Interviewbundel 'In de familie'
description
Transcript of Interviewbundel 'In de familie'
2726Door Esther Spiering-de Hek
Hun beleving en visie willen nog weleens
verschillen, zeker tussen oma Eveleens en
kleinzoon Jan-Peter. Soms, tijdens het
gesprek aan tafel met de drie Eveleens, lijkt
de generatiekloof bijna tastbaar. ‘Ach, ik ben
oud’, is dan het commentaar van oma. Toch,
ruim twee uur lang pratend over hoe de
Bijbel, God en geloven hun leven tekenen,
kleuren begrip en respect de ontmoeting.
Jan-Peter: ‘Als ik tachtig mag worden, hoop
ik dat ook mijn kinderen en kleinkinderen
nog geloven; en dat ik dat net als oma, aan
hen doorgegeven heb.’
Liefde voor God,betrokken bij kerkenwerk
Moeder, zoon Bert en kleinzoon Jan-Peter Eveleens:
28 29
Zittend aan de eetkamertafel bij zoon Bert en schoon-
dochter Margriet Eveleens, luistert mevrouw J. Eveleens-
van Dijk vooral. Naar haar 20-jarige kleinzoon Jan-Peter,
die enthousiast vertelt over zijn belijdenisdienst, nu
anderhalf jaar geleden. En naar haar zoon Bert, die ze even
tevoren ‘zo’n lieve, gehoorzame jongen’ noemde. Vaak, als
haar een vraag gesteld wordt, is het eerst vijf seconden
stil. Dan volgt het antwoord; niet langer dan nodig, maar
altijd inhoudsvol.
De zang
Ze is nu tachtig jaar, oma
Eveleens. Elf jaar geleden
overleed haar man, ze waren
toen 41 jaar getrouwd. ‘Dat is
nog iedere dag een groot
gemis’, zegt ze daarover. Ze
woonden toen al in Nunspeet,
maar zowel zij als haar man
groeide op in de bloemenstreek
Aalsmeer. Daar leerden ze
elkaar ook kennen, op de
zangvereniging van de christe-
lijke gereformeerde kerk van
Aalsmeer.
‘Als meisje van een jaar of
twintig ging ik naar de meisjesvereniging, de catechisatie
en de zang, allemaal van de kerk. Was je niet van de kerk,
dan ging je naar de veiling. Daar werd gedanst, dat was de
wereld en daar kwam je niet als christelijk meisje. Het was
dit of dat, er was geen tussenweg.
Voordat mijn man en ik verkering kregen, had ik een andere
vriend, een doopsgezinde jongen. Als ik zondags naar de
kerk ging, ging hij naar het voetbalveld. Dat liep vast, ik kon
op zondag niet meer luisteren, het deed mij zo zeer. Het was
een aardige, keurige jongen, maar alles kon ermee door,
dus is het uitgegaan. Op m’n 23e kreeg ik verkering met mijn
man, we zaten allebei in het bestuur van de zang, en ja’,
zegt ze met een lach, ‘als de bestuursvergadering afgelopen
was, moest ik natuurlijk naar
huis gebracht worden.’
Andere anekdotes uit haar
jeugdjaren komen nu op tafel,
tot vermaak van zoon Bert en
kleinzoon Jan-Peter. Zoals die
keer dat ze ’s avonds met haar
vriendin ‘de hele Meer’ door-
fietste om in Nieuw-Vennep een
dienst te bezoeken waar de
christelijke gereformeerde
professor G. Wisse sprak. ‘Mijn
moeder prees Wisse altijd zo, en
toen stond er in de krant dat
Wisse in Nieuw-Vennep zou
komen. Nou, dacht ik, die wil ik
dan ook weleens horen. Dus wij
een uur op de fiets om de man
te kunnen horen.’ Het is even
stil, en dan: ‘Nou, mijn type was het niet. Het spijt me,
misschien is het niet zo, maar de man kwam mij toch wat te
trots over. Met zo’n witte sjaal om en de nodige verhaaltjes,
nee … ik hield er niet van, het pakte mij niet.’
Op de vraag wat haar wel ‘pakte’, antwoordt mevrouw
Eveleens: ‘Nou, als je een goede preek hoorde. (stilte) Een
preek die je hart raakt, zodat je wel in de kerk zou willen
blijven zitten. En dat is nog steeds zo. Ik kan in de kerk
onder Gods Woord zo vertroost worden. Als er gepreekt
wordt uit Psalm 3 bijvoorbeeld, over de Heere die “een
Schild” voor mij is. Die Psalm heeft mij zo ontzettend
gegrepen, als ik die lees, voel ik mij veilig. Dat God mij kent
en beschermt, en dat ik mij aan Hem mag overgeven.’
Gospelmuziek
Het gezin Eveleens sr. telde vier kinderen, van wie zoon
Bert de oudste is. Toen Bert een jaar of zeven was, verhuis-
den hij en zijn ouders van Aalsmeer naar Driebergen, waar
ze actief betrokken waren bij de christelijke gereformeerde
kerk, eerst in Driebergen en later in Zeist. ‘Kenmerkend
voor ons gezinsleven thuis was de band met de kerk’, zegt
Bert. ‘Mijn vader was jarenlang ouderling, mijn moeder
draaide mee in het verenigingsleven en als kinderen
kreeg je de liefde voor de kerk eigenlijk met de paplepel
ingegoten.’
De appel valt niet ver van de boom, zo lijkt het. Ook in het
leven van Bert, zijn vrouw Margriet en hun vier kinderen is
de kerk geen randverschijnsel, integendeel. Vanaf hun
huwelijk, 22 jaar geleden, woont het gezin in het Veluwse
Putten en is daar lid van de christelijke gereformeerde kerk.
Bert werkt al jaren bij de politie, op dit moment als
inspecteur op een bureaufunctie.
‘Toen ik 21 jaar was, heb ik belijdenis gedaan’, vertelt Bert.
‘Dat was een bewuste keuze natuurlijk, hoewel het geloof
iets is wat er doordat het zo centraal stond in ons gezin,
bijna automatisch geweest is. Ik ben erin opgevoed, erin
meegegaan en het is iets persoonlijks geworden. Ik sta nu
op een ander punt in mijn geloofsleven dan toen ik
belijdenis deed, dat moment van belijdenis doen heb ik
niet eens meer helder voor ogen.
Ik was en ben nog een groot liefhebber van muziek, vooral
gospelmuziek. Ik ging als twintiger veel naar concerten,
naar de 2nd Chapter of Acts bijvoorbeeld, toen en nog
steeds een bekende christelijke gospelband. ‘k Ben een vrij
rationeel mens en niet zo’n prater over geestelijke dingen.
Maar het luisteren naar christelijke muziek heeft mij een
duwtje gegeven om God te volgen. Muziek luisteren is voor
mij contact maken met mijn geestelijk leven, met mijn
innerlijk. Misschien moet je dit wel zelf ervaren om te
begrijpen, maar het is eenvoudigweg zo dat een mooi stuk
christelijke muziek vaak meer met mij doet dan een preek.
In preken worden mij vooral qua leer en kennis bouw-
stenen aangedragen, maar geloofsbeleving zit voor mij toch
meer in het luisteren en meezingen met muziek.
Ik ervaar dat God muziek gebruikt in mijn leven om het
contact met Hem open te houden. Vorig jaar was ik voor
mijn werk een jaar lang in Bosnië. Ik was daar veel alleen
en zat urenlang in m’n eentje in de auto. Ik zorgde altijd
dat ik muziek bij me had tijdens die ritten en heb in die
auto goede uren beleefd.’
Of Jan-Peter op zijn vader lijkt? ‘Nee’, antwoordt hij, ‘ik lijk
meer op m’n moeder, denk ik. Ik ben niet zo’n rationeel
type, maar meer spontaan, gevoelig, open en een echte
prater. Wel houd ik net als mijn vader van muziek. Als we
samen in de auto zitten, vinden we altijd wel een cd’tje dat
we allebei leuk vinden. Da’s wel gezellig.’
3130
Troost
Het gesprek komt op het leven met God, in wie ze alle drie
van harte geloven: moeder, zoon en kleinzoon. De 80-jarige
mevrouw Eveleens vertelt hoe ze ’s avonds, bij het naar bed
gaan, ‘de ene psalm na de andere’ zingt. ‘Niet hardop, maar
in m’n hoofd. Psalm 3 zit daar altijd bij: “Maar, trouwe God,
Gij zijt, het schild, dat mij bevrijdt, mijn eer, mijn vast
betrouwen.” Daar heb ik zo’n troost aan, dan kan ik er weer
helemaal tegen. Dan mag ik in mijn eenzaamheid weten dat
de Heere overal van
weet en dat ik alles in
Zijn hand mag geven.
Ik zal de Heere niet
kunnen missen, en
toch is er bij mij vaak
die twijfel. Ik ben nu
tachtig jaar en de
Heere heeft veel van
me afgenomen met
het sterven van mijn
man. Maar ik ben
gezegend met
kinderen en kleinkin-
deren, en daar geniet
ik zo van. Dan denk ik,
er staat in de Bijbel:
“Wie vader of moeder
liefheeft boven Mij, is
Mijns niet waardig.” En hoeveel houd ik niet van mijn
kinderen en kleinkinderen; ik ga erin op als ze wat manke-
ren, ik zit zo aan hen vast. En dan denk ik, ik heb het ook
niet verdiend wat ik allemaal mag hebben. (stilte) Ja, ik
vind het soms heel moeilijk. En toch mag ik weten dat de
Heere hier ook van weet en dat ik dit aan Hem mag
overlaten. Toen mijn man nog leefde en er was iemand
overleden, zeiden we vaak tegen elkaar: “Dat moment van
sterven komt ook eens voor ons.” En dan zei mijn man:
“Moeder, dan krijg je ook stervensgenade.” Dat gold voor
hem, en zal ook voor mij gelden.’
Zoon Bert: ‘Als ik mijn moeder zo hoor spreken, herken ik
haar erin. Het geloof in God raakt heel haar wezen, het is
voor haar heel belangrijk. Ook bij mijn
vader was dat zo. De liefde voor God, de
liefde voor de kerk en de betrokkenheid
bij het kerkenwerk typeerden hun leven.
Eerlijk gezegd ben ik hier wel een beetje
jaloers op, en dan bedoel ik vooral op de
intensiteit van hun beleving.
Het geloof in God is een onmisbaar
onderdeel in mijn leven. Ik ben druk met
mijn werk en het gezin, maar toch denk ik
geregeld na over mijn leven met God en
spreek ik in gedachten met Hem. Dan
dank ik God voor de zegeningen die ik
gekregen heb. Dat kan tijdens het
autorijden zijn, tijdens het luisteren naar
muziek of tijdens een lekkere wandeling
in het bos. Maar ik blijf toch een rationeel
mens, en denk dat ik daardoor ook het
geestelijk leven minder intens en diep
beleef dan mijn moeder bijvoorbeeld. Terwijl ik dat best
graag zou willen, daar ben ik heel eerlijk in.’
Jan-Peter: ‘Mijn vader is vrij gesloten. Mijn moeder is veel
opener, met haar voeren we ook vaker persoonlijke
Sinds vorig jaar woont Jan-Peter op kamers in Groningen,
waar hij International Business and Management studeert
aan de Rijksuniversiteit Groningen. Bijna ieder weekend
treint hij terug naar Putten, waarom? ‘Het is gezellig hier
en m’n vriendin komt dan ook. Doordeweeks ben ik graag
in Groningen, maar in het weekend ben ik toch graag
lekker thuis.’
Jan-Peter: ‘Ik kom uit een warm nest, dat kan ik van harte
zeggen. Ik ben daar dankbaar voor, omdat ik om mij heen
ook zie dat het anders kan. Ik heb diverse vrienden die een
lastige jeugd gehad hebben en met een enorme schram
lopen. Ik heb een heel fijne opvoeding gehad. Je zou
kunnen zeggen dat ik opgegroeid ben in een ideale
omgeving om een persoonlijke relatie met God op te
bouwen. Mijn ouders zijn betrokken christenen, ik heb fijne
vrienden die ook zelf geloven en zat op een positieve
jeugdvereniging van de kerk. Ik ben groot geworden in een
omgeving waar geloven in God als iets heel positiefs werd
gezien. Ik denk dat ik daardoor van binnen ben geraakt.’
Warm
‘Toen ik achttien was, heb ik belijdenis gedaan. Ik was
eraan toe, misschien ook wel doordat er in mijn leven nooit
een periode is geweest dat ik niet naar de kerk wilde en
geloven maar niks vond. Ik wilde serieus een persoonlijke
relatie met God opbouwen en vond het ook heel boeiend om
mijn kennis te verdiepen tijdens de belijdeniscatechisaties.
Ja, stel dat het in mijn tienerjaren allemaal wat minder
gladjes was gelopen, dat ik in de kerk bijvoorbeeld geen
aansluiting had met andere jongeren of vooral niet-
christelijke vrienden had. Dan had ik misschien niet op mijn
achttiende belijdenis gedaan, maar ik denk wel dat ik de
keuze had gemaakt om God te volgen. Het zit erin, denk ik.
Ik ben zo’n type dat zomaar heel warm kan worden voor
dingen. Ik heb wel meegemaakt dat ik na een preek
helemaal enthousiast was om voluit voor God te gaan. En
die bevlogenheid wordt niet minder, ook niet nu ik studeer.
Juist op de studentenvereniging leer ik weer op een andere
manier veel over geloven. Had ik voor mijn studententijd de
keuze nog niet gemaakt om belijdenis te doen, dan had ik
het nu wel gedaan, denk ik.’
Jan-Peter geniet van zijn leven, dat straalt hij uit en dat
beaamt hij volmondig. ‘Het gaat goed met mijn studie,
ik heb een lieve vriendin en leid een heerlijk leven in
Groningen. Inderdaad, een biertje drinken hoort daar zeker
wel bij en af en toe uitgaan. Ik kan dat als christen verant-
woorden, plezier hebben en geloven sluiten elkaar niet uit,
denk ik. Hoewel ik als gelovige wel duidelijk mijn grenzen
in de gaten probeer te houden.’
Als oma Eveleens gevraagd wordt te reageren op wat
Jan-Peter vertelt, is het eerst even stil. Dan zegt ze: ‘De
verleiding is tegenwoordig voor de jeugd zoveel groter dan
toen wij jong waren. Wij deden ook leuke dingen en
hadden ook schik, maar toch was het anders. Er was
duidelijk een grens tussen de kerk en de wereld. Je hield je
als kerkmens verre van dingen waar de wereld druk mee
was, zoals feesten en dansen. Maar dat is tegenwoordig
blijkbaar allemaal anders.’
32 33
ik ben oud.’ Even daarna: ‘Ik kan
niet begrijpen dat de Statenver-
taling niet begrepen wordt. Er
staat zoveel in de Bijbel waar
we zat aan hebben. Laat wat we
niet kunnen begrijpen dan
gerust maar liggen, want er is
genoeg wat we wel kunnen
begrijpen. Nee, ik vind een
andere vertaling niet zo nodig,
maar ik ben oud, zei ik al. Ik ben
het allemaal gewend, maar het
wordt toch ook in de kerk
uitgelegd? Dat is niet voor niets.’
Kernbegrip
Een bijbeltekst die haar na aan het hart ligt, is de tekst
‘Mijn genade is u genoeg’ uit 2 Korinthe 12, zegt ze op de
vraag welke bijbeltekst bepalend is voor haar. ‘Als je
twijfelt, ga je zoeken. Als je het moeilijk hebt, ga je zoeken.
En dan kom je erachter dat je niets mee kunt brengen, dat
het niets anders dan genade is. Daar komt het in Gods
Woord zo vaak op neer, dat je maar één ding nodig hebt en
dat is genade. Als ik dat lees, kan ik er weer tegen.’
Bert Eveleens leest Psalm 27: 1: ‘De heere is mijn licht en mijn
heil, voor wie zou ik vrezen? De heere is mijn levenskracht,
voor wie zou ik verschrikt zijn?’ ‘Gods bescherming, waar
het in dit vers over gaat, is een kernbegrip in mijn geloofsle-
ven. Ik weet dat de Heere God mij ziet, op ieder moment in
mijn leven. Hij zorgt als een Vader voor mij, weet van alles
af en dus overkomen dingen mij
in het leven ook niet zomaar. In
Psalm 139 wordt prachtig
geschreven over de alwetend-
heid van God. Die psalm spreekt
mij ook bijzonder aan.’
Jan-Peter ten slotte slaat de
Bijbel open bij Hebreën 11 en
leest vers 24 tot en met 26:
‘Door het geloof heeft Mozes,
toen hij groot geworden was,
geweigerd een zoon van de
dochter van de farao genoemd
te worden. Hij koos ervoor
liever met het volk van God
slecht behandeld te worden dan voor een tijd het genot van
de zonde te hebben. Hij hield de smaad van Christus voor
grotere rijkdom dan de schatten in Egypte, want hij had het
loon voor ogen.’
‘Twee jaar geleden heb ik een preek gehoord over dit
gedeelte en sindsdien zijn deze teksten heel belangrijk voor
me. Ik studeer bedrijfskunde in Groningen, een studie
waarmee je voor het grote geld en een goede carrière kunt
gaan. Onderhuids heb ik die drive ook, merk ik. Het succes
trekt me, maar deze tekst bepaalt mij er iedere keer weer
bij dat aards succes niet alles is, dat je een keuze moet
maken. Kijk, Mozes leidde aan het hof van de Farao een
mooi leven en toch, toen het erop aankwam, keek hij
verder dan deze aardse toekomst. Dat wil ik ook graag. Ik
wil graag gelukkig blijven en ik geniet ervan dat het nu zo
goed met mij gaat, maar uiteindelijk weet ik toch dat ik het
gelukkigst word met God. Weet je, als ik tachtig mag
gesprekken. Mijn vader en ik moeten meer naar momenten
zoeken om met elkaar over bijvoorbeeld het geloof te
praten. Niet dat we het onderwerp uit de weg gaan,
helemaal niet, maar het gaat er met mijn moeder gewoon
eerder en makkelijker over, denk ik.’
Op de vraag hoe dat tussen moeder Eveleens en zoon Bert
zit, volgt eerst een vragende blik van haar naar haar zoon.
Dan: ‘Het komt weleens voor dat we erover praten, maar
niet zo veel. Zo vaak zie ik hem nu ook weer niet, en ja
goed, wat moet ik zeggen … er komt ook altijd geen
gelegenheid voor.’
Bert: ‘Maar aan de andere kant, als het onderwerp ter
sprake komt, bijvoorbeeld het moment van sterven dat eens
zal komen, kunnen we het er wel over hebben.’ Moeder:
‘Ja, dan hebben we het er wel over. Als het zo uitkomt,
kunnen we best samen praten.’
John Piper
In het gezin van Bert en Margriet Eveleens is ‘heel veel
bespreekbaar’, volgens zoon Jan-Peter. ‘Allerlei dingen, de
gekste dingen, zou je kunnen zeggen. Maar zeker ook zaken
die met het geloof te maken hebben, komen hier regel-
matig op tafel. Dat is eigenlijk altijd zo geweest, ook toen
we klein waren en er aan tafel uit de kinderbijbel gelezen
werd. Dan stonden er van die vragen aan het einde van het
verhaal en praatten we daar vaak nog een poos over.’
Die verhalen uit de kinderbijbel herinnert Jan-Peter zich
nog levendig, vertelt hij. ‘Prachtig, de spannende geschie-
denissen over David bijvoorbeeld.’ Zelf, vertelt hij als ernaar
gevraagd wordt, leest hij ’s ochtends of ’s avonds een stuk
uit de Bijbel. ‘Af en toe pak ik ook mijn Bijbel als ik met de
trein naar Groningen reis, en om de week komen we als
bijbelkring binnen de CSFR bij elkaar om een bijbelhoofd-
stuk te bespreken. Wat ik ook fijn vind, is om via internet
een toespraak of preek te beluisteren van John Piper en
andere Amerikaanse voorgangers.’
Jan-Peter gebruikt de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV). Ook
thuis, bij zijn ouders in Putten, wordt aan tafel vooral uit de
NBV gelezen. Bert: ‘We hebben de Parallelbijbel, waarin
Statenvertaling en NBV naast elkaar staan. Ik lees vrij
standaard uit de NBV, vooral ook met het oog op de
kinderen. Maar als we bijvoorbeeld een bekend stuk lezen,
een Psalm bijvoorbeeld, wil ik nog weleens de Staten-
vertaling gebruiken. Ik ben een groot voorstander van de
Herziene Statenvertaling. De Statenvertaling is mij lief, ik
ben daarmee opgegroeid en de woorden klinken
vertrouwd. Omwille van de kinderen lees ik een laagdrem-
pelige vertaling. De HSV biedt volgens mij een prachtig
alternatief.’
Het gesprek dat volgt over wie welke vertaling gebruikt en
waarom, houdt wel even aan. Kleinzoon Jan-Peter is er zeer
uitgesproken over dat ‘toegankelijkheid van een vertaling
boven ieder principe verheven is’. ‘Dat een bijbelvertaling
in hedendaagse taal beschikbaar is, vind ik het belangrijk-
ste.’ Oma luistert weer vooral, zij leest het liefst ‘oude
vertaling’, vertelt ze. Omdat het ‘eerbiediger’ is en de
woorden van de Statenvertaling haar hart raken. Als
Jan-Peter zegt dat hij er ‘heel goed mee zou kunnen leven
als de Statenvertaling niet meer gebruikt zou worden’,
reageert ze: ‘Het zal wel. Ik kan het niet zo zien, maar goed,
3534
worden, hoop ik een fijn leven achter me te hebben. Maar
vooral hoop ik dat, even aangenomen dat ik kinderen en
kleinkinderen krijg, zij ook nog geloven; en dat ik dat net
als oma, aan hen doorgegeven heb.’