master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)
-
Upload
frederik-cazius -
Category
Documents
-
view
625 -
download
6
Transcript of master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)
Frederik Cazius BSc, B ICT
3-4-2013
Versie 1.0
ARCHITECTUUR EN
BELASTINGSAMENWERKING
Onderzoek naar (ICT) architectuur en
belastingsamenwerkingsverbanden
II
III
Architectuur en Belastingsamenwerking
Onderzoek naar (ICT) architectuur en belastingsamenwerkingsverbanden
IV
V
Architectuur bij belastingsamenwerkingsverbanden
Onderzoek naar de aanwezigheid van architectuur bij lokale overheden en de afstemming bij
belastingsamenwerkingsverbanden
Architecture within local tax collaborations
Researching the presence of architecture with local governments and the alignment with their tax
collaborations
Frederik Cazius BSc, B ICT 0855006
Versie: 1.0
Universiteit Leiden, Faculteit der Sociale Wetenschappen
Master: Comparative Public Management
Afstudeercommissie
1e begeleider: Prof. Dr. F.M. van der Meer
2e begeleider: Dr. C.F. van den Berg
Begeleider Berenschot: ir. H.G. Spanninga
VI
VII
VOORWOORD
oor u ligt mijn masterthesis die ik heb geschreven ter afsluiting van de master
opleiding Comparative Public Management aan de faculteit Sociale Wetenschappen
van de universiteit Leiden. Het was een zware, interessante, leuke en leerzame
periode. Hierin heb ik veel over mijzelf geleerd, mijn vakgebied en alle mensen met wie ik
intensief heb samengewerkt.
Ik wil van de gelegenheid gebruik maken een aantal mensen te bedanken. Als eerste
mijn eerste lezer en directe begeleider van de universiteit: prof. dr. Frits van der Meer. Onze
sessies – thesis gerelateerd of niet – waren inspirerend, interessant en zeer leerzaam.
Daarnaast wil ik ook mijn tweede lezer dr. Caspar van den Berg bedanken voor het
introduceren bij Berenschot en voor de tijd en moeite die er in is gestopt om mijn thesis tot
een goed resultaat te brengen.
Daarnaast wil ik mijn begeleider van Berenschot bedanken, Harro Spanninga.
Ondanks zijn drukke baan wist hij altijd de juiste vragen te stellen en mij te stimuleren op een
dusdanig positieve manier. Tevens kon ik altijd van zijn kennis, netwerk en kunde gebruik
maken als dat nodig was. Daarnaast wil ik Hans Reterink en Erik van der Meij bedanken voor
het meedenken en helpen met de inhoudelijke onderdelen van het onderzoek. Tevens wil ik
Floris Bannink bedanken voor al zijn contacten bij diverse gemeenten, het
Hoogheemraadschap Rijnland en de BSGR zelf, zonder hem was het zoeken van de juiste
contactpersonen een bijna-onmogelijke opgave geweest. Daarnaast wil ik alle andere
collega’s van Berenschot bedanken – dat zijn er teveel om op te noemen – voor mijn leerzame
en zeker ook gezellige tijd.
Als laatste wil ik mijn ouders en mijn vriendin Renée bedanken voor het eindeloos
aanhoren van mijn verhalen over hoe zwaar het werkende leven is, wat mijn strubbelingen
waren in het onderzoeksveld en hoe interessant mijn onderzoek wel niet is.
Dan rest mij nu alleen u veel plezier te wensen met het lezen van mijn thesis.
V
Somewhere, something
incredible is waiting to
be known.
- Carl Sagan -
VIII
IX
SAMENVATTING
Het onderzoek dat voor u ligt heeft betrekking op de overdracht van belastingtaken en
-processen van gemeenten en waterschap naar het Belastingsamenwerkingsverband Gouwe-
Rijnland (BSGR). Vanuit een architectuurperspectief is gekeken naar de conversie van
informatie en bestanden naar de BSGR en de terugkoppeling van de informatie naar
gemeenten en het waterschap. De centrale onderzoeksvraag in deze thesis is: heeft de
‘aanwezigheid’ van architectuur invloed op de overdracht van belastingtaken en -processen?
De afgeleide hypothese hiervan is: “heeft een overheidsorganisatie met een hogere mate van
architectuur aanwezigheid een betere transitie van taken en processen”? Het onderzoek is
tweeledig opgezet. Het eerste deel betreft een kwantitatieve meting van architectuur
aanwezigheid van de deelnemende organisaties1 en een validerend interview. Het tweede zijn
interviews met betrokken mensen van alle deelnemende organisaties betreffende de transitie
van belastingtaken en –processen.
De kwantitatieve meting heeft plaats gevonden door middel van een gestructureerde
vragenlijst die ingevuld is door mensen op het gebied van informatiemanagement (vaak
afdeling informatie en automatisering, I&A). De vragenlijst is gebaseerd op het MAAM-
model (Multi-dimensional Assessment model for architecture Alignment and Maturity) (Van
der Raadt et al. 2005) en bevat zes variabelen. Communicatie, middelen, support, governance,
proces en scope. Deze variabelen zijn getoetst in een vragenlijst en hieruit blijkt dat
gemeenten en waterschap op een architectuur aanwezigheidsniveau zitten van established tot
committed. Dit houdt in dat er harmonisatie is op het gebied van IT en business. Architectuur
embedded is in de organisatie en de waarde van architectuur bekend is binnen de organisatie.
Uit de gehouden interviews blijkt dat dit volledig correct wordt weergegeven door de
vragenlijst. Op een paar variabelen na bij een paar gemeenten, lijkt hier sprake van maar bij
de meeste gemeenten vallen de scores hoger uit bij de vragenlijst dan het blijkt uit de
interviews. Maar in hoeverre correleert de aanwezigheid van architectuur met de overdracht
van belastingtaken en -processen? Door interviews met de betrokken overheidsinstellingen is
onderzocht welke factoren invloed hebben gehad op de overdracht van belastingtaken en -
processen naar de BSGR.
In de interviews met de medewerkers is gesproken over het aanloop traject naar de live
gang van 1 januari 2011 tot en met de conversie en de daarbij horende problemen. De meest
genoemde problemen zijn: de keuze voor het kadastrale bestand van de waterschap voor de
1 Leiden, Oegstgeest, Gouda, Zoeterwoude, Hoogheemraadschap Rijnland, Voorschoten-Wassenaar, Katwijk &
Bodegraven-Reeuwijk (de laatste twee zijn per 1 januari 2013 aangesloten bij de BSGR).
X
initiële conversie, de uitloop van de aanbesteding van de nieuwe Centric belastingapplicatie
en de daarmee geplande conversiedatum, het afwijken van het principe ‘schoon door de poort’
voor de meeste gemeenten, de complexiteit van de belastingbestanden en de BAG WOZ
voorziening, de terugkoppeling vanuit de BSGR over de conversie en uitval lijsten én de
beperkte functionaliteit van de Centric belastingapplicatie.
In hoeverre correleert de aanwezigheid van architectuur met de overdracht van
belasting taken en processen? Uit dit onderzoek blijkt dat de afwezigheid van
architectuurtools, architectuurplaten en overzichten bij de initiële start van de
gemeenschappelijke regeling (GR) parten hebben gespeeld bij de overdracht van
belastingtaken en -processen waardoor inzicht en overzicht bij gemeenten ontbrak welke
invloed het afstoten van de belastingtaken heeft voor de informatie organisatie. Dit komt terug
op het aspect middelen, scope en support. Naast het afstoten van taken en processen en de
bijbehorende is ook sprake van het ‘terug krijgen’ van informatie. Deze informatie is nodig
voor de bedrijfsvoering van de organisatie zelf, dit zijn aspecten onder de noemer proces,
governance en communicatie. Zoals de WOZ waarde en de uitvallijsten voor het bijwerken
van de BAG. Niet alleen de gemeenten hebben hier invloed op gehad maar ook het leveren
van de BSGR aan de gemeenten heeft invloed gehad hierop.
Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat de aanwezigheid van architectuur in
de vorm van de beschreven zes variabelen in het model van Van der Raadt et al. (2005)
invloed hebben op de transitie van belastingtaken en –processen zoals hier onderzocht. In
hoeverre de aanwezigheid onder invloed staat van andere factoren is lastig te bepalen en dient
verder onderzocht te worden.
De rol van architectuur is nog beperkt bekend zo blijkt het binnen het publieke
domein. De opkomst van architectuur en architectuurprincipes is echter wel merkbaar. De
verwachtingen, implicaties en gevolgen van architectuur dienen in de publieke sector op de
verschillende architectuurniveaus erkend en uitgewerkt te worden. Vanwege het continue
veranderde domein van het openbaar bestuur houdt dit in dat architectuur continue verder
ontwikkeld en onderzocht dient te worden. Dit onderzoek probeert hier een bijdrage aan te
leveren.
XI
SUMMARY
This research tries to analyse the conversion of tax duties and tax processes within local
governments towards a public entity: a communal arrangement. From an architectural point of
view has the conversion of information and files been analysed as has the feedback to the
local governments that is required for the continuation of the primary processes. The central
research question posed in this thesis is: “does the presence of architecture influence the
conversion of tax duties and tax processes within local governmental agencies?” The derived
hypothesis is: “A local government agency with an higher architectural presence will have a
better conversion of tax duties and tax processes”.
The research has been done in two parts. The first part consists of the quantitative
measurement of architectural presence within the local governments via a questionnaire and is
validated through a semi-structured interview. The second part of the research involves a
series of qualitative interviews with working within the local governments.
The quantitative measurement has been done by a questionnaire that has been filled
out by people working within information management (usually information managers from
the IT department). The questionnaire is based upon the MAAM-model (Multi-dimensional
Assessment model for architecture Alignment and Maturity) (Van der Raadt et al. 2005) and
contains six variables: communication, resources, support, governance, process and scope.
The questionnaire measured the level of presence for each variable. This results represent an
amount of presence. The scores for the local governments were between established and
committed. This means that there is cohesion between the IT side of the business and business
side itself. Architecture is embedded within the organization and the value of architecture is
well known and understood. But when comparing these results with the results from the
qualitative interviews it showed a differences with almost all the variables. The question is,
how does the presence of architecture correlates with the conversion of tax duties and tax
processes?
Via qualitative interviews with the respondents I have looked for the effects of the
conversion of the tax duties and tax processes. From the decision to work together based on a
communal arrangement until the actual start-up of the BSGR on January 1st 2011. The most
mentioned problems are: the choice for the cadastral file from the water boards for the initial
conversion, the delay in the tender of the tax application that was going to be used for the tax
assessment from Centric and the planned conversion date. The principle “schoon door poort”,
which means the conversion files that are used need to be clean and not corrupted, was not
XII
maintained. The complexion of the electronic tax files and the BAG-WOZ2 provision, the data
feedback from the BSGR to the local governments and the limited functions of the Centric tax
assessment application.
In which way correlates the presence of architecture with the conversion of tax duties
and tax processes? This research shows that the absence of architectural tools, architectural
plates, and the lack certain information process overviews at the start of the communal
arrangement played parts with the conversion. Based the conversion there is also the part of
the data feedback for business usage. Such as the WOZ-values.
The conclusion that can be made from these findings is that the presence of
architecture, that is described by Van der Raadt et al. (2005) do have impact on the
conversion and transition of tax duties and tax processes from local governmental
organizations to a communal arrangement. How strongly the presence is influenced by other
factors is difficult to determine en needs to be further researched.
The role of architecture is limited within the public sphere. The emergence of
architecture and architectural principles is noticeable. The related expectations and
implications of architecture need to be further acknowledged and researched within the public
sector. And they need to be researched at different architectural levels and different levels
within the public sector. The continuous changing environment that characterizes the public
sector entails that usage of architecture within this sector needs to be continuously researched
and adapted if necessary. That is also what this study tries to show.
2 BAG stands for the system of registered addresses and buildings. WOZ stands for the law for valuation of real
estate.
XIII
INHOUDSOPGAVE
VOORWOORD ..................................................................................................................................................VII
SAMENVATTING.............................................................................................................................................. IX
SUMMARY ......................................................................................................................................................... XI
LIJST VAN FIGUREN ................................................................................................................................... XVI
LIJST VAN TABELLEN ............................................................................................................................... XVII
1. INLEIDING ................................................................................................................................................. 1
1.1 AANLEIDING ONDERZOEK ................................................................................................................... 1
1.2 RELEVANTIE ........................................................................................................................................ 2
1.3 ONDERZOEKSPROBLEEM .................................................................................................................... 4
1.3.1 Probleemstelling & hypothese......................................................................................................... 4
1.4 LEESWIJZER ........................................................................................................................................ 5
2. THEORETISCH KADER .......................................................................................................................... 7
2.1 ARCHITECTUUR ................................................................................................................................... 7
2.1.1 Zachman’s Architectural Framework ............................................................................................. 9
2.1.2 Enterprise architectuur ..................................................................................................................10
2.1.3 Referentie architecturen binnen de publieke sector .......................................................................11
2.1.4 The Open Group Architecture Framework (TOGAF) ....................................................................13
2.2 ALIGNMENT ........................................................................................................................................15
2.2.1 MIT90 Framework .........................................................................................................................15
2.2.2 Henderson & Venkatraman ............................................................................................................17
2.2.3 Generiek informatiemanagement model.........................................................................................18
2.3 GEKOZEN THEORETISCH MODEL: ARCHITECTURE AND ALIGNMENT ................................................19
2.3.1 MAAM model .................................................................................................................................22
2.3.2 Waardering van scores...................................................................................................................24
2.3.3 Uitkomst resultaten ........................................................................................................................25
2.4 SAMENVATTING ..................................................................................................................................26
3. CASUS BESCHRIJVING ..........................................................................................................................27
3.1 INTRODUCTIE .....................................................................................................................................27
3.2 OPRICHTING BELASTINGSAMENWERKINGSVERBAND GOUWE-RIJNLAND (BSGR) ........................28
3.2.1 Organogram BSGR ........................................................................................................................28
3.2.2 Missie en visie BSGR......................................................................................................................28
4. ONDERZOEK ONTWERP .......................................................................................................................29
4.1 VOORBEREIDING ................................................................................................................................29
4.2 TYPE ONDERZOEK & VALIDITEIT ......................................................................................................30
XIV
4.2.1 Type onderzoek ...............................................................................................................................30
4.2.2 Casusselectie ..................................................................................................................................30
4.2.3 Validiteit .........................................................................................................................................31
4.3 OPERATIONALISERING VARIABELEN .................................................................................................32
4.4 WERKWIJZE .......................................................................................................................................33
4.4.1 Data verzameling ...........................................................................................................................33
4.5 DELIVERABLES ...................................................................................................................................34
4.7 SAMENVATTING ONDERZOEKSMODEL, THEORIE EN CASUS .............................................................35
5. ANALYSE ...................................................................................................................................................37
5.1 INLEIDING ...........................................................................................................................................37
5.2 ANALYSE ARCHITECTUUR PER GEMEENTE .......................................................................................38
5.2.1 Gouda .............................................................................................................................................39
5.2.2 Oegstgeest ......................................................................................................................................40
5.2.3 Wassenaar-Voorschoten .................................................................................................................42
5.2.4 Bodegraven-Reeuwijk.....................................................................................................................44
5.2.5 Leiden .............................................................................................................................................46
5.2.6 Katwijk ...........................................................................................................................................47
5.3 CONCLUDERENDE OPMERKINGEN ARCHITECTUUR ..........................................................................49
5.4 ANALYSE TRANSITIE BELASTING TAKEN EN PROCESSEN ..................................................................51
5.4.1 Inleiding .........................................................................................................................................51
5.4.2 De conversie van gegevens ............................................................................................................52
5.4.3 Terugkoppeling gegevens naar de gemeenten ................................................................................56
5.5 CONCLUSIE TRANSITIE EN ARCHITECTUUR.......................................................................................58
5.5.1 Algemene opmerkingen ..................................................................................................................63
6. CONCLUSIE ..............................................................................................................................................64
6.1 ONDERZOEKSVRAAG EN HYPOTHESE ................................................................................................64
6.2 AANBEVELINGEN ................................................................................................................................69
6.3 BEPERKINGEN ONDERZOEK ...............................................................................................................70
6.3.1 Onderzoek methode ........................................................................................................................70
6.3.2 Statistische zekerheid .....................................................................................................................71
6.3.3 Theoretische dekking ......................................................................................................................71
6.4 DELIVERABLES ...................................................................................................................................71
6.5 VERVOLG ONDERZOEK ......................................................................................................................73
7. DISCUSSIE .................................................................................................................................................74
BIBLIOGRAFIE ..................................................................................................................................................75
BEZOCHTE WEBSITES ....................................................................................................................................80
LIJST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN ...................................................................................................81
XV
BIJLAGEN ...........................................................................................................................................................82
XVI
LIJST VAN FIGUREN
Figuur 1: Overzicht verschillende lagen architectuur 10
Figuur 2: Hiërarchie van referentie architecturen binnen de publieke sector 11
Figuur 3: NORA-architectuurraamwerk 12
Figuur 4: Architectuur indeling volgens TOGAF 13
Figuur 5: TOGAF ADM (TOGAF 2009) 14
Figuur 6: MIT09's IT Framework 16
Figuur 7: Strategic Alignment Model 17
Figuur 8: Transformatie van SAM naar negenvlaksmodel 18
Figuur 9: De bedrijfskolom 18
Figuur 10: De informatie- en communicatie kolom 19
Figuur 11: De ‘IT’-kolom 19
Figuur 12: De zes onderling gerelateerde variabelen 22
Figuur 13: Lineair resultaat architectuur en overdracht 25
Figuur 14: Organogram BSGR 28
Figuur 15: Samenvatting onderzoek 35
Figuur 16: Versimpelde weergave informatie behoefte WOZ 52
XVII
LIJST VAN TABELLEN
Tabel 1: Zachman Architectural Framework (1987) 9
Tabel 2: if/then table depicting different architectural representations 10
Tabel 3: De drie vormen van architectuur zoals beschreven door TOGAF 14
Tabel 4: Samenvoeging theoretische modellen 21
Tabel 5: Overzicht waarden aanwezigheidsniveau 24
Tabel 6: Operationalisering van indicatoren 32
Tabel 7: Score per gemeente van de aanwezigheid van architectuur 37
Tabel 8: Score variabele communicatie per gemeente 58
Tabel 9: Score variabele governance per gemeente 59
Tabel 10: Score variabele support per gemeente 59
Tabel 11: Score variabele middelen per gemeente 60
Tabel 12: Score variabele process per gemeente 61
Tabel 13: Score variabele scope per gemeente 62
Tabel 14: Overzicht van factoren die invloed hebben gehad op de transitie van belastingtaken
en -processen 67
1
1. INLEIDING
1.1 Aanleiding onderzoek
eorganisaties in het openbaar bestuur zijn bijna vanzelfsprekend geworden.
Hervormingen lijken een integraal onderdeel te zijn van het functioneren van de
overheid (Van der Meer et al. 2011). Daarnaast is er de noodzaak van lokale
overheden om steeds effectiever en efficiënter te gaan werken door middel van samenwerken
en schaalvergroting alsmede de hulp van ICT om op een andere manier te werken. Dit
stimuleert de transformatie van het traditionele bureaucratische paradigma. Deze heeft de
nadruk op standaardisatie, organisatie indelingen op basis van afdelingen en kost-efficiëntie
op basis van operationalisering, naar het e-overheid paradigma, welke de nadruk legt op
gecoördineerd netwerk maken, externe samenwerkingen en klant diensten (Ho, 2002: 434). In
het huidige tijdperk zijn hervormingen meer en meer gericht op interoperabiliteit3 en
ketensamenwerkingen en wordt dit benaderd vanuit een e-overheid perspectief (Duivenboden
2004, Bekkers et al. 2005, Hjort-Madsen 2006, Oosterbaan 2012).
Vanuit mijn huidige master in de Bestuurskunde aan de universiteit Leiden ben ik met
adviesbureau Berenschot tot dit algemene onderzoeksonderwerp architectuur en
belastingsamenwerkingsverbanden gekomen4.
Architectuur is bedoeld om informatie te integreren die is verspreid tussen
verschillende organisaties of in dit geval verschillende bij samenwerkingen (Oosterbaan,
2012: 27). Een klassieke definitie van een architectuur is dat het gezien wordt als de fundering
van het plan van informatie integratie (Rijsenbrij 2004). Tevens is het vanuit een
bestuurskundig oogpunt interessant om te onderzoeken hoe de “e-government” beweging
plaatsvindt en welke invloed het karakter van het openbaar bestuur heeft op
informatiearchitectuur, enterprise architectuur, IT-governance en andere
informatiemanagement aspecten.
Belastingsamenwerkingsverbanden zijn samenwerkingen tussen verschillende
overheidsorganisaties (gemeenten en waterschappen of alleen tussen gemeenten) op het
gebied van belastingen, WOZ (Wet waardering Onroerende Zaken) en de processen die
hiermee samenhangen. Nederland telt op dit moment 37 belastingsamenwerkingsverbanden.
Als antwoord op de wens van het kabinet om de administratieve lasten voor de burger
te verminderen en de perceptiekosten te verlagen worden op dit moment op tal van plaatsen in
3 Interoperabiliteit is samenwerking tussen autonome systemen, apparaten. Een mogelijke uitbreiding hiervan
kan zijn is ketensamenwerking. 4 Vanwege mijn eerdere bachelor studie bedrijfskundige informatica heb ik gekozen voor een multidisciplinair
onderzoeksobject.
R
2
Nederland samenwerkingsverbanden gecreëerd voor de uitvoering van de gemeentelijke en
waterschapsbelastingtaken. Vanuit het gedachtegoed dat het samenvoegen van taken de
slagkracht vergroot en taken daardoor efficiënter en effectiever uitgevoerd kunnen worden.
Dit proces steeds meer geautomatiseerd door technologische ontwikkelingen (denk hierbij
digitale koppeling met de belastingdienst, basisregistraties5, objectdatabases
6 met
verschillende WOZ waardes voor waterschappen en gemeenten).
Processen die de overheid uitvoert worden zijn steeds informatie intensiever en vragen
steeds meer van de overheid op het gebied van de informatie huishouding, inrichting en
verwerking. Dit maakt onderzoek naar e-overheid initiatieven en andere
informatiemanagement aspecten binnen het openbaar bestuur (zoals de ontwikkeling van
architectuur) zeer interessant en maatschappelijk relevant.
1.2 Relevantie
De relevantie van dit onderzoek is onder te verdelen in twee aspecten: wetenschappelijke en
maatschappelijke relevantie. Dit onderzoek probeert bij te dragen met empirische resultaten
aan het wetenschappelijk debat met betrekking tot architectuurvorming binnen de overheid. In
2009 gaf Bekkers al aan dat het lastige aspect van implementatie van e-overheid het gebrek
aan gedeelde standaarden, infrastructuren, en compatible infrastructuren tussen departementen
en lagere overheden is (2009: 60). Hierbij maakt Bekkers (2009) onderscheid gemaakt tussen
infrastructuur en architectuur. Hij stelt dat bij een IT-infrastructuur naar de fysieke
faciliteiten, diensten en alle door management ondersteunde computergestuurde diensten
binnen een organisatie of tussen een organisatie wordt bedoeld. Een architectuur is een
conceptueel framework waar de toekomstige IT-infrastructuur binnen de organisatie wordt
beschreven.
In het maatschappelijke debat betreffende enterprise architecture; het belang dat een
architectuur heeft en de hulp die het biedt bij de steeds meer geïntegreerde informatiestromen,
diensten en producten die de overheid kent en aanbiedt (Ebrahim & Irani, 2005). Maar
onderzoek naar architectuur draagt ook bij aan het IT-governance vraagstuk binnen de
publieke sector, de opkomst van de Chief Information Officer (CIO), en de veranderende
dienstverleningsmethode van de overheid (Klischewski, 2011). Maar naast wetenschappelijke
5 Een basisregistratie is een door de overheid officieel aangewezen registratie met daarin gegevens van
hoogwaardige kwaliteit, die door alle overheidsinstellingen verplicht en zonder nader onderzoek, worden
gebruikt bij de uitvoering van publiekrechtelijke taken. Nederland kent 13 basisregistraties 6 Een object georiënteerde database is een database model waarin gewerkt wordt met objecten. Objecten zijn
verzamelingen van data (variabelen) en methoden.
3
relevantie die architectuur kent is er ook een maatschappelijke relevantie bij dit onderzoek.
De opkomst van e-overheid en verschillende typen (referentie) architecturen (NORA,
GEMMA, PETRA, WILMA & MARIJ7) die de overheid ontwikkeld met open standaarden
(StUF8) hebben invloed op het te onderzoek object. StUF is een universele berichtenstandaard
voor het elektronisch uitwisselen van gegevens tussen applicaties9. Deze bovenstaande
aspecten zijn samen te vatten in een overzicht gemaakt door Lee et al. (2005). Waarin
onderscheid wordt gemaakt tussen: Government 2 Citizen (G2C), Government 2 Business
(G2B), Government 2 Government (G2G), Government internal efficiency and effectiveness
(IEE) en overarching infrastructure (2005: 101). Verschillende actoren, toepassingen en
technieken hebben dus invloed op het architectuur proces, de architectuur principes en de
uitvoering ervan.
7 Nederlandse Overheid Referentie Architectuur, GEMeentelijke ModelArchitectuur, Provinciale EnTerprise
Referentie Architectuur, Waterschaps Informatie- en Logisch Model Architectuur & Model Architectuur
Rijksdienst 8 Standaard Uitwisseling Formaat. Geschreven in XML
9 In het theoretisch kader zal hier dieper op in worden gegaan, alsmede het verschil tussen referentie
architecturen en universele architecturen.
4
1.3 Onderzoeksprobleem
Het onderzoeksprobleem wordt uiteen gezet in twee onderdelen: het managementprobleem en
het onderzoeksprobleem. Het management probleem wordt behandeld in hoofdstuk 6
conclusie en aanbevelingen. Dit probleem komt voort uit het bedrijfsprobleem: het probleem
wat de manager opgelost wil zien worden. Het bedrijfsprobleem is geënt op meer kennis en
inzicht (best practices) op het gebied van architectuur.
Het onderzoeksprobleem bestaat in essentie uit het formuleren van
onderzoeksdoelstellingen, onderzoeksvragen, het schrijven van een conceptueel model en het
formuleren van het beoogde gebruik van de onderzoeksuitkomsten (Groeland, 2009). Dit staat
in de volgende paragrafen beschreven.
1.3.1 Probleemstelling & hypothese
De probleemstelling wordt in tweeën uiteengezet, namelijk de doelstelling en de vraagstelling.
De doelstelling is al deels beschreven maar zal in dit kopje uitgebreider worden behandeld.
De onderzoeksdoelstelling is gericht op het verkrijgen van kennis en inzicht in architectuur en
belastingsamenwerkingsverbanden en de mogelijke samenhang tussen deze aspecten. Om de
onderzoeksdoelstelling te realiseren zal een eenduidige definitie worden opgesteld van
architectuur door een literatuur inzicht. Deze definitie zal de rode draad zijn in het onderzoek.
Tevens helpt deze definitie bij de afbakening van het te onderzoeken onderwerp en het
verkrijgen van resultaten en duidelijkheid over het onderwerp. Een
belastingsamenwerkingsverband zal tevens worden gedefinieerd omdat er verschillende typen
samenstellingen en verbanden bestaan. Dit alles is gericht op het verkrijgen van meer inzicht
in alignment van IT-aspecten (informatie, beheersing en IT-technische componenten)
wanneer onafhankelijke partijen samengaan in een belastingsamenwerkingsverband door
middel van architectuur.
De onderzoeksvraag die centraal staat in deze thesis is:
Zorgt een hogere mate van architectuur aanwezigheid bij de overheidsorganisatie voor
een makkelijkere overdracht van taken en processen naar het
belastingsamenwerkingsverband?
5
Er is gekozen voor de term ‘aanwezigheid’ omdat dit de mogelijkheid geeft om
volwassenheid en alignment in één model te toetsen (voor verdere uitleg zie paragraaf 2.3).
Dit zorgt er tevens voor dat de toepassing (volwassenheid) evenals het denk niveau van
architectuur (bewustzijn) wordt getoetst. De hypothese die geformuleerd is op basis van de
onderzoeksvraag:
Een overheidsorganisatie met een hogere mate van architectuur aanwezigheid zal een
hogere mate van afstemming van taken en processen hebben met het
belastingsamenwerkingsverband
Dit theoretische antwoord vormt een belangrijk onderdeel van het onderzoek. Het
geeft de richting aan van het antwoord. Het vormt tevens het kader waar tegen de
onderzoeksresultaten gehouden worden en conclusies getrokken kunnen worden.
1.4 Leeswijzer
Deze thesis is opgebouwd uit de volgende onderdelen om gestructureerd het probleem te
onderzoek wat geschetst wordt in de volgende paragraaf beschreven.
Hoofdstuk 2. Het theoretisch kader bevat drie aspecten in deze thesis. Ten eerste architectuur
methodes en modellen, oorsprong en het gedachtegoed wat architectuur behelst. Ten tweede
alignment, het doel en nut hiervan en relevante modellen en auteurs. Ten derde bevat mijn
onderzoek een kwalitatief en kwantitatief model dat ik gebruik om data te verzamelen en te
structureren.
Hoofdstuk 3. De case study betreft achtergrond informatie over de te onderzoeken casus. In
dit hoofdstuk wordt achtergrond informatie verwerkt, huidige informatie en andere relevante
aspecten van de casus.
Hoofdstuk 4. Hier is het ontwerp van het onderzoek geschetst. De uiteenzetting van het
onderzoek probleem in een kennis- en managementprobleem. Wat voor type onderzoek en
welk conceptueel model hier aan vast zit. Evenals de werkwijze - literatuuranalyse, survey (op
basis van het ‘aanwezigheidsmodel) en kwalitatief interview – en de relevantie van dit
interview; wetenschappelijk en maatschappelijk.
6
Hoofdstuk 5. De data analyse vindt plaats op basis van de verzamelde gegevens uit de
kwantitatieve survey en het kwalitatieve interview. In dit hoofdstuk worden deze
geïnterpreteerd en verklaard.
Hoofdstuk 6. De conclusie zal de resultaten die in hoofdstuk 5 aan de orde zijn gekomen 5
samenvatten. Daarnaast zal een antwoord worden geven op de onderzoeksvraag en hiermee
wordt de hypothese bevestigd of gefalsificeerd (Popper 1963).
Hoofdstuk 7. Bij de discussie en aanbevelingen wordt in gegaan op het managementprobleem
en de deliverables. Welke lessen kunnen uit dit onderzoek gehaald worden en welke
mogelijkheden tot vervolg onderzoek zijn er. Evenals wordt in gegaan op zwakheden in het
onderzoek op het gebied van interne en externe validiteit.
7
2. THEORETISCH KADER
innen het vakgebied informatiemanagement is in de afgelopen jaren de opkomst
van afstemming tussen ICT en organisatie een steeds belangrijker onderdeel en
zelfs een vakgebied geworden. Dit wordt ook wel strategic business-ICT alignment
genoemd (Maes et al. 2006). In het theoretisch kader zal dieper in worden gegaan op
bovenstaande aspecten. De vragen die hierin beantwoord zullen worden zijn: wat is
architectuur (2.1), wat is alignment (2.2) en welke modellen en theorieën zijn er?10
De
modellen en theorieën zullen kort uiteen worden gezet met hun kernvariabelen. In paragraaf
2.3 worden de sterktes van het model weergegeven in tabel 5 en daarvandaan wordt de keuze
verder uitgelegd voor het gekozen theoretisch model, de eigenschappen van dat model en de
toelichting op het ontwerp van het onderzoek (hoofdstuk 4).
2.1 Architectuur
De eerste gedachte bij architectuur is waarschijnlijk niet informatiemanagement of iets in die
trant. De eerste parallel die werd getrokken van gebouwarchitectuur en informatiearchitectuur
is gedaan door Zachman (1987). Het nut voor architectuur komt bij Zachman voort uit de
toenemende complexiteit van de implementatie van informatiesystemen. Architectuur is nodig
om enige vorm van logische constructie voor het beschrijven en beheersen van de interfaces11
en integratie van alle componenten van een systeem (Zachman, 1987: 276). Architectuur dient
als blauwdruk om een gewenst niveau van integratie van informatie of informatiesystemen in
of tussen organisaties te bevorderen (Homburg 1999). Een klassieke definitie van een
architectuur is dat het gezien wordt als de fundering van het plan van informatie integratie.
Nu wordt duidelijk dat de definities van architectuur en de type architecturen die
onderscheiden kunnen worden uiteen lopen. Architectuur en infrastructuur worden door
elkaar gebruikt want een eenduidige definitie van architectuur is niet beschikbaar. Hieronder
volgt een aantal definities van een architectuur:
“An information architecture is a high-level map of the information requirements of an
organization. It is a personnel-, organization- and technology-independent profile of the major
information categories used within an enterprise. The profile shows how the information
categories relate to business processes and how the information categories must be
10
Uiteraard is het niet mogelijk om alle theorieën en modellen te beschrijven dus is gekozen voor een aantal
modellen die m.i. vanuit theorie en praktijk de betekenis schetsen en inzicht geven voor dit onderzoek. 11
Koppeling
B
8
interconnected to facilitate support for decision makers” (Brancheau & Wetherbe, 1986, p.
453)
“[d]igitale architectuur is ‘een coherente, consistente verzameling principes, verbijzonderd
naar uitgangspunten, regels, richtlijnen en standaarden die beschrijft hoe een onderneming, de
informatievoorziening, de applicaties en de infrastructuur zijn vormgegeven en zich voordoen
in het gebruik (Rijsenbrij, 2004: 6)
“The fundamental organization of a system embodied in its components, their relationships to
each other and to the environment and the principles guiding its design and evolution.” (IEEE
– 1471-2000)
“The formal description of the system, or a detailed plan of the system at component level to
guide its implementation. The structure of components, their interrelationships, and the
principles and guidelines governing their design and evolution over time.” (TOGAF, 2004)
Wat duidelijk wordt aan de hand van deze begrippen is dat een eenduidige definitie
niet bestaat. Voor het onderzoek is het belangrijk om eenduidigheid te scheppen over het te
onderzoeken fenomeen: architectuur. Op de volgende pagina’s zijn diverse modellen en
auteurs beschreven die meer inzicht zullen geven over bestaande definities en type
architecturen die bestaan. Dit zal bijdragen aan de beeldvorming en het onderzoek.
9
2.1.1 Zachman’s Architectural Framework
In 1987 bedacht Zachman, vanwege het toenemende belang van informatiesystemen en hun
complexiteit, het nut van architectuur. Bij de bouw van informatiesystemen heeft Zachman de
rollen bedacht die van toepassing zijn hierbij: planner, opdrachtgever, ontwerper, aannemer,
uitvoerder en gebruiker (Winterink & Truijens, 2002). Het framework van Zachman wordt
gevormd in een matrix waarin verschillende elementen (tabel 1) die bestaan in een organisatie
naar de verschillende rollen wordt vertaald:
Vanuit elke
omgeving
kunnen de rollen
anders worden
ingevuld,
namelijk welke
daar van
toepassing is.
Het framework wat Zachman bedacht heeft wordt een Enterprise Architectuur (EA)
genoemd. Volgens Lankhorst et al. (2009) bevat een Enterprise Architectuur de essentie van
de ‘business’, IT en haar evolutie. Deze essentie zou stabieler zijn dan specifieke oplossingen
die zijn gevonden voor actuele problemen. Zij gaan verder hierin waarbij zij achten dat de
architect de relatie van de gebruiker en de systemen die hij gebruikt te snappen en de essentie
hiervan vast te leggen. Zachman geeft mogelijkheden weer welke rollen op welke manier
geïntereperteerd worden naar een type architectuur (zie tabel 2).
Rol/functie Visie op architectuur
Programmer Structure chart
Database administrator Data design
Analyst Data flow diagram
Planner Some combination of entity/relationships
diagram/functional flow diagram
Communications manager Business logistics infrastructure and/or the
Tabel 1: Zachman Architectural Framework (1987)
10
distributed systems architecture
Operations manager The system architecture
Network administrator The network architecture
Program support representative Detailed data and program descriptions
Computer designer Machine language
President Entity classes, process classes and or/map
Tabel 2: if/then table depicting different architectural representations
Het interessante van het artikel van Zachman is de notie die hij maakt aan het einde
van zijn artikel: “What is information systems architecture? There is not an information
systems architecture, but a set a them!” Dit typeert het container begrip wat architectuur
behelst.
2.1.2 Enterprise architectuur
Een effectieve enterprise architectuur biedt een holistische kijk op de organisatie en geeft
inzicht bij het afstemmen van eisen die aan onderdelen worden gesteld om de
organisatiestrategie en operationele uitvoering optimaal te kunnen ondersteunen (Lankhorst et
al. 2009). Ross et al. (2006) beschouwen ‘enterprise architectuur’ als logica voor
bedrijfsprocessen en IT capaciteiten op hoog niveau. Bij een verdere onderverdeling van
architectuur worden de volgende vier niveaus gehanteerd: business proces architectuur, data
of informatiearchitectuur, applicatie architectuur en technische architectuur (Ross, et al.
2006). Figuur 1 geeft schematisch weer welke lagen te onderscheiden kunnen zijn binnen het
concept architectuur (Lekkerkerk, 2011: 35/36)
Enterprise Architectuur (Ross et al. 2006)
Business Architectuur
Informatiearchitectuur Data architectuur
Applicatie architectuur
Technische architectuur
Enteprise
architectuur
(Lankhorst et al
2009, TOGAF,
2009)
Figuur 1: Overzicht verschillende lagen architectuur
11
2.1.3 Referentie architecturen binnen de publieke sector
Eerder genoemd kwamen al een aantal architecturen (typen en soorten) voorbij. In 2002 is
in een door Binnenlandse Zaken (BZK) geïnitieerd onderzoek geconstateerd dat een
gecoördineerde samenwerking tussen de diverse organisatieonderdelen noodzakelijk is en dat
daarbij het gebruik van architectuur denken niet los te koppelen is. Sinds het rapport van Dool
et al. (2002) zijn verschillende referentiearchitecturen ontwikkeld. Op dit moment zijn er
verschillende referentiearchitecturen en standaarden die voor gemeenten relevant zijn. Deze
architectuur en standaarden hebben verschillende scopen: van Europees tot gemeentelijk, van
strategisch tot operationeel en van organisatorisch tot technisch niveau. De ene keer zijn ze
gericht op een sector of aspectgebied een andere keer zijn ze gericht op één specifieke
bestuurslaag. De huidige referentiearchitecturen die onderkend worden in Nederland zijn:
Europa: European Interoperability Framework for European Services: EIF (EIF, 2010)
Landelijk: Nederlandse Overheid Referentie Architectuur: NORA (E-overheid, 2011)
Rijksoverheid: Model Architectuur Rijk: MARIJ
Provincies: Provinciale Referentie Architectuur: PETRA
Gemeenten: Gemeentelijke Model Architectuur: GEMMA
Waterschappen: Waterschap Informatie & Logisch Model Architectuur: WILMA
Referentiearchitecturen op sectoraal niveau met raakvlakken aan de GEMMA zijn
onder andere:
o Ketenarchitectuur Werk en Inkomen, KARWEI
o Referentie Onderwijs Sector Architectuur, ROSA
o Architectuurvisie Stroomlijning Indicatieprocessen, STIP
o Architectuur voor de
Regionale Uitvoeringsdiensten (RUDI)
(in ontwikkeling)
De hiërarchie van de architectuurlagen
in de publieke sector kunnen over
worden gelegd zoals Matroesjka
poppen (figuur 2).
Figuur 2: Hiërarchie van referentie architecturen binnen de publieke sector
12
Een referentiearchitectuur op een aspectgebied is bijvoorbeeld de eXtensible Business
Reporting Language (XBRL)12
. De voor de overheid relevante Open Standaarden zijn
vastgesteld door het College Standaardisatie. Voorbeelden van open standaarden zijn het
Standaard Uitwisselings Formaat (StUF), het Open Document Format (ODF) en de web
richtlijnen voor overheidswebsites (Forum-Standaardisatie, 2011). Hieronder de indeling van
de NORA. Deze is deels gebaseerd op de TOGAF13
(2009), wat in hoofdstuk 2.1.4 besproken
wordt. Het raamwerk kent drie architectuurlagen, te weten:
De bedrijfsarchitectuur
De informatiearchitectuur
De technische architectuur
En het onderscheidt drie kolommen:
Wie neemt actie: organisaties, informatieverwerkers (personen en applicaties) en
machines/computers
Wat wordt geleverd: diensten, berichten, gegevens
Hoe gebeurt dit: processen, communicatie, integratie en netwerk
12
XBRL is een wereldstandaard voor digitaal rapporteren. Het brengt de publicatie, uitwisseling en verwerking
van bedrijfsrapportages binnen de dynamische en interactieve wereld van het Internet (Nederlands Taxonomie
Project, 2008). 13
De afkorting TOGAF staat voor: The Open Group Architecture Framework
Figuur 3: NORA-architectuurraamwerk
13
Daarnaast zijn er nog twee generieke dimensies: beveiliging en beheer. Deze
dimensies vallen over alle drie de architectuurlagen heen (Min. BZK 2010).
2.1.4 The Open Group Architecture Framework (TOGAF)
TOGAF is een open standaard die zich richt op enterprise architectuur ontwikkelingen binnen
organisaties. In 1995 voor het eerst ontwikkelt, en tegenwoordig één van de meest bekende en
besproken architectuur frameworks. De inrichting van de Nederlandse Overheid Referentie
Architectuur (NORA) is deels gebaseerd op TOGAF: bedrijfsarchitectuur,
informatiearchitectuur en technische architectuur (zie figuur 4). TOGAF kent een eigenlijke
architectuurtaal welke universeel is: ArchiMate. Dit is een open en onafhankelijke taal die
gebruikt wordt de beschrijvingen van enterprise architecturen gebaseerd op IEEE 1471
standaard (Van der Raadt, 2001: 74).
Figuur 4: Architectuur indeling volgens TOGAF (2009)
De drie typen architectuur die erkend worden door TOGAF (2009) zijn:
Bedrijfsarchitectuur, de informatiearchitectuur en de technologische architectuur. Hierbij kan
14
de informatiearchitectuur nog uit een worden gezet in een data en applicatie architectuur. In
tabel 3 zijn de drie architectuur typen kort beschreven.
Tabel 3: De drie vormen van architectuur zoals beschreven door TOGAF
TOGAF onderkent drie soorten architecturen: de strategische-, de segment- en de
capability architectuur. TOGAF bevat ook een methodologie om een architectuur te maken:
de Architecture Design Method (ADM). Dit is een
methode om de architectuur te ontwikkelen.
Daarnaast bevat het een beschrijving van
elementen die nodig zijn in een architectuur.
Nadelen van deze oplossing die TOGAF noemt
zijn:
1) De relatie tussen de verschillende soorten
architecturen is niet per definitie geborgd;
2) Voordat de architectuurproducten
toepasbaar zijn, moeten eerst de strategic-,
segment- en capability architecturen
worden ontwikkeld. Dit kan vertragend werken;
3) Het kan moeilijk worden om overzicht te houden over verschillende
ontwerpactiviteiten die tegelijkertijd plaatsvinden.
Architectuurtype Omschrijving
Bedrijfsarchitectuur De bedrijfsstrategie, sturing, organisatie en
kern processen
Informatiearchitectuur De indeling van de logische en fysieke data
onderdelen van de organisatie en data
management middelen
Technologie Architectuur
De hard- en software capaciteiten die nodig
zijn om de ondersteuning te bieden aan de
uitrol van de business. Het gaat hier om IT-
infrastructuur, middleware, netwerken en
communicatie, netwerk en proces
standaarden.
Figuur 5: TOGAF ADM (TOGAF 2009)
15
2.2 Alignment
Als over alignment wordt gesproken in de organisatie context dient bij het begin begonnen te
worden. In het theoretisch kader wordt ingegaan op een aantal modellen en auteurs die
invloedrijk zijn op het gebied van alignment. In de twintigste eeuw werd duidelijk dat IT/ICT
een steeds belangrijke rol kreeg en dat de evolutie vanuit de traditionele opvatting dat ‘IT
alleen dient ter ondersteuning van de administratieve functies’ binnen een organisatie
veranderde naar een opvatting dat IT een rol krijgt binnen het strategische aspect van de
organisatie (Henderson & Venkatraman, 1999: 472). Strategisch alignment richt zich op de
activiteiten die het management onderneemt om gezamenlijke doelstellingen te bereiken.
Deze gezamenlijke doelstellingen zijn gericht om doelen op het vlak IT en andere functionele
organisatie onderdelen te bereiken. We kunnen dus stellen dat alignment zich richt op hoe IT
in harmonie met bedrijfsvoering is en hoe bedrijfsvoering in harmonie kan zijn met IT
(Luftman, 2000: 2). Het is geen eenzijdig proces waarbij IT aan dient te sluiten bij de business
(Van der Raadt et al. 2005: 361).
Hoewel veel verschillende definities bestaan op het gebied van alignment, is een
duidelijke consensus te herkennen: IT activiteiten dienen de volledige reeks aan
bedrijfsactiviteiten (Van der Raadt et al. 2005: 359). Hoewel alignment een veel besproken
onderwerp is bij informatie managers en business managers volgt hieronder een overzicht van
een aantal invloedrijke auteurs en hun modellen, en de invloed die zij hebben op alignment
evenals mijn onderzoek.
2.2.1 MIT90 Framework
In de jaren ’90 is een onderzoeksprogramma gestart dat heet Management In The 1990’s
(MIT90, zie figuur 6), dit is gemaakt in 1984 om onderzoek te doen naar de invloed van
informatie technologie op allerlei organisaties (Scott Morton, 1990). Daarnaast is het model
ontwikkeld om te onderzoeken of organisaties kunnen overleven en bloeien (prosper) in een
competitieve omgeving (van de jaren ’90 en verder) en te kijken of managers geholpen
kunnen worden met het begrijpen van de invloed die IT investeringen hebben op
bedrijfsstrategieën en missies, organisatiestructuren en bestaande processen. Het model heeft
betrekking op vijf variabelen (lees: forces, zie figuur 6): structuur, strategie, management
processen, technologie en individuen & rollen.
16
Figuur 6: MIT09's IT Framework
Technologie: Scott Morton wijst er op dat verbetering op IT-gebied verminderen het ‘tijd-
afstand’-aspect, hogere mate van verbondenheid (interconnectedness), beter organisatie
geheugen en betere vastlegging van organisatie regels.
Individuals & Roles: Betrokken met de mensen in de organisatie, de taken die zij uitvoeren,
de opleiding en trainingen die zij hebben gehad om hun taak uit te voeren. Informatie
technologie heeft hier invloed op.
Structure: Welke onderdelen kent een organisatie en hoe zijn deze delen onderling
verbonden? De organisatie structuur wordt aangepast en zal de IT investeringen en invloeden
weergeven en haar nieuwe vorm.
Management process: de gestandaardiseerde processen en activiteiten binnen de organisatie
waardoor de organisatie haar taken kan uitvoeren zullen reflecteren in de uitvoering van de
technologie.
Strategy: Beleidsvorming en uitvoering kennen invloeden vanuit de technologie. Vanuit de
competitie gedachte zullen concurrerende organisaties ook vanuit dit perspectief beleid
schrijven en hierdoor is innovatie een belangrijke factor binnen de IT.
Het model van Morton (1991) richt zich alleen op de interne aspecten van informatie
technologie. Externe invloeden zijn niet meegenomen in de alignment kwestie. Management
wordt geacht om de organisatie door deze krachten (forces) heen te leiden. Het framework
17
stelt voor dat organisatiestrategieën, -structuren, managementprocessen, individuele rollen en
vaardigheden en IT consequent met elkaar moeten zijn.
2.2.2 Henderson & Venkatraman
Het model wat Henderson & Venkatraman (1989) ontwikkelde wordt het Strategic Alignment
Model (SAM, figuur 7) genoemd. De potentie van IT om beide te ondersteunen en zo te
helpen bij bedrijfsvoering wordt onderkend in dit model (Chan & Reich, 2007, p. 303).
Figuur 7: Strategic Alignment Model
Het Henderson & Venkatraman model (1989) is opgedeeld in vier vlakken die
onderling verbonden zijn met elkaar. De eerste stap richt zich op het verbinden van het interne
en externe domein van IT. Het tweede aspect van alignment is het verbinden van
bedrijfsvoering (lees: business) en de IT. Dit wordt ook wel functionele integratie genoemd.
De integratie hiervan werd al eerder gekenmerkt door wetenschappers als een belangrijk
aspect van de organisatie: het linken van de bedrijfsstrategie met de IT-strategie. Het derde
aspect van strategische afstemming tussen IT en bedrijfsvoering is dat management effectief
IT besluiten moeten nemen in alle vier de beschreven domeinen. Het doel van dit model is om
een methode te bepalen om IT af te stemmen op bedrijfsdoelen om mogelijk waarde te
creëren uit IT investeringen (Truijens, 2000: 4). Het model van Henderson & Venkatraman
(1989) is misschien wel het meest geciteerde model betreffende alignment. Het belangrijke
18
van het SAM model is het onderscheid van een bivariate fit (tussen twee domeinen) en een
cross-domain alignment (koppelen van elke drie domeinen). Evenals een onderscheid tussen
het interne (IT infrastructuur en processen) en externe (IT strategie) perspectief. Het model
ziet IT en business niet als losse entiteiten maar verdeelt deze volgens de focus, intern of
extern.
2.2.3 Generiek informatiemanagement model
Het ontwikkelde informatiemanagement model van Maes et al. (1997) voorziet in drie
kolommen. Waarbij Henderson & Venkatraman (1989) twee kolommen voorzagen (business
& information technology) geven Maes et al. (1997) een toevoeging aan door de zaken van
informatie & communicatie evenals structuur toe te voegen aan het bestaande stuk van
strategie (extern) en uitvoering (intern). Hiermee vindt de volgende transformatie plaats:
Figuur 8: Transformatie van SAM naar negenvlaksmodel
Als de drie kolommen nader worden bekeken kunnen zij onderverdeeld worden in drie
assen. De eerste kolom is de bedrijfskolom, deze richt zich op het bedrijfsmatige aspect van
de informatiemanagement pragmatiek. In welke mate is de organisatie uitvoerend dan wel
dienstverlenend (in het geval van een gemeente:
strategie). Welke eisen worden gesteld aan de
infrastructuur bij een fusie en welke eisen legt de
infrastructuur aan de fusie (zoals
belastingsamenwerking, structuur)? Welke processen
zijn vierentwintig uur per dag en zeven dagen per week
bezig (uitvoering). Dit zijn vragen die belang hebben
bij het bedrijfsgedeelte van het negenvlak model
(Abcouwer et al., 1997: 6-7).
Figuur 9: De bedrijfskolom
19
De middelste kolom richt zich op de informatie
en communicatie. Afgeleid kan hier gesproken worden
over kennisoverdracht en –management. Vragen die hier
gesteld worden zijn hoe de organisatie haar
informatiebeleid vormt (strategie), welke formele en
feitelijke informatie- en communicatiepatronen de
organisatie kent (structuur) en hoe deze processen plaats
vinden (uitvoering) (Abcouwer et al., 1997: 7-8).
De laatste kolom van het negenvlaksmodel richt zich op informatie technologie. Langs
deze as zijn centrale concepten informatie- en
communicatie- technologie, applicaties, data, ontwerp
en implementatie, beheer van de informatie-
voorziening, en dergelijke geplaatst. De vragen die in
deze kolom worden gesteld zijn: hoe ziet het
technologiebeleid eruit (strategie)? Voorziet de
architectuur van de informatievoorziening in een grote
spreidingsgraad van de technische faciliteiten
(structuur) en welke voorzieningen zijn nodig vanuit het informatiemanagement perspectief
om de spreidingsgraad te realiseren (uitvoering) (Abcouwer et al. 1997: 8-9)?
2.3 Gekozen theoretisch model: architecture and alignment
Op basis van bestaande definities, modellen en literatuur heb ik het onderstaande model
gekozen om te toetsen of de aanwezigheid van de architectuur en alignment binnen de
overheidsorganisatie daadwerkelijk bijdraagt aan een betere overstap van taken van de
overheidsinstelling naar een belastingsamenwerkingsverband. Het model van Van der Raadt
et al. (2005) dekt de verschillende ladingen die zijn besproken in de verscheidene modellen
(zie tabel 4): De verschillende eigenschappen en sterktes van de theoretische modellen
worden gedekt door het MAAM-model. Dit model wordt in het komende hoofdstuk verder
uitgewerkt.
Figuur 10: De informatie- en communicatiekolom
Figuur 11: De ‘IT’-kolom
20
Model Onderdeel Eigenschappen/variabelen
Zachman’s Framework
(Zachman 1987)
architectuur Verschillende rollen (Wie, wat, waar,
wanneer, waarom, hoe?)
Enterprise Architectuur
(Ross 2006)
architectuur Verschillende type architecturen
(samenhang mens, proces en technologie)
NORA/GEMMA
(min. BZK)
architectuur Interne architectuur (Referentie
architectuur, openstandaard,
functionele/technische integratie)
TOGAF
The Open Group
architectuur Inrichting drie lagen architectuur, eigen taal
(Architectuur domeinen, architectuur scope)
MIT90 Framework
(Scott Morton 1990)
Alignment Afstelling interne organisatie (interne
krachten, centraal management)
Strategic Alignment Model (SAM)
(Henderson & Venkatraman 1991)
Alignment Combinatie interne en externe organisatie
(bedrijfsstrategie, organisatie infrastructuur
en processen, IT strategie,
informatiesystemen infrastructuur en
processen)
21
9-vlaksmodel (generieke informatiemanagement model)
(Abcouwer et al. 1997)
Alignment Toevoeging van communicatie en
informatie aan interne en externe
organisatie.
6-bollen model (Multi-dimensional Assessment model for
architecture Alignment and architecture Maturity: MAAM)
(Van der Raadt et al. 2005)
Architectuur & Alignment 1. Architecture development process
2. Architecture governance
3. Organizational support for architecture
activities
4. Communication through and about
architecture
5. Organizational and logical scope of
architecture
6. Human and other architecture resources
Tabel 4: Samenvoeging theoretische modellen
22
2.3.1 MAAM model
De zes variabelen in het MAAM (Multi-dimensional Assessment model for architecture
Alignment and architecture Maturity) model dat architectuur en alignment meet en weergeeft
hoe ze zich onderling verhouden (Van der Raadt et al., 2005):
1. Proces (process)
2. Communicatie (communication)
3. Middelen (resources)
4. Scope (scope)
5. Ondersteuning (support)
6. Sturing (Governance)
Figuur 12: De zes onderling gerelateerde variabelen
Van der Raadt et al. (2005) hebben dit model ontwikkeld omdat zij achten dat
architectuur volwassenheidsmodellen business IT-alignment zien als een unit van het model
en waar alignment modellen architectuur volwassenheid zien als een variabele van hun model.
De hypothese van Van der Raadt et al. (2005) is dan ook dat alignment toeneemt wanneer de
volwassenheid toeneemt van de architectuur. Evenals dat er bewijs is dat zonder architectuur
business-IT alignment niet mogelijk is (Tapia et al., 2007: 15). De zes variabelen die in dit
model zijn opgenomen bevatten nog vele sub variabelen. Maar vanwege de beperkte
23
beschikbare tijd aanwezig voor dit onderzoek is gekozen om de sub variabelen14
in mindere
mate te vertegenwoordigen in de gestructureerde vragenlijst maar nog wel aanwezig zijn in de
niet-gestructureerde vragenlijst.
Process:
Het onderdeel process richt zich op drie aspecten van de architectuur en alignment
binnen de overheidsorganisatie. Hoe worden beslissingen gemaakt betreffende architectuur,
hoe worden zij gecontroleerd en geëvalueerd en hoe worden veranderingen over architectuur
en IT binnen de organisatie gemaakt. Maar daarnaast richt het aspect process zich ook op de
vertaling van bedrijfs-, werk- en informatieprocessen en hoe deze vertaald worden in de
digitale omgeving, hoe de processen worden ge-audit en getest wordt op juistheid en
volledigheid.
Communication:
Hoe worden ideeën uitgewisseld binnen de organisatie? Welke invloed hebben IT-
investeringen op de organisatie en welke principes zijn leidend bij investeringen IT? Hoe staat
IT tegenover de business en vice versa. Hoe verloopt contact tussen managers en IT’ers en
waarderen zij elkaars werk wel? Deze aspecten dragen bij aan de begripsvorming omtrent
elkaars belang. Business en IT hebben elkaar nodig om te kunnen functioneren maar hierover
dient wel gecommuniceerd te worden. IT investeringen en informatiesystemen dienen in een
groter geheel (architectuur) aan te sluiten (alignment) (Luftman 2000).
Resource:
Hoe worden middelen ingezet om architectuur en IT-projecten te beheersen? Wat is
belangrijker: tijd en geld of kwaliteit? Hoe worden afwegingen gemaakt, alleen op ken- en
meetbare getallen of ook op een kwalitatieve methode? Wat voor soorten afspraken worden
gemaakt met betrekking tot architectuur binnen de organisatie, welke principes liggen hier ten
grondslag aan en hoe worden afspraken geprioriteerd en nageleefd (Van der Raadt et al.
2005)?
Scope:
Hoe is de fysieke infrastructuur van de IT organisatie ingericht? Is hier ruimte voor
toekomstige veranderingen op het gebied van wetgeving, nieuwe technologie, innovatie? Hoe
dragen back-office systemen bij aan de core business (IT – strategy fit) en past het
14
Voor volledige uitwerking van de ‘hoofdvariabelen’ met al hun subvariabelen zie Van der Raadt et al. (2005)
Alignment and Maturity Are Sibblings in Architecture Assessment.
24
daadwerkelijk binnen de organisatie doelstellingen of is het werk wat zij met zich brengteen
doel an sich. In hoeverre worden bij investeringen rekening gehouden met back- en front-
office systemen (van der Raadt et al. 2005)?
Support:
Dit onderdeel richt zich op de psychologische en sociale aspecten, want het gebruik
van architectuur brengt verandering met zich mee. Is de organisatie flexibel genoeg om
veranderingen gemakkelijk door te voeren? Hoe gaat de informele organisatie om met
veranderingen? Hoe gaat de formele organisatie om met invoering van architectuur
programma’s en gedachte goed (Van der Raadt et al. 2005).
Governance:
Governance of sturing richt zich op management en organisatie aspecten van
architectuur. Om een doel te bereiken dienen plannen en activiteiten gestructureerd te zijn
naar de aard van het doel. Hoe ziet IT en business planning eruit? Is er IT-
investeringsmanagement, hoe wordt informatie gestructureerd, zijn er prioriteiten bij
investeringen in IT en welke principes zijn leidend bij investeringen in informatie,
informatiemanagement en informatiesystemen? Al deze vragen spelen mee bij het governance
vraagstuk binnen organisaties (Luftman 2000).
2.3.2 Waardering van scores
De aspecten van volwassenheid (maturity) en alignment (tezamen aanwezigheid)
worden kwantitatief gescoord door middel van de gestructureerde vragenlijst én de overdracht
van taken wordt onderzocht vanuit het kwalitatieve model dat is verwerkt in de niet-
gestructureerde interview vragen (zie tabel 5). De bovenstaande variabelen worden
kwantitatief geuit door een schaal te gebruiken die als volgt is ingedeeld:
Waarde Beschrijving15
1. Initial/ad Hoc
2. Commited
3. Established
4. Improved/Managed
5. Optimized
Tabel 5: Overzicht waarden aanwezigheidsniveau
Het gebruik van deze vijfpuntschaal geeft de mate van aanwezigheid van de
architectuur van de organisatie weer. Dit model valt onder het kwantitatieve gedeelte van het
15
Voor volledige uitwerking van de vijf waarden zie bijlage
25
onderzoek. Dit is origineel van SAMM (Strategic Alignment Maturity Model, Luftman,
2004)16
ontwikkeld, maar draagt nu steun bij mijn onderzoek en metingen van architectuur.
De vijf waarden staan voor het volgende (cf. Luftman 2000 & Khaiata and Zualkernan 2009):
Initial/ ad Hoc: Business en IT zijn niet aangesloten op elkaar. Er is geen harmonie tussen de
twee binnen de organisatie. Van business IT strategie is geen sprake.
Committed: De organisatie heeft de doelstelling om meer samenwerking en afstemming te
hebben tussen business en IT. Harmonie begint te groeien. Voor bepaalde afdelingen is sprake
van hogere mate van afstemming. Maar er is beperkte awareness.
Established: Er is afstemming tussen business en IT. Harmonie is gecreëerd en de focus ligt
op business doelstellingen waarin IT faciliteert. IT is meer ingegoten (embedded) in de
organisatie en helpt de organisatie daadwerkelijk toegevoegde waarde leveren.
Improved/managed: De waarde van IT wordt centraal binnen de organisatie gezien en
erkend. Business en IT werken op dusdanige manier samen dat het erkende en gemeten
toegevoegde waarde heeft voor business. Organisatie breed wordt IT toegepast om
competitieve voordelen te behalen. In het publieke domein; zo hoog mogelijke effectiviteit
binnen de wettelijke kaders.
Optimized: De hoogste mate van afstemming tussen business en IT op alle vlakken. Een co-
adaptieve relatie is aanwezig, IT heeft dusdanig invloed binnen de strategieontwikkeling tot in
de mate van IT-extrastructure waarin de organisatie doordrongen is met externe partners en
leveranciers.
2.3.3 Uitkomst resultaten
De te verwachten resultaten zijn lineair. Bij een hogere mate van architectuur aanwezigheid
wordt verondersteld dat de overdracht van belastingtaken en -processen makkelijker verloopt.
De onderstaande grafiek geeft dit weer.
16
Tevens wordt deze bij het CMMI- model gebruikt. Dan zijn het 6 schalen: 0 t/m 5. Zie bijlage voor verdere
uitleg.
Arc
hit
ectu
ur
aanw
ezig
hei
d
Overdracht belastingtaken en -processen Figuur 13: Lineair resultaat architectuur en overdracht
26
2.4 Samenvatting
De bovenstaande informatie vormt de kern van het onderzoek. Wat duidelijk wordt uit de
bovenstaande modellen en literatuur is dat architectuur een breed omvattend begrip is binnen
de informatie technische en informatie organisatie aspecten. Wat duidelijk wordt is dat
architectuur een gemeenschappelijk doel kent. Het doel van de enterprise architectuur is om
overzicht te creëren binnen de organisatie. Op welk niveau en hoe gedetailleerd dat is, dat
dient uitgesproken te worden door de gebruiker naar de architect. Het doel van de
bovenstaande architecturen verschilt tevens onderling. De klassieke architectuur biedt hulp bij
organisatie aspecten, zoals Zachman (1987) dat beschrijft gericht op verschillende rollen, of
zoals Ross et al. (2006) het omschrijven: om logica in de bedrijfsprocessen en IT aan te
brengen. Architectuur kan gezien worden als een middel. Een enkele architectuur is namelijk
niet mogelijk omdat het adresseren van alle problemen in één architectuur te complex is en
architecturen met elkaar kunnen conflicteren. Vanwege effectief hergebruik van een
architectuur is modulaire opbouw noodzakelijk want verschillende mensen met verschillende
onderdelen en segmenten van de architectuur kunnen gelijktijdig gebruik maken van de
architectuur (TOGAF 2009). Vandaar ook het hoofdstuk: alignment. Een doel dat bereikt kan
worden waarbij architectuur het juiste middel bij kan zijn.
Alignment draagt hetzelfde probleem in zich architectuur: veel definities worden
ontleend aan het begrip: integratie, koppeling, harmonie, brugfunctie of fusie (Avison et al.,
2004). De geschiedenis van de alignment modellen (doch kort beschreven) laat een tendens
zien een van de intern gericht blik van Morton (1990) tot aan Henderson & Venkatraman
(1989) toe die externe invloeden aan het alignment vraagstuk toevoegden en uiteindelijk het
generieke informatiemanagement model (Abcouwer et al. 1997) waarin de interne en externe
aspecten en koppelingen tussen strategie en uitvoering (techniek) zichtbaar werden maakten
binnen de organisatie. Het interessante aspect van Van der Raadt et al. (2005) is dat zij stellen
dat business ”IT-alignment” modellen zien als een unit van het model en waar alignment
modellen architectuur zien als een variabele van hun model. De hypothese van Van der Raadt
et al. (2005) is dat alignment toeneemt wanneer de aanwezigheid toeneemt van de
architectuur. Dit maakt het model goed bruikbaar binnen dit onderzoek. De keuze voor het
model van Van der Raadt et al (2005) is dan ook vanuit de theorie ondersteund, een relatie
tussen alignment en volwassenheid (maturity)
27
3. CASUS BESCHRIJVING
3.1 Introductie
et onderzoek heeft betrekking op het belastingsamenwerkingsverband Gouwe-
Rijnland (BSGR). Dit is een samenwerkingsverband op het gebied van belastingen
tussen het Hoogheemraadschap van Rijnland en zes gemeenten, te weten: Gouda,
Leiden, Oegstgeest, Voorschoten, Wassenaar en Zoeterwoude. En in 2013 zullen de
gemeenten Katwijk en Bodegraven-Reeuwijk zich aansluiten bij dit
belastingsamenwerkingsverband. In juli 2009 is de Gemeenschappelijke Regeling (GR)
Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland formeel in werking getreden. Vanaf januari 2011 is
daadwerkelijk gestart met de uitvoering van de belastingactiviteiten voor de deelnemende
overheidsorganisaties. Het samenwerkingsverband is opgericht om de verwerking van
gemeentelijke belasting en waterschapsbelasting effectiever en efficiënter uit te voeren.
BSGR is een zelfstandige organisatie die is gebaseerd op een zogenaamde GR. De BSGR
verzorgt voor de samenwerkende deelnemers de waardering, heffing, inning en daarbij
komende zaken omtrent belastingen voor de deelnemers. Daarnaast verzorgt de BSGR de
waterschapheffingen voor het Hoogheemraadschap. Ook bepaalt de BSGR de hoogte van de
WOZ-waarde (waarde onroerende zaken) van de zes aangesloten gemeenten. De BSGR voert
voor alle deelnemers standaard de volgende belastingtaken uit: de WOZ, de heffing en inning
voor onroerend zaak belasting (OZB), rioolrecht (inclusief grootverbruik), hondenbelasting,
forensen- en toeristenbelasting, precariobelasting, afvalstoffenheffing en de
waterschapsbelasting. Dit samenwerkingsverband omvat qua werkingsgebied circa 1,3
miljoen inwoners (deelnemende gemeenten circa 268.000). Qua aanslagen gaat het om
ongeveer 640.000 aanslagen (Hoogheemraadschap) en bijna 180.000 voor de gemeenten17
.
De rest van dit hoofdstuk richt zich op de inrichting van de taken en bevoegdheden
van de BSGR en daarnaast op de overgedragen processen van de gemeenten en waterschap
naar de BSGR.
17
Bron: Eindrapport ICT-infrastructuur Berenschot voor BSGR.
H
28
3.2 Oprichting Belastingsamenwerkingsverband Gouwe-Rijnland (BSGR)
3.2.1 Organogram BSGR
Het organogram van de BSGR ziet er als volgt uit:
De vier hoofdprocessen die de BSGR onderscheid zijn18
:
3.2.2 Missie en visie BSGR19
De Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland als organisatie vloeit voort uit de wens om tot
regionale samenwerking te komen en zodoende de samenleving direct en indirect beter van
dienst te zijn. De kern van deze belastingsamenwerking is dat belastingtaken efficiënt, tegen
lage kosten doch kwalitatief hoogwaardig worden uitgevoerd. “Door een vernieuwende en
transparante dienstverlening naar burgers en overheden weten wij ons aan te passen aan de
veranderende vraag van onze deelnemers. Met een klantgerichte aanpak en deskundig advies
bieden wij gemak voor burgers bij het voldoen van de lokale belastingen en verzekeren wij
onze deelnemers van kostenbeheersing bij het heffings- en invorderingsproces en bij het
uitvoeren van de Wet WOZ. Samenwerking leidt ook tot verhoging van de robuustheid en
continuïteit van de belastingorganisatie; bestaande kwetsbaarheden worden opgelost en er
komt meer kennis, kunde en formatie beschikbaar om in te kunnen spelen op veranderende en
complexer wordende wet- en regelgeving”. Voor een verdere beschrijving van de processen
omtrent alle belastingtaken en -processen zie bijlage.
18
Gebaseerd op het eind ICT-infrastructuur van Berenschot (2009) geschreven voor de BSGR 19
Afkomstig van de BSGR website (http://www.bsgr.nl/bsgr/over-bsgr/missie-en-visie.html, bezocht op 29-11-
2012)
Bestuur
Directeur Staf/
Bedrijfsvoering
Afdeling
Heffen
Afdeling
Invorderen
Afdeling
Bezwaar &
Beroep
Afdeling
Frontoffice
Afdeling WOZ
Figuur 14: Organogram BSGR
29
4. ONDERZOEK ONTWERP
n dit onderdeel van de thesis staat de structurering van het onderzoek centraal. Wat is de
onderzoeksvraag?, welke onderzoeksmethode wordt gebruikt en hoe wordt de data
verzameld? Dit hoofdstuk zal de volgende onderdelen bevatten:
1) Voorbereiding
2) Type onderzoek & validiteit
3) Conceptueel model & operationalisering
4) Werkwijze
5) Relevantie
6) Deliverables
De opzet van deze structuur, evenals de structuur zelf is gebaseerd op ANNABEL20
,
Yin (2003), Campbell & Stanley (1963) en King, Keohane & Verba (1994).
4.1 Voorbereiding
De voorbereiding die nodig is om bovenstaande hypothese te toetsen bestaat uit de volgende
onderdelen:
1) Onderzoek naar literatuur op het gebied van:
o Architectuur
o Alignment
o Gemeentelijke belastingen
o Overheidssamenwerkingsverbanden
2) Interne interviews bij Berenschot voor het ontwikkelen van een kader:
o Betreffende de casus
o Architectuur en vragenlijst
o Mogelijke deliverables
3) Ontwikkelen van een conceptueel kader voor het onderzoek
4) Het creëren van definitie van architectuur/alignment
5) Ontwikkelen van een aanwezigheidsmodel voor architectuur/alignment
6) Het vaststellen van geschikte casus om hypothese te toetsen
20
Analyzing Nasty Research Problems by Elaborative Logic
I
30
Al deze voorbereidingsactiviteiten helpen bij het structuren van het totale onderzoek.
En zorgen ervoor dat de gekozen onderzoeksmethode de resultaten oplevert die ertoe
bijdragen dat de hypothese getoetst kan worden.
4.2 Type onderzoek & validiteit
In deze sub paragraaf wordt het type onderzoek uitgelegd en de sterktes en zwaktes van het
onderzoek.
4.2.1 Type onderzoek
De onderzoeksmethode waar voor gekozen is in deze thesis is een case study. (Campbell &
Stanley, 1963). Het is een exploratief onderzoek waarbij gebruik wordt gemaakt van een
gestructureerde vragenlijst en semigestructureerd interview. Voor exploratief onderzoek
draagt de case study methode bij (Yin, 2003: 3) en kunnen de causale verbanden weergeven
mits goede onderzoeksprocedures gevolgd worden (King et al. 1994: 43).
4.2.2 Casusselectie
Aan de selectie van de casus is een aantal eisen gesteld om bepaalde onderzoek biases te
voorkomen.
1) Bestaand belastingsamenwerkingsverband (minimaal één jaar);
2) Minimaal vier partners in het samenwerkingsverband;
3) Verschillende type overheden in het samenwerkingsverband;
4) Verschillende grootte van gemeenten in het samenwerkingsverband (groter en kleiner
dan 50.000);
5) Toekomstige uitbreiding in zicht binnen het samenwerkingsverband.
6) Gemeenten met eigen informatie en automatiseringsafdeling en gemeenten met
gedeelde afdelingen.
De reden dat de selectie gebonden is aan meerdere eisen is om de zekerheid van het
onderzoek te vergroten evenals de mogelijkheid op toeval en ‘kans’ te verminderen. Door
deze vier eisen toe te voegen aan de casus selectie is het volgende samenwerkingsverband
gekozen: Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland (BSGR). Het
belastingsamenwerkingsverband Gouwe-Rijnland is vanaf 1 augustus 2009 ontstaan uit de
belastingafdelingen van de gemeenten Gouda (71047), Leiden (117915), Voorschoten
31
(23865), Oegstgeest (22767), Wassenaar (25830), Zoeterwoude (8130), Bodegraven-
Reeuwijk21
(32.728), Katwijk (62.044)22,23,24
en het Hoogheemraadschap van Rijnland (1.3
miljoen25
).
De nieuwe organisatie zal de processen die te maken hebben met het belasten van
natuurlijke en niet-natuurlijke personen (Belasten NP/NNP) van de aangesloten organisaties
gaan verzorgen. Dit samenwerkingsverband omvat qua werkingsgebied circa 1,3 miljoen
inwoners (deelnemende gemeenten circa 268.000). Qua aanslagen gaat het om ongeveer
640.000 aanslagen (hoogheemraadschap) en bijna 180.000 voor de gemeenten. BSGR is
vergelijkbaar met de in 2007 opgerichte belastingsamenwerking rivierenland (BSR). BSGR is
weliswaar een factor 1.6 groter dan deze organisatie, maar het voert sterk gelijksoortige
processen uit en beide organisaties gebruiken dezelfde belastingapplicatie.
4.2.3 Validiteit
In dit hoofdstuk wordt de interne en externe validiteit besproken van het onderzoek.
Interne validiteit
De interne validiteit wordt gewaarborgd door gebruik te maken van analyse vanuit het
‘aanwezigheidsmodel’ en de aangesloten interviews die worden vormgegeven door middel
van een kwalitatief model. Beide modellen zijn getoetst op inhoud, continuïteit en
consistentie. Hiermee hoop ik ook een empirische bijdrage te kunnen leveren aan de
wetenschappelijke literatuur die al bestaat op dit gebied.
Door de combinatie van kwantitatief en gedeeltelijke kwalitatief onderzoek wordt de
interne validiteit en dus de kracht van de onderzoeksresultaten en de daaraan gekoppelde
conclusie sterker. Tevens is deze casus gekozen omdat begin januari 2013 twee nieuwe
partners toetreden tot het samenwerkingsverband, namelijk de gemeente Katwijk en
Bodegraven-Reeuwijk. Hierdoor wordt niet alleen achteraf getest maar vooraf ook nog getest.
Dit draagt bij aan de validiteit van mijn conclusies. Als laatste controle middel is het niet
gestructureerde interview gericht op een aantal concepten van de gestructureerde vragenlijst.
Vanuit de databronnen worden claims gelegd op de centrale concepten in dit
onderzoek.
21 Sinds 1 januari 2011 zijn de gemeenten Bodegraven en Reeuwijk gefuseerd. 22 Per 1 januari 2011 een gefuseerde gemeente 23 Alle inwonersaantallen zijn gebaseerd op de cijfers van het CBS per 1 januari 2011 24
De laatst twee genoemde gemeenten worden per 1 januari 2013 toegevoegd aan de BSGR 25definitieve inwonertallen per 1-1-2011 volgens opgave van het CBS en interne documenten van Berenschot
32
Externe validiteit
De externe validiteit wordt gewaarborgd door de selectiecriteria die van toepassing
zijn op de verschillende cases.
1) Overheidsinstellingen met meer dan 100.000 inwoners;
2) Overheidsinstellingen met minder dan 100.000 inwoners;
3) Overheidsinstellingen met gedeelde informatiemanagement afdeling;
4) Overheidsinstellingen met een eigen informatiemanagement afdeling
5) Overheidsinstellingen met architect
6) Overheidsinstellingen zonder architect
7) verschillende type(n) overheidsinstellingen;
8) Overheidsinstellingen met een eigen belastingafdeling
9) Overheidsinstellingen met een gedeelde belastingafdeling
4.3 Operationalisering variabelen
In tabel 6 staan de gebruikte concepten uitgewerkt naar indicator en hoe de indicator gemeten
wordt. Dit tezamen vormt de operationalisering van de te meten variabelen.
Concept Indicator Data bron
Eigenschappen EA Welke eigenschappen zijn toe te
kennen aan de architectuur van de
overheidsinstelling & het BSV
Vanuit theoretisch model keuze maken
welke eigenschappen te onderzoeken
om de aanwezigheid van de
architectuur te toetsen.
Aanwezigheidsmeting
De score tussen 0-5 per
eigenschap geven de indicatie
voor de mate van aanwezigheid
van de architectuur (zie
aanwezigheidsmodel, paragraaf
3.3.1)
Interviews, gestructureerd op basis van
vragenlijst
Overdracht taken en processen Aansluiting van technische
applicaties op
organisatiedoelstellingen (Maes et
al. 2000, Henderson &
Ventkatraman 1992,1999). Welke
problemen hebben gespeeld voor
het hoofdproces “Waarde
Toevoegen”.
Doormiddel van interviews met
medewerkers van de
overheidsinstelling en het
samenwerkingsverband afstemming
vinden van IT en doelstelling.
Daarnaast gebruik van informatie
plannen en andere mogelijke
documenten.
Tabel 6: Operationalisering van indicatoren
33
4.4 Werkwijze
In deze sub paragraaf wordt uitgelegd hoe het onderzoek daadwerkelijk uitgevoerd is. De
paragrafen hierboven gingen onder andere in op de doelstelling, probleemstelling en casus
selectie. Nu wordt duidelijk hoe al deze factoren samenhangen om de hypothese te toetsen.
Om de gewenste resultaten te behalen om de hypothese te toetsen wordt de volgende
werkwijze gehanteerd:
1. Op basis van het ontwikkelde aanwezigheidsmodel, interviewvragen creëren die
dit model ondersteunen;
2. De vragen voor het gestructureerde interview zijn ingedeeld op een schaal van één
tot en met vijf daar waar de niet gestructureerde interviewvragen meer kwalitatief
van aard zijn.
3. Na alle gestructureerde interviews geanalyseerd te hebben wordt bekeken in
hoeverre de kwalitatieve data de kwantitatieve data onderbouwt dan wel
tegenspreken en wat de mogelijke oorzaken hiervan zijn
4. Na de analyses wordt de hypothese getoetst aan de verzamelde data
5. Op basis van de bevindingen en de daaraan verbonden conclusies zullen vervolg
aanbevelingen gedaan worden richting het hierboven geschetste
managementprobleem
4.4.1 Data verzameling
De dataverzameling bestaat uit twee delen. Het eerste deel is een gestructureerd interview
waarin de zes variabelen (zie paragraaf 3.3) getoetst worden door middel van een vijf-
puntschaal. Het gestructureerde interview wordt gehouden onder mensen die functioneren in
de organisatie op het vlak van business en informatiemanagement (bijv. IT-beleid aspecten)
en op het gebied van belastingsamenwerkingsverbanden en informatiemanagement/business.
Het interview zal zich richten op mensen die binnen de organisatie zich bezig hebben
gehouden/houden met de BSGR. Op basis van de resultaten van het gestructureerde interview
heb ik deze mensen een kwalitatief interview afgenomen. Dit laat zien dat het aantal
gemeenten de verschillende cases zijn en dat de geïnterviewde mensen (door middel van
gestructureerd interview of niet-gestructureerd interview) het aantal observaties zijn. Dit heeft
invloed op de resultaten (King et al. 1994: 52).
34
4.5 Deliverables
Na afronding van het onderzoek kan antwoord worden gegeven op de volgende vragen:
1. Wat is de minimale graad van ‘aanwezigheid’ van een architectuur zodat een
mogelijke samenvoeging van activiteiten positief bevonden kan worden?
2. Welke procesfactoren zijn belangrijk bij het vaststellen van architectuurafspraken en
producten?
3. In hoeverre spelen andere niet-technische aspecten mee in de vorming van architectuur
binnen de desbetreffende overheidsinstellingen?
4. In hoeverre speelt het publieke karakter mee bij de architectuurontwikkeling?
5. Welke verdere mogelijkheden tot onderzoek zijn mogelijk?
De lijst van deliverables is in principe eindeloos. Naar eigen inzicht is deze lijst opgesteld die
bijdraagt aan het geformuleerde managementprobleem.
35
4.7 Samenvatting onderzoeksmodel, theorie en casus
Deze laatste paragraaf vormt de koppeling tussen de theorie, de geschetste casus en de te
meten werkelijkheid. Hier wordt kort geschetst wat wordt onderzocht, welke concepten
centraal staan, welke variabelen en welke condities aanwezig zijn, de gevolgen en de
mechanismen. Dit vormt de ‘vereenvoudigde’ weergave van de werkelijkheid (van Thiel,
2007: 36).
Meten Analyseren Concluderen
De kwantitatieve meting vindt plaats met medewerkers van de overheidsinstelling die
werken op het grensvlak van informatiemanagement en business. Dit zijn beleidsmensen, IT-
managers en dergelijke. De metingen zullen plaats vinden op basis van het gestructureerde
interview (gebaseerd op het MAAM-model) waar een bepaalde score uit zal komen.
Meting ‘aanwezigheid’
architectuur
overheidsinstelling
Score ‘aanwezigheid’
architectuur
overheidsinstellingen
vergelijken met andere
overheidsinstellingen
Uitkomst
Interview met
medewerkers
(kwalitatief)
Analyseren waar
problemen liggen en in
welke mate deze
problemen er zijn
Uitkomst
Toetsing hypothese op
basis van uitkomsten
Uitspraak omtrent
hypothese
Figuur 15: Samenvatting onderzoek
36
Het kwalitatieve interview met een aantal medewerkers zal plaats vinden die op het
gebied van informatiemanagement en de BSGR werkzaam zijn. De geeft een vervolg
actie aan. De geeft de scheidslijn aan waar een conclusie aan verbonden is of een
volgende activiteit plaats vindt.
37
5. ANALYSE
In dit hoofdstuk zal per gemeente de resultaten van de gestructureerde vragenlijst (indien
mogelijk) en semigestructureerd interview uitgewerkt worden. Na de notering van de
gegevens zal een samenvatting gegeven worden van de verschillen en de overeenkomsten van
de verzamelde data.
5.1 Inleiding
Wegens de verschillende grootte, omvang, aantal fte en type organisatie (regie gemeente,
gedeelde bedrijfsvoering e.d.) was dat voor Zoeterwoude niet mogelijk. En Wassenaar-
Voorschoten wordt per 1 januari 2013 ambtelijk gefuseerd maar werken op een aantal
bedrijfsvoering aspecten (zoals I&A) al samen. Daarnaast is het niet mogelijk geweest om de
vragenlijst van het Hoogheemraadschap te valideren door middel van een interview. Omdat
zij de hoogste score hebben behaald was het interessant geweest om hier dieper op in te gaan.
Overheidsorganisatie Score vragenlijst Niveau Respondenten (N)
Gouda 3,47 Established/Managed 2
Oegstgeest 2,94 Established 1
Wassenaar-Voorschoten 3,06 Established 2
Bodegraven-Reeuwijk 2,89 Established 1
Leiden 2,88 Established 1
Katwijk 3,25 Established 2
Hoogheemraadschap
Rijnland
3,5 Established/Managed 1
================== ============= ================ =============
Gemiddelde score 3,15 Ntot = 10
Standaard Afwijking 0,25
Tabel 7: Score per gemeente van de aanwezigheid van architectuur
Over de bovenstaande gegevens kunnen geen statistische zekerheden worden gegeven.
Wegens een te kleine N en de moeilijkheid van het creëren van een generieke vragenlijst in
verband met de hierboven genoemde factoren (fte, omvang etc.). Wat kunnen we dan wel met
de resultaten van de gestructureerde vragenlijst? De gestructureerde vragenlijst dient als
richtlijn voor het semigestructureerd interview dat per gemeente afgenomen is en wordt ook
getoetst in het interview met de desbetreffende medewerker. In het semigestructureerd
38
interview is daarnaast gekeken naar een aantal enabling factoren betreffende de IT
(Informatie & Automatiseringsafdeling, I&A).
Het interview betreffende de architectuur van het Hoogheemraadschap Rijnland heeft
niet kunnen plaats vinden. Zoals ook zichtbaar is, staat de gemeente Zoeterwoude hier niet
tussen in verband met een te kleine omvang van haar I&A afdeling alsmede de afstoting van
alle I&A activiteiten naar het Servicepunt 71 (SP71) waar tevens de gemeenten Leiden,
Oegstgeest en de BSGR hun technische faciliteiten hebben ondergebracht. Vanwege de
grootte van de gemeente Oegstgeest hebben zij wel een I&A adviseur in huis en daarom wel
de vragenlijst ingevuld. De scores van de gemeenten lopen niet dusdanig ver uiteen wat
tevens ook duidelijk werd in de interviews.
5.2 Analyse architectuur per gemeente
Per gemeente zullen de gegevens26
uit de vragenlijst en het interview kort beschreven worden
en getoetst worden aan elkaar. Hieronder is de tabel waarin de scores per variabele zijn
getoond.
26
De volledige analyse kan ingezien worden op aanvraag bij de auteur. Wegens de grootte hiervan is deze niet
opgenomen in de bijlage
Tabel 8: Score per MAAM-variabele
Overheidsorganisatie
(N)
Communicatie Governance Support Middelen Process Scope
Gouda (2) 3,67 3,75 3,50 3,83 1,75 3,75
Oegstgeest (1) 4,33 2,75 2,50 3,33 2,00 2,50
Wassenaar-
Voorschoten (2)
3,50 2,88 3,50 3,17 1,50 3,25
Bodegraven-
Reeuwijk (1)
2,67 2,5 3,25 3,33 2,00 3,00
Leiden (1) 3,00 3,75 2,75 2,33 2,00 4,00
Katwijk (2) 2,83 4,13 3,00 3,67 1,75 3,50
Hoogheemraadschap
Rijnland (1)
3,33 4,25 3,25 2,67 3,00 3,50
=============== =========== ========= ====== ======= ====== ====
Gemiddelde 3,33 3,43 3,10 3,19 2,00 3,36
Std. Afwijking 0,53 0,65 0,35 0,49 0,44 0,46
39
De gegevens laten een overeenkomstig beeld zien met de gemiddelde scores uit tabel
7. De enige grote afwijking hierin is de variabele process. Per gemeente zal de architectuur
verder beschreven worden in de volgende paragrafen.27
5.2.1 Gouda
De score van de gemeente Gouda over de aanwezigheid van architectuur komt uit op een
gemiddelde van 3,47. Gouda komt hiermee op het niveau established richting managed. Dit
betreft de score over zes variabelen. Deze zijn hieronder beschreven. Interessant om op te
merken is dat alle variabelen op een score tussen established en managed niveau zitten
behalve de variabele process.
Communicatie
De score voor communicatie is 3,67. Rond het gemiddelde van de totale architectuur
meting van de gemeente. Dit blijkt mede uit de interviews. De uitwisseling van informatie
vindt gestructureerd plaats, maar kent nog wel punten van verbetering. De ad-hoc besluiten
omtrent investeringen en de input van informatie managers behoeft verbetering.
Businessprincipes zijn leidend voor investeringen maar per afdeling kan dit verschillen
(interview respondent).
Governance
De score voor governance is 3,75. Rond het gemiddelde van de totale architectuur
meting van de gemeente. Vanuit de interviews worden deze resultaten ondersteund. De vraag
waar dan de formele verantwoordelijkheid ligt kan geïnterpreteerd worden als zijnde bij het
management team (MT) of dat het is opgesteld door in samenwerking met meerdere mensen
maar dat de uiteindelijke verantwoordelijkheid ligt bij de managers. In beide gevallen is het
niet onjuist, maar gaat het om de totstandkoming van de principes en richtlijnen hoe met I&A
aspecten (zoals investeringen, informatievoorziening, servers, uitbestedingen e.d.) om te gaan
en de controle erop. Verbetering is absoluut mogelijk maar een hoog niveau wordt al behaald
bij de gemeente Gouda.
Support
De score voor support is 3,50. Rond het gemiddelde van de totale architectuur meting
van de gemeente. De score wordt niet compleet bevestigd uit de interviews. Dit blijkt uit het
belang dat wordt gevonden in het hebben van architectuurtools maar waar niet in geïnvesteerd
wordt. GEMMA principes worden gehanteerd tot zekere hoogte, zeker bij de grotere
27
Vanwege beperkte ruimte binnen deze thesis is gekozen om een versimpelde uitwerking te tonen. Voor de
volledige uitwerking van de interviews vraag auteur.
40
afdelingen. Maar vastlegging van architectuur vindt niet eenduidig plaats. De rol van de
architect heeft hier invloed op. De toename van inzicht bij bestuurders en het hogere echelon
ontbreekt. Dit kan nadelig blijken in de toekomst want begrijpen dat alles meer en meer
gekoppeld is (applicaties, systemen en basisregistraties) heeft invloed op de besluitvorming
(interview respondent).
Middelen
De score voor middelen is 3,83. Rond het gemiddelde van de totale architectuur
meting van de gemeente. Dit komt overeen met de interviews. Investeringen vinden plaats
volgens GEMMA principes, er is sprake van een e-consulent die inventariseert waar nieuwe
investeringen nodig zijn en hoe deze passen binnen de missie en visie van de gemeente. Op
lager niveau ontbreekt het aan architectuurmiddelen. Een daadwerkelijke architectuurtool om
de verbindingen tussen processen en databronnen weer te geven ontbreekt en hierdoor kan
ook geen totaal beeld gevormd worden van de architectuur van de gemeente Gouda (interview
respondent).
Process
De score voor process is 1,75. Een stuk lager dan de gemiddelde score van de totale
architectuur. Werken onder architectuur en borging van architectuur vindt niet of nauwelijks
plaats. Dit blijkt uit de vragenlijst alsmede uit de interviews. Het vastleggen van
architectuurprincipes gebeurd ook niet of nauwelijks, hiervoor is ook geen tool aanwezig
Scope
De score voor scope is 3,75. Rond het gemiddelde van de totale architectuur meting
van de gemeente. De score voor scope komt terug uit het interview. Investeringen vinden
plaats vanuit business voorstellen en worden voorgelegd aan een stuurgroep waarbij I&A en
bedrijfsvoering gecombineerd worden. Structureel overleg, evaluaties en rapportages tussen
business en I&A zorgen ervoor dat NUP28
programma’s en andere zaken soepel verlopen.
Verbetering is hier mogelijk op het gebied van vastleggen van ad-hoc besluiten en hoe
hiermee om te gaan en uitbreiding van ‘integraliteitsblik’ tussen afdelingen en
afdelingsmanagers.
5.2.2 Oegstgeest
De analyse van de architectuur van de gemeente Oegstgeest vindt plaats op basis van twee
interviews en één gestructureerde vragenlijst. Uit de vragenlijst komt de score van 2,94. Dit
28
De overheidsbrede implementatie-agenda dienstverlening e-overheid (http://e-overheid.nl/onderwerpen/e-
overheid/over-i-nup)
41
houdt in dat er een bijna established mate van architectuur aanwezigheid uit de vragenlijst
komt.
Communicatie
De score voor communicatie is 4,33. Dit is hoger dan het gemiddelde van de totale
architectuur meting van de gemeente. Dit blijkt in mindere mate uit het interview. Door de
afstoting van de technische infrastructuur naar het SP71 wordt de communicatie meer
procesmatig ingericht. Invloeden vanuit het Rijk, I-NUP, hebben grote invloed op de mate
waarin gesproken wordt over architectuur en I&A. De functies binnen I&A worden als
‘belangrijker’ beschouwd en dit wordt ook bevonden in het takenpakket, zoals het vertalen
van nieuwe wetgeving of ambities in een informatievisie document. Hier is geen mate van een
managed niveau.
Governance
De score voor governance is 2,75. Dit is rond het gemiddelde van de totale
architectuur meting van de gemeente. Deze score blijkt ook uit de interviews. De verschuiving
van techniek naar informatiekwaliteitsbeheersing is een zichtbare verschuiving (interview
respondent). De formele verantwoordelijkheid bij de IT-managers wordt hierdoor ook
belangrijker. De groei van Rijksprogramma’s op het gebied van I&A dragen bij aan het
groeiende belang van I&A adviseurs.
Support
De score voor support is 2,50. Dit is rond het gemiddelde van de totale architectuur
meting van de gemeente. De richting van deze score komt ook overheen met de interviews.
De veranderende rol van gegevensbeheer zorgt dat mensen bewusten omgaan met hun werk.
De verschuiving van techniek naar gegevens is een zichtbare. Daarnaast hebben
Rijksprogramma’s, zoals eerder opgemerkt, grote invloed op de bewustwording bij mensen op
het gebied van architectuur en I&A.
Middelen
De score voor middelen is 3,33. Dit is hoger dan het gemiddelde van de totale
architectuur meting van de gemeente. Deze score komt niet overeen met de interviews. Het
zou een established niveau van architectuurmiddelen moeten hebben maar uit het interview
blijkt anders. Het ontbreken van een architectuurtool en een gegevensbroker ontbreken
(interview respondent).
42
Process
De score voor process is 2,00. Een stuk lager dan de gemiddelde score van de totale
architectuur. Deze score komt overeen met het interview. Architectuur ontwikkelingen vinden
steeds meer gestructureerd plaats. Werken onder architectuur wordt niet gewaarborgd en
architectuurprincipes worden nauwelijks geformuleerd. Door de komst van GEMMA
veranderd dit wel. De nadruk ligt meer op gegevenskwaliteit (éénmalige invoer, meervoudig
gebruik) en minder op technische aspecten (interview respondent).
Scope
De score voor scope is 2,50. Dit ligt rond het gemiddelde van de totale architectuur
meting van de gemeente. Dit komt overeen met de antwoorden uit het interview. De
uitbesteding van de technische infrastructuur kent positieve effecten, zoals het meer
procesmatig regelen van communicatie binnen de organisatie. Een extra controle is
ingebouwd zodat niet meer willekeurig applicaties geïnstalleerd kunnen worden. De relatie
tussen organisatiedoelstellingen en IT strategie zal hier mede invloed op hebben. Waarbij nu
nog bij het opstellen van het informatieplan alleen IT’ers naar de relatie tussen
organisatiedoelstellingen en functionele IT aspecten kijken zal de groei vanuit business hier
ook in toe moete nemen vanwege de groeiende dichtheid van informatievoorziening en
processen.
5.2.3 Wassenaar-Voorschoten
De gemeente Wassenaar en Voorschoten zijn per 1 januari 2013 ambtelijk gefuseerd. Een
aantal bedrijfsvoering aspecten (zoals I&A) worden al langer samen gedaan, sinds 2010.
Vandaar ook de reden dat de vragenlijst geldt voor beide gemeenten. De score uit de
vragenlijst komt op een 3,11 wat een established niveau van architectuur aanwezigheid
inhoudt. Twee mensen hebben de vragenlijst ingevuld.
Communicatie
De score voor communicatie is 3,55. Dit is iets hoger dan het gemiddelde van de totale
architectuur meting van deze gemeente. Uit het interview blijkt deze score niet te
corresponderen. De nieuwe opbouw van de ambtelijke organisatie heeft hier inlvoed op.
Communicatielijnen zijn nog niet volledig zichtbaar en duidelijk. Een stijgende lijn is wel
waarneembaar: de nieuwe inrichting van de organisatie waarbij I&A wordt gesplitst in een
beleidstak en een uitvoeringstak heeft invloed. Formele communicatie speelt een belangrijke
rol blijkt ook bij investeringen (interview respondent).
43
Governance
De score voor governance is 2,88. Dit is iets lager dan het gemiddelde van de totale
architectuur meting van deze gemeenten. Deze score komt ook overeen met het interview.
Een groeiende rol voor architectuur bij investeringen is zichtbaar. Ondanks dat de gemeenten
niet vooruitstrevend zijn bij architectuur en de ontwikkeling hiervan conformeren zij zich wel
aan GEMMA. Het gebruik van GEMMA helpt in de bepaling voor aanbesteding, uitwisseling
van informatie tussen systemen en het gebruik van front-mid-back office wat door één
leverancier geleverd kan worden. Het conformeren aan GEMMA vindt plaats vanuit front-
mid-back office structuur.
Budgetten zijn nu aanwezig bij de I&A afdeling maar worden liever bij business
geplaats. Onder de voorwaarde dat communicatie en besef groeit bij de managers van andere
afdelingen (interview respondent).
Support
De score voor support is 3,50. Dit is hoger dan het gemiddelde van de totale
architectuur meting van de gemeente. De score wordt in mindere mate gereflecteerd vanuit de
vragenlijst. Door de afname van een aantal projectgroepen is de relatie tussen business en
I&A afgenomen. De invloed vanuit het Rijk speelt hier een belangrijke factor in: de komst
van i-NUP. I&A gerelateerde zaken zoals invoering basisregistraties kennen gedeelde
invloed; business en I&A. Maar bij projecten waar niet direct I&A aspecten herkenbaar zijn is
de invloed in mindere mate aanwezig en wordt door het hogere echelon minder nagedacht
over de invloed van I&A en architectuur denken op de organisatie (interview respondent).
Middelen
De score voor middelen is 3,17. Dit is rond het gemiddelde van de totale architectuur
meting van de gemeente. De score komt ongeveer overeen met het interview: het ontbreken
van architectuurtools. De toepassing van GEMMA (front-mid-back office) maar er wordt
geen gegevensmanager gebruikt. Budgetten liggen bij de afdeling I&A voor investeringen en
I&A merkt hier de invloed van. Business denkt te gemakkelijk over investeringen, soms
brengen ze alleen een CD langs en verwachten dat deze geïnstalleerd wordt. Hieruit blijkt dat
voor dit soort ad-hoc situaties nog geen adequate regels zijn ingesteld (interview respondent).
Process
De score voor process is 1,50. Een stuk lager dan de gemiddelde score van de totale
architectuur. Deze score komt overeen met het interview. Het werken onder architectuur en de
borging ervan vindt in lage mate plaats. Dit blijkt uit de beschikbare middelen. De komst van
44
I&A adviseur die de koppeling legt tussen techniek, personen en organisatie heeft wel een
positieve invloed maar nog in beperkte mate (interview respondent).
Scope
De score voor scope is 3,25. Iets lager dan het gemiddelde van de totale architectuur
meting van deze gemeente. Deze score komt in mindere mate overeen met het interview. Dit
blijkt uit de antwoorden van de respondenten als gevraagd wordt over integraal denken in de
organisatie. Afdelingen denken nog veel in eigen hokjes; het besef dat data gedeeld wordt en
systemen gekoppeld zijn heerst in mindere mate. Dit blijkt ook bij investeringen die vanuit de
techniek komen worden technisch makkelijker gerealiseerd dan investeringen die vanuit
business plaats vinden. Projecten van het Rijk hebben positieve effecten op de organisatie
mede omdat deze vanuit een ‘totaal’ beeld worden benaderd (interview respondent).
5.2.4 Bodegraven-Reeuwijk
De gemiddelde score van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk is 2,89. De analyse van de
architectuur van de gemeente is op basis van één gestructureerde vragenlijst en één interview.
De hoogte van aanwezigheid van architectuur bij de gemeente Bodegraven-Reeuwijk is
established en eigenlijk iets eronder. In het volgende deel wordt het resultaat van de
vragenlijst verder uitgewerkt (interview respondent).
Communicatie
De score voor communicatie is 2,67. Dit is rond het gemiddelde van de totale
architectuur meting van de gemeente. Deze score komt overeen met het interview. Structurele
communicatie vindt geregeld plaats, ondanks dat bij het MT geen I&A managers aanwezig is.
De beperkte kennis van I&A bij het afdelingshoofd heeft hier invloed bij, het nieuwe
afdelingshoofd heeft dit in mindere mate. Tevens stijg de communicatie en betrokkenheid van
verschillende afdelingen door de komst van het i-NUP en basisregistraties. De fusie tussen
Bodegraven en Reeuwijk speelt hier ook een rol in. De verschillen tussen formele en
informele communicatie verschillen per gemeente (interview respondent).
Governance
De score voor governance is 2,00. Dit is iets lager dan het gemiddelde van de totale
architectuur meting van de gemeente. Deze score is wat laag vergeleken met resultaten uit het
interview. De komst van het nieuwe afdelingshoofd heeft invloed omdat de verantwoordelijk
voor I&A bij de afdelingsmanagers en de IT’ers is. Maar er zijn nog wel governance aspecten
die te wensen over laten. Vanwege de groeiende dichtheid van informatieprocessen (steeds
45
meer koppelingen en onderlinge relaties) is dit een belangrijke ontwikkeling en heeft dit
invloed op de besluitvorming (interview respondent).
Support
De score voor support is 2,67. Dit is rond het gemiddelde van de totale architectuur
meting van de gemeente. Deze score komt redelijk overeen met de informatie uit het
interview. Begrip voor I&A en het inzicht in het nut van architectuur groeit binnen de
gemeente. Door de komst van het i-NUP en de daarbij horende investeringen (front-mid-back
office) en basisregistraties. De komst van een externe I-coach zorgen ervoor dat het begrip
omtrent architectuur groeit. Bij bestuurders nog in mindere mate maar binnen de ambtelijke
organisatie neemt dit wel toe. Het is nog wel in beperkte mate aanwezig stelt de respondent,
maar het groeit. De grootte van de gemeente speelt hierin een rol, als I&A adviseur kan je
gemakkelijker binnen lopen bij de directeur of andere managers (interview respondent).
Middelen
De score voor middelen is 3,33. Dit is hoger dan het gemiddelde van de totale
architectuur meting van de gemeente. Op bepaalde gebieden komt deze score overeen met het
interview maar een aantal aspecten bij het onderdeel middelen reflecteert een lagere score dan
uit de vragenlijst komt. Geen architectuurtools zijn aanwezig binnen de organisatie, wel wordt
volgens GEMMA gewerkt met een gegevensmagazijn. Architectuurplaten zijn wel aanwezig,
de invloed wordt hiervan groter maar kan nog verbeterd worden op het gebied van
investeringen en uitbesteding van taken (interview respondent).
Process
De score voor process is 2,00. Een stuk lager dan de gemiddelde score van de totale
architectuur. Deze score komt wel overeen met het interview. Het werken onder architectuur
vindt nog niet gestructureerd plaats en kent niet tot nauwelijks borging. Dit blijkt mede uit het
feit dat investeringsideeën nauwelijks worden getoetst aan de architectuur van de gemeente
(interview respondent).
Scope
De score voor scope is 3,00. Iets lager dan het gemiddelde van de totale architectuur
meting van de gemeente. Uit het interview blijkt dat deze score niet helemaal correspondeert.
De waarde van architectuur, nog niet volledig door de organisatie gedragen, wordt duidelijk
gemaakt door mensen van de afdeling I&A, er is daarnaast een beperkte blik van managers op
het aspect business en IT alignment. Door het informele karakter en de grootte van de
organisatie worden dit soort problemen makkelijker getackeld. Toch blijkt dat structureel hier
wel een invulling aangegeven dient te worden.
46
5.2.5 Leiden
De gemeente Leiden, als grootste deelnemende gemeente binnen de BSGR, heeft uit de
gestructureerde vragenlijst niet de hoogste score gehaald voor haar architectuur. De score van
Leiden, gebaseerd op één persoon, is 2,88 wat een establised niveau weergeeft. De vragenlijst
was uitgedeeld aan twee personen maar is door één persoon ingevuld. De interviews hebben
met twee respondenten plaats gevonden.
Communicatie
De score voor communicatie is 3,00. Dit is rond het gemiddelde van de totale
architectuur meting van de gemeente. Deze score komt terug uit de antwoorden in het
interview. Doordat de I&A organisatie ingedeeld is in drie lagen: strategisch, tactisch en
operationeel dwingt dit tot overleg. De oprichting van SP71 heeft hier wel invloed op.
Meerdere communicatiekanalen zijn aanwezig omtrent investeringen en meerdere checks and
balances zijn hier ingebouwd (interview respondent).
Governance
De score voor governance is 3,75. Dit is hoger dan het gemiddelde van de totale
architectuur meting van de gemeente. Deze score komt goed overeen met de interview vragen.
Door de inrichting van de drie lagen van de I&A organisatie heeft dit positieve invloed op de
besturing van haar I&A activiteiten. De aansluiting op beleid, zoals uitwisseling van
informatie, koppelingen, eenmalige uitvraag (GEMMA) vindt niet plaats vanuit architectuur
maar vanuit gegevensbeheer. De ontwikkeling naar een KCC vindt plaats vanuit
dienstverlening en de informatie laag moet daar op aansluiten. Dat is een tactische vraag maar
de ontwikkelingen naar systemen waar meerdere vergunningen in worden verleend en de
vraag hierover zoals: “moeten we niet naar één systeem voor alle vergunningen?” is een
beslissing die strategisch plaats vindt (interview respondent).
Support
De score voor support is 2,75. Dit is rond het gemiddelde van de totale architectuur
meting van de gemeente. De score voor dit onderdeel komt uit de vragenlijst lager over dan
uit het interview blijkt. Binnen de ambtelijke organisatie is er een groeiend besef van
koppelingen en aangesloten systemen. Mede door de drie lagen inrichting van de I&A
organisatie. Aan de andere zijn hier negatieve effecten van kenbaar: het steeds verder
verwijderd raken van de organisatie en de inrichting hiervan bij bestuurders en wethouders
(interview respondent).
47
Middelen
De score voor middelen is 2,33. Iets lager dan het gemiddelde van de totale
architectuur meting van de gemeente. Deze score blijkt niet correct met de gegevens uit de
interviews. Gemeente Leiden heeft als enige meerdere architecten in dienst en meerdere
architectenplaten. De architecten binnen de gemeente opereren ook in de strategische laag van
I&A. Het doel van architectuur is ook het verbeteren van doeltreffendheid en doelmatigheid
van de dienstverleningen, verbeteren van de producten en verbeteren van de publieke
dienstverlening (interview respondent). Werken onder architectuur wordt hierdoor meer
geborgd.
Process
De score voor process is 2,00. Een stuk lager dan de gemiddelde score van de totale
architectuur. Dit is redelijk kloppend vergelijkend met de interview gegevens. Want ondanks
de hoge mate aan middelen blijkt tussen support en middelen een discrepantie te zitten.
Architectuur speelt niet mee in de besluitvorming. Het gebruik van een Project Start
Architectuur (PSA) wordt niet altijd gebruikt. Werken onder architectuur wordt niet altijd
geborgd. Met name politieke besluiten hebben hier invloed op.
Scope
De score voor scope is 4,00. Een stuk hoger dan de gemiddelde score van de totale
architectuur. Uit het interview blijkt dat de score hiervan lager uitvalt. De relatie tussen
organisatie doelstellingen en IT vindt alleen op papier plaats (bron vragenlijst). Dit blijkt
mede uit het interview. I&A gedragen projecten vinden meer gestructureerd plaats op het
gebied van architectuur dan projecten vanuit dienstverleningsoogpunt of besluiten vanuit de
politiek. De lastige situatie van politiek en bestuur wordt ook door de respondent nogmaals
benadrukt.
5.2.6 Katwijk
De gemeente Katwijk scoort met een 3,24, net als Gouda en het Hoogheemraadschap, boven
de 3 en zit op het niveau established. De resultaten van het gestructureerde vragenlijst is op
basis van twee ingevulde vragenlijsten. Gesprekken hebben met drie mensen plaats gevonden.
De drie geïnterviewde zijn werknemers op verschillend niveau.
Communicatie
De score voor communicatie is 2,83. Dit is iets lager dan het gemiddelde van de totale
architectuur meting van de gemeente. Dit is overeenkomstig met wat blijkt uit de interviews.
48
De komst van de nieuwe teamleider ICT heeft hier een positieve invloed op. Nu de budgetten
maar naar de afdeling I&A gehaald worden vindt meer communicatie plaats tussen I&A en
andere afdelingen. De grootte van de afdeling, 18 fte, is relatief klein ten opzichte van het
aantal medewerkers van de gemeente totaal. Projecten zoals i-NUP zorgen wel voor
verbetering van de communicatie.
Governance
De score voor governance is 4.13. Een stuk hoger dan de gemiddelde score van de
totale architectuur. De komst van GEMMA en de bijbehorende aspecten hebben een positieve
invloed op de manier van investeringen doen. Ook de gegevensmakelaar maakt het
makkelijker voor de organisatie om meer gericht op de kwaliteit de organisatie in te richten.
Daarnaast heeft de komst van integraal werken invloed op de beheersing en sturing van de
organisatie. Uit het interview blijkt dat de score uit de vragenlijst hoger uitkomt dan
daadwerkelijk is. Het digitaal archief voor de bouwtekeningen en de informele
informatiestroom bij vergunningen hebben invloed op de sturing van de informatie organisatie
(interview respondent).
Support
De score voor support is 3,00. Dit is rond het gemiddelde van de totale architectuur
meting van de gemeente. Deze score wordt gevalideerd in het interview. De komst van de
nieuwe teamleider ICT heeft positieve invloed op hoe mensen in de organisatie kijken naar
ICT. De invloed van door het Rijk gestuurde programma’s zoals zaakgericht werken en de
invoering van basisregistraties zorgen ervoor dat meer draagvlak komt en meer begrip wordt
getoond omtrent ICT aspecten. De invloed van GEMMA speelt hier ook in mee namelijk door
het toetsen van investeringsvoorstellen en aanbestedingsprocedures aan de GEMMA
standaard (interview respondent).
Middelen
De score voor middelen is 3,67. Dit is iets hoger dan het gemiddelde van de totale
architectuur meting van de gemeente. Deze score komt overeen met de resultaten uit het
interview. Het gebruik van een gegevensmagazijn, het combineren van verschillen
applicatielagen in NedBrowser en de invoering van zaakgericht werken zijn vormen van
architectuur binnen de organisatie. De komst van een architect, eerst op het snijvlak
organisatie en IT, zou tot positieve resultaten kunnen leiden (interview respondent).
49
Process
De score voor process is 1,75. Een stuk lager dan de gemiddelde score van de totale
architectuur. Deze resultaten komen overeen met de antwoorden uit de interviews. Het
werken onder architectuur en de borging ervan vindt minder plaats. Er is wel structureel
overleg, en soms ook door informeel contact. Dit blijkt uit het soms ‘zomaar’ aanschaffen van
applicaties zonder dat er is nagedacht over het applicatielandschap de koppelingen met andere
systemen (interview respondent). Besluitvorming omtrent ICT projecten kan hierdoor beter
worden ingericht. Met name om zo ad-hoc situaties te voorkomen.
Scope
De score voor scope is 3,50. Dit is iets hoger dan de gemiddelde score van de totale
architectuur. Dit komt goed terug uit de interviews. De invoering van zaakgericht werken
heeft een positieve invloed op de organisatie. Het zaakgericht werken heeft invloed op de
GEMMA architectuur en men ervaart dit ook zo bewust. Maar ook in aanbestedingsprojecten
komt de invloed van architectuur terug, met name in de referentie architectuur GEMMA
(interview respondent).
5.3 Concluderende opmerkingen architectuur
De score vanuit de vragenlijst fungeert als een soft indicator van de mate van architectuur
aanwezigheid maar is niet volledig dekkend bij een aantal aspecten. Wat duidelijk wordt uit
de gesprekken is de mate van specialiteit bij de grotere gemeenten (Gouda & Leiden). Met
name bij de variabelen governance, support en process. De gemiddelde scores in de tabel
springen er niet uit, maar bij de validatie vanuit de interviews blijkt toch een discrepantie
aanwezig te zijn. De mate van professionaliteit en specialisering bij deze twee gemeenten
hebben invloed op de architectuurvariabelen. De invloed van politiek en bestuur lijkt ook
groter te worden bij de twee bovengenoemde gemeenten. De ontwikkeling van de gemeente
Katwijk vindt ook plaats in de richting van Gouda en Leiden. De mate van besef van
architectuur en de invoering van architectuurprogramma’s hebben positieve resultaten op de
variabelen communicatie, middelen en support. De invoering van front-mid-back office en de
psychologische invloed die werken onder architectuur heeft (integrale benadering), wordt bij
de kleinere gemeenten inmiddels opgemerkt.
Een lastig aspect van werken onder architectuur blijft process. De scores hiervoor
vallen stuk voor stuk lager uit dan de gemiddelde architectuurscore per overheidsinstelling.
De redenen hiervoor zijn meervoudig en niet te omschrijven vanuit dit gekozen
50
architectuurmodel, of welk architectuurmodel dan ook. De scheiding van besluitvorming en
uitvoering speelt hierin een grote rol. Bij de besluitvorming is vaak geen of nauwelijks
invloed van architectuur. Hierdoor krijgt de ambtelijke organisatie die verantwoordelijk is
voor de uitvoering soms met een achterstand of met situaties te maken die lastig zijn te
bevangen binnen de gemaakte keuze (interview respondent). Omdat een interview over de
architectuur niet met het Hoogheemraadschap Rijnland heeft kunnen plaats vinden kan deze
hypothese niet bevestigd worden.
De scope van architectuur is per gemeente ook verschillend. Waarbij de kleinere
gemeenten (Katwijk, Oegstgeest, Bodegraven-Reeuwijk) de invloed van GEMMA
meervoudig wordt gebruikt en getoetst bij bijvoorbeeld aanbestedingen is bij de grotere
gemeenten al langer gebruik van architectuur vormen of besluitvormingsmodellen (zoals de
stuurgroep bij Gouda) om te controleren of besluiten niet alleen technisch maar ook
organisatorisch binnen de gemeente passen.
Het model van Van der Raadt et al. (2005) biedt een, zo lijkt het, volledige benadering
van architectuur aan. Als onderzoeker moet alleen het insteek niveau bepaald worden
(organisatie-, informatie-, data architectuur) en het model biedt zes handvatten om onderzoek
te doen. Maar de sociale factoren zoals beschreven door Luftman (1999) worden te weinig
meegenomen in architectuur benaderingen vanuit de wetenschappelijke literatuur. Ondanks de
support variabele in het model biedt dit te weinig houvast voor de gemeente en zelfs
misschien binnen het totale openbaar bestuur.
Architectuur zelf is een statisch iets, zo lijkt het. De toevoeging van enabling factoren
(Luftman 1999) kan een gelegenheid bieden om een dynamischer onderzoeksmodel te creëren
waarin zowel sociale en psychologische als technische aspecten van architectuur onderzocht
kunnen worden. Een tweede kritische noot bij de bepaling van architectuur is de invloed van
politiek. Waar in de bestuurlijke besluitvorming is ruimte voor architectuur? Vanuit de
interviews werden al handvatten gegeven voor mogelijke vervolg onderzoeken. Het continue
veranderende openbaar bestuur vraagt een andere onderzoek aanpak op het gebied van
architectuur, of alle andere informatiemanagement aspecten dan wat nu gebruikelijk is. Dit is
mede vanwege de politieke en bestuurlijke invloed en de scheiding tussen beleidsvorming en
beleidsuitvoering.
51
5.4 Analyse transitie belasting taken en processen
In deze paragraaf is eerst de totale transitie van taken en processen beschreven. In de daarop
volgende paragraaf is de relatie gelegd met de zes variabelen uit het MAAM-model.
5.4.1 Inleiding
Vanaf 2007 heeft het Hoogheemraadschap onderzocht of er mogelijkheden zijn of ontwikkeld
kunnen worden voor mogelijke samenwerking (interview respondent). In 2007 heeft het
Hoogheemraadschap een reorganisatie afgerond en daaruit is de visie ontstaan om een
belastingsamenwerkingsverband te starten met, in eerste instantie, alle gemeenten die in het
gebied van dit Waterschap vallen. Na een eerste kennismaking is een plan geschreven waarna
elf gemeenten aangaven hier geïnteresseerd in te zijn. Deze gemeenten waren Gouda,
Hillegom, Leiden, Leiderdorp, Leidschendam-Voorburg, Lisse, Noordwijkerhout, Oegstgeest,
Voorschoten, Wassenaar en Zoetermeer (beslisdocument BSV). Het vooronderzoek is in 2007
afgerond, op basis daarvan is in september 2008 een beslisrapport geschreven waarin zeven
organisaties te kennen hebben gegeven mee te willen doen in het samenwerkingsverband
Hoogheemraadschap en de gemeenten Gouda, Leiden, Oegstgeest, Voorschoten, Wassenaar
en Zoeterwoude29
zodat de BSGR per 1 januari 2011 haar uitvoeringstaken kan verrichten
voor de deelnemende organisaties. Naar dit traject is vanuit architectuurperspectief gekeken
naar de overdracht van belastingprocessen om de belastingtaken uit te kunnen voeren. Voor
de analyse van overdracht van processen en belastingtaken zal de nadruk liggen op de
belastingprocessen, hoe zij verlopen, gecontroleerd en geverifieerd worden. Op basis van de
gehouden interviews (21 respondenten) zullen conclusies worden getrokken die gebaseerd
zijn op de algemene vraagstelling en de aansluitende theorie.
Om te starten met de analyse dient duidelijk gemaakt te worden dat een overdracht van
processen twee onderdelen kent. De (1) conversie van de data (informatie bronnen zoals
BAG, GBA, invorderingsgegevens, heffingsgegevens, kadastrale informatie,
bouwvergunningen enzovoorts) voor het inrichten van de belastingprocessen (en daarna het
uitvoeren van de belastingtaken) en de (2) terugkoppeling naar de gemeente voor het
hergebruik van de gegevens en de controle hierop. De gemeente blijft namelijk eigenaar van
de brongegevens en maakt daarnaast ook gebruik van de waarderingsgegevens voor voeding
29
De gemeente Zoeterwoude heeft haar belastingtaken (grotendeels) uitbesteed aan de gemeente Leiden. In de
eindrapportage van 9 juni 2008 zit Zoeterwoude in de gegevens van Leiden verwerkt. Nu het proces om tot
samenwerking te komen steeds concretere vormen begint aan te nemen, wordt Zoeterwoude op verzoek
gepresenteerd als zelfstandig deelnemer aan de samenwerking. In dit onderzoek wordt zij niet apart
meegenomen.
52
Waarderen onroerende
zaken
van andere processen. Tevens draagt de wethouder de verantwoordelijkheid voor de
uitvoering van de belastingtaken van de BSGR voor zijn of haar gemeente.
5.4.2 De conversie van gegevens
Na het tekenen van de GR in 2009 heeft de aanbesteding voor een belastingapplicatie plaats
gevonden in 2010 (interview respondent). Twee partijen hebben zich ingeschreven voor de
aanbesteding van de belastingapplicatie. Gouwe-IT en Centric. Origineel gepland was om de
aanbesteding eind 2009 afgerond te hebben om daarna de conversie in juni 2010 te gaan
starten. Vanwege problemen (niet benoemd) is de aanbesteding pas goedgekeurd maart/mei30
2010, namelijk aan Centric. Bij de BSGR hebben ze gekozen voor de Centric applicatie
KEY2GeïntegreedHeffen (KEY2GH). Deze applicatie bood namelijk een GIS (Geografische
Informatie Systeem) viewer, een waarderingsmogelijkheid, de mogelijkheid om heffingen
opleggen, aanslagen uitsturen en alles wat met het gemeentelijke belastingproces te maken
heeft.
Om belastingprocessen uit te kunnen voeren en dus de belastingtaken uit te kunnen
voeren is er informatie nodig. Deze informatie wordt geleverd vanuit verschillende
informatiebronnen. Om bijvoorbeeld een waardering te kunnen maken zijn onder andere de
volgende gegevens nodig. Precario
Kadastrale gegevens WOZ tarieven
Oppervlakte gegevens bouwvergunningen
Huisnummerbesluit
WOZ geografisch beeld
Adressen en gebouwen persoonsgegevens
WOZ gegevens
30
Uit verschillende interviews zijn verschillende maanden gekomen. Duidelijk van alle respondenten dat de
aanbesteding laat, volgens sommige te laat heeft plaats gevonden.
Figuur 16: Versimpelde weergave informatie behoefte WOZ
53
Wat figuur 16 laat zien is de versimpelde weergave van de informatie behoefte voor de
bepaling van de WOZ-waarde. De systemen, applicaties en koppelingsvlakken met andere
systemen en applicaties zijn hier buiten beschouwing gelaten. Dit geeft al weer dat veel
informatiebronnen benodigd zijn voor het uitvoeren van de WOZ aanslag. De opslag van de
WOZ gegevens vindt plaats bij de gemeente of bij een externe organisatie voordat dit bij de
BSGR geplaatst werd. Bijvoorbeeld voor de gemeente Oegstgeest waren de waarderingstaken
bij een extern bureau belegd (interview respondent). Elk extern bureau behandelt de
waarderingstaken op haar eigen manier. Hier kunnen interpretatie verschillen ontstaan. Het
eerste aspect van architectuur komt hier om de hoek kijken. Hoe lever ik gegevens aan de
BSGR waarbij het GEMMA principe, eenmalige uitvraag en meervoudig gebruik van
toepassing blijft? Want de geometrie van het pand wordt gebruikt in de administratie van de
BAG en dit wordt uitgeleverd aan de BSGR (interview respondent).
Voor de keuze van het overdragen van de kadastrale gegevens is, vanwege het
beperkte tijdspad, gekozen om het bestand van het Hoogheemraadschap Rijnland volledig te
gebruiken. De keuze hiervoor is meervoudig: (1) Vanwege het aantal gemeenten dat de BSGR
uit naam van het Rijnland moet bedienen (24 in totaal) was dit een logische keuze (interview
respondent), daarnaast (2) was de aanname dat het kadastrale bestand (met alle objecten en
subjecten) van het waterschap van hogere kwaliteit zou zijn (interview respondent). Door het
uitlopen van de in eerst instantie geplande conversie datum werd dit als de juiste oplossing
geworden. De bestanden van de gemeente waren een meer logische keuze geweest (interview
respondent). Het bestand van het Rijnland was een groot bestand, maar qua kwaliteit
voldeed het wel om de aanslagen te doen. Ook ten opzichte van het aantal bezwaren en
beroepen dat het waterschap kende leek dit een logische keuze (interview respondent). Dit
bleek achteraf een foute keuze geweest (interviews respondenten). Vroeger was deze keuze
nog logischer geweest maar door de opkomst van de WOZ waarbij het waterschap andere
waarderingskenmerken toepast was dit niet meer het geval (interview respondent). Het
Waterschap kent andere belangen categorieën waar zij belastingen aan heffen zoals ingezeten
(burgers). Daarnaast betaal je als je huiseigenaar bent op basis van je WOZ waarde ook een
bepaald bedrag voor dat betaalde gedeelte. Tevens betaal je als je een groot weiland hebt een
bedrag voor de categorie “ongebouwd”. Daar zitten tussen categorieën in. Wegen, landbouw
grond, en natuur. Dit zijn allemaal gedifferentieerde tarieven. Deze onderkent de gemeente
niet, dit zijn onder andere oorzaken die invloed hebben gehad op de conversie en de
bijbehorende problemen
54
De GIS viewer die in de KEY2GH applicatie zou zitten bleek niet te werken. Hier
moest een oplossing voor gevonden worden. Bij de BSGR zijn ‘thuis werk plekken’ gecreëerd
zodat de ambtenaren die waren overgegaan naar de BSGR in de systemen van de gemeente
konden kijken om toch de juiste geometrische en geografische gegevens tot hun beschikking
te hebben. Dit betekende voor de gemeenten dat een digitaal archief aanwezig moest zijn
waarin de bouwtekeningen en vergunningen waren opgeslagen zodat deze digitaal
geraadpleegd konden worden. Dit was bij een aantal gemeenten niet aanwezig. De bedoeling
was om de geometrische bestanden te koppelen aan de BAG (zoals dit bij de gemeenten was
geregeld) om zo BAG conform de aanslag op te leggen. Maar de Centric applicatie bleek geen
werkende koppeling te hebben met de Landelijke Voorziening BAG (LV-BAG). De
landelijke voorziening wordt gevoed vanuit de gemeente. Omdat de BSGR niet direct kan
aansluiten op de LV-BAG wordt door middel van een zogenaamd BAG-extract, een door het
Kadaster verstrekte kopie van BAG-gegevens en via de al bij de BSGR geïnstalleerde module
BAG-extract van Key2Datadistributie (Centric) het mogelijk gemaakt om een BAG-extract
op te nemen in Key2Datadistributie. Vervolgens kunnen de BAG-gegevens worden
gedistribueerd naar een applicatie als KEY2GH en kunnen adressen automatisch vergeleken
en verrijkt worden. Dit was niet mogelijk bij de opstart van de BSGR. Dit is inmiddels
gerealiseerd (anno januari 2012). Daarnaast was de administratie van de gemeenten nog niet
op orde. De invoering van de basisregistratie adressen en gebouwen (BAG) bleek een lastige
klus te zijn. Ondanks dat sommige gemeenten (Gouda) als eerste waren met de invoering van
de BAG en andere gemeenten later waren met de invoering van de BAG (Bodegraven-
Reeuwijk).
Eén van de eisen van de conversie was schoon over. “Het uitgangspunt is dat tot 1 juli
2010 deelnemers hun bestanden zoveel mogelijk opschonen. Geheel ‘schoon over’ eisen van
deelnemers is volgens de werkgroep niet realistisch”. Dit citaat is uit het eindrapport
belastingsamenwerking en geeft al een bepaalde boodschap weer. Hoe schoner de gegevens,
hoe gemakkelijker de conversie zal verlopen. Het gaat hier om de technische inleesbaarheid
en de volledigheid van het te converteren bestand. Nu is het overdragen van gegevens mede
afhankelijk van de applicatie waar deze voor wordt gebruikt. Bij de BSGR wordt het
KEY2GH gebruikt, wat een Centric applicatie is. Niet elke gemeente heeft een Centric
applicatie. Dit maakt het tevens lastiger voor conversie (interview respondent). Er dient wel
een nulmeting uitgevoerd te worden. Een proefconversie waarin getest wordt dit wordt ook
wel schaduw draaien genoemd. Ondanks dat dit één van eisen was die is opgenomen in het
plan van aanpak voor overdracht is dit niet gerealiseerd (interview respondent). Er zaten veel
55
onzuiverheden in de brongegevens van de gemeenten (bijvoorbeeld aanmaningen van 1997
die nog uit het systeem kwamen). Bij vijf gemeenten waren de gegevens onder de maat van de
zes gemeenten in totaal (interview respondent).
De conversie van de WOZ bestanden van de gemeenten hebben daarnaast ook voor
problemen gezorgd. Bij sommige gemeenten waren deze bestanden onder de maat. Bij de
gemeente Oegstgeest bijvoorbeeld. De reden hiervoor was dat de taxatie bij een extern bureau
plaats vond waarvan de gemeente Oegstgeest wist dat zij haar waarderingstaken in totaal ging
uitbesteden aan de BSGR. Dit zorgde ervoor dat diverse nieuwbouwwijken niet in de
registratie zaten. Ondanks een quick scan van de BSGR (interne consistentie en controle op
gaten in de objecten) bleek het bestand niet goed. Het missen van bouwtekeningen en
dergelijke heeft voor problemen gezorgd. Daarnaast was het bouwarchief nog niet
gedigitaliseerd van de gemeente Oegstgeest wat het controle werk lastiger maakte. Ditzelfde
geldt voor de gemeente Voorschoten waar het bouwarchief ook nog niet gedigitaliseerd was
(interview respondent). Deze aspecten van informatie voorziening: hoe heb ik mijn informatie
vastgelegd?, waar is dit vastgelegd? en welke relaties hebben mijn gegevens met andere
systemen en applicaties? zijn architectuurvraagstukken waar niet of nauwelijks over na lijkt te
zijn gedacht. Daarnaast heeft de BSGR veel moeite om op tijd de benodigde informatie van
de afdeling Bouw en Woningtoezicht te krijgen wat tevens te maken heeft met de nog niet
gedigitaliseerde archieven bij sommige gemeenten.
Het belang van de LV-BAG en de koppeling tussen de BAG en de WOZ is groot. Per
Koninklijk Besluit is vastgesteld dat het gebruik van de BAG verplicht is. Overheden die
adres- of gebouwinformatie gebruiken bij de uitvoering van publiekrechtelijke taken, zijn
verplicht die gegevens aan de BAG te ontlenen. BAG-panden en -verblijfsobjecten moeten
corresponderen met WOZ-deelobjecten en vice-versa. Pas wanneer een koppeling is
gerealiseerd tussen de WOZ-deelobjecten en BAG-panden en -verblijfsobjecten kan het
verplicht gebruik van BAG-gegevens worden geborgd en aangetoond. De eis van de
waarderingskamer is dat de WOZ beschikking in 2012 BAG conforme adressen bevatten en
dat de bijbehorende BAG-identificatienummers op verzoek leverbaar zijn. Maar de LV-BAG
bevat niet genoeg informatie voor de oplegging van de aanslagen. De LV-BAG levert drie
belangrijke dingen. Bouwjaren, oppervlaktes en adressen (interview respondent). Voor een
goede BAG-WOZ koppeling heb je de juiste mensen nodig. BAG, WOZ en GEO mensen zijn
hiervoor onontbeerlijk (interview respondent). Want als er een gebouw is met twee
bijgebouwen is het één BAG object maar WOZ onderdeel A en WOZ onderdeel B. Het
56
“pand_id” moet dan gekoppeld worden met het WOZ onderdeel. Dit is het leggen van
relaties, de techniek moet de koppeling onderhouden.
Dat de LV-BAG niet toereikend genoeg is blijkt later pas. Dit staat los van het feit dat
de technische koppeling bij live gang van de BSGR nog niet mogelijk was. Als een
bouwvergunning wordt verleend, heeft dit invloed op de BAG administratie. En direct invloed
op de wet WOZ. Omdat bouwtekeningen en vergunningen, bij de gemeente die ze
gedigitaliseerd hebben, gekoppeld worden (bijv. Katwijk, Gouda, Leiden) kunnen deze intern
geraadpleegd worden. Hoe verloopt de terugkoppeling naar de BSGR? Welke
huisnummerbesluiten worden doorgevoerd naar de BSGR? Deze vraagstukken en nog vele
andere zijn vraagstukken op het gebied van architectuur. Welke voeren welke taken uit,
maken gebruik van welke applicaties en wat is de informatie behoefte ervan? Hoe wordt deze
informatie aangeleverd (e-mail, pdf, StUF, hardcopy) en hoe wordt de informatie verwerkt
volgens architectuurprincipes. Eenmalige uitvraag, meervoudig gebruik. De BSGR moet
volgens bovenstaande informatie een eigen archief aanleggen. Los van de juridische en
governance en beveiligingsvraagstukken worden hier GEMMA principes aan de kant
geschoven (interview respondent).
Het document dienstverleningsovereenkomst (DVO) is een document wat beschrijft
welke informatie waar en wanneer nodig is. Bij de live gang van de BSGR op 1 januari 2011
was dit document nog niet gerealiseerd. Het tekenen van dit document heeft plaats gevonden
in december 2012. Dit document had kunnen helpen en mogelijk kunnen voorzien in een paar
van de bovenstaande perikelen.
Wat duidelijk wordt uit de analyse is dat de conversie vele problemen met zich mee
heeft gebracht. Vanwege een te korte tijdsperiode waarin veel stappen onder “kokend water”
hebben plaats gevonden en veel eisen “vloeibaar” zijn geworden (interview respondent)
maakt dit een conversie die op meerdere gebieden niet correct en juist uitgevoerd is.
Voor 2011 zijn de aanslagen met een maand vertraging de deur uit gestuurd. Deze zijn
niet BAG conform, wat ook niet wettelijk verplicht was. Het aantal bezwaar en beroepen
waren wel dusdanig hoog vanwege de conversie problemen en de levering van informatie
vanuit de gemeenten.
5.4.3 Terugkoppeling gegevens naar de gemeenten
Na de conversie van de gegevens naar de BSGR is er ook sprake van terugkoppeling van
gegevens naar de gemeente. Gemeenten gebruiken bijvoorbeeld de WOZ gegevens voor
andere aspecten van hun bedrijfsvoering. Het slopen van bijvoorbeeld een gebouw wordt
57
doorgevoerd in de LV-BAG vanuit de gemeentelijke BAG en zodoende krijgt de BSGR hier
terugkoppeling van. Maar hoe vindt er controle plaats dat de juiste BAG objecten worden
gebruikt bij de BSGR? Door middel van uitval lijsten heeft de gemeente gecontroleerd of de
juiste adressen en gebouwen gebruikt worden door de BSGR. Deze uitval lijsten worden
verstuurd via een mail (interview respondent).
Eén van de eisen die gesteld zijn bij het opstellen van de GR was het leveren van
management informatie. Deze informatie kon alleen niet gegenereerd worden vanuit de
belastingapplicatie van Centric bij de start van de BSGR. Dit maakte de controle op
terugkoppeling van gegevens of de controle op aanslagen en WOZ waarderingen zeer lastig.
Wanneer de gemeente Gouda bijvoorbeeld een controle lijst maakt van BAG adressen uit de
eigen administratie en deze adressen komen niet voort uit de WOZ dan geeft dat een
probleem. De mondelinge en mail communicatie tussen beide partijen verliep stroef
(interview respondent). Vanuit StUF_tax bestand wordt dan de informatie opgestuurd, want
dit is het uitwisselingsformaat voor BAG en GBA. Hoe de vordering plaats vindt met de
controle lijsten geeft geen vertrouwen meldt één van de respondenten (interview). Eén keer
per maand worden de WOZ gegevens geleverd en dit wordt gecontroleerd met de BAG.
Om informatie te ontvangen vanuit de BSGR moeten er vragen worden gesteld. De
BSGR zit nog in opstart fase (interview respondent). Bijvoorbeeld de opvraag voor de WOZ
waarde. Welk percentage wordt gebruikt voor de waardering? Bij eigen controle blijken de
percentages niet te kloppen. Dit komt omdat de Centric applicatie nog niet de juiste
management informatie kan produceren (interview respondent). Dit gebeurt tevens bij de
uitvallijsten. Dit maakt het werken niet fijn. Alsmede geeft dit reden om over meer gegevens
te twijfelen (interview respondent).
Daarnaast zijn er zorgen over de BAG-extracten die geen gebeurteniscodes leveren.
Als de WOZ nog binnengemeentelijk was zou het voor de gegevenslevering aansluiten op het
gemeentelijke distributiesysteem waar wel gebeurteniscodes worden meegeleverd. Of de
mogelijkheid er is om de BSGR aan te sluiten om het gemeentelijke distributiecentrum wordt
onderzocht (interview respondent).
58
5.5 Conclusie transitie en architectuur
De bovenstaande analyse geeft een gedetailleerd beeld van de verschillende factoren,
handelingen en acties die invloed hebben gehad op de transitie van belastingtaken en
–processen van de desbetreffende overheidsorganisaties naar de BSGR toe. De vraag die er nu
ligt luidt: hoe verhoudt elke variabele van het MAAM-model zich ten opzichte van de
overdracht van belastingtaken en –processen? Hieronder is per variabele dit uitgewerkt.
Communicatie
Naam Gouda Oegstgeest Wassenaar-
Voorschoten
Bodegraven-
Reeuwijk
Leiden Katwijk Hoogheem-
raadschap
Rijnland
Score 3,67 4,33 3,50 2,67 3,00 2,83 3,33
Tabel 8: Score variabele communicatie per gemeente
Per gemeente zijn dezelfde vragen gesteld betreffende de conversie van gegevens en
het terug krijgen van die gegevens. Vraagstukken hoe huisnummeringsbesluiten worden
doorgevoerd naar de BSGR, hoe krijgt de gemeente haar WOZ waarde terug doormiddel van
het StUF_WOZ bestand? Op basis van de scores van het MAAM model zou Oegstgeest en
daarna Gouda een betere communicatie hebben gehad omtrent de vraagstukken van conversie
en terug krijgen van gegevens. Deze correlatie is niet te vinden op basis van de bovenstaande
gegevens. De discrepantie in de gegevens is benadrukt in de architectuur analyse per
gemeente. Daarnaast hebben andere factoren zoals veranderingen invloed gehad op de
communicatie. Dit blijkt uit interviews met verschillende respondenten.
De communicatie op technisch vlak zoals de koppeling tussen LV-BAG en de Centric
applicaties hebben ook voor problemen gezorgd wat buiten de scope van het MAAM model
lijkt te vallen. Ook de managementgegevens uit de belastingapplicatie KEY2GH voor een
totaal overzicht blijkt lastig te werken. Dit bevordert de communicatie tussen de afdelingen
niet. Daarnaast is nog sprake van de rol van de regiefunctionaris. De regiefunctionaris
fungeert als medium tussen de BSGR en de desbetreffende overheidsorganisatie. Het niet
bestuurlijk vaststellen van deze functie heeft invloed. Alsmede de grootte van de gemeente
heeft invloed op het type functionaris (interview respondent).
59
Governance
Naam Gouda Oegstgeest Wassenaar-
Voorschoten
Bodegraven-
Reeuwijk
Leiden Katwijk Hoogheem-
raadschap
Rijnland
Score 3,75 2,75 2,88 2,5 3,75 4,13 4,25
Tabel 9: Score variabele governance per gemeente
Voor het aspect governance lijkt voor de overdracht van belastingtaken naar de BSGR
de gemeente Leiden en Gouda de boventoon te voeren. Katwijk is per 1 januari 2013
toegevoegd en valt daarom buiten de scope van deze resultaten en voor het Waterschap
Rijnland heeft geen validatie kunnen plaats vinden. Valt er dan niets over te zeggen? De
keuze om het kadaster bestand van het waterschap te gebruiken is een IT principe keuze
geweest vanuit de gedachte dat het waterschap “zijn zaakjes beter op orde zou hebben”
(interview respondent). Dit bleek onjuist. Deze beslissing, genomen vanuit tijdsproblemen,
heeft invloed gehad op de conversie en de uiteindelijke transitie.
Daarnaast blijkt het wegvallen van de belastingafdeling en bijbehorende informatie
een vraagstuk waar niet elke gemeente over ne heeft gedacht. Met name de gemeenten
Oegstgeest en Wassenaar-Voorschoten blijken problemen te hebben ondervonden bij het
wegvallen van de informatie die afkomstig was uit de belastingafdeling zoals een live
koppeling met het GBA of het nodig hebben van bouwtekeningen zonder een digitaal archief
(interview respondent). De lager scorende gemeenten lijken hier meer last van te hebben. Hier
is geen statistische correlatie te bepalen maar als soft indicator lijkt hier een relatie te zijn.
Support
Naam Gouda Oegstgeest Wassenaar-
Voorschoten
Bodegraven-
Reeuwijk
Leiden Katwijk Hoogheem-
raadschap
Rijnland
Score 3,50 2,50 3,50 3,25 2,75 3,00 3,25
Tabel 10: Score variabele support per gemeente
De psychologische factoren achter organisatie veranderingen bleken tijdens dit
onderzoek ook aan het licht te komen. Bij Katwijk was één van de opmerkingen dat het
verandermanagement aspect een onderbelicht iets was gebleken in de aanloop naar de
aansluiting op de BSGR per 1 januari 2013 (interview respondent). Meer zaken die werden
opgemerkt bij Katwijk is dat er onduidelijkheid heerst omtrent informatie terug krijgen, dit
60
wordt bevestigd uit de gesprekken met de andere gemeenten. Hoe wordt kerninformatie terug
de organisatie ingekregen zodat dit bijdrage levert aan de andere bedrijfsprocessen? Niet
genoeg ‘architectuur denken’ heeft plaats gevonden binnen de deelnemende gemeenten lijkt
het. Ondanks dat de scores vanuit het MAAM-model voor bijna alle gemeenten rond het
established niveau lijkt te zitten blijkt uit de interviews dat, zelfs als organisaties al langer
onder architectuur werken (cf. Gouda en Leiden) zij ook nog affiniteit, feeling en
onduidelijkheid kennen bij medewerkers en besluitvormers omtrent de sociale aspecten die
het werken onder architectuur met zich mee brengen.
Uit de interviews komt ook naar voren dat besluitvormers binnen de gemeenten niet
tot nauwelijks rekening lijken te houden met de informatieorganisatie. Door de opkomst van
GEMMA, onderlinge koppelingen, eenmalig invoer, meervoudig gebruik (lees: architectuur
principes) wordt de uitvoering van besluiten beïnvloedt.
De scores geven hier, in vergelijking met de interviews, een verkeerd beeld weer. De
mate van support, op established niveau vindt op basis van de interviews en de
gestructureerde vragenlijst meer op een lager niveau plaats dan het huidig gemeten MAAM
niveau.
Middelen
Naam Gouda Oegstgeest Wassenaar-
Voorschoten
Bodegraven-
Reeuwijk
Leiden Katwijk Hoogheem-
raadschap
Rijnland
Score 3,83 3,33 3,17 3,33 2,33 3,67 2,67
Tabel 11: Score variabele middelen per gemeente
De scores voor middelen per gemeente ontlopen elkaar niet zozeer. Maar uit de
interviews blijkt dat hier daadwerkelijk verschil in zit. De vragenlijst is hier niet discriminant
genoeg. Het niet gebruik maken van een project start architectuur, het niet vastleggen van
processen, data en techniek in de daarbij behorende architectuur. Alsmede de onderlinge
relaties geven per aandachtsgebied weer die hun invloed hebben gehad op de transitie van
belastingtaken en –processen naar de BSGR toe. Vanuit de MAAM score wordt dit niet
geheel duidelijk. Bij de gemeente met de meeste architectuur producten, Leiden, blijkt uit hun
distributiearchitectuur dat de BGSR in 2011 nog niet is opgenomen. Hoewel de scores van
MAAM niet toereikend lijken om een correlatie weer te geven lijkt een relatie tussen het
61
gebruik en de juiste toepassing van een architectuurproduct of tool een belangrijk aspect te
zijn (interview respondent).
De gemeente Gouda gaf hierbij ook aan dat de referentiearchitectuur niet genoeg
inzicht biedt in de onderlinge relatie tussen applicaties, databases en processen (interview
respondent). Hieruit kan afgeleid worden dat het gebruik van een dergelijke tool helpt bij het
verschaffen van inzicht bij vraagstukken zoals het op afstand zetten van belastingtaken.
Dat dit niet bij andere gemeenten werd aangegeven (Oegstgeest en Wassenaar-
Voorschoten, Bodegraven-Reeuwijk & Katwijk (hoewel de laatste twee genoemde pas per 1
januari 2013 overgingen)) kan duiden op het ontbreken van de juiste personen, feeling en
inzien van het belang en nut van een dergelijke tool.
Process
Naam Gouda Oegstgeest Wassenaar-
Voorschoten
Bodegraven-
Reeuwijk
Leiden Katwijk Hoogheem-
raadschap
Rijnland
Score 1,75 2,00 1,50 2,00 2,00 1,75 3,00
Tabel 12: Score variabele process per gemeente
Een ander architectuurvraagstuk is hoe de processen verlopen binnen de
BSGR? Wat is het proces van de BSGR en hoe verloopt het gemeentelijk proces? Welke
verschillen zitten hierin, welke overeenkomsten zijn er? Deze vraagstukken lijken niet of
nauwelijks gespeeld te hebben tijdens de besluitvorming en de transitie. Vanuit de scores en
de interviews lijkt dit een juiste conclusie. Het werken onder architectuur wordt per gemeente
niet of nauwelijks gewaarborgd, laat staan vastgelegd. Hoewel bureau Berenschot proces
schema’s heeft gemaakt lijkt het niet duidelijk dat per gemeente het belastingproces, de
betrokken applicaties, de benodigde data en koppelingen inzichtelijk zijn of zijn gemaakt. Bij
Oegstgeest werd dit opgemerkt en ook aangegeven in het interview. Het werd een ‘gat’
genoemd waar vroeger de belasting afdeling zat. Bodegraven-Reeuwijk, hoewel zij pas per 1
januari over gingen, gaf aan tijdens het interview zorgen te hebben over het terug krijgen van
de informatie vanuit de BSGR. Leiden en Gouda hebben deze berichten ook aangegeven bij
de aanloop naar de BSGR (interview respondent).
De scores vanuit het MAAM model lijken weinig tot geen houvast te bieden op dit
aspect. Vanuit de interviews wordt meer duidelijk dat aan het werken onder een
62
architectuurproces niet of nauwelijks sprake is. Er is geen gebruik gemaakt van bijvoorbeeld
een project start architectuur (cf. TOGAF) (interview respondent).
Scope
Naam Gouda Oegstgeest Wassenaar-
Voorschoten
Bodegraven-
Reeuwijk
Leiden Katwijk Hoogheem-
raadschap
Rijnland
Score 3,75 2,50 3,25 3,00 4,00 3,50 3,50
Tabel 13: Score variabele scope per gemeente
De laatste variabele is scope. De scores voor scope zijn hoog vanuit het MAAM-
model. Maar als er dieper gekeken wordt naar de feitelijke situatie en de interviews wordt al
gauw duidelijk dat de doelstellingen van de organisatie niet compleet aansluiten bij de
uitvoering. De waarde van i-NUP programma’s en EGEM31
lijken hun invloed met name te
hebben op de uitvoering. Dit maakt het nog eens problematischer binnen de publieke sector.
Door de scheiding van besluitvorming en uitvoering zijn er discrepanties bij grote
verandertrajecten waar meerdere bedrijfsmatige, wetmatige en technische aspecten mee
spelen.
Om al deze aspecten, waarbij in deze thesis alleen gekeken is naar de meer technische
aspecten, mee te laten wegen dienen besluitvormers te begrijpen wat er binnen de organisatie
en maatschappij speelt op basis waarvan zij beslissen. Door de onderlinge relaties tussen
systemen vanwege de opkomst van een klant contact centrum, of de invoering van
zaakgericht werken. Waarbij techniek bijdraagt aan de visie van bestuurders moeten ook de
implicaties hiervan worden toegelicht.
Afdelingen en taken op afstand stellen is meer dan een GR oprichten, aantal computers
inrichten en mensen opleiden. Besluiten dienen te worden gemaakt op basis van kennis en
rationaliteit. Iets waar systemen ook mee werken. Architectuur is gebaat bij rationele
besluitvorming. Door de komst van integraliteit kunnen besluiten van deze magnitude niet
meer genomen worden zonder de bijkomstigheid van juristen, informatie
managers/architecten en veranderspecialisten. En met name de bijkomstigheid van de laatste
twee lijkt nog niet duidelijk te zijn bij de besluitvormers. Dit laten de interviews in ieder geval
zien. De scope waarop een besluit als oprichting van een BSGR betreft ontzettend veel zaken
31
Voorloper van de i-NUP operatie. Elektronische GEMeente.
63
en dient door verschillende specialisme bekeken te worden. In de toekomst zal dit steeds meer
en meer blijken.
5.5.1 Algemene opmerkingen
De bovenstaande conclusie is gebaseerd op de variabelen van het MAAM model en de
gehouden interviews. Wat gauw blijkt uit de tekst hierboven is dat het vraagstuk van de
uitbesteding van belastingtaken en -processen een ingrijpende klus is, op meerdere
aandachtsgebieden. Als gekeken wordt naar het totale proces van waarderen, heffen, innen en
bezwaar en beroep kan hier qua informatie voorziening veel op worden aangemerkt.
Duidelijk wordt uit deze korte beschouwing is dat de conversie een grote invloed heeft
gehad op het functioneren van de BSGR de eerste twee jaar. Een aantal interessante
opmerkingen zijn te plaatsen op basis van de vergaarde informatie uit de interviews:
1) Het inzichtelijk krijgen welke informatie bronnen nodig zijn voor het uitvoeren van
belastingtaken is een complexe en tijdrovende klus;
2) Het belang van ‘schoon door de poort’ blijkt een kritische factor in het succesvol
slagen van de conversie;
3) De toepassing van architectuur(-tools) of architectuurprincipes (niet verder op
ingegaan) blijkt niet of nauwelijks te worden toe gepast;
4) De invloed die de publieke sector heeft op een ‘puur bedrijfsmatige’ kwestie (namelijk
uitvoering belastingtaken) is aanwezig32
;
5) De enkelvoudige invloed van architectuur is wel te merken wanneer hierover
gesproken wordt met respondenten;
6) De ontbreken van een verandermanager binnen het traject. Op technisch vlak maar
zeker ook op personeel vlak;
7) Het architectuurmodel biedt geen houvast voor organisaties die werken in een netwerk
omgeving.
Vanuit de gemaakte analyse zal in hoofdstuk 6 worden ingegaan op de onderzoeksvraag, de
beperkingen van dit onderzoek en de onderzoeksmethode én de mogelijkheden tot
vervolgonderzoek.
32
Wegens de scope van de onderzoeksvraag is hier niet op ingegaan, uit de interviews is zeer duidelijk naar
voren gekomen dat de impact van politiek een rol speelt bij afstoting van taken van gemeenten/waterschappen
64
6. CONCLUSIE
In het concluderende hoofdstuk wordt ingegaan op de onderzoeksvraag en hypothese. Een
aantal aanbevelingen op basis van de gevonden resultaten, een aantal beperkingen van het
onderzoek wordt genoemd en als laatste wordt antwoord gegeven op de deliverables die bij de
start van deze thesis zijn gesteld.
6.1 Onderzoeksvraag en hypothese
In dit onderzoek staat de volgende onderzoeksvraag centraal: Zorgt een hogere mate van
‘aanwezigheid’ van de architectuur binnen de overheidsorganisatie voor een makkelijkere
overdracht van taken en processen naar het belastingsamenwerkingsverband? Hierbij is de
hypothese dat wanneer een hogere mate van architectuuraanwezigheid is bij de
overheidsorganisatie dat hieruit een positieve relatie ontstaat.
Door middel van een gestructureerde vragenlijst is onderzocht wat de mate van
architectuur aanwezigheid is bij de desbetreffende overheidsorganisaties. Dit zijn zeven
gemeenten en één waterschap. Voor het Hoogheemraadschap Rijnland is geen architectuur
analyse gemaakt vanwege het ontbreken van een interview bij dit Waterschap. Bij de
gemeente Zoeterwoude is de analyse niet gedaan vanwege de omvang van de gemeente en de
al uitbestede taken van I&A.
De meting van architectuur door middel van de gestructureerde vragenlijst bood geen
statistische zekerheid wegens een te kleine N vandaar dat de validering plaats vindt door
middel van interviews. De scores van de gemeenten liepen van een 2,89 (Leiden) tot een 3,5
(Hoogheemraadschap Rijnland) uiteen. De scores zijn gebruikt als een soft indicator voor
mogelijke conclusies en interviews. De scores uit gestructureerde vragenlijst zijn op het
niveau van established tot managed. Dit zou betekenen dat er afstemming is tussen business
en IT en hogere mate van harmonie is tussen IT en de business. En bij sommige scores van
gemeenten dat zelfs de waarde van IT en architectuur centraal wordt gezien en erkend. Uit de
interviews blijkt dit niet helemaal te correleren. De interviews geven een beeld weer waarin
architectuur meer op een initial/ad hoc en committed niveau lijkt te zijn en richting een
established niveau bij de gemeente Leiden en Gouda.
Bij de kleinere gemeenten helpen externe prikkers vanuit het Rijk in de vorm van i-
NUP bij architectuur ontwikkeling. Bij de grotere gemeenten zoals Gouda en Leiden is het de
mate van professionaliteit en de omvang van de organisatie die ervoor zorgen dat architectuur
en werken vanuit architectuur centraler in de organisatie staat. Kort is nu per variabele een
aantal conclusies beschreven. Interessant is om op te merken dat per variabele een
65
verschillend mate van aanwezigheid kan worden geconstateerd. Dit blijkt uit de vragenlijst en
uit de interviews.
Bij de variabele middelen wordt architectuur met name gezien in de vorm van de
GEMMA referentie architectuur, het gegevensmagazijn en de gebruikte koppelingen.
Daarnaast wordt aangegeven dat architectuur terug komt bij aanbestedingen en programma’s
van eisen waarop leveranciers inschrijven. De score per gemeente ligt hier op het niveau van
established en dit lijkt tot redelijke mate over een te komen met de interviews.
De variabele support heeft het betrekking op het groeiende begrip voor de afdeling
I&A binnen de gemeente, de taken van de afdeling I&A en het belang van architectuur. Dit
lijkt binnen de ambtelijke organisatie en steeds groter belang te krijgen, met name door de
komst van i-NUP en GEMMA. Binnen de besluitvorming lijkt de komst van architectuur en
integraliteit (wat een belangrijk doel van architectuur is) nog ver weg. Deze score ligt op basis
van de gesprekken en vragenlijst op een lager niveau dan established. Betreffende de
variabele communicatie blijkt de rol van de I&A manager binnen het MT en de komst van de
informatie manager een belangrijke factor te zijn. Wanneer zijn er inspraak momenten? Waar
het zijn beperkingen toont wordt duidelijk bij de invloed van de informatiemanager/architect
bij besluitvorming over de bedrijfsvoering binnen de gemeente. De score hiervoor lijkt
afhankelijk van het type IT manager, structuur van de organisatie en karakter van de
organisatie. Hier is in het onderzoek in mindere mate naar gekeken. Vooralsnog lijkt
communicatie een belangrijke rol te spelen bij architectuur en werken onder architectuur. Wat
ook blijkt ook de score voor proces. Hoe wordt de architectuur ingericht, hoe worden
besluitvormingsprocessen eromheen ingericht? Maar ook hoe worden bedrijfsprocessen
ingericht (bijvoorbeeld een zaaksysteem)? Deze vraagstukken staan op een laag pitje bij de
gemeenten. De scheiding tussen besluitvorming en uitvoering speelt hier een zeer grote rol in.
Voor governance en scope speelt de opkomst van GEMMA en belangrijke rol. Het
continue verbinden van alle informatie, systemen en applicaties aan elkaar met het principe:
eenmalige uitvraag, meervoudig gebruik. Dit heeft tevens zijn invloed gezien de
belastingtaken en -processen overdracht. De score voor deze twee variabelen liggen op het
niveau established. Dit blijkt uit de interviews en de vragenlijst redelijk te kloppen. I&A visie
documenten, architectuurplaten, stuurgroepen zijn allemaal factoren die invloed hebben op de
governance en scope wat werken onder architectuur behelst.
De relatie met de overdracht van belastingtaken en -processen is een lastig te
correleren relatie op basis van deze gegevens. De onderstaande tabel geeft een overzicht weer
66
welke factoren invloed hebben gehad op de transitie van belastingtaken en –processen en de
terugkoppeling van gegevens naar de gemeente.
Oorzaak/invloed
factor
Architectuur
gerelateerd
Corr. MAAM Variabele Overheidsinstelling
‘schoon door de
poort’
X Middelen/scope/governance Gemeente
Beperkte
functionaliteit
Centric applicatie
Verlate aanbesteding
Uitstel van de
conversie datum
Gebrekkige
communicatie
X Communicatie/support Gemeente & BSGR
Inrichten informatie
stroom BSGR en
gemeente
X Process/middelen Gemeente & BSGR
Realiseren BAG-
WOZ koppeling
X Middelen Gemeente & BSGR
Dienstverlenings-
overeenkomst
Digitaal archief
gemeenten
X Middelen/scope/governance Gemeente
Uitval lijsten X Communicatie/support Gemeente & BSGR
Keuze kadastrale
bestand
initiële conversie
Inzicht dat de LV
BAG niet toereikend
genoeg is voor het
realiseren BAG-
WOZ koppeling
X Support/scope Gemeente & BSGR
67
Wat deze tabel laat zien is dat een aantal factoren invloed heeft gehad op de transitie
van gemeente naar de BSGR. Sommige van deze factoren zijn toe te rekenen aan
architecturale aspecten bij de gemeenten. Wat blijkt uit de factoren die geen architecturale
relatie hebben is dat zij een grote stempel hebben gedrukt op het project en tevens invloed
hebben gehad op de architecturale factoren. De verlate aanbesteding, keuze voor het
kadastrale bestand33
van het Rijnland en de beperkte functionaliteit zijn non-architecturale
factoren die grote invloed hebben gehad op bijvoorbeeld de training van mensen, terug
krijgen van WOZ gegevens, inrichten informatie stromen tussen gemeenten en BSGR. Een
krap tijdpad en de aanwezigheid van politiek belang hebben invloed gehad op dit project. In
de interviews is meerdere keren de politiek genoemd en de door haar gemaakte keuzes. Maar
aangezien dit aannames zijn en geen harde feiten kunnen deze factoren niet benoemd in de
bovenstaande tabel. Gezien de hoeveel benoemingen en de hoeveelheid bestaand onderzoek
naar politieke besluitvorming zijn deze opmerkingen wel waardig om verder onderzocht te
worden.
Op basis van deze gegevens kan ik concluderen dat de aanwezigheid van architectuur
nauwelijks invloed heeft gehad op de overdracht van belastingtaken en -processen vanwege
de afwezigheid van architectuur en vanwege de invloed van non-architecturale factoren. Dit
blijkt uit de interviews. De vraag of architectuur invloed heeft op de transitie van taken en
belastingen kan hierdoor lastig worden beantwoordt. Heeft architectuur dan geen invloed op
33
Deze keuze is gemaakt op basis van tijd en geld (interview respondent)
Terug krijgen van
WOZ gegevens
X Support/process Gemeente & BSGR
BAG/WOZ
bestanden
gemeenten niet
volledig op orde
X Middelen/process Gemeente/Waterschap
Verschillen in
belastingapplicaties
gemeenten/
Training van de
mensen
X Support/scope/governance Gemeente
Uitstel niet mogelijk
Tabel 14: Overzicht van factoren die invloed hebben gehad op de transitie van belastingtaken en -processen
68
de overdracht van taken en processen? Het gebruik maken van een architectuurtool om de
relaties tussen informatiebronnen en applicaties inzichtelijk te maken evenals de
begripsvorming dat processen steeds een grotere informatiedichtheid krijgen (wegens
gekoppelde informatiebronnen met verschillende bronhouders). Daarnaast blijkt de invoering
van GEMMA en het gebruik van basisregistraties een grotere invloed te hebben op de
opstandplaatsing van de belastingafdeling en haar taken. De consequenties van onderlinge
relatering speelt een belangrijke factor bij het vraagstuk belastingen. De afgelopen jaren is de
invloed van architectuur toegenomen binnen het publieke domein. Dit blijkt uit programma’s
zoals het i-NUP en EGEM. Maar de groeiende aanwezigheid van architectuur op organisatie
heeft invloed op de bedrijfsvoering van de organisatie zelf (Ross et al. 2006), dit blijkt mede
uit de interviews.
Het richten van interne informatie op een extern domein en vice versa zijn vraagstukken waar
organisaties zich al langer mee bezig houden (Henderson & Venkatraman, 1989).
Architectuur helpt met het bieden van overzicht op verschillende niveaus (cf. Ross et
al. 2006). Het geeft nog geen overzicht in onderlinge relaties weer tussen de verschillende
architectuurniveaus (cf. TOGAF 2009). Maar het kan steun bieden bij megalomane projecten
zoals de op- en inrichting van de BSGR. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de
aanwezigheid van architectuur in de vorm van de beschreven zes variabelen in het model van
Van der Raadt (2005) invloed hebben op de transitie van belastingtaken en –processen zoals
hier onderzocht. In hoeverre de aanwezigheid onder invloed staat van andere factoren is lastig
te bepalen en dient verder onderzocht te worden.
Opgemerkt moet worden dat het lastig te bepalen is, vanwege de bestuurlijke-politieke
context hoeveel invloed architectuurmiddelen hebben (cf. Ross et al. 2006) op de
belastingtransitie en conversie fase. Het onderzoek naar de afstoting van een belastingtaak
naar een andere partij is een onderzoek op zichzelf (juridisch, procesmatig, mandaten,
politiek-bestuur, verandermanagement enzovoorts). Vanwege de generieke problemen die er
heersten bij alle gemeenten vanwege een aantal non-architectuur gerelateerde factoren
(politieke besluitvorming, korte aanloop traject, ambtelijk en bestuurlijke fusies, invoering
basisregistraties) kan de conclusie op basis van architectuur gemaakt worden. De niet
werkende koppeling met de LV-BAG, het ontbreken van functionaliteiten binnen de Centric
applicatie en de keuze voor het kadaster bestand van het waterschap wegen hierin zwaar mee.
Daarnaast dragen de gemeenten hier ook verantwoordelijkheid voor. Een visie op het gebied
van informatievoorziening, onderlinge koppelingen en relaties binnen de gemeente zelf had
voor meer inzicht kunnen zorgen bij de overdracht van belastingprocessen.
69
6.2 Aanbevelingen
De aanbevelingen op basis van de literatuur, gemaakte analyse en gevonden resultaten zijn op
te delen in twee onderdelen. Interne bedrijfsvoering en afstoting van taken waarbij het
mandaat bij de gemeente blijft of het samenwerken in een ketensamenwerking.
Interne bedrijfsvoering
Voor interne bedrijfsvoering wordt gedoeld op alle taken die de gemeente vanuit haar
eigen administratie uitvoert (los van waar de technische hosting plaats vindt). Het belang van
het hebben van een referentiearchitectuur wordt steeds groter binnen gemeente land. Dit houdt
in dat niet alleen technisch nagedacht moet worden hoe met leveranciers wordt gesproken,
maar ook over de opslag van gegevens, de koppelingen die gerealiseerd dienen te worden met
landelijke voorzieningen, externe partijen zoals een belastingdienst en andere externe partijen
waar de gemeente informatie van betrekt. Een overzicht hoe het applicatielandschap eruit ziet,
hoe de systemen onderling gerelateerd zijn en welke data relaties er liggen? Waar liggen de
brongegevens en waar ligt de verantwoordelijkheid voor mutaties en wijzigingen hierin en
welke invloeden heeft dit? Een relatie schema met daarin de onderlinge relaties tussen de
verschillende architectuurniveaus kan hierbij bijdragen. Voor zover het technische aspect van
architectuur.
Het non-technische aspect van architectuur, in het bijzonder in de publieke sector is
een belangrijke rol en kan niet buiten beschouwing worden gelaten. De kennis en kunde van
werknemers, de zeggenschap die informatiemanagers hebben, de rol van architecten en
informatiemanagers binnen de besluitvorming spelen hier een belangrijke rol. Hoe wordt
architectuur denken embedded in de organisatie? Deze vraagstukken zijn non-technisch van
aard maar zullen op langere termijn bijdragen aan een verbeterde bedrijfsvoering van de
gemeente.
Afstoting van taken en ketensamenwerking
Bij afstoting van taken waarbij gegevens levering nodig blijft van de gemeente of een
ketensamenwerking waarin de gemeente een rol speelt zijn factoren die invloed hebben op de
architectuur van de organisatie, op alle niveaus (van business tot data). Bij interne
bedrijfsvoering moet overzichtelijk zijn welke implicaties taken en processen hebben op de
organisatie, van top tot bottom. Een architectuurtool kan hierbij hulp bieden om bij het
schrijven van een business case de directe implicaties zichtbaar te maken voor wethouders en
bestuurders die in de besluitvorming zitten. De groeiende informatiedichtheid van taken en
processen zorgen ervoor dat dit een steeds belangrijker aspect wordt.
70
Tevens is er een mogelijkheid om informatiemanagers en meer centralere rol binnen
de organisatie te geven. Door deze centraler binnen de organisatie te plaatsen creëer je kennis
en begrip over het begrip architectuur en wat dit behelst voor de totale organisatie.
6.3 Beperkingen onderzoek
Naast de validiteit – intern en extern – moet ook gekeken worden naar de beperkingen van dit
onderzoek. Het onderzoek kan op twee manieren bekritiseerd worden qua beperkingen:
1. Onderzoek methode
2. Statistische zekerheid
3. Theoretische dekking
Hieronder zal dieper in worden gegaan op de beperkingen.
6.3.1 Onderzoek methode
In deze thesis is gekozen voor een one-shot case study (Campbell & Stanley, 1963). Case
studies hebben inherent een aantal zwaktes. Deze zijn wel getracht gedekt te worden door
selectie criteria toe te passen en vergelijkend te zijn op basis van de overeenkomsten van de
gemeenten. Daarnaast is gekozen voor een ‘aanwezigheidsgraad’ voor de te meten variabelen.
Deze is uiteengezet in een 1 t/m 5 schaal in plaats van een ‘Likert’ schaal te kiezen waarbij de
variabelen worden onderscheiden in “volledig oneens tot volledig mee eens” en
onderverdeeld worden in aparte volwassenheidsschaal (maturity) en alignment.34
De reden dat
hier niet voor gekozen is, is wegens de beperkte ruimte en tijd die beschikbaar was. Tevens is
de discriminatie van de vragenlijst een kritisch punt. Een beter beeld zou verkregen kunnen
worden uit de vragenlijst wanneer deze langer en uitgebreider is. Nu zijn de scores uit de
vragenlijst als soft indicator gebruikt in plaats van harde statistische resultaten.
34
Zoals de onderzoeksmethode van Van der Raadt et al. (2005) is.
71
6.3.2 Statistische zekerheid
Het is lastig te bepalen in hoeverre er correlatie (door bijvoorbeeld SEM analyse) is tussen de
gemeten architectuur variabelen en de overdracht van taken en processen. Dit komt mede
door de hoeveelheid observaties (N) evenals de hoeveel vragen die gesteld zijn. Deze konden
niet volledig dekkend zijn vanwege de verwachting van beperkte response.
6.3.3 Theoretische dekking
Een paar kritische noten zijn te plaatsen bij dit onderzoek op het gebied van theoretische
modellen, namelijk:
1) Architectuur model keuze;
2) Alignment model keuze;
3) Weinig rekening houden met het publieke karakter betreffende in het onderzoek;
4) Geen rekening gehouden met verander aspecten (cf. Kanter 1983, Kotter 1996,
Caluwe 2004 etc.);35
5) Assessment en ontwikkelingsaspect binnen de organisatie en tussen de organisaties
6) De richting van architectuur door middel van principes (zie hiervoor Van Bommel
2007, Op ’t Land 2009, Greefhorts 2011);
7) Het werken van organisaties in een keten of netwerk omgeving.
6.4 Deliverables
De deliverables die geschetst zijn in hoofdstuk 2.6 worden nu beantwoord.
Wat is de minimale graad van ‘aanwezigheid’ van een architectuur zodat een mogelijke
samenvoeging van activiteiten positief bevonden kan worden?
Het antwoord op deze vraag is niet herleidbaar uit dit onderzoek. Dit onderzoek is te
beperkt in de correlatie, die tevens statistisch bewezen dient te zijn om hier antwoord op te
geven. In de huidige literatuur ontbreekt dit ook. Het is wel een interessant onderwerp voor
onderzoek vanwege de karaktereigenschappen van de publieke sector (cf. Van der Meer
2011).
35
Deze lijst is niet compleet maar schetst een beeld betreffende verandermanagement en de verschillende
disciplines hier binnen.
72
Welke procesfactoren zijn belangrijk bij het vaststellen van architectuur afspraken en
producten?
Het vaststellen van procesfactoren bij de vorming van architectuur afspraken en
producten liggen op verschillende niveaus. Ten eerste dient er wederzijds begrip te zijn tussen
hoger en lager management. In de publieke sector komt hier nog eens bij kijken dat er een
politiek-bestuurlijke context is. Daarnaast dient er op verschillende architectuurniveaus
afspraken te worden vastgelegd. De vraag of dit begint bij een business architectuur of een
technische architectuur is een in theorie makkelijk te beantwoord vraag. De praktijk zal hier
weerbarstiger in zijn wegens een bestaande (ist) situatie waarmee rekening gehouden moet
worden.
In hoeverre spelen andere niet-technische aspecten mee in de vorming van architectuur
binnen de desbetreffende overheidsinstellingen?
Dit is een zeer belangrijk vraagstuk in de publieke sector. De invloed van politiek,
geld, wetgeving, het Rijk spelen een grote en belangrijke rol in de vorming van architectuur.
Niet zozeer op technisch niveau maar meer op een begripsmatig niveau. De komst van Rijk
gestuurde programma’s zoals het i-NUP evenals en het stimuleren door middel van financiële
prikkels groeit de vorming van architectuur in gemeenten.
In hoeverre speelt het publieke karakter mee bij architectuur ontwikkeling?
Het publieke karakter, wat naar voren kwam uit de interviews maar wat vanwege de
scope weggelaten is uit de analyse, is de invloed die wethouders en bestuurders hebben op de
besluitvorming bij architectuur ontwikkeling. De score van de gemeenten liggen allemaal
rond het niveau established. Maar na door te vragen wordt wel duidelijk dat nog veel zaken
niet geregeld zijn binnen de gemeente. De waan van de dag waarin politici leven zoals de
invoering van BYOD lijkt hier mee te maken hebben.
Welke mogelijkheden tot vervolg onderzoek zijn mogelijk?
Vanwege de grote lijst van vervolg mogelijkheden is gekozen om hier een aparte paragraaf
aan te wijden.
73
6.5 Vervolg onderzoek
Zoals in hoofdstuk twee vermeld werd is het doel van dit onderzoek exploratief bedoeld.
Zoals het door Van der Raadt (2005) bedachte model gericht is op validatie van het model is
in dit onderzoek het MAAM-model gebruikt om de aanwezigheid van architectuur binnen de
organisatie te meten. Dit geeft meteen een aantal mogelijkheden weer voor vervolg
onderzoek. Onderzoek verrichten naar de toepassingsgerichtheid van architectuur bij
samenwerkingsverbanden. Dit kan specifiek gaan over belastingen maar ook over een breder
scala aan overheidsdiensten. Een aantal mogelijkheden voor vervolg onderzoek is:
1. Empirisch onderzoek doen naar de toepassing van architectuur bij de oprichting van
samenwerkingsverbanden;
2. Het opstellen van een assessment model waarin architectuur functionaliteit wordt
onderzocht aan de hand van het karakter van de publieke sector;
3. Het toetsen van de architectuur functionaliteit bij ketensamenwerkingen;
4. Het opstellen van een onderzoek waarin geanalyseerd wordt of de huidige architectuur
literatuur toepasbaar is in de publieke sector.
Uiteraard zijn dit suggesties die kunnen voortbouwen op mijn exploratieve onderzoek.
Gezien de hoeveelheid literatuur en onderzoek omtrent e-overheid, architectuur en
samenwerkingsverbanden bij overheden zijn dit belangrijke mogelijkheden die kunnen leiden
tot verdieping van de bestaande inzichten in het functioneren van het huidige openbaar
bestuur.
74
7. DISCUSSIE
Door de toename van e-overheidsinitiatieven en de doelstellingen van Rutte II (besparingen
voor gemeenten door middel van schaalvoordelen, vereenvoudiging van regelgeving en
minder dubbeling van taken) biedt dit mogelijkheden voor vervolg onderzoek naar
architectuur binnen gemeenten en intergemeentelijke samenwerking.
Alignment vraagstukken (cf. Porter, 1987, Luftman 1999, Chan 2007) en IT-strategie
(cf. Keller, 2009: 19) roepen de mogelijkheden op voor grote mate van architectuur
toepassingen binnen het publieke domein. Integraliteit, delen van kennis, het gebruik van
basisregistraties zijn pragmatische zaken die onderzocht kunnen worden.
Een tweede belangrijk aspect van de toename van e-overheidsaspecten op het gebied
van keteninformatisering (cf. Bekkers 2009, Oosterbaan 2012 etc.), samenwerkingsverbanden
en andere schaalvergrotingsmaatregelen waarbij informatiemanagement een zeer belangrijke
rol speelt, beïnvloedt het karakter van de publieke sector. Wat voor paradigma verschuiving
zou hier aan de grondslag kunnen liggen en welke invloeden heeft dit op de elementaire
vragen die Wilson (1887) al stelde: wat is het doel van een administrative study? Wat is het
juiste, wat is de core-business van de overheid (in Shafritz & Hyde 2007)? Dragen de
invloeden uit het e-veld daadwerkelijk bij aan een effectieve en efficiëntere overheid evenals
een overheid die haar burgers niet alleen als klanten behandeld maar ook begrijpt dat burgers
meerdere rollen hebben als dienaar, onderdaan, burger, mens.
In hoeverre zijn de architectuur modellen en theorieën toepasselijk binnen het publieke
domein? Architectuur wordt gebruikt in de context van het inrichten van de organisatie. Van
strategie tot uitvoering. De modellen op het gebied van business IT alignment zouden hier
directere relaties kunnen leggen (cf. Tapia et al. 2007).
Al met al wordt duidelijk dat de invloed van architectuur groeiende is binnen het
openbaar bestuur. Hoe hier invulling aangegeven dient te worden blijft een ingewikkelde en
complexe kwestie. Het doel van architectuur volgens de verschillende auteurs: overzicht
bieden op verschillende niveaus (applicatie, informatie, data, organisatie cf. Brancheau &
Wetherbe 1986, Rijsenbrij 2004, TOGAF 2009 enzovoorts) blijft een ontwikkeling die op de
voet gevolgd dient te worden.
75
BIBLIOGRAFIE
Abcouwer, A.W., Maes, R. & Truijens, J., (1997) Contouren van een generiek model voor
informatiemanagement in Tijdschrift Management & Informatie, 5(3) pp. 92- 102.
Avison, D., Jones, J., Powell, P., & Wilson, D. (2004). Using and Validating the Strategic
Alignment Model in Journal of Strategic Information Systems. 13, 223–246.
Bekkers, V.J.J.M., H.P.M van Duivenboden, M.E. Simons, M Thaens en A. van Venrooy
(2005) Adaptief Vermogen en Architectuurontwikkeling in Ketens en Netwerken Over
het Smeden van Flexibele Ketens en Netwerken. Erasmus Universiteit Rotterdam,
Rotterdam.
Bekkers, V.J.J.M. (2006) Flexibility of Information Architectures in e-Governments Chains in
EGOV, Pp. 243-255. Erasmus Universiteit Rotterdam
Bekkers, V.J.J.M. (2009) Flexible Information Infrastructures in Dutch e-Government
Collaboration Arrangements: Experiences and Policy Implications in Government
Information Quarterly. 26(1). Pp. 60-68
Berenschot rapport – inventarisatie BSGR ICT. 2009.
Bommel, P. van, P.G. Buitenhuis, S.J.B.A. Hoppenbrouwers & H.A. Proper, (2007)
Architecture principles – A regulative perspective on enterprise architecture
Branchaeu, J.C. & J.C. Weherbe (1986) Information Architectures: Methods and Practices in
Information Processing and Management. 6(22), pp. 453-463
BSGR vergaderrapport. 19 januari 2012
BSGR vergaderrapport 24 november 2021
BSGR plan van aanpak BAG-WOZ koppeling. 7 januari 2012
Caluwé, L. de and H. Vermaak (2004) Thinking about Change: Complexity and Multiplexity
in Change Processes. In: Boonstra, J.: Dynamics of Organizational Change and
Learning. Wiley, Chichester.
Campbell, D.T. & J.C. Stanley (1963) Experimental and Quasi-Experimental Design for
Research. Boston: Houghton Mifflin Company
76
Chan, Y.E. & B.H. Reich (2007) IT Alignment: What Have We Learned in Journal of
Information Technology. 4(22), pp. 297-315
Darshana S., S. Rangaswami & P. Mallavaram (2005) A Critical Evaluation of Enterprise
Systems Succes Measurement Models in Managing Modern Organizations Through
Information Technology Proceedings of the 2005 Information Resources Management
Association International Conference. Edited by MEhdi Khosrow-Pour. Idea Group
Dool. F., W.J. Keller, R. Wagenaar & J.A. Hinfelaar (2002) Architectuur Elektronische
Overheid: Samenhang en Samenwerking. Den Haag: ministerie van Binnenlandse
Zaken
Duivenboden, H.P.M. van (2004) Difusse Domeinen: Over ICT, Beleid, Uitvoering en
Interbestuurlijke Samenwerking. Lemma B.V. Utrecht
Ebrahim, Z., & Z. Irani (2005) e-Government Adoption: Architecture and Barriers in Business
Process Management Journal. 11(5), pp. 589-611
Greefhorst, D., Proper, E. (2011) Architecture Principles: The Cornerstones of Enterprise
Architecture. Berlin Heidelberg, Springer-Verlag.
Groenland, E. (2009) ANNABEL Toolbox Probleemanalyse. Breukelen: Nyenrode Business
Universiteit
Henderson, J.C., & N. Venkatraman (1989) Strategic Alignment: A Framework for Strategic
Information Technology Management. Massachusetts: Cambridge
Henderson, J.C., & N. Venkatraman (1999) Strategic Alignment: Levering Information
Technology for Transforming Organizations in IBM Systems Journal Reprint. Vol.
32(1). 1993, 38(2&3) 472-484
Hjort-Madsen, K. (2006) Enterprise Architecture Implementation and Management: A Case
Study on Interoperability. Proceedings of the 39th Hawaii International Conference
on System Sciences. Pp. 1-10
Ho, A. T.-K. (2002) Reinventing Local Government and the e-Government Initiative in
Public Administration Review. Vol. 62(4), pp. 434-444
Homburg, V. (1999) The Political Economy of Information Management. Groningen: SOM
77
Institute of Electrical and Electronics Engineers (2000) Standard 1471-2000: Recommended
Practice for Architectural Description of software Intensive Systems. IEEE Standaard
Department
Kanter, R. (1983). The Change Masters. New York: Simon & Schuster
Keller, W.J. (2009) TOGAF 9: Quick Start Guide for Enterprise Architects. Version 1.0c
(2009/11/18). 3rd Released Version.
Khaiata, M & I.A. Zualkernan (2009) A Simple Instrument to Measure IT-Business
Alignment Maturity in Information Systems Management. 26: pp. 138-152. Taylor and
Francis Group.
King, G., R.O. Keohane & S. Verba (1994) Designing Social Inquiry. New Jersey: Princeton
University Press.
Klischewski, R. (2011) Architectures for Tinkering? Contextual Strategies Towards
Interoperability in e-Government in Journal of Theretical and Applied Electronic
Commerce Research. 6(1), pp. 26-42
Kotter, J.P. (1996) Leading Change. USA, Harvard Business School Press
Lankhorst, M.I., H.T. Jonkers, L. van. Proper & F. Arbab (2009) Enterprise Architecture at
Work: Modeling, Communication and Analysis 2nd edition. Springer: Berlin
Heidelberg
Lee, S. M., X. Tan & S. Trimi (2005) Current Practices of Leading e-Government Countries
in Communication of the ACM. 10(48), pp. 99-104
Luftman, J.N. (1999) Enablers and Inhibitors of Business-IT Alignment in Communications
of Assocation for Information systems, vol. 1(11), pp. 1-33
Luftman, J.N. (2000) Assessing Business-IT Alignment Maturity in Communcations of
Assocation for Information systems. Vol 4(14) pp. 1-51
Luftman, J.N. (2004) Assessing Business-IT Alignment Maturity. In W. Grimbergen (red.)
Strategies for Information Technology Governance. (pp. 99). Idea Group Publishing.
London/Hershey
78
Maes, R. D. Rijsenbrij, O. Truijens & H. Goedvolk (2000) Redefining Business – IT
Alignment Trough a Unified Framework. PrimaVera Working Paper Series. Pp. 1-25.
Amsterdam
Maes, R. (2008) Informatiemanagement of de Kunde van het Balanceren: van Maakbaarheid
Naar Taalbaarheid in PrimaVera Working Paper Series pp. 1-19. Amsterdam
Meer, F.M. van der, G. Dijkstra & C. van den Berg (2011) Naar een Overheid en
Ambtenarenstatus Nieuwe Stijl: Het Eigene van de Overheid en Haar Personeel in een
Systeem van Multi-Level Governance Vanuit International Perspectief. Leiden:
Universiteit Leiden
Ministerie van Binnenlandse Zaken (2007) NORA 2.0: Nederlandse Overheid Referentie
Architectuur: Samenhang en Samenwerking Binnen de Elektronische Overheid.
Kenniscentrum
Ministerie van Binnenlandse Zaken (2010) NORA 3.0: Principes Voor Samenwerking en
Dienstverlening.
Het Nederlandse Taxonomie Project (2008) Architectuur Nederlandse Taxonomie: Het
Nederlandse Taxonomie Project. Den Haag, Ministerie van Financiën en Justitie.
Oosterbaan, T. (2012) Architectuur als Agenda: Een Theoretische en Empirische Analyse van
de Rol van Frames bij Architectuurontwikkeling Voor Keteninformatisering.
Rotterdam: Erasmus Universiteit Rotterdam
Op ‘t Land, M., Proper, E., Waage, M., Cloo, J., Stegman, C. (2009) Enterprise Architecture.
Creating Value by Informed Governance. Berlin, Springer
The Open Group (2009) ArchiMate 1.0 Specification (technical standard). Zaltbommel: Van
Haren
The Open Group (2009) TOGAF Version 9. Zaltbommel Haren
Projectgroep Verdiepingsonderzoek (2008) Besluitvormingsonderzoek
belastingsamenwerking. 9 juni 2008.
Porter, M.E. (1987) From Competitive Advantage to Corporate Strategy. Harvard Business
Review; 15–31
79
Raadt, B. van der (2011) Enterprise Architecture Coming of Age: Increasing the Performance
of an Emerging Discipline. Haarlem: Clips Drukkerij
Raadt, van der B., J.F. Hoorn & H. Vliet (2005) Alignment and Maturity Are Sibblings in
Architecture Assessment. CAISE ’05: Proceedings of the 17th International
Conference on Advanced Information Systems Engineering. Vol 3520/2004 of LNCS
pp. 357-371. Porto, Portugal: Springer
Rijsenbrij, D. (2004) Architectuur in de Digitale Wereld. Nijmegen: Radboud Universiteit
Ross, J.W., P. Weill & D.C. Robertson (2006) Enterprise Architecture as strategy: foundation
for business executives. Hardvard Business School Press.
Scott Morton, M. (1990) Corporation of the 1990s: Information Technology and
Organizational Transformation. Oxford University Press
Shafritz, J.M. en Hyde, A.C. (2007) Classics of Public Administration. 6e druk. Verenigde
Staten: Thomson Wadsworth.
Tapia, R.S., M. Daneva & P. Eck (2007) Developing an Inter-Enterprise Alignment Maturity
Model: Research Challenges and Solutions. Enschede: Universiteit van Twente
Thiel, S. van (2007) Bestuurskundig onderzoek Een methodologische inleiding.
Uitgeverij Coutinho, Bussum.
Winter, R. & J. Schelp (2008) Enterprise Achitecture Governance: The need for business-to-
IT approach in SAC ’08. march 2008. pp. 548-552
Winterink, J. & J. Truijens (2002) Management (in)control Met Informatiearchitectuur in
PrimaVera Working Paper. 1-18. Amsterdam.
Yin, R.K. (2003) Case Study Research: Design and Methods. California: Sage Publications
Inc.
Zachman, J. (1987) A Framework for Information Systems Architecture in IBM Systems
Journal. 3(26), pp. 276-292
80
BEZOCHTE WEBSITES
http://www.bsgr.nl (november 2012)
http://www.e-overheid.nl/onderwerpen/stelselinformatiepunt/stelsel-van-
basisregistraties/basisregistraties (maart 2012)
http://e-overheid.nl/onderwerpen/e-overheid/over-i-nup (december 2012)
81
LIJST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN
1. AWB – Algemene Wet Bestuursrecht
2. AWR – Algemene Wet Rijksbelastingen
3. B&W – (college van) Burgemeester en Wethouders
4. BAG – Basisregistratie Adressen en Gebouwen
5. BGT – Basisregistratie Grootschalige Topografie
6. BSGR – Belastingsamenwerkingsverband Gouwe-Rijnland
7. BSR – Belastingsamenwerkingsverband Rivierenland
8. EA – Enterprise Architectuur
9. GBA – Gemeentelijke Basisregistratie Persoonsgegevens
10. GEMMA – GEMeentelijke Model Architectuur
11. GR – Gemeentelijke Regeling
12. I-NUP – Nationaal Uitvoeringsprogramma
13. I&A – Informatie & Automatisering
14. ICT – Informatie Communicatie Technologie
15. IT – Informatie Technologie
16. MAAM – Multi-dimensional Assessment model for architecture Alignment and
architecture Maturity
17. MT-overleg – Management Team overleg
18. NORA – Nederlandse Overheid Referentie Architectuur
19. NP/NNP – Natuurlijke Personen/Niet Natuurlijke Personen
20. OZB – Onroerend Zaak Belasting
21. SAM – Strategic Alignment Model
22. SAMM – Strategic Alignment Maturity Model
23. SEM – Structural Equation Moddeling
24. StUF – Standaard Uitwisselings Formaat
25. TOGAF – The Open Group Architecture Framework
26. WABO – Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht
27. WGR – Wet Gemeentelijke Regeling
28. (Wet) WOZ – (Wet) Waardering Onroerende Zaken
82
BIJLAGEN
I. BETROKKEN MENSEN
II. CMMI: CAPABILITY MATURITY MODEL INTEGRATION
III. OMSCHRIJVING PROCESSEN BSGR
IV. VOORBEELD VAN VRAGENLIJST VAN DER RAADT ET AL. (2005)
V. UITWERKING INTERVIEWS
VI. GEMIDDELDE SCORE PER VRAAG EN STANDAARDAFWIJKING
VII. VIAG POSTER GEMEENTE GOUDA
VIII. TOGAF ADM