scriptures witness, but it will not be a repetition of the past. ‘Scripture isn’t something to “apply” in the world’, I read recently somewhere, ‘but is something to be performed, like a symphony, a ballet or a circus’.11 Amen. Or better still, Scripture presents the script that allows us to understand what is performed among us through God’s grace, sometimes thankfully through us, but never simply by us.

In more ways than one, the lives of the Saints are a continuation of Scripture as presenting a history of being faithful to the God who reveals himself by doing profoundly new things. Saint Dominic is important for the history of the Church, because he said and did things never done before and thus added something to the then received image of God. On the other hand, the new things he did were recognized as revealing new aspects of the God that was known before. Analogously, we should not imitate Saint Dominic, but we should be like him in new and surprising ways. We have to re-invent the Dominican charisma in our times and places. ‘Re-invention’ is a strange word indeed. We apparently have to invent something anew, but in the continuity of something that is handed to us from the past as the key to open the door and receive the future.

To understand the metaphor of ‘drinking from the well of Saint Dominic’ fruitfully in a Dominican way, I suggest that we remind ourselves of what Jesus said to the Samaritan woman in the Gospel of John as they were talking sitting at the well of Jacob. He said, according to the Gospel of John: ‘the water I shall give will become [in you] a spring of water welling up to eternal life’ (John 4: 14). As I read the history of our Dominican Order, Saint Dominic developed the Constitutions of the Order of Preachers as a means for his spiritual daughters and sons to draw from the spring that the Holy Spirit digs at the heart of us as persons and as a community. We all have to discern the ‘signs of the times’. In the words of the Second Vatican Council,

The People of God believes that it is led by the Lord's Spirit, who fills the earth. Motivated by this faith, it labours to decipher authentic signs of God's presence and purpose in the happenings, needs and desires in which this People has a part along with other men of our age (Gaudium et Spes, 11).

We as Dominicans have to do that and everyone has to bring in their communities where they see God at work and what they feel God calls the community to do and to be. This is a point that we debate and this debate, our Constitutions believe, opens us to the ability to receive the coming of God’s future.

Saint Dominic’s genius and charisma expressed themselves precisely in his insight that he had to leave the closed-off community at the Cathedral of Osma in order to find out what has to be said and done in obedience to the Scriptures he had studied and meditated so thoroughly there. In other words, in Dominican 11 S. Claiborne/C. Haw, Jesus for President: Politics for Ordinary Radicals, Grand Rapds: Zondervan 2008, 310.

12

Page 13: Naar een nieuwe definitie van itinerantie*€¦ · Web viewKunnen we er dus van uitgaan dat onze hedendaagse cultuur dit begrijpt en dat we dus niet langer de noodzaak hoeven te verkondigen

terms, we have to discover what is at the core of our identity by allowing ourselves to get into situations in which our identity is challenged and questioned. There we will find it anew through new discoveries and old insights, through new questions opening new aspects of old answers and through old questions opening unexpected aspects of situations we thought we understood.

6. I am convinced that this brings us close to what itinerancy means, ultimately. Itinerancy is not about being ever dynamic, ever on the move. It is about going where we are sent and daring to depend on what there is to be found and what will be given to us: nowhere simply at home. We should be like the ‘aliens and sojourners’ in the first letter of Peter, who have to find their way through and their living in the world, but who, because they know they are not at home in it, ‘keep away from worldly desires that wage war against the soul’ (2: 11). We should be like Abraham, in faith ‘looking forward to the city with foundations, whose architect and maker is God’, as it is phrased in the letter to the Hebrews (11: 10). Now the letter to the Hebrews also reads: ‘Faith is the realization of what is hoped for and evidence of things not seen’, i.e. that city with foundations whose architect is God. In faith we live in the future we hope for, not holding on to what we have but knowingly making ourselves dependent on what will be given to us. And the other way around, by distancing ourselves from the situation as it is and aware that we are not at home there, Dominicans expect God’s grace from God’s coming future, witnessing to the fact that it is possible to live on the basis of the future that will be graciously given – as we know in faith.

In a culture captured in its own dynamics and mobilized in order to become globalized, this means in a certain sense: staying behind. We should not run because our culture is telling us to do so and where it directs us, but we should incarnate in what is marginal because that is where God awakens his future. As God once said according to the book of Exodus, in it revealing his name, the very core of his being:

I have witnessed the affliction of my people in Egypt and have heard their cry of complaint against their slave drivers, so I know well what they are suffering. Therefore I have come down to rescue them from the hands of the Egyptians and lead them out of that land into a good and spacious land, a land flowing with milk and honey (3: 7-8).

God comes down and inhabits the suffering of his people, as the fire in the burning bush, as the desire for salvation and liberation that never dies down, even though people tend to settle for less. It is the Dominican mission, I believe, to refuse to live anywhere but in the desire for salvation and liberation. It is the Dominican calling to embody the desire for salvation and liberation by making ourselves dependent on the fulfillment of that desire as much as possible. Only thus will we be able to preach salvation and liberation. Only she or he who is able to knowingly depend on God’s grace can preach that grace convincingly.

We all know that after the Second Vatican Council intense and deep studies were made about the origins of the Dominican Order. We know how they proved beyond reasonable doubt Saint Dominic’s deepest desire, which is the well of our Dominican lives, namely the foundation of an Order ‘that was called and truly would be: an Order of Preachers’. We are firstly and lastly an Order of preachers and the Dominican spirituality is a spirituality of preachers and preaching. We are all familiar with the idea that the Dominicans’ task is to study in order to become good preachers, that study took the place that lectio divina had in traditional monastic forms of religious life. We also know that the Dominican idea of poverty differs from the Franciscan idea of poverty and that ours is not a love-affair with Lady Poverty, as the Franciscan is. Dominicans are poor, the common explanation runs, because preaching in poverty – in weakness and vulnerability, sharing the lives of those one is preaching to – is more successful than preaching in power and might. That was what Diego and Saint Dominic discovered as they were on their first preaching mission against the Cathars. In order to be convincing, they had to lay down their power and might they may think they were entitled to because they came in the name of the God of power and might.

7. In my view, however, the relationship between poverty and preaching is more intimate. Poverty is not only

13

Page 14: Naar een nieuwe definitie van itinerantie*€¦ · Web viewKunnen we er dus van uitgaan dat onze hedendaagse cultuur dit begrijpt en dat we dus niet langer de noodzaak hoeven te verkondigen

how we should preach, it is poverty that tells us what we should preach. Preaching liberation and salvation requires awareness of what people need to be liberated from and what for them, in their circumstances, is liberating and salvific. The preacher therefore has to share their needs and desires, their experience of poverty and want, and from there their dependence on becoming gracefully endowed. Swiss theologian Hans Urs von Balthasar (1905-1988) wrote somewhere:

One of the most difficult things for a believer to do is to help a doubter. Like Moses, when he spoke to the people, we have to cover our face so as to dim the radiance of the evidence within us and so, according to Saint Paul’s words, mourn with those who mourn, question with those who question, and doubt with those who doubt; for these will overcome their distrust of splendor only in the muted light. At the same time, however, we must let through enough brightness so that the faint-hearted will gather courage and derive strength from the example of faith.12

In Dominican terms, however, the whole point is in my view that we as preachers really should ‘weep with those who weep’ (Romans 12: 15), as Saint Paul suggests, and even question with those who question and doubt with those who doubt; Von Balthasar considers the latter impossible because for the true believer ‘the Christian faith is the pivot for all he says and does’, he thinks.13 If that is true, who could call himself a believer? Luckily, however, for Dominicans, faith is never a possession, something they should think they have. It is something we need to receive, as beggars. We await it as an answer to the doubts we share with our contemporaries, to the questions we have in common with those around us, to the tears we shed in our involvement in the suffering that in itself does not point to any salvation.

According to Aquinas, we should be poor just as, according to Saint Paul, Christ truly ‘emptied himself’ by radically assuming human nature. The human nature is in itself poor. As Aquinas explains: ‘the divine nature is sufficiently full, because every perfection of goodness is there; human nature and the soul are not full, but capable of fullness’.14 We as human beings are dependent on the reception of the divine fullness; to know that is our richness. In Aquinas’ view this means we are rich by being truly poor, close to God in our awareness that God has to come close to us, saved in our knowledge that we badly need saving. This, I would argue, is the salvation we should be preaching to our contemporaries as we are preaching it to ourselves, because we know that we need our faith to be reawakened and kindled. Aquinas wrote a small tract in which he defended the radical understanding of life according to the Gospel in the mendicant Orders against their adversaries. In it he clarifies how living a life of poverty means following Christ and ultimately expresses the hope that is ‘established not in possessions, but in God’.15 It is not poverty that is good, but the focus on God’s graceful goodness that comes with it.16 Thus, in a sense, Christ’s radical poverty – ‘we never read that Christ owned any possessions’, Aquinas writes bluntly17 – is the human equivalent of his divine unity with God. In the same way, poverty connects us with God and makes us God’s sanctuary. Poverty allows for no distractions and all our love is concentrated on the one object truly worthy of it: God as giver of all graces.

This is Dominican poverty: the awareness and acceptance of our vulnerability in all aspects of our lives. In this poverty we can discover God as our true richness and preach God’s grace as truly and profoundly ‘Good News’, in our words and in our lives, to others as well as to ourselves.

8.Hopefully all this technical theology did not distract you. The summary of what I am trying to say is that it is

12 The Grain of Wheat: Aforisms, San Franscisco: Ignatius Press 1995.13 Engagement with God, San Francisco: Ignatius Press 2008, 98.14 Super Epistolam B. Pauli ad Philipenses lectura, Caput 2, lectio 2. 15 Contra doctrinam retrahentium a religione (1270), Caput 15. This tract was written as a response to Contra adversarium perfectionis christianae (ca.1269) by Gerard of Abbeville. Cf. C.A. Franks, He Became Poor: The Poverty of Christ and Aquinas Economic Teachings, Grand Rapids 2009. 16 See J.G.J. van den Eijnden, Poverty on the Way to God: Thomas Aquinas and Evangelical Poverty, Leuven: Peeters 1994.17 Contra doctrinam retrahentium a religione, Caput 15.

14

Page 15: Naar een nieuwe definitie van itinerantie*€¦ · Web viewKunnen we er dus van uitgaan dat onze hedendaagse cultuur dit begrijpt en dat we dus niet langer de noodzaak hoeven te verkondigen

our Dominican vocation to share the poverty of the people among whom we live in order to know how to preach God’s grace to them and ourselves. Only thus it can become clear how God is gracefully present in their situation and ours. This, I think, was the experience of Saint Dominic as a preacher: that the source, the well of his preaching, was in the poverty he shared with other people and that was ultimately shared by Jesus. The spring of water welling up to eternal life in the preacher – to paraphrase Jesus’s words to the Samaritan woman in Saint John’s Gospel – is not abundance, not even faith in abundance. It is not faith that we have on offer, not richness of any kind, at least not directly. We cannot give faith, what we can give is the awareness of poverty as prayer, as openness for God’s faithful presence, which in itself is faith in God’s faithful presence. If we are able to share and embody the poverty of the people at the time and place where we are, not only sharing the poverty they are aware of, but revealing what they may consider their richness as the poverty it really is, we suggest that there is a way out of our anxiety to lose what we have. We do not live from what we have – and therefore can lose – but from what we receive – and will be given to us in ever new ways: if we could really embody this message, we would become a well of life in the midst of our worlds. Not because we possess the water of life, but because we allow it to be given to us. As Saint Paul writes in his letter to the Romans, ‘we do not know how to pray as we ought, but the Spirit itself intercedes with inexpressible groanings’ (8: 26). These groanings are expressions of the profound truth that when we do not know what to do or say, when we do not know where to go, it is in and through our groanings that we are relating to God, who can even make forlornness a sign of his nearness. As happened at Easter morning with the empty grave: no longer a sign of ultimate loneliness and abandonment, but a sign of new presence ‘in Galilee’ as a promise: ‘there you will see him’ (Mark 16: 8).

Maybe the best expression of what itinerancy is all about, is the word revealed to Saint Peter in the vision narrated in chapters 10 and 11 in the Acts of the Apostles. A sheet filled with all the animals of the world was shown to him, and he was told to ‘slaughter and eat’. As he protests that he never ate anything profane and unclean, he is told: ‘What God has made clean, you are not to call profane’ (Acts 10: 15; 11: 9). This is what we are told, over and over again: what God as creator and redeemer, what Jesus Christ by his incarnation and kenosis, what the Holy Spirit by her ongoing unexpected presence with it and among it has made clean, we are not to call or to treat as profane. It is our Dominican vocation, it is in particular our vocation as Lay Dominicans, to witness to God’s presence to places and in emotions, to people and in acts, words and thoughts usually called profane. This to me is our way of contemplating God’s unexpected nearness in a way that might enlighten ourselves and others, as is our Dominican honor according to Aquinas: ‘For even as it is better to enlighten than merely to shine, so is it better to give to others the fruits of one's contemplation than merely to contemplate’.18

Madeleine Delbrêl, a French lay woman living from 1904 to 1964, was closely connected to the movement of the Worker Priests in France and a personal friend to the Dominican priest and Marseille dockworker Jacques Loew (1908-1999). Although she was not a Lay Dominican, what she wrote could help us understand what we as Lay Dominicans are and ought to be. Her criticism of much Church preaching, of much of our preaching is, I think, still valid. She writes in 1962:

We defend God as if He were our property, we do not proclaim him as the life of all the living, the immediate neighbour of all the living. We are not reporters of God’s eternal newness, but rather polemicists defending a vision of world that has to stay the same.19

Instead, we have to incarnate in the world – Delbrêl subscribes profoundly to the motto of the Worker Priests that presence in the world is presence with God – at the place where we are and to find God there in what seems to be his absence. In a world of change, we should not try to let the world stay the same, neither should we simply change with the world. Instead, she writes:

In discovering the laws that God has woven into creation, we learn how to create as he does. Things pass at an extraordinary speed, each year seems to bear the weight of centuries of history. The eternal life that we have received in order that it may inhabit the world will be betrayed by us if we attempt to moor to that which stays behind rather then let ourselves be carried along by eternal life into the age

18 Summa theologiae II-II, q. 188, art. 6. 19 M. Debrêl, We, the Ordinary People of the Streets, Grand Rapids: Eerdmans 2000, 235.

15

Page 16: Naar een nieuwe definitie van itinerantie*€¦ · Web viewKunnen we er dus van uitgaan dat onze hedendaagse cultuur dit begrijpt en dat we dus niet langer de noodzaak hoeven te verkondigen

that is ours.20

‘The Word became flesh and made his dwelling among us’, that is both the foundation of our being and the foundation of our hope that in our being, and in everything that is in and around us, God’s unexpected and new future is coming to light and may enlighten us, and others through us.

9. How, then, shall we live? As itinerant preachers, searching for God’s everlasting newness enlightening us wherever we happen to be, receiving the signs of his apparent absence as signs of his profound solidarity with our abandonment, and thus as signs of his immanent coming, his salvific presence in coming. In short, we should share and suffer the hiddenness of his presence in coming, because, as Saint Paul writes: our lives are ‘hidden with Christ in God’ (Col. 3: 3). To be hidden is to be found, to be present in the world is to be present with God

20 Ibid., 231, footnote.

16