Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr....

60
Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14 e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38 IDRC Davos 2016 pagina 44

Transcript of Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr....

Page 1: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Magazine

Nationale veiligheid en crisisbeheersing

14e jaargang 2016 nr. 4

Thema: Verbeteren crisisbeheersing

pagina 3

Versterken cybersecurity

pagina 38

IDRC Davos 2016

pagina 44

Page 2: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

INHOUD

foto omslag: Cover Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming (zie pagina 11)

Thema: Versterken crisisbeheersing

3 Voorwoord4 Leren van crises en crisisoefeningen op de NAC jaardag6 Leren van crisis? Ken uw brein en benut het voor 100%!8 Vertrouwen en gezamenlijk belang als cruciale factoren in financiële sector9 Is de crisisorganisatie van Rijkswaterstaat klaar voor de toekomst?10 Leren van rampen en crises11 Nationale crisisorganisatie flexibeler12 Nationaal Crisisplan Luchtvaartongevallen Burgerluchtvaart15 Nationaal Crisisplan Hoogwater en Overstromingen18 Internationale crisisbeheersing in ontwikkeling20 De lessen voor crisismanagement van de stroomstoring Noord-Holland 22 Reactie op rapport Stroomstoring Noord-Holland 23 IFV Bestuurlijke Netwerkkaarten Crisisbeheersing24 Nederland leert multidisciplinair van de terroristische aanslagen in Parijs 26 Acht ontwikkelingen in regionale crisisbeheersing28 Versterking risico- en crisisbeheersing stralingsincidenten30 Crisisbeheersing als proceskunst32 Doen wat de situatie vraagt34 Lessen crises 2014-2015

Overige onderwerpen

37 Nomineer nu voor RIVM Jan Kliestprijs38 Cybersecuritybeeld Nederland 2016 laat toenemende digitale dreigingen zien 40 Cyber veerkracht in het financiële systeem41 Staatssecretaris Dijkhoff: “Bevindingen CSBN zijn zorgelijk”42 Seaside Matchmaking Cybersecurity 201644 De Nederlandse aanpak voor resilience46 International Disaster and Risk Conference (IDRC) Davos 201648 Weerbaarheid in een wereld van connectiviteit en nieuwe uitdagingen49 Community Resilience Planning Guide51 Safety and security first - Olympische Spelen 201652 Stroomuitval bij de brandweer54 Haperende hulpverlening op de Noordzee56 Nationale CT-strategie 2016-202058 Singapore en Nederland versterken samenwerking cybersecurity 58 Trainingen CBRN-stoffen en explosieven59 Colofon60 Nederland moet in beweging komen

Het Magazine nationale veiligheid en crisisbeheer-sing is een tweemaande-lijkse uitgave van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

Het blad informeert, signaleert en biedt een platform aan bestuurders en professionals over beleidsontwikkeling, innovatie, uitvoering en evaluatie ten aanzien van nationale veiligheid en crisisbeheersing.

De uitgever is het niet noodzakelijkerwijs eens met de inhoud van gepubliceerde bijdragen. De verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid voor de inhoud van de artikelen berust bij de auteurs.

2 | Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4

Page 3: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4 | 3

INHOUD

Voorwoord

Het prettige aan crises is dat ze zich vrij zelden voordoen. Maar daar kleeft ook een nadeel aan: je hebt weinig mogelijkheden om “crisiservaring” in de praktijk op te doen. We zullen het dus vooral moeten hebben van het leren van de ervaringen die anderen hebben opgedaan. Gelukkig bevatten de vormen van crisisbeheersing op het terrein van vitale sectoren, regionale en nationale overheids-organisaties veel overeenkomsten. Dat betekent dat we ook veel kunnen opsteken van elkaars leerpunten en van de manier waarop die hebben geleid tot verbetering. Daarom is het goed om soms even de tijd te nemen voor reflectie en inzicht. Zoals eind september tijdens de Jaardag van de Nationale Academie voor Crisisbeheersing (NAC).

Zoals Minister Van der Steur in zijn openings-speech aangaf, maken wij allen deel uit van een continu lerende organisatie. Het kenmerk van zo’n organisatie is dat we voortdurend bezig zijn met - waar nodig - verbeteringen aan te brengen op het vlak van kennis en vaardigheden, van werkwijzen en van beleid.

Als je kijkt naar de leerervaringen op rijksniveau van de afgelopen jaren, is er één punt dat er echt uitspringt. Dat is dat je nationale crisisorganisatie optimaal flexibel en wendbaar moet zijn. Een organisatie die in alle situaties - bestuurlijk én operationeel - snel en slagvaardig kan handelen. Immers: ook de risico’s en dreigingen op het gebied van de nationale veiligheid zijn continue aan verandering onderhevig. Wil je daar adequaat op kunnen inspelen, dan zul je moeten mee- veranderen. Zodanig dat je in- én externe expertise goed in de structuur van je organisatie kunt verankeren en steeds in staat bent “maat-werk” te leveren. Maar ook dat je goed kunt samenwerken met alle andere publieke en private partners die bij die crisis zijn betrokken. Zodanig dat de maatregelen die eenieder neemt, goed op elkaar zijn afgestemd.

Deze belangrijke les is ook al in de praktijk gebracht. Zo hebben we na de ramp met de MH17 niet alleen andere overheden, maar ook private partijen betrokken bij de inzet van de nationale crisisstructuur. En zo zijn er meer. Die werkwijzen heeft het kabinet laten vastleggen in het nieuwe Instellingsbesluit Ministeriële Commissie Crisis beheersing

2016 en in het nieuwe Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming; beide zijn recent naar de Tweede Kamer gestuurd. Een opmerkelijke wijziging is dat de inzet van de nationale crisis - structuur niet meer exclusief is voorbehouden aan situaties die de nationale veiligheid bedreigen. Ze kan nu ook worden ingezet in andere situaties die een grote uitwerking (kunnen) hebben op de samen leving. Denk aan een lokaal of regionaal incident met veel slachtoffers. Of aan een belangrijke internationale gebeurtenis of ontwikkeling, die ook grote gevolgen heeft voor Nederland, zoals de enorme toestroom van vluchtelingen eind 2015.

Het nieuwe Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming dient óók als beleidskader en richtsnoer voor alle crisisplanvorming voor en voorbereiding op specifieke situaties. We streven ernaar de flexibilisering van de nationale crisisorganisatie te laten dóórwerken in departementale handboeken en nationale crisisplannen.

Kijk bijvoorbeeld naar het recent verschenen Nationaal Crisisplan Luchtvaartongevallen voor de burgerluchtvaart. In dat plan zijn ook de lessen verwerkt van de afhandeling van de MH17 ramp, zoals – vooral - de Onderzoeksraad voor Veiligheid die heeft benoemd. Dat crisisplan is tot stand gekomen in een vruchtbare publiek-private samenwerking tussen uiteenlopende partners. De meerwaarde van dit nationaal crisisplan wordt door alle partners gedeeld.

Naast bovengenoemde onderwerpen komen een veelvoud aan lessen, verbeteringen en andere actuele ontwikkelingen in de crisisbeheersing uitvoerig aan bod in het themakatern: de stroom - uitval Noord-Holland, de evacuatie van het VUmc, lessen van de terroristische aanslagen, het Nationaal Crisisplan Hoogwater en Over-stromingen, versterking aanpak stralingsincidenten et cetera.

Ik wens u veel leesplezier!

Paul Gelton Directeur Weerbaarheidsverhoging, Ministerie van Veiligheid en Justitie

Page 4: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Thema: VerbeTeren crisisbeheersing

4 | Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4

Leren van crises en crisisoefeningen op de NAC jaardag

■ Ralph Wille Afdeling Generieke Veiligheid, NCTV, Ministerie van Veiligheid en Justitie

“Heel uitzonderlijk om hier zoveel crisismedewerkers bij elkaar te zien – en dat terwijl er niet eens sprake is van een crisis …” Met deze woorden opende Minister Van der Steur op donderdag 29 septem-ber de jaardag van de Nationale Academie voor Crisisbeheersing.

Gedurende de dag stond de vraag centraal: “Hoe kunnen we het borgen van leerpunten verbeteren en bevorderen dat crisisorganisa-ties en hun medewerkers duurzaam leren van de ervaringen uit crisis(oefeningen)?”.Dat er veel animo is voor het thema evalueren en leren bleek uit de fantastische opkomst van ruim 150 deelnemers. De minister juichte het van harte toe dat de doorontwikkeling van evalueren en leren een speerpunt is van de NAC. Daarnaast wees hij op de flexibilise-ring van de cisisbeheersingsstructuur, die recent aan de Tweede Kamer is gemeld. Een mooi voorbeeld van een leerervaring die in de praktijk is ontwikkeld en nu in de crisisbeheersingsstructuur is verankerd.

Nadat dagvoorzitter Lodewijk van Wendel de Joode het programma had toegelicht, was er voor Marc Bökkerink gelegenheid om zich als nieuw hoofd van de NAC voor te stellen.

Brigitte Spee, breinexpert van Brainworks, gaf in een interactieve presentatie aan de hand van voorbeelden inzicht in hoe het brein functioneert als het leert. Spee benadrukte dat het belangrijk is om het nieuw aangeleerd gedrag met enige regelmaat te blijven oefenen en opfrissen. Naast het regelmatig blijven oefenen en opfrissen is het kennen van mensen belangrijk voor een goede samenwerking.

WorkshopsGedurende de middag konden de aanwezigen deelnemen aan zes workshops.

leren van crisis? ken je brein en benut het voor 100%!Brigitte Spee ging in haar workshop verder in op het functioneren van het brein. Tijdens de workshop kwamen praktische toepassingen aan bod die kunnen helpen om effectiever te leren en te veranderen.

Page 5: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4 | 5

van rampen en (mini-)crises leren: makkelijker gezegd dan gedaan?Nuchterheid speelt een grote rol bij het leren van crises. “Wat je zelden doet, doe je zelden goed”, aldus van Menno van Duin. Er zijn weinig crises en daardoor wordt men er zelden mee geconfronteerd. Als je minder mensen opleidt, wordt de kans groter dat zij daadwer-kelijk in een crisis ervaring opdoen en dus de kwaliteit van de crisisbeheersing beter wordt.

vertrouWen en gezamenlijk belang cruciaal in sector betalingsverkeerLeon Strous en Petra Steenbakker van De Nederlandse Bank gaven inzicht in het belang van vertrouwen en de bereidheid van commer-ciële financiële instellingen om over concurrentie heen te stappen. In geval van een crisis heb je elkaar nodig. Het is belangrijk dat er vanuit het gezamenlijk belang op kan worden vertrouwd dat geleerde lessen daadwerkelijk door iedereen worden opgevolgd.

de volWassen Wordende crisisorganisatie van rijksWaterstaatGeerd Drost, Tony Hoogendoorn en Marianne ten Boden van Rijkswaterstaat vertelden over de manier waarop RWS invulling geeft aan groeipaden om zo een hoger volwassenheidsniveau van crisismanagement te bereiken.

defensie leert continue van operatiesLkol John de Groot gaf een toelichting op het concept van “Lessons Learned”. Niet opnieuw het wiel uitvinden maar proberen om “best- en bad practices” te valideren, te analyseren en te borgen.

Stap af van een afrekencultuur en zorg voor een cultuur waar fouten gemeld kunnen worden. Door fouten of bijna fouten te melden, kunnen toekomstige fouten voorkomen worden.

leren van ongevallen: succes- en faalfactorenDe Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) doet onderzoek naar aanleiding van ongevallen en crisis met als doel te leren en de veiligheid te vergroten. Onderzoek naar schuld is nadrukkelijk geen taak van de OvV. Gedurende de workshops gingen de deelnemers aan de hand van voorbeelden op zoek naar aspecten die het leren bevorderen of belemmeren. “Oefen in vertrouwen, opdat u in crises op elkaar kunt en durft te bouwen”.

afsluitingAan het einde van de middag blikte NCTV Dick Schoof met de deelnemers terug op de opgedane ervaringen van de jaardag.

Dick Schoof: “Een crisisteam dat zich vooraf moet voorstellen, een slechtere start kan ik mij niet voorstellen. Daarom is het kennen en vertrouwen van je partners zo belangrijk”. En: “Iedere crisis is onvoorspelbaar. Het is in zo’n situatie van groot belang dat ieders rol en ieders handelen voorspelbaar is. Dat moeten we met elkaar oefenen.”

Een crisis is altijd multidisciplinair, daarom is het niet genoeg als één organisatie leert. Het systeem van crisisbeheersing wordt pas beter als iedere speler beter wordt. Het is daarom belangrijk om op het goede moment de koppelvlakken met crisispartners op te zoeken en samen te groeien. Een bijeenkomst als deze Jaardag van de NAC draagt daaraan bij.

Dagvoorzitter Lodewijk van Wendel de Joode en Dick Schoof (NCTV)

Page 6: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Thema: VerbeTeren crisisbeheersing

6 | Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4

Leren van crisis? Ken uw brein en benut het voor 100%!

■ Brigitte Spee Brainworks

Leren van crisis is weerbarstig en als we ons verdiepen in de gebruiksaanwijzing van ons brein, dan blijkt dat niet zo vreemd. Onze hersenen werken volgens een aantal vaste principes, die dat leren soms in de weg lijken te zitten. Door de hierna beschreven breinprincipes te kennen en er rekening mee te houden, valt er nog wel wat winst te behalen in effectief leren van crisis. Als eerste stap door u bewust te zijn van hoe uw brein functioneert, maar vooral door die kennis toe te passen in het dagelijks leven en werken: voor, tijdens en na de crisis.

ratio en emotie; jong brein en oud breinIn een crisis zult u de balans tussen de rationele en emotionele delen van uw brein aan den lijve ondervinden. De rationele delen van uw brein heeft u nodig om besluiten te nemen, afwegingen te maken, kortom u heeft het hoofd koel te houden. En toch lijkt het soms wel of ons gezond verstand het onder crisis af laat weten. Dat is logisch, want onze emotionele breindelen (limbisch systeem) zijn nu eenmaal ouder en sterker dan ons jonge rationele breinstukje (de prefrontale cortex, pfc) en nemen onder druk de regie over. We kunnen de pfc wel een handje helpen. Door op tijd te eten, te rusten, steun te voelen, routines te benutten en slimme ondersteu-nende systemen binnen handbereik te hebben, houden we ruimte over voor rationeel denken.

herhalingOns brein bevat ongeveer 100 miljard neuronen, die met elkaar communiceren via een elektrochemische reactie: hersencellen “vuren” met elkaar. Naarmate ze dat onderling vaker doen,

ontwikkelen ze de geneigdheid om dat sneller en makkelijker te doen. Als je iets voor het eerst doet, gaat het stuntelig, maar oefening baart kunst. Door herhaling bouwt het brein blijvende hersenverbindingen: “neurons that fire together wire together”. Het is wel zaak die verbindingen daarna te onderhouden, want ook geldt: “use it or lose it”. Globaal genomen is er zo’n 6 weken van regelmatig oefenen nodig om iets nieuws onder de knie te hebben. Door iets alleen te weten, of af te spreken bent u nog niet in staat om het ook te doen. Het is dus niet voldoende een crisisevaluatie te lezen of een dagje opleiding te volgen. U zult echt moeten oefenen met het nieuwe gedrag dat nodig is, net zolang tot u het soepeltjes beheerst. Daarna zult u het regelmatig moeten opfrissen, zodat u het bij de volgende crisis paraat hebt en niet in een oud patroon vervalt.

voorspelbaarheidAl die opgebouwde hersenverbindingen worden tot patronen, die zich ook weer verbinden. Die patronen verankeren zich steeds dieper in alle delen van het brein. Wanneer er één zo’n patroon wordt geactiveerd volgen de reacties als vanzelf. 99% van onze hersenactiviteit bestaat uit onbewuste processen! We doen veel dingen op de automatische piloot, dat spaart energie en gaat razendsnel. Het brein is dus, op basis van al die opgeslagen ervaringen, heel goed in voorspellen. Zeker onder druk neemt het brein z’n toevlucht tot vertrouwde routines. Juist tijdens een zo onvoorspelbare situatie als een crisis helpt het als er in de aanpak zo veel mogelijk voorspelbaarheid zit. Eenvoudige processen, heldere afspraken, handige hulpmiddelen, het draagt allemaal bij.

samenWerkenIn basis is ons brein heel goed in samenwerken, we zijn sociale wezens en het brein is “wired for connection”. Wat we echter niet moeten vergeten, is dat ons brein, sociaal gezien, nog stamt uit de prehistorie. Het is sterk gericht op het vormen van groepen (om te overleven) maar kan minder goed overweg met vreemden, van buiten die groep. Het helpt dus enorm als je de mensen met wie je de crisis het hoofd hebt te bieden, al kent. En als dat niet kan, is het kennen van elkaars gezicht (smoelenboek) voor het brein ook al een sterke positieve impuls. Nog beter is het natuurlijk als je al een aantal routines met elkaar hebt opgebouwd en ideaal als je elkaar graag mag. Samen de evaluatie doen, draagt dus ook bij aan betere samenwerking bij de volgende crisis.

focusWat kunnen we doen om het leereffect van oefeningen en evaluaties te vergroten? Ons brein leert de context altijd mee en heeft moeite met het toepassen van nieuwe dingen in een andere context. Dus is het zaak te zorgen voor een hechte verbinding tussen de crisis en de evaluatie en daar is meer voor nodig dan een geschreven rapport.

Page 7: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4 | 7

Denk daarbij aan het zelf meeschrijven aan de evaluatie of aan de protocollen die eruit voortvloeien. Of simpelweg aan het bespreken ervan in dezelfde ruimte als van waaruit gewerkt wordt tijdens de crisis. Verder kan ons brein niet zo veel nieuwe dingen tegelijk leren en onthouden en kan het beter overweg met concrete acties dan met abstracties. Dus: kies een klein aantal concrete acties. Het brein kan niet overweg met “niet”-boodschappen. “Denk niet aan de roze olifant” is een onmogelijke opgave. Het is daarom zaak om aanbevelingen en acties concreet en positief te formuleren: geef duidelijk aan wat gewenst is.

emotieHet is een misverstand te denken dat wij alleen met de rationele delen van ons brein nieuwe kennis vergaren. Elke ervaring wordt gekleurd door emotie en naarmate die sterker is, zullen er ook sterkere herinneringen, hersenverbindingen, worden opgebouwd. Voor effectief leren zult u dus ook beide delen van het brein moeten benutten. Van alleen cijfers, tekst en aanbevelingen gaat weinig inspiratie uit. Door het gevoel erbij te betrekken wordt de kans groter dat zaken blijven plakken. Dat kan bijvoorbeeld prima door verhalen, ervaringen, voorbeelden en door het persoonlijk te maken. Humor en lichtheid en het vieren van successen genereren de ideale meststof voor leren: dopamine.

voortbouWenHoe meer je weet, hoe beter je leert. Het brein heeft als het ware haakjes waaraan je nieuwe kennis makkelijk kunt koppelen, die dan ook beter beklijft. Dat kunnen inhoudelijke haakjes zijn, maar kan ook gaan om taalgebruik, afkortingen etc. Maak royaal gebruik van alle voorkennis die mensen hebben. De grote associatiemachine past zaken graag in elkaar.

creatieHet brein wordt actief door het uit te dagen zaken zelf uit te vinden, in plaats van passief te consumeren en onthoudt zo zaken beter. Het is dus effectiever mensen zelf te laten evalueren dan dat voor ze te doen, laat mensen zelf job-aids of protocollen maken. Een van de meest effectieve manieren van leren, is het overdragen van nieuwverworven kennis aan anderen.

zintuiglijk rijkZorg dat mensen bij leren zo veel mogelijk zintuigen gebruiken. Ieder zintuig heeft zijn eigen opslagruimte in het brein. Wanneer ervaringen worden opgeslagen in verschillende hersengebieden is de trefkans bij terugzoeken groter. Gebruik naast tekst ook altijd beeld, gebruik voorwerpen (tast), muziek, beeld uit (beweging). Het lijkt misschien kinderachtig, maar het werkt wel.

Neuronen

Page 8: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Thema: VerbeTeren crisisbeheersing

8 | Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4

Vertrouwen en gezamenlijk belang als cruciale factoren in financiële sectorDe financiële sector heeft een crisismanagement structuur ingericht die geactiveerd wordt bij een (dreigende) instellings-overschrijdende of anderszins ernstige operationele verstoring van het, voor de Nederlandse maatschappij relevante, betalings- en effectenverkeer met mogelijk ernstige maatschappelijke en/of financiële consequenties ongeacht de oorzaak. Deze Tripartiete Crisismanagement Operationeel (TCO) structuur bestaat uit De Nederlandsche Bank (DNB), de Autoriteit Financiële Markten (AFM), het Ministerie van Financiën en de instellingen die cruciaal zijn voor het Nederlandse betalings- en effectenverkeer. Deze TCO structuur heeft relaties met de crisismanagement structuren van de individuele instellingen, van de Nederlandse overheid en internationale structuren in de financiële wereld.

■ Petra Steenbakker en Leon Strous De Nederlandsche Bank

crises en oefeningenVoorbeelden waarbij deze structuur is geactiveerd zijn de Diginotar case uit 2011 en de massale DDoS aanvallen op het betalingsverkeer in 2013. Daarnaast is de structuur ook gebruikt voor afstemming tussen de betrokken instellingen voor situaties die zouden kunnen uitmonden in verstoringen. Denk daarbij aan Grexit en Brexit scenario’s. Het aantal echte crises is, gelukkig, beperkt. Dat betekent dat het des te noodzakelijker is om regelmatig te oefenen om de kennis over en werking van structuur en afspraken scherp te houden. Dat betekent ook dat het belangrijk is om te leren van deze oefeningen. Ervaringen in de afgelopen jaren hebben aangetoond dat, behalve uiteraard een goede voorbereiding en planning, een paar ogen-schijnlijk simpele maar cruciale factoren een heel grote bijdrage leveren aan een optimaal leereffect van oefeningen: vertrouwen en gezamenlijk belang.

vertrouWenVertrouwen in elkaar betekent openheid en bereidheid om je kwetsbaar op te stellen. Daarvoor is het nodig om elkaar te kennen en te investeren in relatiemanagement. Dat kost tijd, inspanning en geduld, maar de ervaring in onze sector leert dat deze investering zich dubbel en dwars terugverdient.Een ander belangrijk element is de keuze voor de insteek bij oefeningen. Het doel moet niet zijn om elkaar af te rekenen op fouten maar om te leren. Dat dient duidelijk en expliciet opgeno-men te zijn in de oefendoelstelling zoals geformuleerd in het oefenplan. Daarbij maakt het niet uit of de oefening beoogt structuur en crisismanagement processen te toetsen of dat gekeken wordt naar de effectiviteit van continuïteitsmaatregelen.

gezamenlijk belangEen ander belangrijk element is de bereidheid om het gezamenlijk belang van een betrouwbaar en beschikbaar betalings- en effecten-verkeer te laten prevaleren boven individuele instellingsbelangen. Prioriteit bij het gezamenlijk belang betekent eigen, commerciële belangen op het tweede plan zetten. Dit lijkt aan de ene kant niet logisch en tegennatuurlijk. Daar staat tegenover dat het eigen belang niet gebaat is bij een algemeen probleem in de sector, gezien het netwerkkarakter van de financiële sector. Daarvoor zijn de onderlinge afhankelijkheden weer te groot. Ervaring heeft wel geleerd dat dit aspect bewust besproken moet worden, er duidelijke afspraken moeten worden gemaakt en de uitleg regelmatig herhaald moet worden omdat de bezetting van de diverse onder-delen in de structuur ook regelmatig wijzigt.

Page 9: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4 | 9

Is de crisisorganisatie van Rijkswaterstaat klaar voor de toekomst?

■ Marianne ten Boden Senior adviseur veiligheid en crisismanagement, Rijkswaterstaat

Nederland heeft een hoog veiligheidsniveau weten te realiseren door in te zetten op het voorkomen van schade aan mensen, natuur en samenleving. De aandacht van het gevoerde beleid richt zich daarbij op de te voorspellen risico’s en het toepassen van risico-management. Uitgangspunt hierbij is dat er geanticipeerd wordt op mogelijke risico’s en dat daar beheersmaatregelen voor getroffen worden. Deze benadering gaat er vanuit dat risico’s te voorzien zijn.

Maar de huidige wereld is niet meer zo voorspelbaar als voorheen. De ontwikkelingen in de wereld gaan steeds sneller en de dynamiek en complexiteit nemen toe. De technologische innovaties en groeiende verwevenheid van mens en technologie bieden kansen, maar ook bedreigingen. De risico’s die hiermee gepaard gaan, zijn moeilijk in te schatten en zijn lastig te ondervangen via beheers-maatregelen. Er is daarom een aanvullende benadering nodig. Eén die om kan gaan met onzekere, dynamische en complexe risico’s. Met behulp van wendbaarheid en veerkracht kan dit bereikt worden.

Een wendbare en veerkrachtige (crisis)organisatie, in een veer-krachtige samenleving. Veerkracht zit in de denk- en gedragspatronen van mensen. Daarnaast zoekt een veerkrachtige crisisorganisatie interactie met de samenleving en met crisispartners. Bij het bestrijden van een crisis zijn veel partijen betrokken, met elk hun eigen taken, bevoegdheden, verantwoordelijkheden en expertise. Crises bestrijdt je niet alleen: alleen samen kom je verder.

Met deze gedachten in het achterhoofd heeft Rijkswaterstaat haar “Visie crisismanagement” ontwikkeld. Met behulp van een groeimatrix wordt inzichtelijk gemaakt hoe volwassen het proces crisismanagement van Rijkswaterstaat momenteel is. De groeima-trix beschrijft vijf volwassenheidsniveaus voor zeven thema’s:

1. voorbereiding op crisismanagement, inclusief planvorming;2. kennis en kunde, inclusief OTO;3. cultuur en mensen;4. organisatie en opschaling;5. informatiemanagement;6. crisiscommunicatie;7. evaluatie en monitoring.

Elk thema heeft een crisiscoördinator toegewezen gekregen als thematrekker. Deze thematrekkers hebben een themagroep gevormd met mensen die binnen Rijkswaterstaat te maken hebben met het desbetreffende onderwerp. Dit zijn voornamelijk functiona-rissen uit het proces crisismanagement, maar ook van daar buiten. Bijvoorbeeld adviseurs ten aanzien van communicatie, informatie-voorziening of gedrag. Deze groep mensen heeft gezamenlijk bijgedragen aan het “Strategisch uitvoeringsplan crisismanagement 2016-2020”. Hierin zijn voor de verschillende thema’s uit de groeimatrix groeipaden opgesteld, met als ambitie om gezamenlijk een hoger volwassenheidsniveau te bereiken.

De groeipaden omvatten ontwikkelingen als het invoeren van Landelijk Crisis Management Systeem, om zo samen met crisispart-ners op netcentrische wijze informatie te kunnen uitwisselen. Ook gaan we de “lessons learned” uit crisismanagement herleiden tot lessen voor veiligheid en risicomanagement. Op deze wijze wil Rijkswaterstaat invulling geven aan de lerende (crisis)organisatie, die zichtbaar, open en transparant is.

It is not the strongest of the species that survives, nor the most intelligent that survives.It is the one that is most adaptable to change.

Charles Darwin

Foto

: Mar

cel M

olle

Page 10: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Thema: VerbeTeren crisisbeheersing

10 | Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4

Leren van rampen en crises

■ Menno van Duin Lector crisisbeheersing, Instituut Fysieke Veiligheid/Politieacademie

Op de jaardag van de Nationale Academie voor Crisisbeheersing (NAC) mocht ik een bijdrage leveren. Het thema van die dag betrof het lerend vermogen van rampen en crises. Een onderwerp waar ik mij wel mee verwant weet. Bijna 25 jaar geleden promoveerde ik op een proefschrift “Van rampen leren” (1992) en heb ik sedertdien – met anderen – vele tientallen evaluaties van bijzondere gebeurtenis-sen verricht, soms evaluaties bekritiseerd maar altijd dat thema van leren relevant blijven vinden.

Misschien was ik 25 jaar geleden wel wat naïever dan vandaag de dag. Toen ging ik er nog vanuit dat juist rampen bij uitstek gebeurtenissen waren waar alle betrokkenen van wilden en zouden

leren. Leren is “a golden concept, everybody is for it” zei Wildavsky al, doelend op het gemak waarmee het begrip leren soms gehan-teerd wordt. Wijzer en misschien wat cynischer geworden, kijk ik daar zelf nu ook iets genuanceerder naar. Natuurlijk is leren nog steeds een belangrijke drijfveer, maar tegelijkertijd heb ik in al die jaren ook wel gemerkt dat er veel leerbarrières (verschillende belangen, afrekencultuur, te automatische risico-regel reflexen) zijn. Onder het mom van leren worden soms wel erg gemakkelijk stokpaardjes gereden. Bij evaluaties na ongevallen en rampen kan soms een zeer overtuigend verhaal worden gebracht, maar vaak zijn er zeker nog wel één of meerdere andere analyses te geven. Cru uitgedrukt denk ik dat bij wat complexere calamiteiten en crises iedereen wel die verklaringslijn kan vinden die hij of zij wenst. De directie ziet graag de schuld bij één of enkele personeelsleden; maar of het management zelf wel helemaal vrijuit ging?

Toch is het zeker niet alleen kommer en kwel. In tegendeel zelfs. Ik denk dat er de nodige interessante ontwikkelingen op het gebied van het leren zijn te onderkennen. Er is de laatste decennia zeker sprake van lerend vermogen op het onderhavig terrein.Zo vind ik allerlei peer(-group) gerelateerde manieren van leren interessant. Vanuit de Politieacademie is een stevige basis gelegd met peer-analyses van evenementen. Bij grote evenementen (Nacht van Assen, LowLands, Sneek-week) gaat een groepje collega’s en deskundigen poolshoogte nemen en gericht vragen stellen aan een aantal betrokkenen en legt deze bevindingen vervolgens vast in een klein rapportje en koppelt ook mondeling terug aan de opdrachtgever.

Ten tijde van (dreigende) crises zien wij steeds vaker dat betrokke-nen ondersteund worden c.q. zich verstaan met andere collega’s die in het (recente) verleden iets vergelijkbaars hebben meegemaakt. Ed van Thijn sparde (op basis van zijn ervaringen met de Bijlmerramp) een avond met het college in Enschede enkele dagen na de vuurwerkramp. Dat was toen bijzonder; inmiddels is dat veel gewoner aan het worden. “Geef mij enkele punten mee waar ik de komende uren op zou moeten letten.” Zowel bestuurders, top-ambtenaren als operationele leidinggevenden zoeken steeds vaker dergelijk contact en meer en meer worden dergelijke vormen van acute ondersteuning ook georganiseerd en gefaciliteerd. Het Genootschap van Burgemeesters heeft dat in de persoon van deskundige en spil Wouter Jong al een flink aantal jaren; de brandweer heeft sinds een aantal jaren een Ondersteuningsteam Brandweer (OTB). De politie werkt met snelle kennismobilisatie. Stuk voor stuk mooie vormen van leren en ondersteuning. Vooral ook omdat het vanuit de organisaties en de betrokkenen zelf komt. Want als wij één ding zeker weten omtrent leren: hoe dichter bij huis (en hoe meer vanuit de eigen organisatie), hoe groter de kans dat het beklijft.

Page 11: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4 | 11

Nationale crisisorganisatie flexibeler

■ Geert Wismans Directie Weerbaarheidsverhoging, Ministerie van Veiligheid en Justitie

Het kabinet heeft recentelijk aanpassin-gen doorgevoerd om de nationale crisisorganisatie meer flexibel te laten functioneren en in crises maatwerk te kunnen leveren. De structuur en werkwijze van de onderdelen binnen de nationale crisisorganisatie zijn vanaf de initiële respons meer dan voorheen gefocust en ingericht op een intensieve samenwerking en afstemming met betrokken publieke en private partners.

Daarbij gaat het niet alleen om het verankeren en ontsluiten van inhoudelijke kennis en expertise in de nationale structuur, maar ook om een betere onderlinge samenwerking en afstemming van maatregelen. De afspraken leggen vast wat in de afgelopen periode al daadwerkelijk in de praktijk is gebracht. Deze aanpassingen komen mede voort uit toezeggingen van het kabinet naar aanlei-ding van het WODC-evaluatieonderzoek naar de crisisaanpak rondom de crash met MH17. De nieuwe afspraken zijn vastgelegd in het Instellingsbesluit Ministeriële Commissie Crisisbeheersing 2016 en het Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming.

belangrijkste aanpassingen- De coördinatie en besluitvorming zijn verruimd naar situaties

waarbij niet alleen de nationale veiligheid in het geding is, maar zo nodig ook naar situaties die een grote uitwerking op de maatschappij (kunnen) hebben, bijvoorbeeld een lokaal of regionaal incident met veel slachtoffers, een incident in het buitenland met een groot aantal Nederlandse slachtoffers, of internationale evenementen met uitstraling naar Nederland.

- De Interdepartementale en Ministeriële Commissies Crisisbeheersing (ICCb/MCCb), de kern van de structuur, worden naar de aard van de crisis ingezet en flexibel samengesteld. Het hoofd van het Nationaal Crisiscentrum (NCC) wordt de vaste secretaris van ICCb en MCCb. Explicieter dan voorheen is vastgelegd dat deskundigen vergaderingen van ICCb én MCCb kunnen bijwonen. Daarbij valt te denken aan deskundigen op een specifiek crisisgebied of aan vertegenwoordigers van betrokken andere overheden, overheidsdiensten of (vitale) sectoren.

- ICCb en MCCb worden ondersteund door een Interdepartementaal Afstemmingsoverleg en een multidisciplinaire staf. Naar behoefte kan worden besloten tot een nadere, op de situatie toegesneden inrichting en werkwijze van de ondersteuning en advisering van de crisisbesluitvorming. Onder regie van ICCb en MCCb kunnen processen in multidisciplinair interdepartementaal (team)verband worden opgepakt zoals informatievoorziening, crisiscommunica-tie, de inzet van een Crisis Expert Team (CET) of verantwoording.

- Voor alle overleggen binnen de structuur geldt: maatwerk per crisistype en zo nodig per bijeenkomst.

- Het NCC informeert bij een crisis de betrokken partners, waaronder de veiligheidsregio’s, zoveel als mogelijk en nodig over welke rollen het Rijk vervult, welke relevante besluiten zijn genomen, welke adviezen worden verstrekt etc. Wanneer het Rijk gaat sturen door het toepassen van bevoegdheden communi-ceert het Rijk hierover via het NCC c.q. het verantwoordelijk Departementaal Coördinatiecentrum (DCC) direct expliciet aan het lokaal en/of regionaal bevoegd gezag en aan de betrokken private partijen die daar gevolgen van ondervinden. Met deze werkwijze wordt nadrukkelijk tegemoet gekomen aan een behoefte vanuit het veld. Het gebruik van sec de term “GRIP Rijk”, als aanduiding voor situaties waarin het Rijk op basis van regelgeving op deelaspecten stuurt, wordt aldus overbodig geacht en derhalve geschrapt.

- De verantwoordelijkheidsverdeling van het ministerie van Buitenlandse Zaken en de andere ministeries binnen de nationale crisisorganisatie zijn verhelderd ten aanzien van situaties in het buitenland met gevolgen voor Nederland, alsmede bij situaties in een conflictgebied met gevolgen voor Nederland. Deze verheldering is in lijn met de kabinetsreactie op de WODC-evaluatie MH17.

Het nieuwe Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming dient ook als beleidskader en richtsnoer voor alle crisisplanvorming voor en voorbereiding op specifieke situaties. Het is de bedoeling dat de flexibilisering van de nationale crisisorganisatie zijn doorwerking krijgt in departementale handboeken en nationale crisisplannen. Besluit en handboek zijn vervat in een brochure die op 16 september via de Voortgangsbrief Nationale Veiligheid aan de Kamer is aangeboden. De brochure wordt tevens aangeboden aan het openbaar bestuur en veiligheidspartners om hen in staat te stellen de aanpassingen ook in hun eigen organisatie door te voeren. De brochure is te downloaden via www.nctv.nl

Hoofdprocessen Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming

Vitalesectoren

Overigepartners

Gemeenten enVeiligheidsregio’s

OndersteuningIAO/NCC/DCC

CommunicatieNKC

OperatiënLOCC

BesluitvormingICCb/MCCb

Informatie Verantwoording Experts (CET) ...

Nationaal HandboekCrisisbesluitvormingNationaal HandboekCrisisbesluitvorming

Page 12: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Thema: VerbeTeren crisisbeheersing

12 | Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4

Nationaal Crisisplan Luchtvaartongevallen Burgerluchtvaart

■ Marc Bökkerink ■ Geert Wismans ■ Marijn Zumker

Afdeling Generieke Veiligheid, directie Weerbaarheidsverhoging, NCTV, Ministerie van Veiligheid en Justitie

Nederland heeft sinds begin september een nationaal crisisplan luchtvaartongevallen (NCP-L) voor de burgerlucht-vaart. In het plan staan de uitgangspunten en de samen-werkingsafspraken bij de aanpak van een luchtvaart-ongeval in de burgerluchtvaart. Aanleiding voor het crisisplan is de ramp met MH17.

Veel partijen hebben taken en bevoegdheden bij een lucht-vaartongeval. Het crisisplan

beschrijft de samenhang tussen deze taken zodat iedereen weet wie wat doet en de respons op een luchtvaartongeval optimaal kan verlopen. Sommige taken en bevoegdheden hangen af van het scenario. Daarom zijn in het plan de vier belangrijkste ongevals-scenario’s als uitgangspunt genomen: een ongeval op een Nederlandse luchthaven, elders in Nederland, op de Noordzee en in het buitenland. De nationale en regionale crisisorganisaties en alle

andere publieke en private partners die bij een luchtvaartongeval betrokken zijn, zullen het plan gebruiken. Veel organisaties hebben al eigen plannen of hebben onderling afspraken gemaakt. Daar is dankbaar gebruik van gemaakt, al vervangt dit overkoepelende crisisplan deze bestaande plannen en afspraken niet. De onder-liggende plannen moeten natuurlijk wel in overeenstemming zijn met dit nationaal crisisplan.

De meerwaarde van een nationaal crisisplan luchtvaartongevallen wordt door alle partners gedeeld. Het crisisplan is dan ook in korte tijd tot stand komen in vruchtbare samenwerking tussen alle partners, van luchtvaartmaatschappijen en Nederlandse luchthavens, hulpdiensten als veiligheidsregio’s, het Landelijk Team Forensische Opsporing van de politie, de Koninklijke Marechaussee en de Kustwacht, tot de ministeries van Buitenlandse Zaken, Infra-structuur en Milieu en de Nationaal Coördinator Terrorisme-bestrijding en Veiligheid.

Het proces om gezamenlijk tot dit nationaal crisisplan te komen was al nuttig. Het heeft alle partijen die bij een luchtvaartongeval een verantwoordelijkheid hebben bij elkaar gebracht om kritisch te kijken naar de eigen rol en de onderlinge samenwerking. Het crisisplan is niet de enige opbrengst: een aantal partijen heeft besloten plannen en afspraken verder uit te werken op basis van inzichten die bij het schrijven van dit crisisplan zijn opgedaan.

Het komende jaar wordt het plan aangevuld met uitgangspunten en afspraken voor militaire luchtvaartongevallen.

Nationaal CrisisplanLuchtvaartongevallen Burgerluchtvaart (NCP-L)

Verificatie

Gevalideerde passagierslijst (binnen 2 uur)

Geverifieerde passagiers gegevens

(zo mogelijk binnen 48 uur)

Geïdentificeerde slachtofferlijst

Validatie Identificatie overleden slachtoffers

Informeren verwanten door NP (familierechercheurs) of vertegenwoordiger vanuit de gemeente

Schema met belangrijkste stappen in relatie tot validatie en verificatie van passagiersgegevens, identificatie van overleden slachtoffers en informeren verwanten

Page 13: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4 | 13

ienm en luchtvaartongevallen

■ Ellen Raadschelders ■ Maarten van der Meide

Ministerie van Infrastructuur en Milieu

IenM heeft drie verschillende soorten rollen bij een luchtvaart-ongeval, te weten een operationele rol, een beleidsrol en een toezichtrol. Bij een groot luchtvaartongeval in Nederland wordt de crisisstructuur van het Ministerie van IenM opgeschaald. Het Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing (DCC-IenM) is binnen het Ministerie het centrale coördinatiepunt. Ze zorgt ervoor dat de informatie vanuit de verschillende betrokken IenM-organisaties (Inspectie, luchtverkeersleiding, de mobili-teitsnetwerken en het beleidsdepartement) gecoördineerd worden en informeert de politieke en ambtelijke top en een netwerk van crisiscoördinatoren. Vanuit het DCC-IenM wordt de afvaardiging naar het nationale crisisoverleg voorbereid.

De operationele rol van IenM is beperkt: De luchtverkeers leiding (LVNL) zorgt er na een luchtvaartincident boven Nederland voor dat – net als in de normale situatie - het overige luchtvaartver-keer veilig afgehandeld wordt. LVNL beschikt bovendien vaak via de Europese luchtverkeersleiding Eurocontrol in een vroegtijdig stadium over informatie over het verloop van de vlucht. Het kan omwille van de veiligheid van het luchtverkeer nodig zijn om (delen van) luchtruim te sluiten. Het mandaat hiervoor ligt bij de Inspectie Leefomgeving en Transport van IenM. Ook kan een luchtvaartongeval direct of indirect effect hebben op het wegverkeer of spoor. Politie en Rijkswaterstaat en/of ProRail werken samen om te zorgen voor een goede bereikbaar-heid van de “plaats incident” door hulpdiensten en voor een goede doorstroming van het overige verkeer, zodat er geen nieuwe ongevallen plaatsvinden. Liaisons van Rijkswaterstaat of

ProRail kunnen deelnemen aan regionaal crisisoverleg. Na de ramp met de MH17 bij voorbeeld ondersteunde Rijkswaterstaat een goed verloop van de rouwstoeten door verkeersmanage-ment en communicatie aan weggebruikers. Ook nam Rijkswaterstaat maatregelen om te voorkomen dat er gevaarlijke situaties ontstonden op de weg omdat mensen gingen stilstaan. Het beleidsdepartement (DGB-Luchtvaart) is betrokken bij de bestuurlijke en beleidsmatige kant van het ongeval, bijvoorbeeld voor de beantwoording van vragen van maatschappij en politiek (zoals “wie gaat er over de veiligheid van het luchtruim”). Een ongeval of ernstig voorval kan ook aanleiding geven voor verdere ontwikkeling van (internationale) afspraken, al dan niet geba-seerd op een ongevalsonderzoek door de Raad voor Veiligheid. Zo heeft IenM (DGB-Luchtvaart) in ICAO-verband voorstellen gedaan om de ICAO-regels voor de veiligheid van het luchtruim aan te vullen. International Civil Aviation Organisation (ICAO) is de internationale burgerluchtvaartorganisatie en onderdeel van de Verenigde Naties. Regels van ICAO werken door in de nationale luchtvaartregelgeving en worden door de EU veelal in Europese luchtvaartregelgeving omgezet. Het NCP-L zelf is de nationale implementatie van de Europese verplichting om een nationaal Noodplan te hebben. De Inspectie Leefomgeving en Transport – Luchtvaart (ILT-LV) tenslotte houdt toezicht op de naleving van regelgeving, bijvoorbeeld door middel van inspecties van luchthavens en vliegtuigen. Bij een ongeval kan ILT-LV nazoeken of informatie over het toestel en/of maatschappij bekend is uit de Europese inspectie database (van SAFA = Safety Assessment of Foreign Aircraft). De informatie in de SAFA-database is vertrouwelijk van aard. ILT-LV beschikt over luchtvaart gerelateerde (technische) kennis en kan om expertise worden verzocht voor OT en CoPI. Ook kan ILT-LV op verzoek van de OvV de vliegveiligheid van toestellen na een incident beoordelen.

crisisbeheersing doen We samen

■ Theo Weterings Burgemeester gemeente Haarlemmermeer en waarnemend voorzitter Veiligheidsregio Kennemerland

In het recente verleden heeft de regio Kennemerland te maken gehad met verschillende luchtvaartincidenten, met effecten tot ver buiten de grenzen van Schiphol. Ook een incident buiten Nederland – zoals met de MH17 – heeft gevolgen voor de regio, denk aan de opvang van verwanten op Schiphol. Naar aanleiding van deze incidenten zijn al veel verbeteractiviteiten ondernomen. Het is dan ook goed om te constateren dat bij de totstandkoming van het nationale plan gebruik is gemaakt van deze ervaringen en gekeken is naar bestaande planvorming rondom de crisisbeheersing op Schiphol.

Juist door al deze luchtvaartincidenten, zijn wij ons er terdege van bewust, dat het belangrijk is om concrete afspraken te hebben met alle betrokken partijen, zowel binnen de regio, met andere veiligheidsregio’s en het Rijk. Immers, er is een onderscheid te maken op het gebied van bestuurlijke verantwoordelijkheid tussen incidenten in het binnenland – als bron of effectregio - en het buitenland. De kennis en expertise wordt actief met omliggende veilig-heidsregio’s en andere partijen gedeeld. Tussen de zes veiligheidsregio’s met een landelijke/regionale luchthaven is hiervoor inmiddels een samenwerking opgestart. Het nationale plan geeft ons aanleiding om bestaande afspraken te actualiseren, zoals met de Kustwacht, het Rijk en de luchtvaartsector om de samenwerking verder te optimaliseren. Verder starten wij een verkenning naar een verdere optimalisering van het proces van passagiers- en slachtoffer informatie in de veiligheidsregio Kennemerland.

Page 14: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Thema: VerbeTeren crisisbeheersing

14 | Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4

buitenlandse zaken en luchtvaartongevallen

■ Tessa Martens Ministerie van Buitenlandse Zaken

Zodra bekend wordt dat er in het buitenland een vliegtuig-ongeluk is geweest of een vliegtuig wordt vermist, is de belangrijkste vraag voor het ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) of er Nederlanders bij zijn betrokken. Dit wordt zo snel mogelijk uitgezocht via de ambassade, die in nauw contact staat met de lokale autoriteiten. Wanneer het gaat om een Nederlandse luchtvaartmaatschappij of een Nederlandse luchthaven van vertrek of aankomst vormen ook deze partijen een belangrijke bron van informatie. Snel contact en goede samenwerking met alle relevante partijen zijn dan van groot belang. Het NCC is in die situaties de linking pin.Verontruste familieleden of vrienden bellen het ministerie, dat dag en nacht bereikbaar is via +31 247 247 247. Alle gegevens van de beller en van mogelijke slachtoffers worden genoteerd. Bij een grote calamiteit wordt een crisistelefoonteam ingericht

om de stroom bellers te woord te kunnen staan. Veel journalis-ten bellen op zo’n moment naar BZ voor informatie over mogelijke Nederlandse slachtoffers.Voor BZ heeft het verifiëren van gegevens over mogelijke Nederlandse slachtoffers de allerhoogste prioriteit. Bij het verifiëren van de persoonsgegevens en het vervolgens informeren over slachtoffers, zijn zowel nauwkeurigheid, snelheid als zorgvuldigheid van groot belang. Als een Nederlands slachtoffer is bevestigd, wordt de familie zo snel mogelijk ingelicht. Voor het informeren doet BZ een beroep op de politie. Die brengt het bericht persoonlijk naar de familie over. BZ blijft vervolgens nog aanspreekpunt voor de familie voor de identificatie, repatriëring en verdere administratieve afwikkeling, zoals overlijdensaktes.Het NCP-L draagt bij aan een betere samenwerking binnen de overheid maar vooral ook aan een versterking van de samen-werking met niet-overheidspartners zoals luchtvaartmaat-schappijen en luchthavens. Het NCC heeft in die situaties een belangrijke coördinerende rol. Het NCP-L heeft nu alles duidelijk op een rij gezet.

publieke en private partners dichter bij elkaar

■ Joost Meijs Voorzitter Nederlandse Vereniging van Luchthavens

Rampen en crises gerelateerd aan luchtvaart en luchthavens krijgen als vanouds veel aandacht. Ondanks het feit dat er al jaren een dalende trend is waar te nemen in het aantal slachtoffers door vliegtuigongevallen wereldwijd, staan dergelijke crises – ongeacht de specifieke omstandigheden van het ongeval – altijd weer in het centrum van de belangstelling van onder andere de media, het publiek en onderzoeksinstan-ties en niet in de laatste plaats de direct betrokken partijen en partners op luchthavens.

De Nederlandse Vereniging van Luchthavens (NVL) acht het van groot belang dat samen met de diverse partners op de luchthavens – en ook vanwege de wettelijke verantwoordelijk-heden met overheden op gemeentelijk, regionaal en nationaal

niveau – structureel gezocht blijft worden naar verbeteringen in de crisisbeheersing op en in de omgeving van luchthavens meer specifiek in relatie tot vliegtuigongevallen. Samen met de overheden zijn wij het de reizigers en hun verwanten en alle overige betrokkenen verplicht te streven naar een zo optimaal mogelijk functionerende crisisorganisatie die haar werk gedegen en efficiënt verricht op momenten dat het dan onverhoopt toch mis gaat.

Het NCP-L en met name het proces naar vaststelling van dit document heeft de diverse bij luchtvaartongevallen betrokken partners van publieke en private aard dichter bij elkaar gebracht. Partners op lokaal, regionaal en nationaal niveau kennen elkaars belangen en verantwoordelijkheden nu nog beter dan een jaar geleden. Delen van de inhoud zullen doorwerken in de planvorming van alle partners. De NVL spreekt de hoop uit dat de geïntensiveerde banden in stand gehouden worden met als doel te blijven zoeken naar verdere verbetermogelijkheden van de wijze waarop we in Nederland omgaan met crisisbeheersing bij luchtvaartongevallen.

Page 15: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4 | 15

Nationaal Crisisplan Hoogwater en Overstromingen

informatievoorziening en besluitvorming Het crisisplan is er een uit de reeks nationale crisisplannen en sluit daarmee aan bij het Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming. Het plan beoogt te waarborgen dat tijdens een hoogwater- en overstro-mingscrisis zoveel als mogelijk wordt gewerkt volgens de generieke crisisstructuur van de (Rijks)overheid. Dit betekent dat qua proces, opschaling of algemene rolverdeling, de hoogwatercrisis vergelijk-baar wordt aangepakt als iedere andere crisis op andere beleidster-reinen. Dit plan beschrijft de specifieke aandachtspunten die zich bij hoogwater en overstromingen voordoen.

Doelgroep zijn de crisisbeleidsadviseurs van de betrokken ministe-ries. Deze adviseur neemt óf zelf deel aan een Interdepartementaal Afstemmingsoverleg (IAO), óf adviseert zijn bestuurder over diens inbreng in de Interdepartementale Commissie Crisisbeheersing

(ICCb). Het crisisplan biedt tevens een kader aan de regionale crisisorganisaties, die betrokken zijn bij een situatie waarbij maatschappelijke ontwrichting kan plaatsvinden als gevolg van hoogwater en overstromingen. De meer praktische aspecten en werkwijze voor de informatievoor-ziening zijn beschreven in het Landelijk Draaiboek Hoogwater en Overstromingen (Watermanagementcentrum Nederland, 2016).Bij het opstellen van het plan is gewerkt met een begeleidingsgroep met vertegenwoordigers vanuit de ministeries van Veiligheid en Justitie, Economische Zaken, Defensie en Infrastructuur en Milieu, de waterschappen, de veiligheidsregio’s en Rijkswaterstaat. Deze zijn allen lid van de Stuurgroep Management Watercrises en Overstromingen (SMWO), dé waterautoriteit op het gebied van preparatie op watercrises.

vitale en strategische objecten Bij een overstroming dienen de vitale en strategische objecten zo lang mogelijk operationeel gehouden te worden. Dit is afhankelijk van de situatie (omvang en exacte ligging over-stroomde gebied). Wanneer dat niet mogelijk is en de tijd het toelaat, dienen deze objecten tijdig af te schakelen. Te denken valt aan gas, elektriciteit, drinkwaterbedrijven (kwantiteit en kwaliteit), telecombedrijven, transport en overige strategische objecten.

gevaarlijke stoffen Wanneer gevaarlijke stoffen of bacteriën in het milieu, de natuur of het drinkwater terechtkomen, dan kan dat enorme impact hebben. Het is dus belangrijk om tijdig maatregelen te nemen, zodat deze stoffen veiliggesteld kunnen worden. Met behulp van

informatie uit de veiligheidsregio’s en het Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum kan een inventarisatie worden gemaakt waar de grootste opslagen en aandachtsgebieden liggen. Denk hierbij aan laboratoria, chemische installaties, buisleidingen, aardgasleidingen, overige gevaarlijke stoffen en BRZO-bedrijven.

betalingsverkeerIn een situatie van ernstige overstroming of hoogwater waarbij het elektronische betalingsverkeer in het getroffen gebied niet functioneert, dienen andere maatregelen in werking gesteld te worden om de burgers in staat te stellen in de eerste levensbe-hoeften te voorzien.Hierbij kan worden gedacht aan alternatieven voor elektronische betalingen, uitbetalingen van de overheid aan de burger en continuïteit van betaling van belangrijke goederen en diensten.

■ Edith Kuijper crisis beleidsadviseur Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing, Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Wat hebben 1916, 1953 en 1995 met elkaar gemeen? In deze jaren had Nederland te maken met overstromingen of een dreigende overstroming. Bij dit crisistype zijn actoren vanuit de waterschappen, veiligheidsregio’s, Rijkswaterstaat en verschillende ministeries actief. Het onlangs vastgestelde Nationaal Crisisplan Hoogwater en Overstromingen beschrijft de informatievoorziening en besluitvorming bij de (Rijks)overheid. Het plan bevat daarnaast een checklijst voor de adviezen die voor en door de bestuurders moeten worden voorbereid om de nationale besluitvorming goed en vlot te kunnen laten plaatsvinden.

Page 16: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Thema: VerbeTeren crisisbeheersing

16 | Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4

WaterWet is Wettelijke basis bij hoogWater en overstromingenDe wettelijk basis onder de crisisbeheersing bij hoogwater en overstromingen is de Waterwet (die in 2017 zal worden vervangen door de Omgevingswet). In deze wet worden in hoofdzaak de waterschappen en Rijkswaterstaat als waterbeheerders aangewezen. Zij zijn in eerste aanleg degenen die maatregelen nemen om de waterstromen te reguleren en overstromingen te voorkomen.

Indien nodig, kunnen de commissaris van de Koning en de Minister van Infrastructuur en Milieu bestuurlijk interveniëren.

landelijk Waterbeeld: overzicht actuele en verWachte situatieAan hoogwater en overstromingen kunnen verschillende oorzaken ten grondslag liggen: natuurlijke oorzaken (hoogwater, storm), (technisch) falen van een kering, uitval van elektriciteit en telecom-municatie (waarmee keringen, sluizen en gemalen - op afstand - wor-den bediend), cyberaanvallen of andere moedwillige verstoringen.

Globaal worden drie situaties onderscheiden waar zich een hoogwa-ter of overstroming kan voordoen: 1) de kust - waar hoogwater ontstaat bij zware stormen, 2) rivieren - die vollopen na wekenlange hoge afvoeren, die bovenstrooms worden aangevoerd vanuit Noordwest Europa, en 3) grote meren - waarbij vooral harde wind maakt dat het water naar één van de zijden van het meer kan worden opgestuwd. Ook combinaties van deze drie kunnen optreden.Bij hoog water met gevaar voor de primaire waterkering heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu een informatieplicht: er worden dan waarschuwingen door het Watermanagementcentrum Nederland (WMCN) uitgegeven. Neemt de dreiging toe dan geeft de Landelijke Coördinatiecommissie Overstromingsdreiging van het WMCN boven- dien een Landelijk Waterbeeld uit. Dat geeft een overzicht van de actuele en verwachte situatie met betrekking tot weer en hoogwater, duiding van de dreiging, zo mogelijk scenario’s, effecten op gebruiks-functies en maatschappij, genomen en verwachte maatregelen en

Kleurcode groenEr is sprake van regulier dagelijks waterbeheer.

Kleurcode geel Hier en daar zijn (verwachte) waterstanden verhoogd. Waterbeheerders nemen standaardmaatregelen. Gebruiksfuncties op en aan het water, zoals scheepvaart en activiteiten in uiterwaarden of in andere buiten-dijkse gebieden, worden mogelijk beperkt. Kleurcode geel kan meerdere keren per jaar voorkomen.

Kleurcode oranjeDe dreiging van het hoogwater neemt (naar verwachting) toe. Waterbeheerders nemen verdergaande maatregelen. Indien nodig worden grootschalige maatregelen voorbereid. Gebruiksfuncties op en aan het water worden beperkt. Lichte schade aan waterkeringen kan optreden. Kleurcode oranje komt gemiddeld eens in de vijf jaar voor.

Kleurcode roodErnstige en uitzonderlijke situatie in het watersysteem (verwacht). Grootschalige noodmaatregelen worden mogelijk getroffen. Schade kan optreden. Nationale veiligheid kan in het geding zijn. Kleurcode rood komt gemiddeld eens in de 20 tot 100 jaar voor (afhankelijk van het gebied).

Page 17: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4 | 17

eventueel adviezen bijvoorbeeld met betrekking tot het handelings-perspectief. Het beeld is de basis voor de adviezen die gegeven worden. Dit dient bestuurders een helder beeld te verschaffen van:• de actuele situatie en verwachtingen;• welke maatregelen zijn en worden genomen; • welke handelingsperspectieven er (nog) zijn.Het Landelijk Waterbeeld schetst primair de belangrijkste (niet alle) maatregelen, die door de waterbeheerder worden getroffen. Voor zover bekend, worden ter duiding en illustratie ook voorbeelden van buiten de waterbeheerder genoemd. Bijvoorbeeld dat een veerdienst stil is gelegd, scheepvaart hinder ondervindt, of dat parkeerterreinen of uiterwaarden zijn ontruimd.

goed en vlotte nationale besluitvorming: adviezen voor bestuurders In een overzichtelijke tabel is per ministerie aangegeven welke beleidsterreinen van welke ministeries bij een hoogwater of overstroming worden geraakt.

Het crisisplan bevat daarnaast een checklist voor de adviezen die voor en door de bestuurders moeten worden voorbereid om de nationale besluitvorming goed en vlot te kunnen laten plaatsvinden. Voorbeelden hiervan zijn het afschakelen van vitale en strategische objecten, het nemen van maatregelen rondom gevaarlijke stoffen of het betalingsverkeer (zie kader).

risico-en crisiscommunicatieEen hoogwater of overstroming kan ingrijpende maatregelen als (preventieve) evacuatie of het aanwijzen van noodoverloopgebieden vragen. De AT/ICCb oefeningen van voorjaar 2016 over hoogwater behandelden bijvoorbeeld een scenario waarbij meerdere water-schappen en meerdere veiligheidsregio’s door het water werden bedreigd. Op dat moment krijgt ook het Rijk een rol. In dergelijke gevallen is het belangrijk om de communicatie tussen de verschil-lende partners goed af te stemmen. In het crisisplan zijn onder andere de communicatiemiddelen als crisis.nl, ikbenveilig.nl, onswater.nl, overstroomik.nl opgenomen. Er zal nog worden gewerkt aan een separaat communicatieplan waarin de communi-catieve aspecten van de verschillende hoogwater/overstroming scenario’s en fasen in meer detail zullen worden uitgewerkt.

informatieHet Nationaal Crisisplan Hoogwater en Overstromingen staat binnenkort op de website van de Helpdesk Water (waterveiligheid/crisismanagement water). Daar kunt u ook het Landelijk Draaiboek Hoogwater en Overstromingen vinden. Indien u het Nationaal Crisisplan wenst te ontvangen, kunt u contact opnemen met [email protected].

verantWoordelijk ministerie

onderWerp

Ministerie van Veiligheid en Justitie

Openbare Orde en VeiligheidEvacuatie zelfredzamen en niet-zelfredzamenJustitiële inrichtingen

Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Primaire Waterkeringen (beheer en toezicht)Transport/InfrastructuurDrinkwaterMilieuWaterkwaliteit en waterbeschikbaarheid

Ministerie van Economische Zaken

Energie, gas en ICT/TelecomVoedselvoorziening en –opslagDistributieDierenwelzijnNatuurbeheer

Ministerie van Volksgezond-heid, Welzijn en Sport

Volksgezondheid

Ministerie van Defensie Inzet materieel en mensenMinisterie van Buitenlandse Zaken

Internationale betrekkingen (ambassades)

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Cultureel erfgoedLeerplicht

Ministerie van Financiën Betalingsverkeer

Page 18: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Thema: VerbeTeren crisisbeheersing

18 | Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4

Internationale crisisbeheersing in ontwikkeling

■ Chris van Duuren ■ Natasja Hartzema ■ Corsmas Goemans

Afdeling Generieke Veiligheid, Directie Weerbaarheidsverhoging, NCTV, Ministerie van Veiligheid en Justitie

Nationale en internationale veiligheid zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De gevolgen van gebeurtenissen houden vaak niet op aan de grenzen van landen en organisaties. Het is mede daarom dat Nederland de (inter)nationale veiligheid versterkt. Op basis van de bijbehorende strategieën; ook via internationale samenwerking met onder andere de Europese Unie en de Verenigde Naties.

europese unieInternationale rampenbestrijding via de Europese Unie vindt plaats via het zogenaamde Uniemechanisme voor civiele bescherming (UCPM) en kent twee dimensies: binnen en buiten het grondgebied van de EU.Buiten de EU is internationale rampenbestrijding integraal onder-deel van humanitaire hulp en wordt deze onder het gezag van de aanvragende staat zoveel mogelijk onder coördinatie van de Verenigde Naties vormgegeven.Binnen de EU is rampenbestrijding van oudsher een eigenstandige activiteit van lidstaten. Tot eind jaren ‘90 zagen zij hierin ook geen wezenlijke rol voor de toenmalige Europese Gemeenschap weggelegd, dat tot het ontstaan van de mensenstroom uit Syrië en Irak ook gold voor humanitaire hulp binnen de huidige EU.Voor dit laatste is sinds begin 2016 onder het Nederlandse voorzit-terschap het nieuwe emergency support instrument door de Raad van de Europese Unie aangenomen en werkzaam. Voor de goede afhande-

ling van de mensenstroom zijn sinds eind 2015 ook de zogenaamde EU integrated political crisis response arrangements geactiveerd. Deze voorzien ten behoeve van de crisisbesluitvorming op EU-niveau in geïntegreerd situatiebewustzijn en daarop gebaseerde analyse (ISAA). Een gezamenlijk product van de lidstaten, de Europese Commissie, de Raad van de Europese Unie en de Europese Dienst voor Extern Optreden. Nederland levert hiervoor wekelijks via een questionnaire bij “Brussel” informatie aan over de situatie in ons land en eventueel genomen nationale maatregelen. Waarna deze samen met die van de andere lidstaten tot een EU-breed situatierapport verwerkt wordt. Meer fysieke vorm van hulp vindt plaats door als getroffen staat via een hulpverzoek het Uniemechanisme voor civiele bescherming te activeren. De Verenigde Naties, de Internationale Organisatie voor Migratie en het Internationale Rode Kruis kunnen dit ook.

uniemechanisme voor civiele beschermingHet sinds 1 januari 2014 van kracht zijnde besluit 1313/2013 vormt de basis daarvoor. Het mechanisme kan door elk land in de wereld geactiveerd worden. Alle 28 EU-lidstaten plus zes andere landen (IJsland, Noorwegen, Macedonië, Servië, Montenegro en Turkije) nemen er actief aan deel. Noodhulp via het mechanisme kan worden geboden in de vorm van experts, eenheden en middelen. Zo heeft Nederland experts geleverd na overstromingen in Macedonië, het specialistische Urban Search and Rescue team USAR.NL na de aardbeving in Nepal en een grote hoeveelheid materiaal aan Griekenland en Servië ten gevolge van de vluchtelingen-crisis. Het concept van een supranationaal mechanisme voor Civiele Bescherming bestaat sinds 2001 en wordt sindsdien met enige regelmaat op basis van nieuwe inzichten vernieuwd.

Page 19: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4 | 19

Nieuw in het besluit 1313/2013 is de oprichting van de zogenaamde vrijwillige pool. Een pool waaraan aan het mechanisme deelnemende staten op vrijwillige basis (multi)nationale experts en eenheden committeren die zo bij rampen nog sneller dan voordien ingezet kunnen worden. Voor Nederland geldt dat het capaciteiten heeft aangemeld die ook voor de nationale veiligheid in Nederland van belang zijn. Zo heeft Nederland voor opname in de vrijwillige pool onder meer bij overstromingssituaties benodigde pompen met een extreem hoge capaciteit aangemeld.Het proces van toelating tot de vrijwillige pool is overigens nog volop in ontwikkeling en richt zich eerst op eenheden. Indien capaciteiten in eigen land nodig zijn, kan Nederland gezien de vrijwilligheid als belangrijk kenmerk van de pool, een verzoek tot internationale inzet afwijzen. Wat eveneens via besluit 1313/2013 versterkt wordt, is de preventie van en preparatie op (de gevolgen van) rampen. Dit wordt mede ingegeven door het internationaal overeengekomen Sendai raamwerk voor rampen- en risicoreductie.

verenigde natiesHet VN Sendai Raamwerk voor Risico- en rampenreductie1 markeert wereldwijd een wijziging van management van rampen naar management van risico’s. Eigenlijk een majeure shift van respons naar preventie. Daarbij is feitelijke weerbaarheidsverhoging de rode draad.Nederland en enkele andere westerse landen hebben die shift al een decen-nium geleden gerealiseerd met – voor Nederland - de Strategie Nationale

Veiligheid (2007) als uitgangspunt.Het daarop ontwikkelde systeem van crisisbeheersing in Nederland gaat al principieel uit van risico’s en dreigingen, zowel op nationaal als veiligheidsregio niveau. Dit generieke systeem heeft bewezen voldoende flexibel te zijn om oude en nieuwe dreigingen het hoofd te bieden en ontwikkelt mee met de actuele situatie. Overigens kennen we deze preventie gerichte aanpak natuurlijk al eeuwen in Nederland als het gaat om overstromingsdreiging.

Belangrijk is om de afspraken die in het Sendai Raamwerk zijn vastgelegd over risico- en rampenreductie feitelijk vorm te geven in doelstellingen en acties. En vooral dat daarbij nauwe samenhang wordt aangebracht met andere beleidsvelden, verschillende bestuurs - lagen van lokaal tot internationaal en met alle relevante partners.

In Nederland doen we dat al jaren via het programma Nationale Veiligheid. En afhankelijk van de risico’s – bijvoorbeeld cybersecu-

1 Sendai Framework for Disaster Risk Reduction 2015-2030. “It is a 15-year, voluntary, non binding agreement …”; “The goal is to prevent new, and reduce existing risk and to strengthen resilience to natural and man-made hazards, in order to achieve substantial reductions in disaster losses.”; “… recognizes the primary role of States and the shared responsibility of local governments, the private sector, civil organizations, and others …”

rity en waterveiligheid – via speciale organisaties en programma’s. Denk bij dit laatste bijvoorbeeld aan de gezamenlijke doelstellingen met de veiligheidsregio’s (strategische agenda) en de herijking vitale infrastructuur en samenwerking met defensie.

Het Sendai Raamwerk gaat uit van samenwerking met alle partijen die aan het verhogen van de weerbare samenleving een bijdrage kunnen leveren.

In Europees verband doen we dat binnen de EU via het UCPM met het door de Commissie in juni 2016 gepresenteerde “Action Plan” en voor geheel Europa met de daaraan complementaire en versterkende European Forum Disaster Risk Reduction (EFDRR) “Roadmap Action Matrix” op initiatief van het United Nations Office for Disaster Risk Reduction (UNISDR)-Europe. Deze implementatie- c.q. actieplannen bevatten lopende en voorgenomen projecten en programma’s tot 2020 die bijdragen leveren aan de zeven doelen van het Sendai Raamwerk2.

Om de voortgang van de implementatie van Sendai-afspraken te kunnen monitoren, wordt een uniform systeem ontwikkeld op basis van indicatoren. Nederland neemt in die systeemontwikkeling bij de VN deel met experts van Deltares en Plan Bureau voor de Leefomgeving als “frontoffice” en met als “backoffice” en opdracht-gever de ministeries van VenJ, IenM en BZ. Naar verwachting zal de VN eind dit jaar beschikken over dit monitor-instrumentarium.

Wat betekent dit allemaal voor de nederlandse crisisbeheersing?Een uitstekende basis voor gerichte weerbaarheid verhogende acties wordt geleverd door een combinatie van:- het Nederlandse programma Nationale Veiligheid en

Crisisbeheersing;- de afspraken over te ondernemen acties in EU en breder

Europees verband;- het overeengekomen VN Sendai Raamwerk voor rampen- en

risicoreductie;- de risicoprofielen regionaal en nationaal en bij bedrijven en

overheden;- implementatiehulp op thema’s, de “Words into Action

Guidelines”, van UNISDR.

Acties in nieuwe te definiëren en uit te voeren programma’s, op alle bestuurlijke niveaus en met alle denkbare crisis-partners, waarbij tot 2030 het Sendai Raamwerk risico- en rampenreductie de rode draad is.

2 Seven Global Targets. Substantial reductions: 1. Global disaster mortality; 2. Numbers of affected people; 3. Economic losses in relation to global GDP; 4. Disaster damage to critical infrastructure and disruption of basic services. Substantial increases: 5. The number of countries with national and local DRR strategies by 2020; 6. International cooperation to developing countries; 7. Access to multi-hazard early warning systems and disaster risk information and assessment

1

Sendai Frameworkfor Disaster Risk Reduction

2015 - 2030

Page 20: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Thema: VerbeTeren crisisbeheersing

20 | Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4

De lessen voor crisismanagement van de stroomstoring Noord-Holland Vrijdagochtend 27 maart 2015 vindt als gevolg van een storing in een 380 kV station (“hoogspanningsstation”) te Diemen een grootschalige stroomstoring plaats. De stroomstoring treft een groot gedeelte van Noord-Holland en kleine gedeelten van Flevoland. De bron van de stroomstoring ligt in de veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland. De effecten treffen behalve de bronregio nog vijf andere veiligheidsregio’s en zijn voor veel burgers en bedrijven merkbaar. Ongeveer één miljoen huishoudens zitten zonder stroom, verkeerslichten werken niet, treinen rijden niet en diverse bedrijven moeten overschakelen op noodstroom. Ook vallen delen van de mobiele telecomcommunicatienetwerken uit en heeft de stroom-uitval effect op verschillende telecommunicatiediensten.

■ Marc Beemer ■ Sabine van Rossenberg

Inspectie Veiligheid en Justitie

Een incident van deze omvang en met deze impact op de samen-leving, de veiligheidsregio’s en de telecominfrastructuur, komt niet vaak voor. De Inspectie Veiligheid en Justitie (verder Inspectie) en Agentschap Telecom (verder agentschap) hebben deze stroom-storing onderzocht. Samen met de zes betrokken veiligheidsregio’s, netwerkbeheerders en telecomaanbieders is een aantal concrete lessen geformuleerd. Hiermee kan het integrale leerproces op het gebied van interregionale samenwerking en telecommunicatie verbeterd worden. Dit artikel geeft de belangrijkste conclusies en aanbeveling van het onderzoek weer.

belangrijkste lessenUit het onderzoek blijkt dat de betrokken veiligheidsregio’s verschillend opschalen en dat de interregionale afstemming en de informatie-uitwisseling tussen de zes betrokken veiligheidsregio’s niet tot stand komt. De belangrijkste les uit de stroomstoring op het gebied van crisismanagement is dat het verschil in opschaling tussen de betrokken veiligheidsregio’s geen belemmering moet zijn voor interregionale coördinatie en samenwerking. Bij een incident

waarbij het effect meerdere veiligheidsregio’s betreft, kunnen de regio’s verschillend opschalen. Deze verschillen vormen op zich geen probleem, zolang veiligheidsregio’s afstemming vinden over interregionale coördinatie op een aantal kritieke processen. Naar voren komt dat interregionale coördinatie kan plaatsvinden zonder formele opschaling naar GRIP5 (zie ook kader). De betrokken veiligheidsregio’s moeten heldere afspraken maken over welke regio coördineert en hoe vervolgens de informatievoorziening verloopt. Goede coördinatie vereist afstemming over:• informatiemanagement; • (publieks)communicatie en informatie-uitwisseling; • scenario’s over de verdere ontwikkeling van het incident.Het initiatief voor interregionale coördinatie ligt bij de bronregio. Echter, interregionale coördinatie is een gezamenlijke verantwoor-delijkheid. Tijdens crises moeten de betrokken veiligheidsregio’s hier samen effectief invulling aan geven.

1 uur 2 uur 3 uur 4 uur

Spraak en internettoegang via breedband

112, NL-Alert, Mobiel spraak en internettoegang

C2000

Calamiteitenzender, NCV en klassieke vaste telefonie

0 uur

Schematische weergave uitval diensten bij stroomuitval van vier uur

grip5 voor bovenregionale samenWerkingNaar aanleiding van de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk (2011) is GRIP5 geïntroduceerd als instrument voor bovenregi-onale samenwerking bij crises. In de uitwerking van het advies staat dat opschaling naar GRIP5 uitsluitend dient te gebeuren als hiertoe bestuurlijke noodzaak aanwezig is. Ook wordt geadviseerd om bij bovenregionale crises in alle betrokken veiligheidsregio’s GRIP4 toe te passen. De uitwerking maakt niet duidelijk hoe bovenregionale samenwerking plaats dient te vinden als er (nog) geen bestuurlijke noodzaak is.

Page 21: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4 | 21

Op het vlak van telecommunicatie is de belangrijkste constatering dat bij langdurige regionale stroomstoringen vanaf 30 minuten en zeker na meer dan twee uur gebruikers, waaronder ook hulpverleners,

rekening moeten houden met het feit dat geen mobiele communica-tie meer mogelijk is. Door het uitvallen van modems is het ook niet meer mogelijk om te internetten en te bellen via vaste telecomnet-werken. De stroomstoring maakt duidelijk dat er situaties zijn waarin (delen van) de communicatie-infrastructuur uitvalt of dat uitwijkloca-ties met dezelfde verstoring te maken hebben. Veiligheidsregio’s en gemeenten zijn zich onvoldoende bewust van de kwetsbaarheid van mobiele telecommunicatie. Bij stroomuitval is dit middel beperkt te gebruiken. Wel kunnen zij terugvallen op alternatieven als C2000 of de noodcommunicatievoorziening (NCV).

De kwetsbaarheid voor de communicatie tussen overheid en burger tijdens een stroomuitval ligt voor een groot deel bij de apparatuur van de burger. Zij beschikken niet standaard over noodstroomvoor-zieningen. Veiligheidsregio’s kunnen de telecommunicatiediensten NL-Alert en Crisis.nl inzetten om de burger te informeren. Uit onderzoek is echter gebleken dat de telecommunicatiediensten hun beperkingen hebben. Een mogelijk alternatief hiervoor is om de calamiteitenzender in te zetten als communicatiemiddel. Telecommunicatie is onderdeel van de vitale infrastructuur. De maatschappij rekent erop dat telecommunicatievoorzieningen altijd en overal beschikbaar zijn.

De Inspectie en het agentschap verwachten dat zowel de veiligheids-regio’s als de telecomaanbieders actief aan de slag gaan met de in dit onderzoek geformuleerde lessen.

Het gehele rapport is te vinden op http://www.ivenj.nl/publicaties/rapporten/

aanbevelingen

veiligheidsregio’sBij een incident dat meerdere veiligheidsregio’s treft, kunnen veiligheidsregio’s verschillend opschalen. Deze verschillen kunnen blijven bestaan, zolang veiligheidsregio’s afstemming vinden over interregionale coördinatie op een aantal kritieke processen. Het betreft hier met name informatiemanagement en (publieks-)communicatie. De Inspectie beveelt de vijfentwintig veiligheidsregio’s aan de in dit rapport benoemde lessen uit te werken in de voorbe-reiding van interregionale coördinatie en samenwerking.

telecomaanbiedersEvalueer en besluit over de getroffen voorzieningen om een ononderbroken toegang tot het alarmnummer 112 bij een langdurige stroomstoring te borgen.

minister van economische zakenBij de uitkomst dat telecomaanbieders besluiten geen aanvullende maatregelen te treffen tegen het risico van langdurige regionale stroomstoringen, zal de vraag beantwoord moeten worden of het wenselijk is een norm voor een ononderbroken toegang tot het alarmnummer 112 te stellen en welk maatschappelijk aanvaard restrisico van de onderbroken toegang tot 112 acceptabel is.

venjMaak in het kader van de crisiscommunicatie burgers, bedrijven en overheden bewust van de beperkingen van telecommunicatie (telefonie en internet) en informeer hen over de mogelijke alternatieven in dergelijke situaties. Betrek hierbij de mogelijkheden die een calamiteitenzender kan bieden.

burgers en bedrijven (via het agentschap)Wees bewust van de beperkingen van telecommunicatie, neem kennis van en draag zelfstandig zorg voor de alternatieven. Het agentschap neemt dit onderwerp mee in zijn programma Telekwetsbaarheid.

conclusies1. De interregionale coördinatie en invulling van GRIP5 vergt

steeds maatwerk.2. De verwachtingen over welke beschikbare informatie

gedeeld wordt en hoe te doen, zijn niet helder.3. Veiligheidsregio’s gaan in de planvorming over organisa-

tie en continuïteit van de hoofdstructuur uit van beschik-bare communicatievoorzieningen en zijn onbekend met mogelijke alternatieven.

4. Radionetwerken zijn niet voorbereid op een langdurige regionale stroomstoring.

5. Burgers zijn vrijwel niet “bereikbaar” tijdens de stroomstoring.

6. Ononderbroken toegang tot 112 is niet gegarandeerd.

Page 22: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Thema: VerbeTeren crisisbeheersing

22 | Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4

Reactie op rapport Stroomstoring Noord-Holland

■ Esther Paalman Directie Telecommarkt, Ministerie van Economische Zaken

■ Heleen de Goeijen Directie Weerbaarheidsverhoging, NCTV, Ministerie van Veiligheid en Justitie

De minister van Veiligheid en Justitie (VenJ) heeft op 7 juli 2016, mede namens de minister van Economische Zaken (EZ), aan de Tweede Kamer aangeboden het rapport “Stroomstoring Noord-Holland” van de Inspectie Veiligheid en Justitie en het Agentschap Telecom. Tevens heeft hij het rapport onder de aandacht gebracht van het Veiligheidsberaad in verband met de hierin gedane aanbeveling op het gebied van het crisismanagement aan de veiligheidsregio’s. De minister van VenJ merkt in zijn beleidsreactie op dat bij een crisis waarbij meerdere veiligheidsregio’s zijn betrokken, interregionale samenwerking vanzelfsprekend moet zijn. Eén van de veiligheidsregio’s vervult hierbij een coördinerende rol. Het invulling geven aan interregionale samenwerking is een basaal element in de verantwoordelijkheid van een veiligheidsregio en veiligheidsregio’s moeten zich hier adequaat op voorbereiden, zo geeft de minister aan.

De minister van VenJ zal de aanbevelingen uit het rapport inbren-gen in overleggen en/of samenwerkingsverbanden met veiligheids-regio’s alsmede in afstemmingstrajecten met bedrijven en instanties over de vitale processen. Het is immers belangrijk de bij het voorval Diemen opgedane ervaringen mee te nemen in de verdere verbete-ringsslagen in het kader van de crisisbeheersing en rampenbestrij-

ding. Aandacht voor de kwetsbaarheid van de telecommunicatie en gevolgen voor de crisiscommunicatie vormen daarbij een essentieel element. Uitgangspunt is dat openbare communicatiediensten en -netwerken zo robuust mogelijk zijn.

Het belang van een ononderbroken toegang tot 112 heeft en behoudt zeker de aandacht van de beide bewindspersonen. Daarbij is het noodzakelijk, zo schrijft de minister, om helder in beeld te hebben waar kwetsbaarheden liggen, al het mogelijke te doen die zo gering mogelijk te laten zijn en na te gaan welke alternatieven dan beschikbaar kunnen worden gesteld. De minister van EZ en de minister van VenJ bespreken de conclusies en de aanbevelingen uit dit rapport met de mobiele telecomaanbieders, dit mede gelet op het belang van een ononderbroken toegang tot 112. Zodra duidelijk is welk gevolg hieraan wordt gegeven wordt de Tweede Kamer hierover door de minister van EZ geïnformeerd.

Page 23: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4 | 23

IFV Bestuurlijke Netwerkkaarten Crisisbeheersing

■ Merijn ten Dam Instituut Fysieke Veiligheid/provincie Noord-Holland

De dagelijkse crisispraktijk leert dat de informatie- en coördina-tielast het voor de individuele bestuurder vaak ingewikkeld maakt om onder hectische omstandigheden de eigen bestuurlijke rol naar behoren in te vullen. Reden om het bestuurlijke netwerk zo in kaart te brengen dat het bestuurders helpt om zich in een crisissitu-atie met soms wel tientallen verschillende organisaties staande te houden. Dit leidde in

2008 tot een eerste versie van de zogenoemde Bestuurlijke Netwerk­kaarten Crisisbeheersing. In april 2016 verscheen alweer de zesde druk.

De – inmiddels 26 – bestuurlijke netwerkkaarten beschrijven de bestuurlijke verantwoordelijkheden en verplichtingen in de crisisbeheersing op terreinen variërend van vreemdelingen tot de bestrijding van bodemverontreiniging en van rampenbestrijding tot dierziektebestrijding. Na een wat aarzelend begin worden de netwerkkaarten medio 2016 steeds meer gebruikt als naslagwerk tijdens de respons, maar ook bij (de voorbereiding van) oefeningen, trainingen, opleidingen en het opstellen van crisis- en bestrijdings-plannen. Tijdens de respons helpen de netwerkkaarten bestuurders, operationeel leiders en hun adviseurs vooral bij de noodzakelijke netwerkscan en -analyse.

zesde herziene drukNaast reguliere actualisatie vanwege nieuwe wet- en regelgeving zijn er in de zesde druk ook andere aanpassingen doorgevoerd. Zo is - omdat in de praktijk verwarring ontstond over wie wanneer kon optreden - de netwerkkaart Voedsel gesplitst in twee aparte netwerk-kaarten, één voor voedselveiligheid en één voor voedselvoorziening (distributie). Daarnaast is vanwege de grote toestroom in 2015 van vluchtelingen naar Nederland een netwerkkaart Vreemdelingen toegevoegd met daarin aandacht voor onder meer de (nood)bevoegdheden en verantwoordelijkheden in het kader van de opvang van asielzoekers, de huisvesting van statushouders, het tegenhouden en uitzetten van ongewenste vreemdelingen en de grenscontrole en -bewaking.

bestuurlijke aandachtspuntenDe grootste herziening betreft de bestuurlijke aandachtspunten crisisbeheersing en crisiscommunicatie. In een crisis komen bestuurders al snel in het oog van de publieke aandacht en worden ze omringd door vele operationele leidinggevenden en crisismana-gers. Met alle druk die dat met zich meebrengt en met alle onzeker-heden die met elke crisis gepaard gaan, is het aan de bestuurder om zich niet te verliezen in operationele en uitvoerende vraagstukken die zijn aandacht niet nodig hebben. In de bestuurlijke aandachts-punten worden de zaken en vraagstukken aangestipt die in een crisis de aandacht van de bestuurder wél behoeven. De bestuurlijke aandachtspunten fungeren als het ware als handvat en oriëntatie-punt waarmee de verantwoordelijke bestuurders en hun beleids-teams tijdens een (dreigende) crisissituatie hun eigen besluit-vorming en aanpak kunnen vormgeven. Deze aandachtspunten waren voorheen als bijlage bij elke netwerk-kaart gevoegd, maar staan nu in een apart document. Daarmee is een duidelijk onderscheid aangebracht tussen de netwerkkaarten (“zo hebben we het formeel met elkaar afgesproken en vastgelegd”) en de aandachtspunten (“dit zijn de lessons learned, tot voortschrij-dend inzicht ons nog effectiever maakt”).

doWnloadenDe bestuurlijke aandachtspunten zijn net als de bestuurlijke netwerkkaarten en de bevoegdhedenschema’s te downloaden van de IFV-website en de website van de NCTV. Eventuele vragen of aanvullingen zijn zeer welkom en kunt u kwijt in het vragenformu-lier op de IFV-website of mailen naar [email protected].

Bestuurlijke Netwerkkaarten

Crisisbeheersing

Handreiking

voer voor juristenIn aanvulling op de bestuurlijke netwerkkaarten heeft het IFV op veler verzoek ook de bevoegdhedenschema’s op zijn website gepubliceerd. Deze 22 bevoegdhedenschema’s zijn een geactualiseerde en aangevulde versie van de bundel Crisis en Recht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken uit 2008. In deze schema’s zijn de relevante (nood)bevoegdhe-den en verplichtingen te vinden met verwijzingen naar de relevante Nederlandse maar ook internationale en Europese wet- en regelgeving. Ze vormen de juridische basis van de bestuurlijke netwerkkaarten en zijn ook voor crisisjuristen een toegankelijke bron met geldende verantwoordelijkhe-den, verplichtingen en bevoegdheden.

Page 24: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Thema: VerbeTeren crisisbeheersing

24 | Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4

Nederland leert multidisciplinair van de terroristische aanslagen in Parijs

■ Pauline Kaufmann Operationeel Specialist Conflict en Crisisbeheersing, Nationale Politie

Frankrijk is sinds 2015 meerdere malen geconfronteerd met terroristische aanslagen, zoals Charlie Hebdo (7 januari 2015), de gelijktijdige aanslagen in Parijs op 13 november 2015, recentelijk een truck die op de Nationale Feestdag van Frankrijk (14 Juillet 2016) op de boulevard van Nice de menigte inreed en kort geleden de rituele moord op een priester in een kerk nabij Rouen. Allemaal aanslagen waarbij van de multidisciplinaire hulpverlening een flexibel karakter wordt verwacht.

Begin september bezocht de begeleidingscommissie van het Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum (LOCC) de multidisci-plinaire partners in Parijs om te leren van hun ervaringen met betrekking tot deze aanslagen. Deze studiereis was een verdieping op de uitleg op hoofdlijnen door de Franse Directeur-Generaal Crisisbeheersing tijdens de themamiddag van het LOCC. Specifiek stonden de meervoudige en gelijktijdige aanslagen van 13 november 2015 centraal, waaronder de aanslag in de concertzaal “Bataclan”. Urenlang was op die novemberavond sprake van een onstabiele situatie met een grote onzekerheid over mogelijke vervolgaansla-gen. Die dynamiek vroeg om een robuuste samenwerking tussen de hulpverleningsdiensten.

Het LOCC is de landelijke organisatie onder gezag van het Ministerie van Veiligheid en Justitie die zich multidisciplinair bezig houdt met de operationele aspecten van crisisbeheersing: beeldvorming, scenariovorming en inzet van schaarse capaciteiten. De jaarlijkse studiereis wordt georganiseerd om multidisciplinair te leren van een relevante actuele crisis. De delegatie van de studiereis 2016 bestond uit vertegenwoordigers van de diverse kolommen in de crisisbeheersing: Nationale Politie, Brandweer, GHOR, Gemeenten, Defensie en NCTV.

Aan de hand van de doelen van de studiereis hebben medewerkers van de Nederlandse Ambassade in Parijs de voorbereiding van het programma voor hun rekening genomen. Ook tijdens de studiereis is de delegatie begeleid door medewerkers van de Nederlandse Ambassade. Tijdens de studiereis zijn er contacten geweest met coördinerende organisaties die zich bezig houden met de prepara-tiefase, de responsfase en de nazorgfase, zoals het COGIC (Le Centre Opérationnel de Gestion Interministérielle des Crises) en de Zone de Défense die enigszins te vergelijken zijn met NCC/LOCC en ROT’s/Veiligheidsregio’s. Frankrijk is een centraal gestuurd land, waarin operationele organisaties hun eigen verantwoordelijkheid hebben. De coördinatie van bijstand is overgeheveld naar een hoger niveau. Daarom zijn er ook diverse operationele kolommen bezocht, zoals

politie, brandweer, medische dienst en de gemeente. Centraal stond de RETEX (Retour d’Expérience) waarbij de Fransen vanuit hun ervaringen over de aanslagen van november 2015 vertelden wat het effect is geweest op hun mensen en organisaties.

De vertegenwoordigers van de Nederlandse kolommen waren vooral geïnteresseerd in de multidisciplinaire samenwerking, zowel binnen de diensten zelf op het snijvlak van terrorisme en crisisbe-heersing (verticaal) als tussen de diensten onderling (horizontaal). Centraal stonden de ervaringen van de Franse collega’s die vanuit de praktijk ondervonden hebben hoe de theorievorming zich verhoudt tot de realiteit. Voor de Fransen is een belangrijk leerpunt dat de multidisciplinaire samenwerking een aspect is dat verfijnd kan worden. Frankrijk kent een centrale aansturing in de crisisbeheer-sing. In de metropool Parijs is die centraal sturende rol in geval van een aanslag ondergebracht bij de Préfet van de Politie. Hierdoor komt de samenwerking direct bij elkaar onder eenhoofdige politie-aansturing. Daarom heeft multidisciplinair werken in Frankrijk een andere betekenis dan in Nederland waar wordt gewerkt met een multidisciplinair opschalingsmodel. In Frankrijk zijn taken en bevoegdheden meer monodisciplinair ingericht. Zo hebben zowel de interventie-eenheden van de politie als de brandweer eigen (triage-/trauma-) artsen. Op de plaats incident doet de verantwoordelijke organisatie alle noodzakelijke activitei-ten. Binnen de monodiscipline worden dus meerdere taken gedaan die in Nederland door de multi-partners gezamenlijk worden uitgevoerd. In de vervolgaanpak, ontstaat een multi-samenwerking van het incident zoals de afvoer van de slachtoffers. Vaak is niet meteen duidelijk dat het om een terroristische aanslag gaat en soms zijn andere hulpdiensten, zoals de ambulancedienst of de brand-weer, eerder ter plaatse dan de politie. Bij een aanslag is er in feite sprake van oorlogshandelingen die een crisisaanpak vereisen zoals in landen als Syrië en Irak. De impact op de burger en op de hulpverlening zijn dermate anders dan in “normale” crises dat er een heroriëntatie op de aanpak en op de wijze van samenwerking nodig is. De delegatieleden nemen het besef van een nog robuus-tere multidisciplinaire samenwerking met zich mee terug naar Nederland.

De aanbevelingen van deze studiereis zullen worden vertaald naar een evaluatieverslag. Aan de hand daarvan wordt bekeken in welke mate aanbevelingen verwoord zullen worden in het werkdocument Multidisciplinaire Operationele Terrorismegevolgbestrijding (de operationele handreiking). Die kunnen dan als trigger gebruikt worden door de verschillende kolommen voor verbeteringen in hun mono-processen en in de multidisciplinaire koppelvlakken. Een aantal aanbevelingen is concreet en direct toepasbaar in Nederland. Het feit dat je met een ander type verwondingen te maken hebt bij

Page 25: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4 | 25

dergelijke aanslagen, heeft direct effect op de eerste hulpverlening aan de slachtoffers. Hernieuwde afspraken hoe men dient te handelen zijn relevant in de samenwerking tussen de hulpverle-ningsdiensten. De Fransen kennen een grote mate van geoefend-heid per discipline. Dit specifieke incidenttype waarbij de Fransen zijn geconfronteerd met oorlogswonden in de metropool Parijs vraagt om een verdere oriëntatie op de samenwerking met Defensie. Wellicht kunnen we multidisciplinair meer lering trekken van de kennis en kunde van Defensie in oorlogsgebieden. In het verlengde hiervan werd het belang van een eenduidige cartografie benadrukt en vooral het besef om dit direct beschikbaar te hebben als dit nodig is. Het belang van adequate en snelle (psychosociale) nazorg werd benadrukt voor zowel de bevolking als de hulpverle-ners. De commandant brandweer in Parijs – een generaal omdat de Parijse brandweer onderdeel is van defensie - verplichtte het

ingezette brandweerpersoneel tot een gesprek met een psycholoog en gaf het voorbeeld door zelf als eerste zo’n gesprek te hebben. Opvallend vonden de delegatieleden dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Frankrijk bij terroristische aanslagen de verwanteninformatie verzorgt. Dit is nu zo geregeld, omdat dit ministerie veel ervaring heeft met het onderhouden van relaties met verwanten bij rampen et cetera in het buitenland.

De delegatieleden keken met respect terug op de organisatie van de Fransen ten tijde van terroristische aanslagen en hoe zij hun ervaringen direct hebben omgezet in hernieuwde planvorming. Tegelijkertijd realiseerden zij zich dat een belangrijk leerpunt is dat hoe goed je je ook hebt voorbereid, de uiteindelijke hulpverlening bij een aanslag vooral veel vraagt van flexibiliteit en een optimale samenwerking.

Slachtofferinformatie-systematiek (SIS)

Slachtofferinformatiesystematiek (SIS) is een landelijke aanpak die bij een incident zorgt

voor snelle en zorgvuldige informatie voor ongeruste verwanten. Gemeenten, GHOR en politie

werken samen binnen SIS. Bij een incident kan een verwant bellen naar Verwantencontact

088 269 00 00.

Wat is SIS? Voor verwanten telt elke minuut. SIS zorgt ervoor dat verwanten die bij een incident op zoek zijn naar hun naaste, familielid of partner snel en zorgvuldig geïnformeerd worden wanneer deze persoon is opgenomen in een ziekenhuis of overleden is. Wanneer hun naaste niet is opgenomen in een ziekenhuis of niet overleden is, houdt SIS contact met de verwant totdat duidelijk is waar hun naaste zich bevindt.

Wie kan SIS inzetten?Tijdens een incident kunnen de Algemeen Commandant Bevolkingszorg of de Officier van Dienst Bevolkingszorg SIS inzetten. Zij doen dit door te bellen naar het Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum (LOCC) in Driebergen, dat 24 uur per dag bereikbaar is.

dece

mbe

r 201

5

9e nationaal congres fire safety & science

Op 2 en 3 november 2016 organiseert het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) samen met de Stichting Fellow FSE het 9e Nationaal Congres Fire Safety & Science. Tijdens het congres wordt wetenschap en praktijk met elkaar in verbinding gebracht. Dit gebeurt met presentaties, workshops, introduc-tielessen, interactieve animaties en postersessies die worden verzorgd door sprekers uit binnen- en buitenland.

voor Wie?Het congres is bedoeld voor bouwplantoetsers, beleidsmakers en -adviseurs brandveiligheid bij brandweer, overheid en bedrijfsleven, projectontwikkelaars, bouwkundigen, architecten, wetenschappers, onderzoekers en docenten/studenten op het gebied van risicobeoordeling, brandpreventie en Fire Safety Engineering. Maar ook voor repressief leidinggevenden bij brandweerorganisaties, brandonderzoekers en kennisregis-seurs. En natuurlijk is iedereen die betrokken is bij (de innovatie van) bouw- en brandveiligheid van harte welkom!

Voor meer informatie: www.ifv.nl (congresagenda) of http://www.ifv.nl/congressen/Paginas/Congres-Fire-Safety-and-Science-2016.aspx

Page 26: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Thema: VerbeTeren crisisbeheersing

26 | Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4

Stof tot nadenken:

Acht ontwikkelingen in regionale crisisbeheersingEnige jaren geleden beschreven we de ingrijpende ontwikkelingen in het werkveld van de veiligheidsregio: van de vorming van de nationale politie tot de lopende regionalisering van de brandweer. Nu maken we opnieuw de balans op. We beschrijven wat wij zien in onze werkpraktijk: van workshops en oefeningen tot evaluaties van incidenten en advies tijdens en direct na crises. In deze bijdrage schetsen we de belangrijkste ontwikkelingen en benoemen we vier punten ter reflectie voor het management en het bestuur van de regio’s. Hiermee willen we een bijdrage leveren aan de voortgaande profes-sionalisering en het nadenken over ontwikkelingen als flexibilisering en de opkomst van zorg en veiligheid.

■ Marco Zannoni ■ Menno Jansen ■ Frans van der Veen

COT Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement

ontWikkelingen op hoofdlijnenOmdat wij ons werk mogen doen in bijna alle veiligheidsregio’s, maar ook bij de NCTV, het Openbaar Ministerie, de Nationale Politie, zorginstellingen, onderwijsinstellingen, bedrijven en vele anderen, ontmoeten we tal van professionals met elk hun eigen perspectief op en ervaring met de veiligheidsregio en met regionale crisisbeheersing. In de veelheid van indrukken en meningen zien wij duidelijke ontwikkelingen en rode draden. We vatten deze hieronder kort samen in acht punten. Achter elk van deze punten zit een wereld van nuances en factoren, maar we volstaan hier met de hoofdlijnen.

1. veiligheidsregio’s zijn volWassen De basis staat. Er speelt nog steeds veel, vooral op andere domeinen dan crisisbeheersing (discussies over de brandweerzorg, doorge-voerde bezuinigingen en druk op de ambulancezorg en (voortgang rond de) meldkamers). Er is dan ook behoefte aan “rust” om verder te bouwen en alle aandacht te hebben voor de lopende uitdagingen: van brandweeracties tot de voorbereiding op (dreigend) terrorisme. De discussie over het teruggaan van 25 naar 10 veiligheidsregio’s is wat verstomd en dat lijkt voor nu goed; geen grote veranderingen maar werken aan kwaliteit én borging in de totale crisisketen.

2. verschillen tussen veiligheidsregio’s Worden steeds groter 

De verschillen tussen veiligheidsregio’s zijn zichtbaar in onder meer de scope van de taak: van een brede scope (veiligheid en gezond-heid) tot een smalle scope (brandweer-plus). Ook zijn er verklaar-bare verschillen die afhangen van het aantal gemeenten, de mix van grote en kleine gemeenten en de verschillen in risicoprofiel. Een ander verschil is zichtbaar in de relatie tussen regio en de eigen gemeenten en de mate waarin het lukt om gezamenlijk op te trekken in de crisisbeheersing, zeker daar waar het gaat om andere

crisistypen dan de klassieke flitsramp. In 2012 zagen we al dat met name grotere gemeenten duidelijk andere behoeften hebben. Het is onvermijdelijk – en wenselijk – dat de grote gemeenten een grotere rol pakken om bestuurlijke behoeften te verbinden met de hulpverleningspartners. Met toenemende verschillen is het steeds belangrijker bewust te kiezen: wat voor regio willen we zijn? Zijn we er voor fysieke rampen? Hebben we een rol bij andersoortige crisistypen zoals vluchtelingen, cyber, terrorisme, verwarde personen en calamiteiten in het sociaal domein? In essentie gaat het om de keuze tussen brandweer-plus (met een beetje GHOR) en het bredere domein van Zorg en Veiligheid. Verschillen zijn niet erg, zolang het de samenwerking tussen regio’s en met nationale en private partners én met bedrijven en organisaties die op nationaal niveau opereren, niet bemoeilijkt.

3. er zijn hoge(re) verWachtingen van de veiligheidsregio 

Op nationaal niveau is en wordt de crisisbeheersing stevig dooront-wikkeld waarbij er eerder en meer nadrukkelijk inzet van de nationale crisisstructuur plaatsvindt; mede vanwege (dreigend) terrorisme. Binnen gemeenten zijn er ontwikkelingen in de voorbereiding op sociale calamiteiten en vanuit het opkomende domein zorg en veiligheid. De Nationale Politie is nog volop in beweging met merkbaar minder tijd voor multi-crisisbeheersing, al zorgt de sterk toegenomen aandacht voor het crisistype terro-risme het laatste jaar voor hernieuwde verbinding. Met de komst van de omgevingsdienst is er een nieuwe partner wat betreft onder meer milieu. In de zorg is de rol van de GHOR kleiner geworden daar waar de rol van de GGD, ambulancedienst (waaronder gewondenspreiding) en de traumaregio is toegenomen. Zorg- en onderwijsinstellingen bereiden zichzelf actiever voor op mogelijke crises en willen steeds vaker bijvoorbeeld samen oefenen met de veiligheidsregio. Hetzelfde geldt voor nutsbedrijven en enkele grote bedrijven. Deze ontwikkelingen vergen steeds meer van de veiligheidsregio als netwerkorganisatie. Het blijkt een uitdaging om aan deze verwachtingen te voldoen. Niet qua intentie, wel qua tijd en capaciteit. Maar deze uitdaging start met een heel duidelijke visie én communicatie over waar je van bent.

Page 27: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4 | 27

4. de hoofdstructuur kent enkele zWakkere schakels 

Het COPI is de afgelopen jaren merkbaar versterkt. De beleidsteams (of kernteams) doen het in de praktijk steeds beter, met steeds betere adviseurs aan tafel. Waar zit dan de uitdaging? Vooral bij het regionaal operationeel team en bij de meldkamer. In de praktijk blijft het voor ROT’s moeilijk om meerdere rollen te combineren: ondersteuning van het COPI, activiteiten gericht op het effectgebied, scenario-ontwikkeling en advisering van het beleidsteam of bestuur. Het ROT heeft vooral toegevoegde waarde daar waar er grootschalige inzet plaatsvindt vanuit meerdere partners, bij de verdeling van schaarste en bij intensieve, operationele communicatie. De bestuurlijke advisering blijft vaak een knelpunt. Binnen de hoofd-structuur is ook de meldkamer soms een knelpunt of aandachts-punt. Er zijn en worden zeker stappen gezet, zeker in verdergaande samenwerking en vernieuwing. Tegelijkertijd duren ontwikkelingen dusdanig lang dat soms al meerdere jaren beperkt is geïnvesteerd in afwachting van deze ontwikkelingen. De interregionale samenwer-king heeft duidelijk aandacht gekregen waarbij er terugkerende onduidelijkheid is over de betekenis (en vooral organisatie van) “GRIP5”. Wat ons betreft gaat het vooral om de samenwerking en informatievoorziening bij gezamenlijke uitdagingen, ook zonder dat hiervoor opschaling naar GRIP4 in meerdere regio’s nodig is (maar bijvoorbeeld wel afstemming tussen operationeel leiders en/of burgemeesters) (zie ook het rapport van de Inspectie Veiligheid en Justitie over de grote stroomstoring in 2015).

5. bevolkingszorg is versterkt maar (te?) “omvangrijk” 

In de regio’s is en wordt veel gesproken over de rol van gemeenten: hoe ver gaat deze rol? Vooral de rol van officier van dienst Bevolkingszorg bevalt goed: het is veel makkelijker geworden voor de multi-partners om af te stemmen met gemeenten. Dit betekent onder meer dat verdergaande opschaling niet per se meer nodig is om gemeenten aan te haken. Zelfredzaamheid krijgt ook veel aandacht, al blijft het zoeken wat dit in de uitvoeringspraktijk betekent. Omdat veel taken worden uitbesteed aan derden (bijvoor-beeld aan Monuta en het Nederlandse Rode Kruis) neemt het belang van “regievoeren en coördineren” toe in plaats van alleen de uitvoering. De meeste regio’s hebben de keuze gemaakt voor verdergaande regionalisering, zeker wat betreft sleutelfunctionaris-sen. Al zijn er ook voorbeelden waarin juist bewust wordt gewerkt met subregio’s (met onderlinge verschillen in poolvorming, OTO, et cetera). De asielcrisis was een belangrijke uitdaging en ervaring voor bevolkingszorg. De flexibele inzet (zonder GRIP-opschaling) is veelal goed bevallen. Ook is er een voorzichtige toenadering tussen bevolkingszorg en de voorbereiding op calamiteiten in het sociaal domein. Bevolkingszorg zit nog steeds in een ontwikkelingsproces van vrijblijvendheid naar een regionale standaard. De gekozen regionalisering in de meeste regio’s is nog steeds van een grote omvang: veel mensen die weinig echte ervaring opdoen. De volgende stap is bevolkingszorg gerichter, kleiner en daarmee effectiever te krijgen. Het vaker benutten van bevolkingszorg, bijvoorbeeld bij (de voorbereiding op) calamiteiten in het sociale domein en bij grote evenementen, helpt bij het opdoen van ervaring.

6. flexibilisering als nieuWe norm “Flexibilisering” is een van de buzz-words binnen de regionale crisisbeheersing. Veel regio’s geven aan de GRIP-regeling al flexibel toe te passen door niet alleen te werken met standaardalarmering voor de GRIP-fasen, maar soms juist op maat teams samen te stellen en in te zetten. Sommige regio’s passen de GRIP-regeling en het regionaal crisisprofiel vergaand aan om de flexibilisering ook werkelijk door te voeren. Vaak wordt het Drentse model hierbij genoemd als een voorbeeld. We merken in de verschillende voorbeelden en discussies dat flexibilisering veelal lijkt te gaan over situaties met een grootschalige inzet van hulpverleners waarbij er een belangrijke rol is voor het COPI met daarbij een OL als belangrijkste adviseur naar de burgemeester. Dit zonder per se een ROT en/of een beleidsteam. Zo kan snelheid worden gemaakt in de besluitvorming. Aandachtspunt is dat de flexibilisering ons inziens ook moet passen bij andere crisistypen. Een werkelijke all hazard en flexibele benadering zou betekenen dat afhankelijk van de situatie de basisstructuur op maat wordt ingericht. Bij een ramp met veel doden en gewonden is een andere invulling van de structuur nodig dan bij een infectieziekte, een grootschalige zedenzaak, dreigende maat-schappelijke onrust, een terroristische dreiging of een cybercrises met grootschalige uitval van diensten. Veerkracht en flexibel kunnen werken is de volgende volwassenheidsstap in crisisbeheersing en vergt niet een extra/andere structuur, maar extra investering in de mensen die er mee werken zodat zij dit flexibel kunnen toepassen.

7. tussen vakbekWaamheid en bestuurlijke uitdaging: behoefte aan maatWerk in oto

Op strategisch niveau is er al enige tijd sprake van verzadiging als het gaat om “klassiek” opleiden, trainen en oefenen (OTO). Er is behoefte aan verdieping, focus op dilemma’s en het werken aan bredere vaardigheden en competenties. Tegelijkertijd is er toenemende druk op bekwaamheid en certificering vooral rond bevolkingszorg waar toch veel verloop is en er in de praktijk ruimte is voor improvisatie. Wij pleiten voor het werken vanuit heldere doelstellingen waaraan OTO bij moet dragen, met kortere cycli en ruimte voor het inspelen op de actualiteit. Het vergt ook verbinding met ontwikkelingen in planvorming (zoals steeds vaker het werken met scenariokaarten) en het leren van incidenten en grote inzetten. Dit zijn bouwstenen voor een aantrekkelijk programma waarbij lokale ruimte en input vanuit bestuurders essentieel is: waar zit hun behoeften? Ons advies is ook om vanuit OTO in te zetten op het mogelijk maken van een flexibele respons met aandacht voor het lezen van de crisis (crisisdiagnose) en het werken met duidelijke doelen en uitgangspunten die richting geven aan de aanpak tijdens een crisis, juist bij dilemma’s.

8. zoeken naar gezamenlijke slagkracht en visie In de praktijk blijkt het niet eenvoudig om als veiligheidsregio’s samen op te trekken rond belangrijke dossiers. Het veiligheidsbe-raad heeft een belangrijke rol op enkele specifieke dossiers, maar is hierbuiten beperkt zichtbaar (en werkzaam). Voor derden is het lastig te doorzien wat de invloed en positie is van het veiligheidsbe-raad. Ook op gemeentelijk niveau is dit beeld beperkt. Meerdere regio’s signaleren dat en waarderen het veiligheidsberaad onderling ook sterk verschillend. In sommige dossiers is het de raad van

Page 28: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Thema: VerbeTeren crisisbeheersing

28 | Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4

directeuren veiligheidsregio die samen tot een standpunt komen en aandacht vragen. De zoektocht naar positie geldt ook voor de rol van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Wat is de nationale visie op de crisisbeheersing en specifiek de rol van de veiligheidsre-gio? Weinig regio’s zullen antwoord kunnen geven op deze vraag. In veel veiligheidsregio’s is het beeld dat er relatief meer aandacht is voor terrorisme en cyber en minder voor veiligheidsregio’s. Bij een periode van rust en investeren in professionalisering van de crisisketen hoort ook gezamenlijke visievorming vanuit veiligheids-regio’s en ministerie.

input voor reflectie Wij hopen met deze selectie van ontwikkelingen bij te dragen aan de reflectie in de veiligheidsregio. Juist in deze tijd zijn keuzes mogelijk en nodig. Wij volstaan hier met vier vragen als input voor management en bestuur.1. Kies bewust: wat voor regio willen wij zijn? Betrek daarin onder

andere de ontwikkelingen zoals hierboven geschetst. Waar staan we nu en waar willen we staan? En wat is daarin realistisch? Sommige regio’s hebben – of werken aan – een expliciete visie op crisisbeheersing en de rol van de veiligheidsregio.

2. Doordenk flexibilisering en kies bewust: op welke crisistypen moet de flexibele aanpak een antwoord geven? Let op dat de flexibilisering niet alleen gericht is op de grootschalige hulpver-lening, maar ook past bij bijvoorbeeld infectieziekten en terrorisme of sociale calamiteiten.

3. Hebben wij voldoende aandacht voor onze partners? Wat moeten zij weten van de veiligheidsregio en vice versa? Kies bewust met wie welke mate van samenwerking en voorbereiding wenselijk is. Dit kan soms al met beperkte inspanningen zoals het aansluiten van deze partners bij workshops.

4. Maak MOTO gerichter (wat wil je bereiken?), gevarieerder (basis en verdieping naar behoefte) en flexibeler (korte cycli, ruimte voor actualiteit). Durf te kiezen voor een andere aanpak met ruimte voor een curriculum op maat in combinatie met creatieve oplossingen zoals een coach voor beleidsteams.

Voor een eerder trendartikel uit 2012 zie: www.cot.nl/pdf/Realisme_in_regionale_crisisbeheersing.pdf.

Versterking risico- en crisisbeheersing stralingsincidenten

■ André Griffioen Directie Weerbaarheidsverhoging, Ministerie van Veiligheid en Justitie

■ Alexander Heijnen Safety Valley

Sinds juli 2015 wordt in opdracht van het Veiligheidsberaad en de minister van Veiligheid en Justitie gewerkt aan het project “Versterking risico- en crisisbeheersing stralingsincidenten”. Een project dat tot doel heeft om bij te dragen aan de verdergaande samenwerking tussen veiligheidsregio’s onderling én tussen veiligheidsregio’s, Rijkspartijen en de sector op het terrein van de beheersing van mogelijke stralingsincidenten. Een project dat goed aansluit op de huidige maatschappelijke en politieke aandacht voor nucleaire veiligheid rond de kerncentrales in België, maar ook de nucleaire afvalproblematiek in Petten.

Nu, ruim een jaar na de start van het project, hierbij een korte stand van zaken:Het project kent vier hoofdthema’s waarlangs fundamenteel bekeken is op welke zaken een verbeterslag gemaakt kan worden op basis van onderstaande thema’s.1. Basis op orde2. Risico’s bewust in beeld3. Capaciteiten op orde4. Effectieve voorbereiding.

Enkele van de belangrijkste uit de thema’s voortkomende actie-punten worden in dit artikel meer uitgebreid toegelicht.

ontWikkeling masterclass stralingsincidentenEén van de belangrijkste uitdagingen voor het project was het ontstane beeld bij betrokken partners dat de aanpak van stralings-incidenten, vaak gezien als een kernramp in Borssele of het buitenland, het “pakkie an” van het Rijk is. Deels klopt het dat het Rijk bij incidenten in een kerncentrale een leidende en coördinerende rol heeft. Echter, voor het leeuwendeel van de mogelijke stralingsincidenten geldt dat de effecten naar verwach-ting beperkt zullen zijn en dat het aan sector, burgemeesters en veiligheidsregio’s is om de voorbereiding op deze stralings-incidenten op orde te hebben (letterlijk volgens de Kernenergiewet!).

Om het bewust zijn over wat stralingsincidenten nu zijn en welke verantwoordelijkheden gelden, is ingezet op het verhogen van dit bewustzijn en het gezamenlijk leren en beleven van het vraagstuk.

Door het IFV is in samenwerking met het RIVM en betrokkenheid vanuit zes veiligheidsregio’s en de Nederlandse Vereniging voor Stralingshygiëne (NVS) de afgelopen periode hard gewerkt aan de ontwikkeling van een Masterclass Stralingsincidenten.

Page 29: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4 | 29

Doelgroep zijn enerzijds Voorzitters Veiligheidsregio, directeuren vergunninghouders in het kader van de Kernenergiewet en deelnemers beleidsteam. De andere masterclass op tactisch niveau richt zich op onder meer leider Copi, leider ROT, Operationeel Leider, Algemeen commandanten uit alle kolommen en vertegen-woordigers van vergunninghouders op tactisch niveau.

Doelen van deze masterclass zijn de volgende.1. Het vergroten van de bewustwording over stralingsincidenten:

zowel generiek inhoudelijk als op het gebied van de rollen- en verantwoordelijkheidsverdeling.

2. Het door veiligheidsregio’s en vergunninghouders van relevante B-objecten verbeteren van de operationele voorbereiding en crisisaanpak bij mogelijke stralingsincidenten.

3. Het vergroten van het inzicht in de aanwezigheid en werking van de aanwezige (landelijke) hulpstructuren bij stralingsincidenten (zoals EPAn en CET-straling).

Op 8 december 2016 staat de eerste pilot gepland van de masterclass waarna hij vanaf 1 januari 2017 via het IFV landelijk wordt uitgerold (voor meer informatie zie ook de website van het IFV).

belang van kennisontsluitingEen ander wezenlijk aandachtspunt om professioneel met elkaar een mogelijk stralingsincident het hoofd te kunnen bieden is elkaar “verstaan” en begrijpen. Startpunt hierbij is dat betrokken partijen uit kunnen gaan van een zelfde kennisbasis.

In samenwerking met IFV, RIVM en de ANVS is de afgelopen periode gewerkt aan een landelijk overzicht van relevante brondocumenten die via de websites van de afzonderlijke organisaties worden ontsloten.

Het kennisdossier Stralingsincidenten op het Kennisplein van het IFV is up to date gemaakt en aangevuld. Op deze site zijn onder meer relevante wetgeving, het handboek Stralingsincidenten, de bestuurlijke netwerkkaart Stralingsincidenten en relevante regionale rampbestrijdingsplannen te vinden en verwijzingen naar de nationale planvorming. Het Responsplan Nationaal Plan Kernongevallenbestrijding (2011, VROM) wordt momenteel door ANVS geüpdatet en de nieuwe versie wordt eind dit jaar verwacht. Daarnaast zijn IFV, RIVM en ANVS aan het kijken hoe op siteniveau beter naar elkaar te verwijzen om de informatiecirkel rond te maken. Op de homepage van het IFV-dossier Stralingsincidenten zijn al verwijzingen opgenomen naar de ANVS- en RIVM-site.

Tevens wordt gekeken naar de ontsluiting van informatie op de NVS-site en de site van Nucleair Nederland, die interessant is voor onze doelgroepen.

investeren in eenduidige communicatieNucleaire veiligheid, kernongevallen, stralingsincidenten zijn zowel politiek bestuurlijk, in de media en bij het grote publiek gevoelige onderwerpen. De publieke veiligheidsbeleving bij deze thema’s is er één van een risico met een mogelijk grote impact. Dit wordt mede ingegeven door rampen zoals bij Tsjernobyl en recent in Fukushima.

De veiligheid van kerncentrales is een onderwerp dat vaak de media haalt. De afgelopen maanden is de discussie rondom de veiligheid van de centrales in Doel en Tihange zowel in Duitsland en Nederland hoog opgelopen. De recente discussie over het nucleaire afval in Petten onderstreept dit nog maar eens.

Vanuit de Rijksoverheid is het van belang om samen met de regio’s en de nucleaire sector te werken aan op feiten gebaseerde bewust-wording rondom nucleaire veiligheid.

Vanuit de ANVS wordt onder eindverantwoordelijkheid van het ministerie van IenM en in afstemming met het ministerie van VenJ, de veiligheidsregio’s en de sector de komende tijd hard gewerkt aan een communicatiestrategie straling. Onderdeel hiervan is onder meer een geactualiseerd crisiscommunicatieplan. Vanuit het landelijk project wordt de totstandkoming van deze strategie toegejuicht omdat deze zal bijdragen aan het creëren van een eenduidige boodschap aan en concrete handelingsperspectieven richting het publiek. Daarbij speelt tevens de grensoverschrijdende afstemming van communicatieboodschappen met Duitsland en België een belangrijke rol.

en verder …Vermeldenswaardige producten zijn verder het overzicht van relevante basisdocumenten, de door het RIVM op te leveren lijst met begrippen en definities, de nieuwe bestuurlijke netwerkkaart Stralingsincidenten, een geformaliseerde besluit- en adviesstruc-tuur VB/RDVR rondom thema Straling welke is gekoppeld aan de nationale NCS-structuur.Verder wordt bekeken hoe de advisering door veiligheidsregio’s in het proces van vergunningverlening B-objecten kan worden geformaliseerd.

Relevant zijn ook de onderwerpen te benoemen die buiten de scope van het landelijk project vallen en door de ANVS, het ministerie van IenM en VWS respectievelijk worden opgepakt. Het betreft onder meer de implementatie van de Europese Basic Safety Standards, de actualisatie van het Nationale Crisisplan Stralingsincidenten en de onderliggende deelplannen én de harmonisatie zonering uitgifte jodiumprofylaxe.

tot slotEr is het afgelopen jaar vanuit het landelijk project met hulp en betrokkenheid van alle partners een belangrijke basis gelegd voor een stabiele en structurele toekomstige samenwerking in het domein van nucleaire veiligheid en stralingsincidenten. De komende periode ligt de nadruk op het opleveren van praktische en concrete producten en het werken aan een gedegen en integrale communicatieaanpak die ingebed is binnen een transparante en effectieve nationale crisisstructuur tussen Rijk, regio’s en sector.

Page 30: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Thema: VerbeTeren crisisbeheersing

30 | Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4

Crisisbeheersing als proceskunst

Nieuwe crisissituaties – zoals maatschappelijke onrust rond de noodopvang van asielzoekers of de uitval van onze telecomvoorzieningen – vragen nieuwe vormen van crisis - beheersing. Het heeft even geduurd, maar tegenwoordig zie ik dat de beweging van rampenbestrijding naar crisis-beheersing in veel regio’s wordt gemaakt.1 Steeds meer veiligheidsregio’s verkennen hoe zij de moderne crisis-beheersing vormgeven. In deze bijdrage2 deel ik enkele van mijn inzichten uit het systeemdenken en denken over complexiteit, die daarbij van waarde kunnen zijn.

■ Mw. drs. Renee Linck, CMC Advies in verbinding

proceskunstWe hebben ervaren dat kleine ontwikkelingen of verstoringen soms een grote impact kunnen hebben op de samenleving. Denk bijvoorbeeld aan de noodopvang van asielzoekers die soms tot grote maatschappelijke onrust leidt in de (lokale) gemeenschap. Vaak zijn het dreigende situaties met een ongekend verloop, waarbij diverse en ongekende tipping point’s 3 bepalen of een crisis wel of niet ontstaat. Deze complexe processen zijn niet te “managen”, maar vaak alleen te beïnvloeden door een adequaat samenspel in netwerken van gemeenten, bedrijven en instellingen, burgers en (sociale) media. De belangrijkste tools, die de netwerken daarbij ter beschikking staan, zijn processen van risico- en crisiscommunicatie en informatiemanagement. Deze processen stellen hoge eisen aan de regiefunctie van de veiligheidsregio. De vraag is zelfs of de term regiefunctie nog wel zo passend is. Regie in het netwerk is de zorg voor de interactie. Deze is gedistribueerd over verschillende partijen, niet in de laatste plaats burgers zelf. Het gaat bij de moderne crisisbeheersing niet alleen om de besluitvorming zelf (leiding en coördinatie), maar vooral om het faciliteren en ondersteunen van wat daarvoor en erna gebeurt. Dat vraagt om “proceskunst”; het vermogen om grensoverschrijdende processen te laten ontstaan.4

1 Ik ben het dan ook niet eens met de conclusie dat deze beweging vrijwel niet is opgepakt, zoals de auteurs stellen in Grip op Crisis, van klassieke rampenbestrijding naar moderne crisisbeheersing (redactie G.-J. Ludden en F. Zaaijer, SVDC, 2016).

2 Deze bijdrage is een iets aangepaste versie van mijn blog: http://reneelinck.nl/crisisbeheersing-als-proceskunst/.

3 Zie ook artikel Oomes en Kiel als bijdrage aan boek Mini-crises 2015: http://www.rizoomes.nl/wp-content/uploads/2015/11/Ontruiming-Beukenhorst-Tipping-points-in-Diemen.pdf.

4 Voor een interessante toelichting hierop zie G.R. Teisman, ‘Ontwikkelen als proceskunst_ gebiedsontwikkeling cahier III - gebiedsontwikkeling nieuwe stijl’, Stichting NederLandBovenWater, 2012.

gericht op effectenMet de verdere ontwikkeling van het continuïteitsdenken bij bedrijven en instellingen zal het steeds vaker voorkomen dat de algemene kolom volgend is aan de inzet van andere partners in het netwerk. De eigen bedrijfsprocessen worden door bedrijven en instellingen op orde gebracht en de veiligheidsregio verbindt partijen rond de effectbeheersing. Ook in het kader van de Nationale Veiligheid zijn deze decentrale netwerken van belang. Denk bijvoorbeeld aan de aanpak van epidemieën. Uiteraard is er wel een (inter-)nationale aansturing, maar daadwerkelijke effectbeheersing vindt veelal decentraal plaats door onderzoeksin-stellingen, bedrijven, gemeenten en GGD-en. Door op verschillende plekken in verschillende netwerken al experimenterend aan de slag te gaan, kunnen slimme oplossingen sneller worden gevonden. Dat geldt ook voor bijvoorbeeld de vitale infrastructuur. Wanneer rond kleine verstoringen diverse oplossingen worden gevonden, helpt dat ook het oplossend vermogen van het netwerk bij crises.

verbinden en combinerenCrisisbeheersing vraagt nieuwe oplossingen voor complexe vraagstukken. Van belang om die reden is daarom ontwikkeling in het netwerk te stimuleren. De veiligheidsregio zou haar platform-functie daarom niet statisch moeten bezien, maar dynamisch. Als geen ander heeft de veiligheidsregio de mogelijkheid om nieuwe partijen op nieuwe manieren te verbinden rond diverse veiligheids-vraagstukken. Het netwerk rond de rampenbestrijding kenmerkt zich nog door relatief stabiele interactiepatronen, overeengekomen interactieregels en gedeelde betekenissen, maar daarmee komt ontwikkeling beperkt tot stand. Wanneer we dit willen stimuleren, staan daartoe verschillende opties open; het actief inbrengen van andere mensen (wie?), het veranderen en aanpassen van sociale spelregels (hoe?) en/of het veranderen van de percepties van partijen in een netwerk (wat?).5 Ik heb diverse voorbeelden hiervan al in de praktijk gezien – twee voorbeelden van het actief inbrengen van andere actoren in het netwerk.- Zo werken er steeds meer mensen bij veiligheidsregio’s met een

andere achtergrond dan de hulpverlening.- Ook zie ik veiligheidsregio’s vaker relaties aangaan met

onderzoeksinstellingen.

Ook worden in het (bestuurlijk) netwerk van de veiligheidsregio partijen uit het sociaal domein op nieuwe manieren verbonden met veiligheidspartijen. Tenslotte zie ik dat nieuwe betekenissen worden aangereikt rond crisisbeheersing. Zeker nu ook vitale partners, ziekenhuizen en niet in de laatste plaats gemeenten de afgelopen

5 C.J.A.A. Termeer en B. Kessener, ‘Vitaliseren van gestagneerde organisatie-processen. Onderzoekend interveniëren met de configuratiebenadering’, Management & Organisatie, nr. 2, maart-april 2006.

Page 31: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4 | 31

jaren de nodige ervaring hebben opgedaan met diverse “minicrises”, brengen zij deze ervaringen en betekenissen mee in het netwerk. Juist door deze nieuwe combinaties, worden oude domein-grenzen geslecht en kunnen nieuwe oplossingen ontstaan. Oplossingen, die niet alleen helpen bij de voorbereiding op crises, maar wellicht ook breder kunnen worden benut.

“Systeemdenken is een discipline waarmee we kunnen leren het geheel te zien, het is de instelling om onderlinge betrekkingen te zien in plaats van dingen, om patronen van verandering te zien in plaats van statische momentopna-men. [ ] Momenteel is de behoefte aan systeemdenken groter dan ooit, want we worden langzamerhand overwel-digd door de complexiteit van alles.” Uit: P.M. Senge, De vijfde discipline, 70.

flexibele crisisstructurenDeze variëteit in het netwerk zal ook in de “warme fase” van nut zijn. Waar de respons op flitsrampen nog grotendeels aansluit bij de dagdagelijkse inzet van hulpdiensten en een beperkte set partijen kent, vraagt de moderne crisisbeheersing dat veiligheidsregio’s verschillende gemeenten, departementen en diverse publieke en private partners verbinden. Soms zijn dit partijen die elkaar niet eerder hebben ontmoet. Om de mogelijkheden hiervan te benutten is het wenselijk dat crisisstructuren flexibeler worden ingezet en ruimte geven aan die partners die op dat moment nodig zijn. Dat betekent ook dat de bezetting van crisisteams niet rigide moet worden toegepast. Te vaak zien we echter nog dat alleen de bekende partijen aan tafel zitten en te weinig wordt gekeken naar toegevoeg-

de waarde voor het inhoudelijk vraagstuk.6 Voorgaande vraagt op z’n minst een andere mindset, maar vaak ook een andere houding en gedrag van alle partijen in het netwerk.

De Bruijn et al. (2011) wijzen erop dat wanneer je inhoudelijk betere besluitvorming wilt, je vooral moet voldoen aan een dynamisch en gevarieerd inhoudelijk proces. “Veel proces-sen in de praktijk ontberen dat vermogen. Al vroegtijdig wordt de inhoud gefixeerd en vervolgens wordt er vooral gevochten om een eventuele wijziging van die inhoud.” Uit: G.R. Teisman, Publiek management op de grens van chaos en orde, 2005.

literatuurC.J.A. A. Termeer en B. Kessener, Vitaliseren van gestagneerde organisatieprocessen. Onderzoekend interveniëren met de configuratiebenadering, in: Management & Organisatie, nummer 2, maart-april 2006.G.R. Teisman, Publiek management op de grens van chaos en orde. Over leidinggeven en organiseren in complexiteit, Sdu, 2005.P.M. Senge, De vijfde discipline, Scriptum Books, 1992. H. de Bruijn en E. ten Heuvelhof, Management in netwerken. Over veranderen in een multi­actorcontext, Boom-Lemma, 2011.M. Aslander en E. Witteveen, Nooit af, een nieuwe kijk op fundamenten van ons leven: werk, school, zorg en management, Business Contact, 2015.

6 Zie ook aanbevelingen (p.8) uit evaluatierapport Gasstoring Velsen-Noord, Inspectie VenJ, december 2015.

Page 32: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Thema: VerbeTeren crisisbeheersing

32 | Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4

ervaringen en leSSen evacuatie vumc

Doen wat de situatie vraagt

■ Marco Zannoni en Matthijs van der Mijn COT Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement

de situatie in het kortOp 8 september 2015 breekt een waterleiding nabij VUmc. De grote hoeveelheid water die het ziekenhuis via de kelders binnenkomt en de kracht van dit water veroorzaken forse schade aan (kritische) installaties waaronder de warmwatervoorziening en de liften. Er zijn op dat moment 339 patiënten binnen. Er ontstaat een situatie waarin VUmc tot het oordeel komt (kort voor half elf ) dat onder deze omstandigheden (waaronder het risico van kortsluiting) niet langer verantwoorde zorg kan worden geboden en patiënten elders moeten worden ondergebracht. Binnen VUmc komt het crisisteam bijeen, ondersteund door een operationeel team en later een speciaal team voor de evacuatie. De Veiligheidsregio schaalt op naar GRIP2. Er komt een grootschalige operatie op gang om dit mogelijk te maken, met de inzet hulpdiensten en defensie. Er is intensieve media-aandacht en een forse informatie-opgave richting patiënten en hun familie. De evacuatie komt na 16.00 uur echt op gang. Patiënten en zorgpersoneel worden vervoerd naar andere zieken-

huizen binnen en buiten de regio, inclusief het calamiteitenhospi-taal in Utrecht. In totaal worden 284 patiënten geëvacueerd. De andere patiënten konden zelf het ziekenhuis verlaten. Er worden 40 ambulances ingezet die dag. Rond middernacht die dag vertrekt de laatste patiënt. Na intensieve herstelwerkzaamheden aan de technische installaties keren patiënten na twee weken geleidelijk terug naarmate onderdelen van het ziekenhuis weer open gaan. Op 23 september 2015 gaat ook de spoedeisende hulp (SEH) weer open en is het ziekenhuis weer volledig operationeel.

overkoepelende lessenHet is gelukt om met deze majeure operatie patiënten veilig elders onder te brengen. De impact op patiënten en medewerkers is groot. In de rapportage Doen wat de situatie vraagt beschrijven VUmc, de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland en het COT Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement de belangrijkste ervaringen en lessen. In de evaluatie is een groot aantal leerpunten benoemd per thema: van de crisisorganisatie tot de spreiding van patiënten en het herstel in de nafase. In deze bijdrage vatten we de overkoepelende lessen samen, bezien vanuit het perspectief van crisismanagement.

Page 33: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4 | 33

Grote impact gaat gepaard met “rust” Voor vele medewerkers en patiënten was de impact van de waterca-lamiteit direct merkbaar en zichtbaar vanwege de aangerichte schade, de uitval van voorzieningen en mediaberichtgeving. Er is collectieve trots bij betrokken professionals op de geleverde prestatie vanuit het volle besef dat de evacuatie (zeer) ingrijpend is geweest voor patiënten, zorgverleners en anderen. Tegelijkertijd kan een groot deel van de dag en van de sfeer ook worden getypeerd als rustig en beheerst, inclusief een lange periode van wachten tot het moment waarop grotere groepen patiënten het ziekenhuis verlieten. Er zijn steeds voldoende ambulances. In de buitenwereld overheerste echter de indringende beelden van het vele water en de gevolgen hiervan (zoals een meegevoerde auto). Een leerpunt is het actiever tonen en uitleggen van de werkelijke situatie (binnen).

Expliciete aandacht voor kritieke momenten en kritieke besluitenVoorbeelden van kritieke besluiten waren het stoppen van de stroomvoorziening in delen van het ziekenhuis (in verband met onder andere het risico op kortsluiting en brand), het besluit tot een totaalevacuatie van het ziekenhuis en het besluit tot inzet van Defensie. Voorbeelden van kritieke momenten – waarop de situatie of kan meevallen of juist kan verergeren – waren: het moment waarop bleek dat er geen medewerkers gewond of vermist waren, dat het lek was gedicht, het moment waarop er wel of niet een lift zou kunnen worden gebruikt, het moment dat afhijsen van patiënten (buitenom) en andere heftige maatregelen niet nodig bleken en het moment van opstarten na herstelwerkzaamheden.

Duidelijke doelen en uitgangspuntenEr is gewerkt met expliciete doelen en uitgangspunten die houvast moesten geven aan alle betrokken professionals. Voorbeelden van uitgangspunten van VUmc waren: “zorgvuldigheid gaat voor snelheid”, “wij beschouwen de situatie als veilig: er is geen acute evacuatie nodig”, “een patiënt vertrekt pas uit VUmc als dit medisch verantwoord is en als adequate verpleegkundige en medische begeleiding is geregeld.” Het was niet altijd duidelijk of de uitgangs-punten voor de verschillende partners ook dezelfde betekenis hadden. Een voorbeeld is dat de evacuatie niet alleen zorgvuldig moest, maar het liefst ook tijdig, zo bracht de Veiligheidsregio in, mede vanwege het dreigende verkeersinfarct rond Amsterdam. Wanneer is het zorgvuldig genoeg en kan snelheid ook worden meegewogen? Doelstellingen en uitgangspunten moeten altijd gezamenlijk worden doorleefd om begrepen te worden.

“Wat vraagt de situatie” in plaats van “wat vraagt de structuur” De “rust” kan niet los worden gezien van het bijzondere karakter van de (dreigende) crisis. Aanvankelijk was er de vrees dat met spoed IC-patiënten moesten worden geëvacueerd. Naarmate er controle kwam over de situatie, was er ook meer tijd en werd de uitdaging vooral om patiënten veilig en verantwoord naar een andere, passende zorgplek te brengen. Voor verschillende partijen werd op verschillende momenten duidelijk dat de situatie was veranderd. De bijzondere situatie vroeg om een deels andere aanpak. De opgeschaalde organisatie die is bedoeld voor grootscha-lige rampenopvang en gewondenspreiding paste niet bij deze

situatie. Er was sprake van een “omgekeerde triage” (patiënten die vertrekken in plaats van binnenkomen) en patiëntenspreiding in plaats van gewondenspreiding. Een totaalevacuatie van het ziekenhuis was als zodanig ook niet voorbereid (in tegenstelling tot een gedeeltelijke ontruiming). Er is effectief geïmproviseerd om tot een goede uitvoering te komen zoals een nieuwe wijze van registreren, een logistiek proces voor de doorstroom van patiënten (met de SEH als centrale verzamelplaats en één vaste route) en de inzet van brandweer en defensie om mensen te tillen. Het duurde lang om te komen tot een spreidingsplan, maar dit kwam wel de zorgvuldigheid ten goede. Goede voorbeelden zijn de 100 procent registratie van patiënten, de overdracht die goed is voorbereid, het waar mogelijk informeren van familie, het meegeven van medicatie en triage van iedere patiënt door een arts.

De nafase was intensief en impactvol Binnen VUmc zijn unieke ervaringen opgedaan met alles dat te maken heeft met herstel en met het opnieuw realiseren van verantwoorde zorg: van de samenwerking met andere ziekenhuizen waar personeel van VUmc aan het werk was tot ontwikkelde checklists opgesteld om te bepalen of apparatuur en/of een afdeling weer veilig was. De meeste zorginstellingen hebben in hun planvorming en oefeningen (nog) weinig tot geen aandacht geschonken aan de nafase. Deze is altijd afhankelijk van de situatie maar het loont om hier over na te denken. Een belangrijk punt in de nafase is het mogelijk langdurige effect van evacuatie op de totale regionaal beschikbare zorgcapaciteit. Dit was voor de GHOR een belangrijk aandachtspunt en wordt ook meegenomen in de verdere regionale crisisvoorbereiding.

benutten van lessen en nadenken over “Wat als...”De evaluatie kan door zorginstellingen en veiligheidsregio’s worden benut voor het nadenken over de eigen voorbereiding op mogelijke crises. Hierbij hoort ook het nadenken over de vraag wat als er geen of heel weinig tijd is en de instelling ontruimd moet worden? Als er acuut had moeten worden ontruimd binnen VUmc zou dit zeker tot slachtoffers hebben geleid. Niet alle patiënten zouden de begelei-ding en behandeling kunnen krijgen die nodig is. Het vergt een bewust keuze vooraf in welke mate een zorginstelling zich wil – en kan - voorbereiden op een totaalontruiming. Het niet kunnen gebruiken van liften is een grote risicofactor. Hiervoor zijn slimme oplossingen nodig. Een gerelateerde vraag is of specifiek voorberei-den op een grootschalige watercalamiteit noodzakelijk is? VUmc kiest hier niet voor maar zet in op een goede basisvoorbereiding rond continuïteit van zorg en voor een all hazard en flexibele crisisaanpak.

De evaluatie is te vinden op www.vumc.nl/afdelingen/over-vumc/nieuws/wateroverlast-vumc/. Op de site staat ook het boekje Stromend water van VUmc over de opgedane ervaringen.

Page 34: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Thema: VerbeTeren crisisbeheersing

34 | Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4

verSlag SympoSium op 23 juni 2016 te ZeiSt

Lessen crises 2014-2015

■ Gerrit van Rijssen Directeur van Rijssen Consultancy

verantWoordelijkheid borgen! Dagvoorzitter Gert-Jan Ludden (SVDC-advies in crisisbeheersing) opende het symposium met de stelling dat het leren van lessen op het gebied van de crisisbeheersing anno 2016 nog onvoldoende is geborgd. Ministeries, de veiligheidsregio’s, gemeenten, het Instituut voor Fysieke Veiligheid, allemaal spelers op dit terrein, maar wie is er nu echt verantwoordelijk? In het recent verschenen boek Grip op Crisis pleit Rob de Wijk voor het verankeren hiervan bij het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV). Het symposium van 23 juni jl. richtte de schijnwerper in ieder geval op de lessen van ingrijpende gebeurtenissen van de afgelopen twee jaar.

vogelgriep in hekendorp: zorg dat je digitaal aanklamptBurgemeester Pieter Verhoeve van de gemeente Oudewater) kwam tijdens zijn eerste crisis tot het inzicht dat het burgemeesterschap geen baan, maar een bestaan is. Op 15 november 2014 kwam het telefoontje van de “Rijksheer” dat er vogelgriep was vastgesteld en dat er 148.000 kippen moesten worden geruimd. Hij besloot een “stil” Gemeentelijk Beleidsteam bijeen te laten komen om een helder beeld te krijgen en de communicatie goed voor te bereiden. Maar dat was buiten de waard gerekend: vijf minuten voor het team bijeenkwam, communiceerde het Rijk dat er vogelgriep was geconstateerd. Op de kortst mogelijke termijn werd een bewoners-avond georganiseerd, waarin bestuur en betrokkenen elkaar in besloten sfeer konden ontmoeten. “Zo’n avond zat niet in het systeem van de NVWA, maar nu wel”, stelde Pieter Verhoeve.

De uitgevaardigde noodverordening was tot in detail voorbereid maar er was één item vergeten. De beelden van door het gebied fietsende scholieren maakten duidelijk dat er niet aan de informatie voorziening van de verkeersregelaars was gedacht. Zijn ervaringen met de media brachten hem tot een aantal conclusies en aanbevelingen. Zorg dat je “digitaal aanklampt”. Je hebt eigenlijk geen social media nodig, maar voor hem is Twitter tijdens de crisis een uitkomst gebleken. Leg de focus op de lokale media, omdat die bij veel media-aandacht nogal eens worden vergeten. Een tip voor het omgaan met de buitenlandse media: reageer alleen in het Nederlands. Laat het vertalen maar aan tolken over – je spreekt onder hoogspanning toch minder goed Engels of Duits dan je denkt!

cybercrime: the kansas city shuffle – expecting the unexpectedLeo Lans en Krijn de Mik (Fox-IT) begonnen hun inleiding met het fragment uit de thriller Lucky Number Slevin (2006), waarin het missen van kleine details grote gevolgen heeft. In Nederland hebben we (nog) niet veel ervaring met cybercrime, maar wees wel voorbereid op die dreiging. Cybercrises ontstijgen bijna nooit de indeling “serious incident” op de schaal van zeven escalatieniveaus, waarbij de kernramp in Fukushima als major accident op de hoogste trede staat. “Je merkt er dus niet zoveel van”, aldus de inleiders. Vrijwel niemand in de zaal wist wat er 3 september 2011 gebeurde. Toen werd Diginotar gehackt en dat had enorme consequenties, ook voor particulieren. De aandacht voor het voorkomen van cybercrime is beperkt, maar dat is gevaarlijk. Een cyberincident is klein maar kan aanleiding zijn tot iets “rampzaligs”, weten Lans en De Mik. Ze wijzen erop dat zaken helaas eerst fout moeten gaan, voor er wat aan wordt gedaan – reactief dus. Een van de aanbevelingen luidt dan ook: zorg voor monitoring van je omgeving, voor het geval dat “misdadigers” toch via de digitale snelweg infiltreren. Dat is ook van belang voor de reconstructie achteraf. Voor de invulling van je response moet je cyberoefeningen houden. In het algemeen is dat moeilijk voor organisaties. “Je hebt nu eenmaal een lijk nodig om aandacht te krijgen”. Kun je je voorbereiden op iets groots als de dijk nog niet is doorgebroken? Alertheid en Awareness zijn dus de sleutelbegrippen. Als je een e-mail krijgt van een onbekende die je vraagt iets te doen – bedenk dan dat je een onbekende aan de deur ook niet binnen zou laten!

grip op vluchtelingencrisis?!: het is geen crisis en geen incidentVolgens burgemeester Han ter Heegde van de gemeente Heerhugowaard is de vluchtelingenproblematiek géén crisis te noemen. Het is een langjarige humanitaire zorg die goed geaccom-modeerd moet worden. Dat is wat anders dan crisismanagement.

Page 35: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4 | 35

Het is wel chaotisch gegaan met de noodopvang. Maar bedenk: “De grootste criticasters doen het minste”. De veiligheidsregio’s hebben geen formele rol in dit geheel, slechts een beperkt coördinerende taak. De gemeenten beschikken over het instrumentarium, ook voor het flankerend beleid – denk aan werk, onderwijs en huisves-ting. Ter Heegde is van oordeel dat de contigenten vluchtelingen aan de provincies moeten worden toegedeeld. Hij schildert de gang van zaken in zijn gemeente. De vestiging van een AZC is een bevoegdheid van het college van B&W, dat direct na het besluit de gemeenteraad vertrouwelijk heeft bijgepraat. Er was binnen een half uur een akkoord. En de volgende avond was er al een informa-tiebijeenkomst voor de bevolking. De ervaring in Heerhugowaard is dat het opnemen van kritische personen in de klankbordgroep van omwonenden, ondernemers en vrijwilligers goed heeft gewerkt. Zijn er dan geen incidenten geweest? Zeker. Zo ontstond er ophef over het niet beschikbaar zijn van gebedsruimten voor Christenen, terwijl die er wel zouden zijn voor Islamieten. Uiteindelijk bleek dat te gaan om een ruimte waar men het bordje was vergeten weg te halen: het stamde uit de tijd dat het AZC een halfopen gevangenis was. Ter Heegde pleitte verder voor AZC’s met een maximale grootte van circa 500 asielzoekers en voor een projectmatige multidiscipli-naire aanpak door de gemeente. Voor de toekomst ziet de burge-meester de “vluchtelingencrisis” toch wel met enige zorg tegemoet.

mh17, ongekende impact en nasleep: vakmanschap onder grote drukNaast de schets van de vele factoren die van invloed zijn op de afwikkeling van de gebeurtenissen rond MH17, doet leider van het forensisch onderzoek Arie de Bruijn een aantal waarnemingen over communicatie. Zo is het filmpje waarbij een lokale strijder een speelgoedbeer uit de wrakstukken haalt, aanleiding geweest tot heftige reacties: “Wat een barbaren!”. Dat betrokkene die beer liet zien terwijl hij met eerbied handelde en ook een gebed uitsprak, komt in het plaatje niet voor. “We hebben veel medewerking gehad van de lokale bevolking en ook van de strijders, maar dat weten slechts weinigen”. De hele forensische opsporing en identificatie stond onder grote (internationale) druk. Vele autoriteiten probeer-den hun stempel er op te drukken en dat bemoeilijkte de werkzaam-heden. Gelukkig was er veel waardering voor ons werk en uiteindelijk werd er altijd wel weer geluisterd naar de professionals uit het veld. Een nieuwe ervaring was het werken binnen de SGBO-structuur van de Nationale Politie. Het bleek dat het routinematig werken in de opgeschaalde structuren toch weer enigszins anders is komen te liggen wat betreft de verantwoordelijkheden en bevoegdheden. De Bruijn vind het erg jammer dat het “werk” officieel niet tot een afronding is kunnen komen, omdat er nog twee lichamen niet zijn geborgen/geïdentificeerd. De dagvoorzitter vatte het mooi samen

Page 36: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Thema: VerbeTeren crisisbeheersing

36 | Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4

toen hij De Bruijn, inmiddels aan het einde gekomen van zijn actieve werkperiode, complimenteerde met het moeilijke, zwaar emotionele werk dat het RIT/LTFO heeft verricht en de professionele wijze waarop De Bruijn de afgelopen jaren hiermee naar buiten is getreden.

Arie de Bruijn RIT/LTFO

noodWeer pinkpop 2014 en 2015: ontruimen is er niet bij“Er zijn 700 festivals per jaar in Nederland – en nooit komt iemand bij bureau Pinkpop vragen om informatie”. Jan Smeets snapt dat niet. Pinkpop bestaat 47 jaar en er is natuurlijk het nodige veranderd. In die 47 jaar zijn er nooit doden of gewonden gevallen. Er zijn wel eens incidenten geweest, maar die lagen meestal in de sfeer van een Mick Jagger, die in 1979 te dronken was om op te kunnen treden. Smeets vertelt over de aanwijzingen bij dreigend slecht weer in de periode dat er nog paraplu’s mee het terrein op mochten: punten in de grond, zitten en wachten op de zondvloed – die niet kwam. Er was in 2014 sprake van een spannende situatie “en achteraf kun je zeggen dat we geluk hebben gehad”. Er was code rood afgegeven. Maar Smeets was niet in paniek (en gelukkig ook burgemeester Vlecken niet). Hij had de grote tent aan de zuidwestzijde laten dicht maken en wist dat het terrein optimaal was ingericht. In totaal zijn er 60 bliksemafleiders geplaatst. Er zijn ca. 1.400 inslagen geteld, maar niet een op het festivalterrein. Wel is er de nodige ophef ontstaan in de media, er zijn rapporten geschreven en de informatievoorziening aan de festivalgangers is nog eens tegen het licht gehouden. In 2015 bleek het al effect te hebben. In het Pinkpop-Coördinatiecentrum werken overheid en festivalorganisatie uitstekend samen. En passant pleitte Smeets voor uniformering van de regels voor festivals in Duitsland, België en Nederland. Dat gaat om roken, drinken en eindtijden, maar ook om het maximale geluidsniveau. Hij somt op wat er aan geboden staat in de boeken voor organisatie en publiek: van het waterpijp-verbod via toezicht op het biergebruik tot een uitgiftepunt van de morning-afterpil. Ontruimen komt in zijn draaiboek in principe niet voor. De grootste bedreiging is dat mensen gaan hollen, weet Smeets. En bovendien: waar vang je die 70.000 bezoekers op?Op weg naar zijn auto, realiseert hij zich dat hij vergeten is te zeggen dat hij niet te betweterig wil overkomen, waarvan acte.

Jan Smeets – Pinkpop

crash german Wings 4u9525: grote impact op organisatieHet neerstorten van de German Wings-vlucht in de Franse Alpen op 24 maart 2015 baarde veel opzien omdat de oorzaak – een moedwil-lige daad van de copiloot – snel in de publiciteit kwam. Voor Patricia Jansen, bij de vliegmaatschappij verantwoordelijk voor Emergency Response Planning, betekende het een complexe opdracht. Naast het persoonlijke leed en de technische aspecten, speelde de “mense-lijke” oorzaak in alle aspecten mee. Aan de hand van het tijdschema van 24 maart tot en met april nam ze de toehoorders mee door de verschillende fasen. Ze sprak over de samenwerking met grote broer Lufthansa, over de communicatie met en zorg voor nabestaanden, over de samenwerking met de autoriteiten en over de (nog) lopende onderzoeken van de Duitse en Franse overheden. Om die reden gaan we niet in op de details. Kijkend naar de feitelijke omstandigheden en haar ervaringen met alle partners concludeerde Patricia, dat het crisismanagement voordeel heeft gehad van een aantal omstandig-heden. Het weer op de crash-plek was bestendig, het gebeurde tijdens kantooruren, in Parijs vond op dat moment de Flight Safety Conference plaats. Door oefeningen en kleine “crises” in de afgelopen jaren was het crisismanagement-team goed voorbereid en omdat de oorzaak bij één persoon bleek te liggen, kon het de maatschappij niet in directe zin worden nagedragen. Ook de steun van Lufthansa en de luchtvaartindustrie werden zeer gewaardeerd. De vraag, hoe iets dergelijks te voorkomen, heeft nog niet tot een eenduidig antwoord geleid. Maar bij German Wings en andere maatschappijen zijn zowel op het medische vlak als organisatorisch al wel de nodige maatregelen genomen. De moeilijke vraag die daarbij centraal staat, is hoe de privacy van de bemanning (medische zorg) zich verhoudt tot het belang van publieke veiligheid?

terrorisme in frankrijk 2015: paris, different attacks, different responsesTerrorismedeskundige Louis Bernard (Crisotech Parijs) beschrijft in zijn bijdrage de terroristische aanvallen in en om Parijs in januari en november 2015 en neemt en passant ook de connectie met de aanslagen in Brussel mee. Hij maakt een vergelijking tussen

Page 37: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4 | 37

“januari” en “december”. Was er in januari grote eenheid onder de bevolking (Je suis Charlie, Republikeinse mars met 50 staatshoofden en 4 miljoen deelnemers, herdenkingsmonumenten op de Place de la République), in november bleek dat nauwelijks het geval. Wellicht ook als gevolg van het inzicht dat sommige daders “eigen mensen” waren. In Frankrijk is er pas sinds 2012 een nationaal crisisplan, dat was tot dan een verantwoordelijkheid van de prefect in de regio. Het plan voorzag oorspronkelijk in een ministerieel coördinatiecentrum als hoogste niveau, maar dat is inmiddels verschoven naar het presidentiële niveau. De terroristen bleken geen “nazorg” te hebben geregeld: er was kennelijk niet gerekend op overlevenden onder de aanslagplegers. Salah Abdeslam ontsnapte, maar had geen schuilplaats voorbereid en dat bleek zijn achilleshiel. Maar ook aan overheidszijde is niet alles geregeld, zo bleek uit de discussie met Bernard. De civiel-militaire samenwer-king in Frankrijk noemde hij ronduit slecht, er werken 19 bureaus aan contraterrorisme (en die werken elkaar vaak tegen), de civiele ambulances van de SAMU komen pas in actie als “all clear” is gegeven door de politie – maar dat bleek onbekend. Bij de overval op Bataclan was er pas na twee uur een SWAT-team van de Parijse politie beschikbaar. En leert men daarvan? Tja, verzuchtte Bernard, “It is very hard to debrief”, er is sprake van een “National Refusal”.

25 jaar calamiteitenhospitaal: elke openstelling leidt tot nieuWe lessenArts-onderzoeker Mark Haverkort schetste de ontstaansgeschiedenis van het Calamiteitenhospitaal. Het van oorsprong militaire hospitaal behoort nu tot het UMC Utrecht, maar de samenwerking

tussen Defensie en het civiele ziekenhuis blijft onveranderd intensief. Hij ging uitgebreid in op de werkwijze bij openstelling (soms zeer korte notice time voor opvang van 200-300 patiënten binnen een half uur) en de daarmee samenhangende oefeningen en training. Het calamiteitenhospitaal is een noodhospitaal waar de patiënten maximaal 5 dagen kunnen verblijven. Dit omdat er een groot appel wordt gedaan op het zorg verlenend personeel van het UMC Utrecht en het Centraal Militair Hospitaal. Er kunnen via een belboom 1.200 medewerkers worden gealarmeerd. Daarbij zijn nog wel enkele ICT-beperkingen. En er blijken ook juridische kantteke-ningen te zijn: kan een “externe” arts of verpleegkundige wel in de ICT-systemen, is hij of zij gerechtigd bepaalde handelingen te verrichten? Haverkort ging in op recente gebeurtenissen, waarbij de evacuatie van het VU Medisch Centrum in september 2015 de hoofdmoot vormde. Zo’n 70 patiënten werden in Utrecht opgevan-gen, waarbij overigens sprake was van een “rustige” voorbereiding. Daarbij is ook extern personeel ingezet. Deze opvang is vergeleken met die van de ontruiming in het Rivierenland Ziekenhuis in Tiel (hoogwater 1995) en met een grote oefening in 2014. Daaruit blijkt dat resultaten nog steeds beter worden, ongetwijfeld mede dank zij het vele oefenen. 25 jaar Calamiteiten Hospitaal heeft ons inmid-dels veel geleerd en de inzet van deze bijzondere organisatie-een-heid maakt inmiddels deel uit van de civiele crisisbeheersing- en opschalingsprocedures. In zijn presentatie maakte Mark een vergelijking met een soortgelijk noodhospitaal in Israël, alwaar overduidelijk nog veel meer is geleerd vanuit de praktijk.

Foto’s: SVDC – Helma IJsseldijk

Nomineer nu voor RIVM Jan Kliestprijs

In januari reikt het RIVM een prijs uit om een stimulans te geven aan de samenwerking en uitwisseling van kennis om de veiligheid in Nederland te vergroten. Iedereen kan mensen nomineren en aandragen via RIVM.nl/rivmjankliestprijs.

Kent u iemand die: - zich met veel enthousiasme en bevlogenheid inzet voor

veiligheid, milieu en gezondheid; - de samenwerking en verbinding tussen mensen en organisaties

in dit werkveld versterkt; - dit gedachtengoed uitdraagt in zijn of haar omgeving (partners,

opdrachtgevers, “het beleid”) en de maatschappij?

Genomineerden kunnen personen zijn die zich jarenlang met hart en ziel voor dit doel hebben ingezet, maar ook personen die hebben bijgedragen aan de bevordering van veiligheid, milieu en gezond-heid door het realiseren van toonaangevende producten, projecten en organisatievormen. RIVM’ers mogen wel nomineren, maar mogen niet genomineerd worden.

nominatiesDe commissie die de nominaties beoordeelt, bestaat uit Leo Zaal van het Instituut Fysieke Veiligheid, Jan Willem Strebus van Omgevingsdienst NL, Hugo Backx van GGD en GHOR NL en Aukje Hassoldt van het RIVM. De genomineerden voor de Jan Kliestprijs worden uitgenodigd op de directeurendag van GGD, Omgevings-dienst, Veiligheidsregio en RIVM op donderdag 26 januari 2017 en dan wordt ook de prijs uitgereikt.

jan kliestDe prijs is ingesteld ter nagedachtenis aan Jan Kliest. Jan Kliest was hoofd van het centrum Inspectie-, Milieu en Gezondheidsadvisering en het centrum Veiligheid bij RIVM. Hij heeft de crisisresponsorga-nisatie van het RIVM opgebouwd. Samenwerking stond bij hem hoog in het vaandel en zijn bevlogenheid om Nederland veiliger te maken, heeft velen geïnspireerd.

Page 38: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

38 | Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4

Cybersecuritybeeld Nederland 2016 laat toenemende digitale dreigingen zien Beroepscriminelen en buitenlandse inlichtingendiensten vormen de grootste dreiging voor Nederland op het gebied van cybersecurity. Diefstal van met name geld door beroepscriminelen is een alsmaar groeiend probleem. Deze groep ontwikkelt zich en voert geavanceerde en langdurige aanvalscampagnes uit. Buitenlandse inlichtingendiensten richten zich enerzijds op economische spionage: de topsec-toren worden aangevallen waardoor de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven onder druk komt te staan. Anderzijds is politieke spionage nog altijd groot in het digitale domein: de overheid wordt structureel digitaal aangevallen.

■ Wouter Oosterbaan, Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC)

Dat blijkt uit het Cybersecuritybeeld Nederland (CSBN) 2016 dat het Nationaal Cyber Security Centrum in september publiceerde. Dit CSBN kwam tot stand in nauwe samenwerking met publieke en private partijen. Het biedt inzicht in belangen, dreigingen en weerbaarheid en de daarmee samenhangende ontwikkelingen op het gebied van cybersecurity en richt zich primair op Nederland. Hier vindt u een overzicht van de opvallendste ontwikkelingen.

beroepscriminelen voeren langdurige, hoogWaardige en geavanceerde campagnes uitCampagnes van beroepscriminelen worden steeds geavanceerder. In het verleden waren de digitale aanvallen en bijbehorende campagnes van criminelen vaak van korte duur en gericht op snel geld verdienen door veel partijen te benadelen. Het afgelopen jaar hebben criminelen een aantal campagnes uitgevoerd waarvoor hoge investeringen zijn gedaan en waaruit een hoge organisatie-graad blijkt. Deze criminele organisaties zijn professioneel georganiseerd en zijn gericht op winst op langere termijn. De focus ligt bij deze criminelen vaker op een klein aantal vermogende doelwitten dan op een breed publiek. Bovendien worden technie-ken als spearphishing door criminelen steeds verfijnder ingezet en daarmee geloofwaardiger voor slachtoffers. Spearphishing is zo steeds lastiger te bestrijden met beveiligingsbewustzijn: wanneer phishing dusdanig geraffineerd is, kunnen maatregelen om beveiligingsbewustzijn te verhogen hier niet altijd bescherming tegen bieden. Langdurige campagnes met grote investeringen en geavanceerde spearphishing waren in het verleden het terrein van statelijke actoren.

digitale spionage door buitenlandse inlichtingen-diensten zet de concurrentiepositie van nederland onder druk en ondermijnt politiek en bestuurBuitenlandse inlichtingendiensten hebben hun capaciteiten op digitaal vlak uitgebreid en het afgelopen jaar regelmatig ingezet. Er zijn veel digitale aanvallen waargenomen op bedrijven uit de Nederlandse topsectoren, waarbij het motief economische spionage was. Spionage met een economisch oogmerk is schadelijk voor de concurrentiepositie van Nederland. Deze aanvallen richtten zich op het verkrijgen van technologie die zijn marktwaarde soms nog moet bewijzen. Twee derde van de getroffen bedrijven had deze aanvallen niet zelf waargenomen. Naast economische spionage verzamelen buitenlandse inlichtingendiensten actief politieke inlichtingen via digitale weg. De Nederlandse overheid wordt structureel digitaal aangevallen. Politieke spionage ondermijnt politiek en bestuur en vormt daarmee een bedreiging voor de democratische rechtsorde. In het buitenland zijn tevens manifestaties waargenomen van statelijke actoren die sabotage en andere (militaire) cybercapacitei-ten hebben ingezet. De dreiging ervan voor Nederland is gestegen. Statelijke actoren hebben, in het buitenland, vaker digitale aanvallen ingezet om hun strategische doeleinden te bereiken, conflicten te beïnvloeden en in enkele gevallen een gewapende strijd te ondersteunen. Geopolitieke ontwikkelingen hebben invloed op de mogelijke manifestatie van deze dreiging.

ransomWare is gemeengoed en is nog geavanceerder geWordenHet gebruik van ransomware door criminelen is het afgelopen jaar gemeengoed geworden. Besmettingen zijn aan de orde van de dag en raken de gehele samenleving. Vorig jaar werd ransomware in het CSBN al genoemd als het cybercriminele businessmodel bij uitstek. Die waargenomen trend heeft zich het afgelopen jaar voortgezet: organisaties die onderdeel uitmaken van vitale processen en binnen de overheid geven aan het afgelopen jaar te maken gehad hebben met meer infecties met ransomware dan in eerdere jaren. Waar in het verleden dezelfde prijs betaald moest worden per besmetting, wordt nu soms een prijs bepaald aan de hand van het type getroffen organisatie. Criminelen verhogen hun losgeldeis gebaseerd op de verwachte financiële draagkracht van het slachtoffer. Bovendien is de malware zelf verfijnder: naast bestanden op de lokale schijf worden tegenwoordig ook databases, back-ups en bestanden op netwerkschijven versleuteld. Voor organisaties betekent dit dat de impact van een besmetting groter kan zijn en dat herstel lastiger wordt.

Page 39: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 -4 | 39

advertentienetWerken zijn nog niet in staat gebleken om malvertising het hoofd te biedenHet verspreiden van malware via advertenties op grote websites is een probleem. Ook dit jaar kwam het regelmatig voor dat bezoekers van reguliere websites geconfronteerd werden met malware in de getoonde advertenties. Door het brede bereik van deze advertentie-netwerken vormen ze een interessant kanaal voor criminelen om malware te verspreiden. Gebruikers met niet bijgewerkte software zijn daarbij vooral het doelwit. Dit komt niet alleen voor in obscure hoeken van het internet, maar ook op zeer populaire Nederlandse websites. De werkwijze bij deze aanvallen suggereert dat de daders meestal beroepscriminelen zijn. De advertentienetwerken zijn nog niet in staat gebleken dit probleem het hoofd te bieden. Het brede

bereik van advertentienetwerken zorgt, samen met het grote aantal systemen waarop de laatste updates ontbreken, voor een groot aanvalsoppervlak. Beheerders van deze websites en de advertentie-netwerken zelf hebben geen volledige controle over de advertenties. Dit zorgt ervoor dat malware zich kan verspreiden. Het volledig blokkeren van advertenties in de browser raakt aan het verdien-model van website-eigenaren. Om gebruikers te beschermen tegen malvertising zonder alle advertenties te blokkeren zijn fundamen-tele wijzigingen nodig in de manier waarop deze netwerken werken.

Cybersecuritybeeld Nederland 2016: vier opvallende ontwikkelingen (CSBN 2016)

Page 40: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

40 | Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4

Cyber veerkracht in het financiële systeem

Het financiële systeem wordt in toenemende mate geconfronteerd met geavanceerde cyberaanvallen. Het dreigingsland-schap maakt het noodzakelijk dat de veerkracht tegen cyberaanvallen in het financiële systeem wordt versterkt. Financiële marktinfrastructuren zijn organisaties die samen als een zogeheten backbone voor het financiële systeem fungeren. Om uiteenlopende redenen kunnen ze een doelwit vormen voor cyberaanvallers. Het is daarom noodzakelijk dat deze instel-lingen de veerkracht tegen cyberaanvallen versterken. Om dat te bereiken hebben centrale banken en gedragstoezicht-houders in juni 2016 wereldwijd richtlijnen gepubliceerd.

■ Raymond Kleijmeer Senior beleidsmedewerker, De Nederlandsche Bank1

De motieven en achtergronden van cyberaanvallers kunnen uiteenlopen, maar één ding komt overeen: in toenemende mate richten ze hun pijlen op instellingen in het financiële systeem. Het kan daarbij gaan om financieel gewin, zoals criminelen die op geavanceerde wijze erin slagen grote bedragen uit het systeem te sluizen. Ook het stelen van waardevolle geheime informatie kan lucratief zijn - zoals het intellectueel eigendom van geavanceerde handelssystemen waarmee elders in de wereld concurrentievoorde-len kunnen worden behaald.

veerkracht versterkenFinanciële marktinfrastructuren spelen een belangrijke rol in het financiële systeem. Vanwege deze centrale rol en de potentiële systeemrisico’s die deze instellingen met zich mee kunnen brengen voor de stabiliteit van het financiële systeem zijn in april 2012 wereldwijde richtlijnen voor financiële marktinfrastructuren gepubliceerd. In juni 2016 zijn aanvullende richtlijnen voor financiële marktinfrastructuren gepubliceerd die er specifiek op gericht zijn om de veerkracht tegen cyberaanvallen verder te versterken.

In deze aanvullende richtlijnen wordt benadrukt dat het bestuur van deze instellingen eindverantwoordelijk is voor de beheersing van de risico’s voor de bedrijfsvoering – en dus ook cyberrisico’s. Er wordt verwacht dat cyberrisico’s integraal worden benaderd: naast maatregelen om deze risico’s te identificeren en de systemen en processen te beschermen, is het van groot belang dat deze instellin-gen ook beschikken over capaciteiten om verdachte activiteiten snel te kunnen detecteren en daarop adequaat te kunnen reageren.

Als doelstelling is gesteld dat kritische processen op een dusdanige wijze zijn ontworpen en getest dat een instelling in staat is om binnen twee uren veilig te herstellen in het geval van een versto-ring. Dit stelt deelnemers van de infrastructuur in staat om voor het einde van de dag hun transacties te verwerken en te vereffenen. Zo kan het financiële systeem wereldwijd blijven functioneren.

1 Dit artikel is op persoonlijke titel geschreven.

collectieve veerkrachtDe aanvullende richtlijnen hebben als doel om niet alleen de veer - kracht van een instelling, maar juist ook de collectieve veerkracht van het gehele financiële systeem te versterken. Er bestaat namelijk een grote onderlinge verwevenheid tussen instellingen en er moet in toenemende mate met aanvalsscenario’s – die daarop inspelen – worden rekening gehouden. Dit vereist dat er meer wordt gekeken naar collectieve aspecten, variërend van het meer gezamenlijk testen van onderlinge processen tot aan hoe continuïteitsplannen op elkaar zijn afgestemd.

Een voorbeeld van het meer gezamenlijk testen is het raamwerk voor ethische security tests dat in Nederland wordt ontwikkeld door DNB samen met de instellingen die deel uitmaken van de financiële kerninfrastructuur2. Doel van dat raamwerk is om instellingen in Nederland te testen met de realistische cyberaanvallen in een gecontroleerde zetting. Voor de continuïteitsplannen is het belangrijk om er rekening mee te houden dat de gevolgen van een cyberaanval meerdere instellingen tegelijk kan raken. Dat vraagt verdergaande samenwerking tussen instellingen en ook tussen autoriteiten op internationaal niveau.

ten slotteCentrale banken en gedragstoezichthouders vinden het van groot belang dat financiële marktinfrastructuren voldoende veerkracht hebben en dat daar waar mogelijk de samenwerking wordt versterkt. Ze doen een beroep op zowel financiële instellingen als op overheden om een grote prioriteit toe te kennen aan de verbetering van de samenwerking en daar waar mogelijk barrières voor informatiedeling weg te nemen. Internationale samenwerking is cruciaal voor de collectieve veerkracht van het financiële systeem.

referenties- Bank for International Settlements, Committee on Payments and

Market Infrastructures, Board of the International Organization of Securities Commissions, Guidance on cyber resilience for financial market infrastructures, June 2016.

- idem, Cyber resilience in financial market infrastructures, November 2014.- idem, Principles for financial market infrastructures, April 2012.

2 De naam van dit raamwerk is Threat Intelligence Based Ethical Redteaming (TIBER) framework.

Page 41: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 -4 | 41

Staatssecretaris Dijkhoff: “Bevindingen CSBN zijn zorgelijk”Afgelopen jaar was sprake van toenemende reële cyberdreigingen, zo blijkt uit het Cybersecuritybeeld Nederland 2016. Staatssecretaris Dijkhoff: “Deze ontwikkelingen hebben consequenties voor heel Nederland. Digitale veiligheid is een randvoorwaarde voor het veilig functioneren van onze samenleving en belangrijk voor het vertrouwen in de economie. Via het Nationaal Detectie Netwerk informeren overheid en bedrijven elkaar over actuele dreigingen. Op deze digitale dijkbewaking ga ik de komende tijd extra inzetten. We moeten realistisch zijn: niemand kan op elk moment alles overzien. Daarom moeten overheid en samenleving samenwerken om onze online wereld veilig te houden. De basis is weten waar kwetsbaarheden zijn, die informatie delen en dan de boel dichten.”

extra inspanningen noodzakelijkHet kabinet heeft al eerder maatregelen genomen om de digitale veiligheid te versterken van Nederland. Via het actieprogramma van de tweede Nationale Cyber Security Strategie zijn grote stappen gezet. Zo wordt de aanschaf van veilige software gestimuleerd. Publiekscampagnes zoals Alert Online vergroten het bewustzijn. Ook wordt geïnvesteerd in innovatie en onderwijs. Bovendien heeft Nederland het voortouw genomen tijdens het EU-voorzitterschap om cybersecurity internationaal op de agenda te zetten.

Daarnaast is in de komende periode extra inzet nodig, aldus de staatssecretaris: “Nederland heeft de kennis, kunde en capaciteiten om op dit moment op topniveau in het digitale domein te kunnen acteren. Toch zijn extra inspanningen noodzakelijk. Om de bedreigingen het hoofd te blijven bieden, moet Nederland de

volgende stap zetten om in het digitale tijdperk mee te komen. Dat kan alleen als overheid en het bedrijfsleven samen optrekken. De samenleving verwacht dat ook.”

borging voor toekomstUitgaande van de huidige aanpak wordt momenteel bezien waar actualiseringen en intensiveringen nodig zijn. Publieke en private partijen zijn daarbij in kaart aan het brengen welke maatregelen nodig zijn om de cybersecurity van Nederland te borgen. Gezien de ernst van de dreiging zijn er al een aantal concrete acties die het kabinet samen met een initiële groep private partijen inzet om de Nederlandse cybersecurity te versterken. Meer weten? Lees de beleidsreactie op www.nctv.nl

Staatssecretaris Dijkhoff op werkbezoek bij security operations center van KPN, dat 24/7 de ICT infrastructuur beveiligt

kabinet investeert in aanpak cyberdreigingen Online fraude en oplichting komt steeds vaker voor en zorgt voor veel schade en leed bij burgers en bedrijven. Daarom zet het kabinet extra middelen in voor cybersecurity en de aanpak van cybercriminaliteit: volgend jaar 5 miljoen euro en vanaf 2018 structureel 14 miljoen euro. Dit is met Prinsjesdag bekend gemaakt. Zo komt er meer capaciteit voor het Team High Tech Crime van de politie. Ook wordt het Nationaal Detectie Netwerk (NDN) versterkt en uitgebouwd, waarmee overheid en bedrijfsleven elkaar over actuele dreigingen informeren. Door samen te werken en informatie te delen kunnen publieke en private partners als dat nodig is gerichte maatregelen nemen.

Page 42: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

42 | Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4

Seaside Matchmaking Cybersecurity 2016

Op vrijdag 14 oktober – de laatste dag van de Alert Online campagne – vond in het Zuiderstrandtheater in Den Haag een event plaats dat volledig in het teken stond van cyberse-curityonderzoek en -onderwijs: Seaside Matchmaking Cybersecurity 2016. Circa 250 personen vanuit bedrijfsleven, overheid, wetenschap en onderwijswereld namen deel aan het event om kennis met elkaar te delen, ideeën uit te wisselen en plannen te maken voor gezamenlijke projecten.

■ Marit van Galen Nationaal Cyber Security Centrum

Op de NCSC One Conference in april 2016 werd dcypher gelanceerd, een initiatief van de ministeries van Veiligheid en Justitie, Economische Zaken, Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Dcypher zorgt voor (bottom-up) agendering en coördinatie van wetenschappelijk en praktijkgericht cybersecurity onderzoek en hoger onderwijs. Daarnaast verenigt dcypher onderzoekers, docenten, producenten, gebruikers en beleidsmakers in Nederland om kennis en kunde over cyberveiligheid te verbeteren.

Het matchmaking event is een van de eerste zichtbare resultaten die dcypher heeft geboekt. Doel was om vraag en aanbod op het gebied van cybersecurityonderzoek en -onderwijs bij elkaar te brengen en samenwerking te bevorderen, zowel in komende onderzoek rondes als in de opmaat naar de realisatie van een Nationale Cyber Security (higher) Education Agenda (NCSEA). De dag bood het publiek als het ware een overzicht van de verschillende onderzoeks- en onderwijs-instrumenten. Medeorganisatoren van het event waren de NWO, het Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek SIA (Regieorgaan SIA), de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC).

belang cybersecurityonderzoek en -onderWijsPatricia Zorko, directeur Cyber Security en plaatsvervangend NCTV, schetste een beeld van de voordelen en kansen die de toegang tot internet en ICT-middelen biedt. Vervolgens ging ze in op de risico’s en dreigingen die hiermee gepaard gaan. Zo verwacht het Openbaar Ministerie dat over vijf jaar de helft van de zaken te maken heeft met digitale criminaliteit. Zorko stelde dat onderzoek, innovatie en onderwijs nodig zijn om digitale ontwikkelingen – goede en slechte – bij te kunnen benen.

Zorko nam vervolgens samen met Wim Hafkamp (CISO bij de Rabobank) en Jan Piet Barthel (programmamanager bij de NWO en directeur van dcypher) plaats in een panel. Dagvoorzitter Chris van ‘t Hof stelde hen vragen over investeringen in cybersecurityonder-zoek en -onderwijs. Alle panelleden waren het erover eens dat dit belangrijk is en dat zowel publieke als private organisaties hier een rol in hebben. Cybersecurityonderzoek en –onderwijs kunnen niet los van elkaar worden gezien. Beiden zijn nodig om een antwoord te kunnen geven op de cybersecurityvragen die nu en in de toekomst beantwoord moeten worden, om relevante kennis te verspreiden en om cybersecurity naar een hoger niveau te brengen. Daarvoor is het noodzakelijk dat er voldoende en gekwalificeerde cybersecurityprofessionals en –experts worden opgeleid.

Onder het Science & Technology-verdrag dat in 2012 tussen Nederland en de VS is gesloten, is onderzoekssamenwerking op het gebied van cybersecurity tot stand gekomen. In een videoboodschap kondigde Douglas Maughan (directeur van de cybersecuritydivisie van het Department of Homeland Security [DHS]) aan dat ze in samenwerking met NWO en het NCSC in 2017 een joint call zullen organiseren voor fundamenteel cybersecurityonderzoek.

Florent Frederix van de Europese Commissie sloot het plenaire programma in de ochtend af door het publiek mee te nemen in de mogelijkheden van Horizon2020, het Europese onderzoekspro-gramma op het gebied van veiligheid. In 2017 worden drie calls for proposals opengesteld die gericht zijn op digitale veiligheid. Meer informatie over Horizon2020 is te vinden op de website van de Europese Commissie.1

interactief programmaIn acht break-out sessies kwamen cybersecurityonderzoek en -onderwijs op verschillende wijze aan bod. De aandacht ging onder meer uit naar het belang van een multidisciplinaire aanpak, het nut van het in een vroeg stadium betrekken van eindgebruikers en de noodzaak voor een gemeenschappelijke taal. Ook werden diverse opleidingsinitiatieven belicht, waaronder bijvoorbeeld een leertraject voor ICT-talenten met autisme. Naast presentaties kregen deelnemers

1 https://ec.europa.eu/programmes/horizon2020/

Page 43: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 -4 | 43

de gelegenheid om zelf een korte pitch te houden. Een groot deel van de 40 pitches behelsden een oproep om samen te werken en in de pauzes konden de “matches” verder tot stand komen.

Buiten de reguliere netwerkmogelijkheid – die pauzes altijd bieden – was er ook de mogelijkheid om deel te nemen aan speeddates. Deelnemers konden vooraf inzien wie zich hadden geregistreerd voor het event en aangeven met wie ze graag een afspraak wilde maken. In drie rondes vonden in totaal 150 speeddates plaats.

derde sbir en nWo cybersecurity tender Onder de paraplu van de tweede Nationale Cyber Security Research Agenda (NCSRA-II)2 zullen twee onderzoeksprogramma’s worden uitgevoerd die een impuls geven aan zowel korte termijn/toegepast als lange termijn/fundamenteel onderzoek. Hier werd op het matchmaking event aandacht voor gevraagd.

Het programma voor korte termijn/toegepast onderzoek wordt gefinancierd door het Internal Security Fund van de Europese Unie (ISF) en de NCTV en wordt gecoördineerd door de RVO. De RVO doet dat in de vorm van de derde SBIR (Small Business Innovation Research) cybersecurity tender, een open competitie voor iedereen die innovatieve technologische oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken kan ontwikkelen en is gericht op bedrijven, met name in een pre-commerciële fase (pre-competitief en toegepast).

Tot uiterlijk 31 januari 2017 kunnen voorstellen worden ingediend.In fase 1 krijgen ondernemers met de beste voorstellen een opdracht van de overheid om een haalbaarheidsonderzoek uit te voeren.In fase 2 kunnen ondernemers – bij een positieve uitkomst – een voorstel doen voor het onderzoeks- en ontwikkelingstraject. De ondernemers met het beste voorstel voor fase 2 krijgen vervolgens een opdracht om hun project ook daadwerkelijk uit te voeren. Aan het eind van fase 2 moet aan de hand van een demonstratie (prototype) de werking van het product worden aangetoond. De twee fasen beslaan samen twee jaar.Fase 3, het marktrijp maken van het product, wordt niet door de overheid gefinancierd.Op de website van de RVO is het hele proces toegelicht. 3

2 https://www.dcypher.nl/files/mediabank/NCSRA-II.pdf3 http://www.rvo.nl/subsidies-regelingen/sbir/3e-tender-sbir-cyber-security

Het programma voor lange termijn/fundamenteel onderzoek wordt gefinancierd door het domein Exacte en Natuurwetenschappen van de NWO en Regieorgaan SIA. De call for proposals zal in het voorjaar van 2017 worden opengesteld en de besluitvorming zal begin 2018 plaatsvinden. De call is gericht op onderzoekers uit het informatica- en/of wiskunde domein.

Net als de voorgaande twee nationale cybersecurity tenders betreft dit een oproep voor samenwerking van een universiteit met een publiek-private instelling. Wetenschappers worden gevraagd actief met private - en publieke partners samen te werken aan het onderzoek in een daarvoor op te zetten consortium. Nieuw is de samenwerking tussen de NWO en Regieorgaan SIA. Hiermee wordt het mogelijk financiering aan te vragen voor een onderzoeksproject dat wordt uitgevoerd door een universiteit in samenwerking met een hogeschool. De NWO en Regieorgaan SIA hopen zo mogelijkhe-den te bieden voor meer op de praktijkgerichte onderzoeksprojec-ten en kansen op toepassing van in de projecten opgedane kennis te vergroten. Meer informatie en nadere specificatie van de voorwaar-den van indiening zullen bekend gemaakt worden bij publicatie van de call op de website van NWO. 4

afsluiting Het plenaire middagprogramma stond in het teken van de afsluiting van de bewustwordingscampagne Alert Online. Chris van ‘t Hof interviewde Marjolijn Bonthuis (adjunct-directeur ECP) en Maarten Brouwer (hoofd IT Wageningen University & Research) over de activiteiten die tijdens Alert Online van 3 tot en met 14 oktober hebben plaatsgevonden. Stand-up

comedian Bob Maclaren zorgde voor een luchtig einde. Dcypher, NWO, Regieorgaan SIA, RVO en NCSC kunnen met trots terugblikken op een zeer succesvol en geslaagd matchmaking event. In 2017 zal gezamenlijk voor de derde keer het NCSRA-symposium worden georganiseerd dat gericht is op kennisdeling en community building op het gebied van cybersecurity onderzoek en -innovatie.

Foto’s: Sjoerd van der Hucht

4 http://www.nwo.nl/

Page 44: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

44 | Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4

6de international diSaSter and riSk conference

De Nederlandse aanpak voor resilience

Van 29 augustus tot en met 1 september 2016 vond de tweejaarlijkse International Disaster and Risk Conference (IDRC) plaats in Davos, Zwitserland. Het thema van dit jaar was integrative Risk Management – Towards Resilient Cities. De conferentie werd georganiseerd door het Global Risk Forum GRF Davos. Het IDRC vond plaats voor de zesde keer en trok een wereldwijd publiek van ruim 400 deelnemers werkzaam in de wetenschap, beleid, bedrijfsleven of politiek.

■ Jeroen Mutsaers ■ Paul Gelton

Directie Weerbaarheidsverhoging, Ministerie van Veiligheid en Justitie

■ Arnoud Molenaar Gemeente Rotterdam

implementeren van resilience In samenwerking met het Joint Research Centre (JRC) van de Europese Commissie heeft Nederland, dat wil zeggen het Ministerie van Veiligheid en Justitie en de Gemeente Rotterdam, deelgenomen aan de eerste plenaire sessie van de conferentie. Het thema van de sessie was: Implementing Resilience in a World of Interconnectedness and Emerging Challenges. Vanuit diverse invalshoeken werd belicht hoe resilience geïmplementeerd kan worden in de samenleving. Het thema werd belicht aan de hand van vijf sprekers verspreid over Europa, Verenigde Staten en Japan.

de europese, japanse en amerikaanse aanpakDan Chirondojan (JRC) belichtte vanuit een wetenschappelijke hoek de manier waarop de JRC steeds complexere risico’s en dreigingen identificeren en adresseren. Het samenbrengen van kennis binnen Europese lidstaten is hierin een centraal aspect. Dit wordt onder andere gedaan door middel van het Disaster Risk Management Knowledge Centre. De Japanse aanpak werd behandeld door Satoru Nishikawa (Japan Center for Area Development Research). Satoru Nishikawa gaf aan dat Japen een lange geschiedenis kent van natuurrampen en specifiek van aardbevingen. De Japanse overheid heeft zich gericht op het aanpassen van beleid om op deze manier een cultuurverandering te creëren onder de Japanse bevolking. Dit werd geïllustreerd aan de hand van een voorbeeld in de huizen-markt, waarbij huizen een aardbevingskeurmerk krijgen. De Amerikaanse aanpak daarentegen wordt juist gekenmerkt door de nadruk te leggen op de gemeenschap. Stephen Cauffman (National Institute for Standards and Technology) ging in op de Community Resilience Planning Guide die de National Institute for Standards and Technology ontwikkeld heeft. De guide biedt een praktische en flexibele aanpak om gemeenschappen te helpen met het verbeteren van de resilience door het stellen van prioriteiten en het toewijzen van middelen om de risico’s en dreigingen te beheren.

het nederlandse perspectiefPaul Gelton (Ministerie van Veiligheid en Justitie) en Arnoud Molenaar (gemeente Rotterdam) presenteerden de Nederlandse aanpak omtrent het implementeren van resilience in Nederland. De aanpak wordt gekenmerkt door te acteren op internationaal, nationaal en lokaal niveau ten aanzien van resilience. In een steeds complexere samenleving zijn we steeds meer afhankelijker van de vitale infrastructuur. De risico’s en dreigingen die maatschappelijke ontwrichting kunnen veroorzaken worden steeds groter. Mede door de grotere afhankelijkheid en complexiteit ontstaan er daarnaast ook nieuwe dreigingen zoals hybride dreigingen. Om het hoofd te bieden aan deze risico’s en dreigingen, is het noodzakelijk om een integrale aanpak te hebben op diverse schaalniveaus. De verschil-lende niveaus zijn daarnaast complementair aan elkaar, aangezien de complexiteit steeds meer verweven is.

Paul Gelton behandelde het eerste, internationale, niveau door te kijken naar de resultaten van de raadswerkgroep civiele bescher-ming tijdens het EU-voorzitterschap. Aan de hand van het incident van elektriciteituitval in Amsterdam werden de vijf thema’s (zie kader) van het EU-voorzitterschap behandeld en besproken.

Paul Gelton (Ministerie VenJ)

Page 45: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 -4 | 45

De vijf thema’s waren geïdentificeerd door de lidstaten tijdens het EU-voorzitterschapsworkshop in januari 2016. Paul Gelton behandelde drie van de vijf thema’s tijdens de presentatie.

vijf thema’s eu-voorzitterschap1. Informatie en kennis uitwisseling2. Integreren van risico analyse3. Crisis communicatie en risico bewustzijn 4. Samenwerken met alle relevante partners5. Training en oefenen

Een belangrijk aspect van een integrale aanpak van risicomanagement is het integreren van risicoanalyses. Risicoanalyses zorgen voor het identificeren van risico’s in een land. In een steeds complexere samenleving is het van belang om nieuwe risico’s en dreiging tijdig te kunnen identificeren met de bijkomende cascade effecten die plaats vinden. Nadat de risico’s en dreigingen geïdentificeerd zijn, draait het om het ontwikkelingen van capaciteiten. De Nederlandse overheid is daarom bezig om een nieuw capaciteitenprogramma te ontwikkelen.

Vervolgens werd er gekeken naar crisiscommunicatie en risicobewust-zijn. Tegenwoordig draait het niet meer simpelweg om de burgers te waarschuwen. Het draait om alle activiteiten richting de burgers als het gaat om communicatie; van het communiceren over de inzet van hulpdiensten tot aan het informeren over de effecten van rampen. Het belang om burgers te informeren voor en tijdens een crisis werd geïllustreerd door drie Nederlandse praktische voorbeel-den: NL-Alert, crisis.nl en overstroom.nl.

Als laatste werd het thema samenwerken met alle relevante partners gepresenteerd – tegenwoordig een essentieel onderdeel in de wereld van crisisbeheersing. Zo is bijvoorbeeld het informatievraag-stuk sterk afhankelijk van de samenwerking tussen private partijen en de overheid. De overheid beheert niet alle informatie in een steeds complexere samenleving en is afhankelijk van private partijen. Om de uitdagingen te overbruggen, werd het Nederlandse voorbeeld – het triple helix model – aangehaald, waarbij de overheid, bedrijfsleven en wetenschap nauw samenwerken. Het tweede, nationale, niveau werd belicht door nader in te gaan op de Nederlandse aanpak voor een weerbare vitale infrastructuur.

Het derde, lokale, niveau werd behandeld door Arnoud Molenaar waarbij de Rotterdamse Resilience Strategie werd gepresenteerd. Rotterdam is sinds 2015 een van de 100 Resilient Cities van de Rockerfeller Foundation. De Resilience Strategie zorgt ervoor dat Rotterdam klaar is voor de kansen en uitdagingen van de toekomst. Vanuit een visie met zeven doelstellingen en tientallen acties gaat Rotterdam de komende jaren aan de slag om de resilience van de stad te versterken.

De belangrijkste aandachtsgebieden voor de resilience van Rotterdam zijn:- sociale cohesie en onderwijs;- de energietransitie;- cybergebruik en –beveiliging;- klimaatadaptatie;- infrastructuur;- veranderende governance.

Er werd aangegeven dat er een noodzaak bestaat voor een integrale aanpak voor de verschillende aandachtsgebieden. Ten slotte werd er een voorzet gegeven voor de ontwikkeling van een deltaprogramma op het gebied van cyber.

idrc 2017Het hoofdthema van de International Disaster and Risk Conference is een integrale benadering voor risicomanage-ment dat zorgt voor een brede aanpak. De sprekers tijdens de plenaire en separate sessies tijdens de IDRC 2016 behandelde topics die varieerde van de rol van de media in de risicomanagement tot en met het belang van en de lessons learned van peer reviews op het gebied van risicomanagement in landen. De noodzaak van een integrerende aanpak in een steeds veranderde en complexe-re samenleving werd elke keer benadrukt. Dit betekent dat er nog veel werk in het verschiet ligt en nog genoeg materie voor discussies. De volgende International Disaster and Risk conference zal volgend jaar in Sendai Japen plaats vinden.

Arnoud Molenaar (Gemeente Rotterdam)

Page 46: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

46 | Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4

tien jaar bruggen bouwen tuSSen wetenSchap, technologie, beleid en praktijk

International Disaster and Risk Conference (IDRC) Davos 2016Van 28 augustus tot 1 september vond de zesde editie van de tweejaarlijkse International Disaster and Risk Conference IDRC Davos plaats in het Zwitserse Davos. De conferentie, georganiseerd door het Global Risk Forum GRF Davos, vierde haar tiende verjaardag. Ruim 470 deelnemers uit meer dan 70 landen en uiteenlopende sectoren - wetenschap, technologie, beleid, praktijk en media - kwamen bijeen om gezamenlijk de weerbaarheid van stedelijke gebieden te versterken.

IDRC Davos 2016 had als centraal thema “Integraal risicobeheer – naar weerbare steden”. Nu inmiddels ruim de helft van de wereldbevolking in steden of stedelijke gebieden woont, behoort het streven naar optimale weerbaarheid van de stedelijke omgeving tot de grote uitdagingen van onze tijd. Een stedelijke omgeving is een sociaalecologisch systeem dat, naast technologische en financiële risico’s, ook te kampen heeft met een dicht en complex netwerk van risico’s voor assets en vitale infrastructuur. Die risico’s vinden hun oorsprong in de dynamiek van financiële, sociale en ecologische omstandigheden die ten grondslag ligt aan zo’n stedelijke omgeving. De conferentie heeft aan het licht gebracht hoe kwetsbaar deze stedelijke systemen zijn en hoe een verstoring al snel kan leiden tot onverwachte en onvoorzienbare gevolgen en cumulatieve effecten. Het risicolandschap wereldwijd verandert voortdurend en wordt steeds complexer. De mensheid wordt dan ook steeds kwetsbaarder voor risico’s. Alle grote bedreigingen van stedelijke samenlevingen in de 21e eeuw doen zich voor op het snijvlak van fysieke, maatschappelijke, culturele en ecologische risico’s. Onze samenlevingen zijn vooralsnog niet in staat gebleken zich aan dergelijke snelle wereldwijde veranderingen aan te passen. Bij de aanpak van deze risico’s en calamiteiten is een wereldwijde verantwoordelijkheid en samenwerking cruciaal om onze weerbaar-heid in haar uiteenlopende dimensies te versterken.

Tijdens de conferentie werd duidelijk dat de weerbaarheid van steden, het centrale thema, in steeds sterkere mate afhankelijk is van een geïntegreerde benadering. Er is behoefte aan een innova-tieve aanpak en een sterkere koppeling tussen onderzoek en

uitvoering, met een effectief evenwicht tussen slimme eco-techno-logie en investeringen enerzijds en geavanceerde praktijk anders-zins, en met oog voor de weerbaarheid van financiële, sociale en ecologische systemen binnen de stedelijke omgeving. De sprekers tijdens de conferentie gaven duidelijk te kennen dat weerbaarheid niet gratis is, maar moet worden gezien als een investering in de toekomst en dus niet zozeer als een kostenpost.

Als vertegenwoordigers van onderzoeksinstituten, universiteiten, de VN, intergouvernementele en non- gouvernementele organisaties, de particuliere sector en de media konden de deelnemende weten-schappers, beleidsmakers, besluitvormers en beroepsbeoefenaars van gedachten wisselen over tal van onderwerpen en via uiteenlopende formats (van plenaire, parallel- en postersessies tot workshops, tentoonstellingen en netwerkevenementen).

Tijdens de opening richtte May El Khalil, oprichtster van de Marathon van Beiroet, zich op sport als belangrijke factor bij het versterken van de weerbaarheid van mensen. Jürg Kesselring, een gerenommeerd neuroloog, bood inzicht in de sociaalpsychologi-sche dimensies van de menselijke weerbaarheid. Dan Chirondojan, directeur van Directoraat E, EU DG JRC, sprak over weerbaarheid als essentiële eigenschap van moderne samenlevingen. Zelfs de bijdrage van muziekensemble Element sloot aan bij het thema menselijke weerbaarheid, via de wereldpremière van “Heimat” (“vaderland”), een geweldig werk gecomponeerd door Julia Gloor ter gelegenheid van de tiende verjaardag van de IDRC.

De eerste plenaire bijeenkomst, “Implementing Resilience in a World of Interconnectedness and Emerging Challenges”, bracht de uitdaging voor het voetlicht waar gemeenschappen en samen-levingen voor staan, namelijk om grootschalige ontwrichtende gebeurtenissen zo snel als mogelijk en met minimale schade te boven te komen. Paul Gelton bood een uitmuntend overzicht van de brede Nederlandse aanpak voor een weerbare infrastructuur. Arnoud Molenaar vulde die presentatie aan met waardevolle inzichten in Rotterdam als weerbare deltastad.

De Japanse delegatie van Tohoku University en Sendai City (de stad waar de IDRC 2017 zal plaatsvinden) deelde nuttige inzichten met

■ Walter Ammann CEO & President, Global Risk Forum GFR Davos

Page 47: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 -4 | 47

het publiek in een plenaire bijeenkomst getiteld “5 Years from the 11 March 2011 East Japan Earthquake and Tsunami” en “The Role of the Media in DRR - How to link between Academia and Media to disseminate better and more timely information to the public”.

Het was de tweede keer dat het onderwerp corruptiebestrijding aan de orde kwam (de eerste keer was tijdens IDRC Davos 2014), ditmaal zowel in een plenaire bijeenkomst als in een specifieke workshop.

Een plenaire bijeenkomst over “Country Risk Management – the Value of Peer Learning”, met aandacht voor de benadering door de EU en UNISDR, werd medegeorganiseerd door de OESO. Hoog-geplaatste functionarissen uit Marokko en Turkije boden inzicht in hun respectieve nationale evaluaties. Een andere plenaire bijeen-komst, over “Green Development and Integrated Risk Governance”, mede georganiseerd door Beijing Normal University, benadrukte het belang van een brede duurzame benadering om risico’s terug te dringen. De afsluitende plenaire bijeenkomst, “A Socio-Ecological Approach to Urban Resilience”, mede georganiseerd door de University of Denver, bood een sociaalecologisch perspectief op weerbaarheid, waarmee de cirkel werd gesloten.

De plenaire bijeenkomsten werden aangevuld met parallelsessies en postersessies over natuurlijke risico’s, technologische risico’s, milieu - risico’s en NaTech-risico’s, bescherming van vitale infrastructuur, terrorisme, risicofinanciering, harmonisering van “disaster risk reduction” (DRR) en aanpassing aan klimaatverandering, een evenwichtige aanpak van DRR, voorlichting, training en capaciteits-opbouw, en de rol van wetenschap en technologie bij het aandragen van praktische oplossingen ter versterking van de weerbaarheid.

Meer informatie over IDRC Davos 2016 met alle presentaties, beknopte en uitvoerige samenvattingen, videoboodschappen, foto’s en nog veel meer is te vinden op www.idrc.info.

data eerstvolgende conferentiesIDRC Davos 2018 wordt van 26 tot 30 augustus 2018 gehouden in Davos, Zwitserland. Vanaf 2017 wordt ook in Japan iedere twee jaar een IDRC gehouden. GRF Davos, IRIDeS/Tohoku University en de gemeente Sendai (Japan) hebben aangekondigd dat de IDRC 2017 van 25 tot 28 november 2017 zal worden gehouden in Sendai, in het kader van het World Bosai Forum.

Vlnr: Georg Peter (JRC), Dan Chirondojan (JRC), Satoru Nishikawa (JP), Stephen Cauffman (VS), Paul Gelton (NL) en Arnoud Molenaar (NL).

global risk forum davos Na de succesvolle start van IDRC Davos 2006 hebben internationale professionals en instellingen op het gebied van risicobeheersing de behoefte geuit aan een internationaal forum voor periodiek overleg over urgente kwesties in de beheersing van risico’s en rampen. Als voorzitter en oprichter van de eerste IDRC Davos, in 2006, heeft Walter J. Ammann aan dit verzoek gevolg gegeven met de oprichting van het Global Risk Forum GRF Davos, als institutioneel kader. Al sinds 2008 organiseert GRF Davos de IDRC Davos-conferenties en bevordert zij de wereldwijde uitwisseling van kennis en expertise. GRF Davos ontwikkelt oplossingen en stimuleert goede praktijken voor geïntegreerde risicobeheer-sing en aanpassing aan klimaatverandering. Door middel van onderzoek, implementatie, pleitbezorging en netwerkactivi-teiten zet GRF Davos zich in als expertisecentrum voor de uitwisseling van kennis en knowhow ten behoeve van tijdige en passende risicobeheersingsstrategieën en de bijbehorende instrumenten en praktische oplossingen. GRF Davos brengt in samenwerking met Elsevier twee internationale digitale tijdschriften uit, te weten Planet@Risk en het International Journal for Disaster Risk Reduction.

Page 48: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

48 | Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4

Weerbaarheid in een wereld van connectiviteit en nieuwe uitdagingen

■ Dan Chirondojan, Directeur Ruimte, Veiligheid en Migratie, Joint Research Centre (JRC), Europese Commissie

Onze moderne samenlevingen ontwikkelen zich razendsnel. Communicatienetwerken, smart grids, mobile health en het internet der dingen (om maar een paar voorbeelden te noemen) maken inmiddels deel uit van ons dagelijks leven. De complexiteit en onderlinge verbondenheid van al die systemen nemen hand over hand toe en deze trend zet zich voort. Dit is een logisch gevolg van onze vraag naar betere dienstverlening, betere producten, minder vertraging en continue service – allemaal zaken waar systemen voor nodig zijn met een steeds hogere graad van complexiteit, optimali-sering en onderlinge connectiviteit.

Tegelijkertijd staan al die systemen juist door die eigenschappen aan toenemende gevaren bloot. Door geopolitieke risico’s en conflicten, maar ook door terrorisme groeit de druk op onze gemeenschappen, die toch al gebukt gaan onder werkloosheid en economische crises. In combinatie met risico’s op de langere termijn, zoals onvermogen om de klimaatverandering een halt toe te roepen, crises in de watervoorziening en het instorten van ecosystemen, ontstaat er zo een explosief mengsel.

Onze respons tot dusver is steeds gericht op het aanleggen van mechanismen die onze samenlevingen moeten beschermen tegen een hele reeks potentiële ontwrichtende gebeurtenissen. De beperkingen van die benadering worden echter steeds duidelijker. Het komt er nu vooral op aan dat we ons voorbereiden op het onverwachte en maatschappelijke functies in stand weten te houden. We moeten ons daarom nadrukkelijker gaan richten op de veerkracht die onze samenlevingen nodig zullen hebben om ontwrichtende gebeurtenissen te weerstaan, de gevolgen daarvan te verwerken en zo snel mogelijk te herstellen.

Samen met wetenschappers ontwikkelt het JRC nieuwe ideeën, kennis, methoden, instrumenten en best practices die bescherming bieden en de continuïteit van het bedrijfsleven bevorderen, voor een weerbaarder samenleving. In het kader van Horizon 2020 worden verschillende projecten gesteund die moeten voorzien in de noodzakelijke kennis over weerbaarheid op uiteenlopende terreinen, zoals cybersecurity, klimaatverandering, risico- en crisisbeheersing, economie etc.

Hieruit blijkt duidelijk dat weerbaarheid vele facetten kent – het is een ecosysteem van wetenschappelijke disciplines, actoren en instanties. De samenhang binnen dat ecosysteem moet echter versterkt worden. Daartoe dienen de verschillende inspanningen

beter te worden geïntegreerd in een eenduidige, op weerbaarheid gerichte benadering. Tijdens recente technologische calamiteiten en natuurrampen is gebleken dat er behoefte is aan samenwerking tussen technische systemen van verschillende sectoren en gemeen-schappen, zoals wetenschappers, exploitanten van vitale infrastruc-tuur en civiele beschermingsorganisaties, die daarvoor over de grenzen van hun eigen terrein heen moeten kijken. De tragische gebeurtenissen in Midden-Italië van afgelopen augustus hebben wederom de nauwe relatie aangetoond tussen mechanismen voor civiele bescherming en exploitanten van infrastructuur (vervoer, gezondheidszorg etc.).

Als we de samenwerking willen verbeteren zullen we ook bestaande hiaten moeten aanpakken. Connectiviteit is een cruciale eigenschap van onze moderne systemen. Het is zaak dat wij de dynamiek van die complexe systemen beter doorgronden, zowel vanuit technolo-gisch als bestuurlijk oogpunt. De exploitanten van vitale infrastruc-tuur realiseren zich niet altijd wat de gevolgen van een crisis voor hen kunnen zijn en evenmin welke gevolgen hun problemen kunnen hebben voor anderen. Het goede nieuws is dat overheden deze kwesties steeds vaker voor het voetlicht brengen, met name de manier waarop de dynamiek en onderlinge afhankelijkheid van onze complexe netwerken zich tijdens een crisis ontwikkelen. Publiek-private samenwerking kan een bijzonder effectief instru-ment zijn om de particuliere sector bij dit proces te betrekken.

Verder moet weerbaarheid meetbaar en kwantificeerbaar zijn en moet er voor, tijdens en na ontwrichtende gebeurtenissen op gestandaardiseerde wijze worden gecommuniceerd. Afgezien van de evidente voordelen kan kwantificering van weerbaarheid ook zeker bijdragen aan draagvlak onder burgers, met name in tijden van schaarste. Dat is nodig, want vergroting van de weerbaarheid vereist aanzienlijke investeringen. Indicatoren van weerbaarheid en de desbetreffende normen spelen in dit proces een cruciale rol.

De media, waaronder sociale media, zijn een belangrijk instrument bij het bevorderen van weerbaarheid. Tijdens een calamiteit moeten burgers snel van accurate informatie worden voorzien. Dit kan van groot belang zijn om de negatieve gevolgen van ongewenste gebeurtenissen te beperken. Burgers die sociale media gebruiken kunnen tijdens een grote crisis bovendien als “sensor” fungeren en waardevolle gegevens verstrekken nog voordat de hulpacties zijn aangevangen. Daar moeten we optimaal gebruik van maken, zodat we sneller een beeld hebben van de omvang van de crisis, met de vereiste spoed kunnen reageren en alle mogelijke lokale middelen kunnen mobiliseren.

Page 49: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 -4 | 49

Ook training en oefeningen zijn belangrijk. Die zijn primair bedoeld om de reactiecapaciteit binnen de betrokken gemeenschap te versterken, de informatie-uitwisseling tussen de verschillende actoren te bevorderen en bij te dragen aan hechte gemeenschap-pen. Het JRC is hier nu mee begonnen en heeft inmiddels twee trainingsessies georganiseerd voor Europese lidstaten: één voor een gemengde doelgroep van overheden en exploitanten en de andere voor exploitanten van grootschalige, vitale infrastructuur.

Het JRC houdt zich ook bezig met natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen die gevolgen hebben voor vitale infrastructuur en installaties. Het centrum bevordert de bescherming van infrastructuur door betere, efficiëntere en kostenbesparende beveiligingsoplossingen aan te dragen op Europees niveau, via het Europees Referentienetwerk voor de bescherming van vitale infrastructuur (ERNCIP). Daarnaast is het JRC actief in specifieke sectoren, zoals ruimtelijke infrastructuur en telecommunicatie, alsmede op het gebied van chemische installaties ter ondersteuning van de Seveso-richtlijn. Verder ontwikkelt het JRC instrumenten voor de beoordeling van risico’s en onderlinge afhankelijkheden en ondersteunt het de lidstaten bij hun nationale risicobeoordeling. Het JRC doet ook onderzoek naar de ontwikkeling van normen die zowel nieuwe als bestaande constructies beter bestand moeten maken tegen natuurlijke gevaren zoals aardbevingen.

De Commissie heeft met het oog op verschillende van de boven-staande aspecten en behoeften een Disaster Risk Management Knowledge Centre opgericht1. Dit initiatief is gericht op drie specifieke uitdagingen: de fragmentatie van kennis, de fragmentatie van netwerken en de behoefte aan innovatie op dit terrein. Risico- en crisisbeheersing en weerbaarheid zijn nauw verwante begrippen en dit nieuwe initiatief kan dan ook sterk bijdragen aan de inspanningen om de weerbaarheid te vergroten.

Weerbaarheid is niet slechts een doel; het is ook een randvoorwaar-de voor de duurzame economische groei van gemeenschappen en samenlevingen. Grote rampen werken lang door in de economie, met alle gevolgen van dien voor bedrijven. Het is dan ook goed denkbaar dat de weerbaarheid van een specifieke regio in de toekomst nog doorslaggevender wordt als vestigingsfactor voor bedrijven. Dit is een belangrijk argument tegen het grootste bezwaar dat gemeenschappen, overheden en bedrijven te berde brengen tegen het bevorderen van weerbaarheid, namelijk de kosten. Door te redeneren vanuit rendementsperspectief kunnen de positieve aspecten voor het voetlicht worden gebracht, wat zeker in moeilijke tijden tot meer draagvlak onder burgers, overheden en bedrijven kan leiden.

1 http://drmkc.jrc.ec.europa.eu

Community Resilience Planning Guide

■ Stephen Cauffman National Institute of Standards and Technology (NIST) ([email protected])

De maatschappelijke en economische systemen die het gemeen-schappen mogelijk maken succesvol te zijn, zijn voor hun doelmatig en efficiënt functioneren afhankelijk van gebouwen en infrastruc-tuur. Het risico bestaat dan ook dat de levensomstandigheden van burgers en de marktomstandigheden voor bedrijven ontwricht raken door natuurrampen, door de mens veroorzaakte rampen of calamiteiten van technologische aard. Een verouderde infrastruc-tuur en een toenemend beslag op de bebouwde omgeving kan die kwetsbaarheid vergroten. Via zorgvuldige planning kan de gemeen-schap echter prioritaire maatregelen treffen om de weerbaarheid te versterken.

Het Community Resilience Program van het National Institute of Standards and Technology (NIST) in de Verenigde Staten richt zich met name op de rol van gebouwen en infrastructuur bij het waarborgen van het sociaaleconomisch functioneren van een gemeenschap. Naast zijn toonaangevend onderzoek op het gebied van weerbaarheid heeft NIST ook richtlijnen en instrumenten ontwikkeld om die weerbaarheid binnen de gemeenschap te

bevorderen. Zo publiceerde het instituut in oktober 2015 de Community Resilience Planning Guide for Buildings and Infrastructure Systems (de “Guide”), een systematisch proces waarmee gemeenschappen de planning van hun weerbaarheid kunnen aansluiten en afstemmen op hun langetermijnplannen op andere gebieden (structuurplannen, voorbereiding op economische ontwikkelingen en calamiteiten, ruimtelijke ordening etc.).

Het is de bedoeling dat de Guide door lokale overheden ten uitvoer wordt gebracht. De lokale overheid biedt immers een platform waar alle relevante stakeholders bijeenkomen – van particulieren tot gebouweigenaars, nutsbedrijven en exploitanten, ondernemingen en regionale en nationale overheidsinstanties. De Guide onderkent dat weerbaarheid een kwestie is die niet door entiteiten afzonderlijk kan worden aangepakt en ook dat bepaalde functies zich uitstrek-ken buiten de grenzen van de gemeenschap en om afstemming met aangrenzende gemeenschappen vragen. Uitgangspunt van de Guide is dat gemeenschappen hun veerkracht gaandeweg kunnen versterken door gezamenlijk doelstellingen te formuleren gericht op behoud dan wel spoedig herstel van sociaaleconomische functies en zo de constructie, exploitatie en het onderhoud van gebouwen en infrastructuur effectief te plannen en te verbeteren.

Page 50: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

50 | Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4

De Guide helpt gemeenschappen bij het tijdig plannen en prioriteren van functioneel herstel. Weerbare gemeenschappen hebben minder vaak te kampen met ernstige of wijdverbreide verstoringen in de diensten of met gevolgen daarvan op de lange termijn. Als zich een ontwrichtende gebeurtenis voordoet, is die vaak minder ingrijpend en is de herstelperiode vaak korter. Een gemeenschap die over goed doordachte weerbaarheidsplannen beschikt, kan uiteindelijk sterker uit een schadelijke gebeurtenis tevoorschijn te komen.

Weerbaarheid kan bijdragen aan specifieke doelstellingen van een gemeenschap, zoals het bevorderen van een aantrekkelijke woon omgeving en een gunstig klimaat voor bedrijven en werkgele-genheid. Weerbare gemeenschappen bieden hun leden ook dagelijkse voordelen door verstoringen terug te dringen dankzij een geïntegreerde aanpak van planning, ontwerp en bouwactiviteiten.

De Guide bestaat uit twee delen. Deel 1 omvat de methodologie voor weerbaarheidsplanning met een uitgewerkt voorbeeld. Deel 2 is een referentiedocument dat richtsnoeren biedt voor de beschrijving van de sociale omgeving. Het gaat in op afhankelijkhe-den en cumulatieve effecten tussen gebouwen en afzonderlijke infrastructurele voorzieningen, waaronder energie, communicatie, vervoer, water en afvalwaterzuivering.

De methodologie van de Guide kent zes stappen

1. Stel een gezamenlijk planningsteam samenEen gezamenlijk planningsteam wordt doorgaans aangestuurd vanuit de lokale overheid. Het kan vertegenwoordigers bevatten van lokale overheidsinstanties (denk aan gemeenschapsontwikkeling, openbare werken, welzijn en diensten voor bouwen en vergunnin-gen), maar ook provinciale, regionale of nationale instanties, publieke en private eigenaars of exploitanten van gebouwen en infrastructuur, plaatselijke bedrijven, particulieren, maatschappe-lijke organisaties en andere belangrijke groepen binnen de betreffende gemeenschap.

2. Analyseer de situatieWeerbaarheidsplanning begint met begrip van de sociaaleconomi-sche systemen en van de maximaal toelaatbare ontwrichting. Dit omvat de overheid, het bedrijfsleven, financiële instellingen, gezondheidszorg, onderwijs, gemeenschapsvoorzieningen, religieuze of levensbeschouwelijke groeperingen en de media.

De bebouwde omgeving wordt in kaart gebracht aan de hand van de belangrijkste kenmerken en afhankelijkheden van gebouwen en infrastructurele voorzieningen en hun koppeling met maatschap-pelijke instanties. Vervolgens worden de gebouwen en infrastructu-rele voorzieningen gegroepeerd in functionele clusters.

3. Formuleer doelstellingenOm de plannen ter versterking van de weerbaarheid richting te geven, worden er voor de gemeenschap langetermijndoelen vastgesteld. De prestatiedoelstellingen voor gebouwen en infra-

structuur zijn gebaseerd op de tijd die nodig is voor functioneel herstel, met inachtneming van de sociaaleconomische prioriteiten van de gemeenschap, de onderlinge afhankelijkheid van systemen en het cumulatieve effect van storingen. De gewenste prestatiedoel-stellingen worden onafhankelijk van eventuele risico’s geformu-leerd. Zodra die doelstellingen zijn vastgesteld, worden de voor-naamste risico’s en het effect van veranderende omstandigheden (zeespiegelstijging, droogte etc.) in kaart gebracht. Voor elk cluster van gebouwen en infrastructuur wordt de verwachte prestatie geëvalueerd wat betreft de benodigde tijd voor functioneel herstel. De Guide adviseert om de prestaties van de bebouwde omgeving voor elk risico op drie niveaus te beoordelen: normaal risico, verwacht risico en extreem risico. Kennis van de manier waarop de bebouwde omgeving presteert en herstelt bij uiteenlopende risiconiveaus helpt de gemeenschap in de besluitvorming over haar prioriteiten en implementatiestrategie.

4. Plan de ontwikkelingDe gewenste en verwachte prestaties van de bebouwde omgeving worden met elkaar vergeleken om eventuele hiaten in beeld te brengen. Voor elk van die hiaten wordt vervolgens de prioriteit vastgesteld en een mogelijke oplossing aangedragen. Die oplossingen kunnen bestuurlijk van aard zijn (bijvoorbeeld met betrekking tot ruimtelijke ordening), operationeel (bijvoorbeeld overeenkomsten voor wederzijdse bijstand) of bouwkundig om schade aan functies te beperken en hun herstel te bevorderen. Wellicht zijn er meerdere oplossingen of oplossingsfasen om het gewenste prestatieniveau te bereiken, waaronder tijdelijke maatregelen om in de onmiddellijke behoeften te voorzien, naast permanente oplossingen voor de lange termijn.

5. Plan de voorbereiding, beoordeling en goedkeuringIn het weerbaarheidsplan worden gemeenschapsdoelen, prestatie-doelstellingen, verwachte prestaties, risico’s en implementatiestra-tegieën en -oplossingen voor de korte en lange termijn weergege-ven. Het plan wordt aan stakeholders en hun organisaties en aan leden van de gemeenschap voorgelegd voor commentaar. Het beoordelingsproces verschilt van gemeenschap tot gemeenschap. Na de beoordeling wordt het plan afgerond en door de gemeen-schap aangenomen.

6. Plan uitvoering en onderhoudDe bestuurlijke, operationele en bouwkundige oplossingen in het goedgekeurde plan worden door de gemeenschap ten uitvoer gelegd. Het plan moet periodiek geëvalueerd worden en gaandeweg worden geactualiseerd. 

De Guide voorziet niet in specifieke maatregelen, maar biedt ruimte om oplossingen te kiezen die het best aansluiten bij de doelen en middelen van de gemeenschap. Flexibiliteit is het uitgangspunt, zodat het plan kan worden gebruikt door gemeenschappen die verschillen qua omvang, complexiteit en beschikbare middelen.

Nadere informatie is te vinden op: https://www.nist.gov/el/resilience/.

Page 51: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 -4 | 51

olympiSche Spelen 2016

Safety and security first

■ Bart Burggraaff NCC, Ministerie van Veiligheid en Justitie

Acht gouden, zeven zilveren en vier bronzen medailles brachten onze Nederlandse sporters in augustus mee terug uit Olympisch Rio de Janeiro. Wat een fantastische prestatie en wat hebben we genoten van alle wedstrijden en sportieve momenten. Voor dit grootste sportevenement van de wereld wilde het NCC en haar partners de veiligheid voor sporters en bezoekers tot in de puntjes geregeld hebben. Daar ging de nodige voorbereiding aan vooraf.

Al sinds de Olympische Spelen van 2004 in Athene staan de Spelen en de Paralymics hoog op de agenda van het NCC. Dat betekent vroegtijdig veiligheidsrisico’s in kaart brengen en maatregelen treffen om te kunnen anticiperen op mogelijke riskante situaties voor sporters, begeleiders, supporters, VIP’s en medewerkers van bedrijven die in Rio actief zijn. Het NCC voerde daarvoor overleg met de ministeries van VWS, Binnenlandse en Buitenlandse Zaken.

voorbereidingEen belangrijk onderwerp bij de voorbereiding van dergelijke omvangrijke evenementen is de politiek-economische situatie van een land. Bij Brazilië ging het daarbij om zaken als de hoge werkloosheid en de omvangrijke criminaliteit die daarmee samenhangt. Maar ook gezondheidsissues als ziektes of de kwaliteit van het water hoorden daarbij. Als er later vragen binnenkomen van sporters en hun familie over de risico’s van het zikavirus en Dengue, is het team goed voorbereid. Gezien de ernst van deze ziektes heeft het NCC in samenwerking met VWS en het RIVM, een speciaal gezondheidsoverleg met de artsen en communicatiespecialisten van de diverse betrokken instanties georganiseerd. Gezondheidsrisico’s en de duiding van deze risico’s zijn besproken en adviezen opge-steld. De betrokken instanties hebben dit verspreid via hun communicatiekanalen, onder andere via de website van het RIVM.

Dat geldt overigens ook voor informatie over andere zaken die in Brazilië kunnen spelen, zoals het uitvallen van de elektriciteit en mobiliteit en de algemene veiligheidssituatie in Rio. Nederlandse sporters, staf, werknemers en bezoekers van de Spelen kunnen algemene informatie over Brazilië en Rio en de veiligheidsadviezen terugvinden in het Oranjeboekje dat op papier en online ter beschikking wordt gesteld.

Instanties als het NOC*NSF, de Nationale Politie, de Nederlandse ambassade in Brazilië, het consulaat in Rio, het beveiligingsbedrijf van het Holland Heineken House en de reisorganisatie voor hotels en vluchten waren intensief bij de voorbereiding betrokken. Zo maakte de ambassade, als verantwoordelijke voor de Nederlanders

in Rio, een integrale veiligheidsanalyse. Alle andere partners leverden hiervoor informatie aan. De betrokken instanties zorgden er verder voor dat per doelgroep de veiligheid in kaart werd gebracht. Bijvoorbeeld ten aanzien van aanwezige VIP’s als de Koninklijke familie, de Minister-President en de minister van VWS.

Tijdens de Spelen voerden deelnemers uit Brazilië en Nederland (NCC en VWS) via een teleconferentie dagelijks veiligheidsoverleg waarin incidenten en knelpunten worden besproken. Daarnaast werd er vooruit gekeken naar mogelijke onrust die effect kon hebben op de Nederlandse sporters en supporters. Bijvoorbeeld mogelijke grootschalige stakingen of de situatie rondom plekken waar veel berovingen plaatsvinden. Dit dagelijkse overleg, de korte communicatielijnen en middelen zoals de groepsapp hebben ervoor gezorgd dat de partijen elkaar steeds goed wisten te vinden en onbeheersbare situaties achterwege bleven. De veiligheid van betrokkenen kon daarmee worden gegarandeerd en de sporters met hun begeleiding konden zich daarmee concentreren op waar zij voor gekomen zijn.

paralympische spelen Op 7 september ging in Rio de Paralympische Spelen van start met een Nederlandse delegatie van maar liefst 240 sporters en begelei-ders. Zij kwamen naar huis met 62 medailes: 17 gouden, 19 zilveren en 26 bronzen. Een geweldige prestatie. Er is uiteraard wederom een professionele voorbereiding geweest voor de veiligheid van alle betrokkenen en dagelijks troffen partijen elkaar voor een veiligheidsoverleg.

Het is fijn dat ook de Paralympische Spelen geslaagd kon worden afgerond. Zonder grote incidenten én met mooie resultaten en veel edelmetaal voor onze sporters. Hiermee kunnen we een geslaagde sportzomer afsluiten waarbij ons motto “Safety and security first” tot recht is gekomen.

Page 52: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

52 | Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4

prepareren of improviSeren?

Stroomuitval bij de brandweer

■ Philip Stohr Adviseur, Kappetijn Safety Specialists

■ Roger de Haan Specialist elektrotechniek, DH Tech

Bij uitval van elektriciteit worden niet alleen burgers getroffen maar ook hulpdien-sten zoals politie, ambulance-diensten en de brandweer. Organisaties die bij calamiteiten hulp moeten verlenen, moeten ook zichzelf in stand kunnen houden. Want ook bij langdu-rige stroomuitval wordt van de brandweer verwacht dat ze haar operationele prestaties blijft leveren. Daarop kan ze zich voorbereiden, maar preparatie kent ook grenzen: inhoudelijk, beheersmatig en financieel. Waar eindigt preparatie en waar start improvisatie?

een crisis in een crisisEen stevige elektriciteitsuitval leidt tot grote ongemakken in de samenleving en doet een groot beroep op de hulpdiensten, met name op de brandweer. Beschikbaarheid van noodstroomvoorzie-ningen voor opvang van een langdurige elektriciteitsdip is in veel branches nog geen gemeengoed. Liften werken niet meer, mensen kunnen parkeergarages niet meer verlaten, zorgbehoevende en minder zelfredzame personen worden nog kwetsbaarder en moeten mogelijk worden geëvacueerd. Ook de telecommunicatie wordt belemmerd en daardoor kunnen er problemen ontstaan bij het ontvangen van incidentmeldingen door het uitvallen van telefonie en brandmeldinstallaties in gebouwen. Wanneer de verstoring lang aanhoudt, kan zelfs maatschappelijke onrust ontstaan door bijvoorbeeld rellen en plunderingen.

In zo’n situatie met een grote druk op de hulpdiensten, wordt de brandweer zelf ook getroffen; de crisis in de crisis. Voor meldka-mers, kazernes en voertuigen is elektriciteit immers een vitale voorziening. Met name op kazerneniveau is er een potentieel probleem. Want de aanwezige apparatuur in de voertuigen wordt tijdens stalling gevoed door een walvoeding en de remsystemen van de voertuigen worden op druk gehouden door de luchtcompressor. En ook de overheaddeur en het toegangshek worden automatisch geopend en gesloten om te kunnen uitrukken. Zonder elektriciteit

wordt dit alles bemoeilijkt. De brandweer moet dus voorzorgsmaat-regelen treffen om ook in situaties van langdurige stroomuitval de continuïteit van haar dienstverlening te waarborgen.

stappen op Weg naar een verbeterde operationele continuïteitDe voorbereiding van de hulpdiensten op dit scenariotype heeft nationaal aandacht gekregen. Op basis van eigen behoefte en afgeleid van het nationale traject, is de Veiligheidsregio Haaglanden een project gestart om de continuïteit van haar operationele dienstverlening bij elektriciteitsuitval te versterken. Enerzijds door het vaststellen van beleidsuitgangspunten en uitwerking daarvan in operationele procedures, maar ook door concreet zaken te organiseren en beschikbaar te maken.Een belangrijke organisatorische keuze in Haaglanden is het opzetten van twee separate actiecentra. Eén actiecentrum dat zich bezig houdt met de bestrijding van de crisis “buiten” en één actiecentrum gericht op de crisis “binnen”. Sleutelfuncties in beide actiecentra zijn benoemd en alarmering, bezetting en opkomst zijn geborgd. Een andere belangrijk uitgangspunt is dat de operationele continuïteit in de regio minimaal 72 uur gegarandeerd dient te zijn. Deze 72 uur is verdeeld in drie fasen: verstoringduur 0-4 uur, verstoringsduur 4-12 uur en verstoringsduur 12-72 uur. Er is een afbouwplan gemaakt dat deze fasering volgt, waarbij de kazernes zonder of met beperkte noodstroom geleidelijk sluiten en er uiteindelijk drie kazernes overblijven die 72 uur moeten kunnen blijven draaien op noodstroom. Deze kazernes worden dan de uitvalsbasis voor alle operationele eenheden in de regio. Op deze drie kazernes worden alle logistieke en werkplaatsdiensten geleverd om de primaire operationele prestaties te kunnen leveren.Met behulp van externe specialisten heeft de Veiligheidsregio Haaglanden een programma van eisen voor de kazernes opgesteld. Dit programma is vertaald naar de elektrische installaties van een kazerne en welke apparatuur bij het wegvallen van de elektriciteit moet blijven functioneren. Per kazerne heeft een functionele controle plaatsgevonden, zo nodig is de installatie aangepast en zijn er metingen en beproevingen uitgevoerd om te bepalen wat de autonomietijd is. De autonomietijd is afhankelijk van de belasting (aangesloten apparatuur) van het noodstroomaggregaat en de aanwezige hoeveelheid brandstof. Een dergelijke analyse is essentieel om de operationele beschikbaarheid van een uitrukpost te kunnen bepalen.Na het bepalen van de beleidsuitgangspunten heeft Haaglanden een leidraad opgesteld voor het interne actiecentrum dat de “crisis in de crisis” dient te managen. Op basis van zes kernthema’s is bezien welke zaken preparatieve aandacht behoeven en wanneer improvi-satie start. De benoemde facetten zijn: huisvesting, personele bezetting, voertuigen & materieel, communicatie/ICT, persoonlijke

Page 53: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 -4 | 53

beschermingsmiddelen, primaire levensbehoefte/hygiëne en overige. De leidraad is vooral operationeel van aard en actiegericht: wat te doen op welk moment en welke overwegingen spelen een rol? Verder zijn voor alle kazernes in Haaglanden kazernekaarten opgesteld als leidraad voor de ploegchefs. De kazernekaarten bevatten de acties die uitgevoerd moeten worden in een bepaalde fase van verstoring. Bijvoorbeeld handelingen ten behoeve van de continuïteit of de sluiting van de eigen locatie en verplaatsing naar een steunpuntkazerne in de volgende tijdsfase.

voorbereiden en improviserenBij de voorbereiding op een elektriciteitscrisis is het moeilijk om een goede balans te vinden tussen voorbereiden en improviseren. Welke gebouwen, systemen en voorzieningen allemaal onder druk komen te staan laat zich uittekenen, waarmee een beeld van de hulpvraag jegens de hulpdiensten ontstaat. Tegelijk zijn aard, omvang en diepgang van een uitvalscenario nooit volledig op voorhand te bepalen. Daardoor is het effect van voorbereiding beperkt. Voorbereiding om te voorzien in een basis continuïteitsni-veau is noodzakelijk en maakt sneller handelen tijdens een crisis mogelijk. Maar een overdaad aan detailvoorbereiding werkt verstarrend en kostenverhogend.Haaglanden kiest voor voorbereiding op hoofdlijnen en kernthe-ma’s, met geborgde bezetting van sleutelrollen in de actiecentra en drie huisvestingslocaties, die altijd blijven draaien. Er wordt gebruik gemaakt van informatie en datasystemen die voor alle vormen van hulpverlening worden ingezet, voor stroomuitval wordt niets speciaals ontwikkeld. Het gestructureerd afschalen van het aantal

kazernes is de sleutel tot geborgde dienstverlening. Niet besluite-loos doorwerken vanuit twijfelachtige omstandigheden, maar gedecideerd terugwerken naar locaties die geborgd kunnen functioneren. De winst zit in het inventariseren van de issues die bij een crisis op tafel komen en die toewijzen aan probleemeigenaren. Het uitgangspunt daarbij is dat de eigenaar van een probleem of actiegebied tijdens de crisis dezelfde medewerker is die dit actiegebied functioneel beheert. Daardoor wordt de ontstane improvisatieruimte door iedere probleemeigenaar weloverwogen aanvaard. Het resultaat: mensen bij brandweer Haaglanden die het scenario “langdurige stroomuitval” kennen, weten ook hoe de crisis in de crisis kan worden voorkomen. Zo kunnen zij met vertrouwen blijven doen waar ze goed in zijn: hulp verlenen in onrustige omstandigheden.

noodstroom …? dat hadden Wij toch geregeld!?Noodstroomvoorziening is net een topsporter. Die traint om, als het startschot klinkt, alles te geven voor een topprestatie. Van de noodstroomvoorziening wordt iets vergelijkbaars verwacht. Maar wordt de noodstroomvoorziening ook periodiek getraind en gecontroleerd? In de praktijk blijkt dit vaak niet het geval. Zes aandachtspunten om teleurstellingen over de systeemprestaties te voorkomen:

1. testen: “meten is Weten” en niet “meten is hopen”Om het noodstroomaggregaat betrouwbaar in bedrijf te houden, dienen periodieke testen te worden uitgevoerd en moet tweemaal per jaar een situatie van stroomuitval worden gesimuleerd. Door deze test worden alle elementen in de keten geactiveerd en wordt voorkomen dat schakelaars gaan vastzitten en contacten oxideren. 2. monstername brandstofTwee maal per jaar dient een monster van de brandstof te worden genomen en gecontroleerd op kwaliteit. Door biologi-sche toevoegingen aan de huidige dieselbrandstoffen kan bacteriegroei ontstaan, waardoor filters dichtslibben en de motor vervuilt.

3. volle belastingTijdens een jaarlijkse test dient het systeem vol te worden belast met behulp van een weerstandsbank. Dit zorgt ervoor dat de diesel - motor weer schoonbrandt en de bedrijfszekerheid wordt geborgd.

4. programma van eisenEen noodstroomvoorziening is geen kast met een eindeloos aantal stopcontacten. Anders dan bij het reguliere netwerk, wordt nauwkeurig bepaald wat tot het noodstroomsysteem behoort en wat niet. Dit wordt vastgelegd in een programma van eisen.

5. noodstroomvoorziening: balans in vraag en aanbodOm overbelasting en uitval van de noodstroomvoorziening te voorkomen, moet ervoor worden gezorgd dat bij uitbreiding van de elektrische installatie de noodvoorziening hieraan wordt aangepast.

6. brandstof: voorraad en aanvullingGeen noodstroomvoorziening zonder brandstof. Belangrijk is dan ook dat de brandstoftank op ieder moment voldoende capaciteit heeft om de gewenste autonomietijd te halen, dat de kwaliteit van de brandstofvoorraad periodiek wordt gecontro-leerd en dat de aanvoer van extra brandstof vooraf geregeld is.

Page 54: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

54 | Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4

nederlandSe kuStwacht niet goed toegeruSt op SpoedeiSende mediSche Zorg

Haperende hulpverlening op de Noordzee

Op zaterdagmorgen 11 juli 2015 maakten twee sportduik-sters een duik vanaf een schip op tien zeemijl uit de kust van Noordwijk. Op de bodem van de ter plaatse twintig meter diepe Noordzee raakte een van de duiksters onwel en viel even later bewusteloos neer. De andere duikster pakte haar op en bracht haar aan de oppervlakte, waarna opvarenden van het schip de vrouw uit het water haalden en op het dek een reanimatie startten. Het Kustwacht-centrum in Den Helder zette een reddingsactie in gang en stuurde meerdere reddingseenheden ter plaatse, maar slaagde er vervolgens niet in om grip te houden op de gebeurtenissen. De reddingsactie nam een chaotisch verloop dat er uiteindelijk toe leidde dat de duikster niet de medische zorg kreeg die zij nodig had. De vrouw overleed in de loop van de avond. Omdat zich bij dergelijke operaties op zee al vaker onregelmatigheden hebben voorgedaan, heeft de Onderzoeksraad voor Veiligheid de gebeurtenissen van die dag geanalyseerd en aanbevelingen gedaan aan de Nederlandse overheid om de medische hulpverlening op de Noordzee op een betere wijze te organiseren.1

Het eerste probleem deed zich voor bij het alarmeren van een reddingshelikopter. De Kustwacht beschikt over twee verschillende helikopters, een met en een zonder ambulanceverpleegkundige aan boord. Na enige verwarring koos het Kustwachtcentrum in eerste instantie voor de helikopter met, maar vervolgens voor de helikop-ter zonder ambulancevoorzieningen, omdat die sneller ter plaatse zou kunnen zijn. De helikopter met verpleegkundige aan boord was echter al uitgerukt. Uiteindelijk gingen onbedoeld beide helikop-ters op weg naar het duikschip.

Op advies van een arts van de Radiomedische Dienst (RMD) stuurde het Kustwachtcentrum tevens een reddingboot van de KNRM, met aan boord een ambulanceverpleegkundige, op weg naar het duikschip. De KNRM liet niet één maar twee reddingboten uitvaren. Vanaf dat moment waren vier verschillende eenheden onderweg om hulp te bieden: twee helikopters (waarvan één met ambulancevoor-zieningen) en twee reddingboten (waarvan eveneens één met ambulancevoorzieningen).

1 Het rapport “Zorg tussen wal en schip - Onderzoek naar een duikongeval en de medische hulpverlening op de Noordzee” (Onderzoeksraad voor Veiligheid, juli 2016) is te downloaden van de website www.onderzoeksraad.nl.

De helikopter zonder ambulancevoorziening kwam als eerste ter plaatse. Door gebrekkige informatie-uitwisseling, gecombineerd met misverstanden en begripsverwarring, werd het slachtoffer aan boord van deze helikopter gehesen zonder dat het Kustwacht-centrum daartoe opdracht had gegeven. In de verwarring ontstond in het Kustwachtcentrum het onjuiste beeld dat het slachtoffer in de helikopter onder handen was van een ambulanceverpleegkundige. Het Kustwachtcentrum stuurde daarop de andere helikopter en de twee reddingboten terug.

Het Kustwachtcentrum vroeg de RMD om advies over de beste bestemming voor het slachtoffer, maar kreeg daarop geen concreet antwoord. Vervolgens probeerde het Kustwachtcentrum het slachtoffer aan het Academisch Medisch Centrum (AMC) in Amsterdam aan te bieden. Tevergeefs: na een tien minuten durend telefoongesprek, waarbij de kustwachtcentralist herhaaldelijk in de wacht werd gezet, weigerde het AMC wegens plaatsgebrek het slachtoffer op te nemen.

Ondertussen liep aan boord van de helikopter de spanning op. Al die tijd werd het slachtoffer gereanimeerd door de niet-medisch geschoolde bemanningsleden, die niet beschikten over medische hulpmiddelen. De piloot besefte dat de vrouw met grote spoed gespecialiseerde zorg nodig had en drong bij het Kustwachtcentrum aan op een snelle beslissing over het ziekenhuis van bestemming. Om druk te zetten op de centralisten maakte hij melding van een dreigend brandstoftekort. Toen de piloot wederom verzocht werd stand by te blijven besloot hij zonder overleg met het Kustwacht-centrum koers te zetten naar zijn thuishaven op de Maasvlakte. Gaandeweg de vlucht deed de bemanning het voorstel om de patiënte naar het Erasmusziekenhuis (EMC) in Rotterdam te brengen. Het Kustwachtcentrum stemde daarmee in en nam contact op met het EMC. Even later werd de patiënte aan het Erasmus overgedragen. Het was toen een uur en tien minuten na het begin van de reddingsoperatie.

Omdat het EMC niet beschikt over voorzieningen om slachtoffers van duikongevallen te behandelen, is de patiënte later in de middag overgebracht naar het academisch ziekenhuis in Antwerpen. Daar aangekomen was haar toestand zodanig verslechterd dat verdere behandeling niet meer zinvol was. De vrouw overleed in de loop van de avond.

■ Peter Verhallen ■ Seija Pijnse van der Aa ■ Chris van der Schors

Onderzoeksraad voor Veiligheid

Page 55: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 -4 | 55

De Onderzoeksraad voor Veiligheid heeft vastgesteld dat de Nederlandse Kustwacht, die tot taak heeft om de uitvoerende partijen in de hulpverlening op zee te coördineren, geen moment controle heeft gehad over de operatie. Het Kustwachtcentrum beschikte niet over een grondige kennis van de eigen middelen en mogelijkheden. De communicatie met de reddingseenheden, met de Radiomedische Dienst en met het AMC verliep niet met de doortastendheid die passend is bij het acteren in een noodsituatie. Bij gebrek aan centrale coördinatie gingen de hulpverleners zelfstandig tot actie over en namen zij, zonder instemming van het Kustwachtcentrum, eigenstandige beslissingen die niet altijd gunstig uitpakten. Het resultaat was dat het slachtoffer van dit duikongeval niet de best mogelijke medische zorg heeft ontvangen die zij had kunnen krijgen – en ook had moeten krijgen.

De gebeurtenissen van 11 juli 2015 staan niet op zichzelf. Ook in eerdere gevallen heeft de Onderzoeksraad opgemerkt dat de medische hulpverlening op zee tekortkomingen vertoont. Tegelijkertijd stelt de Raad dat de Nederlandse overheid de taak van de medische hulpverlening weliswaar aan de Kustwacht heeft opgedragen, maar dat zij de Kustwacht niet heeft voorzien van opleidingen, training en middelen om die taak naar behoren uit te kunnen voeren. Het ontbreekt de Kustwacht aan elementaire vaardigheden als het kunnen beoordelen van een medische noodsituatie en het daaraan verbinden van een passend inzetplan. Er is in dat opzicht een groot verschil met medische hulpverlening op het land. Daar hanteert de overheid de uitgangspunten dat medische hulp effectief, veilig en tijdig moet zijn. Er is een Ministerie van Volksgezondheid dat het kader schept waarbinnen de regionale ambulancevoorzieningen die uitgangspunten kunnen waarmaken en er is een Inspectie voor de Gezondheidszorg die erop toeziet dat het ook op de goede manier gebeurt. Bij de medische hulpverlening op zee zijn echter noch het ministerie, noch de inspectie betrokken. De organisatie van de medische hulpverlening op zee is weliswaar ambtelijk belegd bij de Nederlandse Kustwacht, maar de bestuurlijke

betrokkenheid daarbij is minimaal. In deze context is het niet verwonderlijk dat de medische zorg op zee, zoals de Onderzoeksraad dat in zijn rapport noemt, tussen de wal en het schip is beland.

Natuurlijk zijn de omstandigheden op zee anders dan op het land. Slecht weer en zware zeegang kunnen de hulpverlening ernstig belemmeren. De Onderzoeksraad vindt dat echter geen reden om de uitgangspunten van effectiviteit, veiligheid en tijdigheid niet te hanteren bij medische hulpverlening op zee. Die uitgangspunten impliceren immers niet een niveau van zorg, maar wel een intentie om het zo goed mogelijk te doen. De Onderzoeksraad doet dan ook een beroep op de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport om samen met haar collega van Infrastructuur en Milieu de Kustwacht in een zodanige positie te brengen dat zij haar taak van de medische hulpverlening op zee op de juiste wijze kan vervullen. Mensen in nood moeten op hulp kunnen rekenen, ook als zij zich bevinden op het Nederlandse deel van de Noordzee.

Foto: Mario Rentmeester

officiële reactie kustWacht“De Kustwacht is als professionele organisatie een stevig voorstander van grondig onderzoek en rapportage door de OvV. De OvV heeft een helder rapport gepresenteerd met een krachtige boodschap en wij danken de OvV daarvoor. Het rapport draagt bij aan de bewustwording dat we te maken hebben met een complex maritiem domein en waaruit blijkt dat hulpverlening op het water geen sinecure is. Het rapport verwoordt duidelijk dat verbeterslagen noodzakelijk zijn. Reeds voor het verschijnen van het OvV-rapport zijn op basis van eigen Kustwacht-waarnemingen al enige tijd initiatieven binnen het Kustwachtcentrum ontplooid om te komen tot structurele verbeteringen. De Kustwacht ziet de noodzaak voor nog meer vervolgacties en continue verbeterplannen en hoopt daarvoor de benodigde materiële en personele middelen te krijgen.”

Page 56: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

56 | Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4

Nationale CT-strategie 2016-2020

Op 11 juli jl. werd de Nationale Contraterrorismestrategie 2016-2020 naar de Tweede Kamer verzonden. Het is een strategie namens het gehele kabinet, die alle overheidspartners verbindt in een gezamenlijke aanpak van extremisme en terrorisme. Het document kwam tot stand onder coördinatie van de Nationaal Coördinator Terrorisme bestrijding en Veiligheid (NCTV). Bijgaand treft u de management samenvatting, die de achtergrond en inhoud op hoofdlijnen weergeeft. Een volledige versie van de strategie is te vinden op de website van de NCTV.

achtergrondDe Nationale Contraterrorismestrategie 2016-2020 verbindt alle overheidspartners in de gezamenlijke aanpak van extremisme en terrorisme in Nederland. De strategie bouwt voort op de Nationale Contraterrorismestrategie 2011–2015 en de evaluatie daarvan. De strategie is verder gebaseerd op het verwachte dreigingsbeeld voor de periode 2016-2020, alsmede op de kennis en ervaring die we de afgelopen jaren hebben opgebouwd.

De doelstelling van deze strategie is het bieden van een strategisch kader voor het tegengaan van de terroristische en extremistische dreiging tegen Nederland.

dreigingDe verwachting is dat de dreiging van het wereldwijde jihadisme de komende jaren verder toeneemt, in de vorm van transnationale netwerken, terugkerende of uitgezonden “foreign terrorist fighters”, potentieel gewelddadige eenlingen (PGE’s) en snelle binnenlandse radicaliseringsprocessen. De “foreign terrorist fighters” mengen zich steeds vaker met (inter)nationale dader- en criminele netwerken. De dreiging is ook steeds meer grens-overschrijdend: internationale ontwikkelingen hebben een steeds directere impact op de veiligheid in Nederland en andersom.

De kennis en kunde van jihadisten en andere extremisten op het gebied van aanslagmiddelen en digitale media nemenverder toe. Ook andere extremistische personen en groeperingen radicaliseren, dreigen met aanslagen en proberen onze maatschappij te ontwrich-ten. Zij zijn evenzeer ideologisch gedreven en gebruiken vergelijkbare netwerken, kanalen en faciliteiten voor communicatie, logistiek en werving. Rechtsextremisme krijgt daarbij bijzondere aandacht.

strategische uitgangspuntenDe strategische uitgangspunten zijn voor de komende vijf jaar de volgende.­ Basisniveau op orde We hanteren een vast basisniveau aan beleidsmatige, operatio-

nele en bestuurlijke inzet, dat we aanvullen met flexibele inzet wanneer de dreiging daarom vraagt.

­ Dreigingsgerichte inzet Op basis van actuele dreigingsbeelden bepalen we prioriteiten,

met de focus op de jihadistische dreiging, zonder andere vormen van extremisme uit het oog te verliezen.

- Brede benadering We zetten in op preventie, repressie en nazorg en werken hierbij

samen vanuit verschillende disciplines.- Extern = intern We spelen in op de verwevenheid van de internationale,

nationale en lokale dimensies van extremisme en terrorisme, door effectief samen te werken op alle niveaus: lokaal, nationaal en internationaal.

- Integrale lokale aanpak We vertalen de brede benadering door naar een integrale lokale

aanpak, met als belangrijke onderdelen het multidisciplinair bespreken van casuïstiek, het actief betrekken van gemeen-schappen en het “binnenboord” houden van kwetsbare groepen en individuen.

- Digitale middelen We hebben een passend antwoord op het gebruik van digitale

middelen door extremisten en terroristen, zoals sociale media, het “dark web” en encryptie.

- Expliciete en impliciete communicatie We communiceren weloverwogen, genuanceerd en objectief,

richten ons op het vergroten van de veerkracht van de samenle-ving en op het bevorderen van de sociale inclusiviteit.

- Netwerk­ en persoonsgerichte aanpak We brengen netwerken in kaart en proberen ze te verzwakken.

Omdat de aanpak van radicalisering maatwerk is, hanteren we een persoonsgerichte benadering.

- Geworteld in de rechtsstaat Maatregelen hebben een wettelijke basis, zijn proportioneel en

in balans met de vrije uitoefening van grondrechten.- Verbinding met maatschappelijke strategieën We zorgen voor samenhang tussen beleid gericht op het tegen-

gaan van polarisatie en het bevorderen van sociale cohesie en beleid gericht op het tegengaan van extremisme en terrorisme.

strategisch raamWerkIn lijn met de aanbevelingen van de evaluatiecommissie is niet langer sprake van pijlers, maar van “interventiegebieden”. Binnen de vijf interventiegebieden is sprake van een dynamisch proces van dreigingsontwikkeling, waarop de strategische en beleidsmatige inzet moet worden afgestemd door middel van multidisciplinaire samenwerking met meerdere partijen. De vijf interventiegebieden vullen elkaar aan en overlappen deels. Verwerven is de gemeen-schappelijke basis.

Page 57: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 -4 | 57

De vijf interventiegebieden zijn de volgende.1. Verwerven Het tijdig zicht krijgen op en duiden van (potentiële) dreigingen

tegen Nederland en de Nederlandse belangen in het buitenland.2. Voorkomen Het voorkomen en verstoren van extremisme en terrorisme en

het verijdelen van aanslagen.3. Verdedigen Het beschermen van personen, objecten en vitale processen

tegen extremistische en terroristische dreigingen, zowel fysiek als online.

4. Voorbereiden Het optimaal voorbereid zijn op extremistisch en terroristisch

geweld en de gevolgen daarvan.5. Vervolgen Handhaving van de democratische rechtsstaat tegen extremisme

en terrorisme.

organisatie/implementatieIn lijn met de aanbevelingen van de evaluatiecommissie maken we een onderscheid tussen vaste en flexibele inzet. De vaste inzet is het basisniveau aan beleidsmatige, operationele en bestuurlijke inzet, gebaseerd op de verwachte dreiging in de periode 2016-2020.

De doorvertaling van de vaste inzet gebeurt in de vorm van plannen op beleidsmatig, bestuurlijk en operationeel niveau (lokaal, nationaal en internationaal).

De extremistische en terroristische dreiging verandert echter voortdurend. De flexibele inzet wordt bepaald door deze veranderin-gen. De veranderingen in de extremistische en terroristische dreiging worden omschreven in het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) en in scenario’s. Het DTN is mede gebaseerd op inlichtingenproducten van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, informatie van de politie, open bronneninformatie, informatie van buitenlandse partners en analyses van ambassadepersoneel. De flexibele inzet leggen we vast in interdepartementale programma- en projectplannen met een afgebakende looptijd. Op termijn kan deze flexibele inzet – als het instrumentarium voldoende op orde is om de veranderde dreiging het hoofd te bieden – overgaan in de vaste beleids- en operationele inzet.

Zo zorgen we voor de combinatie van vaste en variabele inzet die de evaluatiecommissie van de CT-strategie 2011-2015 adviseerde. En werken we blijvend aan een optimaal interventievermogen van de overheid.

Vaste inzet

Flexibele inzet

Verwerven

Voorkomen

Voorbereiden

VerdedigenVervolgen

Page 58: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

58 | Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4

Singapore en Nederland versterken samenwerking cybersecurity De Cyber Security Agency of Singapore (CSA) en het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) tekenden deze zomer een Memorandum van Overeenstemming op het terrein van cybersecurity. Hiermee onderstrepen ze hun commitment om samen te werken aan een veiliger digitale wereld.

■ Tom Berk Directie Cybersecurity, NCTV, Ministerie van Veiligheid en Justitie

“Nederland en Singapore delen nauwe banden en onze landen zijn belangrijke knooppunten op terreinen als de lucht- en zeevaart, telecommunicatie en financiële sector”, aldus David Koh, chief executive van de CSA.

“Een succesvolle cyberaanval op een van onze vitale infrastructuren kan daardoor een domino-effect hebben op andere vitale infrastruc-turen binnen de regio of zelfs wereldwijd. Om deze reden is het belangrijk voor ons om samen te werken en de veiligheid en weerbaarheid van onze cyberspace te verhogen.” Patricia Zorko,

plaatsvervangend Nationaal Coördinator Terrorisme bestrijding en Veiligheid (NCTV) en directeur Cybersecurity van de NCTV sluit zich hierbij aan: “Om wereldwijd digitale veiligheid te bereiken moeten we verder kijken dan onze nationale grenzen en daarom is hechte internationale samenwerking van groot belang. Singapore en Nederland zijn weliswaar fysiek ver van elkaar verwijderd, maar tegelijkertijd vergelijkbaar: we zijn beiden belangrijke internet-knooppunten en wereldwijd koplopers op het terrein van cyberse-curity en innovatie. Onze landen zijn ook belangrijke digital mainports in onze regio’s: Singapore in Zuidoost Azië en Nederland in Europa. We willen allebei volop gebruik maken van de mogelijkheden en kansen die de digitale wereld biedt en tegelijkertijd onszelf beschermen tegen mogelijke dreigingen. Deze samenwerkingsover-eenkomst baant de weg vrij om de samenwerking op het terrein van cybersecurity te versterken.”

De samenwerking richt zich onder meer op uitwisseling van kennis en expertise en het delen van best practises en strategieën die gericht zijn op de bescherming van vitale infrastructuren. Ook bieden de organisaties elkaar toegang tot trainingen en workhops. De samen-werkingsovereenkomst betreft een periode van tenminste twee jaar. De ondertekening vond plaats op de Marina Bay Sands Expo and Convention Centre tijdens het Cyber Resilient Nation Seminar 2016.

Trainingen CBRN-stoffen en explosieven

In de week van 17 oktober is op meerdere plekken in Rotterdam en Vught een 3-daagse training gehouden op het gebied van Chemische, Biologische, Radiologische en Nucleaire stoffen en Explosieven (CBRN/E). Tijdens de oefening “De Keten Bekeken” werd gedreigd met aanslagen met CBRN/E-materialen. Aan politie, brandweer, de geneeskundige dienst, defensie, RIVM, NFI, veiligheidsregio en andere hulpdiensten om dat te voorkomen en samen te werken. De NCTV ondersteunt deze trainingen van harte. Ze dragen bij aan verdere professionalisering van alle betrokken partners bij de aanpak van mogelijke incidenten met gevaarlijke stoffen en explosieven.

protocol pvo uitgangspunt Het Protocol Verdachte Objecten (PVO) is uitgangspunt van handelen tijdens de trainingsweek georganiseerd door het

Nationaal Trainingscentrum CBRN (NTC Vught). Het PVO beschrijft hoe een situatie multidisciplinair aan te pakken waarbij mogelijk CBRN-middelen of -explosieven betrokken zijn. De resultaten van de trainingsweek worden gebruikt voor verbetering van het PVO. Het protocol is bedoeld om via een standaard werkwijze betrokken partijen in gezamenlijkheid het risico te kunnen laten inschatten. Daarna moeten de partijen tot een noodzakelijke aanpak van de mogelijk aanwezige explosieven of CBRN-middelen komen.

multidisciplinair civiel-militair trainingscentrumDe trainingsweek is een initiatief van het NTC Vught, dat de afgelopen jaren als multidisciplinair trainingscentrum in het kader van de civiel-militaire samenwerkingsafspraken is ingericht.

(bron: Nieuwsbericht NCTV)

Page 59: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 -4 | 59

Colofon

redactieadres magazine nationale veiligheid en crisisbeheersingMinisterie van Veiligheid en JustitieNationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid, kamer Z.06.136Postbus 203012500 eh Den HaagE-mail: [email protected]: www.nctv.nl

redactiecommissiePaul Abels, Raymond Doijen, Chris van Duuren, Jeroen van der Ham, Chris Hanekamp, Eelco Jehee, Hedzer Komduur, Martine van de Kuit, Jan-Bart van Oppenraaij, Marieke Oosthoek, Geert Wismans (samenstelling en eindredactie)

redactieraadProf. dr. Ben Ale (Technische Universiteit Delft)Prof. dr. ir. Marjolein van Asselt (Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid/Universiteit Maastricht)Prof. dr. Edwin Bakker (Universiteit Leiden/Centre for Terrorism & Counterterrorism)Prof. dr. Arjen Boin (Universiteit Leiden) Mr. dr. Ernst Brainich (zelfstandig onderzoeker en juridisch adviseur)Prof. dr. Adelbert Bronkhorst (TNO Defensie en Veiligheid)Prof. dr. Jan van Dijk (Universiteit Twente)Dr. Menno van Duin (Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid)Prof. dr. Michel van Eeten (Technische Universiteit Delft)Prof. dr. Georg Frerks (Universiteit Utrecht/Nederlandse Defensie Academie)Prof. dr. Beatrice de Graaf (Universiteit Utrecht)Prof. dr. Bob de Graaff (Universiteit Utrecht/Nederlandse Defensie Academie)Prof. dr. Ira Helsloot (Radboud Universiteit Nijmegen)Prof. dr. Erwin Muller (Universiteit Leiden)Dr. Astrid Scholtens (Crisislab)Prof. dr. Rob de Wijk (Universiteit Leiden)

aan dit nummer Werkten meeWalter Ammann, Charles Baubion, Marc Beemer, Tom Berk, Marianne ten Boden, Marc Bökkerink, Bart Burggraaff, Stephen Cauffman, Sladjana Cemerikic, Dan Chirondojan, Merijn ten Dam, Annemarie Dekker, Menno van Duin, Chris van Duuren, Joost van Elk, Marit van Galen, Paul Gelton, Heleen de Goeijen, Corsmas Goemans, André Griffioen, Roger de Haan, Natasja Hartzema, Alexander Heijnen, Menno Jansen, Paula Kaufmann, Raymond Kleijmeer, Corine van der Klis, Edith Kuiper, Renee Linck, Tessa Martens, Maarten van der Meide, Joost Meijs, Matthijs van der Mijn, Arnoud Molenaar, Jeroen Mutsaers, Wouter Oosterbaan, Esther Paalman, Seija Pijnse van der Aa, Elles Raadschelders, Gerrit van Rijssen, Esther Rosendahl-Slooff, Sabine van Rossenberg, Chris van der Schors, Brigitte Spee, Petra Steenbakker, Philip Stohr, Leon Strous, Frans van der Veen, Peter Verhallen, Michel van Waal, Linda Westhoff, Theo Weterings, Ralph Wille, Geert Wismans, Marco Zannoni, Marijn Zumker

fotografieSjoerd van der HuchtHelma IJsseldijk, SVDCMarcel MolleNCTV-NACMario RentmeesterRijkswaterstaat

vormgeving & drukXerox/OBT, Den Haag

© Auteursrechten voorbehouden.ISSN 187507561

Voor een gratis abonnement mail: [email protected] magazine is te downloaden via www.nctv.nl

Page 60: Magazine - Psychotraumanet...Magazine Nationale veiligheid en crisisbeheersing 14e jaargang 2016 nr. 4 Thema: Verbeteren crisisbeheersing pagina 3 Versterken cybersecurity pagina 38

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing 2016 - 4

cyber Security raad over cyberadvieS herna verhagen:

Nederland moet in beweging komen

Nederland loopt voorop in de digitalisering. Dat brengt grote economische en maatschappelijke kansen met zich mee. Daarentegen vormt cybercriminaliteit een steeds grotere dreiging. Om de kansen te kunnen blijven benutten zijn acties noodzakelijk die de digitale wereld veilig en vertrouwd houden. Dat staat in het adviesrapport dat Herna Verhagen, CEO van PostNL, donderdag 6 oktober overhandigde aan minister-president Mark Rutte en VNO-NCW voorzitter Hans de Boer. Zij schreef dit onafhan-kelijke rapport op verzoek van de Cyber Security Raad.

■ Martin Bobeldijk Communication Advisor Cyber Security Council

“Digitalisering brengt ons land veel economische groei en werkge-legenheid. Cyber criminaliteit bedreigt onze welvaart. Daarom zijn maatregelen en investeringen in de veiligheid op internet noodza-kelijk. Het moet net zo vanzelfsprekend zijn om aandacht te hebben voor online dreigingen als voor de beveiliging van je huis. Daarom zijn acties en investeringen in cybersecurity noodzakelijk”, aldus Herna Verhagen.

derde economische mainportNederland heeft een uitstekende digitale infrastructuur en is daarmee één van de meest ICT-intensieve economieën van Europa. Naast Schiphol en de Rotterdamse Haven vormt de digitale economie inmiddels de derde mainport van ons land. Dat biedt veel economische kansen en mogelijkheden tot innovatie. Naast kansen brengt deze digitale infrastructuur ook dreigingen met zich mee op het gebied van criminaliteit, spionage en sabotage. Het is daarom noodzaak om de cybersecurity in Nederland te versterken. Dat begint met meer aandacht: in de Tweede Kamer, de bestuurskamer en de huiskamer.

overheid, bestuurskamer, huiskamerDe adviezen uit het rapport gaan over de rol van de overheid, de rol van de private sector, de samenwerking tussen beide én digitale vaardigheden. Een belangrijk advies aan het nieuwe kabinet is de zorg voor een eenduidige politieke aansturing en het benoemen van een hoge functionaris voor cybersecurity. Deze hoge functiona-ris dient een meerjarig actieprogramma met investeringsagenda op te stellen en uit te voeren. De private sector moet gestimuleerd worden om zaken op orde te hebben en te voldoen aan randvoor-

waarden voor cybersecurity. Via de zorgplicht kan de veiligheid van digitale producten en diensten verbeterd worden. Voor private dienstverleners kan een accreditatie- of certificeringssystematiek ontwikkeld worden. “Zowel overheid als bedrijfsleven doen er goed aan om jaarlijks 10% van het ICT-budget te reserveren voor specifieke cybersecurity maatregelen”, adviseert Verhagen.

reactie cyber security raadDe Cyber Security Raad (CSR) onderschrijft de urgentie die spreekt uit het rapport van Verhagen en deelt haar mening dat cybersecurity vraagt om structurele aandacht van regering, politici, beleidsma-kers, bestuurders, toezichthouders, bedrijven en burgers. Iedereen heeft een verantwoordelijkheid in het gezamenlijk beschermen van onze economie, welvaart en maatschappij. Het is volgens de CSR noodzakelijk dat er structurele aandacht en financiering komt voor de digitale bescherming van Nederland, inclusief het bestrijden van cybercrime. Dit dient bestuurlijk verankerd én geborgd te worden. Ook zullen overheid en bedrijfsleven meer met elkaar moeten samenwerken om de economische kansen die onze digitale economie biedt te verzilveren en de bijbehorende dreigingen het hoofd te bieden. Publiek-privaat-wetenschappelijke samenwerking op het gebied van cybersecurity verdient daarom een stevige impuls. De Cyber Security Raad ziet het adviesrapport Verhagen als een belangrijk waarschuwingssignaal om Nederland op het terrein van cybersecurity in beweging te krijgen. Een brede en nationale aanpak is nodig om Nederland in alle lagen van de economie en maatschap-pij op een hoger niveau van cybersecurity te krijgen. Cybersecurity is randvoorwaarde voor een welvarend digitaal Nederland.