JIJ EN DE REST - · PDF fileVerhaeghe gaat nog enigzins in op de neurlogische kant van de...

14
Door Joosje ter Velde |VT3 FONTYS HOGESCHOOL VOOR DE KUNSTEN | TILBURG JIJ EN DE REST EEN ONDERBOUWING OVER IDENTITEIT EN GROEPSGEDRAG BEROEPSORIËNTATIE

Transcript of JIJ EN DE REST - · PDF fileVerhaeghe gaat nog enigzins in op de neurlogische kant van de...

Page 1: JIJ EN DE REST - · PDF fileVerhaeghe gaat nog enigzins in op de neurlogische kant van de identiteit. Waarbij ons brein gezien wordt als neuroplastisch, wat kort gezegd inhoudt dat

Door Joosje ter Velde |VT3 FONTYS HOGESCHOOL VOOR DE KUNSTEN | TILBURG

JIJ EN DE REST EEN ONDERBOUWING OVER IDENTITEIT EN GROEPSGEDRAG

BEROEPSORIËNTATIE

Page 2: JIJ EN DE REST - · PDF fileVerhaeghe gaat nog enigzins in op de neurlogische kant van de identiteit. Waarbij ons brein gezien wordt als neuroplastisch, wat kort gezegd inhoudt dat

BEN IK UNIEK? IDENTITEIT EN DE VORMING VAN HET ‘IK’

Ik heb altijd al gedacht dat ik uniek was. Ik identificeerde me niet met de zaken waarmee andere

meisjes van mijn leeftijd zich bezig hielden. Ik dacht alleen dat ik de enige was, maar langzamerhand

kwam ik er achter dat er veel mensen zijn die zich niet identificeren met de massa. Ik was er echter

van overtuigd dat ik anders was dan de rest. Ik zat liever achterin de klas te tekenen terwijl de meisjes

om me heen vrienden maakten en populair wilden zijn. Ik hield me vooral bezig met de vraag: ben ik

uniek?

Tegenwoordig ben ik niet zo zeer van mening meer dat iemand echt uniek is. Natuurlijk klopt het dat

ons lichaam en ons brein allemaal cellen zijn die ons ‘ik’ maken, een stuk dna dat ons uniek maakt en

vingerafdrukken die je nergens anders ter wereld zal vinden. Maar maakt dit ons nu echt uniek? Is dit

anders dan je buurvrouw, je schoolgenoten of zelfs je familie? In hoeverre moet je afstand nemen tot

iedereen op elkaar gaat lijken en ook op elkaar wil lijken? Dit zijn vragen waar ik me het hele semester

mee bezig heb gehouden, want deze trend om uniek te zijn, het lijkt mij bijna te verwaarlozen.

Om het te hebben over de massa en het groepsgevoel, moet ik eerst beginnen bij de identiteit. Paul

Verhaeghe schrijft in zijn boek over identiteit dat we onszelf met andere proberen te identificeren.

Dat we deel willen zijn van een groep, die onze identiteit bepaalt. Hij bespreekt het onderwerp door

voorbeelden te geven uit de politiek, het voorbeeld dat Nederlanders tegen de allochtonen ‘vechten’

omdat het ons land is. Hij beweert dat het vanuit onzekerheid komt, die vooral gaat over dat we bang

zijn om onze identiteit kwijt te raken. Hij beschrijft ook dat dit belang van identiteit gekoppeld wordt

aan de uiterlijkheden, de kleding, het ras, de huidskleur, en dat zelfs de kleur van je ogen bepaalt

waarbij je hoort. Haal dit echter weg, en de verschillen worden nagenoeg onzichtbaar. ‘Identiteit zit

aan de binnenkant’ (Verhaeghe, 2012).

De verschillen tussen ieder mens willen we graag zien, wat het ook moeilijker maakt om identiteit te

bestuderen. ‘Het maken van onze identiteit is een spanningsveld tussen het samenvallen met en

afstand nemen van de andere’ (Verhaeghe, 2012). Vanaf het moment dat je geboren wordt zijn er al

invloeden op hoe je je moet gedragen, hoe je eruit ziet, of je op iemand lijkt, of het gedrag wat je

vertoont vervelend is, en zo kan ik nog wel even door gaan. We krijgen constant boodschappen over

hoe je bent, zowel positieve als negatieve. Maar dit is niet het enige wat invloed heeft op je identiteit.

Wat ik hier vooral beschrijf noem je mirroring, daarnaast is er ook altijd een tweede proces aan het

werk, namelijk het streven naar autonomie, oftewel het zoeken naar afscheiding van de ander,

seperatie.

Mirroring is waarbij je de boodschap (dit zijn zowel de positieve als de negatieve boodschappen)

letterlijk aanneemt en je er ook naar gaat gedragen. Je past de boodschappen toe en gedraagt je

hierna, waardoor het een deel wordt van je identiteit. Daarnaast is seperatie een proces waarbij je de

boodschap niet accepteert en je er soms zelfs tegenaf zet. Deze manier van afzetten gebeurt in de

vorm van verzet of van het vertonen van het tegenovergestelde gedrag.

Zo vormt je identiteit zich constant, het is in beweging en verandert door de boodschappen die je van

verscheidene bronnen krijgt. ‘Het maken van onze identiteit is een spanningsveld tussen het

samenvallen met en afstand nemen van de andere,’ (Verhaeghe, 2012). Identiteit is dus eigenlijk een

eindeloos proces.

Page 3: JIJ EN DE REST - · PDF fileVerhaeghe gaat nog enigzins in op de neurlogische kant van de identiteit. Waarbij ons brein gezien wordt als neuroplastisch, wat kort gezegd inhoudt dat

Verhaeghe gaat nog enigzins in op de neurlogische kant van de identiteit. Waarbij ons brein gezien

wordt als neuroplastisch, wat kort gezegd inhoudt dat alles wat ons brein aanstuurt zich kan

aanpassen aan de omgevingsfactoren. Wat inhoudt dat ons brein constant in een interactie is met zijn

omgeving die beide bepalen hoe we zijn. (Verhaeghe, 2012) Nature en nurture, de aangeboren en de

aangeleerde manier van denken is hierbij ook een product van. Omgevingsfactoren, ouders, cultuur

etc. tegenover de genen die ons maken tot wie we zijn, zijn constant in botsing.

Dit alles geeft ook aan dat je identiteit maakbaar is, je bent een product van je omgeving en je genen.

Zo heeft cultuur alles te maken met wie je bent en wie je wil zijn en daarnaast ook of je een slechte of

een goede opvoeding hebt gehad. Het gaat dus ook over wie je kan en wil zijn, want verandering is

altijd mogelijk, identiteit is zoals eerder genoemd altijd in beweging.

Veelal willen we ons ook met anderen identificeren, met mensen waarnaar je opkijkt, van wie we dus

boodschappen accepteren. Om een voorbeeld te geven. Een jongen van vijftien jaar is in een

leeftijdsfase die van groot belang is voor hoe je identiteit vormt. Hij heeft nieuwe vrienden gemaakt,

deze vrienden zijn meer bezig met andere dingen dan school, zoals meisjes en alcohol. Deze jongen

zal zich misschien anders voordoen in het begin om erbij te horen. Hij wil nu eenmaal deel zijn van het

grotere geheel en geen buitenstaander zijn. In eerste instantie doet hij alsof, maar langzamerhand zal

de feedback (de boodschappen) die hij krijgt hem veranderen en zal hij zich voortaan zo gedragen,

ook als zijn vrienden niet bij hem zijn.

Dit is een voorbeeld van hoe de boodschappen de identiteit op een negatieve manier kunnen

veranderen. De jongen zal zich langzamerhand afzetten van wat hij vroeger leuk en fijn vond en zal

zijn nieuwe rol op zich nemen, wat in dit geval negatief zal zijn voor zijn schoolprestaties. De

boodschappen kunnen je ook positief veranderen, zo had hij ook vrienden kunnen maken die hem

zouden stimuleren om meer te doen voor school. Dan had hij uiteindelijk zijn gedrag aangepast

waarbij zijn schoolprestaties positiever zouden worden.

De omgevingsfactoren zorgen er dus voor dat je brein een aanpassing maakt aan de invloeden uit je

omgeving en daardoor verandert je identiteit.

Nu we meer weten over hoe je identiteit ontstaat, wil ik graag een

voorbeeld geven van een enkele kunstenaars die zich veel

bezighouden met identiteit.

Cindy Sherman is een fotograaf die zich niet laat afschrikken door

de maakbaarheid van identiteit. De Amerikaanse portretteerde

zichzelf honderden keren, maar in geen van deze foto’s zie je haar

echte ik, ze is nooit hetzelfde afgebeeld maar je ziet haar als een

karakter. Veel van haar foto’s zijn seksueel getint en geven een blik

op een ziel van een archetype dat ze wil uitbeelden. (Sherman,

Galassi , & Lowry, 2003)

Page 4: JIJ EN DE REST - · PDF fileVerhaeghe gaat nog enigzins in op de neurlogische kant van de identiteit. Waarbij ons brein gezien wordt als neuroplastisch, wat kort gezegd inhoudt dat

We herkennen veel van de types die ze afbeeldt in de foto’s. De foto’s bevatten karakters die veel

lijken op mensen om ons heen. De oude, rijke vrouw in de mooie jurk. Een jonge vrouw die alleen in

een handdoek zit, een sensuele vrouw. Zo kan ik nog wel even door gaan, want ze heeft zich zelf

honderden keren gefotografeerd op de manier van deze archetypes.

Haar werk wordt interessant doordat wij er mensen in gaan

herkennen, omdat wij een bepaalde relatie hebben met zulke

mensen. We kennen ze uit ons eigen leven, en geven een eigen

waarde en betekenis aan de identiteiten die ze afbeeldt. Iets wat

bijna haaks staat op het individualisme, omdat er een soort van

generalisatie onstaat. Hier zie je dus ook dat ondanks dat Cindy

Sherman bezig is met identiteit, het ook heel erg te maken heeft

met deel zijn van iets, in dit geval het betekenis geven aan de

karakters die je kent uit je eigen leven.

Veel mensen zullen zich identificeren met Cindy Shermans’

portretten, waarin ze zich zelf of mensen uit hun omgeving zullen

herkennen.

Deze paradox is heel interessant, of dit nu de bedoeling is van

Cindy Sherman of niet, het is wel iets wat je in je achterhoofd moet

houden wanneer je haar werk bekijkt. Daarnaast is het interessant

dat je nooit Cindy Sherman zelf in haar werk ziet, het is altijd een gemaakt karakter. Of dit karakter nu

deel is van haar eigen persoonlijkheid of hoe de maatschappij deze karakters ziet, dat is iets wat je

voor jezelf moet beslissen. Voor haarzelf is het waarschijnlijk van belang, maar wij als toeschouwer

maken er toch wel ons eigen verhaal van.

Dit zou ook kunnen komen door mirroring die ik eerder heb genoemd, waarbij je een deel wil zijn van

iets wat buiten jezelf staat. Waardoor je dus het karakter spiegelt aan jezelf.

Een andere kunstenaar die identiteit binnen haar werk gebruikt

is Sophie Calle. De Franse kunstenares maakt vooral werk over

identiteit, intimiteit en nog een aantal andere grote thema’s.

Voor mij springt er één werk uit, genaamd L’Homme au carnet,

dat in het Nederlands het Adresboekje genoemd wordt.

Hoewel Sophie Calle vooral gedreven wordt door haar

nieuwschierigheid om te weten te komen over andere mensen

hun leven, gaat het werk ook over imago en identiteit.

Om een voorbeeld te geven van hoe Sophie Calle bezig is met

privacy en de drang om uit te vinden hoe mensen zijn, is een werk

dat ze in 1981 maakte. Ze ging naar Venetië waarbij ze in dienst

ging als kamermeisje in hotel en ze snuffelde in de bezittingen

van de gasten. Ze maakte foto’s en hield een verslag bij van de

verandering die ze tegen kwam.

Het Adresboekje echter ging misschien nog een stap verder. Op

een dag vond ze een adresboekje op straat, dit was van een man

Page 5: JIJ EN DE REST - · PDF fileVerhaeghe gaat nog enigzins in op de neurlogische kant van de identiteit. Waarbij ons brein gezien wordt als neuroplastisch, wat kort gezegd inhoudt dat

die ze niet kende. Voordat ze het teruggaf, kopieerde ze eerst alle pagina’s waarna ze iedereen uit het

adresboekje begon op te bellen. Ze vroeg aan iedereen die ze belde om de man, van wie het

adresboekje was, te beschrijven. Alle details van het leven van deze man kwamen zo boven tafel en

langzamerhand kreeg Sophie Calle een beeld van de man. Het waren natuurlijk secundaire details en

kenmerken, want het waren kenmerken die beschreven waren door tientallen verschillende mensen

die allemaal een andere relatie hadden met de man.

Met deze informatie maakte ze een portret van de man die ze nog nooit ontmoet had. Ze publiceerde

dit portret en haar bevindingen in een verhaal in Libération1. De man kwam er zo achter dat iemand

in zijn persoonlijke leven had zitten snuffelen, waarover hij woedend was. Hij dreigde met een

rechtszaak en eiste dat het blad een naaktfoto van Sophie Calle zou publiceren. Later gaf Sophie Calle

in een interview toe dat ze misschien te ver was gegaan met dit project, het Adresboekje. (Mik, 2007)

Hoewel privacy niet iets is tijdens dit project onde de loep heb genomen, heeft het werk wel een

interessante invalshoek betreffende identiteit. Hoe je jezelf beschrijft komt namelijk niet altijd

overeen met hoe anderen je zien. De boodschappen die jij uitdraagt naar de wereld worden gefilterd

door je omgeving en weer teruggegeven aan de bron. De omgeving krijgt de mogelijkheid om je meer

boodschappen te geven, die allemaal bepalen wie je bent. Vanaf dat moment is het weer aan jou om

deze te mirroren of juist je ervan af te zetten, waarna je weer een boodschap geeft aan de omgeving,

om er zo weer een terug te krijgen. Deze eindeloze cirkel maakt dan je identiteit veranderbaar.

Identiteit gaat dus vooral over een constante zoektocht naar wie je bent en wie je wil zijn. Ons brein

is veranderbaar en dit doet het ook wanneer de omgevingsfactoren dit van het brein vragen. We zijn

constant opzoek naar wat ons nu tot ‘ik’ maakt, maar ook naar datgene waar we bij willen horen. Ik

sprak al eerder over de persoonlijke generalisatie die effect had bij het werk van Cindy Sherman die

je in de archetypes tegen kwam.

‘Elke maatschappij bepaalt haar criteria voor normaliteit en dus ook voor de afwijkingen.’ (Verhaeghe,

2012) die in zijn boek ‘Identiteit’ de maatschappelijke organisatie: gelijkheid en verschil onderzocht.

Het gaat uiteindelijk namelijk over het willen deel uitmaken van grotere gehelen en tegelijkertijd het

streven naar onafhankelijkheid.

DEEL VAN DE GROEP, DE MAATSCHAPPIJ EN HET INDIVIDUE

We weten nu iets meer over hoe identiteit zich vormt en hoe veranderbaar die is. Nu wil ik een stap

zetten naar hoe je als persoon deel uitmaakt van de groep. De essentie van mijn onderzoek, waarbij

ik juist de groep als geheel probeer te bestuderen, komt nu een stuk dichterbij.

Een hele lange tijd, generatie na generatie, was het een maatschappelijke verplichting dat je in de

voetsporen van je ouders trad en hun ‘traditie’ voort zou zetten. Dit gaf blijk van een sterke

maatschappij, waarbij er weinig ruimte was voor eigen invloeden en dus weinig ruimte was voor

autonomie. Er is hierbij dus in grote mate sprake van mirroring op de boodschappen die je kreeg vanuit

de maatschappij.

1 Een dagelijkse Franse krant gestart in Parijs in 1973.

Page 6: JIJ EN DE REST - · PDF fileVerhaeghe gaat nog enigzins in op de neurlogische kant van de identiteit. Waarbij ons brein gezien wordt als neuroplastisch, wat kort gezegd inhoudt dat

Dit is dus een sterke maatschappij, waarbij het tegenovergestelde gezien kan worden als een zwakke

maatschappij: een maatschappij waar er veel ruimte is voor autonomie en er een minder verlangen is

naar mirroring 2.

Een te sterke maatschappelijke groepsvorming kan echter ook het verlangen naar ontsnappen

vergroten, als de ruimte voor eigen expressie namelijk te klein wordt. Een goed voorbeeld is een

dictatuur, waarbij het individu weinig tot niets aan ruimte heeft voor eigen inbreng. Bij een te zwakke

maatschappelijke groepsvorming wordt echter de behoefte aan de andere veel sterker gevoeld. Een

goed voorbeeld hiervan is een klas waarbij een bepaalde leerling veel gepest wordt. De leerlingen

binnen de klas zoeken naar uniformiteit door hetzelfde slachtoffer te pesten, waardoor er een soort

saamhorigheid ontstaat.

Je kan hieruit concluderen dat een goede maatschappij functioneert wanneer er een evenwicht is

tussen mirroring en afzetting. Veel dieper wil ik niet ingaan op het maatschappelijke deel van het

groepsproces, maar wat mij meer intereseert is de drang van mensen om bij een groep te willen horen.

Om terug te komen op de standaard levensloop die ik net eerder noemde, beschrijven Ruud Abma en

Peter Stelten in hun publicatie over jongeren en groepsgedrag, dat jongeren van deze tijd een meer

flexibele levensloop hebben. Vroeger werd er van je verwacht dat je zo weinig mogelijk veranderde

aan de manier waarop je in de maatschappij stond, tegenwoordig is er meer ruimte voor flexibiliteit

en is er geen standaard levensloop meer (Abma & Stelten ).

De standaardlevensloop die vanuit de maatschappij verwacht werd, bestond grotendeels uit de

gebruikelijke stappen school, studie, werk, relatie, trouwen, kinderen, kleinkinderen en dan de dood.

Voor iedereen verliep het vrijwel hetzelfde en het werd ook van je verwacht dat je streefde naar deze

levensloop.

Tegenwoordig is dat niet meer altijd het geval, sommige jongeren gaan langer naar school, zijn eerder

seksueel actief, wonen eerst samen, krijgen kinderen voordat ze trouwen enzovoort. Dit zorgt ervoor

dat veel jongeren hun eigen keuzes kunnen maken en ze zich minder hoeven te gedragen naar wat

ervan hen verwacht wordt3.

Hierdoor ontstaan er ook verschillende groepen waarmee je je als jongere kunt identificeren, want

niet iedereen is even ver in zijn levensloop als een ander. ‘Jongeren krijgen meer tijd om zich met

anderen te vergelijken, de andere sekse te ontmoeten en zo de eigen identiteit te vormen’. (Abma &

Stelten )

En ondanks dat de klassenmaatschappij grotendeels verleden tijd is, zie je dat kinderen veelal contact

maken met kinderen met dezelfde achtergrond. Door deze overeenkomende achtergrond kunnen

kinderen namelijk gemakkelijker contact maken met de ander.

Daarnaast schijnen jongeren een vorm van een eigen cultuur te hebben, om een voorbeeld te geven

van de jaren ’50, waarbij Elvis Presley een rolmodel was en razend populair werd onder jongeren.

2 Met een zwakke en een sterke maatschappij wordt bedoeld dat sterke maatschappijen goed kunnen samenwerken en een eenheid van kracht zijn. Vaak delen ze dezelfde mening of in ieder geval wijken ze af van van hun eigen mening wanneer deze afwijkt van de maatschappij. 3 Wat duidt op een maatschappij waarin er meer ruimte is voor autonomie.

Page 7: JIJ EN DE REST - · PDF fileVerhaeghe gaat nog enigzins in op de neurlogische kant van de identiteit. Waarbij ons brein gezien wordt als neuroplastisch, wat kort gezegd inhoudt dat

Veel van de jongeren willen bij deze jongerencultuur horen en vormen uiteindelijk een peer group.

Een peer group is een groep mensen uit de samenleving, die een ofwel vergelijkbare leeftijd, status,

belang of belangstelling hebben, en gemeenschappelijke gedragcodes vertonen. Een peer group kan

je ook een vriendengroep of een vriendenkring noemen. Het is dus een groep waar de jongeren zich

mee kunnen identificeren.

Hoe ze de identificatie maken, komt door de feedback die ze mee krijgen van hun omgeving en die

zorgt voor mirroring en het afzetten tegen de groep. Zijn of haar gedrag zal zich dan gaan linken aan

het gedrag van deze peer group.

Er wordt ook eigenlijk verwacht van jongeren dat ze deel uitmaken van een bepaalde jongerencultuur.

‘Zit’ je niet op je telefoon en ‘ben’ je niet op twitter, instagram en facebook, dan tel je tegenwoordig

niet meer mee. Er zijn dan ook maar weinig jongeren (volwassen ook) die niet meer op facebook

‘zitten’. Dit hoort bij de cultuur die de jeugd zich op dit moment eigen heeft gemaakt, en door de druk

van leeftijdsgenoten zal bijna iedereen er ook aan meedoen. Dit is óók een vorm van feedback krijgen

op je identiteit.

Om daadwerkelijk te kunnen spreken van een ‘kudde’, is er volgens Ruud Abma en Peter Stelten

sprake van een aantal factoren waaraan de leden van die kudde moeten voldoen. Deze factoren

kunnen het kuddegedrag versterken en verzwakken.

Het eerste factor lijkt heel logisch, maar hij moet toch genoemd worden. De individuen moeten met

elkaar in contact komen, vroeger zich veelal geografisch in elkaars buurt bevinden, maar tegenwoordig

kan het ook via het internet4. Het zijn gebruikelijke plekken waar mensen elkaar ontmoeten en zich

met elkaar identificeren op basis van verschillende factoren die overeenkomen, zoals leeftijd,

gewoontes enzovoort.

Deze factoren die overeenkomen tussen de individuen zijn de tweede eis, er moeten namelijk

bindingen kunnen ontstaan. Deze onstaan door verlangen en voorkeuren die uiteindelijk in een

groepsproces komen. Er onstaat op deze manier een soort uniformiteit. Mensen van je middelbare

school hebben een binding via deze school, mensen van je hobbyclub hebben een binding via hun

interesses.

In dit geval kan er ook een leidertype onstaan binnen deze groep, die als het ware het beste de

identiteit van de groep weet uit te drukken, in zowel zijn woorden als in zijn daden. Veelal wordt deze

leider gewaardeerd en kijken andere naar hem op.

Groepen die het beste bij elkaar blijven en ook de beste eenheid vormen, zijn vaak groepen waarbij

de leden zich inzetten voor een ideaal, waarbij er een taakverdeling is en een duidelijke structuur. Het

ideaal is wat de groep uniformiteit en een doel geeft.

4 Met geografische nabijheid wordt er bedoeld dat er punten zijn waarbij ze elkaar ontmoeten, zoals school, werk, hobby’s en etc.

Page 8: JIJ EN DE REST - · PDF fileVerhaeghe gaat nog enigzins in op de neurlogische kant van de identiteit. Waarbij ons brein gezien wordt als neuroplastisch, wat kort gezegd inhoudt dat

Ik wil graag een voorbeeld aandragen van een kunstenaar die ik recent ondekt heb. Teun Vonk is een

Nederlandse kunstenaar en filmmaker die op heel interessante manieren naar groepsdynamieken

kijkt. Zo heeft hij enkele filmpjes gemaakt waarbij hij verschillende groepen mensen voor de camera

zet om een portret te maken. ‘Zeskante Steen’ (2012) heet het filmpje van de Carnavalsvereniging die

hij portreteerde. Echter is het geen momentopname van een leuke groep mensen, maar hij filmt

slechts ruim zes minuten lang hoe de mannen op elkaar reageren.

In eerste instantie staan ze allemaal in houding, stil naast elkaar, naar de camera kijkend en lachend.

Langzamerhand beginnen ze steeds meer op elkaar te reageren. Wanneer de eerste begint met

drinken gaat degene links van hem ook maar drinken en daarna de persoon rechts van hem. Wanneer

de een glimlacht gaan de andere ook lachen. En wanneer de eerste van het stel mannen zijn arm laat

zakken doen de anderen het ook.

Het is interessant om te zien dat deze peer group niet alleen in kleding en interesse, maar ook in

houding op elkaar begint te lijken. Het is alsof het individu plaats gemaakt heeft voor een groep

mensen die als een machine op elkaars feedback zitten te wachten om er daarna direct op te reageren.

Dit is natuurlijk bijna een letterlijke weergave van mirroring en er is weinig sprake van autonomie in

deze groep.

Daarnaast maakte Teun Vonk een filmpje genaamd

‘The human figure in motion’ (2014) waarbij hij een

dweilorkest uit elkaar haalt en de leden allemaal apart

laat lopen op een loopband. Ze zijn allemaal in kleding

en het enige wat ze moeten doen is lopen zoals ze

normaal doen in optochten. Je ziet al snel dat ze

allemaal dezelfde soort stappen zetten en precies

even snel lopen.

Een dweilorkest is ook een goed voorbeeld van een groep waarbij je kan spreken van een hoge

uniformiteit, die bereikt is doordat men hetzelfde doel wil behalen, namelijk samen spelen en lopen.

Als je normaal een groep mensen ziet lopen zie je al gauw aanwijzingen voor individuele kenmerken

en voor de groepsdynamiek, maar in deze groep transformeren ze zich bijna tot één persoon, maar

dan uitgebeeld door zeven man.

Page 9: JIJ EN DE REST - · PDF fileVerhaeghe gaat nog enigzins in op de neurlogische kant van de identiteit. Waarbij ons brein gezien wordt als neuroplastisch, wat kort gezegd inhoudt dat

Waar Teun Vonk onderzoek doet hoe groepen die elkaar kennen een uniformiteit vormen, onderzoekt

Hans Eijkelboom met zijn werk hoe wij als mensen van de 21e eeuw zo op elkaar gaan lijken.

De Nederlandse fotograaf fotografeert en documenteert

hoe de mensen van de 21e eeuw uiterlijk op elkaar lijken.

Het boek dat hij uitgaf, ‘People of the Twenty-First

Century’ is een documentatie van 500 pagina’s met

alleen maar foto’s van mensen van de straat.

Hij bekijkt het individualisme op een heel interessante

manier, zo het al bestaat. Hij maakte foto’s bij

winkelcentra waarbij hij mensen observeerde en zo

steeds dezelfde type mensen begon te fotograferen.

Kenmerken die constant terug kwamen in hun kleding,

houding en de manier waarop ze zich zelf zouden uiten.

Het is natuurlijk heel interessant dat er op deze manier

een soort massa of een soort groep onstaat van mensen

die elkaar nog nooit ontmoet hadden. Maar je ziet

duidelijk een soort generalisatie binnen deze groep.

Nu zijn we zo ver dat je je kan gaan afvragen, of uniek zijn

wel zo uniek is, en of het wel zo belangrijk is voor ons.

We zijn constant bezig met ons op elkaar af te stemmen en tegen elkaar af te zetten, het proces is

eindeloos en iedereen doet daaraan mee.

Voor mij was dit een belangrijk element in mijn eigen onderzoek, zeker toen ik op zoek was naar de

vorm van mijn eigen praktijkwerk. Ik begon vooral met het tekenen van massa’s mensen met de hand

en door middel van stempelen. Ik maakte een groep die uniformiteit uitstraalde. Mijn tweede stap

was verzamelen, beginnend bij foto’s en uiteindelijk naar een vorm zoekend die het beste paste bij de

menselijke vorm, maar het minst een duidelijk beeld gaf van iemands imago. Daarom koos ik voor

vingerafdrukken, waarbij duidelijk sprake is van iets unieks van een persoon, maar er geen duidelijke

uiterlijke kenmerken zijn die het indivu kunnen onderscheiden. Al deze persoonlijkheden verstopt in

deze vingerafdrukken vervagen als het ware tot een beeld dat op verscheidenen manieren gemaakt

kan worden. Je hoort bij de groep of je nu op een ander lijkt of niet.

HET VORMEN VAN EEN GROEP

Tot zo ver mijn eigen persoonlijke onderzoek in de praktijk, de reden van het vormen van de groep

hebben we nu ook al uitgebreid besproken, maar waar ik nog verder op in wil gaan is de vorming van

een groep. Er zijn verschillende theorieën over de manier waarop een groep onstaat, maar een van de

meest gebruikte is de theorie van Bruce Tuckman, Tuckmans stadia van groepsvorming, ookwel

bekend als Forming, Storming, Norming en Performing.

Deze vier stadia laten zien hoe een gemiddelde groep zich vormt tot een uniformiteit en tot een groep

die goed is in samenwerking. Niet elke groep kan door alle stadia heen komen en sommige blijven

Page 10: JIJ EN DE REST - · PDF fileVerhaeghe gaat nog enigzins in op de neurlogische kant van de identiteit. Waarbij ons brein gezien wordt als neuroplastisch, wat kort gezegd inhoudt dat

steken bij een van de stadia, waardoor de groep nooit geheel tot bloei kan komen. Het model is van

toepassing op alle soorten teams, of het nu gaat om vriendengroepen, voetbalteams, bedrijven of het

leger, het maakt niet uit.

Het is een cyclus die steeds opnieuw doorlopen wordt om constant een betere samenwerking te

krijgen, echter worden de fases nooit voorbereid, ze doen zich na verloop van tijd vanzelf voor.

1. Forming, de eerste fase. In deze fase begint iedereen elkaar te leren kennen, individuen binnen de

groep proberen vooral conflicten te vermijden en zoeken naar routine in hun manier van doen.

Individuen proberen de plek in de groep te vinden en bouwen langzaamhand vertrouwen op in elkaar

en in zichzelf. Vaak kun je wel een taak beginnen in deze fase, maar zal er inhoudelijk nog niet veel

gebeuren.

2. Storming, de tweede fase. Dit wordt ook wel de conflictfase genoemd. Aangezien de individuen

elkaar nu hebben leren kennen zal er ruimte onstaan om elkaars werkwijze en gedrag te bekritiseren.

De verhoudingen tussen elkaar worden duidelijker, maar veel van de leden zullen toch terugdeinzen

voor het bespreken van conflicten. Veel groepen zullen de conflicten niet bespreken, waardoor ze

blijven steken in de forming fase.

3. Norming, de derde fase. Als je goed door de storming fase heen bent gekomen, is er nu al een stuk

meer duidelijk over hoe het team verder zal gaan werken. Iedereen weet wat er van elkaar verwacht

wordt en wie de leiding zal nemen. Het gevaar daarbij is dat men elkaar teveel tegemoet wil komen

en loyaal wordt, waardoor er ook minder afwijkende ideeën ter sprake komen.

4. Performing, de laatste fase. Als je alle fasen doorgelopen hebt, kom je bij deze fase aan. Het is een

goede combinatie van samenwerken en zelfstandig verantwoordelijkheid nemen. De leden zijn goed

op elkaar ingespeeld en hebben ongeschreven regels waaraan iedereen zich houdt.

Je ziet dat bij de vorming van de groep een duidelijke worsteling is tussen mirroring en afzetten van

individuen tegen elkaar. Soms lukt dit niet altijd en blijven groepen steken bij de eerste of tweede

fase. (Driestar Educatief, 2014)

DOELGROEP EN HET PRODUCT

Hoe een groep zich vormt is belangrijk voor mijn onderzoek bij het maken van mijn product. Daarnaast

is het belangrijk om te weten hoe mijn specifieke doelgroep zich vormt in groepen. Het betreft in dit

geval leerlingen van de bovenbouw van de middelbare school. Het zijn dus adolescenten, van een

leeftijd tussen vijftien en negentien jaar, met name de leerlingen die in hun afstudeerfase zitten.

‘Adolescentie is een leeftijdspersiode die vaak niet erkend wordt als een aparte en unieke

ontwikkelingsfase’ (Crone, 2008). Maar het is een periode tussen de kindertijd en volwassenheid

waarbij jongeren een plek binnen de maatschappij proberen te zoeken. Soms zetten deze jongeren

zich af tegen hun ouders en worden ze als lastig gezien, maar wat ze veelal doen is op zoek gaan naar

een peer group. Daarnaast hebben veel jongeren van deze leeftijd last van razende hormonen die hun

sterk beïnvloeden en wat vervolgens de sfeer binnen de klas ook beïnvloedt.

Veel leerlingen van deze leeftijd zoeken dus naar gelijken binnen de klas en hun omgeving, door

middel van een peer group te vinden (Abma & Stelten ). Het is natuurlijk logisch dat leerlingen zoeken

Page 11: JIJ EN DE REST - · PDF fileVerhaeghe gaat nog enigzins in op de neurlogische kant van de identiteit. Waarbij ons brein gezien wordt als neuroplastisch, wat kort gezegd inhoudt dat

naar iemand met wie ze goed overweg kunnen, wanneer ze een partner zoeken voor een

groepsproject.

Veel projecten voor het vak beeldendevorming worden uitgevoerd in kleine of soms groter groepen,

dit ligt natuurlijk aan de school zelf, maar hier ga ik in dit geval van uit. Mijn product wordt een middel

om voor groepsprojecten samen te gaan werken met andere leerlingen die dezelfde interesses

hebben binnen kunst. Ik probeer de leerlingen een kans te geven om iets te kiezen wat ze echt zelf

leuk vinden en juist niet wat hun peer group leuk vindt. De groep is namelijk een beïnvloedingsfactor,

zelfs voor de gewone leerling (Abma & Stelten ).

De basis van hun partnerkeuze wordt dus gelegd door de persoonlijke voorkeur binnen kunst. Ik wil

dit bereiken door een digitaal platform aan te bieden waarop de leerlingen kunst kunnen kiezen die

hen interesseert. De kunst die ze gekozen hebben, zal gaan over identiteit, een aantal voorbeelden

die ik gebruikt heb voor mijn eigen onderzoek zullen hierin terug komen.

Hierna worden de leerlingen gematched met andere leerlingen die dezelfde smaak hebben getoond

bij het kiezen van het werk. Na de match worden de leerlingen naar een chatroom verplaatst waarbij

ze anoniem kunnen praten over de werken die ze gekozen hebben. Elke twee minuten wordt er een

nieuw voorbeeld getoond, waarbij er enkele vragen beantwoord moeten worden betreffende het

werk. Deze vragen zullen gaan over waarom ze het werk gekozen hebben, wat hen opviel aan het

werk. Er kunnen ook vragen aan verbonden worden die gaan over de theorie die besproken is in de

klas. Om een voorbeeld te geven, zou er ook gewerkt kunnen worden aan een aantal vragen die gaan

over kleurenleer.

Uiteindelijk worden er circa vijf voorbeelden die ze gekozen hebben besproken en daarna wordt er

ook bekend gemaakt met wie ze gematched zijn. Vanaf dat moment gaan de leerlingen bij elkaar zitten

en mogen ze beginnen met de gekozen opdracht. De voorbeelden die in het digitale platform gebruikt

worden, zullen te maken hebben met de opdracht die ze op dat moment krijgen. Om te voldoen aan

de middelbareschoolcriteria gaan veel van de voorbeelden over de tijdperiodes die uiteindelijk

behandeld worden op het eindexamen: Cultuur van de Kerk, Massacultuur, burgercultuur etc.

Het eerder genoemde voorbeeld van identiteit waar het prototype van mijn product voor wordt

gemaakt, is een algemeen voorbeeld dat gebruikt kan worden wanneer leerlingen zelf een keuze

moeten maken voor het onderwerp.

Bij het proces dat de leerlingen allemaal apart een keuze moeten maken voor de kunst die ze zelf leuk

en interessant vinden, probeer ik mirroring en afzetting zo veel mogelijk uit te sluiten. Het gaat nu

puur om de individuele interesses van de leerling.

Daarnaast is het ook een middel om leerlingen nieuwe contactmogelijkheden te bieden, niet elke

groep zal altijd even goed samen kunnen werken. Echter doordat ze een gezamelijke opdracht hebben

is er een mogelijkheid dat er juist een nieuw contact ontstaat met iemand, met wie de leerling in

misschien eerste instantie weinig of geen contact had.

Wat ik probeer de leerling nu te leren met dit product is dat het belangrijk is om voor je eigen mening

uit te komen als het gaat om je interesses, maar ook om leerlingen juist buiten hun comfort zone te

laten treden, waar ze eventueel sociale contacten en interesses kunnen opbouwen. Als een leerling

niet sterk genoeg is om buiten zijn peer group te treden wanneer deze dominant is, geeft het hem nu

Page 12: JIJ EN DE REST - · PDF fileVerhaeghe gaat nog enigzins in op de neurlogische kant van de identiteit. Waarbij ons brein gezien wordt als neuroplastisch, wat kort gezegd inhoudt dat

de mogelijkheid om zich aan de invloed van de peer group te ontrekken. Zeker op een veilige manier,

want ook de andere leerlingen in de klas moeten matchen met andere mensen.

Het kan ook een manier zijn om een positieve groepsvorming te beïnvloeden. Als je dit aan het begin

van het leerjaar doet, is het een tool om leerlingen elkaar te laten kennen. Het vergroot de kans

namelijk op een positieve groepsvorming (Bakker, 2015).

TOT SLOT

Individualiteit bestaat, maar het staat altijd verbonden met ons verlangen om deel te zijn van de

groep, of in dit geval adolescenten met de peer group waar ze zich mee identificeren. Het is een duwen

en trekken om een plek te vinden binnen de maatschappij, en dit duwen en trekken maakt ons

uiteindelijk tot gelijken. Of je nu deel wil zijn van deze maatschappij of dat je je er juist tegen af wil

zetten, het is allemaal deel van ons. Is individualiteit dan belangrijk? Natuurlijk, maar echt uniek zijn

moet je niet zien als dat je anders bent dan anderen, maar individualiteit zorgt voor banden met de

rest van de wereld. Deze banden zijn belangrijk en zorgen ervoor dat je goed kunt functioneren als

mens. Daarom is er altijd een plaats voor een ‘ik’ binnen een groep.

GERAADPLEEGDE KUNSTENAREN

Allan MacCollum (1944)

Spencer Tunick (1967)

Sophie Calle (1953)

Hans Eijkelboom (1949)

Cindy Sherman (1954)

Teun Vonk (1986)

Page 13: JIJ EN DE REST - · PDF fileVerhaeghe gaat nog enigzins in op de neurlogische kant van de identiteit. Waarbij ons brein gezien wordt als neuroplastisch, wat kort gezegd inhoudt dat

Geciteerde werken

Abma, R., & Stelten , P. (sd). Jongeren doen het samen. Jaarboek Tijdschrift voor de sociale sector,

104-115. Opgehaald van

https://www.google.nl/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=7&ved=0ahUKEwjln4SZ

tobMAhVEwQ4KHfy9DowQFgg6MAY&url=http%3A%2F%2Fwww.fss.uu.nl%2Fpubs%2Frabm

a%2FKuddegedragjongerendef.doc&usg=AFQjCNEj2GB3PUT3V-

Qb9Rd1HAKm2Sd7NQ&sig2=ciCueEtVugBqOsJvwvYwMQ&bvm=b

Art History Archive - Photograhy . (sd). Cindy Sherman . Opgehaald van Arthistoryarchive:

http://www.arthistoryarchive.com/arthistory/photography/Cindy-Sherman.html

Bakker, M. (2015). Positieve groepsvorming in de klas. Opgehaald van Onderwijsvannu - Salto :

http://www.onderwijsvannu.nl/wp-content/uploads/2015/10/positievegroepsvorming-

maya-bakker.pdf

Crone, E. (2008). Het puberende brein, over de ontwiokkeling van de hersenen in de unieke periode van

de adolescentie . bert bakker. Opgehaald van

https://books.google.nl/books?hl=nl&lr=&id=BJ6I39l8Y-

wC&oi=fnd&pg=PT2&dq=adolescenten+ontwikkeling&ots=0s6AdPSrMp&sig=7Ogssu6Lw434

Q53S7EBcevL2VIo#v=onepage&q=adolescenten%20ontwikkeling&f=false

Driestar Educatief. (2014, juni 20). praktische tips voor positieve groepsvorming . Opgehaald van

Driestar-educatief: https://www.driestar-educatief.nl/advies-en-

begeleiding/nieuws/praktische-tips-voor-positieve-groepsvorming

Eijkelboom, H. (sd). (Phaidon, Interviewer) Opgehaald van

http://de.phaidon.com/agenda/photography/articles/2014/october/02/ten-questions-for-

photographer-hans-eijkelboom/

Forsyth, D. R. (sd). The Psychology of Groups . Opgehaald van NOBA:

http://nobaproject.com/modules/the-psychology-of-groups

Hoban, P. (2012, februari 14). The Cindy Sherman Effect. Opgehaald van Artnews:

http://www.artnews.com/2012/02/14/the-cindy-sherman-effect/

Kunstbeeld. (2012, augustus 6). Siglio Press geeft het adresboekje van Sophie Calle uit. Opgehaald van

Kunstbeeld: http://www.kunstbeeld.nl/nl/nieuws/19171/siglio-press-geeft-het-adresboekje-

van-sophie-calle-uit.html

Kunstbus. (sd). Cindy Sherman. Opgehaald van Kunstbus:

http://www.kunstbus.nl/kunst/cindy+sherman.html

Leraar24. (2010, Augustus 17). Studio24- positieve groepsvorming. Opgehaald van Leraar24:

https://www.leraar24.nl/video/2056/studio24-positieve-groepsvorming#tab=0

Mik, E. (2007, 09 01). Take Care of Yourself - Sophie Calle. Opgehaald van Vrij Nederland:

https://www.vn.nl/take-care-of-yourself-sophie-calle/

Sherman, C., Galassi , P., & Lowry, G. D. (2003). Cindy Sherman - The complete Untitled Film Stils.

Museum of Modern Art. Opgehaald van

https://books.google.nl/books?hl=nl&lr=&id=Zyqv6HDYKOoC&oi=fnd&pg=PT4&dq=cindy+sh

erman&ots=1Eh5ZXmlUY&sig=wEGPF8V4gn52CuWlm_5hjwlGsng#v=onepage&q=cindy%20s

herman&f=false

Page 14: JIJ EN DE REST - · PDF fileVerhaeghe gaat nog enigzins in op de neurlogische kant van de identiteit. Waarbij ons brein gezien wordt als neuroplastisch, wat kort gezegd inhoudt dat

Spencer Tunick . (sd). Work . Opgehaald van Spencer Tunick :

http://www.spencertunick.com/?noSplash=true

Stedelijk van Abbenmuseum . (1989). Allan McCollum . Eindhoven : IVAM.

Verhaeghe, P. (2012). Identiteit. Amsterdam: De Bezige Bij .

Vonk, T. (sd). Projects Verzameling film projecten. Opgehaald van TeunVonk:

http://teunvonk.nl/index.php/project/