Interviewbundel 'In de familie'

5
27 26 Door Esther Spiering-de Hek Hun beleving en visie willen nog weleens verschillen, zeker tussen oma Eveleens en kleinzoon Jan-Peter. Soms, tijdens het gesprek aan tafel met de drie Eveleens, lijkt de generatiekloof bijna tastbaar. ‘Ach, ik ben oud’, is dan het commentaar van oma. Toch, ruim twee uur lang pratend over hoe de Bijbel, God en geloven hun leven tekenen, kleuren begrip en respect de ontmoeting. Jan-Peter: ‘Als ik tachtig mag worden, hoop ik dat ook mijn kinderen en kleinkinderen nog geloven; en dat ik dat net als oma, aan hen doorgegeven heb.’ Liefde voor God, betrokken bij kerkenwerk Moeder, zoon Bert en kleinzoon Jan-Peter Eveleens:

description

Uitgebreid interview met drie generaties (oma, vader en zoon Eveleens) over God en de Bijbel. Het verhaal staat in de bundel 'In de familie', verschenen t.g.v. de presentatie van de Herziene Statenvertaling (HSV), begin december 2010. Het interview is ook gepubliceerd in het blad 'De Wekker' (www.dewekker.com).

Transcript of Interviewbundel 'In de familie'

Page 1: Interviewbundel 'In de familie'

2726Door Esther Spiering-de Hek

Hun beleving en visie willen nog weleens

verschillen, zeker tussen oma Eveleens en

kleinzoon Jan-Peter. Soms, tijdens het

gesprek aan tafel met de drie Eveleens, lijkt

de generatiekloof bijna tastbaar. ‘Ach, ik ben

oud’, is dan het commentaar van oma. Toch,

ruim twee uur lang pratend over hoe de

Bijbel, God en geloven hun leven tekenen,

kleuren begrip en respect de ontmoeting.

Jan-Peter: ‘Als ik tachtig mag worden, hoop

ik dat ook mijn kinderen en kleinkinderen

nog geloven; en dat ik dat net als oma, aan

hen doorgegeven heb.’

Liefde voor God,betrokken bij kerkenwerk

Moeder, zoon Bert en kleinzoon Jan-Peter Eveleens:

Page 2: Interviewbundel 'In de familie'

28 29

Zittend aan de eetkamertafel bij zoon Bert en schoon-

dochter Margriet Eveleens, luistert mevrouw J. Eveleens-

van Dijk vooral. Naar haar 20-jarige kleinzoon Jan-Peter,

die enthousiast vertelt over zijn belijdenisdienst, nu

anderhalf jaar geleden. En naar haar zoon Bert, die ze even

tevoren ‘zo’n lieve, gehoorzame jongen’ noemde. Vaak, als

haar een vraag gesteld wordt, is het eerst vijf seconden

stil. Dan volgt het antwoord; niet langer dan nodig, maar

altijd inhoudsvol.

De zang

Ze is nu tachtig jaar, oma

Eveleens. Elf jaar geleden

overleed haar man, ze waren

toen 41 jaar getrouwd. ‘Dat is

nog iedere dag een groot

gemis’, zegt ze daarover. Ze

woonden toen al in Nunspeet,

maar zowel zij als haar man

groeide op in de bloemenstreek

Aalsmeer. Daar leerden ze

elkaar ook kennen, op de

zangvereniging van de christe-

lijke gereformeerde kerk van

Aalsmeer.

‘Als meisje van een jaar of

twintig ging ik naar de meisjesvereniging, de catechisatie

en de zang, allemaal van de kerk. Was je niet van de kerk,

dan ging je naar de veiling. Daar werd gedanst, dat was de

wereld en daar kwam je niet als christelijk meisje. Het was

dit of dat, er was geen tussenweg.

Voordat mijn man en ik verkering kregen, had ik een andere

vriend, een doopsgezinde jongen. Als ik zondags naar de

kerk ging, ging hij naar het voetbalveld. Dat liep vast, ik kon

op zondag niet meer luisteren, het deed mij zo zeer. Het was

een aardige, keurige jongen, maar alles kon ermee door,

dus is het uitgegaan. Op m’n 23e kreeg ik verkering met mijn

man, we zaten allebei in het bestuur van de zang, en ja’,

zegt ze met een lach, ‘als de bestuursvergadering afgelopen

was, moest ik natuurlijk naar

huis gebracht worden.’

Andere anekdotes uit haar

jeugdjaren komen nu op tafel,

tot vermaak van zoon Bert en

kleinzoon Jan-Peter. Zoals die

keer dat ze ’s avonds met haar

vriendin ‘de hele Meer’ door-

fietste om in Nieuw-Vennep een

dienst te bezoeken waar de

christelijke gereformeerde

professor G. Wisse sprak. ‘Mijn

moeder prees Wisse altijd zo, en

toen stond er in de krant dat

Wisse in Nieuw-Vennep zou

komen. Nou, dacht ik, die wil ik

dan ook weleens horen. Dus wij

een uur op de fiets om de man

te kunnen horen.’ Het is even

stil, en dan: ‘Nou, mijn type was het niet. Het spijt me,

misschien is het niet zo, maar de man kwam mij toch wat te

trots over. Met zo’n witte sjaal om en de nodige verhaaltjes,

nee … ik hield er niet van, het pakte mij niet.’

Op de vraag wat haar wel ‘pakte’, antwoordt mevrouw

Eveleens: ‘Nou, als je een goede preek hoorde. (stilte) Een

preek die je hart raakt, zodat je wel in de kerk zou willen

blijven zitten. En dat is nog steeds zo. Ik kan in de kerk

onder Gods Woord zo vertroost worden. Als er gepreekt

wordt uit Psalm 3 bijvoorbeeld, over de Heere die “een

Schild” voor mij is. Die Psalm heeft mij zo ontzettend

gegrepen, als ik die lees, voel ik mij veilig. Dat God mij kent

en beschermt, en dat ik mij aan Hem mag overgeven.’

Gospelmuziek

Het gezin Eveleens sr. telde vier kinderen, van wie zoon

Bert de oudste is. Toen Bert een jaar of zeven was, verhuis-

den hij en zijn ouders van Aalsmeer naar Driebergen, waar

ze actief betrokken waren bij de christelijke gereformeerde

kerk, eerst in Driebergen en later in Zeist. ‘Kenmerkend

voor ons gezinsleven thuis was de band met de kerk’, zegt

Bert. ‘Mijn vader was jarenlang ouderling, mijn moeder

draaide mee in het verenigingsleven en als kinderen

kreeg je de liefde voor de kerk eigenlijk met de paplepel

ingegoten.’

De appel valt niet ver van de boom, zo lijkt het. Ook in het

leven van Bert, zijn vrouw Margriet en hun vier kinderen is

de kerk geen randverschijnsel, integendeel. Vanaf hun

huwelijk, 22 jaar geleden, woont het gezin in het Veluwse

Putten en is daar lid van de christelijke gereformeerde kerk.

Bert werkt al jaren bij de politie, op dit moment als

inspecteur op een bureaufunctie.

‘Toen ik 21 jaar was, heb ik belijdenis gedaan’, vertelt Bert.

‘Dat was een bewuste keuze natuurlijk, hoewel het geloof

iets is wat er doordat het zo centraal stond in ons gezin,

bijna automatisch geweest is. Ik ben erin opgevoed, erin

meegegaan en het is iets persoonlijks geworden. Ik sta nu

op een ander punt in mijn geloofsleven dan toen ik

belijdenis deed, dat moment van belijdenis doen heb ik

niet eens meer helder voor ogen.

Ik was en ben nog een groot liefhebber van muziek, vooral

gospelmuziek. Ik ging als twintiger veel naar concerten,

naar de 2nd Chapter of Acts bijvoorbeeld, toen en nog

steeds een bekende christelijke gospelband. ‘k Ben een vrij

rationeel mens en niet zo’n prater over geestelijke dingen.

Maar het luisteren naar christelijke muziek heeft mij een

duwtje gegeven om God te volgen. Muziek luisteren is voor

mij contact maken met mijn geestelijk leven, met mijn

innerlijk. Misschien moet je dit wel zelf ervaren om te

begrijpen, maar het is eenvoudigweg zo dat een mooi stuk

christelijke muziek vaak meer met mij doet dan een preek.

In preken worden mij vooral qua leer en kennis bouw-

stenen aangedragen, maar geloofsbeleving zit voor mij toch

meer in het luisteren en meezingen met muziek.

Ik ervaar dat God muziek gebruikt in mijn leven om het

contact met Hem open te houden. Vorig jaar was ik voor

mijn werk een jaar lang in Bosnië. Ik was daar veel alleen

en zat urenlang in m’n eentje in de auto. Ik zorgde altijd

dat ik muziek bij me had tijdens die ritten en heb in die

auto goede uren beleefd.’

Of Jan-Peter op zijn vader lijkt? ‘Nee’, antwoordt hij, ‘ik lijk

meer op m’n moeder, denk ik. Ik ben niet zo’n rationeel

type, maar meer spontaan, gevoelig, open en een echte

prater. Wel houd ik net als mijn vader van muziek. Als we

samen in de auto zitten, vinden we altijd wel een cd’tje dat

we allebei leuk vinden. Da’s wel gezellig.’

Page 3: Interviewbundel 'In de familie'

3130

Troost

Het gesprek komt op het leven met God, in wie ze alle drie

van harte geloven: moeder, zoon en kleinzoon. De 80-jarige

mevrouw Eveleens vertelt hoe ze ’s avonds, bij het naar bed

gaan, ‘de ene psalm na de andere’ zingt. ‘Niet hardop, maar

in m’n hoofd. Psalm 3 zit daar altijd bij: “Maar, trouwe God,

Gij zijt, het schild, dat mij bevrijdt, mijn eer, mijn vast

betrouwen.” Daar heb ik zo’n troost aan, dan kan ik er weer

helemaal tegen. Dan mag ik in mijn eenzaamheid weten dat

de Heere overal van

weet en dat ik alles in

Zijn hand mag geven.

Ik zal de Heere niet

kunnen missen, en

toch is er bij mij vaak

die twijfel. Ik ben nu

tachtig jaar en de

Heere heeft veel van

me afgenomen met

het sterven van mijn

man. Maar ik ben

gezegend met

kinderen en kleinkin-

deren, en daar geniet

ik zo van. Dan denk ik,

er staat in de Bijbel:

“Wie vader of moeder

liefheeft boven Mij, is

Mijns niet waardig.” En hoeveel houd ik niet van mijn

kinderen en kleinkinderen; ik ga erin op als ze wat manke-

ren, ik zit zo aan hen vast. En dan denk ik, ik heb het ook

niet verdiend wat ik allemaal mag hebben. (stilte) Ja, ik

vind het soms heel moeilijk. En toch mag ik weten dat de

Heere hier ook van weet en dat ik dit aan Hem mag

overlaten. Toen mijn man nog leefde en er was iemand

overleden, zeiden we vaak tegen elkaar: “Dat moment van

sterven komt ook eens voor ons.” En dan zei mijn man:

“Moeder, dan krijg je ook stervensgenade.” Dat gold voor

hem, en zal ook voor mij gelden.’

Zoon Bert: ‘Als ik mijn moeder zo hoor spreken, herken ik

haar erin. Het geloof in God raakt heel haar wezen, het is

voor haar heel belangrijk. Ook bij mijn

vader was dat zo. De liefde voor God, de

liefde voor de kerk en de betrokkenheid

bij het kerkenwerk typeerden hun leven.

Eerlijk gezegd ben ik hier wel een beetje

jaloers op, en dan bedoel ik vooral op de

intensiteit van hun beleving.

Het geloof in God is een onmisbaar

onderdeel in mijn leven. Ik ben druk met

mijn werk en het gezin, maar toch denk ik

geregeld na over mijn leven met God en

spreek ik in gedachten met Hem. Dan

dank ik God voor de zegeningen die ik

gekregen heb. Dat kan tijdens het

autorijden zijn, tijdens het luisteren naar

muziek of tijdens een lekkere wandeling

in het bos. Maar ik blijf toch een rationeel

mens, en denk dat ik daardoor ook het

geestelijk leven minder intens en diep

beleef dan mijn moeder bijvoorbeeld. Terwijl ik dat best

graag zou willen, daar ben ik heel eerlijk in.’

Jan-Peter: ‘Mijn vader is vrij gesloten. Mijn moeder is veel

opener, met haar voeren we ook vaker persoonlijke

Sinds vorig jaar woont Jan-Peter op kamers in Groningen,

waar hij International Business and Management studeert

aan de Rijksuniversiteit Groningen. Bijna ieder weekend

treint hij terug naar Putten, waarom? ‘Het is gezellig hier

en m’n vriendin komt dan ook. Doordeweeks ben ik graag

in Groningen, maar in het weekend ben ik toch graag

lekker thuis.’

Jan-Peter: ‘Ik kom uit een warm nest, dat kan ik van harte

zeggen. Ik ben daar dankbaar voor, omdat ik om mij heen

ook zie dat het anders kan. Ik heb diverse vrienden die een

lastige jeugd gehad hebben en met een enorme schram

lopen. Ik heb een heel fijne opvoeding gehad. Je zou

kunnen zeggen dat ik opgegroeid ben in een ideale

omgeving om een persoonlijke relatie met God op te

bouwen. Mijn ouders zijn betrokken christenen, ik heb fijne

vrienden die ook zelf geloven en zat op een positieve

jeugdvereniging van de kerk. Ik ben groot geworden in een

omgeving waar geloven in God als iets heel positiefs werd

gezien. Ik denk dat ik daardoor van binnen ben geraakt.’

Warm

‘Toen ik achttien was, heb ik belijdenis gedaan. Ik was

eraan toe, misschien ook wel doordat er in mijn leven nooit

een periode is geweest dat ik niet naar de kerk wilde en

geloven maar niks vond. Ik wilde serieus een persoonlijke

relatie met God opbouwen en vond het ook heel boeiend om

mijn kennis te verdiepen tijdens de belijdeniscatechisaties.

Ja, stel dat het in mijn tienerjaren allemaal wat minder

gladjes was gelopen, dat ik in de kerk bijvoorbeeld geen

aansluiting had met andere jongeren of vooral niet-

christelijke vrienden had. Dan had ik misschien niet op mijn

achttiende belijdenis gedaan, maar ik denk wel dat ik de

keuze had gemaakt om God te volgen. Het zit erin, denk ik.

Ik ben zo’n type dat zomaar heel warm kan worden voor

dingen. Ik heb wel meegemaakt dat ik na een preek

helemaal enthousiast was om voluit voor God te gaan. En

die bevlogenheid wordt niet minder, ook niet nu ik studeer.

Juist op de studentenvereniging leer ik weer op een andere

manier veel over geloven. Had ik voor mijn studententijd de

keuze nog niet gemaakt om belijdenis te doen, dan had ik

het nu wel gedaan, denk ik.’

Jan-Peter geniet van zijn leven, dat straalt hij uit en dat

beaamt hij volmondig. ‘Het gaat goed met mijn studie,

ik heb een lieve vriendin en leid een heerlijk leven in

Groningen. Inderdaad, een biertje drinken hoort daar zeker

wel bij en af en toe uitgaan. Ik kan dat als christen verant-

woorden, plezier hebben en geloven sluiten elkaar niet uit,

denk ik. Hoewel ik als gelovige wel duidelijk mijn grenzen

in de gaten probeer te houden.’

Als oma Eveleens gevraagd wordt te reageren op wat

Jan-Peter vertelt, is het eerst even stil. Dan zegt ze: ‘De

verleiding is tegenwoordig voor de jeugd zoveel groter dan

toen wij jong waren. Wij deden ook leuke dingen en

hadden ook schik, maar toch was het anders. Er was

duidelijk een grens tussen de kerk en de wereld. Je hield je

als kerkmens verre van dingen waar de wereld druk mee

was, zoals feesten en dansen. Maar dat is tegenwoordig

blijkbaar allemaal anders.’

Page 4: Interviewbundel 'In de familie'

32 33

ik ben oud.’ Even daarna: ‘Ik kan

niet begrijpen dat de Statenver-

taling niet begrepen wordt. Er

staat zoveel in de Bijbel waar

we zat aan hebben. Laat wat we

niet kunnen begrijpen dan

gerust maar liggen, want er is

genoeg wat we wel kunnen

begrijpen. Nee, ik vind een

andere vertaling niet zo nodig,

maar ik ben oud, zei ik al. Ik ben

het allemaal gewend, maar het

wordt toch ook in de kerk

uitgelegd? Dat is niet voor niets.’

Kernbegrip

Een bijbeltekst die haar na aan het hart ligt, is de tekst

‘Mijn genade is u genoeg’ uit 2 Korinthe 12, zegt ze op de

vraag welke bijbeltekst bepalend is voor haar. ‘Als je

twijfelt, ga je zoeken. Als je het moeilijk hebt, ga je zoeken.

En dan kom je erachter dat je niets mee kunt brengen, dat

het niets anders dan genade is. Daar komt het in Gods

Woord zo vaak op neer, dat je maar één ding nodig hebt en

dat is genade. Als ik dat lees, kan ik er weer tegen.’

Bert Eveleens leest Psalm 27: 1: ‘De heere is mijn licht en mijn

heil, voor wie zou ik vrezen? De heere is mijn levenskracht,

voor wie zou ik verschrikt zijn?’ ‘Gods bescherming, waar

het in dit vers over gaat, is een kernbegrip in mijn geloofsle-

ven. Ik weet dat de Heere God mij ziet, op ieder moment in

mijn leven. Hij zorgt als een Vader voor mij, weet van alles

af en dus overkomen dingen mij

in het leven ook niet zomaar. In

Psalm 139 wordt prachtig

geschreven over de alwetend-

heid van God. Die psalm spreekt

mij ook bijzonder aan.’

Jan-Peter ten slotte slaat de

Bijbel open bij Hebreën 11 en

leest vers 24 tot en met 26:

‘Door het geloof heeft Mozes,

toen hij groot geworden was,

geweigerd een zoon van de

dochter van de farao genoemd

te worden. Hij koos ervoor

liever met het volk van God

slecht behandeld te worden dan voor een tijd het genot van

de zonde te hebben. Hij hield de smaad van Christus voor

grotere rijkdom dan de schatten in Egypte, want hij had het

loon voor ogen.’

‘Twee jaar geleden heb ik een preek gehoord over dit

gedeelte en sindsdien zijn deze teksten heel belangrijk voor

me. Ik studeer bedrijfskunde in Groningen, een studie

waarmee je voor het grote geld en een goede carrière kunt

gaan. Onderhuids heb ik die drive ook, merk ik. Het succes

trekt me, maar deze tekst bepaalt mij er iedere keer weer

bij dat aards succes niet alles is, dat je een keuze moet

maken. Kijk, Mozes leidde aan het hof van de Farao een

mooi leven en toch, toen het erop aankwam, keek hij

verder dan deze aardse toekomst. Dat wil ik ook graag. Ik

wil graag gelukkig blijven en ik geniet ervan dat het nu zo

goed met mij gaat, maar uiteindelijk weet ik toch dat ik het

gelukkigst word met God. Weet je, als ik tachtig mag

gesprekken. Mijn vader en ik moeten meer naar momenten

zoeken om met elkaar over bijvoorbeeld het geloof te

praten. Niet dat we het onderwerp uit de weg gaan,

helemaal niet, maar het gaat er met mijn moeder gewoon

eerder en makkelijker over, denk ik.’

Op de vraag hoe dat tussen moeder Eveleens en zoon Bert

zit, volgt eerst een vragende blik van haar naar haar zoon.

Dan: ‘Het komt weleens voor dat we erover praten, maar

niet zo veel. Zo vaak zie ik hem nu ook weer niet, en ja

goed, wat moet ik zeggen … er komt ook altijd geen

gelegenheid voor.’

Bert: ‘Maar aan de andere kant, als het onderwerp ter

sprake komt, bijvoorbeeld het moment van sterven dat eens

zal komen, kunnen we het er wel over hebben.’ Moeder:

‘Ja, dan hebben we het er wel over. Als het zo uitkomt,

kunnen we best samen praten.’

John Piper

In het gezin van Bert en Margriet Eveleens is ‘heel veel

bespreekbaar’, volgens zoon Jan-Peter. ‘Allerlei dingen, de

gekste dingen, zou je kunnen zeggen. Maar zeker ook zaken

die met het geloof te maken hebben, komen hier regel-

matig op tafel. Dat is eigenlijk altijd zo geweest, ook toen

we klein waren en er aan tafel uit de kinderbijbel gelezen

werd. Dan stonden er van die vragen aan het einde van het

verhaal en praatten we daar vaak nog een poos over.’

Die verhalen uit de kinderbijbel herinnert Jan-Peter zich

nog levendig, vertelt hij. ‘Prachtig, de spannende geschie-

denissen over David bijvoorbeeld.’ Zelf, vertelt hij als ernaar

gevraagd wordt, leest hij ’s ochtends of ’s avonds een stuk

uit de Bijbel. ‘Af en toe pak ik ook mijn Bijbel als ik met de

trein naar Groningen reis, en om de week komen we als

bijbelkring binnen de CSFR bij elkaar om een bijbelhoofd-

stuk te bespreken. Wat ik ook fijn vind, is om via internet

een toespraak of preek te beluisteren van John Piper en

andere Amerikaanse voorgangers.’

Jan-Peter gebruikt de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV). Ook

thuis, bij zijn ouders in Putten, wordt aan tafel vooral uit de

NBV gelezen. Bert: ‘We hebben de Parallelbijbel, waarin

Statenvertaling en NBV naast elkaar staan. Ik lees vrij

standaard uit de NBV, vooral ook met het oog op de

kinderen. Maar als we bijvoorbeeld een bekend stuk lezen,

een Psalm bijvoorbeeld, wil ik nog weleens de Staten-

vertaling gebruiken. Ik ben een groot voorstander van de

Herziene Statenvertaling. De Statenvertaling is mij lief, ik

ben daarmee opgegroeid en de woorden klinken

vertrouwd. Omwille van de kinderen lees ik een laagdrem-

pelige vertaling. De HSV biedt volgens mij een prachtig

alternatief.’

Het gesprek dat volgt over wie welke vertaling gebruikt en

waarom, houdt wel even aan. Kleinzoon Jan-Peter is er zeer

uitgesproken over dat ‘toegankelijkheid van een vertaling

boven ieder principe verheven is’. ‘Dat een bijbelvertaling

in hedendaagse taal beschikbaar is, vind ik het belangrijk-

ste.’ Oma luistert weer vooral, zij leest het liefst ‘oude

vertaling’, vertelt ze. Omdat het ‘eerbiediger’ is en de

woorden van de Statenvertaling haar hart raken. Als

Jan-Peter zegt dat hij er ‘heel goed mee zou kunnen leven

als de Statenvertaling niet meer gebruikt zou worden’,

reageert ze: ‘Het zal wel. Ik kan het niet zo zien, maar goed,

Page 5: Interviewbundel 'In de familie'

3534

worden, hoop ik een fijn leven achter me te hebben. Maar

vooral hoop ik dat, even aangenomen dat ik kinderen en

kleinkinderen krijg, zij ook nog geloven; en dat ik dat net

als oma, aan hen doorgegeven heb.’