master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

99
Frederik Cazius BSc, B ICT 3-4-2013 Versie 1.0 A RCHITECTUUR EN B ELASTINGSAMENWERKING Onderzoek naar (ICT) architectuur en belastingsamenwerkingsverbanden

Transcript of master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

Page 1: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

Frederik Cazius BSc, B ICT

3-4-2013

Versie 1.0

ARCHITECTUUR EN

BELASTINGSAMENWERKING

Onderzoek naar (ICT) architectuur en

belastingsamenwerkingsverbanden

Page 2: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

II

Page 3: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

III

Architectuur en Belastingsamenwerking

Onderzoek naar (ICT) architectuur en belastingsamenwerkingsverbanden

Page 4: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

IV

Page 5: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

V

Architectuur bij belastingsamenwerkingsverbanden

Onderzoek naar de aanwezigheid van architectuur bij lokale overheden en de afstemming bij

belastingsamenwerkingsverbanden

Architecture within local tax collaborations

Researching the presence of architecture with local governments and the alignment with their tax

collaborations

Frederik Cazius BSc, B ICT 0855006

Versie: 1.0

Universiteit Leiden, Faculteit der Sociale Wetenschappen

Master: Comparative Public Management

Afstudeercommissie

1e begeleider: Prof. Dr. F.M. van der Meer

2e begeleider: Dr. C.F. van den Berg

Begeleider Berenschot: ir. H.G. Spanninga

Page 6: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

VI

Page 7: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

VII

VOORWOORD

oor u ligt mijn masterthesis die ik heb geschreven ter afsluiting van de master

opleiding Comparative Public Management aan de faculteit Sociale Wetenschappen

van de universiteit Leiden. Het was een zware, interessante, leuke en leerzame

periode. Hierin heb ik veel over mijzelf geleerd, mijn vakgebied en alle mensen met wie ik

intensief heb samengewerkt.

Ik wil van de gelegenheid gebruik maken een aantal mensen te bedanken. Als eerste

mijn eerste lezer en directe begeleider van de universiteit: prof. dr. Frits van der Meer. Onze

sessies – thesis gerelateerd of niet – waren inspirerend, interessant en zeer leerzaam.

Daarnaast wil ik ook mijn tweede lezer dr. Caspar van den Berg bedanken voor het

introduceren bij Berenschot en voor de tijd en moeite die er in is gestopt om mijn thesis tot

een goed resultaat te brengen.

Daarnaast wil ik mijn begeleider van Berenschot bedanken, Harro Spanninga.

Ondanks zijn drukke baan wist hij altijd de juiste vragen te stellen en mij te stimuleren op een

dusdanig positieve manier. Tevens kon ik altijd van zijn kennis, netwerk en kunde gebruik

maken als dat nodig was. Daarnaast wil ik Hans Reterink en Erik van der Meij bedanken voor

het meedenken en helpen met de inhoudelijke onderdelen van het onderzoek. Tevens wil ik

Floris Bannink bedanken voor al zijn contacten bij diverse gemeenten, het

Hoogheemraadschap Rijnland en de BSGR zelf, zonder hem was het zoeken van de juiste

contactpersonen een bijna-onmogelijke opgave geweest. Daarnaast wil ik alle andere

collega’s van Berenschot bedanken – dat zijn er teveel om op te noemen – voor mijn leerzame

en zeker ook gezellige tijd.

Als laatste wil ik mijn ouders en mijn vriendin Renée bedanken voor het eindeloos

aanhoren van mijn verhalen over hoe zwaar het werkende leven is, wat mijn strubbelingen

waren in het onderzoeksveld en hoe interessant mijn onderzoek wel niet is.

Dan rest mij nu alleen u veel plezier te wensen met het lezen van mijn thesis.

V

Somewhere, something

incredible is waiting to

be known.

- Carl Sagan -

Page 8: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

VIII

Page 9: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

IX

SAMENVATTING

Het onderzoek dat voor u ligt heeft betrekking op de overdracht van belastingtaken en

-processen van gemeenten en waterschap naar het Belastingsamenwerkingsverband Gouwe-

Rijnland (BSGR). Vanuit een architectuurperspectief is gekeken naar de conversie van

informatie en bestanden naar de BSGR en de terugkoppeling van de informatie naar

gemeenten en het waterschap. De centrale onderzoeksvraag in deze thesis is: heeft de

‘aanwezigheid’ van architectuur invloed op de overdracht van belastingtaken en -processen?

De afgeleide hypothese hiervan is: “heeft een overheidsorganisatie met een hogere mate van

architectuur aanwezigheid een betere transitie van taken en processen”? Het onderzoek is

tweeledig opgezet. Het eerste deel betreft een kwantitatieve meting van architectuur

aanwezigheid van de deelnemende organisaties1 en een validerend interview. Het tweede zijn

interviews met betrokken mensen van alle deelnemende organisaties betreffende de transitie

van belastingtaken en –processen.

De kwantitatieve meting heeft plaats gevonden door middel van een gestructureerde

vragenlijst die ingevuld is door mensen op het gebied van informatiemanagement (vaak

afdeling informatie en automatisering, I&A). De vragenlijst is gebaseerd op het MAAM-

model (Multi-dimensional Assessment model for architecture Alignment and Maturity) (Van

der Raadt et al. 2005) en bevat zes variabelen. Communicatie, middelen, support, governance,

proces en scope. Deze variabelen zijn getoetst in een vragenlijst en hieruit blijkt dat

gemeenten en waterschap op een architectuur aanwezigheidsniveau zitten van established tot

committed. Dit houdt in dat er harmonisatie is op het gebied van IT en business. Architectuur

embedded is in de organisatie en de waarde van architectuur bekend is binnen de organisatie.

Uit de gehouden interviews blijkt dat dit volledig correct wordt weergegeven door de

vragenlijst. Op een paar variabelen na bij een paar gemeenten, lijkt hier sprake van maar bij

de meeste gemeenten vallen de scores hoger uit bij de vragenlijst dan het blijkt uit de

interviews. Maar in hoeverre correleert de aanwezigheid van architectuur met de overdracht

van belastingtaken en -processen? Door interviews met de betrokken overheidsinstellingen is

onderzocht welke factoren invloed hebben gehad op de overdracht van belastingtaken en -

processen naar de BSGR.

In de interviews met de medewerkers is gesproken over het aanloop traject naar de live

gang van 1 januari 2011 tot en met de conversie en de daarbij horende problemen. De meest

genoemde problemen zijn: de keuze voor het kadastrale bestand van de waterschap voor de

1 Leiden, Oegstgeest, Gouda, Zoeterwoude, Hoogheemraadschap Rijnland, Voorschoten-Wassenaar, Katwijk &

Bodegraven-Reeuwijk (de laatste twee zijn per 1 januari 2013 aangesloten bij de BSGR).

Page 10: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

X

initiële conversie, de uitloop van de aanbesteding van de nieuwe Centric belastingapplicatie

en de daarmee geplande conversiedatum, het afwijken van het principe ‘schoon door de poort’

voor de meeste gemeenten, de complexiteit van de belastingbestanden en de BAG WOZ

voorziening, de terugkoppeling vanuit de BSGR over de conversie en uitval lijsten én de

beperkte functionaliteit van de Centric belastingapplicatie.

In hoeverre correleert de aanwezigheid van architectuur met de overdracht van

belasting taken en processen? Uit dit onderzoek blijkt dat de afwezigheid van

architectuurtools, architectuurplaten en overzichten bij de initiële start van de

gemeenschappelijke regeling (GR) parten hebben gespeeld bij de overdracht van

belastingtaken en -processen waardoor inzicht en overzicht bij gemeenten ontbrak welke

invloed het afstoten van de belastingtaken heeft voor de informatie organisatie. Dit komt terug

op het aspect middelen, scope en support. Naast het afstoten van taken en processen en de

bijbehorende is ook sprake van het ‘terug krijgen’ van informatie. Deze informatie is nodig

voor de bedrijfsvoering van de organisatie zelf, dit zijn aspecten onder de noemer proces,

governance en communicatie. Zoals de WOZ waarde en de uitvallijsten voor het bijwerken

van de BAG. Niet alleen de gemeenten hebben hier invloed op gehad maar ook het leveren

van de BSGR aan de gemeenten heeft invloed gehad hierop.

Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat de aanwezigheid van architectuur in

de vorm van de beschreven zes variabelen in het model van Van der Raadt et al. (2005)

invloed hebben op de transitie van belastingtaken en –processen zoals hier onderzocht. In

hoeverre de aanwezigheid onder invloed staat van andere factoren is lastig te bepalen en dient

verder onderzocht te worden.

De rol van architectuur is nog beperkt bekend zo blijkt het binnen het publieke

domein. De opkomst van architectuur en architectuurprincipes is echter wel merkbaar. De

verwachtingen, implicaties en gevolgen van architectuur dienen in de publieke sector op de

verschillende architectuurniveaus erkend en uitgewerkt te worden. Vanwege het continue

veranderde domein van het openbaar bestuur houdt dit in dat architectuur continue verder

ontwikkeld en onderzocht dient te worden. Dit onderzoek probeert hier een bijdrage aan te

leveren.

Page 11: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

XI

SUMMARY

This research tries to analyse the conversion of tax duties and tax processes within local

governments towards a public entity: a communal arrangement. From an architectural point of

view has the conversion of information and files been analysed as has the feedback to the

local governments that is required for the continuation of the primary processes. The central

research question posed in this thesis is: “does the presence of architecture influence the

conversion of tax duties and tax processes within local governmental agencies?” The derived

hypothesis is: “A local government agency with an higher architectural presence will have a

better conversion of tax duties and tax processes”.

The research has been done in two parts. The first part consists of the quantitative

measurement of architectural presence within the local governments via a questionnaire and is

validated through a semi-structured interview. The second part of the research involves a

series of qualitative interviews with working within the local governments.

The quantitative measurement has been done by a questionnaire that has been filled

out by people working within information management (usually information managers from

the IT department). The questionnaire is based upon the MAAM-model (Multi-dimensional

Assessment model for architecture Alignment and Maturity) (Van der Raadt et al. 2005) and

contains six variables: communication, resources, support, governance, process and scope.

The questionnaire measured the level of presence for each variable. This results represent an

amount of presence. The scores for the local governments were between established and

committed. This means that there is cohesion between the IT side of the business and business

side itself. Architecture is embedded within the organization and the value of architecture is

well known and understood. But when comparing these results with the results from the

qualitative interviews it showed a differences with almost all the variables. The question is,

how does the presence of architecture correlates with the conversion of tax duties and tax

processes?

Via qualitative interviews with the respondents I have looked for the effects of the

conversion of the tax duties and tax processes. From the decision to work together based on a

communal arrangement until the actual start-up of the BSGR on January 1st 2011. The most

mentioned problems are: the choice for the cadastral file from the water boards for the initial

conversion, the delay in the tender of the tax application that was going to be used for the tax

assessment from Centric and the planned conversion date. The principle “schoon door poort”,

which means the conversion files that are used need to be clean and not corrupted, was not

Page 12: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

XII

maintained. The complexion of the electronic tax files and the BAG-WOZ2 provision, the data

feedback from the BSGR to the local governments and the limited functions of the Centric tax

assessment application.

In which way correlates the presence of architecture with the conversion of tax duties

and tax processes? This research shows that the absence of architectural tools, architectural

plates, and the lack certain information process overviews at the start of the communal

arrangement played parts with the conversion. Based the conversion there is also the part of

the data feedback for business usage. Such as the WOZ-values.

The conclusion that can be made from these findings is that the presence of

architecture, that is described by Van der Raadt et al. (2005) do have impact on the

conversion and transition of tax duties and tax processes from local governmental

organizations to a communal arrangement. How strongly the presence is influenced by other

factors is difficult to determine en needs to be further researched.

The role of architecture is limited within the public sphere. The emergence of

architecture and architectural principles is noticeable. The related expectations and

implications of architecture need to be further acknowledged and researched within the public

sector. And they need to be researched at different architectural levels and different levels

within the public sector. The continuous changing environment that characterizes the public

sector entails that usage of architecture within this sector needs to be continuously researched

and adapted if necessary. That is also what this study tries to show.

2 BAG stands for the system of registered addresses and buildings. WOZ stands for the law for valuation of real

estate.

Page 13: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

XIII

INHOUDSOPGAVE

VOORWOORD ..................................................................................................................................................VII

SAMENVATTING.............................................................................................................................................. IX

SUMMARY ......................................................................................................................................................... XI

LIJST VAN FIGUREN ................................................................................................................................... XVI

LIJST VAN TABELLEN ............................................................................................................................... XVII

1. INLEIDING ................................................................................................................................................. 1

1.1 AANLEIDING ONDERZOEK ................................................................................................................... 1

1.2 RELEVANTIE ........................................................................................................................................ 2

1.3 ONDERZOEKSPROBLEEM .................................................................................................................... 4

1.3.1 Probleemstelling & hypothese......................................................................................................... 4

1.4 LEESWIJZER ........................................................................................................................................ 5

2. THEORETISCH KADER .......................................................................................................................... 7

2.1 ARCHITECTUUR ................................................................................................................................... 7

2.1.1 Zachman’s Architectural Framework ............................................................................................. 9

2.1.2 Enterprise architectuur ..................................................................................................................10

2.1.3 Referentie architecturen binnen de publieke sector .......................................................................11

2.1.4 The Open Group Architecture Framework (TOGAF) ....................................................................13

2.2 ALIGNMENT ........................................................................................................................................15

2.2.1 MIT90 Framework .........................................................................................................................15

2.2.2 Henderson & Venkatraman ............................................................................................................17

2.2.3 Generiek informatiemanagement model.........................................................................................18

2.3 GEKOZEN THEORETISCH MODEL: ARCHITECTURE AND ALIGNMENT ................................................19

2.3.1 MAAM model .................................................................................................................................22

2.3.2 Waardering van scores...................................................................................................................24

2.3.3 Uitkomst resultaten ........................................................................................................................25

2.4 SAMENVATTING ..................................................................................................................................26

3. CASUS BESCHRIJVING ..........................................................................................................................27

3.1 INTRODUCTIE .....................................................................................................................................27

3.2 OPRICHTING BELASTINGSAMENWERKINGSVERBAND GOUWE-RIJNLAND (BSGR) ........................28

3.2.1 Organogram BSGR ........................................................................................................................28

3.2.2 Missie en visie BSGR......................................................................................................................28

4. ONDERZOEK ONTWERP .......................................................................................................................29

4.1 VOORBEREIDING ................................................................................................................................29

4.2 TYPE ONDERZOEK & VALIDITEIT ......................................................................................................30

Page 14: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

XIV

4.2.1 Type onderzoek ...............................................................................................................................30

4.2.2 Casusselectie ..................................................................................................................................30

4.2.3 Validiteit .........................................................................................................................................31

4.3 OPERATIONALISERING VARIABELEN .................................................................................................32

4.4 WERKWIJZE .......................................................................................................................................33

4.4.1 Data verzameling ...........................................................................................................................33

4.5 DELIVERABLES ...................................................................................................................................34

4.7 SAMENVATTING ONDERZOEKSMODEL, THEORIE EN CASUS .............................................................35

5. ANALYSE ...................................................................................................................................................37

5.1 INLEIDING ...........................................................................................................................................37

5.2 ANALYSE ARCHITECTUUR PER GEMEENTE .......................................................................................38

5.2.1 Gouda .............................................................................................................................................39

5.2.2 Oegstgeest ......................................................................................................................................40

5.2.3 Wassenaar-Voorschoten .................................................................................................................42

5.2.4 Bodegraven-Reeuwijk.....................................................................................................................44

5.2.5 Leiden .............................................................................................................................................46

5.2.6 Katwijk ...........................................................................................................................................47

5.3 CONCLUDERENDE OPMERKINGEN ARCHITECTUUR ..........................................................................49

5.4 ANALYSE TRANSITIE BELASTING TAKEN EN PROCESSEN ..................................................................51

5.4.1 Inleiding .........................................................................................................................................51

5.4.2 De conversie van gegevens ............................................................................................................52

5.4.3 Terugkoppeling gegevens naar de gemeenten ................................................................................56

5.5 CONCLUSIE TRANSITIE EN ARCHITECTUUR.......................................................................................58

5.5.1 Algemene opmerkingen ..................................................................................................................63

6. CONCLUSIE ..............................................................................................................................................64

6.1 ONDERZOEKSVRAAG EN HYPOTHESE ................................................................................................64

6.2 AANBEVELINGEN ................................................................................................................................69

6.3 BEPERKINGEN ONDERZOEK ...............................................................................................................70

6.3.1 Onderzoek methode ........................................................................................................................70

6.3.2 Statistische zekerheid .....................................................................................................................71

6.3.3 Theoretische dekking ......................................................................................................................71

6.4 DELIVERABLES ...................................................................................................................................71

6.5 VERVOLG ONDERZOEK ......................................................................................................................73

7. DISCUSSIE .................................................................................................................................................74

BIBLIOGRAFIE ..................................................................................................................................................75

BEZOCHTE WEBSITES ....................................................................................................................................80

LIJST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN ...................................................................................................81

Page 15: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

XV

BIJLAGEN ...........................................................................................................................................................82

Page 16: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

XVI

LIJST VAN FIGUREN

Figuur 1: Overzicht verschillende lagen architectuur 10

Figuur 2: Hiërarchie van referentie architecturen binnen de publieke sector 11

Figuur 3: NORA-architectuurraamwerk 12

Figuur 4: Architectuur indeling volgens TOGAF 13

Figuur 5: TOGAF ADM (TOGAF 2009) 14

Figuur 6: MIT09's IT Framework 16

Figuur 7: Strategic Alignment Model 17

Figuur 8: Transformatie van SAM naar negenvlaksmodel 18

Figuur 9: De bedrijfskolom 18

Figuur 10: De informatie- en communicatie kolom 19

Figuur 11: De ‘IT’-kolom 19

Figuur 12: De zes onderling gerelateerde variabelen 22

Figuur 13: Lineair resultaat architectuur en overdracht 25

Figuur 14: Organogram BSGR 28

Figuur 15: Samenvatting onderzoek 35

Figuur 16: Versimpelde weergave informatie behoefte WOZ 52

Page 17: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

XVII

LIJST VAN TABELLEN

Tabel 1: Zachman Architectural Framework (1987) 9

Tabel 2: if/then table depicting different architectural representations 10

Tabel 3: De drie vormen van architectuur zoals beschreven door TOGAF 14

Tabel 4: Samenvoeging theoretische modellen 21

Tabel 5: Overzicht waarden aanwezigheidsniveau 24

Tabel 6: Operationalisering van indicatoren 32

Tabel 7: Score per gemeente van de aanwezigheid van architectuur 37

Tabel 8: Score variabele communicatie per gemeente 58

Tabel 9: Score variabele governance per gemeente 59

Tabel 10: Score variabele support per gemeente 59

Tabel 11: Score variabele middelen per gemeente 60

Tabel 12: Score variabele process per gemeente 61

Tabel 13: Score variabele scope per gemeente 62

Tabel 14: Overzicht van factoren die invloed hebben gehad op de transitie van belastingtaken

en -processen 67

Page 18: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

1

1. INLEIDING

1.1 Aanleiding onderzoek

eorganisaties in het openbaar bestuur zijn bijna vanzelfsprekend geworden.

Hervormingen lijken een integraal onderdeel te zijn van het functioneren van de

overheid (Van der Meer et al. 2011). Daarnaast is er de noodzaak van lokale

overheden om steeds effectiever en efficiënter te gaan werken door middel van samenwerken

en schaalvergroting alsmede de hulp van ICT om op een andere manier te werken. Dit

stimuleert de transformatie van het traditionele bureaucratische paradigma. Deze heeft de

nadruk op standaardisatie, organisatie indelingen op basis van afdelingen en kost-efficiëntie

op basis van operationalisering, naar het e-overheid paradigma, welke de nadruk legt op

gecoördineerd netwerk maken, externe samenwerkingen en klant diensten (Ho, 2002: 434). In

het huidige tijdperk zijn hervormingen meer en meer gericht op interoperabiliteit3 en

ketensamenwerkingen en wordt dit benaderd vanuit een e-overheid perspectief (Duivenboden

2004, Bekkers et al. 2005, Hjort-Madsen 2006, Oosterbaan 2012).

Vanuit mijn huidige master in de Bestuurskunde aan de universiteit Leiden ben ik met

adviesbureau Berenschot tot dit algemene onderzoeksonderwerp architectuur en

belastingsamenwerkingsverbanden gekomen4.

Architectuur is bedoeld om informatie te integreren die is verspreid tussen

verschillende organisaties of in dit geval verschillende bij samenwerkingen (Oosterbaan,

2012: 27). Een klassieke definitie van een architectuur is dat het gezien wordt als de fundering

van het plan van informatie integratie (Rijsenbrij 2004). Tevens is het vanuit een

bestuurskundig oogpunt interessant om te onderzoeken hoe de “e-government” beweging

plaatsvindt en welke invloed het karakter van het openbaar bestuur heeft op

informatiearchitectuur, enterprise architectuur, IT-governance en andere

informatiemanagement aspecten.

Belastingsamenwerkingsverbanden zijn samenwerkingen tussen verschillende

overheidsorganisaties (gemeenten en waterschappen of alleen tussen gemeenten) op het

gebied van belastingen, WOZ (Wet waardering Onroerende Zaken) en de processen die

hiermee samenhangen. Nederland telt op dit moment 37 belastingsamenwerkingsverbanden.

Als antwoord op de wens van het kabinet om de administratieve lasten voor de burger

te verminderen en de perceptiekosten te verlagen worden op dit moment op tal van plaatsen in

3 Interoperabiliteit is samenwerking tussen autonome systemen, apparaten. Een mogelijke uitbreiding hiervan

kan zijn is ketensamenwerking. 4 Vanwege mijn eerdere bachelor studie bedrijfskundige informatica heb ik gekozen voor een multidisciplinair

onderzoeksobject.

R

Page 19: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

2

Nederland samenwerkingsverbanden gecreëerd voor de uitvoering van de gemeentelijke en

waterschapsbelastingtaken. Vanuit het gedachtegoed dat het samenvoegen van taken de

slagkracht vergroot en taken daardoor efficiënter en effectiever uitgevoerd kunnen worden.

Dit proces steeds meer geautomatiseerd door technologische ontwikkelingen (denk hierbij

digitale koppeling met de belastingdienst, basisregistraties5, objectdatabases

6 met

verschillende WOZ waardes voor waterschappen en gemeenten).

Processen die de overheid uitvoert worden zijn steeds informatie intensiever en vragen

steeds meer van de overheid op het gebied van de informatie huishouding, inrichting en

verwerking. Dit maakt onderzoek naar e-overheid initiatieven en andere

informatiemanagement aspecten binnen het openbaar bestuur (zoals de ontwikkeling van

architectuur) zeer interessant en maatschappelijk relevant.

1.2 Relevantie

De relevantie van dit onderzoek is onder te verdelen in twee aspecten: wetenschappelijke en

maatschappelijke relevantie. Dit onderzoek probeert bij te dragen met empirische resultaten

aan het wetenschappelijk debat met betrekking tot architectuurvorming binnen de overheid. In

2009 gaf Bekkers al aan dat het lastige aspect van implementatie van e-overheid het gebrek

aan gedeelde standaarden, infrastructuren, en compatible infrastructuren tussen departementen

en lagere overheden is (2009: 60). Hierbij maakt Bekkers (2009) onderscheid gemaakt tussen

infrastructuur en architectuur. Hij stelt dat bij een IT-infrastructuur naar de fysieke

faciliteiten, diensten en alle door management ondersteunde computergestuurde diensten

binnen een organisatie of tussen een organisatie wordt bedoeld. Een architectuur is een

conceptueel framework waar de toekomstige IT-infrastructuur binnen de organisatie wordt

beschreven.

In het maatschappelijke debat betreffende enterprise architecture; het belang dat een

architectuur heeft en de hulp die het biedt bij de steeds meer geïntegreerde informatiestromen,

diensten en producten die de overheid kent en aanbiedt (Ebrahim & Irani, 2005). Maar

onderzoek naar architectuur draagt ook bij aan het IT-governance vraagstuk binnen de

publieke sector, de opkomst van de Chief Information Officer (CIO), en de veranderende

dienstverleningsmethode van de overheid (Klischewski, 2011). Maar naast wetenschappelijke

5 Een basisregistratie is een door de overheid officieel aangewezen registratie met daarin gegevens van

hoogwaardige kwaliteit, die door alle overheidsinstellingen verplicht en zonder nader onderzoek, worden

gebruikt bij de uitvoering van publiekrechtelijke taken. Nederland kent 13 basisregistraties 6 Een object georiënteerde database is een database model waarin gewerkt wordt met objecten. Objecten zijn

verzamelingen van data (variabelen) en methoden.

Page 20: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

3

relevantie die architectuur kent is er ook een maatschappelijke relevantie bij dit onderzoek.

De opkomst van e-overheid en verschillende typen (referentie) architecturen (NORA,

GEMMA, PETRA, WILMA & MARIJ7) die de overheid ontwikkeld met open standaarden

(StUF8) hebben invloed op het te onderzoek object. StUF is een universele berichtenstandaard

voor het elektronisch uitwisselen van gegevens tussen applicaties9. Deze bovenstaande

aspecten zijn samen te vatten in een overzicht gemaakt door Lee et al. (2005). Waarin

onderscheid wordt gemaakt tussen: Government 2 Citizen (G2C), Government 2 Business

(G2B), Government 2 Government (G2G), Government internal efficiency and effectiveness

(IEE) en overarching infrastructure (2005: 101). Verschillende actoren, toepassingen en

technieken hebben dus invloed op het architectuur proces, de architectuur principes en de

uitvoering ervan.

7 Nederlandse Overheid Referentie Architectuur, GEMeentelijke ModelArchitectuur, Provinciale EnTerprise

Referentie Architectuur, Waterschaps Informatie- en Logisch Model Architectuur & Model Architectuur

Rijksdienst 8 Standaard Uitwisseling Formaat. Geschreven in XML

9 In het theoretisch kader zal hier dieper op in worden gegaan, alsmede het verschil tussen referentie

architecturen en universele architecturen.

Page 21: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

4

1.3 Onderzoeksprobleem

Het onderzoeksprobleem wordt uiteen gezet in twee onderdelen: het managementprobleem en

het onderzoeksprobleem. Het management probleem wordt behandeld in hoofdstuk 6

conclusie en aanbevelingen. Dit probleem komt voort uit het bedrijfsprobleem: het probleem

wat de manager opgelost wil zien worden. Het bedrijfsprobleem is geënt op meer kennis en

inzicht (best practices) op het gebied van architectuur.

Het onderzoeksprobleem bestaat in essentie uit het formuleren van

onderzoeksdoelstellingen, onderzoeksvragen, het schrijven van een conceptueel model en het

formuleren van het beoogde gebruik van de onderzoeksuitkomsten (Groeland, 2009). Dit staat

in de volgende paragrafen beschreven.

1.3.1 Probleemstelling & hypothese

De probleemstelling wordt in tweeën uiteengezet, namelijk de doelstelling en de vraagstelling.

De doelstelling is al deels beschreven maar zal in dit kopje uitgebreider worden behandeld.

De onderzoeksdoelstelling is gericht op het verkrijgen van kennis en inzicht in architectuur en

belastingsamenwerkingsverbanden en de mogelijke samenhang tussen deze aspecten. Om de

onderzoeksdoelstelling te realiseren zal een eenduidige definitie worden opgesteld van

architectuur door een literatuur inzicht. Deze definitie zal de rode draad zijn in het onderzoek.

Tevens helpt deze definitie bij de afbakening van het te onderzoeken onderwerp en het

verkrijgen van resultaten en duidelijkheid over het onderwerp. Een

belastingsamenwerkingsverband zal tevens worden gedefinieerd omdat er verschillende typen

samenstellingen en verbanden bestaan. Dit alles is gericht op het verkrijgen van meer inzicht

in alignment van IT-aspecten (informatie, beheersing en IT-technische componenten)

wanneer onafhankelijke partijen samengaan in een belastingsamenwerkingsverband door

middel van architectuur.

De onderzoeksvraag die centraal staat in deze thesis is:

Zorgt een hogere mate van architectuur aanwezigheid bij de overheidsorganisatie voor

een makkelijkere overdracht van taken en processen naar het

belastingsamenwerkingsverband?

Page 22: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

5

Er is gekozen voor de term ‘aanwezigheid’ omdat dit de mogelijkheid geeft om

volwassenheid en alignment in één model te toetsen (voor verdere uitleg zie paragraaf 2.3).

Dit zorgt er tevens voor dat de toepassing (volwassenheid) evenals het denk niveau van

architectuur (bewustzijn) wordt getoetst. De hypothese die geformuleerd is op basis van de

onderzoeksvraag:

Een overheidsorganisatie met een hogere mate van architectuur aanwezigheid zal een

hogere mate van afstemming van taken en processen hebben met het

belastingsamenwerkingsverband

Dit theoretische antwoord vormt een belangrijk onderdeel van het onderzoek. Het

geeft de richting aan van het antwoord. Het vormt tevens het kader waar tegen de

onderzoeksresultaten gehouden worden en conclusies getrokken kunnen worden.

1.4 Leeswijzer

Deze thesis is opgebouwd uit de volgende onderdelen om gestructureerd het probleem te

onderzoek wat geschetst wordt in de volgende paragraaf beschreven.

Hoofdstuk 2. Het theoretisch kader bevat drie aspecten in deze thesis. Ten eerste architectuur

methodes en modellen, oorsprong en het gedachtegoed wat architectuur behelst. Ten tweede

alignment, het doel en nut hiervan en relevante modellen en auteurs. Ten derde bevat mijn

onderzoek een kwalitatief en kwantitatief model dat ik gebruik om data te verzamelen en te

structureren.

Hoofdstuk 3. De case study betreft achtergrond informatie over de te onderzoeken casus. In

dit hoofdstuk wordt achtergrond informatie verwerkt, huidige informatie en andere relevante

aspecten van de casus.

Hoofdstuk 4. Hier is het ontwerp van het onderzoek geschetst. De uiteenzetting van het

onderzoek probleem in een kennis- en managementprobleem. Wat voor type onderzoek en

welk conceptueel model hier aan vast zit. Evenals de werkwijze - literatuuranalyse, survey (op

basis van het ‘aanwezigheidsmodel) en kwalitatief interview – en de relevantie van dit

interview; wetenschappelijk en maatschappelijk.

Page 23: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

6

Hoofdstuk 5. De data analyse vindt plaats op basis van de verzamelde gegevens uit de

kwantitatieve survey en het kwalitatieve interview. In dit hoofdstuk worden deze

geïnterpreteerd en verklaard.

Hoofdstuk 6. De conclusie zal de resultaten die in hoofdstuk 5 aan de orde zijn gekomen 5

samenvatten. Daarnaast zal een antwoord worden geven op de onderzoeksvraag en hiermee

wordt de hypothese bevestigd of gefalsificeerd (Popper 1963).

Hoofdstuk 7. Bij de discussie en aanbevelingen wordt in gegaan op het managementprobleem

en de deliverables. Welke lessen kunnen uit dit onderzoek gehaald worden en welke

mogelijkheden tot vervolg onderzoek zijn er. Evenals wordt in gegaan op zwakheden in het

onderzoek op het gebied van interne en externe validiteit.

Page 24: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

7

2. THEORETISCH KADER

innen het vakgebied informatiemanagement is in de afgelopen jaren de opkomst

van afstemming tussen ICT en organisatie een steeds belangrijker onderdeel en

zelfs een vakgebied geworden. Dit wordt ook wel strategic business-ICT alignment

genoemd (Maes et al. 2006). In het theoretisch kader zal dieper in worden gegaan op

bovenstaande aspecten. De vragen die hierin beantwoord zullen worden zijn: wat is

architectuur (2.1), wat is alignment (2.2) en welke modellen en theorieën zijn er?10

De

modellen en theorieën zullen kort uiteen worden gezet met hun kernvariabelen. In paragraaf

2.3 worden de sterktes van het model weergegeven in tabel 5 en daarvandaan wordt de keuze

verder uitgelegd voor het gekozen theoretisch model, de eigenschappen van dat model en de

toelichting op het ontwerp van het onderzoek (hoofdstuk 4).

2.1 Architectuur

De eerste gedachte bij architectuur is waarschijnlijk niet informatiemanagement of iets in die

trant. De eerste parallel die werd getrokken van gebouwarchitectuur en informatiearchitectuur

is gedaan door Zachman (1987). Het nut voor architectuur komt bij Zachman voort uit de

toenemende complexiteit van de implementatie van informatiesystemen. Architectuur is nodig

om enige vorm van logische constructie voor het beschrijven en beheersen van de interfaces11

en integratie van alle componenten van een systeem (Zachman, 1987: 276). Architectuur dient

als blauwdruk om een gewenst niveau van integratie van informatie of informatiesystemen in

of tussen organisaties te bevorderen (Homburg 1999). Een klassieke definitie van een

architectuur is dat het gezien wordt als de fundering van het plan van informatie integratie.

Nu wordt duidelijk dat de definities van architectuur en de type architecturen die

onderscheiden kunnen worden uiteen lopen. Architectuur en infrastructuur worden door

elkaar gebruikt want een eenduidige definitie van architectuur is niet beschikbaar. Hieronder

volgt een aantal definities van een architectuur:

“An information architecture is a high-level map of the information requirements of an

organization. It is a personnel-, organization- and technology-independent profile of the major

information categories used within an enterprise. The profile shows how the information

categories relate to business processes and how the information categories must be

10

Uiteraard is het niet mogelijk om alle theorieën en modellen te beschrijven dus is gekozen voor een aantal

modellen die m.i. vanuit theorie en praktijk de betekenis schetsen en inzicht geven voor dit onderzoek. 11

Koppeling

B

Page 25: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

8

interconnected to facilitate support for decision makers” (Brancheau & Wetherbe, 1986, p.

453)

“[d]igitale architectuur is ‘een coherente, consistente verzameling principes, verbijzonderd

naar uitgangspunten, regels, richtlijnen en standaarden die beschrijft hoe een onderneming, de

informatievoorziening, de applicaties en de infrastructuur zijn vormgegeven en zich voordoen

in het gebruik (Rijsenbrij, 2004: 6)

“The fundamental organization of a system embodied in its components, their relationships to

each other and to the environment and the principles guiding its design and evolution.” (IEEE

– 1471-2000)

“The formal description of the system, or a detailed plan of the system at component level to

guide its implementation. The structure of components, their interrelationships, and the

principles and guidelines governing their design and evolution over time.” (TOGAF, 2004)

Wat duidelijk wordt aan de hand van deze begrippen is dat een eenduidige definitie

niet bestaat. Voor het onderzoek is het belangrijk om eenduidigheid te scheppen over het te

onderzoeken fenomeen: architectuur. Op de volgende pagina’s zijn diverse modellen en

auteurs beschreven die meer inzicht zullen geven over bestaande definities en type

architecturen die bestaan. Dit zal bijdragen aan de beeldvorming en het onderzoek.

Page 26: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

9

2.1.1 Zachman’s Architectural Framework

In 1987 bedacht Zachman, vanwege het toenemende belang van informatiesystemen en hun

complexiteit, het nut van architectuur. Bij de bouw van informatiesystemen heeft Zachman de

rollen bedacht die van toepassing zijn hierbij: planner, opdrachtgever, ontwerper, aannemer,

uitvoerder en gebruiker (Winterink & Truijens, 2002). Het framework van Zachman wordt

gevormd in een matrix waarin verschillende elementen (tabel 1) die bestaan in een organisatie

naar de verschillende rollen wordt vertaald:

Vanuit elke

omgeving

kunnen de rollen

anders worden

ingevuld,

namelijk welke

daar van

toepassing is.

Het framework wat Zachman bedacht heeft wordt een Enterprise Architectuur (EA)

genoemd. Volgens Lankhorst et al. (2009) bevat een Enterprise Architectuur de essentie van

de ‘business’, IT en haar evolutie. Deze essentie zou stabieler zijn dan specifieke oplossingen

die zijn gevonden voor actuele problemen. Zij gaan verder hierin waarbij zij achten dat de

architect de relatie van de gebruiker en de systemen die hij gebruikt te snappen en de essentie

hiervan vast te leggen. Zachman geeft mogelijkheden weer welke rollen op welke manier

geïntereperteerd worden naar een type architectuur (zie tabel 2).

Rol/functie Visie op architectuur

Programmer Structure chart

Database administrator Data design

Analyst Data flow diagram

Planner Some combination of entity/relationships

diagram/functional flow diagram

Communications manager Business logistics infrastructure and/or the

Tabel 1: Zachman Architectural Framework (1987)

Page 27: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

10

distributed systems architecture

Operations manager The system architecture

Network administrator The network architecture

Program support representative Detailed data and program descriptions

Computer designer Machine language

President Entity classes, process classes and or/map

Tabel 2: if/then table depicting different architectural representations

Het interessante van het artikel van Zachman is de notie die hij maakt aan het einde

van zijn artikel: “What is information systems architecture? There is not an information

systems architecture, but a set a them!” Dit typeert het container begrip wat architectuur

behelst.

2.1.2 Enterprise architectuur

Een effectieve enterprise architectuur biedt een holistische kijk op de organisatie en geeft

inzicht bij het afstemmen van eisen die aan onderdelen worden gesteld om de

organisatiestrategie en operationele uitvoering optimaal te kunnen ondersteunen (Lankhorst et

al. 2009). Ross et al. (2006) beschouwen ‘enterprise architectuur’ als logica voor

bedrijfsprocessen en IT capaciteiten op hoog niveau. Bij een verdere onderverdeling van

architectuur worden de volgende vier niveaus gehanteerd: business proces architectuur, data

of informatiearchitectuur, applicatie architectuur en technische architectuur (Ross, et al.

2006). Figuur 1 geeft schematisch weer welke lagen te onderscheiden kunnen zijn binnen het

concept architectuur (Lekkerkerk, 2011: 35/36)

Enterprise Architectuur (Ross et al. 2006)

Business Architectuur

Informatiearchitectuur Data architectuur

Applicatie architectuur

Technische architectuur

Enteprise

architectuur

(Lankhorst et al

2009, TOGAF,

2009)

Figuur 1: Overzicht verschillende lagen architectuur

Page 28: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

11

2.1.3 Referentie architecturen binnen de publieke sector

Eerder genoemd kwamen al een aantal architecturen (typen en soorten) voorbij. In 2002 is

in een door Binnenlandse Zaken (BZK) geïnitieerd onderzoek geconstateerd dat een

gecoördineerde samenwerking tussen de diverse organisatieonderdelen noodzakelijk is en dat

daarbij het gebruik van architectuur denken niet los te koppelen is. Sinds het rapport van Dool

et al. (2002) zijn verschillende referentiearchitecturen ontwikkeld. Op dit moment zijn er

verschillende referentiearchitecturen en standaarden die voor gemeenten relevant zijn. Deze

architectuur en standaarden hebben verschillende scopen: van Europees tot gemeentelijk, van

strategisch tot operationeel en van organisatorisch tot technisch niveau. De ene keer zijn ze

gericht op een sector of aspectgebied een andere keer zijn ze gericht op één specifieke

bestuurslaag. De huidige referentiearchitecturen die onderkend worden in Nederland zijn:

Europa: European Interoperability Framework for European Services: EIF (EIF, 2010)

Landelijk: Nederlandse Overheid Referentie Architectuur: NORA (E-overheid, 2011)

Rijksoverheid: Model Architectuur Rijk: MARIJ

Provincies: Provinciale Referentie Architectuur: PETRA

Gemeenten: Gemeentelijke Model Architectuur: GEMMA

Waterschappen: Waterschap Informatie & Logisch Model Architectuur: WILMA

Referentiearchitecturen op sectoraal niveau met raakvlakken aan de GEMMA zijn

onder andere:

o Ketenarchitectuur Werk en Inkomen, KARWEI

o Referentie Onderwijs Sector Architectuur, ROSA

o Architectuurvisie Stroomlijning Indicatieprocessen, STIP

o Architectuur voor de

Regionale Uitvoeringsdiensten (RUDI)

(in ontwikkeling)

De hiërarchie van de architectuurlagen

in de publieke sector kunnen over

worden gelegd zoals Matroesjka

poppen (figuur 2).

Figuur 2: Hiërarchie van referentie architecturen binnen de publieke sector

Page 29: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

12

Een referentiearchitectuur op een aspectgebied is bijvoorbeeld de eXtensible Business

Reporting Language (XBRL)12

. De voor de overheid relevante Open Standaarden zijn

vastgesteld door het College Standaardisatie. Voorbeelden van open standaarden zijn het

Standaard Uitwisselings Formaat (StUF), het Open Document Format (ODF) en de web

richtlijnen voor overheidswebsites (Forum-Standaardisatie, 2011). Hieronder de indeling van

de NORA. Deze is deels gebaseerd op de TOGAF13

(2009), wat in hoofdstuk 2.1.4 besproken

wordt. Het raamwerk kent drie architectuurlagen, te weten:

De bedrijfsarchitectuur

De informatiearchitectuur

De technische architectuur

En het onderscheidt drie kolommen:

Wie neemt actie: organisaties, informatieverwerkers (personen en applicaties) en

machines/computers

Wat wordt geleverd: diensten, berichten, gegevens

Hoe gebeurt dit: processen, communicatie, integratie en netwerk

12

XBRL is een wereldstandaard voor digitaal rapporteren. Het brengt de publicatie, uitwisseling en verwerking

van bedrijfsrapportages binnen de dynamische en interactieve wereld van het Internet (Nederlands Taxonomie

Project, 2008). 13

De afkorting TOGAF staat voor: The Open Group Architecture Framework

Figuur 3: NORA-architectuurraamwerk

Page 30: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

13

Daarnaast zijn er nog twee generieke dimensies: beveiliging en beheer. Deze

dimensies vallen over alle drie de architectuurlagen heen (Min. BZK 2010).

2.1.4 The Open Group Architecture Framework (TOGAF)

TOGAF is een open standaard die zich richt op enterprise architectuur ontwikkelingen binnen

organisaties. In 1995 voor het eerst ontwikkelt, en tegenwoordig één van de meest bekende en

besproken architectuur frameworks. De inrichting van de Nederlandse Overheid Referentie

Architectuur (NORA) is deels gebaseerd op TOGAF: bedrijfsarchitectuur,

informatiearchitectuur en technische architectuur (zie figuur 4). TOGAF kent een eigenlijke

architectuurtaal welke universeel is: ArchiMate. Dit is een open en onafhankelijke taal die

gebruikt wordt de beschrijvingen van enterprise architecturen gebaseerd op IEEE 1471

standaard (Van der Raadt, 2001: 74).

Figuur 4: Architectuur indeling volgens TOGAF (2009)

De drie typen architectuur die erkend worden door TOGAF (2009) zijn:

Bedrijfsarchitectuur, de informatiearchitectuur en de technologische architectuur. Hierbij kan

Page 31: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

14

de informatiearchitectuur nog uit een worden gezet in een data en applicatie architectuur. In

tabel 3 zijn de drie architectuur typen kort beschreven.

Tabel 3: De drie vormen van architectuur zoals beschreven door TOGAF

TOGAF onderkent drie soorten architecturen: de strategische-, de segment- en de

capability architectuur. TOGAF bevat ook een methodologie om een architectuur te maken:

de Architecture Design Method (ADM). Dit is een

methode om de architectuur te ontwikkelen.

Daarnaast bevat het een beschrijving van

elementen die nodig zijn in een architectuur.

Nadelen van deze oplossing die TOGAF noemt

zijn:

1) De relatie tussen de verschillende soorten

architecturen is niet per definitie geborgd;

2) Voordat de architectuurproducten

toepasbaar zijn, moeten eerst de strategic-,

segment- en capability architecturen

worden ontwikkeld. Dit kan vertragend werken;

3) Het kan moeilijk worden om overzicht te houden over verschillende

ontwerpactiviteiten die tegelijkertijd plaatsvinden.

Architectuurtype Omschrijving

Bedrijfsarchitectuur De bedrijfsstrategie, sturing, organisatie en

kern processen

Informatiearchitectuur De indeling van de logische en fysieke data

onderdelen van de organisatie en data

management middelen

Technologie Architectuur

De hard- en software capaciteiten die nodig

zijn om de ondersteuning te bieden aan de

uitrol van de business. Het gaat hier om IT-

infrastructuur, middleware, netwerken en

communicatie, netwerk en proces

standaarden.

Figuur 5: TOGAF ADM (TOGAF 2009)

Page 32: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

15

2.2 Alignment

Als over alignment wordt gesproken in de organisatie context dient bij het begin begonnen te

worden. In het theoretisch kader wordt ingegaan op een aantal modellen en auteurs die

invloedrijk zijn op het gebied van alignment. In de twintigste eeuw werd duidelijk dat IT/ICT

een steeds belangrijke rol kreeg en dat de evolutie vanuit de traditionele opvatting dat ‘IT

alleen dient ter ondersteuning van de administratieve functies’ binnen een organisatie

veranderde naar een opvatting dat IT een rol krijgt binnen het strategische aspect van de

organisatie (Henderson & Venkatraman, 1999: 472). Strategisch alignment richt zich op de

activiteiten die het management onderneemt om gezamenlijke doelstellingen te bereiken.

Deze gezamenlijke doelstellingen zijn gericht om doelen op het vlak IT en andere functionele

organisatie onderdelen te bereiken. We kunnen dus stellen dat alignment zich richt op hoe IT

in harmonie met bedrijfsvoering is en hoe bedrijfsvoering in harmonie kan zijn met IT

(Luftman, 2000: 2). Het is geen eenzijdig proces waarbij IT aan dient te sluiten bij de business

(Van der Raadt et al. 2005: 361).

Hoewel veel verschillende definities bestaan op het gebied van alignment, is een

duidelijke consensus te herkennen: IT activiteiten dienen de volledige reeks aan

bedrijfsactiviteiten (Van der Raadt et al. 2005: 359). Hoewel alignment een veel besproken

onderwerp is bij informatie managers en business managers volgt hieronder een overzicht van

een aantal invloedrijke auteurs en hun modellen, en de invloed die zij hebben op alignment

evenals mijn onderzoek.

2.2.1 MIT90 Framework

In de jaren ’90 is een onderzoeksprogramma gestart dat heet Management In The 1990’s

(MIT90, zie figuur 6), dit is gemaakt in 1984 om onderzoek te doen naar de invloed van

informatie technologie op allerlei organisaties (Scott Morton, 1990). Daarnaast is het model

ontwikkeld om te onderzoeken of organisaties kunnen overleven en bloeien (prosper) in een

competitieve omgeving (van de jaren ’90 en verder) en te kijken of managers geholpen

kunnen worden met het begrijpen van de invloed die IT investeringen hebben op

bedrijfsstrategieën en missies, organisatiestructuren en bestaande processen. Het model heeft

betrekking op vijf variabelen (lees: forces, zie figuur 6): structuur, strategie, management

processen, technologie en individuen & rollen.

Page 33: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

16

Figuur 6: MIT09's IT Framework

Technologie: Scott Morton wijst er op dat verbetering op IT-gebied verminderen het ‘tijd-

afstand’-aspect, hogere mate van verbondenheid (interconnectedness), beter organisatie

geheugen en betere vastlegging van organisatie regels.

Individuals & Roles: Betrokken met de mensen in de organisatie, de taken die zij uitvoeren,

de opleiding en trainingen die zij hebben gehad om hun taak uit te voeren. Informatie

technologie heeft hier invloed op.

Structure: Welke onderdelen kent een organisatie en hoe zijn deze delen onderling

verbonden? De organisatie structuur wordt aangepast en zal de IT investeringen en invloeden

weergeven en haar nieuwe vorm.

Management process: de gestandaardiseerde processen en activiteiten binnen de organisatie

waardoor de organisatie haar taken kan uitvoeren zullen reflecteren in de uitvoering van de

technologie.

Strategy: Beleidsvorming en uitvoering kennen invloeden vanuit de technologie. Vanuit de

competitie gedachte zullen concurrerende organisaties ook vanuit dit perspectief beleid

schrijven en hierdoor is innovatie een belangrijke factor binnen de IT.

Het model van Morton (1991) richt zich alleen op de interne aspecten van informatie

technologie. Externe invloeden zijn niet meegenomen in de alignment kwestie. Management

wordt geacht om de organisatie door deze krachten (forces) heen te leiden. Het framework

Page 34: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

17

stelt voor dat organisatiestrategieën, -structuren, managementprocessen, individuele rollen en

vaardigheden en IT consequent met elkaar moeten zijn.

2.2.2 Henderson & Venkatraman

Het model wat Henderson & Venkatraman (1989) ontwikkelde wordt het Strategic Alignment

Model (SAM, figuur 7) genoemd. De potentie van IT om beide te ondersteunen en zo te

helpen bij bedrijfsvoering wordt onderkend in dit model (Chan & Reich, 2007, p. 303).

Figuur 7: Strategic Alignment Model

Het Henderson & Venkatraman model (1989) is opgedeeld in vier vlakken die

onderling verbonden zijn met elkaar. De eerste stap richt zich op het verbinden van het interne

en externe domein van IT. Het tweede aspect van alignment is het verbinden van

bedrijfsvoering (lees: business) en de IT. Dit wordt ook wel functionele integratie genoemd.

De integratie hiervan werd al eerder gekenmerkt door wetenschappers als een belangrijk

aspect van de organisatie: het linken van de bedrijfsstrategie met de IT-strategie. Het derde

aspect van strategische afstemming tussen IT en bedrijfsvoering is dat management effectief

IT besluiten moeten nemen in alle vier de beschreven domeinen. Het doel van dit model is om

een methode te bepalen om IT af te stemmen op bedrijfsdoelen om mogelijk waarde te

creëren uit IT investeringen (Truijens, 2000: 4). Het model van Henderson & Venkatraman

(1989) is misschien wel het meest geciteerde model betreffende alignment. Het belangrijke

Page 35: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

18

van het SAM model is het onderscheid van een bivariate fit (tussen twee domeinen) en een

cross-domain alignment (koppelen van elke drie domeinen). Evenals een onderscheid tussen

het interne (IT infrastructuur en processen) en externe (IT strategie) perspectief. Het model

ziet IT en business niet als losse entiteiten maar verdeelt deze volgens de focus, intern of

extern.

2.2.3 Generiek informatiemanagement model

Het ontwikkelde informatiemanagement model van Maes et al. (1997) voorziet in drie

kolommen. Waarbij Henderson & Venkatraman (1989) twee kolommen voorzagen (business

& information technology) geven Maes et al. (1997) een toevoeging aan door de zaken van

informatie & communicatie evenals structuur toe te voegen aan het bestaande stuk van

strategie (extern) en uitvoering (intern). Hiermee vindt de volgende transformatie plaats:

Figuur 8: Transformatie van SAM naar negenvlaksmodel

Als de drie kolommen nader worden bekeken kunnen zij onderverdeeld worden in drie

assen. De eerste kolom is de bedrijfskolom, deze richt zich op het bedrijfsmatige aspect van

de informatiemanagement pragmatiek. In welke mate is de organisatie uitvoerend dan wel

dienstverlenend (in het geval van een gemeente:

strategie). Welke eisen worden gesteld aan de

infrastructuur bij een fusie en welke eisen legt de

infrastructuur aan de fusie (zoals

belastingsamenwerking, structuur)? Welke processen

zijn vierentwintig uur per dag en zeven dagen per week

bezig (uitvoering). Dit zijn vragen die belang hebben

bij het bedrijfsgedeelte van het negenvlak model

(Abcouwer et al., 1997: 6-7).

Figuur 9: De bedrijfskolom

Page 36: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

19

De middelste kolom richt zich op de informatie

en communicatie. Afgeleid kan hier gesproken worden

over kennisoverdracht en –management. Vragen die hier

gesteld worden zijn hoe de organisatie haar

informatiebeleid vormt (strategie), welke formele en

feitelijke informatie- en communicatiepatronen de

organisatie kent (structuur) en hoe deze processen plaats

vinden (uitvoering) (Abcouwer et al., 1997: 7-8).

De laatste kolom van het negenvlaksmodel richt zich op informatie technologie. Langs

deze as zijn centrale concepten informatie- en

communicatie- technologie, applicaties, data, ontwerp

en implementatie, beheer van de informatie-

voorziening, en dergelijke geplaatst. De vragen die in

deze kolom worden gesteld zijn: hoe ziet het

technologiebeleid eruit (strategie)? Voorziet de

architectuur van de informatievoorziening in een grote

spreidingsgraad van de technische faciliteiten

(structuur) en welke voorzieningen zijn nodig vanuit het informatiemanagement perspectief

om de spreidingsgraad te realiseren (uitvoering) (Abcouwer et al. 1997: 8-9)?

2.3 Gekozen theoretisch model: architecture and alignment

Op basis van bestaande definities, modellen en literatuur heb ik het onderstaande model

gekozen om te toetsen of de aanwezigheid van de architectuur en alignment binnen de

overheidsorganisatie daadwerkelijk bijdraagt aan een betere overstap van taken van de

overheidsinstelling naar een belastingsamenwerkingsverband. Het model van Van der Raadt

et al. (2005) dekt de verschillende ladingen die zijn besproken in de verscheidene modellen

(zie tabel 4): De verschillende eigenschappen en sterktes van de theoretische modellen

worden gedekt door het MAAM-model. Dit model wordt in het komende hoofdstuk verder

uitgewerkt.

Figuur 10: De informatie- en communicatiekolom

Figuur 11: De ‘IT’-kolom

Page 37: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

20

Model Onderdeel Eigenschappen/variabelen

Zachman’s Framework

(Zachman 1987)

architectuur Verschillende rollen (Wie, wat, waar,

wanneer, waarom, hoe?)

Enterprise Architectuur

(Ross 2006)

architectuur Verschillende type architecturen

(samenhang mens, proces en technologie)

NORA/GEMMA

(min. BZK)

architectuur Interne architectuur (Referentie

architectuur, openstandaard,

functionele/technische integratie)

TOGAF

The Open Group

architectuur Inrichting drie lagen architectuur, eigen taal

(Architectuur domeinen, architectuur scope)

MIT90 Framework

(Scott Morton 1990)

Alignment Afstelling interne organisatie (interne

krachten, centraal management)

Strategic Alignment Model (SAM)

(Henderson & Venkatraman 1991)

Alignment Combinatie interne en externe organisatie

(bedrijfsstrategie, organisatie infrastructuur

en processen, IT strategie,

informatiesystemen infrastructuur en

processen)

Page 38: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

21

9-vlaksmodel (generieke informatiemanagement model)

(Abcouwer et al. 1997)

Alignment Toevoeging van communicatie en

informatie aan interne en externe

organisatie.

6-bollen model (Multi-dimensional Assessment model for

architecture Alignment and architecture Maturity: MAAM)

(Van der Raadt et al. 2005)

Architectuur & Alignment 1. Architecture development process

2. Architecture governance

3. Organizational support for architecture

activities

4. Communication through and about

architecture

5. Organizational and logical scope of

architecture

6. Human and other architecture resources

Tabel 4: Samenvoeging theoretische modellen

Page 39: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

22

2.3.1 MAAM model

De zes variabelen in het MAAM (Multi-dimensional Assessment model for architecture

Alignment and architecture Maturity) model dat architectuur en alignment meet en weergeeft

hoe ze zich onderling verhouden (Van der Raadt et al., 2005):

1. Proces (process)

2. Communicatie (communication)

3. Middelen (resources)

4. Scope (scope)

5. Ondersteuning (support)

6. Sturing (Governance)

Figuur 12: De zes onderling gerelateerde variabelen

Van der Raadt et al. (2005) hebben dit model ontwikkeld omdat zij achten dat

architectuur volwassenheidsmodellen business IT-alignment zien als een unit van het model

en waar alignment modellen architectuur volwassenheid zien als een variabele van hun model.

De hypothese van Van der Raadt et al. (2005) is dan ook dat alignment toeneemt wanneer de

volwassenheid toeneemt van de architectuur. Evenals dat er bewijs is dat zonder architectuur

business-IT alignment niet mogelijk is (Tapia et al., 2007: 15). De zes variabelen die in dit

model zijn opgenomen bevatten nog vele sub variabelen. Maar vanwege de beperkte

Page 40: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

23

beschikbare tijd aanwezig voor dit onderzoek is gekozen om de sub variabelen14

in mindere

mate te vertegenwoordigen in de gestructureerde vragenlijst maar nog wel aanwezig zijn in de

niet-gestructureerde vragenlijst.

Process:

Het onderdeel process richt zich op drie aspecten van de architectuur en alignment

binnen de overheidsorganisatie. Hoe worden beslissingen gemaakt betreffende architectuur,

hoe worden zij gecontroleerd en geëvalueerd en hoe worden veranderingen over architectuur

en IT binnen de organisatie gemaakt. Maar daarnaast richt het aspect process zich ook op de

vertaling van bedrijfs-, werk- en informatieprocessen en hoe deze vertaald worden in de

digitale omgeving, hoe de processen worden ge-audit en getest wordt op juistheid en

volledigheid.

Communication:

Hoe worden ideeën uitgewisseld binnen de organisatie? Welke invloed hebben IT-

investeringen op de organisatie en welke principes zijn leidend bij investeringen IT? Hoe staat

IT tegenover de business en vice versa. Hoe verloopt contact tussen managers en IT’ers en

waarderen zij elkaars werk wel? Deze aspecten dragen bij aan de begripsvorming omtrent

elkaars belang. Business en IT hebben elkaar nodig om te kunnen functioneren maar hierover

dient wel gecommuniceerd te worden. IT investeringen en informatiesystemen dienen in een

groter geheel (architectuur) aan te sluiten (alignment) (Luftman 2000).

Resource:

Hoe worden middelen ingezet om architectuur en IT-projecten te beheersen? Wat is

belangrijker: tijd en geld of kwaliteit? Hoe worden afwegingen gemaakt, alleen op ken- en

meetbare getallen of ook op een kwalitatieve methode? Wat voor soorten afspraken worden

gemaakt met betrekking tot architectuur binnen de organisatie, welke principes liggen hier ten

grondslag aan en hoe worden afspraken geprioriteerd en nageleefd (Van der Raadt et al.

2005)?

Scope:

Hoe is de fysieke infrastructuur van de IT organisatie ingericht? Is hier ruimte voor

toekomstige veranderingen op het gebied van wetgeving, nieuwe technologie, innovatie? Hoe

dragen back-office systemen bij aan de core business (IT – strategy fit) en past het

14

Voor volledige uitwerking van de ‘hoofdvariabelen’ met al hun subvariabelen zie Van der Raadt et al. (2005)

Alignment and Maturity Are Sibblings in Architecture Assessment.

Page 41: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

24

daadwerkelijk binnen de organisatie doelstellingen of is het werk wat zij met zich brengteen

doel an sich. In hoeverre worden bij investeringen rekening gehouden met back- en front-

office systemen (van der Raadt et al. 2005)?

Support:

Dit onderdeel richt zich op de psychologische en sociale aspecten, want het gebruik

van architectuur brengt verandering met zich mee. Is de organisatie flexibel genoeg om

veranderingen gemakkelijk door te voeren? Hoe gaat de informele organisatie om met

veranderingen? Hoe gaat de formele organisatie om met invoering van architectuur

programma’s en gedachte goed (Van der Raadt et al. 2005).

Governance:

Governance of sturing richt zich op management en organisatie aspecten van

architectuur. Om een doel te bereiken dienen plannen en activiteiten gestructureerd te zijn

naar de aard van het doel. Hoe ziet IT en business planning eruit? Is er IT-

investeringsmanagement, hoe wordt informatie gestructureerd, zijn er prioriteiten bij

investeringen in IT en welke principes zijn leidend bij investeringen in informatie,

informatiemanagement en informatiesystemen? Al deze vragen spelen mee bij het governance

vraagstuk binnen organisaties (Luftman 2000).

2.3.2 Waardering van scores

De aspecten van volwassenheid (maturity) en alignment (tezamen aanwezigheid)

worden kwantitatief gescoord door middel van de gestructureerde vragenlijst én de overdracht

van taken wordt onderzocht vanuit het kwalitatieve model dat is verwerkt in de niet-

gestructureerde interview vragen (zie tabel 5). De bovenstaande variabelen worden

kwantitatief geuit door een schaal te gebruiken die als volgt is ingedeeld:

Waarde Beschrijving15

1. Initial/ad Hoc

2. Commited

3. Established

4. Improved/Managed

5. Optimized

Tabel 5: Overzicht waarden aanwezigheidsniveau

Het gebruik van deze vijfpuntschaal geeft de mate van aanwezigheid van de

architectuur van de organisatie weer. Dit model valt onder het kwantitatieve gedeelte van het

15

Voor volledige uitwerking van de vijf waarden zie bijlage

Page 42: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

25

onderzoek. Dit is origineel van SAMM (Strategic Alignment Maturity Model, Luftman,

2004)16

ontwikkeld, maar draagt nu steun bij mijn onderzoek en metingen van architectuur.

De vijf waarden staan voor het volgende (cf. Luftman 2000 & Khaiata and Zualkernan 2009):

Initial/ ad Hoc: Business en IT zijn niet aangesloten op elkaar. Er is geen harmonie tussen de

twee binnen de organisatie. Van business IT strategie is geen sprake.

Committed: De organisatie heeft de doelstelling om meer samenwerking en afstemming te

hebben tussen business en IT. Harmonie begint te groeien. Voor bepaalde afdelingen is sprake

van hogere mate van afstemming. Maar er is beperkte awareness.

Established: Er is afstemming tussen business en IT. Harmonie is gecreëerd en de focus ligt

op business doelstellingen waarin IT faciliteert. IT is meer ingegoten (embedded) in de

organisatie en helpt de organisatie daadwerkelijk toegevoegde waarde leveren.

Improved/managed: De waarde van IT wordt centraal binnen de organisatie gezien en

erkend. Business en IT werken op dusdanige manier samen dat het erkende en gemeten

toegevoegde waarde heeft voor business. Organisatie breed wordt IT toegepast om

competitieve voordelen te behalen. In het publieke domein; zo hoog mogelijke effectiviteit

binnen de wettelijke kaders.

Optimized: De hoogste mate van afstemming tussen business en IT op alle vlakken. Een co-

adaptieve relatie is aanwezig, IT heeft dusdanig invloed binnen de strategieontwikkeling tot in

de mate van IT-extrastructure waarin de organisatie doordrongen is met externe partners en

leveranciers.

2.3.3 Uitkomst resultaten

De te verwachten resultaten zijn lineair. Bij een hogere mate van architectuur aanwezigheid

wordt verondersteld dat de overdracht van belastingtaken en -processen makkelijker verloopt.

De onderstaande grafiek geeft dit weer.

16

Tevens wordt deze bij het CMMI- model gebruikt. Dan zijn het 6 schalen: 0 t/m 5. Zie bijlage voor verdere

uitleg.

Arc

hit

ectu

ur

aanw

ezig

hei

d

Overdracht belastingtaken en -processen Figuur 13: Lineair resultaat architectuur en overdracht

Page 43: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

26

2.4 Samenvatting

De bovenstaande informatie vormt de kern van het onderzoek. Wat duidelijk wordt uit de

bovenstaande modellen en literatuur is dat architectuur een breed omvattend begrip is binnen

de informatie technische en informatie organisatie aspecten. Wat duidelijk wordt is dat

architectuur een gemeenschappelijk doel kent. Het doel van de enterprise architectuur is om

overzicht te creëren binnen de organisatie. Op welk niveau en hoe gedetailleerd dat is, dat

dient uitgesproken te worden door de gebruiker naar de architect. Het doel van de

bovenstaande architecturen verschilt tevens onderling. De klassieke architectuur biedt hulp bij

organisatie aspecten, zoals Zachman (1987) dat beschrijft gericht op verschillende rollen, of

zoals Ross et al. (2006) het omschrijven: om logica in de bedrijfsprocessen en IT aan te

brengen. Architectuur kan gezien worden als een middel. Een enkele architectuur is namelijk

niet mogelijk omdat het adresseren van alle problemen in één architectuur te complex is en

architecturen met elkaar kunnen conflicteren. Vanwege effectief hergebruik van een

architectuur is modulaire opbouw noodzakelijk want verschillende mensen met verschillende

onderdelen en segmenten van de architectuur kunnen gelijktijdig gebruik maken van de

architectuur (TOGAF 2009). Vandaar ook het hoofdstuk: alignment. Een doel dat bereikt kan

worden waarbij architectuur het juiste middel bij kan zijn.

Alignment draagt hetzelfde probleem in zich architectuur: veel definities worden

ontleend aan het begrip: integratie, koppeling, harmonie, brugfunctie of fusie (Avison et al.,

2004). De geschiedenis van de alignment modellen (doch kort beschreven) laat een tendens

zien een van de intern gericht blik van Morton (1990) tot aan Henderson & Venkatraman

(1989) toe die externe invloeden aan het alignment vraagstuk toevoegden en uiteindelijk het

generieke informatiemanagement model (Abcouwer et al. 1997) waarin de interne en externe

aspecten en koppelingen tussen strategie en uitvoering (techniek) zichtbaar werden maakten

binnen de organisatie. Het interessante aspect van Van der Raadt et al. (2005) is dat zij stellen

dat business ”IT-alignment” modellen zien als een unit van het model en waar alignment

modellen architectuur zien als een variabele van hun model. De hypothese van Van der Raadt

et al. (2005) is dat alignment toeneemt wanneer de aanwezigheid toeneemt van de

architectuur. Dit maakt het model goed bruikbaar binnen dit onderzoek. De keuze voor het

model van Van der Raadt et al (2005) is dan ook vanuit de theorie ondersteund, een relatie

tussen alignment en volwassenheid (maturity)

Page 44: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

27

3. CASUS BESCHRIJVING

3.1 Introductie

et onderzoek heeft betrekking op het belastingsamenwerkingsverband Gouwe-

Rijnland (BSGR). Dit is een samenwerkingsverband op het gebied van belastingen

tussen het Hoogheemraadschap van Rijnland en zes gemeenten, te weten: Gouda,

Leiden, Oegstgeest, Voorschoten, Wassenaar en Zoeterwoude. En in 2013 zullen de

gemeenten Katwijk en Bodegraven-Reeuwijk zich aansluiten bij dit

belastingsamenwerkingsverband. In juli 2009 is de Gemeenschappelijke Regeling (GR)

Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland formeel in werking getreden. Vanaf januari 2011 is

daadwerkelijk gestart met de uitvoering van de belastingactiviteiten voor de deelnemende

overheidsorganisaties. Het samenwerkingsverband is opgericht om de verwerking van

gemeentelijke belasting en waterschapsbelasting effectiever en efficiënter uit te voeren.

BSGR is een zelfstandige organisatie die is gebaseerd op een zogenaamde GR. De BSGR

verzorgt voor de samenwerkende deelnemers de waardering, heffing, inning en daarbij

komende zaken omtrent belastingen voor de deelnemers. Daarnaast verzorgt de BSGR de

waterschapheffingen voor het Hoogheemraadschap. Ook bepaalt de BSGR de hoogte van de

WOZ-waarde (waarde onroerende zaken) van de zes aangesloten gemeenten. De BSGR voert

voor alle deelnemers standaard de volgende belastingtaken uit: de WOZ, de heffing en inning

voor onroerend zaak belasting (OZB), rioolrecht (inclusief grootverbruik), hondenbelasting,

forensen- en toeristenbelasting, precariobelasting, afvalstoffenheffing en de

waterschapsbelasting. Dit samenwerkingsverband omvat qua werkingsgebied circa 1,3

miljoen inwoners (deelnemende gemeenten circa 268.000). Qua aanslagen gaat het om

ongeveer 640.000 aanslagen (Hoogheemraadschap) en bijna 180.000 voor de gemeenten17

.

De rest van dit hoofdstuk richt zich op de inrichting van de taken en bevoegdheden

van de BSGR en daarnaast op de overgedragen processen van de gemeenten en waterschap

naar de BSGR.

17

Bron: Eindrapport ICT-infrastructuur Berenschot voor BSGR.

H

Page 45: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

28

3.2 Oprichting Belastingsamenwerkingsverband Gouwe-Rijnland (BSGR)

3.2.1 Organogram BSGR

Het organogram van de BSGR ziet er als volgt uit:

De vier hoofdprocessen die de BSGR onderscheid zijn18

:

3.2.2 Missie en visie BSGR19

De Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland als organisatie vloeit voort uit de wens om tot

regionale samenwerking te komen en zodoende de samenleving direct en indirect beter van

dienst te zijn. De kern van deze belastingsamenwerking is dat belastingtaken efficiënt, tegen

lage kosten doch kwalitatief hoogwaardig worden uitgevoerd. “Door een vernieuwende en

transparante dienstverlening naar burgers en overheden weten wij ons aan te passen aan de

veranderende vraag van onze deelnemers. Met een klantgerichte aanpak en deskundig advies

bieden wij gemak voor burgers bij het voldoen van de lokale belastingen en verzekeren wij

onze deelnemers van kostenbeheersing bij het heffings- en invorderingsproces en bij het

uitvoeren van de Wet WOZ. Samenwerking leidt ook tot verhoging van de robuustheid en

continuïteit van de belastingorganisatie; bestaande kwetsbaarheden worden opgelost en er

komt meer kennis, kunde en formatie beschikbaar om in te kunnen spelen op veranderende en

complexer wordende wet- en regelgeving”. Voor een verdere beschrijving van de processen

omtrent alle belastingtaken en -processen zie bijlage.

18

Gebaseerd op het eind ICT-infrastructuur van Berenschot (2009) geschreven voor de BSGR 19

Afkomstig van de BSGR website (http://www.bsgr.nl/bsgr/over-bsgr/missie-en-visie.html, bezocht op 29-11-

2012)

Bestuur

Directeur Staf/

Bedrijfsvoering

Afdeling

Heffen

Afdeling

Invorderen

Afdeling

Bezwaar &

Beroep

Afdeling

Frontoffice

Afdeling WOZ

Figuur 14: Organogram BSGR

Page 46: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

29

4. ONDERZOEK ONTWERP

n dit onderdeel van de thesis staat de structurering van het onderzoek centraal. Wat is de

onderzoeksvraag?, welke onderzoeksmethode wordt gebruikt en hoe wordt de data

verzameld? Dit hoofdstuk zal de volgende onderdelen bevatten:

1) Voorbereiding

2) Type onderzoek & validiteit

3) Conceptueel model & operationalisering

4) Werkwijze

5) Relevantie

6) Deliverables

De opzet van deze structuur, evenals de structuur zelf is gebaseerd op ANNABEL20

,

Yin (2003), Campbell & Stanley (1963) en King, Keohane & Verba (1994).

4.1 Voorbereiding

De voorbereiding die nodig is om bovenstaande hypothese te toetsen bestaat uit de volgende

onderdelen:

1) Onderzoek naar literatuur op het gebied van:

o Architectuur

o Alignment

o Gemeentelijke belastingen

o Overheidssamenwerkingsverbanden

2) Interne interviews bij Berenschot voor het ontwikkelen van een kader:

o Betreffende de casus

o Architectuur en vragenlijst

o Mogelijke deliverables

3) Ontwikkelen van een conceptueel kader voor het onderzoek

4) Het creëren van definitie van architectuur/alignment

5) Ontwikkelen van een aanwezigheidsmodel voor architectuur/alignment

6) Het vaststellen van geschikte casus om hypothese te toetsen

20

Analyzing Nasty Research Problems by Elaborative Logic

I

Page 47: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

30

Al deze voorbereidingsactiviteiten helpen bij het structuren van het totale onderzoek.

En zorgen ervoor dat de gekozen onderzoeksmethode de resultaten oplevert die ertoe

bijdragen dat de hypothese getoetst kan worden.

4.2 Type onderzoek & validiteit

In deze sub paragraaf wordt het type onderzoek uitgelegd en de sterktes en zwaktes van het

onderzoek.

4.2.1 Type onderzoek

De onderzoeksmethode waar voor gekozen is in deze thesis is een case study. (Campbell &

Stanley, 1963). Het is een exploratief onderzoek waarbij gebruik wordt gemaakt van een

gestructureerde vragenlijst en semigestructureerd interview. Voor exploratief onderzoek

draagt de case study methode bij (Yin, 2003: 3) en kunnen de causale verbanden weergeven

mits goede onderzoeksprocedures gevolgd worden (King et al. 1994: 43).

4.2.2 Casusselectie

Aan de selectie van de casus is een aantal eisen gesteld om bepaalde onderzoek biases te

voorkomen.

1) Bestaand belastingsamenwerkingsverband (minimaal één jaar);

2) Minimaal vier partners in het samenwerkingsverband;

3) Verschillende type overheden in het samenwerkingsverband;

4) Verschillende grootte van gemeenten in het samenwerkingsverband (groter en kleiner

dan 50.000);

5) Toekomstige uitbreiding in zicht binnen het samenwerkingsverband.

6) Gemeenten met eigen informatie en automatiseringsafdeling en gemeenten met

gedeelde afdelingen.

De reden dat de selectie gebonden is aan meerdere eisen is om de zekerheid van het

onderzoek te vergroten evenals de mogelijkheid op toeval en ‘kans’ te verminderen. Door

deze vier eisen toe te voegen aan de casus selectie is het volgende samenwerkingsverband

gekozen: Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland (BSGR). Het

belastingsamenwerkingsverband Gouwe-Rijnland is vanaf 1 augustus 2009 ontstaan uit de

belastingafdelingen van de gemeenten Gouda (71047), Leiden (117915), Voorschoten

Page 48: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

31

(23865), Oegstgeest (22767), Wassenaar (25830), Zoeterwoude (8130), Bodegraven-

Reeuwijk21

(32.728), Katwijk (62.044)22,23,24

en het Hoogheemraadschap van Rijnland (1.3

miljoen25

).

De nieuwe organisatie zal de processen die te maken hebben met het belasten van

natuurlijke en niet-natuurlijke personen (Belasten NP/NNP) van de aangesloten organisaties

gaan verzorgen. Dit samenwerkingsverband omvat qua werkingsgebied circa 1,3 miljoen

inwoners (deelnemende gemeenten circa 268.000). Qua aanslagen gaat het om ongeveer

640.000 aanslagen (hoogheemraadschap) en bijna 180.000 voor de gemeenten. BSGR is

vergelijkbaar met de in 2007 opgerichte belastingsamenwerking rivierenland (BSR). BSGR is

weliswaar een factor 1.6 groter dan deze organisatie, maar het voert sterk gelijksoortige

processen uit en beide organisaties gebruiken dezelfde belastingapplicatie.

4.2.3 Validiteit

In dit hoofdstuk wordt de interne en externe validiteit besproken van het onderzoek.

Interne validiteit

De interne validiteit wordt gewaarborgd door gebruik te maken van analyse vanuit het

‘aanwezigheidsmodel’ en de aangesloten interviews die worden vormgegeven door middel

van een kwalitatief model. Beide modellen zijn getoetst op inhoud, continuïteit en

consistentie. Hiermee hoop ik ook een empirische bijdrage te kunnen leveren aan de

wetenschappelijke literatuur die al bestaat op dit gebied.

Door de combinatie van kwantitatief en gedeeltelijke kwalitatief onderzoek wordt de

interne validiteit en dus de kracht van de onderzoeksresultaten en de daaraan gekoppelde

conclusie sterker. Tevens is deze casus gekozen omdat begin januari 2013 twee nieuwe

partners toetreden tot het samenwerkingsverband, namelijk de gemeente Katwijk en

Bodegraven-Reeuwijk. Hierdoor wordt niet alleen achteraf getest maar vooraf ook nog getest.

Dit draagt bij aan de validiteit van mijn conclusies. Als laatste controle middel is het niet

gestructureerde interview gericht op een aantal concepten van de gestructureerde vragenlijst.

Vanuit de databronnen worden claims gelegd op de centrale concepten in dit

onderzoek.

21 Sinds 1 januari 2011 zijn de gemeenten Bodegraven en Reeuwijk gefuseerd. 22 Per 1 januari 2011 een gefuseerde gemeente 23 Alle inwonersaantallen zijn gebaseerd op de cijfers van het CBS per 1 januari 2011 24

De laatst twee genoemde gemeenten worden per 1 januari 2013 toegevoegd aan de BSGR 25definitieve inwonertallen per 1-1-2011 volgens opgave van het CBS en interne documenten van Berenschot

Page 49: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

32

Externe validiteit

De externe validiteit wordt gewaarborgd door de selectiecriteria die van toepassing

zijn op de verschillende cases.

1) Overheidsinstellingen met meer dan 100.000 inwoners;

2) Overheidsinstellingen met minder dan 100.000 inwoners;

3) Overheidsinstellingen met gedeelde informatiemanagement afdeling;

4) Overheidsinstellingen met een eigen informatiemanagement afdeling

5) Overheidsinstellingen met architect

6) Overheidsinstellingen zonder architect

7) verschillende type(n) overheidsinstellingen;

8) Overheidsinstellingen met een eigen belastingafdeling

9) Overheidsinstellingen met een gedeelde belastingafdeling

4.3 Operationalisering variabelen

In tabel 6 staan de gebruikte concepten uitgewerkt naar indicator en hoe de indicator gemeten

wordt. Dit tezamen vormt de operationalisering van de te meten variabelen.

Concept Indicator Data bron

Eigenschappen EA Welke eigenschappen zijn toe te

kennen aan de architectuur van de

overheidsinstelling & het BSV

Vanuit theoretisch model keuze maken

welke eigenschappen te onderzoeken

om de aanwezigheid van de

architectuur te toetsen.

Aanwezigheidsmeting

De score tussen 0-5 per

eigenschap geven de indicatie

voor de mate van aanwezigheid

van de architectuur (zie

aanwezigheidsmodel, paragraaf

3.3.1)

Interviews, gestructureerd op basis van

vragenlijst

Overdracht taken en processen Aansluiting van technische

applicaties op

organisatiedoelstellingen (Maes et

al. 2000, Henderson &

Ventkatraman 1992,1999). Welke

problemen hebben gespeeld voor

het hoofdproces “Waarde

Toevoegen”.

Doormiddel van interviews met

medewerkers van de

overheidsinstelling en het

samenwerkingsverband afstemming

vinden van IT en doelstelling.

Daarnaast gebruik van informatie

plannen en andere mogelijke

documenten.

Tabel 6: Operationalisering van indicatoren

Page 50: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

33

4.4 Werkwijze

In deze sub paragraaf wordt uitgelegd hoe het onderzoek daadwerkelijk uitgevoerd is. De

paragrafen hierboven gingen onder andere in op de doelstelling, probleemstelling en casus

selectie. Nu wordt duidelijk hoe al deze factoren samenhangen om de hypothese te toetsen.

Om de gewenste resultaten te behalen om de hypothese te toetsen wordt de volgende

werkwijze gehanteerd:

1. Op basis van het ontwikkelde aanwezigheidsmodel, interviewvragen creëren die

dit model ondersteunen;

2. De vragen voor het gestructureerde interview zijn ingedeeld op een schaal van één

tot en met vijf daar waar de niet gestructureerde interviewvragen meer kwalitatief

van aard zijn.

3. Na alle gestructureerde interviews geanalyseerd te hebben wordt bekeken in

hoeverre de kwalitatieve data de kwantitatieve data onderbouwt dan wel

tegenspreken en wat de mogelijke oorzaken hiervan zijn

4. Na de analyses wordt de hypothese getoetst aan de verzamelde data

5. Op basis van de bevindingen en de daaraan verbonden conclusies zullen vervolg

aanbevelingen gedaan worden richting het hierboven geschetste

managementprobleem

4.4.1 Data verzameling

De dataverzameling bestaat uit twee delen. Het eerste deel is een gestructureerd interview

waarin de zes variabelen (zie paragraaf 3.3) getoetst worden door middel van een vijf-

puntschaal. Het gestructureerde interview wordt gehouden onder mensen die functioneren in

de organisatie op het vlak van business en informatiemanagement (bijv. IT-beleid aspecten)

en op het gebied van belastingsamenwerkingsverbanden en informatiemanagement/business.

Het interview zal zich richten op mensen die binnen de organisatie zich bezig hebben

gehouden/houden met de BSGR. Op basis van de resultaten van het gestructureerde interview

heb ik deze mensen een kwalitatief interview afgenomen. Dit laat zien dat het aantal

gemeenten de verschillende cases zijn en dat de geïnterviewde mensen (door middel van

gestructureerd interview of niet-gestructureerd interview) het aantal observaties zijn. Dit heeft

invloed op de resultaten (King et al. 1994: 52).

Page 51: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

34

4.5 Deliverables

Na afronding van het onderzoek kan antwoord worden gegeven op de volgende vragen:

1. Wat is de minimale graad van ‘aanwezigheid’ van een architectuur zodat een

mogelijke samenvoeging van activiteiten positief bevonden kan worden?

2. Welke procesfactoren zijn belangrijk bij het vaststellen van architectuurafspraken en

producten?

3. In hoeverre spelen andere niet-technische aspecten mee in de vorming van architectuur

binnen de desbetreffende overheidsinstellingen?

4. In hoeverre speelt het publieke karakter mee bij de architectuurontwikkeling?

5. Welke verdere mogelijkheden tot onderzoek zijn mogelijk?

De lijst van deliverables is in principe eindeloos. Naar eigen inzicht is deze lijst opgesteld die

bijdraagt aan het geformuleerde managementprobleem.

Page 52: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

35

4.7 Samenvatting onderzoeksmodel, theorie en casus

Deze laatste paragraaf vormt de koppeling tussen de theorie, de geschetste casus en de te

meten werkelijkheid. Hier wordt kort geschetst wat wordt onderzocht, welke concepten

centraal staan, welke variabelen en welke condities aanwezig zijn, de gevolgen en de

mechanismen. Dit vormt de ‘vereenvoudigde’ weergave van de werkelijkheid (van Thiel,

2007: 36).

Meten Analyseren Concluderen

De kwantitatieve meting vindt plaats met medewerkers van de overheidsinstelling die

werken op het grensvlak van informatiemanagement en business. Dit zijn beleidsmensen, IT-

managers en dergelijke. De metingen zullen plaats vinden op basis van het gestructureerde

interview (gebaseerd op het MAAM-model) waar een bepaalde score uit zal komen.

Meting ‘aanwezigheid’

architectuur

overheidsinstelling

Score ‘aanwezigheid’

architectuur

overheidsinstellingen

vergelijken met andere

overheidsinstellingen

Uitkomst

Interview met

medewerkers

(kwalitatief)

Analyseren waar

problemen liggen en in

welke mate deze

problemen er zijn

Uitkomst

Toetsing hypothese op

basis van uitkomsten

Uitspraak omtrent

hypothese

Figuur 15: Samenvatting onderzoek

Page 53: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

36

Het kwalitatieve interview met een aantal medewerkers zal plaats vinden die op het

gebied van informatiemanagement en de BSGR werkzaam zijn. De geeft een vervolg

actie aan. De geeft de scheidslijn aan waar een conclusie aan verbonden is of een

volgende activiteit plaats vindt.

Page 54: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

37

5. ANALYSE

In dit hoofdstuk zal per gemeente de resultaten van de gestructureerde vragenlijst (indien

mogelijk) en semigestructureerd interview uitgewerkt worden. Na de notering van de

gegevens zal een samenvatting gegeven worden van de verschillen en de overeenkomsten van

de verzamelde data.

5.1 Inleiding

Wegens de verschillende grootte, omvang, aantal fte en type organisatie (regie gemeente,

gedeelde bedrijfsvoering e.d.) was dat voor Zoeterwoude niet mogelijk. En Wassenaar-

Voorschoten wordt per 1 januari 2013 ambtelijk gefuseerd maar werken op een aantal

bedrijfsvoering aspecten (zoals I&A) al samen. Daarnaast is het niet mogelijk geweest om de

vragenlijst van het Hoogheemraadschap te valideren door middel van een interview. Omdat

zij de hoogste score hebben behaald was het interessant geweest om hier dieper op in te gaan.

Overheidsorganisatie Score vragenlijst Niveau Respondenten (N)

Gouda 3,47 Established/Managed 2

Oegstgeest 2,94 Established 1

Wassenaar-Voorschoten 3,06 Established 2

Bodegraven-Reeuwijk 2,89 Established 1

Leiden 2,88 Established 1

Katwijk 3,25 Established 2

Hoogheemraadschap

Rijnland

3,5 Established/Managed 1

================== ============= ================ =============

Gemiddelde score 3,15 Ntot = 10

Standaard Afwijking 0,25

Tabel 7: Score per gemeente van de aanwezigheid van architectuur

Over de bovenstaande gegevens kunnen geen statistische zekerheden worden gegeven.

Wegens een te kleine N en de moeilijkheid van het creëren van een generieke vragenlijst in

verband met de hierboven genoemde factoren (fte, omvang etc.). Wat kunnen we dan wel met

de resultaten van de gestructureerde vragenlijst? De gestructureerde vragenlijst dient als

richtlijn voor het semigestructureerd interview dat per gemeente afgenomen is en wordt ook

getoetst in het interview met de desbetreffende medewerker. In het semigestructureerd

Page 55: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

38

interview is daarnaast gekeken naar een aantal enabling factoren betreffende de IT

(Informatie & Automatiseringsafdeling, I&A).

Het interview betreffende de architectuur van het Hoogheemraadschap Rijnland heeft

niet kunnen plaats vinden. Zoals ook zichtbaar is, staat de gemeente Zoeterwoude hier niet

tussen in verband met een te kleine omvang van haar I&A afdeling alsmede de afstoting van

alle I&A activiteiten naar het Servicepunt 71 (SP71) waar tevens de gemeenten Leiden,

Oegstgeest en de BSGR hun technische faciliteiten hebben ondergebracht. Vanwege de

grootte van de gemeente Oegstgeest hebben zij wel een I&A adviseur in huis en daarom wel

de vragenlijst ingevuld. De scores van de gemeenten lopen niet dusdanig ver uiteen wat

tevens ook duidelijk werd in de interviews.

5.2 Analyse architectuur per gemeente

Per gemeente zullen de gegevens26

uit de vragenlijst en het interview kort beschreven worden

en getoetst worden aan elkaar. Hieronder is de tabel waarin de scores per variabele zijn

getoond.

26

De volledige analyse kan ingezien worden op aanvraag bij de auteur. Wegens de grootte hiervan is deze niet

opgenomen in de bijlage

Tabel 8: Score per MAAM-variabele

Overheidsorganisatie

(N)

Communicatie Governance Support Middelen Process Scope

Gouda (2) 3,67 3,75 3,50 3,83 1,75 3,75

Oegstgeest (1) 4,33 2,75 2,50 3,33 2,00 2,50

Wassenaar-

Voorschoten (2)

3,50 2,88 3,50 3,17 1,50 3,25

Bodegraven-

Reeuwijk (1)

2,67 2,5 3,25 3,33 2,00 3,00

Leiden (1) 3,00 3,75 2,75 2,33 2,00 4,00

Katwijk (2) 2,83 4,13 3,00 3,67 1,75 3,50

Hoogheemraadschap

Rijnland (1)

3,33 4,25 3,25 2,67 3,00 3,50

=============== =========== ========= ====== ======= ====== ====

Gemiddelde 3,33 3,43 3,10 3,19 2,00 3,36

Std. Afwijking 0,53 0,65 0,35 0,49 0,44 0,46

Page 56: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

39

De gegevens laten een overeenkomstig beeld zien met de gemiddelde scores uit tabel

7. De enige grote afwijking hierin is de variabele process. Per gemeente zal de architectuur

verder beschreven worden in de volgende paragrafen.27

5.2.1 Gouda

De score van de gemeente Gouda over de aanwezigheid van architectuur komt uit op een

gemiddelde van 3,47. Gouda komt hiermee op het niveau established richting managed. Dit

betreft de score over zes variabelen. Deze zijn hieronder beschreven. Interessant om op te

merken is dat alle variabelen op een score tussen established en managed niveau zitten

behalve de variabele process.

Communicatie

De score voor communicatie is 3,67. Rond het gemiddelde van de totale architectuur

meting van de gemeente. Dit blijkt mede uit de interviews. De uitwisseling van informatie

vindt gestructureerd plaats, maar kent nog wel punten van verbetering. De ad-hoc besluiten

omtrent investeringen en de input van informatie managers behoeft verbetering.

Businessprincipes zijn leidend voor investeringen maar per afdeling kan dit verschillen

(interview respondent).

Governance

De score voor governance is 3,75. Rond het gemiddelde van de totale architectuur

meting van de gemeente. Vanuit de interviews worden deze resultaten ondersteund. De vraag

waar dan de formele verantwoordelijkheid ligt kan geïnterpreteerd worden als zijnde bij het

management team (MT) of dat het is opgesteld door in samenwerking met meerdere mensen

maar dat de uiteindelijke verantwoordelijkheid ligt bij de managers. In beide gevallen is het

niet onjuist, maar gaat het om de totstandkoming van de principes en richtlijnen hoe met I&A

aspecten (zoals investeringen, informatievoorziening, servers, uitbestedingen e.d.) om te gaan

en de controle erop. Verbetering is absoluut mogelijk maar een hoog niveau wordt al behaald

bij de gemeente Gouda.

Support

De score voor support is 3,50. Rond het gemiddelde van de totale architectuur meting

van de gemeente. De score wordt niet compleet bevestigd uit de interviews. Dit blijkt uit het

belang dat wordt gevonden in het hebben van architectuurtools maar waar niet in geïnvesteerd

wordt. GEMMA principes worden gehanteerd tot zekere hoogte, zeker bij de grotere

27

Vanwege beperkte ruimte binnen deze thesis is gekozen om een versimpelde uitwerking te tonen. Voor de

volledige uitwerking van de interviews vraag auteur.

Page 57: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

40

afdelingen. Maar vastlegging van architectuur vindt niet eenduidig plaats. De rol van de

architect heeft hier invloed op. De toename van inzicht bij bestuurders en het hogere echelon

ontbreekt. Dit kan nadelig blijken in de toekomst want begrijpen dat alles meer en meer

gekoppeld is (applicaties, systemen en basisregistraties) heeft invloed op de besluitvorming

(interview respondent).

Middelen

De score voor middelen is 3,83. Rond het gemiddelde van de totale architectuur

meting van de gemeente. Dit komt overeen met de interviews. Investeringen vinden plaats

volgens GEMMA principes, er is sprake van een e-consulent die inventariseert waar nieuwe

investeringen nodig zijn en hoe deze passen binnen de missie en visie van de gemeente. Op

lager niveau ontbreekt het aan architectuurmiddelen. Een daadwerkelijke architectuurtool om

de verbindingen tussen processen en databronnen weer te geven ontbreekt en hierdoor kan

ook geen totaal beeld gevormd worden van de architectuur van de gemeente Gouda (interview

respondent).

Process

De score voor process is 1,75. Een stuk lager dan de gemiddelde score van de totale

architectuur. Werken onder architectuur en borging van architectuur vindt niet of nauwelijks

plaats. Dit blijkt uit de vragenlijst alsmede uit de interviews. Het vastleggen van

architectuurprincipes gebeurd ook niet of nauwelijks, hiervoor is ook geen tool aanwezig

Scope

De score voor scope is 3,75. Rond het gemiddelde van de totale architectuur meting

van de gemeente. De score voor scope komt terug uit het interview. Investeringen vinden

plaats vanuit business voorstellen en worden voorgelegd aan een stuurgroep waarbij I&A en

bedrijfsvoering gecombineerd worden. Structureel overleg, evaluaties en rapportages tussen

business en I&A zorgen ervoor dat NUP28

programma’s en andere zaken soepel verlopen.

Verbetering is hier mogelijk op het gebied van vastleggen van ad-hoc besluiten en hoe

hiermee om te gaan en uitbreiding van ‘integraliteitsblik’ tussen afdelingen en

afdelingsmanagers.

5.2.2 Oegstgeest

De analyse van de architectuur van de gemeente Oegstgeest vindt plaats op basis van twee

interviews en één gestructureerde vragenlijst. Uit de vragenlijst komt de score van 2,94. Dit

28

De overheidsbrede implementatie-agenda dienstverlening e-overheid (http://e-overheid.nl/onderwerpen/e-

overheid/over-i-nup)

Page 58: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

41

houdt in dat er een bijna established mate van architectuur aanwezigheid uit de vragenlijst

komt.

Communicatie

De score voor communicatie is 4,33. Dit is hoger dan het gemiddelde van de totale

architectuur meting van de gemeente. Dit blijkt in mindere mate uit het interview. Door de

afstoting van de technische infrastructuur naar het SP71 wordt de communicatie meer

procesmatig ingericht. Invloeden vanuit het Rijk, I-NUP, hebben grote invloed op de mate

waarin gesproken wordt over architectuur en I&A. De functies binnen I&A worden als

‘belangrijker’ beschouwd en dit wordt ook bevonden in het takenpakket, zoals het vertalen

van nieuwe wetgeving of ambities in een informatievisie document. Hier is geen mate van een

managed niveau.

Governance

De score voor governance is 2,75. Dit is rond het gemiddelde van de totale

architectuur meting van de gemeente. Deze score blijkt ook uit de interviews. De verschuiving

van techniek naar informatiekwaliteitsbeheersing is een zichtbare verschuiving (interview

respondent). De formele verantwoordelijkheid bij de IT-managers wordt hierdoor ook

belangrijker. De groei van Rijksprogramma’s op het gebied van I&A dragen bij aan het

groeiende belang van I&A adviseurs.

Support

De score voor support is 2,50. Dit is rond het gemiddelde van de totale architectuur

meting van de gemeente. De richting van deze score komt ook overheen met de interviews.

De veranderende rol van gegevensbeheer zorgt dat mensen bewusten omgaan met hun werk.

De verschuiving van techniek naar gegevens is een zichtbare. Daarnaast hebben

Rijksprogramma’s, zoals eerder opgemerkt, grote invloed op de bewustwording bij mensen op

het gebied van architectuur en I&A.

Middelen

De score voor middelen is 3,33. Dit is hoger dan het gemiddelde van de totale

architectuur meting van de gemeente. Deze score komt niet overeen met de interviews. Het

zou een established niveau van architectuurmiddelen moeten hebben maar uit het interview

blijkt anders. Het ontbreken van een architectuurtool en een gegevensbroker ontbreken

(interview respondent).

Page 59: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

42

Process

De score voor process is 2,00. Een stuk lager dan de gemiddelde score van de totale

architectuur. Deze score komt overeen met het interview. Architectuur ontwikkelingen vinden

steeds meer gestructureerd plaats. Werken onder architectuur wordt niet gewaarborgd en

architectuurprincipes worden nauwelijks geformuleerd. Door de komst van GEMMA

veranderd dit wel. De nadruk ligt meer op gegevenskwaliteit (éénmalige invoer, meervoudig

gebruik) en minder op technische aspecten (interview respondent).

Scope

De score voor scope is 2,50. Dit ligt rond het gemiddelde van de totale architectuur

meting van de gemeente. Dit komt overeen met de antwoorden uit het interview. De

uitbesteding van de technische infrastructuur kent positieve effecten, zoals het meer

procesmatig regelen van communicatie binnen de organisatie. Een extra controle is

ingebouwd zodat niet meer willekeurig applicaties geïnstalleerd kunnen worden. De relatie

tussen organisatiedoelstellingen en IT strategie zal hier mede invloed op hebben. Waarbij nu

nog bij het opstellen van het informatieplan alleen IT’ers naar de relatie tussen

organisatiedoelstellingen en functionele IT aspecten kijken zal de groei vanuit business hier

ook in toe moete nemen vanwege de groeiende dichtheid van informatievoorziening en

processen.

5.2.3 Wassenaar-Voorschoten

De gemeente Wassenaar en Voorschoten zijn per 1 januari 2013 ambtelijk gefuseerd. Een

aantal bedrijfsvoering aspecten (zoals I&A) worden al langer samen gedaan, sinds 2010.

Vandaar ook de reden dat de vragenlijst geldt voor beide gemeenten. De score uit de

vragenlijst komt op een 3,11 wat een established niveau van architectuur aanwezigheid

inhoudt. Twee mensen hebben de vragenlijst ingevuld.

Communicatie

De score voor communicatie is 3,55. Dit is iets hoger dan het gemiddelde van de totale

architectuur meting van deze gemeente. Uit het interview blijkt deze score niet te

corresponderen. De nieuwe opbouw van de ambtelijke organisatie heeft hier inlvoed op.

Communicatielijnen zijn nog niet volledig zichtbaar en duidelijk. Een stijgende lijn is wel

waarneembaar: de nieuwe inrichting van de organisatie waarbij I&A wordt gesplitst in een

beleidstak en een uitvoeringstak heeft invloed. Formele communicatie speelt een belangrijke

rol blijkt ook bij investeringen (interview respondent).

Page 60: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

43

Governance

De score voor governance is 2,88. Dit is iets lager dan het gemiddelde van de totale

architectuur meting van deze gemeenten. Deze score komt ook overeen met het interview.

Een groeiende rol voor architectuur bij investeringen is zichtbaar. Ondanks dat de gemeenten

niet vooruitstrevend zijn bij architectuur en de ontwikkeling hiervan conformeren zij zich wel

aan GEMMA. Het gebruik van GEMMA helpt in de bepaling voor aanbesteding, uitwisseling

van informatie tussen systemen en het gebruik van front-mid-back office wat door één

leverancier geleverd kan worden. Het conformeren aan GEMMA vindt plaats vanuit front-

mid-back office structuur.

Budgetten zijn nu aanwezig bij de I&A afdeling maar worden liever bij business

geplaats. Onder de voorwaarde dat communicatie en besef groeit bij de managers van andere

afdelingen (interview respondent).

Support

De score voor support is 3,50. Dit is hoger dan het gemiddelde van de totale

architectuur meting van de gemeente. De score wordt in mindere mate gereflecteerd vanuit de

vragenlijst. Door de afname van een aantal projectgroepen is de relatie tussen business en

I&A afgenomen. De invloed vanuit het Rijk speelt hier een belangrijke factor in: de komst

van i-NUP. I&A gerelateerde zaken zoals invoering basisregistraties kennen gedeelde

invloed; business en I&A. Maar bij projecten waar niet direct I&A aspecten herkenbaar zijn is

de invloed in mindere mate aanwezig en wordt door het hogere echelon minder nagedacht

over de invloed van I&A en architectuur denken op de organisatie (interview respondent).

Middelen

De score voor middelen is 3,17. Dit is rond het gemiddelde van de totale architectuur

meting van de gemeente. De score komt ongeveer overeen met het interview: het ontbreken

van architectuurtools. De toepassing van GEMMA (front-mid-back office) maar er wordt

geen gegevensmanager gebruikt. Budgetten liggen bij de afdeling I&A voor investeringen en

I&A merkt hier de invloed van. Business denkt te gemakkelijk over investeringen, soms

brengen ze alleen een CD langs en verwachten dat deze geïnstalleerd wordt. Hieruit blijkt dat

voor dit soort ad-hoc situaties nog geen adequate regels zijn ingesteld (interview respondent).

Process

De score voor process is 1,50. Een stuk lager dan de gemiddelde score van de totale

architectuur. Deze score komt overeen met het interview. Het werken onder architectuur en de

borging ervan vindt in lage mate plaats. Dit blijkt uit de beschikbare middelen. De komst van

Page 61: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

44

I&A adviseur die de koppeling legt tussen techniek, personen en organisatie heeft wel een

positieve invloed maar nog in beperkte mate (interview respondent).

Scope

De score voor scope is 3,25. Iets lager dan het gemiddelde van de totale architectuur

meting van deze gemeente. Deze score komt in mindere mate overeen met het interview. Dit

blijkt uit de antwoorden van de respondenten als gevraagd wordt over integraal denken in de

organisatie. Afdelingen denken nog veel in eigen hokjes; het besef dat data gedeeld wordt en

systemen gekoppeld zijn heerst in mindere mate. Dit blijkt ook bij investeringen die vanuit de

techniek komen worden technisch makkelijker gerealiseerd dan investeringen die vanuit

business plaats vinden. Projecten van het Rijk hebben positieve effecten op de organisatie

mede omdat deze vanuit een ‘totaal’ beeld worden benaderd (interview respondent).

5.2.4 Bodegraven-Reeuwijk

De gemiddelde score van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk is 2,89. De analyse van de

architectuur van de gemeente is op basis van één gestructureerde vragenlijst en één interview.

De hoogte van aanwezigheid van architectuur bij de gemeente Bodegraven-Reeuwijk is

established en eigenlijk iets eronder. In het volgende deel wordt het resultaat van de

vragenlijst verder uitgewerkt (interview respondent).

Communicatie

De score voor communicatie is 2,67. Dit is rond het gemiddelde van de totale

architectuur meting van de gemeente. Deze score komt overeen met het interview. Structurele

communicatie vindt geregeld plaats, ondanks dat bij het MT geen I&A managers aanwezig is.

De beperkte kennis van I&A bij het afdelingshoofd heeft hier invloed bij, het nieuwe

afdelingshoofd heeft dit in mindere mate. Tevens stijg de communicatie en betrokkenheid van

verschillende afdelingen door de komst van het i-NUP en basisregistraties. De fusie tussen

Bodegraven en Reeuwijk speelt hier ook een rol in. De verschillen tussen formele en

informele communicatie verschillen per gemeente (interview respondent).

Governance

De score voor governance is 2,00. Dit is iets lager dan het gemiddelde van de totale

architectuur meting van de gemeente. Deze score is wat laag vergeleken met resultaten uit het

interview. De komst van het nieuwe afdelingshoofd heeft invloed omdat de verantwoordelijk

voor I&A bij de afdelingsmanagers en de IT’ers is. Maar er zijn nog wel governance aspecten

die te wensen over laten. Vanwege de groeiende dichtheid van informatieprocessen (steeds

Page 62: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

45

meer koppelingen en onderlinge relaties) is dit een belangrijke ontwikkeling en heeft dit

invloed op de besluitvorming (interview respondent).

Support

De score voor support is 2,67. Dit is rond het gemiddelde van de totale architectuur

meting van de gemeente. Deze score komt redelijk overeen met de informatie uit het

interview. Begrip voor I&A en het inzicht in het nut van architectuur groeit binnen de

gemeente. Door de komst van het i-NUP en de daarbij horende investeringen (front-mid-back

office) en basisregistraties. De komst van een externe I-coach zorgen ervoor dat het begrip

omtrent architectuur groeit. Bij bestuurders nog in mindere mate maar binnen de ambtelijke

organisatie neemt dit wel toe. Het is nog wel in beperkte mate aanwezig stelt de respondent,

maar het groeit. De grootte van de gemeente speelt hierin een rol, als I&A adviseur kan je

gemakkelijker binnen lopen bij de directeur of andere managers (interview respondent).

Middelen

De score voor middelen is 3,33. Dit is hoger dan het gemiddelde van de totale

architectuur meting van de gemeente. Op bepaalde gebieden komt deze score overeen met het

interview maar een aantal aspecten bij het onderdeel middelen reflecteert een lagere score dan

uit de vragenlijst komt. Geen architectuurtools zijn aanwezig binnen de organisatie, wel wordt

volgens GEMMA gewerkt met een gegevensmagazijn. Architectuurplaten zijn wel aanwezig,

de invloed wordt hiervan groter maar kan nog verbeterd worden op het gebied van

investeringen en uitbesteding van taken (interview respondent).

Process

De score voor process is 2,00. Een stuk lager dan de gemiddelde score van de totale

architectuur. Deze score komt wel overeen met het interview. Het werken onder architectuur

vindt nog niet gestructureerd plaats en kent niet tot nauwelijks borging. Dit blijkt mede uit het

feit dat investeringsideeën nauwelijks worden getoetst aan de architectuur van de gemeente

(interview respondent).

Scope

De score voor scope is 3,00. Iets lager dan het gemiddelde van de totale architectuur

meting van de gemeente. Uit het interview blijkt dat deze score niet helemaal correspondeert.

De waarde van architectuur, nog niet volledig door de organisatie gedragen, wordt duidelijk

gemaakt door mensen van de afdeling I&A, er is daarnaast een beperkte blik van managers op

het aspect business en IT alignment. Door het informele karakter en de grootte van de

organisatie worden dit soort problemen makkelijker getackeld. Toch blijkt dat structureel hier

wel een invulling aangegeven dient te worden.

Page 63: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

46

5.2.5 Leiden

De gemeente Leiden, als grootste deelnemende gemeente binnen de BSGR, heeft uit de

gestructureerde vragenlijst niet de hoogste score gehaald voor haar architectuur. De score van

Leiden, gebaseerd op één persoon, is 2,88 wat een establised niveau weergeeft. De vragenlijst

was uitgedeeld aan twee personen maar is door één persoon ingevuld. De interviews hebben

met twee respondenten plaats gevonden.

Communicatie

De score voor communicatie is 3,00. Dit is rond het gemiddelde van de totale

architectuur meting van de gemeente. Deze score komt terug uit de antwoorden in het

interview. Doordat de I&A organisatie ingedeeld is in drie lagen: strategisch, tactisch en

operationeel dwingt dit tot overleg. De oprichting van SP71 heeft hier wel invloed op.

Meerdere communicatiekanalen zijn aanwezig omtrent investeringen en meerdere checks and

balances zijn hier ingebouwd (interview respondent).

Governance

De score voor governance is 3,75. Dit is hoger dan het gemiddelde van de totale

architectuur meting van de gemeente. Deze score komt goed overeen met de interview vragen.

Door de inrichting van de drie lagen van de I&A organisatie heeft dit positieve invloed op de

besturing van haar I&A activiteiten. De aansluiting op beleid, zoals uitwisseling van

informatie, koppelingen, eenmalige uitvraag (GEMMA) vindt niet plaats vanuit architectuur

maar vanuit gegevensbeheer. De ontwikkeling naar een KCC vindt plaats vanuit

dienstverlening en de informatie laag moet daar op aansluiten. Dat is een tactische vraag maar

de ontwikkelingen naar systemen waar meerdere vergunningen in worden verleend en de

vraag hierover zoals: “moeten we niet naar één systeem voor alle vergunningen?” is een

beslissing die strategisch plaats vindt (interview respondent).

Support

De score voor support is 2,75. Dit is rond het gemiddelde van de totale architectuur

meting van de gemeente. De score voor dit onderdeel komt uit de vragenlijst lager over dan

uit het interview blijkt. Binnen de ambtelijke organisatie is er een groeiend besef van

koppelingen en aangesloten systemen. Mede door de drie lagen inrichting van de I&A

organisatie. Aan de andere zijn hier negatieve effecten van kenbaar: het steeds verder

verwijderd raken van de organisatie en de inrichting hiervan bij bestuurders en wethouders

(interview respondent).

Page 64: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

47

Middelen

De score voor middelen is 2,33. Iets lager dan het gemiddelde van de totale

architectuur meting van de gemeente. Deze score blijkt niet correct met de gegevens uit de

interviews. Gemeente Leiden heeft als enige meerdere architecten in dienst en meerdere

architectenplaten. De architecten binnen de gemeente opereren ook in de strategische laag van

I&A. Het doel van architectuur is ook het verbeteren van doeltreffendheid en doelmatigheid

van de dienstverleningen, verbeteren van de producten en verbeteren van de publieke

dienstverlening (interview respondent). Werken onder architectuur wordt hierdoor meer

geborgd.

Process

De score voor process is 2,00. Een stuk lager dan de gemiddelde score van de totale

architectuur. Dit is redelijk kloppend vergelijkend met de interview gegevens. Want ondanks

de hoge mate aan middelen blijkt tussen support en middelen een discrepantie te zitten.

Architectuur speelt niet mee in de besluitvorming. Het gebruik van een Project Start

Architectuur (PSA) wordt niet altijd gebruikt. Werken onder architectuur wordt niet altijd

geborgd. Met name politieke besluiten hebben hier invloed op.

Scope

De score voor scope is 4,00. Een stuk hoger dan de gemiddelde score van de totale

architectuur. Uit het interview blijkt dat de score hiervan lager uitvalt. De relatie tussen

organisatie doelstellingen en IT vindt alleen op papier plaats (bron vragenlijst). Dit blijkt

mede uit het interview. I&A gedragen projecten vinden meer gestructureerd plaats op het

gebied van architectuur dan projecten vanuit dienstverleningsoogpunt of besluiten vanuit de

politiek. De lastige situatie van politiek en bestuur wordt ook door de respondent nogmaals

benadrukt.

5.2.6 Katwijk

De gemeente Katwijk scoort met een 3,24, net als Gouda en het Hoogheemraadschap, boven

de 3 en zit op het niveau established. De resultaten van het gestructureerde vragenlijst is op

basis van twee ingevulde vragenlijsten. Gesprekken hebben met drie mensen plaats gevonden.

De drie geïnterviewde zijn werknemers op verschillend niveau.

Communicatie

De score voor communicatie is 2,83. Dit is iets lager dan het gemiddelde van de totale

architectuur meting van de gemeente. Dit is overeenkomstig met wat blijkt uit de interviews.

Page 65: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

48

De komst van de nieuwe teamleider ICT heeft hier een positieve invloed op. Nu de budgetten

maar naar de afdeling I&A gehaald worden vindt meer communicatie plaats tussen I&A en

andere afdelingen. De grootte van de afdeling, 18 fte, is relatief klein ten opzichte van het

aantal medewerkers van de gemeente totaal. Projecten zoals i-NUP zorgen wel voor

verbetering van de communicatie.

Governance

De score voor governance is 4.13. Een stuk hoger dan de gemiddelde score van de

totale architectuur. De komst van GEMMA en de bijbehorende aspecten hebben een positieve

invloed op de manier van investeringen doen. Ook de gegevensmakelaar maakt het

makkelijker voor de organisatie om meer gericht op de kwaliteit de organisatie in te richten.

Daarnaast heeft de komst van integraal werken invloed op de beheersing en sturing van de

organisatie. Uit het interview blijkt dat de score uit de vragenlijst hoger uitkomt dan

daadwerkelijk is. Het digitaal archief voor de bouwtekeningen en de informele

informatiestroom bij vergunningen hebben invloed op de sturing van de informatie organisatie

(interview respondent).

Support

De score voor support is 3,00. Dit is rond het gemiddelde van de totale architectuur

meting van de gemeente. Deze score wordt gevalideerd in het interview. De komst van de

nieuwe teamleider ICT heeft positieve invloed op hoe mensen in de organisatie kijken naar

ICT. De invloed van door het Rijk gestuurde programma’s zoals zaakgericht werken en de

invoering van basisregistraties zorgen ervoor dat meer draagvlak komt en meer begrip wordt

getoond omtrent ICT aspecten. De invloed van GEMMA speelt hier ook in mee namelijk door

het toetsen van investeringsvoorstellen en aanbestedingsprocedures aan de GEMMA

standaard (interview respondent).

Middelen

De score voor middelen is 3,67. Dit is iets hoger dan het gemiddelde van de totale

architectuur meting van de gemeente. Deze score komt overeen met de resultaten uit het

interview. Het gebruik van een gegevensmagazijn, het combineren van verschillen

applicatielagen in NedBrowser en de invoering van zaakgericht werken zijn vormen van

architectuur binnen de organisatie. De komst van een architect, eerst op het snijvlak

organisatie en IT, zou tot positieve resultaten kunnen leiden (interview respondent).

Page 66: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

49

Process

De score voor process is 1,75. Een stuk lager dan de gemiddelde score van de totale

architectuur. Deze resultaten komen overeen met de antwoorden uit de interviews. Het

werken onder architectuur en de borging ervan vindt minder plaats. Er is wel structureel

overleg, en soms ook door informeel contact. Dit blijkt uit het soms ‘zomaar’ aanschaffen van

applicaties zonder dat er is nagedacht over het applicatielandschap de koppelingen met andere

systemen (interview respondent). Besluitvorming omtrent ICT projecten kan hierdoor beter

worden ingericht. Met name om zo ad-hoc situaties te voorkomen.

Scope

De score voor scope is 3,50. Dit is iets hoger dan de gemiddelde score van de totale

architectuur. Dit komt goed terug uit de interviews. De invoering van zaakgericht werken

heeft een positieve invloed op de organisatie. Het zaakgericht werken heeft invloed op de

GEMMA architectuur en men ervaart dit ook zo bewust. Maar ook in aanbestedingsprojecten

komt de invloed van architectuur terug, met name in de referentie architectuur GEMMA

(interview respondent).

5.3 Concluderende opmerkingen architectuur

De score vanuit de vragenlijst fungeert als een soft indicator van de mate van architectuur

aanwezigheid maar is niet volledig dekkend bij een aantal aspecten. Wat duidelijk wordt uit

de gesprekken is de mate van specialiteit bij de grotere gemeenten (Gouda & Leiden). Met

name bij de variabelen governance, support en process. De gemiddelde scores in de tabel

springen er niet uit, maar bij de validatie vanuit de interviews blijkt toch een discrepantie

aanwezig te zijn. De mate van professionaliteit en specialisering bij deze twee gemeenten

hebben invloed op de architectuurvariabelen. De invloed van politiek en bestuur lijkt ook

groter te worden bij de twee bovengenoemde gemeenten. De ontwikkeling van de gemeente

Katwijk vindt ook plaats in de richting van Gouda en Leiden. De mate van besef van

architectuur en de invoering van architectuurprogramma’s hebben positieve resultaten op de

variabelen communicatie, middelen en support. De invoering van front-mid-back office en de

psychologische invloed die werken onder architectuur heeft (integrale benadering), wordt bij

de kleinere gemeenten inmiddels opgemerkt.

Een lastig aspect van werken onder architectuur blijft process. De scores hiervoor

vallen stuk voor stuk lager uit dan de gemiddelde architectuurscore per overheidsinstelling.

De redenen hiervoor zijn meervoudig en niet te omschrijven vanuit dit gekozen

Page 67: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

50

architectuurmodel, of welk architectuurmodel dan ook. De scheiding van besluitvorming en

uitvoering speelt hierin een grote rol. Bij de besluitvorming is vaak geen of nauwelijks

invloed van architectuur. Hierdoor krijgt de ambtelijke organisatie die verantwoordelijk is

voor de uitvoering soms met een achterstand of met situaties te maken die lastig zijn te

bevangen binnen de gemaakte keuze (interview respondent). Omdat een interview over de

architectuur niet met het Hoogheemraadschap Rijnland heeft kunnen plaats vinden kan deze

hypothese niet bevestigd worden.

De scope van architectuur is per gemeente ook verschillend. Waarbij de kleinere

gemeenten (Katwijk, Oegstgeest, Bodegraven-Reeuwijk) de invloed van GEMMA

meervoudig wordt gebruikt en getoetst bij bijvoorbeeld aanbestedingen is bij de grotere

gemeenten al langer gebruik van architectuur vormen of besluitvormingsmodellen (zoals de

stuurgroep bij Gouda) om te controleren of besluiten niet alleen technisch maar ook

organisatorisch binnen de gemeente passen.

Het model van Van der Raadt et al. (2005) biedt een, zo lijkt het, volledige benadering

van architectuur aan. Als onderzoeker moet alleen het insteek niveau bepaald worden

(organisatie-, informatie-, data architectuur) en het model biedt zes handvatten om onderzoek

te doen. Maar de sociale factoren zoals beschreven door Luftman (1999) worden te weinig

meegenomen in architectuur benaderingen vanuit de wetenschappelijke literatuur. Ondanks de

support variabele in het model biedt dit te weinig houvast voor de gemeente en zelfs

misschien binnen het totale openbaar bestuur.

Architectuur zelf is een statisch iets, zo lijkt het. De toevoeging van enabling factoren

(Luftman 1999) kan een gelegenheid bieden om een dynamischer onderzoeksmodel te creëren

waarin zowel sociale en psychologische als technische aspecten van architectuur onderzocht

kunnen worden. Een tweede kritische noot bij de bepaling van architectuur is de invloed van

politiek. Waar in de bestuurlijke besluitvorming is ruimte voor architectuur? Vanuit de

interviews werden al handvatten gegeven voor mogelijke vervolg onderzoeken. Het continue

veranderende openbaar bestuur vraagt een andere onderzoek aanpak op het gebied van

architectuur, of alle andere informatiemanagement aspecten dan wat nu gebruikelijk is. Dit is

mede vanwege de politieke en bestuurlijke invloed en de scheiding tussen beleidsvorming en

beleidsuitvoering.

Page 68: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

51

5.4 Analyse transitie belasting taken en processen

In deze paragraaf is eerst de totale transitie van taken en processen beschreven. In de daarop

volgende paragraaf is de relatie gelegd met de zes variabelen uit het MAAM-model.

5.4.1 Inleiding

Vanaf 2007 heeft het Hoogheemraadschap onderzocht of er mogelijkheden zijn of ontwikkeld

kunnen worden voor mogelijke samenwerking (interview respondent). In 2007 heeft het

Hoogheemraadschap een reorganisatie afgerond en daaruit is de visie ontstaan om een

belastingsamenwerkingsverband te starten met, in eerste instantie, alle gemeenten die in het

gebied van dit Waterschap vallen. Na een eerste kennismaking is een plan geschreven waarna

elf gemeenten aangaven hier geïnteresseerd in te zijn. Deze gemeenten waren Gouda,

Hillegom, Leiden, Leiderdorp, Leidschendam-Voorburg, Lisse, Noordwijkerhout, Oegstgeest,

Voorschoten, Wassenaar en Zoetermeer (beslisdocument BSV). Het vooronderzoek is in 2007

afgerond, op basis daarvan is in september 2008 een beslisrapport geschreven waarin zeven

organisaties te kennen hebben gegeven mee te willen doen in het samenwerkingsverband

Hoogheemraadschap en de gemeenten Gouda, Leiden, Oegstgeest, Voorschoten, Wassenaar

en Zoeterwoude29

zodat de BSGR per 1 januari 2011 haar uitvoeringstaken kan verrichten

voor de deelnemende organisaties. Naar dit traject is vanuit architectuurperspectief gekeken

naar de overdracht van belastingprocessen om de belastingtaken uit te kunnen voeren. Voor

de analyse van overdracht van processen en belastingtaken zal de nadruk liggen op de

belastingprocessen, hoe zij verlopen, gecontroleerd en geverifieerd worden. Op basis van de

gehouden interviews (21 respondenten) zullen conclusies worden getrokken die gebaseerd

zijn op de algemene vraagstelling en de aansluitende theorie.

Om te starten met de analyse dient duidelijk gemaakt te worden dat een overdracht van

processen twee onderdelen kent. De (1) conversie van de data (informatie bronnen zoals

BAG, GBA, invorderingsgegevens, heffingsgegevens, kadastrale informatie,

bouwvergunningen enzovoorts) voor het inrichten van de belastingprocessen (en daarna het

uitvoeren van de belastingtaken) en de (2) terugkoppeling naar de gemeente voor het

hergebruik van de gegevens en de controle hierop. De gemeente blijft namelijk eigenaar van

de brongegevens en maakt daarnaast ook gebruik van de waarderingsgegevens voor voeding

29

De gemeente Zoeterwoude heeft haar belastingtaken (grotendeels) uitbesteed aan de gemeente Leiden. In de

eindrapportage van 9 juni 2008 zit Zoeterwoude in de gegevens van Leiden verwerkt. Nu het proces om tot

samenwerking te komen steeds concretere vormen begint aan te nemen, wordt Zoeterwoude op verzoek

gepresenteerd als zelfstandig deelnemer aan de samenwerking. In dit onderzoek wordt zij niet apart

meegenomen.

Page 69: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

52

Waarderen onroerende

zaken

van andere processen. Tevens draagt de wethouder de verantwoordelijkheid voor de

uitvoering van de belastingtaken van de BSGR voor zijn of haar gemeente.

5.4.2 De conversie van gegevens

Na het tekenen van de GR in 2009 heeft de aanbesteding voor een belastingapplicatie plaats

gevonden in 2010 (interview respondent). Twee partijen hebben zich ingeschreven voor de

aanbesteding van de belastingapplicatie. Gouwe-IT en Centric. Origineel gepland was om de

aanbesteding eind 2009 afgerond te hebben om daarna de conversie in juni 2010 te gaan

starten. Vanwege problemen (niet benoemd) is de aanbesteding pas goedgekeurd maart/mei30

2010, namelijk aan Centric. Bij de BSGR hebben ze gekozen voor de Centric applicatie

KEY2GeïntegreedHeffen (KEY2GH). Deze applicatie bood namelijk een GIS (Geografische

Informatie Systeem) viewer, een waarderingsmogelijkheid, de mogelijkheid om heffingen

opleggen, aanslagen uitsturen en alles wat met het gemeentelijke belastingproces te maken

heeft.

Om belastingprocessen uit te kunnen voeren en dus de belastingtaken uit te kunnen

voeren is er informatie nodig. Deze informatie wordt geleverd vanuit verschillende

informatiebronnen. Om bijvoorbeeld een waardering te kunnen maken zijn onder andere de

volgende gegevens nodig. Precario

Kadastrale gegevens WOZ tarieven

Oppervlakte gegevens bouwvergunningen

Huisnummerbesluit

WOZ geografisch beeld

Adressen en gebouwen persoonsgegevens

WOZ gegevens

30

Uit verschillende interviews zijn verschillende maanden gekomen. Duidelijk van alle respondenten dat de

aanbesteding laat, volgens sommige te laat heeft plaats gevonden.

Figuur 16: Versimpelde weergave informatie behoefte WOZ

Page 70: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

53

Wat figuur 16 laat zien is de versimpelde weergave van de informatie behoefte voor de

bepaling van de WOZ-waarde. De systemen, applicaties en koppelingsvlakken met andere

systemen en applicaties zijn hier buiten beschouwing gelaten. Dit geeft al weer dat veel

informatiebronnen benodigd zijn voor het uitvoeren van de WOZ aanslag. De opslag van de

WOZ gegevens vindt plaats bij de gemeente of bij een externe organisatie voordat dit bij de

BSGR geplaatst werd. Bijvoorbeeld voor de gemeente Oegstgeest waren de waarderingstaken

bij een extern bureau belegd (interview respondent). Elk extern bureau behandelt de

waarderingstaken op haar eigen manier. Hier kunnen interpretatie verschillen ontstaan. Het

eerste aspect van architectuur komt hier om de hoek kijken. Hoe lever ik gegevens aan de

BSGR waarbij het GEMMA principe, eenmalige uitvraag en meervoudig gebruik van

toepassing blijft? Want de geometrie van het pand wordt gebruikt in de administratie van de

BAG en dit wordt uitgeleverd aan de BSGR (interview respondent).

Voor de keuze van het overdragen van de kadastrale gegevens is, vanwege het

beperkte tijdspad, gekozen om het bestand van het Hoogheemraadschap Rijnland volledig te

gebruiken. De keuze hiervoor is meervoudig: (1) Vanwege het aantal gemeenten dat de BSGR

uit naam van het Rijnland moet bedienen (24 in totaal) was dit een logische keuze (interview

respondent), daarnaast (2) was de aanname dat het kadastrale bestand (met alle objecten en

subjecten) van het waterschap van hogere kwaliteit zou zijn (interview respondent). Door het

uitlopen van de in eerst instantie geplande conversie datum werd dit als de juiste oplossing

geworden. De bestanden van de gemeente waren een meer logische keuze geweest (interview

respondent). Het bestand van het Rijnland was een groot bestand, maar qua kwaliteit

voldeed het wel om de aanslagen te doen. Ook ten opzichte van het aantal bezwaren en

beroepen dat het waterschap kende leek dit een logische keuze (interview respondent). Dit

bleek achteraf een foute keuze geweest (interviews respondenten). Vroeger was deze keuze

nog logischer geweest maar door de opkomst van de WOZ waarbij het waterschap andere

waarderingskenmerken toepast was dit niet meer het geval (interview respondent). Het

Waterschap kent andere belangen categorieën waar zij belastingen aan heffen zoals ingezeten

(burgers). Daarnaast betaal je als je huiseigenaar bent op basis van je WOZ waarde ook een

bepaald bedrag voor dat betaalde gedeelte. Tevens betaal je als je een groot weiland hebt een

bedrag voor de categorie “ongebouwd”. Daar zitten tussen categorieën in. Wegen, landbouw

grond, en natuur. Dit zijn allemaal gedifferentieerde tarieven. Deze onderkent de gemeente

niet, dit zijn onder andere oorzaken die invloed hebben gehad op de conversie en de

bijbehorende problemen

Page 71: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

54

De GIS viewer die in de KEY2GH applicatie zou zitten bleek niet te werken. Hier

moest een oplossing voor gevonden worden. Bij de BSGR zijn ‘thuis werk plekken’ gecreëerd

zodat de ambtenaren die waren overgegaan naar de BSGR in de systemen van de gemeente

konden kijken om toch de juiste geometrische en geografische gegevens tot hun beschikking

te hebben. Dit betekende voor de gemeenten dat een digitaal archief aanwezig moest zijn

waarin de bouwtekeningen en vergunningen waren opgeslagen zodat deze digitaal

geraadpleegd konden worden. Dit was bij een aantal gemeenten niet aanwezig. De bedoeling

was om de geometrische bestanden te koppelen aan de BAG (zoals dit bij de gemeenten was

geregeld) om zo BAG conform de aanslag op te leggen. Maar de Centric applicatie bleek geen

werkende koppeling te hebben met de Landelijke Voorziening BAG (LV-BAG). De

landelijke voorziening wordt gevoed vanuit de gemeente. Omdat de BSGR niet direct kan

aansluiten op de LV-BAG wordt door middel van een zogenaamd BAG-extract, een door het

Kadaster verstrekte kopie van BAG-gegevens en via de al bij de BSGR geïnstalleerde module

BAG-extract van Key2Datadistributie (Centric) het mogelijk gemaakt om een BAG-extract

op te nemen in Key2Datadistributie. Vervolgens kunnen de BAG-gegevens worden

gedistribueerd naar een applicatie als KEY2GH en kunnen adressen automatisch vergeleken

en verrijkt worden. Dit was niet mogelijk bij de opstart van de BSGR. Dit is inmiddels

gerealiseerd (anno januari 2012). Daarnaast was de administratie van de gemeenten nog niet

op orde. De invoering van de basisregistratie adressen en gebouwen (BAG) bleek een lastige

klus te zijn. Ondanks dat sommige gemeenten (Gouda) als eerste waren met de invoering van

de BAG en andere gemeenten later waren met de invoering van de BAG (Bodegraven-

Reeuwijk).

Eén van de eisen van de conversie was schoon over. “Het uitgangspunt is dat tot 1 juli

2010 deelnemers hun bestanden zoveel mogelijk opschonen. Geheel ‘schoon over’ eisen van

deelnemers is volgens de werkgroep niet realistisch”. Dit citaat is uit het eindrapport

belastingsamenwerking en geeft al een bepaalde boodschap weer. Hoe schoner de gegevens,

hoe gemakkelijker de conversie zal verlopen. Het gaat hier om de technische inleesbaarheid

en de volledigheid van het te converteren bestand. Nu is het overdragen van gegevens mede

afhankelijk van de applicatie waar deze voor wordt gebruikt. Bij de BSGR wordt het

KEY2GH gebruikt, wat een Centric applicatie is. Niet elke gemeente heeft een Centric

applicatie. Dit maakt het tevens lastiger voor conversie (interview respondent). Er dient wel

een nulmeting uitgevoerd te worden. Een proefconversie waarin getest wordt dit wordt ook

wel schaduw draaien genoemd. Ondanks dat dit één van eisen was die is opgenomen in het

plan van aanpak voor overdracht is dit niet gerealiseerd (interview respondent). Er zaten veel

Page 72: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

55

onzuiverheden in de brongegevens van de gemeenten (bijvoorbeeld aanmaningen van 1997

die nog uit het systeem kwamen). Bij vijf gemeenten waren de gegevens onder de maat van de

zes gemeenten in totaal (interview respondent).

De conversie van de WOZ bestanden van de gemeenten hebben daarnaast ook voor

problemen gezorgd. Bij sommige gemeenten waren deze bestanden onder de maat. Bij de

gemeente Oegstgeest bijvoorbeeld. De reden hiervoor was dat de taxatie bij een extern bureau

plaats vond waarvan de gemeente Oegstgeest wist dat zij haar waarderingstaken in totaal ging

uitbesteden aan de BSGR. Dit zorgde ervoor dat diverse nieuwbouwwijken niet in de

registratie zaten. Ondanks een quick scan van de BSGR (interne consistentie en controle op

gaten in de objecten) bleek het bestand niet goed. Het missen van bouwtekeningen en

dergelijke heeft voor problemen gezorgd. Daarnaast was het bouwarchief nog niet

gedigitaliseerd van de gemeente Oegstgeest wat het controle werk lastiger maakte. Ditzelfde

geldt voor de gemeente Voorschoten waar het bouwarchief ook nog niet gedigitaliseerd was

(interview respondent). Deze aspecten van informatie voorziening: hoe heb ik mijn informatie

vastgelegd?, waar is dit vastgelegd? en welke relaties hebben mijn gegevens met andere

systemen en applicaties? zijn architectuurvraagstukken waar niet of nauwelijks over na lijkt te

zijn gedacht. Daarnaast heeft de BSGR veel moeite om op tijd de benodigde informatie van

de afdeling Bouw en Woningtoezicht te krijgen wat tevens te maken heeft met de nog niet

gedigitaliseerde archieven bij sommige gemeenten.

Het belang van de LV-BAG en de koppeling tussen de BAG en de WOZ is groot. Per

Koninklijk Besluit is vastgesteld dat het gebruik van de BAG verplicht is. Overheden die

adres- of gebouwinformatie gebruiken bij de uitvoering van publiekrechtelijke taken, zijn

verplicht die gegevens aan de BAG te ontlenen. BAG-panden en -verblijfsobjecten moeten

corresponderen met WOZ-deelobjecten en vice-versa. Pas wanneer een koppeling is

gerealiseerd tussen de WOZ-deelobjecten en BAG-panden en -verblijfsobjecten kan het

verplicht gebruik van BAG-gegevens worden geborgd en aangetoond. De eis van de

waarderingskamer is dat de WOZ beschikking in 2012 BAG conforme adressen bevatten en

dat de bijbehorende BAG-identificatienummers op verzoek leverbaar zijn. Maar de LV-BAG

bevat niet genoeg informatie voor de oplegging van de aanslagen. De LV-BAG levert drie

belangrijke dingen. Bouwjaren, oppervlaktes en adressen (interview respondent). Voor een

goede BAG-WOZ koppeling heb je de juiste mensen nodig. BAG, WOZ en GEO mensen zijn

hiervoor onontbeerlijk (interview respondent). Want als er een gebouw is met twee

bijgebouwen is het één BAG object maar WOZ onderdeel A en WOZ onderdeel B. Het

Page 73: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

56

“pand_id” moet dan gekoppeld worden met het WOZ onderdeel. Dit is het leggen van

relaties, de techniek moet de koppeling onderhouden.

Dat de LV-BAG niet toereikend genoeg is blijkt later pas. Dit staat los van het feit dat

de technische koppeling bij live gang van de BSGR nog niet mogelijk was. Als een

bouwvergunning wordt verleend, heeft dit invloed op de BAG administratie. En direct invloed

op de wet WOZ. Omdat bouwtekeningen en vergunningen, bij de gemeente die ze

gedigitaliseerd hebben, gekoppeld worden (bijv. Katwijk, Gouda, Leiden) kunnen deze intern

geraadpleegd worden. Hoe verloopt de terugkoppeling naar de BSGR? Welke

huisnummerbesluiten worden doorgevoerd naar de BSGR? Deze vraagstukken en nog vele

andere zijn vraagstukken op het gebied van architectuur. Welke voeren welke taken uit,

maken gebruik van welke applicaties en wat is de informatie behoefte ervan? Hoe wordt deze

informatie aangeleverd (e-mail, pdf, StUF, hardcopy) en hoe wordt de informatie verwerkt

volgens architectuurprincipes. Eenmalige uitvraag, meervoudig gebruik. De BSGR moet

volgens bovenstaande informatie een eigen archief aanleggen. Los van de juridische en

governance en beveiligingsvraagstukken worden hier GEMMA principes aan de kant

geschoven (interview respondent).

Het document dienstverleningsovereenkomst (DVO) is een document wat beschrijft

welke informatie waar en wanneer nodig is. Bij de live gang van de BSGR op 1 januari 2011

was dit document nog niet gerealiseerd. Het tekenen van dit document heeft plaats gevonden

in december 2012. Dit document had kunnen helpen en mogelijk kunnen voorzien in een paar

van de bovenstaande perikelen.

Wat duidelijk wordt uit de analyse is dat de conversie vele problemen met zich mee

heeft gebracht. Vanwege een te korte tijdsperiode waarin veel stappen onder “kokend water”

hebben plaats gevonden en veel eisen “vloeibaar” zijn geworden (interview respondent)

maakt dit een conversie die op meerdere gebieden niet correct en juist uitgevoerd is.

Voor 2011 zijn de aanslagen met een maand vertraging de deur uit gestuurd. Deze zijn

niet BAG conform, wat ook niet wettelijk verplicht was. Het aantal bezwaar en beroepen

waren wel dusdanig hoog vanwege de conversie problemen en de levering van informatie

vanuit de gemeenten.

5.4.3 Terugkoppeling gegevens naar de gemeenten

Na de conversie van de gegevens naar de BSGR is er ook sprake van terugkoppeling van

gegevens naar de gemeente. Gemeenten gebruiken bijvoorbeeld de WOZ gegevens voor

andere aspecten van hun bedrijfsvoering. Het slopen van bijvoorbeeld een gebouw wordt

Page 74: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

57

doorgevoerd in de LV-BAG vanuit de gemeentelijke BAG en zodoende krijgt de BSGR hier

terugkoppeling van. Maar hoe vindt er controle plaats dat de juiste BAG objecten worden

gebruikt bij de BSGR? Door middel van uitval lijsten heeft de gemeente gecontroleerd of de

juiste adressen en gebouwen gebruikt worden door de BSGR. Deze uitval lijsten worden

verstuurd via een mail (interview respondent).

Eén van de eisen die gesteld zijn bij het opstellen van de GR was het leveren van

management informatie. Deze informatie kon alleen niet gegenereerd worden vanuit de

belastingapplicatie van Centric bij de start van de BSGR. Dit maakte de controle op

terugkoppeling van gegevens of de controle op aanslagen en WOZ waarderingen zeer lastig.

Wanneer de gemeente Gouda bijvoorbeeld een controle lijst maakt van BAG adressen uit de

eigen administratie en deze adressen komen niet voort uit de WOZ dan geeft dat een

probleem. De mondelinge en mail communicatie tussen beide partijen verliep stroef

(interview respondent). Vanuit StUF_tax bestand wordt dan de informatie opgestuurd, want

dit is het uitwisselingsformaat voor BAG en GBA. Hoe de vordering plaats vindt met de

controle lijsten geeft geen vertrouwen meldt één van de respondenten (interview). Eén keer

per maand worden de WOZ gegevens geleverd en dit wordt gecontroleerd met de BAG.

Om informatie te ontvangen vanuit de BSGR moeten er vragen worden gesteld. De

BSGR zit nog in opstart fase (interview respondent). Bijvoorbeeld de opvraag voor de WOZ

waarde. Welk percentage wordt gebruikt voor de waardering? Bij eigen controle blijken de

percentages niet te kloppen. Dit komt omdat de Centric applicatie nog niet de juiste

management informatie kan produceren (interview respondent). Dit gebeurt tevens bij de

uitvallijsten. Dit maakt het werken niet fijn. Alsmede geeft dit reden om over meer gegevens

te twijfelen (interview respondent).

Daarnaast zijn er zorgen over de BAG-extracten die geen gebeurteniscodes leveren.

Als de WOZ nog binnengemeentelijk was zou het voor de gegevenslevering aansluiten op het

gemeentelijke distributiesysteem waar wel gebeurteniscodes worden meegeleverd. Of de

mogelijkheid er is om de BSGR aan te sluiten om het gemeentelijke distributiecentrum wordt

onderzocht (interview respondent).

Page 75: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

58

5.5 Conclusie transitie en architectuur

De bovenstaande analyse geeft een gedetailleerd beeld van de verschillende factoren,

handelingen en acties die invloed hebben gehad op de transitie van belastingtaken en

–processen van de desbetreffende overheidsorganisaties naar de BSGR toe. De vraag die er nu

ligt luidt: hoe verhoudt elke variabele van het MAAM-model zich ten opzichte van de

overdracht van belastingtaken en –processen? Hieronder is per variabele dit uitgewerkt.

Communicatie

Naam Gouda Oegstgeest Wassenaar-

Voorschoten

Bodegraven-

Reeuwijk

Leiden Katwijk Hoogheem-

raadschap

Rijnland

Score 3,67 4,33 3,50 2,67 3,00 2,83 3,33

Tabel 8: Score variabele communicatie per gemeente

Per gemeente zijn dezelfde vragen gesteld betreffende de conversie van gegevens en

het terug krijgen van die gegevens. Vraagstukken hoe huisnummeringsbesluiten worden

doorgevoerd naar de BSGR, hoe krijgt de gemeente haar WOZ waarde terug doormiddel van

het StUF_WOZ bestand? Op basis van de scores van het MAAM model zou Oegstgeest en

daarna Gouda een betere communicatie hebben gehad omtrent de vraagstukken van conversie

en terug krijgen van gegevens. Deze correlatie is niet te vinden op basis van de bovenstaande

gegevens. De discrepantie in de gegevens is benadrukt in de architectuur analyse per

gemeente. Daarnaast hebben andere factoren zoals veranderingen invloed gehad op de

communicatie. Dit blijkt uit interviews met verschillende respondenten.

De communicatie op technisch vlak zoals de koppeling tussen LV-BAG en de Centric

applicaties hebben ook voor problemen gezorgd wat buiten de scope van het MAAM model

lijkt te vallen. Ook de managementgegevens uit de belastingapplicatie KEY2GH voor een

totaal overzicht blijkt lastig te werken. Dit bevordert de communicatie tussen de afdelingen

niet. Daarnaast is nog sprake van de rol van de regiefunctionaris. De regiefunctionaris

fungeert als medium tussen de BSGR en de desbetreffende overheidsorganisatie. Het niet

bestuurlijk vaststellen van deze functie heeft invloed. Alsmede de grootte van de gemeente

heeft invloed op het type functionaris (interview respondent).

Page 76: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

59

Governance

Naam Gouda Oegstgeest Wassenaar-

Voorschoten

Bodegraven-

Reeuwijk

Leiden Katwijk Hoogheem-

raadschap

Rijnland

Score 3,75 2,75 2,88 2,5 3,75 4,13 4,25

Tabel 9: Score variabele governance per gemeente

Voor het aspect governance lijkt voor de overdracht van belastingtaken naar de BSGR

de gemeente Leiden en Gouda de boventoon te voeren. Katwijk is per 1 januari 2013

toegevoegd en valt daarom buiten de scope van deze resultaten en voor het Waterschap

Rijnland heeft geen validatie kunnen plaats vinden. Valt er dan niets over te zeggen? De

keuze om het kadaster bestand van het waterschap te gebruiken is een IT principe keuze

geweest vanuit de gedachte dat het waterschap “zijn zaakjes beter op orde zou hebben”

(interview respondent). Dit bleek onjuist. Deze beslissing, genomen vanuit tijdsproblemen,

heeft invloed gehad op de conversie en de uiteindelijke transitie.

Daarnaast blijkt het wegvallen van de belastingafdeling en bijbehorende informatie

een vraagstuk waar niet elke gemeente over ne heeft gedacht. Met name de gemeenten

Oegstgeest en Wassenaar-Voorschoten blijken problemen te hebben ondervonden bij het

wegvallen van de informatie die afkomstig was uit de belastingafdeling zoals een live

koppeling met het GBA of het nodig hebben van bouwtekeningen zonder een digitaal archief

(interview respondent). De lager scorende gemeenten lijken hier meer last van te hebben. Hier

is geen statistische correlatie te bepalen maar als soft indicator lijkt hier een relatie te zijn.

Support

Naam Gouda Oegstgeest Wassenaar-

Voorschoten

Bodegraven-

Reeuwijk

Leiden Katwijk Hoogheem-

raadschap

Rijnland

Score 3,50 2,50 3,50 3,25 2,75 3,00 3,25

Tabel 10: Score variabele support per gemeente

De psychologische factoren achter organisatie veranderingen bleken tijdens dit

onderzoek ook aan het licht te komen. Bij Katwijk was één van de opmerkingen dat het

verandermanagement aspect een onderbelicht iets was gebleken in de aanloop naar de

aansluiting op de BSGR per 1 januari 2013 (interview respondent). Meer zaken die werden

opgemerkt bij Katwijk is dat er onduidelijkheid heerst omtrent informatie terug krijgen, dit

Page 77: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

60

wordt bevestigd uit de gesprekken met de andere gemeenten. Hoe wordt kerninformatie terug

de organisatie ingekregen zodat dit bijdrage levert aan de andere bedrijfsprocessen? Niet

genoeg ‘architectuur denken’ heeft plaats gevonden binnen de deelnemende gemeenten lijkt

het. Ondanks dat de scores vanuit het MAAM-model voor bijna alle gemeenten rond het

established niveau lijkt te zitten blijkt uit de interviews dat, zelfs als organisaties al langer

onder architectuur werken (cf. Gouda en Leiden) zij ook nog affiniteit, feeling en

onduidelijkheid kennen bij medewerkers en besluitvormers omtrent de sociale aspecten die

het werken onder architectuur met zich mee brengen.

Uit de interviews komt ook naar voren dat besluitvormers binnen de gemeenten niet

tot nauwelijks rekening lijken te houden met de informatieorganisatie. Door de opkomst van

GEMMA, onderlinge koppelingen, eenmalig invoer, meervoudig gebruik (lees: architectuur

principes) wordt de uitvoering van besluiten beïnvloedt.

De scores geven hier, in vergelijking met de interviews, een verkeerd beeld weer. De

mate van support, op established niveau vindt op basis van de interviews en de

gestructureerde vragenlijst meer op een lager niveau plaats dan het huidig gemeten MAAM

niveau.

Middelen

Naam Gouda Oegstgeest Wassenaar-

Voorschoten

Bodegraven-

Reeuwijk

Leiden Katwijk Hoogheem-

raadschap

Rijnland

Score 3,83 3,33 3,17 3,33 2,33 3,67 2,67

Tabel 11: Score variabele middelen per gemeente

De scores voor middelen per gemeente ontlopen elkaar niet zozeer. Maar uit de

interviews blijkt dat hier daadwerkelijk verschil in zit. De vragenlijst is hier niet discriminant

genoeg. Het niet gebruik maken van een project start architectuur, het niet vastleggen van

processen, data en techniek in de daarbij behorende architectuur. Alsmede de onderlinge

relaties geven per aandachtsgebied weer die hun invloed hebben gehad op de transitie van

belastingtaken en –processen naar de BSGR toe. Vanuit de MAAM score wordt dit niet

geheel duidelijk. Bij de gemeente met de meeste architectuur producten, Leiden, blijkt uit hun

distributiearchitectuur dat de BGSR in 2011 nog niet is opgenomen. Hoewel de scores van

MAAM niet toereikend lijken om een correlatie weer te geven lijkt een relatie tussen het

Page 78: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

61

gebruik en de juiste toepassing van een architectuurproduct of tool een belangrijk aspect te

zijn (interview respondent).

De gemeente Gouda gaf hierbij ook aan dat de referentiearchitectuur niet genoeg

inzicht biedt in de onderlinge relatie tussen applicaties, databases en processen (interview

respondent). Hieruit kan afgeleid worden dat het gebruik van een dergelijke tool helpt bij het

verschaffen van inzicht bij vraagstukken zoals het op afstand zetten van belastingtaken.

Dat dit niet bij andere gemeenten werd aangegeven (Oegstgeest en Wassenaar-

Voorschoten, Bodegraven-Reeuwijk & Katwijk (hoewel de laatste twee genoemde pas per 1

januari 2013 overgingen)) kan duiden op het ontbreken van de juiste personen, feeling en

inzien van het belang en nut van een dergelijke tool.

Process

Naam Gouda Oegstgeest Wassenaar-

Voorschoten

Bodegraven-

Reeuwijk

Leiden Katwijk Hoogheem-

raadschap

Rijnland

Score 1,75 2,00 1,50 2,00 2,00 1,75 3,00

Tabel 12: Score variabele process per gemeente

Een ander architectuurvraagstuk is hoe de processen verlopen binnen de

BSGR? Wat is het proces van de BSGR en hoe verloopt het gemeentelijk proces? Welke

verschillen zitten hierin, welke overeenkomsten zijn er? Deze vraagstukken lijken niet of

nauwelijks gespeeld te hebben tijdens de besluitvorming en de transitie. Vanuit de scores en

de interviews lijkt dit een juiste conclusie. Het werken onder architectuur wordt per gemeente

niet of nauwelijks gewaarborgd, laat staan vastgelegd. Hoewel bureau Berenschot proces

schema’s heeft gemaakt lijkt het niet duidelijk dat per gemeente het belastingproces, de

betrokken applicaties, de benodigde data en koppelingen inzichtelijk zijn of zijn gemaakt. Bij

Oegstgeest werd dit opgemerkt en ook aangegeven in het interview. Het werd een ‘gat’

genoemd waar vroeger de belasting afdeling zat. Bodegraven-Reeuwijk, hoewel zij pas per 1

januari over gingen, gaf aan tijdens het interview zorgen te hebben over het terug krijgen van

de informatie vanuit de BSGR. Leiden en Gouda hebben deze berichten ook aangegeven bij

de aanloop naar de BSGR (interview respondent).

De scores vanuit het MAAM model lijken weinig tot geen houvast te bieden op dit

aspect. Vanuit de interviews wordt meer duidelijk dat aan het werken onder een

Page 79: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

62

architectuurproces niet of nauwelijks sprake is. Er is geen gebruik gemaakt van bijvoorbeeld

een project start architectuur (cf. TOGAF) (interview respondent).

Scope

Naam Gouda Oegstgeest Wassenaar-

Voorschoten

Bodegraven-

Reeuwijk

Leiden Katwijk Hoogheem-

raadschap

Rijnland

Score 3,75 2,50 3,25 3,00 4,00 3,50 3,50

Tabel 13: Score variabele scope per gemeente

De laatste variabele is scope. De scores voor scope zijn hoog vanuit het MAAM-

model. Maar als er dieper gekeken wordt naar de feitelijke situatie en de interviews wordt al

gauw duidelijk dat de doelstellingen van de organisatie niet compleet aansluiten bij de

uitvoering. De waarde van i-NUP programma’s en EGEM31

lijken hun invloed met name te

hebben op de uitvoering. Dit maakt het nog eens problematischer binnen de publieke sector.

Door de scheiding van besluitvorming en uitvoering zijn er discrepanties bij grote

verandertrajecten waar meerdere bedrijfsmatige, wetmatige en technische aspecten mee

spelen.

Om al deze aspecten, waarbij in deze thesis alleen gekeken is naar de meer technische

aspecten, mee te laten wegen dienen besluitvormers te begrijpen wat er binnen de organisatie

en maatschappij speelt op basis waarvan zij beslissen. Door de onderlinge relaties tussen

systemen vanwege de opkomst van een klant contact centrum, of de invoering van

zaakgericht werken. Waarbij techniek bijdraagt aan de visie van bestuurders moeten ook de

implicaties hiervan worden toegelicht.

Afdelingen en taken op afstand stellen is meer dan een GR oprichten, aantal computers

inrichten en mensen opleiden. Besluiten dienen te worden gemaakt op basis van kennis en

rationaliteit. Iets waar systemen ook mee werken. Architectuur is gebaat bij rationele

besluitvorming. Door de komst van integraliteit kunnen besluiten van deze magnitude niet

meer genomen worden zonder de bijkomstigheid van juristen, informatie

managers/architecten en veranderspecialisten. En met name de bijkomstigheid van de laatste

twee lijkt nog niet duidelijk te zijn bij de besluitvormers. Dit laten de interviews in ieder geval

zien. De scope waarop een besluit als oprichting van een BSGR betreft ontzettend veel zaken

31

Voorloper van de i-NUP operatie. Elektronische GEMeente.

Page 80: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

63

en dient door verschillende specialisme bekeken te worden. In de toekomst zal dit steeds meer

en meer blijken.

5.5.1 Algemene opmerkingen

De bovenstaande conclusie is gebaseerd op de variabelen van het MAAM model en de

gehouden interviews. Wat gauw blijkt uit de tekst hierboven is dat het vraagstuk van de

uitbesteding van belastingtaken en -processen een ingrijpende klus is, op meerdere

aandachtsgebieden. Als gekeken wordt naar het totale proces van waarderen, heffen, innen en

bezwaar en beroep kan hier qua informatie voorziening veel op worden aangemerkt.

Duidelijk wordt uit deze korte beschouwing is dat de conversie een grote invloed heeft

gehad op het functioneren van de BSGR de eerste twee jaar. Een aantal interessante

opmerkingen zijn te plaatsen op basis van de vergaarde informatie uit de interviews:

1) Het inzichtelijk krijgen welke informatie bronnen nodig zijn voor het uitvoeren van

belastingtaken is een complexe en tijdrovende klus;

2) Het belang van ‘schoon door de poort’ blijkt een kritische factor in het succesvol

slagen van de conversie;

3) De toepassing van architectuur(-tools) of architectuurprincipes (niet verder op

ingegaan) blijkt niet of nauwelijks te worden toe gepast;

4) De invloed die de publieke sector heeft op een ‘puur bedrijfsmatige’ kwestie (namelijk

uitvoering belastingtaken) is aanwezig32

;

5) De enkelvoudige invloed van architectuur is wel te merken wanneer hierover

gesproken wordt met respondenten;

6) De ontbreken van een verandermanager binnen het traject. Op technisch vlak maar

zeker ook op personeel vlak;

7) Het architectuurmodel biedt geen houvast voor organisaties die werken in een netwerk

omgeving.

Vanuit de gemaakte analyse zal in hoofdstuk 6 worden ingegaan op de onderzoeksvraag, de

beperkingen van dit onderzoek en de onderzoeksmethode én de mogelijkheden tot

vervolgonderzoek.

32

Wegens de scope van de onderzoeksvraag is hier niet op ingegaan, uit de interviews is zeer duidelijk naar

voren gekomen dat de impact van politiek een rol speelt bij afstoting van taken van gemeenten/waterschappen

Page 81: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

64

6. CONCLUSIE

In het concluderende hoofdstuk wordt ingegaan op de onderzoeksvraag en hypothese. Een

aantal aanbevelingen op basis van de gevonden resultaten, een aantal beperkingen van het

onderzoek wordt genoemd en als laatste wordt antwoord gegeven op de deliverables die bij de

start van deze thesis zijn gesteld.

6.1 Onderzoeksvraag en hypothese

In dit onderzoek staat de volgende onderzoeksvraag centraal: Zorgt een hogere mate van

‘aanwezigheid’ van de architectuur binnen de overheidsorganisatie voor een makkelijkere

overdracht van taken en processen naar het belastingsamenwerkingsverband? Hierbij is de

hypothese dat wanneer een hogere mate van architectuuraanwezigheid is bij de

overheidsorganisatie dat hieruit een positieve relatie ontstaat.

Door middel van een gestructureerde vragenlijst is onderzocht wat de mate van

architectuur aanwezigheid is bij de desbetreffende overheidsorganisaties. Dit zijn zeven

gemeenten en één waterschap. Voor het Hoogheemraadschap Rijnland is geen architectuur

analyse gemaakt vanwege het ontbreken van een interview bij dit Waterschap. Bij de

gemeente Zoeterwoude is de analyse niet gedaan vanwege de omvang van de gemeente en de

al uitbestede taken van I&A.

De meting van architectuur door middel van de gestructureerde vragenlijst bood geen

statistische zekerheid wegens een te kleine N vandaar dat de validering plaats vindt door

middel van interviews. De scores van de gemeenten liepen van een 2,89 (Leiden) tot een 3,5

(Hoogheemraadschap Rijnland) uiteen. De scores zijn gebruikt als een soft indicator voor

mogelijke conclusies en interviews. De scores uit gestructureerde vragenlijst zijn op het

niveau van established tot managed. Dit zou betekenen dat er afstemming is tussen business

en IT en hogere mate van harmonie is tussen IT en de business. En bij sommige scores van

gemeenten dat zelfs de waarde van IT en architectuur centraal wordt gezien en erkend. Uit de

interviews blijkt dit niet helemaal te correleren. De interviews geven een beeld weer waarin

architectuur meer op een initial/ad hoc en committed niveau lijkt te zijn en richting een

established niveau bij de gemeente Leiden en Gouda.

Bij de kleinere gemeenten helpen externe prikkers vanuit het Rijk in de vorm van i-

NUP bij architectuur ontwikkeling. Bij de grotere gemeenten zoals Gouda en Leiden is het de

mate van professionaliteit en de omvang van de organisatie die ervoor zorgen dat architectuur

en werken vanuit architectuur centraler in de organisatie staat. Kort is nu per variabele een

aantal conclusies beschreven. Interessant is om op te merken dat per variabele een

Page 82: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

65

verschillend mate van aanwezigheid kan worden geconstateerd. Dit blijkt uit de vragenlijst en

uit de interviews.

Bij de variabele middelen wordt architectuur met name gezien in de vorm van de

GEMMA referentie architectuur, het gegevensmagazijn en de gebruikte koppelingen.

Daarnaast wordt aangegeven dat architectuur terug komt bij aanbestedingen en programma’s

van eisen waarop leveranciers inschrijven. De score per gemeente ligt hier op het niveau van

established en dit lijkt tot redelijke mate over een te komen met de interviews.

De variabele support heeft het betrekking op het groeiende begrip voor de afdeling

I&A binnen de gemeente, de taken van de afdeling I&A en het belang van architectuur. Dit

lijkt binnen de ambtelijke organisatie en steeds groter belang te krijgen, met name door de

komst van i-NUP en GEMMA. Binnen de besluitvorming lijkt de komst van architectuur en

integraliteit (wat een belangrijk doel van architectuur is) nog ver weg. Deze score ligt op basis

van de gesprekken en vragenlijst op een lager niveau dan established. Betreffende de

variabele communicatie blijkt de rol van de I&A manager binnen het MT en de komst van de

informatie manager een belangrijke factor te zijn. Wanneer zijn er inspraak momenten? Waar

het zijn beperkingen toont wordt duidelijk bij de invloed van de informatiemanager/architect

bij besluitvorming over de bedrijfsvoering binnen de gemeente. De score hiervoor lijkt

afhankelijk van het type IT manager, structuur van de organisatie en karakter van de

organisatie. Hier is in het onderzoek in mindere mate naar gekeken. Vooralsnog lijkt

communicatie een belangrijke rol te spelen bij architectuur en werken onder architectuur. Wat

ook blijkt ook de score voor proces. Hoe wordt de architectuur ingericht, hoe worden

besluitvormingsprocessen eromheen ingericht? Maar ook hoe worden bedrijfsprocessen

ingericht (bijvoorbeeld een zaaksysteem)? Deze vraagstukken staan op een laag pitje bij de

gemeenten. De scheiding tussen besluitvorming en uitvoering speelt hier een zeer grote rol in.

Voor governance en scope speelt de opkomst van GEMMA en belangrijke rol. Het

continue verbinden van alle informatie, systemen en applicaties aan elkaar met het principe:

eenmalige uitvraag, meervoudig gebruik. Dit heeft tevens zijn invloed gezien de

belastingtaken en -processen overdracht. De score voor deze twee variabelen liggen op het

niveau established. Dit blijkt uit de interviews en de vragenlijst redelijk te kloppen. I&A visie

documenten, architectuurplaten, stuurgroepen zijn allemaal factoren die invloed hebben op de

governance en scope wat werken onder architectuur behelst.

De relatie met de overdracht van belastingtaken en -processen is een lastig te

correleren relatie op basis van deze gegevens. De onderstaande tabel geeft een overzicht weer

Page 83: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

66

welke factoren invloed hebben gehad op de transitie van belastingtaken en –processen en de

terugkoppeling van gegevens naar de gemeente.

Oorzaak/invloed

factor

Architectuur

gerelateerd

Corr. MAAM Variabele Overheidsinstelling

‘schoon door de

poort’

X Middelen/scope/governance Gemeente

Beperkte

functionaliteit

Centric applicatie

Verlate aanbesteding

Uitstel van de

conversie datum

Gebrekkige

communicatie

X Communicatie/support Gemeente & BSGR

Inrichten informatie

stroom BSGR en

gemeente

X Process/middelen Gemeente & BSGR

Realiseren BAG-

WOZ koppeling

X Middelen Gemeente & BSGR

Dienstverlenings-

overeenkomst

Digitaal archief

gemeenten

X Middelen/scope/governance Gemeente

Uitval lijsten X Communicatie/support Gemeente & BSGR

Keuze kadastrale

bestand

initiële conversie

Inzicht dat de LV

BAG niet toereikend

genoeg is voor het

realiseren BAG-

WOZ koppeling

X Support/scope Gemeente & BSGR

Page 84: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

67

Wat deze tabel laat zien is dat een aantal factoren invloed heeft gehad op de transitie

van gemeente naar de BSGR. Sommige van deze factoren zijn toe te rekenen aan

architecturale aspecten bij de gemeenten. Wat blijkt uit de factoren die geen architecturale

relatie hebben is dat zij een grote stempel hebben gedrukt op het project en tevens invloed

hebben gehad op de architecturale factoren. De verlate aanbesteding, keuze voor het

kadastrale bestand33

van het Rijnland en de beperkte functionaliteit zijn non-architecturale

factoren die grote invloed hebben gehad op bijvoorbeeld de training van mensen, terug

krijgen van WOZ gegevens, inrichten informatie stromen tussen gemeenten en BSGR. Een

krap tijdpad en de aanwezigheid van politiek belang hebben invloed gehad op dit project. In

de interviews is meerdere keren de politiek genoemd en de door haar gemaakte keuzes. Maar

aangezien dit aannames zijn en geen harde feiten kunnen deze factoren niet benoemd in de

bovenstaande tabel. Gezien de hoeveel benoemingen en de hoeveelheid bestaand onderzoek

naar politieke besluitvorming zijn deze opmerkingen wel waardig om verder onderzocht te

worden.

Op basis van deze gegevens kan ik concluderen dat de aanwezigheid van architectuur

nauwelijks invloed heeft gehad op de overdracht van belastingtaken en -processen vanwege

de afwezigheid van architectuur en vanwege de invloed van non-architecturale factoren. Dit

blijkt uit de interviews. De vraag of architectuur invloed heeft op de transitie van taken en

belastingen kan hierdoor lastig worden beantwoordt. Heeft architectuur dan geen invloed op

33

Deze keuze is gemaakt op basis van tijd en geld (interview respondent)

Terug krijgen van

WOZ gegevens

X Support/process Gemeente & BSGR

BAG/WOZ

bestanden

gemeenten niet

volledig op orde

X Middelen/process Gemeente/Waterschap

Verschillen in

belastingapplicaties

gemeenten/

Training van de

mensen

X Support/scope/governance Gemeente

Uitstel niet mogelijk

Tabel 14: Overzicht van factoren die invloed hebben gehad op de transitie van belastingtaken en -processen

Page 85: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

68

de overdracht van taken en processen? Het gebruik maken van een architectuurtool om de

relaties tussen informatiebronnen en applicaties inzichtelijk te maken evenals de

begripsvorming dat processen steeds een grotere informatiedichtheid krijgen (wegens

gekoppelde informatiebronnen met verschillende bronhouders). Daarnaast blijkt de invoering

van GEMMA en het gebruik van basisregistraties een grotere invloed te hebben op de

opstandplaatsing van de belastingafdeling en haar taken. De consequenties van onderlinge

relatering speelt een belangrijke factor bij het vraagstuk belastingen. De afgelopen jaren is de

invloed van architectuur toegenomen binnen het publieke domein. Dit blijkt uit programma’s

zoals het i-NUP en EGEM. Maar de groeiende aanwezigheid van architectuur op organisatie

heeft invloed op de bedrijfsvoering van de organisatie zelf (Ross et al. 2006), dit blijkt mede

uit de interviews.

Het richten van interne informatie op een extern domein en vice versa zijn vraagstukken waar

organisaties zich al langer mee bezig houden (Henderson & Venkatraman, 1989).

Architectuur helpt met het bieden van overzicht op verschillende niveaus (cf. Ross et

al. 2006). Het geeft nog geen overzicht in onderlinge relaties weer tussen de verschillende

architectuurniveaus (cf. TOGAF 2009). Maar het kan steun bieden bij megalomane projecten

zoals de op- en inrichting van de BSGR. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de

aanwezigheid van architectuur in de vorm van de beschreven zes variabelen in het model van

Van der Raadt (2005) invloed hebben op de transitie van belastingtaken en –processen zoals

hier onderzocht. In hoeverre de aanwezigheid onder invloed staat van andere factoren is lastig

te bepalen en dient verder onderzocht te worden.

Opgemerkt moet worden dat het lastig te bepalen is, vanwege de bestuurlijke-politieke

context hoeveel invloed architectuurmiddelen hebben (cf. Ross et al. 2006) op de

belastingtransitie en conversie fase. Het onderzoek naar de afstoting van een belastingtaak

naar een andere partij is een onderzoek op zichzelf (juridisch, procesmatig, mandaten,

politiek-bestuur, verandermanagement enzovoorts). Vanwege de generieke problemen die er

heersten bij alle gemeenten vanwege een aantal non-architectuur gerelateerde factoren

(politieke besluitvorming, korte aanloop traject, ambtelijk en bestuurlijke fusies, invoering

basisregistraties) kan de conclusie op basis van architectuur gemaakt worden. De niet

werkende koppeling met de LV-BAG, het ontbreken van functionaliteiten binnen de Centric

applicatie en de keuze voor het kadaster bestand van het waterschap wegen hierin zwaar mee.

Daarnaast dragen de gemeenten hier ook verantwoordelijkheid voor. Een visie op het gebied

van informatievoorziening, onderlinge koppelingen en relaties binnen de gemeente zelf had

voor meer inzicht kunnen zorgen bij de overdracht van belastingprocessen.

Page 86: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

69

6.2 Aanbevelingen

De aanbevelingen op basis van de literatuur, gemaakte analyse en gevonden resultaten zijn op

te delen in twee onderdelen. Interne bedrijfsvoering en afstoting van taken waarbij het

mandaat bij de gemeente blijft of het samenwerken in een ketensamenwerking.

Interne bedrijfsvoering

Voor interne bedrijfsvoering wordt gedoeld op alle taken die de gemeente vanuit haar

eigen administratie uitvoert (los van waar de technische hosting plaats vindt). Het belang van

het hebben van een referentiearchitectuur wordt steeds groter binnen gemeente land. Dit houdt

in dat niet alleen technisch nagedacht moet worden hoe met leveranciers wordt gesproken,

maar ook over de opslag van gegevens, de koppelingen die gerealiseerd dienen te worden met

landelijke voorzieningen, externe partijen zoals een belastingdienst en andere externe partijen

waar de gemeente informatie van betrekt. Een overzicht hoe het applicatielandschap eruit ziet,

hoe de systemen onderling gerelateerd zijn en welke data relaties er liggen? Waar liggen de

brongegevens en waar ligt de verantwoordelijkheid voor mutaties en wijzigingen hierin en

welke invloeden heeft dit? Een relatie schema met daarin de onderlinge relaties tussen de

verschillende architectuurniveaus kan hierbij bijdragen. Voor zover het technische aspect van

architectuur.

Het non-technische aspect van architectuur, in het bijzonder in de publieke sector is

een belangrijke rol en kan niet buiten beschouwing worden gelaten. De kennis en kunde van

werknemers, de zeggenschap die informatiemanagers hebben, de rol van architecten en

informatiemanagers binnen de besluitvorming spelen hier een belangrijke rol. Hoe wordt

architectuur denken embedded in de organisatie? Deze vraagstukken zijn non-technisch van

aard maar zullen op langere termijn bijdragen aan een verbeterde bedrijfsvoering van de

gemeente.

Afstoting van taken en ketensamenwerking

Bij afstoting van taken waarbij gegevens levering nodig blijft van de gemeente of een

ketensamenwerking waarin de gemeente een rol speelt zijn factoren die invloed hebben op de

architectuur van de organisatie, op alle niveaus (van business tot data). Bij interne

bedrijfsvoering moet overzichtelijk zijn welke implicaties taken en processen hebben op de

organisatie, van top tot bottom. Een architectuurtool kan hierbij hulp bieden om bij het

schrijven van een business case de directe implicaties zichtbaar te maken voor wethouders en

bestuurders die in de besluitvorming zitten. De groeiende informatiedichtheid van taken en

processen zorgen ervoor dat dit een steeds belangrijker aspect wordt.

Page 87: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

70

Tevens is er een mogelijkheid om informatiemanagers en meer centralere rol binnen

de organisatie te geven. Door deze centraler binnen de organisatie te plaatsen creëer je kennis

en begrip over het begrip architectuur en wat dit behelst voor de totale organisatie.

6.3 Beperkingen onderzoek

Naast de validiteit – intern en extern – moet ook gekeken worden naar de beperkingen van dit

onderzoek. Het onderzoek kan op twee manieren bekritiseerd worden qua beperkingen:

1. Onderzoek methode

2. Statistische zekerheid

3. Theoretische dekking

Hieronder zal dieper in worden gegaan op de beperkingen.

6.3.1 Onderzoek methode

In deze thesis is gekozen voor een one-shot case study (Campbell & Stanley, 1963). Case

studies hebben inherent een aantal zwaktes. Deze zijn wel getracht gedekt te worden door

selectie criteria toe te passen en vergelijkend te zijn op basis van de overeenkomsten van de

gemeenten. Daarnaast is gekozen voor een ‘aanwezigheidsgraad’ voor de te meten variabelen.

Deze is uiteengezet in een 1 t/m 5 schaal in plaats van een ‘Likert’ schaal te kiezen waarbij de

variabelen worden onderscheiden in “volledig oneens tot volledig mee eens” en

onderverdeeld worden in aparte volwassenheidsschaal (maturity) en alignment.34

De reden dat

hier niet voor gekozen is, is wegens de beperkte ruimte en tijd die beschikbaar was. Tevens is

de discriminatie van de vragenlijst een kritisch punt. Een beter beeld zou verkregen kunnen

worden uit de vragenlijst wanneer deze langer en uitgebreider is. Nu zijn de scores uit de

vragenlijst als soft indicator gebruikt in plaats van harde statistische resultaten.

34

Zoals de onderzoeksmethode van Van der Raadt et al. (2005) is.

Page 88: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

71

6.3.2 Statistische zekerheid

Het is lastig te bepalen in hoeverre er correlatie (door bijvoorbeeld SEM analyse) is tussen de

gemeten architectuur variabelen en de overdracht van taken en processen. Dit komt mede

door de hoeveelheid observaties (N) evenals de hoeveel vragen die gesteld zijn. Deze konden

niet volledig dekkend zijn vanwege de verwachting van beperkte response.

6.3.3 Theoretische dekking

Een paar kritische noten zijn te plaatsen bij dit onderzoek op het gebied van theoretische

modellen, namelijk:

1) Architectuur model keuze;

2) Alignment model keuze;

3) Weinig rekening houden met het publieke karakter betreffende in het onderzoek;

4) Geen rekening gehouden met verander aspecten (cf. Kanter 1983, Kotter 1996,

Caluwe 2004 etc.);35

5) Assessment en ontwikkelingsaspect binnen de organisatie en tussen de organisaties

6) De richting van architectuur door middel van principes (zie hiervoor Van Bommel

2007, Op ’t Land 2009, Greefhorts 2011);

7) Het werken van organisaties in een keten of netwerk omgeving.

6.4 Deliverables

De deliverables die geschetst zijn in hoofdstuk 2.6 worden nu beantwoord.

Wat is de minimale graad van ‘aanwezigheid’ van een architectuur zodat een mogelijke

samenvoeging van activiteiten positief bevonden kan worden?

Het antwoord op deze vraag is niet herleidbaar uit dit onderzoek. Dit onderzoek is te

beperkt in de correlatie, die tevens statistisch bewezen dient te zijn om hier antwoord op te

geven. In de huidige literatuur ontbreekt dit ook. Het is wel een interessant onderwerp voor

onderzoek vanwege de karaktereigenschappen van de publieke sector (cf. Van der Meer

2011).

35

Deze lijst is niet compleet maar schetst een beeld betreffende verandermanagement en de verschillende

disciplines hier binnen.

Page 89: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

72

Welke procesfactoren zijn belangrijk bij het vaststellen van architectuur afspraken en

producten?

Het vaststellen van procesfactoren bij de vorming van architectuur afspraken en

producten liggen op verschillende niveaus. Ten eerste dient er wederzijds begrip te zijn tussen

hoger en lager management. In de publieke sector komt hier nog eens bij kijken dat er een

politiek-bestuurlijke context is. Daarnaast dient er op verschillende architectuurniveaus

afspraken te worden vastgelegd. De vraag of dit begint bij een business architectuur of een

technische architectuur is een in theorie makkelijk te beantwoord vraag. De praktijk zal hier

weerbarstiger in zijn wegens een bestaande (ist) situatie waarmee rekening gehouden moet

worden.

In hoeverre spelen andere niet-technische aspecten mee in de vorming van architectuur

binnen de desbetreffende overheidsinstellingen?

Dit is een zeer belangrijk vraagstuk in de publieke sector. De invloed van politiek,

geld, wetgeving, het Rijk spelen een grote en belangrijke rol in de vorming van architectuur.

Niet zozeer op technisch niveau maar meer op een begripsmatig niveau. De komst van Rijk

gestuurde programma’s zoals het i-NUP evenals en het stimuleren door middel van financiële

prikkels groeit de vorming van architectuur in gemeenten.

In hoeverre speelt het publieke karakter mee bij architectuur ontwikkeling?

Het publieke karakter, wat naar voren kwam uit de interviews maar wat vanwege de

scope weggelaten is uit de analyse, is de invloed die wethouders en bestuurders hebben op de

besluitvorming bij architectuur ontwikkeling. De score van de gemeenten liggen allemaal

rond het niveau established. Maar na door te vragen wordt wel duidelijk dat nog veel zaken

niet geregeld zijn binnen de gemeente. De waan van de dag waarin politici leven zoals de

invoering van BYOD lijkt hier mee te maken hebben.

Welke mogelijkheden tot vervolg onderzoek zijn mogelijk?

Vanwege de grote lijst van vervolg mogelijkheden is gekozen om hier een aparte paragraaf

aan te wijden.

Page 90: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

73

6.5 Vervolg onderzoek

Zoals in hoofdstuk twee vermeld werd is het doel van dit onderzoek exploratief bedoeld.

Zoals het door Van der Raadt (2005) bedachte model gericht is op validatie van het model is

in dit onderzoek het MAAM-model gebruikt om de aanwezigheid van architectuur binnen de

organisatie te meten. Dit geeft meteen een aantal mogelijkheden weer voor vervolg

onderzoek. Onderzoek verrichten naar de toepassingsgerichtheid van architectuur bij

samenwerkingsverbanden. Dit kan specifiek gaan over belastingen maar ook over een breder

scala aan overheidsdiensten. Een aantal mogelijkheden voor vervolg onderzoek is:

1. Empirisch onderzoek doen naar de toepassing van architectuur bij de oprichting van

samenwerkingsverbanden;

2. Het opstellen van een assessment model waarin architectuur functionaliteit wordt

onderzocht aan de hand van het karakter van de publieke sector;

3. Het toetsen van de architectuur functionaliteit bij ketensamenwerkingen;

4. Het opstellen van een onderzoek waarin geanalyseerd wordt of de huidige architectuur

literatuur toepasbaar is in de publieke sector.

Uiteraard zijn dit suggesties die kunnen voortbouwen op mijn exploratieve onderzoek.

Gezien de hoeveelheid literatuur en onderzoek omtrent e-overheid, architectuur en

samenwerkingsverbanden bij overheden zijn dit belangrijke mogelijkheden die kunnen leiden

tot verdieping van de bestaande inzichten in het functioneren van het huidige openbaar

bestuur.

Page 91: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

74

7. DISCUSSIE

Door de toename van e-overheidsinitiatieven en de doelstellingen van Rutte II (besparingen

voor gemeenten door middel van schaalvoordelen, vereenvoudiging van regelgeving en

minder dubbeling van taken) biedt dit mogelijkheden voor vervolg onderzoek naar

architectuur binnen gemeenten en intergemeentelijke samenwerking.

Alignment vraagstukken (cf. Porter, 1987, Luftman 1999, Chan 2007) en IT-strategie

(cf. Keller, 2009: 19) roepen de mogelijkheden op voor grote mate van architectuur

toepassingen binnen het publieke domein. Integraliteit, delen van kennis, het gebruik van

basisregistraties zijn pragmatische zaken die onderzocht kunnen worden.

Een tweede belangrijk aspect van de toename van e-overheidsaspecten op het gebied

van keteninformatisering (cf. Bekkers 2009, Oosterbaan 2012 etc.), samenwerkingsverbanden

en andere schaalvergrotingsmaatregelen waarbij informatiemanagement een zeer belangrijke

rol speelt, beïnvloedt het karakter van de publieke sector. Wat voor paradigma verschuiving

zou hier aan de grondslag kunnen liggen en welke invloeden heeft dit op de elementaire

vragen die Wilson (1887) al stelde: wat is het doel van een administrative study? Wat is het

juiste, wat is de core-business van de overheid (in Shafritz & Hyde 2007)? Dragen de

invloeden uit het e-veld daadwerkelijk bij aan een effectieve en efficiëntere overheid evenals

een overheid die haar burgers niet alleen als klanten behandeld maar ook begrijpt dat burgers

meerdere rollen hebben als dienaar, onderdaan, burger, mens.

In hoeverre zijn de architectuur modellen en theorieën toepasselijk binnen het publieke

domein? Architectuur wordt gebruikt in de context van het inrichten van de organisatie. Van

strategie tot uitvoering. De modellen op het gebied van business IT alignment zouden hier

directere relaties kunnen leggen (cf. Tapia et al. 2007).

Al met al wordt duidelijk dat de invloed van architectuur groeiende is binnen het

openbaar bestuur. Hoe hier invulling aangegeven dient te worden blijft een ingewikkelde en

complexe kwestie. Het doel van architectuur volgens de verschillende auteurs: overzicht

bieden op verschillende niveaus (applicatie, informatie, data, organisatie cf. Brancheau &

Wetherbe 1986, Rijsenbrij 2004, TOGAF 2009 enzovoorts) blijft een ontwikkeling die op de

voet gevolgd dient te worden.

Page 92: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

75

BIBLIOGRAFIE

Abcouwer, A.W., Maes, R. & Truijens, J., (1997) Contouren van een generiek model voor

informatiemanagement in Tijdschrift Management & Informatie, 5(3) pp. 92- 102.

Avison, D., Jones, J., Powell, P., & Wilson, D. (2004). Using and Validating the Strategic

Alignment Model in Journal of Strategic Information Systems. 13, 223–246.

Bekkers, V.J.J.M., H.P.M van Duivenboden, M.E. Simons, M Thaens en A. van Venrooy

(2005) Adaptief Vermogen en Architectuurontwikkeling in Ketens en Netwerken Over

het Smeden van Flexibele Ketens en Netwerken. Erasmus Universiteit Rotterdam,

Rotterdam.

Bekkers, V.J.J.M. (2006) Flexibility of Information Architectures in e-Governments Chains in

EGOV, Pp. 243-255. Erasmus Universiteit Rotterdam

Bekkers, V.J.J.M. (2009) Flexible Information Infrastructures in Dutch e-Government

Collaboration Arrangements: Experiences and Policy Implications in Government

Information Quarterly. 26(1). Pp. 60-68

Berenschot rapport – inventarisatie BSGR ICT. 2009.

Bommel, P. van, P.G. Buitenhuis, S.J.B.A. Hoppenbrouwers & H.A. Proper, (2007)

Architecture principles – A regulative perspective on enterprise architecture

Branchaeu, J.C. & J.C. Weherbe (1986) Information Architectures: Methods and Practices in

Information Processing and Management. 6(22), pp. 453-463

BSGR vergaderrapport. 19 januari 2012

BSGR vergaderrapport 24 november 2021

BSGR plan van aanpak BAG-WOZ koppeling. 7 januari 2012

Caluwé, L. de and H. Vermaak (2004) Thinking about Change: Complexity and Multiplexity

in Change Processes. In: Boonstra, J.: Dynamics of Organizational Change and

Learning. Wiley, Chichester.

Campbell, D.T. & J.C. Stanley (1963) Experimental and Quasi-Experimental Design for

Research. Boston: Houghton Mifflin Company

Page 93: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

76

Chan, Y.E. & B.H. Reich (2007) IT Alignment: What Have We Learned in Journal of

Information Technology. 4(22), pp. 297-315

Darshana S., S. Rangaswami & P. Mallavaram (2005) A Critical Evaluation of Enterprise

Systems Succes Measurement Models in Managing Modern Organizations Through

Information Technology Proceedings of the 2005 Information Resources Management

Association International Conference. Edited by MEhdi Khosrow-Pour. Idea Group

Dool. F., W.J. Keller, R. Wagenaar & J.A. Hinfelaar (2002) Architectuur Elektronische

Overheid: Samenhang en Samenwerking. Den Haag: ministerie van Binnenlandse

Zaken

Duivenboden, H.P.M. van (2004) Difusse Domeinen: Over ICT, Beleid, Uitvoering en

Interbestuurlijke Samenwerking. Lemma B.V. Utrecht

Ebrahim, Z., & Z. Irani (2005) e-Government Adoption: Architecture and Barriers in Business

Process Management Journal. 11(5), pp. 589-611

Greefhorst, D., Proper, E. (2011) Architecture Principles: The Cornerstones of Enterprise

Architecture. Berlin Heidelberg, Springer-Verlag.

Groenland, E. (2009) ANNABEL Toolbox Probleemanalyse. Breukelen: Nyenrode Business

Universiteit

Henderson, J.C., & N. Venkatraman (1989) Strategic Alignment: A Framework for Strategic

Information Technology Management. Massachusetts: Cambridge

Henderson, J.C., & N. Venkatraman (1999) Strategic Alignment: Levering Information

Technology for Transforming Organizations in IBM Systems Journal Reprint. Vol.

32(1). 1993, 38(2&3) 472-484

Hjort-Madsen, K. (2006) Enterprise Architecture Implementation and Management: A Case

Study on Interoperability. Proceedings of the 39th Hawaii International Conference

on System Sciences. Pp. 1-10

Ho, A. T.-K. (2002) Reinventing Local Government and the e-Government Initiative in

Public Administration Review. Vol. 62(4), pp. 434-444

Homburg, V. (1999) The Political Economy of Information Management. Groningen: SOM

Page 94: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

77

Institute of Electrical and Electronics Engineers (2000) Standard 1471-2000: Recommended

Practice for Architectural Description of software Intensive Systems. IEEE Standaard

Department

Kanter, R. (1983). The Change Masters. New York: Simon & Schuster

Keller, W.J. (2009) TOGAF 9: Quick Start Guide for Enterprise Architects. Version 1.0c

(2009/11/18). 3rd Released Version.

Khaiata, M & I.A. Zualkernan (2009) A Simple Instrument to Measure IT-Business

Alignment Maturity in Information Systems Management. 26: pp. 138-152. Taylor and

Francis Group.

King, G., R.O. Keohane & S. Verba (1994) Designing Social Inquiry. New Jersey: Princeton

University Press.

Klischewski, R. (2011) Architectures for Tinkering? Contextual Strategies Towards

Interoperability in e-Government in Journal of Theretical and Applied Electronic

Commerce Research. 6(1), pp. 26-42

Kotter, J.P. (1996) Leading Change. USA, Harvard Business School Press

Lankhorst, M.I., H.T. Jonkers, L. van. Proper & F. Arbab (2009) Enterprise Architecture at

Work: Modeling, Communication and Analysis 2nd edition. Springer: Berlin

Heidelberg

Lee, S. M., X. Tan & S. Trimi (2005) Current Practices of Leading e-Government Countries

in Communication of the ACM. 10(48), pp. 99-104

Luftman, J.N. (1999) Enablers and Inhibitors of Business-IT Alignment in Communications

of Assocation for Information systems, vol. 1(11), pp. 1-33

Luftman, J.N. (2000) Assessing Business-IT Alignment Maturity in Communcations of

Assocation for Information systems. Vol 4(14) pp. 1-51

Luftman, J.N. (2004) Assessing Business-IT Alignment Maturity. In W. Grimbergen (red.)

Strategies for Information Technology Governance. (pp. 99). Idea Group Publishing.

London/Hershey

Page 95: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

78

Maes, R. D. Rijsenbrij, O. Truijens & H. Goedvolk (2000) Redefining Business – IT

Alignment Trough a Unified Framework. PrimaVera Working Paper Series. Pp. 1-25.

Amsterdam

Maes, R. (2008) Informatiemanagement of de Kunde van het Balanceren: van Maakbaarheid

Naar Taalbaarheid in PrimaVera Working Paper Series pp. 1-19. Amsterdam

Meer, F.M. van der, G. Dijkstra & C. van den Berg (2011) Naar een Overheid en

Ambtenarenstatus Nieuwe Stijl: Het Eigene van de Overheid en Haar Personeel in een

Systeem van Multi-Level Governance Vanuit International Perspectief. Leiden:

Universiteit Leiden

Ministerie van Binnenlandse Zaken (2007) NORA 2.0: Nederlandse Overheid Referentie

Architectuur: Samenhang en Samenwerking Binnen de Elektronische Overheid.

Kenniscentrum

Ministerie van Binnenlandse Zaken (2010) NORA 3.0: Principes Voor Samenwerking en

Dienstverlening.

Het Nederlandse Taxonomie Project (2008) Architectuur Nederlandse Taxonomie: Het

Nederlandse Taxonomie Project. Den Haag, Ministerie van Financiën en Justitie.

Oosterbaan, T. (2012) Architectuur als Agenda: Een Theoretische en Empirische Analyse van

de Rol van Frames bij Architectuurontwikkeling Voor Keteninformatisering.

Rotterdam: Erasmus Universiteit Rotterdam

Op ‘t Land, M., Proper, E., Waage, M., Cloo, J., Stegman, C. (2009) Enterprise Architecture.

Creating Value by Informed Governance. Berlin, Springer

The Open Group (2009) ArchiMate 1.0 Specification (technical standard). Zaltbommel: Van

Haren

The Open Group (2009) TOGAF Version 9. Zaltbommel Haren

Projectgroep Verdiepingsonderzoek (2008) Besluitvormingsonderzoek

belastingsamenwerking. 9 juni 2008.

Porter, M.E. (1987) From Competitive Advantage to Corporate Strategy. Harvard Business

Review; 15–31

Page 96: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

79

Raadt, B. van der (2011) Enterprise Architecture Coming of Age: Increasing the Performance

of an Emerging Discipline. Haarlem: Clips Drukkerij

Raadt, van der B., J.F. Hoorn & H. Vliet (2005) Alignment and Maturity Are Sibblings in

Architecture Assessment. CAISE ’05: Proceedings of the 17th International

Conference on Advanced Information Systems Engineering. Vol 3520/2004 of LNCS

pp. 357-371. Porto, Portugal: Springer

Rijsenbrij, D. (2004) Architectuur in de Digitale Wereld. Nijmegen: Radboud Universiteit

Ross, J.W., P. Weill & D.C. Robertson (2006) Enterprise Architecture as strategy: foundation

for business executives. Hardvard Business School Press.

Scott Morton, M. (1990) Corporation of the 1990s: Information Technology and

Organizational Transformation. Oxford University Press

Shafritz, J.M. en Hyde, A.C. (2007) Classics of Public Administration. 6e druk. Verenigde

Staten: Thomson Wadsworth.

Tapia, R.S., M. Daneva & P. Eck (2007) Developing an Inter-Enterprise Alignment Maturity

Model: Research Challenges and Solutions. Enschede: Universiteit van Twente

Thiel, S. van (2007) Bestuurskundig onderzoek ­ Een methodologische inleiding.

Uitgeverij Coutinho, Bussum.

Winter, R. & J. Schelp (2008) Enterprise Achitecture Governance: The need for business-to-

IT approach in SAC ’08. march 2008. pp. 548-552

Winterink, J. & J. Truijens (2002) Management (in)control Met Informatiearchitectuur in

PrimaVera Working Paper. 1-18. Amsterdam.

Yin, R.K. (2003) Case Study Research: Design and Methods. California: Sage Publications

Inc.

Zachman, J. (1987) A Framework for Information Systems Architecture in IBM Systems

Journal. 3(26), pp. 276-292

Page 97: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

80

BEZOCHTE WEBSITES

http://www.bsgr.nl (november 2012)

http://www.e-overheid.nl/onderwerpen/stelselinformatiepunt/stelsel-van-

basisregistraties/basisregistraties (maart 2012)

http://e-overheid.nl/onderwerpen/e-overheid/over-i-nup (december 2012)

Page 98: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

81

LIJST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN

1. AWB – Algemene Wet Bestuursrecht

2. AWR – Algemene Wet Rijksbelastingen

3. B&W – (college van) Burgemeester en Wethouders

4. BAG – Basisregistratie Adressen en Gebouwen

5. BGT – Basisregistratie Grootschalige Topografie

6. BSGR – Belastingsamenwerkingsverband Gouwe-Rijnland

7. BSR – Belastingsamenwerkingsverband Rivierenland

8. EA – Enterprise Architectuur

9. GBA – Gemeentelijke Basisregistratie Persoonsgegevens

10. GEMMA – GEMeentelijke Model Architectuur

11. GR – Gemeentelijke Regeling

12. I-NUP – Nationaal Uitvoeringsprogramma

13. I&A – Informatie & Automatisering

14. ICT – Informatie Communicatie Technologie

15. IT – Informatie Technologie

16. MAAM – Multi-dimensional Assessment model for architecture Alignment and

architecture Maturity

17. MT-overleg – Management Team overleg

18. NORA – Nederlandse Overheid Referentie Architectuur

19. NP/NNP – Natuurlijke Personen/Niet Natuurlijke Personen

20. OZB – Onroerend Zaak Belasting

21. SAM – Strategic Alignment Model

22. SAMM – Strategic Alignment Maturity Model

23. SEM – Structural Equation Moddeling

24. StUF – Standaard Uitwisselings Formaat

25. TOGAF – The Open Group Architecture Framework

26. WABO – Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

27. WGR – Wet Gemeentelijke Regeling

28. (Wet) WOZ – (Wet) Waardering Onroerende Zaken

Page 99: master thesis FHB Cazius V1.0 (definitief)

82

BIJLAGEN

I. BETROKKEN MENSEN

II. CMMI: CAPABILITY MATURITY MODEL INTEGRATION

III. OMSCHRIJVING PROCESSEN BSGR

IV. VOORBEELD VAN VRAGENLIJST VAN DER RAADT ET AL. (2005)

V. UITWERKING INTERVIEWS

VI. GEMIDDELDE SCORE PER VRAAG EN STANDAARDAFWIJKING

VII. VIAG POSTER GEMEENTE GOUDA

VIII. TOGAF ADM