Jaarverslag 2013 Productschap Akkerbouw

download Jaarverslag 2013 Productschap Akkerbouw

of 72

description

Jaarverslag 2013 PA Productschap Akkerbouw

Transcript of Jaarverslag 2013 Productschap Akkerbouw

  • 2013

    Jaa

    rversla

    g

  • 1

    Inhoudsopgave

    VOORWOORD 1 ORGANISATIE MISSIE EN DOELSTELLINGEN CODE GOED BESTUUR PRODUCT- EN BEDRIJFSCHAPPEN PBO-discussie Communicatie Bedrijfsvoering Aanbesteding Nieuwe activiteiten Samenloop van heffingen Rapport van bevindingen Interne AuditDienst Werkwijze vaststelling afbouwplannen en begrotingen BESTUUR SECRETARIAAT VERORDENINGEN EN BESLUITEN TOEZICHT Tuchtrecht Bezwaar en beroep 2 ACTIVITEITEN TEELT Teeltvoorschriften Onderzoek Certificering Innovatie Project Effectief Middelenpakket LANDBOUWZAAIZADEN Beleidsadviescommissie Landbouwzaaizaden GRANEN EN GRAANPRODUCTEN Commissie graan en graanproducten Kwaliteit en onderzoek Hyginecodes

    Sectorale monitoring BAKKERIJ Commissie Brood en Banket Begeleidingscommissie Grondstofallergie SpecsPlaza RiskPlaza AARDAPPELEN EN UIEN Markt- en prijsinformatie

  • 2

    VLAS EN HENNEP Commissie Vlas en Hennep OVERIGE

    Suikerbegeleidingscommissie Koffie en thee

    3 LANDBOUWBELEID Adviescommissie Marktordeningsaangelegenheden Marktontwikkelingen Biobased Economy 4 ARBEID EN ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN COMMISSIE ARBEID PA/PDV Arbocatalogi ATEX-handleiding bakkerij- en zoetwarenindustrie Grondstoffendatabank Grondstofallergie Sociaal-economische kerngegevens Verankering Arbeid 5 FINANCIN 6 BIJLAGEN

    1 Bestuurlijk Organogram 2 Overzicht leden Bestuur en Dagelijks Bestuur 3 Leden diverse commissies 4 Organogram en Personeelssamenstelling PA

    5 Externe vertegenwoordiging 6 Verordeningen en besluiten

  • 3

    VOORWOORD Geachte lezer, Voor u ligt het jaarverslag van het Productschap Akkerbouw over het jaar 2013. Anders dan in andere jaren was het door de steeds verder teruglopende personele bezetting niet moge-lijk om tegelijkertijd met dit jaarverslag de financile jaarrekening over het jaar 2013 uit te brengen. Halverwege 2014 zal de jaarrekening worden gepubliceerd. Beide verslagen geven dan een volledig en transparant beeld van de ontwikkelingen van het Productschap Akker-bouw in 2013. Het jaar 2013 was voor de organisatie en haar medewerkers een jaar waarin hard werd ge-werkt aan de komende opheffing van het productschap. Het traject naar die opheffing is defi-nitief ingezet met de publicatie van het regeerakkoord van het Kabinet Rutte. In het regeer-akkoord van VVD en PvdA werd namelijk het opheffen van publiekrechtelijke organen aan-gekondigd en daarmee ook de opheffing van het Productschap Akkerbouw. Verder werd aangegeven dat een aantal publieke taken zullen worden ondergebracht bij het Ministerie van Economische Zaken (EZ). Overige taken kunnen elders privaat worden ondergebracht, mits het bedrijfsleven dat wenselijk acht. Kort voor de zomer is er een intensieve informatie-uitwisseling geweest tussen de Eerste en Tweede Kamer enerzijds en de minister van EZ anderzijds. Zorg daarbij was de snelheid en de vereiste zorgvuldigheid bij de afbouw van de taken van de productschappen en de over-name van als publiek aangemerkte taken. Deze zorg werd onder andere ingegeven door het feit dat er nog geen wetsontwerp voorlag tot formele afschaffing van de productschappen. De minister wees erop, dat de (dragende organisaties van de) productschappen zelf al zo ver in het afbouwproces gekomen zijn (wegvallende financiering, taken en personeel) dat een snelle overname van publieke taken vereist is, wil er geen sprake zijn van discontinuteit in de beleidsuitvoering ten koste van bijvoorbeeld de exportpositie. Met het oog op de opheffing diende het bestuur een afbouwplan op te stellen als bijlage bij de begroting. Het bestuur heeft het afbouwplan vastgesteld in zijn vergadering van novem-ber. Hieraan ging intensief overleg vooraf met alle betrokken sectorcommissies en met het dagelijks bestuur. Graag danken wij alle betrokkenen (sectorvertegenwoordigers, bestuurs-leden en medewerkers) voor de uiterst constructieve wijze waarop de besprekingen werden gevoerd. Het verslagjaar was het laatste jaar waarin Rene Bergkamp voorzitter was van het Product-schap Akkerbouw. Haar werd vanaf 1 december 2013 eervol ontslag verleend vanwege het aanvaarden van een andere functie. Via deze weg danken wij mevrouw Bergkamp voor de plezierige en constructieve samenwerking en haar inzet voor onze productschappen in een lastige periode. Bram Bierens Matth Elema Voorzitter Secretaris

  • 4

    ORGANISATIE

    Het Productschap Akkerbouw (PA) is ingesteld per 1 januari 2008. Het PA is een organisatie van en voor het akkerbouwbedrijfsleven, te beginnen bij de sector uitgangsmaterialen tot en met de detailhandel in (verwerkte) akkerbouwproducten.

    Het PA is een publiekrechtelijk bedrijfslichaam met regelgevende bevoegdheid, ingesteld bij Koninklijk Besluit van 10 december 2007. De wettelijke basis is gelegen in de 'Wet op de bedrijfsorganisatie'.

    De sectoren die ressorteren onder het PA kenmerken zich door een grote mate van ver-scheidenheid, zowel in het aantal bedrijven per sector, de omvang en het karakter (ambach-telijk of industrieel, kapitaal- of arbeidsintensief) als ook de mate van internationaal georin-teerd zijn. Dit laatste is veelal aanzienlijk. Er bestaat een levendig handelsverkeer met lidsta-ten en derde landen, zowel wat betreft de import van grondstoffen als de export van eindpro-ducten. De invloed van het Europese landbouwbeleid is over het algemeen groot. MISSIE EN DOELSTELLINGEN Het productschap is een publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie voor het bedrijfsleven, waarin werkgevers- en werknemersorganisaties samenwerken. De missie is in de wet vastgelegd: Het productschap heeft tot taak een het algemeen belang dienende bedrijfsuitoefening door de ondernemingen te bevorderen, evenals het gemeen-schappelijk belang van die ondernemingen en van de daarbij betrokken personen te beharti-gen. Het werkterrein is de productiekolom (de keten). Kenmerkend is de orintatie op het product en wat daarmee samenhangt. De belangrijkste aandachtsgebieden zijn markt(ordening), structuurversterking, afzetbevordering, landbouwkundig en technologisch onderzoek, kwali-teit, gezondheid en voedselveiligheid en aangelegenheden op het terrein van de arbeids-markt en -omstandigheden. Essentieel voor dit alles is een goede relatie met de betrokken organisaties van het bedrijfs-leven (werkgevers en werknemers). Gestreefd wordt naar activiteiten, die zich naar hun aard lenen voor een publiekrechtelijke benadering en die een toegevoegde waarde hebben ten opzichte van de activiteiten, die door privaatrechtelijke organisaties worden vervuld. Het productschap biedt de betrokken sectoren een platform om gezamenlijk de aan de orde zijnde onderwerpen te bespreken en eventueel een gemeenschappelijke zienswijze te ont-wikkelen en uit te dragen. Deze zienswijze wordt vertaald in concrete actieplannen en activi-teiten, zoals het ontwikkelen van structuurversterkende maatregelen en gemeenschappelijk landbouwkundig en technologisch onderzoek en voorlichting. Onder bepaalde omstandighe-den kan aan activiteiten extra kracht worden bijgezet door de verordenende bevoegdheid, waarover het productschap beschikt.

    De activiteiten van het PA worden voor het grootste deel bekostigd door het betrokken be-drijfsleven via heffingen. Over het algemeen wordt onderscheid gemaakt tussen kosten die gemaakt worden voor het apparaat en het bestuur en kosten die verbonden zijn aan het uit-voeren van speciale sectoractiviteiten. Het PA heeft twee heffingsinstrumenten ter beschik-king om de activiteiten te financieren. De kosten verbonden aan de organisatie en aan het bestuur worden over het algemeen gefinancierd met behulp van algemene heffingen (finan-cieringsheffing). Voor bijzondere doeleinden zijn bestemmingsheffingen (vaak aangeduid met het begrip fondsheffing) van toepassing; de baten komen terecht in speciaal door het bestuur ingestelde fondsen.

  • 5

    CODE GOED BESTUUR PRODUCT- EN BEDRIJFSCHAPPEN In voorgaande jaren heeft het productschap allerlei maatregelen genomen om de voorschrif-ten uit de Code Goed Bestuur te implementeren. De bedrijfslichamen hebben op 30 maart 2007 aan de minister van Sociale Zaken en Werk-gelegenheid (SZW), als cordinerend bewindspersoon voor de Publiekrechtelijke Bedrijfsor-ganisatie (PBO), de 'Code Goed Bestuur product- en bedrijfschappen' aangeboden. Deze is op 1 juli 2007 van kracht geworden. De code is inmiddels verankerd in de 'Wet op de be-drijfsorganisatie'. In de code zijn verschillende principes en uitwerkingen opgenomen ter bevordering van het transparant, democratisch en doelmatig functioneren van de schappen. De inhoud van de code beoogt een ieder, die actief is in de bestuurswereld van de bedrijfslichamen te stimule-ren zich op een maatschappelijk geaccepteerde en verantwoorde wijze te gedragen en daar publiekelijk verantwoording over af te leggen. Uitwerkingen die voortvloeien uit de code zijn onder meer: Model voor het interne toezicht op de Code Goed Bestuur. Verordening PA Reglement van orde 2008. Verordening PA Klachtenbehandeling 2008. Integriteitsprotocol medewerkers (inclusief klokkenluidersregeling). Protocol PA Bestuurlijke integriteit. Communicatieplan Code Goed bestuur. De eerste vijf uitwerkingen zijn in maart en juni 2008 door het bestuur vastgesteld. Het com-municatieplan bevat de activiteiten die vanaf 2008 worden ondernomen om de communicatie met de achterban op gestructureerde wijze te intensiveren. Het communicatieplan is in 2012 geactualiseerd. Het 'Model voor het interne toezicht' regelt dat het toezicht op de naleving van de code wordt neergelegd bij de Interne Auditdienst (IAD) van het Hoofdproductschap (HPA). Deze dienst is onafhankelijk en rapporteert aan een auditcommissie. Deze commissie bestaat uit leden van het dagelijks bestuur van het HPA, dat op zijn beurt weer is samengesteld uit vertegen-woordigers uit de kring van de Productschappen Akkerbouw (PA), Diervoeder (PDV) en Wijn (PW). De IAD stelt elk jaar een auditverslag op. Het reglement van orde voorziet in spelregels voor de werkwijze van het bestuur. De verordening inzake klachtenbehandeling zorgt ervoor, dat mondeling of schriftelijk inge-diende klachten behoorlijk en zorgvuldig worden behandeld. De verordening is de wettelijke vastlegging van het klachtenprotocol. Het 'Integriteitsprotocol Medewerkers' is in 2007 aan de ondernemingsraad voorgelegd en begin 2008 gemplementeerd. In de code is eveneens een klokkenluidersregeling opgeno-men. Op deze regeling is in 2013 geen beroep gedaan. Het 'Protocol bestuurlijke integriteit' betreft de uitwerking van onderdeel 2 van principe VI van de code. Het betreft nadere richtlijnen ten aanzien van transparant handelen, verantwoording en functiescheiding van leden van bestuur, commissies en werkgroepen. Onder andere wordt aandacht besteed aan personele unies en het vraagstuk van dubbele petten. Zo is onder meer geregeld dat bestuursleden niet deelnemen aan beraadslagingen en/of besluit-vorming, die hun persoonlijke of andere rechtstreekse belangen raken. De vraag of dit het geval is, is een staand aandachtspunt bij het begin van elke vergadering van het (dagelijks) bestuur. In het overzicht 'bestuursleden met nevenfuncties' is per bestuurslid aangegeven de datum van eerste benoeming, welke functie bekleed wordt binnen het productschap en welke voor

  • 6

    het productschap relevante nevenfuncties hij/zij bekleedt. Dit overzicht is openbaar gemaakt via de website van het productschap. Wijzigingen worden bijgehouden. Uit dit overzicht blijkt dat enkele bestuursleden ook een bestuursfunctie vervullen bij een benoemende organisatie, waarmee een bestuurlijke relatie bestaat, dan wel een organisatie waarin de benoemende organisatie bestuurlijk participeert. Bij de aanvang van een nieuwe benoemingsperiode wordt de bestuursleden verzocht een opgave van nevenfuncties in te dienen. Daarnaast worden bestuursleden regelmatig gerappelleerd om wijzigingen door te geven. Bovendien wordt er in het begin van het 2e jaar van de benoemingsperiode een brief met een reminder gestuurd. Overeenkomstig het bepaalde in onderdeel 3 van de uitwerkingsparagraaf van principe 1 (benoemingsprocedure bestuur) heeft het productschap iedere benoemende organisatie aangeschreven met het verzoek slechts bestuursleden te benoemen, van wie duidelijk is dat ze aan de gedrags- en incompatibiliteitscriteria voldoen, die in de code zijn opgenomen. PBO-discussie In aansluiting op de bespreking door de Tweede Kamer van het toezichtverslag van de Soci-aal Economische Raad (SER) in november 2010 is een motie van VVD, CDA en PVV aan-genomen waarin het Kabinet onder meer wordt gevraagd te onderzoeken of er bepaalde activiteiten, naast medebewindstaken onmisbaar zijn en zo ja, hoe deze activiteiten zonder product- en bedrijfschappen zouden kunnen worden uitgevoerd. Deze motie bleek het begin van een traject waarin de schappen volop in de politieke belangstelling zijn komen te staan. In reactie op de motie en na het EIM-onderzoek ter inventarisering van de taken van product- en bedrijfschappen en de beoordeling daarvan door de Commissie Jorritsma, heeft het Ka-binet in oktober 2011 zijn visie op de toekomst van de PBO verwoord. De essentie daarvan was dat het takenpakket van de schappen, naast het uitvoeren van medebewindstaken, zich zou moeten beperken tot taken met een publiek belang (publieke taken), zoals plant- en diergezondheid, dierenwelzijn en voedselveiligheid en gezondheid. De meerderheid van de Tweede Kamer nam met de uitleg van het Kabinet geen genoegen en stemde in december 2011 bij motie voor afschaffen van de product- en bedrijfschappen. Aan het Kabinet werd verder verzocht met een voorstel te komen voor het onderbrengen van de wettelijke taken en voornoemde publieke taken. Daarnaast werd het Kabinet gevraagd om in overleg te treden met werkgevers- en werknemersorganisaties of en waar zij niet-wettelijke taken in het private domein wilden onderbrengen. Gedurende de demissionaire fase van het toenmalige kabinet is door de ministers Kamp van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en Verhagen van Economische Zaken, Land-bouw en Innovatie (EL&I) op 21 juni 2012 een brief aan de Tweede Kamer aangeboden. In de brief werd een reactie gegeven op de motie waarin is verzocht de product- en bedrijf-schappen op te heffen en hun publieke (onmisbare) taken elders onder te brengen. Eind oktober 2012 werd de inhoud bekend van het regeerakkoord, dat aan de basis staat van het Kabinet Rutte-Asscher. In het akkoord stond onder andere dat product- en bedrijf-schappen worden opgeheven. Verder stond er ook dat de medebewindstaken en autonome publieke taken vanaf 2014 door het Ministerie van Economische Zaken (EZ, voorheen EL&I) uitgevoerd moeten worden. Met het aantreden van het kabinet Rutte-Asscher is de verant-woordelijkheid voor de PBO overgegaan van de Minister van SZW naar de Minister van EZ. Het kabinet heeft in 2013 bevestigd dat zolang er door de wetgever geen wet is vastgesteld inhoudende de afschaffing van onder meer de product- en bedrijfschappen, deze hun pu-bliekrechtelijke bevoegdheden behouden, waaronder het opleggen van heffingen. Echter, voor publieke taken die per 1 januari 2014 overgaan naar het Ministerie van EZ, zal de finan-ciering geschieden uit het op de Rijksbegroting hiervoor geoormerkte bedrag van 30 35 mln.

  • 7

    Kort voor de zomer is er een intensieve informatie-uitwisseling geweest tussen de Eerste en Tweede Kamer enerzijds en de minister van EZ anderzijds. Zorg daarbij was de snelheid en de vereiste zorgvuldigheid bij de afbouw van de taken van de productschappen en de over-name van als publiek aangemerkte taken. Deze zorg werd onder andere ingegeven door het feit dat er nog geen wetsontwerp voorlag tot formele afschaffing van de productschappen. De minister wees erop, dat de (dragende organisaties van de) productschappen zelf al zo ver in het afbouwproces gekomen zijn (wegvallende financiering, taken en personeel) dat een snelle overname van publieke taken vereist is, wil er geen sprake zijn van discontinuteit in de beleidsuitvoering ten koste van bijvoorbeeld de exportpositie. Eind 2012 heeft het Ministerie van EZ het Programma PBO opgesteld om de afspraken uit het regeerakkoord te realiseren. Het doel van het programma is tweeledig. Ten eerste het onderbrengen van publieke taken bij het Ministerie van EZ en ten tweede de opheffing van de PBO als stelsel. In het verslagjaar leverden ook de akkerbouwproductschappen input voor het programma en had de voorzitter zitting in de klankbordgroep. Verantwoording afbouw Reeds na aanname van de tweede motie heeft de SER bij brief zijn visie verwoord over zijn toezichttaak, in het bijzonder bij voornemens om delen van taken onder te brengen bij private organisaties. Een half jaar later (juli 2012) kwam de SER/Toezichtkamer met de Leidraad afbouw of opheffing product- en bedrijfschappen. Deze leidraad beoogt inzicht te bieden in de toepassing van de geldende wet- en regelgeving in de situatie van afbouw of opheffing van schappen als ook in de financile en juridische risicos daarbij. In de leidraad wordt aan-geraden om een afbouwplan op te stellen als onderdeel van de toelichting op een herziene (2013) of een nieuwe begroting (2014), waaruit de gemaakte beleidskeuzes voldoende zichtbaar worden (inzichtsvereiste). Een dergelijk afbouwplan is in 2013 gemaakt, vastge-steld door het bestuur van het productschap en te vinden via de homepage van de website. Communicatie Het productschap communiceert intensief met het bedrijfsleven in alle stadia van het besluit-vormingsproces. Hierdoor verkrijgt het productschap input in het kader van de beleidsontwik-keling. Zo zijn medewerkers veelvuldig aanwezig bij uiteenlopende sectorbijeenkomsten (zelf georganiseerde informatiedagen en workshops, open dagen, lezingen, etc.). Bij de pro-grammering van onderzoek is sprake van een bottom up werkwijze. Ondernemers oefenen invloed uit via regionale programmeringscommissies. Het PA besteedt veel aandacht aan het bekend maken van resultaten van beleid. Zo wordt onder andere ten behoeve van de primai-re akkerbouw jaarlijks het magazine Akkerland verspreid (14.500 exemplaren). In verband met de opheffing van het productschap verscheen Akkerland in 2013 voor het laatst. Ontwerpverordeningen worden niet meer alleen in het publicatieblad van de SER gepubli-ceerd, maar waar nodig ook via vakbladen en de productschapsite onder de aandacht van belanghebbenden gebracht. Verderop in dit jaarverslag wordt op basis van de veel uitgebreidere jaarrekening het financi-le beleid verantwoord. Voor alle financile stukken geldt, dat deze worden opgesteld aan de hand van richtlijnen van de SER. De (herziene) begroting en de jaarrekening worden op de website geplaatst. Per heffing is een heffingsfolder beschikbaar, met daarin een toelichting op activiteiten die met behulp van de heffing worden gefinancierd. Beleidsvoornemens, resultaten en voor het bedrijfsleven relevante ontwikkelingen worden regelmatig via persberichten en weekberichten in de publiciteit gebracht. Verder organiseert het productschap regelmatig bijeenkomsten voor het bedrijfsleven.

  • 8

    Bedrijfsvoering In 2007 is gestart met het invoeren van principe XX: 'Efficiency en effectiviteit van de 'Code Goed Bestuur product- en bedrijfschappen'. Dit principe richt zich op het vergelijken van de prestaties van de schappen, door onder meer het uitvoeren van benchmarking. In deze werkgroep zijn het Productschap Tuinbouw (PT), het Bedrijfschap Horeca, het Hoofdbedrijf-schap Detailhandel (HBD), de Productschappen Vee, Vlees en Eieren (PVE), het HPA (me-de namens PW, PDV en PA) en de SER vertegenwoordigd. Aanbesteding Het productschap is als publiekrechtelijke instelling aanbestedingsplichtig volgens de van kracht zijnde Europese richtlijn (EG) 2004/18/EC, Verordening (EG) 2083/2005 en het 'Ne-derlands Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten'. In 2013 deed deze situatie zich niet voor. Nieuwe activiteiten Als het bestuur besluit tot het verrichten van een substantile nieuwe activiteit of tot een ver-gaande aanpassing van een bestaande activiteit, moet het bestuur beargumenteren waarom is gekozen voor een uitvoering door het PA. Het productschap beargumenteert zijn keuze in dergelijke situaties op basis van de elementen die worden genoemd in de PBO-toets. Raad-pleging van de achterban kan deel uitmaken van dit proces. Op verzoek van en gefinancierd door de consumptieaardappeltelers (PA Fonds consumptie-aardappelen) heeft het productschap AGRIPRINS (AGRarIsche PRijsINformatieSysteem) ontwikkeld, een actueel en landelijk on line-prijsinformatiesysteem, waarin aardappeltransac-ties tussen aardappeltelers en afnemers worden ingebracht en kunnen worden bekeken. Het project wordt aangestuurd door vertegenwoordigers van telers (LTO (Land- en Tuinbouwor-ganisatie) en NAV (Nederlandse Akkerbouw Vakbond)), de beursbesturen van Emmeloord (Landbouwbeurs Noord en Centraal Nederland (LNCN)) en Goes (vakgroep Akkerbouw ZLTO (Zuidelijke Land- en Tuinbouwbond)) en de afnemers (VAVI (Vereniging voor Aardap-pel Verwerkende Industrie)). Het productschap beheert en faciliteert dit project. In 2013 is dit systeem opengesteld voor iedereen. Samenloop van heffingen In 2008 heeft het bestuur ingestemd met een notitie inzake het voorkmen van samenloop van heffingen. De conclusie van het bestuur was dat samenloop van heffingen helaas niet altijd te vermijden is. Wel dient te worden getracht om de administratieve lasten inzake de samenloop zoveel mogelijk te voorkomen. Onderzoek Interne Auditdienst Productschappen De Interne Auditdienst Productschappen, in de hoedanigheid van intern toezichthouder, heeft in het voorjaar 2014 een onderzoek ingesteld naar de naleving van de principes van de Code Goed Bestuur in 2013 door de akkerbouwproductschappen . Dit onderzoek heeft niet geleid tot signalering van bijzondere aandachtspunten. Werkwijze vaststelling afbouwplannen en begrotingen Als onderdeel van het opheffingsproces diende het bestuur een zogenaamd afbouwplan op te stellen, als bijlage bij de begroting. Dit was een intensief traject. Richtsnoer hierbij was de door de SER opgestelde Leidraad afbouw of opheffing product- en bedrijfschappen en de in navolging daarvan gepubliceerde Beleidsregel 7 als nieuw onderdeel van het Besluit be-leidsregels toezicht. In de leidraad wordt aangeraden om een afbouwplan op te stellen als onderdeel van de toe-lichting op een herziene (2013) of een nieuwe begroting (2014), waaruit de gemaakte be-leidskeuzes voldoende zichtbaar worden (inzichtsvereiste). PA, PDV, PW en HPA hebben ervoor gekozen het afbouwplan deel te laten uitmaken van de herziene begroting 2013.

  • 9

    Qua besluitvorming is gekozen voor de volgende procedure: 1. De concept-afbouwplannen zijn de afgelopen periode voorbereid binnen het dagelijks

    bestuur (DB). Tijdens de behandeling in het DB zijn de voorliggende beleidskeuzes met betrekking tot (het moment van) overdracht of afbouw van activiteiten in samenhang met de daaraan verbonden afbouwkosten en verplichtingen telkens besproken. In voorko-mend geval zijn de beleidskeuzes getoetst bij de diverse sectoren in de daarvoor inge-stelde sectorcommissies. Steeds heeft terugkoppeling plaatsgehad met het bestuur, over het algemeen door middel van besloten bestuursvergaderingen.

    2. Op basis van de gehouden gedachtewisselingen heeft elk van de bovengenoemde pro-ductschappen een volledig afbouwplan opgesteld, dat na vaststelling door de DBs door deze DBs is aangeboden aan de besturen.

    3. De afbouwplannen zijn samen met de herziene begroting 2013/begroting 2014 bespro-ken binnen de besturen. De besturen hebben vervolgens zowel de begrotingen als het op hun productschap betrekking hebbende afbouwplan vastgesteld. De behandeling van de begroting had plaats in een openbare vergadering. De behandeling van de afbouwplan-nen van PA, PDV en PW heeft in een besloten vergadering van het bestuur plaatsgehad.

    4. Als laatste zijn de afbouwplannen samen met de begrotingen in een openbare vergade-ring voorgelegd aan het bestuur van het HPA. Het bestuur van het HPA heeft de vier be-grotingen met bijbehorende afbouwplannen definitief vastgesteld.

    Voor deze werkwijze is gekozen om de volgende redenen. De verhoudingen tussen PA, PDV en PW en HPA zijn geregeld in het Instellingsbesluit Ak-kerbouwproductschappen. Hierin is bepaald dat het bestuur van een schap geen verorde-ning vaststelt, die in strijd is met een verordening van een ander productschap dan wel van het HPA. Deze afspraak geldt derhalve ook voor de begroting en, omdat het afbouwplan deel uitmaakt van de begroting, ook voor het afbouwplan. Ten opzichte van PA, PDV en PW heeft het bestuur van het HPA in het bijzonder rekening te houden met het gegeven, dat onder andere alle medewerkers in dienst zijn van het HPA en het HPA-bestuur uiteindelijk verantwoordelijk is voor een goed verloop van de overgang naar het Ministerie van EZ of naar een private organisatie binnen de betreffende sector dan wel het afvloeien van de medewerkers, in het bijzonder de toepassing van het Sociaal Plan. De financin van de vier schappen zijn zodanig met elkaar verweven, dat de vier schappen te beschouwen zijn als n financieel complex. Vanwege deze constellatie zijn de afbouw-plannen van PA, PDV en PW toegevoegd als bijlage bij het afbouwplan van het HPA. De behandeling in de besturen van PA, PDV en PW heeft mede in beslotenheid plaatsge-had, omdat de besturen op verschillende momenten vergaderen en andere besturen niet voor voldongen feiten mogen worden geplaatst. Daarnaast komen voorstellen tot wijziging aan de orde, die op hun beurt van invloed zijn op de afbouwplannen van de andere schap-pen. Het ligt, gegeven de bestuurlijke verhoudingen, dus voor de hand dat het bestuur van het HPA bewaakt dat de vorenbedoelde situatie van met elkaar in strijd zijnde afbouwplannen en begrotingen zich niet voordoet. Daarom hebben alle besturen ingestemd met definitieve vaststelling van de afbouwplannen en de (herziene) begrotingen door het bestuur van het HPA. Het bestuur van het HPA is bij het eerdergenoemd instellingsbesluit bevoegd voor alle onder de productschappen ressorterende sectoren. De samenstelling van het bestuur HPA is dienovereenkomstig dan ook afgeleid van de besturen van de overige schappen. Het be-stuur HPA draagt, in het verlengde van de vaststelling, zorg voor de doorzending ter goed-keuring door de SER van alle begrotingen met bijbehorende afbouwplannen.

  • 10

    BESTUUR Het bestuur is paritair samengesteld uit vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers. Het maximaal te benoemen aantal leden van het bestuur bedraagt 25. Het bestuur is het afgelopen jaar drie keer in vergadering bijeengekomen. De benoemende organisaties met het bijbehorende aantal zetels staan vermeld in onder-staand overzicht. Organisaties van ondernemers het kweekbedrijf voor de in artikel 8 van het 'Instellingsbesluit akkerbouwproductschappen' genoemde producten: Plantum NL 1 lid de teelt van akkerbouwgewassen: LTO Nederland 3 leden de handel van de in artikel 8 van het 'Instellingsbesluit akkerbouwproductschappen' ge-noemde producten: Koninklijke Vereniging Het Comit van Graanhandelaren 1 lid Nederlandse Aardappelorganisatie 1 lid Centrale Vereniging voor de Coperatieve Handel 1 lid de be- en verwerkende bedrijven ten aanzien van de in artikel 8 van het 'Instellingsbesluit akkerbouwproductschappen' genoemde producten: Vereniging VNO-NCW 1 lid Vereniging van Nederlandse Fabrikanten van Graanzetmeel 1 lid Nederlandse Vereniging van Meelfabrikanten 1 lid Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie 1 lid Centrale Vereniging voor de Coperatieve Industrie 1 lid Vereniging voor de Bakkerij- en Zoetwarenindustrie 1 lid Nederlandse Vereniging voor de Bakkerij 1 lid Nederlandse Brood- en Banketbakkers Ondernemers Vereniging 1 lid Vereniging van de Nederlandse Fabrikanten van Bakkerijgrondstoffen

  • 11

    1 lid de detailhandel in de in artikel 8 van het 'Instellingsbesluit akkerbouwproductschappen' genoemde producten: Vereniging Centraal Bureau Levensmiddelenhandel 2 leden Organisaties van werknemers: FNV Bondgenoten 3 leden CNV BedrijvenBond 2 leden CNV Dienstenbond 1 lid De Unie 1 lid De voorzitter wordt benoemd door de Kroon. De gezamenlijke akkerbouwproductschappen hebben dezelfde voorzitter. De secretaris wordt benoemd door het bestuur. Het dagelijks bestuur en de plaatsvervangende voorzitters van werknemers- en van werkgeverszijde wor-den uit het midden van het bestuur benoemd. De overheid is in het bestuur vertegenwoor-digd door de afvaardiging van vertegenwoordigers van het Ministerie van Economische Za-ken en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Overeenkomstig de bepalingen van de Code Goed Bestuur is een overzicht van bestuursle-den alsmede hun nevenfuncties op de website geplaatst. De leden van het bestuur ontvan-gen een vacatievergoeding en een reis- en verblijfkostenvergoeding voor hun deelname aan bestuursvergaderingen. Het bestuur heeft een verordening vastgesteld waarin vacatiegelden en overige vergoedingen, zoals reis- en verblijfkosten zijn geregeld. Basis voor deze veror-dening zijn de richtlijnen van SER daaromtrent. De gegevens met betrekking tot de bezoldi-ging van de voorzitter en de vergoedingen van bestuursleden zijn opgenomen in het hoofd-stuk FINANCIEN. Bestuurders streven een duidelijke functiescheiding na tussen hun functie(s) bij het bedrijfsli-chaam en andere functies. Ter uitwerking hiervan is door het bestuur een protocol opgesteld, dat eveneens is gepubliceerd op de website. SECRETARIAAT Ter ondersteuning van het (dagelijks) bestuur, commissies en werkgroepen beschikt het productschap over een secretariaat, bestaande uit 13,8 formatieplaatsen. Het organisatie-schema van het secretariaat is opgenomen in bijlage 4. Van het secretariaat van het productschap maken deel uit de secretaris, de beleidsmede-werkers, de beleidsondersteunende medewerkers, de bakkerijadviseurs en de secretares-ses. Een overzicht van de personele samenstelling is eveneens opgenomen in bijlage 4. Het secretariaat is belast met het uitvoeren van de werkzaamheden (voorbereidend en uit-voerend), die voortvloeien uit de (wettelijke) taken en verantwoordelijkheden (van het be-stuur) van het productschap en de door het bestuur genomen besluiten. De algemene leiding van het secretariaat berust bij de secretaris. Het secretariaat wordt in ruime mate onder-steund door diverse afdelingen van het HPA. Naast een aantal organisatorische en admini-stratieve taken betreft dat met name de afdeling Juridische en Bestuursaangelegenheden, de afdeling Voedsel en Voeding en de afdeling Arbeid.

  • 12

    VERORDENINGEN EN BESLUITEN Goedgekeurde en vastgestelde verordeningen en besluiten zijn weergegeven in bijlage 6. TOEZICHT Het PA kent verschillende toezichthouders. Dit jaarverslag wordt toegezonden aan de SER en de rijksoverheid. Het toezicht kan als volgt worden onderverdeeld: Goedkeuring door de SER is vereist voor de begroting, de jaarlijkse heffingsverordenin-

    gen en overige autonome verordeningen. Het Instellingsbesluit bepaalt hoeveel bestuurders door de organisaties van werknemers en van werkgevers benoemd kunnen worden. De SER wijst de werkgeversorganisaties en vakbonden aan, die op basis van hun representativiteit binnen de sector het recht hebben bestuursleden te benoemen. De SER toetst om de vier jaar de representativiteit van deze organisaties. Na inwerkingtreding van de wijziging van de Wet op de bedrijfsorganisatie (ontwerp 2008) houdt de Toezichtkamer van de SER toezicht op de uitvoering door het product-schap van de principes van de Code Goed Bestuur. Deze principes betreffen democrati-sche besluitvorming, transparante onderbouwing van vergoedingen en heffingen, integer handelen, publieke en transparante verantwoording, toegankelijke klachtenbehandeling en adequaat toezicht. Het toezicht bestaat uit de scan van jaarverslagen, periodiek on-derzoeken van administratieve lasten, draagvlak en inventarisaties van personele unies.

    De minister van EZ is politiek verantwoordelijk voor de productschappen. Het product-schap legt aan de minister iedere vier jaar verantwoording af over het eigen functione-ren. Bovendien stuurt het productschap de minister vierjaarlijks een evaluatie van de au-tonome verordeningen.

    Het Ministerie van EZ toetst de fondsheffingen aan de EU-regelingen, opdat ongeoor-loofde steun aan het bedrijfsleven wordt voorkomen. Is er volgens het ministerie sprake van een steunmaatregel, dan worden de heffings- en fondsverordening aan de Europe-se Commissie voorgelegd, alvorens goedkeuring kan plaatsvinden.

    Voor verordeningen die strafbepalingen bevatten en verordeningen die procedureel niet vooraf zijn aangekondigd in het Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie is ook de goedkeuring van de minister(s) nodig. Tuchtrecht Overtredingen van verordeningen van het productschap worden op grond van de 'Wet Tucht-rechtspraak Bedrijfsorganisatie 2004' tuchtrechtelijk bestraft. Als uit onderzoek blijkt dat sprake is van een overtreding, wordt dit vastgelegd in een berechtingsrapport. Dit rapport wordt door de voorzitter van het productschap voorgelegd aan het tuchtgerecht, met het ver-zoek tot berechting over te gaan. Voor het Productschap Akkerbouw, het Productschap Wijn en het Productschap Diervoeder is het Tuchtgerecht Akkerbouwproductschappen ingesteld. Het bestaat uit een onafhankelijk rechtsgeleerd voorzitter en diverse leden (sectorgenoten), van wie er 2 per zitting aanwezig zijn. Het secretariaat van het tuchtgerecht is ondergebracht bij de Stichting Instituut voor Agrarisch Recht (IAR) te Wageningen. Het Productschap Margarine, Vetten en Olin, het Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel en het Productschap Tuinbouw (PT) maken ook van dit tuchtgerecht gebruik. Mogelijke tuchtrechtelijke maatregelen na overtreding van een verordening zijn: a. berisping b. geldboete van ten hoogste 7.800,- c. openbaarmaking van de uitspraak op kosten van de betrokkene d. het onder verscherpte controle stellen van het bedrijf van betrokkene op diens kosten, voor ten hoogste twee jaren. De geldboete kan geheel of gedeeltelijk voorwaardelijk worden opgelegd. Bij een berisping of bij een boete van minder dan 225,- kan de voorzitter van het tuchtgerecht de zaak zonder

  • 13

    zitting afdoen. Als het wederrechtelijk genoten voordeel echter meer is dan 25% van de hoogste geldboete ( 1.950,-), kan de maximale boete 19.500,- bedragen. De uitspraken worden gepubliceerd op de site www.tuchtrecht.nl. Nadere bijzonderheden over de in 2013 door het tuchtgerecht behandelde zaken zijn ver-meld aan het eind van het hoofdstuk Teeltvoorschriften. Bezwaar en beroep Wie het niet eens is met door het productschap genomen besluiten, kan hiertegen bezwaar maken. De wet (Algemene wet bestuursrecht) geeft voor het indienen van een bezwaar-schrift een aantal regels, waaronder de regel dat binnen 6 weken na de dag van verzending van het besluit bezwaar gemaakt moet worden. Men kan bezwaar maken tegen opgelegde heffingen, maar ook tegen besluiten, bijvoorbeeld tot het niet verlenen van een ontheffing in het kader van teeltvoorschriften. Indien de indiener van het bezwaarschrift zich niet kan vinden in de beslissing op het be-zwaarschrift, bestaat de mogelijkheid om binnen 6 weken na de dag van verzending van de beslissing op bezwaar, beroep in te stellen bij het College van beroep voor het bedrijfsleven (CBb) te Den Haag. In het verslagjaar zijn naar aanleiding van de op 17 december 2012 opgelegde financierings- en fondsheffingen akkerbouwgewassen 109 bezwaarschriften ontvangen en behandeld. Van deze bezwaarschriften zijn er 80 toegewezen (onjuiste bedrijfsgegevens, contributieaftrek) en 25 afgewezen (verpacht land, het zijn van akkerbouwer, bedrijfsbeindiging). Daarnaast werden 2 bezwaarschriften ingetrokken. De 2 overgebleven bezwaarschriften worden in 2014 afgehandeld. Er is geen beroep ingesteld bij het CBb. Met betrekking tot een bedrijf dat graan verwerkt in bio-ethanol is het Dagelijks Bestuur (DB) van het productschap van oordeel, dat het bedrijf daarmee valt onder de werkingssfeer van het Productschap Akkerbouw. Het betreffende bedrijf is het daarmee niet eens en heeft in 2010 dan ook hiertegen bezwaar gemaakt. Het bedrijf voerde ter zitting onder meer aan, dat de activiteiten van het productschap geen betrekking hebben op dergelijke ondernemingen. Het bedrijf is van mening dat daardoor de toegevoegde waarde van het productschap voor hen nihil is en dat de op te leggen heffingen in strijd zijn met het evenredigheidsbeginsel. Het bezwaar is eind 2010 afgewezen. Begin 2011 heeft het bedrijf tegen deze afwijzing be-roep ingesteld. Medio 2011 was een zitting voorzien, maar in verband met de politieke ont-wikkelingen aangaande de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie is de zaak aangehouden. De zitting wordt in 2014 verwacht.

  • 14

    ACTIVITEITEN

    Het PA is op tal van gebieden betrokken bij de ontwikkeling van sectorbeleid. Hierover wordt in dit jaarverslag verantwoording afgelegd. Daar waar sprake is van een door het bestuur ingesteld overlegplatform, is de rapportering gekoppeld aan betreffende commissie. Voor het overige is de rapportering gekoppeld aan beleidsthemas. TEELT Teeltvoorschriften Via het productschap kan de akkerbouw zelf voorschriften vaststellen waaraan alle telers zich moeten houden. De geldende voorschriften hebben betrekking op ziekten in gewassen (aardappelen, bieten en uien), onkruiden (knolcyperus en wilde haver), gewasbescherming (spuitkeuring en reiniging van GBM-verpakkingen) en milieu (erosie en coxistentie). Over-tredingen van teeltvoorschriften worden tuchtrechtelijk afgehandeld. (Zie hiervoor de laatste paragraaf van dit hoofdstuk en het hoofdstuk Tuchtrecht.) De voorschriften worden elke vergadering van de Commissie Teeltaangelegenheden (CT) aan de orde gesteld. Indien nodig worden de regels aangevuld, gewijzigd of geschrapt. Te-lers worden hierover via verschillende media genformeerd (kranten, vakbladen, PA-site, brieven en/of mailings). Een belangrijk medium is Akkerland, het blad van het PA voor alle heffingbetalende akkerbouwers. In verband met de opheffing van het productschap ver-scheen Akkerland in 2013 voor het laatst. Voor 2014 geldt dat het productschap op verzoek van de overheid de teeltvoorschrif-ten, met uitzondering van de erosieregels, continueert totdat overdracht aan het be-trokken ministerie juridisch en praktisch is geregeld. Knolcyperus Doel: Knolcyperus is een zeer hardnekkig onkruid, dat sinds eind jaren zeventig in Nederland voorkomt. Door maatregelen te treffen op besmette percelen/producten, wordt getracht ver-meerdering en verspreiding van dit organisme te voorkomen. Uitvoering en resultaat: De uitvoering is gebaseerd op verordeningen van de Productschap-pen Akkerbouw (PA) en Tuinbouw (PT) en wordt gecordineerd door het PA. Evenals in voorgaande jaren werd in 2013 door middel van een persbericht opgeroepen om mee te helpen in de strijd tegen dit onkruid en door knolcyperus besmette percelen te mel-den. Dit leverde 17 meldingen op. Daarnaast werden 83 meldingen ontvangen van de keu-ringsdiensten NAK (Nederlandse Algemene Keuringsdienst), BKD (Bloembollenkeurings-dienst) en Naktuinbouw. Van alle gemelde percelen waren bijna alle ook daadwerkelijk be-smet. Jaarlijkse worden alle besmette percelen genspecteerd. In 2013 bleek bijna 31% (-3%-punt) niet te inspecteren, m.n. doordat het in gebruik was als grasland. Van de genspecteerde percelen is ruim 49% vrij bevonden. Dit is 6%-punt lager dan in 2012 en ongeveer even hoog als in 2011. Daarnaast werd bij inspecties op eerder vrijgegeven percelen veel vaker dan in voorgaande jaren alsnog knolcyperus gevonden. Dit duidt op ongunstige omstandigheden in mei en juni, de periode waarin de (chemische) bestrijding van het onkruid belangrijk is. Mo-gelijk is knolcyperus door de lagere temperatuur later ontkiemd en daardoor ontsnapt aan de (chemische) bestrijding. Tijdens de jaarlijkse inspecties worden gegevens verzameld op basis waarvan bepaald kan worden welke ondernemers in overtreding zijn en zich moeten verantwoorden voor het tuchtgerecht. In totaal zijn 23 dossiers geselecteerd; deze worden onderworpen aan nader onderzoek. Door de flinke toename van het aantal meldingen en de minder geslaagde bestrijding is sinds 2009 voor het eerst weer sprake van een stijging (zie tabel).

  • 15

    Teeltverboden (per 31/12)

    2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013

    aantal 335 344 346 337 332 283 266 318

    areaal (ha)

    416,11 411,23 421,66 406,94 403,46 344,27 327,68 386,44

    Jaarlijks worden de resultaten van opsporing en handhaving besproken in de Evaluatie knolcyperus, een overleg met alle betrokken sectoren en uitvoerders. Op advies van dit overleg wordt sinds 2009 een beloningsbeleid gevoerd. De beloning bestaat uit het verlenen van een ontheffing voor de teelt van snijmas of snijgraan. Deze mogelijkheid wordt geboden als bij de jaarlijkse inspectie geen knolcyperus wordt gevonden, of voorafgaande of na een grondbehandeling met metam-natrium (natte grondontsmetting), of na het scheuren van grasland. Met ingang van 2013 is ook ontheffing mogelijk voor de snijbloemteelt van tulp. Hiermee is ook een beloningsgewas gevonden voor de tuinbouwbedrijven. Vergelingsziekte bij bieten Doel: Vergelingsziekte kan bij bieten de opbrengst en kwaliteit aanzienlijk schaden. Door in de belangrijke teeltgebieden in het voorjaar voorraadbieten met bladvorming te verbieden en zaadteelt van bieten te verbieden of luizenbestrijding te verplichten, wordt voorkomen dat vanuit zieke planten (door luizen) de volgende teelt wordt besmet. Uitvoering en resultaat: Door deze maatregelen en het coaten van bietenzaad komt verge-lingsziekte vrijwel niet meer voor. De activiteit van het productschap is beperkt tot het ver-strekken van een ontheffing voor de zaadteelt aan n veredelaar. Het teeltvoorschrift wordt door telers en veredelaar echter niet als overbodig beschouwd. Wilde haver Doel: Wilde haver is een lastig onkruid door de lange levensduur van het zaad en de snelle vermeerdering. Het is met name schadelijk bij de teelt van zaaigranen. Door de verplichting om wilde haver tijdig te verwijderen en te vernietigen wordt vermeerdering en verspreiding voorkomen. Uitvoering en resultaat: Jaarlijks wordt via de media gevraagd om overtreders te melden, waarna de betreffende telers nog n kans krijgen om aan de regels te voldoen. In 2013 zijn 13 meldingen ontvangen. Sinds 2003 was het laagste aantal meldingen 6 en het hoogste aantal 29. Een derde van de meldingen is ook in voorgaande jaren gedaan. Nieuw waren meldingen uit Zuid-Limburg. De betreffende ondernemers hebben in alle gevallen de wilde haver alsnog bestreden. Goedgekeurd pootgoed Doel: Kwalitatief goed pootgoed is voor individuele ondernemers een voorwaarde voor een geslaagde aardappelteelt. Voor de Nederlandse aardappelteelt als geheel betekent het een lagere ziektedruk en een beter imago. Voordelen zijn een hogere opbrengst (in gewicht en financieel), minder inzet van gewasbeschermingsmiddelen en betere exportkansen. Telers zijn daarom verplicht om gebruik te maken van goedgekeurd (gecertificeerd) pootgoed. Dit kan aangekocht NAK-pootgoed zijn of eigen pootgoed, vermeerderd onder het regime van TBM (Teeltbeschermingsmaatregelen) of ATR (Aardappelteeltregeling). Uitvoering en resultaat: Onder het TBM-regime mogen zetmeelaardappeltelers zelf pootgoed vermeerderen. Ongeveer 70% van de bijna 1.400 telers maakt hiervan jaarlijks gebruik. In opdracht van de Stichting TBM worden de gewassen beoordeeld en wordt advies gegeven over de te verwachten pootgoedkwaliteit. Consumptieaardappeltelers kunnen zelf pootgoed vermeerderen onder het ATR-regime. Het aantal ondernemers en het areaal neemt jaarlijks licht toe (zie tabel).

  • 16

    Deelname ATR

    2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 aantal 257 273 293 298 312 317 345

    areaal (ha) 570 607 599 653 695 721 820 De NAK keurt deze gewassen en controleert bij aangifte of wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: - geen reguliere NAK-pootgoedteelt op het betrokken bedrijf; - de teelt vindt plaats binnen 25 km van het vestigingsadres. Handhaving geschiedt jaarlijks op basis van keurings- en beoordelingsgegevens van de NAK respectievelijk de Stichting TBM, en op basis van meldingen (zie tabel). Meldingen overtredingen

    2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 aantal 6 1 0 2 0 2 7

    Uit de gegevens van de NAK kwamen 9 overtredingen naar voren bij vermeerdering onder het ATR-regime. Deze ondernemers mogen het in 2013 geoogste product niet als pootgoed gebruiken in 2014. Tot slot zijn bij de landelijke opsporing 6 ondernemers gevonden, die mogelijk gebruik maken van ongekeurd pootgoed. Deze dossiers zijn onderwerp van onderzoek. De verwachting is dat in 2014 nog meer dossiers over 2013 zullen volgen. De actieve landelijke handhaving is een reactie op de vondst van ringrot op Goeree-Overflakkee en wordt gefinancierd door de telers en kwekers/handelaren. Het bestaat uit 2 fasen: 1 (tot poten) en 2 (v.a. poten). Bij het aantreffen van illegaal pootgoed in fase 1 zal de teler alsnog goedgekeurd pootgoed moet aankopen. In fase 2 bepaalt het tuchtgerecht de sanctie, daarbij rekening houdend met het wederrechtelijk genoten voordeel. Gesneden pootgoed Doel: In deze nieuwe verordening worden regels gesteld aan het snijden van en het gebruik van (gesneden) pootaardappelen om de kans op vermeerdering en verspreiding van ringrot te minimaliseren. Het gebruik is verboden, behalve voor de zetmeel- en consumtpieaardap-pelteelt op bedrijven zonder reguliere NAK-pootgoedteelt. Snijactiviteiten op bedrijven met reguliere NAK-pootgoedteelt moeten volledig gescheiden zijn van pootgoedactiviteiten. D.w.z. dat er sprake moet zijn van een aparte locatie met eigen machines, werktuigen en voorzieningen. Uitwisseling is niet toegestaan. Uitvoering en resultaat: De regels zijn van kracht m.i.v. pootseizoen 2014. De telers en de overige schakels in de pootgoedketen worden geacht te gaan werken volgens het zoge-noemde hygineprotocol. Het protocol is een initiatief van de Pootgoed Contact Commissie (PCC). Wratziekte Doel: Wratziekte bij aardappelen wordt veroorzaakt door de bodemschimmel Synchytrium endobioticum. Om vermeerdering en daarmee verspreiding van wratziekte tegen te gaan, mogen in grote delen van Nederland slechts rassen worden gebruikt, die resistent zijn tegen of weinig vatbaar voor het in dat gebied voorkomende type (fysio D1, G2/O1 en/of T1). Uitvoering en resultaat: Elk jaar informeert het productschap via Akkerland alle telers over wratziekte, het beleid en de toegestane aardappelrassen. De rassen worden toegestaan op grond van tweejarig laboratoriumonderzoek. De NAK heeft in 2013 in totaal 610 aardappelpercelen genspecteerd op aanwezigheid van verboden rassen. Op 5 percelen is (hoogstwaarschijnlijk) sprake van (een) verboden ras(sen). De betreffende telers moeten zich verantwoorden voor het tuchtgerecht. Daarnaast zijn bij de NAK door 16 pootaardappeltelers in totaal 22 percelen met een verboden ras aan-

  • 17

    gemeld voor keuring. Deze telers ontvangen van het productschap een brief inzake de wrat-ziekteregels (waar de rassen wel/niet zijn toegestaan) en de mededeling dat ze in 2014 ac-tief gecontroleerd zullen worden. Medio 2013 is na 3 jaar onderzoek een methode gevonden om de mate van resistentie te bepalen aan de hand van laboratoriumtoetsing. Hierdoor kan sneller, goedkoper en met een grotere mate van betrouwbaarheid de (mate van) resistentie worden bepaald. Jaarlijks worden de resultaten van de opsporing en het wratziekteonderzoek besproken in de Evaluatie wratziekte, een overleg met alle schakels in de aardappelketen. Aardappelmoeheid (AM) Doel: AM wordt veroorzaakt door het aardappelcysteaaltje. Om AM te beheersen mogen aardappelen niet vaker dan n keer in de drie jaar (1:3) op een perceel worden geteeld. Deze vruchtwisselingseis geldt niet voor de zetmeel- en consumptieaardappelteelt in Drente e.o. Daarnaast geldt in 5 kleine gebieden, waar veel voortkwekingsmateriaal wordt geteeld, een verbod op aardappelteelt. AM kan alleen worden voorkomen of ingedamd door de regels van het productschap te combineren met andere door de teler te nemen maatregelen, zoals raskeuze, bedrijfshygi-ne en inzet van chemische middelen of vanggewassen, zoals aardappelen. Uitvoering en resultaat: De pootaardappelteelt wordt 100% gecontroleerd door de NAK. Bij de consumptie- en zetmeelaardappelteelt wordt op basis van meldingen gehandhaafd. In 2013 is n melding ontvangen, maar er bleek geen sprake te zijn van een overtreding. In het gebied Opperdoes kunnen overtredingen ook door de jaarlijkse kartering worden ach-terhaald. Deze zijn in 2013 echter niet geconstateerd. In bepaalde situaties kan ontheffing worden verkregen en telers met vroege aardappelen kunnen jaarlijks deelnemen aan de vroegrooiregeling. In 2013 zijn 89 (2012: 88) ontheffingen verstrekt en werd met 63 (2012: 72) percelen deelgenomen aan de vroegrooiregeling. De redenen waarvoor het vaakst ontheffingen zijn verstrekt zijn oud grasland, herindeling bedrijf en aardappel als vanggewas. Voor het vanggewas zijn in het verslagjaar 25 ontheffingen (in totaal ruim 29 ha) verstrekt aan in totaal 20 ondernemers. In 2012 betrof het nog 12 onder-nemers met ruim 23 ha. Een deel van de aardappelpercelen waarvoor een ontheffing is verstrekt of waarbij wordt deelgenomen aan de vroegrooiregeling wordt te velde genspecteerd. Op 3 percelen is een 1:2 aardappelteelt vastgesteld, terwijl dit niet toegestaan was omdat het aardappelgewas in 2011 niet tijdig of niet geheel was geoogst. De betreffende teler mag zich verantwoorden voor het tuchtgerecht. De vroegrooiregeling kent 3 belangrijke data: 1, 10 en 20 juli. Bij aardappel als vanggewas is de uiterste vernietigingsdatum 21 juni. In 2013 zijn deze data op verzoek van telers(vereni-gingen) met 7 resp. 10 dagen uitgesteld. Aanleiding tot het uitstel is de trage groei van de aardappelen door het relatief koele weer in mei en juni. Zonder uitstel zou bij de vroegrooire-geling bijna geen oogst mogelijk zijn en bij het vanggewas een minder effectieve bestrijding van AM. Erosie Zuid-Limburg Doel: Akker- en tuinbouwpercelen in het Zuid-Limburgse heuvellandschap zijn bij regenbuien gevoelig voor erosie. Om dit te voorkomen moeten afhankelijk van gewas, hellinglengte en hellingspercentage maatregelen worden genomen, zoals bewerking, wissen van sporen en inzaaien van een bodembedekker. Vanaf 18% helling is alleen exploitatie als grasland toe-gestaan. Uitvoering en resultaat: Het PA en het PT hanteren dezelfde regels. Het PA cordineert de uitvoering. De provincie Limburg is toezichthouder en controleert jaarlijks op akker- en tuin-bouwbedrijven. Indien ondanks de maatregelen toch erosie optreedt, is melding bij het pro-ductschap verplicht. In teeltjaar 2013 (najaar 2012 t/m oogst 2013) zijn in totaal 2 meldingen ontvangen en zijn corrigerende maatregelen getroffen. Als oorzaak werd veel neerslag, in combinatie met af-stroming van een bovenliggend perceel, gemeld.

  • 18

    Sinds 2009 ligt de nadruk bij erosiebestrijding op het toepassen van niet-kerende grondbe-werking (NKG) in combinatie met een bodembedekker. Ploegen is onder voorwaarden (nog) toegestaan. En van die voorwaarden is dat het ploegen moet worden gemeld bij het pro-ductschap. In teeltjaar 2013 zijn 231 (2012: 220) meldingen ontvangen. Daarnaast zijn 15 (2012: 10) ontheffingen aangevraagd en 14 verstrekt in verband met natheid, tijdelijke opslag van bieten, wortelonkruidbestrijding, bodemstructuurproblemen, ineffectiviteit NKG, strijdig-heid met de hamsterovereenkomst (Verordening PT Erosiebestrijding Zuid-Limburg) en deelname aan het project Bodembreed. De dossiers van vermeende overtredingen in teeltjaar 2013 worden begin 2014 verwacht. Vervolgens zal worden beoordeeld of er voldoende basis is voor een tuchtrechtzaak of dat kan worden volstaan met een waarschuwing. De erosieregels maken deel uit van de Cross Compliance-voorwaarden voor EU-steun. Een bewezen overtreding kan daarom leiden tot korting op de bedrijfstoeslag en eventueel op andere steunregelingen. De 5 overtredingen in 2011 zijn beboet met kortingen; in 2012 zijn geen overtredingen vastgesteld, evenmin als in 2013. 2014: De erosieregels zijn per 1 september 2013 vernieuwd. Het productschap heeft de on-dernemers hierover genformeerd. Per 1 januari 2014 zijn de regels opgenomen in over-heidswetgeving. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) zal voor handhaving zorgen. Coxistentie Doel: In de verordening worden regels gesteld aan de teelt van genetisch gemodificeerde organismen (ggos), naast gangbare en biologische gewassen. Het betreft o.a. verplichtingen om ggo-teelt te melden en het toepassen van isolatieafstanden tot gelijksoortige niet-ggo gewassen. De regels gelden sinds 1 januari 2012. Uitvoering en resultaat: Wegens het ontbreken van een commercile ggo-teelt stond 2013 in het teken van afstemming met de diverse actoren (Ministeries van EZ, Infrastructuur & Milieu (I&M) en de Wageningen Universiteit en Research (WUR)). Valse meeldauw in uien Doel: Om verspreiding van en besmetting met valse meeldauw in uien te beheersen is het verplicht om de belangrijkste bronnen (uienafvalhopen en ziektehaarden in uienpercelen) te bestrijden. De regels hiervoor zijn vastgesteld op verzoek van en door de (uien)telers. Uitvoering en resultaat: Handhaving van de regels vindt plaats onder verantwoordelijkheid van BQ Support (voorheen BKD Services). De controles, die door keurmeesters van de bloembollenkeuringsdienst (BKD) worden uitgevoerd, zijn in 2013 voor het negende opeen-volgende jaar gehouden. Mede op basis van meldingen heeft toezichthouder BQ Support 62 gerichte controles uitgevoerd. Er was geen sprake van grootschalige ontwikkeling van valse meeldauw. De weersomstandigheden (koud voorjaar en warme zomer) hebben valse meel-dauw niet veel kansen gegeven. De afvalhopen die zijn aangetroffen waren afgedekt of er werden geen groene delen aangetroffen. Controles hebben geleid tot het aanzeggen van 1 rode kaart voor het niet willen tonen van een valsemeeldauwvrijverklaring. Ontwikkeling, afstemming en evaluatie van de regels gebeurt jaarlijks in de Werkgroep valse meeldauw van het PA. Hierin zijn zowel biologische als gangbare uientelers vertegenwoor-digd. Aan de hand van ervaringen uit 2013 zullen, daar waar nodig, regels worden verduide-lijkt of controles in 2014 worden aangepast. Phytophthora in aardappelen Doel: Om verspreiding van en besmetting met Phytophthora infestans (aardappelziekte) te voorkomen of te beheersen is het verplicht om de belangrijkste ziektebronnen (aardappelaf-valhopen, phytophthorahaarden en aardappelopslagplanten) te bestrijden. De regels hier-voor zijn vastgesteld op verzoek van en door de (aardappel)telers. Uitvoering en resultaat: Ontwikkeling, afstemming en evaluatie van de regels gebeurt in de Stuurgroep aanpak phytophthorabronnen van het PA. Hierin zijn zowel biologische als gangbare aardappeltelers vertegenwoordigd. Jaarlijks evalueert de stuurgroep zowel de ver-ordening als de handhaving. Deze evaluatie vond eind november 2013 plaats.

  • 19

    Voor de handhaving zijn met toezichthouder NAK afspraken gemaakt over gele kaarten (waarschuwingen) en rode kaarten (tuchtrechtprocedure). Evenals de voorgaande jaren is in het verslagjaar 2013 een 1000-tal controles uitgevoerd. Daarbij zijn 49 gele kaarten (2012: 40) uitgedeeld aan telers met een afvalhoop en 6 gele kaarten voor een ziektehaard in het perceel (2012:14). Er is 1 rode kaart uitgedeeld voor een afvalhoop (2012: geen). Voor aardappelopslag werd 6 keer geel gegeven. In alle gevallen werden hierop zodanige maatregelen door de telers getroffen, dat er evenmin als in 2012 rode kaarten zijn getrokken. In 2013 was sprake van een late start van het groeiseizoen, het bleef lange tijd koud en droog. Pas na half juli kwam er enige regen van betekenis voor de ontwikkeling van Phy-tophthora. Er zijn bij de handhaving in het algemeen weinig problemen met de aardappel-ziekte geconstateerd. Bediging keurmeester aardappelen De aardappelsector heeft het PA gevraagd om de uitvoering op zich te nemen van de proce-dure m.b.t. de bediging van de keurmeesters, die de consumptie- en industrieaardappelen moeten keuren. Deze procedure is vastgelegd in de Verordening PA keurmeester aardappe-len 2011. Doel: Door de bediging wordt gewaarborgd dat de (kwaliteits)keuring op basis waarvan de leverancier van deze aardappelen wordt uitbetaald, wordt uitgevoerd door een gekwalificeer-de keurmeester. Uitvoering en resultaat: De onderneming waarvoor de keurmeester werkzaam is mag alleen aardappelen keuren als de keurmeester voldoet aan de volgende (minimum)eisen: de keurmeester moet in het bezit zijn van een certificaat, waaruit de deskundigheid in het

    vaststellen van de kwaliteit van aardappelen blijkt; de keurmeester moet bedigd zijn. De keurmeester dient bij het productschap een verzoek tot bediging in met daarbij de ver-eiste gegevens. Bij een positieve beoordeling krijgen de keurmeester(s) en de onderneming een bevestiging, dat het verzoek is gehonoreerd, alsmede alle overige informatie over de bedigingsprocedure. Deze bedigingsprocedure dient te worden uitgevoerd met een mini-male administratieve en financile belasting voor de betreffende ondernemers. Op woensdag 11 september 2013 zijn tijdens een collectieve bijeenkomst bij het evenement Potato Europe in Emmeloord vijftig keurmeesters officieel bedigd. Spuitkeuring Doel: Voor het effectief en met minimale milieubelasting inzetten van gewasbeschermings-middelen is een goed onderhouden en goed afgestelde veldspuit vereist. Om hieraan bij te dragen zijn in Nederland akkerbouwers en derden, zoals loonwerkers, verplicht om veldspui-ten periodiek (eens in de drie jaar) te laten keuren bij een keuringsstation, dat werkzaam is onder verantwoordelijkheid van de SKL (Stichting Kwaliteitseisen Landbouwtechniek). De spuitmachine moet dan voldoen aan de in betreffende verordening beschreven eisen. Uitvoering en resultaat: In 2013 zijn een kleine 4.000 veldspuiten gekeurd, waarvan 494 nieuwe. Vrijwel alle spuiten zijn direct (52%) of na herstel van 2 tot 3 punten (48%) goedge-keurd, 16 spuiten zijn afgekeurd. Handhaving van deze verordening wordt door de markt zelf geregeld. Vrijwel alle akker-bouwers zijn gecertificeerd. Een van de voorwaarden waaraan moet worden voldaan, is dat de veldspuit conform de verordening moet zijn goedgekeurd. De consequentie van een niet (goed)gekeurde machine is, dat de betreffende teler in principe zijn akkerbouwproducten niet kan afzetten. In 2013 is de EU-Kaderrichtlijn 'Duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen nationaal gemplementeerd. Hiermee wordt o.a. de periodieke keuring van spuitmachines verplicht in de hele EU. De keuringsplicht geldt niet alleen voor veldspuiten, maar in principe voor alle toedieningsapparatuur voor gewasbeschermingsmiddelen. De PA Verordening Keuring ap-paratuur gewasbescherming 2012 is de nationale implementatie van de verplichte keuring conform de EU-richtlijn. De verordening is begin januari 2013 goedgekeurd en wordt door het productschap ook in 2014 in medebewind uitgevoerd.

  • 20

    Reiniging GBM-verpakking Doel: Voorkomen dat verpakkingen en restanten van gewasbeschermingsmiddelen (GBM) de gezondheid of het milieu in gevaar brengen. Uitvoering en resultaat: De 'Verordening reiniging verpakkingen gewasbeschermingsmidde-len' is onderdeel van het verpakkingsconvenant tussen overheid en bedrijfsleven. Als ver-pakkingen van gewasbeschermingsmiddelen, direct nadat ze zijn geleegd, worden gereinigd op de in deze verordening voorgeschreven manier en met de voorgeschreven apparatuur, vallen ze onder de categorie bedrijfsafval en niet onder klein chemisch afval. Dit moet wel expliciet op het etiket van de verpakking zijn vermeld. In 2013 is de EU-Kaderrichtlijn 'Duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen' nationaal gemplementeerd. In het kader van deze richtlijn dienen de lidstaten noodzakelijke maatrege-len vast te stellen om te verzekeren, dat verpakkingen en restanten van gewasbescher-mingsmiddelen de gezondheid of het milieu niet in gevaar brengen. Dit is in Nederland in principe ook goed geregeld in het 'convenant verpakkingen'. Voor de teler is het belangrijk, dat de voorschriften (EU-richtlijn en PA-spoelverordening) goed op elkaar zijn afgestemd en een minimale lastendruk veroorzaken. In dat licht is de spoelverordening aangepast conform de EU-richtlijn. De PA Verordening Reiniging Verpakkingen gewasbeschermingsmiddelen 2011 is de nationale implementatie van de EU-richtlijn m.b.t. het omgaan met verpakkingen en met restanten van gewasbeschermingsmiddelen. Tuchtrechtzaken In 2013 heeft geen zitting van het tuchtgerecht plaatsgehad. Wel zijn enkele zaken in voor-bereiding. Deze hebben betrekking op de vroegrooiregeling, het gebruik van goedgekeurd pootgoed, wratziekte en knolcyperus. Begin 2011 heeft een akkerbouwer i.v.m. een door het tuchtgerecht opgelegde boete (zitting 2010) beroep ingesteld bij het CBb. Betrokkene had een geldboete opgelegd gekregen van-wege overtreding van de regels voor knolcyperus. In 2013 heeft het CBb deze zaak behan-deld. Daarbij heeft het CBb het beroep gegrond verklaard en de boete gematigd omdat het wederrechtelijk voordeel niet bewezen werd geacht. De huidige beleidslijn wordt in 2014 voortgezet.

  • 21

    Onderzoek Onderzoek en kennisoverdracht Doel: Het PA streeft naar een breed gedragen, op de praktijk gericht en efficint uitgevoerd onderzoeksprogramma. Aan de basis van een dergelijk programma staan:

    a) een brede inventarisatie van wensen voor onderzoek en kennisverspreiding bij te-lers(organisaties), handel, industrie en onderzoeks- en voorlichtingsorganisaties,

    b) aanbesteding van onderzoeksprojecten. In 2013 heeft het productschap 96 onderzoekswensen ontvangen voor 2014. Na bundeling van deze wensen door het productschap en beoordeling van alle wensen door de regionale groepen is in een overleg tussen vertegenwoordigers van alle regionale en landelijke groe-pen (12 juni 2013) vastgesteld, dat 14 onderzoekswensen en 8 voorlichtingswensen een hoge prioriteit verdienen. Tot voor kort werden deze geprioriteerde wensen verder uitgewerkt in een bestek, waarna 13 onderzoeksorganisaties de mogelijkheid kregen om in te schrijven op de verschillende kavels (de voorlichtings- en onderzoekswensen). Op deze manier ontstond een breed gedragen, effectief en efficint onderzoeksprogramma. In het Regeerakkoord van het Kabinet Rutte-Asscher is echter bepaald, dat de product-schappen met ingang van 1 januari 2014 worden opgeheven. Taken met een publiek belang worden ondergebracht bij het Ministerie van Economische Zaken (EZ). Onderzoek en inno-vatie worden in dit verband echter niet als een publieke taak gezien. Dit betekent dat er in 2014 geen budget is voor uitvoering van de door de sector geprioriteerde voorlichtings- en onderzoekswensen. De Commissie Teeltaangelegenheden (CT) van het productschap heeft daarom moeten besluiten de onderzoeksprogrammering na de landelijke beoordeling op 12 juni 2013 af te ronden. De voor 2014 geprioriteerde onderzoekswensen zijn in de 'etalage' gezet, zodat (lokale) overheden, onderzoekspartijen en overige genteresseerden kennis kunnen nemen van de onderzoekswensen, die in de Nederlandse akkerbouwsector leven. Het productschap hoopt dat de sector en/of andere partijen hieraan aandacht willen schenken. Voor de ontwikkeling van de akkerbouwsector, het draagvlak van de organisatie en de finan-ciering door het productschap is het van groot belang, dat de resultaten van kennisprogram-mas en projecten zichtbaar, tijdig en in bondige vorm worden verspreid binnen de akker-bouwketens. Ook in 2013 is onderzoeksorganisaties daarom gevraagd artikelen te schrijven voor vakbladen en inleidingen, demonstraties en open dagen te verzorgen voor genteres-seerden. Onderzoeksresultaten zijn beschikbaar gesteld via www.kennisakker.nl. 2014: In 2014 zal geen onderzoeksprogrammering worden opgezet. Dit jaar zal worden ge-bruikt als tussenjaar. De CT heeft besloten om in 2014 slechts minimaal middelen in te zet-ten voor onderzoek en kennisverspreiding. Actieplan Aaltjesbeheersing (AA) Doel: De belangrijkste doelstelling van het actieplan is het waarborgen van de continuteit van teelten voor de land- en tuinbouw in Nederland. De (economische) schade door aaltjes in teelten moet zoveel mogelijk worden voorkomen of geminimaliseerd. Schade kan ontstaan door een volledige misoogst of door gedeeltelijke afkeuring met een lagere prijs. Schadebe-dragen kunnen oplopen tot wel 3.000,- per hectare. Uitvoering en resultaat: Ondanks het succes van dit actieplan in de afgelopen jaren zijn in de praktijk nog niet alle problemen opgelost. De CT had besloten in 2013 een derde fase van het actieplan te starten, waarin de focus ligt op kennisoverdracht en bewustwording. Deze derde fase zou lopen van 2013 t/m 2015 met eind 2015 een go/no-go moment in zowel de stuurgroep AA als de CT. In het Regeerakkoord van het kabinet Rutte-Asscher is echter bepaald, dat de product-schappen met ingang van 1 januari 2014 worden opgeheven. Taken met een publiek belang zullen worden ondergebracht bij het Ministerie van EZ. Onderzoek en innovatie (en daarmee

  • 22

    ook het Actieplan Aaltjesbeheersing) worden in dit verband niet als publieke taken gezien. Dit betekent dat er in 2014 geen budget zal zijn voor uitvoering van door de sector gepriori-teerde voorlichtings- en onderzoekswensen. De CT heeft daarom moeten besluiten het Ac-tieplan Aaltjesbeheersing af te ronden. Masterplan Mineralenmanagement (MMM) Doel: Om de voedselvoorziening nu en in de toekomst te waarborgen, hebben LTO Neder-land, de Nederlandse Akkerbouw Vakbond en het productschap het Masterplan Mineralen-management (MMM) opgezet. Met dit masterplan streeft de akkerbouw naar een emissie-neutrale akkerbouw in 2030. Dit houdt in dat de bijdrage van het landbouwkundig handelen (lees: de verliezen van nutrinten naar bodem, water en lucht) niet hoger mag zijn dan de emissie op onbemeste gronden, met maximaal rendement en maximaal gebruik van biodi-versiteit. Uitvoering en resultaat: Het masterplan is opgedeeld in vijf hoofdthemas: timing en ma-nagement van mineralen, vitale bodem, mineralen en klimaat/energie, mineralenkringlopen en communicatie. In het Regeerakkoord van het kabinet Rutte-Asscher is bepaald, dat de productschappen met ingang van 1 januari 2014 worden opgeheven. Taken met een publiek belang worden ondergebracht bij het Ministerie van EZ. Onderzoek en Innovatie (en daarmee ook het MMM) worden in dit kader niet als een publieke taak gezien. Dit betekent dat er in 2014 geen bud-get is voor uitvoering van de door de sector geprioriteerde voorlichtings- en onderzoekswen-sen. De CT heeft dan ook moeten besluiten om het MMM af te ronden. De website van het masterplan, onderdeel van www.kennisakker.nl, wordt goed bezocht. Cultuur- en gebruikswaardenonderzoek (CGO) aan landbouwgewassen Op verzoek van het bedrijfsleven worden nieuwe rassen van landbouwgewassen getoetst op hun waarde voor teler en verwerker. Het samenwerkingsverband hiervoor is de Stichting Commissie Samenstelling Aanbevelende Rassenlijst (CSAR), waarin Plantum NL, de orga-nisatie van de zaaizaadsector, LTO-Nederland als organisatie van landbouwers en het PA samenwerken. Doel: Het doel is het jaarlijks uitbrengen van de Aanbevelende Rassenlijst voor landbouw-gewassen. Uitvoering en resultaat: Het onderzoek voor de Aanbevelende Rassenlijst sluit aan op het wettelijk voorgeschreven CGO-onderzoek, waarvoor de Raad voor Plantenrassen verant-woordelijk is. Aansluitend op dit wettelijk voorgeschreven onderzoek, dat twee jaar duurt, wordt een derde jaar van onderzoek uitgevoerd. Op basis van drie jaar onderzoek is het mo-gelijk een op de praktijk gerichte aanbeveling van rassen te doen. Twee jaar onderzoek is daarvoor te weinig. CSAR brengt persberichten uit waarin de nieuwste aanbevolen rassen worden genoemd. De Aanbevelende Rassenlijst verschijnt n keer per jaar in januari. Er zijn twee uitgaven: n voor de akkerbouw en n voor de veehouderij. CSAR beslist over de samenstelling van de lijst. Deskundigen uit het bedrijfsleven bereiden de beslissingen inhoudelijk voor in zes ge-waswerkgroepen: voor suikerbieten, cichorei, mas, voedergrassen, granen en lokgewassen en groenbemesters. CSAR heeft een eigen website met informatie over aanbevolen rassen en over de uitvoering van het CGO (www.rassenlijst.info). Met het onderzoek is jaarlijks circa 1,3 miljoen gemoeid. Dit bedrag wordt bijeengebracht door het bedrijfsleven. Voor de meeste gewassen worden de kosten verdeeld tussen kweek-bedrijven, telers en verwerkende industrie. De telersbijdrage komt uit het Fonds Teeltaange-legenheden van het PA. Voor voedergrassen en snijmas betalen de kweekbedrijven alle kosten. Als gevolg van de opheffing van het Productschap Akkerbouw wordt de financile bijdrage via het productschap na 2013 stopgezet. Dit heeft tot gevolg dat voor de betreffende gewassen andere oplossingen moeten worden gevonden. Het eerste gewas waarvoor dit speelt is wintertarwe. Besloten is om het onderzoek in te krimpen door het schrappen van proeven op zand- en dalgrond, rivierklei en lss. Bij de suikerbieten is gekozen voor nieuwe financieringsafspraken, waarbij de kwekers en de suikerindustrie hun bijdrage in de financie-

  • 23

    ring verhogen om het wegvallen van de productschapsbijdrage te compenseren. Voor de cichorei wordt het tekort in 2014 opgevangen door de telersvereniging. 2014: Het CGO zal worden voortgezet. De onderzoeksprotocollen voor enkele gewassen zullen begin 2014 worden aangepast in verband met het wegvallen van de bijdrage via het productschap en de daarmee gepaard gaande beperking in de proefopzet. De organisatie-structuur van CSAR zal worden aangepast. Met het oog daarop stelt CSAR in januari 2014 een plan van aanpak vast. Naar verwachting zal de besluitvorming medio 2014 plaatsvinden. Topsectoren Doel: In 2011 heeft het kabinet de hoofdlijnen van het bedrijvenbeleid bekendgemaakt, waarna de tien aangewezen topsectoren adviezen hebben opgesteld. In het advies van de topsector Agri&Food zijn de volgende strategische kansen gezien: meer met minder door duurzame, innovatieve voedselsystemen; hogere toegevoegde waarde door innovatiefocus op gezondheid, duurzaamheid, smaak

    en gemak; internationaal leiderschap door export van producten en gentegreerde systeemoplossin-

    gen. Voor het benutten van deze kansen zijn de volgende acties geformuleerd: vraaggestuurde research en innovatie; actieve rol overheid om exportpositie te versterken; meer instroom van goed opgeleide arbeidskrachten; versterking van maatschappelijk draagvlak. Het kabinet heeft positief gereageerd op deze topsectoradviezen en voor de jaren 2012 t/m 2015 gemiddeld ca. 1.800 miljoen beschikbaar gesteld voor het bedrijfslevenbeleid en de topsectoren, o.a. via verschuiving van onderzoeksbudgetten richting topsectoren. Voor deze verschuiving moesten bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid innovatiecontracten af-sluiten. Het productschap heeft in 2013 de opstelling van deze innovatiecontracten voor de akkerbouw gefaciliteerd. Uitvoering en resultaat: Het productschap heeft in 2013 in overleg met ketenpartijen in de akkerbouwkolom de mogelijkheden genventariseerd om de keteninzet in te brengen in pu-bliek-private samenwerkingsverbanden (PPS-en). Het PA heeft in dit kader in samenwerking met het Productschap Tuinbouw (PT) de volgende PPS-en ingediend bij de topsectoren Agri&Food en Tuinbouw&Uitgangsmaterialen:

    1. bodem; 2. het nieuwe doen in plantgezondheid; 3. fytosanitair robuuste ketens.

    Op deze wijze heeft het PA een actieve rol gespeeld in de uitvoering van het bedrijvenbeleid. 2014: Dit jaar zal met de achterban worden overlegd welke rol het productschap nog kan spelen binnen de topsectoren. Certificering Doel: Sinds eind jaren 90 is het productschap nauw betrokken bij de certificering in de ak-kerbouw door actieve ondersteuning van het Akkerbouw Certificeringsoverleg, een overleg tussen telers, afnemers, kwekers en loonwerkers. Het is een uniek platform voor praktijkge-richte, zinvolle certificering. Het certificeringsoverleg zelf is beheerder van de Voedsel- en Voederveiligheid Akkerbouw (VVAK); de deelnemende afnemers zijn beheerders van de zogenoemde gewascertificaten (voedselveiligheidscertificaten: VVCs). Het productschap voert het voorzitterschap en het secretariaat. Het productschap is daarnaast op verzoek van de granen/zaden/peulvruchtenketen beheer-der van het VVC Granen, Zaden en Peulvruchten (GZP). De beoordelingsrichtlijn wordt jaar-lijks in overleg met de betrokken sectoren geactualiseerd. Uitvoering en resultaat: Vrijwel alle akkerbouwers zijn al gecertificeerd en voldoen aan de door de afnemer gestelde eisen, hetgeen blijkt uit het jaarlijks zeer lage aantal afkeuringen

  • 24

    en even zo weinig zaken in bezwaar- en beroepsprocedures. Het betreft vooral eisen om voedsel- en voederveiligheidsrisicos af te dekken. De VVCs en de bedrijfscertificaten VVAK en GlobalGAP zijn op dat gebied qua aantal certificaten de grootste in de Nederlandse ak-kerbouw. In het verslagjaar zijn geen aanvragen voor beslechting van geschillen ontvangen op basis van het geschillenreglement van het productschap. Sinds het beschikbaar komen van het VVAK in 2005 neemt het aandeel van VVAK en Glo-balGAP toe ten koste van de VVCs. Om dubbele certificering van telers te voorkomen, wordt indien de sector dit wenst toege-werkt naar wederzijdse acceptatie (gelijkwaardigheid). Zo is al meerdere jaren sprake van wederzijdse acceptatie van en door het Belgische IKKB-schema (Integraal KetenKwaliteit- Beheersysteem) voor de plantaardige sector. Ook wordt samenwerking gezocht met andere nationale schemas via het A-net. In 2013 is gewerkt aan de implementatie van het VVAK duurzaamheidscertificaat en af-stemming met certificerende Instanties. Telers die het certificaat Duurzaam Akkerbouw Be-drijf behalen, voldoen aantoonbaar aan de EU-eisen voor duurzame biomassaproductie ten behoeve van energiedoeleinden (RED-eisen). Dit duurzaamheidssysteem van VVAK is na-melijk (bij een jaarlijkse inspectie) door het Ministerie van I&M voor alle duurzaamheidscrite-ria geaccepteerd. De nationale erkenning duurt tot 1 januari 2015. Tot slot is het VVAK aan-geboden aan het Ministerie van EZ voor erkenning als vergroeningsmaatregel in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. 2014: Dit jaar zal in het teken staan van het verkrijgen van een EU-erkenning van het duur-zaamheidscertificaat en overdracht van activiteiten in dit kader aan een andere (private) or-ganisatie. Innovatie Doel: Met het project Kiemkracht wil de Commissie Teelt (CT) van het PA samen met inno-verende ondernemers en het InnovatieNetwerk van het Ministerie van EZ grensverleggende innovaties realiseren, die bijdragen aan duurzame bedrijfsvoering in de akkerbouw. Uitvoering en resultaat: In het verslagjaar is een groot aantal activiteiten afgerond. 2013 was het laatste jaar van de tweede periode van Kiemkracht. Vanwege het opheffen van de pro-ductschappen komt er (voorlopig) geen derde termijn, waardoor een deel van de innovatie-kracht van de sector verloren gaat. Biochar: de klimaatreddende bodem. Biochar is biomassa, die door zuurstofloze verhitting is omgezet naar een koolstofrijke substantie. Door het inbrengen van biochar in de bodem worden bodemkwaliteit en -vruchtbaarheid verbeterd, waardoor de gewasopbrengst stijgt. Tegelijkertijd wordt door biochar CO2 permanent aan de atmosfeer onttrokken en in de bo-dem vastgelegd. Voor de uitwerking van dit concept is een INTERREG-project opgezet in de Noordzeeregio, waaraan circa 13 partners, verspreid over 7 landen, deelnemen. Het project liep van 1 oktober 2009 tot 30 september 2013. In het verslagjaar zijn de veldproeven met biochar afgerond. Uit analyse van veldproeven over meerdere jaren, ook van die in andere deelnemende landen, blijkt dat biochar geen significante effecten heeft op opbrengsten van gewassen. In sommige gevallen werd de gewasopbrengst zelfs negatief benvloed. Daar-naast zijn er aanwijzingen, dat onder bepaalde omstandigheden polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) worden gevormd en dat tijdens het proces zware metalen kunnen vrijkomen. Het is daarom noodzakelijk zowel de grondstof als het biochar-product vr toe-passing te analyseren. SmartBot is een Euregio-EDR INTERREG-project in het Nederlands-Duitse grensgebied, dat werkt aan de ontwikkeling van maritieme, industrile en agro-robots. Het project loopt van 1 november 2011 tot 31 december 2014. In het kader van het thema AgroBot wordt gewerkt aan de ontwikkeling van kleine, slimme, lichte landbouwmachines, die de bodemstructuur verbeteren, de monocultuur doorbreken, energiezuinig zijn en de menselijke en natuurlijke maat terugbrengen in het landschap. Bin-nen AgroBot worden vijf verschillende robotplatforms ontwikkeld: vogelverschrikrobot, aard-

  • 25

    appelopslagrobot, onkruidbestrijdingsrobot, silage-voederrobot en een suikerbietrooirobot. Daarnaast is aan de Hochschule Osnabrck een open innovatiecentrum voor de vroege in-novatiefase opgezet: het Smart-Center. Men is erin geslaagd een autonoom rijdende bieten-rooier te demonstreren, waarmee een deel van de navigatie is gerealiseerd. Daarnaast wordt gewerkt aan een robot voor autonome aardappelopslagbestrijding in sui-kerbiet ter preventie van Phytophthora. Thema Duurzaam eerlijke keten. Voor het ontwikkelen van een duurzame fair-share verticale ketencoperatie wordt de business case van verschillende lupineketens uitgewerkt. Lupinevarken ketencoperatie: LupiCop. Deze coperatie omvat de verticale productieke-ten, van akkerbouwer tot en met de distributeur naar de retail en horeca-afnemers. In 2013 zijn workshops met belanghebbenden uitgevoerd. In 2014 wordt deze studie afgemaakt. Lupinevarken. Vanwege blokkerende regelgeving met betrekking tot de stallenbouw heeft dit project twee jaren stil gestaan. Inmiddels zijn de bouwvergunningen verleend. De diervrien-delijke buitenuitloop (twee sterren) zonder ammoniakemissies leidt tot hogere kosten dan oorspronkelijk was begroot. Banken willen deze duurzame, diervriendelijke stal alleen finan-cieren bij een meerjarige afzetgarantie van het lupinevarken. Tot op heden is het niet gelukt meerjarige afzetcontracten te realiseren. Lupine, goed voor u! Het door Kiemkracht gedefinieerde project LupinSilver is door de pro-vincie Groningen eind 2012 goedgekeurd in het kader van het subsidieprogramma IAG3 (In-novatief Actieprogramma Groningen 3). LupinSilver ontwikkelt in samenwerking met keten-partners en een verzorgingshuis gezonde lupinevoeding onder het motto healthy ageing. Inmiddels zijn de eerste speciale lupineproducten voor ouderen ontwikkeld. Deze hebben een gunstig effect op de darmwerking. Lupineteelt en veredeling. In samenwerking met het Julius Khn Instituut in Duitsland zijn de eerste kruisingen en mutaties uitgevoerd met de Andes lupine tarwi (Lupinus mutabilis). De-ze lupine bevat naast belangrijke eiwitten ook waardevolle spijsolin. Het Louis Bolkinstituut (LBI) en de Nederlandse Akkerbouw Vakbond (NAV) voeren in opdracht van Kiemkracht, het productschap en de stuurgroep Agenda voor de Veenkolonin lupineveldproeven uit bij boeren in de Veenkolonin; 2013 was het derde veldonderzoeksjaar. Alle resultaten worden nu gebundeld in een teelthandleiding. Thema Mrwaarde eigen bedrijf. In het kader van dit thema is aandacht besteed aan de volgende onderwerpen.

    Hoeksch Goud. Diversificatie van productie op het eigen akkerbouwbedrijf is een ma-nier om toegevoegde waarde te creren. De organisatie Deltanatuur heeft in de Hoeksche Waard de mogelijkheid onderzocht van specialistische teelten en marke-ting voor ontwikkeling van nieuwe marktniches. Resultaat van dit project, dat nu is af-gesloten, is het erkende streekproduct Hoeksche Rooie. Deze aardappel wordt ex-clusief in de Hoeksche Waard geteeld.

    Greenfertilizer. Directe levering van energie is vanwege goedkope atoom- en kolen-stroom niet interessant voor de ondernemer. Juist met energie-intensieve producten of diensten kan de ondernemer waarde creren. Kunstmest en transportbrandstoffen zijn zulke energie-intensieve producten. Eigen kunstmestproductie op het bedrijf le-vert de ondernemer twee voordelen op: kostenbesparing omdat geen kunstmest hoeft te worden aangekocht en emissiereductie door energieneutraal kunstmestge-bruik. In 2013 is in het kader van het project BioCab (Biorefinery Initiative for Optimal Cascading of Biomass), medegefinancierd door het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN), een laboratoriumproef uitgevoerd. Hieruit bleek dat het mogelijk is ammoniak met omgekeerde brandstofcellen te produceren. Dit is de volgende stap naar productie van eigen kunstmest. Verdere experimenten gericht op het verhogen

  • 26

    van de ammoniakproductiesnelheid moeten uitsluitsel geven of het idee technisch-economisch haalbaar is.

    Thema Water: te droog, te nat, te zout. Dit is een complex thema. In Nederland, bij uitstek een waterland, is zeer veel kennis bij verschillende instanties en personen aanwezig. Des-ondanks ervaren agrarische ondernemers water nog steeds als een nijpend probleem. Ook de effecten van klimaatverandering (veranderende neerslagpatronen en -intensiteiten) laten zich hier voelen. Oplossingen voor waterproblemen zijn maatwerk, waarbij lokale omstandig-heden zeer bepalend zijn. Delen en integreren van kennis tussen instanties, personen en agrarische ondernemers is daarom cruciaal. Met kennisintegratie wordt het geheel meer dan de som der delen. De ervaringskennis van landbouwers over hun percelen is daarbij essen-tieel. In 2013 zijn samen met Rijkswaterstaat en Deltares nieuwe ideen ontwikkeld voor het ach-teroever-project van Rijkswaterstaat. Voor verdere uitwerking van deze ideen is vooralsnog geen financiering beschikbaar. De meeste Kiemkrachtprojecten zijn in 2013 afgesloten, de overige worden (medio) 2014 afgerond. De sector heeft inmiddels aangegeven bereid te zijn te investeren in een derde periode van Kiemkracht, mits een en ander collectief wordt georganiseerd. Project Effectief middelenpakket Doel: De doelstelling van dit project is te bewerkstelligen, dat voor de akkerbouwsector een gewasbeschermingsmiddelenpakket ter beschikking komt, dat zowel voor grote teelten als kleine teelten en toepassingen toereikend is. De afgelopen jaren is dit project door het PA uitgevoerd en gefinancierd. De werkzaamheden op het gebied van graszaad, graszoden en vlas worden evenwel uitgevoerd door Plantum NL, vanwege de daar aanwezige expertise op het gebied van productie van uitgangsmateriaal. Uitvoering en resultaat: Het project wordt tweejaarlijks gevalueerd. De cordinator effectief middelenpakket (CEMP) van het PA brengt het landbouwbedrijfsleven en producenten van gewasbeschermingsmiddelen bijeen om knelpunten in de gewasbescherming op te lossen. Daarnaast zijn er contacten met het Ministerie van EZ en het College voor de Toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden. Ook in 2013 zijn door het PA weer verschillende toelatingen gerealiseerd. Dit betreft zowel structurele oplossingen (vereenvoudigde uitbrei-dingen) als tijdelijke oplossingen (120-dagen vrijstellingen). Genoemde activiteiten voorzien in een grote behoefte, waarbij aangetekend moet worden dat slechts moeizaam voortgang wordt geboekt. Dit komt door de ingewikkeldheid van de regelgeving voor toelating van be-strijdingsmiddelen en het feit, dat kleine gewassen commercieel minder interessant zijn voor producenten van gewasbeschermingsmiddelen. Gelukkig zien we dat toelatinghouders bij hun aanvragen voor grote teelten steeds meer rekening houden met de wensen bij kleine teelten. 2014: Voor 2014 wordt onderzocht hoe dit project kan worden voortgezet. Op www.kennisakker.nl is meer informatie te vinden over diverse door het PA gefinancierde gewasbeschermingsprojecten.

  • 27

    LANDBOUWZAAIZADEN Beleidsadviescommissie Landbouwzaaizaden De Beleidsadviescommissie Landbouwzaaizaden (BAC-Lzz) fungeert als platform voor de landbouwzaaizadensector. In de commissie werken kwekers, zaaizaadtelers en zaaizaad-handelaren samen. De commissie heeft tot taak het bestuur van het productschap te advise-ren over alle aangelegenheden die landbouwzaaizaden betreffen. Het gaat daarbij onder meer om de marktsituatie, EG-regelgeving voor het verkeer in teeltmateriaal, de beheersing van blootstelling aan stof en onderzoek en financiering daarvan vanuit de fondsen Grassen en Voedergewassen en Zaaizaad van granen, peulvruchten en andere gewassen. De com-missie is in 2013 bijeengekomen op 21 maart, 10 juni en 28 oktober. Een belangrijk onder-werp in deze vergaderingen was de opheffing van het productschap en de gevolgen daarvan voor de zaaizaadsector. Onderzoek Doel: Het onderzoek spitst zich toe op teeltkundige problemen, die vanuit de zaaizadenbran-che naar voren komen. Jaarlijks vindt onderzoek plaats, gericht op de teelt van graszaden en het kweken van graszoden. Het onderzoek wordt gecordineerd door het Agrarisch Kennis- en Innovatiecentrum Rusthoeve te Colijnsplaat, in samenwerking met DLV Plant. Het in 2011 gestarte teeltkundige onderzoek aan peulvruchten is in 2012 en 2013 voortge-zet. Hiermee wordt ingespeeld op de toenemende belangstelling voor de productie van ei-withoudende gewassen in Europa, onder meer met het doel om de afhankelijkheid van im-port te verminderen en daardoor de eiwitvoorziening te verduurzamen. Uitvoering en resultaat: Het onderzoek dat het expertisecentrum Rusthoeve/DLV uitvoert, omvat meerdere onderdelen. Deze zijn gericht op toetsing van de werking van herbiciden in graszaad en graszoden en op de toepassing van groeiregulators in de graszaadteelt. De Werkgroep Graszaad en Graszoden van het productschap begeleidt het onderzoek, dat voor een belangrijk deel wordt gefinancierd uit het Fonds Grassen en Voedergewassen en het Fonds Teeltaangelegenheden. In de werkgroep zijn telers van graszaden, zaaizaadhan-delsbedrijven en graszodenkwekers vertegenwoordigd. Er wordt nauw samengewerkt met de cordinator, die actief is voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen voor kleine toe-passingen. Het peulvruchtenonderzoek is gericht op teelt en toepassing van al bekende en van nieuwe vlinderbloemige gewassen. Het gaat om kleine onderzoeksprojecten, die worden uitgevoerd op meerdere plaatsen. 2014: Het onderzoek aan peulvruchten wordt stopgezet. Het onderzoek voor de graszaad-teelt op de Rusthoeve wordt in 2014 op beperkte schaal voortgezet. Dit wordt gefinancierd uit het budget dat het productschap voor 2013 beschikbaar heeft gesteld, te besteden in een periode van twee jaar. Ondertussen werkt het bedrijfsleven aan een nieuwe opzet voor de financiering van graszaad- en graszodenonderzoek na 2014.

  • 28

    GRANEN EN GRAANPRODUCTEN Commissie graan en graanproducten Doel: De in 2009 door het bestuur ingestelde 'Commissie graan en graanproducten' heeft als doel de eigen identiteit van de sector granen in de besluitvorming van het productschap tot uitdrukking te laten komen. De commissie is samengesteld uit vertegenwoordigers van in het bestuur vertegenwoordigde organisaties. Uitvoering en resultaat: De taak van deze commissie is het bestuur gevraagd en ongevraagd te adviseren over alle zaken, die betrekking hebben op graan en graanproducten. Bovendien adviseert deze commissie over de besteding van het in het kader van de begroting beschik-baar gestelde budget. De commissie heeft in 2013 niet vergaderd. 2014: De werkzaamheden van deze commissie worden beindigd. Kwaliteit en onderzoek Tarwekwaliteitsonderzoek In het verlengde van het Cultuur- en GebruikswaardenOnderzoek (CGO) nanciert het PA het bakkwaliteitsonderzoek voor tarwe. Hieraan nemen kwekers en maalindustrie deel. Doel: Het doel van dit onderzoek is te komen tot goede, in Nederland te telen wintertarwe, met bakeigenschappen die voldoen aan de eisen van de Nederlandse industrie. Uitvoering en resultaat: In 2013 zijn geen nieuwe wintertarwerassen opgenomen in de Aan-bevelende Rassenlijst. In het verslagjaar zijn ervaringen opgedaan met een aangepaste op-zet van het onderzoek. 2014: Voor 2014 wordt onderzocht hoe dit project kan worden voortgezet. NIBEM Doel: Het NIBEM (Nederlands Instituut voor Brouwgerst, Mout en Bier) is de organisatie van en voor de gerst-mout-bierketen. Het PA levert een nancile bijdrage aan het NIBEM en heeft zitting in het bestuur. Bovendien verricht het PA secretariaatswerkzaamheden voor enkele werkgroepen van het NIBEM. Uitvoering en resultaat: Jaarlijks wordt een zomerexcursie georganiseerd en tweejaarlijks een brouwersdag. In 2013 werd alleen de zomerexcursie georganiseerd. Bij deze