Moesa de slavenbevrijder - Moskee | ICCW | WoerdenOmdat een minister van de schatkist een hoge...

45
MÔESA DE SLAVENBEVRIJDER Abderrahiem Skori Abderrahiem Skori Abderrahiem Skori Abderrahiem Skori Youunis El Atrach Youunis El Atrach Youunis El Atrach Youunis El Atrach Profeten waren bevrijders en begeleiders. Per Het verhaal van de Farao en Môesa is een Het verhaal van de Farao en Môesa is een Het verhaal van de Farao en Môesa is een Het verhaal van de Farao en Môesa is een weerspiegeling van wat er vandaag de dag weerspiegeling van wat er vandaag de dag weerspiegeling van wat er vandaag de dag weerspiegeling van wat er vandaag de dag allemaal gebeurt in deze wer allemaal gebeurt in deze wer allemaal gebeurt in deze wer allemaal gebeurt in deze wereld. eld. eld. eld. De tegenwoordige Farao’s verheiligen zichzelf en De tegenwoordige Farao’s verheiligen zichzelf en De tegenwoordige Farao’s verheiligen zichzelf en De tegenwoordige Farao’s verheiligen zichzelf en onderdrukken onderdrukken onderdrukken onderdrukken vele vele vele vele mensen over de mensen over de mensen over de mensen over de hele hele hele hele wereld wereld wereld wereld.

Transcript of Moesa de slavenbevrijder - Moskee | ICCW | WoerdenOmdat een minister van de schatkist een hoge...

  • MÔESA DE

    SLAVENBEVRIJDER

    Abderrahiem SkoriAbderrahiem SkoriAbderrahiem SkoriAbderrahiem Skori

    Youunis El AtrachYouunis El AtrachYouunis El AtrachYouunis El Atrach

    Profeten waren bevrijders en

    begeleiders.

    Per

    Het verhaal van de Farao en Môesa is een Het verhaal van de Farao en Môesa is een Het verhaal van de Farao en Môesa is een Het verhaal van de Farao en Môesa is een

    weerspiegeling van wat er vandaag de dag weerspiegeling van wat er vandaag de dag weerspiegeling van wat er vandaag de dag weerspiegeling van wat er vandaag de dag

    allemaal gebeurt in deze werallemaal gebeurt in deze werallemaal gebeurt in deze werallemaal gebeurt in deze wereld.eld.eld.eld.

    De tegenwoordige Farao’s verheiligen zichzelf en De tegenwoordige Farao’s verheiligen zichzelf en De tegenwoordige Farao’s verheiligen zichzelf en De tegenwoordige Farao’s verheiligen zichzelf en

    onderdrukken onderdrukken onderdrukken onderdrukken vele vele vele vele mensen over demensen over demensen over demensen over de helehelehelehele wereldwereldwereldwereld....

  • Môesa, de slavenbevrijder

    Pagina 1

    Môesa, de slavenbevrijder V R I J H E I D I S M E N S G ROV R I J H E I D I S M E N S G ROV R I J H E I D I S M E N S G ROV R I J H E I D I S M E N S G RO O T S T E G E S C H E N KO T S T E G E S C H E N KO T S T E G E S C H E N KO T S T E G E S C H E N K V A N A L L A H V A N A L L A H V A N A L L A H V A N A L L A H

    Niet alleen verhalen

    Vele verhalen uit de Koran zijn zo prachtig omschreven opdat wij ons er ook in kunnen plaatsen. Zo lopen vele verhalen uit de Koran parallel met ons hedendaagse leven. Aan de hand van het verhaal van Môesa, zien we hoe Allah te werk gaat en hoe sterk Zijn interactieve relatie met de mens is. Môesa is de meest genoemde profeet in de Koran. Hij wordt 136 maal genoemd bij naam terwijl profeet Mohammed slechts 4 keer genoemd is bij naam! Bani-Israiel (de Israëlieten, de Joden) is het meest benaderde volk in de Koran! Er is een Arabisch gezegde dat een antwoord biedt:

    Allah wilde dus in eerste instantie profeet Mohammed steunen met de biografie van profeet Môesa die veelvuldig zware ellende meemaakte. In tweede instantie wil Allah de gelovigen (altijd) waarschuwen voor bepaald ernstige kwalen met een waar gebeurd verhaal.

    Yoesof

    Profeet Yoesof of Jozef haalde zijn familie naar Egypte nadat hij benoemd was als minister van financiën in Egypte. Omdat een minister van de schatkist een hoge status in Egypte had, leefden Yoesof en zijn familie op hoge stand. De Joodse familie die in eerste instantie uit Yoesof, zijn vader Jacob (die ook Israël heette) en zijn 11 broers bestond, groeide hard zowel sociaal als economisch. Tegen het eind van het leven van Yoesof waren de succesvolle Israëlieten dicht bij de top van de Egyptische samenleving. Nadat Yoesof overleden was, werden de Israëlieten in de loop van de tijd gediscrimineerd en achtergesteld door het Egyptische volk en hun nieuwe leiders. De Israëlieten zijn van een hoge stand naar beneden gekelderd en op de maatschappelijke ladder gezakt naar een status van slaven!

    أكثر من ذكره... إذا أحب أو خاف المرء شيئاً “Men benoemt vaak zijn geliefde en zijn angsten!”

  • Môesa, de slavenbevrijder

    Pagina 2

    Niemand weet precies hoe groot de periode is geweest tussen Yoesof en Môesa. Sommige historici schatten dat ongeveer 80.000 Israëlieten met Môesa uit Egypte vluchtten.

    Als slaven mochten en konden de Israëlieten niet ontsnappen naar het gebied van herkomst dat zich rond Jeruzalem bevond. De Egyptenaren hadden de Israëlieten omringd door natuurlijke grenzen waardoor ontsnappen bijna onmogelijk werd. Iedere poging om te ontsnappen werd hard en massaal gestraft. Geologen bevestigen nu dat ondanks de Nijl tegenwoordig alleen met zijn twee hoofdtakken richting de Middellandse zee loopt, dat er vroeger ook nog een derde hoofdtak naar de Rode Zee vloeide. Historici bevestigen ook dat de verschillende koningen van Egypte – de Farao’s- zich altijd ten Zuiden van de Nijl schuil hielden om eventuele aanvallen vanuit het Oosten (Azië) tegen te kunnen gaan. Zo hadden de Farao’s en hun lieden zich gevestigd in het Zuidelijk en Oostelijk gebied van de Nijl omdat ze daar het veiligst waren. De Israëlieten moesten ten Noorden van de rijke hoofdstad wonen. De Farao’s hadden de Israëlieten dus ingesloten en hadden ze geplaatst tussen de zwaar beveiligde hoofdstad en de twee grote rivieren zodat ze nergens heen konden vluchten.

    Herkenning

    De verhalen in de Koran zijn een spiegel voor wat mensen toen, tegenwoordig en in de toekomst zullen meemaken. Slavernij en de slavenjacht in de VS een paar eeuwen geleden is daar een goed voorbeeld van. De

    oorspronkelijke bewoners van Amerika heetten de Indianen. Toen kwamen er de Europeanen die

    de macht overnamen. Daarna ontvoerden de blanke superieure bezetters regelmatig Afrikanen om

    hard voor hen te werken in het nieuwe land “Amerika”. De Afrikanen werden als slaven van de

    Europeanen heel slecht behandeld. Ook zij konden moeilijk ontsnappen zonder uitweg.

    Zo waren de Israëlieten gevangen in Egypte waar de Farao de Israëlieten streng in de gaten hield en de machtloze Israëlieten geen uitweg meer hadden.

  • Môesa, de slavenbevrijder

    Pagina 3

    De obsessie en de slachtpartij

    Bij de tijd van de geboorte van Môesa was de situatie van Bani-Israiel erger dan nooit tevoren. De Farao van die tijd was geobsedeerd door de gedachte dat er een baby uit de Israëlieten geboren zou worden die later zou opstaan om hem te verslaan. Vele bronnen vertellen dat de Farao dit had gedroomd. Deze droom staat in ieder geval niet in de koran vermeld. Maar het zou ook kunnen zijn dat dit door de waarzeggers gespeculeerd of door de leiders rond de Farao gesuggereerd werd om het Israëlitische volk verder te onderdrukken. De racistische vicepremier Hamaan die veel invloed op de toenmalige Farao had, had een ontzettende hekel aan de Israëlieten en wilde hen altijd onder de duim houden. De Farao was zo bang en geobsedeerd door deze gedachte dat hij een wet maakte om alle nieuw geboren baby jongens van Bani-Israiel te slachten! In die tijd waren de Egyptenaren al bekend met het bijhouden van bevolkingsregisters. Zo werden alle zwangere Israëlitische vrouwen opgenomen en geregistreerd in een nieuw register. Ze werden streng gecontroleerd. Indien er een babyjongetje geboren werd, werd deze meteen geslacht door de soldaten van de Farao. Dit is de grootste misdaad in de geschiedenis van de mens tegenover zijn medemens. Dit is zelfs niet te vergelijken met de daden van Hitler en de Holocaust. De Farao is echt de allergrootste schurk en crimineel uit de geschiedenis.

    Al-qassas 28, vers 4

    In die tijd was in verwachting raken voor de Israëlitische vrouwen een ramp! Zwanger worden betekende een grote kans op een babyjongetje die vervolgens door de wet van de tiran afgemaakt zou worden. In die tijd was de dag van de bevalling geen mooie droom, maar een ware nachtmerrie. Het is dus niet een vreemde gedachte die onder de geleerden heerst dat de zwaarste straffen op de dag des oordeels onder de djinn op Iblies (de shaitaan of de duivel) en onder de mensen op deze Farao zal vallen.

    ُهْم يَُذبحُ َال ِيف ِإن ِفْرَعْوَن عَ أَبـَْناءُهْم َوَيْسَتْحِيي ِنَساءُهْم اْألَْرِض َوَجَعَل أَْهَلَها ِشيَـًعا َيْسَتْضِعُف طَائَِفًة منـْ ﴾٤﴿ اْلُمْفِسِدينَ ِإنُه َكاَن ِمنَ

    Fir'aun verhief zich op de aarde en hij verdeelde het volk in partijen. Hij onderdrukte één gedeelte van hen (de Israëlieten) , hij slachtte hun zonen en verkrachtte hun vrouwen. Voorwaar, hij behoorde tot de verderfzaaiers.

  • Môesa, de slavenbevrijder

    Pagina 4

    Geboorte van Môesa

    In deze bovengenoemde omstandigheden is Môesa geboren in het slavengebied ten Noorden van het paleis van de Farao (zie bovenstaande kaart). Ondanks veel vrees en zorgen heeft de moeder van Môesa haar zoon in een mand gelegd en in de rivier de Nijl geworpen met alle vertrouwen in Allah. Later is de mand met Môesa erin uit de Nijl gevist door de vrouw van de Farao die het kind wilde houden. Het pasgeboren baby’tje bleef huilen en wees de borstvoeding van alle vrouwen af. De zus van Môesa moest van haar moeder Môesa volgen. Zij heeft aan de wanhopige vrouw van de Farao voorgesteld dat haar moeder borstvoeding zou kunnen geven aan het kind. Toen is Môesa’s moeder opgeroepen en zij was de enige vrouw bij wie Môesa de melk wilde blijven drinken. Zo maakte Allah Zijn belofte aan de moeder van Môesa -om haar kind terug te geven aan haar- waar.

    Al-qassas28, verzen 7-13

    َنا ِإَىلٰ أُم ُموَسٰى َأْن أَْرِضِعيهِ َوَأْوحَ ِإنا رَادوُه إِلَْيِك فَِإَذا ِخْفِت َعَلْيِه َفأَْلِقيِه ِيف اْلَيم َوَال َختَاِيف َوَال َحتَْزِين يـِْفْرَعْوَن َوَهاَماَن َوُجُنوَدُمهَا ِإن وَن َهلُْم َعُدوا َوَحَزنًا﴾ فَاْلتَـَقطَُه آُل ِفْرَعْوَن لَِيكُ ٧َوَجاِعُلوُه ِمَن اْلُمْرَسِلَني ﴿

    َال تـَْقتـُُلوُه َعَسٰى َأن يَنَفَعَنا أَْو نـَتِخَذُه َوَلًدا ﴾ َوقَاَلِت اْمرََأُت ِفْرَعْوَن قـُرُت َعْنيٍ يل َوَلكَ ٨َكانُوا َخاِطِئَني ﴿َكاَدْت لَتُْبِدي بِِه َلْوَال أَن رَبْطَنا َعَلٰى قـَْلِبَها لَِتُكوَن ِإن ﴾ َوَأْصَبَح فـَُؤاُد أُم ُموَسٰى فَارًِغا٩َوُهْم َال َيْشُعُروَن ﴿

    ﴾ َوَحرْمَنا َعَلْيِه ١١فـََبُصَرْت ِبِه َعن ُجُنٍب َوُهْم َال َيْشُعُروَن ﴿ ﴾ َوقَاَلْت ِألُْخِتِه ُقصيهِ ١٠ِمَن اْلُمْؤِمِنَني ﴿﴾ فـََرَدْدنَاُه ِإَىلٰ ١٢َعَلٰى َأْهِل بـَْيٍت َيْكُفُلونَُه َلُكْم َوُهْم َلُه نَاِصُحوَن ﴿ اْلَمرَاِضَع ِمن قـَْبُل فـََقاَلْت َهْل أَُدلُكمْ

    نـَُها َوَال َحتَْزَن َولِتَـْعَلَم َأن َوْعَد اللِه َحق َولَِٰكن َأْكثـََرُهْم َال يـَْعَلُمونَ ﴾١٣﴿ أُمِه َكْي تـََقر َعيـْ(7) Wij inspireerden de moeder van Môesa: "Zoog hem", maar als jij voor hem vreest, werp hem dan in de rivier en vrees niet en treur niet. Voorwaar, Wij zullen hem bij jou terugbrengen en hem tot één van de boodschappers maken. (8) Toen pikte het gezin van Fir'aun hem uit de rivier op, zodat hij een vijand van hen en een bron van droefenis zou worden. Voorwaar, Fir'aun, Hâmân en hun krijgers waren zondaren. (9) De vrouw van Fir'aun zei: "Dit is een schattig kind. Doodt hem niet, hij kan nuttig voor ons zijn of wij kunnen hem als zoon nemen." Zij beseften de gevolgen van wat zij deden niet. (10) Tegelijkertijd was het hart van de moeder van Môesa met leegte vervuld en als Wij haar gelovige hart niet versterkt hadden, had zij bijna zijn afkomst verraden. (11) "Volg hem." zei de moeder tegen zijn (Môesa) zus die hem op een afstand ongemerkt bekeek. (12) Wij hebben hem alle zoogmoeders verboden totdat zijn zus kwam en zei tegen de familie van Fir'aun: "Zal ik jullie een huisgezin wijzen dat hem voor jullie zal verzorgen en hem zal opvoeden?" (13) Zo gaven Wij hem aan zijn moeder terug zodat zij zich kon troosten en niet bedroefd zou worden. En opdat zij zou beseffen dat de belofte van Allah waarheid is, maar de meesten van de mensen beseffen de waarheid niet.

  • Môesa, de slavenbevrijder

    Pagina 5

    Allah’s krijgslist ! مكر هللا

    Nu een paar opmerkelijke vragen:

    Hoe ontdook Môesa het register? Hoe accepteert de Farao het opgeviste kindje uit de Nijl zonder het vermoeden dat hij

    Joods was? Hoe ontging de achterdochtige Farao dat het kindje Môesa alleen de borstvoeding van een

    Joodse vrouw accepteerde? Toen Môesa uit de Nijl gevist werd, had niemand een vermoeden dat hij Israëliet kon zijn! Dit kwam, volgens sommige geleerden, doordat de Israëlieten ten Noorden van de stad van de Farao woonden terwijl de Nijl vanuit het Zuiden naar het Noorden afstroomt. Dit houdt in dat het mandje van Môesa tegen de stroomrichting van de Nijl in moest hebben gedreven! Dit was onlogisch en ondenkbaar. Zo heeft Allah de Farao in de maling genomen door een klein wondertje! Zo kwam het dat de Farao geen enkel vermoeden kreeg dat het kind van Joodse afkomst zou kunnen zijn.

    Taa-Haa 20, verzen 38-39 De Farao had er ook veel vertrouwen in dat het register strikt en streng werd bijgehouden. Hârôen of Aaron (de oudere broer van Môesa) speelde hierin een grote rol. Hârôen was al geboren toen de slachtpartij begon. De moeder werd weer snel zwanger terwijl Hârôen net een paar maanden oud was. In die tijd al was het algemeen bekend dat een moeder die borstvoeding geeft, nauwelijks zwanger kon raken. Daarom stond waarschijnlijk deze nieuw zwangerschap niet in het register! Toen Môesa geboren werd, was Hârôen ongeveer één jaar oud en kreeg nog steeds borstvoeding wat in die tijd gebruikelijk was voor minstens twee jaar. Daarom wekte de aanwezigheid van Hârôen bij zijn moeder geen vermoedens op bij de Farao en zijn lieden. Zo heeft de aanwezigheid van Hârôen het leven van Môesa als het ware twee keer gered.

    Eigenlijk heeft Allah de slimheid van de hoogmoedige Farao in de hard maling genomen als een deel van een groot slim plan! Zo pakt Allah altijd iedere hardnekkige overtreder aan en geeft hem een harde draai om de oren als een snelle straf en ook als medicijn voor de hoogmoed, in de hoop dat hij ermee ophoudt en terugkeert naar het juiste pad.

    َنا ِإَىلٰ ﴾ َأِن اْقِذِفيِه ِيف التابُوِت فَاْقِذِفيِه ِيف اْلَيم فـَْليـُْلِقِه اْلَيم بِالساِحِل ٣٨ أُمَك َما يُوَحٰى ﴿ِإْذ َأْوَحيـْ ﴾٣٩﴿ ِمّىن َولُِتصَنَع َعلٰى َعيىن بِالّساِحِل يَأُخذُه َعُدو ىل َوَعُدو َلُه َوأَلَقيُت َعَليَك َحمَبةً

    (38) Toen We jouw moeder inspireerden: (39) “Leg hem in de kist en werp hem in de rivier die hem op de kust zal werpen zodat een vijand van Mij en van hem zal opnemen. En Ik heb Mijn liefde over jou (Moesa) uitgestort opdat jij onder Mijn toezicht grootgebracht werd.”

  • Môesa, de slavenbevrijder

    Pagina 6

    De drie fasen van Môesa’s leven Môesa leefde volgens de historici ongeveer 120 jaar. Het leven van Môesa kan in 3 fasen verdeeld worden. Iedere fase beslaat ongeveer 40 jaar.

    De eerste fase

    In het paleis van de Farao

    Môesa werd grootgebracht als een klein prinsje in het paleis van de Farao. Sinds de moeder van Môesa werd opgeroepen om Môesa borstvoeding te geven, is ze waarschijnlijk met haar kleine gezin het paleis ingetrokken. Môesa had dus zijn eigen moeder als een borstvoedster, babysitter en verzorgster. Zeker in een later stadium speelde zij een grote rol als opvoedster. Môesa had dus goede contacten met zijn echte familie en groeide samen met zijn broer Hârôen op. Wanneer Môesa achter de waarheid van zijn echte familie kwam is onbekend, maar wat zeker is, is het feit dat het Môesa goed was gelukt om de waarheid verborgen te houden. Môesa was een slimme jongen die door de leraren in het paleis hoog opgeleid werd. Wij kunnen dus stellen dat Môesa tussen twee sterke stromen en culturen opgevoed en opgegroeid is. Hij leerde aan de ene kant dat de Farao de God was. Aan de andere kant kreeg Môesa natuurlijk via zijn moeder te horen dat er maar Één Echte God bestaat. Op een bepaald moment moest de echte familie van Môesa het paleis verlaten en teruggaan naar hun gebied. Blijkbaar onderhield Môesa op dat moment nog contacten met zijn familie. Môesa groeide op als een typische puber die ook steeds opstandiger, pittiger en kritischer werd tegenover zijn Egyptische leraren en opvoeders. Vele klachten bereikten de Farao die het toen kennelijk normaal vond en niets anders verwachtte van een verwende puber en een ‘zoon’ van de machtigste man op aarde. Zeker de dolverliefde Egyptische moeder van Môesa- de vrouw van de Farao- had een grote rol gespeeld in het beschermen van Môesa. De Farao had op dat moment nog steeds geen vermoeden dat Môesa het Joodse jongetje was uit zijn droom. Dit kwam door het grote wonder van het mandje waar Môesa in lag dat vanuit het Noorden naar het Zuiden dreef. Dus leefde Môesa de eerste 30 jaar in het paleis van de Egyptische Farao en daar werd hij goed opgevoed en zeer hoog opgeleid.

  • Môesa, de slavenbevrijder

    Pagina 7

    Vrienden en vijanden

    In de jeugdjaren van Môesa wekte hij zowel liefde als haat op. Hij werd populair onder de Egyptenaren en de Israëlieten door zijn vriendelijkheid en eerlijkheid. Hij had dus veel vrienden. Aan de andere kant had hij ook aanzienlijke vijanden in het paleis onder de leiders van de Farao gemaakt. Sinds zijn vroege jeugd kreeg hij te maken met pittige, soms verborgen vijandschappen in het paleis waarin hij leefde. Dit kwam door de openbaar geuite opmerkingen die hij vaak plaatste tegen de Egyptische tirannie die heerste. Meestal pleitte hij tegen de slavernij, de talloze Egyptische goden en het fabeltje dat de Farao de hoogste God zou zijn. Môesa was al op jonge leeftijd actief met zijn ongebruikelijke oproep tot het monotheïsme, het geloven in de Ene God. De lobby tegen Môesa onder de leiding van de vicepremier Hamaan was enorm sterk en nam nog steeds toe. De Farao stond onder enorme druk tussen de twee voor- en tegenpartijen. Zeker gaf de Farao Môesa vele malen op zijn kop maar koos altijd met tegenzin om meer geduld op te brengen en af te wachten.

    De vrouw van Farao

    Er waren vele volgelingen van de Farao die uiteindelijk toch het geloof in de Farao achter zich lieten en zich vervolgens hebben aangesloten bij het ware geloof van Môesa. Heeft Môesa een rol in het geloof van zijn pleegmoeder, de vrouw van de Farao, gespeeld? Hoe dan ook, deze vrouw vormde samen met de geheime gelovige vrienden van Môesa een sterke lobby die Môesa lang beschermde. Allah prijst de gelovige vrouw van de Farao in de Koran:

    El-Tahriem 66, vers 11

    Toen Môesa ongeveer 30 jaar oud was overleed de sterke gelovige vrouw van de Farao. De lobby voor Môesa verzwakte met als gevolg dat diens bescherming in gevaar kwam.

    Môesa moest toen zelf verantwoording dragen voor zijn daden.

    ِفْرَعْوَن بـَْيًتا ِيف اْجلَنِة َوَجنِين ِمن للِذيَن آَمُنوا ِاْمرَأََة ِفْرَعْوَن ِإْذ قَاَلْت َرب اْبِن ِيل ِعنَدكَ َوَضَرَب اللُه َمَثًال ﴾١١﴿ اْلَقْوِم الظاِلِمنيَ َوَعَمِلِه َوَجنِين ِمنَ

    (11) Allah heeft de vrouw van Fir'aun als een voorbeeld van de gelovigen gegeven, toen zij zei: " O mijn Heer, bouw voor mij een huis bij U in het paradijs, en verlos mij van Fir'aun en zijn daden en red mij van het onrechtvaardige volk."

  • Môesa, de slavenbevrijder

    Pagina 8

    Een moordzaak

    De koran vertelt hier erover:

    Al-qassas 28, verzen 14-21

    Môesa was het op dit moment zat dat de Israëlieten altijd achtergesteld werden en gemarteld werden door die onrechtvaardige Egyptenaren. Aan zijn reactie is duidelijk te zien dat Môesa het helemaal zat was. De nieuws van het incident verspreidde zich snel en kwam aan in het paleis.

    َناُه ُحْكًما َوِعْلًما ُه َواْستَـَوٰى آتـَيـْ ا بـََلَغ َأُشدِلَك جنَْ َوَلم ﴾ َوَدَخَل اْلَمِديَنَة َعَلٰى ١٤زِي اْلُمْحِسِنَني ﴿وََكذََٰذا ِمْن َعُدوهِ َذا ِمن ِشيَعِتِه َوهَٰ فَاْستَـَغاثَُه الِذي ِمن ِحِني َغْفَلٍة مْن َأْهِلَها فـََوَجَد ِفيَها َرُجَلْنيِ يـَْقَتِتَالِن هَٰ

    َذا ِمْن َعَمِل الشْيطَانِ َقَضٰى َعَلْيهِ ِشيَعِتِه َعَلى الِذي ِمْن َعُدوِه فـَوََكَزُه ُموَسٰى فَـ ِإنُه َعُدو مِضل مِبٌني قَاَل هَٰ﴾ قَاَل َرب ِمبَا ١٦ِإنُه ُهَو اْلَغُفوُر الرِحيُم ﴿ ﴾ قَاَل َرب ِإين ظََلْمُت نـَْفِسي فَاْغِفْر ِيل فـََغَفَر لَهُ ١٥﴿

    ﴾ َفَأْصَبَح ِيف اْلَمِديَنِة َخائًِفا يـَتَـرَقُب فَِإَذا الِذي اْسَتنَصرَُه ١٧ا لْلُمْجرِِمَني ﴿أَنـَْعْمَت َعَلي فَـَلْن َأُكوَن َظِهريً ﴾ فـََلما َأْن أَرَاَد َأن يـَْبِطَش بِالِذي ُهَو َعُدو هلَُما ١٨قَاَل َلُه ُموَسٰى ِإنَك َلَغِوي مِبٌني ﴿ بِاْألَْمِس َيْسَتْصرُِخهُ

    ِإن تُرِيُد ِإال َأن َتُكوَن َجبارًا ِيف اْألَْرِض َوَما تُرِيُد ا ُموَسٰى أَتُرِيُد َأن تـَْقتـَُلِين َكَما قـَتَـْلَت نـَْفًسا بِاْألَْمسِ قَاَل يَ َألَ يَْأمتَُِروَن ﴾ َوَجاَء َرُجٌل مْن أَْقَصى اْلَمِديَنِة َيْسَعٰى قَاَل يَا ُموَسٰى ِإن اْلمَ ١٩َأن َتُكوَن ِمَن اْلُمْصِلِحَني ﴿

    َها َخائًِفا يـَتَـَرقبُ ٢٠ِبَك لِيَـْقتـُُلوَك فَاْخرُْج ِإين َلَك ِمَن الناِصِحَني ﴿ قَاَل َرب َجنِين ِمَن اْلَقْوِم ﴾ َفَخرََج ِمنـْ ﴾٢١الظاِلِمَني ﴿

    (14) Toen Môesa zijn volle kracht had bereikt, en volgroeid was, gaven Wij hem wijsheid en kennis. Zo belonen Wij de weldoeners. (15) Op een dag kwam hij de stad ongemerkt binnen, en hij vond daar twee mannen die vochten: de één van zijn volk (de Israëlieten) en de ander van zijn vijanden (de krijgers van Fir'aun). Degene van zijn volk vroeg hem om hulp tegen degene van zijn vijand. Toen duwde Môesa de Egyptenaar weg maar die viel (per ongeluk) dood. Môesa was bedroefd en zei: "Dit behoort tot het werk van de Satan: voorwaar, hij is een vijand die duidelijk doet dwalen.” (16) “O Heer, ik heb mijzelf onrecht aangedaan, vergeef mij." Daarop vergaf Hij hem: want Hij is de Vergevensgezinde en de Barmhartige. (17) Môesa zei: " O Heer, met de gunsten die U mij geschonken heeft, zal ik nooit meer een helper zijn voor de misdadigers.” (18) De volgende dag was Môesa weer in de stad, bang en op zijn hoede, toen zag hij degene die de vorige dag om zijn hulp gevraagd had. Hij vroeg Môesa opnieuw om hulp! Môesa zei tot hem: "Jij bent zeker een duidelijk dwalende." (19) Maar toen Môesa degene die een vijand van hen beiden wilde grijpen, zei deze: "O Môesa! wil jij mij vermoorden, zoals jij gisteren een ziel gedood hebt? Jij wenst slechts een tiran op de aarde te worden en jij wenst niet tot de verzoeners te behoren." (20) Toen kwam een man aanrennen van het andere einde van de stad, en zei tegen Môesa: "De vooraanstaanden beramen een list om jou te vermoorden. Vertrek onmiddellijk, ik behoor tot jou raadgevers." (21) Daarom vertrok hij van daar, vrezend en op zijn hoede. Hij zei: " O Heer, red mij van het onrechtvaardige volk."

  • Môesa, de slavenbevrijder

    Pagina 9

    Dit nieuws was de druppel die de emmer deed overlopen bij de Farao en zijn ministers. Ze vonden het nu genoeg geweest. Er werd besloten om een heksenjacht op Môesa te zetten, hem te arresteren en door een snelle rechtszaak van hem af te komen. Daarop kwam er een oude man aangehold en vertelde Môesa dat hij meteen moest vluchten, voordat de Farao en zijn lieden hem zouden vangen en zouden doden. Na deze waarschuwing van deze vriend van Môesa, is Môesa meteen zo ver mogelijk uit Egypte gevlucht. Wat een angstige, eenzame, doelloze en lange reis zou worden. In Madian (in de beurt van het huidige Jordanië) wilde Môesa rusten om vervolgens zijn reis weer te vervolgen maar Allah maakte deze plek de eindbestemming voor Môesa’s vlucht.

    Machteloos maar toch nobelMachteloos maar toch nobelMachteloos maar toch nobelMachteloos maar toch nobel

    Al-qassas 28, verzen 22-28

    َماَء َمْدَيَن َوَجَد َعَلْيِه ﴾ َوَلما َوَرَد ٢٢َوَلما تـََوجَه تِْلَقاَء َمْدَيَن قَاَل َعَسٰى َريب َأن يـَْهِدَيِين َسَواَء السِبيِل ﴿قَالََتا َال َنْسِقي َحىتٰ ُيْصِدَر قَاَل َما َخْطُبُكَما أُمًة مَن الناِس َيْسُقوَن َوَوَجَد ِمن ُدوُِِم اْمرَأَتـَْنيِ َتُذوَدانِ

    ل فـََقاَل َرب ِإين ِلَما أَنزَْلَت ِإَيل ِمْن َخْريٍ َفِقٌري ﴾ َفَسَقٰى َهلَُما ُمث تـََوىلٰ ِإَىل الظ ٢٣َوأَبُونَا َشْيٌخ َكِبٌري ﴿ الرَعاءُ فـََلما ﴾ َفَجاَءْتُه ِإْحَداُمهَا َمتِْشي َعَلى اْسِتْحَياٍء قَاَلْت ِإن َأِيب َيْدُعوَك لَِيْجزَِيَك َأْجَر َما َسَقْيَت لَنَا٢٤﴿

    ﴾ قَاَلْت ِإْحَداُمهَا يَا أََبِت ٢٥َجنَْوَت ِمَن اْلَقْوِم الظاِلِمَني ﴿ َجاَءُه َوَقص َعَلْيِه اْلَقَصَص قَاَل َال َختَفْ َر َمِن اْسَتْأَجْرَت اْلَقِوي اْألَِمُني ﴿ اْسَتْأِجْرهُ ﴾ قَاَل ِإين أُرِيُد َأْن أُنِكَحَك ِإْحَدى ابـَْنَيت َهاتـَْنيِ ٢٦ِإن َخيـْ

    َسَتِجُدِين ِإن َشاَء اللُه َوَما أُرِيُد َأْن َأُشق َعَلْيكَ ِإْن أَْمتَْمَت َعْشرًا َفِمْن ِعنِدكَ فَ َعَلٰى َأن تَْأُجَرِين َمثَاِينَ ِحَججٍ ِلَك بـَْيِين َوبـَيـَْنكَ ٢٧ِمَن الصاِحلَِني ﴿ َا اْألََجَلْنيِ َقَضْيُت َفَال ُعْدَواَن َعَلي ﴾ قَاَل ذَٰ ُه َعَلٰى َما نـَُقوُل أَميَوالل

    ﴾٢٨﴿وَِكيٌل (22) Toen Môesa in de richting van Madyan reisde, zei hij: "Moge mijn Heer mij op de rechte weg leiden." (23) En toen hij de waterbron van Madyan bereikte, vond hij daar een groep mensen die bezig waren hun kudden te drenken. Hij trof naast hen twee vrouwen aan die hun schapen tegenhielden. Hij zei. "Wat is er met jullie aan de hand?" Zij zeiden: "Wij laten het vee pas drinken als de herders weggaan want onze vader is een zeer oude man." (24) Toen gaf hij hun vee voor hen te drinken en trok hij zich terug in de schaduw, en zei: " O Heer, ik heb veel behoefte aan het goede van U." (25) Toen kwam tot hem een van de twee vrouwen, en zij zei verlegen: " Mijn vader wilt u zien om u te danken voor de moeite welke jij hebt genomen." Toen Môesa tot de vader kwam en zijn verhaal aan hem vertelde, zei de vader: "Wees niet bang, jij bent gered van het onrechtvaardige volk." (26) Een van de twee vrouwen zei: "O vader, neem hem toch in dienst. De beste persoon die je in dienst kan nemen is de geschikte en trouwe.” (27) De vader zei: "Voorwaar, ik wens dat jij met een van mijn dochters trouwt, op voorwaarde dat jij bij mij acht à tien jaar in dienst komt. Het ligt geheel aan jou en ik zal het jou niet moeilijk maken. Jij zult mij, met behulp van Allah een eerlijk man bevinden." (28) Môesa antwoordde: "Dit is afgesproken tussen mij en u. Welke van de twee termijnen zou ik vervullen, zie ik wel. Allah is hier erover de Getuige."

  • Môesa, de slavenbevrijder

    Pagina 10

    Dat Môesa goedgelovig was en een groot besef had van het bestaan van God, is duidelijk te zien in vers 24 boven. Hij verrichtte namelijk een oprechte smeekgebed (du3a) voor iemand die zich absoluut machteloos voelde. Ondanks deze ellendige situatie tijdens zijn vlucht, reageerde Môesa op een eervolle, volledig belangenloze en nobele wijze tegen de onrechtvaardigheid ten behoefte van de zwakkere. Dit is een grote les. Velen zouden zich in een slechte of moeilijke situatie hopeloos voelen en zouden dan zeker niet meer denken aan de behoeften van de medemensen om zich heen. Zo zagen we, in december 2008 hoe de mensen in Gaza op tv tijdens de laatste Israëlitische

    misdadige oorlog, absoluut machteloos waren. Toch hadden ze barmhartigheid in zich, waardoor

    ze het beetje brood goed onder elkaar verdeelden.

    In zulke slechte situaties zien we de realiteit. We zien dan pas hoe mensen echt zijn.

    Geschikt en trouw

    Nog een belangrijke les is de maatstaf die de dochter noemt om iemands diensten te gebruiken: geschikt (professioneel deskundig) en trouw (moreel eerlijk). Vaak komen we lieve, aardige en eerlijke vakmensen tegen, maar de vraag blijft, hoe bekwaam zijn ze in hun vak? Nog vaker komen we professionele vakmensen tegen, maar de vraag is hoe eerlijk zijn ze, vooral in een conflictsituatie?! Het juiste antwoord gaf Allah in de door deze jonge vrouw geuite woorden die kort daarna de vrouw van profeet Môesa werd! In Madian trouwde en leefde Môesa in veiligheid voor nog 10 jaren. Toen Môesa 40 jaar oud was, was hij rijp voor een bijzonder afspraak!

    Taa-Haa 20, vers 40

    ﴾٤٠َدٍر يَا ُموَسى﴿فـََلِبْثَت ِسِنَني ِيف أَْهِل َمْدَيَن ُمث ِجْئَت َعَلٰى قَ (40) Zo verbleef jij jaren onder het volk van Madyan. Daarop was jij klaar voor Mijn van tevoren bepaald plan Môesa!

  • Môesa, de slavenbevrijder

    Pagina 11

    De tweede fase

    Na 10 jaar in veiligheid in Madian was Môesa 40 jaar oud en kreeg hij hevige heimwee. Ondanks alle waarschuwingen van zijn schoonvader besloot Môesa toch terug te keren naar Egypte met zijn vrouw. Hier begint dan de 2e fase van Môesa’s leven voor de tweede 40 jaar. Vertrekken uit het veilige Madian naar het gevaarlijke Egypte was een onbegrijpelijke beslissing van Môesa! Het missen van zijn familie was een begrijpelijk motief, maar de grote risico’s daar, waren niet te ontkennen. Duidelijk was het onvermijdelijk! Zo heeft Allah die de sleutels van de harten bezit, Môesa naar zijn lot begeleidt!

    At-Talaak 65, vers 3

    De openbaring: licht in vuur !

    Het was een hele lange weg maar zeker ook spannende weg terug naar Egypte,:

    Taa-Haa 20, verzen 10-14

    **** De heilige vallei Thoewa op de berg Thôer in Sinaï (Egypte) جبل الطور بسيناء

    ﴾٣َقْد َجَعَل اللُه ِلُكل َشْيٍء َقْدرًا ﴿ ِإن اللَه بَاِلُغ أَْمرِهِ (3) Zeker bereikt Allah altijd Zijn doel. Reeds heeft Allah voor iedere zaak zijn eigen bepalingen vastgesteld.

    َها ِبَقَبٍس َأْو َأِجُد َعَلى ﴾ ١٠الناِر ُهًدى ﴿ ِإْذ رََأٰى نَارًا فـََقاَل ِألَْهِلِه اْمُكُثوا ِإين آَنْسُت نَارًا لَعلي آتِيُكم منـْ ﴾١٢﴿ **** ِإنَك بِاْلَواِد اْلُمَقدِس طًُوى ﴾ ِإين أَنَا َربَك فَاْخَلْع نـَْعَلْيكَ ١١فـََلما أَتَاَها نُوِدَي يَا ُموَسٰى ﴿

    ﴾١٤ْدِين َوأَِقِم الصَالَة ِلذِْكرِي ﴿﴾ ِإنِين أَنَا اللُه َال إِلََٰه ِإال أَنَا فَاْعبُ ١٣َوأَنَا اْختَـْرُتَك فَاْسَتِمْع ِلَما يُوَحٰى ﴿(10) Toen Môesa een vuur in de verte zag, zei hij tegen zijn vrouw "Blijf hier. Ik heb een vuur waargenomen. Misschien zal ik daarvan een fakkel daarvan meebrengen of zal ik door het licht van dat vuur Leiding vinden." (11) En toen hij daar aankwam, werd geroepen: "O Môesa!" (12) “ Ik ben jouw Heer, trek jouw schoenen uit, jij bent in de heilige vallei Thoewa* .(13) En ik heb jou uitverkoren, luister dus aandachtig naar wat geopenbaard wordt. (14) Voorwaar, Ik ben Allah, er is geen god dan Ik. Aanbid Mij en onderhoud de contact (shalât) met Mij door bewust te blijven van mijn aanwezigheid .”

  • Môesa, de slavenbevrijder

    Pagina 12

    **** Een mooie uitleg over de 2 (symboliek) schoenen die Môesa moest uitdoen is: angst en verdrietEen mooie uitleg over de 2 (symboliek) schoenen die Môesa moest uitdoen is: angst en verdrietEen mooie uitleg over de 2 (symboliek) schoenen die Môesa moest uitdoen is: angst en verdrietEen mooie uitleg over de 2 (symboliek) schoenen die Môesa moest uitdoen is: angst en verdriet !!!!

    Yunus 10, vers 62

    Angst heeft altijd met de toekomst te maken terwijl verdriet met het verleden te maken heeft.

    Allah wil iedereen in het heden bevrijden van sterke verbanden met verleden en toekomst.

    Al-Hadid 57, vers 23

    Terug naar Môesa’s eerste gesprek met Allah:

    Taa-Haa 20, verzen 17-36

    ﴾٦٢ْيِهْم َوَال ُهْم َحيَْزنُوَن ﴿َأَال ِإن َأْولَِياَء اللِه َال َخْوٌف َعلَ (62) Voorwaar, Allah’s oprechte gelovigen zullen geen angst lijden noch zullen zij treuren.

    ﴾٢٣﴿ لَكْيَال تَْأَسْوا َعَلٰى َما فَاَتُكْم َوَال تـَْفَرُحوا ِمبَا آتَاُكمْ (23) jullie moeten niet treuren over wat jullie ontgaan is en niet overmatig opgetogen raken over

    wat jullie hebben gekregen.

    َها َوأَُهشِ َا َعَلٰى َغَنِمي َوِيلَ ِفيَها َمآِرُب ١٧َوَما تِْلَك بَِيِميِنَك يَا ُموَسٰى ﴿ ﴾ قَاَل ِهَي َعَصاَي أَتـَوَكُأ َعَليـْ ﴾ قَاَل ُخْذَها َوَال َختَفْ ٢٠﴾ َفأَْلَقاَها فَِإَذا ِهَي َحيٌة َتْسَعٰى ﴿١٩﴾ قَاَل أَْلِقَها يَا ُموَسٰى ﴿١٨ُأْخَرٰى ﴿

    ﴾ ٢٢﴾ َواْضُمْم َيَدَك ِإَىلٰ َجَناِحَك َختْرُْج بـَْيَضاَء ِمْن َغْريِ ُسوٍء آيًَة ُأْخَرٰى ﴿٢١َسُنِعيُدَها ِسريَتـََها اْألُوَىلٰ ﴿﴾ ٢٥﴾ قَاَل َرب اْشرَْح ِيل َصْدرِي ﴿٢٤﴾ اْذَهْب ِإَىلٰ ِفْرَعْوَن ِإنُه طََغٰى ﴿٢٣لُِنرَِيَك ِمْن آيَاتَِنا اْلُكبـَْرى ﴿

    ﴾ َواْجَعل يل َوزِيرًا مْن أَْهِلي ٢٨﴾ يـَْفَقُهوا قـَْوِيل ﴿٢٧﴾ َواْحُلْل ُعْقَدًة من لَساِين ﴿٢٦َوَيسْر ِيل أَْمرِي ﴿﴾ ٣٣﴾ َكْي ُنَسبَحَك َكِثريًا ﴿٣٢﴾ َوَأْشرِْكُه ِيف أَْمرِي ﴿٣١﴾ اْشُدْد ِبِه أَْزرِي ﴿٣٠﴾ َهاُروَن َأِخي ﴿٢٩﴿

    ﴾٣٦﴾ قَاَل َقْد أُوتِيَت ُسْؤَلَك يَا ُموَسٰى ﴿٣٥﴾ ِإنَك ُكنَت بَِنا َبِصريًا ﴿٣٤ِثريًا ﴿َوَنْذُكَرَك كَ (17) Allah vroeg Môesa “Wat is dat in jouw hand?” (18) Môesa antwoordde: "Dat is mijn staf, waarop ik leun en warmee ik mijn kudde hoed en die ik ook voor andere doelen gebruik." (19) Allah zei: "Werp hem neer." (20) Toen wierp Moesa het neer en het werd een kruipende slang. (21) Allah zei: "Pak het op en wees niet bang, Wij zullen het weer in de oorspronkelijke toestand terugbrengen. (22) En stop jouw hand onder jouw oksel en haal het dan uit, jouw hand zal stralen zonder enig schade als een ander teken (wonder). (23) Wij zullen je onze grote tekenen laten zien en ermee steunen. (24) Ga naar Fir'aun: hij is te ver gegaan." (25) Môesa zei: "O Heer, schenk mij geduld, (26) versoepel mijn taak, (27) laat mij talig efficiënt zijn (28) zodat zij mij optimaal zouden begrijpen, (29) en geef mij een helper uit mijn familie (30) Hârôen, mijn broeder (31) versterk mij met hem (32) als een deelgenoot (33) Zodat wij U veel kunnen prijzen (34) en veel aan U denken en bewust zijn (35) U bent Alziend over ons." (36) Allah zei:" Jouw verzoek is ingewilligd, O Môesa.”

  • Môesa, de slavenbevrijder

    Pagina 13

    Reünie met familie

    Het zal zeker een feest met gemengde gevoelens van blijheid en grote angst zijn geweest om Môesa weer terug te zien. Môesa nam het initiatief om gelijk met zijn broer Hârôen naar de Farao te gaan om hem tot het geloof in de Enige God uit te nodigen en om hem te bewegen om de Israëlieten vrij te laten.

    Eerste confrontatie met de Farao

    Taa-Haa 20, verzen 43-47

    * Zeer opvallend in zo’n serieuze confrontatie was het advies van Allah aan Môesa en Hârôen om de tiran met een zachtmoedige wijze ًقو�ً لينا te benaderen! Is het een les van genade, wijsheid of beide ?!

    ا إِنـَنا َخنَاُف َأن ﴾ قَاَال َربـنَ ٤٤﴾ فـَُقوَال لَُه قـَْوًال ليـًنا لَعلُه يـََتذَكُر أَْو َخيَْشٰى ﴿٤٣اْذَهَبا ِإَىلٰ ِفْرَعْوَن إِنُه طََغٰى ﴿َنا َأْو َأن َيْطَغٰى ﴿ ﴾ َفْأتَِياُه فـَُقوَال ِإنا َرُسوَال َربَك ٤٦ِإنِين َمَعُكَما َأْمسَُع َوأََرٰى ﴿ ﴾ قَاَل َال َختَافَا٤٥يـَْفُرَط َعَليـْ

    بـُْهمْ ن َفَأْرِسْل َمَعَنا َبِين ِإْسرَائِيَل َوَال تـَُعذَناَك بِآيٍَة م ﴾ ٤٧َوالسَالُم َعَلٰى َمِن اتـَبَع اْهلَُدٰى ﴿ ربكَ َقْد ِجئـْ(43) Allah zie tegen Môesa en Hârôen: “ Ga met z’n tweeën naar Fir'aun; want hij is te ver gegaan (44) en spreek zachtmoedig* tot hem, moge hij zich laten vermanen, of Mij vreest en zich schaamt." (45) Zij zeiden: "Onze Heer, wij vrezen dat hij ons zeer gewelddadig zal behandelen, of overtreden." (46) Allah zei: " Vrees hem niet, Ik ben met jullie, Ik hoor en Ik zie alles, 47) ga naar hem toe en zeg: wij zijn boodschappers van jouw Heer tot jou om de mishandelende Israëlieten vrij te maken dat zij mee terug naar ons oorspronkelijk land kunnen. Zo zijn we met een heldere boodschap van jouw Heer tot jou gekomen, en vrede zal met degene die de ware Leiding volgt.”

    ﴾ َوفَـَعْلَت فـَْعَلَتَك الِيت فَـَعْلَت َوأَنَت ِمَن ١٨ نـَُربَك ِفيَنا َولِيًدا َولَِبْثَت ِفيَنا ِمْن ُعُمرَِك ِسِنَني ﴿قَاَل َأملَْ ﴾ فـََفَرْرُت ِمنُكْم َلما ِخْفُتُكْم فـََوَهَب ِيل َريب ٢٠قَاَل فـََعْلتـَُها ِإًذا َوأَنَا ِمَن الضالَني ﴿ ﴾١٩اْلَكاِفرِيَن ﴿

    ﴾ قَاَل ِفْرَعْوُن ٢٢﴾ َوتِْلَك نِْعَمٌة َمتُنـَها َعَلي َأْن َعبدت َبِين ِإْسرَائِيَل ﴿٢١ُحْكًما َوَجَعَلِين ِمَن اْلُمْرَسِلَني ﴿نَـُهَما٢٣َوَما َرب اْلَعاَلِمَني ﴿ اَل ِلَمْن ﴾ قَ ٢٤ِإن ُكنُتم موِقِنَني ﴿ ﴾ قَاَل َرب السَماَواِت َواْألَْرِض َوَما بـَيـْ

    ﴾ قَاَل ِإن َرُسوَلُكُم الِذي أُْرِسَل ٢٦﴾ قَاَل َربُكْم َوَرب آبَاِئُكُم اْألَوِلَني ﴿٢٥َحْوَلُه َأَال َتْسَتِمُعوَن ﴿نَـُهَما٢٧إِلَْيُكْم َلَمْجُنوٌن ﴿ َل لَِئِن ﴾ قَا٢٨ِإن ُكنُتْم تـَْعِقُلوَن ﴿ ﴾ َقاَل َرب اْلَمْشرِِق َواْلَمْغِرِب َوَما بـَيـْ

    ًا َغْريِي َألَْجَعَلنَك ِمَن اْلَمْسُجوِنَني ﴿ ﴾ قَاَل َفْأِت ٣٠﴾ قَاَل َأَوَلْو ِجْئُتَك ِبَشْيٍء مِبٍني ﴿٢٩اختَْذَت ِإهلَٰا ِهَي بـَْيَضاءُ ﴾ َونـَزََع َيَدُه فَِإذَ ٣٢﴾ َفأَْلَقٰى َعَصاُه فَِإَذا ِهَي ثـُْعَباٌن مِبٌني ﴿٣١ِبِه ِإن ُكنَت ِمَن الصاِدِقَني ﴿

    َذا َلَساِحٌر َعِليٌم ﴿٣٣لِلناِظرِيَن ﴿ ﴾٣٤﴾ قَاَل لِْلَمَإلِ َحْولَُه ِإن هَٰ

  • Môesa, de slavenbevrijder

    Pagina 14

    Ash-Shu'araa 26, verzen 18-34

    Yunus 10. Verzen 77-78

    Yunus 10. Vers 75

    َذا َوَال يـُْفِلُح الساِحُروَن ﴿ قَاَل ُموَسٰى أَتـَُقوُلوَن لِْلَحق َلما َجاءَُكمْ ْلِفتَـَنا َعما ﴾ قَاُلوا َأِجْئتَـَنا لِتَـ ٧٧َأِسْحٌر هَٰ ﴾٧٨َوَجْدنَا َعَلْيِه آبَاَءنَا َوَتُكوَن َلُكَما اْلِكْربِيَاُء ِيف اْألَْرِض َوَما َحنُْن َلُكَما ِمبُْؤِمِنَني ﴿

    (77) Môesa verzochte de aanwezigen: "Spreken jullie eens de waarheid, is dit een tovenarij? Dit kunnen de tovenaars toch niet.” (78) Hardnekkig antwoordden zij: "Ben jij tot ons gekomen om ons af te leiden van het pad waarop wij onze vaderen aantroffen? Zeker wouden jullie (Môesa en Hârôen) de macht over het land hebben? Wij vertrouwen jullie absoluut niet."

    ﴾٧٥فَاْسَتْكبَـُروا وََكانُوا قـَْوًما جمْرِِمَني ﴿ (75) Zij waren hoogmoedig en een misdadig volk.

    (18) Fir'aun zei tegen Môesa: "Hebben wij jou niet als een kind opgevoed en verbleef jij lange leven onder ons?, (19) en toen deed jij die misdaad waardoor duidelijk werd dat jij tot de ongelovigen behoorde !" (20) Môesa antwoordde: " ik deed dit toen ik nog verdwaald en naïef was. (21) Uit angst vluchtte ik toen weg. Daarop heeft mijn Heer veel wijsheid geschonken en mij tot boodschapper gemaakt. (22) En wat voor een gunst is het, dat jij de Israëlieten tot slaven gemaakt hebt ?!" (23) Negerende Moesa’s vraag, vroeg Fir'aun: "En wie is dan de Heer van alle schepselen?!" (24) Môesa antwoordde: "Hij is de Heer van de hemelen en de aarde en alles wat daartussen is." (25) Fir'aun lachte Môesa uit en zei tot zijn lieden die rondom hem waren: "Luisteren jullie niet?!" (26) Môesa negeerde Fir'aun en tegen de aanwezigen zei: "Hij is jullie Heer en de Heer van jullie voorvaderen." (27) Fir'aun zei: "Wat een gekke boodschapper, hij is zeker bezeten!” (28) Môesa ging verder: "Hij is de Heer van het Oosten en het Westen en wat tussen hen beide is." (29) Fir'aun werd boos en bedreigde Môesa: "Als jij een andere god dan mij aan neemt, gooi ik je in de gevangenis." (30) Môesa daagde hem uit: " Wat als ik je een duidelijk teken laten zien?" (31) Fir'aun daagde hem terug: "Breng het maar, als jij de waarheid spreekt." (32) Toen wierp Môesa zijn staf neer en deze werd een enorme slang! (33) Daarop strekte hij zijn hand uit en die straalde uit als een zon voor de toeschouwers!! (34) De verbaasde hoogmoedig Fir'aun zei tegen de aanwezigen rondom hem: "Dit is zeker een bekwame tovenaar !”

  • Môesa, de slavenbevrijder

    Pagina 15

    Het grootse teken ا�ية الكبرى

    De stok die in een enorme slang veranderde en Môesa’s hand die straalde als de zon, waren eigenlijk het 2e en 3e teken (wonderen) die Allah naar Farao stuurde. Het eerste wonder en tevens het grootste teken voor de Farao was Môesa zelf !!! Het feit dat Môesa levend voor de Farao stond was een heel groot teken voor de Farao. De Farao was er namelijk zeker van dat hij de droom die hij heeft gehad, goed heeft weten te vermijden door alle Joodse jongens te vermoorden. Later blijkt dat Môesa, het kindje dat de Farao opgevoed heeft, toch het jongetje die hem kwam uitdagen in zijn droom, waar hij jaren niet goed door kon slapen. Misschien dacht de Farao voor paar seconden heel diep: hoe kan een kindje van het Noorden waar de Israëlieten woonden, tegen de Nijl instromen naar zijn paleis?? Hij wist zeker het juiste en ware antwoord. Het is een goddelijk wonder. Maar de Farao verzweeg dit opmerkelijk teken! Zijn reactie was bijzonder berekenend en weldoordacht.

    Annazi'aat 79, verzen 20-21

    De uitdaging

    ﴾٢١﴾ َفَكذَب َوَعَصٰى ﴿٢٠َفَأرَاُه اْآليََة اْلُكبـَْرٰى ﴿(20) Allah toonde Fir'aun het grote teken. (21) Maar hardnekkig ontkende (verzweeg) hij het.

    ﴾ ٥٧ْئتَـَنا لُِتْخرَِجَنا ِمْن أَْرِضَنا ِبِسْحرَِك يَا ُموَسٰى ﴿﴾ قَاَل َأجِ ٥٦َوَلَقْد أََريـَْناُه آيَاتَِنا ُكلَها َفَكذَب َوَأَىبٰ ﴿َنَك َمْوِعًدا ال ُخنِْلُفُه َحنُْن َوَال أَنَت َمَكانًا ُسوً نَـَنا َوبـَيـْ ﴾ قَاَل ٥٨ى ﴿فـََلَنْأتِيَـنَك ِبِسْحٍر مْثِلِه فَاْجَعْل بـَيـْ

    يَنِة َوَأن ُحيَْشَر النأََتٰى ﴿ ﴾٥٩اُس ُضًحى ﴿َمْوِعدُُكْم يـَْوُم الز ِفْرَعْوُن َفَجَمَع َكْيَدُه ُمث ٰقَاَل َهلُم ٦٠فـَتَـَوىل ﴾تَـَرٰى ﴿ موَسٰى َويـَْلُكْم َال تـَْفتَـُروا َعَلى اللِه َكِذبًا فـَُيْسِحَتُكم بَِعَذابٍ ﴾ فـَتَـَناَزُعوا أَْمَرُهم ٦١َوَقْد َخاَب َمِن افـْ

    نَـُهْم َوَأَسروا النْجوَ َذاِن َلَساِحرَاِن يُرِيَداِن َأن ُخيْرَِجاُكم مْن أَْرِضُكم ِبِسْحرِِمهَا َوَيْذَهَبا ٦٢ٰى ﴿بـَيـْ ﴾ قَاُلوا ِإْن هَُٰعوا َكْيدَُكْم ُمث ائْـُتوا َصفا٦٣ِبطَرِيَقِتُكُم اْلُمثْـَلٰى ﴿ َلَح اْليَـْوَم َمِن اْستَـْعَلٰى ﴿ ﴾ َفَأمجِْ قَاُلوا يَا ﴾٦٤َوَقْد أَفـْ

    فَِإَذا ِحَباُهلُْم َوِعِصيـُهْم ُخيَيُل إِلَْيِه ﴾ قَاَل َبْل أَْلُقوا٦٥ٰى ِإما َأن تـُْلِقَي َوِإما َأن نُكوَن َأوَل َمْن أَْلَقٰى ﴿ُموسَ أَنَت اْألَْعَلٰى ﴾ قـُْلَنا َال َختَْف ِإنكَ ٦٧﴾ َفَأْوَجَس ِيف نـَْفِسِه ِخيَفًة موَسٰى ﴿٦٦ِمن ِسْحرِِهْم أَنـَها َتْسَعٰى ﴿

    َا َصنَـُعوا َكْيُد َساِحرٍ ﴾ َوأَْلِق َما ِيف َميِيِنَك تـَْلَقْف َما َصنَـُعوا٦٨﴿ اِحُر َحْيُث أََتٰى ﴿ ِإمن٦٩َوَال يـُْفِلُح الس ﴾ِإنُه َلَكِبريُُكُم َأْن آَذَن َلُكمْ ﴾ قَاَل آَمنُتْم لَُه قـَْبلَ ٧٠َفأُْلِقَي السَحَرُة ُسجًدا قَاُلوا آَمنا ِبَرب َهاُروَن َوُموَسٰى ﴿

    َفَألَُقطَعن أَْيِدَيُكْم َوأَْرُجَلُكم مْن ِخَالٍف َوَألَُصلبَـنُكْم ِيف ُجُذوِع النْخِل َولَتَـْعَلُمن أَيـَنا الِذي َعلَمُكُم السْحرَ فَاْقِض َما أَنَت َلٰى َما َجاَءنَا ِمَن اْلبَـيـَناِت َوالِذي َفطََرنَا﴾ قَاُلوا َلن نـْؤثَِرَك عَ ٧١َأَشد َعَذابًا َوأَبـَْقٰى ﴿

    نـَْيا ﴿ قَاضٍ ِذِه اْحلََياَة الد َا تـَْقِضي هَٰ َنا لِيَـْغِفَر لََنا َخطَايَانَا َوَما َأْكَرْهتَـَنا َعَلْيِه ِمَن ٧٢ِإمنا ِبَربـا آَمنِإن ﴾ٌر َوأَبْـ السْحرِ ﴾٧٤﴾ ِإنُه َمن يَْأِت َربُه ُجمْرًِما فَِإن لَُه َجَهنَم َال َميُوُت ِفيَها َوَال َحيَْىيٰ ﴿٧٣َقٰى ﴿َواللُه َخيـْ

  • Môesa, de slavenbevrijder

    Pagina 16

    Taa-Haa 20, verzen 56-74

    De tovenaars

    De Farao wilde bewijzen dat elke tovenaar dit soort kunstjes kan voortbrengen en dat Môesa dus een bedrieglijke tovenaar was. De tovenaars hadden Môesa uitgedaagd met het oog op een grote beloning van de Farao als zij zouden winnen. De tovenaars konden de ogen van het publiek voor de gek houden door een magie (illusie) op te wekken. Ze waren in staat hun touwen en stokken als slangen te laten bewegen. Toen de stok van Môesa veranderde in een enorme slang die alle touwtjes en stokken van de tovenaars opat, was dit een groot teken voor de tovenaars. Zij wisten dat wat Môesa had, zeker geen tovenarij was. Het was dus zeker afkomstig van een supermacht, daarom knielden ze onmiddellijk in overgave en uitten zo hun nieuw gevonden geloof.

    (56) Wij hebben Fir'aun al Onze tekenen laten zien, maar hij ontkende en weigerde te geloven. (57) Hij zei tegen Môesa: "Ben jij naar ons toegekomen om ons uit ons land te verdrijven met jouw tovenarij? (58) Makkelijk kunnen wij ook met dezelfde soort tovenarij komen. Maak dus een afspraak tussen ons en jou in de openbaarheid." (59) Môesa zei: "Laat onze afspraak op het feest zijn en laat het volk zich ’s ochtends verzamelen.” (60) Toen verzamelde Fir'aun de behendigste tovenaars om zijn list uit te voeren. (61) Môesa waarschuwde de tovenaars: "Jullie truckjes zijn leugens en daardoor worden jullie als misdadigers door Allah hard gestraft." (62) De tovenaars twistten in het geheim onder elkaar. (63) De hebberige onder hen zeiden tegen degene die twijfelden: "Dit zijn maar twee tovenaars, die jullie met hun tovenarij uit het land willen verdrijven en onze hooggewaardeerde stelsel willen vernietigen. (64) Stellen daarom jullie plannen samen op om zeker te winnen.” (65) Uiteindelijk zeiden de tovenaars: “O Môesa, of jij werpt, of zijn wij het die het eerst werpen?" (66) Hij antwoordde: “Werpt u het eerste.” Toen scheen het hem toe, door hunne toverij dat hun koorden en hun staven zich als slangen voortbewogen. (67) Toen vreesde Môesa. (68) Maar Allah zei tegen hem: "Vrees niet! Jij zult de overhand zeker krijgen. (69) Werp neer wat in jouw rechterhand (de staf), het zal wat zij wrochtten verslinden, want wat zij wrochtten is slechts een list van een tovenaar. Uiteindelijk wint een tovenaar niet, hoe hij het ook doet." (70) Toen de tovenaars het wonder zagen, werden zij op hun knieën neergeworpen, en zij aanbaden, zeggende: "Wij geloven in de Heer van Hârôen en Môesa," (71) De boze Fir'aun verweet en dreigde de geknielde tovenaars: "Geloven jullie in hem voordat ik jullie een toestemming gegeven heb? Hij is zeker jullie meester die jullie tovenarij onderwezen heeft. Ik zal jullie handen en voeten afhakken en ik zal jullie kruisigen aan de stammen van palmbomen, en jullie zullen zien wiens straf strenger en blijvende is.” (72) Zij zeiden: "Wij zullen jou nooit verkiezen boven de duidelijke tekenen die tot ons gekomen zijn en Degene Die ons geschapen heeft. Besluit dan wat je wilt, jouw besluit treft niet meer dan dit leven. (73) Wij geloven in onze Heer hopende dat Hij onze zonden zal vergeven en ook de tovenarij, waartoe jij ons gedwongen hebt. Allah is beter in het belonen en blijvender in de bestraffing. (74) Al wie als een misdadiger naar zijn Heer komt, is zeker voor hem de Hel, waarin hij noch leeft noch sterft.”

  • Môesa, de slavenbevrijder

    Pagina 17

    Het opmerkelijke is dat de tovenaars plotseling en zonder enkele beheersing knielden, alsof ze door hun enorme bewustzijn van de supermacht bestaan werden omvergeduwd. Als iedere aanwezige Egyptenaar een steen tegen de tiran uit protest gooide , dan zou de geschiedenis er totaal anders hebben uitgezien. Ondanks dat de Farao voor zijn publiek verloren had, begon hij gelijk de aandacht van de mensen weg te trekken naar een hele andere zaak, de verdiende straf voor de tovenaars! De Farao heeft de tovenaars toen op een zeer grove en openbare manier gestraft en vermoord. Hij deed dit om de duizenden mensen in het publiek en uiteindelijk het hele volk bang te maken. De Farao wilde op die wijze zowel de Egyptenaren als de Israëlieten onder controle houden. Nog opmerkelijker is dat de Farao geen hand uitstak naar Môesa om hem te straffen of te vermoorden! Dit betekent dat de Farao echt besefte dat een supermacht aan de kant van Môesa stond. Hij wist dus dat Môesa met de waarheid was gekomen, daarom durfde hij Môesa niets aan te doen.

    Verslagen tiran

    Yunus 10, vers 83

    Môesa had namelijk bij de confrontatie met de tovenaars gewonnen, maar de Farao heeft met zijn sluwe spelletjes geprobeerd om de mensen deze overwinning van Môesa doen vergeten. Als gewonde roofdier ging Farao door in zijn onrechtvaardig beleid tegen de Israëlieten. Farao en de oude lobby tegen Môesa waren toen vast besloten om van Môesa af te komen. Môesa kon toen niets meer doen behalve zijn volk steunen en wachten op wat Allah had voorbeschikt.

    َوِإن ِفْرَعْوَن َلَعاٍل ِيف َفَما آَمَن ِلُموَسٰى ِإال ُذريٌة من قـَْوِمِه َعَلٰى َخْوٍف من ِفْرَعْوَن َوَمَلِئِهْم َأن يـَْفِتنَـُهمْ ﴾٨٣اْألَْرِض َوِإنُه َلِمَن اْلُمْسرِِفَني ﴿

    (83) Niemand onder de Israëlitische volk die bang waren van Fir'aun en zijn vooraanstaanden, geloofde echt in Môesa, behalve enkele jongelingen. Fir'aun was zeker een onderdrukker in het land en behoorde tot de overdrijvende zondaren.

  • Môesa, de slavenbevrijder

    Pagina 18

    Heimelijke gelovige مؤمن آل فرعون

    Aan de andere kant nam het afwijzingsgevoel tegenover Farao toe, zelfs in zijn paleis.

    ُتْل ُموَسٰى َوْلَيدُْع َربهُ َل ِديَنُكْم َأْو َأن يُْظِهَر ِيف اْألَْرِض ا َوقَاَل ِفْرَعْوُن َذُروِين أَقـْ َأَخاُف َأن يـَُبد ْلَفَساَد ِإين﴾ َوقَاَل َرُجٌل ٢٧﴿ ﴾ َوقَاَل ُموَسٰى ِإين ُعْذُت ِبَريب َوَربُكم من ُكل ُمَتَكربٍ ال يـُْؤِمُن بِيَـْوِم احلَِْسابِ ٢٦﴿

    َوِإن م بِاْلبَـيـَناِت ِمن ربُكمْ مْؤِمٌن مْن آِل ِفْرَعْوَن َيْكُتُم ِإميَانَُه أَتـَْقتـُُلوَن َرُجًال َأن يـَُقوَل َريبَ اللُه َوَقْد َجاءَكُ ِإن اللَه َال يـَْهِدي َمْن ُهَو ُمْسِرٌف َوِإن َيُك َصاِدقًا ُيِصْبُكم بـَْعُض الِذي يَِعدُُكمْ َيُك َكاِذبًا فـََعَلْيِه َكِذبُهُ

    قَاَل ن يَنُصرُنَا ِمن بَْأِس اللِه ِإن َجاَءنَا﴾ يَا قـَْوِم َلُكُم اْلُمْلُك اْليَـْوَم ظَاِهرِيَن ِيف اْألَْرِض َفمَ ٢٨َكذاٌب ﴿﴾ َوَقاَل الِذي آَمَن يَا قـَْوِم ِإين َأَخاُف ٢٩ِفْرَعْوُن َما أُرِيُكْم ِإال َما َأَرٰى َوَما أَْهِديُكْم ِإال َسِبيَل الرَشاِد ﴿

    َوَما اللُه يُرِيُد ظُْلًما نُوٍح َوَعاٍد َوَمثُوَد َوالِذيَن ِمن بـَْعِدِهمْ ﴾ ِمْثَل َدْأِب قـَْوِم ٣٠َعَلْيُكم مْثَل يـَْوِم اْألَْحَزاِب ﴿﴾ يـَْوَم تـَُولوَن ُمْدِبرِيَن َما َلُكم مَن اللِه ِمْن ٣٢﴾ َويَا قـَْوِم ِإين َأَخاُف َعَلْيُكْم يـَْوَم التـَناِد ﴿٣١لْلِعَباِد ﴿

    ﴾َوَلَقْد َجاءَُكْم يُوُسُف ِمن قـَْبُل بِاْلبَـيـَناِت َفَما زِْلُتْم ِيف َشك ٣٣لَُه ِمْن َهاٍد ﴿ َوَمن ُيْضِلِل اللُه َفَما َعاِصمٍ َعَث اللُه ِمن بـَْعِدِه َرُسوًال ِلَك ُيِضل اللُه َمْن ُهَو ُمْسِرٌف مما َجاءَُكم بِِه َحىتٰ ِإَذا َهَلَك قـُْلُتْم َلن يـَبـْ َكذَٰ

    َكبـَُر َمْقًتا ِعنَد اللِه َوِعنَد الِذيَن الِذيَن ُجيَاِدُلوَن ِيف آيَاِت اللِه ِبَغْريِ ُسْلطَاٍن أَتَاُهمْ ﴾ ٣٤مْرتَاٌب ﴿ِلَك َيْطَبُع اللُه َعَلٰى ُكل قَـْلِب ُمَتَكربٍ َجباٍر ﴿ آَمُنوا ي ﴾ َوقَاَل ِفْرَعْوُن يَا َهاَماُن اْبِن ِيل َصْرًحا لَعل ٣٥َكذَٰ

    ِلَك زُيَن ِلِفْرَعْوَن ﴾ َأْسَباَب السَماَواِت َفَأطِلَع ِإَىلٰ إِلَِٰه ُموَسٰى َوِإين َألَظُنُه َكاِذبًا٣٦أَبـُْلُغ اْألَْسَباَب ﴿ وََكذََٰمَن يَا قـَْوِم اتِبُعوِن أَْهدُِكْم ﴾ َوقَاَل الِذي آ٣٧َوَما َكْيُد ِفْرَعْوَن ِإال ِيف تـََباٍب ﴿ ُسوُء َعَمِلِه َوُصد َعِن السِبيلِ

    نـَْيا َمَتاٌع َوِإن اْآلِخرََة ِهَي َداُر اْلَقرَاِر ﴿٣٨َسِبيَل الرَشاِد ﴿ ِذِه اْحلََياُة الد َا هَٰ َمْن َعِمَل ٣٩﴾ يَا قـَْوِم ِإمن ﴾َأْو أُنَثٰى َوُهَو ُمْؤِمٌن َفُأولَِٰئَك َيْدُخُلوَن اْجلَنَة يـُْرَزُقوَن َوَمْن َعِمَل َصاِحلًا من ذََكٍر َسيَئًة َفَال ُجيَْزٰى ِإال ِمثْـَلَها

    ﴾ َتْدُعوَنِين ِألَْكُفَر ٤١﴾ َويَا قـَْوِم َما ِيل أَْدُعوُكْم ِإَىل النَجاِة َوَتْدُعوَنِين ِإَىل الناِر ﴿٤٠ِفيَها ِبَغْريِ ِحَساٍب ﴿َا َتْدُعوَنِين إِلَْيِه لَْيَس ٤٢﴿ ِبِه ِعْلٌم َوأَنَا أَْدُعوُكْم ِإَىل اْلَعزِيِز اْلَغفارِ بِاللِه َوُأْشرَِك ِبِه َما لَْيَس ِيل َال َجَرَم أَمن ﴾

    اْلُمْسرِِفَني ُهْم َأْصَحاُب الن ِه َوَأننَا ِإَىل اللَمَرد نـَْيا َوَال ِيف اْآلِخَرِة َوَأن ْذُكُروَن ﴾ َفَستَ ٤٣﴿ ارِ َلُه َدْعَوٌة ِيف الدَوَحاَق بِآِل ﴾ فـََوقَاُه اللُه َسيَئاِت َما َمَكُروا٤٤ِإن اللَه َبِصٌري بِاْلِعَباِد ﴿ َوأُفـَوُض أَْمرِي ِإَىل اللهِ َما أَُقوُل َلُكمْ

    ﴾٤٥ِفْرَعْوَن ُسوُء اْلَعَذاِب ﴿

  • Môesa, de slavenbevrijder

    Pagina 19

    Ghaafir 40, verzen 26-45

    (26) Fir'aun zei: "Laat mij Môesa doden en laat hem zijn Heer aanroepen: voorwaar, ik vrees dat hij jullie godsdienst zal veranderen of dat hij verderf op de aarde zal zaaien." !! (27) Môesa zei: Ik zoek mijn toevlucht bij mijn en jullie Heer tegen iedere hoogmoedige die niet in de Dag des Oordeels gelooft." (28) Een ware gelovige man van het volk van Fir'aun, die zijn geloof had verborgen, zei: "Willen jullie een man doden omdat hij zegt: 'Mijn Heer is Allah,' terwijl hij met de duidelijke bewijzen van jullie Heer tot jullie is gekomen? Als hij een leugenaar is, zal de bijbehorende straf zich tegen hem keren, maar als hij de waarheid spreekt, zullen enkele rampen waar hij jullie voor waarschuwt jullie treffen. Zeker leidt Allah niet wie een leugenaar is. (29) O mijn volk! Nu zijn jullie de heersers van de machtigste aanwezig koninkrijk op de aarde, maar wie zal ons redden als de verdiende straf van Allah op ons zou neerkomen.” Fir'aun zei:"Ik vertel jullie wat mij het geschiktste lijkt en ik leid jullie slechts op het verstandige pad.”(30) De gelovige sprak tegen de onzin van Fir'aun en zei: "O mijn volk, ik vrees voor jullie een ernstige bestraffing van Allah zoals die van de vroegere tijden (31) aan het volk van Noach, Ad, Thamoed en degenen na hen; want Allah aanvaardt geen enkele onrechtvaardigheid tegen de mensen. (32) Ik vrees voor jullie de dag des Oordeels waar de mensen elkaar om hulp vergeefs zullen roepen,(33) op die dag zullen jullie van elkaar vluchten terwijl niemand jullie kan beschermen want wie Allah zal straffen, heeft geen redder. (34) Jullie herinneren zeker Yôesoef nog die met de duidelijke tekens tot jullie gekomen is, maar jullie bleven toch twijfelen! Zelfs toen hij gestorven was, zeiden jullie: "Jammer! Nu zal Allah na Yôesoef nooit meer een boodschapper sturen." ! Wat een verdwaalde extreme twijfelaars zijn jullie.(35) Degenen die Allah’s tekens bewust betwisten verdienen de grote woede van de gelovigen en Allah die het hart van iedere hoogmoedige tiran verzegelt met ongeloof.”(36) Fir'aun bespotte de gelovige en zei tegen zijn premie :"O Hâmân! Bouw voor mij dan een toren waarmee ik hopelijk de poorten van de hemelen kan bereiken, (37) zodat ik de God van Môesa kan zien! Ik veronderstel dat hij zeker een leugenaar is." Zo was Fir’aun verheugd met zichzelf en hij geloofde niet dat zijn list zou mislukken. (38) De gelovige man zei treurig: "O mijn volk, volg mij, ik wil jullie de verstandige weg leiden. (39) Dit leven is slechts een vergankelijke genot maar zeker het Hiernamaals is de eeuwige verblijfplaats. (40) Wie kwaad heeft gedaan, zal slechts vergolden worden in gelijke mate, maar wie goed doet, man of vrouw, en een gelovige is, zal het paradijs binnengaan, en daarin voorzien worden, zonder berekening. (41) Wat vreemd dat ik jullie tot de redding oproep, terwijl jullie mij tot de Hel oproepen! (42) Jullie roepen mij op om niet te geloven in Allah en naast Hem deelgenoten toe te kennen, terwijl ik jullie oproep om in de Almachtige, de Vergever van zonden te geloven.(43) Het is zeker dat de valse goden, waartoe jullie mij oproepen, het niet verdienen aangeroepen te worden noch in dit leven, noch in het Hiernamaals. Wij zullen zeker tot Allah terugkeren en de hardnekkige zondaren zullen de bewoners van de Hel zijn.(44) Jullie zullen je herinneren wat ik tot jullie nu zeg, en verder laat ik mijn zaak over aan Allah, de Alziende.” (45) Uiteindelijk beschermde Allah de gelovige man van het kwaad, dat Fir'aun en zijn lieden tegen hem hadden gepland, terwijl de ergste straf Fir'aun en zijn volgelingen omsingelden.

  • Môesa, de slavenbevrijder

    Pagina 20

    Slaven van angst !

    De angst onder de Israëlieten was heviger geworden omdat de Farao had verloren en zeker zou hij het verlies op hen afreageren. Ondanks de overwinning waren de Israëlieten bang dat ze ervoor zouden boeten. Die moeilijke dagen verweten ze Môesa omdat hij hen in gevaar had gebracht !

    Al-A'raaf 7, verzen 128-129

    De Israëlieten hadden geen hoop meer en stonden volledig machteloos toe te kijken hoe het verder met ze ging. Het beschaafd Egyptische volk werd ook tijdens het regime van de Farao in vrijheid beperkt. Zij werden ook onderdrukt, daarom grepen zij niet in. Iedereen, zowel de Israëlieten als de Egyptenaren waren als het ware slaven geworden van hun angst.

    Het spreekwoordelijke vogeltje

    Môesa zou de Israëlieten naar hun vrijheid willen leiden. Het lijkt gemakkelijk, maar zo ging het niet. De Israëlieten leefden zoals het voorbeeld van het vogeltje in een kooi. Het vogeltje wat altijd in een kooi heeft moeten leven, zal nooit het deurtje van de kooi uitgaan als die openstaat. Men zou het vogeltje uit het kooitje moeten dwingen of verleiden. Het vogeltje is namelijk bang voor de buitenwereld. Zo was het ook met de Israëlieten. Ze wilden natuurlijk vrij zijn, maar toch hield iets hen tegen. Ze waren bang voor de onbekende buitenwereld. Môesa moest in eerste instantie de Israëlieten wakker schudden en bewust maken van hun onmenselijke situatie. Verder moest hij de Israëlieten helpen met voorbereidingen om te kunnen vluchten. Maar ze waren zo bang en nog niet klaar om een actie te ondernemen. Het was een ontzettend zware taak voor Môesa om dit volk op de been te krijgen om vervolgens met hen te vluchten. Zo heeft Môesa de Israëlieten moeten ondersteunen en helpen ontwikkelen (in een lang groeiproces voor 40 jaren) zodat er nieuwe generaties zouden opstaan om uiteindelijk met hem mee te gaan en vrij te zijn.

    Zo stuurt Allah altijd de bevrijders naar de onderdrukte mensen, niet om hun verloren vrijheid terug

    te schenken, maar om de mensen opnieuw op te voeden en te revalideren opdat ze zelf voor hun

    vrijheid kunnen opstaan.

    َواْلَعاِقَبُة لِْلُمتِقَني ِإن اْألَْرَض لِلِه يُورِثـَُها َمن َيَشاُء ِمْن ِعَباِدهِ قَاَل ُموَسٰى لَِقْوِمِه اْسَتِعيُنوا بِاللِه َواْصِربُوايـُْهِلَك َعُدوُكْم قَاَل َعَسٰى َربُكْم َأن ﴾ قَاُلوا أُوِذيَنا ِمن قـَْبِل َأن تَْأتِيَـَنا َوِمن بـَْعِد َما ِجْئتَـَنا١٢٨﴿

    ﴾١٢٩َوَيْسَتْخِلَفُكْم ِيف اْألَْرِض فـََينظَُر َكْيَف تـَْعَمُلوَن ﴿(128) Môesa zei tot zijn volk: "Smeek Allah om ondersteuning en wees geduldig; want alles is van Allah en Hij geeft volgens Zijn mega plan wat Hij wil aan wie Hij wil, maar zeker een goed einde is voor de gelovigen die met een hoge bewustzijn van Allah handelen.” (129) Zij zeiden: "Wij werden gekweld vóór dat jij tot ons kwam en ook nadat jij tot ons bent gekomen." Hij zei: "Hopelijk zal jullie Heer jullie vijanden vernietigen en jullie dan aan de macht op de aarde stellen (!) daarop ziet Hij hoe jullie dan zouden handelen.

  • Môesa, de slavenbevrijder

    Pagina 21

    Hebzucht voor macht قارون

    Qârôen was een unieke verrader voor zijn volk. Hoeveel Qârôens herkennen we nu?!

    Al-Qasas28,verzen 76-83

    َناُه ِمَن اْلُكُنوِز َما ِإن َمَفاِحتَُه لَتَـُنوءُ بِاْلُعْصَبِة أُوِيل اْلُقوِة ِإْذ قَاَل ِإن قَاُروَن َكاَن ِمن قـَْوِم ُموَسٰى فـَبَـَغٰى َعَلْيِهمْ َوآتـَيـْاَر اْآلِخَرةَ ٧٦رِِحَني ﴿ِإن اللَه َال حيُِب اْلفَ َلُه قـَْوُمُه َال تـَْفرَحْ ُه الدَوَال تَنَس َنِصيَبَك ِمَن ﴾ َوابـَْتِغ ِفيَما آتَاَك الل

    نـَْيا ُه إِلَْيكَ الداْلُمْفِسِديَن ﴿ َوَال تـَْبِغ اْلَفَساَد ِيف اْألَْرضِ َوَأْحِسن َكَما َأْحَسَن الل َه َال حيُِبالل َقاَل ﴾٧٧ِإنَا أُوتِيُتُه ًة َوَأْكثـَُر َعَلٰى ِعْلٍم ِعنِديِإمنِمْنُه قـُو َه َقْد أَْهَلَك ِمن قـَْبِلِه ِمَن اْلُقُروِن َمْن ُهَو َأَشدالل َأوَملَْ يـَْعَلْم َأن

    نـَْيا يَا قَاَل الِذيَن يُ ﴾ َفَخرََج َعَلٰى قـَْوِمِه ِيف زِيَنِتهِ ٧٨َوَال ُيْسَأُل َعن ُذنُوُِِم اْلُمْجرُِموَن ﴿ َمجًْعا رِيُدوَن اْحلََياَة الدٌر لَمْن ٧٩لَْيَت لََنا ِمْثَل َما أُوِيتَ قَاُروُن ِإنُه َلُذو َحظ َعِظيٍم ﴿ ﴾ َوقَاَل الِذيَن أُوُتوا اْلِعْلَم َويـَْلُكْم ثـََواُب اللِه َخيـْ

    َخَسْفَنا ِبِه َوِبَدارِِه اْألَْرَض َفَما َكاَن َلُه ِمن ِفَئٍة يَنُصُرونَُه ﴾ فَ ٨٠آَمَن َوَعِمَل َصاِحلًا َوَال يـَُلقاَها ِإال الصاِبُروَن ﴿﴾ َوَأْصَبَح الِذيَن َمتَنـْوا َمَكانَُه بِاْألَْمِس يـَُقوُلوَن َوْيَكَأن اللَه يـَْبُسُط ٨١ِمن ُدوِن اللِه َوَما َكاَن ِمَن اْلُمنَتِصرِيَن ﴿

    َنا خلَََسَف بَِنا ِعَباِدِه َويـَْقِدرُ الرْزَق ِلَمن َيَشاُء ِمنْ ﴾٨٢َوْيَكأَنُه َال يـُْفِلُح اْلَكاِفُروَن ﴿ َلْوَال َأن من اللُه َعَليـْاُر اْآلِخَرُة َجنَْعُلَها لِلِذيَن َال يُرِيُدوَن ُعُلوا ِيف اْألَْرِض َوَال َفَساًدا ِقَني ﴿ تِْلَك الد٨٣َواْلَعاِقَبُة لِْلُمت﴾

    Qârôen behoorde tot het volk van Môesa, maar hij was oneerlijk tegen hen. Wij (Allah) schonken hem zoveel schatten dat hun sleutels met moeite door een groep sterke mannen gedragen zouden kunnen worden. Toen zijn volk tot hem zei: "Poch niet, want Allah houdt niet van de hoogmoedige, (77) profiteer en geniet van wat Allah heeft jou gegeven maar zoek ook het goede van het Hiernamaals, doe goed aan anderen zoals Allah jou goed gedaan heeft en schep geen wanorde op aarde want Allah houdt niet van de verderfzaaiers." (78) Qârôen antwoordde:"Ik heb deze rijkdommen door mijn eigen kennis gekregen." !! Wist hij dan niet dat Allah vóór zijn tijd veel onrechtvaardige generaties had vernietigd die veel machtiger dan hem waren en meer kennis hadden?! Zulke misdadigers zullen hard gestraft worden. (79) Qârôen bleef verschijnen voor zijn volk met pracht en praal. Degenen die het leven dezer wereld wensten, zeiden: "O, ware ons hetzelfde gegeven als Qârôen, hij heeft zeker een enorm geluk." (80) Maar de wijze mensen onder hen zeiden: "Wee jullie, de beloning van Allah is beter voor wie gelooft en goede daden verricht; en het zal niemand worden geschonken behalve hun die geduldig zijn." (81) Wij (Allah) spleten de grond en lieten hem en zijn paleis in de aarde wegzinken. Er was geen partij die hem tegen Allah kon helpen noch kon hij zich verdedigen. (82) Degenen die zijn plaats hadden begeerd, zeiden: "O wee, het is zeker Allah Die de voorziening verruimt en beperkt voor wie Hij wil. Indien Allah ons niet genadig was geweest zou Hij ons ook in de aarde hebben doen verzinken. Wee, de ondankbaren slagen nooit." (83) Het goede einde van het Hiernamaals (het Paradijs) schenken Wij aan hen, die niet hoogmoedig wensen te zijn op aarde en geen verderf zaaien.

  • Môesa, de slavenbevrijder

    Pagina 22

    De negen wonderen

    Gedurende lang 40 jaar ondersteunde Allah Môesa verder met vele wonderen/tekenen.

    1111eeee tekentekentekenteken Het eerste wonder en tevens de grootste voor de Farao was Môesa zelf zoals boven vermeld.

    2222eeee tekentekentekenteken Het tweede teken was de stok die in een enorme slang veranderde.

    3333eeee tekentekentekenteken Môesa’s verlichte hand die straalde als de zon. De Farao wist goed dat dit door geen enkel mens kon worden nagedaan, daarom om de uitdaging aan te gaan heeft hij bewust gekozen voor de magie door zijn bekwame tovenaars.

    4444eeee tekentekentekenteken Het was een hevige en langdurige overstroming van de Nijl. Dit was een ramp voor Egypte. De rivieren traden buiten hun oevers en alles rondom de rivieren werd verwoest. Toen het rampzalig werd, verzochten de Egyptenaren Môesa om dit te laten ophouden. Ze zeiden tegen Môesa op sarcastische en spottende wijze: ‘Als jouw God daadwerkelijk bestaat, laat Hem deze overstroming dan opheffen’. De wereld stond op z’n kop. De Egyptenaren, die de spot dreven met Môesa, vroegen Môesa om hulp. De Farao sprak af met Môesa dat als de overstroming zou ophouden, zou hij de Israëlieten vrij maken. Môesa vroeg Allah om de overstroming op te heffen en Allah verhoorde zijn smeekgebed. Toch kwam de Farao zijn afspraak niet na.

    5555e e e e tekentekentekenteken Egypte werd volledig bedolven onder de sprinkhanen. Geen plant overleefde. Er bleef geen groen meer over! Het was verschrikkelijk voor de landbouw en economie. Vervolgens liet de Farao Môesa zijn God weer smeken om dit op te laten houden. De Farao in tegenstelling tot zijn belofte, liet de Israëlieten hierna weer niet vrij.

    6666e e e e tekentekentekenteken De luizen waren het zesde teken. Luizen zijn verschrikkelijke, bloedzuigende insecten die overal aan vastkleven en die voor serieuze infecties kunnen zorgen. Veel mensen zijn gestorven daardoor. Dus smeekte de Farao Môesa weer om zijn God aan te roepen om deze ramp te laten ophouden. Môesa smeekte Allah dus weer om het te stoppen en Allah verhoorde wederom Môesa’s gebed.

    7777e e e e tekentekentekenteken De kikvorsen waren het zevende teken. Die zorgden voor een heleboel geluidsoverlast. Toen de mensen het niet meer aan konden, vroeg de Farao Môesa weer om hulp.

    8888e e e e tekentekentekenteken Het bloederige Nijl water is het achtste teken. Al het water van de Nijl veranderde in bloed! De Egyptenaren snakten naar water en lieten Môesa zijn Heer smeken om deze ramp op te heffen. Môesa smeekte Allah weer en Hij verhoorde wederom het smeekgebed van Môesa.

    9999eeee tekentekentekenteken De plaag was het laatste teken. Dit was een verschrikkelijke epidemie die veel mensenlevens eiste. Deze ziekte zorgt ervoor dat alle weefsels afsterven tot de botten. Dit was het laatste, ergste en verschrikkelijkste teken voor de Egyptenaren.

  • Môesa, de slavenbevrijder

    Pagina 23

    An-Naml 27, 12-14

    Al-A'raaf 7, verzen 133-136

    Merkwaardig is dat Allah eerst vijf tekenen opnoemt in het eerste vers en vervolgens het laatste teken in een apart vers benoemt. In eerste instantie duidt dit op de ernst van dit teken van Allah. In tweede instantie deed Farao bij deze laatste ramp een serieuze belofte aan Môesa, namelijk om te geloven en niet alleen om de Israëlieten vrij te laten.

    وََكانُوا قـَْوًما جمْرِِمَني َفَأْرَسْلَنا َعَلْيِهُم الطوفَاَن َواجلَْرَاَد َواْلُقمَل َوالضَفادَِع َوالدَم آيَاٍت مَفصَالٍت فَاْسَتْكبَـُروا لَِئن َكَشْفَت َعنا الرْجَز الرْجُز قَاُلوا يَا ُموَسى ادُْع لََنا رَبَك ِمبَا َعِهَد ِعنَدكَ ﴾ َوَلما َوَقَع َعَلْيِهُم ١٣٣﴿

    ُهُم الرْجَز ِإَىلٰ َأَجٍل ُهم بَالُِغوُه ِإَذا ُهْم ١٣٤لَنـُْؤِمَنن َلَك َولَنـُْرِسَلن َمَعَك َبِين ِإْسرَائِيَل ﴿ ﴾ فـََلما َكَشْفَنا َعنـْ ﴾١٣٦﴿ ﴾ فَانتَـَقْمَنا ِمنـُْهمْ ١٣٥﴿ يَنُكُثونَ

    (133) Toen zonden Wij tot hen de overstroming, sprinkhanen, luizen, kikkers en bloed, als duidelijke Tekenen, maar zij gedroegen zich hoogmoedig en zij waren een misdadig volk. (134) En toen de plaag over hen kwam, zeiden zij: "O, Mozes, bid jou Heer voor ons. Als jij de plaag van ons wegneemt, zullen wij zeker geloven en dan zullen wij de Israëlieten zeker met jou laten gaan." (135) Maar toen Wij de plaag van hen hadden weggenomen, braken zij hun belofte. (136) Daarom namen Wij wraak op hen.

    َذا ١٢ِإنـُهْم َكانُوا قـَْوًما فَاِسِقَني ﴿ ِفْرَعْوَن َوقـَْوِمهِ ِيف ِتْسِع آيَاٍت ِإَىلٰ ﴾ فَـَلما َجاَءتْـُهْم آيَاتـَُنا ُمْبِصَرًة قَاُلوا هََٰها أَنُفُسُهْم ظُْلًما َوُعُلوا١٣ِسْحٌر مِبٌني ﴿ َقَنتـْ فَانظُْر َكْيَف َكاَن َعاِقَبُة ﴾ َوَجَحُدوا َِا َواْستَـيـْ

    ﴾١٤َن﴿اْلُمْفِسِدي(12) Allah stuurde negen tekenen naar Fir'aun en zijn zondig volk. (13) Toen Onze overduidelijke tekenen tot hen kwamen, zeiden zij: "Dit is absolute tovenarij." (14) Uit onrechtvaardigheid en hoogmoed ontkenden zij de tekenen, hoewel zij zelf ervan overtuigd waren. Zo was het einde van de verderfzaaiers.

    ﴾ َوقَاُلوا يَا أَيَه ٤٨َوَأَخْذنَاُهم بِاْلَعَذاِب َلَعلُهْم يـَْرِجُعوَن ﴿ َوَما نُرِيِهم مْن آيٍَة ِإال ِهَي َأْكبَـُر ِمْن ُأْخِتَهاُهُم اْلَعذَ ٤٩الساِحُر ادُْع لََنا َربَك ِمبَا َعِهَد ِعنَدَك ِإنـَنا َلُمْهَتُدوَن ﴿ اَب ِإَذا ُهْم يَنُكُثوَن ﴾ فـََلما َكَشْفَنا َعنـْ

    ِذِه اْألَنـَْهاُر َجتْرِي ِمن َحتِْيت ٥٠﴿ أََفَال ﴾ َونَاَدٰى ِفْرَعْوُن ِيف قـَْوِمِه قَاَل يَا قـَْوِم أَلَْيَس ِيل ُمْلُك ِمْصَر َوهََٰذا الِذي ُهَو َمِهٌني َوَال َيَكاُد يُِبُني ﴿٥١تـُْبِصُروَن ﴿ ٌر مْن هَٰ فـََلْوَال أُْلِقَي َعَلْيِه َأْسوَِرٌة من ﴾٥٢﴾ أَْم أَنَا َخيـْ

    ﴾٥٤ِإنـُهْم َكانُوا قـَْوًما فَاِسِقَني ﴿ ﴾ فَاْسَتَخف قـَْوَمُه َفَأطَاُعوهُ ٥٣َذَهٍب َأْو َجاَء َمَعُه اْلَمَالِئَكُة ُمْقَرتِِنَني ﴿

  • Môesa, de slavenbevrijder

    Pagina 24

    Az-Zukhruf 43, verzen 48-54

    Een pittig smeekgebed van Môesa

    Na het negende teken was Môesa’s geduld op en hij verrichtte het volgende smeekgebed:

    Yunus 10, verzen 88-89

    De geleerde hebben naar aanleiding van dit vers een belangrijke regel vastgesteld: Een gelovige mag een smeekgebed tot Allah verrichten om kwaad te wensen tegen een hardnekkige en onrechtvaardig persoon!

    De grote ontsnapping

    De Egyptenaren kregen talrijke kansen om tot bekering te komen, maar bleven hoogmoedig en verkeerden hardnekkig in ongeloof. Môesa was droevig geworden over dit ongelovig volk. Uiteindelijk heeft Allah Môesa te kennen gegeven dat hij zich moest voorbereiden op de vlucht met de Israëlieten. Allah heeft het plan uitgelegd aan Môesa.

    Ash-Shu'araa 26, vers 52

    َنا ِإَىل ُموَسى ﴾٥٢﴿ َأْن َأْسِر ِبِعَباِدي ِإنُكم متبَـُعونَ َوَأْوَحيـْ(52) Wij openbaarden aan Môesa: "Ontvlucht in de nacht met jouw volk uit Egypte, jullie zullen zeker worden achtervolgd”.

    نـَْيا َربـَنا لُِيِضلوا َعن َسِبيِلكَ َوقَاَل ُموَسٰى َربـَنا ِإنَك آتـَْيَت ِفْرَعْوَن َوَمَألَُه زِيَنًة َنا َوأَْمَواًال ِيف اْحلََياِة الدَربـقَاَل َقْد ُأِجيَبت ﴾٨٨اْألَلِيَم ﴿ اْطِمْس َعَلٰى أَْمَواهلِِْم َواْشُدْد َعَلٰى قـُُلوِِْم َفَال يـُْؤِمُنوا َحىتٰ يـََرُوا اْلَعَذابَ

    ﴾٨٩﴿ دْعَوُتُكَما (88) Môesa smeekte Allah: "O Heer, heeft U Fir'aun en de leiders versieringen en rijkdommen geschonken, zodat zij de mensen van Uw pad afleiden? O Heer, vernietig hun rijkdommen en verhard hun harten zodat zij niet geloven totdat zij de gestrenge straf zien." (89) Allah zei: "Ik heb jullie smeekbede verhoord."

    (48) Wij lieten hun tekenen zien waarvan het ene groter was dan het andere, hopelijk zullen zij met de bestraffing terugkeren. (49) Toen zeiden zij tot Môesa: "O tovenaar, bid jouw Heer voor ons en wij zullen zeker de leiding volgen.” (50) Maar toen Wij dan de bestraffing van hen hadden weggenomen, braken zij hun belofte. (51) En Fir'aun riep trots tot zijn volk: "O mijn volk, zien jullie dan niet dat het koninkrijk van Egypte van mij is? En dat deze rivieren onder mij op mijn bevel stromen? Ben ik niet beter dan deze onaanzienlijke Môesa?! (53) Waar is zijn glorie? En waarom zijn er dan geen engelen met hem meegekomen?" (54) Zo misleidde Fir'aun zijn volk en zij gehoorzaamden hem. Zij waren inderdaad een zwaar zondig volk

  • Môesa, de slavenbevrijder

    Pagina 25

    Ook vertelde Allah dat Hij de Israëlieten zou helpen en redden. Hierdoor had Môesa een enorm vertrouwen in een geslaagde vlucht. Môesa en de Israëlieten zijn ’s nachts gevlucht naar het Noordoosten om de rivier over te steken bij de toenmalige aanwezige noordoostelijke tak van de Nijl. Als ze eenmaal voorbij dat water (natuurlijke barrière) zouden zijn, dan zouden ze vrij zijn. De Joodse slaven werden de volgende ochtend namelijk weer verwacht op de werkplaatsen van de Egyptenaren. Toen de Egyptenaren erachter kwamen dat de Israëlieten waren gevlucht, hebben ze de Farao meteen ingelicht. De Farao moest toen lachen, omdat hij wist dat de Israëlieten als ratten in de val liepen. Ze liepen namelijk in de woestijn en waren ingesloten door de grote rivieren.

    Ash-Shu'araa 26, verzen 53-58

    De Farao vond dat het eindelijk tijd werd om af te rekenen met Môesa en de Israëlieten. Hij wilde ze deze keer een les leren zodat ze dit nooit meer zouden uitproberen. De Farao dacht dat de Israëlieten niet ver zouden kunnen zijn, zo nam hij de tijd om een uitgebreide jacht op zijn slaven te organiseren! De trotse Farao maakte er een feestje ervan. Môesa verwachtte deze arrogante reactie van de Farao en daarom rekende hij erop genoeg tijd over te hebben om de rivier te bereiken. Met een trots grote leger achtervolgden de Farao en zijn lieden Môesa en zijn volk!

    ُؤَالِء َلِشْرِذَمٌة َقِليُلوَن ﴿٥٣﴿ َفَأْرَسَل ِفْرَعْوُن ِيف اْلَمَداِئِن َحاِشرِينَ ﴾ َوِإنـُهْم لََنا َلَغاِئظُوَن ٥٤﴾ ِإن هَٰ ﴾٥٨﴾ وَُكُنوٍز َوَمَقاٍم َكرٍِمي ﴿٥٧﴾ َفَأْخَرْجَناُهم من َجناٍت َوُعُيوٍن ﴿٥٦﴾ َوِإنا جلََِميٌع َحاِذُروَن ﴿٥٥﴿

    (53) Toen stuurde Fir'aun gezanten naar de steden om strijdkrachten te verzamelen. (54) Roepende: “ Kom mee om het ontsnapte en ondankbare Israëlitisch volk te achtervolgen. (55) Zij bedrogen ons en hebben ons woedend gemaakt. (56) En deze situatie zal onze belangen raken.” (57) Zo verleidde Allah hen om hun tuinen, fonteinen, (58) schatten en heerlijke woningen te verlaten!

  • Môesa, de slavenbevrijder

    Pagina 26

    Realiteit en waarheid الواقع والحقيقة

    Zijn de zichtbare feiten de volledige waarheid ? Toen Môesa uiteindelijk bijna bij de rand van de rivier aankwam, zag hij in de verte achter zich de stofwolken die werden veroorzaakt door de Farao en zijn volgelingen. De Israëlieten liepen in de val, het water voor hen en de Farao en zijn medestanders achter hen. Toen vreesden ze dat ze er waren geweest. Hier hadden de Israëlieten met harde feiten te maken. Logisch dat ze dachten dat het over was! Hun angst is eigenlijk niet te verwijten.

    Ash-Shu'araa 26, vers 61

    Echter Môesa zag niet alleen deze zichtbare feiten. Môesa had ook nog het sterke vertrouwen in Allah met alle aspecten van de gehele waarheid.

    Ash-Shu'araa 26, vers 62

    De Israëlieten waren dus duidelijk alleen bang voor het vermogen van de Farao, terwijl Môesa

    juist het vermogen van Allah kende en zijn vertrouwen in Allah stelde. Dit is een uitstekend voorbeeld van hoe geloof een wereld van verschil maakt. Een gelovige kijkt verder dan alleen de harde feiten.

    De waarheid kent een derde machtige partij die boven alles staat, Allah.De waarheid kent een derde machtige partij die boven alles staat, Allah.De waarheid kent een derde machtige partij die boven alles staat, Allah.De waarheid kent een derde machtige partij die boven alles staat, Allah.

    ﴾٦١فـََلما تـَرَاَءى اجلَْْمَعاِن قَاَل َأْصَحاُب ُموَسٰى ِإنا َلُمْدرَُكوَن ﴿(61) Toen de twee groepen (de leger van de Farao en de Israëlieten) bijna elkaar konden zien, zeiden de metgezellen van Môesa: “Wij worden zeker ingehaald.”

    ﴾٦٢﴿ ِإن َمِعَي َريب َسيَـْهِدينِ َكال قَالَ (62) Môesa antwoordde: “Volstrekt niet, want mijn Heer is met mij. Hij zal mij zeker leiden.”

  • Môesa, de slavenbevrijder

    Pagina 27

    In zijn trotsheid verdronken

    Toen de Farao naderde, gaf Allah Môesa de opdracht om met zijn stok op de rivier te slaan. De rivier spleet in tweeën. De beide kanten van het water leken op twee hoge bergen. Zo liepen de duizenden angstige Israëlieten snel via deze rivierbedding naar de andere kant.

    Ash-Shu'araa 26, verzen 63-65

    Môesa stelde zich op als een verantwoordelijke leider. Bij een confrontatie staat hij vooraan en bij het vluchten is hij de laatste die vertrekt. Zo liep de tachtigjarige Môesa als laatste door de rivier. Toen Môesa aan de veilige kant was, wilde hij weer met zijn stok op de rivier slaan om het water weer te laten stromen als een barrière tussen hem en de soldaten van de Farao. Dit was een begrijpelijke reactie van Môesa. Echter Allah gaf de opdracht om daarmee te wachten.

    Ad-Dukhaan 44, vers 24

    Môesa begreep het niet, maar hij moest naar Allah luisteren. Maar wat dachten de Israëlieten toen? Sloeg de twijfel toe? Waarom zou Allah willen wachten? Wilde Hij alles alsnog fout laten aflopen? Zeker niet! Zo kan een mens in een fractie van een seconde toch twijfelen of zijn geloof verliezen. Dat was ook een zware beproeving voor de Israëlieten. Allah wilde het verleidelijk maken voor de Farao en zijn soldaten om Môesa te achtervolgen. Dus kwamen Farao en zijn lieden aan de zuidelijke kant van de rivier aan. Ze zagen het wonder, de twee bergen van water en de Israëlieten aan de overkant! De hoogmoedige Farao aarzelde geen seconde en gaf zijn lieden de opdracht om door te gaan. Toen Farao met zijn lieden de overkant bijna had bereikt, liet Allah de waterbergen neervallen.

    **** In het Arabisch wordt een groot water gebied (zee, rivier of meer) beschreven als zee.

    َنا ِإَىلٰ ُموَسٰى َأِن اْضِرب بـَعَصاَك اْلَبْحرَ َوأَْزَلْفَنا َمث ﴾٦٣ٍق َكالطْوِد اْلَعِظيِ�