Jaarverslag 2005 2006 - BECI - Chambre de Commerce … gemeentelijk netwerk van...

40
Verbond van Ondernemingen te Brussel Jaarverslag 2005 2006

Transcript of Jaarverslag 2005 2006 - BECI - Chambre de Commerce … gemeentelijk netwerk van...

Verbond van Ondernemingen te Brussel

Jaarverslag

2005 2006●

Met de steun van :

3

Jaarverslag vob

2005 2006●

5

Een beleid durven voeren dat resoluut op de economie is gericht ……. een werkgelegen-heidsbeleid durven voeren dat minder op overheidsinstellingen of op “pararegionale instel-lingen” en meer op ondernemingen berust …… een werkelijk contractueel beleid durven voeren …….

In die termen sprak het VOB zich uit in de herfst van 2005, op het ogenblik dat het tripar-tiet overleg regering/sociale partners over het Contract voor Economie en Tewerkstelling werd hernomen. Het contract was in het begin van het jaar getekend maar werd - het moet erkend - zeer onregelmatig opgevolgd.

De regering had de sociale gesprekspartners een actieprogramma aangekondigd. Het leek er echter op dat dit regeringswerk in eindeloze polemieken dreigde verstrikt te raken, zoals bijvoorbeeld het spreidingsplan van de vluchten boven Brussel, een thema dat nu niet precies in het verlengde van dit overleg ligt.

Bovendien heeft de sociale onrust, die rond dezelfde periode ontstond over de opties van de federale regering over de eindeloopbaan problematiek en de sociale zekerheid, de dia-loog op Brussels vlak ook niet vergemakkelijkt.

De moeilijke herfst heeft waarschijnlijk zijn stempel gedrukt op het ganse lopende jaar. Toen de vakbonden tot tweemaal toe de toegang tot Brussel en de bedrijfsterreinen dreig-den te blokkeren, werd het VOB in het defensief gedrongen. Toen de communautaire twis-ten over de vluchten boven Brussel oplaaiden, hebben het VOB en de KHNB gewezen op het strategisch belang van de luchthaven voor de ontwikkeling van de ondernemingen. De luchthaven verdient een betere rol dan die van twistappel tussen gewesten.

Tenslotte komen we in een context, die op dit ogenblik nog vrij diffuus lijkt maar die in de komende maanden sterk op de voorgrond zal treden en dat zijn de gemeenteraadsverkie-zingen van Oktober. Het VOB vraagt zich in dit verband het economische gehalte van de voorstellen die de Brusselse regering aan het Brusselse Economische en Sociaal Over-legcomité (BESOC) heeft voorgelegd, niet wat magertjes uitvallen.

Het actieplan ter bevordering van de werkgelegenheid, dat door de regering werd voor-gesteld, had meer oog voor de herstructurering van openbare of parapublieke tewerkstel-lingsoperatoren of schoof nieuwe opdrachten en belangrijke bijkomende middelen door naar regionale instanties belast met begeleiding van het economische beleid.

Het VOB gaat ervan uit dat leitmotiv bij de ondertekening van het Contract voor Economie en Tewerkstelling, namelijk dat de onderneming de motor van de relance van de tewerk-stelling in het gewest moet zijn, op zijn minst impliceert dat meer rekening wordt gehouden met de thema’s, die dicht aanleunen bij de reële inzet van de economische ontwikkeling of bij de dagdagelijkse omgeving waarin de bedrijfsactiviteiten zich afspelen.

Er ontbrak bovendien een essentiële partner in de contractuele aanpak, namelijk de ge-meenten. Het risico is niet denkbeeldig dat de gemeenten op stuk van fi scaliteit of van ruimtelijke ordening en mobiliteit, zelfs van lokale economie en handel, de geloofwaardig-heid en de effi ciëntie van het gewestelijk beleid ondergraven.

Op al die domeinen kan namelijk geen sprake zijn van doeltreffende aanpak zonder een gecoördineerde visie van het geheel van de beleidsniveaus.

«Brussel moet durven»

6

Het VOB wijdt daarom het thematisch dossier van het rapport aan dit voor Brussel funda-menteel probleem.

Ons ietwat fade tussentijdse bilan van de regeringsactiviteiten maakt ons niet blind voor die reeds genomen en de aangekondigde initiatieven, die in de goede richting gaan. Dit is bijvoorbeeld duidelijk het geval voor het kritische onderzoek van de gemeentelijke fi scaliteit en het invoeren op gewestelijk vlak een solidariteitsmechanisme, dat de gemeenten moet toelaten de fi scale druk naar de ondernemingen toe wat de verminderen. Ook de nieuwe reglementering voor hulp aan investeringen, waarbij de procedures voortaan binnen strikt afgebakende termijnen moeten gebeuren, gaat in de goede richting.

De regering blijkt ook concrete plannen te hebben voor de administratieve vereenvoudi-ging op vlak van milieuvergunningen en stedenbouwkundige vergunningen. De komende maanden zullen bepalend zijn voor de geloofwaardigheid van het economisch beleid van de regering. Prioritair staan innovatie, opleiding, fi scaliteit en administratieve vereenvou-diging.

Deze elementen moeten aan de benchmarking voldoen die de aantrekkelijkheid van Brus-sel evalueert in een context van concurrentie tussen andere steden, in binnenland maar vooral in het buitenland.

*

Het activiteitenverslag bevat, gewoontegetrouw, een overzicht van de belangrijkste dos-siers, die het VOB- team en de VOB-commissies in de loop van het jaar hebben behan-deld.

Die dossiers weerspiegelen eveneens de bijzonder drukke activiteiten in alle overlegcom-missies en de beheerscomités, waar het VOB de economische belangen vertegenwoor-digt.

Christian Franzen, Claude Desseille, Afgevaardigd Beheerder Voorzitter

Brussel en zijn gemeenten,

op zoek naar complementariteit en effi ciëntie

8

In 2006 vinden de gemeenteverkiezingen plaats. Dit is voor het VOB een gelegenheid

om wat dieper in te gaan op de relaties tussen de bedrijven en de gemeenten.

Heel wat ondernemingen, vooral zij die ge-vestigd zijn in zonings of die gebouwen

of kantoren huren, komen weinig in contact met de lokale overheid, afgezien van het betalen van eventuele gemeentebelastingen.

Andere bedrijven moeten vaker “naar de ge-meente gaan” We denken daarbij aan be-

drijven die grote oppervlakten bestrijken of in zeer gemengde wijken gevestigd zijn. Ook bedrij-ven die actief zijn in vastgoed, productiebedrijven die een belangrijke impact hebben op hun om-geving, grootwarenhuizen of hotels die veel volk aantrekken hebben belang bij goede contacten met de lokale administratie. Zij verwachten van de gemeente een effi ciëntie dienstverlening en een bedrijfsvriendelijke houding.

De bedrijven komen echter meteen ook in contact met veel andere overheden : ge-

westelijke, gemeenschaps- en federale overhe-den, elk met hun bijkomende reglementeringen en belastingen. Het lijkt erop alsof de overheid in Brussel een soort Russische matroesjka is; ach-ter elk bestuursniveau bevindt zich een ander. Bedrijven vragen zich af waarom het niet trans-paranter kan, of er niet meer complementariteit en effi ciëntie tot stand kan komen.

De lof van de gemeenten…….

De 19 Brusselse gemeenten zijn in veel opzichten te vergelijken met alle andere gemeenten in het land. De in-woners voelen zich er thuis en identi-fi ceren zich met de mooie plekken, de speciale gebouwen, de winkels en res-taurants van hun gemeente. Meerdere Brusselse gemeenten kunnen ook bo-gen op een lange geschiedenis.

Alle mandatarissen, die politieke ver-antwoordelijkheid opnemen, zijn het over één punt roerend eens: in de ge-meenten staan ze dicht bij de bevolking en kunnen ze snel en ad rem ingrijpen. Zijn hebben allen een duidelijke wens en een sterke motivatie om een zo groot mogelijk pakket aan diensten en

individuele hulp aan de inwoners aan te bieden: de gemeente wil op zoveel mogelijk vragen en verzoeken van de bevolking kunnen ingaan.

En in het huidige Brussels gewest met zijn 19 gemeenten is dat mogelijk. Ve-len zijn er van overtuigd dat zware rel-len en explosieve situaties, zoals die vb Frankrijk hebben plaatsgevonden, in Brussel zijn uitgebleven door de na-bijheid van de overheid en het fi jnma-zig gemeentelijk netwerk van opvang-mogelijkheden. Politieke mandatarissen hechten ook unaniem groot belang aan de lokale handel en aan de lokale werkgelegen-

heid. Ze vinden dat in het algemeen de lokale administratie goed functioneert en verwijzen naar andere bevoegd-heidsniveaus als er iets mis gaat met reglementeringen of vergunningen: de fout ligt nogal eens bij het gewest of het federale gezag en meer en meer bij “Europa”. Wel zijn er geen Brussel-se gemeenten meer die een expliciet promotiebeleid voeren om onderne-mingen aan te trekken.

Besluit : de gemeenten in Brussel en hun mandatarissen tonen zich zeer voluntaristisch en attent voor alles wat in de gemeente gebeurt. Zij wensen die rol ook in de toekomst te kunnen blijven spelen.

……. en de keerzijde van de medaille

De vraag is of het imago van de Brus-selse gemeenten binnen het bedrijfs-leven overeenstemt met die optimisti-sche visie ?

Tevredenheidsenquêtes over de ge-meenten bestaan er niet, of tenminste niet systematisch. Er bestaan enquê-tes over deelaspecten: over veiligheid in de wijken en het optreden van de politie, over de tevredenheid met de leefomgeving in het algemeen van de Brusselaars, over voet- en fi etspaden, etc.

Het oordeel van de bedrijven is veelal gebaseerd op hun ervaringen met de lokale overheid en dan hoort men grosso modo de vier volgende vragen en bedenkingen:

* Zijn de gemeenten niet onnodig uitgebreid en ingewikkeld in Brus-sel ?

Bedrijven vragen zich nogal eens af of 19 gemeenten, met 19 burgemees-ters, 142 schepenen, 482 raadsle-den, plus de 19 OCMW voorzitters en OCMW-raadsleden, niet een voorbij-gestreefde en te logge structuur vor-men. Ze verwijzen naar voorbeelden in het buitenland zoals vb Washington - waarmee het Brussels gewest een

samenwerkingsakkoord heeft onder-tekend - met zijn ongeveer 560.000 inwoners, 13 verkozenen en 1 burge-meester. Brussel heeft ook een zeer uitgebreide gemeenteadministratie: die stelt 13.000 personen te werk. Telt men daarbij de personeelsleden in het gemeentelijk onderwijs, de ziekenhui-zen en de vzw, dan komt men aan een totaal van iets meer dan 30.000 perso-neelsleden.

* De gemeentetaksen zijn hoog, vergeleken met andere gemeenten buiten Brussel; is dat wel nodig? dat heeft toch een negatief effect op de economie ?

De enige verhoging van de inkom-sten van de Brusselse gemeenten in 2005 komt, volgens berekeningen van Dexia, uitsluitend van de 8,8 % verhoging van de lokale belastingen; alle andere inkomsten zijn gelijk ge-bleven. Uit vergelijkingen met de om-liggende gemeenten blijkt dat zowel de opcentiemen als de uitgebreide gamma gemeentebelastingen hoger liggen binnen Brussel dan buiten het gewest. Binnen het gewest zijn er ook aanzienlijke verschillen: de gemeente-belastingen in de centrumgemeenten liggen ook aanzienlijk hoger dan in de perifere gemeenten.

* Zijn die gemeentegrenzen nog relevant ? Alles loopt in mekaar in Brussel

Inderdaad.; in een aaneengesloten urbaan geheel zijn de gemeentegren-zen niet altijd relevant. Denk maar aan de organisatie van de mobiliteit, aan de inplanting van eco-nomische investeringen, aan de ganse zone met de te revitaliseren wijken, maar ook aan de promotie van de in-ternationale functie van Brussel. Al die zaken kan men niet aanpak-ken alleen op het niveau van de ge-meente.

* Is de gemeente niet in veel geval-len een overbodige etappe in de ad-ministratieve afhandeling van een dossier ?

Heel wat andere overheden zijn te Brussel actief op vlak van economie tewerkstelling, ruimtelijke ordening en stedenbouw, milieu en bodemsa-nering, nutsvoorzieningen etc. De gemeenten worden in veel geval-len gezien als een nodeloze etappe, zeker nu informatica alomtegenwoor-dig is en de investeringen in e-gover-nement de nodige documenten en attesten on-line zullen kunnen afl e-veren.

9

10

Andere interesses ? Andere behoeften ?

Gemeenten en ondernemingen zitten blijkbaar niet in dezelfde boot. Er is een verschil tussen de opvatting van de gemeenteverantwoordelijken over hun taak en het imago van de ge-meenten in bedrijfskringen. Ze kennen mekaar vagelijk maar ze hebben an-dere interesses, andere behoeften. Ze hebben de neiging om mekaar te zien in het verlengde van hun eigen proble-matiek, en dat kleurt de perceptie aan beide kanten.

* De onderneming wenst een goed investerings- en werkklimaat,

aangepaste en redelijke uitbating- vergunningen, oplossingen voor de toegankelijkheid van hun be- drijf, stabiliteit op vlak van taksen, etc. Vanuit hun “business” om- geving zien ze het gewest en de gemeenten als één geheel en niet als twee autonoom werkende sy- stemen. Voor de ondernemin- gen is de gemeente slechts een van de overheden waarmee ze in contact zijn.

* De gemeente zoekt een goede leefomgeving te garanderen, goe-

de infrastructuren en activiteits- mogelijkheden voor alle bevol- kingsgroepen aan te bieden, ant- woorden te vinden op de vele vragen die de bevolking aan de gemeentelijke overheid stelt. Voor de gemeenten zijn de onderne- mingen een mogelijke partner, die, direct of indirect, kan bijdragen aan de goede werking van de ge- meente.

Maar, goed. Zijn die opmerkingen van dan ondernemingen terecht ?

De bevoegdheden van de gemeente zijn niet wezenlijk verschillend met die van alle andere gemeenten in het land.

Volgens artikel 41 van de Grondwet zijn de gemeenten bevoegd “voor de aangelegenhedenvan gemeentelijk belang voor de ver-wezenlijking waarvan ze alle initiatie-ven kunnen nemen”. In de praktijk zijn er dat echter van langs om minder. Zaken die door een wetgever geregeld werden, dus die aangelegenheden die toegewezen zijn aan andere bestuur-lijke niveaus (federaal, gemeenschap-pen en gewesten, provincie, agglome-

ratie), zijn in de ogen van het publiek recht automatisch niet langer van ge-meentelijk belang. Het domein van het ‘gemeentelijk belang’ wordt du steeds kleiner.

* De gemeente organiseren een aantal klassieke administratieve taken uit samen met de federale overheid: het bijhouden van de van de akten van de burgerlijke stand (geboorten, huwelijken, overlijdens), vreemdelingenregi- stratie, de organisatie van kies- verrichtingen, etc Tenslotte zijn er de taken als toezichthoudende overheid t.a.v. de vb het O.C.M.W. en de gemeentelijke VZW’s

* Ook de verplichtingen inzake de veiligheid en de openbare orde (‘politie’) worden nu uitgebouwd in het kader van politiezones

* Er een reeks ruimtegebonden taken bij de gemeente: verkeers- regeling, zorg voor wegen en groene ruimten, riolering en open- bare verlichting, zorgen voor nuts- voorzieningen (productie en distri- butie van elektriciteit, water, gas, T.V.-distributie, slachthuizen, huis- vuilomhaling en - verwerking, …), taken in verband met de planning en afhandeling van vergunningen op vlak van stedenbouw en mi- lieu.

* Ook de zgn. welzijnstaken, staan op de lijst : onderwijs (vooral ba- sisonderwijs), culturele taken en vrije tijdsbesteding, jeugdzorg, gezinszorg, bejaardenzorg, soci- ale voorzieningen, sociale wonin- gen, sportvoorzieningen, eman- cipatie, gelijke kansen, Europese en internationale werking… Brus- selse gemeenten hebeen een zeer lange traditie op vlak van onderwijs en gezondheidszorg, wat resulteert in zeer belangrijke engagementen.

* Er zijn ook beheerstaken die be- langrijker worden: het fi nanciële beheer, de informatisering, het personeelsbeheer, de technische dienst.

Lijden de Brusselse gemeenten aan overgewicht ?

Naar Belgische normen zijn de Brus-selse gemeenten niet te log. Vergele-ken met andere Belgische gemeenten is het aantal gemeenten in Brussel niet overdreven en het aantal verkoze-nen net hetzelfde. Inderdaad :

* Wat betreft het aantal verkozenen, is hun aantal, proportioneel gezien, hetzelfde als in andere gemeenten. Het aantal te verkiezen gemeenteraadsle-den is namelijk gebaseerd op de tekst van artikel 8 van de gemeentewet en is nog steeds voor alle gemeenten ge-lijk. Er zijn dus proportioneel niet meer verkozenen in Brussel dan in andere gemeenten.

* Wat betreft het aantal gemeenten: de Brusselse gemeenten zijn geen kleine entiteiten. Een gemeente in Bel-gië heeft gemiddeld ongeveer 17.000 inwoners en alle 19 gemeenten liggen boven het gemiddelde. In de lijst van de 15 grootste gemeenten van België bevinden zich 5 Brusselse gemeenten. Schaarbeek is, qua aantal inwoners, groter dan Bergen; Ukkel is groter dan Oostende.

* Ook het aantal gemeenteamb-tenaren is niet beduidend hoger. Wel is het zo dat, in het Brussels gewest, een aantal gemeenten een lange tra-ditie hebben op vlak van organiseren van onderwijs en ziekenhuizen, waarin heel wat personeel is tewerkgesteld.

11

De drie verschillen

Er zijn echter ook 3 duidelijke verschil-len tussen de Brusselse gemeenten en de andere gemeenten in het land

Verschil 1 : De Brusselse gemeen-ten staan midden een pantheon van”bovenlokale” overheden.

Grotere steden zijn in veel gevallen georganiseerd rond twee niveaus: een centraal niveau (stadsbestuur) en een lokaal niveau. Men vindt daarin alle mo-gelijke variaties. Dennken we aan en-kele welgekende voorbeelden van ste-den in het buitenland: het stadsbestuur van Parijs heeft 20 “arrondissementen”; Londen heeft 14 “boroughs”, Berlijn heeft 12 “Bezirke” en Wenen heeft er 23; Washington heeft 8 “wards”, Bei-jing heeft 10 “districten” en 8 “counties”. Locale gedecentraliseerde bestuurlijke entiteiten binnen een stadsgewest zijn blijkbaar de regel.

De uitzonderlijke positie van het Brus-sels gewest is dus niet zozeer het be-staan van gemeenten. Speciaal aan Brussel is het groot aantal bovenlo-kale overheden. Men zou het kunnen stellen dat Brussel, als gewest, geen typisch overkoepelend “stadsbestuur” heeft, maar dat er “veel besturen in

de stad” zijn. Op bestuurlijk vlak is er geen globaal stadssysteem maar een aantal subsystemen die interageren. Dat is duidelijk te zien in onderstaande tabel. Die geeft een overzicht van het de overheden die actief zijn of be-voegd zijn voor een brede waaier van domeinen.

De federale overheid en vooral het gewest zijn de belangrijkste boven-lokale overheden voor de Brusselse gemeenten. Maar het zijn niet de enige, en al deze overheden opereren in functie van de hun toegewezen be-voegdheden. Er zijn ook nog andere instanties die belangrijk zijn binnen de gemeenten en het gewest, met name de 6 politiezones, 9 gewestelijke in-tercommunales en 6 transregionale intercommunales, waarvan Brusselse gemeenten lid zijn, de organisatie van dringende medische hulp, brandbe-strijding, ophalen van huisvuil en de taxibedrijven binnen de agglomeratie-taken. Elk bestuursniveau wenst dat het zijn opdrachten in alle klaarheid kan uitvoeren. Maar dit complex geheel van over-heden vraagt heel wat overleg en afstemming. Niet alleen tussen die

overheden onderling (vb voor tewerk-stelling en opleiding) maar ook tussen die overheden en de gemeenten (vb voor bedrijvencentra). Daardoor wordt de verhouding tussen het bovenlokale en het lokale niveau erg complex: voor elk initiatief moeten de bevoegdheden worden afgelijnd en moeten afspraken worden gemaakt, dikwijls gemeente per gemeente.

Verschil 2. De Brusselse gemeen-ten hebben een sterke traditie en vormen het omvangrijkste beleids-niveau in het gewest.

Er is een traditie in België van goed uitgebouwde lokale overheden, Deze traditie is nog sterker in Brussel, vooral omwille van een reeks zeer belangrij-ke en prestigieuze gemeenten binnen het gewest, niet in het minst de stad Brussel zelf.

Vergeleken met de andere beleidsni-veaus, is het lokale niveau te Brussel het omvangrijkste en meest uitge-bouwde. De gemeenten hebben voe-ling met de concrete wereld van de inwoners en nemen voortdurend initia-tieven om in te gaan op de vragen van de mensen.

Federale Overheid

Gewest

GGC

Franse Gemeenschap

COCOF

VlaamseGemeenschap

VGC

Gemeenten

Gouverneur

Vice-gouverneur

Land

bouw

Bijs

tand

aan

per

sone

nK

erkh

oven

en

begr

afen

isse

nC

omm

unic

atie

Ont

wik

kelin

gssa

men

wer

king

Ere

dien

sten

Cul

tuur

Def

ensi

e

Eco

nom

ie e

n H

ande

lA

rbei

d en

tew

erks

telli

ngG

ebru

ik d

er ta

len

Ene

rgie

Ond

erw

ijsLe

efm

ilieu

Bur

gerli

jke

stan

dIm

mig

ratie

Just

itie

Hui

sves

ting

Nat

iona

litei

tW

eten

scha

ppel

ijk o

nder

zoek

Inte

rnat

iona

le b

etre

kkin

gen

Gez

ondh

eid

Vei

lighe

id e

n or

deha

ndha

ving

Soc

iale

zek

erhe

idS

port

Toer

ism

e

Ver

voer

Ope

nbar

e w

erke

nS

tede

nbou

w

✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓

✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓✓✓

✓✓

✓✓ ✓

✓ ✓ ✓✓

✓✓

✓✓✓

✓✓

✓✓ ✓ ✓

✓ ✓ ✓

✓ ✓ ✓✓ ✓ ✓

✓✓

✓✓

✓✓

✓✓ ✓ ✓✓

■ Overzichtstabel

Bron: Crisp

Het glazen plafond van de gemeenten

De gemeenten zien veel mogelijkhe-den en actieterreinen maar ze stoten tegen een glazen plafond : de ge-meentefi nanciën. De speelruimte van de gemeenten kan niet voorbij de li-miet van de marges in de begroting. En de vooruitzichten zijn slecht..

Hoe zit het met de gemeentefi nan-ciën ?

- het overwerkt verleden:

De druk op de Brusselse fi nanciële ketel is verre van nieuw. Heel wat Brusselse politici hebben, bijna 20 jaar na datum, de spectaculaire da-ling van het aandeel van Brussel in het vroegere federale gemeentefonds nog altijd niet verteerd. (NB. : op het

ogenblik van de regionalisering van het gemeentefonds, was het Brussel-se aandeel gezakt van 20,5 % in 1974 tot 7, 38 % in 1988). Ze blijven hameren op het feit dat, zon-der die daling, de Brusselse gemeen-ten niet de problemen zouden kennen, die zich nu stellen.

- het negatief groeipad

Maar het is niet alleen dat. Uit de op-eenvolgende analyses van Dexia, die de evolutie van de inkomsten en uit-gaven van de Belgische gemeenten evalueert, blijkt zeer duidelijk dat de Brusselse gemeentefi nanciën, in te-genstelling met die van de twee andere gewesten, in het rood gaan. Nochtans waren de vooruitzichten in het begin

van de legislatuur (2000) optimistisch. De opeenvolgende tekorten voor het dienstjaar tussen 2003 en 2005, onder meer omwille van het opstarten van de politiezones en de verminderde in-komsten door de liberalisering van de energiemarkt, resulteerden in 2005 in een tekort.

Globaal gezien zitten de gemeenten op een negatief groeipad voor wat betreft hun fi nanciële vooruitzichten. De cijfers uit hun enquête voor de be-grotingen 2005 (laatst gekende cijfers) wijzen op een nieuwe verslechtering van de begrotingssaldi, zowel voor het dienstjaar als voor het algemeen totaal. Er zijn nu zes Brusselse gemeenten die een defi citaire begroting hebben (met een samengevoegd tekort van -

Om die initiatieven te kunnen uitwerken gaan ze bij de andere bevoegde be-leidsniveaus aankloppen voor mede-werking en eventueel (co-)fi nanciering, vb voor investeringen in probleem-wijken. Die andere beleidsniveaus lanceren zelf ook projecten met de gemeenten : bv het gewestelijk project voor fi etspaden of het recente idee in elke gemeente een antenne van de BGDA uit te bouwen. Hierdoor krijgen de gemeenten mogelijkheden, die ze anders niet zouden hebben.

Elke gemeente meet zich een duide-lijke profi el aan; elke gemeente lan-ceert zijn “eigen” projecten. Zo creëert elke gemeente een eigen gemeente-lijke “bedrijfscultuur” en dat maakt 19 in het totaal. Die lokale aanpak bena-drukt eerder de verschillen tussen de gemeenten en het eigen karakter van elk. Het autonome gemeentebestuur zal die aparte bedrijfscultuur maar al te graag in stand houden.

Verschil 3 : De gemeenten vormen in feite één urbaan geheel.

* Dit is de evidentie zelf.

Trouwens, zolang alles wat over de gemeentegrenzen heen gebeurt op het niveau van het gewest wordt be-handeld, hoeven die grenzen geen

enkel probleem te vormen. Mobiliteit is hier het voorbeeld bij uitstek: hier zijn de gemeentegrenzen irrelevant. Het is dus evident dat deze materie op ge-westvlak moet gecoördineerd worden.

Het besef dat in Brussel heel wat ma-teries beter op gewestelijk vlak gere-geld worden, bestaat al heel lang en is in de praktijk gebracht door de ver-schuiving van veel bevoegdheden naar het gewestniveau (of naar een van de andere niveaus) in de opeenvolgende staatshervormingen. Het gaat niet al-leen over dienstverlening zoals brand-weer en eerste hulp, maar ook voor omzeggens alles wat de ruimtege-bonden taken betreft: denken we aan - openbare werken, ruimtelijke orde-ning, veiligheid, verkeer, leefmilieu en afvalbeleid. Dat is eveneens het geval voor economie en tewerkstelling.

* Maar daarmee is de kous niet af.

Ook al is het gewest bevoegd en de coördinerende instantie, toch blijven de gemeenten een mogelijke partner voor elke gewestelijke of andere maat-regel een impact heeft op hun territo-rium.

Dit kwam zeer goed tot uiting in het tweede gewestelijk ontwikkelingsplan (GewOP) van 2001. Het Gewop was

geen plan in de strikte zin van het woord. Het had geen operationeel pro-gramma en slechts enkele gekwan-tifi ceerde doelstellingen. Het Gewop bestond in feite uit een lange reeks intentieverklaringen rond 12 thema’s, die iedereen verwacht werd te onder-schrijven. En die “iedereen” waren in de eerste plaats de gemeenten.

Het Gewop bestempelde uitdrukkelijk de gemeenten als bevoorrechte part-ners in het gewestelijk plan; niet alleen waar het wettelijk of administratief was vereist, maar ook voor veel andere prioriteiten van het stadsproject. Men mag gerust stellen dat stadsproject de ambitie had om een basis te vormen voor betere samenwerking tussen het gewest en de gemeenten.

De gemeenten communiceren trou-wens duidelijk - in hun publicaties of hun websites - over hun standpunt en hun acties in verband met die alge-meen urbane problemen. Maar in alle domeinen voeren zij een soort “à la carte” politiek De gemeenten beslis-sen zelf of en hoe ze ingaan op allerlei initiatieven.

12

13

Wat bedrijven vragen :

1. Een beheersbare gemeentelijke fi scaliteit

Bedrijven hebben er belang bij dat de gemeenten fi nancieel gezond zijn en hun begrotingen in evenwicht krijgen, omdat het gevaar reëel is dat de ge-meenten naar de bedrijven stappen

Alles kan beter

om bijkomende middelen te zoeken. Dat is in verleden gebeurd en dat heeft geen oplossing gecreëerd voor de fi nancieringsproblematiek van de gemeenten.

Er zijn pistes mogelijk :

* De regering en de gemeenten moeten afspraken kunnen ma-

ken over het harmoniseren en on- der controle houden van de ge- meentelijke belastingen. Er bestaat reeds een schema voor die harmonisatie met zowat 17 categoriën van belastingen. Na de verkiezingen moet dit ter spra- ke komen.

* De Brusselse gemeenten zullen er fi nancieel voordeel halen als ze hun kasmiddelen laten beheren door het fi nanciële coördinatie- centrum van het gewest. De pa raregionale instellingen zijn er wel bij gevaren. De gemeenten moeten ook kunnen beroep doen op die know-how, en eventueel een gewestelijke bonus krijgen wanneer ze daartoe overgaan.

* De nieuwe gemeenteboekhouding (NGB) die in 1995 werd ingevoerd had als doel de gemeenten een rationeler en transparanter be- heersinstrument te bezorgen, en de mandatarissen completere en objectievere informatie te ver- schaffen. Het moet nu mogelijk zijn om de gemeenten onderling te vergelijken en sneller middelen te vinden om meerjarenplanning voor het globale fi nancieel even wicht uit te werken. Een transver-

78,3 miljoen euro). De dertien overige gemeenten hadden een globaal over-schot (+73,3 miljoen euro).

- de meerkosten

Vergeleken de twee andere gewesten, hebben in Brussel een belangrijker aandeel van de overdrachten te maken met onderwijs en de OCMW’s met hun ziekenhuizen. Daarnaast brengen ook de samenstelling van de bevolking en de rol van federale en internationale hoofdstad aanzienlijke kosten mee.

- het gebrek aan een veilig-heidsnet

De gemeenten hebben geen extern solidariteitsmechanisme dat hun da-lende inkomsten compenseert. Er zijn

geen veiligheidsnetten of parachutes, zoals die bijvoorbeeld wel bestaan voor de gewestbegroting, omwille van het solidariteitsmechanisme tussen de gewesten

- de bijkomende occasionele fi -nancieringsbronnen

Gemeenten kunnen een aantal be-perkte fi nancieringsbronnen aanspre-ken voor nieuwe initiatieven. Die bud-getten laten toe de kwaliteit van de gemeentediensten en van het leven in de gemeente te verbeteren. We den-ken hier aan : - gesubsidieerde tewerkstelkling (door middel van gewestelijke geco-fi nanciering) - Beliris, voor allerlei infrastruc- tuurwerken

- De veiligheids- en preventiecon- tracten - De wijkcontracten - Het europees sociaal fonds - Het europees fonds voor regio- nale ontwikkeling

Let wel, die bijkomende fi nancierings-kanalen gaan niet in hun geheel naar gemeentelijke initiatieven. Bovendien zijn ze niet allemaal recurrent over ver-schillende jaren. Maar die bijkomende middelen zijn meer dan welkom. Ze zijn echter gebonden aan specifi eke projecten en de uitgaven in verband met die projecten. Als zodanig helpen ze niet het budget in evenwicht te brengen.

Iedereen kan het vaststellen : de Brus-selse economie is vooral nationaal en internationaal gericht en veel bedrijven komen slechts sporadisch in contact met de lokale besturen. Maar de Brus-selse gemeenten zijn constant, zij het direct of indirect, aanwezig in de eco-nomisch reilen en zeilen van Brussel.

Vandaar dat de Brusselse economie er belang bij heeft dat de gemeenten effi ciënt functioneren, want het Brus-sels gewest kan maar groeien als ook het lokale niveau naar behoren func-tioneert..

Concreet hebben de bedrijven er be-lang bij dat de gemeenten:

- fi nancieel gezond zijn en hun be- grotingen in evenwicht krijgen

- een doorzichtige organisatie heb- ben die goed samenwerkt met het gewest en de andere overhe- den - hun planningen en beslissingen afstemmen met de andere over- heden - de nieuwste informatica technie- ken kunnen toepassen in hun organisatie en hun contacten met de klanten. - een datamanagement opstellen, om hunbeleid te kunnen baseren op reële gegevens - over bekwaam en gemotiveerd personeel kunnen beschikken. - aandacht hebben voor de bedrij- ven in hun gemeente die nati- onaal en internationaal zijn geori- ënteerd.

14

sale doorlichting van de gemeen- tebegrotingen, maar ook van de investeringen en het patrimonium kan helpen bij een effi ciënter be- leid van de gemeentefi nanciën.

2. Meer samenwerking

Bedrijven hebben er belang bij dat de gemeenten een doorzichtige organisa-tie hebben die goed samenwerkt met het gewest en andere overheden.

Op vlak van economie en tewerkstel-ling en mobiliteit worden een aantal initiatieven met lokale dimensie van-uit het gewest aangestuurd en bege-leid.

* Een voorbeeld is de organisatie van de town center managers in het kader van het project Atrium. Het gewestelijk niveau geeft im- pulsen, verspreidt ook informatie en helpt zo de lokale initiatieven vooruit.

* Hetzelfde kan gebeuren op vlak van jobaanbiedingen en te- werkstellingsconsulenten, dien- stencheques en jobs voor lokale KMO’s . De effi ciëntie en de re- sultaten van de jobhuizen, mis- sion locales , PWA’s en andere operatoren zullen verbeteren als men erin slaagt een geweste- lijke hulp en aansturing te or- ganiseren die de link maakt tus- sen de gewestelijke structuren en de gemeentelijke

* Op vlak van mobiliteit is het zeer belangrijk dat het gewestelijk niveau de coördinatie op zich neemt zodat de gemeenten oog hebben voor mobiliteitsplannen bij de “buren”.

* Hetzelfde geldt tenslotte voor de aanduiding van routes naar par- keergelegenheden en de aan- duiding van het aantal vrije pa-r kingplaatsen in die parkings. Dat is een prioriteit in verband met mobiliteit.

Bedrijven hebben er ook belang bij dat gemeenten en de andere overheden

hun beslissings- en uitvoeringstermij-nen meer op mekaar afstemmen.

In heel wat investeringsprojecten of wegenwerken zijn verschillende be-leidscycli gelijktijdig aanwezig. Die vol-gen dan een bepaald ritme van fase-ring, opmaak van plannen, formelevastlegging, openbaar onderzoek etc

Dat maakt dat projecten kunnen aan-slepen bv omdat vergunningen of voorbereidings-werkzaamheden niet op tijd zijn gebeurt. Maar ook begro-tings- en besparingsdiscussies kun-nen planningen de mist doen ingaan.

3. Verder uitwerken van de gemeente websites, e-governement en data management

Bedrijven hebben er belang bij dat de gemeenten de nieuwste informatica technieken kunnen toepassen in hun contacten met de klanten. E-gover-nement is aantrekkelijk, kost minder kost, gaat sneller en om die redenen is de belangrijkste doorbraak in de zoek-tocht naar grotere effi ciëntie.

* Voor de gemeenten heeft het gewestelijk informaticacentrum CIBG het Iris-box project uit- gewerkt.. Behalve Sint Joost, hebben alle gemeenten een website. De meeste hebben een zeer verzorgde lay-out maar 9 onder hen hebben nu reeds, dank zij het de “Irisbox”, een elektronisch loket geïntegreerd in hun websites. Het gaat om Watermaal-Bosvoorde, Jette, Ganshoren, Elsene, Koekelberg, Molenbeek, Sint-Gillis, Schaar- beek, Ukkel en Sint-Pieters- Woluwe De burger kan, dank zij de irisbox, uittreksels en docu- menten aanvragen, alsook for- mulieren downloaden en invullen. Voor de bedrijven staan in de meeste gevallen de nodige do- cumenten voor het aangeven van de gemeentebelastingen reeds op het systeem.

* ICT is geen magische formule: informatica moet hand in hand gaan met reorganisatie van de

diensten. Websites opstellen is maar een facet. Er moet een veranderde organisatie ach- ter schuilgaan. Ook op dat vlak heeft Brussel een zeer goede uitvalsbasis, met het Nova pro- ject., dat toelaat bouwdossiers te beheren, en dit over verschil- lende beleidsniveaus heen. Zo kunnen gemeenten het dossier indienen, waarna het via de toe- passing ook door het Gewest beheerd en opgevolgd zal kun- nen worden. Dit voorbeeld toont de richting aan, ook voor de af- handeling van milieudossiers, die op stapel staat.

* Datamanagement ligt blijkbaar zeer moeilijk – en niet alleen in Brussel. Datamanagement lijkt makkelijker te kunnen op deel- niveaus zoals vb de kanto- ren- en woningmarkt, tewerk- stelling, lawaaihinder etc) . Het is niet altijd eenvoudig om het nut te bewijzen van het opslaan, beheren, actualiseren en actief gebruiken van gegevens. Ook bestaat de vrees (en weerom niet alleen in Brussel) dat de bui- tenwacht niet de gegevens zal vergelijken maar het beleid zal beoordelen op de resultaten. Nochtans bestaat hier ook een dubbele basis : de digitale Urbis- kaart die toelaat talloze gege- vens letterlijk in kaart te bren- gen. Er is eveneens de mogelijk- heid om de fi nanciële gegevens van de gemeenten te poolen en te gebruiken.

Hier is een domein, waarop het gewest ervaring heeft opgedaan en een reeks resultaten heeft geboekt. Het is ook een domein die voor de gemeenten van nut zijn geweest en die nu resul-teren in een snellere, goedkopere en betere dienstverlening.

Dit moet nog meer een prioriteit wor-den in de toekomst. Het gaat hier niet alleen om informatica. De reorganisa-tie van de diensten en het organiseren van de informatiedoorstroming is zo-niet nog belangrijker. De competenties daarvoor kunnen niet in elke gemeen-te worden opgebouwd; die moeten ge-poold worden.

15

4. Competente ambtenaren

Bedrijven hebben er belang bij dat de gemeenten over bekwaam en gemotiveerd personeel kunnen be-schikken. Dat geeft zekerheid en dui-delijkheid.

De Brusselse gemeenten beschikken over een zeer groot aantal medewer-kers. Dit is op zich geen probleem in-dien, waar nodig, het personeel zich kan aanpassen aan voortdurende reorganisaties en daar de kans en de middelen toe krijgt.. Dat vraagt een modern personeels- en compe-tentiebeheer. De Gewestelijke School voor de openbare besturen – GSOB, biedt basisopleidingen in verband met de bestuurscompetenties van de ge-meenten: Openbare aanbestedingen, organisatie van personeel, overheids-fi nanciën, publiek recht, overheidsma-nagement, informatica en statistieken, stedenbouw en ruimtelijke ordening.

Dit alles is goed maar zal niet vol-doende zijn. De inspanningen voor re-organisatie moeten natuurlijk gepaard gaan met opleidingsprogramma’s.

5. Aandacht voor alle ondernemingen in de gemeente

Bedrijven, ook internationale en indu-striële bedrijven, hebben er belang bij dat gemeenten hen kennen, hun pro-blemen en verwachtingen begrijpen en hun bekommernissen delen. Dat is de beste garantie voor het opbouwen van een bedrijfsvriendelijke klimaat en het vermijden van anti-economische maatregelen.

Brussel is over de hele wereld gekend en dat trekt bedrijven en activiteiten aan. Brussel scoort daarom zeer hoog op verschillende ratings en monitors.

De vierde plaats in de European Cities Monitor van Cushman en Wakefi eld, na Londen Parijs en Frankfurt, is daar-van het bekendste voorbeeld.

Jarenlang is men er daarom van uitge-gaan dat de bedrijven toch naar Brus-sel komen en dat er geen speciale actie moet worden ondernomen naar deze bedrijven toe, ook niet op ge-meentelijk vlak. Intussen is de concur-rentie van Barcelona, Madrid, Praag en Berlijn een realiteit geworden.

Grotere bedrijven of bedrijven die niet of weinig in contact zijn met de ge-meenten zijn ook belangrijk voor Brus-sel. Ook industriële activiteiten zijn dat. Betere contacten tussen alle bedrijven en de gemeentelijke overheden moe-ten de vrij ambigue relatie tussen de gemeenten en de grotere bedrijven op hun grondgebeid, die de laatste de-cennia heeft bestaan, verbeteren.

* *****

- De Overheden in Brussel, Crisp http://www.rbc.irisnet.be/crisp/

- Locale Financiën, Dexia, juni 2005

- De Brusselse negentien gemeenten en het Brussels model. Redactie : Els Witte, André Alen, Hugues Dumont, Pierre Vandernoot, Roel De Groof Uitgeverij Larcier

- Brusselse Thema’s nr. 10 : Tussen Interactie en autonomie. Joost Vaesen, VUBPress

16

De gemeenten, in hun huidige vorm zijn, on-getwijfeld zeer actief en ze passen zich aan

binnen de ingewikkelde stadsomgeving waarin ze opereren. Maar ze zitten op hun limiet. Een verhoging van hun middelen zal nodig zijn om dit alles op peil te houden.

Maar eerst moeten de gemeenten uitzoeken hoe ze beter kunnen doen met de midde-

len die ze hebben. En dat kan. Dit zijn natuurlijk in de eerste plaats besparingen. Maar de lokale besturen beschikken nog over geweldige moge-lijkheden om in onderling overleg en in samen-werking met het gewest, consequent schaalvoor-delen op te sporen en te benutten.

Alles kan beter. Maar dit soort aanpak vraagt heel wat “re-engineering” en dat vereist

dan weer een coherent plan, fi nanciële middelen en specifi eke competenties. Bovendien zullen die stappen naar grotere effi ciëntie moeten ge-beuren binnen de gemeenten zelf en binnen het bestaande budget.

Dat is de uitdaging, en terzelfder tijd een enorm project. Zoiets vraagt tijd, veel tijd,

maar ook continuiteit. Maar de gemeenten heb-ben geen keuze; het is een must. Die reorganisa-tie is niet alleen determinerend voor de toekomst van de Brusselse gemeenten, ze is ook determi-nerend voor de toekomst van het ganse gewest.

Grotere effi ciëntie en grotere complementa-riteit is geen verre droom. Dat is een dwin-

gende noodzaak.

Geen effi ciënt gewest zonder effi ciënte gemeenten

Jaarverslag vob

2005 2006●

18

1.1. Het Contract voor de Economie en de Tewerkstelling – CET

1. Economie – Werkgelegenheid

De aankondiging van een partner-schap met de socio-economische milieus vormde duidelijk de originele strategische pijler van het beleid van de Regering geïnstalleerd sinds het begin van het vorige verslagjaar.

De onderhandeling van een «Contract voor de Economie en de Tewerkstel-ling» met de vertegenwoordigers van de sociale partners moest het begin betekenen van een beleid dat van de onderneming de essentiële hefboom maakte van het sociaal beleid.

In een eerste fase zijn de sociale part-ners het eens geworden over de on-derwerpen die het voorwerp zullen zijn van een contractuele verbintenis met de Regering. Dit kaderakkoord dat op 21 januari 2005 werd ondertekend, nam een aantal door het VOB in zijn memoranda geformuleerde prioritei-ten op, onder meer de toepassing van het gemengd beheer van de arbeids-markt, een sterkere samenhang tus-sen opleiding en werkgelegenheid, de beperking van de directe of admi-nistratieve lasten, en tot slot de valori-satie van het multiplicatoreffect van de internationale rol van Brussel.

Dit principeakkoord liep uiteraard niet vooruit op de positie van de sociale partners ten opzichte van de uitvoe-ringsmaatregelen waarvoor in de zomer 2005 een tweede onderhan-delingsronde werd aangevat. Deze

uitvoeringsmaatregelen zijn in 27 pri-oritaire werkterreinen opgesplitst en in 5 pijlers gegroepeerd: de hefbomen voor de werkgelegenheid van de Brus-selaars, de herstelmaatregelen van de arbeidsmarkt, de interface werkgele-genheid/opleiding, de hervorming van de economische beleidsinstrumenten, en tot slot de sectorale strategieën.

In het kader van deze werkgroepen werden de sociale partners verzocht een geheel van thematische initiatief-voorstellen te onderzoeken die de di-verse ministeriële kabinetten hadden opgesteld betreffende wijd uiteenlo-pende thema’s zoals het vergemak-kelijken van bedrijfsoverdrachten, de organisatie van incubators voor bui-tenlandse investeringen, de oprich-ting van een begeleidingsstructuur voor innovatie in kleine en middel-grote ondernemingen (Mistral-plan), of nog een geheel van actieplannen in sleutelsectoren voor innovatie (ge-zondheid, milieu, nieuwe informa-tie- en communicatietechnologieën) of werkgelegenheid (handel, horeca, bouw).

Men heeft evenwel moeten vaststellen dat het door de Regering ritme van het tripartiet overleg ongelijkmatig verliep en dat een aantal door het CET be-oogde acties door sommige leden van de Regering, parallel aan de lopende onderhandelingen met de sociale part-ners, reeds werden uitgevoerd.

Ondanks een voluntaristisch discours en de invoering van een programma van de CET-doelstellingen voor de periode 2005-2009, lijkt de Regering moeilijk tot overeenstemming te kun-nen komen betreffende de tenuitvoer-legging van een samenhangend geheel van initiatieven die overeenkomstig de essentie zelf van de contractuele aan-pak aan de concrete behoeften van de ondernemingen tegemoet komen, te weten de heropleving van de werkge-legenheid door de economie.

De behandelde thema’s en de stand van zaken van het overleg met de soci-ale partners werden in een synthesen-ota samengevat waarin voor elk thema de door het VOB ingenomen stand-punten duidelijk worden weergegeven. Deze nota, opgesteld in overleg met de Economische en Sociale Commis-sies van het VOB en de KHNB, wijst op de prioriteiten van beide organisaties, onder meer op het gebied van innova-tie, fi scaliteit, opleiding, mobiliteit en administratieve vereenvoudiging.

In dit stadium van het tripartiet overleg dringt zich duidelijk de noodzaak op om de regeringsactie, die thans veel-eer gericht lijkt te zijn op de uitvoering van eerder besliste maatregelen of op de herstructurering van publiekrechte-lijke en parapubliekrechtelijke instellin-gen, in functie van deze economische en sociale prioriteiten te heroriënteren. Dit «opnieuw toespitsen op de priori-teiten» blijkt dus de belangrijkste inzet te zijn voor de voortzetting van het tri-partiet overleg.

1.2. Het Tewerkstellingsplan voor de Brusselaars

Tijdens de zitting van 20 maart van het Brussels Economisch en Sociaal Over-legcomité hebben de Regering en de sociale partners een Tewerkstellings-plan voor de Brusselaars ondertekend.

Dit nieuwe Plan werd in januari tijdens een zitting van het Overlegcomité voor

de eerste keer aan de sociale partners voorgesteld.

Op de vraag over zijn samenhang met het Contract voor de Economie en de Tewerkstelling, had de Regering toen geantwoord dat dit Plan er een ope-rationeel actieplan van was dat rond

4 pijlers was opgebouwd: mobilisatie van de, openbare en privé operatoren ten gunste van de werkgelegenheid voor de Brusselaars; een betere be-geleiding en responsabilisering van de werkzoekenden; uitbreiding en di-versifi catie van het opleidingsaanbod en met name van de opleidingen in de onderneming; een beter gebruik door het Gewest van federale instrumenten (vermindering van de sociale lasten op de lage lonen, bedrijfsfi scaliteit, te-

19

De herstructurering van de BGDA en de verbetering van zijn werking ver-tegenwoordigen van twee pijlers van het Contract voor de Economie en de Tewerkstelling, te weten een nauwere samenwerking tussen de overheids- en particuliere partners en een betere begeleiding van de werkzoekenden. De opstelling van een beheercontract tussen het Gewest en de BGDA zal dus het kader vormen voor de priori-

taire opdrachten van deze instelling waarbij zij kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen zal toegewezen krijgen met opgave van de nodige middelen om deze doelstellingen te bereiken.

De grote principes van dit beheerka-der berusten op voorbereidende docu-menten opgesteld door een privé-con-sultant en waaraan het Beheercomité talrijke werkvergaderingen heeft ge-

wijd. Het VOB vertegenwoordigt de gesprekspartners van de werkgevers-organisaties in dit Beheercomité.

Op de datum van redactie van dit do-cument zal het Beheercontract door de Regering zijn goedgekeurd. Dit Be-heercontract getuigt duidelijk van een vernieuwende evolutie in de geschie-denis van deze instelling.

1.3. Beheercontract van de BGDA

werkstelling van jongeren). De tenuit-voerlegging van deze pijlers vertegen-woordigt 76 concrete voorstellen.

Afgezien van de gegrondheid van de regeringsvoorstellen, hadden de so-ciale partners voor dit nieuw initiatief van de Regering een voorafgaand overleg gewenst. De coördinatie tus-sen de maatregelen die in het kader van de 27 werkterreinen ter uitvoering van het Contract voor de Economie en de Tewerkstelling werden onderhan-deld, en de 76 actievoorstellen van het nieuw Tewerkstellingsplan voor de Brusselaars, lijkt op het eerste gezicht niet voor de hand liggend.

De toelichting van de Regering dat het

nieuwe Plan de verlenging is van de 15 prioritaire werkterreinen van het «Contract» op het gebied van werk-gelegenheid en opleiding, vermindert nauwelijks de complexiteit of de moei-lijke leesbaarheid van dit geheel van plannen en maatregelen. Productiviteit blijft de ware inzet van dit overleg.

De Economische en Sociale Com-missies van het VOB en de KHNB hebben dit nieuw Tewerkstellingsplan diepgaand bestudeerd en hebben het detail van hun bevindingen in een do-cument samengevat. Dat werd aan de Raad van bestuur voorgelegd en aan het Brussels Eco-nomisch en Sociaal Overlegcomité werd overgemaakt.

Het Tewerkstellingsplan is onderte-kend en heeft in dit opzicht de waarde van een afgesloten akkoord.

Wanneer het Plan concreet zal worden uitgevoerd, zullen de mandatarissen van het VOB zich naar de aanwijzin-gen van hun Raad van bestuur schik-ken: zij zullen erop toezien dat deze diverse beleidsdocumenten georiën-teerd blijven in overeenstemming met de doelstellingen die direct aan het werkgelegenheidsprobleem en de ac-tiviteit van de ondernemingen verbon-den zijn. Binnen dit erg complex ge-heel moet dan worden bepaald welke voorstellen en maatregelen op korte termijn kunnen worden uitgevoerd.

1.4. Mobiliteit in werkgelegenheid en samenwerking tussen de Gewesten

Het VOB heeft met veel voldoening vastgesteld dat het Vlaams en het Brussels Gewest een samenwerkings-akkoord hebben gesloten ter bevorde-ring van de mobiliteit van de werkzoe-kenden in beide gewesten.

Dit akkoord zal voor de werkzoeken-den van elk Gewest effectief de mo-gelijkheden moeten scheppen om hun zoeken naar werk uit te breiden tot het Brusselse Hinterland dat het grondgebied van de 19 gemeenten

ruim overschrijdt. Doorheen zijn me-moranda wijst het VOB op deze van-zelfsprekendheid en oordeelt dat de intergewestelijke mobiliteit van de ar-beidskrachten een noodzakelijke voor-waarde is om het hoge werkloosheids-cijfer van het Gewest terug te dringen.

1.5. Het Charter voor diversiteit in de onderneming

De Raad van bestuur van het VOB erkent de opportuniteit voor de on-dernemingen om het «beginsel van non-discriminatie» in het beheer van hun human resources vrijwillig te on-derschrijven.

Het tot stand komen van deze reso-lutie houdt ongetwijfeld verband met de huidige politieke intensiteit rond de problematiek. Bij gebrek aan een voluntaristische boodschap van de werkgevers, kunnen parlementaire of

regeringsinitiatieven het licht zien die volgens ons niet zijn aangepast aan de economische context.

Maar zij houdt vooral verband met de preoccupatie van een overeenstem-ming tussen enerzijds de internatio-nale context van de economische activiteit in Brussel die heel specifi eke technische, commerciële en linguïsti-

20

1.6. De Gewestbegroting voor 2006

Het VOB heeft gewoontegetrouw de hoofdlijnen van de begroting 2006, en meer in het bijzonder deze die een weerslag hebben op de economische activiteiten, aan zijn Raad van bestuur voorgelegd. Dit jaar beantwoordt de, grotendeels evenwichtige, begroting opnieuw aan de normen van de Hoge Raad van Financiën.

Het Gewest zal overigens de eerste zijn die specifi eke boekhoudkundige regels zal toepassen bepaald in een ordonnantie die voortaan de oude wet op de Rijkscomptabiliteit vervangt. De relatie tussen de inkomsten en de uit-gaven wordt transparanter, maar deze nieuwigheden bemoeilijken de verge-lijkingen met de voorgaande jaren.

Globaal zijn de inkomsten ten opzich-te van 2005 met 12,7% gestegen. Dit cijfer moet evenwel tot 5,3% worden teruggebracht indien men een aantal uitzonderlijke uitgaven in aanmerking neemt. Het aandeel van deze inkom-sten dat rechtstreeks door de onder-nemingen wordt ondersteund is moei-lijk te schatten, rekening houdend met de uitermate uiteenlopende aard van hun bijdragen.

Ten opzichte van de begroting 2005 vertegenwoordigen de uitgaven in ter-

men van «liquidatie» een nettostijging van ongeveer 4,6%.

Wij moeten vaststellen dat een groot deel van de uitgaven bestemd voor de economie aan de fi nanciering van overheidsinstellingen wordt besteed voor opdrachten die hun in het kader van de tenuitvoerlegging van het Con-tract voor de Economie en de Tewerk-stelling worden toevertrouwd. Het VOB had een meer voluntaristisch accent gewenst in termen van administratieve vereenvoudiging en vermindering van de fi scaliteit.

Anderzijds werden aanzienlijke mid-delen toegewezen aan de bevordering van wetenschappelijk onderzoek en technologische ontwikkeling, aan de investeringssteun en ten slotte aan de bijdrage van een solidariteitsfonds dat het gewestelijk fi scaal beleid ten op-zichte van de gemeenten ondersteunt en de weerslag van de gemeentefi s-caliteit op de economische activiteit verhoudingsgewijs vermindert.

Het commentaar van het VOB werd aan de bevoegde Gewestminister meegedeeld en werd overigens in het magazine « Dynamiek » gepubliceerd.

sche vaardigheden veronderstelt, en anderzijds de sociaaldemografi sche specifi citeit van de gewestelijke bevol-king.

In dit opzicht is het charter een ge-schikt instrument dat het mogelijk maakt om de bedrijfswereld en de de-mografi sche realiteit in een verband van nauwe complementariteit te va-loriseren.

Voor het VOB beperkt diversiteit zich niet tot de non-discriminatie van al-lochtone werknemers maar moet alle vormen van discriminatie beogen.

De Gewestminister van Tewerkstel-ling heeft aan dit initiatief zijn steun verleend en heeft erop gewezen dat tegenover de morele verbintenis van

de ondernemingen hij de regering zou voorstellen enige andere dwingende maatregel achterwege te laten.

Het «Charter voor Diversiteit in de Onderneming» werd dus op 19 de-cember 2005 in aanwezigheid van de Minister van Tewerkstelling door vrij-wel 60 ondernemingen ondertekend. De integrale tekst van het Charter en de lijst van de ondertekenende onder-nemingen werden in de januari- en februarinummers 2006 van het maga-zine «Dynamiek» gepubliceerd. Deze documenten zijn op het secretariaat van het VOB beschikbaar.

Lijst van de ondertekenaars van het

Charter van de Diversiteit

Abatan n.v.Archi + I n.v.Art & Build n.v.Assubel n.v.AutoVision n.v.AXA Belgium n.v.BASE n.v.Belgacom n.v.Besix n.v.Carrefour Belgium n.v.CCIB KHNB vzwxCFE n.v.Club Med n.v.Cofi nimmo n.vColruyt n.v.Conrad Hotel n.v.Daoust Interim n.v.Decitime n.v.Dexia n.v.Euroclean n.v.Fortis n.v.,Grains Noirs n.v.Getronics n.v. Hotel Métropole n.v.,Hôtel Vendôme n.v.Ikea n.v.ING n.v.Inno n.v.Jacques Delens n.v.KBC n.v.Manpower Belgium n.v.Manufast n.v.Marcq & Roba n.v.,PARTENA -Assurances socialespour Travailleurs indépendants s.a.PARTENA - Caisse d’Allocationsfamiliales asblPARTENA - Mutualité Libre s.a.PARTENA - Secrétariat Social d’Employeurs vzwPARTENA - Sociaal Secretariaatvoor Werkgevers vzw,PARTENA - Sociale Verzekeringen voor Zelfstandigen vzwPaty n.v.Proximus n.v. Quick n.v.Randstad n.v., Schindler n.v.,Securex n.v., Siemens n.v.Smith & Nephew n.v.Sodexho n.v.Sud Construct n.v.Touring Club Belgique n.vUEB VOB vzwVissers & Co n.v.Vrije Universiteit BrusselWinterthur n.v.

21

1.7. Het vertrouwen van de ondernemingen in het gewestbeleid: opiniepeiling VOB/KHNB

In de maand mei hebben het VOB en de KHNB samen met l’Union Wallonne des Entreprises en de Waalse Kamers van Koophandel de resultaten van een opiniepeiling bekendgemaakt die zij bij de ondernemingen hebben uitgevoerd en die betrekking had op hun moge-lijke delokalisatie/herlokalisatie, op hun beoordeling van de inzetten van het gewestbeleid en ten slotte op het vertrouwen dat zij in de politieke ge-sprekspartners stellen.

Ongeacht hun lokalisatie, zijn de eco-nomische milieus niet noodzakelijk

gevoelig voor de gewestelijke realiteit. Zij ervaren vooral de complexiteit er-van en schatten slecht de werkelijke invloed van het gewestbeleid op het dagelijkse bedrijfsleven in.

Uit de opiniepeiling blijkt duidelijk dat het contact van de onderneming met het lokaal beleid zich vaak in de dwingende maatregelen van dit beleid concretiseert. In Brussel verwijzen de ondernemingen meestal naar de ge-westelijke en gemeentelijke fi scaliteit, de administratieve vereenvoudiging en de mobiliteit als prioritaire thema’s.

Deze onderwerpen getuigen, weinig verwonderlijk, van het gebrek aan een gezamenlijke aanpak door de gewes-telijke en gemeentelijke partners voor de tenuitvoerlegging op gemeentelijk niveau van de ontwikkelingsdoelstel-lingen die de overheid zich op gewes-telijk niveau heeft gesteld.

De gevolgen van deze wanverhouding zijn niet uit te vlakken. Deze opinie-peiling wijst namelijk uit dat meer dan 36% van de Brusselse ondernemin-gen bereid zijn om zich, op termijn, te herlokaliseren, en in voorkomend ge-val zelfs buiten België.

Dit leek ons reden te meer om het the-madossier van dit jaarverslag eraan te wijden.

1.8. De druk van de lokale fi scaliteit

Het VOB wijst er herhaaldelijk op, en het Contract voor de Economie en de Tewerkstelling bevestigt het: de ge-meentefi scaliteit in het Brussels Gewest is complex en valt op door zijn “hoog niveau” of een zekere “reglementaire wispelturigheid” , wat voor de onderne-mingen een klimaat van onzekerheid aanscherpt. Het Contract wijst er zelfs op dat bepaalde heffi ngen, door hun structuur of hun tarief, de economische ontwikkeling van Brussel kunnen be-lemmeren.

Als logisch gevolg van deze bevindingen heeft de gewestregering een universi-tair consortium belast met de uitvoering van een econometrische analyse ge-baseerd op 10 jaar observatie van de bedrijfsfi scaliteit binnen een ruimte die ongeveer met de oude provincie Bra-bant overeenstemt. Het resultaat van deze analyse was voorspelbaar en be-vestigt wat de beroepsverenigingen, en meer in het bijzonder het VOB, steeds opnieuw benadrukken: in verhouding tot zijn rand lijdt Brussel aan een grote fi scale ongelijkheid. Deze ongelijkheid wordt gemiddeld op 50% geschat, en kan zelfs 80% bereiken wanneer men Zaventem met de Leopoldswijk verge-lijkt. En tussen de Brusselse gemeen-ten kan de fi scale druk in een verhou-ding van 1 tot 7 variëren.

De conclusies die het universitair con-sortium uit deze bevindingen heeft getrokken, en die door de Minister-Voorzitter werden overgenomen, zijn daarentegen verbazend: het onder-zoek benadrukt dat deze afwijkingen in fi scale druk ten opzichte van de «an-dere lokaliseerbare lasten» marginale bedragen vertegenwoordigen, en dat de fi scaliteit, hoewel inderdaad ongun-stig in Brussel, nooit een beslissende factor is in de keuze van lokalisatie of delokalisatie van de ondernemingen.

Het VOB vindt deze boodschap veront-rustend en duidelijk tegenstrijdig met de verklaringen van de ondernemin-gen die vandaag de redenen van hun keuze kenbaar maken om zich buiten het Brussels Gewest te vestigen.

Bovendien distantieert men zich door die boodschap van het succes van het fi scaal beleid van de andere gewes-ten, dat erop gericht is investeerders aan te trekken en de concurrentie tus-sen de steden en gewesten te laten spelen.

Tot slot is de lokale fi scaliteit verre van de enige bron van de kosten waarmee de ondernemingen van het gewest moeten rekenen. Om er maar enkele te noemen: de stedenbouwkundige

lasten die enkel in Brussel worden geheven voor de bouw van gebouwen bestemd voor kantoren of voor activi-teiten van immateriële productie; dan is er ook de prijs van het water dat in Brussel duurder is dan in de andere gewesten voor specifi eke distributie-verplichtingen en lokale heffi ngen die in de productiegemeenten worden geheven. Ten slotte zijn er nog tal van andere factoren die bijzonder nadelig zijn voor de uitoefening van een eco-nomische activiteit in het Gewest. Bij-voorbeeld de toegankelijkheid met de auto en de belemmeringen waarop de ondernemingen botsen wanneer zij de bouw van parkings aanvragen, of de vergunning voor het gebruik van deze parkings.

Het VOB heeft daarom in de pers uitbe-nadrukt dat het niet begrijpt waarom de Regering, nadat zij de belangrijkste hin-dernissen die op het economisch par-cours zo duidelijk had geïdentifi ceerd, er geen groter belang aan hecht .

Het VOB wijst erop dat het discours van de regering, waarin de hindernissen in kaart gebracht worden en tegelijkertijd de weerslag ervan gebagatelliseerd wordt, niet strookt met de «contrac-tuele» tripartiete aanpak waartoe de Regering zich heeft verbonden om de aantrekkelijkheid van Brussel voor de ondernemingen en de werknemers te bevorderen.

22

1.10. «Brussel Internationaal»Het VOB heeft het accent willen leg-gen op de troeven van Brussel als hoofdstad van Europa en internatio-naal handelscentrum die zowel voor de twee andere gewesten als voor Brussel de economische en sociale drijfkracht zijn.

Naast de vaststelling van deze troeven vereist hun valorisatie de invoering van een promotionele strategie waarvan de Economische Commissie van het VOB

voor de Regering een samenvattende nota van de belangrijkste elementen heeft opgesteld. Een samenvatting van deze nota werd in het magazine «Dynamiek» gepubliceerd.

Hiervoor is een transversale aanpak vereist en betreft de betrekkingen met de Europese overheid in Brussel, de internationale promotie van Brussel bij de multinationale ondernemingen maar eveneens de promotie van de

congres- en horeca-infrastructuren, investeringen in opleidingen en on-derwijs gericht op meertaligheid, een doeltreffend mobiliteitsbeleid en ver-voers- en onthaalinfrastructuren voor de industriële activiteiten.

Overigens veronderstelt de tenuitvoer-legging van deze internationale stra-tegie een actieve medewerking van de twee andere gewesten en van de federale overheid.

Vanuit dit perspectief dat Brussel over de infrastructuren moet beschikken om zijn internationale positie te va-loriseren, heeft de «Economische» Commissie van het VOB zich als doel gesteld het strategisch belang van de

1.11. Pleiten ten gunste van de luchthaven Brussel-Nationaal

luchthaven Brussel-Nationaal voor de ontwikkeling van de ondernemingen op de voorgrond te stellen.

De argumentatie die thans wordt op-gesteld moet zorgen dat het verder

ontwikkelen van deze voor Brussel vi-tale functie - trouwens ook voor de an-dere gewesten - de bovenhand krijgt op de politieke commotie omwille van milieurisico’s inherent aan luchthaven-activiteiten.

De Economische en Sociale Raad heeft zich uitgesproken over een voor-ontwerp van een uitvoeringsbesluit van de ordonnantie die de Gewestregering in april 2004 heeft aangenomen en die de wet van 4/8/1978 betreffende de gewestelijke economische expansie van de KMO’s moderniseert.

Het doel van de nieuwe ordonnantie en haar uitvoeringsbesluit, zoals aan-gekondigd in de regeringsverklaring en benadrukt in het «Contract voor de Economie en de Tewerkstelling», be-staat in een verbetering van de selec-tie voor de toekenning van de steun, en van zijn beslissend karakter in de investeringsbeslissingen van de on-dernemingen.

De Raad heeft in juli 2005 een in het algemeen gunstig advies uitgebracht, onder meer betreffende de invoering van dwingende termijnen voor het on-derzoek en de afsluiting van de dos-siers. Deze procedurevernieuwing zou in feite tegemoet moeten komen aan één van de oorzaken van de relatieve afkeer van de ondernemingen van dit soort stimuli, te weten de overdreven termijn tussen de uitvoering van de investering en de vereffening van de steun.

Voor wat de verplichte raadpleging van de BGDA voor de werving van extra personeel betreft was het VOB evenwel meer gereserveerd. Het VOB heeft erop aangedrongen dat deze

raadpleging zich moet beperken tot een middelenverbintenis waarvan de tenuitvoerlegging de onderneming die de BGDA heeft geraadpleegd niet van de aanvullende steun uitsluit als er geen bevredigende oplossing werd gevonden.

Het besluit dat de Regering op 1/12/2005 heeft aangenomen hand-haaft de samenwerking met de BGDA als een hoeksteen van een instrument dat de tewerkstelling van Brusselse werkzoekenden wenst te bevorderen. Het percentage van de overheidste-gemoetkoming werd verhoogd en de dwingende administratieve procedu-retermijnen werden gehandhaafd wat het verband tussen de subsidiebeslis-sing en de uitvoering van de investe-ring zou moeten versterken.

1.9. Gewestelijke investeringssteun

Op niveau van de opbouwende con-clusies van dit onderzoek heeft het VOB evenwel de beslissing van de Re-gering genoteerd om de huidige meer dan 800 gemeenteheffi ngen aan een kritische studie te onderwerpen en een

gewestelijke solidariteit te organiseren om de ongelijkheid met de rand uit te vlakken zonder het evenwicht van de gemeentelijke fi nanciën in het gedrang te brengen.Het debat over de lokale fi scaliteit

wordt in het kader van de Economi-sche en Sociale Raad voortgezet.

23

2. Stedenbouw – Ruimtelijke ordening

De vereenvoudiging van de procedu-res inzake ruimtelijke ordening is een leidmotif waar het VOB doorheen zijn memoranda telkens opnieuw als een bezwering blijft op aandringen.

Rationalisatie en vereenvoudiging zijn namelijk krachtige hefbomen van eco-nomische ontwikkeling. Daarentegen kan het gebrek eraan de meest ne-faste gevolgen hebben.

De regeringsverklaring en het Contract voor de Economie en de Tewerkstel-ling drukken deze bezorgdheid uit. In de praktijk laat de concrete vorm van

deze aanpak nochtans op zich wach-ten. De strategie die een aantal rege-ringsleden beogen om de procedures te bespoedigen lijkt veeleer te berus-ten op de werving van extra personeel eerder dan op een daadwerkelijke in-zet tot vereenvoudiging.

Meer nog, in de loop van dit jaar heeft het VOB op het gebied van ruimtelijke ordening evenals op andere gebieden (milieu, mobiliteit) kennis gehad van regeringsprojecten die in tegengestel-de richting gingen. De hierna volgende hoofdstukken getuigen hiervan, zij het de wijziging van de Gewestelijke Ste-

denbouwkundige Verordening of de af-wezigheid van een follow-up van onze voorstellen inzake de reorganisatie van het beschermingssysteem voor monumenten en landschappen.

De kritische studie van het globaal regelsysteem voor de afl evering van bouw- en exploitatievergunningen zal voor de sociale partners, en in elk geval voor het VOB, in de komende maanden een duidelijke prioriteit zijn. Het VOB en de KHNB hebben binnen hun Commissie «Ruimtelijke orde-ning» een diepgaande refl ectie over dit thema aangevat.

2.1. De vereenvoudiging van de procedures

2.2. Wijziging van de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening

Ingevolge diverse procedurefouten bij de aanneming van de GSV op 13/3/1999 die trouwens door de Raad van State werden gesanctioneerd, heeft de Regering de GSV thans op-nieuw op stapel gezet, voorafgegaan door een openbaar onderzoek dat op 7 oktober afl iep en waaraan het VOB actief heeft meegewerkt door een be-zwaar in te dienen waarvan de tekst in het magazine «Dynamiek» werd ge-publiceerd.

Het nieuw ontwerp van de steden-bouwkundige verordening dat sterk op de voorgaande geïnspireerd is, bevat namelijk een aantal wijzigingen waarvan de inhoud niet met de betrok-ken beroepsmilieus werd overlegd, in tegenstelling tot de oorspronkelijke versie van de verordening die het re-sultaat was van een uitgebreid door de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie georganiseerd raadplegingsproces.

Het ontwerp bevat onder meer een nieuwe «Titel VIII» die evenmin vooraf werd overlegd en nieuwe parkeernor-men buiten de openbare weg bepaalt.

Ter herinnering, deze kwestie is thans het voorwerp van een ministeriële om-

zendbrief (omzendbrief 18) waarvoor het VOB samen met andere beroeps-verenigingen een beroep tot nietigver-klaring voor de Raad van State heeft ingesteld.

De toevoeging van deze nieuwe titel bevestigt de beperking van het toege-staan aantal parkeerplaatsen in de on-dernemingen en blijft uitermate streng voor de kantoorgebouwen. Zijn bijzon-der beperkend stelsel ten opzichte van gebouwen bestemd voor «activiteiten voor de vervaardiging van immateriële en hoogtechnologische goederen» lijkt overigens onbegrijpelijk in de huidige context van het Contract voor de Eco-nomie en de Tewerkstelling dat deze activiteitensector in het kader van het werkgelegenheidsbeleid van de Rege-ring als prioritair beschouwt.

Het VOB heeft dus benadrukt dat het ontwerp in zijn huidige vorm tegen-strijdig is met de voorschriften inzake rechtszekerheid en met de doelstelling van de administratieve vereenvoudi-ging die de basis vormt van het Con-tract voor de Economie en de Tewerk-stelling dat de sociale partners en de Regering thans ten uitvoer trachten te leggen.

Naar aanleiding van het openbaar on-derzoek werd het ontwerp van de ver-ordening overeenkomstig de wettelijke procedure aan de adviesorganen en in het bijzonder aan de Raad voor het Leefmilieu en aan de Economische en Sociale Raad voor advies voorge-legd. Deze adviezen en alle tijdens het openbaar onderzoek geformuleerde bezwaren en opmerkingen werden uit-eindelijk aan de Gewestelijke Ontwik-kelingscommissie voorgelegd.

Het VOB heeft aan deze hele proce-dure actief deelgenomen. De door het VOB ingediende opmerkingen werden overigens door de voor het VOB en de KHNB gemeenschappelijke Commis-sie «Stedenbouw» voorbereid.

De gesprekken met de Adviescommis-sies waren over het algemeen moeilijk. Het door de GOC uitgebracht advies was niet unaniem. Een aantal voorstel-len van het VOB, onder meer op het gebied van parkeren, werden niette-min in aanmerking genomen.

Het advies van de GOC en de verant-woording van de afwijkende beslis-singen van de Regering zullen in het Belgisch Staatsblad in bijlage aan de tekst van de nieuwe verordening inte-graal worden opgenomen.

24

2.3. De bescherming van het erfgoed

In de loop van het voorgaande jaar werd het VOB op een hoorzitting van de Commissie voor Ruimtelijke orde-ning, Stedenbouw en Grondbeleid van het Brussels Gewestparlement uitge-nodigd om uiting te geven aan de pre-occupaties van de bedrijfswereld be-treffende de rol en de werking van de Koninklijke Commissie voor Monumen-ten en Landschappen. De boodschap van het VOB was ondubbelzinnig. De procedure van het «eensluidend ad-vies» dat voor de overheid waarbij de aanvraag voor een vergunning werd ingediend, een dwingend karakter verleent aan de adviezen van de Ko-ninklijke Commissie, moet worden op-geheven. De ervaring leert ons dat het niet geschikt is om aan een commissie van deskundigen, hoe bevoegd zij ook mogen zijn, een verantwoordelijkheid te delegeren die op zich aan de over-heid toebehoort.

Deze hoorzitting in het Gewestparle-ment is lang zonder gevolg gebleven.

Het VOB heeft evenwel kennis gekre-gen van een voorontwerp van ordon-nantie, op initiatief van de bevoegde Staatssecretaris, dat gedeeltelijk aan deze preoccupatie tegemoetkomt. Dit voorontwerp maakt namelijk een onderscheid tussen enerzijds de ge-bouwen die, in beperkt aantal, een bijzondere bescherming verdienen en waarvoor het advies van de Commis-sie voor Monumenten en Landschap-pen dus dwingend blijft, en anderzijds de andere gebouwen waarvoor het ad-vies zijn dwingend karakter verliest.

De innovatie gaf in de politieke en ver-enigingsmilieus evenwel aanleiding tot talrijk uiteenlopend commentaar. Op de datum van redactie van dit do-cument is het ontwerp nog steeds in studie.

Dit voorstel tot amendement kan op zich evenwel de onzekerheden ophef-fen die op vele, huidige of toekomsti-ge, projecten wegen waarvan het lot

afhankelijk is van het louter subjectief oordeel van erfgoeddeskundigen die soms de instandhouding van het ver-leden bevoordelen boven enige nood-zaak van economische doeltreffend-heid en zelfs van veiligheid.

Dit dossier wordt gevolgd door de Commissie «Stedenbouw» van het VOB en de KHNB.

25

3. Mobiliteit

Op 7 oktober ll. beslisten de vakbon-den hun protest te uiten tegen de op-ties van de federale Regering inzake eindeloopbaan en sociale zekerheid. Deze protestacties hadden de toegan-gen tot het Gewest en bedrijfsterrei-nen als doelwit.

Toen de vakbonden voor 28 oktober een herhaling van deze betogingen aankondigden, hebben het VOB en de KHNB zich tot de Burgemeesters van de 19 gemeenten en de Gouverneur

3.1. De toegankelijkheid van Brussel gegijzeld

3.2. Lokale projecten voor de heraanleg van het wegennet

van Brussel gericht om op de ernstige gevolgen te wijzen, voor de bedrijfsbe-voorrading en de bedrijfsactiviteiten, van deze acties die de toegankelijk-heid en de mobiliteit van de werkne-mers belermmeren.

Het VOB en de KHNB hebben de gemeentelijke overheden verzocht alle preventieve maatregelen te tref-fen, met inbegrip van een beroep op de diensten van de openbare macht, teneinde de toegang tot de bedrijfster-

reinen en bedrijven te waarborgen en situaties te vermijden waarbij opzet-telijk verkeersopstoppingen worden veroorzaakt.

Beide verenigingen, door zich solidair te verklaren met het Verbond van Bel-gische Ondernemingen, hebben de bedrijven aangespoord hun rechten te laten gelden en hebben verklaard elk gerechtelijke procedure te steunen die de bedrijven eventueel zouden inleiden om schade te voorkomen of als scha-devergoeding die zij door deze onaan-vaardbare acties mochten lijden.

De Commissie «Mobiliteit» van de KHNB en het VOB heeft besloten toe-zicht te houden op de lokale verkeers-plannen waarvan de uitgestrektheid en strategische positie vanuit gewes-telijk mobiliteitsoogpunt een aanzien-lijke impact op de bedrijfsactiviteiten kunnen hebben.

De ontwikkelingen van de twee pro-jecten die tijdens het vorig verslagjaar met deze defi nitie overeenstemden, hebben de Commissie «Mobiliteit» ge-mobiliseerd.

3.2.1. Terkamerenbos

Eind juni vernamen het VOB en de KHNB via de pers dat de Stad Brussel beslist had om de Melkerijlaan in het Terkamerenbos tijdens de maanden juli en augustus voor het verkeer te sluiten.

Beide organisaties hebben zich daar-om tot de Burgemeester van de Stad gewend om op de negatieve impact te wijzen van dergelijke maatregel op de handelsactiviteiten van het stadscen-trum. Door het verkeer via de Water-loosesteenweg om te leiden die op dit punt op dagen van intense handelsac-

tiviteit en vooral op zaterdag en zelfs tijdens de zomer reeds verzadigd is, kon de toegankelijkheid via het zuiden van het Gewest er alleen maar moeilij-ker door worden.

Toch werd de maatregel doorgevoerd en daarom hebben het VOB en de KHNB besloten om in eerste instan-tie de populariteit van de maatregel te testen bij hen die er het meeste baat bij moesten vinden.

Het belang van deze eerste opiniepei-ling die bij de wandelaars werd uit-gevoerd, wees er in elk geval op dat dit soort wijziging van de verkeers-omstandigheden in en rond het Bos verre van een unanieme goedkeuring genoot. Zelfs voor een grote meerderheid van de wandelaars is de auto het meest aangewezen vervoersmiddel om naar het Bos te komen. En hoewel zij de sluiting van het Bos tijdens het week-end best kunnen begrijpen, is dat wel op de enige voorwaarde van een bete-re toegang met het openbaar vervoer en van meer alternatieve parkeer-plaatsen rond het Bos. Een duidelijke meerderheid van de «ondervraagden» was absoluut gekant tegen de sluiting van het Bos tijdens de week.

Ook ditmaal hebben het VOB en de KHNB op de verantwoordelijkheidszin van de stedelijke en gewestelijke over-heden een beroep gedaan door erop aan te dringen dat de mobiliteit via het Terkamerenbos een zaak is van gewestbelang en een globale aanpak vergt die parkings en het openbaar vervoer integreert. Dit standpunt kreeg veel gehoor in de pers.

3.2.2. Heraanleg van de Centrumlanen

In de loop van het vorig jaar hebben het VOB en de KHNB zich zorgen gemaakt over de weerslag van dit project in ter-men van mobiliteit en toegankelijkheid van de economische buurtactiviteiten en van de activiteiten die in de Vijfhoek gevestigd zijn. Ter herinnering, de doel-stelling van het project beoogde de her-kwalifi catie van de openbare ruimte van de Anspach- en Adolphe Maxlaan, van het Zuidstation tot aan het Rogierplein. De doelstelling in termen van mobiliteit bestond erin het transitverkeer van de Centrumlanen om te leiden. De Cen-trumlanen zouden dus in beide richtin-gen tot één rijstrook worden beperkt wat het VOB en de KHNB beschouwden als onverenigbaar met de toegankelijkheid van de buurt en van de Vijfhoek.

Beide verenigingen hebben dus aan de overheden van de Stad en het Gewest hun bezorgdheid geuit en ook aan de

26

3.3. Het probleem van de parkeerplaatsen

Het probleem van de parkeerplaatsen, dat de lokale of gewestelijke overheid meestal beschouwt als een bron van verkeer dat congestie veroorzaakt, is een terugkerend thema van het beleid mobiliteit en ruimtelijke ordening.

Volgens een concept dat thans de overhand op het beleidsplan lijkt te hebben, veronderstelt het beheer van de congestie automatisch de beheer-sing van het aantal beschikbare par-keerplaatsen, zowel op de weg als in de gebouwen bestemd voor economi-sche activiteiten.

Wat deze laatste betreft legt een nog steeds van kracht zijnde omzendbrief (omzendbrief nr. 18) het aantal par-keerplaatsen vast op basis van inge-wikkelde criteria, gelinkt aan de vloer-oppervlakte voor kantoorgebouwen, en aan het gebruik voor industriële gebouwen. In beide gevallen wordt rekening gehouden met het «aan-bod» van het openbaar vervoer.

De beperkende gevolgen van de toe-passing van deze omzendbrief voor nieuwe gebouwen hebben het VOB ertoe aangezet zich met andere ver-enigingen te associëren om er de nie-

tigverklaring voor de Raad van State van te vorderen. Een van de middelen tot nietigverklaring was afhankelijk van de reglementaire aard van de voorschriften terwijl zij in dit geval het voorwerp zijn van een omzendbrief met een niet-reglementair karakter. Het is wel zo dat de omzendbrief het voordeel biedt van soepelheid, maar vooral het nadeel van het gebrek aan rechtszekerheid, rekening houdend met de weerslag van zijn toepas-singsgebied dat op de structuren zelf van het gebouw betrekking heeft.

Op dit moment wachten wij nog steeds op de beslissing van de Raad van State. De Regering heeft evenwel op het argument van de onwettigheid van de omzendbrief geantwoord en deze laatste vervangen door de toe-voeging van een nieuwe Titel in het ontwerp van de Gewestelijke Steden-bouwkundige Verordening waarvan de aannemingsprocedure eerder in dit document werd vermeld. De GSV is wel degelijk van reglementaire aard. De vereiste procedure om de GSV aan te nemen of te wijzigen is evenwel lang en ingewikkeld. Hoewel zij dus aan de vereiste van rechtsze-kerheid beantwoordt, vertegenwoor-

digt zij daarentegen het nadeel van een totaal gebrek aan soepelheid ter-wijl haar bepalingen, omwille van hun strategisch karakter voor de uitrusting van de ondernemingen, in functie van de evolutie van de algemene mobili-teitscontext zouden moeten kunnen worden aangepast.

De toevoeging van deze nieuwe Ti-tel VIII in het ontwerp van de GSV heeft de meest hevige debatten ver-oorzaakt, zowel in het kader van het openbaar onderzoek als binnen de diverse adviesorganen die zich over het ontwerp moeten uitspreken.

Het VOB verdedigt dat de onderne-ming haar parkeercontingent zelf moet kunnen bepalen in functie van de aard van haar activiteiten en niet in functie van lineaire criteria die er onafhankelijk van zijn (de vloeropper-vlakte), of variëren (de prestaties van het openbaar vervoer). Aan deze stel-ling van het VOB wordt tegemoet ge-komen voor de industriële gebouwen maar niet voor de kantoorgebouwen waarvoor de vloeroppervlakte het be-perkingscriterium blijft.

De GOC heeft deze stelling van het VOB evenwel gedeeltelijk gevolgd door zich hoofdzakelijk af te stemmen op de aansluiting bij het stelsel indu-

federale overheid die in het kader van de fi nanciering van dit project via het samenwerkingsakkoord bevoegdheid heeft.

Bij het uitblijven van enige reactie op deze pogingen die tot 2004 teruggaan, en met het oog op het op hand zijnde openbaar onderzoek dat blijkbaar in de loop van 2006 zou moeten plaats-vinden, hebben het VOB en de KHNB besloten hun kennis van het dossier te actualiseren en de ontwerpers van het project, de groep «Planning», binnen hun gemeenschappelijke Commissie «Mobiliteit» te horen.

Deze ontwerpers hebben bevestigd dat het project thans in het stadium van het «master plan» blijft.

Zij hebben er evenwel op gewezen dat het project niet los van zijn be-

geleidingsmaatregelen kon worden beschouwd, en meer in het bijzonder de heraanleg van de «westelijke kleine ring», waarvan de grotere capaciteit het transitverkeer dat van de Anspach- en Adolphe Maxlaan wordt omgeleid, zou moeten kunnen opvangen. Het betreft eveneens de aanleg van com-fortabele en vlotte verbindingen tussen de kleine ring, de bestaande openbare parkings, en tussen deze parkings en de Centrumlanen.

Zonder deze begeleidingsmaatrege-len bestaat er geen twijfel over dat de geplande beperking van de rijstroken verkeersopstoppingen zal veroorza-ken. Uit simulaties uitgevoerd door het gewestbestuur is eveneens gebleken dat het minste verkeersincident het verkeer onmiddellijk zou platleggen en situaties uit de praktijk leren ons dat deze niet uitzonderlijk zijn.

De Commissie «Mobiliteit» van het VOB en de KHNB heeft dus besloten dat beide verenigingen zich in het kader van het openbaar onderzoek opnieuw zouden uitspreken. Overigens heeft het VOB er bij de betrokken overheden van de Stad en het Gewest op gewe-zen dat indien de begeleidingsmaatre-gelen niet vooraf worden uitgevoerd, er redelijkerwijs geen sprake kon zijn om de capaciteit van de Centrumla-nen te beperken. Overigens hebben zij aangedrongen op de noodzakelijke soepelheid van de structurele aanleg die aan de wijzigingen in de verkeers-omstandigheden moet kunnen worden aangepast, en op de omkeerbaarheid van deze aanleg indien mocht blijken dat ontwikkelingen in de gewestelijke mobiliteit zouden rechtvaardigen dat de aanleg in twijfel wordt getrokken.

27

3.5.1. MIVB: De toekomst van de Brusselse bussen

Op 17/11/2005 organiseerde de MIVB een originele manifestatie om de be-langrijkste hindernissen te identifi ce-ren die het vlot verkeer van de bussen belemmeren.

Het concept van de «Bus Academy» bestond er in kleine groepen van per-soonlijkheden samen te stellen die werden uitgenodigd diverse trajecten van drie testlijnen (de lijnen 38, 54 en 49) te doorkruisen. Het VOB werd uit-genodigd om aan dit experiment deel te nemen en zijn afgevaardigde was onder meer belast met de controle van de overeenstemming tussen de ver-keerstijden en de theoretische tijden. Er werd inderdaad vastgesteld dat tij-dens de spitsuren de werkelijke tijden en de theoretische tijden op verre na niet met elkaar overeenstemden, zo zeer zelfs dat voor een van de geteste lijnen (bus 38) het experiment moest

3.4. Goederenvervoer – «Vrachtwagen- parkings» voor langdurig parkeren

In het kader van een begeleidingsco-mité heeft het VOB meegewerkt aan de uitvoering van een haalbaarheids-studie voor de aanleg in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van «vrachtwa-genparkings» voor langdurig parkeren. Deze studie die door een consultant voor rekening van het gewestelijke Bestuur Uitrusting en Vervoer werd uitgevoerd, is thans voltooid. De con-clusies betreffen de opstelling van een rangschikking tussen diverse geselec-teerde sites op basis van criteria zoals tegemoetkoming aan de parkeerbe-

hoeften, de toegankelijkheid van de si-tes, de reglementaire «haalbaarheid», hun integratie in het stadsweefsel, de adequatie tussen de vraag naar en het aanbod van parkeerplaatsen, en tot slot de kost van de aanleg.

Het algemeen doel van de studie be-staat er namelijk in de residentiële wijken te ontlasten van geparkeerde vrachtwagens die vaak als storend worden beschouwd en de chauffeurs tezelfdertijd een dienst aan te bieden die aan hun behoeften is aangepast.

Het is de bedoeling dat deze infra-structuur op korte termijn 40% van de vrachtwagens kan opvangen die thans op de weg geparkeerd zijn, ofwel 300 vrachtwagens.

Het eindverslag bevat een lijst van 6 sites die globaal het best met de ge-stelde criteria lijken overeen te stem-men.

Het is thans aan de Regering om over de organisatie van deze parkings te beslissen.

Het volledig studieverslag is bij het VOB beschikbaar.

3.5. Studiedagen

worden ingekort omdat het gestelde uurschema onmogelijk kon worden nageleefd.

Uiteraard bevestigt dit zeer gedurfde en opbouwende experiment van de MIVB dat de bus met dezelfde ver-keersproblemen wordt geconfronteerd als het autoverkeer en dus niet echt een aantrekkelijk alternatief biedt ter bevordering van de «modale transfer» ten voordele van het openbaar ver-voer.

Uit dit experiment bleek eveneens dat de aanleg van bepaalde kruispunten of een inspanning tot synchronisatie van de verkeerslichten, heel wat zou kunnen bijdragen tot een vlot verkeer op de grote assen, zowel voor het openbaar vervoer als voor de perso-nenwagens.

Dit experiment werd in het Gewestpar-lement afgerond met een zitting waar de diverse groepen deelnemers hun bevindingen met elkaar hebben uitge-wisseld.

3.5.2. Brussel het onderwerp van de derde editie van «Rail Meets Road»

De 3e editie van de voortaan traditi-onele manifestatie van «Rail Meets Road», het resultaat van de samen-werking tussen het VBO, Febiac en de NMBS, was dit jaar gewijd aan het the-ma van mobiliteit in en rond Brussel.

De initiatiefnemers van deze manifes-tatie wensten op die manier het alge-meen belang te benadrukken, voor het land en voor de gewesten, van de pro-blematiek van de toegankelijkheid en de bediening van het Brussels Hoofd-stedelijke Gewest.

Het was trouwens een van de te zeld-zame gelegenheden om andere mi-lieus dan de Brusselaars zelf te horen praten over de problematiek van de Brusselse mobiliteit.

Het VOB heeft aan deze manifestaties en aan diverse deskundigenpanels deelgenomen.

striële gebouwen van de gebouwen bestemd voor «activiteiten voor de vervaardiging van immateriële goe-deren». In het ontwerp vallen deze laatste namelijk onder de kantoorge-bouwen.

De beslissing is thans in handen van de Regering die zich over de voorstel-len van de GOC zal moeten uitspre-ken.

28

Zoals zij aan het begin van haar ambts-periode had aangekondigd, heeft de Minister van Leefmilieu de balans op-gemaakt van de eerste maanden van de toepassing van de ordonnantie van 13 mei 2004 betreffende het beheer van verontreinigde bodems. Deze or-donnantie werd door de vorige Rege-ring uitgevaardigd maar in januari 2005 door de huidige Regering uitgevoerd.

Het VOB dat bij de opstelling van de van kracht zijnde teksten nauw betrok-ken was, werd door de Minister uitge-nodigd om aan deze eerste evaluatie deel te nemen.

De werkgroep ad hoc, samengesteld uit vertegenwoordigers van het VOB, de KHNB en de Havengemeenschap van Brussel, die aan de parlementaire voorbereiding van deze wetgeving heb-ben meegewerkt, is in oktober 2005 samengekomen en heeft een aantal refl ecties en amendementvoorstellen uitgebracht die uit de eerste ervaringen rond de toepassing van de ordonnantie voortvloeien.

Voor het VOB was deze eerste balans positief wat betreft de optie van de or-

4. Milieu

donnantie de inspanning tot sanering te bepalen in functie van aard van de activiteiten die op de site worden uit-gevoerd, waarbij rekening gehouden wordt met het doel de ernstige risico’s van de verontreiniging voor de gezond-heid en het leefmilieu te verwijderen.

Wat betreft de inhoudelijke opmer-kingen is het vooral de afwezigheid van een overgangsmaatregel die voor belangrijke vastgoedtransacties - aan-gevat vóór de inwerkingtreding van de ordonnantie maar waarvan de voltooi-ing vanuit juridisch oogpunt onder het stelsel van de nieuwe bepalingen valt - als nadelig wordt ervaren.Indien men in dergelijke hypothese de wet naar de letter toepast, waartoe de notarissen trouwens verplicht zijn, zou de verkoop wel eens nietig kun-nen worden verklaard voor zover het verplicht verkennend bodemonderzoek in de meeste gevallen materieel niet meer mogelijk is. Het is dus absoluut noodzakelijk om in de ordonnantie een bepaling op te nemen die dit type van nietigheid kan dekken.

Het nieuwe rechtsstelsel was het voor-werp van twee andere inhoudelijke

opmerkingen. De procedure die talrijke fasen bevat waaraan verplicht moet worden voldaan, benadeelt vooral de kleine bouwplaatsen wanneer de ver-ontreiniging duidelijk is vastgesteld en dringende saneringsmaatregelen ver-eist.

Ten slotte zal in het geval van oude ver-ontreinigingen waarbij geen enkele sol-vabele verantwoordelijke werd geïden-tifi ceerd, de eigenaar van de site in het ontbreken van een fi nancieel solidari-teitsmechanisme moeten voorzien ter-wijl hij per hypothese vreemd is aan de vastgestelde verontreiniging. Billijkheid en doeltreffendheid gebieden de invoe-ring van een dergelijk mechanisme, alleen al om de kost te compenseren voor de sanering van sites waarvoor een economisch project is gepland.

Deze opmerkingen werden samen met andere meer specifi eke amendement-voorstellen aan de Minister gericht. Een voorontwerp van ordonnantie zou nog vóór de zomer in eerste lezing kunnen worden aangenomen en vervolgens aan het advies van de gebruikelijke ad-viesorganen worden voorgelegd (Raad voor het Leefmilieu, Economische en Sociale Raad).

4.1. Beheer van verontreinigde bodems

4.2. Herziening van het Intergewestelijk Samenwerkingsakkoord inzake verpakkingen

Een Europese richtlijn van 1994 legde de ondernemingen die verpakkings-afval op de markt brengen een terug-nameplicht op. In die tijd werd de ver-eniging Fost Plus opgericht om deze terugnameplicht van de lidonderne-mingen uit te voeren. De oprichting en de prestaties van Fost Plus werden in de jaarverslagen van de voorgaande jaren uitgebreid toegelicht.

De wijziging van de richtlijn in 2004 vereist nu ook de wijziging van het Intergewestelijk Samenwerkingsak-koord dat de omzetting van de oor-

spronkelijke richtlijn in Belgisch recht vertegenwoordigt.

De besprekingen van de oriëntaties van deze aanpassing zijn op niveau van de drie gewesten aan de gang. Op verzoek van de vereniging Fost Plus en van twee federaties van haar belangrijkste sectoren, de Fedis en de Fevia, heeft het VOB een aantal gesprekken gecoördineerd bedoeld om de betrokken leden van de Brus-selse Regering te sensibiliseren voor bepaalde strekkingen van de huidige besprekingen die de werking en het

fi nancieel evenwicht van Fost Plus in het gedrang kunnen brengen.

De meningsverschillen hebben meer in het bijzonder betrekking op de vaststelling van de percentages van recyclage en nuttige toepassing, op de fi nancieringstarieven van de inza-melings- en verwijderingskosten, en ten slotte op het onaanvaardbaar idee van een bijdrage ter fi nanciering van de activiteiten van het Instituut belast met het toezicht op de toepassing van het samenwerkingsakkoord.

Tijdens de gesprekken met de Minis-ter-Voorzitter en de Ministers belast met het leefmilieu en de openbare netheid, werden de bezorgdheden uit-gedrukt door de delegatie van de pri-vésector vertegenwoordigd door het

VOB, algemeen in een opbouwende geest onthaald.

In het Waals en het Vlaams Gewest zullen onder de respectieve coördina-

4.3. Milieuaansprakelijkheid

Het VBO, de UWE, het VOKA en het VOB hebben in het kader van de om-zetting in Belgisch recht van de Eu-ropese Richtlijn (2004/35/CE) betref-fende milieuaansprakelijkheid, een gemeenschappelijk standpunt inge-nomen.

Deze richtlijn waarvan de omzetting van 21 april 2004 dateert, beoogt een kader voor milieuaansprakelijkheid te bepalen dat berust op het begin-sel van de «vervuiler betaalt» met het doel milieuschade te voorkomen en te herstellen. 30 april 2007 is de uiterste datum waarop de lidstaten de omzet-ting moeten hebben uitgevoerd.

De Federale Staat en de Gewes-ten wijden zich thans aan deze taak maar naar het lijkt in verspreide orde. Rekening houdend met de bevoegd-heidsstructuur op deze verschillende institutionele niveaus, hebben de vier werkgeversorganisaties het no-dig geacht een gemeenschappelijk standpunt in te nemen. Op die manier

wensen zij de betrokken overheden te verzoeken overleg te plegen en, in een samenwerkingsakkoord, het alge-meen kader te bepalen.

Overigens wensen zij aan te dringen op de noodzaak dat elke overheid zich op haar institutioneel niveau aan de Europese richtlijn houdt en geen enkele andere dwingender maatregel aanneemt die op internationaal of in-tergewestelijk niveau het concurren-tievermogen en de concurrentievoor-waarden van de bedrijven zou kunnen verstoren.

De vier werkgeversorganisaties heb-ben eveneens hun standpunt bepaald betreffende de diverse opties die de richtlijn de lidstaten toekent. Deze op-ties betreffen onder meer de invoering van de «Permit defence» (vrijstelling van aansprakelijkheid wanneer de ex-ploitant de voorwaarden van een ver-gunning naleeft), en van de «State of the art defence» (vrijstelling voor pro-ducten en processen waarvan de ex-

ploitant kan bewijzen dat die op grond van de stand van de wetenschappe-lijke en technologische kennis op het tijdstip dat zij werden gebruikt, niet als schadelijk werden beschouwd).

De richtlijn laat eveneens toe om bij de omzetting het beginsel van «meer-voudige causaliteit» (toepassing van het evenredigheidsbeginsel eerder dan van het hoofdelijkheidsbeginsel) in aanmerking te nemen en de «Dub-bele schadevergoeding» (wanneer een bevoegde instantie uit hoofde van de richtlijn en een persoon die milieu-schade heeft opgelopen, tegelijk een actie instellen) uit te sluiten.

Bij de omzetting kunnen de gewesten eveneens het begrip exploitant defi -niëren, de voorwaarden bepalen om een rechtsvordering tot vergoeding in te stellen (begrip voldoende belang tot vordering), of de mogelijkheid voorzien om het herstel van de schade door een betaling te vervangen.

Het VOB heeft zijn bevindingen aan de Minister van Leefmilieu overgemaakt.

4.4. De vereenvoudiging van de procedures

Op milieugebied, evenals op dat van ruimtelijke ordening is de vereenvou-diging van de procedures voor de af-levering van milieuvergunningen een noodzaak. Dat geldt des te meer op milieugebied waar het wetgevend ar-senaal veel omzettingen bevat van Europese richtlijnen die op hun beurt zelden samenhangend zijn.

Deze complexiteit van de milieuwetge-ving geeft vaak aanleiding tot een ge-voel van rechtsonzekerheid in hoofde van hen die ze moeten toepassen.

Het VOB heeft bijgevolg de Minister van Leefmilieu en het BIM kunnen overhalen voor het idee van een in-formeel tripartiet overleg voor de kriti-

sche studie van de toepassing van de milieuwetgeving en de opstelling van voorstellen tot verbetering die de Re-gering zou kunnen overnemen.

Het VOB stelt momenteel een groep van deskundigen samen die met de vertegenwoordigers van de Admini-stratie en van het ministerieel kabinet zullen vergaderen en waarvan het VOB de coördinatie van de werkzaam-heden zal verzorgen.

4.5. Het VOB-BIM partnerschap

Tijdens dit jaar heeft het VOB zijn part-nerschap met het BIM opnieuw opge-nomen met het doel informatie-debat-ontbijten te organiseren gewijd aan

bepaalde strategische thema’s van het gewestelijk milieubeleid.

Een reeks van drie «ontbijtvergaderin-

gen» werden respectievelijk gewijd aan de procedure voor milieuvergunningen (op 19/9/2005), aan vrijwillige acties en het eco-label (op 17/10/2005), en ten slotte aan de evolutie van het Eu-ropees beleid inzake natuurlijke rijk-dommen, producten en afval en zijn

tie van de UWE en het VOKA vergelijk-bare stappen worden ondernomen.

29

30

Net als tijdens de voorgaande jaren heeft het VOB deelgenomen aan de werkzaamheden van de gemeen-schappelijke platforms VOB-werkge-versorganisaties.

Deze platforms werden georganiseerd met het oog op de coördinatie van het standpunt van de vier organisaties op niveau van het internationaal Euro-pees milieubeleid of van bepaalde the-madossiers zoals de verpakkingspro-blematiek, het Belgisch klimaatbeleid in internationale context, of nog het voorstel voor een verordening inzake

4.6. Label «ecodynamische onderneming»

Ook dit jaar heeft het VOB deelgeno-men aan de offi ciële uitreiking van de labels «ecodynamische onderneming» aan ondernemingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die zich door het dynamisme van hun milieubeheer hebben onderscheiden.

Het VOB en de KHNB ondersteunen in het bijzonder dit initiatief dat berust op

de proactiviteit van de ondernemingen op het gebied van duurzame ontwik-keling.

Voor de organisatie van de offi ciële uit-reiking van de labels die in 2005 wer-den toegekend, heeft de onderneming Solvay haar maatschappelijke zetel gastvrij ter beschikking gesteld. De ceremonie werd opgeluisterd door de

aanwezigheid van Z.M. prins Laurent. De lijst van de gelabelde ondernemin-gen is op de site van het BIM of op het secretariaat van het VOB beschikbaar.

4.7. De Belgische milieuprijs 2005/2006Het VOB heeft samen met het VBO, de UWE en het VOKA de tiende editie van de Belgische milieuprijs georgani-seerd.

Deze tweejarige prijs bekroont Belgi-sche ondernemingen en instellingen die zich door hun engagement en/of bijzondere acties op het gebied van duurzame ontwikkeling en in het bij-zonder op milieugebied hebben onder-scheiden. Voor deze tiende editie heeft het VBO op Professor Alfons Buekens

(VUB) en de Heer Gabriel Torres (BIM) als Brusselse juryleden een beroep gedaan.

Dit jaar werd de Heer Christian Fran-zen, gedelegeerd bestuurder van het VOB, belast de offi ciële ceremonie in naam van het VBO en van de drie ge-westelijke werkgeversorganisaties te openen.

In zijn toespraak heeft de Heer Fran-zen erop gewezen dat de organisa-

tie van de Belgische milieuprijs aan een informatieplicht tegemoetkomt die vooral op de beroepsorganisaties neerkomt.

Hij heeft de bedrijven gehuldigd die, door zich kandidaat te stellen, hun de mogelijkheid hebben geboden deze informatieplicht na te komen. De vol-gende editie van de Belgische mi-lieuprijs zal in 2006 plaatsvinden. Het VOB twijfelt er niet aan dat deze editie de mogelijkheid zal bieden om meer Brusselse ondernemingen te onder-scheiden.

4.8. Overleg tussen de werkgeversorganisaties

de registratie, beoordeling en vergun-ningverlening ten aanzien van chemi-sche stoffen (REACH).

Overigens neemt het VOB in dit kader, binnen een beperkte delegatie van werkgeversorganisaties, deel aan de «stakeholders dialogen» tijdens welke de overheids-, gewestelijke en federale gesprekspartners de werksgevers-en vakbondsorganisaties en de milieuver-enigingen inlichten over de ontwikke-ling van de door de Belgische overheid op Europees en internationaal niveau behandelde milieudossiers.

impact op het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (op 21/11/2005).Het BIM, het VOB en de KHNB over-

wegen mogelijke verlengingen van deze gedachtewisselingen en meer in het bijzonder op het gebied van de

administratieve vereenvoudiging en verbeteringen van de Europese wet-geving.

31

5. Internationale betrekkingen

Het VOB en de KHNB delen een ge-meenschappelijk internationaal de-partement. Hier wordt de aan beide verenigingen gemeenschappelijke werk-commissie voorgezeten door Bernard Fierens Gevaert en groepeert een vijftigtal lidbedrijven van beide ver-enigingen met activiteiten in het bui-tenland. Deze werkcommissie beoogt het advies van de leden over interna-tionale thema’s in te winnen, onder meer over het beleid gevoerd door de minister van Buitenlandse Handel van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, over de acties van de Directie Buiten-landse Handel in het kader van Brus-

sel export, en over de activiteiten van het Internationaal departement van de KHNB en het VOB.

In 2005 heeft de commissie driemaal vergaderd. Het advies van de leden betrof de volgende onderwerpen:

* Het opstellen van een mission state- ment van de economische en han delsattachés van het Brussels Gewest die in het buitenland wer- ken en de omschrijving van de pri- oritaire taken van de handelsatta- chés in verhouding tot de behoef- ten van de bedrijven.

* Het actieprogramma van het Inter- nationaal departement KHNB-VOB in het kader van Brussel export, na raadpleging van de bedrijven.

* Gedachtewisselingen over de voor- stellen van een actieprogramma van Brussel export voor de volgen- de drie jaar en van een actieplan voor 2006.

* Het activiteitenprogramma van de Internationale Commissie.

* Advies van de commissie over de voorstellen tot wijziging van de fi nanciële exportstimuli voor de Brusselse KMO’s.

5.1. Internationale Commissie KHNB-VOB

5.2. Overeenkomst met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Evenals de vorige jaren heeft het VOB met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een overeenkomst gesloten voor het uitvoeren van gedelegeerde opdrachten in het kader van Brussel export.

De hierna beschreven acties werden in het kader van deze overeenkomst uitgevoerd.

5.2.1. Bedrijvendag-handels- attachés tijdens het seminarie van de handelsattachés

Op 22 juni heeft het Verbond van On-dernemingen te Brussel in het kader van de seminarieweek van alle Brus-selse handelsattachés te Brussel, de bedrijvendag-handelsattachés geor-ganiseerd.

130 bedrijven hebben aan deze dag deelgenomen. Op het programma ston-den individuele ontmoetingen tussen de bedrijven en de handelsattachés, geografi sche rondetafelgesprekken tij-dens welke de bedrijven veldinfor-

matie kregen over de mogelijkheden, projecten of nog de economische si-tuatie in de diverse landen, en tot slot een ontmoeting met de parels van de Brusselse export geselecteerd uit de 175 Belgische bedrijven die in het kader van 175 jaar België in de bloe-metjes werden gezet. Deze ontmoetin-gen hebben de handelsattachés in de gelegenheid gesteld de strategie van deze bedrijven en wat zij van hen ver-wachten beter te begrijpen.

5.2.2. Informatievergade- ringen “Rechtstreeks van de buitenlandse markten”

In het tweede semester heeft het Ver-bond van Ondernemingen te Brussel samen met de handelsattachés bij hun terugkeer naar België thematische se-minaries georganiseerd voor ontmoe-tingen met de Brusselse bedrijven (zit-tingen).

Dergelijke vergaderingen werden ge-organiseerd met de handelsattachés die in Koeweit, Libanon, China, Italië,

Zweden en de Democratische Repu-bliek Congo werken.

Deze vergaderingen beoogden veld-informatie over specifi eke sectoren te verstrekken aan de bedrijven die inte-resse hadden voor de markt waar de handelsattaché werkzaam is.

5.2.3. Middagen van de export

Zeven middagen van de export wer-den over de volgende landen georga-niseerd: India, Japan, Polen, Rusland, Quebec, Roemenië en Brazilië. Deze middagen telden vrijwel 140 deelne-mers. Aan een lunch met Minister Pic-qué namen vrijwel 70 exporteurs deel die de prioriteiten van zijn beleid bui-tenlandse handel voor 2007 wensten te kennen.

De middagen van de export beogen de exporteurs volledige informatie over een bepaalde markt te verstrekken en doen hiervoor een beroep op deskun-digen om de diverse aspecten voor de toegang tot deze markt toe te lichten: economische informatie, wettelijke, bancaire, fi nanciële aspecten, getuige-nissen van bedrijven. De bevordering van de uitwisseling van ervaringen tus-sen de exporteurs gebeurt tijdens de lunch die de vergadering afrondt.

5.2.4. De Handelsclub Parijs-Brussel

Eind 2002 werd op initiatief van het Ver-bond van Ondernemingen te Brussel en zijn ambtgenoot Medef Paris de Han-delsclub Parijs-Brussel opgericht om de handelsbetrekkingen tussen Brusselse en Parijse bedrijven te bevorderen.

In mei vergaderde de Club in Brussel. De vergadering in Parijs vond plaats op 6 en 7 december. 30 Brusselse bedrij-ven hebben eraan deelgenomen. Op het programma stonden een ontmoeting met de clubleden en een ontbijtdebat met de voorzitster van de RATP die een toespraak heeft gehouden over de prio-riteiten van haar bedrijf op korte en mid-dellange termijn. De Brusselse bedrijven die dit wensten, mochten haar vragen stellen en konden zelfs een kort indivi-dueel onderhoud met haar hebben.

Twee lidbedrijven van de Club hebben een partnerschap gesloten om de of-fi ciële website van de Handelsclub Pa-rijs-Brussel te ontwerpen. Tot op heden telt de ledenlijst op de website van de Club vrijwel 125 Brusselse bedrijven. Het adres van de website: www.evos.be/club/Bxl_Paris.

Sinds het bestaan van de offi ciële web-site van de Handelsclub Parijs-Brussel heeft het aantal bedrijven dat geïnteres-seerd is in dit platform dat de handels-contacten tussen zijn leden wenst te bevorderen, zich verdubbeld. De combi-natie van een vergadering van de Club met de organisatie van een evenement door het gastland, verleent de vergade-ring bovendien een extra dimensie en biedt een opening voor nieuwe handels- en networkingcontacten met bedrijven die geen lid zijn van de Handelsclub.

5.2.5. Acties met bedrijfsverenigingen in het kader van economische missies

5.2.5.1. Polen

In juni organiseerde de Directie Bui-tenlandse Handel van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een economi-sche missie naar Wroclaw, hoofdstad van Neder-Silezië in Polen. Ter gele-

genheid heeft het VOB voor de lidbe-drijven van de delegatie een ontmoe-ting met de Federatie van werkgevers van Neder-Silezië en haar leden geor-ganiseerd. 10 jaar geleden voerde het VOB in het kader van het Phare-pro-gramma van de EU met deze federatie een samenwerkingsproject uit en het heeft sindsdien met haar leiders con-tacten onderhouden.

Deze ontmoeting heeft de tiental lidbe-drijven van de delegatie in de gelegen-heid gesteld om met de twintigtal Pool-se lidbedrijven van deze federatie extra handelsbetrekkingen aan te knopen.

5.2.5.2. Bulgarije

Begin december organiseerde de Direc-tie Buitenlandse Handel van het Brus-sels Hoofdstedelijk Gewest in samen-werking met Flanders Investment and Trade een economische missie naar Sofi a, hoofdstad van Bulgarije.

Ter gelegenheid daarvan heeft het VOB in samenwerking met de Bulgaarse Werkgeversfederatie een forum in de vorm van een seminarie georganiseerd, gevolgd door individuele contacten met de Bulgaarse lidbedrijven van deze fe-deratie.

Tijdens dit seminarie hebben prominen-te sprekers thema’s behandeld betref-fende de economische ontwikkeling van Bulgarije, problemen verbonden aan ju-ridische aspecten en hebben ze diverse sectoren voorgesteld. Een dertigtal Bul-gaarse bedrijven heeft aan dit forum deelgenomen en de deelnemers van deze economische missie ontmoet.

Deze Bulgaarse werkgeversfederatie behoort net als het VOB tot de Asso-ciation des organisations patronales des capitales européennes (OPCE).

5.2.6. Economische missie naar Brazilië

Organisatie van het seminarie Brussel export In november werd een economische missie naar Brazilië onder voorzitter-schap van Prins Filip georganiseerd. Het VOB werd belast met de organi-

satie van het seminarie van Brussel export dat op 21 november in Sao Paulo plaatsvond met als thema “Bra-zilië - België: een performant partner-schap in milieu en engineering”. 120 personen, waaronder besluitvormers, Braziliaanse bedrijven en vertegen-woordigers van offi ciële milieu-instel-lingen, namen aan dit seminarie deel. Er waren eveneens een twaalftal jour-nalisten aanwezig.

Z.K.H. Prins Filip heeft de opening van het seminarie bijgewoond dat werd in-geleid door Bernard Fierens Gevaert, voorzitter van de Internationale Com-missie van de KHNB en het VOB

Een aantal specifi eke thema’s stonden op het programma van dit seminarie:

* De Belgische ervaring inzake algemeen milieubeheer: water, afval en bos, door Jean Dubois, Dr. Ing. voorzitter van Rebraf

* Een performant partnerschap voor het milieu (Kyoto) en grote infra- structuurwerken (Privaat-Publiek Partnerschap), door Jean-Marie De Backer, Senior Partner – CMS De Backer

* Succeservaringen van Belgische bedrijven:

o Engineering en milieuoplos- singen in de industrie: ervaring van de Suez-Groep (Suez Energy International, Suez Tractebel Engineering, Leme Engenharia)

o Technologische oplossing voor milieueisen: de ervaring van Umicore.

Het seminarie werd afgerond met een voorstelling van bedrijven die actief zijn in milieu en/of engineering en die deel uitmaakten van de delegatie van Belgische bedrijven (ACMG Project Management, Mercomet, Applitek, Hansen Transmissions, Waterleau). Deze voorstelling werd met de hulp van een Brussels bedrijf op een origi-nele wijze in de vorm van vooraf opge-nomen video-interviews met de direc-ties van deze bedrijven opgesteld. Op die manier behielden de voorstellingen een zekere uniformiteit. Op de achter-

32

33

grond werden beelden van het bedrijf en zijn producten ingevoegd. En ten slotte werd voor de bedrijfsleiders die geen Portugees kenden een simultane vertaling in voice-off ingevoegd zodat de Brazilianen de voorstelling zo goed mogelijk konden begrijpen.

5.2.7. Brussels Export Manager

Brussels Quality Foods

Begin van het jaar werd het econo-misch samenwerkingsverband Brus-sels Quality Foods door 4 Brusselse

KMO’s opgericht die in de sector van de voedselproductie actief zijn en hun exportactiviteiten wensten uit te brei-den. De 4 bedrijven zijn Allmasse, Ge-neral Waffel Manufactory, The Royal Salmon en Vialux. In maart werd een export manager aangesteld om de exportactiviteiten van deze bedrijven te ontwikkelen op de markten waar zij niet of bijna niet aanwezig zijn, onder meer op de Zwitserse markt.

Eind september trok het bedrijf The Royal Salmon zich terug uit het sa-menwerkingsverband vanwege zijn overname door Salm Invest en de herstructurering van onder meer zijn internationale activiteiten.

Het VOB heeft het samenwerkingsver-band in alle fasen van zijn oprichting, van de aanwerving van een export manager en van het opstarten van zijn activiteiten begeleid.

5.3. Vertegenwoordiging van het VOB bij instellingen en commissies die op de buitenlandse handel betrekking hebben

Het VOB is in de volgende instellingen of commissies vertegenwoordigd:

* Raad van bestuur van Delcredere waar het VOB de privé-sector voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vertegenwoordigt. Hier bestaat de prioriteit in de belangen- behartiging van de Brusselse bedrijven door hun dossiers kre- dietverzekering te ondersteunen

die de bedrijven bij Delcredere indienen en die in de Raad van bestuur worden onderzocht.

* Raad van bestuur van het Agent- schap voor Buitenlandse Handel waar het VOB de privé-sector voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vertegenwoordigt. Een van de twee VOB-vertegen- woordigers is eveneens vice-voor-

zitter van dit Agentschap voor Buitenlandse Handel.

* Adviescommissie voor Buitenland- se Handel van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, met 4 ge- wone leden en 4 plaatsvervan- gende leden.

* Raad van bestuur van de Belgisch Luxemburgse Kamer van Koop- handel voor de Arabische landen.

* Raad van bestuur van Bepolux, de Belgisch Luxemburgse Kamer van Koophandel voor Polen.

Wij herinneren eraan dat de OPCE thans als vaste leden de werkgevers-organisaties van 16 lidstaten van de Raad van Europa telt: Athene, Berlijn, Brussel, Boedapest, La Valette, Lissa-bon, Londen, Madrid, Moskou, Parijs, Rome, Sofi a, Stockholm, Warschau, Wenen en Cyprus.

De OPCE is in de loop der jaren een uitgebreid representatief en geogra-fi sch gediversifi eerd netwerk gewor-

den van de economische milieus die in de hoofdsteden actief zijn.

Dit jaar vond het congres van de OPCE op uitnodiging van de Moscow Interna-tional Business Association (MIBA) in Moskou plaats en was voorgezeten door de heer Youri Luzhkov die ove-rigens Burgemeester van Moskou is. Het thema dit jaar betrof het onderne-mingsklimaat in de hoofdsteden en de rol van de werkgeversorganisaties in

de ontwikkeling van dit klimaat. De Se-cretaris-generaal van het VOB heeft er een uiteenzetting gegeven over de or-ganisatie van de maatschappelijke be-trekkingen en de adviesstructuren in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

De OPCE heeft meer in het bijzonder drie werkgroepen opgericht die zich respectievelijk toespitsen op jonge Europese ondernemers, op de ver-keers- en vervoersproblematiek en op lobbyactiviteiten ten opzichte van de Europese instellingen. In dit kader on-derhoudt de OPCE informele betrek-kingen met de UNICE.

5.4. De Association des Organisations Patronales de Capitales Européennes – OPCE

34

De samenwerkingsstructuren en meer in het bijzonder de VOB/KHNB werk-groepen en werkcommissies hebben de vruchtbare samenwerking van beide verenigingen voortgezet die tot doeltreffende gemeenschappelijke ini-tiatieven hebben geleid.

De Commissie «Ruimtelijke ordening» heeft haar werkzaamheden meer in het bijzonder gewijd aan de follow-up van de hoorzitting van het Brussels gewestparlement over de problematiek van de reorganisatie van de Commis-sie voor Monumenten en Landschap-pen. Overigens heeft zij zich toegelegd op de studie van het ontwerp van de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening en heeft een nota met op-merkingen en bezwaren opgesteld die beide verenigingen in het kader van het openbaar onderzoek betreffende dit ontwerp hebben ingediend.De Commissie werd eveneens op de hoogte gehouden en heeft de werk-zaamheden van de adviesorganen be-geleid die tijdens de eindfasen van de wijzigingsprocedure van de Geweste-lijke Stedenbouwkundige Verordening zijn tussengekomen.

De Commissie «Stedenbouw» heeft zich aangesloten bij andere specifi eke commissies voor milieuzaken (evalu-atie van de eerste maanden van de toepassing van de ordonnantie betref-fende het beheer van verontreinigde bodems) en mobiliteitskwesties (stand van zaken van het project voor de he-raanleg van de Centrumlanen).

De Commissie «Mobiliteit» heeft zich in het bijzonder toegelegd op de actu-alisering van dit laatste project en op de voorbereiding van een deelname van het VOB en de KHNB aan een eventueel openbaar onderzoek. Haar samenstelling werd bijgevolg uitge-breid tot vertegenwoordigers van de handelswijken en van de grote hotels.

In het kader van de voorbereiding en follow-up van de diverse werkterrei-nen van het Contract voor de Econo-

6. Institutionele betrekkingen

mie en de Tewerkstelling, werd in het bijzonder op de «Economische» en «Sociale» Commissies een beroep gedaan. Beide commissies hebben onder meer het standpunt van het VOB en de KHNB inzake het ontwerp van de Gewestelijke Stedenbouwkun-dige Verordening voorbereid en het eerste beheercontract van de BGDA opgesteld. Overigens hebben zij een Charter voor Diversiteit in de Onder-neming opgesteld en in aanwezigheid van de Minister van Economie en Te-werkstelling de aansluiting van een vijftigtal ondernemingen bij dit charter georganiseerd.

Anderzijds heeft de «Economische» Commissie zich gewijd aan de pro-motie van Brussel als hoofdstad van Europa en internationaal handelscen-trum. Daarnaast houdt zij zich thans bezig met het opstellen van een argu-mentatie om het strategisch belang te benadrukken van de luchthaven Brus-sel-Nationaal voor de ontwikkeling van de ondernemingen die in het Gewest gevestigd zijn. Voor het detail van al deze dossiers verwijzen wij naar de respectieve punten eerder in dit docu-ment.

Op structureel niveau vervolgen beide verenigingen de consolidatie van hun synergie. Zij zijn overeengekomen om in het kader van drie prioritaire doel-stellingen hun refl ecties op te tekenen en nieuwe maatregelen op te stellen.

De eerste doelstelling beoogt aan dit innoverend synergieproces het karak-ter «van een evolutie en niet van een revolutie» te verlenen.

De tweede doelstelling betreft de be-oogde maatregelen die moeten leiden tot de versterking van de werkgevers-vertegenwoordiging in het Gewest. De geselecteerde structuren zullen dus gericht zijn op het kwalitatief en kwan-titatief behoud van de vertegenwoor-diging die elke vereniging uitoefent ten opzichte van haar traditionele ge-sprekspartners en bij de gewestelijke

instellingen en adviesraden in functie van de sectoren waarvan zij specifi ek de woordvoerder is.

De derde doelstelling vloeit voort uit de hypothese die unaniem wordt onder-steund, namelijk het behoud van twee statutair zelfstandige verenigingen.

De inzet van de toekomstige gesprek-ken bestaat er bijgevolg in de oprich-ting voort te zetten van een aan beide verenigingen gemeenschappelijk dien-stencorps, en de samenwerkingspro-cessen nauwer te structureren die hen in staat zullen stellen gemeenschap-pelijke werkgeversstrategieën op te stellen. Momenteel is binnen de Raden van bestuur van beide verenigingen over de diverse structurele opties een debat aan de gang dat wordt gevoed door een werkgroep samengesteld uit de Voorzitters en Gedelegeerd be-stuurders van beide verenigingen en bijgestaan door een onafhankelijke consultant.

6.1. De synergie VOB-KHNB

35

Het Contactcomité dat tot doel heeft de coherentie van de werkgevers-standpunten op federaal en geweste-lijk niveau te bevorderen, is zoals ge-woonlijk regelmatig samengekomen.

6.2. Intersectorale Commissie

Deze Commissie die de werkgevers-organisaties verenigt die lid zijn van het VOB en deze die met het VOB een samenwerkingsakkoord hebben, heeft in de loop van dit verslagjaar

haar maandelijkse werkvergaderingen voortgezet.

Met het oog op de verbetering van het adviesproces voor de technische dos-

6.3. Coördinatie- en contactcomité VBO-VOB-VOKA-UWE

siers werd besloten om vanaf 2006 de deskundigen van deze intersectorale Commissie te verzoeken om samen in de gemeenschappelijke VOB/KHNB werkgroepen te vergaderen.

* *****

36

Brussel moet durven 5.

Dossier: Brussel en zijn gemeenten, op zoek naar complementariteit en effi ciëntie 7. De lof van de gemeenten……. ……. en de keerzijde van de medaille Andere interesses ? Andere behoeften ? Lijden de Brusselse gemeenten aan overgewicht ? De drie verschillen Het glazen plafond van de gemeenten Alles kan beter

Jaarverslag VOB 2005-2006

1. ECONOMIE – WERKGELEGENHEID 18. 1.1. Het Contract voor de Economie en de Tewerkstelling – CET 1.2. Het Tewerkstellingsplan voor de Brusselaars 1.3. Beheercontract van de BGDA 1.4. Mobiliteit in werkgelegenheid en samenwerking tussen de Gewesten 1.5. Het Charter voor diversiteit in de onderneming 1.6. De Gewestbegroting voor 2006 1.7. Het vertrouwen van de ondernemingen in het gewestbeleid: opiniepeiling VOB/KHNB 1.8. De druk van de lokale fi scaliteit 1.9. Gewestelijke investeringssteun 1.10. «Brussel Internationaal» 1.11. Pleiten ten gunste van de luchthaven Brussel-Nationaal

2. STEDENBOUW - RUIMTELIJKE ORDENING 23. 2.1. De vereenvoudiging van de procedures 2.2. Wijziging van de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening 2.3. De bescherming van het erfgoed

3. MOBILITEIT 25. 3.1. De toegankelijkheid van Brussel gegijzeld 3.2. Lokale projecten voor de heraanleg van het wegennet

3.2.1. Terkamerenbos 3.2.2. Heraanleg van de Centrumlanen

37

3.3. Het probleem van de parkeerplaatsen 3.4. Goederenvervoer – «Vrachtwagenparkings» voor langdurig parkeren 3.5. Studiedagen

3.5.1. MIVB: De toekomst van de Brusselse bussen 3.5.2. Brussel het onderwerp van de derde editie van «Rail Meets Road»

4. MILIEU 28. 4.1. Beheer van verontreinigde bodems 4.2. Herziening van het Intergewestelijk Samenwerkingsakkoord inzake verpakkingen 4.3. Milieuaansprakelijkheid 4.4. De vereenvoudiging van de procedures 4.5. Het VOB-BIM partnerschap 4.6. Label «ecodynamische onderneming» 4.7. De Belgische milieuprijs 2005/2006 4.8. Overleg tussen de werkgeversorganisaties

5. INTERNATIONALE BETREKKINGEN 31.

5.1. Internationale Commissie KHNB-VOB 5.2. Overeenkomst met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

5.2.1. Bedrijvendag-handelsattachés tijdens het seminarie van de handelsattachés 5.2.2. Informatievergaderingen “Rechtstreeks van de buitenlandse markten” 5.2.3. Middagen van de export 5.2.4. De Handelsclub Parijs-Brussel 5.2.5. Acties met bedrijfsverenigingen in het kader van economische missies

5.2.5.1. Polen 5.2.5.2. Bulgarije

5.2.6. Economische missie naar Brazilië 5.2.7. Brussels Export Manager

5.3. Vertegenwoordiging van het VOB bij instellingen en commissies die op de buitenlandse handel betrekking hebben 5.4. De Association des Organisations Patronales de Capitales Européennes – OPCE

6. INSTITUTIONELE BETREKKINGEN 34. 6.1. De synergie VOB-KHNB 6.2. Intersectorale Commissie 6.3. Coördinatie- en contactcomité VBO-VOB-VOKA-UWE

Nota’s

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

Nota’s

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

Lay-out en druk: Douriez-Bataille Belgium

Verbond van Ondernemingen te Brussel v.z.w.

Louizalaan, 500 tel: 32-2-210 01 70

1050 Brussel fax: 32-2-218 56 06

e-mail: [email protected]

www.vob.be