LEERPLANKADER TOPTRAJECT · 2019. 6. 18. · 4. Creëer leeractiviteiten die samen leren mogelijk...
Transcript of LEERPLANKADER TOPTRAJECT · 2019. 6. 18. · 4. Creëer leeractiviteiten die samen leren mogelijk...
LEERPLANKADER TOPTRAJECTvoor het ontwerpen, implementeren en toetsen van onderwijsactiviteiten en onderwijsmaterialen binnen het Toptraject.
COLOFON
TitelLeerplankader toptrajectVoor het ontwerpen, implementeren en toetsen van onderwijsactiviteiten en onderwijsmaterialen binnen het toptraject
RedactieNorine Duyvendak, Hilde ter Horst, Annemiek Metz, Michiel Duesmanen Stephan van der Voort
Datummei 2017
Versie 2.0
2
INHOUDSOPGAVE
Inleiding: doel en positie van het Leerplankader Toptraject 5
1 Geintegreerde visie: 10 uitgangspunten vormen de kern 7
2 Algemene ontwerprichtlijnen 8
3 De thema’s van het Leerplankader 10 3.1 Loopbaan oriëntatie en begeleiding (LOB) en studievaardigheden ontwerprichtlijnen en uitstroomprofielen 11 Ontwerprichtlijnen - SLB/LOB/studievaardigheden 11 3.2 Taalvaardigheid: ontwerprichtlijnen en uitstroomprofiel 21 Ontwerprichtlijnen taalvaardigheid 21 Ontwerprichtlijnen - taalvaardigheid 21 3.3 Rekenen/wiskunde – ontwerprichtlijnen en uitstroomprofiel 32 Toelichting uitstroomprofiel rekenen/wiskunde 33
4 Toolbox voor het ontwerpen van Toptrajectonderwijs 50 4.1 Handvatten voor algemene leerplanontwikkeling 50 Constructieve Alignment 50 Het Spinnenwebmodel 50 4.2 Handvat voor studievaardigheden 51 Het ZelCommodel 51 4.3 Handvat voor taalonderwijs 57 Lesmodel directie instructie - Vernooy 57 4.4 Handvatten voor rekenonderwijs 58 Lesmodel Gelderblom 58 Taal geven aan rekenkundige begrippen 59 Misverstanden in de rekendidactiek 59
Bijlage 1 61 Selectiecriteria voortgezet onderwijs in het Toptraject 61
3
44
Inleiding: doel en positie van het Leerplankader ToptrajectIn het Toptraject (TT) werken verschillende onderwijsinstellingen aan het volgende doel: “het realiseren van een succesvolle studieroute van getalenteerde en gemotiveer-de vmbo studenten van de gemengde dan wel de theoretische leerweg die via het mbo een hbo diploma willen en kunnen halen (Samenwerkingsovereenkomst Toptraject).
De inhoudelijke grondslag van het Toptraject wordt beschreven in de Bouwstenennoti-tie. Hierin zijn vanuit een literatuurstudie bouwstenen geformuleerd voor een succes-volle doorlopende leerlijn vmbo – mbo – hbo. De bouwstenen zijn: talentontwikkeling (middels loopbaanoriëntatie & studieloopbaanbegeleiding lob/SLB) , studievaardighe-den, taalvaardigheid, rekenen/wiskunde, studentgericht onderwijs, binding en niveau & tempo. Vanuit de Bouwstenennotitie is het voorliggende leerplankader ontwikkeld: het is het kader voor het daadwerkelijke Toptrajectonderwijs. Dit kader omvat onder-wijskundige uitgangspunten, ontwerprichtlijnen en profielen voor de bouwstenen lob, studievaardigheden, taalvaardigheid een rekenen/wiskunde. Daarmee is het Leerplan-kader het kerndocument voor de inhoudelijke kant van het Toptraject. Dit leerplankader is bedoeld voor de dots en docenten van deelnemende onderwijsinstellingen. Met dit kader kan door hen onderwijs en toetsing ontwikkeld worden.
Schematisch heeft het Leerplankader de volgende positie:
De uitstroomprofielen geven de scholen aan ‘wat’ bereikt dient te worden. ‘Hoe’ de scholen dit bereiken is aan de scholen zelf. Ter ondersteuning voor het ‘hoe’ worden de onderwijskundige uitgangspunten en algemene ontwerprichtlijnen (hst 1 en 2) gege-ven. Voor inhoudelijke onderbouwing van deze uitwerkingen dient de Bouwstenennoti-tie geraadpleegd te worden (zie ook www.toptraject.nl/over-toptraject/voor-externen/)
Zoals aangegeven is het aan de scholen ‘hoe’ het Toptrajectonderwijs wordt vormge-geven. Dit geldt ook voor de toetsing. Vanzelfsprekend, maar hier toch nog benadrukt, wordt verwacht dat de scholen ‘bewijzen’ verzamelen van de behaalde resultaten van de studenten. De profielen zijn hiervoor het kader. ‘Bewijzen’ kunnen reguliere toetsen, werkstukken, beoordelingen van presentaties, of andere creatieve vormen van toetsen zijn. In de bijlage 1 zijn voor het vmbo de selectie- en beoordelingscriteria opgenomen die voor deze toetsen van belang zijn. Voor het mbo zal in de toekomst een vergelijk-baar document opgenomen worden.
1 Ritzen,H. & Mittendorff, K. (2016). Bouwstenen voor het succesvol vormgeven van een leerweg VMBO – MBO – HBO, Enschede: Saxion Kenniscentrum Onderwijsinnovatie2 In het vervolg van de notitie wordt steeds over loopbaanoriëntatie & begeleiding (LOB) gesproken. De diverse scho-len hanteren verschillende begrippen (mentor, lob, SLB), deze worden dus hier onder de noemer LOB gepresenteerd. Heel nadrukkelijk includeert dit talentontwikkeling.
5
Dit leerplankader is in nauwe samenspraak tussen alle partijen van het Toptraject tot stand gekomen. Vanuit diverse partijen is geschreven aan dit document: de uitgangs-punten en ontwerprichtlijnen (hst 1 en 2) zijn op basis van input door vertegenwoor-digers van alle betrokken scholen in een eerste versie door de onderwijskundigen N. Duyvendak, H. ter Horst, A. Metz geformuleerd. De profielen zijn door de respec-tievelijke docentontwikkelteams (dots) geschreven, onder voorzitterschap van Marian Kienhuis (dot lob/studievaardigheden), Stanja Oldengarm (dot rekenen/wiskunde) en Ria Blikman (dot taalvaardigheid). Eerste concepten van dit kader zijn besproken in de stuurgroep, het programmateam en het coördinatorenoverleg van het vmbo. Daar-naast hebben enkele onderwijsteams, het lectoraat Onderwijsarrangementen in maat-schappelijke context (Henk Ritzen), het lectoraat Innovatief en Effectief Onderwijs (Kariene Mittendorff) en de Stichting Leerplanontwikkeling (Jan Sniekers) het (deel)concept van commentaar voorzien. Een en ander heeft geresulteerd in, soms, forse bijstellingen. De redactie op het definitieve stuk is verzorgd door voornoemde onder-wijskundigen, Michiel Duesman en ondergetekende.
Het is niet af, het is nooit af. We gaan hier de komende jaren mee werken, op basis van de ervaringen zal het in de toekomst doorontwikkeld worden.
We danken alle betrokkenen voor de inzet en toewijding om dit resultaat gerealiseerd te krijgen.
Voor de leesbaarheid is overal waar leerlingen en of studenten bedoeld worden geko-zen voor het woord student (met uitzondering van bijlage 1).
Namens de stuurgroep en het programmateam,
Stephan van der VoortProgrammamanager van het Toptraject.Mei 2017
6
1 Geintegreerde visie: 10 uitgangs-punten vormen de kern
Voor welke instelling, thema of docentontwikkelteam (dot) je ook ontwikkelt, baseer je onderwijsactiviteiten en -materialen op de volgende 10 uitgangspunten. Deze uitgangspunten zijn gebaseerd op de Bouwstenennotitie , de literatuurstudie Talent4Tech (T4T). en gesprekken met stakeholders van het Toptraject.
1. Begin met het einde voor ogen: sluit aan bij de beginnend beroepsbeoefenaar (betekenisvol leren) en gebruik de profielen in dit kader (hst 3).
2. Studenten zijn actief: sluit aan bij de belevingswereld van de student (student-gericht onderwijs).
3. Daag studenten uit talenten te ontdekken en ontwikkelen (talentgerichte benadering).
4. Creëer leeractiviteiten die samen leren mogelijk maken (leren in samenwer-king).
5. Zorg dat de betrokkenheid van studenten bij de eigen opleiding en de opleiding van de toekomst vergroot (binding en betrokkenheid).
6. Jij als docent faciliteert het leerproces (de docent is de spil).
7. Stem leerdoelen, het onderwijs en de toetsing op elkaar af (constructive align-ment) waarbij er een opbouw is in niveau & tempo en complexiteit.
8. Integreer LOB, studievaardigheden, taalvaardigheid en rekenen/wiskunde, LOB in reguliere vakken en modulen en verbind dit met niveau & tempo.
9. Geef de student gedurende het leerproces continue inzicht in eigen leervermo-gen en leerprestaties (feedback).
10. Ontwikkel onderwijs in samenwerking met de verschillende sectoren (vo-mbo-hbo) en doceer in andere sectoren (verbredend inzicht en binding). Breng vmbo en mbo studenten in aanraking met docenten en studenten van het hbo (binding).
3 Ritzen, H. & Mittendorf, K. (2016). Bouwstenen voor het succesvol vormgeven van een leerweg VMBO-MBO-HBO. Enschede: Saxion Kenniscentrum Onderwijsinnovatie.4Ritzen, H., Olde Daalhuis, M., Rikkerink, M. & Kienhuis, M. (2016). Loopbaanoriëntatie en -begeleiding ter bevorde-ring van talentontwikkeling en technologie in het beroepsonderwijs. Enschede: Saxion, Lectoraat onderwijsarrange-menten in maatschappelijke context.
7
2 Algemene ontwerprichtlijnen
Vanuit de uitgangspunten (hoofdstuk 1) is een aantal algemene ontwerprichtlijnen geformuleerd die helpend zijn voor de dots en de docenten bij het ontwerpen en implementeren van onderwijs-, begeleidings,- en toetsactiviteiten. Deze ontwerprichtlijnen zijn opgesplitst in algemene (zie schema hieronder) en themaspecifieke ontwerprichtlijnen. Deze laatste worden in hoofstuk 3 beschreven, gekoppeld aan de profielen (loopbaanoriëntatie & begeleiding, studievaardigheden, taalvaardigheid, rekenen/wiskunde).
Algemene ontwerprichtlijnen Toelichting
Neem bij het ontwerpen van onderwijs de volgende richtlijnen in acht: • Overzichtelijke en goed geformuleer-
de doelen vormen vertrekpunt voor ontwerp.
• Leerinhouden en –activiteiten dagen uit tot nieuwe ervaringen (in inhoud en werkvorm).
• Leeractiviteiten bevorderen toene-mende eigen verantwoordelijkheid en zelfstandigheid van de student.
• Leeractiviteiten bevorderen inzicht in persoonlijke ontwikkeling en be-roepsgerichte ontwikkeling.
• Gebruik activerende werkvormen en experimenteer hiermee.
Hiermee creëer je:• Overzicht (wat leer ik nu en waar-
om?).• Zelfvertrouwen (Ik heb het gevoel
het programma en het niveau aan te kunnen).
• Intrinsieke motivatie.
Neem bij het ontwerpen van toetsing de volgende richtlijnen in acht: • Ontwerp een toetssysteem met
regelmatig terugkerende formatieve toetsen en een afsluitende summa-tieve toets of andere vormen van ‘bewijzen’.
• Zorg ervoor dat toetsing aansluit bij het curriculum, de leerdoelen en het niveau van de studenten.
• Zorg ervoor dat alle toetsen kwalita-tief in orde zijn en vraag hierbij on-dersteuning van toetsdeskundigen.
• Zorg voor tijd voor het nabespreken van toetsresultaten met de student.
• Betrek studenten actief bij het proces van formatief toetsen.
• Experimenteer met verschillende toetsvormen.
• Begeleid en beoordeel ook studenten uit andere sectoren (vmbo mbo hbo).
Formatief toetsen om de 6 weken.
Leren op basis van feedback is een krachtig leerinstrument.
Dit bevordert de doorstroom van stu-denten.
8
Algemene ontwerprichtlijnen ToelichtingNeem bij het vormgeven van de begelei-ding de volgende richtlijnen in acht:• Richt de begeleiding ‘talentgericht’
in: Benoem de talenten en daag uit om de talenten verder te ontwikkelen en nieuwe te ontdekken.
• Zorg voor voldoende ruimte en keu-zemogelijkheid voor de studenten om in te spelen op eigen belangstelling en om kwaliteiten te ontdekken.
• Bied begeleiding aan studenten bij de ontwikkeling van hun studievaar-digheden en hun loopbaancompeten-ties.
“Talent is het vermogen om uit te blinken in een of meerdere vaardighe-den ontstaan uit (een combinatie van) aangeboren talent, oefening en/of door-zettingsvermogen.” Heb vooral ook oog voor techniek en technische aspecten gezien de maatschappelijke ontwikkelingen en de prominente rol van (betere) toepassing van techniek bij die ontwikkelingen.
Maak gebruik van onderwijskundige ontwerpprincipes waarbij er naast inhoud aandacht is voor opbouw in niveau & tempo.
Bijvoorbeeld het spinnenwebmodel (Van den Akker, 2003) en Constructive Alignment (Biggs & Tang, 2011). Zie toolbox 4.2
Bevorder sociale en academische inte-gratie door:• Contact mogelijk te maken tussen
studenten onderling, studenten en docenten, studenten en ouders, ou-ders en school. En tussen studenten en docenten van de verschillende sectoren (vmbo mbo en hbo).
• Creëer kleine leergemeenschappen.• Nodig ouders actief uit tot participatie
(thuis en op school).• Zet interactieve onderwijsvormen in,
in kleinschalig onderwijs.• Zorg dat docenten gekoppeld zijn
aan vaste kerngroepen studenten (voorkom abrupte wisselingen).
“Des te groter de betrokkenheid van studenten bij de opleiding, des te meer kennis en vaardigheid doen ze op.”
Betrokkenheid verhoogt ook het niveau en draagt bij aan motivatie van studen-ten.
9
3 De thema’s van het Leerplankader
Vanuit de Bouwstenennotitie zijn, zoals in de inleiding aangegeven, de volgende thema’s voor het Toptraject vastgesteld: loopbaanoriëntatie & begeleiding (LOB), studievaardigheden, taalvaardigheid, rekenen/wiskunde, studentgericht onderwijs, binding en niveau & tempo.
In dit hoofdstuk worden voor de eerste vier thema’s uitstroomprofielen beschreven. De uitstroomprofielen zijn op vier niveaus uitgewerkt: vmbo jaar 4, mbo jaar 2, mbo jaar 3 (2 dan wel 4)5 en hbo propedeusejaar. De uitstroomprofielen zijn leidend voor het te ontwikkelen onderwijs voor het Toptraject.
De uitstroomprofielen zijn deels additioneel op het reguliere niveau, deels verdiepend op het reguliere onderwijs, en deels bevatten ze reguliere inhoud die op een andere manier aangeboden wordt.
In onderstaand schema wordt een en ander in samenhang met elkaar in verband ge-bracht: in een klimaat van studentgericht onderwijs, waar aandacht is voor binding en niveau & tempo, wordt binnen de verschillende niveaus gewerkt aan het behalen van de profielen lob, studievaardigheden, taalvaardigheid en rekenen/wiskunde.
Schema leerplankader
5 Voor tweejarige en vierjarige mbo opleidingen geldt dat het uitstroomniveau 3 aan het eind van jaar 2 dan wel jaar 4 behaald dient te worden.
10
De volgende vier paragrafen beschrijven de vier uitstroomprofielen met de thema spe-cifieke ontwerprichtlijnen, te weten: 3.1. Loopbaanoriëntatie en begeleiding (LOB)3.2. Studievaardigheden 3.3. Taalvaardigheid3.4. Rekenen/wiskunde
3.1. Loopbaan oriëntatie en begeleiding (LOB) en studievaardigheden: ontwerprichtlijnen en uitstroomprofielen
In deze paragraaf eerst de ontwerprichtlijnen voor lob én studievaardigen en vervol-gens het uitstroomprofiel voor lob en het uitstroomprofiel voor studievaardigheden6.
6 De uitstroomprofielen lob en studievaardigheden staan in één paragraaf omdat ze door hetzelfde docentontwikkelteam beschreven zijn en inhoudelijk een samen-hang hebben.
Ontwerprichtlijnen - SLB/LOB/studievaardigheden
Ontwerprichtlijnen Toelichting
Focus op talenten en verdere ontwikke-ling daarvan.
Talenten zijn het uitgangspunt in het leerproces en de begeleider expliciteert de talenten met de student.
Jij, als SLB-er of LOB-er bent di-dactisch competent en pedagogisch sensitief.
Bij LOB gaat het onder andere om het ontwikkelen van de loopbaancom-petenties. Daar past een bepaalde didactiek bij. Maar het gaat wel om per-soonlijke ontwikkeling van elke student als mens, waarbij ook pedagogische kwaliteiten nodig zijn. Denk ook aan het ontwikkelen van interpersoonlijke relaties in de klas, waardoor sociale binding bevorderd kan worden.
Geef aandacht aan affectieve doelen. Bijvoorbeeld: aandacht, interesse, waardering, empathie en houding.
Heb aandacht voor zelfregulerende vaardigheden.
Bijvoorbeeld: plannen, organiseren, inzicht in motivatie, leerstrategieën, functioneren in en om school, ver-antwoordelijkheid nemen voor eigen leerproces.
Houd bij begeleiding rekening met:• Wees een spiegel: confronteer.• Geef complimenten.• Creëer dialoog.• Stimuleer tot nemen eigen initiatie-
ven.
Dit geldt voor zowel voor mentoren, studieloopbaanbegeleiders als docen-ten.
Laat het ontwikkelen van loopbaan-competenties (zie schema) onderdeel zijn van het onderwijsprogramma. Daarbij zijn zowel ervaringen opdoen met de wereld van vervolgstudies als van werk essentieel.
Slb en lob niet alleen in aparte lessen, maar zorg voor een loopbaangericht curriculum met voldoende mogelijkhe-den om elk schooljaar diverse erva-ringen op te doen met de wereld van studie en beroep.
11
Ontwerprichtlijnen ToelichtingVoor vmbo en mbo: Besteed vanaf het begin van de opleiding al aandacht aan de juiste studiekeuze en aan de keuze van de vervolgopleiding.
Denk bijvoorbeeld aan contacten met rolmodellen zoals mbo- en hbo studenten en beroepsbeoefe-naars. Denk ook aan ervaring laten opdoen met studeren op de vervolgopleiding. Of projectonderwijs met echte opdrachten en opdrachtgevers.
Voor TOP traject studenten en studenten is dat ook de wereld van hbo studie en werk.
Voor mbo en hbo: Voer bij aanmelding een studiekeuzecheck en intake uit en gebruik de uitkomsten in het vervolgon-derwijs. Draag zorg voor een "warme overdracht" en bereid studenten voor op een intake.
Intake biedt kansen om studiesucces goed in te schatten. Warme overdracht biedt kansen om sociale en academische binding te bevorderen en daarmee studiesucces.
Naarmate de student vordert in zijn stu-dieloopbaan besteed je in toenemen-de mate aandacht aan ontwikkeling van studievaardigheden, domein-specifieke vaardigheden en vakspecifieke vaardig-heden.
De student door middel van specifieke opdrachten als onderdeel van het curriculum laten oefenen in deze vaardigheden. Voortgang bijhouden en in port-folio laten opnemen. Op het vmbo helpt het oefenen in domein-specifieke vaardigheden studenten bij hun profiel- en studie-keuze (techniek, economie, zorg etc).
Bevorder de integratie van LOB en het ontwikkelen van studievaardigheden in andere vakken/ modulen.
Studiekeuze- en studievaardigheden zijn daardoor ingebed in een situatie dat de student ervaart dat je dit nodig hebt.
Voor het versterken van het effect van LOB creëer je:
• Een zo optimaal mogelijke praktijk-gerichte en vraaggerichte leeromge-ving,
• Mogelijkheden om keuzes te maken.• begeleiding die gericht is op reflectie
en acties.
Creëer situaties waarin je met de student in gesprek kunt gaan over wat ze kunnen, wie ze zijn, wat ze met hun loopbaan willen en waarom.
Maak gebruik van de rubrics ‘Algemene Vaardigheden’ (Jansma en Sniekers, SLO 2017) van het TOP-traject om de ontwikkeling in studievaardigheden voor de student inzichtelijk te maken. Dit zijn rubrics van de vaardigheden Samenwerken, Zelfstandig leren, Presenteren en Abstract- en kritisch denken.
Het begeleiden van studenten bij de ontwikkeling van studievaardigheden draagt significant bij aan studiesucces.
Naarmate studenten meer richting hbo gaan, worden de algemene studievaardigheden, een domein-spe-cifieke inkleuring en vakspecifieke vaardigheden belangrijker.
Mbo-studenten hebben in het hbo moeite met analy-tisch denken, zelfstandige leren en verantwoordelijk-heid nemen voor het leerproces.Begin daarom al in het vmbo met het aanleren van deze vaardigheden. Vooral studenten die in het vmbo al laten zien dat zij abstract-en kritisch kunnen denken hebben TOP-traject potentie.
12
Ontwerprichtlijnen ToelichtingZorg voor leerlijnen waarin de stu-dievaardigheden aangeleerd kunnen worden.
Leerlijnen van vmbo-mbo-hbo waarin studenten en studenten steeds complexere authentieke opdrachten in steeds iets grotere projectgroe-pen gezamenlijk, projectmatig, in steeds grotere zelfstandigheid moeten uitvoeren. De begeleiding en feedback is steeds gericht op het aanleren van en het inzicht geven in ont-wikkeling van de vier studievaardigheden. Ook zelfstandige groepen vergen gestructureerde begeleiding en feedback.Het ontwikkelen van studievaardigheden vindt plaats binnen het onderwijsprogramma.
Zoek authentieke opdrachten (echte opdrachtgevers) met een mate van complexiteit die past bij jouw vmbo, mbo of hbo-opleiding.
Mate van complexiteit authentieke opdracht (ge-baseerd op het ZelCommodel, zie toolbox)Vmbo (lage complexiteit):• Korte enkelvoudige opdracht, bekend, over-
zichtelijk, gestructureerd in één situatie.• Toepassen van standaardprocedures.• Beperkte eisen.• Beperkt multidisciplinair.• Weinig partijen (belanghebbenden)Mbo (gemiddelde complexiteit).• Meerdere opdrachten, deels bekend, deels te
onderzoeken, in één situatie.• Aanpassen van standaardprocedures.• Stevige eisen.• Beperkt multidisciplinair.• Meerdere partijen (belanghebbenden)Hbo (hoge complexiteit).• Diversiteit aan onbekende deelopdrachten
(onderzoeksdeelvragen).• Geen standaard aanpak, nieuwe procedures te
bedenken en toepassen.• Strenge eisen.• Multidisciplinair.• Veel partijen (belanghebbenden).
13
Ontwerprichtlijnen ToelichtingZorg voor een mate van zelfstandigheid die past bij jouw vmbo, mbo of hbo-op-leiding.
Vmbo (zelfstandigheid laag):• Instructie, begeleiding en toezicht.• Overlegt over te maken keuzes.• Schakelt hulp in bij onverwachte omstandighe-
den. • Verantwoordelijk voor goede uitvoering van
eigen werkzaamheden.Mbo (zelfstandigheid gemiddeld):• Tussentijdse begeleiding en begeleiding op
afroep.• Vrijheid van handelen binnen vastgesteld
kader.• Gedeelde verantwoordelijkheid voor het eind-
resultaat.• Verantwoordelijk voor goede uitvoering van
eigen werkzaamheden. Hbo (zelfstandigheid hoger).• Tussentijdse begeleiding en begeleiding op
afroep.• Grote vrijheid van handelen.• Grote verantwoordelijkheid voor eindresultaat.• Verantwoordelijk voor goede uitvoering van
eigen werkzaamheden.
14
Om
schr
ijvim
g av
n de
uits
troo
mpr
ofiel
en S
LB/L
OB
LOB
VMB
O 3
-4M
BO
1-2
MB
O 3
-4H
BO
PKw
alite
iten
refle
ctie
(O
ntde
k je
ta
lent
)
Stu
dent
kan
eig
en ta
lent
en b
enoe
-m
en. H
et g
aat o
m ta
lent
en d
ie je
no
dig
hebt
voo
r het
Top
traje
ct.
Stu
dent
kan
eig
en ta
lent
en b
enoe
-m
en.
Stu
dent
kan
ben
oem
en in
hoe
ver-
re ta
lent
en a
ansl
uite
n bi
j zijn
/haa
r hb
o-am
bitie
s.
Stu
dent
kan
eig
en ta
lent
en b
enoe
-m
en.
Stu
dent
kan
bea
rgum
ente
ren
in
hoev
erre
tale
nten
aan
slui
ten
bij z
ijn/
haar
hbo
-am
bitie
s.
Stu
dent
kan
eig
en ta
lent
en k
oppe
len
aan
de h
bo-o
plei
ding
van
zijn
/haa
r ke
uze.
Stu
dent
kan
eig
en ta
lent
en b
enoe
-m
en.
Stu
dent
kan
bea
rgum
ente
ren
in
hoev
erre
tale
nten
aan
slui
ten
bij d
e (in
houd
) van
de
ople
idin
g en
toek
om-
stig
ber
oep.
Stu
dent
kan
eig
en ta
lent
en k
oppe
-le
n aa
n ke
uzem
ogel
ijkhe
den
in d
e po
stpr
oped
eutis
che
fase
Mot
ieve
n re
flect
ie(O
ntde
k je
pa
ssie
)
Stu
dent
kan
ver
telle
n of
en
waa
rom
hi
j/zij
naar
het
hbo
wil
Stu
dent
kan
ver
telle
n of
en
waa
rom
hi
j/zij
naar
het
hbo
wil.
Stu
dent
kan
ben
oem
en in
hoe
verr
e in
tere
sses
en
ambi
ties
aans
luite
n bi
j ee
n hb
o-se
ctor
Sec
tore
n:O
nder
wijs
Soc
iale
stu
dies
Gez
ondh
eids
zorg
Econ
omie
Bèt
atec
hnie
kA
gro
en F
ood
Kuns
t
Stu
dent
kan
ver
telle
n of
en
waa
rom
hi
j/zij
naar
het
hbo
wil.
Stu
dent
kan
bea
rgum
ente
ren
in
hoev
erre
inte
ress
es e
n am
bitie
s aa
n-sl
uite
n bi
j zijn
/haa
r hbo
-am
bitie
s.
Stu
dent
kan
eig
en in
tere
sses
en
ambi
ties
kopp
elen
hbo
-opl
eidi
ng v
an
zijn
/haa
r keu
ze.
Stu
dent
kan
inte
ress
es e
n am
bitie
s be
noem
en v
oor g
ekoz
en o
plei
ding
en
ber
oep.
Stu
dent
kan
bea
rgum
ente
ren
in
hoev
erre
inte
ress
es e
n am
bitie
s aa
nslu
iten
bij d
e (in
houd
) van
de
ople
idin
g en
toek
omst
ig b
eroe
p.
Stu
dent
kan
eig
en in
tere
sses
en
am-
bitie
s ko
ppel
en k
euze
mog
elijk
hede
n in
de
post
prop
edeu
tisch
e fa
se.
Wer
kexp
lora
tie(O
ntde
k je
stu
-di
e en
ber
oep)
Stu
dent
kan
ver
telle
n ho
e zi
jn/h
aar
toek
omst
ige
mbo
-opl
eidi
ng e
n be
-ro
ep e
r uitz
iet.
Stu
dent
kan
enk
ele
daar
op a
ansl
ui-
tend
e hb
o-op
leid
inge
n no
emen
.
Stu
dent
kan
ver
telle
n ho
e zi
jn /
haar
toek
omst
ige
hbo-
ople
idin
g en
be
roep
er u
itzie
t. S
tude
nt k
an b
enoe
men
wel
ke k
enni
s en
vaa
rdig
hede
n in
dez
e hb
o-op
lei-
ding
en
bero
ep b
elan
grijk
zijn
.
Stu
dent
kan
ver
telle
n ho
e zi
jn to
e-ko
mst
ige
hbo-
ople
idin
g en
ber
oep
er u
itzie
t.S
tude
nt k
an b
enoe
men
wel
ke k
enni
s en
vaa
rdig
hede
n in
dez
e hb
o-op
lei-
ding
en
bero
ep b
elan
grijk
zijn
Stu
dent
kan
ben
oem
en w
elke
ken
nis
en v
aard
ighe
den
in d
it be
roep
pas
-se
n bi
j zijn
/haa
r tal
ente
n en
mot
ie-
ven
(inte
ress
es).
Stu
dent
kan
de
wer
kzaa
mhe
den
be-
noem
en m
et b
etre
kkin
g to
t zijn
/haa
r ge
koze
n ric
htin
g in
de
hoof
dfas
eS
tude
nt k
an b
earg
umen
tere
n ho
e de
ze w
erkz
aam
hede
n pa
ssen
bij
zijn
/haa
r tal
ente
n en
mot
ieve
n (in
te-
ress
es).
Stu
dent
kan
dez
e w
erkz
aam
hede
n ko
ppel
en a
an d
e ke
uze
van
de p
ost-
prop
edeu
tisch
e fa
se.
15
LOB
VMB
O 3
-4M
BO
1-2
MB
O 3
-4H
BO
PN
etw
erke
n: In
ge
spre
k m
et…
(Wie
heb
je n
o-di
g om
je w
en-
sen
te k
unne
n re
alis
eren
?)
Stu
dent
kan
ben
oem
en w
elke
m
ense
n ui
t zijn
net
wer
k he
m/h
aar
kunn
en h
elpe
n bi
j het
ver
krijg
en v
an
info
rmat
ie o
ver o
f erv
arin
gen
opdo
en
met
bep
aald
e be
roep
en e
n st
udie
s (m
bo &
hbo
).
Stu
dent
kan
ben
oem
en w
elke
men
-se
n ui
t zijn
net
wer
k he
m/h
aar h
eb-
ben
geho
lpen
bij
het v
erkr
ijgen
van
in
form
atie
ove
r of e
rvar
inge
n op
doen
m
et s
tudi
e/be
roep
(mbo
& h
bo).
Stu
dent
kan
zijn
eig
en n
etw
erk
in
kaar
t bre
ngen
.
Stu
dent
kan
ben
oem
en w
elke
men
-se
n ui
t zijn
net
wer
k he
m/h
aar h
eb-
ben
geho
lpen
bij
het v
erkr
ijgen
van
in
form
atie
ove
r of e
rvar
inge
n op
doen
ov
er h
bo-o
plei
ding
/ber
oep.
Stu
dent
kan
zijn
eig
en n
etw
erk
in
kaar
t bre
ngen
en
beoo
rdel
en a
an
wel
ke m
ense
n hi
j nog
beh
oefte
he
eft.
Stu
dent
maa
kt e
en p
rofe
ssio
neel
Stu
dent
kan
ben
oem
en w
elke
men
-se
n ui
t zijn
opl
eidi
ng e
n w
erkv
eld
hem
/haa
r heb
ben
geho
lpen
bij
zijn
lo
opba
anle
erpr
oces
.
Stu
dent
kan
zijn
net
wer
k ve
rgro
ten.
Stu
dent
kan
zijn
/haa
r lin
kedi
n pr
ofiel
pr
ofes
sion
eel b
ijhou
den
Loop
baan
-st
urin
g(h
oe g
a ik
het
aa
npak
ken)
In g
espr
ek m
et
je s
tudi
eloo
p-ba
anbe
gele
ider
of
men
tor
Stu
dent
kan
vra
gen
voor
zic
hzel
f for
-m
uler
en o
ver z
ijn g
ewen
ste
hbo-
op-
leid
inge
n/ b
eroe
pen.
Stu
dent
kan
sam
en m
et d
e lo
b-er
ac
ties
bede
nken
om
ant
woo
rden
te
verk
rijge
n en
voe
rt di
e ac
ties
ook
uit.
Stu
dent
kan
vra
gen
voor
zic
hzel
f for
-m
uler
en o
ver z
ijn g
ewen
ste
hbo-
op-
leid
inge
n/ b
eroe
pen.
S
tude
nt k
an s
amen
met
de
lob-
er
actie
s be
denk
en o
m a
ntw
oord
en te
ve
rkrij
gen
en v
oert
die
actie
s oo
k ui
t.
Stu
dent
kan
act
iepu
nten
voo
r zic
h-ze
lf fo
rmul
eren
in re
latie
tot v
rage
n di
e hi
j/ zi
j hee
ft ov
er o
plei
ding
en/
bero
epen
Stu
dent
kan
die
act
ies
uitv
oere
n en
da
arop
sam
en m
et d
e lo
b-er
refle
c-te
ren.
Dit
leid
t tot
nie
uwe
actie
s.
Stu
dent
kan
act
iepu
nten
voo
r zi
chze
lf fo
rmul
eren
in re
latie
tot
vrag
en d
ie h
ij/ z
ij he
eft o
ver z
ijn/h
aar
toek
omst
ig w
erkv
eld.
Stu
dent
kan
die
act
ies
uitv
oere
n en
da
arop
zel
f refl
ecte
ren.
Dit
leid
t tot
ni
euw
e ac
ties.
16
STU
DIE
VAA
RD
IGH
EDEN
VMB
O 3
-4M
BO
1-2
MB
O 3
-4H
BO
P1.
Sam
enw
erke
n
Gez
amen
lijk
een
doel
re
alis
eren
en
ande
ren
daar
bij
kunn
en
aanv
ulle
n en
on
ders
teun
en
De
stud
ent:
Nee
mt o
p he
t jui
ste
mom
ent i
nitia
tief.
Kan
goe
d af
spra
ken
mak
en o
ver d
e ta
akve
rdel
ing
in d
e gr
oep
en k
an
daar
bij e
en g
oed
even
wic
ht v
inde
n tu
ssen
de
wen
sen
van
ande
ren
en
die
van
zich
zelf.
Nee
mt v
eran
twoo
rdel
ijkhe
id.
Nee
mt t
aken
op
zich
en
houd
t zic
h aa
n af
spra
ken.
Hel
pt a
nder
en e
n ge
eft f
eedb
ack
waa
rdoo
r zij
verd
er k
unne
n.
Vraa
gt o
p he
t jui
ste
mom
ent h
ulp
of
feed
back
aan
and
eren
.Is
blij
met
hul
p of
feed
back
. Pas
t dan
zi
jn/h
aar g
edra
g of
wer
k aa
n.
De
stud
ent
Nee
mt o
p he
t jui
ste
mom
ent i
nitia
tief.
Kan
goe
d af
spra
ken
mak
en o
ver d
e ta
akve
rdel
ing
in d
e gr
oep
en k
an
daar
bij e
en g
oed
even
wic
ht v
inde
n tu
ssen
de
wen
sen
van
ande
ren
en
die
van
zich
zelf.
Nee
mt v
eran
twoo
rdel
ijkhe
id.
Nee
mt t
aken
op
zich
en
houd
t zic
h aa
n af
spra
ken.
Hel
pt a
nder
en e
n ge
eft f
eedb
ack
waa
rdoo
r zij
verd
er k
unne
n.
Vraa
gt o
p he
t jui
ste
mom
ent h
ulp
of
feed
back
aan
and
eren
.Is
blij
met
hul
p of
feed
back
. Pas
t dan
zi
jn/h
aar g
edra
g of
wer
k aa
n.
De
stud
ent
Nee
mt o
p he
t jui
ste
mom
ent i
nitia
tief.
Kan
goe
d af
spra
ken
mak
en o
ver d
e ta
akve
rdel
ing
in d
e gr
oep
en k
an
daar
bij e
en g
oed
even
wic
ht v
inde
n tu
ssen
de
wen
sen
van
ande
ren
en
die
van
zich
zelf.
Nee
mt v
eran
twoo
rdel
ijkhe
id.
Nee
mt t
aken
op
zich
en
houd
t zic
h aa
n af
spra
ken.
Hel
pt a
nder
en e
n ge
eft f
eedb
ack
waa
rdoo
r zij
verd
er k
unne
n.
Vraa
gt o
p he
t jui
ste
mom
ent h
ulp
of
feed
back
aan
and
eren
.Is
blij
met
hul
p of
feed
back
. Pas
t dan
zi
jn/h
aar g
edra
g of
wer
k aa
n.
De
stud
ent
Nee
mt o
p he
t jui
ste
mom
ent i
nitia
tief.
Kan
goe
d af
spra
ken
mak
en o
ver d
e ta
akve
rdel
ing
in d
e gr
oep
en k
an
daar
bij e
en g
oed
even
wic
ht v
inde
n tu
ssen
de
wen
sen
van
ande
ren
en
die
van
zich
zelf.
Nee
mt v
eran
twoo
rdel
ijkhe
id.
Nee
mt t
aken
op
zich
en
houd
t zic
h aa
n af
spra
ken.
Hel
pt a
nder
en e
n ge
eft f
eedb
ack
waa
rdoo
r zij
verd
er k
unne
n.
Vraa
gt o
p he
t jui
ste
mom
ent h
ulp
of
feed
back
aan
and
eren
.Is
blij
met
hul
p of
feed
back
. Pas
t dan
zi
jn/h
aar g
edra
g of
wer
k aa
n.
Om
schr
ijvim
g av
n de
uits
troo
mpr
ofiel
en s
tudi
evaa
rdig
hede
n SL
B/L
OB
17
STU
DIE
VAA
RD
IGH
EDEN
VMB
O 3
-4M
BO
1-2
MB
O 3
-4H
BO
P2.
Zel
fsta
ndig
le
ren
Het
kun
nen
stur
en v
an h
et
leer
proc
es e
n da
arop
refle
c-te
ren
De
stud
ent
Verd
iept
zic
h in
een
opd
rach
t zod
at
hij/z
ij ov
erzi
cht h
eeft
en k
an e
en p
as-
send
e aa
npak
kie
zen
en e
en e
igen
pl
anni
ng m
aken
.
Hou
dt o
verz
icht
ove
r de
uitv
oerin
g va
n de
opd
rach
t en
past
zo
nodi
g de
aa
npak
en/
of d
e pl
anni
ng a
an.
Kijk
t ter
ug o
p de
aan
pak
van
de
opdr
acht
, kan
aan
geve
n w
elke
aan
-pa
k is
gek
ozen
en
waa
rom
en
kan
verb
eter
punt
en b
enoe
men
.
Kan
zijn
/haa
r eig
en re
sulta
ten
goed
be
oord
elen
en
kan
beno
emen
hoe
de
vol
gend
e ke
er e
en n
og b
eter
re
sulta
at b
erei
kt k
an w
orde
n.
Wee
t wat
hij/
zij l
eert
van
een
op-
drac
ht, w
eet g
oed
wel
ke m
anie
r van
le
ren
bij m
ij pa
st e
n ka
n di
ngen
op
een
eige
n m
anie
r aan
pakk
en.
De
stud
ent
Verd
iept
zic
h in
een
opd
rach
t zod
at
hij/z
ij ov
erzi
cht h
eeft
en k
an e
en p
as-
send
e aa
npak
kie
zen
en e
en e
igen
pl
anni
ng m
aken
.
Hou
dt o
verz
icht
ove
r de
uitv
oerin
g va
n de
opd
rach
t en
past
zo
nodi
g de
aa
npak
en/
of d
e pl
anni
ng a
an.
Kijk
t ter
ug o
p de
aan
pak
van
de
opdr
acht
, kan
aan
geve
n w
elke
aan
-pa
k is
gek
ozen
en
waa
rom
en
kan
verb
eter
punt
en b
enoe
men
.
Kan
zijn
/haa
r eig
en re
sulta
ten
goed
be
oord
elen
en
kan
beno
emen
hoe
de
vol
gend
e ke
er e
en n
og b
eter
re
sulta
at b
erei
kt k
an w
orde
n.
Wee
t wat
hij/
zij l
eert
van
een
op-
drac
ht, w
eet g
oed
wel
ke m
anie
r van
le
ren
bij m
ij pa
st e
n ka
n di
ngen
op
een
eige
n m
anie
r aan
pakk
en.
De
stud
ent
Verd
iept
zic
h in
een
opd
rach
t zod
at
hij/z
ij ov
erzi
cht h
eeft
en k
an e
en p
as-
send
e aa
npak
kie
zen
en e
en e
igen
pl
anni
ng m
aken
.
Hou
dt o
verz
icht
ove
r de
uitv
oerin
g va
n de
opd
rach
t en
past
zo
nodi
g de
aa
npak
en/
of d
e pl
anni
ng a
an.
Kijk
t ter
ug o
p de
aan
pak
van
de
opdr
acht
, kan
aan
geve
n w
elke
aan
-pa
k is
gek
ozen
en
waa
rom
en
kan
verb
eter
punt
en b
enoe
men
.
Kan
zijn
/haa
r eig
en re
sulta
ten
goed
be
oord
elen
en
kan
beno
emen
hoe
de
vol
gend
e ke
er e
en n
og b
eter
re
sulta
at b
erei
kt k
an w
orde
n.
Wee
t wat
hij/
zij l
eert
van
een
op-
drac
ht, w
eet g
oed
wel
ke m
anie
r van
le
ren
bij m
ij pa
st e
n ka
n di
ngen
op
een
eige
n m
anie
r aan
pakk
en.
De
stud
ent
Verd
iept
zic
h in
een
opd
rach
t zod
at
hij/z
ij ov
erzi
cht h
eeft
en k
an e
en p
as-
send
e aa
npak
kie
zen
en e
en e
igen
pl
anni
ng m
aken
.
Hou
dt o
verz
icht
ove
r de
uitv
oerin
g va
n de
opd
rach
t en
past
zo
nodi
g de
aa
npak
en/
of d
e pl
anni
ng a
an.
Kijk
t ter
ug o
p de
aan
pak
van
de
opdr
acht
, kan
aan
geve
n w
elke
aan
-pa
k is
gek
ozen
en
waa
rom
en
kan
verb
eter
punt
en b
enoe
men
.
Kan
zijn
/haa
r eig
en re
sulta
ten
goed
be
oord
elen
en
kan
beno
emen
hoe
de
vol
gend
e ke
er e
en n
og b
eter
re
sulta
at b
erei
kt k
an w
orde
n.
Wee
t wat
hij/
zij l
eert
van
een
op-
drac
ht, w
eet g
oed
wel
ke m
anie
r van
le
ren
bij m
ij pa
st e
n ka
n di
ngen
op
een
eige
n m
anie
r aan
pakk
en.
18
STU
DIE
VAA
RD
IGH
EDEN
VMB
O 3
-4M
BO
1-2
MB
O 3
-4H
BO
P3.
Pre
sent
eren
Het
effe
ctie
f en
doe
lger
icht
ku
nnen
ove
r-br
enge
n va
n ee
n bo
odsc
hap
in
een
pres
enta
tie
De
stud
ent
Kan
goe
d be
pale
n w
at z
ij/hi
j wil
over
bren
gen
en h
oudt
daa
rbij
volo
p re
keni
ng m
et d
e pe
rson
en v
oor w
ie
de p
rese
ntat
ie is
bed
oeld
en
haar
/zi
jn p
rese
ntat
ie h
eeft
een
duid
elijk
e op
bouw
en
is g
oed
te v
olge
n.
Geb
ruik
t hul
pmid
dele
n di
e go
ed
pass
en b
ij zi
jn/h
aar p
ublie
k en
die
de
pres
enta
tie n
og d
uide
lijke
r mak
en.
Spr
eekt
dui
delij
k en
vlo
eien
d.
Hee
ft bi
j het
spr
eken
gen
oeg
aan
een
paar
tref
woo
rden
op
papi
er.
Let g
oed
op h
aar/z
ijn li
chaa
msh
ou-
ding
en
houd
t bew
ust c
onta
ct m
et
het p
ublie
k.
Rea
geer
t goe
d op
vra
gen,
ook
als
zi
j/hij
het a
ntw
oord
nie
t wee
t.
De
stud
ent
Kan
goe
d be
pale
n w
at z
ij/hi
j wil
over
bren
gen
en h
oudt
daa
rbij
volo
p re
keni
ng m
et d
e pe
rson
en v
oor w
ie
de p
rese
ntat
ie is
bed
oeld
en
haar
/zi
jn p
rese
ntat
ie h
eeft
een
duid
elijk
e op
bouw
en
is g
oed
te v
olge
n.
Geb
ruik
t hul
pmid
dele
n di
e go
ed
pass
en b
ij zi
jn/h
aar p
ublie
k en
die
de
pres
enta
tie n
og d
uide
lijke
r mak
en.
Spr
eekt
dui
delij
k en
vlo
eien
d.
Hee
ft bi
j het
spr
eken
gen
oeg
aan
een
paar
tref
woo
rden
op
papi
er.
Let g
oed
op h
aar/z
ijn li
chaa
msh
ou-
ding
en
houd
t bew
ust c
onta
ct m
et
het p
ublie
k.
Rea
geer
t goe
d op
vra
gen,
ook
als
zi
j/hij
het a
ntw
oord
nie
t wee
t.
De
stud
ent
Kan
goe
d be
pale
n w
at z
ij/hi
j wil
over
bren
gen
en h
oudt
daa
rbij
volo
p re
keni
ng m
et d
e pe
rson
en v
oor w
ie
de p
rese
ntat
ie is
bed
oeld
en
haar
/zi
jn p
rese
ntat
ie h
eeft
een
duid
elijk
e op
bouw
en
is g
oed
te v
olge
n.
Geb
ruik
t hul
pmid
dele
n di
e go
ed
pass
en b
ij zi
jn/h
aar p
ublie
k en
die
de
pres
enta
tie n
og d
uide
lijke
r mak
en.
Spr
eekt
dui
delij
k en
vlo
eien
d.
Hee
ft bi
j het
spr
eken
gen
oeg
aan
een
paar
tref
woo
rden
op
papi
er.
Let g
oed
op h
aar/z
ijn li
chaa
msh
ou-
ding
en
houd
t bew
ust c
onta
ct m
et
het p
ublie
k.
Rea
geer
t goe
d op
vra
gen,
ook
als
zi
j/hij
het a
ntw
oord
nie
t wee
t.
De
stud
ent
Kan
goe
d be
pale
n w
at z
ij/hi
j wil
over
bren
gen
en h
oudt
daa
rbij
volo
p re
keni
ng m
et d
e pe
rson
en v
oor w
ie
de p
rese
ntat
ie is
bed
oeld
en
haar
/zi
jn p
rese
ntat
ie h
eeft
een
duid
elijk
e op
bouw
en
is g
oed
te v
olge
n.
Geb
ruik
t hul
pmid
dele
n di
e go
ed
pass
en b
ij zi
jn/h
aar p
ublie
k en
die
de
pres
enta
tie n
og d
uide
lijke
r mak
en.
Spr
eekt
dui
delij
k en
vlo
eien
d.
Hee
ft bi
j het
spr
eken
gen
oeg
aan
een
paar
tref
woo
rden
op
papi
er.
Let g
oed
op h
aar/z
ijn li
chaa
msh
ou-
ding
en
houd
t bew
ust c
onta
ct m
et
het p
ublie
k.
Rea
geer
t goe
d op
vra
gen,
ook
als
zi
j/hij
het a
ntw
oord
nie
t wee
t.
19
STU
DIE
VAA
RD
IGH
EDEN
VMB
O 3
-4M
BO
1-2
MB
O 3
-4H
BO
P4.
Abs
tract
en
kriti
sch
denk
en
Doe
lger
icht
kun
-ne
n an
alys
eren
en
logi
sch
kun-
nen
rede
nere
n
De
stud
ent:
Kan
goe
d be
denk
en w
at z
ij/hi
j te
wet
en w
il ko
men
en
kan
daar
voor
de
juis
te v
rage
n fo
rmul
eren
.
Kan
bij
een
vraa
g of
opd
rach
t goe
d br
uikb
are
info
rmat
ie z
oeke
n en
de
juis
te in
form
atie
kie
zen.
Kan
goe
d be
oord
elen
of i
nfor
mat
ie
betro
uwba
ar is
.
Kan
goe
d on
ders
chei
d m
aken
tus-
sen
feite
n en
men
inge
n
Kan
goe
d ho
ofd-
en
bijz
aken
ond
er-
sche
iden
en
info
rmat
ie c
ombi
nere
n en
kan
goe
d co
nclu
sies
trek
ken
en
deze
in e
igen
woo
rden
wee
rgev
en.
Kan
een
logi
sche
ged
acht
enlij
n op
-bo
uwen
en
deze
dui
delij
k ve
rwoo
r-de
n.
Sta
at o
pen
voor
men
inge
n va
n an
de-
ren
en k
an z
aken
van
ver
schi
llend
e ka
nten
bek
ijken
.
Kan
goe
d ee
n do
orda
cht e
en s
tand
-pu
nt in
nem
en e
n di
t ond
erbo
uwen
m
et a
rgum
ente
n.
De
stud
ent:
Kan
goe
d be
denk
en w
at z
ij/hi
j te
wet
en w
il ko
men
en
kan
daar
voor
de
juis
te v
rage
n fo
rmul
eren
.
Kan
bij
een
vraa
g of
opd
rach
t goe
d br
uikb
are
info
rmat
ie z
oeke
n en
de
juis
te in
form
atie
kie
zen.
Kan
goe
d be
oord
elen
of i
nfor
mat
ie
betro
uwba
ar is
.
Kan
goe
d on
ders
chei
d m
aken
tus-
sen
feite
n en
men
inge
n
Kan
goe
d ho
ofd-
en
bijz
aken
ond
er-
sche
iden
en
info
rmat
ie c
ombi
nere
n en
kan
goe
d co
nclu
sies
trek
ken
en
deze
in e
igen
woo
rden
wee
rgev
en.
Kan
een
logi
sche
ged
acht
elijn
op-
bouw
en e
n de
ze d
uide
lijk
verw
oor-
den.
Sta
at o
pen
voor
men
inge
n va
n an
de-
ren
en k
an z
aken
van
ver
schi
llend
e ka
nten
bek
ijken
.
Kan
goe
d ee
n do
orda
cht e
en s
tand
-pu
nt in
nem
en e
n di
t ond
erbo
uwen
m
et a
rgum
ente
n.
De
stud
ent:
Kan
goe
d be
denk
en w
at z
ij/hi
j te
wet
en w
il ko
men
en
kan
daar
voor
de
juis
te v
rage
n fo
rmul
eren
.
Kan
bij
een
vraa
g of
opd
rach
t goe
d br
uikb
are
info
rmat
ie z
oeke
n en
de
juis
te in
form
atie
kie
zen.
Kan
goe
d be
oord
elen
of i
nfor
mat
ie
betro
uwba
ar is
.
Kan
goe
d on
ders
chei
d m
aken
tus-
sen
feite
n en
men
inge
n
Kan
goe
d ho
ofd-
en
bijz
aken
ond
er-
sche
iden
en
info
rmat
ie c
ombi
nere
n en
kan
goe
d co
nclu
sies
trek
ken
en
deze
in e
igen
woo
rden
wee
rgev
en.
Kan
een
logi
sche
ged
acht
elijn
op-
bouw
en e
n de
ze d
uide
lijk
verw
oor-
den.
Sta
at o
pen
voor
men
inge
n va
n an
de-
ren
en k
an z
aken
van
ver
schi
llend
e ka
nten
bek
ijken
.
Kan
goe
d ee
n do
orda
cht e
en s
tand
-pu
nt in
nem
en e
n di
t ond
erbo
uwen
m
et a
rgum
ente
n.
De
stud
ent:
Kan
goe
d be
denk
en w
at z
ij/hi
j te
wet
en w
il ko
men
en
kan
daar
voor
de
juis
te v
rage
n fo
rmul
eren
.
Kan
bij
een
vraa
g of
opd
rach
t goe
d br
uikb
are
info
rmat
ie z
oeke
n en
de
juis
te in
form
atie
kie
zen.
Kan
goe
d be
oord
elen
of i
nfor
mat
ie
betro
uwba
ar is
.
Kan
goe
d on
ders
chei
d m
aken
tus-
sen
feite
n en
men
inge
n
Kan
goe
d ho
ofd-
en
bijz
aken
ond
er-
sche
iden
en
info
rmat
ie c
ombi
nere
n en
kan
goe
d co
nclu
sies
trek
ken
en
deze
in e
igen
woo
rden
wee
rgev
en.
Kan
een
logi
sche
ged
acht
elijn
op-
bouw
en e
n de
ze d
uide
lijk
verw
oor-
den.
Sta
at o
pen
voor
men
inge
n va
n an
de-
ren
en k
an z
aken
van
ver
schi
llend
e ka
nten
bek
ijken
.
Kan
goe
d ee
n do
orda
cht e
en s
tand
-pu
nt in
nem
en e
n di
t ond
erbo
uwen
m
et a
rgum
ente
n.
20
3.2 Taalvaardigheid: ontwerprichtlijnen en uitstroomprofiel
Ontwerprichtlijnen taalvaardigheid
Toelichting uitstroomprofiel taalvaardigheidIn de referentieniveaus taal van de commissie Meijerink en het Common European Framework of Reference wordt onderscheid gemaakt tussen de vaardigheden:1. Lezen2. Schrijven met daaraan gekoppeld taalverzorging3. Luisteren4. Spreken en gesprekken voeren
In het Toptraject zijn leesvaardigheid en schrijfvaardigheid met daaraan gekoppeld taalverzorging centraal gesteld.
Ontwerprichtlijnen - taalvaardigheid
Ontwerprichtlijnen taalvaardigheid Toelichting
Gebruik een zo direct mogelijk instruc-tie.
Bijvoorbeeld met behulp van model Vernooy, zie toolbox 4.3.
Jij, als taaldocent, bent vakinhoudelijk en didactisch competent. Daarbij: • Heb je inzicht in toepassing van taal
in beroepsgerichte vakken. • Bevorder je integratie van taal in
andere vakken.• Werk je samen met andere taal- en
vakdocenten.
Integratie verbetert de lees- en schrijf-vaardigheid van de student
Besteed aandacht aan planning, monitoring, revisie en evaluatie van schrijfprestaties.
Hoe meer taalkennis studenten heb-ben, hoe beter ze een tekst begrijpen en goede teksten kunnen schrijven.
Zorg ervoor dat je producten van een niveau hoger gebruikt in je onderwijs-activiteiten.
Vergelijk bijvoorbeeld schrijfproducten van het hbo met die van het mbo.
Zorg voor interactie tussen de studen-ten en jou, wanneer ze werken aan een taak.
Informeel leren: niet georganiseerde feedback.
Leer studenten vakjargon te gebruiken op een functionele manier.
Wees als docent een goed voorbeeld (voorbeeldgedrag) en controleer stu-denten op taalvaardigheid.
Laat binnen elk domein professionele producten op eigen wijze realiseren, passend bij het toekomstige werkveld.
Ga uit van authentieke (beroeps)producten.
Maak differentiatie mogelijk. Sluit aan bij het niveau van de student.
21
1. In het uitstroomprofiel leesvaardigheid worden de volgende aspecten onderscheiden: a. Onderwerp e. Tekstdoel b. Vocabulaire f. Rekening houden met publiek c. Tekststructuur g. Taken d. Tekstinhoud
2 In het uitstroomprofiel schrijfvaardigheid met daaraan gekoppeld taalverzorging wor-den de volgende aspecten onderscheiden:
a. Onderwerp e. Doelgerichtheid b. Vocabulaire f. Grammaticale correctheid c. Tekststructuur g. Taken d. Rekening houden met publiek 3. In het onderdeel taalverzorging worden de volgende aspecten onderscheiden: a. Spelling b. Interpunctie c. Grammaticale begrippen ten dienste van de werkwoordspelling
Leesvaardigheid moet met een voldoende worden afgesloten. Bij de beoordeling van schrijfvaardigheid worden zowel het proces als het product beoordeeld. Beoordeling vindt plaats nadat de student feedback heeft ontvangen en kunnen verwerken. Zowel proces als product moeten met een voldoende beoordeeld zijn (zie ook bijlage 1).
22
TAA
LVA
AR
DIG
HEI
D -
LEZE
NB
1
2F
VM
BO
4M
BO
1-2
B2
3F
MB
O 3
-4C
1 H
BO
POnderwerp
Kan
bew
erkt
e te
kste
n ui
t dag
bla-
den
en u
it op
inie
blad
en le
zen
en
begr
ijpen
.
Kan
teks
ten
uit d
agbl
aden
, bew
erkt
e te
kste
n ui
t opi
nieb
lade
n en
aan
de
ople
idin
g ge
rela
teer
de te
kste
n le
zen
en b
egrij
pen.
Kan
teks
ten
leze
n en
beg
rijpe
n ov
er
conc
rete
en
abst
ract
e on
derw
erpe
n di
e m
en te
genk
omt i
n he
t soc
iale
en
pro
fess
ione
le le
ven
en in
het
on
derw
ijs.
Kan
teks
ten
leze
n en
beg
rijpe
n ov
er
abst
ract
e, c
ompl
exe,
onb
eken
de
onde
rwer
pen
die
men
tege
nkom
t in
het s
ocia
le e
n pr
ofes
sion
ele
leve
n en
in
de
wet
ensc
hap.
Vocabulaire
De
woo
rden
scha
t is
vold
oend
e om
te
kste
n te
leze
n ov
er a
lgem
ene
onde
rwer
pen
en w
anne
er n
odig
de
bete
keni
s va
n on
beke
nde
woo
rden
ui
t de
vorm
, de
sam
enst
ellin
g of
de
cont
ext a
f te
leid
en.
Her
kent
en
begr
ijpt l
ette
rlijk
en
figuu
rlijk
taal
gebr
uik
(bee
ldsp
raak
)
Kan
teks
ten
begr
ijpen
waa
rin m
inde
r fre
quen
t geb
ruik
te w
oord
en w
orde
n ge
brui
kt.
De
woo
rden
scha
t is
vold
oend
e om
te
kste
n te
leze
n ui
t het
pub
lieke
en
educ
atie
ve e
n pr
ofes
sion
ele
dom
ein
en o
ver d
e m
eest
alg
emen
e on
der-
wer
pen.
Her
kent
en
begr
ijpt l
ette
rlijk
en
figuu
rlijk
taal
gebr
uik
(bee
ldsp
raak
).
Kan
teks
ten
begr
ijpen
waa
rin m
inde
r fre
quen
t geb
ruik
te w
oord
en w
orde
n ge
brui
kt.
Hee
ft ee
n to
erei
kend
e w
oord
ensc
hat
om te
kste
n te
leze
n ui
t het
pub
lieke
, ed
ucat
ieve
en
prof
essi
onel
e do
mei
n en
ove
r de
mee
ste
alge
men
e on
der-
wer
pen.
Kan
teks
ten
leze
n en
beg
rijpe
n w
aarin
geb
ruik
gem
aakt
wor
dt v
an
beel
dspr
aak
en fo
rmee
l taa
lgeb
ruik
en
waa
rin la
agfre
quen
t geb
ruik
te
woo
rden
voo
rkom
en.
Hee
ft ee
n go
ede
behe
ersi
ng v
an e
en
bree
d re
perto
ire a
an w
oord
en, z
odat
hi
j gee
n pr
oble
men
ond
ervi
ndt b
ij he
t le
zen
van
teks
ten
uit h
et e
duca
tieve
en
pro
fess
ione
le d
omei
n.
Kan
teks
ten
begr
ijpen
waa
rin la
ag-
frequ
ent g
ebru
ikte
woo
rden
voo
r-ko
men
eve
nals
form
eel,
ambt
elijk
, w
eten
scha
ppel
ijk e
nsp
ecia
listis
ch ta
alge
brui
k.
Tekststructuur
Kan
teks
ten
leze
n m
et e
en h
elde
re
stru
ctuu
r. Ve
rban
den
in d
e te
kst w
or-
den
duid
elijk
aan
gege
ven.
De
tek-
sten
heb
ben
over
weg
end
een
lage
in
form
atie
dich
thei
d en
telle
n ni
et
mee
r dan
ong
evee
r 120
0 w
oord
en.
Her
kent
het
opb
ouw
sche
ma
van
een
teks
t.
Kan
mee
r com
plex
e te
kste
n m
et e
en
duid
elijk
e op
bouw
leze
n.
De
teks
ten
hebb
en e
en h
oger
e in
-fo
rmat
iedi
chth
eid
en te
llen
niet
mee
r da
n on
geve
er 1
500
woo
rden
.
Kan
in te
kste
n m
et m
eer c
ompl
exe
zinn
en e
n ee
n gr
oot a
anta
l ver
bin-
ding
swoo
rden
de
verb
ande
n bi
nnen
de
teks
t her
kenn
en e
n de
sam
en-
hang
bin
nen
de te
kst a
naly
sere
n.
Her
kent
arg
umen
tatie
sche
ma’
s in
te
kste
n.
Kan
ver
schi
llend
e or
deni
ngsp
a-tro
nen,
ver
bind
ings
woo
rden
en
cohe
sieb
evor
dere
nde
elem
ente
n he
rken
nen
en a
naly
sere
n bi
j het
le-
zen
van
com
plex
e te
kste
n m
et la
nge
sam
enge
stel
de z
inne
n. K
an o
ok
teks
ten
leze
n w
aarin
de
sam
enha
ng
impl
icie
t is.
Om
schr
ijvin
g va
n de
uits
troo
mpr
ofiel
en -
taal
vaar
digh
eid
(leze
n &
sch
rijve
n)In
zijn
alg
emee
nhei
d ge
ldt d
at d
e te
kste
n vo
or e
en v
olge
nd e
indn
ivea
u la
nger
, com
plex
er e
n ab
stra
cter
zijn
.
23
TAA
LVA
AR
DIG
HEI
D -
LEZE
NB
1
2F
VM
BO
4M
BO
1-2
B2
3F
MB
O 3
-4C
1 H
BO
P
Tekstinhoud
Kan
de
hoof
dged
acht
e va
n ee
n te
kst
wee
rgev
en e
n m
aakt
ond
ersc
heid
tu
ssen
hoo
fd- e
n bi
jzak
en, d
aarb
ij ge
brui
k m
aken
d va
n de
ker
nzin
nen
van
de a
linea
’s.
Legt
rela
ties
tuss
en te
kstd
elen
(in
leid
ing,
ker
n en
slo
t) en
her
kent
en
begr
ijpt d
e ve
rban
den
die
in d
e te
kst
gele
gd w
orde
n.
Her
kent
en
begr
ijpt h
et v
ersc
hil t
us-
sen
feite
n en
men
inge
n.
Her
kent
arg
umen
tatie
: sta
ndpu
nt,
argu
men
t en
tege
narg
umen
t. M
aakt
on
ders
chei
d tu
ssen
obj
ectie
ve e
n su
bjec
tieve
arg
umen
ten.
Kan
de
hoof
dged
acht
e va
n ee
n te
kst
wee
rgev
en e
n m
aakt
ond
ersc
heid
tu
ssen
hoo
fd- e
n bi
jzak
en, d
aarb
ij ge
brui
k m
aken
d va
n de
ker
nzin
nen
van
de a
linea
’s. M
BO
1-2
en M
BO
3-
4 w
isse
len.
Legt
rela
ties
tuss
en te
kstd
elen
(inl
eidi
ng, k
ern
en s
lot)
en h
erke
nt
en b
egrij
pt d
e ve
rban
den
die
in d
e te
kst g
eleg
d w
orde
n.
Her
kent
en
begr
ijpt h
et v
ersc
hil t
us-
sen
feite
n en
men
inge
n en
kan
dat
on
ders
chei
d ve
rwoo
rden
.
Maa
kt o
nder
sche
id tu
ssen
hoo
fd- e
n bi
jzak
en, f
eite
n en
men
inge
n, s
tand
-pu
nt, a
rgum
ent e
n te
gena
rgum
ent.
Maa
kt o
nder
sche
id tu
ssen
obj
ec-
tieve
en
subj
ectie
ve a
rgum
ente
n en
ka
n be
noem
en w
elk
soor
t sub
jec-
tieve
arg
umen
ten
gebr
uikt
wor
den:
em
otio
neel
arg
umen
t, ve
rmoe
den,
ge
zags
argu
men
t, m
oree
l arg
umen
t, ge
loof
sarg
umen
t en
verg
elijk
ings
ar-
gum
ent.
Her
kent
en
begr
ijpt d
e ho
ofdg
edac
h-te
van
de
teks
t en
kan
de h
oofd
ge-
dach
te in
eig
en w
oord
en w
eerg
even
.
Kan
ond
ersc
heid
mak
en tu
ssen
ho
ofd-
en
bijz
aken
van
de
teks
t, da
arbi
j geb
ruik
mak
end
van
de k
ern-
zinn
en v
an d
e al
inea
’s.
Legt
rela
ties
tuss
en te
kstd
elen
en
herk
ent e
n be
grijp
t de
verb
ande
n di
e in
de
teks
t gel
egd
wor
den.
Maa
kt o
nder
sche
id tu
ssen
feite
n en
m
enin
gen
bij c
ompl
exe
teks
ten.
Her
kent
arg
umen
tatie
: sta
ndpu
nt,
argu
men
t, te
gena
rgum
ent,
verz
we-
gen
argu
men
t.
Kan
een
arg
umen
t op
aanv
aard
baar
-he
id b
eoor
dele
n, m
aakt
ond
ersc
heid
tu
ssen
dro
gred
en e
n ar
gum
ent.
Kan
de
info
rmat
ie in
een
teks
t be-
oord
elen
op
waa
rde
voor
zic
hzel
f en
ande
ren.
Maa
kt o
nder
sche
id tu
ssen
obj
ec-
tieve
en
subj
ectie
ve a
rgum
ente
n en
he
rken
t ver
schi
llend
e ty
pen
drog
re-
dene
n.
Her
kent
per
soon
lijke
waa
rdeo
orde
-le
n en
inte
rpre
teer
t dez
e al
s zo
dani
g.
Kan
een
ver
gelij
king
mak
en tu
ssen
de
teks
tdel
en v
an d
e te
kst o
nder
-lin
g, e
n tu
ssen
de
teks
t en
ande
re
teks
ten.
Kan
de
aanv
aard
baar
heid
van
een
be
toog
beo
orde
len.
Kan
een
teks
t beo
orde
len
op c
onsi
s-te
ntie
.
24
TAA
LVA
AR
DIG
HEI
D -
LEZE
NB
1
2F
VM
BO
4M
BO
1-2
B2
3F
MB
O 3
-4C
1 H
BO
P
Tekstdoel
Her
kent
de
volg
ende
teks
tdoe
len:
• In
form
eren
d (b
ijv.
stud
iete
kste
n vo
or a
lle v
akke
n en
teks
ten
in
dagb
lade
n en
tijd
schr
iften
);•
Inst
ruct
ief
(bijv
. geb
ruik
s-aa
nwij-
zing
en e
n bi
jslu
iters
van
med
icij-
nen)
; •
Bet
ogen
d (b
ijv. b
roch
ures
van
fo
rmel
e in
stan
ties,
bet
ogen
en
licht
op
inië
rend
e ar
tikel
en).
Kan
info
rmat
ieve
teks
ten
leze
n en
be
grijp
en m
et e
en m
eer f
orm
eel t
aal-
gebr
uik,
zoa
ls v
oorli
chtin
gsm
ater
iaal
va
n in
stan
ties.
Inst
ruct
ieve
teks
ten,
zoa
ls in
gew
ik-
keld
e in
stru
ctie
s in
geb
ruik
saan
wij-
zing
en b
ij on
beke
nde
appa
rate
n.
Bet
ogen
de te
kste
n, w
aaro
nder
opi
ni-
eren
de a
rtik
elen
.
Her
kent
het
doe
l waa
rmee
een
teks
t ge
schr
even
is e
n de
talig
e m
idde
len
waa
rmee
dit
wor
dt a
ange
geve
n.
Trek
t con
clus
ies
over
de
inte
ntie
s,
opva
tting
en e
n ge
voel
ens
van
de
aute
ur.
Inst
ruct
ieve
teks
ten,
zoa
ls in
gew
ik-
keld
e in
stru
ctie
s in
geb
ruik
saan
wij-
zing
en b
ij on
beke
nde
appa
rate
n.
Her
kent
het
doe
l waa
rmee
de
teks
t ge
schr
even
is, o
ok a
ls d
at d
oel
impl
icie
t is.
Rekening houden met publiek
Kan
aan
geve
n vo
or w
elk
publ
iek
de
teks
t is
ges
chre
ven.
Her
kent
em
otio
neel
, dub
belz
inni
g en
hu
mor
istis
ch ta
alge
brui
k.
Her
kent
for
mee
l of i
nfor
mee
l reg
is-
ter.
Kan
aan
geve
n vo
or w
elk
publ
iek
de
teks
t is
ges
chre
ven.
Her
kent
en
begr
ijpt e
mot
ione
el,
dubb
elzi
nnig
en
hum
oris
tisch
taal
-ge
brui
k.
Her
kent
en
begr
ijpt f
orm
eel o
f inf
or-
mee
l reg
iste
r.
Kan
aan
geve
n vo
or w
elk
publ
iek
de
teks
t is
ges
chre
ven.
Her
kent
en
begr
ijpt e
mot
ione
el,
dubb
elzi
nnig
en
hum
oris
tisch
taal
-ge
brui
k.
Her
kent
en
begr
ijpt f
orm
eel o
f inf
or-
mee
l reg
iste
r.
Her
kent
een
bre
ed s
cala
aan
idio
ma-
tisch
e ui
tdru
kkin
gen
en u
itdru
kkin
-ge
n en
hee
ft oo
g vo
or re
gist
erve
ran-
derin
gen.
TAA
LVA
AR
DIG
HEI
D -
LEZE
NB
1
2F
VM
BO
4M
BO
1-2
B2
3F
MB
O 3
-4C
1 H
BO
P
Tekstinhoud
Kan
de
hoof
dged
acht
e va
n ee
n te
kst
wee
rgev
en e
n m
aakt
ond
ersc
heid
tu
ssen
hoo
fd- e
n bi
jzak
en, d
aarb
ij ge
brui
k m
aken
d va
n de
ker
nzin
nen
van
de a
linea
’s.
Legt
rela
ties
tuss
en te
kstd
elen
(in
leid
ing,
ker
n en
slo
t) en
her
kent
en
begr
ijpt d
e ve
rban
den
die
in d
e te
kst
gele
gd w
orde
n.
Her
kent
en
begr
ijpt h
et v
ersc
hil t
us-
sen
feite
n en
men
inge
n.
Her
kent
arg
umen
tatie
: sta
ndpu
nt,
argu
men
t en
tege
narg
umen
t. M
aakt
on
ders
chei
d tu
ssen
obj
ectie
ve e
n su
bjec
tieve
arg
umen
ten.
Kan
de
hoof
dged
acht
e va
n ee
n te
kst
wee
rgev
en e
n m
aakt
ond
ersc
heid
tu
ssen
hoo
fd- e
n bi
jzak
en, d
aarb
ij ge
brui
k m
aken
d va
n de
ker
nzin
nen
van
de a
linea
’s. M
BO
1-2
en M
BO
3-
4 w
isse
len.
Legt
rela
ties
tuss
en te
kstd
elen
(inl
eidi
ng, k
ern
en s
lot)
en h
erke
nt
en b
egrij
pt d
e ve
rban
den
die
in d
e te
kst g
eleg
d w
orde
n.
Her
kent
en
begr
ijpt h
et v
ersc
hil t
us-
sen
feite
n en
men
inge
n en
kan
dat
on
ders
chei
d ve
rwoo
rden
.
Maa
kt o
nder
sche
id tu
ssen
hoo
fd- e
n bi
jzak
en, f
eite
n en
men
inge
n, s
tand
-pu
nt, a
rgum
ent e
n te
gena
rgum
ent.
Maa
kt o
nder
sche
id tu
ssen
obj
ec-
tieve
en
subj
ectie
ve a
rgum
ente
n en
ka
n be
noem
en w
elk
soor
t sub
jec-
tieve
arg
umen
ten
gebr
uikt
wor
den:
em
otio
neel
arg
umen
t, ve
rmoe
den,
ge
zags
argu
men
t, m
oree
l arg
umen
t, ge
loof
sarg
umen
t en
verg
elijk
ings
ar-
gum
ent.
Her
kent
en
begr
ijpt d
e ho
ofdg
edac
h-te
van
de
teks
t en
kan
de h
oofd
ge-
dach
te in
eig
en w
oord
en w
eerg
even
.
Kan
ond
ersc
heid
mak
en tu
ssen
ho
ofd-
en
bijz
aken
van
de
teks
t, da
arbi
j geb
ruik
mak
end
van
de k
ern-
zinn
en v
an d
e al
inea
’s.
Legt
rela
ties
tuss
en te
kstd
elen
en
herk
ent e
n be
grijp
t de
verb
ande
n di
e in
de
teks
t gel
egd
wor
den.
Maa
kt o
nder
sche
id tu
ssen
feite
n en
m
enin
gen
bij c
ompl
exe
teks
ten.
Her
kent
arg
umen
tatie
: sta
ndpu
nt,
argu
men
t, te
gena
rgum
ent,
verz
we-
gen
argu
men
t.
Kan
een
arg
umen
t op
aanv
aard
baar
-he
id b
eoor
dele
n, m
aakt
ond
ersc
heid
tu
ssen
dro
gred
en e
n ar
gum
ent.
Kan
de
info
rmat
ie in
een
teks
t be-
oord
elen
op
waa
rde
voor
zic
hzel
f en
ande
ren.
Maa
kt o
nder
sche
id tu
ssen
obj
ec-
tieve
en
subj
ectie
ve a
rgum
ente
n en
he
rken
t ver
schi
llend
e ty
pen
drog
re-
dene
n.
Her
kent
per
soon
lijke
waa
rdeo
orde
-le
n en
inte
rpre
teer
t dez
e al
s zo
dani
g.
Kan
een
ver
gelij
king
mak
en tu
ssen
de
teks
tdel
en v
an d
e te
kst o
nder
-lin
g, e
n tu
ssen
de
teks
t en
ande
re
teks
ten.
Kan
de
aanv
aard
baar
heid
van
een
be
toog
beo
orde
len.
Kan
een
teks
t beo
orde
len
op c
onsi
s-te
ntie
.
25
TAA
LVA
AR
DIG
HEI
D -
LEZE
NB
1
2F
VM
BO
4M
BO
1-2
B2
3F
MB
O 3
-4C
1 H
BO
P
Taken
De
stud
ent k
an z
ijn ta
alva
ardi
ghei
d in
zette
n om
de
volg
ende
take
n ui
t te
voer
en:
Orië
nter
end
leze
n, b
v. o
m h
et b
elan
g te
bep
alen
van
info
rmat
ie u
it bo
eken
of
op
het i
nter
net o
ver h
et e
igen
va
kgeb
ied.
Glo
baal
/ext
ensi
ef le
zen
om z
icht
te
krijg
en o
p de
bel
angr
ijkst
e za
ken
uit
een
teks
t.
Inte
nsie
f lez
en o
m a
lle h
oofd
- en
bijz
aken
van
een
teks
t te
herk
enne
n en
te b
egrij
pen.
Zoek
end
leze
n om
een
ant
woo
rd te
kr
ijgen
op
een
conc
rete
(inf
orm
a-tie
)-vr
aag.
Stu
dere
nd le
zen
om d
e in
form
atie
ui
t een
teks
t te
onth
oude
n, e
n in
da
t kad
er te
kste
n en
teks
tged
eelte
n be
knop
t sam
enva
tten.
Een
vraa
g of
opd
rach
t lez
en e
n an
alys
eren
om
een
ade
quaa
t pla
n va
n aa
npak
te k
unne
n op
stel
len
en
om z
icht
te k
rijge
n op
de
beno
digd
e in
form
atie
.
Kan
sys
tem
atis
ch in
form
atie
zoe
ken
(op
bijv
oorb
eeld
inte
rnet
of d
e sc
hool
bibl
ioth
eek)
en
op b
asis
van
tre
fwoo
rden
, bep
alen
of d
eze
info
r-m
atie
bet
rouw
baar
en
rele
vant
is o
m
te v
erw
erke
n in
een
eig
en te
kst m
et
bron
verm
eldi
ng.
De
stud
ent k
an z
ijn ta
alva
ardi
ghei
d in
zette
n om
de
volg
ende
take
n ui
t te
voer
en:
Orië
nter
end
leze
n, b
v. o
m h
et b
elan
g te
bep
alen
van
info
rmat
ie u
it bo
eken
of
op
het i
nter
net o
ver h
et e
igen
va
kgeb
ied.
Glo
baal
/ext
ensi
ef le
zen
om z
icht
te
krijg
en o
p de
bel
angr
ijkst
e za
ken
uit
een
teks
t.
Inte
nsie
f lez
en o
m a
lle h
oofd
- en
bijz
aken
van
een
teks
t te
herk
enne
n en
te b
egrij
pen.
Zoek
end
leze
n om
een
ant
woo
rd te
kr
ijgen
op
een
conc
rete
(inf
orm
atie
)vr
aag.
Stu
dere
nd le
zen
om d
e in
form
atie
ui
t een
teks
t te
onth
oude
n, e
n in
da
t kad
er te
kste
n en
teks
tged
eelte
n be
knop
t sam
enva
tten.
Een
vraa
g of
opd
rach
t lez
en e
n an
alys
eren
om
een
ade
quaa
t pla
n va
n aa
npak
te k
unne
n op
stel
len
en
om z
icht
te k
rijge
n op
de
beno
digd
e in
form
atie
.
Kan
sys
tem
atis
ch in
form
atie
zoe
ken
uit
betro
uwba
re b
ronn
en v
erw
erve
n ui
t rel
evan
te b
ronn
en. H
ante
ert e
en
corr
ecte
en
volle
dige
bro
nver
mel
-di
ng.
De
stud
ent k
an z
ijn ta
alva
ardi
ghei
d in
zette
n om
de
volg
ende
take
n ui
t te
voer
en:
Orië
nter
end
leze
n, b
v. o
m h
et b
elan
g te
bep
alen
van
info
rmat
ie u
it bo
eken
of
op
het i
nter
net o
ver h
et e
igen
va
kgeb
ied.
Glo
baal
/ext
ensi
ef le
zen
om z
icht
te
krijg
en o
p de
bel
angr
ijkst
e za
ken
uit
een
teks
t.
Inte
nsie
f lez
en o
m a
lle h
oofd
- en
bijz
aken
van
een
teks
t te
herk
enne
n en
te b
egrij
pen.
Zoek
end
leze
n om
een
ant
woo
rd te
kr
ijgen
op
een
conc
rete
(inf
orm
atie
)vr
aag.
Stu
dere
nd le
zen
om d
e in
form
atie
ui
t een
teks
t te
onth
oude
n, e
n in
da
t kad
er te
kste
n en
teks
tged
eelte
n be
knop
t sam
enva
tten.
Een
vraa
g of
opd
rach
t lez
en e
n an
alys
eren
om
een
ade
quaa
t pla
n va
n aa
npak
te k
unne
n op
stel
len
en
om z
icht
te k
rijge
n op
de
beno
digd
e in
form
atie
.
Verw
erft
en v
erw
erkt
bet
rouw
bare
en
rele
vant
e in
form
atie
uit
rele
vant
e br
onne
n. V
erm
eldt
bro
nnen
zoa
ls b
ij C
1 ve
rwac
ht w
ordt
.
De
stud
ent k
an z
ijn ta
alva
ardi
ghei
d in
zette
n om
de
volg
ende
take
n ui
t te
voer
en:
Stu
dieb
oeke
n op
het
eig
en v
akge
-bi
ed b
egrij
pen.
Opi
niër
ende
art
ikel
en b
egrij
pen
uit
een
tijds
chrif
t op
het e
igen
vak
ge-
bied
.
Com
plex
e in
stru
ctie
s in
vak
liter
atuu
r be
grijp
en e
n ui
tvoe
ren.
Verw
erft
en v
erw
erkt
bet
rouw
bare
en
rele
vant
e in
form
atie
uit
dive
rse
(vak
gere
late
erde
) bro
nnen
.
Verm
eldt
bro
nnen
zoa
ls g
evra
agd
wor
dt b
inne
n de
opl
eidi
ng.
26
TAA
LVA
AR
DIG
HEI
D -
SCH
RIJ
VEN
B1
2
F V
MB
O 4
MB
O 1
-2B
2 3
F M
BO
3-4
C1
HB
O P
OnderwerpK
an e
envo
udig
e sa
men
hang
ende
te
kste
n sc
hrijv
en o
ver v
ertro
uwde
on
derw
erpe
n ui
t de
(ber
oeps
)opl
ei-
ding
of v
an m
aats
chap
pelij
ke a
ard
of
over
ond
erw
erpe
n di
e va
n pe
rsoo
n-lij
k be
lang
zijn
.
Kan
sam
enha
ngen
de te
kste
n sc
hrijv
en o
ver v
ertro
uwde
ond
er-
wer
pen
uit d
e (b
eroe
ps)o
plei
ding
of
van
maa
tsch
appe
lijke
aar
d of
ove
r on
derw
erpe
n di
e va
n pe
rsoo
nlijk
be
lang
zijn
.
Kan
teks
ten
schr
ijven
die
bet
rekk
ing
hebb
en o
p za
ken
uit d
e in
tere
sses
-fe
er o
f de
erva
rings
wer
eld
van
de
schr
ijver
. De
onde
rwer
pen
kunn
en
alge
mee
n, p
opul
airw
eten
scha
ppel
ijk
of b
eroe
psm
atig
van
aar
d zi
jn.
Kan
teks
ten
schr
ijven
die
bet
rekk
ing
hebb
en o
p za
ken
die
buite
n he
t ei-
gen
kenn
isge
bied
ligg
en e
n ab
stra
ct
en c
ompl
ex z
ijn m
et e
en s
peci
alis
-tis
ch k
arak
ter.
Vocabulaire
Hee
ft ee
n go
ede
behe
ersi
ng v
an d
e el
emen
taire
woo
rden
scha
t, al
doe
n zi
ch n
og w
el fo
uten
voo
r bij
mee
r co
mpl
exe
geda
chte
n of
nie
t-ver
-tro
uwde
ond
erw
erpe
n en
situ
atie
s.
Hee
ft ee
n go
ede
behe
ersi
ng v
an d
e el
emen
taire
woo
rden
scha
t, er
doe
n zi
ch w
eini
g fo
uten
voo
r bij
mee
r co
mpl
exe
geda
chte
n of
nie
t-ver
-tro
uwde
ond
erw
erpe
n en
situ
atie
s.
Hee
ft ee
n ov
er h
et a
lgem
een
hoge
tre
fzek
erhe
id in
woo
rdke
uze.
Kan
om
schr
ijvin
gen
en p
araf
rase
-rin
gen
gebr
uike
n om
lacu
nes
in d
e (v
ak)ta
al te
ver
berg
en.
Hee
ft ee
n go
ede
behe
ersi
ng v
an e
en
bree
d re
perto
ire a
an w
oord
en e
n ee
n go
ede
behe
ersi
ng v
an id
iom
ati-
sche
uitd
rukk
inge
n en
uitd
rukk
inge
n ui
t de
schr
ijfta
al.
Tekststructuur
Kan
een
reek
s ko
rtere
, op
zich
zelf
staa
nde
eenv
oudi
ge e
lem
ente
n ve
rbin
den
tot e
en s
amen
hang
ende
te
kst.
Geb
ruik
t vee
l voo
rkom
ende
ver
bin-
ding
swoo
rden
(als
, hoe
wel
) cor
rect
.
De
teks
t bev
at e
en v
olgo
rde;
inle
i-di
ng, k
ern
en s
lot.
Kan
alin
ea’s
en
eenv
oudi
ge v
erba
n-de
nex
plic
iet a
ange
ven.
Maa
kt s
oms
nog
ondu
idel
ijke
verw
ij-zi
ngen
en
fout
en in
de
stru
ctuu
r van
de
teks
t.
Kan
de
teks
t een
her
kenb
are
stru
ctuu
r mee
geve
n do
or g
ebru
ik te
m
aken
van
teks
tver
band
en e
n bi
jbe-
hore
nde
verb
indi
ngsw
oord
en.
Maa
kt w
eini
g fo
uten
in d
e st
ruct
uur
van
de te
kst e
n in
het
geb
ruik
van
ve
rwijs
woo
rden
.
Kent
ver
schi
llend
e fu
nctie
s va
n de
in
leid
ing
en v
an h
et s
lot v
an e
en
teks
t en
kan
deze
ken
nis
toep
asse
n in
een
eig
en s
chrij
fpro
duct
.
Kan
de
teks
t een
her
kenb
are
stru
c-tu
ur m
eege
ven:
de
geda
chte
gang
is
in g
rote
lijn
en lo
gisc
h en
con
sequ
ent
met
hie
r en
daar
een
nie
t hin
derli
jk
zijs
poor
.
Gee
ft re
latie
s al
s oo
rzaa
k/ge
volg
, vo
or- e
n na
dele
n, o
vere
enko
mst
en
verg
elijk
ing
duid
elijk
aan
.
Gee
ft he
t ver
band
tuss
en z
inne
n en
zi
nsde
len
over
het
alg
emee
n go
ed
aan
door
het
geb
ruik
van
juis
te v
er-
wijs
- en
verb
indi
ngsw
oord
en.
Verb
indt
alin
ea’s
tot e
en c
oher
ent
beto
og.
Kan
dui
delij
ke, g
oed
gest
ruct
uree
rde
teks
ten
schr
ijven
, die
get
uige
n va
n ee
n go
ede
behe
ersi
ng v
an o
rde-
ning
spat
rone
n, v
erbi
ndin
gsw
oord
en
en c
ohes
ie- b
evor
dere
nde
elem
en-
ten.
Kan
een
com
plex
e ge
dach
tega
ng
goed
en
held
er w
eerg
even
.
Kan
een
aan
vaar
dbaa
r bet
oog
op-
stel
len
en v
oor z
ijn a
rgum
enta
tie d
e be
nodi
gde
onde
rste
unin
g le
vere
n.
Om
schr
ijvig
van
de
uits
troo
mpr
ofiel
en -
schr
ijfva
ardi
ghei
d
27
TAA
LVA
AR
DIG
HEI
D -
SCH
RIJ
VEN
B1
2
F V
MB
O 4
MB
O 1
-2B
2 3
F M
BO
3-4
C1
HB
O P
Rekening houden met publiek
Past
het
woo
rdge
brui
k e
n to
on a
an
het p
ublie
k ui
t eig
en o
mge
ving
aan
.
Kan
sch
rijve
n vo
or e
en a
lgem
een
leze
rspu
blie
k: m
aakt
som
s fo
uten
in
woo
rdge
brui
k en
toon
.
Kan
sch
rijve
n vo
or z
owel
pub
liek
uit
de e
igen
om
gevi
ng a
ls v
oor e
en a
l-ge
mee
n le
zers
publ
iek
(bijv
oorb
eeld
in
stan
ties,
med
ia).
Kan
sch
rijve
n vo
or z
owel
pub
liek
uit
de e
igen
om
gevi
ng a
ls v
oor e
en a
l-ge
mee
n le
zers
publ
iek
(bijv
oorb
eeld
in
stan
ties,
med
ia).
Past
regi
ster
juis
t en
cons
eque
nt
toe:
het
taal
gebr
uik
past
bin
nen
de
gege
ven
situ
atie
en
is c
onsi
sten
t in
toon
, doe
l en
genr
e.
Kan
ver
schi
llend
e re
gist
ers
hant
eren
en
hee
ft ge
en m
oeite
om
het
regi
ster
aa
n te
pas
sen
aan
de s
ituat
ie e
n he
t pu
blie
k.
Kan
sch
rijve
n in
een
per
soon
lijke
st
ijl d
ie
past
bij
de b
eoog
de le
zer.
Doelgerichtheid
Kan
in te
kste
n m
et e
en e
envo
udi-
ge s
truct
uur t
rouw
blij
ven
aan
de
volg
ende
sch
rijfd
oele
n: in
form
atie
vr
agen
en
geve
n, m
enin
g ge
ven,
ov
ertu
igen
en
tot h
ande
len
aanz
et-
ten.
Kan
ver
schi
llend
e sc
hrijf
doel
en in
te
kste
n m
et e
en m
eer c
ompl
exe
stru
ctuu
r han
tere
n: in
form
atie
vra
gen
en g
even
, men
ing
geve
n, o
vertu
igen
, to
t han
dele
n aa
nzet
ten.
Kan
ver
schi
llend
e sc
hrijf
doel
en
hant
eren
: inf
orm
atie
vra
gen
en
geve
n, m
enin
g ge
ven,
ove
rtuig
en, t
ot
hand
elen
aan
zette
n.
Kan
opb
ouw
van
de
teks
t aan
het
do
el v
an d
e te
kst a
anpa
ssen
.
Kan
ver
schi
llend
e sc
hrijf
doel
en
hant
eren
en
in e
en te
kst c
ombi
nere
n:
info
rmat
ie v
rage
n en
gev
en, m
enin
g ge
ven,
ove
rtuig
en, t
ot h
ande
len
aanz
ette
n.
Grammati-cale correct-
heid
Beh
eers
t de
gram
mat
ica
rede
lijk
in
eenv
oudi
ge z
insc
onst
ruct
ies.
Beh
eers
t de
gram
mat
ica
vold
oend
e:
som
s ve
rgis
sing
en e
n on
volk
omen
-he
den
in d
e zi
nsst
ruct
uur.
Beh
eers
t de
gram
mat
ica
goed
: sl
echt
s in
cide
ntel
e ve
rgis
sing
en e
n kl
eine
onv
olko
men
hede
n in
de
zins
-st
ruct
uur k
omen
voo
r.
Han
dhaa
ft co
nseq
uent
een
hog
e m
ate
van
gram
mat
ical
e co
rrec
thei
d:
fout
en z
ijn z
eldz
aam
en
moe
ilijk
aan
te
wijz
en.
28
TAA
LVA
AR
DIG
HEI
D -
SCH
RIJ
VEN
B1
2
F V
MB
O 4
MB
O 1
-2B
2 3
F M
BO
3-4
C1
HB
O P
Taken
De
stud
ent k
an z
ijn ta
alva
ardi
ghei
d in
zette
n om
de
volg
ende
take
n ui
t te
voer
en:
Ade
quat
e br
ieve
n en
e-m
ails
sch
rij-
ven,
ook
in h
et k
ader
van
de
ople
i-di
ng (b
ijvoo
rbee
ld v
oor h
et z
oeke
n va
n ee
n st
agep
laat
s).
Aan
teke
ning
en m
aken
van
een
hel
-de
r ges
truct
uree
rde
les.
Vanu
it ee
n op
drac
ht e
en v
ersl
ag,
wer
kstu
k of
art
ikel
sch
rijve
n w
aarb
ij he
t ond
erw
erp
wor
dt u
itgew
erkt
in
deel
onde
rwer
pen
met
de
bijb
ehor
en-
de u
itwer
king
.
Info
rmat
ie u
it tw
ee o
f drie
bro
nnen
(in
tern
et, k
rant
, vak
blad
en) i
n éé
n te
kst s
ynth
etis
eren
.
De
stud
ent k
an z
ijn ta
alva
ardi
ghei
d in
zette
n om
de
volg
ende
take
n ui
t te
voer
en:
Ade
quat
e br
ieve
n en
e-m
ails
sch
rij-
ven,
ook
in h
et k
ader
van
de
ople
i-di
ng (b
ijvoo
rbee
ld v
oor h
et z
oeke
n va
n ee
n st
agep
laat
s).
Aan
teke
ning
en m
aken
van
een
hel
-de
r ges
truct
uree
rde
les,
wor
ksho
p of
co
llege
.
Uite
enze
ttend
e en
bet
ogen
de te
k-st
en s
chrij
ven.
Vanu
it ee
n vr
aags
telli
ng e
en v
ersl
ag,
wer
kstu
k of
art
ikel
sch
rijve
n w
aarb
ij ee
n ar
gum
ent w
ordt
uitg
ewer
kt e
n da
arbi
j red
enen
aan
geve
n vo
or o
f te
gen
een
bepa
alde
men
ing,
of d
e vo
or- e
n na
dele
n va
n ve
rsch
illen
de
keuz
es u
itleg
gen.
Info
rmat
ie u
it ve
rsch
illen
de b
ronn
en
(inte
rnet
, kra
nt, v
akbl
aden
) in
één
teks
t syn
thet
iser
en.
De
stud
ent k
an z
ijn ta
alva
ardi
ghei
d in
zette
n om
de
volg
ende
take
n ui
t te
voer
en:
Ade
quat
e br
ieve
n en
e-m
ails
sch
rij-
ven,
ook
in h
et k
ader
van
de
ople
i-di
ng (b
ijvoo
rbee
ld v
oor h
et z
oeke
n va
n ee
n st
agep
laat
s).
Aan
teke
ning
en m
aken
van
een
he
lder
ges
truct
uree
rde
les,
lezi
ng o
f co
llege
.
Uite
enze
ttend
e, b
esch
ouw
ende
en
beto
gend
e te
kste
n sc
hrijv
en.
Vanu
it ee
n vr
aags
telli
ng e
en v
ersl
ag,
wer
kstu
k of
art
ikel
sch
rijve
n w
aarb
ij ee
n ar
gum
ent w
ordt
uitg
ewer
kt e
n da
arbi
j red
enen
aan
geve
n vo
or o
f te
gen
een
bepa
alde
men
ing,
of d
e vo
or- e
n na
dele
n va
n ve
rsch
illen
de
keuz
es u
itleg
gen.
Info
rmat
ie u
it ve
rsch
illen
de b
ronn
en
(inte
rnet
, kra
nt, v
akbl
aden
) in
één
teks
t syn
thet
iser
en.
Vers
lage
n sc
hrijv
en w
aarin
wor
dt
gere
flect
eerd
op
lere
n en
sam
enw
er-
ken
in h
et k
ader
van
de
ople
idin
g.
De
stud
ent k
an z
ijn ta
alva
ardi
ghei
d in
zette
n om
de
volg
ende
take
n ui
t te
voer
en:
Met
gem
ak c
orre
spon
dere
n/e-
mai
len
over
alle
voo
rkom
ende
zak
en.
Zich
dui
delij
k en
pre
cies
uitd
rukk
en
in p
erso
onlij
ke c
orre
spon
dent
ie, e
n da
arbi
j flex
ibel
en
effe
ctie
f geb
ruik
m
aken
van
de
taal
, inc
lusi
ef h
et
uitd
rukk
en v
an g
evoe
lens
en
het m
a-ke
n va
n to
espe
linge
n en
gra
ppen
.
Met
gem
ak c
ompl
exe
zake
lijke
cor
-re
spon
dent
ie a
fhan
dele
n.
Tijd
ens
een
les,
lezi
ng, c
olle
ge o
f ve
rgad
erin
g ge
deta
illee
rde
aant
eke-
ning
en m
aken
en
de in
form
atie
zo
nauw
keur
ig e
n w
aarh
eids
getro
uw
mog
elijk
vas
tlegg
en z
odat
dez
e oo
k do
or a
nder
en g
ebru
ikt k
an w
orde
n.
Vers
lage
n, w
erks
tukk
en e
n ar
tikel
en
schr
ijven
ove
r com
plex
e on
derw
er-
pen
en re
leva
nte
en o
pmer
kelij
ke
punt
en d
aarin
ben
adru
kken
, met
ge
brui
kmak
ing
van
vers
chei
dene
br
onne
n.
Een
scrip
tie o
f rap
port
schr
ijven
op
basi
s va
n on
derz
oek
of li
tera
tuur
-st
udie
.La
nge
com
plex
e te
kste
n sa
men
vat-
ten,
bijv
oorb
eeld
voo
r een
wer
k-gr
oep.
29
1. Het deel spelling bestaat uit de volgende categorieën:1.3 Woorden waarin de regels voor verdubbeling en verenkeling van letters worden
toegepast: ontsmetting, nummer, verstoppen, liggen, lopen, oversteken, haren, idee.
1.4 Afbreekregels voor woorden (ge-trokken of getrok-ken).1.5 Aaneenschrijving en losschrijving van woorden (autoweg, kwijtraakte, voor al-
tijd).
1.6 Morfologische regels:a. regel van gelijkvormigheid bij assimilatie: zakdoek in plaats van zaddoek, b. meervoud of genitief op –s na medeklinker, -a, -o, -u, -y, -e,c. meervoud op –en na zwakke lettergreep: latten, d. verkleinwoord na open klinker: chocolaatje,e. schrijfwijze van achtervoegsels: verkoudheid, f. ’s en –s: ‘s nachts,g. stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden op –en: verkouden, h. meervouds –n bij alle, vele, weinige enzovoort.
1.7 Werkwoordspelling persoonsvorm:
a. tegenwoordige tijd van werkwoorden met stam op –d enkelvoud: word(t),b. tegenwoordige tijd van werkwoorden met stam op –d of –t meervoud: wor-
den, laten, c. tegenwoordige tijd van andere (zwakke) werkwoorden die in de verleden
tijd –de(n) krijgen, enkelvoud: antwoord(t),d. verleden tijd van zwakke werkwoorden met stam op –d of –t: antwoordde,e. verleden tijd van sterke werkwoorden met stam op –d of –t enkelvoud: werd,
liet, f. verleden tijd van sterke werkwoorden met stam op –d meervoud: werden,
infinitief:g. werkwoorden met stam op –d of –t: worden, laten,
voltooid deelwoord:h. voltooide deelwoorden (per prefix) op –d: gebeurd,i. voltooide deelwoorden op –den of –ten: beladen, gelaten ,j. voltooide deelwoorden op –d of –t, gebruikt als bijvoeglijk naamwoord: ge-
parkeerde, geraakte.
1.8 Spelambigue woorden (mauwen, klein, dacht, antwoord, direct). Het betreft woorden die op twee manieren gespeld kunnen worden, omdat de klank geen uitsluitsel geeft.
1.9 Schrijfwijze van tussenklanken –s en –e(n).
1.10 Gebruik van trema en koppelteken.
2. Het deel leestekens bestaat uit de regels voor correct gebruik van:2.1 Hoofdletters en punten bij zinsmarkering.2.2 Vraagtekens, uitroeptekens en aanhalingstekens.2.3 Hoofdletters bij eigennaam en directe rede.
TaalverzorgingSPELLING, INTERPUNCTIE EN GRAMMATICALE BEGRIPPEN
TEN DIENSTE VAN DE WERKWOORDSPELLING
30
2.4 Komma’s, dubbele punten,
3. Het deel grammaticale begrippen ten dienste van de werkwoordspelling be-staat uit de begrippen:3.1 Werkwoord.3.2 Tijd van het werkwoord (tegenwoordig en verleden, onvoltooid en voltooid).3.3 Enkelvoud en meervoud.3.4 Eerste, tweede en derde persoon.3.5 Persoonsvorm.3.6 Hele werkwoord (infinitief).3.7 Stam van het werkwoord.3.8 Voltooid deelwoord.3.9 Zwakke en sterke werkwoorden.3.10 Onderwerp.3.11 Werkwoordelijk gezegde.3.12 Naast deze begrippen wordt in de didactiek van de werkwoordspelling ook ge-
bruik gemaakt van de regel van het kofschip. Ook al is dit geen grammaticaal begrip maar een (fonologische) ezelsbrug, toch moet dit onderdeel als een belangrijk hulpmiddel beschouwd worden bij de spelling van voltooide deel-woorden en is het gebruik ervan in het onderwijs aan te bevelen.
Bronnen: Meijerink H.P. e.a. Referentiekader taal en rekenen. De referentieniveaus. 2009 En-schede (pag. 15-19)Bonset H., Vries H. de,. Talige Startcompetenties Hoger Onderwijs. 2009. Enschede SLO (pag.11-17)
31
3.3 Rekenen/wiskunde – ontwerprichtlijnen en uitstroomprofiel
Ontwerprichtlijnen - rekenen wiskunde
Ontwerprichtlijnen taalvaardigheid Toelichting
Zorg dat je onderwijs de volgende onderdelen bevat:• Heldere oriëntatie.• Automatisering.• Adequate feedback van docenten en
peers.
Bijvoorbeeld met behulp van het model Gelderblom, zie toolbox 4.4.
Jij, als rekendocent, bent vakinhoude-lijk en didactisch competent. Daarbij: • Heb je inzicht in toepassing van
rekenvaardigheid in beroepsgerichte vakken.
• Bevorder je integratie van rekenen/ wiskunde in andere vakken (ook binnen praktijk en stage).
• Werk je samen met andere reken/ wiskunde- en vakdocenten.
Integratie verbetert de rekenvaardig-heid van de student.
Extra aandachtspunten per sector zijn:• Op vmbo: bied alle studenten reke-
nen en wiskunde aan op 2F niveau.• Op mbo: draag bij aan het onderhou-
den van het 2F niveau onderhouden en bouw dit minimaal uit naar 3F niveau.
• Op hbo: draag bij aan het onderhou-den van de opgedane vaardigheden.
Hoe meer taalkennis studenten heb-ben, hoe beter ze een tekst begrijpen en goede teksten kunnen schrijven.
Geef ‘taal’ aan rekenkundige begrippen en procedures en gebruik deze ‘taal’ consequent door de keten.
Bijvoorbeeld met behulp van de 4 vra-gen van Munk e.a., zie toolbox 4.4.
Maak differentiatie mogelijk. Sluit aan bij het niveau van de student.
Voorkom misverstanden in rekendidac-tiek.
Zie toolbox 4.4, Misverstanden in rekendidactiek.
Zorg dat je bij studenten een “denk actieve” houding ontwikkelt door: • Te luisteren naar studenten.• Kritische vragen te stellen.• Mee te denken met studenten.• Studenten te laten werken in groep-
jes.• Klassikale gesprekken te voeren.
32
Toelichting uitstroomprofiel rekenen/wiskunde
De opbouw van het profiel rekenen/wiskunde gaat aan de hand van de referentieni-veaus van de commissie Meijerink. Hieronder wordt de structuur van deze referentie-niveaus weergegeven.
In de referentieniveaus worden vier rekendomeinen onderscheiden:
1. Getallen2. Verhoudingen3. Meten en Meetkunde4. Verbanden
Voor elke van deze domeinen wordt een onderscheid gemaakt in:
1. Notitie, taal en betekenisa. Paraat hebbenb. Functioneel gebruikenc. Weten waarom
2. Met elkaar in verband brengena. Paraat hebbenb. Functioneel gebruikenc. Weten waarom
3. Gebruikena. Paraat hebbenb. Functioneel gebruikenc. Weten waarom
33
REK
ENEN
/WIS
KU
ND
EVM
BO
3-4
MB
O 1
-2M
BO
3-4
HB
O P
Indicator: Referentieni-
veaus commis-sie
Meijerink
2F e
n 2S
3F3S
Bin
nenk
omen
op
3F, d
oorg
roei
en
naar
4F.
Om
de
stud
ente
n in
het
vo
vold
oen-
de v
oor t
e be
reid
en o
p de
2S
-toet
s,
wor
dt a
ange
rade
n ge
brui
k te
mak
en
van
de o
ntw
ikke
lde
mat
eria
len
bij
H3,
H6
en H
9 va
n de
met
hode
Get
al
en R
uim
te, j
aar 3
. Ook
kan
het
ont
-w
ikke
lde
mat
eria
al ‘L
ette
rrek
enen
’ ge
brui
kt w
orde
n.
Indicator:Cijfer rekentoets
Rek
ento
ets
2F m
inim
aal c
ijfer
6
(vie
r dom
eine
n na
mel
ijk G
etal
len,
Ve
rhou
ding
en, M
eten
en
Mee
tkun
de,
Verb
ande
n).
Rek
ento
ets
2S m
inim
aal c
ijfer
6
(vie
r dom
eine
n na
mel
ijk G
etal
len,
Ve
rhou
ding
en, M
eten
en
Mee
tkun
de,
Verb
ande
n).
Rek
ento
ets
3F m
inim
aal c
ijfer
6
(vie
r dom
eine
n na
mel
ijk G
etal
len,
Ve
rhou
ding
en, M
eten
en
Mee
tkun
de,
Verb
ande
n).
Rek
ento
ets
3S m
inim
aal c
ijfer
6 (d
rie
dom
eine
n na
mel
ijk G
etal
len,
Ver
hou-
ding
en, V
erba
nden
).
Concretise-ring eindni-
veaus
Con
cret
iser
ing
nive
au 2
S:
http
://do
wnl
oads
.slo
.nl/R
epo-
sito
ry/c
oncr
etis
erin
g-re
fere
ntie
ni-
veau
s-2s
-rek
enen
Con
cret
iser
ing
nive
au 3
S:
http
://w
ww
.slo
.nl/d
ownl
oads
/201
1/co
ncre
tiser
ing-
refe
rent
ieni
-ve
au-3
s-re
kene
n.pd
f/
Om
schr
ijvin
g va
n de
uits
troo
mpr
ofiel
en -
reke
nen/
wis
kund
e
34
In de rekentoetsen 2F, 2S en 3F worden alle vier de domeinen getoetst. Voor het Top-Traject wordt van de studenten een cijfer 6 gevraagd op de rekentoetsen. NB: Alle vier de domeinen zijn voor de toetsen op niveau F van belang en dienen vol-doende afgerond te zijn.
Voor de rekentoets 3S komt het accent te liggen op de domeinen Getallen, Verhoudin-gen en Verbanden. Voor Meten en Meetkunde is een meer specifieke context nodig om de opgaven op niveau S uit te voeren. In de rapportage van Meijerink is de beschrijving ‘geen gemeenschappelijk niveau vanwege differentiële leerdoelen’ opgenomen.
De toetsen 2F en 3F die in dit document genoemd worden, zijn de landelijke reken-toetsen die de school afneemt. Het DOT rekenen wiskunde heeft drie versies van een 2S en een 3S-toets ontwikkeld. Deze toets kan de school op een zelfgekozen moment afnemen. Voorstel vanuit het DOT zijn twee afnames: een eerste kans en een herkan-sing.
In de schema’s op de volgende bladzijden worden de 2F, 2S, 3F en 3S niveau verder toegelicht met voorbeelden.
35
Ref
eren
tieni
veau
reke
nen,
uitw
erki
ng 2
F, 2
S en
3F
voor
het
dom
ein
Get
alle
n
Not
atie
, taa
l en
bete
keni
s:U
itspr
aak,
sch
rijfw
ijze
en b
e-te
keni
s va
n ge
talle
n, s
ymbo
-le
n en
rela
ties
Wis
kund
etaa
l geb
ruik
en.
2F v
mbo
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
2S v
mbo
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
3F m
bo 2
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
3S m
bo 3
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
A: p
araa
t heb
ben
Sch
rijfw
ijze
nega
tieve
get
alle
n (-
3° C
, -15
0m).
Sym
bole
n zo
als
< en
> g
ebru
i-ke
nG
ebru
ik v
an w
orte
lteke
n, m
ach-
ten.
A: p
araa
t heb
ben
Vers
chill
ende
sch
rijfw
ijzen
van
ge
talle
n m
et e
lkaa
r ver
gelij
ken.
A: p
araa
t heb
ben
Uits
praa
k, s
chrij
fwijz
e en
be-
teke
nis
van
nega
tieve
get
alle
n (o
ok o
p de
reke
nmac
hine
) zo
als
ze v
oork
omen
in s
ituat
ies
met
bijv
oorb
eeld
tem
pera
tuur
, sc
huld
, tek
ort e
n ho
ogte
.
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
Get
alno
tatie
s m
et m
iljoe
n en
m
iljar
d: e
r zijn
60
milj
ard
euro
-m
unte
n ge
slag
en.
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
Wet
ensc
happ
elijk
e no
tatie
re
kenm
achi
ne g
ebru
iken
.
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
Uits
praa
k, s
chrij
fwijz
e en
be-
teke
nis
van
grot
e ge
talle
n m
et
milj
oen
en m
iljar
d al
s m
aat e
n m
et p
asse
nde
voor
voeg
sels
(bij
mat
en) f
unct
ione
el g
ebru
iken
.
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
Wet
ensc
happ
elijk
e no
tatie
.R
eken
mac
hine
geb
ruik
en, o
ok
met
neg
atie
ve e
xpon
ente
n.
C: W
eten
waa
rom
Get
alle
n re
late
ren
aan
situ
atie
s:•
Ik lo
op o
ngev
eer 4
km/u
ur.
• N
eder
land
hee
ft on
geve
er 1
7 m
iljoe
n in
won
ers.
• 35
76 A
P is
een
pos
tcod
e.•
Hec
tom
eter
paal
tje 7
8,1.
• 0,
543
op b
onne
tje is
het
ge-
wic
ht.
• 30
0 M
B v
rij g
eheu
gen
nodi
g.
C: W
eten
waa
rom
C: W
eten
waa
rom
In c
ompl
exer
e si
tuat
ies
reke
n-pr
oced
ures
toep
asse
n en
daa
rbij
wet
en w
aaro
m h
et n
odig
kan
zi
jn h
aakj
es te
zet
ten
en w
eten
ho
e di
t wer
kt. B
ijvoo
rbee
ld b
ij ge
brui
k va
n ee
n re
kenm
achi
ne
of e
en s
prea
dshe
et.
C: W
eten
waa
rom
Ade
quat
e (w
isku
nde)
taal
en
nota
ties
leze
n en
geb
ruik
en a
ls
com
mun
icat
iem
idde
l.In
zich
t in
wis
kund
ige
nota
ties
en
daar
mee
kw
alita
tief r
eden
eren
.
36
Met
elk
aar i
n ve
rban
d br
enge
n:G
etal
len
en g
etal
rela
ties
Stru
ctuu
r en
sam
enha
ng
2F v
mbo
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
2S v
mbo
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
3F m
bo 2
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
3S m
bo 3
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
A: p
araa
t heb
ben
Neg
atie
ve g
etal
len
plaa
tsen
in
geta
lsys
teem
A: p
araa
t heb
ben
Soo
rten
geta
llen,
zoa
ls p
riem
-ge
talle
n, w
orte
ls a
ls ir
ratio
nele
ge
talle
n.U
itbre
idin
g na
ar re
ële
geta
llen.
A: p
araa
t heb
ben
Uits
praa
k, s
chrij
fwijz
e en
be-
teke
nis
van
nega
tieve
get
alle
n (o
ok o
p de
reke
nmac
hine
) zo
als
ze v
oork
omen
in s
ituat
ies
met
bijv
oorb
eeld
tem
pera
tuur
, sc
huld
, tek
ort e
n ho
ogte
.
A: p
araa
t heb
ben
Rel
atie
legg
en tu
ssen
bre
uken
, de
cim
ale
nota
tie e
n af
rond
en.
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
Get
alle
n m
et e
lkaa
r ver
gelij
ken,
bi
jvoo
rbee
ld m
et e
en g
etal
lenl
ijn,
hist
oris
che
tijdl
ijn.
Situ
atie
s ve
rtal
en n
aar e
en
bew
erki
ng: 3
50 b
likje
s no
dig,
ze
zijn
ver
pakt
per
6.
Afro
nden
op
‘moo
ie’ g
etal
len:
58
63³m
gas
is o
ngev
eer 6
000
m³ g
as.
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
Soo
rten
geta
llen,
zoa
ls p
riem
-ge
talle
n, w
orte
ls a
ls ir
ratio
nele
ge
talle
n.U
itbre
idin
g na
ar re
ële
geta
llen.
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
Om
een
pro
blee
m o
p te
loss
en
com
plex
ere
situ
atie
s ve
rtal
en
naar
reke
nbew
erki
ngen
en
daar
-bi
j rek
enpr
oced
ures
toep
asse
n om
een
gew
enst
resu
ltaat
te k
rij-
gen
(sch
atte
nd, u
it he
t hoo
fd, o
p pa
pier
of m
et d
e re
kenm
achi
ne).
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
Kie
zen
van
een
oplo
ssin
gsst
ra-
tegi
e, d
eze
corr
ect t
oepa
ssen
en
de g
evon
den
oplo
ssin
g. c
ontro
-le
ren
op ju
isth
eid.
C: W
eten
waa
rom
Bin
nen
een
situ
atie
het
resu
ltaat
va
n ee
n be
reke
ning
op
juis
thei
d co
ntro
lere
n: T
otaa
l bet
aald
aan
hu
ur p
er ja
ar €
43.6
83, k
lopt
dat
w
el?
C: W
eten
waa
rom
Verb
and
tuss
en b
reuk
en m
et
geta
llen
en m
et v
aria
bele
n.D
ecim
ale
geta
llen
als
tiend
elig
e br
euke
n.
C: W
eten
waa
rom
Eige
n re
perto
ire o
pbou
wen
van
ee
n ge
talle
nnet
wer
k ge
rela
teer
d aa
n si
tuat
ies.
C: W
eten
waa
rom
Kenn
is g
etal
syst
emen
en
hun
onde
rling
e re
latie
.Pa
trone
n in
get
alle
n he
rken
nen
en b
esch
rijve
n.
37
Geb
ruik
en:
Mem
oris
eren
, aut
omat
iser
enH
oofd
reke
nen
(not
eren
tuss
e-na
ntw
oord
en m
ag)
Hoo
fdbe
wer
king
en o
p pa
pier
ui
tvoe
ren
met
geh
ele
en d
eci-
mal
e ge
talle
n.B
ewer
king
en m
et b
reuk
en o
p pa
pier
uitv
oere
n.B
erek
enin
gen
uitv
oere
n om
pr
oble
men
op
te lo
ssen
Rek
enm
achi
ne o
p ee
n ve
rsta
n-di
ge m
anie
r inz
ette
n.
2F v
mbo
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
2S v
mbo
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
3F m
bo 2
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
3S m
bo 3
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
A: p
araa
t heb
ben
Neg
atie
ve g
etal
len
in b
erek
enin
-ge
n ge
brui
ken:
3-5
= 3+
-5=
-5+3
.H
aakj
es g
ebru
iken
.M
et e
en re
kenm
achi
ne b
reuk
en,
proc
ente
n, m
acht
en e
n w
orte
ls
bere
kene
n of
ben
ader
en a
ls
eind
ige
deci
mal
e ge
talle
n.
A: p
araa
t heb
ben
Rek
enen
met
bre
uken
.A
: par
aat h
ebbe
nIn
bek
ende
situ
atie
s va
ardi
g re
kene
n m
et d
e da
arin
voo
r-ko
men
de g
ehel
e en
dec
imal
e ge
talle
n en
(een
voud
ige)
bre
u-ke
n (s
chat
tend
, uit
het h
oofd
, op
papi
er o
f met
de
reke
nmac
hine
).
A: p
araa
t heb
ben
Beh
eers
en v
an d
e re
gels
van
de
reke
nkun
de, z
onde
r IC
T-m
id-
dele
n.B
erek
enin
gen
uitv
oere
n w
aarb
ij ge
brui
k ge
maa
kt m
oet w
orde
n va
n ve
rsch
illen
de re
kenr
egel
s,
incl
usie
f die
van
mac
hten
en
wor
tels
.
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
Sch
atte
n va
n ee
n ui
tkom
st.
Res
ulta
at v
an e
en b
erek
enin
g af
rond
en in
ove
reen
stem
min
g m
et d
e ge
geve
n si
tuat
ie.
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
Rek
enen
in d
e w
eten
scha
ppel
ij-ke
not
atie
.
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
Res
ulta
ten
van
een
bere
keni
ng
in te
rmen
van
de
situ
atie
inte
r-pr
eter
en, b
ijvoo
rbee
ld n
agaa
n of
ee
n re
sulta
at v
an e
en b
erek
e-ni
ng d
e ju
iste
ord
e va
n gr
ootte
he
eft e
n w
at d
e ‘fo
utm
arge
’ is;
be
teke
nisv
ol a
frond
en.
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
Beh
eers
en v
an d
e re
gels
van
de
reke
nkun
de, z
onde
r IC
T-m
id-
dele
n.B
erek
enin
gen
uitv
oere
n w
aarb
ij ge
brui
k ge
maa
kt m
oet w
orde
n va
n ve
rsch
illen
de re
kenr
egel
s,
incl
usie
f die
van
mac
hten
en
wor
tels
.
C: W
eten
waa
rom
Bij
bere
keni
ngen
een
pas
send
re
kenm
odel
of d
e re
kenm
achi
ne
kiez
en.
Ber
eken
inge
n en
rede
nerin
gen
verifi
ëren
.
C: W
eten
waa
rom
Eige
nsch
appe
n va
n be
wer
kin-
gen.
Cor
rect
heid
van
reke
nkun
dige
re
dene
ringe
n ve
rifiër
en.
C: W
eten
waa
rom
C: W
eten
waa
rom
Cor
rect
heid
van
reke
nkun
dige
re
dene
ringe
n ve
rifiër
en.
38
Geb
ruik
en:
Mem
oris
eren
, aut
omat
iser
enH
oofd
reke
nen
(not
eren
tuss
e-na
ntw
oord
en m
ag)
Hoo
fdbe
wer
king
en o
p pa
pier
ui
tvoe
ren
met
geh
ele
en d
eci-
mal
e ge
talle
n.B
ewer
king
en m
et b
reuk
en o
p pa
pier
uitv
oere
n.B
erek
enin
gen
uitv
oere
n om
pr
oble
men
op
te lo
ssen
Rek
enm
achi
ne o
p ee
n ve
rsta
n-di
ge m
anie
r inz
ette
n.
2F v
mbo
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
2S v
mbo
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
3F m
bo 2
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
3S m
bo 3
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
A: p
araa
t heb
ben
Neg
atie
ve g
etal
len
in b
erek
enin
-ge
n ge
brui
ken:
3-5
= 3+
-5=
-5+3
.H
aakj
es g
ebru
iken
.M
et e
en re
kenm
achi
ne b
reuk
en,
proc
ente
n, m
acht
en e
n w
orte
ls
bere
kene
n of
ben
ader
en a
ls
eind
ige
deci
mal
e ge
talle
n.
A: p
araa
t heb
ben
Rek
enen
met
bre
uken
.A
: par
aat h
ebbe
nIn
bek
ende
situ
atie
s va
ardi
g re
kene
n m
et d
e da
arin
voo
r-ko
men
de g
ehel
e en
dec
imal
e ge
talle
n en
(een
voud
ige)
bre
u-ke
n (s
chat
tend
, uit
het h
oofd
, op
papi
er o
f met
de
reke
nmac
hine
).
A: p
araa
t heb
ben
Beh
eers
en v
an d
e re
gels
van
de
reke
nkun
de, z
onde
r IC
T-m
id-
dele
n.B
erek
enin
gen
uitv
oere
n w
aarb
ij ge
brui
k ge
maa
kt m
oet w
orde
n va
n ve
rsch
illen
de re
kenr
egel
s,
incl
usie
f die
van
mac
hten
en
wor
tels
.
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
Sch
atte
n va
n ee
n ui
tkom
st.
Res
ulta
at v
an e
en b
erek
enin
g af
rond
en in
ove
reen
stem
min
g m
et d
e ge
geve
n si
tuat
ie.
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
Rek
enen
in d
e w
eten
scha
ppel
ij-ke
not
atie
.
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
Res
ulta
ten
van
een
bere
keni
ng
in te
rmen
van
de
situ
atie
inte
r-pr
eter
en, b
ijvoo
rbee
ld n
agaa
n of
ee
n re
sulta
at v
an e
en b
erek
e-ni
ng d
e ju
iste
ord
e va
n gr
ootte
he
eft e
n w
at d
e ‘fo
utm
arge
’ is;
be
teke
nisv
ol a
frond
en.
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
Beh
eers
en v
an d
e re
gels
van
de
reke
nkun
de, z
onde
r IC
T-m
id-
dele
n.B
erek
enin
gen
uitv
oere
n w
aarb
ij ge
brui
k ge
maa
kt m
oet w
orde
n va
n ve
rsch
illen
de re
kenr
egel
s,
incl
usie
f die
van
mac
hten
en
wor
tels
.
C: W
eten
waa
rom
Bij
bere
keni
ngen
een
pas
send
re
kenm
odel
of d
e re
kenm
achi
ne
kiez
en.
Ber
eken
inge
n en
rede
nerin
gen
verifi
ëren
.
C: W
eten
waa
rom
Eige
nsch
appe
n va
n be
wer
kin-
gen.
Cor
rect
heid
van
reke
nkun
dige
re
dene
ringe
n ve
rifiër
en.
C: W
eten
waa
rom
C: W
eten
waa
rom
Cor
rect
heid
van
reke
nkun
dige
re
dene
ringe
n ve
rifiër
en.
Ref
eren
tieni
veau
reke
nen,
uitw
erki
ng 2
F, 2
S en
3F
voor
het
dom
ein
Verh
oudi
ngen
Not
atie
, taa
l en
bete
keni
s:U
itspr
aak,
sch
rijfw
ijze
en b
e-te
keni
s va
n ge
talle
n, s
ymbo
-le
n en
rela
ties
Wis
kund
etaa
l geb
ruik
en
2F v
mbo
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
2S v
mbo
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
3F m
bo 2
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
3S m
bo 3
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
A: p
araa
t heb
ben
Een
’kw
art v
an 2
60 s
tude
nten
’ ka
n w
orde
n ge
schr
even
als
×
260
of a
lsFo
rmel
e sc
hrijf
wijz
e 1
: 100
bij
scha
al h
erke
nnen
1 op
de
5 N
eder
land
ers
is
hetz
elfd
e al
s ‘e
en v
ijfde
dee
l van
al
le N
eder
land
ers’.
A: p
araa
t heb
ben
A: p
araa
t heb
ben
De
schr
ijfw
ijze
van
proc
ente
n,
breu
ken
en d
e ta
al v
an v
erho
u-di
ngen
par
aat h
ebbe
n.
A: p
araa
t heb
ben
Om
geke
erd
even
redi
g
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
Not
atie
van
bre
uken
, dec
imal
e ge
talle
n en
pro
cent
en h
erke
n-ne
n en
geb
ruik
en.
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
Ade
quat
e (w
isku
nde)
taal
en
nota
ties
leze
n en
geb
ruik
en. O
ok
de n
otat
ie 3
: 5
voor
‘drie
van
de
vijf
stud
ente
n’.
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
In b
eken
de s
ituat
ies
bij h
et
oplo
ssen
van
pro
blem
en w
aarin
ve
rhou
ding
en e
en ro
l spe
len
vaar
dig
wer
ken
met
de
voor
-ko
men
de ta
al e
n no
tatie
s va
n pe
rcen
tage
s, b
reuk
en e
n ve
r-ho
udin
gen
en d
eze
met
elk
aar i
n ve
rban
d br
enge
n.
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
Verh
oudi
ng re
late
ren
aan
linea
ir ve
rban
d.
C: W
eten
waa
rom
C: W
eten
waa
rom
G
ebru
ik m
aken
van
de
begr
ip-
pen
abso
luut
en
rela
tief b
ij he
t re
kene
n m
et p
roce
nten
.
C: W
eten
waa
rom
In c
ompl
exer
e si
tuat
ies
reke
n-pr
oced
ures
toep
asse
n en
daa
rbij
wet
en w
aaro
m h
et n
odig
kan
zi
jn h
aakj
es te
zet
ten
en w
eten
ho
e di
t wer
kt. B
ijvoo
rbee
ld b
ij ge
brui
k va
n ee
n re
kenm
achi
ne
of e
en s
prea
dshe
et.
C: W
eten
waa
rom
Ade
quat
e (w
isku
nde)
taal
en
nota
ties
leze
n en
geb
ruik
en a
ls
com
mun
icat
iem
idde
l.In
zich
t in
wis
kund
ige
nota
ties
en
daar
mee
kw
alita
tief r
eden
eren
.
39
Met
elk
aar i
n ve
rban
d br
enge
n:Ve
rhou
ding
, pro
cent
, bre
uk,
deci
maa
l get
al, d
elin
g, ‘d
eel
van’
met
elk
aar i
n ve
rban
d br
enge
n.
2F v
mbo
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
2S v
mbo
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
3F m
bo 2
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
3S m
bo 3
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
A: p
araa
t heb
ben
Met
een
reke
nmac
hine
bre
u-ke
n en
pro
cent
en b
erek
enen
of
bena
dere
n al
s ei
ndig
e de
cim
ale
geta
llen.
A: p
araa
t heb
ben
Bre
uken
, dec
imal
e ge
talle
n,
perc
enta
ges
en v
erho
udin
gen
in
elka
ar o
mze
tten.
A: p
araa
t heb
ben
A: p
araa
t heb
ben
Om
geke
erd
even
redi
g
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
Not
atie
van
bre
uken
, dec
imal
e ge
talle
n en
pro
cent
en h
erke
n-ne
n en
geb
ruik
en.
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
Wet
en w
at ‘i
n ve
rhou
ding
het
-ze
lfde’
bet
eken
t en
hier
mee
re-
kene
n, b
ijvoo
rbee
ld ‘i
n de
zelfd
e ve
rhou
ding
ver
grot
en’.
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
In b
eken
de s
ituat
ies
een
pass
end
reke
nmod
el k
ieze
n of
de
reke
nmac
hine
geb
ruik
en
om e
en v
erho
udin
gspr
oble
em
op te
loss
en. D
aarb
ij ge
brui
k m
aken
van
de
sam
enha
ng
tuss
en v
erho
udin
gen,
pro
cent
en,
breu
ken
en d
ecim
ale
geta
llen
en
deze
wan
neer
rele
vant
in e
lkaa
r om
zette
n.
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
Verh
oudi
ngen
, bre
uken
, dec
i-m
ale
geta
llen
en p
roce
nten
met
el
kaar
in v
erba
nd b
reng
en in
an
dere
dom
eine
n.
C: W
eten
waa
rom
C: W
eten
waa
rom
Ke
nnis
van
get
alsy
stem
en: k
an
wel
als
ein
dig
deci
maa
l get
al
gesc
hrev
en w
orde
n en
nie
t.
C: W
eten
waa
rom
C: W
eten
waa
rom
Uitb
reid
ing
kenn
is v
an g
etal
-sy
stem
en.
40
Geb
ruik
en:
In d
e co
ntex
t van
ver
houd
in-
gen
bere
keni
ngen
uitv
oere
n,
ook
met
pro
cent
en e
n ve
rhou
-di
ngen
2F v
mbo
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
2S v
mbo
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
3F m
bo 2
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
3S m
bo 3
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
A: p
araa
t heb
ben
Rek
enen
met
sam
enge
stel
de
groo
thed
en (k
m/u
, m/s
en
derg
e-lij
ke):
Een
auto
rijd
t 5
0km
/u. W
elke
afs
tand
wor
dt in
2
seco
nden
afg
eleg
d?B
epal
en o
p w
elke
(een
voud
i-ge
) sch
aal i
ets
gete
kend
is, a
ls
enke
le m
aten
geg
even
zijn
.U
itvoe
ren
proc
entb
erek
enin
gen:
In
koop
prijs
is €
75,
-. W
at w
ordt
de
prij
s in
clus
ief b
tw?
Verh
oudi
ngen
met
elk
aar v
erge
-lij
ken
en d
aarto
e ee
n pa
ssen
d re
kenm
odel
kie
zen,
bijv
oorb
eeld
ee
n ve
rhou
ding
stab
el: W
elk
sap
beva
t naa
r ver
houd
ing
mee
r vi
tam
ine
C?
A: p
araa
t heb
ben
Form
ele
reke
nreg
els
hant
eren
Bep
alen
op
wel
ke s
chaa
l iet
s ge
teke
nd is
.
A: p
araa
t heb
ben
A: p
araa
t heb
ben
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
Verg
rotin
g al
s to
epas
sing
van
ve
rhou
ding
en: e
en fo
to w
ordt
m
et e
en k
opie
erm
achi
ne 5
0%
verg
root
. Hoe
ver
ande
ren
leng
te
en b
reed
te v
an d
e fo
to?
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
Rek
enen
met
per
cent
ages
bo-
ven
de 1
00.
Vie
rde
even
redi
ge b
erek
enen
.Ve
rhou
ding
en to
epas
sen
bij h
et
oplo
ssen
van
pro
blem
en.
Ber
eken
inge
n m
et e
en g
roei
fac-
tor/v
erm
enig
vuld
igin
gsfa
ctor
of
perc
enta
ge u
itvoe
ren
bijv
oor-
beel
d sa
men
gest
elde
inte
rest
en
expo
nent
iële
gro
ei; o
f bij:
19%
er
bij e
n 25
% e
raf.
Verh
oudi
ngen
in d
e m
eetk
unde
ge
brui
ken.
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
Kan
in b
eken
de s
ituat
ies
met
su
cces
ver
houd
ings
prob
lem
en
aanp
akke
n en
de
beno
digd
e be
reke
ning
en u
itvoe
ren.
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
41
Geb
ruik
en:
In d
e co
ntex
t van
ver
houd
in-
gen
bere
keni
ngen
uitv
oere
n,
ook
met
pro
cent
en e
n ve
rhou
-di
ngen
2F v
mbo
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
2S v
mbo
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
3F m
bo 2
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
3S m
bo 3
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
A: p
araa
t heb
ben
Waa
rom
mag
je s
oms
perc
en-
tage
s bi
j elk
aar o
ptel
len
bij
bere
keni
ngen
?
A: p
araa
t heb
ben
(Wis
kund
ig) r
eden
eren
in
situ
atie
s w
aarin
per
cent
ages
of
verh
oudi
ngen
voo
rkom
en.
A: p
araa
t heb
ben
A: p
araa
t heb
ben
Rel
atie
legg
en m
et v
erho
udin
-ge
n bi
nnen
alg
ebra
en
mee
t-ku
nde
(wis
kund
ig) r
eden
eren
in
situ
atie
s w
aarin
per
cent
ages
of
verh
oudi
ngen
voo
rkom
en.
42
Ref
eren
tieni
veau
reke
nen,
uitw
erki
ng 2
F, 2
S en
3F
voor
het
dom
ein
Met
en e
n M
eetk
unde
Not
atie
, taa
l en
bete
keni
s:M
aten
voo
r len
gte,
opp
ervl
ak-
te, i
nhou
d en
gew
icht
, tem
pe-
ratu
ur
Tijd
en
geld
Mee
tinst
rum
ente
nSc
hrijf
wijz
e en
bet
eken
is v
an
mee
tkun
dige
sym
bole
n en
re
latie
s
2F v
mbo
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
2S v
mbo
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
3F m
bo 2
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
3S m
bo 3
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
A: p
araa
t heb
ben
1 to
n is
100
0 kg
; 1 to
n is
€
100.
000.
Voor
voeg
sels
van
mat
en m
ega-
byte
, gig
abyt
e.S
ymbo
ol v
oor r
echt
e ho
ek e
ven-
wijd
ig, l
oodr
echt
, haa
ks, b
ouw
te-
keni
ng le
zen,
tuin
inric
htin
g.N
amen
vla
kke
figur
en: v
ierk
ant,
ruit,
par
alle
llogr
am, r
echt
hoek
, ci
rkel
.N
amen
van
ruim
telij
ke fi
gure
n:
cilin
der,
pira
mid
e, b
ol, e
en
scho
orst
een
heef
t ong
evee
r de
vorm
van
een
cili
nder
.
A: p
araa
t heb
ben
Voor
voeg
sels
bij
mat
en
Geb
ruik
van
sym
bole
n zo
als
≈,
Δ,
Para
llel
Nam
en v
an v
lakk
e en
ruim
telij
ke
figur
en.
A: p
araa
t heb
ben
ME
TEN
In
bek
ende
situ
atie
s no
tatie
, na
am (o
ok v
oorv
oegs
els)
en
bete
keni
s va
n ve
elvo
orko
men
de
mat
en (e
enhe
den
en g
root
he-
den)
par
aat h
ebbe
n.
ME
ETK
UN
DE
In a
uthe
ntie
ke s
ituat
ies
veel
ge-
brui
kte
mee
tkun
dige
beg
rippe
n ke
nnen
(haa
ks, e
venw
ijdig
, ric
htin
gaan
duid
inge
n, ..
.) en
ve
elge
brui
kte
sym
bole
n ku
nnen
le
zen.
Nam
en v
an (i
n si
tuat
ies)
vee
l-vo
orko
men
de v
lakk
e en
ruim
telij
-ke
vor
men
ken
nen.
A: p
araa
t heb
ben
Nie
t aan
gege
ven,
gee
n ge
mee
n-sc
happ
elijk
niv
eau
vanw
ege
diffe
rent
iële
leer
doel
en.
43
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
Alle
rlei s
chal
en (o
ok in
ber
oeps
-si
tuat
ies)
afle
zen
en in
terp
rete
-re
n ki
lom
eter
telle
r, w
eegs
chaa
l, du
imst
ok.
Situ
atie
s be
schr
ijven
met
woo
r-de
n, d
oor m
idde
l van
mee
tkun
di-
ge fi
gure
n, m
et c
oörd
inat
en, v
ia
(win
d)ric
htin
g, h
oeke
n en
afs
tan-
den,
rout
ebes
chrij
ving
gev
en,
loca
tie in
mag
azijn
opg
even
, vo
rm g
ebou
w b
esch
rijve
n.Ee
nvou
dige
wer
ktek
enin
gen
inte
rpre
tere
n (m
onta
gete
keni
ng
kast
, pla
ttegr
ond
eige
n hu
is).
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
Leze
n en
inte
rpre
tere
n va
n te
keni
ngen
.
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
ME
TEN
Alle
rlei s
chal
en v
an m
eetin
stru
-m
ente
n afl
ezen
, de
aand
uidi
n-ge
n co
rrec
t int
erpr
eter
en.
ME
ETK
UN
DE
Veel
gebr
uikt
e m
eetk
undi
ge
begr
ippe
n en
woo
rden
. (bi
jvoo
r-be
eld
coör
dina
ten
in d
e w
er-
kelij
khei
d, n
amen
van
vor
men
, (w
ind)
richt
inge
n ho
eken
en
afst
ande
n) g
ebru
iken
om
in
dive
rse
situ
atie
s vo
rmen
, voo
r-w
erpe
n, p
laat
sen
in d
e ru
imte
en
rout
es te
bes
chrij
ven.
Eenv
oudi
ge w
erkt
eken
inge
n in
terp
rete
ren.
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
Nie
t aan
gege
ven,
gee
n ge
mee
n-sc
happ
elijk
niv
eau
vanw
ege
diffe
rent
iële
leer
doel
en
C: W
eten
waa
rom
C: W
eten
waa
rom
G
egev
ens
nodi
g vo
or h
et c
on-
stru
eren
van
teke
ning
enR
eden
eren
ove
r gel
ijkvo
rmig
e fig
uren
.
C: W
eten
waa
rom
C: W
eten
waa
rom
Nie
t aan
gege
ven,
gee
n ge
mee
n-sc
happ
elijk
niv
eau
vanw
ege
diffe
rent
iële
leer
doel
en.
44
Met
elk
aar i
n ve
rban
d br
enge
n:M
eetin
stru
men
ten
gebr
uike
nSt
ruct
uur e
n sa
men
hang
tus-
sen
maa
teen
hede
nVe
rsch
illen
de re
pres
enta
ties,
2D
en
3D
2F v
mbo
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
2S v
mbo
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
3F m
bo 2
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
3S m
bo 3
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
A: p
araa
t heb
ben
Stru
ctuu
r en
sam
enha
ng b
elan
g-rij
ke m
aten
uit
met
riek
stel
sel.
Inte
rpre
tere
n en
bew
erke
n va
n 2D
repr
esen
tatie
s va
n 3D
ob
ject
en e
n an
ders
om (a
an-
zich
ten,
uits
lage
n, d
oors
nede
n,
kijk
lijne
n).
A: p
araa
t heb
ben
Vers
chill
ende
soo
rten
sym
met
rie
herk
enne
n en
geb
ruik
en.
A: p
araa
t heb
ben
ME
TEN
In fu
nctio
nele
situ
atie
s va
ardi
g ve
elvo
orko
men
de m
aten
aan
el
kaar
rela
tere
n.M
EE
TKU
ND
EIn
func
tione
le s
ituat
ies
3D
obje
cten
en
de 2
D re
pres
enta
-tie
s er
van
inte
rpre
tere
n en
met
el
kaar
in v
erba
nd b
reng
en.
A: p
araa
t heb
ben
Nie
t aan
gege
ven,
gee
n ge
mee
n-sc
happ
elijk
niv
eau
vanw
ege
diffe
rent
iële
leer
doel
en.
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
Afle
zen
van
mat
en u
it ee
n (w
erk)
teke
ning
, pla
ttegr
ond
wer
ktek
e-ni
ng e
igen
tuin
.S
amen
hang
tuss
en o
mtre
k, o
p-pe
rvla
kte
en in
houd
(hoe
ver
an-
dert
de in
houd
van
een
doo
s al
s al
leen
de
leng
te w
ordt
gew
ijzig
d,
als
alle
mat
en e
venv
eel v
ergr
oot
wor
den?
).Te
kene
n va
n fig
uren
en
mak
en
van
(wer
k)te
keni
ngen
en
daar
bij
pass
er, l
inia
al e
n ge
odrie
hoek
ge
brui
ken.
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
Uits
prak
en d
oen
over
ord
e va
n gr
ootte
en
nauw
keur
ighe
id v
an
mee
tresu
ltate
n.
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
ME
TEN
In fu
nctio
nele
situ
atie
s m
aten
afl
ezen
uit
(wer
k)te
keni
ngen
, pl
atte
gron
den
etc.
en
beke
nde
mee
tinst
rum
ente
n ge
brui
ken.
ME
ETK
UN
DE
In c
oncr
ete
situ
atie
s ui
tspr
a-ke
n do
en o
ver l
engt
e, o
mtre
k,
oppe
rvla
kte
en in
houd
en
in z
eer
eenv
oudi
ge g
eval
len
over
de
rela
tie d
aartu
ssen
.Te
n be
hoev
e va
n co
ncre
te ta
ken
een
eenv
oudi
ge s
ituat
iesc
hets
m
aken
.
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
Nie
t aan
gege
ven,
gee
n ge
mee
n-sc
happ
elijk
niv
eau
vanw
ege
diffe
rent
iële
leer
doel
en.
C: W
eten
waa
rom
Uit
voor
stel
linge
n en
bes
chrij
vin-
gen
conc
lusi
es tr
ekke
n ov
er o
b-je
cten
en
hun
plaa
ts in
de
ruim
te
(hoe
zie
t een
geb
ouw
eru
it?)
Sam
enha
ng tu
ssen
stra
al r
en d
iam
eter
d v
an e
en c
irkel
(in
som
mig
e be
roep
en w
ordt
vo
oral
met
dia
met
er (d
oors
nede
) ge
wer
kt).
C: W
eten
waa
rom
Stru
ctuu
r en
sam
enha
ng m
etrie
-ke
ste
lsel
(uitg
ebre
id)
Opp
ervl
akte
en
inho
ud v
an
gelij
kvor
mig
e fig
uren
.
C: W
eten
waa
rom
Uit
eenv
oudi
ge (w
erk)
teke
nin-
gen,
foto
’s e
n be
schr
ijvin
gen
conc
lusi
es tr
ekke
n ov
er o
bjec
ten
en h
un p
laat
s in
de
ruim
te.
Nie
t aan
gege
ven,
gee
n ge
mee
n-sc
happ
elijk
niv
eau
vanw
ege
diffe
rent
iële
leer
doel
en.
45
Met
elk
aar i
n ve
rban
d br
enge
n:M
eetin
stru
men
ten
gebr
uike
nSt
ruct
uur e
n sa
men
hang
tus-
sen
maa
teen
hede
nVe
rsch
illen
de re
pres
enta
ties,
2D
en
3D
2F v
mbo
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
2S v
mbo
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
3F m
bo 2
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
3S m
bo 3
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
A: p
araa
t heb
ben
Sch
attin
gen
en m
etin
gen
doen
va
n ho
eken
, len
gten
en
oppe
r-vl
akte
n va
n ob
ject
en in
de
ruim
te
een
etag
e in
een
flat
gebo
uw is
on
geve
er 3
m h
oog
Opp
ervl
akte
en
omtre
k va
n en
kele
2D
figu
ren
bere
kene
n,
even
tuee
l met
geg
even
form
ule.
Een
rond
terr
as v
oor 4
per
sone
n m
oet m
inst
ens
diam
eter
3 m
he
bben
(Is
een
terr
as v
an 9
m2
gesc
hikt
?).
Inho
ud b
erek
enen
.
A: p
araa
t heb
ben
Gro
otte
van
hoe
ken
en a
fsta
n-de
n be
reke
nen
in 2
D e
n 3D
fig
uren
ste
lling
van
Pyt
hago
ras.
Gon
iom
etris
che
verh
oudi
ngen
si
n, c
os e
n ta
n.
A: p
araa
t heb
ben
In v
eelv
oork
omen
de s
ituat
ies
afm
etin
gen
(afs
tand
, len
gte,
ho
ogte
, opp
ervl
akte
) sch
atte
n en
m
eten
.In
een
voud
ige
vert
rouw
de e
n ee
ndui
dige
situ
atie
s en
wan
-ne
er d
at fu
nctio
neel
is o
mtre
k,
oppe
rvla
kte
of in
houd
sch
atte
n of
ber
eken
en.
A: p
araa
t heb
ben
Nie
t aan
gege
ven,
gee
n ge
mee
n-sc
happ
elijk
niv
eau
vanw
ege
diffe
rent
iële
leer
doel
en.
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
Juis
te m
aat k
ieze
n in
geg
even
co
ntex
t: za
nd k
oop
je p
er ‘k
uub’
(m
3), m
elk
per l
iter.
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
Kenn
is v
an fi
gure
n en
hun
ei
gens
chap
pen
gebr
uike
n bi
j het
op
loss
en v
an p
robl
emen
.
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
Juis
te p
asse
nde
maa
teen
heid
ki
ezen
in g
egev
en s
ituat
ie.
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
Nie
t aan
gege
ven,
gee
n ge
mee
n-sc
happ
elijk
niv
eau
vanw
ege
diffe
rent
iële
leer
doel
en.
C: W
eten
waa
rom
Red
ener
en o
p ba
sis
van
sym
-m
etrie
(reg
elm
atig
e pa
trone
n),
rand
en, v
ersi
erin
gen
Eige
nsch
appe
n va
n 2D
figu
ren.
C: W
eten
waa
rom
Reg
elm
aat i
n m
eetk
undi
ge
patr
onen
her
kenn
en e
n be
-sc
hrijv
en.
C: W
eten
waa
rom
In s
ituat
ies
rede
nere
n op
bas
is
van
sym
met
rie e
n ei
gens
chap
-pe
n va
n fig
uren
.
C: W
eten
waa
rom
Nie
t aan
gege
ven,
gee
n ge
mee
n-sc
happ
elijk
niv
eau
vanw
ege
diffe
rent
iële
leer
doel
en.
46
Ref
eren
tieni
veau
reke
nen,
uitw
erki
ng 2
F, 2
S en
3F
voor
het
dom
ein
Verb
ande
n
Not
atie
, taa
l en
bete
keni
s:A
naly
sere
n en
inte
rpre
tere
n va
n in
form
atie
uit
tabe
llen,
gr
afisc
he v
oors
telli
ngen
en
besc
hrijv
inge
nVe
el v
oork
omen
de d
iagr
am-
men
en
grafi
eken
2F v
mbo
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
2S v
mbo
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
3F m
bo 2
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
3S m
bo 3
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
A: p
araa
t heb
ben
Bes
chrij
ven
van
verlo
op v
an e
en
grafi
ek m
et te
rmen
als
stij
gend
, da
lend
, ste
eds
herh
alen
d, m
ini-
mum
, max
imum
. S
nijp
unt (
twee
rech
te li
jnen
, sn
ijpun
ten
met
de
asse
n). N
e-ga
tieve
en
ande
re d
an g
ehel
e co
ördi
nate
n in
een
ass
enst
else
l. O
p ee
n kr
itisc
he m
anie
r lez
en
en in
terp
rete
ren
van
vers
chil-
lend
e so
orte
n di
agra
mm
en e
n gr
afiek
en.
Even
tuel
e m
isle
iden
de in
form
a-tie
her
kenn
en, b
ijvoo
rbee
ld d
oor
inde
ling
asse
n, v
orm
van
de
grafi
ek, e
tc.
Bet
eken
is v
an v
aria
bele
n in
een
(w
oord
)form
ule.
A: p
araa
t heb
ben
Vers
chill
ende
soo
rten
‘gro
ei’
besc
hrijv
en m
et te
rmen
als
co
nsta
nt, l
inea
ir, e
xpon
entie
el,
perio
diek
.B
etek
enis
van
sni
jpun
ten
vanu
it de
form
ule.
Som
- en
vers
chilg
rafie
k Pa
rabo
ol.
A: p
araa
t heb
ben
Ana
lyse
ren,
inte
rpre
tere
n en
kri-
tisch
beo
orde
len
van
num
erie
ke
info
rmat
ie u
it di
vers
e fo
rmu-
liere
n, s
chem
a’s,
tabe
llen
en
ande
re g
rafis
che
voor
stel
linge
n (d
iagr
amm
en).
A: p
araa
t heb
ben
Kwal
itatie
f red
ener
en e
n da
arbi
j w
isku
ndig
e no
tatie
s en
form
ules
ge
brui
ken.
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
Inte
rpol
atie
(nie
t als
term
)E
xtra
pola
tie (n
iet a
ls te
rm).
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
In s
ituat
ies
num
erie
ke in
form
atie
ui
t div
erse
form
ulie
ren,
sch
e-m
a’s,
tabe
llen,
dia
gram
men
en
grafi
eken
com
bine
ren,
ook
wan
-ne
er e
r ver
band
en tu
ssen
mee
r da
n tw
ee v
aria
bele
n in
bee
ld z
ijn
gebr
acht
.
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
Kwal
itatie
f red
ener
en e
n da
arbi
j w
isku
ndig
e no
tatie
s en
form
ules
.
C: W
eten
waa
rom
C: W
eten
waa
rom
Con
clus
ies
trekk
en o
p ba
sis
van
de s
truct
uur v
an e
en g
rafie
k of
ee
n fo
rmul
e.
C: W
eten
waa
rom
C: W
eten
waa
rom
Verd
ubbe
lings
tijd,
hal
verin
gstij
d.
47
Met
elk
aar i
n ve
rban
d br
enge
n:M
eetin
stru
men
ten
gebr
uike
nSt
ruct
uur e
n sa
men
hang
tus-
sen
maa
teen
hede
nVe
rsch
illen
de re
pres
enta
ties,
2D
en
3D
2F v
mbo
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
2S v
mbo
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
3F m
bo 2
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
3S m
bo 3
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
A: p
araa
t heb
ben
Gra
fieke
n te
kene
n bi
j inf
orm
atie
of
tabe
l.R
egel
mat
ighe
den
in e
en ta
bel
besc
hrijv
en m
et w
oord
en, g
rafie
-ke
n en
een
voud
ige
(woo
rd)fo
r-m
ules
: doo
r elk
win
kelw
agen
tje
dat a
an d
e rij
wor
dt to
egev
oegd
, w
ordt
die
rij 4
0 cm
lang
er.
A: p
araa
t heb
ben
Vast
stel
len
hoe
een
vera
nde-
ring
in d
e vo
orst
ellin
gsvo
rm
(gra
fiek,
tabe
l, fo
rmul
e, b
esch
rij-
ving
) doo
rwer
kt in
de
ande
re
vorm
(en)
. Een
situ
atie
bes
chrij
-ve
n vi
a ee
n st
anda
ardv
erba
nd
(line
air,
expo
nent
ieel
).B
ij ee
n ee
nvou
dig
linea
ir ve
r-ba
nd (b
esch
rijvi
ng o
f gra
fiek)
ee
n fo
rmul
e op
stel
len.
A: p
araa
t heb
ben
Vuis
trege
ls e
n al
leda
agse
form
u-le
s (h
oren
d bi
j spe
cifie
ke s
itua-
ties)
beg
rijpe
n en
er e
envo
udig
e be
reke
ning
en m
ee u
itvoe
ren.
A: p
araa
t heb
ben
Bij
een
linea
ir ve
rban
d (b
esch
rij-
ving
of g
rafie
k) e
en fo
rmul
e op
stel
len
Exp
onen
tiële
pro
ces-
sen
herk
enne
n, m
et fo
rmul
es
besc
hrijv
en e
n in
gra
fieke
n te
kene
n Ev
enre
dige
en
omge
keer
d ev
en-
redi
ge v
erba
nden
her
kenn
en e
n ge
brui
ken
met
hun
spe
cifie
ke
eige
nsch
appe
n.
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
Uit
het v
erlo
op, d
e vo
rm e
n de
pl
aats
van
pun
ten
in e
en g
rafie
k co
nclu
sies
trek
ken
over
de
bij-
beho
rend
e si
tuat
ie: d
e ve
rkoo
p ne
emt s
teed
s sn
elle
r toe
.
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
Kenn
is v
an g
rafie
ken
en (s
tan-
daar
d)ve
rban
den
gebr
uike
n om
pr
oble
men
op
te lo
ssen
.
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
Gra
fieke
n en
dia
gram
men
(g
esitu
eerd
in e
en a
uthe
ntie
ke
cont
ext)
inte
rpre
tere
n in
term
en
van
de s
ituat
ie e
n ui
t het
ver
-lo
op, d
e vo
rm e
n de
pla
ats
van
punt
en c
oncl
usie
s tre
kken
ove
r de
situ
atie
.N
umer
ieke
geg
even
s ve
rzam
e-le
n en
ver
wer
ken,
sam
enva
tten
en o
p di
vers
e m
anie
ren
wee
rge-
ven
pass
end
bij d
e si
tuat
ie, o
ok
met
geb
ruik
van
ICT
(bijv
oor-
beel
d sp
read
shee
t).
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
Uit
het v
erlo
op, d
e vo
rm e
n de
pl
aats
van
pun
ten
in e
en g
rafie
k co
nclu
sies
trek
ken
over
de
bijb
e-ho
rend
e fo
rmul
e.
48
Geb
ruik
en:
Tabe
llen,
dia
gram
men
en
grafi
eken
geb
ruik
en b
ij he
t op
loss
en v
an p
robl
emen
Rek
enva
ardi
ghed
en g
ebru
iken
2F v
mbo
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
2S v
mbo
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el
gebr
uike
nC
: Wet
en w
aaro
m
3F m
bo 2
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
3S m
bo 3
A: P
araa
t heb
ben
B: F
unct
ione
el g
ebru
iken
C: W
eten
waa
rom
A: p
araa
t heb
ben
In e
en (w
oord
)form
ule
een
varia
bele
ve
rvan
gen
door
een
get
al e
n de
waa
rde
van
de a
nder
e va
riabe
le b
erek
enen
.
A: p
araa
t heb
ben
Ook
met
com
plex
e fo
rmul
es in
sta
ndaa
rd-
nota
tie.
A: p
araa
t heb
ben
Num
erie
ke in
form
atie
uit
dive
rse
form
ulie
ren,
sch
ema’
s, ta
belle
n,
diag
ram
men
en
grafi
eken
inte
rpre
-te
ren
en g
ebru
iken
, er a
ls h
et n
odig
is
ber
eken
inge
n m
ee u
itvoe
ren
en
conc
lusi
es tr
ekke
n.
A: p
araa
t heb
ben
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
Form
ules
her
kenn
en a
ls v
uist
rege
l of a
ls
reke
nvoo
rsch
rift e
n om
geke
erd:
een
mijl
is
ong
evee
r and
erha
lve
kilo
met
er; a
anta
l m
ijlen
≈ 1
,5 ×
aan
tal k
m. K
wan
titat
ieve
in
form
atie
uit
tabe
llen,
dia
gram
men
en
grafi
eken
geb
ruik
en o
m b
erek
enin
gen
uit t
e vo
eren
en
conc
lusi
es te
trek
ken:
ve
rgel
ijkin
gen
tuss
en p
rodu
cten
mak
en
op b
asis
van
info
rmat
ie in
tabe
llen.
B: f
unct
ione
el g
ebru
i-ke
nKe
nnis
van
gra
fieke
n en
(sta
ndaa
rd)v
erba
n-de
n ge
brui
ken
om p
ro-
blem
en o
p te
loss
en.
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
Num
erie
ke g
egev
ens
uit g
ecom
-pl
icee
rde
tabe
llen,
dia
gram
men
en
grafi
eken
afle
zen,
com
bine
ren
en
gebr
uike
n bi
j het
opl
osse
n va
n pr
o-bl
emen
.
B: f
unct
ione
el g
ebru
iken
Ber
eken
inge
n ui
tvoe
ren
aan
proc
esse
n di
e op
ver
schi
l-le
nde
man
iere
n be
schr
even
ku
nnen
zijn
.
C: W
eten
waa
rom
Ove
rzic
ht v
an (e
venr
edig
e) g
roei
.C
: Wet
en w
aaro
mG
rafie
ken
en h
un k
en-
mer
ken
als
onde
rdee
l va
n ve
rder
e st
udie
.
C: W
eten
waa
rom
C: W
eten
waa
rom
Gra
fieke
n en
hun
ken
-m
erke
n al
s on
derd
eel v
an
verd
ere
stud
ie.
C: W
eten
waa
rom
Uit
de v
orm
van
een
form
ule
conc
lusi
es
trekk
en o
ver h
et v
erlo
op v
an d
e bi
jbeh
o-re
nde
grafi
ek (a
lleen
line
air e
n ex
po-
nent
ieel
): de
gra
fiek
die
hoor
t bij
leng
te
stok
= 5
+ 0
,7 ×
leng
te p
erso
on (N
ordi
c W
alki
ng) i
s ee
n re
chte
lijn
.
C: W
eten
waa
rom
Vers
chill
ende
form
ules
he
tzel
fde
verb
and
kunn
en
besc
hrijv
en.
Vorm
van
form
ule,
tabe
l en
grafi
ek b
ij en
kele
(sta
n-da
ard)
verb
ande
n m
et e
lkaa
r in
ver
band
bre
ngen
.
C: W
eten
waa
rom
C: W
eten
waa
rom
Sni
jpun
ten
van
grafi
eken
in
terp
rete
ren
binn
en e
en
cont
ext.
Uits
prak
en d
oen
over
de
of
bete
keni
s va
n va
riabe
len
of
cons
tant
en in
een
form
ule.
Zie ook deze link naar de rapportage van de commissie Meijerink voor wat betreft de (inhoud van de) referentieniveaus: http://www.taalenrekenen.nl/downloads/referentiekader-taal-en-rekenen-referentieniveaus.pdf/
49
4 Toolbox voor het ontwerpen van Toptrajectonderwijs
In de volgende paragraven worden handvatten gegeven vooronderwijsontwik-keling van het Toptraject. In 4.1 voor algemeen curriuculumontwerp, in 4.2 voor LOB en 4.3 en 4.4 voor respectievelijk taalvaardigheid en rekenonderwijs.
4.1 Handvatten voor algemene leerplanontwikkeling
Constructive AlignmentHet principe van constructive alignment (Biggs & Tang, 2011) gaat uit van het inzicht dat studiegedrag kan worden beïnvloed door het ontwerp, de programmering en het gebruik van toetsen in het onderwijsproces. Het gaat om de vraag welk studiegedrag willen we uitlokken om te stimuleren dat studenten het eindniveau bereiken?
Eindkwalificaties zijn het uitgangspunt bij constructive alignment. De leerdoelen van elk studieonderdeel zijn daarvan herkenbaar en aantoonbaar afgeleid. Het type leer-doelen en hun niveau zijn bepalend voor keuzes van de vorm en inhoud van de toet-sen, de beoordelingscriteria en de normering. Ook zijn ze bepalend bij het kiezen van vorm en inhoud van het onderwijs en sturen daarmee zowel de activiteiten van docent(en) als van studenten. Zo ontstaat consistentie tussen onderwijs en toetsing (alignment), waarbij de eindkwalificaties richtinggevend zijn.
Bron: Biggs, J and Tang, C. (2011). Teaching for Quality Learning at University, (McG-raw-Hill and Open University Press, Maidenhead)
Het SpinnenwebmodelOp basis van een gemeenschappelijk leerplankader kunnen curricula worden ontwor-pen. Het curriculaire spinnenweb van Van den Akker (2003) visualiseert de leerpla-naspecten waaruit een curriculum is opgebouwd. De visie op het curriculum is de verbindende schakel tussen alle andere leerplanaspecten. Verandert in het web één leerplanaspect dan wordt hiermee tegelijkertijd een verandering in de andere aspec-ten teweeg gebracht. Het spinnenweb verbindt alle leerplanaspecten logisch met el-kaar en vormt een passend geheel.
LEER- EN ONDERWIJS-ACTIVITEITEN
BEOOGDELEER-
RESULTATEN
TOETS-ACTIVITEITEN
50
Bron: Van den Akker, J. (2003). Curriculum perspectives: an introduction. In J. van den Akker, W. Kuiper, & U. Hameyer, Curriculum landscape and trends (p. 1-10). Dordrecht: Kluwer Academic Publishers.
Bron afbeelding: http://cursuscurriculumontwerp.slo.nl/kennisbank/Curriculaire_spin-nenweb.docx/
51
4.2 Handvat voor studievaardigheden: Het ZelCommodel
www.e-xamens.nl EXAMENS - mei 2013 - NR 2 5
Henk van Berkel
DE SamEnHang TuSSEn ZElfSTanDIgHEID En ComplExITEIT
Het ZelCommodel, grip op competentieniveaus
Het ZelCommodel is een praktisch hulpmiddel bij het
vaststellen van competentieniveaus in het beroeps-
onderwijs. Het model beschrijft een niveau-indeling
gebaseerd op de dimensies Zelfstandigheid en Com-
plexiteit: hoe zelfstandiger iemand werkzaamheden
kan uitvoeren en hoe complexer de werkzaamheden
zijn, hoe hoger zijn competentieniveau. Het model
kan onder andere worden gebruikt om het afstudeer-
niveau te bepalen en prestaties van studenten te be-
oordelen.
Het ontstaan van het ZelCommodelDe recente zorgen in de samenleving over het niveau van afgestudeerden in het hoger onderwijs was voor de opleidingen bij hogeschool Saxion aanleiding te onderzoe-ken in hoeverre het vereiste afstudeerniveau voldoende werd omschreven en gerealiseerd. Om de opleidingen hierbij te ondersteunen ontwikkelde de afdeling Onder-wijsontwikkeling en Kwaliteitszorg (O&K) van Saxion in 2011 een ‘handleiding hbo-niveau’ (Bulthuis, 2011). Tegelijkertijd was de afdeling O&K betrokken bij een doorstroomproject mbo-hbo om het niveauverschil tussen mbo en hbo in kaart te brengen. Vanuit deze beide werkzaamheden en in samenwerking met collega’s van de Hogeschool Utrecht is het ZelCommodel ontwikkeld. Vooral Dan Greve en Jeroen Mens van de opleiding Bouwkunde van Hogeschool Utrecht hebben intensief bijgedragen aan de totstandko-ming van het model.
Het model is ontstaan uit onderzoek naar de vraag: welke factoren bepalen een competentieniveau? Met als achterlig-
Petra Bulthuis
gende behoefte: grip krijgen op de abstracte en globale normen voor competentieniveau, zodat opleidingen een handvat hebben om afstudeer- en andere opdrachten en toetsen vorm te geven. Om een antwoord op deze vraag te krijgen is gekeken naar niveaubeschrijvingen uit de mbo- en hbo- beroepspraktijk en naar internationale normenstelsels zoals de Dublin descriptoren en het Europees kwalificatie-stelsel (European Qualification Framework, EQF). De Dublin descriptoren zijn op Europees niveau ontwikkeld in 2003. Ze beschrijven de kwalificaties op vijf gebieden die een afgestudeerde minimaal moet bezitten op het niveau van een associate degree, bachelor, master en doctor. Het EQF is een instrument om niveaus van kwalificaties in Europa met elkaar te vergelijken en om een leven lang leren te bevorderen. Het Nederlands kwalificatieraamwerk (NLQF) is een beschrijving van de Nederlandse kwalificatieniveaus en is gekoppeld aan het EQF.
Het bleek mogelijk om alle niveaubeschrijvingen terug te voeren tot twee overkoepelende termen, namelijk ‘zelfstan-digheid’ en ‘complexiteit’, die in samenhang het compe-tentieniveau bepalen: hoe zelfstandiger je opereert en hoe complexer je werkzaamheden zijn, des te competenter je bent. Om competentieniveaus te onderscheiden zijn de factoren in een model geplaatst: het ZelCommodel. In het model worden de beide factoren tegen elkaar afgezet en elk onderverdeeld in laag, midden en hoog. De combinatie van de mate van zelfstandigheid en de mate van complexi-teit leidt tot de vijf niveaus, volgens het model in figuur 1. Niveau A vertegenwoordigt het laagste niveau en niveau E het hoogste.
Het model is een hulpmiddel voor mbo- en hbo-opleidin-gen in alle domeinen om het begrip ‘competentieniveau’ concreter te maken en het gesprek te voeren over het afstudeerniveau van de opleiding en over het niveau van opdrachten en toetsen. Ook kan het model worden gebruikt om het competentieniveau van studenten te beoordelen, tijdens de opleiding, maar ook bijvoorbeeld in een procedure om eerder verworven competenties (EVC) vast te stellen.
52
6 EXAMENS - mei 2013 - NR 2 www.e-xamens.nl
--
-Zel
fsta
nd
igh
eid
---
C D E
B C D
A B C
-------Complexiteit----
Figuur 1: ZelCommodel: Zelfstandigheid en Complexiteit bepalen in samenhang hetcompetentieniveau
Toelichting op de factoren zelfstan-digheid en complexiteitDe analyse van normenstelsels, zoals de Dublin descriptoren en het EQF, en van de niveaubeschrijvingen uit de mbo- en hbo-beroepspraktijk leidde tot een overzicht van parameters die, door te variëren in ‘waarde’, de mate van zelfstandigheid en complexiteit bepalen. Hieronder worden de parameters van de dimensies zelfstandigheid en complexiteit bespro-ken.
ZelfstandigheidDe zelfstandigheid is bijvoorbeeld groter als: • er weinig sturing/begeleiding/interactie is;• er een grote vrijheid van handelen is bij het maken
van keuzes, het kiezen van oplossingsstrategieën, het nemen van besluiten;
• er een grote verantwoordelijkheid is voor het eindre-sultaat, en/of het werk en leerproces van anderen;
• de rol in het geheel meer strategisch is.
ComplexiteitUit de analyse bleek dat complexiteit wordt bepaald door de complexiteit van de taak die iemand uitvoert en door de complexiteit van de context waarin de taak wordt uitge-voerd. De taak is bijvoorbeeld complexer als:• de omvang (duur) en inhoud (aantal aspecten) van de
taak groot is;• standaardprocedures ontbreken en de student
nieuwe procedures/kennis/technologieën moet toepassen of bedenken;
• strenge kwaliteitseisen worden gesteld;• meerdere disciplines samenkomen in de taak.De context is bijvoorbeeld complexer als:• er sprake is van een grote organisatie met veel regels;• er meerdere opdrachtgevers en partijen zijn;• er grote financiële, politieke of bedrijfsbelangen zijn
(afbreukrisico);• er sprake is van veel (internationale) interactie en com-
municatie.
Verschillende waarden van de parameters die zelfstandig-heid en complexiteit bepalen, leiden tot verschillende competentieniveaus. Zo is iemand die een grote opdracht, waarvoor standaardprocedures ontbreken, in een grote internationale organisatie, geheel zelfstandig volbrengt, van een hoger competentieniveau dan iemand die dezelfde opdracht onder begeleiding uitvoert.
In figuur 2 is weergegeven hoe verschillende competen-tieniveaus kunnen worden bepaald en beschreven met behulp van verschillende waardes van de parameters. Uiteraard kunnen ook andere accenten worden gelegd of andere keuzes worden gemaakt bij de uitwerking.
Toepassing van het ZelCommodel, drie praktijkvoorbeeldenHet model kan worden gebruikt om:• Het kwalificatieniveau van een opleiding te bespreken
en verantwoorden;• Opdrachten van een bepaald niveau te ontwikkelen;• Een complete leerlijn te ontwerpen, met een oplo-
pend competentieniveau;• Het niveau van bestaande (praktijk)opdrachten te
bepalen;• Beoordelingscriteria vast te stellen;• Prestaties van studenten te beoordelen.
Het kwalificatieniveau van een opleiding bespreken en opdrachten van een bepaald niveau ontwikkelenIn het project ‘Doorstromen in de Keten’ (DinK) bleek het model een belangrijk middel voor vertegenwoordigers van mbo en hbo om elkaars taal te verstaan. In het project
Het Zelcommodel kan worden gebruikt om het
competentieniveau van studenten te beoordelen
53
www.e-xamens.nl EXAMENS - mei 2013 - NR 2 7
Niveau C:
Complexiteit: laag
Korte enkelvoudige opdracht, bekend, overzichtelijk, gestructureerd, in één situatie
Toepassen van standaardprocedures
Beperkte eisen
Monodisciplinair
Basiskennis en -vaardigheden
Bekende situatie
Weinig partijen, weinig interactie
Weinig afbreukrisico
Zelfstandigheid: hoog
Weinig sturing en begeleiding
Grote vrijheid van handelen
Grote verantwoordelijkheid voor eindresultaat
Geeft leiding aan anderen
Strategische rol
Niveau D:
Complexiteit: gemiddeld
Meerdere opdrachten, deels bekend, deels te onderzoeken, in één situatie, of enkelvoudige opdracht in wisselende, nieuwe situaties
Aanpassen van standaardprocedures in wisselende situaties.
Belangrijke eisen
Beperkt multidisciplinair
Specialistische kennis en vaardigheden
Onbekende, maar overzichtelijke situatie
Meerdere partijen, redelijk veel interactie
Redelijk groot afbreukrisico
Zelfstandigheid: hoog
Weinig sturing en begeleiding
Grote vrijheid van handelen
Grote verantwoordelijkheid voor eindresultaat
Geeft leiding aan anderen
Strategische rol
Niveau E
Complexiteit: hoog
Diversiteit aan onbekende opdrachten, in wisselende nieuwe situaties
Geen standaardaanpak, nieuwe procedures moeten worden toegepast/bedacht
Strenge eisen
Multidisciplinair
Nieuwe kennis en vaardigheden
Onbekende, niet-transparante situatie
Veel partijen, veel interactie
Groot afbreukrisico
Zelfstandigheid: hoog
Weinig sturing en begeleiding
Grote vrijheid van handelen
Grote verantwoordelijkheid voor eindresultaat
Geeft leiding aan anderen
Strategische rol
Niveau B:
Complexiteit: laag
Korte enkelvoudige opdracht, bekend, overzichtelijk, gestructureerd, in één situatie
Toepassen van standaardprocedures
Beperkte eisen
Monodisciplinair
Basiskennis en -vaardigheden
Bekende situatie
Weinig partijen, weinig interactie
Weinig afbreukrisico
Zelfstandigheid: gemiddeld
Tussentijds begeleiding of begeleiding op afstand of op afroep
Vrijheid van handelen binnen vastgesteld kader
Gedeeltelijk verantwoordelijk voor eindresultaat
Stimuleert of begeleidt anderen
Tactische rol
Niveau C:
Complexiteit: gemiddeld
Meerdere opdrachten, deels bekend, deels te onderzoeken, in één situatie, of enkelvoudige opdracht in wisselende, nieuwe situaties
Aanpassen van standaardprocedures in wisselende situaties.
Belangrijke eisen
Beperkt multidisciplinair
Specialistische kennis en vaardigheden
Onbekende, maar overzichtelijke situatie
Meerdere partijen, redelijk veel interactie
Redelijk groot afbreukrisico
Zelfstandigheid: gemiddeld
Tussentijds begeleiding of begeleiding op afstand of op afroep
Vrijheid van handelen binnen vastgesteld kader
Gedeeltelijk verantwoordelijk voor eindresultaat
Stimuleert of begeleidt anderen
Tactische rol
Niveau D:
Complexiteit: hoog
Diversiteit aan onbekende (deel)opdrachten, in wisselende nieuwe situaties
Geen standaardaanpak, nieuwe procedures moeten worden toegepast/bedacht
Strenge eisen
Multidisciplinair
Nieuwe kennis en vaardigheden
Onbekende, niet-transparante situatie
Veel partijen, veel interactie
Groot afbreukrisico
Zelfstandigheid: gemiddeld
Tussentijds begeleiding of begeleiding op afstand of op afroep
Vrijheid van handelen binnen vastgesteld kader
Gedeeltelijk verantwoordelijk voor eindresultaat
Stimuleert of begeleidt anderen
Tactische rol
Het Zelcommodel laat vertegenwoordigers
van mbo en hbo elkaars taal verstaan
54
8 EXAMENS - mei 2013 - NR 2 www.e-xamens.nl
Niveau A:
Complexiteit: laag
Korte enkelvoudige opdracht, bekend, overzichtelijk, gestructureerd, in één situatie
Toepassen van standaardprocedures
Beperkte eisen
Monodisciplinair
Basiskennis en -vaardigheden
Bekende situatie
Weinig partijen, weinig interactie
Weinig afbreukrisico
Zelfstandigheid: laag
Instructie, begeleiding en/of toezicht
Overlegt over te maken keuzes
Schakelt hulp in bij onverwachte omstandigheden
Verantwoordelijk voor goede uitvoering van eigen werkzaamheden
Assisterende, operationele rol
Niveau B:
Complexiteit: gemiddeld
Meerdere opdrachten, deels bekend, deels te onderzoeken, in één situatie, of enkelvoudige opdracht in wisselende, nieuwe situaties
Aanpassen van standaardprocedures in wisselende situaties
Belangrijke eisen
Beperkt multidisciplinair
Specialistische kennis en vaardigheden
Onbekende, maar overzichtelijke situatie
Meerdere partijen, redelijk veel interactie
Redelijk groot afbreukrisico
Zelfstandigheid: laag
Instructie, begeleiding en/of toezicht
Overlegt over te maken keuzes
Schakelt hulp in bij onverwachte omstandigheden
Verantwoordelijk voor goede uitvoering van eigen werkzaamheden
Assisterende, operationele rol
Niveau C:
Complexiteit: hoog
Diversiteit aan onbekende (deel)opdrachten, in wisselende nieuwe situaties
Geen standaardaanpak, nieuwe procedures moeten worden toegepast/bedacht
Strenge eisen
Multidisciplinair
Nieuwe kennis en vaardigheden
Onbekende, niet-transparante situatie
Veel partijen, veel interactie
Groot afbreukrisico
Zelfstandigheid: laag
Instructie, begeleiding en/of toezicht
Overlegt over te maken keuzes
Schakelt hulp in bij onverwachte omstandigheden
Verantwoordelijk voor goede uitvoering van eigen werkzaamheden
Assisterende, operationele rol
DinK werkten twee hogescholen en vier roc’s samen om de doorstroom van mbo naar hbo in de opleidingskolom Bouw te optimaliseren, door middel van het realiseren van een doorgaande studielijn van mbo naar hbo. Dit gebeurde in de vorm van het uitvoeren van praktijkprojecten waarin mbo- en hbo-studenten met elkaar samenwerkten. Het mo-del is in het project DINK gebruikt om het mbo-eindniveau en het hbo-beginniveau te definiëren. Dit was noodzakelijke informatie om authentieke opdrachten te maken waarin mbo- en hbo-studenten zinvol met elkaar kunnen samen-werken. Zo is het mogelijk een mbo 4-student bijvoorbeeld een gemiddeld complexe opdracht te laten uitvoeren om kennis te maken met het hbo en hem of haar daarbij veel begeleiding te bieden.
Een leerlijn ontwerpen met oplopend competentieniveauEen tweede voorbeeld van het gebruik van het ZelCom-model is de manier waarop de Hogeschool van Amsterdam het inzet bij de ontwikkeling van een leerlijn voor onderzoek in het onderwijs (Griffioen & Wortman, 2012). De hogeschool heeft zelf een model ontwikkeld voor de inhoud op gebied
Figuur 2. ZelCommodel: beschrijving van de competentieniveaus
van onderzoek. Dit model (voor de inhoud) geeft, samen met het ZelCommodel (voor het niveau), de opleidingen van de Hogeschool van Amsterdam een gezamenlijke taal en werkwijze voor de ontwikkeling, realisatie en evaluatie van onderzoek in het onderwijs. Opleidingen kunnen met behulp van deze twee modellen inzichtelijk maken welke inhoud op welk niveau in de eigen opleiding wordt gerea-liseerd. Deze werkwijze helpt enerzijds om een overzicht te krijgen welke onderdelen al in het curriculum beschreven zijn. Anderzijds kan op deze manier ook bepaald worden of er onderzoeksaspecten in het curriculum onderbelicht zijn, of van een ander niveau (te hoog of te laag) dan gewenst.
Het niveau van bestaande opdrachten bespreken en beoordelingscriteria vaststellenDocenten van een opleiding kunnen met behulp van het model bespreken wat het gewenste niveau is van bijvoor-beeld een stage-opdracht of van een afstudeeropdracht. Vervolgens kunnen opdrachten van een bepaalde zelfstan-digheid of complexiteit ontwikkeld worden en bijpassende beoordelingscriteria worden geformuleerd. Door te ‘spelen’
Met het Zelcommodel kan een complete leerlijn
worden ontworpen met een oplopend
competentieniveau
55
www.e-xamens.nl EXAMENS - mei 2013 - NR 2 9
met de waarden van de parameters is het mogelijk om een opdracht zelfstandiger of complexer te maken.
Bij de academie Marketing & International Management (MIM) van Saxion is men bezig geweest met het in kaart brengen van het gewenste afstudeerniveau en het bepalen van beoordelingscriteria voor de afstudeeropdracht. Dit is gedaan door in focusgroepen, bestaande uit interne en externe beoordelaars van afstudeeropdrachten, acht verschillende scenario’s te bespreken. In deze scenario’s zijn afstudeerproducten en afstudeerprocessen beschreven van fictieve studenten, die onderling verschillen op de dimensies zelfstandigheid en complexiteit. Daarnaast was gekozen voor een derde dimensie ‘studiehouding’. De deelnemers aan de focusgroepen werd gevraagd deze scenario’s te beoordelen (een cijfer te geven) en te expliciteren welke criteria zij bij de beoordeling gebruikten. Dit onderzoek is nog niet afgerond, maar de eerste bevindingen zijn dat de dimensies complexiteit en studiehouding in hoge mate bepalend zijn voor de waardering door de beoordelaars van de scenario’s: hoe hoger de mate van complexiteit en hoe ‘beter’ de studiehouding, des te hoger de waardering van de beoordelaar. De dimensie zelfstandigheid bleek niet van invloed op de beoordeling. Hierbij moet opgemerkt worden dat de dimensie studiehouding op zijn minst een sterke relatie heeft met, en wellicht een aspect is van, de dimensie zelfstandigheid.
Toepassing van het ZelCommodel bij toetsen en beoordelenBovenstaande praktijkvoorbeelden laten zien dat het model ook kan worden gebruikt bij het ontwikkelen van toetsen en het bepalen van beoordelingscriteria. Met behulp van de dimensies zelfstandigheid en complexiteit en de bijbehorende parameters kunnen toetsopdrachten (zoals casuïstiek, simulatieopdrachten, stage-opdrachten, proeven van bekwaamheid, afstudeeropdrachten) worden uitgewerkt. Het geven van ‘waarden’ aan de parameters bepaalt de moeilijkheidsgraad van een toetsopdracht. Zo is een toetsopdracht eenvoudig als deze voldoet aan de beschrijving in figuur 2 van het ZelCommodel in de cel linksonder (competentieniveau A). Een moeilijke toetsop-dracht komt overeen met de beschrijvingen van competen-tieniveau D of E. Het is mogelijk zelf exact te bepalen waar een toets aan moet voldoen door alle (voor een opleiding of voor een opleidingsonderdeel) relevante parameters van
complexiteit en zelfstandigheid van een waarde te voorzien. Men kan een lijst aanleggen van relevante parameters en deze afvinken bij het ontwerpen van een toets, zie figuur 3 op de volgende pagina. Bij het beoordelen van de prestatie van de student op een toets worden op dezelfde manier de parameters gebruikt, door een vergelijkbare lijst met beoordelingscriteria te hanteren.
Het model kan ook bij een EVC-procedure worden ingezet: het bewijsmateriaal dat de student aanlevert wordt langs het ZelCommodel gelegd om het competentieniveau te bepalen.
LiteratuurBouten, L., Bulthuis, P.H., Timmers, C. & Tucker, C. (2012).
Onderzoek naar de interbeoordelaarsbetrouwbaar-heid bij het beoordelen van afstudeerscripties. Paper-presentatie voor de Onderwijs Research Dagen (ORD) 2012. Deventer en Enschede: Saxion.
Bulthuis, P. (2011). Handleiding HBO-niveau: Handleiding voor het onderzoeken, realiseren en verantwoorden van het HBO-niveau, versie 1.1. Deventer: Saxion.
Griffioen, D. & Wortman, O. (2012). Onderzoek in het Onderwijs van de Hogeschool van Amsterdam, een model voor inhoud en niveau. Amsterdam: Hoge-school van Amsterdam.
Janssen, M. (2007). Cahier 5: Het HBO niveau. Amster-dam: Hogeschool van Amsterdam.
Project Doorst(r)omen in de Keten (DinK). (2011). Het onderscheid mbo- & hbo-niveau. Saxion, Hogeschool Utrecht, ROC Midden Nederland, ROC ASA, ROC van Amsterdam en ROC van Twente.
Saxion (2010). Saxion Handleiding Competentiekaart, versie 1.0.
Websiteswww.movisie.nl/eCache/DEF/1/08/904.html www.vocationalqualification.net.http://ec.europa.eu/dgs/education_culturehttp://www.nlqf.nl/
Mw. drs. P. Bulthuis werkt als onderwijskundig adviseur bij de Academie Marketing & International Management van Saxion. E-mail: [email protected].
Het Zelcommodel kan worden gebruikt bij het
ontwikkelen van toetsen en het bepalen van
beoordelingscriteria
56
10 EXAMENS - mei 2013 - NR 2 www.e-xamens.nl
De mate van zelfstandigheid en de complexiteit
van de werkzaamheden bepalen de competentie
[Zelfstandigheid] Voor de student die de opdracht uitvoert geldt: nee ja
heeft weinig sturing / begeleiding / instructie nodig
handelt uit eigen initiatief
maakt zelfstandig keuzes uit alternatieven
kiest zelfstandig eigen oplossingsstrategieën
neemt zelfstandig besluiten
reflecteert zelfstandig op werkzaamheden en rol
heeft een grote verantwoordelijkheid voor het eindresultaat
heeft een grote verantwoordelijkheid voor het werk en leerproces van anderen
heeft een rol op strategisch niveau
[Complexiteit] Voor de (toets)opdracht geldt: nee ja
de omvang van de opdracht is groot
er moeten nieuwe procedures worden toegepast
probleem en middelen zijn onbekend of onduidelijk
vaktechnische/ specialistische/ actuele/ wetenschappelijke kennis is noodzakelijk
er moet multidisciplinaire/ vakoverstijgende kennis worden toegepast
er moeten (wiskundige) modellen worden toegepast
er moeten nieuwe technologieën worden toegepast
er moet nieuwe kennis worden ontwikkeld
metakennis (beoordelen van kennis, inzicht in grenzen van kennis) is noodzakelijk
er worden strenge kwaliteitseisen aan het product gesteld
er spelen allerlei (beroeps)dilemma’s
er moet rekening worden gehouden met externe ontwikkelingen, bv. in wet- en regelgeving
[Complexiteit] Voor de context van de (toets)opdracht geldt: nee ja
het is een grote organisatie met veel regels
er moeten meerdere opdrachten gelijktijdig worden uitgevoerd
er is sprake van meerdere opdrachtgevers/ partijen met verschillende wensen/eisen
de planning bestaat uit veel taken en fases
er is sprake van een grote tijdsdruk
er spelen grote financiële belangen
de opdracht ligt politiek gevoelig
de opdracht heeft een grote impact op andere processen / werkzaamheden van anderen
er is veel geld gemoeid met de opdracht
voor de opdracht moet met veel mensen worden gecommuniceerd en/of samengewerkt
bij de opdracht moet rekening gehouden worden met veel variatie aan doelgroepen / individuele karakteristieken
de opdracht moet worden uitgevoerd in een multidisciplinaire of multiculturele, internationale omgeving
Figuur 3. Lijst met parameters om de moeilijkheidsgraad van een (toets)opdracht te bepalen
57
58
4.3 Handvat voor taalonderwijs
Lesmodel directie instructie - VernooyDirecte instructie kenmerkt zich door een serie duidelijke acties van de docent, zoals een heldere uitleg geven van de opdracht, het activeren van voorkennis bij de student, het voordoen hoe een tekst aan te pakken en het geven van feedback op de gemaakte opdrachten. Onderstaand schema gebruikt voor een les tekstbegrip van de onderzoe-kers Harms en Kalsbeek (2013) is een voorbeeld van leerstofonderdelen die onder directe instructie vallen.
Docentactiviteiten:• Heldere uitleg van de opdracht en verwachtingen ten aanzien van doelen en succe-
scriteria.• Betrokkenheid stimuleren, aanmoedigen van studenten om op te letten.• Activeren van voorkennis.• De taak in kleine stappen verdelen.• Presenteren van de inhoud via presentatie.• Modelleren hoe een tekst aan te pakken.• Checken van begrip.• Begeleide oefening van verschillende stappen.• Feedback op de gemaakte opdrachten.• Terugkijken en herhalen van de inhoud van de les aan het eind van de les.• Zelfstandige oefening.
Kees Vernooy (2012) ontwikkelde een lesmodel op basis van het directe instructiemo-del. Het is geschikt voor taalonderwijs.
Fase in de les Lesactiviteiten Continu tijdens de gehele les
1. Start les • Terugblik op de vorige les.• Het doel van de les aange-
ven. • Activeren voorkennis
van relevante kennis en ervaringen en verbindingen leggen met de inhoud van de nieuwe les.
• Controleer of de studenten het lesdoel begrepen hebben.• Denken-delen-uitwisselen. • Feedback geven.
2. Instructie voor de hele groep
• Onderwijs in kleine stappen met een goede opbouw.
• Consistent, helder taalge-bruik.
• Betrek de risicolezers actief bij de groepsinstruc-tie, stel vragen of geef opdrachten.
• Doe hardop denkend voor, leg uit, demonstreer en geef concrete voorbeelden.
• Betrek alle studenten actief bij de instructie.
• Controleer of de studenten het begrepen hebben.
• Geef studenten feedback.
3. Begeleide (In)oefening
• Laat de studenten onder uw begeleiding oefenen.
• Geef korte en duidelijke opdrachten en stel vragen.
• Controleer of de studenten het begrepen hebben.
• Geef studenten feedback.
59
Fase in de les Lesactiviteiten Continu tijdens de gehele les4. Zelfstandig toepassen of samenwer-kend leren
• Toepassen van het ge-leerde voor de goede en gemiddelde studenten.
• Verlengde instructie voor studenten die problemen ervaren.
• Ondersteun het zelfstandig werken
• Controleer of de studenten het begrepen hebben.
• Geef studenten feedback.
5. Afronding les
• Feedback voor de studen-ten die zelfstandig of in groepjes hebben gewerkt.
• Ga met de studenten na of het lesdoel gehaald is.
• Aandacht voor de komen-de les.
• Betrek alle studenten actief bij de instructie.
• Controleer of de studenten het begrepen hebben.
• Geef studenten feedback.
Bron: Harms, G.J. & Kalsbeek, M. (2013). Leren begrijpend lezen en luisteren in mbo 2. Onderzoek in het kader van kortlopend onderzoek NWO. Groningen: Gronings Instituut voor Onderzoek van Onderwijs, Rijksuniversiteit Groningen.
Vernooy, K. (2012). Alle studenten bij de les; directe instructie nog explicieter. Hengelo: Hogeschool Edith Stein.
4.4 Handvatten voor rekenonderwijs
Lesmodel GelderblomDit is een lesmodel geschikt voor rekenonderwijs. Eerst blikt de docent terug op de vorige les, zodat studenten de les (en lesdoelen) in een groter geheel kunnen plaatsen. Elke rekenles wordt gestart met een gezamenlijke activiteit waarin studenten hun ba-sisvaardigheden oefenen. Daarna volgt een interactief klassikale rekenles die uit een herkenbare probleemsituatie bestaat. De docent doet één strategie hardop denkend voor (kan meerdere malen), daarna samen, en vervolgens passen de studenten zelf-standig de strategie toe (begeleide inoefening).
Goede rekenvaardige studenten kunnen meerdere oplossingsstrategieën aan en krij-gen na de groepsinstructie een zelfstandige opdracht, met extra verdiepende of ver-bredende leerinhouden. Zwakkere studenten (groepje van 5) krijgen aan een aparte in-structietafel gedurende een kwartier intensief verlengde instructie en meteen feedback van de docent. Ook kunnen in deze kleine groepssamenstelling automatiseringsoefe-ningen worden verricht. De samenstelling van het groepje zwakkere studenten kan per onderwerp variëren. De studenten die niet deelnemen aan de verlengde instruc-tie werken zelfstandig aan (verwerkings)opdrachten. Verlengde instructie vereist een goede planning en heldere afspraken met de studenten. Na de verlengde instructie is de docent weer voor alle studenten beschikbaar.
Zie voor de lesindeling nevenstaande Tabel.
60
Fasen in de les:
Werkvormen:
1 Automatiseringsoefening 5 minuten
2 Groepsinstructie 5 minuten
3 Zelfstandig werken 15 minuten
Verlengde instructie en begeleide verwerking
15 minuten
4 Servicerondje 10 minuten Zelfstandig werken 10 minuten
5 Zelfstandig werken en feedback 10 minuten
6 Afsluiting 5 minuten
Bron: Gelderblom, G. (2007). Effectief omgaan met verschillen in het rekenonderwijs. Amers-foort: CPS.
Taal geven aan rekenkundige begrippen De mate waarin studenten succesvol kunnen communiceren, hangt volgens Smit (2013) sterk af van het passief en actief beschikbaar hebben van de benodigde ‘reken’-taal. De interactie binnen rekenen wordt volgens Munk, Smit, Bakker en Keijzer (2015) bevorderd als de docent de volgende vier vragen formuleert:
(1) Wat is het doel van de opgave? (2) Welke denkstappen zou de student bij het oplossen kunnen maken? (3) Welke taal is nodig voor deze denkstappen? (4) Welke talige ondersteuning kan de docent de studenten bieden om hen deze denkstappen te laten maken?
Bron: Munk, F., Smit, J., Bakker, A., & Keijzer, R. (2015). Hoe zeggen we dit in de rekenles? Taal en rekenen aandacht voor taal in het rekenonderwijs. Volgens Bartjens, jaargang 35(1), 2015/2016. Assen: Koninklijke Van Gorcum.
Misverstanden in de rekendidactiekGelderblom (2007) heeft een tiental algemene misverstanden geformuleerd over het rekenon-derwijs (deze misverstanden hebben volgens Gelderblom het niveau van een mythe bereikt). We zoomen in op de misverstanden die van toepassing zijn op de studenten van het Toptraject (Gelderblom, 2007, p. 17-21). Samengevat gaat het om de volgende misverstanden:
Misverstand 1Zonder wiskundeknobbel kun je nooit goed leren rekenen. Volgens Gelderblom (2007, p. 18) is dit misverstand niet gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek. Uit het huidig wetenschappelijk hersenonderzoek blijkt dat de hersenen zich permanent ontwikkelen en beïnvloed worden door de hersenen te prikkelen en te trainen.
Misverstand 2Studenten leren het beste door zelf te ontdekken. Systematische en effectieve instructie is vol-gens Gelderblom (2007, p. 18) effectiever dan zelfontdekkende aanpakken. Onzekere en zwak-ke rekenaars moeten systematisch aan de hand worden meegenomen.
Misverstand 3Bij rekenen moeten studenten eerst inzicht krijgen in getallen en bewerkingen. Het rekenon-derwijs doet volgens Gelderblom (2007, p. 18) een groot beroep op hogere hersenfuncties als abstraheren en logisch denken. Veel studenten zijn daar nog niet aan toe en voor een deel van hen moeten de rekenvaardigheden vaak geoefend worden (automatiseren). De leerstof moet worden afgestemd op de rijpheid van de hersenen.
61
Misverstand 4Het is goed als studenten verschillende strategieën krijgen aangeboden, want dan kunnen ze een strategie kiezen die bij hen past. Gelderblom (2007, p. 19) stelt dat op basis van wetenschappelijk onderzoek is vastgesteld dat studenten baat hebben bij één expliciete en eenduidige instructie vanuit één strategie.
Misverstand 5Het automatiseren van basisvaardigheden rekenen was van vroeger en studenten hebben er geen baat bij. Volgens Gelderblom (2007, p. 20) is het voor alle studenten van belang dat er voldoende tijd wordt ingeruimd om bijvoorbeeld tafels te oefenen en in te slijpen (automatiseren).
Misverstand 6Studenten ontwikkelen hun rekencompetenties op eigen tempo en niveau. Gelderblom (2007, p. 20) stelt dat een sterk geïndividualiseerde leerweg op eigen niveau en in eigen tempo klassikaal onderwijs overbodig maakt. Beter is om extra tijd voor deze studenten vrij te maken, doelen te stellen en hun individuele rekenontwikkeling nauw-keurig te volgen.
Misverstand 7Zwakke rekenaars krijgen een eigen programma. Als zwakke rekenaars een individue-le leerlijn krijgen aangeboden, missen zij de groepsinstructie en sluit hun oefenmateri-aal hierop onvoldoende aan en worden de rekendoelen verlaagd. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt volgens Gelderblom (2007, 21) dat zwakke rekenaars gebaat zijn bij kwalitatief hoogstaande groepsinstructie.
Bron: Gelderblom, G. (2007). Effectief omgaan met verschillen in het rekenonderwijs. Amersfoort: CPS.
62
Bijlage 1
Selectiecriteria voortgezet onderwijs in het Toptraject
HET TOPTRAJECTHet Toptraject(TT) biedt praktisch ingestelde vmbo-leerlingen in Twente een door-lopende leerlijn vmbo-mbo-hbo en ondersteunt hen bij hun talentontwikkeling. De betrokken scholen, ofwel ketenpartners, willen ervoor zorgen dat hun getalenteerde vmbo-leerlingen een hbo-getuigschrift halen en willen voorkomen dat zij uitvallen en/of switchen van opleiding.
IMPLEMENTATIEDe selectie in leerjaar 3 en de daaropvolgende toelating tot TT-leerjaar 4 vindt plaats o.b.v. cijfers, competentiegroei en motivatie op de tot dan toe aangeboden TT-stof met betrekking tot LOB, studievaardigheden, wiskunde/rekenen en taalvaardigheid.7
Aan het einde van leerjaar 4 wordt de toelating tot het Toptraject in mbo bepaald. Daarvoor zal de leerling moeten voldoen aan het uitstroomprofiel vmbo leerjaar 4 be-schreven in het Leerplankader. Dit houdt in dat de ingezette lijn van leerjaar drie o.b.v. cijfers, competentiegroei en motivatie zal worden voortgezet en de leerling zich verder ontwikkelt in LOB, studievaardigheden, wiskunde/rekenen en taalvaardigheid. Eind leerjaar 4 wordt de totaalopbrengst beoordeeld en bepaald of de leerling in aanmer-king komt voor het certificaat.Continuïteit in het reflectieproces (en dus reflectiegesprekken), is de succesfactor voor het selecteren van een Toptraject leerling.
SELECTIECRITERIADe leerling voldoet aan de TT-selectiecriteria en wordt toegelaten tot Toptraject leer-jaar 4 vmbo, als:
Leerjaar 31.De mentor/verantwoordelijke docent zijn competentieontwikkeling positief beoor-deeld heeft op basis van de tot dan toe genoten TT-aanbod, gebaseerd op het uit-stroomprofiel LOB en studievaardigheden vmbo leerjaar 4 van het Leerplankader en8
2. Het gemiddelde rapportcijfer in leerjaar 3 voor de vakken waarin de leerling examen zal doen, voldoet aan de norm van minimaal 6,5, Of als de leerling in de bandbreedte van 6.2-6.5 zit, dan moet(en) de vergadering/betrokken docenten een positief oordeel vormen op basis van de tot dan toe genoten TT-aanbod, gebaseerd op het uitstroom-profiel vmbo leerjaar 4 van het Leerplankader.
3. Het cijfer voor de vakken Nederlands en wiskunde (mits wiskunde als examenvak gekozen wordt door de leerling) minimaal een 6.5 is of als de leerling in de bandbreed-te van 6.2- 6.5 zit en de docent Nederlands en wiskunde positief oordelen op basis van de tot dan toe genoten TT-aanbod, gebaseerd op het uitstroomprofiel taalvaardigheid en wiskunde/rekenen vmbo leerjaar 4 van het Leerplankader.
4. De leerling zijn sollicitatiebrief heeft ingeleverd/ingestuurd en die als positief is be-oordeeld is.
7 *Als een school een andere planning kiest in de implementatie om leerlingen toe te laten te laten tot wat in dit do-cument beschreven wordt als “De leerling voldoet aan de TT-selectiecriteria en wordt toegelaten tot leerjaar 4 vmbo, als:” is de school zelf verantwoordelijk om een TT-leerling te laten voldoen aan de omschreven criteria bij ”De leerling voldoet aan de TT-selectiecriteria en wordt toegelaten tot het mbo TT, als:” aan het einde leerjaar 4.8 Motivatie wordt niet specifiek genoemd. Aangenomen wordt dat als een leerling groei en ontwikkeling laat zien, hij of zij ook gemotiveerd is geweest om dit te bewerkstelligen.
63
De leerling voldoet aan de TT-selectiecriteria en wordt toegelaten tot het mbo TT, als:Leerjaar 4 1.De mentor/verantwoordelijke docent zijn competentieontwikkeling positief beoor-deelt t.a.v. het uitstroomprofiel lob en studievaardigheden met de daarbij behorende criteria en indicatoren van het Leerplankader. In het portfolio van de leerling zijn werk-stukken, toetsen, zelfreflecties of anderszins opgenomen waaruit dit blijkt9,10
2. Het eindcijfer voor de vakken waarin de leerling examen zal doen, voldoet aan de norm van minimaal 6,5. Of als de leerling in de bandbreedte van 6.2-6.5 zit, dan kan de vergadering o.b.v. het uitstroomprofiel vmbo leerjaar 4 van het Leerplankader een positief oordeel vormen en
3. Het cijfer voor de vakken Nederlands en wiskunde (mits wiskunde als examenvak gekozen is door de leerling) minimaal een 6.5 of als de leerling in de bandbreedte van 6.2- 6.5 zit en de docent Nederlands en wiskunde positief oordelen op basis van het uitstroomprofiel taalvaardigheid en wiskunde/rekenen van het Leerplankader.
4. De leerling de rekentoets 2F behaald heeft met een 6.0, of hoger (kan ook in leerjaar
3 gedaan zijn). Daarnaast bestaat de 2s rekentoets. Deze indicatief voor het niveau richting mbo/hbo. De leerling moet hiervoor minstens een 6 behalen, zo niet, dan moet het advies van de docenten wiskunde/rekenen positief zijn. (Deze toets kan één keer worden herkanst)
5. De 4 selectiecriteria hierboven beschreven leiden samen tot een eindoordeel. De bandbreedte geeft de mogelijkheid tot maatwerk in individuele gevallen. Verder moet aan alle criteria worden voldaan om een Toptraject leerling te kunnen worden in het mbo. Voor hen die afvallen, bestaat de mogelijkheid om in het eerste jaar mbo aan te tonen dat zij toch TT waardig zijn, waarna ze kunnen instromen in mbo leerjaar 2.
ZIJ-INSTROMERSIndien een leerling later wil instromen in het vierde jaar, dan zal hij of zij moeten aanto-nen dat zij TT-waardig is en voldoet aan hierboven beschreven eisen op basis van het Leerplankader. Daarbij moet de school kunnen aantonen, dat de leerling aan alle eisen voldoet en mogelijk ook een inhaalslag maakt met betrekking tot opgedane kennis en of activiteiten specifiek voor het TT. Dit wordt tevens opgenomen in het de overdracht/portfolio naar het mbo.
9 Idem 210 Een portfolio dient bewijsstukken bevatten om aan het uitstroomprofiel te voldoen voor Taalvaardigheid, wiskunde/rekenen, lob en studievaardigheden. We weten dat de scholen nog niet (datum voorjaar 2017) over het instrumenta-rium beschikken om deze bewijsstukken in het portfolio op te nemen. We zien dit als een ontwikkelvraagstuk en gaan ervan uit dat dit in 18 - 19 gerealiseerd is.
64
65
© 2017 Toptraject