Magazine Licentiehouders

24
Licentiehouders digitaal magazine opleidingen 1 september 2012 INHOUD NUMMER 3/2012 2. Voorwoord: Samenwerken voor succes 3. Korte berichten 5. Opleidingen 6. Boeken 7. Uit de andere bladen 8. Baanatletiek masters 10. Social media: waardevolle aanvul- ling op trainerschap 12. Column: Historius 13. Trainer ondersteunt bij verantwoord hardlopen 15.De wandeltrainer de zomer door 17. Professioneel op weg naar de Spelen van 2028 18. Welk trainerstype ben jij? 20. Krachttraining en coördinatie 22. Buikgevoel COLOFON Het 'Digitaal magazine voor Licentiehouders', uitgegeven door de Atletiekunie, verschijnt viermaal per jaar. Het informeert gediplomeerde trai- ners met een licentie over trainersza- ken. 'Het licentiesysteem is bedoeld als kwaliteitsimpuls voor het sporttechnisch aanbod zoals dat bij atletiekverenigin- gen en loopgroepen wordt aangebo- den' (Licentiesysteem Atletiekunie). Incidenteel ontvangen trainers een digitale 'Nieuwsflits', een kort bericht dat niet kan wachten op het reguliere Magazine. Magazine nummer 4/2012 verschijnt 1 december. REDACTIE Hoofdredactie en lay-out: Sport Tekst en Uitleg Nederland, [email protected], www.steun.biz, 024-3566601. Redactieteam: Betty Hofmeijer, Jan Heusinkveld, Ton de Kort, Hannie Huber, Clemens Vollebergh. Aan de inhoud van deze nieuwsbrief werkten ook mee: Vince de Lange, Inge Poelmans, Feikje Breimer, Mariska Exalto Medewerker kaderontwikkeling Atletiekunie: Melanie Schüttler. Opmerkingen over de inhoud van de nieuwsbrief, bijdragen of suggesties voor De Kwestie: [email protected]. Licentiehouders van de Atletiekunie ont- vangen een link naar dit magazine per mail. Wijzigingen van het e-mailadres doorgeven aan: [email protected]

description

Digitaal magazine voor licentiehouders

Transcript of Magazine Licentiehouders

Page 1: Magazine Licentiehouders

Licentiehoudersdigitaal magazine opleidingen

1 september 2012

Inhoud nummer 3/2012 2. Voorwoord: Samenwerken voor succes 3. Korte berichten 5. Opleidingen 6. Boeken 7. Uit de andere bladen 8. Baanatletiek masters 10. Social media: waardevolle aanvul-ling op trainerschap 12. Column: Historius 13. Trainer ondersteunt bij verantwoord hardlopen 15.De wandeltrainer de zomer door 17. Professioneel op weg naar de Spelen van 2028 18. Welk trainerstype ben jij? 20. Krachttraining en coördinatie 22. Buikgevoel Colofon Het 'Digitaal magazine voor Licentiehouders', uitgegeven door de Atletiekunie, verschijnt viermaal per jaar. Het informeert gediplomeerde trai-ners met een licentie over trainersza-ken. 'Het licentiesysteem is bedoeld als kwaliteitsimpuls voor het sporttechnisch aanbod zoals dat bij atletiekverenigin-gen en loopgroepen wordt aangebo-den' (Licentiesysteem Atletiekunie). Incidenteel ontvangen trainers een digitale 'Nieuwsflits', een kort bericht dat niet kan wachten op het reguliere Magazine. Magazine nummer 4/2012 verschijnt 1 december.

redaCtIeHoofdredactie en lay-out: Sport Tekst en Uitleg Nederland, [email protected], www.steun.biz, 024-3566601. Redactieteam: Betty Hofmeijer, Jan Heusinkveld, Ton de Kort, Hannie Huber, Clemens Vollebergh. Aan de inhoud van deze nieuwsbrief werkten ook mee: Vince de Lange, Inge Poelmans, Feikje Breimer, Mariska Exalto Medewerker kaderontwikkeling Atletiekunie: Melanie Schüttler.

Opmerkingen over de inhoud van de nieuwsbrief, bijdragen of suggesties voor De Kwestie: [email protected]. Licentiehouders van de Atletiekunie ont-vangen een link naar dit magazine per mail. Wijzigingen van het e-mailadres doorgeven aan: [email protected]

Page 2: Magazine Licentiehouders

2 september 2012

De Olympische spelen zit-ten er weer Op. Voor de meerkampers minder suc-cesvol dan we hadden gehoopt, daar de afgelopen jaren de meerkamp in Nederland sterker is geweest dan ooit. Medailles op internationale titeltoernooi-en en het Nederlands record van Eelco Sintnicolaas zijn een gevolg van jaren ervaring en van samenwerking tussen atleten en coaches. De tOpmeerkampers in neDerlanD trainen bij ver-schillenDe cOaches.Het succes van de meerkamp is derhalve niet zomaar het gevolg van één goede coach. Een paar factoren voor het succes zijn wel eenvoudig te benoemen: ervaring, structuur van de Nederlandse atletiek en ‘de Nederlander’ is zowel fysiek, mentaal als sociaal geschikt voor de meerkamp. samenwerkingMaar als ik naar mijzelf kijk is er naast de bovenstaande factoren nog een andere, zeer belangrijke factor: samen-werking! Wat in het verleden zeer moeilijk was lukt tegenwoordig wel goed. Wij werken succesvol samen met zowel specialisti-sche coaches zoals Marita van Zwol en Gert Damkat die in het verleden (en ho-pelijk ook in de toekomst) geraadpleegd zijn maar vooral ook de samenwerking met Bart Bennema en de Belgische coach Wim Vandeven (coach Tia Hellebaut en Hans van Alphen) loopt erg goed. Zo trainen we regelmatig met drie nationaliteiten samen: Nederland, België en Frankrijk! Het gevolg is dat de coaches ervaringen en kennis gemak-kelijker kunnen uitwisselen maar ook dat de atleten van de verschillende coaches regelmatig samen trainen. Het lijkt me overbodig te zeggen dat dit een enorme stimulans is.

aDviezenSamenwerken kan ook heel lastig zijn, daarom een paar adviezen uit mijn ervaring: * kies coaches en atleten waarmee je samen wilt werken met zorg uit; * zoek coaches uit die je aanvullen en versterken; * zoek atleten uit die elkaar aanvullen en versterken; * wacht niet tot collega’s naar jou ko-men, ga zelf actief op zoek; * samenwerken is geven en nemen. Vaak begint een goede samenwerking

met veel geven; * zie collega’s niet als een bedreiging maar als een bron van inspiratie. haasEen van de allermooiste momenten op de Olympische Spelen vond ik dat Eelco Sintnicolaas zijn trainingsmaatje Hans van Alphen geholpen heeft op de afsluitende 1500m. Dit was alleen mogelijk omdat we de afgelopen jaren samen naar dit doel hebben gewerkt.

De voorbereidingen voor de Olympische Spelen in Rio 2012 zijn we inmiddels gestart. Afspraken zijn al gemaakt voor nog meer samenwerking, zelfs met een Cubaanse trainer. Ik hoop dat dit alle trainers in Nederland inspi-reert tot succesvol samenwerken! Ook op Olympisch niveau. Tekst: Vince de Lange. Foto: Paul Van Der Linde

samenwerken vOOr succes!

Page 3: Magazine Licentiehouders

3 september 2012

Korte berichten

Uitgebreider onderzoeK naar hardloopblessUresDe Academie voor Gezondsheidszorg van Avans Hogeschool in Breda breidt haar onderzoek naar sportblessures bij hardloopevenementen uit. Sinds 2009 doet ze onderzoek onder deelne-mers aan de Amgen Singelloop Breda. Ongeveer 700 daarvan doen mee aan het onderzoek, daar komen nu de ma-rathon van Rotterdam en de marathon van Eindhoven bij. Met het onderzoek willen onderzoekers Arianne Verhagen en Dennis van Poppel achterhalen welke factoren hardloopblessures ver-oorzaken en hoe deze in de toekomst te voorkomen zijn. Uit eerder onderzoek van Avans onder deelnemers aan de Singelloop bleek dat 19 procent een blessure had opgelopen. Het ging onder meer om knie- en achillespeesblessu-res. Een aantal mensen ging ongetraind van start. Zeer onverstandig want juist dan loop je grote kans op blessures. Een goede voorbereiding voorkomt veel ellende. Bron: Destem.nl, Peter Vierenhalm, 25 juni 2012 compressieKoUsen en hardloopprestatiesCompressiekousen (met een druk tot 40 mmHg) hebben geen effect op de hoeveelheid lactaat in het bloed, de maximale zuurstofopname, de zuurstof-spanning in het bloed, de hartslag, de vervorming van rode bloedcellen en de prestatie tijdens (sub)maximale inspan-ning. Het dragen van compressie-kousen lijkt dus niet bij te dragen aan prestatieverbetering. Dat kan gecon-cludeerd worden uit het onderzoek van Wahl et al. Bij duursporten, zoals lange afstand-lopen en triatlon, is het dragen van compressiekousen populair. Een van de ideeën achter het dragen van com-pressiekousen is dat het de bloed-stroom versnelt. Negen duurgetrainde hardlopers namen deel aan de studie van Wahl waarbij onderzocht werd of

de bloedstroom door het gebruik van compressiekousen toenam en de afvoer van lactaat werd bevorderd. Ook werd gekeken of lactaat ervoor zorgt dat rode bloedcellen vervormen, waardoor zij minder goed in staat zijn zuurstof af te geven aan de spieren. De duurspor-ters van gemiddeld 22 jaar, met een gemiddelde zuursfofopname van 58 ml/kg.min. werden getest bij het lopen met en zonder compressiekousen. Daarbij werd ook gekeken of er verschil is bij het lopen met meer of minder druk. Een kanttekening bij het onderzoek is dat een maximale zuurstofopname van 58 ml/kg.min, ondanks dat dit bovengemid-deld is, relatief laag is in vergelijking met waardes die bij topatleten worden gevonden. Topsporttopics.nl, T.H. (Herman) IJzerman, 7 november 2011, aldaar: Wahl P, Bloch W, Mester J, Born DP, Sperlich B (2011) Effects of different levels of compression during sub-maximal and high-intensity exercise on erythrocyte deformability. Eur. J. Appl. Physiol., DOI 10.1007/s00421-011-2186-7

springschenen door over-belastingSpringschenen, ook wel bekend als ’shin splints’, zijn in de sportwereld een pijnlijk bekend fenomeen. Maar ze zijn niet, zoals werd gedacht, het gevolg van beenvliesontsteking. Het Mediaal Tibiaal Stress Syndroom (MTSS), dat vooral voorkomt bij hardlopers, vol-leyballers, militairen en basketballers, blijkt overbelasting van het bot. Het heeft dus geen zin als fysiotherapeuten gaan rekken en strekken, wat tot nu toe de meest voorkomende behandeling is. Dat stelt sportarts Maarten Moen, die behandelmogelijkheden van MTSS onderzocht en daarop in mei promo-veerde aan het UMC Utrecht. Hij vond uit dat de ’shockwave-therapie’ het beste werkt. Hierbij worden met een luchtdrukapparaat impulsen afgegeven, waardoor meer botcellen worden aan-gemaakt. Sporters die nog geen één minuut konden lopen, konden dat na de

luchtdruktherapie 18 minuten zonder pijn. Ook voor de toekomstige sportlera-ren kan dit een uitkomst zijn, aangezien een derde van alle studenten daar lijdt aan shin splints. Bron: detelegraaf.nl, Arianne Mantel, 19 mei 2012 zes jaar langer leven door joggen 108 dagen van je twintigste tot je zeven-tigste een keer per week een uur joggen levert volgens Deense onderzoekers zes extra levensjaren op. Daarbij is een gematigde work-out beter dan een extreme. Tot die conclusie komen de onderzoekers van het Bispebjerg University Hospital naar aanleiding van de Copenhagen City Heart Study. Deze studie omvat de gegevens van ongeveer 20.000 mannen en vrouwen tussen de 20 en 93. De onderzoekers vonden dat een tot twee uur per week joggen de levensverwachting bij man-nen verlengde met 6,2 jaar. Bij vrouwen was dit 5,6 jaar. De resultaten van het onderzoek zijn in strijd met eerder onderzoeken die de gezonde aspecten van joggen in twijfel trekken of zelfs stellen dat het schadelijk is. Volgens de Deense onderzoekers leidt joggen echter tot verschillende gezondheids-voordelen waaronder een verbeterde zuurstofopname, verlaagde bloeddruk, minder overgewicht, gezondere hart- en bloedvaten en een betere psychische gezondheid. 'De mentale voordelen komen vooral door de sociale interactie die mensen hebben tijdens het joggen', verklaart onderzoeker Peter Schnohr. Bron: nu.nl, aldaar: presentatie Schnohr van onderzoeksresultaten op de EuroPrevent2012. Een bijeen-komst van de European Association for Cardiovascular Prevention and Rehabilitation (EACPR).

Page 4: Magazine Licentiehouders

4 september 2012

Korte berichten Winnaars sportappsIn de categorie Actief Sporten is Looptijden.nl de winnaar geworden van de Sport App Awards 2011. TCS Amsterdam Marathon is de grote win-naar geworden in de categorie Events. Binnen de categorie Second Screen heeft Rabo Cycling (iPad) de award binnengesleept en in de categorie Sportnieuws heeft Hockey.nl succes-vol de titel verdedigd. In de categorie Team/Leagues/Clubs is Eredivisie Live de winnaar. De winnaars werden op maandag 16 april 2012 bekend gemaakt tijdens het drukbezochte SPORTNEXT Diner in Bilderberghotel De Klepperman te Hoevelaken. Het thema van de avond was ‘All about SPORT and Apps’ en bracht sportorganisaties doelgericht dichter bij hun klanten. atleten Kunnen beter met pijn omgaanAtleten hebben een hogere pijngrens dan bankzitters en mensen die alleen in het weekend sporten. Dat blijkt uit onderzoek van wetenschappers van de Universiteit van Heidelberg. Zij bestudeerden de resultaten van vijftien onderzoeken en vergeleken de pijn-drempel en pijngrens van atleten en mensen die niet fanatiek sporten. De pijndrempel is het punt waarop je pijn begint te ervaren als reactie op bijvoor-beeld warmte of druk. De pijngrens is het maximum aan pijn dat iemand aankan. De pijndrempel bleek bij beide groepen ongeveer gelijk te zijn, maar atleten hadden een hogere pijngrens dan volwassenen die gemiddeld actief zijn. Hoeveel pijn ze konden hebben hing bovendien af van de sport die ze beoefenden. Competitiesporters, zoals voetballers, konden over het algemeen beter tegen pijn dan duursporters. Waarom atleten beter met pijn kun-nen omgaan, is niet onderzocht. Als je beweegt, maak je het 'gelukshormoon' endorfine aan. Mogelijk verlicht dat pijn. Volgens pijnonderzoeker Allan Basbaum van de University of California

zijn atleten bovendien zo gemotiveerd dat ze pijnsignalen liever negeren. 'De meeste sporters vragen zich niet af of het pijn doen, maar met hoeveel pijn ze toch nog door kunnen gaan', zegt Basbaum. Degenen die het best tegen pijn kunnen, hebben de grootste kans atleet te worden. Bron: gezondheidsnet.nl, Jolanda Niemantsverdriet, 21 mei 2012 goed sprinten; Kracht of technieK?Om vaart te maken tijdens het sprinten, moet kracht worden geleverd. Bij het afzetten ontstaat een reactiekracht die naar voren is gericht zodat je vooruit-gaat. Overigens moet de voet ook van de grond worden getild om te kunnen lopen waarvoor een kracht naar boven nodig is. Als een sprinter een grotere grondreactiekracht heeft, vergroot dit de sprintsnelheid. Sprinters starten in een houding waarbij ze ver naar voren buigen om zo veel mogelijk voorwaart-se kracht te kunnen leveren. Eerdere studies lieten zien dat naarmate de snelheid van een loper hoger wordt, de persoon steeds rechter op gaat lopen; de geleverde kracht naar voren wordt steeds minder. Is voor een goede sprint-prestatie vooral de kracht die een sprin-ter kan opwekken belangrijk of speelt de techniek van de afzet een grotere rol in het bereiken van een hoge snelheid? Twaalf mannen (gemiddelde leeftijd van 26 jaar) zijn getest op hun sprintpresta-ties tijdens de eerste 8 seconden van een sprint, op een gevalideerde sprint loopband die op vier krachtopnemers staat en tijdens een 100 meter sprint op een atletiekbaan. Twee van de 12 mannen zijn verspringers op nationaal niveau die goed kunnen sprinten. De andere 10 deelnemers zijn studenten. Het onderzoek van Morin et al laat zien dat verder naar voren buigen tijdens een sprint resulteert in een grotere reactiekracht naar voren. Het gevolg is dat een grotere afstand kan worden afgelegd in de eerste 4 seconden van de sprint (deze maat is gekozen zodat de resultaten ook bruikbaar zijn voor an-

dere sporten) en dat de 100 meter snel-ler kan worden gelopen. Hierbij is een hogere topsnelheid gemeten. De totale kracht die een sprinter levert beïnvloedt de prestatie niet. De twee ervaren verspringers zijn beter in staat verder naar voren te buigen tijdens het lopen. Het trainen van de juiste techniek kan een bijdrage leveren aan een betere sprintprestatie. De loopband kan effect hebben gehad op de uitvoering van de sprint. In het onderzoek bleken de ver-schillen minimaal. Dat de verspringers sneller lopen dan de studenten is niet verrassend. Er is echter niet onderzocht of de studenten sneller gaan lopen als ze verder voorover buigen tijdens het lopen. Daarnaast is niet duidelijk of de techniek aan te leren is. Hoe lang een voor overgebogen houding moet worden volgehouden voor het beste resultaat en onder welke hoek de meeste kracht kan worden geleverd is niet bekend. Bron: topsporttopics.nl, S. (Susan) Vrijkotte, 7 november 2011, aldaar: Morin J-B, Edouard P, Samozino P (2011) Technical ability of force applica-tion as a determinant of sprint perfor-mance.Med. Sci. Sports Exerc., 43: 1680-1688. flinK Wandelen goed voor diabeticiFlink wandelen lijkt goed te zijn voor mensen met diabetes type 2, de vorm van suikerziekte die wordt veroor-zaakt door een ongezonde leefstijl en overgewicht. Dat blijkt volgens inspan-ningsfysioloog Maria Hopman uit bloedtesten van een groep lopers die meegedaan heeft aan een training voor de Vierdaagse van Nijmegen. Hopman deelde op de eerste dag van de 4-daag-se mee dat insulinegevoeligheid van de groep wandelaars met 38 procent is verbeterd, wat volgens haar een 'enorm grote verbetering is'. De kans dat de pa-tiënten binnen 30 jaar aan de gevolgen van hun ziekte overlijden, is aanzienlijk afgenomen: bij mannen met 20 procent en bij vrouwen met 15 procent. Bron: nu.nl, 18 juli 2012

Page 5: Magazine Licentiehouders

5 september 2012

Nieuws vaN de afdeliNg opleidiNgeN plaNNeN 2012In het vorige nummer is een aantal plannen voor 2012 gepresenteerd, waaronder de vernieuwing van de website www.atletiekunie.nl/opleidin-gen. Deze vernieuwing is ondertussen afgerond. Neem daar gerust een kijkje. de Nieuwe opleidiNgeNHieronder het artikel uit St>rt, juli 2012, met een beschrijving van de nieuwe opleidingen. Per opleiding is een review van cursisten opgenomen. persoNele wijzigiNgeN Periode augustus – december 2012 Margot Kouwenberg is vanaf eind juli t/m 2 januari 2013 met zwangerschaps-verlof. Haar taken worden waar geno-men door de afdeling, ondersteund door Berry Koolstra, Bart Raijmakers en Paul Peters. Vragen kunnen in eerste instantie aan de afdeling gericht worden, via [email protected] of bellen via 026-4834800. Op de website vind je een aangepaste verdeling van de activiteiten en de bijbehorende contactpersonen. Tekst: Paul Peters opleidiNgsupdateHeb je passie voor de atletiek en wil je mensen graag iets bijbrengen? Dan voorziet de Atletiekunie in een drie-tal opleidingen voor trainers op elk gewenst niveau. De opleidingen zijn na een grondige evaluatie dusdanig aangepast dat het voor cursisten heel makkelijk is om met een opleiding te beginnen. In het cursusaanbod staat de behoefte van de cursist centraal, zodat je precies die sportieve bagage krijgt aangeboden, die je ook echt nodig hebt.

opleidiNg assisteNt-traiNers, Niveau 2 De Atletiekunie geeft de verenigingen de gelegenheid om deze opleiding zelf aan te bieden. Hiervoor is recent een toolkit ontwikkeld. Dit is een basispak-ket aan vaardigheden, speciaal voor verenigingen die zijn aangesloten bij de Atletiekunie. Je kiest uit de toolkit die handvatten die je nodig hebt. De cursisten maken geen gebruik van de Elektronische leerweg en er wordt geen toets afgenomen. Dat maakt de oplei-ding heel laagdrempelig. Na deze cur-sus kan worden deelgenomen aan de opleiding tot Basis Baanatletiektrainer, niveau 3. Een cursist over de opleiding voor Assistent-trainers:’De nieuwe oplei-ding is een toeganke lijke introductie in het hoe en waarom van goed training geven. Het werd me duidelijk dat goed training geven veel meer is dan alleen maar de juiste oe fenvormen gebruiken. Het was voor de deelnemers echt een eyeopener.’ opleidiNg tot Basis BaaNatletiektraiNer, Ni-veau 3De opleidingen tot Basis Baantletiektrainer, niveau 3, kun je als vereniging zelf aanvragen en is bedoeld voor de startende trainer, die zelfstan-dig training geeft. De Atletiekunie plant in overleg met de vereniging een oplei-ding op maat in. Hierbij moet gedacht worden aan de locatie, de periode en lestijden. De Atletiekunie is dus bemid-delaar. Trainers van de vereniging en trainers uit de omgeving kunnen zich hiervoor inschrijven. De cursist hoeft zelf geen jaarplan te schrijven, maar maakt gebruik van het jaarplan van zijn vereniging of een jaarplan dat is aan-geleverd door de Atletiekunie. Centraal in de cursus staan het plezier en het aanleren van vaardigheden. De cursus wordt afge sloten met het behalen van een diploma na het afleggen van de eindtoets. Cursisten over de opleiding tot Basis baanatletiektrainer:‘Door de opleiding

heb ik de basisbegin selen als trainer aangereikt gekregen en ik ben nu in staat om geheel zelf standig trainingen te verzorgen. Ik hoop mij in de toekomst verder te ontwikke len. Een goede start is gemaakt!’

opleidiNg hoofd- eN pres-tatietraiNer, Niveau 4 De opleiding tot prestatietrainer is het vervolg op de opleiding niveau 3. Ook deze opleiding wordt in samenspraak met de vereniging gepland en richt zich op (hoofd)trainers die zelfstandig training geven aan atleten die binnen de (eigen) vereniging prestatiegericht sporten.\ opleidiNg specialisatietraiNer, Ni-veau 4Wanneer je de opleiding tot presta-tietrainer hebt afgerond, kun je de opleiding tot specialisatietrainer volgen. Je kiest in dat geval voor één van de specialisatie-opleidingen en werkt met talentvolle atleten die op regionaal top-niveau sporten en naar het NK toewer-ken. Op de website vind je binnenkort alle informatie die je nodig hebt over deze opleiding. Denk je dat je al vol-doende bagage hebt om zelfstandig als (assistent)trainer aan de slag te gaan? Dan is het ‘rechtstreekse examen’ mis-schien iets voor jou. Dit houdt in dat je het leer traject volgt bij je vereniging of bij een ander opleidingsinstituut. Vervolgens neemt de Atletiekunie alleen het exa men af om te bepalen of je op het gewenste niveau functioneert. Kijk op www.atletiekunie.nl/opleidingen voor meer informatie. Hier vind je het gehele cursusaanbod terug. Tekst: Mariëtte Zeedijk

Page 6: Magazine Licentiehouders

6 september 2012

Boeken De Huisvrouw Die kon vliegenIn 1948 behaalde Fanny Blankers-Koen bij de Olympische Spelen in Londen vier gouden medailles: op de 100 meter sprint, de 80 meter horden, de 4 x 100 meter estafette en de 200 meter. Kees Kooman beschrijft in dit boek het leven van Fanny Blankers-Koen in al haar aspecten. Haar jeugd, haar hu-welijk, haar successen en het moeder-schap. Hij geeft een objectief beeld aan de hand van verhalen van de mensen om haar heen: haar kinderen, een van haar broers, haar collega-sportsters (en concurrenten) en andere betrokkenen. Daarnaast schetst het boek een mooi beeld van de opkomst van damesatle-tiek en de sport voor, tijdens en na de oorlogsjaren. Bovendien geeft het, in aanloop naar de Olympische Spelen in Londen dit jaar, een prachtig beeld van de Spelen in Londen, meer dan 50 jaar geleden. Met nieuwe, nooit eerder ge-publiceerde foto’s, nieuwe feiten en een voorwoord van Fanny Blankers junior. In 1999 werd Fanny door de Internationale Atletiek Federatie uitge-roepen tot atlete van de eeuw. In maart 2012 werd ze opgenomen in de Hall of Fame van de IAAF. De huisvrouw die kon vliegen, 240 pagina's Auteur: Kees Kooman Uitgeverij: De Boekenmakers ISBN: 978-94-91426-07-0 | NUR 491 Prijs: € 18,95

Beter presteren met triatlonMet dit inspirerende en rijk geïllus-treerde boek kun je meer uit je triatlon-carrière halen. Of je nu meer plezier wilt hebben als recreatief triatleet of je persoonlijke records wilt verbeteren, het kan allemaal! Dit boek bevat tips en adviezen van een triatlonexpert, een fitnessexpert en een voedingsexpert. Ook duidelijke stap-voor-staptrainings-programma’s en handige checklists ont-

breken niet. Kortom, dit boek bevat alles voor triatleten die beter willen presteren! De reeks 'Beter presteren met' is ge-schreven door een team van deskundi-gen. Aan 'Beter presteren met Triatlon' werkten mee: een triatlonexpert, een topzwemcoach, een wielrencoach met Tour de France-ervaring, een hardloop-coach en een sportpsycholoog. Beter presteren met triatlon Auteurs: Wielinga, Cowcher, Bernabei Uitgeverij: De Fontein/Tirion ISBN: 9789043914598 Prijs: € 16,95 De wanDelscHeurkalenDerDe Wandelscheurkalender 2013 is met zorg samengesteld door de Nederlandse Wandelsport Bond en de inhoud is rijk en gevarieerd. Wandelaars en wandelspecialisten vertellen over hun persoonlijke wandelervaringen. Verder geven ze tips over gezondheid, voeding, blessures en kleding. Uiteraard is er ruime aandacht voor wandelroutes en wandeltochten. De Wandelscheurkalender 2013, een jaar wandelen, een jaar scheuren Auteur: Anne-Marie van het Erve Uitgeverij: VBK Media Prijs: € 14,95 kracHttraining en coörDi-natieDe trainingsleer maakt traditioneel een onderscheid in kracht, snelheid, lenigheid, uithoudingsvermogen en coördinatie. Deze grondmotorische eigenschappen worden gezien als min of meer los van elkaar functionerende grootheden. In Krachttraining en co-ordinatie, een integratieve benadering betoogt auteur Frans Bosch dat dit onderscheid discutabel is. Hij laat zien dat de vijf eigenschappen eigenlijk nau-welijks recht van bestaan hebben als afzonderlijke grootheden. Een uiterst origineel en wetenschappelijk onder-bouwd uitgangspunt, dat niet eerder in een leerboek aan de orde kwam. De auteur schetst een model dat zich

baseert op wat er bekend is over de onderliggende processen op met name neurofysiologisch gebied. Zo worden processen van transfer tussen kracht-oefening en doelbeweging in kaart gebracht, en wordt een verband gelegd tussen motorisch leren en krachttrai-ning. (Sportspecifieke) krachttraining is in dit boek coördinatietraining onder verhoogde weerstand. Een uitgebreide beschrijving van dit boek vindt u ver-derop in dit magazine. Training van Kracht en coördinatie, 400 pagina's Auteur: Frans Bosch Uitgeverij: Van Stockum, internetboek-handel ISBN: 9789490951108 Prijs: € 49,50 tienkamp totaalTienkamp Totaal is een ode aan de Olympische tienkamp, die honderd jaar geleden voor het eerst werd gehouden. Auteur Bert Vreeswijk loopt in dit boek alle (technische) onderdelen van de meerkamp langs en biedt uitgebreide en goed gefotografeerde oefenstof aan. Ook schenkt hij aandacht aan de wedstrijdvoorbereiding en voeding.Atletiekcoach Bert Vreeswijk wil met dit omvangrijke naslagwerk zijn ervaring en die van (oud)-tienkampers en coaches overbrengen en daarmee de jongere generatie inspireren tot een succesvolle start in de meerkamp. Het beschrijft de (Olympische) geschiedenis van de sport, de mondiale prestatieontwikke-ling, de techniek van de technische atle-tiekdisciplines die de meerkamp omvat, de verschillende trainingsmethoden en trainingen. Tienkamp totaal, handboek voor begin-nende en gevorderde atleten Auteur: Bert Vreeswijk Uitgeverij: Stichting Atletiek Meerkampbevordering Prijs: € 34,75, € 37,50 (België)

Page 7: Magazine Licentiehouders

7 september 2012

Uit de andere bladen In deze rubriek vindt u artikelen op het interessegebied van atletiektrainers. Raadpleeg bij belangstelling het betref-fende magazine of de website. Sport en geneeSkUn-de, uitgave van de Vereniging voor Sportgeneeskunde (VSG en de Vlaamse Vereniging voor Sportgeneeskunde en Sportwetenschappen (VVS), nummer 2 mei 2012: Nicole M. Panhuyzen-Goedkoop, 'Sudden cardiac death', Kunnen wij sporters met een hoog risico op sport gerelateerde plotse dood, participa-tie verbieden? Inleiding op het arti-kel overgenomen uit BJSM 'Sudden cardiac death. Mandatory exclusion of athletes at risk is a step too far', 16-20, Br J Sports Med 2012;46:331-334. doi: 10.1136/bjsports-2011-090260. M.A.M. Alsemgeest, 'Onderbeenklachten door Plantaris hypertonie', 22-25. Wanneer plantaris hypertonie wordt geconstateerd is er meestal sprake van een kniegerelateer-de klacht. Hypertonie kan ook klachten geven in het onderbeen. Sportgericht, vakblad voor spe-cialisten in beweging, nr. 2 2012, www.sport-gericht.nl: Peter J. Beek, 'Nieuwe, praktisch relevante inzichten in techniektraining. Motorisch leren: snelle techniekcorrec-tie met Old Way New Way (deel 6)', 3-5. Strekking: eerdere leerprocessen leiden tot leerresultaten die kunnen interfere-ren met later leerprocessen. Armand Bettonviel, 'Niet alleen brand-stof en bouwstof. De andere effecten van koolhydraten en eiwitten', 6-9. Conclusie: In wedstrijdsituaties waarin series of onderdelen elkaar, verdeeld over één of meerder dagen, opvolgen dient zeer kritisch gekeken te worden naar de samenstellingen en timing van voeding. Martin Moons, 'Meten en trainen van spronghoogte in sport en revalidatie.

Het effect en de toepassing van gang-bare trainingsvormen (deel 5)', Trainen van spronghoogte is op vele manier te benaderen. Niki Stolwijk, 'Wandelaars op de voet gevolgd. Afwikkeling en belasting van de voeten tijdens de Nijmeegse Vierdaagse', 34-37. Nienke Loois, 'Het niets verhullende lichaam. Aandacht voor non-verbale communicatie kan prestaties helpen verbeteren', 42-45. Daniëlle Driessen, 'Uit de sportpsycho-logische praktijk. Mijn ouders en ik doen aan topsport', 46-48. Sportgericht, vakblad voor spe-cialisten in beweging, nr. 3 2012: Peter J. Beek, 'Nieuwe, praktisch relevante inzichten in techniektraining. Motorisch leren: oefening in combinatie met slapen baart kunst (deel 7), 2-6. 'Het lijkt in ieder geval zaak regelmatig en voldoende lang te slapen waarbij een 'power nap' tussen de trainingen door zeker geen kwaad kan.' Wigert Thunissen, 'De biomechanica van het sprinten. De techniek van het lo-pen op maximale snelheid (deel I)', 7-12. Artikel zet een concept van sprinten uit-een gebaseerd op korte grondcontacten en snel voorbereiden op de volgende 'hamer' actie. Sarina van Mourik & Jorrit Rehorst, 'Intrinsieke risicofactoren voor het ont-staan van het patellofomorale pijnsyn-droom', 13-15. Jos Geijsel, 'VO2max en ecologische validiteit', 22-24. Armand Bettonviel, Pim Koolwijk & Wigert Thunissen, Bicarbonaat effectief bij sprint(st)ers?', 25-27. Jo de Ruiter, Wout Werker & Menno Zuidema, 'Running economy en pas-frequentie', 32-36. In hoeverre kiezen ervaren en onervaren lopers tijdens lopen een comfortabele loopsnelheid en pasfrequentie waarbij hun energie-gebruik minimaal is? leiStUngSSport 3/2012 mei 2012 www.dosb.de Oliver Faude & Tim Meyer,

'Regeneration im Leistungssport', 5-11. Artikel met de stand van zaken over herstel en prestatiesport. Er worden vier aanbevelingen gedaan, inclusief op het gebied van voeding en slaap. Patrick Hegen & Wolfgang Schöllhorn, 'Gleichzeitig in verschiedenen Bereichen besser werden, ohne zu wiederholen', 17-23. Het Duitse voetbal anno 2012 is qua mentaliteit én tech-niek wereldtop. Het artikel beschrijft het tegelijkertijd aanleren van twee geheel verschillende voetbalbewegingen en past daarmee mooi in de serie van twee artikelen in nummer 1 en 2/2012, Digitaal Magazine (hoe leert mijn atleet techniek het best te gebruiken), en biedt in het verlengde daarvan een interes-sante uitbreiding, die ook in de atle-tiek, bijvoorbeeld in de meerkamp, kan worden toegepast. Klaus Wirth & Dietmar Schmidtbleicher, 'Auswirkungen eines exzentrischen Krafttrainings für die untere Extremität auf unterschiedliche Maximal- und Schnellkraftparameter', 33-38. Verslag van een experiment waarbij de invloed van het trainen met supra-maximale ge-wichten op de maximaal- en snelkracht wordt onderzocht. De uitkomsten zijn gemengd (niet op alle gebieden is het effect even duidelijk aanwezig). leiStUngSSport 4/2012 juli 2012 www.dosb.de Rolf Geese, 'Einfluss von neuromus-kulärer Präaktivierung auf die Leistung im Sprint', 28-33. U kent dat wel: de sprinter die vlak voor hij/zij in het startblok knielt een aantal keren met ongeveer gestrekt knieën kaatsend springt in de hoop/verwachting, dat dat de prestatie ten goede komt. Het experi-ment bevestigt in zijn algemeenheid het bestaan van deze pre-activering. Artikel geeft ook richtlijnen hoe waarop maximaal geprofiteerd kan worden van dit fenomeen. Tekst: Jan Heusinkveld en Clemens Vollebergh

Page 8: Magazine Licentiehouders

8 september 2012

Eind 2009 dacht coach Ton Eijkenboom uit Apeldoorn dat z’n toen inmiddels twee jaar durende atletiekpensioen definitief zou zijn. Niets bleek minder waar. Toen een groepje enthousiaste masters hem op een avond vroeg hen training te geven ging hij weer overstag. Sindsdien zijn er weer drie momenten in de week waarop hij zijn trainersjas aantrekt en z’n atleten met raad en daad bijstaat. Aan de vooravond van de start van de 27e Olympische Zomer Spelen 2012 in Londen spreek ik de in-middels 76-jarige, maar nog geenszins aan enthousiasme ingeboet hebbende topsport trainer-coach Eijkenboom, over zijn nieuwe atleten doelgroep: de baan atletiekende masters!

Olympisch cOachDrie Olympische Spelen maakte de sympathieke trainer coach overigens daadwerkelijk zelf mee. Bij de Spelen van 1968 was hij in Mexico City getuige van de fenomenale 8.90m vertesprong van Bob Beamon en in 1988 in Seoel van de 100m sprint finale met winnaar Ben Johnson. De 'talk of the town'

toen, die zijn gewonnen goud al na 1 dag weer kon inleveren in verband met dopinggebruik. Tijdens de edities van Mexico en Seoel was Eijkenboom als bondscoach meerkamp aanwe-zig. In 1996 in Atlanta, zijn 3e editie, begeleidde hij als persoonlijk coach meerkamper en pupil Jack Roosendaal. Eijkenboom vertelt met stralende blik dat hij in deze tijd een zeer succesvolle trainingsperiode kende met veel goede atleten waarop hij met enorm veel plezier terugkijkt. Hoogtepunt uit de inmiddels meer dan 55 jaar(!) durende trainerscarrière, is het jaar 1997. Daar wist Nederland in Finland zowel bij de mannen als de vrouwen in de First League de Europa Cup Meerkamp te winnen. Saillant detail; zes van de acht meerkampers waren AV34 atleten die door hem werden getraind! Jack Rosendaal, Ferry Zijl en Remco van Veldhuijzen maakten deel uit van het succesvolle mannenteam. Anoek van Diessen, Ester Goossens en Saskia Meijer waren lid van het vrouwenteam. 'De eerste en enige keer dat zoiets tot nu toe is voorgekomen', zegt hij trots.

BegeleidenHet is met zoveel succes en zoveel jaren van trainingservaring eenvoudig om af te dwalen van datgene waar dit interview om was begonnen, name-lijk inzicht krijgen in het trainen van masters die baanatletiekonderdelen doen. Wat train je wel en wat niet, wat is het belangrijkste trainingsaccent, zijn er verschillen in belastbaarheid etc. Eijkenboom geeft aan na ruim 2,5 jaar mastertraining daarover wel het een en ander te kunnen zeggen. 2,5 jaar blijkt trouwens veel meer dan 2,5 jaar te zijn. Zoon Ron is namelijk al geruime tijd in het masterscircuit actief en niet alleen in eigen land. Zo vertrekt de familie half augustus naar Zittau waar dit jaar het EK voor Masters wordt gehouden. Ook eerdere jaren werden er al diverse inter-nationale toernooien bezocht waardoor Eijkenboom goed op de hoogte is van wat er aldaar in de diverse masterca-tegorieën wordt gepresteerd. Zijn zoon begeleiden en het besluit masters te gaan trainen vullen elkaar zo uitstekend aan.

Baanatletiek masters

Op papier zijn het er ruim 20. In praktijk is er een harde kern van zo’n acht atleten die steevast acte de présence geeft op de clubtrainingen voor de masters baanatletiek van AV34 in Apeldoorn. Voor topcoach meerkamp Ton Eijkenboom (een nieuwe) uitdaging.

Page 9: Magazine Licentiehouders

9 september 2012

Beginnende masters'Overwegend mannen' zegt Eijkenboom als ik informeer naar de globale groeps-samenstelling van zijn atletengroep. 'De meesten tussen de 35-40 jaar, een paar tussen de 40-45 jaar, weer iets meer tussen de 45-50 maar ook nog een aantal van boven de 55. De gemiddelde leeftijd ligt zo rond de 45 jaar, waarbij er sprake blijkt te zijn van een mix van atleten die altijd al aan baanatletiek deed en een aantal dat geheel blanco, zonder enkele atletiekachtergrond binnen is gekomen. Vaak zijn de eigen kinderen die aan atletiek zijn gaan doen de reden dat ze zelf ook gaan beginnen. ‘Eigenlijk vind ik het ’t leukst om met deze beginners aan de slag te gaan’ veert Eijkenboom op. ‘Met hen is er namelijk nog goed progressie te boeken in tegenstelling tot degenen die altijd al aan atletiek deden. Deze 'oud-atleten' zie je eigenlijk heel geleidelijk aan tel-kens ietsje minder presteren’. En voegt hij er aan toe 'beginnende masters zijn beter coachbaar, ze moeten het klappen van de zweep nog helemaal leren'. In het kader van het presteren en progres-sie boeken komt nog even de dit jaar voor het eerst gebruikte omrekentabel voor masterprestaties aan de orde. Op deze manier kan een 100m tijd van een 60-jarige naast die van een 40-jarige in perspectief worden geplaatst. Heel motiverend in met name ook de lande-lijke competitie is Eijkenboom’s mening hierover.

Voorzichtig zijn en de Be-lasting indiVidueel afstem-men Over wat Eijkenboom het meest ken-merkend vindt voor zijn trainingsaan-pak, hoeft hij niet lang na te denken: 'Je moet bij masters, nog meer dan met jonge atleten, ongelooflijk voorzichtig zijn met wat je ze laat doen. Eigenlijk ben je alleen maar bezig met het lijf heel te houden. Een blessure op oudere leeftijd doet je altijd erg ver terugval-len. Je hebt naast de vaak lange tijd die nodig is voor het herstel van het letsel natuurlijk te maken met een periode

van inactiviteit waardoor de conditie terugloopt. Maar gelijktijdig heb je ook nog te maken met een teruggang in functies door het ouder wordende lichaam. Al met al is het een hele toer voordat je weer op je oude niveau bent, als je dat al haalt. Het is, zo vervolgt Eijkenboom, om die reden ook zo belangrijk goed de ins and outs te ken-nen van de oefeningen die je je atleten laat uitvoeren. Zo werk ik amper met sprongvormen. Zeker niet als mensen dat nooit gedaan hebben. Daar krijgen ze last van in de vorm van bijvoorbeeld spierpijn, kleine pijntjes etc. die er op zich zelf weer voor kunnen zorgen dat een blessure ontstaat. En mensen diep laten gaan op training is ook iets waar-van Eijkenboom zegt dat hij daar zeer terughoudend mee is: 'Ik laat ze nog best een aardige omvang maken, maar altijd in een goed te beheersen tempo. Verkramping vergroot opnieuw het bles-sure risico enorm. ’s Winters zo rond de 75%, zomers maximaal een 10% meer. Daarnaast is het een absolute must de belasting aan te passen aan wat iemand kan en daarin ook de leeftijd mee te nemen. Iemand van 55 jaar kun je niet hetzelfde laten doen als iemand van 40 ook al presteert de eerste in verhouding beter. Na een gezamenlijke warming-up is het dus altijd differentiëren geblazen', benadrukt Eijkenboom. Vrij Van training als je kind een wedstrijd heeftOmdat de meeste atleten niet meer dan 3 maal per week trainen staat het trainen van techniek altijd centraal in de training. Niet alleen de techniek van het onderdeel, maar ook de techniek van het bewegen op zichzelf. De lange, rustige warming-up is daarvoor heel ge-schikt. Daarnaast traint Eijkenboom zijn atleten op kracht en lenig- en beweeg-lijkheid. Dat hij daarbij ook z’n masters aanspoort tot het verleggen van gren-zen blijkt wel: 'Daarvoor geef ik ze dan huiswerk mee, want over het algemeen heeft de 'beginnende' master daar heel veel baat bij. En dat gaat echt niet ten koste van alles. Want als een kind

van één van mijn masterpupillen een wedstrijd heeft, wordt de masteratletiek in perspectief geplaatst. Vrij van training en bezoek de wedstrijd van je kind is dan mijn stelregel', zegt hij resoluut tot besluit van het prettige gesprek. Tekst: Betty Hofmeijer

Page 10: Magazine Licentiehouders

10 september 2012

Wat zijn je activiteiten als atletiektrainer?Alex (LT3, Runningtherapeut, Beweegkuurinstructeur): 'Ik ben trai-nerscoördinator van O.S.S.-VOLO uit ‘s-Hertogenbosch en heb daarnaast een eigen bedrijf; Lerenhardlopen.nl. Hiermee probeer ik mensen aan het bewegen te krijgen en te houden: begin-nersclinics, vitaliteitsprogramma’s voor bedrijven en personal coaching voor particulieren.' Guido (Bondscoach Dutch Parathletics Team): 'Ik geef dagelijks training aan mensen met een lichamelijke handicap. Op dit moment met name atleten met een amputatie. Ook zit er 1 spastische sprinter in mijn groep.' Vince: 'Ik ben bondscoach tienkamp en begeleid op dit moment vooral Eelco (Sintnicolaas) op weg naar de Spelen in Londen. Maar ook junioren Pieter Braun en Maureen Rots naar de Wereld junioren kampioenschappen .' Wat voor trainingen ver-zorg je? Alex: 'Beginnersclinics, bedrijfstrainin-gen, Run to the Start en runningthera-pie waarbij ik via hardlopen mensen met milde depressieve gevoelens weer zin in het leven geef (als onderdeel van een totale behandeling).' Guido: 'We trainen dagelijks, meestal 2 trainingen per dag. De meeste trainin-

gen vinden plaats op Papendal. Alle gangbare atletiektrainingen komen daarbij aan de orde. Ik ben een groot voorstander van breed trainen.' Vince: 'Het betreffen tienkamptrainin-gen: 1-2x per dag en 6 dagen per week. Hierbij worden alle aspecten getraind met snelheid als belangrijkste aspect.' Hoeveel tijd per Week ben je kWijt aan begeleiding? Alex: 'Mijn begeleiding gebeurt veelal op locatie, ik voorzie de deelnemers van een schema en vaak geef ik zelf ook de training. Ik onderhoud contact met Atletiekunie, opdrachtgevers, klan-ten omtrent voortgang en evaluatie. In totaal ben ik hier 20 uur per week mee bezig. Sommige perioden zijn drukker dan andere.' Guido: 'Zowel voor mij als voor de atleten is dit een fulltime job. De ver-houding training geven versus andere zaken verschilt per periode van het jaar. Gemiddeld zou je kunnen zeggen 60% training geven, 40% andere zaken. In de aanloop naar de PS van Londen 2012 valt er veel te regelen en trainen de atleten wat minder, nu dus 50/50.' Vince: 'Voor mij is het een dagtaak, de ene keer hectischer dan de andere, dat is inherent aan het trainersvak. De ac-tiviteiten bestaan vooral uit het training geven maar er zijn natuurlijk ook veel contacten met de bond, andere trainers,

media. Daarnaast maak ik trainings-schema's en wedstrijdplanningen' van Welke social media maak je bij jouW begelei-ding gebruik? Alex: 'Ik gebruik Facebook, Twitter en Linked In om regelmatig berichten te posten, nieuws te verspreiden of lopers te informeren over bijzonderheden of gebruik van bepaalde apparatuur. Daarnaast maak ik regelmatig gebruik van Foursquare, Pinterest en Path en Branch Out om overige nieuwtjes te delen. Zoals nieuwe type schoenen, trainingsmethodieken, gadgets of an-dere wetenswaardigheden.' Guido: 'Ik heb een Twitter-account over het team en mijn werkzaamheden daarbinnen. Voor de rechtstreekse com-municatie met de atleten is Whatsapp een onmisbaar instrument. Daarnaast heb ik met de atleten een gezamenlijke dropbox voor de schema’s.' Vince: 'Ik gebruik vooral Twitter. Facebook minder, vooral voor contac-ten met oud-atleten en buitenlandse collega's. En als ik twitter doe ik dat niet vaak: je moet wel iets te melden hebben.' is de effectiviteit van jou als trainer dankzij de in-zet van social media gro-ter dan voorHeen?Alex: 'Ja, Het gebruik van social media maakt het contact makkelijker, werkt drempelverlagend en mensen krijgen vaak snel antwoord op een vraag. In combinatie met mijn eigen site werkt de Facebookpagina ook informatief en heeft het een aanzuigend effect voor

Sociale media: waardevolle aanvulling trainerschap

Voor interactie met hun atleten, volgers en media zetten trainers social media in: Hoe en waarom? Atletiektrainers Alex Bekkers, Guido Bonsen en Vince de Lange aan het woord.

Page 11: Magazine Licentiehouders

11 september 2012

nieuwe klanten/leden voor de club of mijn eigen bedrijf. Social media zie ik als aanvulling op mijn aanwezigheid tij-dens de trainingen/bijeenkomsten: niets werkt beter dan instructies op de locatie zelf met de loper in de buurt. ' Guido: 'Dat geloof ik niet, het is wel handig, bijvoorbeeld dropbox. Twitter is een heel goed instrument om mensen op de hoogte te houden van het team. Je creëert je eigen platform. Maar dan heb ik het vooral over belangstellenden die het team volgen. Niet voor mensen binnen het team.' Vince: 'Het voordeel van Twitter is dat het direct en openbaar is. Als Eelco in Götzis een tienkamp draait en de uitslag van bijvoorbeeld de 100 meter direct op internet staat, kan ik dankzij Twitter deze prestatie duiden. Bijvoorbeeld dat de accelaratiefase nog niet hele-maal in orde was. Journalisten die dit lezen kunnen vervolgens in interviews beter geïnformeerd op zaken ingaan. Een ander voordeel is dat je geruchten direct kunt ontzenuwen. Zo ontstond bij de Gouden Spike in Leiden het idee dat Eelco niet aan meerdere onderdelen meedeed vanwege financiën, terwijl de organisatie hem niet bij alle gewenste onderdelen kon laten meedoen. Dankzij een tweet zette hij dit beeld recht en corrigeren de media hun eerdere berichtgeving. Dus het versturen van tweets heeft zeker een toegevoegde waarde bij mijn activiteiten als trainer. ' Atleten en sociAl mediA? Alex: 'Vaak zijn de atleten al actief op Facebook of andere social media en word je in eerste instantie gewoon toegevoegd en/of gevolgd. Het zijn de boodschappen die je plaatst die de meerwaarde bepalen van de social me-dia en waardoor mensen je berichten liken of retweeten. Het is de kunst een aanvullend bericht onder de ogen van je lopers/volgers te krijgen. ' Guido: 'Bijna alle atleten hebben Twitter

en Facebook . Veelal een vervanging van de website. Ik gebruik Facebook puur en alleen privé. Houd atletiek daar zoveel mogelijk buiten. Ik denk dat je als trainer van de Atletiekunie ook een pr-functie heb. Als wij de atletiek niet verkopen doet niemand het. Twitter is daarbij belangrijk om jonge mensen te bereiken. De beperking van 140 tekens maakt het een krachtig en zeer actueel instrument.' Vince: 'Atleten reageren zonder uitzon-dering enthousiast op tweets: het is direct en ze weten het zelf ook goed in

te zetten.' Guido: 'Twitter is belangrijk om jonge mensen te bereiken. De beperking van 140 tekens maakt het een krachtig en zeer actueel instrument.' sociAl mediA promoten onder trAiners?Alex: 'Het gebruik van social media is een sociaal iets. Niet iedereen heeft er iets mee. Ik denk dat het in een work-shopvorm meer onder de aandacht ge-bracht kan worden, ter aanvulling op de bestaande kennis. Als de trainer het zelf omarmt en als toegevoegde waarde ziet

is het zinvol. Veel verenigingen hebben ook al een Twitter- of Facebook-account waardoor de trainer snel zijn doelgroep kan bereiken. Guido: 'Bewustwording bij social media is wel belangrijk. Maar verder is het vooral kwestie van doen, je gezond verstand en enthousiasme gebruiken. In de hectiek van alledag denk ik dat social media een prima kans zijn jeugd en dus nieuwe atleten te bereiken. Het afdoen als niet nodig of ‘iets voor de jeugd’ is naar mijn mening afhaken in de nieuwe wereld. Iets wat een trainer, die werkt met jonge mensen, zich niet kan permitteren.'

WAt zijn de vAlkuilen vAn sociAl mediA?Alex: 'Het gebruik van social media zie ik als een aanvulling op het bestaande aanbod van de trainer. Mensen moeten zelf goed kritisch blijven en steeds be-denken wat men wil met de informatie van de social media. Natuurlijk spelen soms commerciële belangen een rol waardoor berichten niet altijd even ob-jectief en zuiver van aard zijn. ' Guido: 'Wat je er op zet is openbaar en kan een eigen leven leiden. Wees wijs. Pas op met privé en zakelijk door el-kaar. Zorg dat je ook nog een privéleven overhoudt. Niet alles hoeft via social media. Maar wees ook niet bang.' Vince: 'ik probeer altijd serieuze infor-matie te geven, alhoewel het ook wel luchtig mag zijn. Als er bijvoorbeeld enorme plassen water op de baan lig-gen waar wij moeten trainen, maken we een foto en versturen die via Twitter. Als ik een bericht verstuur -en daar wijs ik mijn atleten ook op- denk ik dat ik ergens op een groot stadsplein mijn mening verkondig. Dan pas je vanzelf je boodschap daarop aan. Daarnaast probeer ik altijd correct te spellen in mijn tweets.' Tekst: Clemens Vollebergh

sociAl mediA

Page 12: Magazine Licentiehouders

12 september

Wanneer deze column in uw mail-box landt, zijn ze in volle gang. De Paralympics, Met op de atletiekbaan onder meer de kanjers van het Dutch Parathletics Team, die zich onder de bezielende leiding van de bondscoa-ches Guido Bonsen en Arno Mul een slag in de rondte hebben getraind om in Londen optimaal te presteren. En met Oscar Pistorius, de Zuid-Afrikaanse Blade Runner, die zo ontzettend hard loopt op zijn protheses van koolstofve-zel. En die door zijn toptijden op de 400 meter een brug wist te slaan naar de valide atletieksport. SciencfictionBlade Runner was ook de titel van een sciencefiction film uit 1982, met Harrison Ford en Rutger Hauer. Persoonlijk vind ik dat maar een beetje enge film. En het zag er lang naar uit dat ook de sportieve rolprent van Oscar Pistorius geen happy end zou krijgen. De drievoudig gouden medaillewinnaar van de Paralympics in Beijing wilde immers dolgraag deelnemen aan de Olympische Spelen van Londen. Dat leek er niet in te zitten maar uiteindelijk gingen de lichten voor dit boegbeeld van de Paralympische atletiek tóch op groen. Dat gaf brandstof aan allerlei anti-lopers om zich met het Olympische debuut van Pistorius te gaan bemoeien. ‘Dat hij meedoet is niet eerlijk. Hij kan niet geblesseerd raken. Dan schroeft ie gewoon een paar nieuwe benen onder’, betoogde Peter Heerschop op RTL 4. ‘Hij kan niet verzuren’ deed ook Giel Beelen op 3FM een duit in het zakje.

Gelukkig waren er mensen die het meedoen van ‘de snelste man zonder benen’ wél op waarde wisten te schat-ten. Ik raakte oprecht ontroerd door een tafereel na afloop van de halve finales, het eindstation voor de Zuid-Afrikaan. Kirani James, die een dag later de Olympische titel voor zich op zou eisen, benaderde Pistorius met het verzoek om de naamnummers, die beide heren op de borst droegen, te ruilen. En zo geschiedde, waarbij de verbaasde blik op het gezicht van Pistorius boekdelen

sprak. Dat gebaar betekende de ultieme acceptatie van Blade Runner in de we-reld van de snelle mannen mét benen. Daar werd atletiekhistorie geschreven. Met dank aan een pas 19-jarige atleet uit Grenada. Ik ben benieuwd wanneer daar een film over gemaakt wordt … Ton de Kort

HiStoriuS

Page 13: Magazine Licentiehouders

13 september 2012

Onderdeel van die informatie is het aan-geven van pijnbeleving tijdens trainin-gen. De KTS groep heeft hierbij gebruik gemaakt van de Visual Analogue Scale, de VAS-schaal. Ieder jaar beginnen duizenden Nederlanders met hardlopen. De een start ermee om af te vallen, de ander wil een betere conditie en sommigen maken een hele omslag in levensstijl. Beginnen met hardlopen heeft meer om het lijf dan alleen hardloopschoenen aantrekken en gaan rennen. De belas-

ting van de sport vraagt een gedegen en gefundeerde aanpak. Een belangrijk onderdeel van het ontwikkelen van het loopplezier is dat starters leren luisteren naar hun eigen lichaam. Daarvoor is begeleiding nodig. Schenen‘Ik begon met rennen met Evy, een Belgische podcast die schematisch naar het lopen van 5 kilometer toewerkt. Gewapend met mijn ipod en spiksplin-ternieuwe Nike’s van de hardloopzaak ben ik aan de slag gegaan. De eerste

trainingen gingen fantastisch en ik had er veel lol in. Ik heb me daarom ingeschreven voor de Marikenloop. Na drie maanden zou ik zeker 5 kilometer kunnen hardlopen! Na twee weken kreeg ik wat last van mijn linker scheen. Ik dacht dat het spierpijn was en liep gewoon volgens schema drie keer in de week door. Weer twee weken later voelde ik mijn scheen niet alleen tijdens het hardlopen, maar ook tijdens de trap op en af en het stukje wandelen met de hond. Ik had nog steeds het idee dat het spierpijn was. Na de vijfde week kon ik mijn schema eigenlijk niet meer volhou-den. Maar afhaken past nu eenmaal niet bij mij, ik moest en zou die 5 kilometer rennen. Achteraf had ik gewoon beter naar mijn lichaam moeten luisteren. Ik had moeten stoppen met het schema. Nu ben ik bij de huisarts geweest en die heeft me doorverwezen naar de fysiotherapeut. De klacht, constante pijn aan mijn linker scheen. De diagnose: springschenen. Helaas kon ik daardoor niet meedoen met de Marikenloop.’ PijnbelevingOp internet kunnen beginners duizend en één sites vinden waarop schema’s en tips staan. Goed schoeisel, rustig opbouwen, loopschema’s en zelfs de bovengenoemde podcasts; echt alles is te vinden. Een belangrijk onderdeel ontbreekt op de meeste sites en dat is de uitleg van pijn en de beleving ervan. Iedereen heeft een andere pijnbeleving. Welke pijn hoort bij het verleggen van grenzen en wanneer wordt de pijn een serieuze klacht?

Trainer ondersteunt bij verantwoord hardlopen

De Vereniging voor Sportgeneeskunde heeft samen met de Kennis Transfer Sportgezondheidszorg (KTS) groep Hardlopen speciaal voor beginners alle ins en outs van het starten met hardlopen uitgewerkt.

Page 14: Magazine Licentiehouders

14 september 2012

Het herkennen van pijn en de beoorde-ling ervan is iets dat starters moeten leren. Als het lichaam nog nooit, of heel weinig, sportief uitgedaagd is dan is spierpijn vaak de eerste ‘klacht’. Maar ook loopklachten aan enkels, schenen en andere spieren en gewrichten. Wat is de Vas-schaal?De VAS-schaal is een veelgebruikte en betrouwbare manier ervaring van klachten (of de afwezigheid ervan) aan te geven met een cijfer. Klachten zijn de symptomen die een belemmering zijn voor de fitheid van sporters. Omdat klachten door iedereen verschillend worden geïnterpreteerd, is het handig ze uit te drukken met een cijfer. De schaal is simpel en voor iedereen te begrijpen. Bij veel klachten is het cijfer in de schaal hoger, bij weinig klachten is het cijfer lager. Een 10 staat voor de meest ondraaglijke klachten die een sporter kan ervaren, een 1 staat voor praktisch geen klachten. De schaal is een leidraad tijdens en na afloop van trainingen en helpt beginners om op een veilige manier, blessurevrij toe te werken naar een haalbaar doel. hoe Werkt de Vas-schaal?Na trainingen vullen beginners op het loopschema in welk cijfer ze geven aan de tijdens de training ervaren klachten: bij een score van 2 of lager start de sporter de volgende training in het schema, bij een 3 volgt de sporter nogmaals dezelfde training, bij een score van 4 of hoger begint de sporter vooraan in het schema om verergering van klachten te voorkomen. de rol Van de trainerDe meeste trainers zijn bezig met het begeleiden van sporters naar hogere niveaus. In veel sporten wordt daar-door weinig aandacht geschonken aan beginners en recreanten. Binnen de atletiek is de laatste jaren steeds meer aandacht voor de grote groep ‘trim-mers’ ontstaan. Dit kan nog altijd beter en hoeft niet eens zoveel tijd te kosten.

Veel beginners zitten niet te wachten op vaste trainingstijden, loopgroepjes en andere verplichtingen. Ze willen gewoon lopen wanneer het hen uit komt. De rol van de trainer bij het begeleiden van beginners kan zich daardoor beperken tot het verzorgen van een goed loop-schema en het monitoren van de voort-gang hiervan. Met het inpassen van de VAS-schaal in de trainingsschema’s is het voor trainers gemakkelijker klachten te monitoren. Beginners kunnen zelf aan de slag met het schema en trainers kunnen de voortgang van de sporters gemakkelijk volgen. De intensiteit van het volgen van de sporters hoeft niet hoog te zijn. Dagelijks, of zelfs wekelijks volgen van de sporters is met een goe-de uitleg van de VAS-schaal overbodig. Eens per maand een terugkoppeling zou kunnen volstaan. Vooruitgang‘Ik was al een tijdje aan het aanmodde-ren met schema’s en tijden die ik van in-ternet had geplukt. Ik bleef zoeken naar betere, want was niet tevreden over mijn vooruitgang. De schema’s waren of te complex, of te gemakkelijk. Aansluiten bij een loopgroep zag ik niet zitten. Ik heb geen 9-5 baan en loop daardoor op de gekste tijden. Via een vriend van me kwam ik in contact met een looptrainer. Hij helpt me sinds een paar maanden met mijn schema’s. We spreken of mai-len elkaar een of twee keer in de maand en bespreken dan de voortgang en passen het programma daar waar nodig aan. Volgende maand ga ik mijn eerste 10 kilometerloop rennen. En dat terwijl een jaar geleden sport voor mij bestond uit het met een biertje en een sigaretje op de bank naar de tv kijken!’ Bepaal jij het schema, of Bepaalt het schema jou?Om de sporter met een kleine tijdsin-vestering zo goed mogelijk te helpen is een goede uitleg bij de start nodig. Het monitoren van de vooruitgang kunnen trainers dan gebruiken het programma daar waar nodig aan te passen. De uitleg over pijnbeleving is door de KTS-

groep Hardlopen uitgewerkt. De taak van de trainer is de sporter uit te leggen wanneer hij zelf zijn training moet aan-passen en hoe hij dat moet doen. Als de pijn na een training bijvoorbeeld snel verdwijnt en de volgende ochtend niet meer aanwezig is, dan kan de sporter gerust doorgaan met lopen. Als de pijn langer aanwezig blijft na het lopen (de volgende ochtend nog aanwezig is) dan is het natuurlijk verstandig de volgende twee trainingen aan te passen qua tijdsduur en intensiteit. Dit zijn voor geoefende sporters logische stappen, beginners kunnen dat moeilijk plaatsen. Beginners moeten ook leren dat ze nooit door de pijn heen moeten lopen. BeWust makenMaak een starter bewust van het feit dat het trainingsschema flexibel moet zijn, omdat iedereen anders reageert op be-lasting. Leer ze dat het bij aanhoudende klachten verstandig is twee trainingen over te slaan en minder belastende sportieve activiteiten (wandelen, fietsen, zwemmen) te gaan doen. Hierna kun-nen ze weer rustig beginnen aan het schema. Bij blijvende problemen na 2 tot 3 weken is een advies van een (sport-)arts of (sport-)fysiotherapeut de volgende stap. Via www.sportzorg.nl zijn deze experts gemakkelijk te vinden. Trainers kunnen door gebruik te maken van gemakkelijke tools met weinig tijdsinvestering veel beginners op een verantwoorde manier laten sporten en daarmee het plezier behouden in deze prachtige sport! Kijk voor de uitgebreide uitleg van de VAS-schaal en de overige informatie van de KTS-groep Hardlopen van de Vereniging voor Sportgeneeskunde op www.sportzorg.nl/beginnenmethardlo-pen *De gebruikte voorbeelden zijn fictief Tekst: Sportzorg.nl, Inge Poelmans Foto's: www.hardlopen.nl

Page 15: Magazine Licentiehouders

15 september

De 96ste editie van de Nijmeegse Vierdaagse is achter de rug. 45.000 mensen schreven zich in. Daarvan meldden zich er op zondag en maan-dag 41.472 en startten er op dinsdag 40.630. De eerste dag vielen 317 wandelaars uit, de tweede dag 908, de derde dag 935 en de vierde dag 326. In totaal voltooiden 38.144 wandelaars de hele tocht. Wederom petje af!. Om een beter beeld te krijgen voeg ik de ervaring van een tweetal 4-daagse wandelaars toe. Geen spijt Cees Smulders: 'Toen ik vorig jaar vrienden ging inhalen bij de 4-Daagse van Nijmegen kreeg ik de vraag: loop je met mij volgend jaar de 4-Daagse van Nijmegen?. Ik had op dat moment al een paar pilsjes op en riep al heel snel: 'natuurlijk!'. Alleen op de terugweg naar huis dacht ik: wat heb ik nu weer gezegd? Ik vind wel dat als je A zegt je ook B moet zeggen. Ik heb mijzelf met-een aangemeld voor Via Vierdaagse. Ik werd door Via Vierdaagse regelmatig op de hoogte gehouden van alle ontwik-kelingen over de 4-Daagse en kreeg een trainingsschema. Tijdens de eerste training ontmoette ik iemand waar ik in de voorbereiding naar de 4-Daagse elke week mee heb gelopen. In de voorbereiding heb ik met die persoon ongeveer 650 km gelopen. Ik heb geen

moment spijt gehad van mijn spontane aanmelding, want ik ben de 4-Daagse zonder problemen doorgekomen. Dit was mijn eerste vierdaagse maar zeker niet de laatste. Ik heb het ervaren als een groot feest. Wat een gezelligheid. Ik heb nu de 30 km gelopen maar volgend jaar ga ik voor de 40 km.' intocht was een feestJan Kirkels: 'De Nijmeegse 4-daagse zit er al weer op. Het is een mooie wandelweek geweest. De sfeer op de Wedren (centrale startplaats Nijmegen) en tijdens de wandelingen was als vanouds heel gezellig en ontspannen. Het kamperen op de speciaal daar-voor ingerichte 4-daagse camping 'De Dennen' was groot en ingericht met de noodzakelijke voorzieningen. Kortom, deze camping – tien minuten fietsen van de Wedren – was goed. ’s Morgens, voor de start van de 40 km vroeg uit de veren. De 1e start van de 40 km was om 05.15 uur en de 2e start om 06.15 uur. Bij het aanmelden op de Wedren, waar je het polsbandje kreeg, kreeg je ook de controlekaart met de starttijd van die dag. Op dinsdag had ik de vroege start. De volgende dag de 2e start. Zo wisselde telkens de starttijd om en om. De mooiste wandeldag was de vrijdag. Het weer was prachtig en de intocht was een feest! Wat een mensen! Het weer was gedurende de vier

wandeldagen vaak bar en boos. Vooral donderdag was een hele pittige dag: de dag van de 7 Heuvelenweg en dan die regen erbij. Toen waren ook de meeste uitvallers. Samen met ruim 38.000 wan-delaars heb ik de tocht uitgelopen. Ik heb nu ook een kruisje met een kroontje (tweede keer uitgelopen).'

BelastinG en BelastBaar-heid (2)In het vorige artikel heb ik het gehad over de relatie tussen belasting en belastbaarheid. Rode draad hierbij deze is dat de belasting (de oefeningen die je als trainer aanbiedt) de belastbaar-heid (de hoeveelheid belasting die het lichaam van de deelnemer aan kan) niet mag overschrijden. Maar om te trainen moet er sprake zijn van geleidelijk en systematisch aanbieden van prikkels waardoor het prestatievermogen stijgt. Als wandeltrainer zul je altijd moeten zoeken naar de fijne balans tussen die twee factoren. Hierbij geldt wel een belangrijke aanvul-ling, namelijk: om trainingseffect te be-halen moet er sprake zijn van overload. Dat betekent dat je met je training een deelnemer meer moet laten doen dan wat normaal voor hem is. Met je wan-delgroep elke week dezelfde afstand in hetzelfde tempo wandelen vormt op den duur geen trainingsprikkel. Door te variëren in wandeltempo en afstand treden in het lichaam, met name op spierweefselniveau kleine verstoringen op. Het effect hiervan is dat het lichaam zich aanpast op deze kleine balansver-storingen en zelfs overmatig herstelt (supercompensatie).

De wandeltrainer de zomer door

In dit derde deel van het digitale magazine ga ik zoals beloofd, verder in op de belasting en belastbaarheid. Daarvoor gebruik ik een tweetal 'citaten' van wande-laars aan de Nijmeegse Wandelvierdaagse.

Page 16: Magazine Licentiehouders

16 september

De reden hiervoor is dat het lichaam zichzelf als het ware wapent voor een toekomstige belasting, met als resul-taat een positief trainingseffect. Twee voorbeelden om dat te illustreren. Een deelnemer die normaal wandelt in een tempo van 4 km/h (winkelstraat tempo) zal sneller moeten wandelen voordat er sprake is van overload en dus training. Een andere manier van overload is te bereiken door het afwisselen van de ondergrond, in plaats van op het stabiele asfalt op oneven terrein te wan-delen, zorgt voor een vorm van over-load. Immers, andere en wellicht meer spieren moeten aan het werk om toch de normale wandelsnelheid te halen. Daaruit blijkt dus dat overload niet staat voor uitsluitend progressief belasten maar ook gevarieerd belasten. WandelsnelheidSleutelwoord in deze is afwisseling en dat op alle fronten. Wandelsnelheid, -afstand, -ondergrond, combinaties hiervan en nog veel meer factoren heb je als wandeltrainer ter beschikking om mee te ‘spelen’ (bijvoorbeeld Togu bra-sil, x-co, specifieke krachtoefeningen, heuvels, enzovoort). Hoe zwaar je de wandeldeelnemers belast is te achter-halen door gebruik te maken van de Borg-schaal (zie verderop in het artikel). doelstellingDe wandeltrainer moet zijn wandelgroep goed kennen (beginsituatie) en weten waar hij met zijn wandelgroep ‘heen’ wil (doelstelling). Hier komt ervaring om de hoek kijken, want wanneer kan iemand iets wel of niet aan. Toch is veel te ondervangen door gebruik te maken van je gezond boerenverstand. Het is de kunst dat evenwicht te vinden en mijn ervaring is dat een gedreven, goed getrainde wandeltrainer meer moeite heeft om ‘terug te denken’ naar een tijd dat hij/zij nog niet zo getraind was. De uitgangssituatie van de deelnemer dient

altijd maatstaf te zijn bij het bepalen of de belasting voldoende is en of hij de belastbaarheid niet overschrijdt. Voor een groot deel kunnen testen daar een bijdrage aan leveren, immers als je regelmatig een meetmoment laat plaatsvinden heb je op den duur resul-taten die je met elkaar kunt vergelijken. Daarnaast kun je gebruik maken van de subjectieve waarneming van een deelnemer. “Als ik tijdens een training voel dat mijn benen vermoeid raken, ik moet hijgen, ik zweet en ik voel mijn hart bonken dan moet er sprake zijn van

training. En als ik dit vol kan houden gedurende de training dan overschrijd ik mijn belastbaarheid niet.' Borg-schaalVoor deze subjectieve waarneming van belasting wordt veelal gebruik gemaakt van de zogenaamde borg-schaal. De Borgschaal is een hulpmiddel om op een prettige en verstandige manier te kunnen bewegen. Met de Borgschaal kan de zwaarte van een lichamelijke inspanning en de mate van vermoeid-heid worden ingeschat. De schaal is ui-termate geschikt om te gebruiken door

senioren tijdens een wandeltraining. Vooral bij hartpatiënten kan gebruik van de Borgschaal goede informatie geven. De instructie luidt als volgt: 'Geef tijdens de lichaamsbeweging aan hoe zwaar je de belasting vindt. De ervaren zwaarte hangt voornamelijk af van de mate van inspanning en vermoeidheid in de spieren en het gevoel van buiten adem zijn. Bekijk de scores op de schaal; geef een score van 6-20. 6 betekent geen enkele belasting, 20 betekent maximale inspanning. Probeer jouw gevoelens zo eerlijk mogelijk te beschrijven, zonder te overwegen hoe zwaar de belasting wer-kelijk is. Over- of onderschat jezelf niet. Alleen jouw eigen gevoel is belangrijk, niet wat andere mensen aangeven. Kijk naar de schaal en beschrijvingen, kies een getal (6-20). Uiteraard gaat de subjectieve waarneming van belasting gepaard met objectieve waarnemingen voor de wandeltrainer. Laat je als wan-deltrainer niet voor de gek houden door wandelaars die een gewenste zwaarte aangeven. Meer informatie over het gebruik van de Borgschaal: 'Hart in Beweging Het gebruik van de Borgschaal bij bewe-gingsactiviteiten voor hartpatiënten', T. Jongert, J. Benedictus, J. Dijkgraaf, H. Koers, J. Oudhof, Elsevier gezond-heidszorg Maarssen 2004, ISBN: 90 352 27484. Tekst: Hannie Huber

Wandeltrainer

Page 17: Magazine Licentiehouders

17 september 2012

Maar ook verenigingen met een mix van vrijwilligers en werknemers en met zowel vrijwilligers, zelfstandigen als werknemers. De Olympische Spelen: de beelden van de (atletiek)helden in actie voor de best mogelijke prestatie promoten de sport Mensen krijgen interesse voor aanslui-ting bij een atletiekvereniging. Meer leden leidt tot een grotere vraag naar trainers. Meer mensen willen het trai-nerschap op zich te nemen als dit niet te veel rompslomp met zich meebrengt. Logisch natuurlijk! Hoewel... de praktijk blijkt weerbarstig. VrijwilligersZonder vrijwilligers ziet de vereniging er heel anders uit. Zij zetten zich vaak met hart en ziel in voor de vereniging zonder er iets voor terug te krijgen. Hoewel: soms krijgen de trainers een (kleine) vergoeding. Daarnaast krijgen vrijwilligers vaak veel waardering. Dat is evengoed van belang. Aan de vrijwilligersvergoeding is een wettelijk maximum bedrag per jaar verbonden. Niet iedere vereniging is in staat een vergoeding te betalen, daarom kun je er als trainer niet vanuit gaan dat je een vergoeding ontvangt. Word je gevraagd als trainer, vraag dan naar het beleid van de vereniging. Zorg dat er geen misverstanden ontstaan.

Ook al is er geen vergoeding voor jouw 'werk' mogelijk; soms word je toch ge-vraagd een contract te tekenen, met ge-zamenlijke afspraken over onder meer wanneer en hoe vaak je training geeft. Een contract biedt vrijwilligers, zelfstan-digen, werknemers en de vereniging duidelijkheid over plichten en rechten. ZelfstandigenOf een vereniging kiest voor de inzet van zelfstandigen of werknemers hangt af van het beleid van de vereniging, het aanbod van beschikbare trainers en natuurlijk de financiën. Niet iedere vereniging kan werknemers in dienst hebben. Dit heeft te maken met finan-ciën en de vraag wie de werknemer kan aansturen. Hoewel besturen van verenigingen steeds vaker bestaan uit zeer deskundige mensen op allerlei gebieden is het hebben van 'personeel' toch een specialistische aangelegen-heid. Wie doet de functioneringsge-sprekken, de uitbetaling van salaris? Een vereniging kan daarom ook het werkgeverschap uitbesteden, bijvoor-beeld aan een sportservicebureau. Werken met zelfstandigen lijkt veel makkelijker; de vereniging heeft immers geen verregaande verplichtingen. Toch is het voor beide partijen soms lastig, want hoe ver ga je in de praktijk? Welke uren worden er uiteindelijk betaald? Duidelijke afspraken op papier kunnen

veel ellende voorkomen, zorg dat helder is of bijvoorbeeld het voorbereiden van een training ook binnen de gewerkte uren hoort. Je bent immers zelfstan-dige, geen vrijwilliger. Voor een medewerker is het meestal duidelijk wat er onder werk verstaan wordt, de taken zijn doorgaans in de functieomschrijving opgenomen. Wat je voor de vereniging doet is werk. Je weet voor welk aantal uren je betaald krijgt, het is aan de medewerker en vereni-ging te kijken of de werkzaamheden in het aantal betaalde uren past. Werk je regelmatig meer uren dan je overeenge-komen bent? Bespreek dit dan tijdig met de verantwoordelijke persoon vanuit de vereniging. Voor een zelfstandige is het belangrijk af te spreken wat er onder de overeen-komst valt. Gaat de vereniging ervan uit dat je de voorbereiding van een training in eigen tijd doet of kun je deze tijd ook rekenen als gewerkte uren? Duidelijke afspraken voorkomen misverstanden. Of het nu gaat over je werk als vrijwil-liger, zelfstandige of werknemer: jij bent samen met de vereniging verantwoor-delijk voor het maken en naleven van de gemaakte afspraken. Mondelinge afspraken zijn ook afspraken, maar om ellende te voorkomen doe je er goed aan zaken op papier te hebben. Met vastgelegde afspraken kunnen ver-eniging en trainer zich weer richten op de hoofdzaak, leden die graag komen trainen. Dat biedt ontwikkelingsmoge-lijkheden voor jong talent en dat kunnen we (in ons eigen land?) in 2028 goed gebruiken. Mariska Exalto, FNV Sport

Professioneel op weg naar de Spelen van 2028

Iedere atletiekvereniging maakt gebruik van trainers. De invulling van het trainerschap kan op verschillende manieren plaatsvinden. Zo zijn er verenigingen die al-leen met vrijwilligers werken en verenigingen met een mix van vrijwilligers en zelfstandigen.

Page 18: Magazine Licentiehouders

18 september 2012

Flink aantal dimensies! Een van die dimensies is de financiële. Je hebt trainers die het om den brode doen en die stoppen er dus mee als ze te weinig vergoeding krijgen, maar je hebt ook trainers die het om niet doen. Bij beide uitersten heb je goede én slechte trainers! Ik geef zelf drie trai-ningen per week en doe dat voor een kleine vergoeding, minder dan de maxi-male vrijwilligersvergoeding. Zodoende heb ik wat geld voor wedstrijdbezoek, een congres en dergelijke. Een tweede dimensie is de tijdsinzet. Aan de ene kant trekt het wel nog meer trainingen te geven, aan de andere kant is sport toch te veel een bijzaak, dus ik houd het beperkt. Overigens heb ik veel waarde-ring voor die trainers die als het ware een vereniging in hun eentje draaiende houden qua trainingen. Hoewel ze dat misschien ook wel doen omdat ze een monopolie wel prettig vinden. Dan is er de kennisdimensie. Ik heb veel opgesto-ken van de oude AT- cursus, maar de finesses heb ik overal vandaan gehaald, gemaild met biomechanici enzo. Er zijn trainers die bij wijze van spreken de hele dag online zitten te tanken, en je hebt er die denken het allang te weten. Qua kennisgretigheid ben ik eerder van het eerst genoemde soort, maar qua tijdsinvestering kom ik daar volstrekt niet in de buurt. Dan is er een, hoe moet je het noemen, coachdimensie. Ik ga uit

van zelfstandigheid van de atleten, ze moeten het uiteindelijk zelf doen. Ik vind het niks wanneer springers direct na landing op de mat al hulpeloos naar de coach kijken, en ook niet als coaches dat blijkbaar wel prima vinden. Ik zeg weinig als ik bij een wedstrijd aanwe-zig ben. Je hebt coaches die na elke sprong een atleet een heel verhaal af-steken, terwijl een atleet niet meer dan één aanwijzing opneemt. En dan is er nog de eigen fysieke dimensie. Ik weet niet of ik training zou geven als ik niet ook atleet was. Een tikje gechargeerd: ik train mezelf en anderen mogen mee-doen. Dat gaat wel eens ten koste van mijn eigen training, maar het levert na-tuurlijk ook veel gezelligheid op. En dat is weer een dimensie: de plezierdimen-sie. Er zijn trainers die altijd kijken alsof ze met een doodernstige of misschien zelfs zwaarmoedige zaak bezig zijn, bij mij wordt erg veel gelachen, tussen het harde werk door. Weia Reinboud (62), hoogspring-trainster Hellas Utrecht streng met een knipoogIk ben één keer per week trainer bij GVAC in Veldhoven en eenmaal bij Eindhoven Atletiek in Eindhoven. Ik vind deze twee trainingen per week voldoende omdat ik zelf ook nog wil trai-nen/sporten. Een redelijke vergoeding

vind ik tien euro per training inclusief reiskosten en training maken/verzenden en het bijwonen van overleggen. Het type trainer dat ik ben is bij GVAC een strenge trainer met een knipoog omdat ik de wedstrijdatleten train die beter willen worden. Bij Eindhoven atletiek ben ik een wat lossere trainer, meer enthousiasmerend en sfeerverhogend, omdat de doelgroep meer gericht is op samen én gezellig lopen vanuit een gezond heid s aspect. De lopers komen ook uit één bedrijf. Patrick van den Bosch (43), trai-ner GVAC Veldhoven en Eindhoven Atletiek. leuk om te doenIk ben van het trainerstype dat zich vier à vijf keer per week inzet. Niet op de baan, maar lekker mee met de groepen door bos en veld. Het gaat mij niet om de vergoeding, want dan kun je beter een andere tak van sport kiezen. Ik doe het omdat ik het leuk vind. Leuk om met mensen om te gaan, leuk om kennis over te dragen en leuk om de resultaten te zien. Richard van de Haak (68), AV Veluwe, Apeldoorn soms lijkt het wel veel op mijn baanIk heb een full time baan waarbij het af en toe prettig is om iets compleet anders te doen. En dat is loop training geven toch echt. Hiervoor moet je naar buiten. Door de regen, kou, lopen in de blubber of glibberen op het ijs, maar ook puffen in de zon. Eenmaal per week

Welk trainerstype ben jij?

Bestaan ze nog? Trainers die 6x per week voor een appel en een ei training geven. Of is twee keer per week genoeg, tenminste als er een fatsoenlijke ver-goeding wordt betaald. Welk trainerstype ben jij?

Page 19: Magazine Licentiehouders

19 september 2012

geef ik training op de baan, en dat is best relaxed. Alles bij de hand; materi-alen, verschillende ondergrond, maar ook toiletten, kleedkamers enz. Goed zicht op de lopers. Anders zijn de drie trainingen buiten; houd de groep bij elkaar, differentieer en zie maar mee te lopen... De ene keer is mijn hoofd iets voller dan anders en dan wat minder. Maar toch, lekker training geven, gewel-dig! Vergeet niet dat je vooraf wel een training moet maken, het jaar/de week verdelen in periodes (wedstrijd, voorbe-reiding, rust, kracht, etc.). De trainingen zijn nooit hetzelfde; de routes buiten iedere keer weer anders. Nieuwe paden zoeken, veiligheid in acht nemen, realiseerbaar in 1½ uur? En wie was er aanwezig, wie komt al een tijdje niet? Blessures, uitzoeken welke belastbaarheid mag, zijn er soms oefeningen voor? Praktische zaken, sociale zaken. Soms lijkt het wel veel op mijn baan. Daarnaast zijn er ook trainersvergaderingen, vergaderingen met de technische commissie, bijscho-lingen, literatuur, mailcontacten met dit netwerk. Nee, ik ben niet klaar na de training. Eigenlijk ben ik er, naast mijn baan en mijn gezin, altijd mee bezig. Maar ik klaag niet, dit is mijn hobby. Brigitte Kapiteijn, trainer DJA Zundert en Sprint Breda

Nieuwe kwestie: wat versta jij oNder ‘techNiek’? Cees Horstman, voormalig trainer coach werpen bij tal van verenigingen schreef de redactie: 'Het woord tech-niek wordt in sportkringen met grote regelmaat gebruikt'. En dat suggereert helderheid en eenduidigheid maar – omdat iedereen een eigen definitie hanteert van ‘techniek’ – werkt het ge-bruik van dit begrip vaker verdoezelend dan verhelderend. Met Horstman roept de redactie daarom op te laten weten wat jij als atletiektrainer verstaat onder 'techniek'. En denk nu niet als looptrai-ner onder dit onderwerp uit te komen door techniek als het domein van de explosieve en werpnummers te zien. Daarmee geef je immers ook blijk van een opvatting van het begrip ‘techniek'. oNze vraag: Wat is jouw mening en wat zijn jouw argumenten? Mail je reactie (in maximaal 200 woor-den) naar [email protected] en doe dat vóór 1 november 2012. Vermeld je naam, leeftijd, geslacht, vereniging en woonplaats. De redactie kan bijdragen inkorten.

Page 20: Magazine Licentiehouders

20 september 2012

De trainer die ‘hapklare brokken’ wil, zoekt vergeefs. Die zal eerst studie van het boek moeten maken en dan zelf die hapklare brokken uitdenken. Maar dan is hij/zij meteen een veel betere trainer geworden. De vlag (de titel) dekt de lading (de inhoud) bij lange na niet, en dat in po-sitieve zin. Als je alleen al ziet hoeveel informatie Bosch er in heeft gestopt op het gebied van leertheorie en –strate-gie. En dat zowel op het punt van ‘hoe de mens een beweging aanleert’, als-ook hoe je een oefening moet aanbie-den om het ‘zich eigen maken’ zo goed mogelijk te laten plaatsvinden. Het is ‘state of the art’ op deze en veel andere gebieden. Maar ik vind het geen ‘standaardwerk’. Aan de ene kant is dat jammer, aan de andere kant logisch omdat Bosch een nieuwe visie heeft op krachttraining en die propageert, met daarom soms een eenzijdige benadering. Een voorbeeld van dat laatste: Bosch is van mening dat ‘de man met de hamer’ op de marathon ligt in het feit dat de loper na 30 km niet meer zo reactief (stuiterend) kan lopen en daarom meer metabole energie nodig heeft. Er zijn echter mi-nimaal nog twee andere verklaringen: door vermoeidheid gaat de loper meer ‘zwalken’(bewezen door Candau et al 1998) en de meer stuiterende loop van Bosch en Klomp (noot 1) veroorzaakt

veel intra-cel-microtrauma, hetgeen ook nadelig uitwerkt. BewegingsanalyseHet boek sluit naadloos aan bij de recente ontwikkelingen op het gebied van bewegingsanalyse en aanleerstra-tegie (zie noot 2 en noot 3). Dat past ook goed in de kerngedachte achter het boek. Die is namelijk ‘geen enkele beweging is gelijk aan de vorige of de volgende’. Dat geldt voor cyclische bewegingen als hardlopen en roeien, maar ook voor eenmalige bewegingen als discuswerpen en golfen. Elke bewe-ging wijkt in meer of mindere mate af van het ideaal en dus moet het lichaam al tijdens de uitvoering corrigerend optreden. In het boek van Bosch noemt hij dat attractors (het effectieve en ef-ficiënte vaste patroon) en fluctuations (de veel energie kostende correcties). En daar zijn niet alleen de hoofdspier-groepen bij betrokken (bijvoorbeeld de quadriceps bij het hardlopen) maar ook andere. Welnu, zegt hij, omdat er bij elke beweging ingegrepen moet worden (en dat noemen wij coördinatie), moet je dat ook leren bij alles wat je aan voor-bereiding (dus training) doet. Inclusief de krachttraining. Daarin moet je met dezelfde instabiliteit worden gecon-fronteerd als bij de wedstrijdbeweging. Krachttraining is dan ‘coördinatie-trai-ning onder weerstand’.

Kracht én coördinatieDe ‘oude’ krachttraining vertoont wat dat betreft volgens hem grote man-kementen. Omdat in die training zo weinig gevarieerd kan worden, ga je de omvang en de intensiteit meer en meer verhogen. En dat betekent, dat het als een zware last op het totale trainings-programma drukt. Vervolgens ontleedt hij de huidige krachttraining verder. De begrippen hypertrofietraining, vermogenstraining en maximale krachttraining kunnen eenduidig en dus duidelijk omschre-ven worden. Maar voor snelkracht en krachtuithoudingsvermogen geldt dat niet. Bosch vervangt ze door het begrip reflex-training. En bij deze trainingsdoe-len zoekt hij trainingsmiddelen, die niet alleen een krachtelement hebben, maar ook coördinatieve eisen stellen, met name op het gebied van corestability en co-contractie. Dat laatste houdt in dat niet alleen de hoofdspiergroepen gebruikt moet worden maar ook allerlei spieren daarom heen, zowel in on-der- en bovenbeen, alsook in heup en onder- zowel als bovenlichaam, inclusief antagonisten. En: je hoeft niet meer te werken met veel series, veel herhalin-gen en zware gewichten. Zo’n training drukt veel minder zwaar op het totaal en kan daarom vaker op het programma staan. Als voorbeelden werkt hij op twee verschillende plekken in het boek het voorslaan en de step-up nader uit met veel variaties: prachtige voor-beelden, die de creatieve trainer helpt met het vinden van variaties in andere krachttrainingsmiddelen.

Krachttraining en coördinatie

Een ontzettend leerzaam boek voor de trainer in vrij-wel elke sport, die het hoogste nastreeft, maar even goed voor de fysio- en andere op beweging gerichte -therapeuten.

Page 21: Magazine Licentiehouders

21 september 2012

De lezer moet zich wel realiseren dat Bosch ‘alleen maar’ dingen bedenkt en daarover schrijft. Uiteraard doet ie dat niet zomaar en zit er ontzettend veel kennis, ervaring en literatuurstudie achter. Veel dingen zijn echter niet be-wezen. Dat core-stability prestatiever-hogend en blessurepreventief werkt is niet (nog niet?) onomstotelijk bewezen. En of je met zijn aanpak betere pres-taties levert dan met de ‘oude’ aanpak vergt nog veel onderzoek. Maar: er wordt zoveel informatie geboden wordt, dat de geïnteresseerde lezer zich aan het gebrek aan bewijskracht niet hoeft te storen.

DenkmoDelBoeken zijn in vergelijking met artike-len in gerespecteerde sportmedisch wetenschappelijke bladen in zekere zin ondingen. Bij een artikel is er een inlei-ding, wordt een probleem omschreven, wordt daarvoor een mogelijke verkla-ring gegeven, is er een onderzoek om die verklaring te toetsen, en is er een beschrijving van de uitkomsten met een discussie erover. Vaak wordt een artikel ook eerst door andere deskundigen ge-lezen en goedgekeurd voor publicatie. Bij boeken hoeft dat alles niet. Bosch zelf heeft het over een ‘denkmodel’. En dat is het precies, maar wel een van een heel hoog niveau. VerrijkingHet is mooi uitgegeven, met voortref-felijke illustraties, met goede foto’s, die soms wel slordig zijn gemonteerd. Verder is de tekst hier en daar moei-lijker dan nodig is. Erg nuttig zijn de aanvullingen met ander lettertype en inspringend en met als titel ‘aanvullende informatie’ en ‘extra-informatie’. Elk van de zeven hoofdstukken heeft een krach-tige en kernachtige samenvatting. Per saldo is het boek een verrijking voor de sportwereld en geeft het op heel veel gebieden heel veel verdieping.

noten:1. Hardlopen, biomechanica en in-spanningsfysiologie praktisch toege-past, Frans Bosch en Ronald Klomp, tweede herziene druk, Elsevier Gezondheidszorg, Maarssen ISBN 978 90 352 3004 0 2. ‘Digitaal magazine voor licentiehou-ders van de Atletiekunie’, ‘Hoe leert mijn atleet techniek het best (te gebruiken)’, deel A, nr. 1, 1 februari 2012, 31-33, deel B, nr. 2, 1 mei 2012, 23-25. Zie: www.atletiekunie.nl => atletiekunie

=> opleidingen en bijscholingen => trainerslicenties => magazine voor licentiehouders. 3. Bijvoorbeeld Sportgericht met de nog lopende serie 'Nieuwe, praktisch rele-vante inzichten in techniektraining', prof Peter Beek: deel 1, 1/2011, 8-11, deel 2, 3/2011, 2-5, deel 3, 4/2011, 12-16, deel 4, 5/2011, 2-6, deel 5, 6/2011, 30-35, deel 6, 2/2012 2-5, deel 7, 3/2012, 2-6.

’krachttraining en coör-Dinatie | een integratieVe benaDering’ Auteur: Frans Bosch Uitgever: 2010 Uitgevers, 352 pagina's ISBN: 978-94-90951-10-8 € 49,50 Tekst: Jan Heusinkveld

Page 22: Magazine Licentiehouders

Buikgevoel

‘Maar ik heb helemaal geen buikspieren!’ Wanhopig kijkt de nieuwe loopster mij aan na mijn aanmoediging rechtop te blijven lopen. Zonder buikspieren kan nie-mand lopen en met die uitleg start ik de eerste loop-training van mijn nieuwe groep lopers.

Looptrainer Feikje Breimer loopt graag hard en begeleidt met veel plezier be-ginnende en ervaren lopers. 'Ik gebruik nog steeds materiaal uit mijn cursus Trainer Loopgroepen. Ik schrijf graag en schrijven over hardlopen is niet alleen boeiend maar ook leerzaam. In mijn zoektocht naar interessant materiaal krijg ik nieuwe ideeën door wetenschap-pelijk onderzoek, andere takken van

verschil is en natuurlijke aanleg voor het één of het ander probeer ik met het paardenvoorbeeld duidelijk te maken. De één voelt zich veel prettiger bij kort en snel, de ander komt langzaam op stoom en blijkt het tot de eigen verras-sing best goed uit te houden. Dat dit iets met spiervezels te maken heeft en je vermogen zuurstof naar de juiste plaats te transporteren is weer een heel ander verhaal. Het grootste wonder blijft in mijn ogen trainbaarheid en de verba-zing van lopers daarover. Het is mijn geheime wapen bij de vervolgtrainingen en de oefeningen die daar bij horen. Die eerste keer 6x 1 minuut hardlopen. De spannende eerste minuut, de vrese-lijk zware vijfde minuut en de opluchting na de zesde. En dat het lukt een week later 8x1 minuut te lopen en dat het on-voorstelbare mogelijk is. Na geleidelijke opbouw binnen enkele maanden een half uur aan één stuk hardlopen. Alle lopers komen daar nog regelmatig op terug en halen met elkaar herinneringen op. ‘Ik dacht dat ik dood ging!’, of ‘Als ik dit kan dan doe ik de rest ook!’ Deze trainbaarheid in uithoudingsvermogen is een goede opstap naar training van alle spiergroepen die belangrijk zijn voor het blessurevrij hardlopen.

sport, honden en paarden. Trekpaarden 'Je hebt lichte racepaarden en zware trekpaarden, je kunt een racepaard een kar laten trekken maar het trekpaard kan dat van nature beter. Terwijl het trekpaard nooit de race zal winnen. Dat er verschil is tussen lopers is iedereen wel duidelijk, maar dat er aangeboren

22 september 2012

Page 23: Magazine Licentiehouders

Finishing FotoDe lopers in mijn groep komen om hard te lopen en niet voor wedstrijden touwtrekken, balanceren op één been of evenwichtsoefeningen op plastic halve bollen. Toch leggen ik ze steeds uit waarom we de oefeningen doen en waar het goed voor is. Tijdens de meeste looptrainingen fotografeer ik de lopers en stuur hen na afloop de foto’s toe. Het maakt het mogelijk om verge-lijkingen met henzelf te maken. Hoe lo-pen ze aan het begin van hun loopbaan en hoe ziet het er na drie maanden of na een jaar uit? Ook kan ik aan de hand van de foto’s na afloop van de training laten zien wat er per loper opvalt en waarom je de één aanmoedigt om meer buikspieroefeningen te doen en waarom je de ambitieuze loper voorstelt om met een springtouw te trainen. Trainbaarheid is een belangrijke peiler onder mijn looptraining. De andere pei-ler is mijn overtuiging dat het niet helpt en volgens mij zelfs tegenwerkt wan-neer je lopers tijdens het lopen allerlei niet uitvoerbare aanwijzingen geeft. Afgezien mijn aanmoediging rechtop te lopen (en dan nog, van schrik zijn er dan lopers die áchterover gaan lopen)

en de armen mee te laten bewegen houd ik het geven van loopaanwijzingen tijdens het lopen achterwege. ‘Maar loop ik dan wel goed?’ is een veelge-stelde vraag waarop ik meestal reageer met een volmondig ‘Ja!’. En na afloop bij de koffie: Iedereen loopt goed, maar niet iedereen loopt even effectief. Ikzelf beschik over een schuifelende loopstijl 'meer geschikt voor zandduinen en lange afstanden maar niet voor een snelle 100 meter. De loopster met de voorvoetlanding en weinig loopervaring kan zich beter niet direct op de mara-thon richten. niet denken maar doenHet helpt niet tegen een loper te zeggen dat hij zijn benen sneller naar voren moet bewegen. Je kunt de loper wel fo-to’s laten zien waaruit blijkt dat het been bij de landingsfase zover achterblijft dat het een remmende werking heeft op de volgende pas en laten zien op foto’s wat er gebeurt wanneer je hardloopt met een springtouw. Nu vertraagt het been niet! Ook hier komt de trainbaarheid om de hoek kijken. Wanneer je regelmatig traint met een springtouw zal je lichaam geleidelijk deze meer efficiënte loopstijl gaan toepassen. Ik moedig de lopers

aan gebruik te maken van de omstan-digheden, zoals een bochtig parcours. Loopstijl en leefstijl gaan overigens sa-men en ik probeer samen met de lopers te zoeken naar redelijke doelen en een training die daar bij aansluit. Iemand met een baan, kinderen en een zieke bejaarde vader heeft minder gelegen-heid volop met training bezig te zijn dan degene waarvan de kinderen het huis uit zijn en die de tijd aan zichzelf heeft. Beide zijn overigens gebaat bij goede buikspieren. Waar de eerste misschien één of twee keer per week een paar oefeningen kan doen tussen de bedrij-ven door en de ander heel gericht in de sportschool met de buikspieren aan de slag gaat. Tijdens de warming up laat ik zo nu en dan iedereen de handen op de buik leggen tijdens het lopen. ‘Voel maar, ie-dereen heeft buikspieren’. Zelf ervaren en begrijpen waarom je oefent maakt van iedere loper een betere loper. Tekst: Feikje Breimer

23 september 2012

Page 24: Magazine Licentiehouders

24 september 2012

partners en suppliers atletiekunie

Media partners

Official suppliers

Official partners

partners en suppliers atletiekunie

Media partners

Official suppliers

Official partners