Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon...
-
Upload
stijn-van-zon -
Category
Documents
-
view
1.217 -
download
1
description
Transcript of Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon...
![Page 1: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/1.jpg)
Erasmus School of Law Sectie Bedrijfseconomie LL.M. Financieel Recht
Stijn H.P. van Zon (315666) juli 2013
Scriptiebegeleider Tweede lezer Dr. A.B.M. Soppe Mr. A.J.J.P.B.M. Kersten _____________________ _____________________
Datum: ______________ Datum: ______________
Ondernemen op het snijvlak van publiek en privaat: is er in Nederland een aparte rechtsvorm nodig
voor social enterprise?
![Page 2: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/2.jpg)
![Page 3: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/3.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
3
Voorwoord
Met deze scriptie sluit ik de masteropleiding LL.M. Financieel Recht af aan de Erasmus School of Law, de faculteit der rechtsgeleerdheid van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Met veel passie en plezier heb ik mij dit voorjaar van 2013 verdiept in de juridische kant van het fenomeen social enterprise onder begeleiding van dr. A.B.M. (Aloy) Soppe.
Het politieke draagvlak voor social enterprise is wijdverspreid en groeiend. De financiële crisis heeft vraagtekens gezet bij commerciële business modellen zoals ze nu zijn. Onze tijd vraagt om een verfrissende aanpak, ongebruikelijke vormen van ondernemerschap en vernieuwende business modellen. Een aanpak gebaseerd op duurzame economische groei en het bevorderen van het algemene welzijn. Tegen de achtergrond van deze ontwikkelingen zijn de traditionele spelers binnen het maatschappelijke speelveld steeds meer naar elkaar toe aan het groeien. NGOs zijn op zoek naar gerelateerde commerciële activiteiten als nieuwe inkomstenbron na aanhoudende bezuinigingen op subsidies. Tegelijkertijd zijn veel commerciële bedrijven zich de afgelopen decennia steeds meer gaan richten op de maatschappij, de verdeling van de welvaart en het milieu. Echter blijkt de vooruitgang niet genoeg en worden maatschappelijke problemen en de druk om tot duurzame oplossingen te komen steeds maar groter en urgenter.
De opkomst van zowel academische als publieke aandacht voor social enterprise in Nederland is mijns inziens een zeer positieve ontwikkeling. Zo was er op donderdag 23 mei jl. een groot onderwerp over social enterprise en werkgelegenheid op het NOS acht uur journaal. Het faciliteren van de noodzakelijke randvoorwaarden voor de groei van de sector is mijns inziens van groots belang voor het bouwen van onze 21e eeuwse samenleving. Het is niet voor niets dat in het op 13 juni 2013 gepubliceerde rapport The fifty ideas that shaped business today, social enterprise door de Financial Times en The Boston Consulting Group als één van de zes kernideeën wordt aangemerkt die de toekomst van het bedrijfsleven gaan bepalen. Dit onderzoek is een aanzet tot verdere discussie over rechtsvormen voor social enterprise in de Nederlandse maatschappij.
Ik zou graag dr. A.B.M. (Aloy) Soppe en mijn tweede lezer mr. A.J.J.P.B.M. (Armand) Kersten hartelijk willen bedanken voor hun tijd en waardevolle feedback. Daarnaast wil ik ook Tim Beyer en Annelies Valk bedanken voor het doorlezen van de concept versie. Uit de social enterprise sector zelf heb ik goed contact gehad met Sjoerd Kamerbeek, advocaat bij Van Doorne in Amsterdam, Nina Koopman van Social Enterprise NL, Frederike Vos van The Hub Amsterdam en prof. Erik Stam en dr. Niels Bosma van het Social Entrepreneurship Initiative aan de Universiteit Utrecht. Ook dank ik Prof. Brad Allen van het vak Applied Corporate Responsibility dat ik in de zomer van 2012 volgde aan Harvard University in de Verenigde Staten, waar mijn enthousiasme voor social enterprise begonnen is. Als laatste spreek ik ook zeer graag dank uit naar mijn ouders voor de onvoorwaardelijke steun die ik in de afgelopen zes jaar als student in Rotterdam van hen heb mogen ontvangen.
Rotterdam, juli 2013
Stijn van Zon [email protected]
![Page 4: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/4.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
4
Samenvatting
De social enterprise is een sterk opkomende hybride organisatievorm, in het midden tussen een non-profit instelling en een traditionele commerciële onderneming. Een social enterprise heeft primair een maatschappelijk doel maar realiseert dat doel als private onderneming. Daarmee is het financieel zelfvoorzienend en dus beperkt of niet afhankelijk van giften of subsidies. In de internationale literatuur worden verschillende argumenten aangehaald waarom traditionele (for-profit en non-profit) rechtsvormen niet geschikt genoeg zijn voor social enterprise. Bestaande rechtsvormen zijn namelijk gemaakt met het traditionele maatschappelijke model in het achterhoofd, met een striktere scheiding tussen publiek en privaat en tussen for-profit en non-profit. Zodoende zijn steeds meer wetgevers wereldwijd overgegaan tot het creëren van social enterprise rechtsvormen, onder andere in de VS, het VK, Zuid Afrika, België, Italië, Finland, Portugal, Frankrijk en Polen.
In Nederland bestaat er geen aparte rechtsvorm voor social enterprise. Nederlandse social enterprises maken gebruik van bestaande rechtsvormen. Uit eigen onderzoek en onderzoek van derden blijkt dat de meerderheid van de Nederlandse social enterprises georganiseerd is als BV, al blijken de stichting en de combinatie van een BV met een stichting in de praktijk gebruikte alternatieven. Deze scriptie richt zich op de volgende onderzoeksvraag: ‘Is er in Nederland een aparte rechtsvorm nodig voor social enterprise?’
Deze scriptie brengt een uitgebreide internationale literatuurstudie naar de oorsprong van rechtsvormen voor social enterprise samen met een juridische analyse van de Nederlandse stichting en BV. Daarnaast worden social enterprise rechtsvormen uit de VS en het VK geanalyseerd: de CIC, L3C en Benefit Corporation. Deze worden vergeleken met de Nederlandse maatschappelijke onderneming, een voorgestelde rechtsvorm uit het inmiddels ingetrokken wetsvoorstel uit 2009. Om de context van de praktijk mee te kunnen nemen in deze afstudeerscriptie heb ik een vragenlijst uitgezet onder Nederlandse social enterprises, waar 26 respondenten aan hebben deelgenomen.
Wat blijkt uit zowel de juridische analyse, de internationale literatuur en mijn onderzoeksresultaten is dat de stichting duidelijk kampt met tekortkomingen omtrent de mogelijkheid tot het aantrekken van kapitaal, ondanks het feit dat de Nederlandse stichting de social enterprise in staat stelt een commerciële onderneming te drijven en daarmee (veel) winst te maken. Het ontbreken van de mogelijkheid tot uitgifte van aandelen aan potentiële beleggers en het verbod op uitkering van winst voor niet ideële doeleinden vormen belangrijke belemmeringen voor de social enterprise als stichting. Het aantrekken van kapitaal is om mee te beginnen al een van de grootste obstakels voor de social enterprise sector, en de keuze voor de stichting als rechtsvorm maakt het financieren van de social enterprise niet bepaald makkelijker.
Over het algemeen lijkt de Nederlandse BV echter prima de mogelijkheid te bieden voor social enterprises om zich naar hun wensen juridisch te organiseren. Het aantrekken van risicodragend kapitaal is mogelijk door uitgifte van aandelen en het uitbetalen van rendement. Daarnaast kan het doel van een BV een maatschappelijk, sociaal of milieugericht doel zijn en zorgt het beginsel van belangenpluralisme ervoor dat meer dan alleen de (financiële) belangen van aandeelhouders in acht genomen dienen te worden. De praktische bezwaren van rechtsvormen met winstoogmerk zoals aangehaald in de internationale literatuur zijn mijns inziens minder van toepassing op de Nederlandse BV. De fiduciaire verplichting van het
![Page 5: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/5.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
5
bestuur zich op winstmaximalisatie te richten is in Nederland in mindere mate aanwezig. De BV stelt de social enterprise in staat haar maatschappelijke doelstelling in de
statuten te verankeren en daarmee een sociale onderneming te drijven. Toch zijn maar 43% van de in mijn onderzoek ondervraagde social enterprises die georganiseerd zijn als BV tevreden met deze rechtsvorm. Een nog kleiner gedeelte (maar 36%) vindt de BV als rechtsvorm geschikt voor social enterprise. De helft vindt dan ook een aparte rechtsvorm voor social enterprise in Nederland nodig of zelfs heel hard nodig. In totaal vindt zelfs 65% van de ondervraagde social enterprises een aparte rechtsvorm nodig of zelfs heel hard nodig.
Wat blijkt uit zowel de juridische analyse, de internationale literatuur en het eigen onderzoek is dat de BV een aantal voordelen mist waardoor social enterprises in de praktijk ontevreden zijn ondanks dat het misschien in principe wel een geschikte rechtsvorm is. De BV mist de voordelen van de maatschappelijke uitstraling en regels omtrent kapitaalbescherming van de stichting waardoor in de praktijk blijkt dat het aantrekken van non-profit kapitaal als giften, subsidies en donaties erg moeilijk is. Daarnaast kunnen social enterprises hun maatschappelijke betrokkenheid minder goed op geloofwaardige wijze kenbaar maken indien zij georganiseerd zijn als BV. Het statutair verankeren van het ideële doel is mogelijk bij de BV, echter staat dit de onderneming slechts toe om een maatschappelijk doel na te streven in plaats van het hiertoe te verplichten en zodoende het behoud van deze waarden te waarborgen voor de langere termijn. Het in de statuten verankerde maatschappelijke doel is namelijk kwetsbaar voor aanpassing door (nieuwe) aandeelhouders die op termijn toch winst gaan verkiezen boven de maatschappelijke impact. Dit maakt het moeilijk voor de social enterprise georganiseerd als BV om de maatschappelijke doelstelling te borgen voor de langere termijn.
Uit mijn onderzoek blijkt dat de volgende drie factoren door social enterprises het belangrijkst worden geacht bij de keuze voor een rechtsvorm: de sociale (maatschappelijke) uitstraling, de statutaire verankering van het maatschappelijke doel en de overeenkomst tussen de rechtsvorm en de waarden van de social enterprise. De BV excelleert in geen enkel van deze drie aspecten. Dit verklaart wellicht waarom social enterprises in de praktijk ontevreden zijn met de BV als rechtsvorm ondanks het feit dat de rechtsvorm mijns inziens prima de mogelijkheid biedt voor social enterprises om zich naar wens te organiseren. Zodoende zie ik een aparte rechtsvorm voor social enterprise niet als strikt noodzakelijk, echter zie ik zeker de toegevoegde waarde die het zou kunnen bieden aan deze nog jonge, groeiende sector. Een aparte rechtsvorm voor social enterprise biedt een herkenbaar merk voor erkenning en herkenning, faciliteert de toegang tot de kapitaalmarkt en draagt bij aan het verhelderen en verankeren van de balans tussen financiële en sociale impact. Daarnaast brengt een aparte rechtsvorm ook een groot stuk legitimiteit voor de sector met zich mee. Het zou een signaal zijn vanuit de wetgever dat social enterprise in Nederland als belangrijk wordt gezien en aangemoedigd dient te worden, net zoals dat in de ons omringende landen gebeurd. Trefwoorden: social enterprise, maatschappelijk verantwoord ondernemen, maatschappelijke onderneming, community interest company, low-profit limited liability company, benefit corporation
![Page 6: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/6.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
6
Inhoudsopgave
Voorwoord ................................................................................................................................ 3
Samenvatting ............................................................................................................................ 4
Lijst van gebruikte afkortingen .............................................................................................. 9
Hoofdstuk 1 Inleiding........................................................................................................... 10
1.1 Aanleiding ...................................................................................................................... 10
1.2 Onderzoeksvraag ............................................................................................................ 11
1.2.1 Opbouw van de deelvragen ..................................................................................... 12
1.3 Afbakening ..................................................................................................................... 13
1.3.1 Social enterprise en MVO ....................................................................................... 13
1.3.2 De vergelijking van rechtsvormen zal zich richten op de VS en het VK ................ 13
1.4 Praktische relevantie ...................................................................................................... 14
1.5 Wetenschappelijke relevantie ......................................................................................... 15
1.6 Opbouw .......................................................................................................................... 15
Hoofdstuk 2 De opkomst van social enterprise ................................................................. 16
2.1 Wat is social enterprise? ................................................................................................. 16
2.2 Wat zijn de belangrijkste uitdagingen voor social enterprises? ..................................... 19
2.2.1 Financiering ............................................................................................................. 19
2.2.2 Het probleem van de dual purpose .......................................................................... 20
2.2.3 Het meten van sociale impact .................................................................................. 21
2.3 De opkomst van politieke aandacht voor social enterprise ............................................ 21
2.4 De oorsprong van rechtsvormen voor social enterprise ................................................. 22
2.4.1 Tekortkomingen van conventionele non-profit rechtsvormen ................................ 23
2.4.2 Tekortkomingen van conventionele for-profit rechtsvormen ................................. 23
2.4.3 Conclusie ................................................................................................................. 25
2.5 De voordelen van een aparte rechtsvorm voor social enterprise .................................... 26
2.5.1 Een herkenbaar merk voor erkenning en herkenning .............................................. 26
2.5.2 Een verbeterde toegang tot de kapitaalmarkt .......................................................... 27
2.5.3 Een heldere balans tussen financiële en sociale impact .......................................... 27
2.6 Conclusie ........................................................................................................................ 28
![Page 7: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/7.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
7
Hoofdstuk 3 Aparte rechtsvormen voor social enterprise ................................................ 29
3.1 Toetsstenen ..................................................................................................................... 29
3.2 De CIC ............................................................................................................................ 29
3.2.1 Oprichting ................................................................................................................ 29
3.2.2 Financiële aspecten ................................................................................................. 30
3.2.3 Bestuur, toezicht en belanghebbenden .................................................................... 31
3.2.4 Transparantie ........................................................................................................... 31
3.3 De L3C ........................................................................................................................... 31
3.3.1 Oprichting ................................................................................................................ 32
3.3.2 Financiële aspecten ................................................................................................. 32
3.3.3 Bestuur, toezicht en belanghebbenden .................................................................... 33
3.3.4 Transparantie ........................................................................................................... 33
3.4 De Benefit Corporation .................................................................................................. 33
3.4.1 Oprichting ................................................................................................................ 34
3.4.2 Financiële aspecten ................................................................................................. 34
3.4.3 Bestuur, toezicht en belanghebbenden .................................................................... 34
3.4.4 Transparantie ........................................................................................................... 35
3.5 Het ingetrokken wetsvoorstel maatschappelijke onderneming ...................................... 36
3.5.1 Oprichting ................................................................................................................ 36
3.5.2 Financiële aspecten ................................................................................................. 37
3.5.3 Bestuur, toezicht en belanghebbenden .................................................................... 37
3.5.4 Transparantie ........................................................................................................... 38
3.6 Vergelijking van de verschillende maatschappelijke rechtsvormen .............................. 38
3.6.1 Oprichting ................................................................................................................ 38
3.6.2 Financiële aspecten ................................................................................................. 39
3.6.3 Bestuur, toezicht en belanghebbenden .................................................................... 39
3.6.4 Transparantie ........................................................................................................... 40
3.7 Conclusie ........................................................................................................................ 40
Hoofdstuk 4 Social enterprise in Nederland: juridische analyse ..................................... 43
4.1 Welke rechtsvormen gebruiken Nederlandse social enterprises? .................................. 43
4.2 De stichting als rechtsvorm voor social enterprise ......................................................... 43
4.2.1 De stichting ............................................................................................................. 43
4.2.2 De algemeen nut beogende instelling (ANBI) ........................................................ 44
![Page 8: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/8.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
8
4.2.3 De ondernemende- en de commerciële stichting .................................................... 44
4.2.4 Conclusie ................................................................................................................. 45
4.3 De BV als rechtsvorm voor social enterprise ................................................................. 45
4.3.1 De BV ...................................................................................................................... 45
4.3.2 Belangenpluralisme ................................................................................................. 46
4.3.3 Conclusie ................................................................................................................. 47
4.4 Alternatieve opties naast de stichting en de BV ............................................................. 47
4.5 Conclusie ........................................................................................................................ 48
Hoofdstuk 5 Social enterprise in Nederland: praktijk onderzoek ................................... 50
5.1 Opzet vragenlijst ............................................................................................................ 50
5.2 Overzicht van de steekproef ........................................................................................... 50
5.3 Resultaten ....................................................................................................................... 51
5.3.1 De keuze voor een rechtsvorm ................................................................................ 51
5.3.2 Algehele tevredenheid en geschiktheid van de huidige rechtsvorm ....................... 53
5.3.3 Tevredenheid met de maatschappelijke en commerciële uitstraling ....................... 55
5.3.4 Tevredenheid met het aantrekken van verschillende vormen van kapitaal ............. 55
5.3.5 Noodzaak van een aparte rechtsvorm ...................................................................... 56
5.3.6 Wensen omtrent een aparte rechtsvorm .................................................................. 57
5.4 Conclusie ........................................................................................................................ 58
Hoofdstuk 6 Conclusie ......................................................................................................... 59
6.1 Is er in Nederland een aparte rechtsvorm nodig voor social enterprise? ....................... 59
6.2 Hoe zou een apart rechtsvorm voor social enterprise eruit kunnen zien? ...................... 61
6.3 Toekomstig onderzoek en vervolg op deze scriptie ....................................................... 61
Bijlage Vragenlijst eigen onderzoek .......................................................................... 63
Voorlopige Literatuurlijst ..................................................................................................... 67
![Page 9: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/9.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
9
Lijst van gebruikte afkortingen
ANBI Algemeen Nut Beogende Instelling
BV Besloten Vennootschap
BW Burgerlijk Wetboek
CDA Christen-Democratisch Appèl
CIC Community Interest Company
EC Europese Commissie
EU Europese Unie
HvJ EG Hof van Justitie van de Europese Unie
IRC Internal Revenue Code
JOR Jurisprudentie Onderneming & Recht
L3C Low-Profit Limited Liability Company
LLC Limited Liability Company
MVO Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
NGO Niet-Gouvernementele Organisatie
NJ Nederlandse Jurisprudentie
NTFR Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht
NTMO Netwerk Toekomst Maatschappelijke Onderneming
NV Naamloze Vennootschap
PRI Program-Related Investment
SRI Socially Responsible Investment
VK Verenigd Koninkrijk
VOF Vennootschap Onder Firma
VS Verenigde Staten
VSA Vermont Statutes Annotated
VSO Vennootschap met Sociaal Oogmerk
WCC Wet Conflictenrecht Corporaties
WFBV Wet op de Formeel Buitenlandse Vennootschappen
![Page 10: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/10.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
10
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Social enterprise is niet meer weg te denken uit het huidige economische landschap. De
sector vertegenwoordigt meer dan zes miljoen banen en ruim 10% van het Europese bruto
nationaal product.1 Een social enterprise is “een onderneming die vooral een sociaal effect
beoogt, en niet zozeer een zo groot mogelijke winst voor de eigenaren of de aandeelhouders.
Zij is actief op de markt en levert goederen en diensten op een ondernemers- en innovatieve
wijze, waarbij zij de winsten in hoofdzaak voor het realiseren van sociale doelstellingen
aanwenden”.2 Eurocommissaris interne markt en diensten Michel Barnier benadrukt het
belang dat de EC hecht aan de social enterprise sector: “We want to use legal systems,
budgets and financing to create the best possible ecosystem for social entrepreneurship”.3
Wereldwijd worden er aparte rechtsvormen gecreëerd voor social enterprise.4 Er
worden verschillende argumenten aangehaald waarom traditionele for- en non-profit
rechtsvormen niet geschikt genoeg zouden zijn voor social enterprise.5 Bestaande
rechtsvormen zijn gecreëerd op grond van het traditionele maatschappelijke model met een
striktere scheiding tussen publiek en privaat en tussen for-profit en non-profit.6 Non-profit
rechtsvormen kunnen meestal geen aandelen uitgeven, kennen geen of gelimiteerde
winstuitkering en beperken vaak de mogelijkheid tot het ontplooien van commerciële
activiteiten. Hierdoor wordt de toegang tot kapitaal beperkt door de keuze voor een non-profit
rechtsvorm. Anderzijds zijn for-profit rechtsvormen primair op winst gericht, met in veel
landen fiduciaire verplichtingen ten opzichte van aandeelhouders om deze winst te
maximaliseren. Bij deze rechtsvormen kan de sociale continuïteit in gevaar komen, mede
1 Video interview met Michiel Barnier via: http://vimeo.com/60855844 (zie minuut 3:30). 2 COM(2011) 682: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2011:0682:FIN:NL:PDF 3 Video interview met Michiel Barnier via: http://vimeo.com/60855844 (zie minuut 3:30). 4 Zie De Jongh et al. (2010), Timmerman et al. (2011), Cooney (2012) en OECD (2013). 5 Zie Bromberger (2007), Gottesman (2007), Bridge & Corriveau (2009), Kelley (2009) en Cooney (2012). 6 Zie Billitteri (2007).
“Social business I believe is key to a more sustainable, responsible and inclusive future for Europe” – José Manuel Barosso, voorzitter Europese Commissie
“We know instinctively that the state is often too inhuman, monolithic and clumsy to tackle our deepest social problems. We know that the best ideas come from the ground up, not the top down. We know that when you give people and communities more power over their lives, more power to come together and work together to make life better – great things happen.” – David Cameron, Premier VK
“Social business is the DNA for a new economic order” – Staffan Nilsson, president EU Economic and Social Committee (de Europese tegenhanger van de SER)
“De industriële organisatie zal ons als mensheid niet meer verder helpen” – Herman Wijffels , oud-SER voorzitter
![Page 11: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/11.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
11
aangezien traditionele beleggers vaak een marktconform rendement verwachten. Daarnaast
geven commerciële rechtsvormen geen duidelijk sociaal signaal naar de markt. Al met al is
het binnen commerciële rechtsvormen moeilijk voor social enterprises om het sociale
karakter uit te dragen en de maatschappelijke doelstelling te borgen voor de langere termijn.
Rechtsvormen die een maatschappelijke- en commerciële aard combineren bestaan in
enkele landen al geruime tijd. De Belgische Vennootschap met Sociaal Oogmerk (VSO) stamt
uit 1995 en de Zuid-Afrikaanse Non-Profit Company (NPC), een kapitaalvennootschap die
wel aandelen kan uitgeven maar geen dividend mag uitkeren, bestaat zelfs al sinds 1973. De
recente opkomst van de social enterprise sector wereldwijd heeft echter hernieuwde aandacht
voor de tekortkomingen van bestaande rechtsvormen teweeg gebracht. Steeds meer wetgevers
zijn recentelijk overgegaan tot het creëren van aparte social enterprise rechtsvormen. In het
VK bestaat sinds 2005 de Community Interest Company, een commerciële rechtsvorm met
specifieke elementen die de publieke doelstelling trachten te waarborgen voor de lange
termijn. In de VS stammen de Low-Profit Limited Liability Company en Benefit Corporation
uit 2008 en 2010. In Nederland is er in 2009 ook een wetsvoorstel ingediend ter oprichting
van een commercieel-maatschappelijke rechtsvorm.7 Het wetsvoorstel rechtsvorm
maatschappelijke onderneming richtte zich op ondernemerschap op het snijvlak van publiek
en privaat met de nadruk op de sectoren onderwijs, zorg en huisvesting. Met het wetsvoorstel
wilde het kabinet “instellingen die een belangrijke maatschappelijke taak uitvoeren [...] vanuit
het privaatrecht ondersteunen en verder helpen”.8 Echter is dit wetsvoorstel op 23 januari
2013 definitief ingetrokken.9 De behandeling lag al sinds eind 2009 stil en was omstreden.10
1.2 Onderzoeksvraag
In tegenstelling tot de vennootschapsrechtelijke ontwikkelingen in het buitenland bestaat er in
Nederland geen aparte rechtsvorm voor social enterprise. Het definitief intrekken van het
wetsvoorstel rechtsvorm maatschappelijke onderneming is op zijn minst opmerkelijk.
Nederlandse social enterprises maken gebruik van bestaande rechtsvormen, in de praktijk zijn
dit vaak de BV of de stichting. Gezien dit contrast tussen recente buitenlandse ontwikkelingen
en de Nederlandse praktijk richt deze afstudeerscriptie zich op de volgende hoofdvraag:
Hoofdvraag: Is er in Nederland een aparte rechtsvorm nodig voor social enterprise?
7 Kamerstukken II, 2008/09, 32 003, nr. 2 (“Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek houdende regels voor de vereniging of stichting tot instandhouding van een maatschappelijke onderneming”). 8 Kamerstukken II 2008/09, 32 003, nr. 3. 9 Kamerstukken II, 2012/13, 32 003, nr. 7. 10 Volkskrant, 21 juli 2009: “Maatschappelijke onderneming is onding” http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2680/ Economie/archief/article/detail/337462/2009/07/21/Maatschappelijke-onderneming-is-onding.dhtml.
![Page 12: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/12.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
12
1.2.1 Opbouw van de deelvragen
Voordat ingegaan kan worden op de hoofdvraag ga ik eerst verder in op het fenomeen social
enterprise en hoe deze vorm van ondernemerschap zich verhoudt tot het traditionele
maatschappelijke speelveld. Daarna behandel ik de opkomst van aparte rechtsvormen voor
social enterprise. Zodoende worden de eerste twee deelvragen behandeld in hoofdstuk 2:
Deelvraag 1: Wat is social enterprise?
Deelvraag 2: Waarom worden er aparte rechtsvormen voor social enterprise gecreëerd?
Dit hoofdstuk is de uitkomst van een uitgebreide internationale literatuurstudie. Hierin komt
zowel economische als juridische literatuur aan bod bij het onderzoek naar de opkomst van
social enterprise en de juridische ontwikkelingen die daarmee gepaard zijn gegaan.
Vervolgens worden in hoofdstuk 3 een aantal rechtsvormen geanalyseerd die apart gecreëerd
zijn voor social enterprise. Dit derde hoofdstuk gaat in op de volgende deelvraag:
Deelvraag 3: Hoe zien aparte rechtsvormen voor social enterprise eruit en hoe verhouden
deze zich tot het wetsvoorstel maatschappelijke onderneming?
Hierin worden de CIC, L3C en Benefit Corporation op systematische wijze met elkaar
vergeleken en vervolgens afgezet tegen de in Nederland voorgestelde maatschappelijke
onderneming. Vanaf hoofdstuk 4 richt deze scriptie zich op de situatie in Nederland. De keuze
voor een rechtsvorm komt bij Nederlandse social enterprises vaak neer op de stichting, de BV
of een combinatie daarvan.11 Hoofdstuk 4 en 5 gaan in op het gebruik van deze bestaande
rechtsvormen door Nederlandse social enterprises, op basis van de volgende deelvragen:
Deelvraag 4: Hoe geschikt zijn bestaande Nederlandse rechtsvormen voor social enterprise?
Deelvraag 5: Wat zijn de wensen uit de praktijk?
Hoofdstuk 4 is gebaseerd op een juridische analyse van de Nederlandse stichting en BV.
Hoofdstuk 5 presenteert de resultaten uit een eigen onderzoek onder 26 Nederlandse social
enterprises naar hun tevredenheid met bestaande rechtsvormen en wensen wat betreft een
mogelijke aparte rechtsvorm. Hoofdstuk 6 brengt vervolgens alle inzichten vanuit de
voorgaande hoofdstukken samen voor het beantwoorden van de hoofdvraag van deze scriptie.
11 Dit blijkt uit de Social Enterprise Monitor van Social Enterprise NL & McKinsey 2013.
![Page 13: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/13.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
13
1.3 Afbakening
1.3.1 Social enterprise en MVO
Social enterprise onderscheidt zich van MVO. MVO richt zich op het in acht nemen van het
algemene welzijn naast het maximaliseren van aandeelhouderswaarde (people, planet, profit).
Literatuur over MVO is meestal gericht op bestaande commerciële ondernemingen, waar
winstmaximalisatie vaak nog prioriteit kent. Bij een social enterprise is dit juist omgekeerd:
deze stelt zich niet per se ten doel om zo veel mogelijk winst te genereren, maar richt zich
juist in eerste instantie op het bevorderen van een specifiek aspect van het maatschappelijke
welzijn. Het in stand houden van een onderneming en het maken van winst dient er bij de
social enterprise voornamelijk voor om financieel zelfvoorzienend te zijn en te blijven.
Daarnaast maakt de social enterprise gebruik van de voordelen van marktwerking in de
private sector, zoals innovatiekracht, concurrentie en efficiëntie, om het publiek doel te
bewerkstelligen. Waar MVO zich in de eerste plaats richt op het beperken van de negatieve
externe kosten van de commerciële bedrijfsvoering, is het doel van social enterprise juist het
pro-actief creëren van positieve externe baten.12 Waar de maatschappelijk verantwoorde
onderneming bereid is om sociale activiteiten te ontplooien zelfs als deze tot minder winst
leiden, is bij de social enterprise de maatschappelijke activiteit onlosmakelijk onderdeel van
de bottom-line: “Social entrepreneurs insist that their organizations’ multi bottom-line goals
be written into their entities’ DNA, and that the commitment to social and/or environmental
goals be permanent, not variable according to the vagaries of the market or the wishes of
owners”.13 Deze scriptie richt zich specifiek op social enterprise en niet op corporate MVO.
1.3.2 De vergelijking van rechtsvormen zal zich richten op de VS en het VK
De opkomst van rechtsvormen voor social enterprise is een wereldwijd fenomeen. Binnen de
EU kennen België, Finland, Frankrijk, Italië, Polen, Portugal en het VK rechtsvormen die
specifiek in het leven geroepen zijn om commerciële ondernemers met een maatschappelijk
doel de ruimte te bieden.14 Buiten de EU kent de VS zelfs twee verschillende social enterprise
rechtsvormen.15 De vergelijking van rechtsvormen in deze scriptie zal zich echter richten op
de VS en het VK. Ik kies voor de VS en het VK omdat de maatschappelijke rechtsvormen die
in deze landen gecreëerd zijn de meest recente juridische ontwikkelingen zijn op dit gebied.
Daarnaast is de social enterprise beweging in deze twee landen ook het meest ontwikkeld 12 Zie Timmerman et al., 2011. 13 Zie Kelley 2009, p. 16. 14 Zie OECD 2013. 15 Zie De Jongh et al. 2010.
![Page 14: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/14.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
14
gezien vanuit het percentage van de beroepsbevolking dat in deze sector werkt.16 Volgens De
Jongh et al. getuigen de Amerikaanse L3C en de Britse CIC “van een vrij en ondogmatisch
manier van denken over rechtspersonen”.17 Vandaar dat ik van mening ben dat uit deze twee
jurisdicties het meeste inzicht gegenereerd kan worden over welke aspecten van rechtsvormen
voor social enterprise interessant zijn voor Nederland.
1.4 Praktische relevantie
Ondernemen op het snijvlak van publiek en privaat krijgt een steeds belangrijkere rol in de
hedendaagse maatschappij. Jan-Peter Balkenende stelt dat: “Het publieke domein komt voor
een deel in private handen”.18 De realiteit van de 21e eeuw is tot dusver een van overheden
die worstelen het hoofd boven water te houden. Kosten stijgen gestaag door een sterk
vergrijzende bevolking terwijl budgetten onder druk staan en nationale overheden zich in de
houdgreep van de financiële markten begeven. Het klimaat verandert en er zijn investeringen
nodig in duurzame energie. Echter krijgt dit aanzienlijk minder aandacht sinds het uitbreken
van de ergste mondiale crisis sinds de Grote Depressie. Populistische sentimenten
overheersen en zijn vooral gericht op de korte termijn. De rol van politiek en overheid
verandert naar een nieuwe balans waarbij steeds meer sociale taken buiten de publieke sector
vervuld worden. De financiële crisis onderstreept daarnaast ook de noodzaak om ons
industriële economische model te herzien en de sociale economie hierin een leidende rol te
geven.
Social enterprise biedt in deze tijden van toenemende druk op overheidsfinanciën
welkome steun bij de aanpak van maatschappelijke problemen. Activiteiten die traditioneel
gezien in het publieke domein lagen kunnen door middel van private initiatieven worden
overgenomen. De EC heeft social enterprise gemaakt tot een speerpunt van haar beleid. José
Manuel Barosso stelt: “Social business I believe is key to a more sustainable, responsible and
inclusive future for Europe”.19 In Nederland is het echter nog een jonge en groeiende sector.
De opkomst van social enterprise zou door de wetgever als een mogelijkheid gezien moeten
worden ter ondersteuning van de publieke taak van de overheid. Het faciliteren en stimuleren
van social enterprise middels het vennootschapsrecht is mijns inziens van groots belang voor
het bouwen van de 21e eeuwse samenleving. Na het intrekken van het wetsvoorstel
rechtsvorm maatschappelijke onderneming is de toekomst van een maatschappelijke
16 OECD 2013. 17 Zie De Jongh et al. 2010, p. 222. 18 Zie Balkenende 2012, p. 1. 19 Toespraak van José Manuel Barosso, Voorzitter van de Europese Commissie op 18 november 2011. Zie: http://europa.eu/rapid/press-release_SPEECH-11-775_en.htm.
![Page 15: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/15.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
15
rechtsvorm in Nederland onzeker. Deze scriptie stelt zich ten doel om de discussie over een
rechtsvorm voor social enterprise aan te wakkeren. Daarnaast presenteer ik de resultaten van
een eigen onderzoek onder Nederlandse social enterprises over hun tevredenheid met
bestaande rechtsvormen en wensen wat betreft een aparte rechtsvorm. Zodoende geniet deze
scriptie mijns inziens een grote mate van praktische relevantie.
1.5 Wetenschappelijke relevantie
Niet alleen in de praktijk, maar ook in de academische literatuur wordt het belang van
onderzoek naar social enterprise onder andere door Kelley onderstreept: “I see no indication
that [social enterprise] is a mere flash in the pan or that it will do anything but expand in
scope and importance in the coming years. Lawyers – and law professors – should face this
fact and grapple with the emerging sector’s particular legal challenges”.20 Vanuit een
wetenschappelijk oogpunt is het belangrijk om de internationale trend naar rechtsvormen voor
social enterprise te signaleren en vervolgens terug te koppelen naar Nederland. Het is
belangrijk dat het recht mee gaat met de ontwikkeling van maatschappelijke opvattingen. De
wetenschappelijke literatuur over recht en social enterprise is volop in ontwikkeling, echter is
hier door Nederlandse auteurs nog maar relatief weinig over geschreven. Naast drie artikelen
van De Jongh et al., Timmerman et al. en Kamerbeek21 zijn er weinig Nederlandse juridische
stukken verschenen over social enterprise. Deze scriptie tracht een bijdrage te leveren op dit
gebied middels een studie van internationale wetenschappelijke literatuur over social
enterprise rechtsvormen en een analyse van bestaande Nederlandse rechtsvormen in het
gebruik voor social enterprise. Daarnaast bieden de resultaten van het eigen onderzoek onder
Nederlandse social enterprises over hun tevredenheid met bestaande rechtsvormen en wensen
wat betreft een aparte rechtsvorm een interessant perspectief op deze academische discussie.
1.6 Opbouw
Hoofdstuk 2 is de uitkomst van een uitgebreide internationale literatuurstudie naar de
opkomst van social enterprise en aparte rechtsvormen voor deze vorm van ondernemen.
Vervolgens worden in hoofdstuk 3 de CIC, L3C, Benefit Corporation en maatschappelijke
onderneming vergeleken. Hoofdstuk 4 gaat in op het gebruik van bestaande rechtsvormen
door Nederlandse social enterprises en hoofdstuk 5 vult de eerdere inzichten aan met de
resultaten uit het eigen onderzoek. Hoofdstuk 6 trekt een conclusie over de hoofdvraag.
20 Kelley 2009, p. 17. 21 Zie Jongh et al. 2010, Timmerman et al. 2011 en Kamerbeek 2012.
![Page 16: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/16.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
16
Hoofdstuk 2 De opkomst van social enterprise
In dit hoofdstuk staat de opkomst van social enterprise centraal. Op basis van een uitgebreide
internationale literatuurstudie wordt er ingegaan op de eerste twee deelvragen: “Wat is social
enterprise?” en “Waarom worden er aparte rechtsvormen voor social enterprise gecreëerd?”.
Eerst wordt gekeken naar wat het fenomeen eigenlijk is en worden de belangrijkste
uitdagingen voor ondernemers binnen deze jonge, groeiende sector uiteengezet. Het tweede
deel van dit hoofdstuk gaat in op de opkomst van aparte rechtsvormen voor social enterprise.
2.1 Wat is social enterprise?
Ondanks de recentelijk gegroeide aandacht voor social enterprise is het geen nieuw concept.
Al in 1973 werd door Etzioni in zijn artikel The Third Sector and Domestic Missions22 gesteld
dat noodzakelijke vernieuwingen in de samenleving noch alleen door de staat noch alleen
door de markt gekatalyseerd kunnen worden. Hij stelde een alternatieve vorm voor welke de
efficiëntie van de ondernemende markt zou weten te combineren met de gerichtheid op het
algemene welzijn van de staat.
De EC lanceerde eind 2011 het Social Business Initiative waarmee het een gunstig
klimaat wil scheppen voor de ontwikkeling van social enterprise in Europa. Hierin hanteert
de EC de volgende definitie: “Een sociale onderneming, deelnemer in de sociale economie, is
een onderneming die vooral een sociaal effect beoogt, en niet zozeer een zo groot mogelijke
winst voor de eigenaren of de aandeelhouders. Zij is actief op de markt en levert goederen en
diensten op een ondernemers- en innovatieve wijze, waarbij zij de winsten in hoofdzaak voor
het realiseren van sociale doelstellingen aanwenden. Zij wordt op een verantwoorde en
transparante wijze bestuurd, waarbij met name de werknemers, consumenten en de door haar
commerciële activiteiten beïnvloede partijen worden betrokken”.23 Met andere woorden
gebruikt social enterprise de creativiteit, concurrentie en de efficiëntie van de markt om een
publiek doel na te streven. Social enterprise bevindt zich dan ook in een zogenoemde “vierde
sector”, midden in het driedelige maatschappelijke speelveld van de overheid, de markt, en de
non-profit sector. De social enterprise vorm van ondernemen is op zichzelf niet beter of
slechter dan die van overheid, commerciële bedrijven of non-profit instellingen, maar juist
complementair. Het is er dan ook niet om de non-profit sector of de sociale economie te
vervangen. De bedoeling is juist om de traditionele maatschappelijke sectoren te overbruggen:
maatschappelijke initiatieven, opgezet binnen de traditionele for-profit markt, met als doel het
22 Zie Etzioni 1973. 23 Zie COM(2011) 682: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2011:0682:FIN:NL:PDF
![Page 17: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/17.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
17
aanpakken van problemen die voorheen wellicht als de taak van de overheid gezien werden.24
Figuur 1 – Social enterprise in het midden van het maatschappelijke speelveld
Social enterprise gaat om de opkomst van “a new generation of hybrid organizations (…) in
the fertile space between the corporate world, which is constrained by its duty to generate
profits for shareholders and the non-profit world, which often lacks the market of efficiencies
of commercial enterprise”.25 In de onderstaande figuur wordt onderscheid gemaakt tussen
twee type doelstellingen: het creëren van financiële waarde (rechts) en het creëren van sociale
waarde (links). Op basis hiervan worden de verschillen tussen non-profits, traditionele
marktpartijen en social enterprises afgebakend.
Figuur 2 – Social enterprise als hybride organisatievorm26
Aan de linkerkant van het spectrum in Figuur 2 bevinden zich non-profit instellingen. Deze
richten zich vaak alleen op het creëren van sociale waarde. Aan de rechterkant van het
spectrum bevinden zich de traditionele marktpartijen die zich in de eerste plaats richten op
creëren van financiële waarde. In het midden tussen deze twee uiteinden bevinden zich de
social enterprises. Dit zijn not-only-for-profit companies welke zich in de eerste plaats richten
op een sociale doelstelling maar wel financieel zelfvoorzienend zijn. Ondanks het feit dat 24 Zie Social Enterprise NL 2012 en OECD 2013. 25 Zie Billitteri 2007, p. 2. 26 Figuur uit McKinsey 2011.
![Page 18: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/18.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
18
social enterprises winstgevend of zelfs zeer winstgevend kunnen zijn is winstmaximalisatie
niet het primaire doel. Het pro-actief creëren van positieve externe baten door middel van het
drijven van een onderneming staat voorop. Dat daarbij (veel) winst gemaakt wordt is slechts
een middel om financieel zelfvoorzienend te zijn en te blijven.27
Het onderscheid met de non-profit instelling komt dan ook voort uit het feit dat de
social enterprise financieel zelfvoorzienend is. Deze heeft namelijk een eigen verdienmodel
op basis van het verkopen van een product of het aanbieden van een dienst. Dit in
tegenstelling tot traditionele non-profit instellingen, welke hoofdzakelijk teren op giften of
subsidies en daarnaast veelal adviesgevende of subsidieverlenende taken op zich nemen.
Anders dan de meeste goede doelen opereren social enterprises als “echte” bedrijven in de
“echte” markt.28 De social enterprise onderscheidt zich dan ook door haar duidelijke
marktoriëntatie: het op innovatieve wijze zo efficiënt en effectief mogelijk inzetten van
middelen in navolging van het te bereiken sociale doel.29
Vergeleken met traditionele commerciële bedrijven onderscheidt de social enterprise
zich door het creëren van sociale waarde in plaats van alleen aandeelhouderswaarde voorop te
zetten. Commerciële ondernemingen die MVO hoog in het vaandel hebben staan zijn hierdoor
geen social enterprises, aangezien zij aandeelhouderswaarde uiteindelijk vaak prioriteit zullen
geven. Bij social enterprises komt eerst de missie en dan pas de winst, en niet andersom.30
De meeste social enterprises zijn kleine en middelgrote ondernemingen actief op
lokale markten. Anderen, zoals de Grameen Bank van Muhammad Yunus, zijn actief op grote
schaal. Wereldwijd vindt social enterprise vooral plaats binnen sectoren zoals het milieu,
onderwijs, economische ontwikkeling, mensenrechten, gezondheidszorg en maatschappelijke
betrokkenheid.31 Volgens de Jongh et al. is de social enterprise een kat met vele staarten:
“van ziekenhuis tot wereldwinkel, van Schiphol tot een fietsenwerkplaats voor dak- en
thuislozen”.32 Nederland kent een actieve en groeiende social enterprise sector. Social
Enterprise NL geeft een aantal Nederlandse voorbeelden33: Max Havelaar (doel: het
verbeteren van de omstandigheden van koffieboeren), Tony Chocolonely (doel: het uitroeien
van slavernij uit de cacaoketen), Netl (doel: het produceren van textiel uit brandnetels),
Greendaddy (doel: het produceren van kleding van bamboe) en Specialisterren (doel: het
27 Zie Timmerman et al. 2011 en Abu-Saifan 2012. 28 Zie Timmerman et al. 2011, Social Enterprise NL 2012 en OECD 2013. 29 Zie Nicholls en Cho 2006. 30 Zie SER 2005, McKinsey 2011 en Social Enterprise NL 2012. 31 Zie Pirson 2009. 32 Zie De Jongh et al. 2010, p. 206. 33 Voor meer voorbeelden zie: http://www.social-enterprise.nl/portfolio/vind-social-enterprises/ of http://www.iedereenwinst.com/social-enterprises/.
![Page 19: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/19.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
19
werken met hoogbegaafde autisten als IT bedrijf). Daarnaast is er de Nederlandse Triodos
Bank, welke zichzelf onder andere ten doel stelt om duurzaamheid en social enterprise te
financieren. Stuk voor stuk zijn dit winstgevende bedrijven met ambitieuze groeiplannen,
maar wel met een maatschappelijke doelstelling voorop. De winst zorgt er voor dat de
initiatieven in stand gehouden kunnen worden en geborgd zijn voor de langere termijn.
De Nederlandse social enterprise sector richt zich hoofdzakelijk op zes sectoren:
cleantech (klimaatverandering en de uitputting van grondstoffen), biosystemen (het eerlijk
behandelen van dieren, het behoud van de natuur en het tegengaan van afval), economische
ontwikkeling (sociale ongelijkheid en participatie van kansarmen), maatschappelijke
integratie (re-integratie van mensen met een arbeidsachterstand en het bevorderen sociale
cohesie), gezondheid (stijgende zorgkosten, obesitas en het welzijn van ouderen) en onderwijs
(de kwaliteit van het onderwijs en de kloof tussen onderwijs en bedrijfsleven). Hiervan is de
sector biosystemen veruit het grootst, deze vertegenwoordigt ongeveer een derde van de
social enterprise sector in Nederland.34
2.2 Wat zijn de belangrijkste uitdagingen voor social enterprises?
In de literatuur worden drie belangrijke uitdagingen geïdentificeerd waar social enterprises in
de praktijk tegenaan lopen: het aantrekken van financiering, het probleem van de dual
purpose en het meten van sociale impact.35
2.2.1 Financiering
De essentie van de social enterprise is het pro-actief creëren van positieve externe baten.
Hierdoor kan er vaak niet eenzelfde commercieel rendement geboden worden als bij de
normale onderneming. Social enterprises passen daardoor minder goed binnen de vaste
categorieën en verwachtingen van conventionele bronnen van kapitaal. Ze bieden vaak een
lager rendement gepaard met een hoger risico, waardoor ze het vanuit een puur financieel
oogpunt afleggen tegen beleggingen in conventionele ondernemingen. Beleggers geven nog te
vaak de voorkeur aan een goed rendement op een commerciële investering, waarbij
vervolgens een deel van de opbrengst aan een goed doel geschonken wordt, boven het direct
investeren in een social enterprise.36
Uit de resultaten van onderzoek van McKinsey blijkt dat ook in Nederland funding en
covering all costs door social enterprises gezien worden als de belangrijkste twee uitdagingen
34 Zie McKinsey 2011. 35 Samenvatting van inzichten uit Kelley 2009, Pirson 2009, Timmerman et al. 2011 en Cooney 2012. 36 Zie Kelley 2009 en Timmerman et al. 2011.
![Page 20: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/20.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
20
voor de sector.37 Nederlandse social enterprises zijn vaak nog (deels) afhankelijk van
subsidies of financiële steun verstrekt onder gunstige voorwaarden door overheden of non-
profits. Vooral de valley of death – de overgang van startkapitaal, waar redelijk veel van
aanwezig is, naar groeikapitaal, wat veel schaarser is en waarbij beleggers een stuk
veeleisender zijn – is voor social enterprises een extra groot obstakel. In sectoren als
cleantech of biosystemen zijn leningen de meest gebruikte vorm van financiering door
Nederlandse social enterprises. Dit in tegenstelling tot de sectoren maatschappelijke
integratie of gezondheidszorg, waarin veel nog afhankelijk zijn van donaties en subsidies.
Het is cruciaal voor de groei van de social enterprise sector dat er voldoende
financiering beschikbaar is. Voor sociale projecten die buiten het domein van goede doelen
vallen zijn donaties vaak moeilijk te verkrijgen. Anderzijds is het voor commerciële projecten
met een te charitatief karakter moeilijk om risicodragend kapitaal te krijgen. Kelley benadrukt
dan ook de noodzaak van patient capital, kapitaal wat in mindere mate dan conventioneel
kapitaal gericht is op korte termijn winst. Echter is dit nog te schaars en moeilijk te vinden.38
2.2.2 Het probleem van de dual purpose
De social enterprise heeft duidelijk een tweeledig doel: het creëren van sociale waarde in de
eerste plaats, en vervolgens het genereren van voldoende inkomsten om financieel
zelfvoorzienend te zijn en eventuele beleggers van een rendement te kunnen voorzien. Deze
dual purpose leidt bij de besluitvorming door het bestuur van de social enterprise tot een
continu noodzakelijke afweging van soms tegenstrijdige belangen. Wanneer de belangen van
beleggers prevaleren kan het publiek doel hieronder lijden. Wanneer het publiek doel het
enige is dat lijkt te tellen bij het bestuur kunnen (potentiële) beleggers hun belangstelling
verliezen.39 Daarnaast is het behouden van het ‘sociale’ kapitaal van de onderneming en het
voorkomen van omzetting in private welvaart een belangrijk pijnpunt. Ondernemers vrezen
dat als social enterprises financieel succesvol worden de maatschappelijke principes steeds
meer op de achtergrond komen te staan.40
Het dual purpose probleem kent in de praktijk een aantal verschillende oplossingen.
Binnen traditionele rechtsvormen ligt er de mogelijkheid om private contracten op te stellen
tussen het bestuur van de onderneming en de aandeelhouders over hoe om te gaan met
mogelijke belangenverstrengeling op het gebied van sociaal- ten opzichte van financieel
37 Zie McKinsey 2011. 38 Zie Kelley 2009, Timmerman et al. 2011 en Social Enterprise NL 2012. 39 Zie Timmerman et al. 2011. 40 Zie Kelley 2009.
![Page 21: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/21.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
21
rendement. Daarnaast kan de overheid een rol spelen door middel van sectorale regelgeving,
subsidie-eisen of vergunningsvoorwaarden. Als laatste mogelijkheid noemen Timmerman et
al. het creëren van een aparte rechtsvorm voor social enterprise met specifieke aandacht voor
de dual purpose.41 De opkomst van aparte rechtsvormen zal in onderdeel 2.4 uitvoerig aan
bod komen.
2.2.3 Het meten van sociale impact
Een derde belangrijke uitdaging voor social enterprises is het meten van sociale impact. Deze
impact is de kern van het bestaansrecht van social enterprise, en daarmee is het bewijzen dat
de maatschappij beter af is dan voorheen cruciaal. Echter is dat nog een aanzienlijke
uitdaging: “counting money is fairly simple; accounting for increases in societal well-being is
more challenging and will require increased efforts in the future”.42 Karen Maas concludeert
in haar proefschrift aan de Erasmus Universiteit Rotterdam43 dat de theoretische en praktische
ontwikkeling van maatschappelijke impactmeting nog in de kinderschoenen staat. Er zijn in
de afgelopen tien jaar verschillende methodes ontwikkeld. Deze richten zich echter vaak
alleen nog op wat er gemeten moet worden en nog te weinig op hoe dit in de praktijk dan zou
moeten. Hierdoor biedt dit weinig handvatten voor de social enterprise.
2.3 De opkomst van politieke aandacht voor social enterprise
In westerse landen is de rol van de overheid in de samenleving aan het veranderen. In
toenemende mate wordt erkend dat het oplossen van maatschappelijke problemen meer vraagt
dan overheidsingrijpen alleen. Overheden zijn steeds meer op zoek naar mogelijkheden om
commerciële ondernemingen activiteiten te laten uitvoeren in het publieke belang. Volgens
Hoogendoorn is er dan ook sprake van een “delegation of leadership and innovation from the
bureaucracy to the grassroots”.44 Geen managed economy waarin de overheid van bovenaf
zorg draagt voor maatschappelijke- en milieuvraagstukken maar een entrepreneurial economy
waarin een aanpak van onderaf centraal staat.
Goldsmith, Georges en Burke45 onderscheiden vier fases in de ontwikkeling van de
maatschappelijke perceptie over wie verantwoordelijk is voor het verzorgen van anderen en
het verstrekken van sociale diensten. Ten eerste (1) families en goede doelen, vervolgens (2)
de overheid door middel van de verzorgingsstaat, daarna (3) publiek-private samenwerking op
41 Zie Timmerman et al. 2011. 42 Zie Pirson 2009, p. 252. 43 Zie Maas 2009. 44 Zie Hoogendoorn 2011, p. 6. 45 Zie Goldsmith, Georges & Burke 2010.
![Page 22: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/22.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
22
basis van concurrentie en als laatste (4) publiek-private samenwerking op basis van de
capaciteit van het maatschappelijke middenveld. Mijns inziens lijkt het er op dat, na de
hoogtijdagen verzorgingsstaat halverwege de 20e eeuw (fase 2), en de privatiseringsgolf van
de jaren tachtig en negentig (fase 3), onze westerse samenlevingen toe zijn aan de vierde fase.
De opkomst van social enterprise lijkt zodoende een natuurlijke evolutie tegen de achtergrond
van de afbouw van de verzorgingsstaat en de daaropvolgende transitie naar een gemengde
economie van private, publieke en hybride partijen. Hierin liggen kansen voor social
enterprises om gangbare businessmodellen en de gebruikelijke filantropische aanpak te
overstijgen. Deze innovatieve vorm van ondernemen leidt tot duurzame oplossingen waarin
sociale, ecologische en economische waarden feilloos samen gaan.
De SER benadrukt in haar advies Ondernemerschap voor de publieke zaak het belang
van “zo doelmatig mogelijk inzetten van de beschikbare middelen om een kwalitatief
hoogwaardige publieke dienstverlening te leveren die aansluit bij de behoeften en wensen van
mensen”.46 Professionaliteit, creativiteit en maatwerk in het leveren van nieuwe producten en
diensten zijn volgens het advies hierbij van belang. De creativiteit en het commerciële inzicht
zouden social enterprises in staat moeten stellen om producten of diensten die traditioneel tot
de taak van de overheid worden gezien efficiënter te kunnen leveren. De SER vat de
benodigde aanpak uitstekend samen: “Het is aan de overheid om ruimte én richting te geven
aan ondernemerschap voor de publieke zaak. Het borgen van publieke belangen blijft bij
uitstek de taak van de overheid. Maar dat zal vooral moeten gebeuren door het stellen van
heldere kaders, met duidelijke doelstellingen en randvoorwaarden. Politiek en overheid
dienen vooraf duidelijk te maken wat van ondernemerschap voor de publieke zaak wordt
verwacht, en vervolgens ruimte te maken en te laten voor de ontplooiing van zulk
ondernemerschap.”47
2.4 De oorsprong van rechtsvormen voor social enterprise
Wereldwijd worden er door wetgevers aparte rechtsvormen voor social enterprise gecreëerd.
De oorsprong van deze rechtsvormen ligt in de combinatie van de groeiende politieke
aandacht samen met de tekortkomingen van conventionele for-profit en non-profit
rechtsvormen in het gebruik door social enterprise.48 De tekortkomingen die aan de
oorsprong van deze aparte rechtsvormen staan worden in de volgende onderdelen besproken.
46 Zie SER 2005, p. 29. 47 Zie SER 2005, p. 30. 48 Zie De Jongh et al. 2010, Timmerman et al. 2011, Cooney 2012 en OECD 2013.
![Page 23: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/23.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
23
2.4.1 Tekortkomingen van conventionele non-profit rechtsvormen
Non-profit rechtsvormen worden vaak gevormd met een bepaalde maatschappelijke
doelstelling. Ze kennen meestal geen aandeelhouders en winstuitkering is vaak niet of maar
beperkt mogelijk. Winst die door de non-profit wordt gemaakt moet grotendeels
geherinvesteerd worden in de maatschappelijke doelstelling.49 Er is geen eenvoudige manier
voor durfkapitalisten of andere winstgerichte beleggers om een aandelenbelang te verwerven
in ruil voor (groei)kapitaal.50 Hierdoor wordt de toegang tot de kapitaalmarkt beperkt en de
uitdaging omtrent het financieren van de social enterprise alleen maar groter.
Op het gebied van de dual purpose blijken non-profit rechtsvormen in de praktijk over
het algemeen niet winstgericht genoeg voor social enterprises. Het bestuur van een non-profit
is verplicht om primair aandacht te vestigen op de sociale missie en niet op het drijven van
een gezonde winstgevende bedrijfsvoering. Bromberger benadrukt dat er bij non-profit
rechtsvormen wel een bestuur is dat zich bezighoudt met de sociale missie maar geen
aandeelhouders die gewicht kunnen geven aan de minstens zo belangrijke winstdoelstelling
bij social enterprises.51 Daarnaast mogen er bij veel non-profit rechtsvormen maar in beperkte
mate commerciële methoden ingezet worden om winst te maken. Om hun belastingvrije status
te behouden mogen Amerikaanse charities zich bijvoorbeeld niet bezighouden met
activiteiten die niet direct gerelateerd zijn aan hun charitatieve doelstelling.52 Ook bestuurders
kunnen maar een beperkte bezoldiging ontvangen aangezien privaat voordeel uit charitatieve
middelen strikt verboden is.53 Over het algemeen zijn internationale juridische auteurs het
eens dat non-profit rechtsvormen te veel beperkingen met zich meebrengen voor social
enterprise. De uitdagingen omtrent financiering en de dual purpose blijven sterk aanwezig bij
de keuze voor een non-profit rechtsvorm.
2.4.2 Tekortkomingen van conventionele for-profit rechtsvormen
Het financieringsprobleem van social enterprise is echter niet opgelost door de keuze voor
een commerciële rechtsvorm. Enerzijds leidt deze keuze voor winstgerichtheid tot geen of
verminderde toegang tot traditioneel non-profit kapitaal als subsidies, giften of donaties.
Anderzijds verwachten winstgerichte beleggers alsnog een marktconform rendement, iets wat
social enterprises vaak niet helemaal kunnen bieden.54
49 Zie Bromberger 2007, Gottesman 2007 en Kelley 2009. 50 Zie Bromberger 2007, Kelley 2009, Cooney 2012. 51 Zie Bromberger 2007. 52 Zie Bromberger 2007, Gottesman 2007 en Bridge & Corriveau 2009. 53 Zie Bromberger 2007, Bridge & Corriveau 2009. 54 Zie Kelley 2009.
![Page 24: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/24.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
24
Wat betreft de dual purpose worden traditionele commerciële ondernemingen
voornamelijk gevormd om winst te genereren voor aandeelhouders. Bestuurders dragen vaak
in beginsel de wettelijke verplichting om winst te verkiezen boven een eventueel
maatschappelijk belang. Zodoende zijn zij kwetsbaar als het geld van beleggers wordt
gebruikt voor niet-zakelijke doeleinden. Ondernemers die hun social enterprise in
Angelsaksische landen organiseren als for-profit rechtsvorm vrezen aansprakelijkheid ten
opzichte van aandeelhouders voor het nalaten van winstmaximalisatie.55 In Angelsaksische
landen zijn de bezwaren tegen commerciële rechtsvormen namelijk nog sterker. Deze landen
worden gekenmerkt door een rechtssysteem waarin bestuurders in de eerste plaats de
belangen van aandeelhouders dienen te behartigen. Een sprekend voorbeeld uit de
Amerikaanse rechtspraktijk is de door aandeelhouders gedwongen verkoop van Ben & Jerry's
aan Unilever in 2000. De twee oprichters van het destijds beursgenoteerde Ben & Jerry’s
wilden niet dat hun “for-profit corporation that seemingly did not put profits first” in handen
zou komen van Unilever. Ze vreesden het verlies van de sociale missie van de onderneming.
Toch besloten zij als bestuurders in te stemmen met de verkoop aan de hoogste bieder
(Unilever) uit angst voor blootstelling aan aansprakelijkheid wegens het niet kiezen voor
winstmaximalisatie. Sinds dit sprekende voorbeeld uit de praktijk is in de VS de vraag
opgekomen hoe ondernemingen gedreven door een sociale missie dienen te overleven in een
rechtsmodel gebaseerd primair op aandeelhouderswaarde.56 Aandeelhouders zouden er ex-
ante voor kunnen kiezen om van een deel van de winst af te zien voor maatschappelijke
doeleinden, echter is het vaak moeilijk dit vast te leggen. Een verandering van eigendom of
zeggenschap of een daling van de winst kan het publieke doel naar de achtergrond doen laten
verdwijnen.57
In principe is er geen reden waarom een commerciële onderneming geen
maatschappelijk doel in haar statuten zou kunnen opnemen. Echter zou dit de onderneming
slechts toestaan het publieke doel na te streven in plaats van het hiertoe te verplichten en het
behoud van deze waarden te waarborgen voor de langere termijn.58 Ook kunnen social
enterprises moeilijk de maatschappelijke betrokkenheid van hun onderneming op
geloofwaardige wijze kenbaar maken als zij gekozen hebben voor een winstgerichte
55 Zie Kelley 2009, Gottesman 2007, Cooney 2012 en Clark & Vranka 2013. In de VS hebben hebben bestuurders van een corporation een primaire fiduciaire verplichting om te handelen in het belang van hun aandeelhouders: Dodge v. Ford; eBay Domestic Holdings, Inc. v. Newmark; Unocal Corporation. V. Mesa Petroleum Company; Revlon Inc. v. MacAndrews & Forbes Holding, Inc. 56 Page & Katz 2010. 57 Zie Bridge & Corriveau 2009. 58 Zie Bromberger 2007.
![Page 25: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/25.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
25
rechtsvorm. Er is geen gestandaardiseerde manier om de maatschappelijke beweringen van
bedrijven te certificeren om ‘echte’ social enterprises te scheiden van organisaties die de
maatschappelijke uitstraling gebruiken als marketing.59
2.4.3 Conclusie
Zodoende worden er in de internationale literatuur belemmeringen geïdentificeerd bij het
gebruik van conventionele rechtsvormen door social enterprises. Enerzijds compliceert de
keuze voor de non-profit vorm de toegang tot de kapitaalmarkt, anderzijds biedt de for-profit
rechtsvorm niet genoeg verankering van de maatschappelijke doelstelling om deze te
waarborgen op de langere termijn. De hieraan voorafgaand aangehaalde tekortkomingen van
generieke for- en non-profit rechtsvormen worden in het volgende overzicht samengevat.
Figuur 3 – Tekortkomingen van conventionele rechtsvormen voor social enterprise60
Duidelijk mag zijn dat beide type rechtsvormen niet volledig overeenkomen met de hybride
doelstellingen van social enterprise. Geen van de twee weet het creëren van sociale waarde te
verenigen met winstgerichtheid in één rechtsvorm.
Naast de aparte tekortkomingen van zowel for-profit als non-profit rechtsvormen,
onderstrepen Timmerman et al. de verhoogde transactie- en oprichtingskosten die nodig zijn
om bestaande rechtsvormen in te richten volgens de specifieke wensen van social enterprises.
Een nieuwe rechtsvorm zou in eerste instantie al deze kosten kunnen reduceren door een
uitonderhandeld pakket aan interne en externe regels te bieden dat afgestemd is op de
59 Zie Gottesman 2007. 60 Op basis van Bromberger 2007, Gottesman 2007, Bridge & Corriveau 2009, Kelley 2009 en Cooney 2012.
Non-profit rechtsvormen For-profit rechtsvormen
• geen aandelen • geen of gelimiteerde
winstuitkering • gelimiteerde remuneratie • niet gericht op winst • gelimiteerde mogelijkheid
tot commerciële activiteiten
• primair winstgericht • fiduciaire verplichtingen • sociale continuïteit kan in
gevaar komen • beleggers verwachten
marktconform rendement • geen duidelijk sociaal signaal
Voornaamste gevolg: gelimiteerde toegang
tot kapitaal
Voornaamste gevolg: geen borging van de
maatschappelijke doelstelling op de lange termijn
![Page 26: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/26.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
26
specifieke wensen van social enterprises.61 Maar in de literatuur worden nog verdere
voordelen van een aparte rechtsvorm aangehaald.
2.5 De voordelen van een aparte rechtsvorm voor social enterprise
De internationale literatuur over rechtsvormen voor social enterprise kent een aantal steeds
terugkerende redenen die ten grondslag liggen aan verschillende pleidooien voor een aparte
social enterprise rechtsvorm.
2.5.1 Een herkenbaar merk voor erkenning en herkenning
De social enterprise heeft zich nog niet gevestigd als de gangbare manier van ondernemen.
De nog relatief jonge sector heeft veel voordeel te behalen bij de erkenning en herkenning die
een aparte rechtsvorm zou bieden. Kelley benadrukt de voordelen van “a recognizable brand
for hybrid organizations”.62 Billitteri schrijft over “a coherent and marketable image of what it
means to be a social enterprise organization—a brand, that is identifiable in the marketplace
and reassuring to a wide segment of the public”63 en het belang van “identification, validation,
and visibility” voor de sector.64 Gottesman beargumenteert dat “creating a new, visible,
formal designation, would allow businesses to signal their commitments more effectively”.65
Bridge & Corriveau onderstrepen dat een aparte rechtsvorm “[would] raise the profile of
community enterprise”66, waardoor er meer activiteit rondom social enterprise wordt
aangetrokken, niet alleen in de vorm van kapitaal maar ook in de vorm van interesse vanuit
(potentiële) werknemers, klanten en partners. Zij voegen daar aan toe dat een aparte
rechtsvorm ook een stuk legitimiteit voor de sector met zich meebrengt; bevestiging vanuit de
wetgever dat social enterprise als belangrijk wordt gezien en aangemoedigd dient te worden.
Ook Timmerman et al. onderstrepen het belang hiervan: “a legal entity specifically designed
for social enterprises can also be used by a social entrepreneur as a way of establishing an
easily recognizable identity in the market place”.67 Hierdoor zouden social enterprises zich op
een positieve manier kunnen profileren ten opzichte van traditionele ondernemingen. Dit kan
de sector een competitief voordeel opleveren bij het aantrekken van klanten en werknemers.
61 Zie Timmerman et al. 2011. 62 Zie Kelley 2009, p. 28. 63 Zie Billitteri 2007, p. 7. 64 Zie Billitteri 2007, p. 11. 65 Zie Gottesman 2007, p. 351. 66 Zie Bridge & Corriveau 2009, p. 8. 67 Zie Timmerman et al. 2011, p. 5.
![Page 27: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/27.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
27
2.5.2 Een verbeterde toegang tot de kapitaalmarkt
Een tweede voordeel speelt in op het financieringsprobleem van social enterprise. Naast het
bieden van een herkenbaar merk voor erkenning en herkenning kan een aparte rechtsvorm
namelijk ook een verbeterde toegang tot de kapitaalmarkt voor social enterprise faciliteren.
Carter & Man onderstrepen het belang van “find[ing] new ways to raise capital and/or income
streams for carrying on charitable endeavours [...] by issuing shares, paying dividends, paying
a return on investments”.68 Gottesman benadrukt dat “a legal form that would allow
organizations to attract equity capital and to pursue social aims would help recalibrate the
flow of money to social organizations”.69 Bridge & Corriveau beargumenteren dat een aparte
rechtsvorm “enables and encourages the investment of private wealth in community projects –
a combination with enormous potential”.70 Kelley claimt dat “sources of patient SRI capital
will expand further when social enterprise devises a distinctive brand for itself and when
social entrepreneurs find a way to ensure such investors that their capital will remain [in] the
social enterprise stream and not be converted into private wealth”.71 Aangezien het aantrekken
van financiering als een van de grootste obstakels wordt ervaren door social enterprises is dit
een belangrijk voordeel.
2.5.3 Een heldere balans tussen financiële en sociale impact
Een derde voordeel speelt in op het probleem van de dual purpose. Billiteri beargumenteert
dat een aparte rechtsvorm bij zou dragen aan “figuring out where the line lies between social
enterprise and purely commercial interest”.72 Het zou social enterprises de voordelen geven
van het aantrekken van risicodragende beleggers, zonder gebonden te zijn aan “the demands
of short-term profit maximization [...] leaving boards empowered to keep their focus on
serving the long-term health of the company, its customers, and its stakeholders”.73 Volgens
Gottesman geeft een rechtsvorm sociale ondernemers “the opportunity to institutionalize their
commitments to goals beyond profit”.74 Dit geeft social enterprises de rust om een stabiele,
duurzame – en daardoor effectievere – maatschappelijke strategie uit te zetten. Timmerman et
al. beargumenteren dat “company law can regulate the dual purpose problem by defining the
rights and obligations of directors and shareholders”.75
68 Zie Carter & Man 2009, p. 48. 69 Zie Gottesman 2007, p. 349. 70 Zie Bridge & Corriveau 2009, p. 8. 71 Zie Kelley 2009, p. 26. 72 Zie Billiteri 2007, p. 10. 73 Zie Billiteri 2007, p. 15. 74 Zie Gottesman 2007, p. 351. 75 Zie Timmerman et al. 2011, p. 5.
![Page 28: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/28.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
28
2.6 Conclusie
In dit hoofdstuk is gebleken dat de tijd rijp is voor de opkomst van social enterprise, maar dat
de sector in de praktijk nog tegen een aantal belangrijke uitdagingen aanloopt. Social
enterprises hebben het in eerste instantie moeilijk om de benodigde financiering rond te
krijgen voor het opschalen van de maatschappelijke impact. Eenmaal gefinancierd worstelen
social enterprises met het dual purpose probleem: belangenverstrengeling tussen het publiek
doel enerzijds en de belangen van beleggers en het maken van winst anderzijds. Daarbovenop
komt nog dat als de social enterprise een zogenoemde impact investor heeft gevonden die
naast financieel rendement ook belang hecht aan maatschappelijk rendement, het ingewikkeld
blijft om social return on investment (SROI) te meten. Om de groei en bloei van de social
enterprise sector te faciliteren zijn er genoeg gebieden waarop de wetgever ondersteuning kan
bieden.
Daarna is dit hoofdstuk ingegaan op de oorsprong van social enterprise rechtsvormen
wereldwijd. Bij de keuze tussen bestaande rechtsvormen blijken noch een pure for-profit
vorm, noch een pure non-profit vorm vaak niet helemaal geschikt. Beide soorten
rechtsvormen komen niet volledig overeen met de hybride doelstellingen van de social
enterprise. Bij de keuze voor een non-profit vorm wordt de social enterprise nog eens extra
belemmerd bij het ophalen van kapitaal. Anderzijds wordt de social enterprise bij de keuze
voor een for-profit vorm belemmerd door de winstgerichte aard van deze vorm. Verschillende
auteurs benadrukken dan ook het belang van een aparte rechtsvorm voor social enterprise. De
voordelen van een aparte rechtsvormen liggen veelal op drie verschillende gebieden: het
creëren van een herkenbaar merk voor erkenning en herkenning, het verbeteren van de
toegang tot de kapitaalmarkt en het duidelijk uiteen zetten van een heldere balans tussen
financiële en sociale impact. Gezien de nadelen van bestaande traditionele rechtsvormen voor
social enterprise en de voordelen die een aparte rechtsvorm zou bieden gaan steeds meer
wetgevers wereldwijd over tot het creëren van aparte rechtsvormen voor social enterprise. In
het volgende hoofdstuk worden een aantal van deze rechtsvormen geanalyseerd.
![Page 29: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/29.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
29
Hoofdstuk 3 Aparte rechtsvormen voor social enterprise
Dit hoofdstuk richt zich op aparte rechtsvormen die zijn gecreëerd voor social enterprise en
gaat in op de derde deelvraag: “Hoe zien aparte rechtsvormen voor social enterprise eruit en
hoe verhouden deze zich tot het wetsvoorstel maatschappelijke onderneming?”. Eerst worden
de toetsstenen uiteengezet waarmee de verschillende rechtsvormen worden vergeleken.
Daarna komt in §3.2 de CIC (VK) aan bod, wordt in §3.3 de Amerikaanse L3C bekeken en
gaat §3.4 in op de modelwetgeving van de nieuwste juridische innovatie op het gebied van
social enterprise: de Benefit Corporation. Dit zijn de meest recente juridische ontwikkelingen
op het gebied van rechtsvormen voor social enterprise. Daarna wordt ingegaan op het
Nederlandse wetsvoorstel maatschappelijke onderneming. In §3.6 worden de belangrijkste
elementen van deze verschillende rechtsvormen op een rij gezet en met elkaar vergeleken.
3.1 Toetsstenen
De verschillende rechtsvormen in dit hoofdstuk worden vergeleken aan de hand van de
volgende vier toetsstenen: oprichting, financiële aspecten, regelingen omtrent bestuur,
toezicht en belanghebbenden en eisen omtrent de transparantie.
3.2 De CIC
De CIC is in het VK in het leven geroepen op grond van Deel 2 van de Companies (Audit,
Investigations and Community Enterprise) Act uit 2004.76 Daarnaast staan er belangrijke
regelingen in de Community Interest Company Regulations 200577, welke gewijzigd zijn in
2009.78
3.2.1 Oprichting
De Act creëert de CIC als een modaliteit van een company limited by shares dan wel een
company limited by guarantee.79 De eerste duidt op commerciële kapitaalvennootschappen
vergelijkbaar met de Nederlandse BV (ltd) of BV (plc). De company limited by guarantee
kennen wij in Nederland niet. Het is een vennootschap met rechtspersoonlijkheid met een of
meer leden die zich tot een bepaald maximum garant hebben gesteld voor de schulden van de
vennootschap, meestal £1. Naast het oprichten van een nieuwe CIC80 kunnen ook bestaande
76 Hierna: Act, zie http://www.legislation.gov.uk/ukpga/2004/27/pdfs/ukpga_20040027_en.pdf. 77 Hierna: Regulations 2005, zie http://www.legislation.gov.uk/uksi/2005/1788/pdfs/uksi_20051788_en.pdf. 78 Hierna: Regulations 2009, zie http://www.legislation.gov.uk/uksi/2009/1942/pdfs/uksi_20091942_en.pdf. 79 Art. 26 Act. 80 Art. 36 Act.
![Page 30: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/30.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
30
kapitaalvennootschappen zich omzetten tot CIC81 alsook bestaande charities.82
Om een CIC te mogen worden moet de Community Interest Test afgenomen worden.83
Een onderneming voldoet aan deze test “if a reasonable person might consider that its
activities are being carried on for the benefit of the community”.84 In deze toets wordt drie
hoofdzaken meegenomen: de onderliggende doelstelling van de CIC, de activiteiten die de
CIC van plan is te gaan ontplooien en wie er van deze activiteiten profijt zal hebben. Het
primaire doel van de CIC moet het dienen van een extern maatschappelijk belang zijn, buiten
de individuen die eigenaar, bestuurder of werknemer zijn van de CIC. Politieke activiteiten
mogen niet middels een CIC ontplooid worden.85 Het is niet per se noodzakelijk dat iedere
door de CIC ontplooide activiteit op zichzelf het maatschappelijke belang dient, echter is het
belangrijk dat alles dat ondernomen wordt door de CIC terug te redeneren is naar deze
doelstelling.86
3.2.2 Financiële aspecten
Een belangrijk kenmerk van de CIC is de asset lock, een mechanisme waarbij het
maatschappelijke kapitaal wordt veiliggesteld. Deze vermogensklem verbiedt de distributie
van activa of winst in het bezit van de CIC aan derden op niet marktconforme wijze: “The
company shall not transfer any of its assets other than for full consideration”.87
Uitzonderingen gelden als de winst of activa ten goede komen aan de community dan wel aan
een andere asset-locked body, zijnde een CIC of een charity.88 Deze klem dient sociaal
bewogen beleggers vertrouwen te bieden dat hun investering niet zal worden misbruikt.
Indien de CIC als modaliteit van een kapitaalvennootschap wordt opgericht kent de
wettelijke regeling een dividend cap.89 Deze limiteert de uitbetaling van dividend aan
aandeelhouders tot een maximum. In beginsel mogen CICs geen uitkeringen doen:
“Community interest companies must not distribute assets to their members unless regulations
make provision authorising them to do so”.90 Dit is gereguleerd als een maximum dividend
per aandeel en een maximum totaal dividend van 35% van de vrij uitkeerbare reserves.91 Het
maximum dividend per aandeel wordt berekend als percentage van het gestorte kapitaal op het 81 Art. 37-38 Act. 82 Art. 39-40 Act. 83 Art. 36 lid 5 sub b Act jo. art. 35 Act. 84 Art. 35 lid 2 Act. 85 Art. 3 Regulations 2005. 86 CIC Regulator 2010. 87 Art. 8 jo. Schedule 2-3 Regulations 2005. 88 Art. 1 lid 2 Schedule 2-3 Regulations 2005. 89 Art. 30 Act. 90 Art. 30 lid 1 Act. 91 Art. 30 lid 2 Act jo. Art. 22 lid 1 Regulations 2005.
![Page 31: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/31.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
31
aandeel. In de 2005 Regulations was dit de base lending rate van de Bank of England plus
5%, maar dit is na een consultatieronde in 2009 aangepast tot 20%.92
3.2.3 Bestuur, toezicht en belanghebbenden
De Act roept de CIC Regulator in het leven.93 Deze dient richtsnoeren uit te geven en hulp te
bieden rondom CICs.94 Het hoofddoel van de CIC Regulator is “to maintain confidence in
community interest companies”.95 Hiervoor heeft de Regulator vergaande bevoegdheden om
in te grijpen bij een CIC onder andere bij wanbeleid, bij het veilig stellen van het
maatschappelijke kapitaal of wanneer de CIC niet meer aan de Community Interest Test zou
voldoen.96 De Regulator heeft onderzoeksbevoegdheid, auditbevoegdheid en de bevoegdheid
om een civiele procedure te starten in naam van een CIC.97 Daarnaast kan de Regulator
bestuurders van een CIC ontslaan en nieuwe bestuurders benoemen.98 De Regulator mag ook
ingrijpen in de bezittingen van een CIC, beperkingen leggen op haar transacties, aandelen in
het kapitaal van een CIC (tijdelijk) overdragen aan daarvoor aangewezen personen of bij de
rechter een aanvraag doen tot ontbinding en liquidatie van een CIC.99
3.2.4 Transparantie
Het bestuur van een CIC moet jaarlijks verslag uitbrengen van haar activiteiten middels het
deponeren van een CIC Report bij de Engelse Kamer van Koophandel.100 Hierin moet in ieder
geval opgenomen worden een verslag van hoe de activiteiten van de CIC de gemeenschap
(lees: de community) hebben gediend en de stappen die genomen zijn om belanghebbenden te
betrekken bij deze activiteiten. Daarnaast moet de hoogte van de bezoldiging van bestuurders
worden vermeld en de hoeveelheid uitbetaalde dividend en rente.101
3.3 De L3C
Sinds 2008 experimenteren een groot aantal Amerikaanse staten met de L3C. Na de eerste
introductie in 2008 in Vermont hebben tot dusver acht staten en twee Indiaanse stammen de
L3C ingevoerd als rechtsvorm.102
92 Art. 22 lid 1 sub a Regulations 2005. 93 Art. 27 lid 1 Act. 94 Art. 27 lid 5 Act. 95 Art. 41 lid 1 Act. 96 Art. 41 lid 3 Act. 97 Respectievelijk art. 42 Act, art. 43 Act en art. 44 Act. 98 Art. 45-46 Act. 99 Respectievelijk art. 48 Act, art. 49 Act en art. 50 Act. 100 Art. 34 Act. 101 Art. 26 Regulations 2005. 102 Voor meer informatie, zie: http://www.americansforcommunitydevelopment.org/legislation.html
![Page 32: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/32.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
32
3.3.1 Oprichting
De L3C is een modaliteit van de Amerikaanse LLC met maar enkele kleine wijzigingen. De
LLC is een flexibele winstgerichte samenwerkingsvorm met beperkte aansprakelijkheid en de
mogelijkheid tot uitgifte van aandelen. De L3C dient, bovenop de wettelijke eisen die worden
gesteld voor de standaard LLC, haar maatschappelijke doelstelling in de statuten te
benoemen. Om te kunnen kwalificeren als L3C is het verplicht dat de onderneming
“significantly furthers the accomplishment of one or more charitable or educational purposes
within the meaning of Section 170(c)(2)(B) of the Internal Revenue Code of 1986, 26 U.S.C.
§ 170(c)(2)(B)”.103 Dit artikel van de Internal Revenue Code uit 1986 doelt op organisaties
die opereren “exclusively for religious, charitable, scientific, literary, or educational purposes,
or to foster national or international amateur sports competition (but only if no part of its
activities involve the provision of athletic facilities or equipment), or for the prevention of
cruelty to children or animals”.104 Daarnaast mag de L3C niet op enigerlei significante wijze
gericht zijn op het maken van winst105, noch mag zij opgericht zijn met het oog op het
bevorderen van politieke of wetgevende doeleinden.106 Als de L3C aan één van de
voorgaande eisen niet meer voldoet, vervalt onmiddellijk de L3C status en gaat de
onderneming verder als ‘gewone’ LLC.107 Hierdoor vervallen de voordelen van directe
aansluiting bij bovengenoemde federale fiscale wetgeving.
3.3.2 Financiële aspecten
De nauwe verplichte doelomschrijving genoemd in het vorige onderdeel sluit aan bij
Amerikaanse federale fiscale wetgeving om zo het aantrekken van program-related
investments (PRIs) te faciliteren. Amerikaanse federale fiscale wetgeving verplicht private
foundations om ieder jaar 5% van hun kapitaal te besteden aan charitatieve doeleinden. Om
aan deze 5%-eis te voldoen mogen deze foundations giften of PRIs uitgeven, waarbij PRIs
mogelijk rendement bieden. De mogelijkheid om deze zogeheten PRIs aan de trekken is de
kern van de L3C. De L3C is gebouwd voor een gelaagde kapitaalstructuur met verschillende
categorieën beleggers die instappen tegen verschillende risico-rendementsverhoudingen. De
PRI-tier belegging ontvangt geen of een laag financieel rendement en richt zich op het sociale
103 11 VSA § 3001(27)(A). Dit staat voor art. 3001 lid 27 sub a van Titel 11 van de Vermont Statutes Annotated (VSA). Omdat Vermont de eerste staat was waar de L3C geintroduceerd is, is deze juridische analyse gebaseerd op deze wetgeving voor de L3C: zie http://www.leg.state.vt.us/statutes/fullsection.cfm?Title=11&Chapter=021&Section=03001. 104 IRC 1986 § 170(c)(2)(B). 105 11 VSA § 3001(27)(B). 106 11 VSA § 3001(27)(C). 107 11 VSA § 3001(27)(D).
![Page 33: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/33.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
33
rendement. Vervolgens is de socially responsible investment (SRI)-tier bereid om een lager
dan marktconform rendement te ontvangen zolang de L3C sociale waarde creëert. Deze opzet
maakt het mogelijk om in de marktconforme-tier beleggingen aan te trekken van traditionele
private beleggers van risicodragend kapitaal. Uitgifte van aandelen is mogelijk bij de L3C, en
er zijn geen wettelijke beperkingen op de uitkering van winst. Als gevolg van deze gelaagde
kapitaalstructuur is het mogelijk om een marktconform rendement uit te keren aan een
bepaalde categorie beleggers ondanks het feit dat het rendement van de gehele onderneming
beneden marktconform ligt. In tegenstelling tot de CIC, die het rendement voor alle beleggers
aan banden legt middels gelimiteerde winstuitkering, is het doel van de L3C om low-profit
beleggingen aan te trekken van foundations om zodoende marktconforme rendementen te
kunnen bieden aan conventionele beleggers die wellicht niet gemotiveerd worden door de
maatschappelijke doelstelling.108
3.3.3 Bestuur, toezicht en belanghebbenden
Traditionele LLCs worden beheerst door een operating agreement tussen de leden (lees:
members) van de LLC.109 Bij de L3C dienen de voorwaarden van deze operating agreement
de maatschappelijke aard van het werk van de entiteit te garanderen. De operating agreement
bevat regelingen die de fiduciaire verplichten van bestuurders uiteen zetten en zorgt voor
duidelijkheid rondom de maatschappelijke doelstelling. Zodoende wordt deze doelstelling
gewaarborgd tegen de dominantie van het maximaliseren van aandeelhouderswaarde in het
Amerikaanse rechtssysteem.
3.3.4 Transparantie
Er zijn geen extra eisen omtrent transparantie of (maatschappelijke) verslaggeving bij de L3C.
3.4 De Benefit Corporation
De Benefit Corporation is in de VS tot dusver in 15 staten aangenomen en is in nog 13 andere
staten in het parlement geïntroduceerd.110 De Benefit Corporation is “a new class of
corporation that [is] required to create a material positive impact on society and the
environment and to meet higher standards of accountability and transparency”.111 Deze
108 Zie Kelley 2009 en Cooney 2012. 109 Voor een model van een L3C operating agreement, zie: http://www.americansforcommunitydevelopment.org/downloads/Model%20L3C%20Articles%20of%20Organization%20&%20OA%20-%20Vermont%20v2.pdf. 110 Per 14 mei 2013, zie: http://benefitcorp.net/state-by-state-legislative-status. 111 What is a Benefit Corp?, zie www.bcorporation.net.
![Page 34: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/34.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
34
wetgeving is tot stand gekomen op basis van modelwetgeving uitgevaardigd door non-profit
instantie B Lab.112
3.4.1 Oprichting
Naast dat de modelwet de oprichting van een nieuwe Benefit Corporation regelt113, kunnen
ook bestaande corporations zich omzetten tot deze rechtsvorm.114 Een Benefit Corporation
moet zichzelf ten doel stellen om een general public benefit na te streven, optioneel
aangevuld met één of meerdere specific public benefits.115 General public benefit wordt
gedefinieerd als “a material positive impact on society and the environment, taken as a whole,
assessed against a third-party standard, from the business and operations of a benefit
corporation”.116 Eventuele specifieke publieke doelen kunnen inhouden het ondersteunen van
achtergestelde individuen, het bevorderen van arbeidsparticipatie, het beschermen van het
milieu, het verbeteren van de volksgezondheid, het bevorderen van kunst of wetenschap of
het versterken van kapitaalstromen naar maatschappelijk georiënteerde ondernemingen.117
3.4.2 Financiële aspecten
De Benefit Corporation kent net als de traditionele Amerikaanse corporation de mogelijkheid
om aandelen uit te geven. In tegenstelling tot de CIC kent de Benefit Corporation geen
specifieke beperkingen omtrent het kapitaal. Er is geen sprake van een vermogensklem noch
van een maximum op de uitkeerbare winst.
3.4.3 Bestuur, toezicht en belanghebbenden
De modelwet bevestigt dat het nastreven van de in de statuten opgenomen generieke en
specifieke publieke doelen “in the best interests of the benefit corporation” is.118 Dit wordt
expliciet benadrukt gezien de fiduciaire verplichting van bestuurders van Amerikaanse
corporations om in het belang van aandeelhouders te handelen.
De bestuurder van een Benefit Corporation is verplicht om naast de belangen van
aandeelhouders in ieder geval ook de belangen van werknemers, klanten, de gemeenschap en
het milieu mee te nemen bij besluitvorming.119 De statuten van de Benefit Corporation
kunnen één van deze belanghebbenden zelfs prioriteit geven en voorop stellen boven andere
112 Hierna: Modelwet, zie http://benefitcorp.net/storage/documents/Model_Benefit_Corporation_Legislation.pdf. 113 Art. 103 Modelwet. 114 Art. 104 Modelwet. 115 Art. 201(a) en (b) Modelwet. 116 Art. 102 Modelwet. 117 Art. 102 Modelwet. 118 Art. 201(c) Modelwet. 119 Art. 301(a) Modelwet.
![Page 35: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/35.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
35
belangen.120 Deze verplichting gaat in tegen de klassieke dominantie van het shareholder
model in de VS, waarbij bestuurders van een traditionele corporation een primaire fiduciaire
verplichting hebben om te handelen in het belang van hun aandeelhouders en zodoende
financiële belangen voorop dienen te stellen.121
De modelwet introduceert een exclusief rechtsmiddel voor belanghebbenden in de
vorm van de benefit enforcement proceeding.122 Deze juridische procedure wordt gedefinieerd
als “any claim or action or proceeding for failure of a benefit corporation to pursue or create
general public benefit or a specific public benefit purpose set forth in its articles”.123
Daarnaast verbreedt de modelwet de categorieën van belanghebbenden die een derivative suit
kunnen inbrengen tegen bestuurders van de Benefit Corporation. Ontvankelijk zijn onder
andere een of meer houders van aandelen die alleen of gezamenlijk ten minste 2% van het
totale aantal uitstaande aandelen vertegenwoordigen; of een of meer houders van aandelen die
alleen of gezamenlijk ten minste 5% van het aandelenkapitaal van de moedermaatschappij
van de Benefit Corporation vertegenwoordigen.124 Ook kunnen de statuten van de Benefit
Corporation andere (groepen) personen de bevoegdheid toewijzen tot het instellen van een
benefit enforcement proceeding.125
3.4.4 Transparantie
Het bestuur van de Benefit Corporation moet jaarlijks verslag uitbrengen van haar activiteiten
middels het deponeren van een Annual Benefit Report.126 Hierin moet in ieder geval
opgenomen worden een verslag van de manier waarop de Benefit Corporation de generieke
en eventuele specifieke publieke doelstelling(en) heeft gediend en de mate waarin er sociale
waarde is gecreëerd.127 Ook moet het rapport een beoordeling bevatten van de algehele
maatschappelijke en milieu prestaties van de Benefit Corporation gemeten ten opzichte van
een objectieve standaard.128 Daarnaast moet de hoogte van de bezoldiging van bestuurders
vermeld worden.129
120 Art. 301(a)(3) Modelwet. 121 Zie voor een uitgebreide discussie Clark & Vranka (2013) en: Dodge v. Ford; eBay Domestic Holdings, Inc. v. Newmark; Unocal Corporation. V. Mesa Petroleum Company; Revlon Inc. v. MacAndrews & Forbes Holding. 122 Art. 305 Modelwet. 123 Art. 102 Modelwet. 124 Art. 305(b) Modelwet. 125 Art. 305(b)(2)(iv) Modelwet. 126 Art. 402 Modelwet. 127 Art. 401(a)(1) Modelwet. 128 Art. 401(a)(2) Modelwet. 129 Art. 401(a)(4) Modelwet.
![Page 36: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/36.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
36
3.5 Het ingetrokken wetsvoorstel maatschappelijke onderneming
Het wetsvoorstel “Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek houdende regels voor de
vereniging of stichting tot instandhouding van een maatschappelijke onderneming”130 richtte
zich in de eerste plaats niet specifiek op social enterprise, maar wel op ondernemerschap op
het snijvlak van publiek en privaat. Dit wetsvoorstel is op 14 juli 2009 aan de Tweede Kamer
gepresenteerd en is uiteindelijk per 23 januari 2013 definitief ingetrokken vanwege bezwaren
en kritiek.131 Met het wetsvoorstel wilde het kabinet “instellingen die een belangrijke
maatschappelijke taak uitvoeren [...] vanuit het privaatrecht ondersteunen en verder
helpen”.132 Het wetsvoorstel vond zijn oorsprong in het rapport De waarde van de
maatschappelijke onderneming geborgd uit 2003 van het NTMO, een samenstelling van
brancheorganisaties actief in de sectoren wonen, zorg en onderwijs.133 De nadruk binnen het
wetsvoorstel lag dan ook op zorginstellingen, onderwijsinstellingen en woningcorporaties. In
deze sectoren waren veel kleine, lokale organisaties uitgegroeid tot grote professionele
instellingen. In de memorie van toelichting benadrukt de wetgever dat het ondersteunen van
deze organisaties in hun groeiende professionalisering een belangrijke drijfveer was. De
mogelijkheid om winstbewijzen uit te geven en daardoor deelname van private
kapitaalverschaffers te faciliteren was hierin een belangrijk aspect. Daarnaast was juridische
versterking van de positie van belanghebbenden een essentieel onderdeel, waarbij “de
partners bij de instelling wettelijk geregelde bevoegdheden krijgen om voor de belangen die
zij vertegenwoordigen ook juridische middelen in te zetten”.134
3.5.1 Oprichting
Het wetsvoorstel definieert de stichting of vereniging tot instandhouding van een
maatschappelijke onderneming in (een nieuw) art. 2:26a lid 1 BW (voor de vereniging) en art.
2:285a lid 1 BW (voor de stichting).135 Deze modaliteit van de stichting of vereniging “houdt
een of meer ondernemingen in stand en stelt zich blijkens de statuten ten doel goederen of
diensten te leveren of werkzaamheden te verrichten die zijn gericht op het maatschappelijke
130 Kamerstukken II, 2008/09, 32 003, nr. 2. 131 Brief ter intrekking: Kamerstukken II, 2012/13, 32 003, nr. 7. 132 Kamerstukken II 2008/09, 32 003, nr. 3. 133 Op het rapport van de NTMO volgde een reeks rapporten: het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2004), Bewijzen van goede dienstverlening, het rapport van het Wetenschappelijk Instituut van het CDA (2005), Investeren in de samenleving. Een verkenning naar de missie en positie van de maatschappelijke onderneming, en het rapport van de Commissie Wijffels (2006), Rapport van de projectgroep Rechtsvorm maatschappelijke onderneming. 134 Kamerstukken II 2008/09, 32 003, nr. 3. 135 Kamerstukken II 2008/09, 32 003, nr. 2.
![Page 37: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/37.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
37
belang. De statuten vermelden welke deze goederen, diensten of werkzaamheden zijn en wat
de inhoud is van het daarmee te dienen maatschappelijk belang”.
3.5.2 Financiële aspecten
De maatschappelijke onderneming zou als modaliteit van de stichting of vereniging geen
aandeelhouders kennen, maar wel de bevoegdheid winst uit te keren aan houders van
winstbewijzen.136 Deze worden verenigd in een algemene vergadering van
winstbewijshouders137 en worden door het bestuur geïnformeerd over het beleid en de gang
van zaken binnen de onderneming.138 Wel stelt het wetsvoorstel een vermogensklem in. Een
besluit tot winstuitkering van “middelen die door of vanwege de overheid zijn verkregen” ten
behoeve van het maatschappelijke doel, is namelijk nietig.139 Hiermee probeert de wetgever
het weglekken van publieke middelen naar private partijen te voorkomen.140
3.5.3 Bestuur, toezicht en belanghebbenden
De maatschappelijke onderneming zou ook een verplichte raad van toezicht moeten instellen,
bestaande uit minimaal drie commissarissen.141 Deze raad van toezicht zou vergaande
bevoegdheden krijgen, zoals het goedkeuren van belangrijke investeringen en duurzame
samenwerkingen met andere rechtspersonen.142
Het wetsvoorstel roept een belanghebbendenvertegenwoordiging in het leven, welke
representatief is “voor de bij de maatschappelijke onderneming betrokken
belanghebbenden”.143 Deze wordt door het bestuur betrokken bij de beleidsvorming en de
uitvoering van het beleid.144 De belanghebbendenvertegenwoordiging dient ook in de
gelegenheid gesteld te worden advies uit te brengen bij statutenwijziging.145
De statuten kunnen bepalen dat bestuursbesluiten worden onderworpen aan de
goedkeuring van zowel de vergadering van winstbewijshouders als de
belanghebbendenvertegenwoordiging.146 Daarnaast staat voor beide organen de bevoegdheid
open tot het indienen van een verzoek bij de ondernemingskamer van het Gerechtshof te
136 Art. 2:285a lid 2 BW. 137 Art. 2:307k lid 6 BW. 138 Art. 2:307k lid 8 BW. 139 Art. 2:307l BW. 140 Kamerstukken II 2008/09, 32 003, nr. 3. 141 Art. 2:307c BW en art. 2:307e BW. Het voorgestelde artikel leest letterlijk “De raad van toezicht bestaat uit ten minste drie commissarissen”, en niet toezichthouders. 142 Art. 2:307g BW. 143 Art. 2:307h lid 1 BW. 144 Art. 2:307i lid 1 BW. 145 Art. 2:307 lid 2 BW. 146 Art. 2:307b lid 1 BW.
![Page 38: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/38.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
38
Amsterdam betreffende een enquêteprocedure, door middel van wijziging van art. 2:346 BW.
3.5.4 Transparantie
Jaarlijks wordt door de maatschappelijke onderneming verslag gedaan over de wijze waarop
het maatschappelijk belang is gediend en over het beleid dat ten aanzien van belanghebbenden
is gevoerd.147 Dit wordt niet als apart rapport gepubliceerd maar opgenomen in het jaarverslag
van de maatschappelijke onderneming.
3.6 Vergelijking van de verschillende maatschappelijke rechtsvormen
In dit hoofdstuk zijn de buitenlandse rechtsvormen CIC, L3C en Benefit Corporation
geanalyseerd. Daarnaast is ook de maatschappelijke onderneming, de in Nederland
voorgenomen maatschappelijke rechtsvorm, behandeld. De verschillende aspecten van deze
rechtsvormen heb ik hieronder uiteengezet.
CIC L3C BC148 MO149 Oprichting Als modaliteit van een for-profit rechtsvorm X X X Maatschappelijke doelstelling in de statuten X X X X Verplichte toets op maatschappelijke oriëntatie X ~ X Financiële aspecten Mogelijkheid tot aandelenuitgifte X X X ~ Gelimiteerde winstuitkering (dividend cap) X ~ Vermogensklem (asset lock) X X Expliciete aansluiting bij fiscale wetgeving X Bestuur, toezicht en belanghebbenden Verplicht belangenpluralisme X X X Verplichte consultatie van belanghebbenden X X Exclusief rechtsmiddel voor belanghebbenden X X Strikte interne toezichtstructuur X Regulerende instantie X ~ Transparantie Verplichte jaarlijkse maatschappelijke rapportage X X X hierin: verslag maatschappelijke activiteiten X X X hierin: verslag consultatie belanghebbenden X X hierin: meting maatschappelijke en milieu prestaties X hierin: bezoldiging bestuurders X X hierin: hoogte van dividend en rente X
Figuur 4 – Vergelijking van de juridische kenmerken van de verschillende rechtsvormen
3.6.1 Oprichting
De CIC, L3C als de Benefit Corporation zijn alle drie een modaliteit van een for-profit
rechtsvorm en hebben verplicht het maatschappelijke doel in de statuten staan. Daarnaast
147 Art. 2:307o BW. 148 In deze figuur staat BC voor Benefit Corporation. 149 In deze figuur staat MO voor maatschappelijke onderneming.
![Page 39: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/39.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
39
kennen de CIC en Benefit Corporation beiden een ex-ante toets op maatschappelijke
oriëntatie. Waar bij de CIC deze wordt afgenomen door een apart in het leven geroepen
regulerende instantie, is bij de Benefit Corporation een toets van een onafhankelijke non-
profit organisatie voldoende. De L3C kent geen ex-ante toets, echter is het bij deze
rechtsvorm zo dat zodra niet meer wordt voldaan aan de strike vereisten omtrent het
maatschappelijke doel, de rechtsvorm automatisch wordt omgezet in een LLC en de (fiscale)
voordelen van de L3C-status niet meer gelden.
De in Nederland voorgestelde maatschappelijke onderneming zou geen verplichte ex-
ante toets gaan kennen. De grootste afwijking is echter duidelijk het feit dat de
maatschappelijke onderneming niet als uitgangspunt de modaliteit van een for-profit
rechtsvorm had. In tegenstelling tot buitenlandse rechtsvormen zou de maatschappelijke
onderneming geënt zijn op de stichting en vereniging. Hierdoor had de rechtsvorm geen
aandeelhouders gekend hebben maar slechts winstbewijshouders.
3.6.2 Financiële aspecten
De CIC, L3C en Benefit Corporation kennen alle drie de mogelijkheid tot uitgifte van
aandelen. Daarnaast is de L3C specifiek in het leven geroepen om middels Amerikaanse
federale fiscale wetgeving gemakkelijker non-profit kapitaal op te halen. Wat betreft
kapitaalbescherming kent alleen de CIC regelingen omtrent maximale winstuitkering en het
overdragen van het vermogen. Bij de Benefit Corporation en L3C is het bestuur wat betreft
het kapitaal vrijer om hiermee te doen wat ze nodig achten.
In tegenstelling tot de CIC, L3C en Benefit Corporation had de maatschappelijke
onderneming geen aandelen maar slechts winstbewijzen uit kunnen geven. Timmerman et al.
benadrukken dat één van de redenen dat het wetsvoorstel is ingetrokken te maken heeft met
“the limitations it would have placed on shareholder control rights”.150 Gezien de relatief
machteloze positie van de algemene vergadering van winstbewijshouders zouden de
winstbewijzen maar een beperkte aantrekkingskracht genieten bij beleggers van risicodragend
kapitaal.
3.6.3 Bestuur, toezicht en belanghebbenden
De wettelijke regelingen omtrent de CIC en Benefit Corporation verplichten bestuurders van
beiden tot het in acht nemen van belangenpluralisme. Waar de CIC hier bovenop verplichte
consultatie van belanghebbenden kent, roep de modelwetgeving voor de Benefit Corporation
150 Zie Timmerman et al. 2011, p. 6.
![Page 40: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/40.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
40
een exclusief rechtsmiddel in het leven waarmee belanghebbenden bestuurders kunnen
aanspreken bij het in gebreke laten van de maatschappelijke doelstelling. Bij de L3C is hier in
de wet niets over geregeld maar worden de vennootschappelijke verhoudingen beheerst door
een operating agreement wat erg flexibel in te richten is. Verder kent de CIC als enige een
aparte regulerende instantie in de vorm van de CIC Regulator.
Op het gebied van bestuur, toezicht en belanghebbenden was de voorgestelde
maatschappelijke onderneming veel verder gegaan dan de buitenlandse rechtsvormen. Het zou
regels gaan kennen omtrent verplichte consultatie van belanghebbenden. Daarnaast zouden
belanghebbenden bij de maatschappelijke onderneming het recht tot enquête krijgen,
vergelijkbaar met het exclusieve rechtsmiddel bij de Benefit Corporation. Ook zou de
rechtsvorm in tegenstelling tot de buitenlandse rechtsvormen een zeer strikte interne
toezichtstructuur verplicht stellen. Gezien de diversiteit aan ondernemingen die in de
categorie social enterprise vallen, maakt dit strakke keurslijf de rechtsvorm mijns inziens
minder aantrekkelijk voor een groot deel van de kleine organisaties die als social enterprise
actief zijn.
3.6.4 Transparantie
Als laatste belangrijke element kennen zowel de CIC als de Benefit Corporation (maar niet de
L3C) de verplichting tot een jaarlijkse maatschappelijke rapportage. Beiden dienen verslag te
doen van de maatschappelijke activiteiten van de onderneming en de bezoldiging van
bestuurders. De verdere vereiste inhoud van deze rapportage verschilt echter tussen de twee
vormen. Het CIC Report moet zich meer richten op verslag over de gehouden consultaties
met belanghebbenden en de hoogte van het uitgekeerde dividend en de uitbetaalde rente. Het
Annual Benefit Report van de Benefit Corporation spitst zich juist meer toe op een
onafhankelijke meting van de maatschappelijke- en milieu prestaties van de eigen
onderneming.
Op het gebied van transparantie had de maatschappelijke onderneming vergelijkbare
regelingen gekend. De rechtsvorm zou namelijk ook jaarlijks verplicht moeten gaan
rapporteren over haar maatschappelijke activiteiten en de consultatie van belanghebbenden.
3.7 Conclusie
Dit hoofdstuk is ingegaan op aparte rechtsvormen die zijn gecreëerd voor social enterprise,
waarvan de CIC, L3C en Benefit Corporation zijn geanalyseerd. Daarnaast is de in Nederland
voorgenomen rechtsvorm de maatschappelijke onderneming behandeld. Deze vier
maatschappelijke rechtsvormen zijn vergeleken op basis van vier toetsstenen: oprichting,
![Page 41: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/41.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
41
financiële aspecten, regelingen omtrent bestuur, toezicht en belanghebbenden en eisen
omtrent de transparantie. Over het algemeen lijkt de L3C de meest vrije vorm van de drie, al
moet het statutaire maatschappelijke vereiste bij deze rechtsvorm niet onderschat worden. De
CIC is de meest gereguleerde vorm van de drie, terwijl de Benefit Corporation een
middenpositie bekleedt. Een deel van de elementen van de aparte social enterprise
rechtsvormen zijn er op gericht om het financieringsprobleem van social enterprises aan te
pakken, zoals de for-profit basis, de mogelijkheid tot aandelenuitgifte en de expliciete
regelingen omtrent het aantrekken van non-profit kapitaal bij de L3C. Andere elementen zijn
er juist op gericht om het dual purpose probleem aan te pakken en de continuïteit van de
maatschappelijke activiteiten te waarborgen. Als voorbeelden noem ik de verplichte ex-ante
toetsing, de regelingen omtrent kapitaalbescherming, de versterkte juridische positie van
belanghebbenden en de jaarlijkse rapportage ten behoeven van de transparantie. Zo spelen de
verschillende rechtsvormen in meer of mindere mate in op de behoeften van social enterprise.
De in Nederland voorgestelde maatschappelijke onderneming komt op een aantal
punten overeen met buitenlandse rechtsvormen voor social enterprise. Zo zijn de verplichte
statutaire maatschappelijke doelstelling, de verplichte consulstatie van belanghebbenden, de
mogelijkheid tot het instellen van een enquêteprocedure door belanghebbenden en de
verplichte jaarlijkse maatschappelijke rapportage allemaal elementen die terugkomen in
buitenlandse rechtsvormen. Echter richtte het Nederlandse wetsvoorstel zich vooral op
zorginstellingen, onderwijsinstellingen en woningcorporaties. Deze zijn in het
maatschappelijke verkeer vooral georganiseerd als stichting – het merendeel binnen de zorg
en het onderwijs – of als vereniging, zoals de meeste woningcorporaties.151 De basis voor
deze potentiële nieuwe rechtsvorm was dan ook een modaliteit van de bestaande stichting of
vereniging. Dit zijn beiden in beginsel non-profit rechtsvormen, terwijl de CIC, de L3C en de
Benefit Corporation alle drie geënt zijn op commerciële, winstgerichte rechtsvormen. In
plaats van het vercommercialiseren van rechtspersonen zonder winstoogmerk, zoals het
wetsvoorstel voor ogen had, richten deze internationale rechtsvormen zich meer op het
faciliteren van sociale doelstellingen binnen commerciële rechtsvormen.
Het is mijns inziens maar zeer de vraag of de maatschappelijke onderneming geschikt
was geweest voor de social enterprise sector. Ten eerste had het feit dat de rechtsvorm geënt
zou zijn geweest op de stichting of vereniging niet voldoende winstprikkels geboden voor de
social enterprise om het ophalen van risicodragend kapitaal te faciliteren. Daarnaast sluit de
voorgenomen strikte interne toezichtstructuur mijns inziens niet aan met de flexibiliteit die
151 Kamerstukken II 2008/09, 32 003, nr. 3.
![Page 42: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/42.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
42
nodig is bij een rechtsvorm voor social enterprise. De verplichte raad van toezicht en
verplichte belangenvertegenwoordiging zijn elementen die interessant zijn voor grotere
organisaties maar bij een kleine social enterprise van tien werknemers nog weinig toevoegen.
Hierin ben ik het met Holtzer152 eens dat deze verplichtingen eerder een
“medezeggenschapsrechtelijk monstrum” zouden hebben gecreëerd dan een aantrekkelijke
optie om belanghebbenden mee te nemen bij de besluitvorming. Gezien de vele verschillende
verschijningsvormen van social enterprise sluit het regulerende karakter van het wetsvoorstel
niet aan bij de behoefte van de sector. Ik ben het met De Jongh et al. eens dat social
enterprise in Nederland weinig baat had gehad aan deze “one-size-fits-all” aanpak.153 De
sector zo juist het meeste baat hebben bij een flexibele rechtsvorm die net genoeg doet om de
publieke belangen te borgen en de mogelijkheid biedt voor de inspraak van belanghebbenden.
Ondanks het feit dat het wetsvoorstel ingetrokken is en het desondanks niet volledig
aan had gesloten op de social enterprise sector, blijven mijns inziens vier essentiële
elementen uit het wetsvoorstel interessant. Namelijk de statutaire verankering van het
maatschappelijke doel, de mogelijkheid tot het uitkeren van winst, de vertegenwoordiging van
belanghebbenden en het jaarlijkse verslag over het gevoerde beleid ten aanzien van het
maatschappelijke doel. Welke elementen van social enterprise rechtsvormen interessant zijn
voor de Nederlandse praktijk zal in het vijfde hoofdstuk aan bod komen, waarin ik de
resultaten van mijn onderzoek onder Nederlandse social enterprises presenteer.
152 Zie Holtzer 2007, p. 602. 153 Zie De Jongh et al. 2010.
![Page 43: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/43.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
43
Hoofdstuk 4 Social enterprise in Nederland: juridische analyse
Dit hoofdstuk gaat in op het gebruik van bestaande rechtsvormen door Nederlandse social
enterprises en richt zich op de vierde deelvraag: “Hoe geschikt zijn bestaande Nederlandse
rechtsvormen voor social enterprise?”. Eerst zal worden gekeken welke bestaande
rechtsvormen door Nederlandse social enterprises gebruikt worden, waarna deze
rechtsvormen juridisch worden geanalyseerd vanuit het perspectief van social enterprise.
4.1 Welke rechtsvormen gebruiken Nederlandse social enterprises?
De keuze voor een rechtsvorm komt in de praktijk bij de Nederlandse social enterprise vaak
neer op de stichting, de BV of een combinatie daarvan. Dit blijkt uit onderzoek van Social
Enterprise NL in samenwerking met McKinsey154, waarin van de 60 ondervraagde social
enterprises de meerderheid (52%) georganiseerd is als BV, al blijken stichtingen of de
combinatie van een BV met een stichting ook te worden gebruikt.
4.2 De stichting als rechtsvorm voor social enterprise
De stichting is traditioneel gezien een rechtsvorm die gebruikt wordt voor het ontplooien van
maatschappelijke activiteiten. Vandaar dat deze juridische analyse start bij de stichting.
4.2.1 De stichting
De stichting is geregeld in Titel 6 van Boek 2 BW. De stichting is “een door een
rechtshandeling in het leven geroepen rechtspersoon, welke geen leden kent en beoogt met
behulp van een daartoe bestemd vermogen een in de statuten vermeld doel te
verwezenlijken”.155 Belangrijk is dat de stichting geen leden kent (zoals de vereniging) en ook
geen aandelen uit kan geven (zoals de NV of de BV). Een stichting kan wel donateurs hebben,
maar deze hebben in beginsel geen zeggenschap in de stichting.
De wet schrijft niet voor wat het in de statuten verankerde doel van de stichting zou
moeten zijn, er worden slechts beperkingen aangegeven: “Het doel van de stichting mag niet
inhouden het doen van uitkeringen aan oprichters of aan hen die deel uitmaken van haar
organen noch ook aan anderen, tenzij wat deze laatsten betreft de uitkeringen een ideële of
sociale strekking hebben”.156 Stichtingen mogen dus voor allerlei doeleinden opgericht
worden, echter zijn winstuitkeringen aan belanghebbenden door dit uitkeringsverbod in
beginsel niet mogelijk. Dit verbod houdt overigens niet in dat stichtingen geen werknemers in
154 Zie Social Enterprise NL & McKinsey 2013. 155 Art 2:285 lid 1 BW. 156 Art. 2:285 lid 3 BW.
![Page 44: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/44.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
44
loondienst mogen hebben. Indien er een gelijkwaardige tegenprestatie staat tegenover de
uitkering, zoals bij loon in ruil voor arbeid, dan is dit in principe geoorloofd.157
4.2.2 De algemeen nut beogende instelling (ANBI)
In de meeste landen wordt de stichting al snel geassocieerd met de charitatieve instelling. In
Nederland kunnen kerkelijke, levensbeschouwelijke, charitatieve, culturele,
wetenschappelijke of andere instellingen die het algemeen belang dienen ANBI-status
aanvragen. Hierdoor zijn giften en donaties fiscaal aftrekbaar voor donateurs en hoeven deze
instellingen geen schenkbelasting te betalen.158 Dit is een aantrekkelijke optie voor
charitatieve instellingen die het algemene belang dienen.
4.2.3 De ondernemende- en de commerciële stichting
Het doel van de stichting hoeft in Nederland echter niet per se van maatschappelijke, sociale
of ideële aard te zijn. De bepaling uit art. 2:285 lid 3 BW wil slechts zeggen dat uitkeringen
alleen mogelijk zijn indien deze een ideële of sociale strekking hebben. Nederlandse
stichtingen kunnen geheel wettelijk één of meerdere ondernemingen in stand houden.159
Stichtingen kunnen zelfs commerciële organisaties zijn, in tegenstelling tot in de ons
omringende landen waar het in stand houden van een onderneming door een stichting
“verboden of betwist is”.160 Zaman definieert de commerciële stichting als “de ondernemende
stichting die [...] niet alleen een onderneming in stand houdt, maar bovendien een
winstoogmerk heeft, een materieel voordeel beoogt”.161 Van de in Nederland ruim 160.000
stichtingen die ingeschreven zijn in het handelsregister zijn er meer dan 14.000, ofwel bijna
een tiende, ingeschreven als onderneming. Boek 2 BW kent geen specifieke regelingen
omtrent ondernemende of commerciële stichtingen, naast dat zij de netto-omzet van deze
ondernemingen dienen te vermelden bij de staat van baten en lasten162 en dat
jaarrekeningvoorschriften van toepassing kunnen zijn.163 De door de stichting gemaakte winst
dient echter wel geherinvesteerd te worden in de eigen onderneming, uitkeringen zonder
ideële of sociale strekking zijn immers verboden.164 De winst moet ten goede komen aan het
doel van de stichting zoals opgenomen in de statuten. Zelfs een ANBI-stichting, onderwerp
157 Zie Dijk & van der Ploeg 2007. 158 Meer informatie op www.anbi.nl. 159 Art. 2:299a BW. 160 Zie Zaman 2011, p. 100. Zie voor meer informatie Dijk & van der Ploeg 2007 en van den Ingh et al 1993. 161 Zie Zaman 2011, p. 99. 162 Art. 2:299a BW. 163 Art. 2:360 lid 3 BW. 164 Art. 2:285 lid 3 BW.
![Page 45: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/45.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
45
van het vorige onderdeel, mag commerciële activiteiten ontplooien zolang dit “het algemeen
belangkarakter van [de] activiteiten niet in de weg staat” en de werkzaamheden
overeenkomen met het statutaire doel van de stichting.165
4.2.4 Conclusie
De stichting stelt de social enterprise mijns inziens in principe in staat een sociale
onderneming te drijven, inclusief het maken van (veel) winst. De mogelijkheid om donaties
fiscaal aftrekbaar te maken door te opteren voor ANBI-status is verder een aantrekkelijke
optie. Echter kent de stichting geen mogelijkheid tot uitgifte van aandelen aan potentiële
beleggers. Het op andere wijze compenseren van beleggers, bijvoorbeeld door het uitkeren
van rendement, is ook niet mogelijk door de gelimiteerde winstuitkering uit art. 2:285 lid 3
BW. Dit maakt het voor de social enterprise erg moeilijk om investeringen in risicodragend
kapitaal aan te trekken. Financiering is al een van de grootste obstakels voor de social
enterprise en dit wordt mijns inziens niet vergemakkelijkt door de keuze voor de stichting als
rechtsvorm.
4.3 De BV als rechtsvorm voor social enterprise
Door de belemmeringen van de stichting op het gebied van financiering is de BV een vaak
gebruikt alternatief in de Nederlandse praktijk. Zoals eerder aangehaald blijkt uit onderzoek
dat de meeste social enterprises op de Nederlandse markt actief zijn als BV. Volgens
Frederike Vos, die als mede oprichtster van de social enterprise incubator The Hub
Amsterdam vaak in contact staat met social enterprises, wordt bij oprichting vaak voor de
stichting gekozen vanwege de ideële uitstraling en te toegang tot subsidies en donaties als
startkapitaal. Echter zijn volwassen social enterprises vaker georganiseerd als BV, vooral
vanwege de mogelijkheid tot het aantrekken van risicodragend kapitaal.166
4.3.1 De BV
De BV is geregeld in Titel 5 van Boek 2 BW. De BV is “een rechtspersoon met een in een of
meer overdraagbare aandelen verdeeld kapitaal. De aandelen zijn op naam gesteld. Een
aandeelhouder is niet persoonlijk aansprakelijk voor hetgeen in naam van de vennootschap
wordt verricht en is niet gehouden boven het bedrag dat op zijn aandelen behoort te worden
gestort in de verliezen van de vennootschap bij te dragen”.167 Belangrijk is dat de BV
165 HR 22 juni 2012, NTFR 2012, 1573 m. nt. Hemels. 166 Interview met Frederike Vos, mede oprichtster van The Hub Amsterdam op 04-06-2013 te Amsterdam. 167 Art 2:175 lid 1 BW.
![Page 46: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/46.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
46
aandeelhouders (op naam) heeft die beperkt aansprakelijk zijn voor de schulden of verliezen
van de vennootschap. Samen met de mogelijkheid tot het uitkeren van rendement faciliteert
dit het aantrekken van risicodragend kapitaal van verschillende soorten private beleggers.
De statuten van de BV moeten het doel van de vennootschap bevatten.168 Dit kan een
maatschappelijk, sociaal of milieugericht doel zijn, waardoor de BV in de praktijk gebruikt
kan worden door social enterprise. Vennootschappelijke organen binnen de BV zijn bij hun
handelen gebonden aan dit statutaire doel.169 Het verwaarlozen van het statutaire doel door het
bestuur zet de deur open voor een enquêteprocedure met als mogelijk oordeel gegronde
twijfel aan een juist beleid170 of zelfs wanbeleid.171
Ten aanzien van aandeelhouders en de algemene vergadering biedt Boek 2 BW
aanzienlijk minder vastigheid wat betreft het verankeren van de maatschappelijke doelstelling.
De algemene vergadering is bevoegd de statuten te wijzigen, waardoor de continuïteit van het
maatschappelijke doel in gevaar kan komen.172 De statuten kunnen deze bevoegdheid tot
wijziging uitsluiten, echter is “wijziging niettemin mogelijk met algemene stemmen in een
vergadering waarin het gehele geplaatste kapitaal is vertegenwoordigd”.173 Hierin schuilt
gevaar voor het behoud van de maatschappelijke doelstelling als de onderneming (heel)
winstgevend wordt en beleggers steeds meer aansturen op financieel rendement. Ook na een
overname bestaat de kans dat de statutaire doelstelling wordt aangepast. Op het
moment dat bestuurders zwichten voor druk van aandeelhouders is er bij de BV voor
maatschappelijke belanghebbenden geen mogelijkheid om de maatschappelijke doelstelling te
waarborgen.
4.3.2 Belangenpluralisme
Het Nederlandse BV-recht kent het beginsel van belangenpluralisme. Dit is een bijzondere
karaktertrek, zeker in vergelijking met het Engelse en het Amerikaanse recht. Neem
bijvoorbeeld het naar aanleiding van de wet bestuur en toezicht174 aan art. 2:239 BW
toegevoegde vijfde lid: “Bij de vervulling van hun taak richten de bestuurders zich naar het
belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming”.175 Het bestuur van de
Nederlandse BV dient niet alleen de belangen van aandeelhouders te behartigen, maar moet 168 Art. 2:177 lid 1 BW. 169 Zie Asser, Maeijer, Van Solinge & Nieuwe Weme 2-II* 2009. 170 Art. 2:350 BW. 171 Art. 2:355 BW. 172 Art. 2:231 lid 1 BW. 173 Art. 2:231 lid 1 BW. 174 Stb. 2011, 275. Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van regels over bestuur en toezicht in naamloze en besloten vennootschappen (31763). 175 Art. 2:239 lid 5 BW.
![Page 47: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/47.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
47
de belangen van alle bij de vennootschap betrokkenen in aanmerking nemen. De wet kent
echter geen specificatie van deze belangen. Kroeze et al. benoemen dat hiertoe in ieder geval
aandeelhouders, schuldeisers en werknemers worden gerekend.176 Daarnaast beargumenteert
Kamerbeek dat het statutaire (maatschappelijke) doel van de vennootschap uitdrukkelijk in
acht genomen dient te worden door het bestuur bij het bepalen van de in aanmerking te nemen
belangen.177
4.3.3 Conclusie
De BV stelt mijns inziens de social enterprise in principe in staat de maatschappelijke
doelstelling in de statuten te verankeren en daarmee een sociale onderneming te drijven. Het
aantrekken van risicodragend kapitaal is mogelijk door uitgifte van aandelen en het uitkeren
van dividend. Echter geniet de BV minder maatschappelijke uitstraling dan de stichting.
Samen met het ontbreken van regelingen omtrent de bescherming van het sociale kapitaal
maakt dit het lastig om als BV donaties of subsidies aan te trekken. Daarnaast is het in de
statuten verankerde maatschappelijke doel kwetsbaar voor aanpassing door (nieuwe)
aandeelhouders die op termijn winst verkiezen boven de maatschappelijke impact. Dit maakt
het moeilijk voor de social enterprise georganiseerd als BV om de maatschappelijke
doelstelling te borgen voor de langere termijn.
4.4 Alternatieve opties naast de stichting en de BV
Naast het gebruik van de stichting en de BV zijn er natuurlijk ook andere mogelijkheden voor
de social enterprise om zich juridisch te organiseren. Opvallend is dat er maar weinig
Nederlandse social enterprises als coöperatie georganiseerd zijn.178 Een coöperatie, geregeld
in Titel 3 van Boek 2 BW, is een speciale vorm van een vereniging welke wel winst mag
uitkeren aan haar leden. Bij de vereniging is winstuitkering verboden in art. 2:26 lid 3 BW,
welke niet van toepassing is op de coöperatie.179 Een coöperatie “moet zich blijkens de
statuten ten doel stellen in bepaalde stoffelijke behoeften van haar leden te voorzien krachtens
overeenkomsten, anders dan van verzekering, met hen gesloten”.180 Deze overeenkomsten
tussen de coöperatie en haar leden zijn een wettelijk vereiste. De coöperatie is verder een zeer
176 Zie Kroeze et al. 2007. 177 Zie Kamerbeek 2012. 178 Naast het feit dat geen van de aan mijn onderzoek deelnemende Nederlandse social enterprises als coöperatie georganiseerd is (zie volgende hoofdstuk), wordt in de recent verschenen Nederlandse Social Enterprise Monitor (zie Social Enterprise NL & McKinsey 2013) onder het kopje 'juridische structuur' de coöperatie ook niet noemenswaardig aangehaald. 179 Art. 2:53a BW. 180 Art. 2:53 lid 1 BW.
![Page 48: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/48.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
48
flexibele rechtsvorm die ingericht kan worden met beperkte aansprakelijkheid of zelfs
uitsluiting van aansprakelijkheid.181 Een aantal grote Nederlandse ondernemingen zijn
georganiseerd als coöperaties, met name bekend zijn de Rabobank en FrieslandCampina. De
coöperatie zou in principe een optie zijn voor de social enterprise echter wordt deze
rechtsvorm in de praktijk weinig gebruikt. Toekomstig onderzoek zou zich specifiek kunnen
richten op waarom de coöperatie blijkbaar niet aantrekkelijk is voor social enterprise.
Daarnaast bestaat er ook de mogelijkheid tot oprichting van een buitenlandse social
enterprise rechtspersoon waarvan de zetel vervolgens verplaatst wordt naar Nederland.
Nederland kent het incorporatiestelsel, waarbij de geldigheid en interne organisatie van een
rechtspersoon wordt beoordeeld naar het recht van het land waarnaar de rechtspersoon is
opgericht.182 In principe erkent Nederland dus iedere buitenlandse rechtspersoon, mits naar
behoren opgericht183 en mits het recht van het land van herkomst dit toelaat als het gaat om
een vennootschap uit een EU-lidstaat.184 Het VK kent ook het incorporatiestelsel, waardoor
zou het in principe mogelijk is om een CIC op te richten en vervolgens de zetel te verplaatsen
naar Nederland. Zo zou een Nederlandse social enterprise georganiseerd en actief kunnen zijn
als CIC. Mits het voldoet aan de extra eisen uit de WFBV, zouden ook de Amerikaanse L3C
en Benefit Corporation in principe gebruikt kunnen worden door Nederlandse social
enterprises na zetelverplaatsing naar Nederland. Een interessant vervolg onderzoek zou dieper
op deze opties in kunnen gaan.
4.5 Conclusie
Een aantal van de tekortkomingen van rechtsvormen zonder winstoogmerk die worden
aangehaald in de bestudeerde internationale literatuur komen overeen met praktische
bezwaren van de Nederlandse stichting. Ook de stichting is niet gericht op het maken van
winst en kent geen aandelen en geen of gelimiteerde winstuitkering, waardoor het aantrekken
van risicodragend kapitaal beperkt wordt. Gelimiteerde remuneratie en de gelimiteerde
181 Art. 2:56 lid 1 BW. 182 Art. 2 WCC. 183 De Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen legt wel een aantal verplichtingen op aan "naar een ander dan Nederlands recht opgerichte, rechtspersoonlijkheid bezittende kapitaalvennootschap die haar werkzaamheid geheel of nagenoeg geheel in Nederland verricht en voorts geen werkelijke band heeft met de staat waarbinnen het recht geldt waarnaar zij is opgericht." (art. 1 lid 1 WFBV). Echter geldt deze wet niet (met uitzondering van artikel 6) voor vennootschappen waarop het recht van een EU-lidstaat danwel een staat die partij is bij de EER toepasselijk is (art. 1 lid 2 WFBV). Daarnaast is de vrijheid van vestiging door buitenlandse rechtspersonen binnen de EU al meerdere malen uitgedaagd bij het Hof van Justitie van de Europese Unie, welke deze vrijheid van vestiging steeds heeft bevestigd: HvJ EG 27 september 1988, C-81/87 (Daily Mail), HvJ EG 9 maart 1999, C-212/97 (Centros), HvJ EG 5 november 2002, C-208/00 (Überseering), HvJ EG 30 september 2003, C-167/01 (Inspire Art) en HvJ EG 13 december 2005, C-411/03 (SEVIC Systems). Deze scriptie zal niet in detail ingaan op de mogelijkheden rondom ‘inbound’ en ‘outbound’ verplaatsingen van vennootschappen. 184 HvJ EG 16 december 2008, C-210/06, JOR 2009/38, m.nt. Vossestein en NJ 2009, 202, m.nt. P. Vlas (Cartesio).
![Page 49: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/49.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
49
mogelijkheid tot het ontplooien van commerciële activiteiten zijn bij de Nederlandse stichting
minder aan de orde. De stichting stelt de social enterprise immers in principe in staat een
commerciële onderneming te drijven inclusief het maken van (veel) winst. Tegelijkertijd
faciliteren de ideële uitstraling samen met regelingen omtrent kapitaalbescherming het
aantrekken van giften en subsidies. Echter blijft het grote nadeel dat het aantrekken van
risicodragend kapitaal beperkt wordt door de keuze voor de stichting.
Bij de BV is het aantrekken van risicodragend kapitaal wel mogelijk, wat wellicht
verklaart waarom de meeste volwassen social enterprises actief zijn als BV. Wat betreft de in
de internationale literatuur aangehaalde tekortkomingen van rechtsvormen met winstoogmerk
zijn deze praktische bezwaren mijns inziens minder van toepassing op de Nederlandse BV.
De fiduciaire verplichting voor het bestuur van de vennootschap om zich puur op
winstmaximalisatie te moeten richten is in Nederland in mindere mate aanwezig. Het beginsel
van belangenpluralisme zorgt er voor dat er meer dan alleen de (financiële) belangen van
aandeelhouders in acht genomen dienen te worden. Daarnaast kan het doel van een BV een
maatschappelijk, sociaal of milieugericht doel zijn, waardoor de BV in de praktijk goed
gebruikt kan worden door social enterprise. Echter mist de BV de voordelen van de ideële
uitstraling en kapitaalbescherming van de stichting, waardoor het aantrekken van non-profit
kapitaal moeilijk kan zijn. Daarnaast is het in de statuten verankerde maatschappelijke doel
kwetsbaar voor aanpassing door (nieuwe) aandeelhouders die op termijn toch winst gaan
verkiezen boven de maatschappelijke impact. Dit maakt het moeilijk voor de oprichters van
een social enterprise georganiseerd als BV om de maatschappelijke doelstelling te borgen
voor de langere termijn.
Beide rechtsvormen sluiten vanuit het oogpunt van deze theoretische analyse niet
volledig aan bij de doelstelling en wensen van social enterprise zoals uiteengezet in de
academische literatuur. Het volgende hoofdstuk vult dit perspectief aan vanuit de praktijk
door de resultaten te presenteren van mijn onderzoek onder Nederlandse social enterprises.
![Page 50: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/50.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
50
Hoofdstuk 5 Social enterprise in Nederland: praktijk onderzoek
Om de context van de praktijk mee te kunnen nemen heb ik een vragenlijst uitgezet onder
Nederlandse social enterprises. Via de website van Social Enterprise NL, de Nederlandse
platform organisatie voor de sector, heb ik alle 89 social enterprises die onder ‘Vind Social
Enterprises’ staan persoonlijk aangeschreven.185 Deze ondernemingen zijn toegelaten tot de
poule van social enterprises die aangesloten zijn bij Social Enterprise NL en voldoen
zodoende aan de criteria van deze organisatie. Op deze oproep hebben 37 van de 89
respondenten geantwoord, een responspercentage van boven de 40%. Helaas moeten 11
reacties als onbruikbaar aangemerkt worden omdat deze onafgemaakt zijn. Hierdoor zijn de
inzichten uit de praktijk die in deze scriptie aangehaald worden gebaseerd op een steekproef
van 26 social enterprises.186
5.1 Opzet vragenlijst
Na een aantal inleidende vragen over de betreffende social enterprise (vraag 1-9), spitst de
vragenlijst zich toe op drie onderwerpen.187 Als eerste worden er vragen gesteld over de
huidige rechtsvorm en de tevredenheid met verschillende aspecten daarvan (vraag 10-14).
Vervolgens gaat vraag 15 expliciet in op de noodzaak van een aparte rechtsvorm voor social
enterprise. Het derde en laatste gedeelte van de vragenlijst gaat in op hoe een aparte
rechtsvorm voor social enterprise er in Nederland dan uit zou moeten zien (vraag 16-21). De
elementen die in deze laatste vragen naar voren komen zijn gebaseerd op de verschillende
aspecten van de CIC, L3C, Benefit Corporation en de maatschappelijke onderneming zoals
beschreven in hoofdstuk 3.
5.2 Overzicht van de steekproef
Van de 26 social enterprises die mee hebben gedaan aan mijn onderzoek is 54% actief als BV
en 31% als stichting (vraag 10). Daarnaast bestaat mijn steekproef uit één eenmanszaak, één
maatschap en één VOF. Deze laatste drie bleken echter (zeer) ontevreden met hun huidige
rechtsvorm, wat wellicht verklaart dat de meesten als stichting of als BV actief zijn. De
samenstelling van deze steekproef komt grotendeels overeen met het onderzoek De Social
185 Zie: http://www.social-enterprise.nl/portfolio/vind-social-enterprises/. 186 Eerdere onderzoeken naar de Nederlandse social enterprise sector door Social Enterprise NL zelf in samenwerking met McKinsey & Company baseerden zich op respectievelijk 95 respondenten (zie McKinsey 2011) en 60 respondenten zie Social Enterprise NL & McKinsey 2013). Zodoende vind ik het in dit onderzoek behaalde aantal, zonder steun van deze twee officiële instanties, toereikend. 187 Zie bijlage.
![Page 51: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/51.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
51
Enterprise Monitor van Social Enterprise NL in samenwerking met McKinsey188. Hierin is
ook de meerderheid (52%) van de ondervraagde social enterprises georganiseerd als BV
(versus 54% in mijn onderzoek) met de stichting als het meest voorkomende alternatief.
Binnen de steekproef hebben de deelnemende social enterprises gemiddeld 15
werknemers (vraag 3). Ongeveer de helft biedt hoofdzakelijk een dienst aan, een kwart is
productgedreven en de rest werkt met een combinatie van een dienst en een product (vraag 2).
Verder zijn alle sectoren vertegenwoordigd in de steekproef, van zakelijke dienstverlening tot
horeca, van cleantech tot gezondheidszorg en van ICT tot maatschappelijke betrokkenheid en
arbeidsparticipatie (vraag 1).
5.3 Resultaten
5.3.1 De keuze voor een rechtsvorm
Om inzicht te krijgen in de keuze voor een rechtsvorm en om te achterhalen of er verschillen
bestaan tussen social enterprises die zich als stichting organiseren en social enterprises die
kiezen voor de BV, vroeg ik de respondenten naar waar zij zich zouden plaatsen op de
volgende schalen (vraag 5). Zie de onderstaande figuur:
Figuur 5 – Gemiddelde antwoorden op vraag 5: “Waar plaatst u uw social enterprise op de volgende
schalen?”, gesegmenteerd naar rechtsvorm: stichting of BV. Eigen onderzoek (n=26).
Social enterprises die zichzelf als meer privaat van aard zien zijn vaker georganiseerd als BV.
De gemiddelde social enterprise stichting in de steekproef ziet zichzelf juist meer tussen
publiek en privaat van aard in. Bij bijna alle ondervraagde BV’s is winst net zo belangrijk als
sociale impact, terwijl bij de meeste stichtingen winst wordt gezien als onderschikt aan
sociale impact. Social enterprise BV’s zien zichzelf dan ook veelal als commerciële
ondernemingen, maar dan socialer. Aan de andere kant zien social enterprise stichtingen
zichzelf juist meer als non-profits, maar dan commerciëler. Bij vraag 6 is het dan ook niet
188 Social Enterprise NL & McKinsey 2013.
meer publiek van aard meer privaat van aard
BV Stichting
winst is ondergeschikt aan sociale impact
winst is net zo belangrijk als sociale impact
BV Stichting
BV Stichting non-profit, maar dan
commerciëler commerci ële onderneming, maar dan socialer
![Page 52: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/52.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
52
verbazingwekkend dat 75% van de ondervraagde stichtingen aangeeft dat de hoofdreden om
hun social enterprise te starten voornamelijk dan wel uitsluitend het bereiken van sociale
impact was. Ditzelfde percentage bij BV’s was 21%. BV’s gaven namelijk juist de balans
tussen sociale impact en omzet als hoofdreden aan (64%).
Daarnaast heb ik in het onderzoek aan de deelnemende social enterprises de vraag
gesteld: “Welke factoren zijn voor u belangrijk bij de keuze voor uw rechtsvorm?” (vraag 12).
Hierbij waren meerdere opties mogelijk. De factoren die belangrijk worden geacht bij deze
keuze verschillen op belangrijke punten tussen social enterprises die uiteindelijk voor de
stichting hebben gekozen en diegenen die uiteindelijk voor de BV hebben gekozen.
57%
50%
43%
36%
29%
21%
14%
14%
29%
29%
21%
0%
25%
13%
38%
13%
25%
38%
63%
75%
75%
75%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Commerciële uitstraling
Mogelijkheid tot aantrekken van risicodragend kapitaal
Mogelijkheid tot uitkering van winst aan investeerders
Belastingvrijstelling voor social enterprise zelf
Winstgerichtheid van de rechtsvorm
Fiscale aftrekbaarheid giften voor donateurs
Kapitaalbescherming
Gemak bij opzetten
Statutaire verankering van het maatschappelijke doel
Overeenkomst met de waarden van de onderneming
Maatschappelijk uitstraling
BV Stichting
Belangrijk voor de BV
Belangrijk voor de stichting
Figuur 6 – Percentage social enterprises dat een factor heeft aangemerkt als belangrijk bij de keuze voor een rechtsvorm (vraag 12), gesegmenteerd naar rechtsvorm: stichting of BV. Eigen onderzoek (n=26).
Bovenstaande resultaten suggereren dat social enterprises die de commerciële uitstraling van
de rechtsvorm belangrijk vinden, alsmede de mogelijkheid tot het aantrekken van
risicodragend kapitaal en de uitkering van winst aan beleggers, eerder zullen kiezen voor de
BV. Anderzijds zullen startende social enterprises die maatschappelijke uitstraling en de
overeenkomst van de rechtsvorm met de waarden van de onderneming belangrijker vinden,
sneller kiezen voor de stichting. Deze inzichten komen veelal overeen met de verschillende
voor- en nadelen van de stichting en BV als rechtsvorm voor social enterprise geconstateerd
in hoofdstuk 4. Wat opvalt is het verschil in belang dat wordt gehecht aan de factor ‘gemak
bij opzetten’. Waar maar 14% van de BV’s heeft aangegeven dit belangrijk te vinden bij de
keuze voor een rechtsvorm is dit bij stichtingen 63%. Het zou kunnen zijn dat het oprichten
![Page 53: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/53.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
53
van een stichting als gemakkelijker wordt gezien. Dit resultaat komt overeen met de
waarneming van Frederike Vos dat bij oprichting vaak door social enterprises voor de
stichting wordt gekozen, terwijl tegelijkertijd de meeste volwassen social enterprises vaak
georganiseerd zijn als BV.189 Wellicht dat hier verandering in gaat gekomen met de
introductie op 1 oktober 2012 van de Flex-BV.
Binnen de steekproef als geheel vinden social enterprises de volgende vijf factoren het
meest belangrijk bij de keuze voor een rechtsvorm:
1. Sociale (maatschappelijke) uitstraling
2. Statutaire verankering van het maatschappelijke doel
3. De rechtsvorm komt overeen met de waarden van mijn bedrijf
4. Commerciële uitstraling
5. Mogelijkheid tot aantrekken van risicodragend kapitaal
Een aantal van deze top vijf factoren kenmerken de Nederlandse stichting (1 en 2) terwijl
anderen (4 en 5) juist kenmerkend zijn voor de BV. Geen van beide rechtsvormen weet dus te
voldoen aan meer dan twee of drie van deze belangrijkste factoren. Daarnaast geeft in een
vervolgvraag over factor drie maar 36% van alle respondenten aan dat de rechtsvorm die zij
gebruiken overeenkomt met de waarden van hun social enterprise.
5.3.2 Algehele tevredenheid en geschiktheid van de huidige rechtsvorm
Nadat in hoofdstuk 4 de stichting en BV juridisch zijn geanalyseerd, gaat dit onderdeel in op
de algehele tevredenheid van social enterprises met hun huidige rechtsvorm in de praktijk.
Ook vraag ik hoe geschikt zij hun huidige rechtsvorm achten voor social enterprise.
Totaal44%
Totaal36%
BV43%
BV36%
Stichting50%
Stichting38%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70%
"Ik ben tevreden met onzehuidige rechtsvorm"
"Onze huidige rechtsvorm isgeschikt voor social
enterprise"
Figuur 7 – Percentage social enterprises dat tevreden is met hun huidige rechtsvorm en percentage dat
hun rechtsvorm geschikt vindt voor social enterprise (vraag 11). Eigen onderzoek (n=26).
189 Interview met Frederike Vos op 04-06-2013 te Amsterdam. Frederike staat als mede oprichtster van de social enterprise incubator The Hub Amsterdam al jarenlang in contact met social enterprises.
![Page 54: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/54.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
54
De percentages komen overeen met het aantal respondenten dat “mee eens” of “helemaal mee
eens” heeft aangegeven bij de bovenstaande stellingen. Binnen de volledige steekproef geven
minder dan de helft (44%) van de ondervraagde social enterprises aan over het algemeen
tevreden te zijn met hun huidige rechtsvorm. Daarnaast vindt maar ongeveer één op de drie
(36%) zijn of haar rechtsvorm geschikt voor social enterprise. Algehele tevredenheid en
geschiktheid zijn beiden net iets hoger bij stichtingen dan bij social enterprises actief als BV.
Echter komt in geen van de gevallen dit percentage boven de helft van de ondervraagde
respondenten uit.
Als we dieper ingaan op de redenen voor deze ontevredenheid (Figuur 8) zien we dat
één op de vijf social enterprise BV’s het eens is met de stelling dan hun rechtsvorm in de weg
staat van hun maatschappelijke impact (21%). Een zelfde gedeelte (wel andere individuele
respondenten) vindt dat de BV niet overeenkomt met de kernwaarden van hun social
enterprise (21%). Daarnaast heeft één op de drie wel eens vragen of commentaar gehad van
(potentiële) klanten of beleggers op het feit dat zij als BV actief zijn (36%).
Totaal 20%
Totaal 48%
Totaal 36%
BV 21%
BV 36%
BV 21%
Stichting 0%
Stichting 63%
Stichting 50%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70%
"Onze huidige rechtsvormstaat in de weg van onze
maatschappelijke impact"
"Ik krijg wel eens vragen overof commentaar op onzehuidige rechtsvorm van
klanten en/of (potentiële)investeerders"
"Onze rechtsvorm komtovereen met de kernwaardenvan onze social enterprise"
Figuur 8 – Aantal respondenten dat heeft aangegeven het met de genoemde stellingen “mee eens” of
“helemaal mee eens” te zijn (vraag 11). Eigen onderzoek (n=26).
De respondenten die als stichting actief zijn over het algemeen positiever over de
overeenkomst tussen de rechtsvorm en hun kernwaarden (50%). Geen van de ondervraagde
stichtingen is van mening dat deze rechtsvorm in de weg staat van hun maatschappelijke
impact, waar dit bij de BV nog één op de vijf was. Echter beamen 63% van de ondervraagde
social enterprise stichtingen de volgende stelling: “Ik krijg wel eens vragen over of
commentaar op onze huidige rechtsvorm van klanten en/of (potentiële) investeerders”. Mijn
![Page 55: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/55.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
55
verwachting is dat dit niet klanten maar juist beleggers zijn die hun vraagtekens zetten bij de
keuze voor een stichting als rechtsvorm. De stichting biedt immers niet de mogelijkheid tot
uitgifte van aandelen aan potentiële beleggers noch de mogelijkheid tot het op andere wijze
uitkeren van rendement gezien het uitkeringsverbod.
5.3.3 Tevredenheid met de maatschappelijke en commerciële uitstraling
Social enterprises streven naar een balans tussen sociale impact en winst, waarbij de
gemaakte winst er voornamelijk voor dient om financieel zelfvoorzienend te zijn. Zodoende is
zowel een maatschappelijke- als een commerciële uitstraling van belang voor social
enterprises.
Totaal 48%
Totaal 60%
BV 21%
BV 79%
Stichting 100%
Stichting 25%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Tevredenheid met de maatschappelijke uitstraling
Tevredenheid met de commerciële uitstraling
Figuur 9 – Aantal respondenten dat heeft aangegeven “tevreden” of “zeer tevreden” te zijn met de
maatschappelijke en commerciële uitstraling van hun rechtsvorm, gesegmenteerd naar rechtsvorm: stichting of BV (vraag 13). Eigen onderzoek (n=26).
Van de totale steekproef geeft minder dan de helft (48%) aan tevreden te zijn met de
maatschappelijke uitstraling van hun rechtsvorm (vraag 13). Ondanks het feit dat 100% van
de social enterprise stichtingen aangeeft tevreden te zijn, is bij de BV’s in de steekproef
slechts één op de vijf (21%) social enterprises tevreden met de maatschappelijke uitstraling
van hun rechtsvorm (Figuur 9). Andersom zijn 79% van de BV’s tevreden met hun
commerciële uitstraling terwijl maar 25% van de stichtingen dat zijn.
5.3.4 Tevredenheid met het aantrekken van verschillende vormen van kapitaal
Zoals gezegd is financiering een van de grootste obstakels voor social enterprise. In totaal
geeft maar 20% van de steekproef aan tevreden te zijn met de “mogelijkheid tot aantrekken
van risicodragend kapitaal”, zelfs onder BV’s is dit maar 42% (vraag 13).190 Eveneens geeft
190 Geen enkele ondervraagde stichting geeft aan tevreden te zijn met de mogelijkheid tot het aantrekken van risicodragend kapitaal, een verwachte uitkomst aangezien de stichting geen aandelen kan uitgeven.
![Page 56: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/56.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
56
maar 32% aan tevreden te zijn met de “mogelijkheid tot aantrekken van non-profit kapitaal
(giften, subsidies, donaties)”. Belangrijk onderscheid is hier echter wel te maken tussen
stichtingen en BV’s. Waar deze tevredenheid bij stichtingen nog 88% is, is geen enkele
ondervraagde social enterprise BV tevreden met de mogelijkheid tot het aantrekken van non-
profit kapitaal als giften, subsidies en donaties.
Totaal 20%
Totaal 32%
BV 42%
BV 0%
Stichting 0%
Stichting 88%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Tevredenheid met het aantrekken van profit kapitaal
Tevredenheid met het aantrekken van non-profit
kapitaal
Figuur 10 - Aantal respondenten dat heeft aangegeven “tevreden” of “zeer tevreden” te zijn met de
mogelijkheid tot aantrekken van profit (risicodragend) kapitaal en non-profit kapitaal (giften, subsidies en donaties), gesegmenteerd naar rechtsvorm: stichting of BV (vraag 13). Eigen onderzoek (n=26).
Interessant om hier aan te halen is dat Kelley beargumenteert dat wil de sector haar
groeipotentie gaan waarmaken, er van alle mogelijke financieringsbronnen gebruik gemaakt
moet worden: van overheidssubsidies en schenkingen van goede doelen tot bankleningen en
risicodragende kapitaalinvesteringen.191 Echter stelt de auteur dat overheidsorganen en goede
doelen terughoudend zullen zijn bij het investeren in of schenken aan een winstgerichte
rechtsvorm. Tegelijkertijd zullen beleggers gericht op commercieel rendement wegblijven bij
ondernemingen die te veel beheerst worden door hun sociale en milieugerichte doelstellingen
en opereren vanuit een non-profit georiënteerde rechtsvorm. Deze stellingen lijken te
weerspiegelen in de antwoorden van social enterprises uit de Nederlandse praktijk.
5.3.5 Noodzaak van een aparte rechtsvorm
Aan de steekproef stel ik de vraag “Is er volgens u in Nederland een nieuwe rechtsvorm nodig
speciaal voor social enterprise?” (vraag 15). De gemiddelden zijn hieronder weergegeven,
waarbij 1 staat voor “Helemaal niet nodig” en 5 voor “Heel hard nodig”.
191 Kelley 2009.
heel hard nodig
BV Stichting helemaal niet nodig
3.6 3.7 4.0
Totaal
![Page 57: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/57.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
57
Figuur 11 – Gemiddelde antwoord door respondenten op de vraag “Is er volgens u in Nederland een nieuwe rechtsvorm nodig speciaal voor social enterprise?” (vraag 15). Eigen onderzoek (n=26).
De meeste social enterprises in de steekproef vinden het een aparte rechtsvorm nodig in
Nederland. In totaal vindt 65% van de ondervraagde social enterprises een aparte rechtsvorm
nodig of zelfs heel hard nodig (score 4 of 5 uit 5 bij de bovenstaande vraag). Echter geven
veel van de BV’s aan “neutraal” te zijn op de bovenstaande stelling. Waar onder de
stichtingen 88% een aparte rechtsvorm nodig of zelfs heel hard nodig vindt, geld dit voor
maar de helft van de respondenten die georganiseerd zijn als BV.192
5.3.6 Wensen omtrent een aparte rechtsvorm
Om inzicht te krijgen in de wensen omtrent de inrichting van een aparte rechtsvorm voor
social enterprise uit de praktijk, vroeg ik social enterprises naar hoe aantrekkelijk zij de
volgende mogelijke kenmerken vinden (vraag 16-21). De resultaten, gesegmenteerd naar
rechtsvorm, geven steeds het gemiddelde aan binnen de bepaalde groep respondenten.
Figuur 12 – Gemiddelde antwoord door ondervraagde social enterprises op een schaal van 1-5 op de
verschillende mogelijke kenmerken van een aparte rechtsvorm (vraag 16-21). Eigen onderzoek (n=26).
192 Daarnaast vinden de eenmanszaak, de maatschap en de VOF die in deze steekproef zitten allemaal een aparte rechtsvorm voor social enterprise nodig.
modaliteit van stichting of vereniging modaliteit van NV of BV
BV Stichting
geen preventieve maatschappelijke toets
wel preven tieve maatschappelijke toets
BV Stichting
BV Stichting geen doorlopend toezicht wel doorlopend toezicht
geen regels over kapitaalbescherming
wel regels over kapitaalbescherming
BV Stichting
geen mogelijkheid tot winstuitkering
wel mogelijkheid tot winstuitkering
BV Stichting
geen wettelijke verankering dat winst niet
het primaire doel is
wel wettelijke verankering dat winst niet het primaire doel is
BV Stichting
fiscale aftrek van donaties is niet belangrijk
fiscale aftrek van donaties is heel belangrijk
BV Stichting
Totaal
![Page 58: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/58.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
58
Deze antwoorden geven een indicatie van hoe een aparte rechtsvorm voor social enterprise er
eventueel uit zou kunnen zien. In het volgende hoofdstuk wordt verder op deze resultaten
ingegaan.
5.4 Conclusie
Uit mijn onderzoeksresultaten is gebleken dat het merendeel van de ondervraagde social
enterprises niet tevreden is met hun huidige rechtsvorm, zowel bij de BV als bij de stichting.
Een nog kleiner percentage vindt hun huidige rechtsvorm geschikt voor social enterprise. Bij
de stichting ontbreekt de commerciële aard en de mogelijkheid tot het aantrekken van
risicodragend kapitaal. Bij de BV ontbreekt er juist de gewenste maatschappelijke uitstraling,
staat de rechtsvorm soms in de weg van de maatschappelijke impact en heeft één op de drie
wel eens vragen of commentaar gehad van (potentiële) klanten of beleggers op het feit dat zij
als BV actief zijn. Daarnaast is geen enkele ondervraagde BV tevreden met de mogelijkheid
tot het aantrekken van non-profit kapitaal als giften, subsidies en donaties.
Deze inzichten belichten de kansen voor een aparte rechtsvorm voor social enterprise
ook in Nederland. Kamerbeek eindigt zijn artikel De maatschappelijke onderneming naar
Amerikaans model, het laatste verschenen artikel in de Nederlandse juridische literatuur over
rechtsvormen voor social enterprise, met: “De vraag of dit een aparte regeling in Boek 2 BW
rechtvaardigt, zal echter alleen bevestigend kunnen worden beantwoord indien de vraag
vanuit de brede groep social entrepreneurs groot genoeg is. Immers, de tucht van de markt
geldt ook voor het Nederlandse vennootschapsrecht; bij voldoende vraag, zal het
vennootschapsrecht het aanbod dienen te faciliteren”.193 De lage tevredenheidsscores die
Nederlandse social enterprises toekennen aan bestaande rechtsvormen zet de deur open voor
een verdere discussie over een aparte rechtsvorm.
193 Zie Kamerbeek 2012, p. 306.
![Page 59: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/59.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
59
Hoofdstuk 6 Conclusie
Dit laatste hoofdstuk brengt de eerdere conclusies over de opkomst van social enterprise
(hoofdstuk 2), de analyse van aparte rechtsvormen voor social enterprise (hoofdstuk 3), de
analyse van bestaande rechtsvormen in Nederland voor social enterprise (hoofdstuk 4) en de
inzichten uit het eigen onderzoek (hoofdstuk 5) samen. Hiermee komt deze scriptie tot een
conclusie over de hoofdvraag: “Is er in Nederland een aparte rechtsvorm nodig voor social
enterprise?”.
6.1 Is er in Nederland een aparte rechtsvorm nodig voor social enterprise?
De keuze voor een rechtsvorm komt bij Nederlandse social enterprises in de praktijk vaak
neer op de stichting, de BV of een combinatie daarvan. Uit eigen onderzoek en onderzoek van
derden blijkt dat de meerderheid van de Nederlandse social enterprises georganiseerd is als
BV, al blijken de stichting en de combinatie van een BV met een stichting in de praktijk
gebruikte alternatieven. De coöperatie zou in principe een optie zijn voor de social enterprise
echter wordt deze rechtsvorm in de praktijk weinig gebruikt.
De stichting combineert de verankering van het maatschappelijke doel en een ideële
uitstraling met de mogelijkheid om commerciële activiteiten te ontplooien. De stichting kampt
echter duidelijk met tekortkomingen omtrent de mogelijkheid tot het aantrekken van kapitaal,
ondanks het feit dat de stichting de social enterprise in staat stelt een commerciële
onderneming te drijven en daarmee (veel) winst te maken. Het ontbreken van de mogelijkheid
tot uitgifte van aandelen aan potentiële beleggers en het verbod op uitkering van winst voor
niet ideële doeleinden vormen belangrijke belemmeringen voor de social enterprise als
stichting. Het aantrekken van kapitaal is om mee te beginnen al een van de grootste obstakels
voor de sector, en de keuze voor de stichting als rechtsvorm maakt het financieren van de
social enterprise niet bepaald makkelijker.
Over het algemeen lijkt de BV echter prima de mogelijkheid te bieden voor social
enterprises om zich naar hun wensen juridisch te organiseren. Het aantrekken van
risicodragend kapitaal is mogelijk door uitgifte van aandelen en het uitbetalen van rendement.
Daarnaast kan het doel van een BV een maatschappelijk, sociaal of milieugericht doel zijn en
zorgt het beginsel van belangenpluralisme ervoor dat meer dan alleen de (financiële) belangen
van aandeelhouders in acht genomen dienen te worden. De praktische bezwaren van for-profit
rechtsvormen zoals uiteengezet in de internationale literatuur zijn mijns inziens minder van
toepassing op de Nederlandse BV. De fiduciaire verplichting van het bestuur zich op
winstmaximalisatie te moeten richten is in Nederland in mindere mate aanwezig.
![Page 60: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/60.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
60
De BV biedt zodoende mijns inziens in principe een goede rechtsvorm voor social
enterprise. De BV stelt de sociale ondernemer in staat de maatschappelijke doelstelling in de
statuten van de social enterprise te verankeren en daarmee onder een regime van beperkte
aansprakelijkheid een sociale onderneming te drijven. Toch zijn maar 43% van de in mijn
onderzoek ondervraagde social enterprises die georganiseerd zijn als BV tevreden met deze
rechtsvorm. Een nog kleiner gedeelte (maar 36%) vindt de BV als rechtsvorm geschikt voor
social enterprise. De helft vindt dan ook een aparte rechtsvorm voor social enterprise in
Nederland nodig of zelfs heel hard nodig. In totaal vindt zelfs 65% van de respondenten een
aparte rechtsvorm nodig of zelfs heel hard nodig.
Wat blijkt uit zowel de juridische analyse, de internationale literatuur en mijn
onderzoeksresultaten is dat de BV een aantal voordelen mist waardoor social enterprises in de
praktijk ontevreden zijn ondanks dat het in principe wel een geschikte rechtsvorm is. De BV
mist de voordelen van de maatschappelijke uitstraling en regels omtrent kapitaalbescherming
van de stichting waardoor in de praktijk blijkt dat het aantrekken van non-profit kapitaal als
giften, subsidies en donaties erg moeilijk is. Daarnaast kunnen social enterprises hun
maatschappelijke betrokkenheid minder goed op geloofwaardige wijze kenbaar maken indien
zij georganiseerd zijn als BV. Het statutair verankeren van het ideële doel is mogelijk bij de
BV, echter staat dit de onderneming slechts toe om een maatschappelijk doel na te streven in
plaats van het hiertoe te verplichten en zodoende het behoud van deze waarden te waarborgen
voor de langere termijn. Het in de statuten verankerde maatschappelijke doel is namelijk
kwetsbaar voor aanpassing door (nieuwe) aandeelhouders die op termijn toch winst gaan
verkiezen boven de maatschappelijke impact. Dit maakt het moeilijk voor de social enterprise
georganiseerd als BV om de maatschappelijke doelstelling te borgen voor de langere termijn.
Uit mijn onderzoek blijkt dat de volgende drie factoren door social enterprises het
belangrijkst worden geacht bij de keuze voor een rechtsvorm: de sociale (maatschappelijke)
uitstraling, de statutaire verankering van het maatschappelijke doel en de overeenkomst tussen
de rechtsvorm en de waarden van de social enterprise. De BV excelleert in geen enkel van
deze drie aspecten. Dit verklaart wellicht waarom social enterprises in de praktijk ontevreden
zijn met de BV als rechtsvorm ondanks het feit dat de rechtsvorm mijns inziens prima de
mogelijkheid biedt voor social enterprises om zich naar wens te organiseren. Zodoende zie ik
een aparte rechtsvorm voor social enterprise niet als strikt noodzakelijk, echter zie ik zeker de
toegevoegde waarde die het zou kunnen bieden aan deze nog jonge, groeiende sector. Een
aparte rechtsvorm voor social enterprise biedt een herkenbaar merk voor erkenning en
herkenning, faciliteert de toegang tot de kapitaalmarkt en draagt bij aan het verhelderen en
![Page 61: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/61.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
61
verankeren van de balans tussen financiële en sociale impact. Daarnaast brengt een aparte
rechtsvorm ook een groot stuk legitimiteit voor de sector met zich mee. Het zou een signaal
zijn vanuit de wetgever dat social enterprise in Nederland als belangrijk wordt gezien en
aangemoedigd dient te worden, net zoals dat in de ons omringende landen gebeurd. Hoe deze
rechtsvorm er dan uit zou moeten zien is hierop de logische vervolgvraag.
6.2 Hoe zou een apart rechtsvorm voor social enterprise eruit kunnen zien?
In hoofdstuk 3 worden verschillende social enterprise rechtsvormen geanalyseerd. In
hoofdstuk 5 presenteer ik de resultaten van mijn eigen onderzoek onder 26 social enterprises
om inzicht te krijgen in de wensen omtrent de inrichting van een eventuele aparte rechtsvorm.
Met deze wensen uit Figuur 12 als basis zou een aparte rechtsvorm voor social enterprise er
in Nederland als volgt uit moeten zien. De rechtsvorm zou een modaliteit moeten zijn van een
commerciële rechtsvorm (NV of BV), en niet van de stichting of vereniging zoals het geval
was bij de voorgestelde rechtsvorm de maatschappelijke onderneming. De social enterprise
rechtsvorm zou de mogelijkheid moeten bieden tot uitkering van de gemaakte winst om op
die manier het aantrekken van risicodragend kapitaal te faciliteren. Echter zou de rechtsvorm
wel specifieke regels moeten kennen omtrent deze winstuitkering om de bescherming van het
sociale kapitaal te waarborgen. Wat betreft het reguleren van de aparte rechtsvorm zouden
ondernemingen vooraf getoetst moeten worden op hun sociale doelstelling voordat zij deze
rechtsvorm mogen voeren. Dit zou wellicht uitgevoerd kunnen worden door een
onafhankelijke instantie, zoals de CIC Regulator in het VK. Er is in Nederland echter niet per
se de behoefte aan doorlopend toezicht vanuit een onafhankelijke instantie, waar de CIC
Regulator dat bijvoorbeeld wel als taak heeft. Wat betreft de wettelijke verankering dat winst
niet het primaire doel van de onderneming is verschillen Nederlandse social enterprises van
mening. Waarschijnlijk zou het verstandig zijn om hier wel de mogelijkheid voor te geven
maar dit niet te verplichten. Het is belangrijk social enterprises hierin flexibiliteit te geven en
zelf te laten kiezen. Als sluitstuk blijkt dat fiscale regelingen omtrent de nieuwe rechtsvorm
als erg belangrijk worden gezien door Nederlandse social enterprises.
6.3 Toekomstig onderzoek en vervolg op deze scriptie
Zoals opgemerkt in de introductie is er door Nederlandse auteurs nog maar relatief weinig
geschreven over recht en social enterprise, ondanks het feit dat de internationale
wetenschappelijke literatuur hierover volop in ontwikkeling is. Naast de drie artikelen van De
![Page 62: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/62.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
62
Jongh et al., Timmerman et al. en Kamerbeek194 zijn er weinig Nederlandse juridische
stukken verschenen over social enterprise. Deze scriptie heeft getracht een bijdrage te leveren
op dit gebied middels een studie van internationale wetenschappelijke literatuur over social
enterprise rechtsvormen en een analyse van bestaande Nederlandse rechtsvormen in het
gebruik voor social enterprise. Daarnaast bieden de resultaten van het eigen onderzoek onder
Nederlandse social enterprises over hun tevredenheid met bestaande rechtsvormen en wensen
wat betreft een aparte rechtsvorm een interessant perspectief op deze academische discussie.
Toekomstig onderzoek op dit gebied zou zich kunnen verdiepen in de coöperatie als
eventuele geschikte rechtsvorm voor social enterprise. Daarnaast zou er gekeken kunnen
worden naar de praktische voor- en nadelen van het gebruik van een buitenlandse rechtsvorm
zoals de CIC door Nederlandse social enterprises. Ook het fiscale perspectief verdient meer
aandacht, zeker gezien het feit dat dit belangrijk wordt geacht vanuit de praktijk.
Deze scriptie heeft zich ten doel gesteld om de discussie over een rechtsvorm voor
social enterprise in Nederland aan te wakkeren. De volgende stap is dan zeker ook de
terugkoppeling naar de praktijk. Als eerste stap in de goede richting is een deel van mijn
onderzoek meegenomen in de workshop ‘Social Entrepreneurship in een juridische context’
op zaterdag 15 juni jl. aan de Universiteit Utrecht. Deze workshop werd gegeven worden door
Sjoerd Kamerbeek, auteur van het laatst verschenen artikel over recht en social enterprise in
Nederland. De bedoeling is dat hierna nog meerdere momenten volgen waarin terugkoppeling
naar de praktijk centraal staat. Ik hoop dat deze scriptie het begin is van een reeks aan
bijdrages die geleverd wordt vanuit zowel het academische als het praktische perspectief ter
ondersteuning aan het uiterst betekenisvolle werk van social enterprises in Nederland.
194 Zie Jongh et al. 2010, Timmerman et al. 2011 en Kamerbeek 2012.
![Page 63: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/63.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
63
Bijlage Vragenlijst eigen onderzoek
Hieronder staat weergegeven de vragenlijst gebruikt in het eigen onderzoek onder
Nederlandse social enterprises.
Vraag 1
Vraag 2
Vraag 3
Vraag 4
Vraag 5
Vraag 6
Vraag 7
![Page 64: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/64.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
64
Vraag 8
Vraag 9
Vraag 10
Vraag 11
![Page 65: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/65.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
65
Vraag 12
Vraag 13
Vraag 14
![Page 66: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/66.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
66
Vraag 15
Vraag 16
Vraag 17
Vraag 18
Vraag 19
Vraag 20
Vraag 21
![Page 67: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/67.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
67
Voorlopige Literatuurlijst
Abu-Saifan, S. (2012). Social Entrepreneurship: Definition and Boundaries. Technology
Innovation Management Review, February 2012: Technology Entrepreneurship.
Asser, C., Maeijer, J.M.M., Solinge, G. van, Nieuwe Weme, M.P. (2009). Mr. C. Asser's
handleiding tot de beoefening van het Nederlands burgerlijk recht: de naamloze en
besloten vennootschap (Vol. 2). Deventer: Kluwer.
Ballenende, J.P. (2012). Publiek-privaat in een nieuw perspectief: Corporate Responsibility,
Social Enterprises en de veranderende rol van de overheid.
Billitteri, T.J. (2007). Mixing mission and business: Does social enterprise need a new legal
approach? Nonprofit Sector Research Fund, The Aspen Institute.
Bosma, N.S. & Levie, J. (2010). Global Entrepreneurship Monitor 2009 Executive Report.
Bridge, R. & Corriveau, S. (2009). Legislative Innovations and Social Enterprise: Structural
Lessons for Canada. BC Centre for Social Enterprise.
Bromberger, A.R. (2007). Social Enterprise: A Lawyer’s Perspective. Perlman & Perelman,
http://www.perlmanandperlman.com/publications/articles/2008/socialenterprise.pdf.
Carter, T.S. & Man, T.L. (2008). Canadian Registered Charities: Business Activities and
Social Enterprise–Thinking Outside the Box. National Centre on Philanthropy and the
Law Annual Conference.
Carter, T.S. & Man, T.L. (2009). Business Activities and Social Enterprise: Towards a New
Paradigm. In 2009 National Charity Law Symposium, The Canadian Bar
Association/Ontario Bar Association.
CIC Regulator (2010). Community Interest Companies Information Pack, March 2010,
http://www.bis.gov.uk/assets/cicregulator/docs/leaflets/10-1387-community-interest-
companies-information-pack.pdf
Clark, W.H. & Vranka, L. (2013). The Need and Rationale for the Benefit Corporation: Why
it is the legal form that best addresses the needs of social entrepreneurs, investors,
and, ultimately, the public, White Paper, Version of January 18, 2013.
Cooney, K. (2012). Mission Control: Examining the Institutionalization of New Legal Forms
of Social Enterprise in Different Strategic Action Fields. Social Enterprises: An
Organizational Perspective, New York: Palgrave-Macmillan, 198-221.
Dijk, P. L., & Van der Ploeg, T. J. (2007). Van vereniging en stichting, cooperatie en
onderlinge waarborgmaatschappij. Deventer: Kluwer.
Doeringer, M.F. (2010). Fostering Social Enterprise: A Historical and International Analysis.
Duke Journal of Comparative & International Law, 20(2), 291-329.
![Page 68: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/68.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
68
Eijsbouts, A.J.A.J., Kristen, F.G.H., Jongh, J.M. de, Schild, A.J.P. & Timmerman, L. (2010).
Maatschappelijk (verantwoord) ondernemen: naast, in en met recht? In
Maatschappelijk verantwoord ondernemen en het recht: preadviezen. Handelingen
Nederlandse Juristen-Vereniging, 140e jaargang (pp. 1-39). Deventer: Kluwer.
Elhauge, E. (2005). Sacrificing corporate profits in the public interest. NyUL Rev., 80, 733.
Etzioni, A. (1973). The Third Sector and Domestic Missions. Public Administration Review,
33, 314-323.
Ginneken, M.J. van & Timmerman L. (2011). De betekenis van het evenredigheidsbeginsel
voor het ondernemingsrecht. Ondernemingsrecht, 2011(123).
Goldsmith, S., Georges, G., & Burke, T.G. (2010). The power of social innovation: How civic
entrepreneurs ignite community networks for good. San Francisco (USA): Jossey-
Bass.
Gottesman, M.D. (2007). From Cobblestones to Pavement: The Legal Road Forward for the
Creation of Hybrid Social Organizations. Yale Law & Policy Review, 26(1), 345-358.
Holtzer, M. (2007). De medezeggenschap van de belanghebbendenvertegenwoordiging in de
maatschappelijke onderneming. Ondernemingsrecht, 2007(17).
Hoogendoorn, B. (2011). Social entrepreneurship in the modern economy: Warm glow, cold
feet. Erasmus University Rotterdam.
Ingh, F.J.P. van den, E. Bos en P.C.J. Oerlemans (1993). De stichting als ondernemingsvorm.
Deventer: Kluwer.
Jongh, J.M. de, Schild, A.J.P. & Timmerman, L. (2010). Naar maatschappelijke varianten van
rechtsvormen in Boek 2 BW? In Maatschappelijk verantwoord ondernemen:
preadviezen. Handelingen Nederlandse Juristen-Vereniging (140e jaargang).
Deventer: Kluwer, 191-252.
Kamerbeek, S.P. (2012). De maatschappelijke onderneming naar Amerikaans model? De
benefit corporation onder de loep. Ondernemingsrecht, 2012(7), 300-306.
Katz, R.A. & Page A. (2010). The Role of Social Enterprise, Vermont Law Review, 35, 59.
Kelley, T. (2009). Law and Choice of Entity on the Social Enterprise Frontier, Tulane Law
Review, 84, 337.
Kroeze, M. J., Timmerman, L., & Wezeman, J. B. (2007). De kern van het
ondernemingsrecht, 2e druk. Deventer: Kluwer.
Lazonick, W. & O'Sullivan, M. (2000). Maximizing shareholder value: a new ideology for
corporate governance. Economy and society, 29(1), 13-35.
Leadbeater, C. (1997). The Rise of the Social Entrepreneur. London: Demos.
![Page 69: Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)](https://reader034.fdocuments.nl/reader034/viewer/2022052321/54b467ad4a79599b778b45e2/html5/thumbnails/69.jpg)
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
69
Maas, K.E.H. (2009). Corporate Social Performance: From Output Measurement to Impact
Measurement. Erasmus University Rotterdam.
McKinsey (2011). Opportunities for the Dutch Social Enterprise Sector. Zie:
http://www.euclidnetwork.eu/files/Social_enterprises_FINAL.pdf
Nicholls, A. & Cho, A.H. (2006). Social Entrepreneurship: The Structuration of a Field. In A.
Nicholls (ed.), Social Entrepreneurship – New Models for Sustainable Social Change.
Oxford: Oxford University Press, 99-118.
OECD (2013). Policy Brief on Social Entrepreneurship. Zie:
http://www.oecd.org/cfe/leed/Policy%20Brief%20on%20Social%20Entrepreneurship
_ENG.pdf
Page A. & Katz, R.A. (2010). Freezing Out Ben & Jerry: Corporate Law and the Sale of a
Social Enterprise Icon. Vermont Law Review, 35, 50.
Pirson, M. (2009). Social Entrepreneurship: A Blueprint for Humanistic Business
Organizations. Humanism in Business, 248-259.
Sociaal-Economische Raad (SER) (2005). Ondernemerschap voor de publieke zaak (advies
van 1 juni 2005, SER 05/04). Den Haag: SER.
Social Enterprise NL (2012). Wat is Social Enterprise?, Working Paper. Zie:
http://www.selab.nl/wp-content/uploads/Social-Enterprise-kenmerken-working-paper-
vs-0-5.pdf
Social Enterprise NL & McKinsey (2013). Social Enterprise Monitor 2013: een rapport over
de Social Enterprise NL survery 2012. Zie: http://www.social-enterprise.nl/wp-
content/uploads/SE-Monitor-.pdf
Timmerman, L., Jongh, J.M. de & Schild, A.J.P. (2011). The Rise of the Social Enterprise:
How Social Enterprises are Changing Company Law Worldwide. In S. Muller, S.
Zouridis, M. Frishman & L. Kistemaker (Eds.), The law of the future and the future of
the law (pp. 305-322). Oslo: TOAEP, Torkel Opsahl Academic Epublisher.
Wexler, R. A. (2006). Social enterprise: A legal context. Exempt Organization Tax Review,
233-44.
Zaman, D.F.M.M. (2011). De ondernemende stichting en de commerciële stichting. In M.L
Lennarts, W.J.M. van Veen & D.F.M.M. Zaman (Eds.), De stichting. Kritische
beschouwingen over de wettelijke regeling voor een veelzijdige rechtsvorm. Den
Haag: SDU.