Inhoud - Onderwijssite€¦ · - kiezen wie ze gaan imiteren : efficiënter (VB. 4-jaar oude...
Transcript of Inhoud - Onderwijssite€¦ · - kiezen wie ze gaan imiteren : efficiënter (VB. 4-jaar oude...
Inhoud 1. Inleiding .............................................................................................................................. 4
2. Cultuur en ‘human nature’ .................................................................................................. 7
IS CULTUUR UNIEK VOOR MENSEN? ........................................................................... 7
WAAROM ZIJN MENSEN KUNDIG IN CULTUREEL LEREN? ..................................... 8
ONDERZOEKSVOORBEELD : Ecoculture and differences in cognitive functioning .... 9
3. Methodes om cultuur en psychologie te bestuderen (hfst4) ............................................. 10
OVERWEGINGEN VOOR ONDERZOEK OVER CULTUREN UIT TE VOEREN ....... 10
SPECIFIEKE METHODEN ................................................................................................ 13
CASE STUDY : THE CULTURE OF HONOR IN THE SOUTHERN UNITED STATES
.............................................................................................................................................. 15
4. Ontwikkeling en socialisatie (hfst5) ................................................................................. 15
UNIVERSELE HERSENEN ONTWIKKELEN NAAR CULTUREEL GEVARIEERDE
‘MINDS’ .............................................................................................................................. 15
SENSITIEVE PERIODES VOOR CULTURELE SOCIALISATIE .................................. 15
CULTURELE VERSCHILLEN IN PSYCHOLOGISCHE PROCESSEN ONTSTAAN
MET DE LEEFTIJD ............................................................................................................ 16
HOE VERSCHILLEN VROEGE KINDERTIJDERVARINGEN OVER CULTUREN ? . 16
MOEILIJKE OVERGANGEN IN DE ONTWIKKELING ................................................. 18
SOCIALISATIE DOOR ONDERWIJS ............................................................................... 18
CASE STUDY : EAST ASIANS AND MATH EDUCATION .......................................... 19
5. Cultuur en Zelf (hfst6) ..................................................................................................... 19
WIE BEN IK ? ..................................................................................................................... 19
ONAFHANKELIJK vs AFHANKELIJK ZELFBEELD .................................................... 20
INDIVIDUALISME EN COLLECTIVISME ..................................................................... 21
HETEROGENITEIT VAN INDIVIDUEN EN CULTUREN ............................................. 22
GESLACHT & CULTUUR ................................................................................................. 22
ANDERE VERSCHILLEN IN ZELFCONCEPT ............................................................... 23
IMPLICIETE THEORIEËN OVER DE NATUUR VAN HET ZELF ............................... 25
PERSOONLIJKHEID .......................................................................................................... 26
6. Motivatie ........................................................................................................................... 26
MOTIVATIE VOOR ZELFMANAGEMENT EN ZELFVERTROUWEN ....................... 26
MOTIVATIES VOOR ‘FACE’ EN ZELFVERBETERING ............................................... 27
RELIGIE EN PRESTATIEMOTIVATIE ............................................................................ 28
VERTEGENWOORDIGING (agency) EN CONTROLE ................................................... 29
MOTIVATIE OM ERGENS BIJ TE HOREN OF OM UIT TE BLINKEN ....................... 31
7. Cognitie en perceptie ........................................................................................................ 32
ANALYTISCH EN HOLISTISCH DENKEN .................................................................... 32
AANDACHT ....................................................................................................................... 33
BEGRIJPEN VAN ANDERE MENSEN HUN GEDRAG ................................................. 33
REDENEERSTIJLEN .......................................................................................................... 34
TOLERANTIE VOOR TEGENSTELLINGEN .................................................................. 34
CREATIEF DENKEN ......................................................................................................... 35
PRATEN EN DENKEN ....................................................................................................... 35
EXPLICIETE vs IMPLICIETE COMMUNICATIE ........................................................... 36
LINGUISTISCHE RELATIVITEIT .................................................................................... 36
HOE BEGRIJPEN WE DE PLAATS VAN DE MENS IN DE WERELD ......................... 37
SLIDES 92 – 101 : INTELLIGENTIE................................................................................. 37
8. Inter-persoonlijke aantrekking, intieme relaties en groepen ............................................. 38
INTER-PERSOONLIJKE AANTREKKING ...................................................................... 38
INTIEME RELATIES .......................................................................................................... 39
GROEPEN ........................................................................................................................... 41
9. Multiculturele wereld ........................................................................................................ 43
MOEILIJKHEDEN IN HET ONDERZOEKEN VAN ACCULTURATIE ........................ 43
WAT GEBEURT ER ALS IEMAND NAAR EEN NIEUWE CULTUUR VERHUIST? . 44
VERSCHILLEND EN VAAK ONGELIJK ........................................................................ 46
MULTICULTURELEN ....................................................................................................... 47
MULTICULTURELEN ZIJN CREATIEVER .................................................................... 48
10. Fysieke gezondheid ....................................................................................................... 49
BIOLOGISCHE VARIABILITEIT ..................................................................................... 49
CULTUUR EN GEZONDHEID .......................................................................................... 51
GENEESKUNDE ................................................................................................................. 53
11. Mentale gezondheid ...................................................................................................... 53
WAT IS EEN PSYCHOLOGISCHE STOORNIS ? ............................................................ 54
CULTUURGEBONDEN SYNDROMEN ........................................................................... 54
UNIVERSELE SYNDROMEN ........................................................................................... 56
BEHANDELING MENTALE GEZONDHEID .................................................................. 58
12. Emoties .......................................................................................................................... 59
WAT IS EEN EMOTIE ? ..................................................................................................... 60
VARIEERT EMOTIONELE ERVARING OVER CULTUREN ? ..................................... 60
GEZICHTSFEEDBACKHYPOTHESE .............................................................................. 62
CULTURELE VARIATIE IN DE INTENSITEIT VAN DE EMOTIONELE ERVARING
.............................................................................................................................................. 62
EMOTIES EN TAAL ........................................................................................................... 62
CULTURELE VARIATIE IN SOORTEN ERVARINGEN ............................................... 63
CULTURELE VARIATIE IN SUBJECTIEF WELZIJN EN GELUK ............................... 63
CONCLUSIE IN VERBAND MET CULTURELE VARIATIE IN EMOTIES ................. 65
1. Inleiding
Cultuur = …
1. Soort informatie
Wat we weten / kunnen leren we door sociaal leren van anderen
! is geen exacte replicatie owv cultuurveranderingen door de tijd
dynamisch en altijd veranderend
2. Groep van individuen
Wat gemeenschappelijk is met andere groepsleden ( niet individueel )
en wat verschilt tussen groepen ( niet universeel )
! geen scherpe grenzen tussen culturen : globale interdependentie,
migratie
3. Gedeelde gedragscontext
wat behoort tot een gedeelde sociale omgeving
! niet determinerend, grote individuele verschillen binnen 1 cultuur
Cultuur = dynamische groep van individuen die dezelfde context delen, blootgesteld worden
aan dezelfde culturele boodschappen die hier op verschillende manieren door beïnvloed zijn
The mind : onafhankelijk of verweven met cultuur ?
1. Algemene psychologie : geest is abstract en centraal verwerkingsunit (CPU), dat
onafhankelijk van de inhoud of context werkt
culturele verschillen zijn gevolg van ruis, fouten in proefopzet, …
2. Culturele psychologie : het denken bevat ook de interactie met de inhoud en de
deelname met de context waarin men aan het denken
een identieke actie kan verschillende betekenissen hebben, de
mogelijke betekenissen zijn beïnvloed door de culturele context waarin
de actie zich voordoet
verweven
VB. Figure line task : absolute lengte vs. relatieve (proportionele)
lengte natekenen
activiteit in hersenen : meer activiteit = moeilijker
EA (European American) : relatief > absoluut (fMRI)
Aziaten : absoluut > relatief (fMRI)
PLASTICITEIT : Hersenen worden gevormd door culturele
ervaring
VB. Studie taxichauffeurs in Londen: posterieure hippocampus = groter
Culturele verschillen in psychologische processen
= de mate waarin iemand blootgesteld wordt met een bepaald
cultureel idee zorgt ervoor dat ze hier veel over denken en een
rijk netwerk van gedachten, gedragingen en gevoelens hierrond
creëren
Case study : De Sambia
Overgebleven uit oorlogstijden culturele traditie van jongens man : pijnlijk proces
Geloven dat deze jongens zonder ‘zaad’ zijn geboren, moeten dit inslikken van andere
mannen
Homo/heteroseksualiteit Sambia Seksuele oriëntatie Westen :
elke Sambiaanse man doorloopt elke stage ( homo – bi – hetero )
Psychologische universaliteiten
1. ‘Accessibility’ Universal
= een cognitief proces dat in alle culturen bestaat, dat gebruikt wordt om
hetzelfde probleem op te lossen en in dezelfde mate toegankelijk is tussen
culturen
vb. sociale facilitatie
2. Functional Universal
= een cognitief proces dat in meerdere culturen bestaat, gebruikt wordt om
hetzelfde probleem op te lossen en meer toegankelijk is voor sommigen dan
voor anderen
vb. kostelijke straf, categorisatie regels, rol van negatief affect in depressie, …
3. Existential Universal
= cognitief proces dat in meerdere culturen bestaat, maar niet noodzakelijk
gebruikt wordt om hetzelfde probleem op te lossen en is niet even toegankelijk
tussen culturen
vb. Westen : succces = motivatie, falen = demotiverend Azie
4. Nonuniversal
= cognitief proces dat niet bestaat in alle culturen
vb. ‘telraam’ redeneren
Psychologische database
Westers Educated Industrialized Rijk Democratisch
= smalle en ongewone populatie
1. geïndustrialiseerden reageren anders dan mensen van kleinschalige
gemeenschappen
2. meer uitgesproken responsen
3. Amerikanen nog extremere responsen dan Westerse mensen
4. Respons Amerikaanse college studenten nog meer verschillend dan van
volwassenen die geen hoger onderwijs gedaan hebben
VB. Müller-Lyer illusie : belang van blootstelling aan hoeken
Meer voorbeelden in slides college 2 – s41 tem s55
Waarom culturele psychologie studeren ?
De rol van culturele ervaring in hoe we denken en voelen
vermijden van vervormd en onvolledig begrip van menselijke geest
HOE omgaan met mensen van andere cultuur ?
1. Color-blind approach : focussen op de gemeenschappelijke menselijke natuur
als je mensen vertelt dat ze 2 groepen zijn, krijg je vlug discriminatie
tussen de groepen
2. Multicultural approach : mensen identificeren zich sterk met hun groep en de
meeste groepsidentiteiten zijn meer betekenisvol dan de
artificiële groepen in het labo
1 2 : groepen die multiculturele boodschappen benadrukken doen ’t op verschillende
vlakken beter dan groepen die color-blind messages benadrukken
VB1. Studie relatie tussen bedrijfsattitude tov diversiteit en werknemers’
engagement: Hoe meer multicultureel, hoe meer engagement bij minderheids-
werknemers
VB2. Na exposure aan multiculturele boodschappen, meer positieve
conversaties tussen Canadezen en Native canadians, verhoogde
identiteitsveligheid bij NC en minder uitdrukken van negatieve emoties
door C
VB3. Meer positieve attitudes van blanke studenten tov minderheids-
studenten als multiculturele boodschappen in de omgeving
Etnocentrisme = mensen van andere culturen oordelen adhv de standaarden van de
eigen cultuur
Vanwaar komt culturele psychologie ?
Wundt : Volkerpsychologie
Russische cultuur-historische school :
- mensen interageren met hun omgeving adhv de ‘werktuigen’ of menselijke
uitvindingen die hen doorheen de geschiedenis doorgegeven zijn ( vb. uitvinding van het
wiel, democratie, … )
- al het menselijke denken wordt behouden en uitgedrukt via geaccumuleerde ideeën en
het wordt uitgeoefend in dagelijkse activiteiten
WOII : Cultuur- en persoonlijkheidsstudies
2. Cultuur en ‘human nature’
IS CULTUUR UNIEK VOOR MENSEN?
Cultureel leren
MENSEN DIEREN :
- leren sneller en beter van anderen
- kiezen wie ze gaan imiteren : efficiënter
(VB. 4-jaar oude kinderen kiezen ervoor om het model dat ‘prestigieus’ is te imiteren)
- ‘algemeen imitatiemechanisme’ : we weten niet wélk specifiek gedrag van het model
leidt tot zijn succes, dus we gaan alles nadoen, zelfs fout gedrag
2 CAPACITEITEN gesofisticeerde leervaardigheden :
1. Theory of mind : het vermogen om het perspectief van anderen in te nemen,
verstaan dat deze verschillen van het eigen perspectief en dat
anderen ook andere intenties hebben
a. Imitatief leren
= diegene die leert internaliseert de doelen en gedragsstrategieën
van het model
b. Emulatief leren
= focussen op de omgevingsgebeurtenissen die betrokken zijn
bij ’t leren, vereist geen imitatie van de gedragsstrategieën v/h
model, creatief
! laat niet toe om culturele informatie te accumuleren
VB. 2j. kind en chimpansee moeten iets nemen met hark : chimpansee doet
aan emulatief leren, kind aan imitatief (slides)
2. Taal : is integraal in menselijk cultureel leren, zorgt ervoor dat dit
cumulatief is
Cumulatieve culturele evolutie
RATCHET EFFECT : culturele informatie kan verder opstapelen zonder eerdere
informatie te verliezen
vereist imitatief leren en gesofisticeerde communicatie
Verliezen van ideeën: - accumulatie is afhankelijk van ’t feit dat er een groot aantal
modellen beschikbaar moeten zijn om van te leren
- kleine populaties verliezen ideeën omdat er weinig modellen
beschikbaar zijn en niet iedereen even goed leert
Ook bij psychologische mechanismen, vb. mathematisch redeneren
WAAROM ZIJN MENSEN KUNDIG IN CULTUREEL LEREN?
( zie vooral slides C2 ! )
EQ : encephalization quotient = de ratio van het hersengewicht van één dier met ’t
hersengewicht van een gelijkaardig van dezelfde
lichaamsgrootte
mens : 4 – 5 keer groter
Neocortex ratio = een meting van intelligentie, want primaten hun
hersenen verschillen het opmerkelijkst in de grootte van
de neocortex met andere zoogdieren
VB. Studie Herrmann et al. :
fysieke probleemoplossende taken : kind = chimpansee, oerangoetan
sociale probleemoplossende taken : kind > chimpansee, oerangoetan
mens heeft grotere hersenen owv sociale capaciteiten !
ONDERZOEKSVOORBEELD : Ecoculture and differences in cognitive
functioning
meer uitleg in extra slides college 2 !!
MASUDA & NISBETT
Fase 1 : Herinneringstaak
Japanners en Amerikanen verwezen ongeveer evenveel ( geen
significant verschil ) naar actieve objecten en focale (=centrale)
objecten
Japanners verwezen significant meer (p < .05 of .01) naar achtergrond –
en passieve (=inert) objecten
Fase 2 : Herkennen van de centrale vis
Japanners : Originele > geen > nieuwe achtergrond
Amerikanen : Geen > originele > nieuwe achtergrond
! Bij Amerikanen minder uitgesproken verschil tussen de ≠ achtergronden, bij
Japanners sterke daling van herkenning bij nieuwe achtergrond
VERKLARING RESULTATEN :
Japan = afhankelijke samenleving holistisch denken
Amerika = onafhankelijke samenleving analytisch denken
‘NATUURLIJKE’ EVIDENTIE : Zwarte Zee studie (gezien bij college9: Cultuur&Cognitie)
minimale verschil – benadering : Objecten verschillen enkel in hun dagelijkse activiteiten,
die mate van afhankelijkheid bepalen
Farmers & Fishermen Herders: > relationele antwoorden in de categorisatietaak, wat
duidt op holistisch denken ( A = categorisch, B = relationeel
antwoord)
< categoriale antwoorden in de redeneertaak, wat erop
wijst dat herders meer analytisch denken ( Groep 1 =
relationeel / analytisch, Groep 2 = categoriaal / holistisch antwoord)
(zie ook p.305)
3. Methodes om cultuur en psychologie te bestuderen (hfst4)
OVERWEGINGEN VOOR ONDERZOEK OVER CULTUREN UIT TE VOEREN
Probleem : Bij ’t overnemen van methoden van andere velden van de psychologie, nemen
we ook deze problemen over en creëren we verdere ambiguïteiten bij ’t toepassen van deze
methoden op mensen van andere culturen.
Welke culturen moeten we bestuderen ?
Selectie maken op basis van een theoretische variabele
culturen die variëren op een specifieke theoretische dimensie (vb.
collectivisme)
bij onderzoek naar universaliteit v/e psychologische eigenschap:
culturen die sterk variëren op zoveel morgelijk theoretisch relevante
dimensies (vb. taal, geografie, filosofie, niveau van onderwijs,..) . Als er
gelijkenis wordt gevonden in deze specifieke psy. eigenschap is dit
overtuigende evidentie voor de universaliteit hiervan ! (vb.theory of mind)
Betekenisvolle vergelijkingen over culturen maken
1. Ontwikkel kennis over de culturen
χ lees bestaande teksten en etnogafieën ( valkuil : bias van de schrijver )
χ vind iemand van de cultuur die je gaat bestuderen en die geïnteresseerd is in
hetzelfde onderzoek met je uit te voeren
χ integreer in de cultuur om het ‘firsthand’ te leren
2. Contrasteren van zeer verschillende vs. gelijkaardige culturen
χ er zijn cultureel geleerde vaardigheden ivm het uitvoeren van onderzoeken of
het deelnemen aan onderzoek ( geïndustrialiseerde > niet-geïndustrialiseerde )
χ Methodologische equivalentie : de onderzoeksmethode wordt op een
identieke manier geïnterpreteerd over
verschillende culturen
= bijvoorbeeld hoog tussen Amerikaanse en Japanse studenten,
daarom voorkeur voor vergelijking tussen deze culturen !
Probleem van generaliseerbaarheid
Probleem van ‘Power’ :
de bekwaamheid van de studie om een effect vast
te stellen en de mogelijkheid dat zo een effect ook
echt bestaat
is er genoeg verschil in de cultuur
(onafhankelijke variabele) om een verschil in de
afhankelijke variabele vast te stellen ?
3. ‘Emic’ (van binnenuit) vs. ‘Etic’ (van buitenuit) benadering (C3, s10&11!)
χ Fasen van cultuurvergelijking
Het uitvoeren van cross-cultureel onderzoek met ‘surveys’ (=vragenlijsten)
Veel problemen bij ’t gebruik van vragenlijsten
Deze zijn niet goed om vergelijking te maken over culturen, maar wel voor het
identificeren van individuele verschillen binnen culturen
zie ook s20 – s42 !
A. VERTALING VAN DE ITEMS
Problemen met Engelse vragenlijsten:
1. Participanten hebben waarschijnlijk slechtere Engelse vaardigheden dan de vertalers
2. Zijn diegenen die goed Engels kunnen wel representatief voor hun cultuur ?
3. De taal waarin we denken kan de manier waarop we denken beïnvloeden
Probleem met vertalen : equivalent van de psychologische term in de vreemde taal ?
Goede vertaling verzekeren :
1. één van de onderzoekers is volledig tweetalig
2. ‘Back-translation’ methode : Engels vreemde taal Engels
χ : onnatuurlijke / moeilijk te begrijpen vertaling
B. ANTWOORDBIAS
1. Moderacy bias = hoe waarschijnlijk mensen van verschillende culturen hun
neiging om in te stemmen met een gemiddeld antwoord
uitdrukken
2. Extremity bias = hoe waarschijnlijk mensen van verschillende culturen hun
neiging om in te stemmen met een extreem antwoord
uitdrukken
1&2 : antwoordstijlen, beïnvloeden hoe een individu antwoordt onafhankelijk van de
inhoud van het item!
Oplossing : Vermijd het geven van gemiddelde antwoordopties ( ipv 7-
puntenschaal, JA/NEE antwoordopties geven)
Oplossing : Standaardiseer je scores : ! assumptie dat het gemiddelde
responsniveau identiek is over culturen
enkel gebruiken als interesse in patroon van antwoorden,
niet als vergelijken van het gemiddelde antwoordniveau
3. Acquiescence bias = de neiging om met de meeste uitspraken akkoord te gaan
= cultureel : holistisch denken meer mogelijke waarheden, zij
kunnen zichzelf als zowel introvert als extravert zien
Oplossing : omgekeerd-scoren van de helft van de items
Oplossing : standaardiseren, maar zie eerder vermeld probleem
C. REFERENTIEGROEP EFFECTEN
= mensen in verschillende culturen gebruiken verschillende standaarden, ze
vergelijken zich namelijk met andere referentiegroepen
Oplossing : Vermijd subjectieve metingen die een verschillende standaard kunnen hebben
in de onderzochte groepen meer concrete items of veranderen van
antwoordformaat
Oplossing : Gedrags – of fysiologische metingen gebruiken
VB. Studie manipulatie referentiegroep (s34 – 37)
Als er vergeleken moest worden met een cross-culturele referentiegroep, werden de
resultaten gelijkaardig aan de bevindingen in de literatuur
D. DEPRIVATIE-EFFECTEN
= als je iets te kort komt, ga je dit net meer waarderen (vb. door tekort aan persoonlijke
veiligheid, meer waarde hieraan hechten)
Het uitvoeren van cross-cultureel onderzoek met ‘experimenten’
= eigenlijk quasi-experimenteel, want de onafhankelijke variabele ‘culturele
achtergrond’ is niet gemanipuleerd
Tussen-groepen manipulatie : verschillende groepen van deelnemers ontvangen
verschillende niveaus van de onafhankelijke variabele
Binnen-groeps manipulatie : elke deelnemer ontvangt meer dan 1 niveau van de OV
verschuift de vergelijking tussen culturen van ‘grootte van scores’ naar
‘patroon van scores’
( = eerst kijken binnen de 2 culturen hoe het patroon van antwoorden is, dan
deze patronen vergelijken)
SPECIFIEKE METHODEN
Situation Sampling
Theorie : cultureel gevormde situaties leiden ertoe dat men bepaalde gewoonten in het
denken over zichzelf en zijn wereld vormt
Onderzoeksdesign :
1. Deelnemers van twee culturen worden gevraagd om een aantal situaties die zij ervaren
hebben op te schrijven
2. Een tweede groep deelnemers krijgt een lijst van situaties ( van zowel eigen als andere
cultuur ) en wordt gevraagd zich voor te stellen hoe ze zich hierbij voelen
Analyse :
1. Onderzoeker kan nagaan of er culturele verschillen zijn in de manier waarop mensen
van verschillende culturen reageren op de situaties in stap2.
2. Mogelijkheid tot nagaan of de culturele oorsprong van de situaties verschillend
beantwoord worden (vb. zie boek p136 !)
Cultural Priming
De manier waarop men denkt verschilt eerder kwantitatief (dimensioneel) dan kwalitatief
iemand primen met een denkwijze die in mindere mate aanwezig is, kan ertoe leiden dat men
cf. deze denkwijze gaat handelen / antwoorden in het experiment
Culture-level measures
Hoe data verzamelen om hypothesen over een cultuur te testen ?
χ Vereisten culturele data : 1. Objectief en kunnen gerepliceerd worden
2. Kwantificeerbaar
Onderzoek naar de soorten culturele boodschappen waaraan individuen worden blootgesteld
1. Focus van het onderzoek op identificeerbare en kwantificeerbare boodschappen
(vb. lyrics muziek werkende (country) en middenklasse (rock) Amerikanen)
2. Een specifieke hypothese stellen
(vb. werkenden worden meer blootgesteld aan boodschappen over ‘resilience’, middenklasse
aan boodschappen over ‘eigen unieke leven leiden’ )
3. Ruwe data omzetten naar kwantificeerbare data : coderen
! subjectief : gebruik ‘blinde’ codeerders, nl. die de hypothese niet kennen
gebruik meerdere codeerders voor dezelfde data
De uitdaging van ‘Unpackaging’
= identificeren welke onderliggende variabelen leiden tot een cultureel verschil
Probleem : Een cultureel verschil op zich vertelt ons niet welke culturele ervaringen het
ondersteunen
VB. Japanners scoren hoger op een meting van ‘embarrassability’ als Amerikanen
STAP 1 : Zoek een theorie die de zoektocht naar mogelijke onderliggende
variabelen leidt
Japanners hebben een afhankelijk zelfbeeld
STAP 2 : Ga de geldigheid van de theorie na
STAP 3 : Demonstreer dat de geobserveerde culturele verschillen in
afhankelijkheid gerelateerd zijn aan de geobserveerde verschillen in
‘embarrassability’
! Je hebt nu niet noodzakelijk alle variabelen of de meest verklarende variabele
geïdentificeerd, maar één van de verklarende variabelen
Multiple Methods
= geen enkele studie voorziet een volledig beeld
Principe van Occams scheermes : elke theorie moet zo weinig mogelijk assumpties maken,
hoe simpeler de theorie, hoe waarschijnlijker dat ze juist
is
CASE STUDY : THE CULTURE OF HONOR IN THE SOUTHERN UNITED STATES
zie vooral slides 46-74 college 3 !!
Culture of honor = mensen streven ernaar hun reputatie te beschermen dmv agressie
Multiple methods :
χ archief data
χ vragenlijsten
χ fysiologische metingen
χ gedragsmetingen
χ veldexperiment
4. Ontwikkeling en socialisatie (hfst5)
UNIVERSELE HERSENEN ONTWIKKELEN NAAR CULTUREEL GEVARIEERDE
‘MINDS’
= onze universele biologische fundamenten worden vervormd door onze ervaringen en
dankzij onze vaardigheid om culturele kennis op te doen
SENSITIEVE PERIODES VOOR CULTURELE SOCIALISATIE
= periode in de ontwikkeling die toestaat voor de relatief gemakkelijke verwerving van een
set van vaardigheden
‘Developmental transition’
= overgang van de nadruk op het verwerven van nieuwe vaardigheden naar de
nadruk op het specialiseren en uitbuiten van de reeds geleerde vaardigheden
Sensitieve perioden voor taalverwerving
χ Vermogen om verschillende geluiden – fonemen – te discrimineren
in ’t begin van het eerste levensjaar kunnen kids alle fonemen
onderscheiden, naar het einde toe al veel minder
χ Het vermogen om een taal aan te leren daalt met de leeftijd
χ VB. Studie van de hersenen van tweetalige individuen
Vroeg geleerd : in zelfde gebieden activatie bij beide talen
Later 2de
taal geleerd : verschillende activatie van hersenhelften
- vb’en kinderen in het wild : Wild Boy of Aveyron, Genie, Rochom P’ngieng
Sensitieve perioden voor cultuurverwerving
VB. Studie: Identificatie met Canadese cultuur door Chinese immigranten
Interactie-effect van leeftijd en aantal jaar in Canada :
<15j en 20jaar : meeste identificatie met de cultuur, stijgt naarmate langer in Canada
16-30j : lichte daling van identificatie naarmate langer in Canada
31-50j : sterke daling naarmate langer in Canada, mogelijk omdat zij zich net meer
beginnen te ergeren aan de andere cultuur
CULTURELE VERSCHILLEN IN PSYCHOLOGISCHE PROCESSEN ONTSTAAN
MET DE LEEFTIJD
VB. Verwachtingen in verband met de toekomst : Aziaten US
US : verwachting dat bestaande trend zich gaat voortzetten
A : verwachten verandering
Kinderen van 7j hebben nog gelijkaardige verwachtingen, 9j al uitgesproken verwachtingen
conform cultuur
HOE VERSCHILLEN VROEGE KINDERTIJDERVARINGEN OVER CULTUREN ?
Persoonlijke ruimte van het kind
VB. Studie interacties ouder-3m.baby (C4 s26-29)
Afhankelijke variabelen :
χ lichaamscontact
χ face-to-face contact
χ respons (koud/warm) op signalen (+/-) van het kind
VB. Studie slaaparrangementen (C4 s11-21)
Voorkeur voor een bepaald slaaparrangement weergeeft de onderliggende waarden v/d
cultuur
Waarden India Waarden US
Incest vermijden Incest vermijden
Bescherming v/d kwetsbaren (kleinsten) Privacy v/h koppel
Vrouwelijke kuisheidsangst Ideaal van autonomie
Respect voor hiërarchie
Slaaparrangementen is een voorbeeld van Enculturatie : niet doelgericht leren (s8 !)
Ouderschapsstijlen
1. Authoritarian (autoritair)
= hoge eisen, strenge regels en weinig open dialoog tussen ouder en kind. Weinig
warmte
2. Authoritative
= child-centered, hoge verwachtingen ivm maturiteit van het kind, leren het kind
gevoelens te herkennen en reguleren, moedigen onafhankelijkheid aan. Warmte en
democratisch
3. Permissive
= ouders die erg begaan zijn met hun kinderen, veel expressie van warmte, maar te
weinig grenzen stellen
is een Westerse taxonomie
een Oosterse / Niet-Westerse ouderschapsstijl bevat eerder :
1. Weinig eisen tot het kind de schoolleeftijd bereikt heeft, dan worden de ouders
strenger
2. De manier waarop warmte en responsiviteit gecommuniceerd worden door de ouders
is anders bij Aziaten, namelijk minder expliciet
3. een grote rol voor ‘Training’ : een inspanning v/d ouders om het kind t leren voldoen
aan sociaal wenselijk gedrag, door het voorzien van
expliciete voorbeelden
Deze verschillen in ouderschapsstijlen leiden ertoe dat US-kinderen leren dat ze
onafhankelijk zijn en Aziatische kinderen leren dat ze afhankelijk zijn / in relatie staan tot hun
moeder
χ VB. US kinderen benadrukken meer eigen kwaliteiten en voorkeuren
χ VB. US moeders benadrukken meer successen en positieve ervaringen van
kind
Noun biases
= het overwicht van zelfstandige naamwoorden tov werkwoorden en andere relationele
woorden in het vocabularium van jonge (Westerse) kinderen
2 mogelijke verklaringen :
1. Linguistisch : noun biases reflecteren hoe verschillende talen de zelfstandige
naamwoorden en werkwoorden verschillend benadrukken
2. Kinderen leren anders communiceren over objecten
vb. US moeder – kind : Grote gele truck, hier is een andere rode truck, …
Az. moeder – kind : Papa truck – broer truck, gaan samen picknicken ….
Nadruk op karakteristieken, hoe truck zich onderscheidt van anderen / op
relationele, relaties tussen trucks
Rol van analytisch vs holistisch denken
MOEILIJKE OVERGANGEN IN DE ONTWIKKELING
The terrible twos
Op 2-jarige leeftijd is er een toename van niet-luisterend en oppositioneel gedrag
Functie : socialisatie tot een volwassen, verbaal assertief individu
Vooral in Westerse wereld, waar het kind in een onafhankelijke cultuur wordt
opgevoed
Rebellie als adolescent
Adolescentie is een ‘existential universal’
Meerderheid van de culturen verwachten niet dat adolescenten zich ongehoorzaam gedragen
Variabele die een moeilijke adolescentie voorspelt = leren accepteren van volwassen rollen
gemakkelijker als er minder verscheidene rollen zijn (traditionele culturen)
moeilijker hoe meer keuze: 5 mijlpalen van adolescentie in Westerse landen,
nl. school afmaken, huis verlaten, financieel onafhankelijk worden, trouwen,
min.1 kind
SOCIALISATIE DOOR ONDERWIJS
Wie naar school is geweest maakt meer gebruik van:
χ clustering en andere leerstrategieën
VB. Studie Luria : taxonomische categorisatie (p185) ‘Which object doesn’t belong’ :
wie geen onderwijs had gehad, kon amper/niet taxonomisch categoriseren,
maar keek naar hoe deze objecten samen gebruikt konden worden afhankelijk
van de context
χ abstract logisch redeneren
χ culturele ‘werktuigen’ (vb. cijferen)
χ een meer efficiënte manier om informatie te verwerken school beïnvloedt
dus hoe mensen denken
CASE STUDY : EAST ASIANS AND MATH EDUCATION
Verschillen in onderwijs tussen culturen verschillen in psychologische processen
US Japan, China, Taiwan :
χ grotere spreiding in scores in US
χ J,C en T presteerden gemiddeld beter
χ verschillen meer uitgesproken bij de oudere kinderen : hoogste US score =
slechtste score andere landen
Mogelijke verklaringen :
1. Verschillen in de manier waarop wiskunde onderwezen wordt
2. Psychologische verschillen in de manier waarop kinderen en ouders leren
conceptualiseren
Aziatische ouders zien onderwijs als meer centraal in het leven van hun
kind
3. Prestaties in relatie met de verwachtingen van kinderen en hun moeders
de standaarden van Aziatische moeders liggen hoger dan die van US
Aziatische moeders focussen de aandacht van hun kind op hun
academisch falen om tekorten te corrigeren
4. De taal
Chinees voor 13 = ‘tien-drie’
5. Cultuur en Zelf (hfst6)
WIE BEN IK ?
De natuur van ons zelfbeeld beïnvloedt sterk de manier waarop we onze sociale werelden
waarnemen en ermee interageren
Zelfbeschrijving :
χ Oppervlakkig niveau : uitspraken, inhoud hiervan wordt door cultuur
voorzien (vb. bepaalde basketploegfan zijn)
χ Diepgaander niveau : structuur van de uitspraken wordt bepaald door
cultuur (vb. Ik ben creatief = trek uitspraak Ik ben een
oudste dochter = relationele uitspraak : s15-16!)
VB. Studie Amerikanen Kenyans in zelfbeschrijving
studenten van beide culturen > nadruk op persoonlijke eigenschappen
andere Kenyans > nadruk op rollen en groepslidmaatschap
Dit patroon kan gegeneraliseerd worden naar andere Westerse vs. niet-
Westerse culturen en manifesteert zich al in de kleutertijd
ONAFHANKELIJK vs AFHANKELIJK ZELFBEELD
Onafhankelijk
Het ‘zelf’ haalt zijn identiteit van innerlijke kenmerken die :
χ de basis zijn van de identiteit van het individu
χ stabiel zijn over situaties en gedurende het leven
χ uniek zijn
χ autonoom zijn, namelijk van het individu zelf
χ significant zijn voor het gedrag
Figuur 6.4 (p201) :
1. Cirkel rond het individu overlapt niet met anderen
de identiteit is onderscheiden (/onafhankelijk) van relaties
2. De X’en = aspecten van de identiteit
belangrijke aspecten liggen in het individu, minder belangrijke ook bij
significante anderen
3. De cirkel rond het individu is een volle lijn
het zelf wordt als stabiel ervaren
4. De cirkel rond de ingroup is een onderbroken lijn
het verplaatsen van anderen tussen ingroup-outgroup is relatief
gemakkelijk
Afhankelijk
Het ‘zelf’ is :
χ een relationele entiteit die fundamenteel verbonden is met en behouden door
een aantal significante relaties
χ gedrag wordt gezien als contingent met de percepties van anderen hun
gedachten, gevoelens en acties (hoe beïnvloed mijn gedrag anderen?)
χ deel van een grotere sociale unit
Figuur 6.5 (p203)
1. De cirkel rond het individu overlapt grotendeels met de significante anderen
2. De belangrijke aspecten van de identiteit liggen in de overlapping
identiteit vindt zijn fundamenten in de relatie met anderen
relaties verwijzen ook naar groepslidmaatschap
3. Het individu wordt omgeven door een onderbroken lijn
de identiteit is veranderlijk in verschillende situaties
4. De ingroup wordt omgeven door een volle lijn
men wordt niet gemakkelijk een ingroepslid en geraakt hier ook niet
rap uit
Hersenactivatiepatronen
Westerse culturen : activatie in verschillende gebieden als ze aan zichzelf / moeder denken
China : zelfde activatiepatronen als ze aan zichzelf en moeder denken
Implicaties culturele verschillen in het zelfconcept
Computermetafoor klopt niet volledig want wij verschillen van computers door ons
zelfconcept :
χ organiseert de informatie die we over onszelf hebben en leidt onze aandacht
naar informatie die relevant is voor ons zelfbeeld
χ geeft vorm aan onze zorgen
χ leidt ons in de keuze voor partners en soort relaties dat we houden
χ beïnvloedt hoe we een situatie interpreteren en beïnvloedt zo de emotionele
ervaring die we erbij hebben
INDIVIDUALISME EN COLLECTIVISME
Individualistisch = meer nadruk op de onafhankelijke eigenschappen van zichzelf en
voelen zich onderscheiden van anderen, benadrukken het belang van
autonomie
fig 6.7 (p207) : mate van Individualisme
Collectivistisch = meer aandacht voor de afhankelijke eigenschappen van hun
zelfconcept, zoals intieme relaties en groepslidmaatschap
> 80% van de wereldpopulatie leeft in een collectivistische cultuur
ook in de US ! ( Hawaii, Utah, .. )
Dit fenomeen is een belangrijk fundament voor vele culturele psychologische theorieën en is
een belangrijke dimensie om ‘culturele variatie’ te verklaren
HETEROGENITEIT VAN INDIVIDUEN EN CULTUREN
De structuur van het zelfbeeld is een continuüm, soms voel je je meer verbonden met anderen,
soms eerder onderscheiden
wordt gedetermineerd door welke situaties men dagelijks tegenkomt
Een cultuur is zeer variabel en bestendig tegen simpele categorisatie
de individuen binnen een cultuur verschillen in de mate waarin ze in
deze cultuur ‘passen’
GESLACHT & CULTUUR
VB. Studie – zijn vrouwen eerder ‘afhankelijk-collectivistisch’ en mannen meer
‘onafhankelijk-individualistisch ? :
Vragenlijst met onderliggende factoren (collectivisme, agency,
assertiviteit, verwantschap)
significante cultuurverschillen voor alle factoren
1 significant geslachtsverschil, nl. voor ‘Verwantschap’ :
vrouwen > mannen, zijn dus meer afhankelijk in hun aandacht
voor anderen hun gevoelens en zorgen
Geen geslachtsverschillen voor de andere factoren
VB. Studie – hoe worden geslachtsrollen gezien ? Traditioneel vs. modern
Bevindingen :
1. Zeer uiteenlopende perspectieven tov geslachtsgelijkheid in de wereld
2. Mannen en vrouwen van een cultuur hebben een ongeveer gelijkaardige mening over
geslachtsgelijkheid
3. Mannen hebben over het algemeen meer een meer traditioneel perspectief
Welke kenmerken van een cultuur voorspellen een modern perspectief ?
1. Het percentage in een land dat een bepaalde religie hanteert : Christendom modern,
Islam traditioneel
2. De geografische locatie : Noorden modern , Zuiden traditioneel
3. Hogere individualisme score modern
VB. Studie – geslachtsrollen en het gebruik van de ploeg in de geschiedenis
Theorie : een culturele innovatie in de landbouw had implicaties voor de geslachtsrollen
‘Shifting Cultivation’ : vrouwen doen het meeste landbouwwerk,
met de kids vlakbij
‘Plough Cultivation’ : vereist spierkracht, vooral door mannen,
terwijl de vrouwen het huishouden doen
dit patroon is behouden gebleven bij de industrialisering van het land
Bevindingen studie : waar vroeger de ploeg gebruikt werd, zijn nu minder gelijke
geslachtsrollen en minder vrouwelijke participatie in het bedrijfsleven
‘Geëssentialiseerde geslachtsrollen’ :
= het geslacht dat geassocieerd wordt met de meeste macht in een cultuur wordt meer
geëssentialiseerd
= minder veranderlijk zijn van de geslachtsrol
vb. in US kunnen vrouwen wel mannenkleren dragen en mannenhobby’s beoefenen (veranderlijk), maar
mannen kunnen geen vrouwenkleren dragen / vrouwenhobby’s doen (onveranderlijk)
ANDERE VERSCHILLEN IN ZELFCONCEPT
Zelfsamenhang (self-consistency)
= hoe we denken en handelen over verschillende situaties
VB. Studie – effect van context op hoe men zichzelf beschrijft
1. Amerikanen zien zich gemiddeld positiever dan Japanners
2. Amerikaanse antwoorden waren gelijkaardig over de verschillende condities
grote variabiliteit in Japanse antwoorden
Implicatie : welke context voorziet ons van de meest accurate zelfbeschrijving ?
Cognitieve dissonantietheorie
= Men heeft de motivatie om consistent te zijn, cognitieve dissonantie treedt op als we
merken dat we inconsistent handelen
2 oplossingsstrategieën : 1. meer consistent gaan handelen
2. dissonantievermindering door attitudes te veranderen,
vb. rationalisatie na keuze
VB. Studie – vertonen mensen van verschillende culturen gelijkaardige dissonantie
verminderingsstrategieën als ze beslissingen maken ?
Canadezen rationaliseren hun beslissing
Japanners deden dit niet
VB. Studie – Oost-Aziaten rationaliseren de keuzes die ze voor anderen maken
Motivatie om consistent te zijn met anderen
VB. Studie – reactie op adverteerders
Hypothese : mensen met afhankelijk zelfconcept zijn minder gemotiveerd om
consistent te zijn met zichzelf en zijn daarom minder geaffecteerd door ‘fund-raisers’
die hen eraan herinneren dat ze al eerder geholpen hebben. Zij zijn daarentegen meer
gemotiveerd om consistent met significante/gelijke anderen te handelen
Resultaten bevestigen dit (p221)
Gunstige gevolgen van zelfconsistentie
Voor Amerikanen hoge correlatie met welzijn, sociale vaardigheden en
‘likability’
Nauwelijks correlatie voor Koreanen
Oost-Aziaten zijn niet per sé minder voorspelbaar, zij vertonen meer consistentie
binnen relaties ( bij m’n ouders ben ik zo, bij vrienden zo, … ) : ALS – DAN
Zelfbewustzijn
Subjectief = aandacht van binnenuit naar de wereld rondom ons, onbewust van onszelf
Objectief = van buitenaf naar binnen, het zelf wordt ervaren als het ‘ik’ dat geobserveerd
wordt door en interageert met anderen
Zelfbewustzijn beïnvloed ons denken op verschillende manieren :
1. Als we een objectief zelfbewustzijn hanteren, gaan we over onszelf denken zoals
anderen in onze omgeving over ons denken
VB. Studie – invloed van iemand anders op de zelfevaluatie
Amerikanen scoorden zichzelf even hoog als ze wisten dat iemand
anders hun goede / gemiddelde score gezien had (=inside-out)
Hong Kongers gaven zichzelf een veel lagere score als ze wisten dat
iemand hun gemiddelde score gezien had (=outside-in)
2. Eerste-persoonsherinneringen vs. derde-persoonsherinneringen
Aziaten herinneren zichzelf meer vanuit een ‘derde persoon’
perspectief
3. Accuraatheid van iemands’ zelfbeeld
Collectivisten kunnen meer accurate voorspelling maken van hun
toekomstig gedrag dan individualisten
Zelfbewustzijn kan ook veranderen door iemand voor een spiegel te zetten
Amerikanen worden hierdoor kritischer
Japanners onbeïnvloed, aangezien zij al een objectief zelfbewustzijn
hanteren
IMPLICIETE THEORIEËN OVER DE NATUUR VAN HET ZELF
= weergave van de overtuigingen die mensen hebben
= leiden onze interpretatie van wat gebeurt in de wereld rondom ons
Incrementele zelftheorie = het geloof dat we gemakkelijk kunnen veranderen en
dat er van ons verwacht wordt dat we ook veranderen
= vaardigheden en trekken van een persoon kunnen
(/moeten) verbeterd worden
reageren op mislukking door meer inspanning te gaan doen
culturen met deze theorie hebben doorgaans moeilijkere examens en
anders van inhoud ( je moet vooral hard leren om erop door te geraken,
aangeboren kennis helpt niet )
Wederzijdse invloed van onderwijs – cultuur
‘Entity’ theory of self = geloof dat het zelf grotendeels bestendig is voor
verandering
= vaardigheden en trekken zijn aangeboren kenmerken
Reageren op mislukking door hun aangeboren intelligentie te
beschuldigen
ingangsexamens kijken vooral naar aangeboren IQ, niet de bedoeling
dat je hier hogere scores op kan halen door te leren
PERSOONLIJKHEID
‘ Big Five ’ model
Openness – Conscientiousness – Extraversion – Agreeableness – Neuroticisme
Neurotiscisme – Extraversie – Vriendelijkheid – Openheid – Conscientieusheid
Alle andere persoonlijkheidstrekken zijn een combinatie van deze 5
Chinese ‘Big Four’ model (C6 s56) :
χ afhankelijkheid ( ~ neuroticisme )
χ interpersoonlijke verbondenheid
χ sociale potentie ( ~ extraversie )
χ individualisme ( ~ vriendelijkheid )
Probleem met PH-onderzoek adhv vragenlijsten : mensen vergelijken zichzelf met lokale
normen, in de plaats van internationale
6. Motivatie
MOTIVATIE VOOR ZELFMANAGEMENT EN ZELFVERTROUWEN
Zelfverheffing ( self-enhancement) = de motivatie om zichzelf positief te zien
Self-serving biases = de neiging om te overdrijven over hoe goed je
bent
we hebben deze bias omdat we amper concrete informatie in deze
domeinen (nl. hoe goed we zijn in iets) verkrijgen
Strategieën om een positieve zelfevaluatie te verzekeren (vooral door Westerse mensen) :
1. Downward social comparison
= prestatie vergelijken met iemand die het nog slechter doet
2. Upward social comparison
= prestatie vergelijken met iemand die het beter doet (negatieve zelfevaluatie)
3. Discounting
= het belang van het domein waarin je slecht gepresteerd hebt minimaliseren
4. Externe attributie
= de oorzaak van de slechte prestatie buiten jezelf leggen
5. Bask in the reflected glory of a successful group
= je verbondenheid met succesvolle anderen benadrukken en je beter voelen
door het succes van anderen te delen
Aziaten maken minder gebruik van deze motivaties en gaan eerder doen aan upward
social comparison, interne attributie en kritisch zijn voor hun groep
Aziaten zijn dus ook niet gemotiveerd om hun ‘groepsidentiteit’ te verbeteren, ze zijn
hier even kritisch voor
Endowment effect = de neiging om objecten meer te waarderen als ze je
eigendom zijn, omdat ze een verbinding zien tussen
object en zelf
= sterker in Westerse samenleving dan in Aziatische
Aziaten hebben minder verlangen naar zichzelf positief te zien als Westerlingen
culturele omgeving voorziet verschillende mogelijkheden om te leren
of een positief zelfbeeld wenselijk is of niet ( vb. ouders )
Hoe is deze (wel/geen) motivatie tot positief zelfbeeld ontstaan in de tijd ?
1. Pas in de 12de
eeuw ontstond de notie ‘ het individuele zelf’ door verandering van
‘Het Laatste Oordeel’ in het Christendom : redding van groepen redding van
individuen
2. Protestantisme : geloof in voorbestemming
= idee dat al voordat we geboren zijn vaststaat of we één van de gelukkigen
zijn die naar hemel mogen of dat we naar de hel moeten
men ging alle mogelijke tekens / situaties positief zien als een teken
voor dat zij uitgekozen waren om naar de hemel te gaan
3. Positieve relatie tussen onafhankelijkheid/individualisme en zelfvertrouwen
vb. US : sinds jaren ’60 stijgende lijn van zelfvertrouwen bij Amerikaanse
studenten owv meer culturele boodschappen over autonomie etc.
MOTIVATIES VOOR ‘FACE’ EN ZELFVERBETERING
Face = de sociale waarde die anderen jou geven als je de standaarden van je positie
volgt - hoe hoger je positie, hoe meer ‘face’ je kan krijgen
1. Je kan sneller ‘face’ verliezen dan verkrijgen
Preventie-oriëntatie : defensieve, voorzichtige benadering /
houding aannemen om niks te verliezen
focus op dingen waar ze niet goed in
zijn
Promotie-oriëntatie : begaan zijn met zichzelf te doen
vooruitgaan en winst na te streven
focus op dingen waar ze goed in zijn
VB. Studie – hoe reageren Aziaten / Westerlingen op succes/mislukking? (p253)
Aziaten : zetten meer door op een taak waarvan ze geloven dat ze hier
geen talent voor hebben ( = zelfverbeteringsmotivatie )
Westerlingen : zetten meer door op een taak waarvan ze geloven dat ze
er talent voor hebben
2. Bevat een bezorgdheid over hoe anderen je zien
zichzelf aan anderen zo voorstellen dat dit je ‘face’ doet verbeteren
(vb. luxemerken van kleding etc. dragen)
RELIGIE EN PRESTATIEMOTIVATIE
Max Weber – kapitalisme
Protestante reformatie Kapitalisme
χ de notie dat individuen direct met God konden communiceren en dus niet
afhankelijk waren van de Kerk als medium
χ elk individu had een ‘roeping’, nl. een uniek door God gegeven doel
werk werd een morele verplichting
χ God geeft elk individu de nodige vaardigheden om zijn roeping te vervullen
χ idee van ‘voorbestemming’ : gevoel van innerlijke eenzaamheid waar men aan
wilde ontsnappen door te geloven dat zij één van de uitverkorenen waren
Materieel kapitalisme was nodig voor de accumulatie van rijkdom voor het eigen goed
en niet owv het materiële plezier dat men eraan had
Evidentie :
1. Landen die overwegend Protestants zijn verdienen meer
2. Protestantse landen zijn meer geïndustrialiseerd
3. De meest individualistische landen zijn ook overwegend
Protestants
Verschillende hypothesen en hun toetsing :
1. Protestantisme resulteerde in het feit dat werk gezien werd als spirituele taak
Amerikanen die geprimed werden over ‘Verlossing’ werkten harder
dan die met neutrale priming, ongeacht of deze gelovig waren/niet
2. Tijdens het werk zijn Protestanten hier volledig op gefocust en zijn dus minder
vatbaar voor afleidingen
Protestanten nemen hun werk serieuzer en letten ook meer op de
werkcues dan op relationele cues
3. De angst voor de verlossing is de drijfkracht achter hun werkethiek
Als ze iets gedaan hebben waarvan ze denken dat dit minder heilig is,
gaan ze nog extra braaf doen, terwijl Katholieken moeten ‘baden’ in
hun schuld
Protestanten kunnen hun gedachten van verdorvenheid beter
kanaliseren tot een productief eind
VERTEGENWOORDIGING (agency) EN CONTROLE
Primaire controle
= gevoel van controle door het streven naar het vervormen van bestaande realiteiten
om aan te sluiten bij de eigen percepties, doelen en wensen
= interne locus van controle, invloed en agency
= het geloof dat je de mogelijkheid hebt om de sociale omgeving te beïnvloeden om te
krijgen wat je wil
= vooral benadrukt in Westerse culturen, met stabiele individuen die invloed hebben
op hun omgeving
Secundaire controle
= zich neerleggen bij de bestaande realiteit, de realiteit dus onveranderd laten, maar
controle uitoefenen over de psychologische impact ervan
= externe locus van controle
= het aanpassen van de eigen verlangens en doelen aan wat de omgeving je voorziet
= vooral benadrukt in Aziatische culturen, met veranderlijke individuen die zich aan
de situatie aanpassen
VB. Studie – verschillen tussen Japanners en Amerikanen in hun controlestrategieën
Amerikanen kunnen zich meer situaties herinneren waarin zij invloed hadden op
mensen/objecten rondom hen
Japanners kunnen zich meer situaties herinneren waarin zij zich hebben aangepast
aan de omgeving
VB. Studie - zien mensen in collectivistische culturen groepen als handelenden zoals
individualistische culturen een individu als handelende ziet ?
JA : Japanners zien gebeurtenissen als gevolg van het gedrag of de beslissing van
een groep, terwijl Amerikanen gebeurtenissen zien als het gevolg van het gedrag v/e
individu
Keuzes maken
Individuen hebben meer keuzes dan mensen die rekening houden met hun groep
Cultuurverschillen in keuzes maken :
1. Persoonlijk belangrijke keuzes worden in vele culturen gemaakt door de hele familie,
terwijl Westerlingen dit zich niet kunnen voorstellen
2. Indische mensen nemen meer tijd voor hun keuzes en vinden dit ook moeilijker
3. Indische mensen reageren niet negatief als hun de mogelijkheid tot kiezen ontnomen
wordt
4. Hoe belangrijker de keuze, hoe meer Amerikanen dit zien als een persoonlijke keuze,
terwijl Indische mensen dit minder zien als een persoonlijke keuze
Indianen kiezen minder hun favoriete optie, omdat zij rekening houden
met wat significante anderen verkiezen dat zij doen
VB. Studie – motivatie om een spel te spelen afhankelijk van # keuzes
(zie college ‘motivatie’ slide 62-64)
5. Kapitalisme leidt tot meer gevoelens van ‘primaire controle’ dan communisme
vb. West-Duitse kinderen > Oost-Duitse gevoel van controle
‘Aangeleerde hulpeloosheid’ : individu voelt dat hij/zij onbekwaam is om
negatieve gebeurtenissen te controleren of te vermijden en lijdt daardoor aan
stress en evt. depressie
Oost-Duitsers meer overte symptomen van depressie
VB. Studie – hoe verschillen middenklasse en werkklasse in perceptie van controle ?
Proefopzet : vrije keuze conditie : pen kiezen
opgedrongen keuze conditie : pen kiezen, daarna toch andere pen krijgen
Evaluatie van de pen na experiment :
χ vrije keuze conditie : positief
χ opgedrongen keuze : werkklasse evalueerde deze pen bijna even positief als
die in de vrije keuze conditie, middenklasse gaf deze pen een negatievere
evaluatie ( fig 7.9 p277)
MOTIVATIE OM ERGENS BIJ TE HOREN OF OM UIT TE BLINKEN
Fitting in : op zo een manier handelen zodat we bij de anderen aansluiten, zodat de
groepsharmonie verhoogd wordt op de kosten van onze eigen
onderscheidenheid
Sticking out: op zo een manier handelen zodat de eigen uniekheid benadrukt wordt met het
mogelijke risico dat de anderen je niet leuk vinden
vb. experimenten van Asch (met de lijntjes)
Sociale kosten van niet met de groep mee te gaan (conformeren) :
1. Er kan met je gelachen worden
2. Mensen associëren zich liever niet met mensen die niet met anderen overeenstemmen
Collectivistische culturen motiveren mensen om meer te conformeren
Individualistische culturen motiveren mensen om meer uit te blinken, uniekheid te
benadrukken
vb. Amerikanen kiezen uit hoop pennen de meer uniek gekleurde pen ( 1 rode
in allemaal blauwe ) itt Aziaten die de meerderheidspen kiezen
Hoe worden deze culturele verschillen gecommuniceerd i/d cultuur ? :
vb. in Amerikaanse reclame zijn er meer ‘uniekheid’ thema’s, in Aziatische reclame
meer nadruk op ‘bij de groep horen’ (slide 5-7)
!! Studie van Schwartz ( slides 22 – 34 )
7. Cognitie en perceptie
Verschillen tussen culturen in hoe zij de wereld rondom hen waarnemen
vb. in schilderijen : Europeanen leggen hun horizon laag en de (menselijke) figuren
zijn groter, terwijl Aziaten hun horizon heel hoog leggen en kleine (menselijke)
figuren
ANALYTISCH EN HOLISTISCH DENKEN
uit zich bijvoorbeeld in categorisatie :
χ Taxonomische categorisatie = groeperen op basis van gelijkaardige
kenmerken (dieren)
vooral Westerlingen
χ Thematische categorisatie = groeperen op basis van causale, temporele
of spatiale relaties
vooral Aziaten
Analytisch denken
= focus op objecten en hun kenmerken, objecten als onafhankelijk van hun context en
worden gezien als bestaande uit hun samenstellende delen
individualistische maatschappij, onafhankelijk zelfbeeld
Holistisch denken
= meer contextgeoriënteerd, associatief denken, aandacht voor de relaties tussen
objecten en tussen object en context, meer nadruk op kennis verkregen door ervaring
collectivistische maatschappij, afhankelijk zelfbeeld
Grieken Chinezen (2500j geleden)
Grieken waren meer analytisch : Platonisch perspectief benadrukt onderscheiden,
onveranderende objecten
Chinezen waren holistisch : intellectuele tradities benadrukken harmonie, verbondenheid en
verandering
medische traditie benadrukt harmonie tussen mens en natuur
AANDACHT
Analytisch denken = veldonafhankelijk
Holistisch denken = veldafhankelijk
ook wie meer extravert is is meer veldafhankelijk dan introverten
vb. Studie met vissen ( zie samenvatting p6)
Japanners vertonen meer saccaden (oogbewegingen) bij het kijken naar de afbeelding
VB. Studie Europese – Aziatische schilderijen ( slides 9 – 18 )
Aziatische Europese
Hoge horizon Lage horizon
Relaties tussen objecten en plaatsen Aandacht naar centrale objecten
Complexere achtergrond **
Kleinere personages Grotere personages
** uit andere studie blijkt dat Japanners dagelijks met drukkere landschappen te maken
krijgen dan Westerlingen
VB. Studie ‘holistische perceptie verhoogt als men geconfronteerd wordt met drukke scenes’
Amerikanen & Japanners werden geprimed met Amerikaanse (rustige) vs Japanse
(drukkere) landschappen
Daarna kregen ze afbeelding te zien die voortdurend lichtjes veranderde
Japanners herkenden meer veranderingen in de achtergrond
Zowel Amerikanen als Japanners identificeerden meer veranderingen in
de achtergrond als ze geprimed waren met Japanse landschappen
BEGRIJPEN VAN ANDERE MENSEN HUN GEDRAG
Analytisch = gedrag verklaren vanuit innerlijke kenmerken (= dispositionele attributie)
Holistisch = gedrag verklaren vanuit situatie (= situationele attributie)
Fundamentele Attributie Fout
= de neiging om situationele informatie te negeren en te focussen op dispositionele
informatie
in sommige culturen minder van toepassing omdat deze gedrag niet verklaren
vanuit disposities , deze vertonen een omgekeerde attributie fout
Gevolg : Amerikaanse verhalen verwijzen meer naar de dispositie van diegene die iets
slecht gedaan heeft
Chinese verhalen verwijzen meer naar de situatie die de handeling uitgelokt
heeft (vb. ontslag vermoorden van baas )
REDENEERSTIJLEN
VB. Categorisatie van bloemen (p.306)
Het toepassen van een regel (analytisch) leidt tot andere oplossing dan oordelen obv
gelijkenis (holistisch)
Als er geen conflict is in welke oplossingsstijl je moet gebruiken, zouden zowel Westerlingen
als Aziaten in staat moeten zijn om respectievelijk holistisch en analytisch te denken
Welke informatie is relevant voor een taak ?
χ Holistische denkers : acties hebben distale en soms onverwachte
gevolgen, de wereld is op zoveel mogelijk
manieren gerelateerd
χ Analytische denkers : meer begaan met directe relaties tussen object en
gebeurtenis
TOLERANTIE VOOR TEGENSTELLINGEN
Naïef dialectisme : aanvaarden van tegenstellingen, Yin en Yang
Wet van Aristoteles : ‘A’ kan niet gelijk zijn aan ‘niet-A’
VB. Studie aanvaarden van tegengestelde uitspraken : Amerikanen vs Chinezen (p310)
Het geven van het minder plausibele argument B zorgde ervoor dat de Amerikanen
nog meer overtuigd waren van het plausibele argument A
Het geven van de twee argumenten zorgde ervoor dat de Chinezen deze even
aanvaardbaar vonden, hoewel ze argument A > argument B als deze apart getoond
werden
Aziaten hebben ook meer tolerantie voor tegenstellingen in hun zelfbeeld
vb. ik heb hoog en laag zelfvertrouwen
Aziaten zien verandering als vloeiend en onvoorspelbaar, terwijl Westerlingen verandering
eerder lineair zien
CREATIEF DENKEN
Creativiteit = het genereren van ideeën die nieuw en nuttig zijn
χ Westerse individualistische cultuur faciliteert het bedenken van ‘nieuwe’
ideeën
bevordert ‘doorbraken’ in uitvindingen
χ Collectivistische cultuur faciliteert het bedenken van ‘nuttige’ ideeën
bevordert incrementele innovaties, nl. verbetering van praktische
problemen
PRATEN EN DENKEN
Westerse cultuur praten ~ intelligentie Aziatische cultuur veel praten = weinig
intelligentie
Al vanaf jonge leeftijd verschillen in hoeveelheid praten
VB. Studie – luidop denken interfereert met cognitieve taken bij Aziaten (slides73-80)
χ Door luidop te denken presteren Aziaten significant slechter dan Amerikanen,
die zelfs wat beter presteren als ze luidop denken
= luidop denken is een sequentiële taak, terwijl Aziaten holistisch
denken
χ Bij het luidop zeggen van het alfabet ondervinden Amerikanen meer
interferentie en Aziaten ook lichte/geen interferentie
= suggestie dat Aziaten niet verbaal denken maar eerder denken aan de
relaties tussen de delen, terwijl Amerikanen wel verbaal denken in
stilte
VB. Studie – zijn er culturele verschillen in de relatie tussen praten en zelfexpressie?
Bij Amerikanen wel effect van het uiten welke pen hun voorkeur had itt Aziaten op de
evaluatie van de (andere) pen die ze kregen
voorkeur = zelfexpressie, waar ze consistent mee wilden blijven
EXPLICIETE vs IMPLICIETE COMMUNICATIE
Hoge context culturen = mensen zijn sterk verbonden met elkaar en deze
verbondenheid leidt ertoe dat ze veel gedeelde informatie
hebben die het gedrag leidt
= Aziatische culturen
= kunnen elkaar al veel duidelijk maken adhv non-verbale
communicatie (moeilijkheid : antwoordapparaat inspreken)
= meer aandacht voor de toon waarop iets gezegd wordt dan de
inhoud
Lage context culturen = relatief weinig verbondenheid tussen individuen, minder
gedeelde informatie
= Westerse culturen
LINGUISTISCHE RELATIVITEIT
Whorfiaanse hypothese
1. ‘Sterke hypothese’ = taal beïnvloedt hoe we denken, we hebben de woorden
nodig om over een topic na te denken
2. ‘Afgezwakte’ = taal beïnvloedt hoe we denken
Evidentie :
χ Kleurperceptie (s82): mensen labelen kleuren op verschillende manieren maar
deze verscheidenheid gebeurt op systematische manier
kleurperceptie en geheugen zijn grotendeels onafhankelijk van de
beschikbare woordkleuren in een taal (R.Heider)
Studie Roberson (p327, s89-91):
perceptie van verschillende kleuren wordt beïnvloed door
de gebruikte kleurcategorieën in hun taal
χ Perceptie van ‘agency’ : in het Engels wordt een accident eerder
beschreven vanuit de uitvoerende persoon ‘ HIJ
brak die vaas’, in het Spaans eerder als ‘De vaas
is gebroken’
Engelssprekenden herinneren meer accuraat wie de vaas – niet
intentioneel! – gebroken had dan Spaanssprekenden
χ Spatiale beschrijving : Engelssprekenden gebruiken beschrijvingen
relatief aan hoe ze op dat moment gepositioneerd
zijn (rechts van… ), Aboriginals in Australië geven
absolute beschrijving ( ten zuiden van … )
VB. Studie – herinneren van scènes (p329)
Bij het reconstrueren van de scène zetten de meeste Nederlanders de
reconstructie zoals hun eigen positie tov de scène was, de Aboriginals
zetten deze echter zoals de scène gepositioneerd was tov de windstreken
VB. Studie – representatie van tijd (p331-332)
Engelssprekenden : van links naar rechts
Arabische sprekers : van rechts naar links
Aboriginals : van Oost naar West (met gezicht naar Z : links-rechts, met
gezicht naar N : rechts-links)
χ Mathematisch redeneren : evidentie voor sterke hypothese ?
Culturele groepen die geen termen hebben voor specifieke nummers,
lijken de geassocieerde numerieke concepten ook niet te kunnen
begrijpen (vb. noten in pot, haalt telkens 1 uit, gokken wnr laatste eruit is gehaald werd
moeilijk vanaf dat er 6 noten in zaten)
Initiële begrip van nummers is logaritmisch : kinderen zien meer
afstand tussen de nummers 1 en 2 dan tussen de nr’s 10 en 100
HOE BEGRIJPEN WE DE PLAATS VAN DE MENS IN DE WERELD
Antropocentrisch = projecteren van menselijke kwaliteiten op dieren, dit doen jonge
kinderen
is misschien te verklaren door hun beperkte blootstelling (igv Westerse
cultuur!) aan dieren dan dat het een universeel ontwikkelingskenmerk
zou zijn (kinderen van andere culturen die meer in contact komen met dieren projecteren òòk
kenmerken van dieren op mensen, naast menselijke kenmerken op dieren)
SLIDES 92 – 101 : INTELLIGENTIE
( ≠ in boek ! )
8. Inter-persoonlijke aantrekking, intieme relaties en groepen
INTER-PERSOONLIJKE AANTREKKING
Grote invloed van culturele normen en context op mode en wat als aantrekkelijk wordt gezien
1. Voorkomen / gelaatskleur
- Geen puistjes, uitslag, bulten… in het gezicht
- Heuristiek voor de gezondheid van de persoon
2. Bilaterale symmetrie
= indicatie voor ontwikkelingsstabiliteit
= fundamenteel, niet enkel bij mensen maar ook bij dieren
3. ‘Gemiddelde’
= gezichtskenmerken die gemiddeld zijn in grootte en samenstelling
≠ van toepassing op lichaamskenmerken
χ wijst op genetische gezondheid
χ gemiddelde kenmerken worden sneller verwerkt in de hersenen
grote variabiliteit in lichaamsgewicht :
standaarden veranderen naargelang historische context en culturele
context
Andere fundamenten van inter-persoonlijke aantrekking
‘Propinquity’ effect ( nabijheid ) = mensen worden vlugger bevriend met mensen waar ze
vaak mee in contact komen
χ zeer sterk effect
vb. invloed van alfabetisch ingedeelde klassen etc. meer bevriend met
mensen die alfabetisch dichtbij je staan
χ ‘mere exposure’ als basis
= Universal cultural !!
‘Similarity-attraction’ effect = mensen voelen zich meer aangetrokken tot diegenen
die het meeste op henzelf lijken
χ één van de sterkste voorspellers of iemand vrienden / partners zullen worden
χ is niet zo universeel als ‘mere exposure’
VB. Studie : Japanners vertonen geen gelijkeniseffect, Canadezen wel
heel fel
INTIEME RELATIES
Sociaal fundament van de menselijke natuur is een Universal
Vrienden en vijanden
De kwaliteit van je vriendschappen is één van de beste voorspellers van je geluk
Nauwe vriendschappen hebben verhoogt je levensduur
Paradox : Amerikanen rapporteren minder vijanden dan Ghanianen (afhankelijk zelfbeeld)
In cultuur met onafhankelijke zelfbeelden …. :
- een relatie ontstaat alleen als de individuen een voordeel voor
zichzelf zien
- Hoge relationele mobiliteit : men heeft de vrijheid om zich
tussen relaties te bewegen, flexiebel, relatie is mutueel vrijwillig
In cultuur met afhankelijke zelfbeelden … :
- relaties worden gezien als van nature uit ontstaan te zijn,
zonder onderhandeling, individuen zijn sowieso met elkaar
verbonden
- Lage relationele mobiliteit : weinig mogelijkheden om nieuwe
relaties te vormen, hoge verplichtingen tov oude relaties, relaties
zijn onvoorwaardelijk
- niet altijd positieve relaties met elkaar, maar kunnen deze niet
gemakkelijk verbreken
Verschillen in waarde van vriendschappen :
χ Amerikanen hebben véél vrienden en gaan hier casual mee om
χ Ghanianen vinden iemand die claimt veel vrienden te hebben dwaas
zien meer verplichtingen in hun relaties, als je er veel zou hebben,
kan je deze niet allemaal nakomen
In een context van hoge relationele mobiliteit worden er verschillende strategieën aangewend
om nieuwe relaties te vormen, deze zijn niet nodig als je relaties stabiel zijn (lage mobiliteit)
VB. Amerikanen > Japanners vertonen van gelijkeniseffect
VB. Studie – fysiek aantrekkelijke mensen hebben meer positieve levensuitkomsten
dit was waar voor Amerikanen, maar niet voor Ghanianen, aangezien hier
fysieke aantrekkelijkheid van mindere waarde is voor het vormen van relaties
VB. Studie – gevolgen van verhuizen ( = fysieke mobiliteit )
Amerikaanse studenten die meerdere keren verhuisd waren vertoonden :
χ meer voorwaardelijke loyaliteit tegenover hun school
= identificeerden zich enkel met hun school als deze positief beschreven
werd
χ hebben meer Facebook vrienden
χ zien hun persoonlijkheidstrekken als een meer centraal deel van hun identiteit
dan hun groepslidmaatschappen
χ voorkeur voor grote nationale ketens van winkels
Amerikaanse gemeenschappen waar mensen vaker verhuizen hebben :
χ sportfans die, afhankelijk van de prestatie van hun team, wel/niet komen
supporteren ( stabiele gemeenschappen : komen ook supporteren als team
verliest )
χ meer criminaliteit en minder pro-gemeenschapsacties
χ meer nationale ketens per ‘capita’ (= hoofd v/d bevolking)
Culturele verschillen uiten zich ook in hoe men zichzelf voorstelt aan anderen
Latijns-Amerikanen benadrukken de harmonie in een relatie en
verwachten dat interacties met anderen gedomineerd worden door
positief sociaal gedrag : voorkeur voor werken in groep
Europees-Amerikanen : voorkeur voor zich te focussen op de taak
Liefde
= evolutionair belangrijk, zorgt ervoor dat ouders zo lang voor hun kind willen zorgen
(ouder-kind liefde) en twee ouders zorgen beter voor het kind dan één (romantische liefde)
Culturele familiemodellen + onderzoek ( s34-38 !)
= zeker een functionele universal, misschien zelfs een accessibility universal
Geregelde vs. Liefdeshuwelijken
welk soort huwelijk is gerelateerd aan de familiestructuren in een cultuur :
Westen : minder sterke familiebanden, liefde om samen te blijven
Oosten : sterke familiebanden, sociale druk om samen te blijven in
gearrangeerd huwelijk
Individualisme : meer idealisatie van de partner
vb. Westerlingen zien de kwaliteit van de eigen relatie als veel beter dan die
van anderen. Aziaten vertonen dit effect ook maar in mindere mate (p363)
Westerse assumpties over liefde :
1. Je kan alleen iemand die je zelf gekozen hebt liefhebben
2. Liefde is een individualistische keuze
Aziaten zien een huwelijk als een verbintenis van twee
families, dus deze hebben ook inspraak !
3. Een huwelijk zonder liefde als fundament is miserabel
VB. Studie huwelijkstevredenheid (p366) : gevoelens van liefde
kunnen groeien in geregelde huwelijken en dalen in
liefdeshuwelijken, omdat zij een verschillende
vergelijkingsstandaard hebben (nl. gevoelens bij het begin)
GROEPEN
Relaties met ‘ingroups’ en ‘outgroups’
Collectivistische culturen : ingroepsleden zijn een verlenging van het zelf, terwijl ze afstand
houden van uitgroepsleden
een sterke onderscheiding in gedrag tov mensen van de
ingroup/outgroup in taal, gewoonten en verplichtingen
Individualistische culturen: de neiging om zichzelf te zien als onderscheiden van anderen,
onafhankelijk van hun relatie met deze anderen
Vier elementaire relatievormen
1. Gemeenschappelijk delen ( communal sharing )
= de leden van een groep benadrukken eerder hun gemeenschappelijke
identiteit dan hun persoonlijke identiteit
= elke persoon wordt hetzelfde behandeld
vb. in een familie
2. Rangschikking naar autoriteit
= lineaire ordening op een hiërarchische sociale dimensie
vb. het leger
3. Equality matching
= het idee van balans en wederkerigheid
= men houdt bij wat uitgewisseld werd en men is gemotiveerd om dit in gelijke
waarde terug te betalen ( dus niet gelijktijdig )
- de relatieve positie van individuen is van minder belang hier
vb. carpooling (om de beurt rijden)
4. Market pricing
= de uitwisseling van goederen gebeurt gelijktijdig
χ relatieve status van individuen is irrelevant
χ de partijen waartussen wordt uitgewisseld hebben geen geformaliseerde relatie
(vb. 2 vreemden op eBay)
Deze elementen kunnen geïntegreerd worden in je relaties, in sommige relaties komen
ze zelfs alle 4 aan bod !
Grote culturele variatie in welke mate elke vorm voorkomt
Werken met anderen
Sociale facilitatie : arousal vergemakkelijkt dominante responsen en inhibeert secundaire
responsen
= accesibility universal !
Social loafing : als het niet duidelijk is hoeveel je als individu bijdraagt aan een
groepsprestatie, heeft men de neiging om minder hard te werken
= vooral in individualistische culturen
vb. touwtrekken : hoe meer deelnemers, hoe minder hard de pp trok
χ meer bij simpele taken dan bij moeilijke
χ minder in vriendengroepen dan groep van vreemden
χ groepen van uitsluitend vrouwen minder dan groepen van uitsluitend mannen
Sociaal streven : beter presteren als je als groep geëvalueerd wordt
= meer het geval in collectivistische culturen
VB. Studie (p375) : Chinezen presteren beter als ze met
(ingroups-) anderen samenwerken dan individueel of met
outgroups-anderen
Concurreren vs. samenwerken
‘zero-sum games’ : uitkomst is ofwel winnen ofwel verliezen
‘non-zero-sum games’: winnen/verliezen of beide partijen kunnen winnen
VB. Studie – hoe wordt een uitwisselingssituatie benaderd door verschillende culturen?
Mogelijke benaderingen :
χ zien als een mogelijkheid tot winstgevende samenwerking
χ mogelijkheid tot competitie
Proefopzet : als je samenwerkte kon je uiteindelijk meer winst halen dan als
je competitief werkte (p377)
Resultaten (p378) :
χ Amerikaanse kids werkten meer competitief naarmate ze ouder waren
χ Mexicaanse kinderen leerden gemakkelijker de strategie tot winstgevende
samenwerking
Verklaring : Mensen in collectivistische culturen houden bij onderhandelingen meer
rekening met de anderen, om de harmonie in de relatie te behouden
Strategieën in onderhandelingen :
1. Confronteren of aversief
= de andere zijn positie negeren en de eigen overtuiging
opdringen
= individualistisch
2. Compromis
= geen enkele partij wint/verliest, krijgen allebei een
beetje wat ze willen
= collectivistisch
9. Multiculturele wereld
Cultuur ≠ homogeen met duidelijke grenzen
Het tegenkomen van mensen met een andere cultuur is men tegenwoordig al gewend
veel onderzoeksvoorbeelden in slides die niet in het boek staan!
MOEILIJKHEDEN IN HET ONDERZOEKEN VAN ACCULTURATIE
Acculturatie = het proces waarin mensen migreren naar een andere, verschillende
cultuur en hierover leren
χ Consistente conclusies ?
de ervaringen van deze individuen lopen erg wijd uit elkaar
χ Gelijkenis nieuwe cultuur met oorspronkelijke cultuur ?
χ PH, doelen en verwachtingen van het individu beïnvloeden de acculturatie
WAT GEBEURT ER ALS IEMAND NAAR EEN NIEUWE CULTUUR VERHUIST?
Psychologische aanpassing op veel verschillende vlakken (taal, sociaal gedrag, waarden, …)
Verandering in attitude tegenover de nieuwe cultuur
Migrant = iemand die verhuist van zijn erfcultuur (= originele) naar een
gastcultuur (=nieuwe) en die tijdelijk (so-journers) of permanent blijven
VB. Studie – aanpassingservaringen van Scandinavische studenten in de US
Bepaald U-patroon :
1. ‘Honeymoon’ fase : alles is nieuw, leuk, …
2. Crisis of cultuurschok: de nieuwe, leuke ervaringen worden vermoeiend
en moeilijk; realisatie dat men nog niet optimaal
functioneert in de nieuwe omgeving (taal, gedrag, … )
= angstig, hulpeloos en geïrriteerd gevoel,
heimwee
3. Aanpassingsfase : weer genieten van de ervaringen etc.
Is ook mogelijk als je na lange tijd in buitenland gewoond te hebben terugkeert naar je
geboorteland : ‘ omgekeerde cultuurschok ’
De homo- / heterogeniteit van een land kan de acculturatie beïnvloeden :
Japan heeft maar 2 % migranten en is dus een heel homogeen land, hier heeft men niet
het U-patroon gevonden, maar een L-patroon
honeymoon fase en cultuurschok, maar nog geen blijk van aanpassing
na 5 jaar
Wie past zich beter aan ?
1. Culturele afstand
= hoe meer verschillend deze cultuur is van de eigen cultuur, hoe moeilijker
het is om zich aan te passen
vb . Taal : Hoe gemakkelijker de migranten de nieuwe taal leren, hoe beter
hun acculturatieproces, want ze kunnen een interpersoonlijke relatie aangaan
met leden van de gastcultuur
vb. Dagelijkse activiteiten : Zich goed kunnen navigeren in het dagelijkse
leven
Hoe groter de culturele afstand, hoe meer deze individuen lijden aan stress,
meer medische consultaties nodig hebben en sociale moeilijkheden hebben
Is ook mogelijk in eigen land, bijvoorbeeld na kolonisatie moeten accultureren
aan de nieuwe waarden
2. Culturele ‘fit’
= de mate waarin een individu zijn persoonlijkheid gelijkt op de dominante
culturele waarden van de gastcultuur
vb. extraversie : In sommige landen zullen personen die extravert zijn
zich beter voelen dan in andere landen ( Nieuw Zeeland vs Singapore )
3. Acculturatiestrategieën
= 4 strategieën op basis van 2 dimensies :
- De moeite doen om deel te nemen aan de gastcultuur
- Het willen behouden van de eigen erfcultuur en identiteit als lid van
deze cultuur
1. Integratie = positieve attitude tegenover zowel erfcultuur als
gastcultuur, zoeken het beste van beide werelden
= meest succesvol
2. Marginalisatie = negatieve attitude tov gastcultuur en erfcultuur
= minst succesvol
3. Assimilatie = positief tov gastcultuur, poging doen om erbij te horen,
nog maar weinig aandacht voor de tradities van de
erfcultuur
- mogelijke kost : verliezen van de erfcultuur en de
hiermee verbonden sociale
netwerken
4. Scheiding = moeite doen om de traditie van de erfcultuur te
behouden, niet proberen te integreren in de gastcultuur
(negatieve attitudes)
- mogelijke kost : verliezen van al de beschermende
kenmerken van de gastcultuur
Welke strategie gebruikt wordt, wordt beïnvloed door verschillende factoren :
χ De vooroordelen van de gastcultuur tegenover de erfcultuur verhinderen
positieve attitudes tov gastcultuur
χ Wie fysieke kenmerken heeft die erg verschillen van de gastcultuur, zal meer
vooroordelen ervaren en dus ook minder positief staan tov gastcultuur
χ Lage SES : scheiding of marginalisatie
χ Sociale aanvaarding van multiculturalisme en diversiteit :
integratie/assimilatie
Het behouden / niet van de erfcultuur heeft geen impact op de aanpassing, vooral
belang van attitude tov gastcultuur
Valkuilen van acculturatie
Niet alle culturele gewoonten zijn goede gewoonten :
vb. gewichtstoename, alcohol in US
VERSCHILLEND EN VAAK ONGELIJK
Stereotype bedreiging = de vrees om iets te doen dat een negatief stereotype van de
eigen groep bevestigt
= als men herinnerd wordt aan de eigen groep, worden deze
stereotypen geactiveerd en gaat men hier naar handelen, wat
uiteindelijk leidt tot een ‘bevestiging’ van deze stereotypen
VB. als zwarte Amerikanen eerst hun ras moeten aanduiden voor het invullen van een test, presteren ze
significant slechter dan blanke Amerikanen, als ze dit niet moesten doen presteerden ze even goed
- kan ook uitgelokt worden door iets wat een positieve
voorstelling van een stereotype is
VB. Indianen gaven aan een lager zelfvertrouwen te hebben, minder trots te zijn op de gemeenschap
en minder doelen te willen bereiken als ze geprimed werden met ‘positieve’ representaties (Pocahontas )
Men gaat de stress veroorzaakt door deze bedreiging vermijden door zich te
disidentificeren met het gestereotypeerde domein (vb. goed presteren in school) en
strategieën hanteren om deze stereotypen te vermijden (vb. stoppen met school)
Lid zijn van een bepaalde groep kan ook psychologische voordelen hebben
verhoogde loyaliteit tov de eigen groep, leidt tot meer zelfwaardegevoel en sterke
positieve gevoelens tov de eigen groep en zichzelf
MULTICULTURELEN
Evidentie voor ‘Blending’
Blending = de neiging van biculturele mensen om psychologische eigenschappen
die tussen de twee culturen in liggen te ontwikkelen
VB. Studie naar ‘self-esteem’ bij Canadese / Japanse migranten in Japan / Canada
Al na 7 maanden hadden Japanners meer zelfwaardegevoel en Canadezen minder
dan hun oorspronkelijk zelfwaardegevoel
VB. Studie naar hoe lang het duurt eer men volledig aangepast is aan de normen en waarden
Meten van zelfwaardegevoel bij verschillende groepen
Pas de 3de
generatie van Japanse migranten had een even hoog zelfwaardegevoel
als de Canadezen
Frame-switching
= de neiging om af te wisselen tussen de verschillende culturele ‘zelven’ die een bicultureel
persoon heeft
vb. men maakt geen mengeling van de twee talen, maar wisselt af
vb. Code-switching = kinderen leren al snel de normen en ongeschreven regels van
de schoolcontext en de straatcontext, nl. braaf zijn en gehoorzamen op school, op
straat laten zien dat je een harde bent
Hypothese : bij wie geprimed wordt of blootgesteld wordt aan de boodschappen van 1
cultuur, activeert er zich een informatienetwerk dat de waarden etc. van deze
cultuur bevat
VB. Studie Hong et al. – Primen met Chinese / Amerikaanse afbeeldingen (p412)
Hong Kongse Chinezen (= biculturele identiteit door Britse kolonisatie) die geprimed
werden met Chinese afbeeldingen verklaarden het gedrag meer aan de hand
van situationele factoren (=externe attributie) en in het geval van Amerikaanse
afbeeldingen aan de hand van dispositionele factoren (=interne attributie)
= evidentie voor ‘frame switching’
taal is ook een effectieve ‘prime’
Hypothese : het meeste frame-switching wordt gedaan door mensen met een hoge
biculturele identiteitsintegratie (= de twee culturen sluiten nog vrij goed bij elkaar aan en
ze kunnen dus aspecten van beide culturen in het dagelijkse leven integreren)
lage biculturele identiteitsintegratie :
de twee culturen zijn oppositioneel, geen integratie mogelijk
zij gaan zich in Amerikaanse context net extra Chinees voelen en in
Chinese context net meer Amerikaans
≠ alleen gebruikt door mensen met biculturele identiteit :
VB. Amerikanen gingen ook preventie georiënteerd denken (cf. Chinezen) als ze
moesten denken aan afhankelijkheid
minder voorkomende ideeën zijn dus wel aanwezig in de Amerikaanse cultuur en
zijn dus op z’n minst existentiële universals
Hypothese : Biculturelen zijn meer bedreven in het frame-switching dan monoculturelen
omdat ze beter afgebakende informatienetwerken hebben
VB. Studie – hoe gemakkelijk kunnen bi- / monoculturelen geprimed worden ?
χ Over het algemeen waardeerde men individualistische waarden meer als prime
‘onafhankelijk’ was en collectivistische waarden meer als prime ‘afhankelijk’
was
χ Onafhankelijk van wat geprimed was, waardeerden Amerikanen de
individualistische waarden meer en de Aziatisch-Amerikanen de
collectivistische waarden meer
χ Aziatische Amerikanen vertoonden meer frame-switching dan Amerikanen
MULTICULTURELEN ZIJN CREATIEVER
Verklaring 1 : Creatieve persoonlijkheden streven meer multiculturele ervaringen na
Verklaring 2 : Iets aan het zich moeten aanpassen aan een andere cultuur maakt dat
men creatiever wordt
vindt steun in het feit dat een kerneigenschap van creatief denken het
‘iets van een nieuw en ander perspectief zien’ is
VB. Studie : Als multiculturelen moesten denken aan het ‘aanpassen aan het leven in
een andere cultuur’ dan tekenden ze creatievere Aliens, dan als ze
moesten denken aan het ‘observeren van een andere cultuur’ of niet
geprimed werden
Bevestigt verklaring 2
10. Fysieke gezondheid
Culturele gewoontes vormen ook ons lichaam
vb. mensen die bijna nooit schoenen dragen hebben een hogere ‘boog’ en hun dikke
teen staat verder van de andere vier af en ze gebruiken andere steunpunten in hun
voet
BIOLOGISCHE VARIABILITEIT
Genetische variatie
= door verschillende omgevingen hebben mensen verschillende trekken ontwikkeld
HUIDSKLEUR (geografisch)
verschillen in huidskleur owv een verschillende capaciteit tot verwerken van
vitamine D in het lichaam
Sterke correlatie tussen hoeveelheid zonlicht en huidskleur
Enkele uitzonderingen in correlatie zonlicht – huidskleur, die deze link net
bevestigen:
χ Inuïten in Groenland hebben een donkerdere huid dan voorspeld wordt door
hoeveelheid zonlicht, omdat zij een voedselpatroon hebben dat al rijk is aan
vitamine D (vis) en dus niet meer veel vitamine D moeten absorberen uit het
zonlicht
RESISTENTIE TEGEN BEPAALDE PATHOGENEN (geografisch)
vb. Spanjaarden konden de Inca’s snel overmeesteren, omdat zij niet resistent waren
tegen de pokken, meegebracht uit Spanje
LACTOSE INTOLERANTIE (cultureel)
Culturen waarin vee gehoed werd, leerden melk drinken en een enzym ontwikkelde
zich dat de lactose deed verwerken
Nog voorbeelden van culturele invloeden op genetische evolutie :
χ landbouwculturen eten meer ‘zetmeel’ en deze mensen kunnen dit ook beter
verwerken
χ Europeanen dronken alcohol omdat in de grote steden het water vervuild was,
Aziaten losten dit probleem op door hun water te koken (thee), daardoor
kunnen zij nu minder goed alcohol afbreken
χ Resistentie tegen malaria, omdat bepaalde groep landbouwers stuk land hadden
ontbost, wat meer water daar hield, waardoor er meer malariamuggen kwamen
(vrij indirecte invloed van cultuur)
Staan deze genetische verschillen in voor de psychologische verschillen tussen populaties?
vooral correlaties gevonden
zeer complexe relaties, moeilijk te verklaren
Soms ook tegenstrijdige effecten van hetzelfde gen over culturen gevonden :
een gen dat geassocieerd wordt met emotionele steun zoeken in
Amerikanen, wordt geassocieerd met minder emotionele steun zoeken
in Koreanen
= cultuur beïnvloedt de expressie van een gen
Verworven variatie
vb. kinderen van de ‘Moken’ stam kunnen veel beter onder water zien dan Europese kinderen,
omdat ze vaak onder water voedsel zoeken
OBESITAS EN DIEET
Mogelijke oorzaken van meer gevallen van overgewicht :
χ meer consumeren van calorierijk voedsel ( fast food )
χ minder actieve levensstijl
Ook in het Westen zijn er grote verschillen tussen de landen
Franse paradox : Franse keuken maakt gebruik van veel vet, toch hebben
de Fransen een langere levensduur, zijn ze dunner en
minder voorkomen van hartziektes dan Amerikanen
Drinken meer wijn
Eten minder calorieën per dag (grotere porties in US)
Eten langzaam, hebben hier plezier aan
Amerikanen hebben tegenstrijdige attitudes tov voedsel,
zeker de vrouwen (kopen eerder ‘light’ voedsel)
LENGTE
≠ te verklaren door genen, aangezien er dramatische veranderingen in lengte gebeurd
zijn de laatste 100 jaar
= te verklaren door rijkdom
gezonder dieet, wat grote invloed heeft tijdens de groeispurt op lengte
Amerikanen zijn gestopt met groter worden, ookal is hun inkomen wel nog gestegen
eetgewoontes, nl. veel fast food, ontnemen de cruciale groei-
gerelateerde nutriënten
grotere ongelijkheid van inkomsten in de populatie, vergeleken met
Nederlanders / noord-Europeanen
≠ doordat er meer en ‘kleinere’ immigranten zijn in de VS !
CULTUUR EN GEZONDHEID
Socio-economische status
Hoe hoger je SES, hoe langer je leeft (p441)
Niet enkel zo in de geïndustrialiseerde landen, ook in stammen in Afrika (zie vb.p442)
is geen gevolg van een ongelijke kans op medische verzorging :
ook in de hogere SES zijn er uitgesproken verschillen in levensduur naargelang
SES
Mogelijke verklaringen :
χ Lage SES hebben gevaarlijker werk
χ Lage SES nemen meer deel in culturele contexten die ongezond gedrag
bevorderen ( roken, fast food, … )
Psychosociale variabelen
- Vijandigheid en pessimisme ~ verhoogd risico op ziekte
- Stress : * wie chronisch gestresseerd is, doet meer aan ongezond
gedrag
* verzwakt het immuunsysteem
* wordt beïnvloed door hoe je een situatie interpreteert
* kan veroorzaakt worden door bepaalde culturele
omgevingen (vb. grootstad New York > kans op
hartziekten)
χ Gevoel geen controle te hebben
= gerelateerd aan veel negatieve gezondheidsuitkomsten
* lage SES zijn sterk beïnvloed door gevoel van controle te
hebben, als ze dit wél hebben, is hun gezondheidsniveau
vergelijkbaar met die van hoge SES
* hoge SES zijn niet beïnvloed door het hebben van wel/geen
controle, zij hebben over het algemeen een gevoel van controle
voer hun leven
Subjectieve SES : zich arm voelen kan leiden tot dezelfde gezondheidsuitkomsten als arm
zijn
vanaf een minimum inkomen is er nog maar een klein verband tussen
het absolute inkomen en de gezondheid (vb. grafiek p446!)
in landen waar er weinig ongelijkheid is in inkomsten, is er een langere
levensverwachting (vb. Japan)
Etnische afkomst
Zwarte Amerikanen en blanke Amerikanen met gelijke SES, verschillen toch in gezondheid
het doelwit zijn van racisme en discriminatie is direct gerelateerd aan
de lagere gezondheidsuitkomsten bij Zwarten
Epidemiologische paradox : Latijns-Amerikanen hebben een even goede en soms
zelfs betere gezondheid als Europese Amerikanen, ookal
hebben zij vaker een lagere SES
χ Verklaring 1 : Gezonde migrant hypothese
= alleen de gezondste Latijns-Amerikanen komen naar de US
χ Verklaring 2 : Het zalmeffect (salmon bias)
= de immigranten keren terug naar hun thuisland als ze oud en ziek zijn,
zodat hun dood niet meegerekend wordt in de US-data
Verklaring 3 : Meer gezond gedrag
= minder drinken en roken
Verklaring 4 : Gezondere cultuur
= hoge waarde van kinderen en veel emotionele steun
GENEESKUNDE
Moderne geneeskunde = ziekten ontstaan vanuit afwijking in de orgaansystemen, stress
of infecties
Traditionele geneeskunde = geloof in bovennatuurlijke oorzaken
Dokters hun kennis en praktijken worden beïnvloed door culturele ervaringen
- verschillen in metaforen voor een gezond lichaam
Fransen : ‘lichaam als terrain’
in aanraking komen met vuil en bacterieën is niet bedreigend, maar kan
bevorderlijk zijn voor de gezondheid
Ziekenhuisopnames duren langer in Frankrijk, om genoeg tijd te
voorzien voor herstel
Amerikanen : lichaam is een machine dat af en toe onderhouden moet worden
agressieve geneeskunde, heel snel al opereren etc.
VB. Studie (p455-456, s60-61): Dokters denken meer hetzelfde over uitspraken over dieet
en gezondheid als mensen van hun eigen land, dan als dokters van ander land
11. Mentale gezondheid
Hikikomori
- min. 6 maanden in een asociale staat, geen deelname aan onderwijs / werk
- geen intieme relaties met anderen buiten de directe familie
- vanaf late 20’er jaren
- Sociale terugtrekking kan niet verklaard worden door een andere psychiatrische
stoornis
Mogelijke oorzaken : - relatieve homogeniteit in de Japanse cultuur leidt tot duidelijke
rolverwachtingen, er is dus een grote druk om hier aan te
voldoen
- socioculturele veranderingen, nl. dalende waardering van werk
door relatief economisch comfort, soepeler maar over-
beschermende ouders, eigen slaapkamer, …
Waarom enkel in Japan ? - zie mogelijke oorzaken, dit doet zich nergens anders
voor
- de ouders ondernemen niks om het kind uit zijn kamer
te halen, als ze het zouden dwingen buiten te komen zou
’t agressief / suïcidaal worden
- de symptomen komen met geen enkele andere set van
symptomen overeen
WAT IS EEN PSYCHOLOGISCHE STOORNIS ?
= gedrag dat vreemd is en soms beperkingen oplegt aan het individu
gedrag is in 1 cultuur misschien vreemd, terwijl dit in een andere niet is
vb. Dhat syndroom = geloof dat men zaad verliest
CULTUURGEBONDEN SYNDROMEN
= syndromen die grotendeels beïnvloed worden door culturele factoren
Eetstoornissen
WIE ? Noord-Amerikaanse –vrouwelijke – studenten
Sterk toegenomen de laatste 50 jaar & de leeftijd waarop men deze stoornis ontwikkelt wordt
steeds jonger
- Anorexia nervosa
= weigeren een normaal lichaamsgewicht te behouden, intense vrees om bij te
komen of dik te worden, lage lichaamsgewicht ontkennen, menstruele cycli
blijven uit
= wel in meerdere culturen gevonden
! in sommige culturen hebben anorexiapatiënten géén vrees om dik te
zijn, maar zijn eerder gestopt met eten omdat ze geen goesting meer
hadden of zich opgeblazen voelden
- ‘Heilige’ anorexia : zichzelf uithongeren omwille van religieuze redenen
universele symptomen, maar andere redenen, is dus een existential
universal
- Boulimia nervosa
= episodes van vreetbuien, ongepaste gedragingen om gewicht te verliezen,
zelfevaluatie wordt sterk beïnvloed door lichaamsgewicht
= vooral in het Westen en vrij recent
≠ in Afrika, India, … en ook geen historische evidentie
Oorzaak : verandering van culturele normen
Koro
= een ziekelijke vrees dat je penis (/tepels) in je lichaam gaat krimpen, met dood als gevolg
vooral bij mannen
= cultuurgebonden aangezien de symptomatologie zo goed als afwezig is in andere culturen
Amok
= een acute uitbarsting van onbeperkt geweld, geassocieerd met moord en voorafgegaan door
een periode van ‘broeden’ en eindigend met uitputting en amnesie
vooral bij mannen
geïnitieerd door stress, slaaptekort, alcoholgebruik
men vindt geen cultureel toegestane manier om hun frustratie te uiten, wat
uiteindelijk leidt tot een explosie van kwaadheid
in verschillende zuid-Aziatische landen
Hysterie
= flauwvallen, slapeloosheid, plotselinge verlamming, tijdelijke blindheid, verlies van zin in
voedsel of seks, … bij vrouwen
= vooral in Europa in de 19de
eeuw (historisch ‘cultuur’gebonden!)
Andere cultuurgebonden syndromen
Frigofobie = vrees om een verkoudheid op te lopen
Susto = het gevoel hebben dat een angstaanjagende ervaring ertoe geleid heeft dat
hun ziel van hun lichaam is losgeraakt
Dood door voodoo = overtuiging dat er een vloek over je is uitgesproken omdat je een
taboe hebt doorbroken, wat leidt tot een sterke reactie dat soms tot
eigen dood leidt
Latah = aandoening waarbij men in een voorbijgaande gedissocieerde toestand komt
door een of ander verrassende gebeurtenis, waarna men zich er niks meer van
herinnert
Malgri = territoriale angst, angst om nieuw grondgebied te betreden zonder
ceremoniale procedure uitgevoerd te hebben (bij Australische Aboriginals)
Agonias = angststoornis met hele reeks uiteenlopende symptomen
brain ‘fag’ = klachten over intellectuele en visuele beperkingen samen met een brandend
gevoel in het hoofd en de nek bij West-Afrikaanse en Chinese studenten
Ataques de nervios = emotioneel geladen settings (begrafenis) leiden tot symptomen als
hartkloppingen, verstijving, … bij Puerto Ricanen
UNIVERSELE SYNDROMEN
Depressie
DSM-diagnose (p471)
Wordt minder gediagnosticeerd in andere culturen, zoals China
studie naar Chinezen die met ‘Neurasthenia’ (= uitputting van het
zenuwstelsel) gediagnosticeerd zijn : dit zou ook wel eens hetzelfde
kunnen zijn als depressie
Niet overal dezelfde symptomen
- Somatisatie = de symptomen uiten zich vooral in het lichaam
= vooral bij Chinezen in vorm van hoofdpijn, slapeloosheid
- Psychologisatie = vooral psychologische symptomen
= vooral bij Westerlingen
Oorzaak culturele verschillen in symptoomuitingen ?
1. Sociaal stigma op het hebben van een geestelijke ziekte in China
= weinig verklarend
2. Ervaren symptomen zijn het zelfde, maar mensen van verschillende culturen
focussen op verschillende symptomen
= redelijk wat evidentie voor gevonden
3. De symptomen worden anders ervaren ( Chinezen : lichaam en geest zijn één, Westerlingen :
lichaam / geest )
Sociale angst stoornis
= de vrees dat je ongepast gedrag gaat doen en dat zo een slechte prestatie zal leiden tot
desastreuze sociale gevolgen
Sociale angst is meer uitgesproken in Oost-Azië , wellicht omdat hier meer waarde gehecht
wordt aan het zich aanpassen aan anderen (afhankelijke zelf), maar dit leidt minder tot
klinische sociale angst, omdat het normaler is om sociaal angstig te zijn in Azië
Aziaten in Amerika rapporteren veel meer sociale angst, omdat hier
andere normen zijn voor sociaal gedrag (culturele discrepantie)
Verschillen in symptomatologie
- taijin kyoufushou (TKS) = altruïstische fobie
symptomen : preoccupatie met hoe oncomfortabel en gespannen anderen zich
zullen voelen rondom hun, omwille van een ingebeelde afkeer van hun eigen
fysieke gebreken
symptoom sociale angst : preoccupatie over hoe ze zich belachelijk zullen
maken in een sociale situatie en dat iedereen hun fouten ziet
Zelfmoord
Erg variërende frequentie en verschillen in leeftijd waarop men zelfmoord pleegt
Micronesië : heel veel zelfmoord rond leeftijd van 15-24 jaar, oorzaak is vaag
Zelfmoordcijfers stijgen als traditionele cultuur gewesternaliseerd wordt
VB. Studie : in de afwezigheid van een culturele identiteit is er een hoger
zelfmoordcijfer bij traditionele bewoners van Canada
hoe meer verwijzingen naar de traditionele cultuur aanwezig zijn in de
gemeenschap, hoe lager het zelfmoordcijfer
Zeer verschillende motivaties voor zelfmoord overheen culturen
vb. zelfmoord om verantwoordelijkheid op te nemen en de eer te behouden in
Japan (seppuku)
Schizofrenie
= twee of meer van de volgende symptomen, gedurende 1 maand : wanen, hallucinaties,
gedesorganiseerde spraak, gedesorganiseerd / katatonisch gedrag, negatieve symptomen
Oorzaken ?
- genetische factoren
- bepaalde ervaringen in de baarmoeder
- neuroanatomische verschillen
Vooral biologische oorzaken, is ook één van de meest universele pathologieën
Evidentie voor culturele variabiliteit :
1. de ontwikkeling van universele criteria heeft geleid tot de uitsluiting van een
groot aantal psychotische patiënten in de bestudeerde centra
2. variatie in de subtypen van schizofrenie
- Paranoïde schizofrenie ( vooral wanen ) : 75 % in UK, 15 % in India
- Katatonische schizofrenie (geen motorische activiteit, ongevoelig voor externe
stimuli) : 1-3% UK, 20% in India
3. het verloop is positiever voor mensen in minder ontwikkelde samenlevingen
dan voor de meer geïndustrialiseerden
meer fatalistische attitude en dus minder afkeuring van mensen met
schizofrenie
meer geloof in bezetenheid door geesten
sterker gemeenschapsgevoel, laten diegenen die aan schizofrenie
lijden niet alleen
BEHANDELING MENTALE GEZONDHEID
Cultuur beïnvloedt het succes van een behandeling, aangezien de natuur van een relatie en het
soort informatie dat uitgewisseld wordt gevormd worden door culturele verwachtingen
vb. mensen zoeken anders sociale steun :
blanke Amerikanen anderen
Aziaten impliciete sociale steun, nl. herinneren zichzelf aan de intieme
relaties die ze hebben ( en gaan daarom ook minder snel behandeling! )
Verschillende behandelingen / benaderingen :
1. Cognitieve gedragstherapie
= herstructureren van iemands’ gedachten, helpen met disfunctionele
cognitieve overtuigingen te identificeren
2. Biologische verklaringen en behandelingen
3. Inheemse modellen van genezing
- familie speelt de grootste rol in het genezen van gezondheidsproblemen
- focus op spiritualisme en religie
4. Japanse therapieën ( Westerse )
- Morita therapie
= helpt cliënt om de levensomstandigheden te leren accepteren
zoals ze zijn
DOEL: perspectief op de symptomen veranderen, niet
symptomen zelf
- Naikan therapie
= cliënten inzicht geven in hun verleden
DOEL: verleden herinterpreteren, erkennen dat dit niet meer
veranderd kan worden, herstructureren om een nieuwe ‘zin’ te
geven aan hun leven
Elke cultuur voorziet een ‘symptomen pool’ die de mensen een manier geeft om hun
innerlijke conflicten uit te drukken in een gekende ‘taal’
Moet een therapeut van dezelfde culturele achtergrond zijn ?
voordelen zijn bescheiden
Therapeut moet streven naar culturele competentie :
- de eigen culturele invloeden kunnen herkennen
- kennis over de culturele achtergrond van de cliënt vergaren en welke
verwachtingen de cliënt heeft ivm de therapeut
- gepaste vaardigheden ontwikkelen om interventies te doen op een
manier dat dit cultureel sensitief en relevant is
- flexiebel zijn in het generaliseren van de cultuur van de cliënt naar de
mainstream cultuur of wanneer hij de cliënt moet individualiseren
- oog hebben voor hoe de cliënt de verschillende culturen geïntegreerd
heeft
12. Emoties
Culturen kunnen ook verschillen in het soort emoties die ze voelen
vb. ‘Liget’ = combinatie van boosheid, passie en energie, komt voor bij een stam in de
Filipijnen, gevoeld als iemand zich beledigd, teleurgesteld of geïrriteerd voelt
en vooral als iemand jaloers is op een ander
WAT IS EEN EMOTIE ?
James-Lange theorie
emotie = de fysiologische respons op stimuli in onze omgeving
elke emotie staat voor een ander patroon van lichaamactivatie
kritiek : specificiteit van fysiologische patronen ?
geeft aanleiding tot een evolutionaire oorsprong van menselijke emoties
Twee factoren theorie
kritiek op J-L : het autonome zenuwstelsel is te klunzig en traag om een onderscheid te
maken tussen alle emotionele toestanden
emotie = interpretatie van lichaamsreacties
VB. Studie Schacter en Singer – de aparte rollen van interpretatie en fysiologische sensatie
Proefopzet :
1. Situationele aanwijzingen om de interpretatie van de proefpersonen te leiden
naar ofwel euforie ofwel boosheid
2. Beïnvloeden van hoeveel fysiologische arousal een proefpersoon ervaart aan de
hand van medische inenting
Resultaten zie tabel p534
dezelfde fysiologische informatie kon geïnterpreteerd worden zowel als euforie
of als boosheid, dit geeft aan dat we geen nauwkeurige gewaarwording hebben
van onze lichaamssensaties
geeft aanleiding tot het idee dat onze emoties gegrondvest zijn in de geloofsystemen die onze
interpretaties vormen
VARIEERT EMOTIONELE ERVARING OVER CULTUREN ?
Emoties en gezichtsuitdrukking
Zeer jonge kinderen, ook blinde kinderen, maken dezelfde gezichtsuitdrukkingen als
volwassenen
EVIDENTIE GEZICHTSUITDRUKKING ‘CULTURAL UNIVERSAL’
parallellen gevonden tussen de uitdrukkingen van een chimpansee en die van mensen
Studie Ekman et al. : 6 foto’s van gezichtsuitdrukkingen, match deze met
emotiewoord dat hier het beste bij past
bij 5 culturen onderzocht, grote gelijkenis
kritiek : culturen verschilden niet genoeg van elkaar, waren allemaal
blootgesteld geweest aan media
oplossing: situaties beschrijven aan cultuur die minst mogelijk blootgesteld
is geweest aan het Westen en kijken welke gezichtsuitdrukking
ze tonen (nl. stam in New Guinea) grote gelijkenis !
voorstel van 6 basisemoties : angst, boos, blij, droevig, verrassing,
afkeer ( ! trots wordt ook universeel herkend, maar bevat ook lichaamshouding )
EVIDENTIE CULTURELE VARIABILITEIT
Culturele component in herkenning van emoties : de neiging om de gezichtsuitdrukking van
mensen van de eigen cultuur veel beter te
herkennen
Verschillen in welke delen van het gezicht aandacht krijgen :
- in Japan is het meer de gewoonte om je gevoelens niet te tonen, de
spieren aan de ogen zijn het moeilijkste te controleren, dus hebben zij
geleerd naar de ogen te kijken
VB. Studie – foto met verschillende emotie in ogen vs. mond (p543)
Oordeel van de Japanners werd meer beïnvloed door de
ogen, dat van de Amerikanen meer door de mond
Culturele expressie (display) regels
= de cultuurspecifieke regels die bepalen welke gezichtsuitdrukking geschikt is in een
gegeven situatie en hoe intens deze geuit moet worden
Collectivistische culturen hebben algemeen meer ingehouden
emotionele expressies dan in individualistische culturen
geeft ook vorm aan het soort expressie dat uitgedrukt wordt
vb. geritualiseerde uitdrukking : in India ‘tong bijten’ als teken van
schaamte, is eerder een vrijwillige uitdrukking dan reflex
VB. Studie – voelt men hetzelfde ookal drukt men dit in meer/mindere mate uit?
als Japanners alleen waren drukten ze evenveel en dezelfde emoties uit als
Amerikanen alleen, als er iemand bij zat probeerden ze dezen echter meer te verbergen
dan Amerikanen
vb. ‘ acuut mediterraan syndroom’ : sterke culturele verschillen in het uitdrukken van pijn,
mediterrane mensen drukken dit luid, duidelijk en meer
uit dan Britten
GEZICHTSFEEDBACKHYPOTHESE
= we gebruiken onze gezichtsuitdrukking als bron van informatie voor ons gevoel te
bepalen
VB. Studie – pen in mond houden met tanden (blij) of met enkel lippen(droevig)
tandconditie evalueerde een cartoon positiever/grappiger dan lipconditie
CULTURELE VARIATIE IN DE INTENSITEIT VAN DE EMOTIONELE ERVARING
Doordat Japanners minder emoties uitdrukken, zou dit ertoe kunnen leiden dat zij ook minder
en minder intense emoties ervaren dan Amerikanen (cf. gezichtsfeedbackhypothese)
VB. Studie 1 p550 :
1. Chinese Canadezen vonden de gegeven situaties minder kwaadopwekkend
2. Europese Canadezen reageerden op de situaties met openlijk uitgedrukte
kwaadheid en voelden zich ook meer boos
3. Chinese Canadezen ‘reappraise’ de situatie of proberen zich van de situatie af te
leiden en voelden zich ook minder boos
VB. Studie 2 p550:
Gelijke stijging van bloeddruk in Chinese Canadezen als bij Europese Canadezen,
maar hun bloeddruk daalde wel sneller tot de basislijn dan die van de EC
minder intens ervaren van boosheid en meer gebruik van strategieën die
het gevoel van boosheid verminderen
EMOTIES EN TAAL
Onenigheid over welke emoties de kandidaten zijn voor ‘basisemoties’
Culturen verschillen in
- hoeveel woorden ze hebben voor verschillende emoties
vb. Engels > 2000, Chewong in Maleisië : 8
- manier waarop emoties gecategoriseerd worden
- veel emotiewoorden hebben geen equivalent in het Engels
deze verschillen komen voort uit de verschillende clusters van betekenissen die
frequent aangetroffen worden in de verschillende culturen
CULTURELE VARIATIE IN SOORTEN ERVARINGEN
Afhankelijk zelfbeeld : meer begaan met het behouden van interpersoonlijke harmonie
en zijn zich dus meer bewust van hoe een gebeurtenis impact
heeft op anderen
Onafhankelijk zelfbeeld: meer begaan met hoe een gebeurtenis impact heeft op henzelf,
of hoe een gebeurtenis hen meer kan doen onderscheiden van
anderen
VB. Studie – Amerikaanse / Japanse Olympische atleten hun reactie op winst :
Japanse atleten bespreken meer hun relaties bij het beschrijven van hun emoties
ervaren hun emoties dus meer als interpersoonlijke toestanden die
mensen met elkaar verbinden
VB. Studie p555-556 :
Japanners die veel positieve interpersoonlijk verbonden emoties rapporteerden,
rapporteerden in het algemeen meer positieve emoties
Amerikanen die meer positieve interpersoonlijk onverbonden emoties rapporteerden,
rapporteerden ook meer positieve emoties in het algemeen
CULTURELE VARIATIE IN SUBJECTIEF WELZIJN EN GELUK
Japanners rapporteren ongeveer evenveel positieve als negatieve emoties, terwijl Amerikanen
veel meer positieve emoties rapporteren
Subjectief welzijn = hoe tevreden iemand is met zijn leven
verschillen over culturen, maar ook over regio’s binnen een cultuur
(grafiek p558)
Verschillende factoren die subjectief welzijn beïnvloeden :
- Rijkdom
vooral op lage niveaus van rijkdom is er een sterk verband
tussen geld en geluk
- Mensenrechten
hoe meer gelijkheid tussen de mensen in een land hoe positiever
het subjectieve welzijn
- Het kunnen doen van de dingen die je wil doen
onafhankelijk zelfbeeld : willen kunnen doen wat consistent
is met hun verlangens
afhankelijk zelfbeeld : voelen zich goed als ze anderen
hun standaarden voor een goed
mens te zijn kunnen naleven
- Theorie over hoe gelukkig je zou moeten zijn
VB. Studie - elke dag aangeven hoe tevreden je was met je dag, na 1 week aangeven
hoe tevreden je bent met je week
Discrepantie bij Amerikanen tussen tevredenheid per dag en
tevredenheid over de week (week > dag), niet bij Japanners
Amerikaan heeft impliciete theorie dat ze gelukkig moeten
zijn, terwijl Japanners de theorie hanteren dat emotionele
ervaringen in balans moeten zijn (kunnen tegelijk blij en droef zijn)
VB. Studie – voorspellen van gelukkig voelen als je een beslissing maakt
Aziaten streven minder het ‘gelukkig zijn’ na bij het maken van een
beslissing
Minder voordelen voor Aziaten bij ‘gelukkige gevoelens’, deze
beschermen hen namelijk niet tegen depressie zoals bij Amerikanen
VB. Studie – hebben negatieve emoties dezelfde gevolgen over culturen ?
Zelf-reflectieve Amerikanen zijn meer depressief dan zelf-reflectieve Russen
ookal ‘broeden’ Russen op hun emoties, dit leidt er niet toe dat deze zich
meer depressief voelen, wat wel het geval is bij Amerikanen
Welke soort positieve emoties men nastreeft verschilt ook over culturen :
Amerikanen streven naar positieve emoties met veel arousal, terwijl Aziaten emoties
met weinig arousal verkiezen
vb. in Amerikaanse kinderboeken vaker tonen van gevoelens en significant grotere
glimlach dan Taiwanse gezichten
Conclusie : Culturen verschillen in de mate waarin zij hun welzijn ervaren en zien geluk en
positieve emoties op een verschillende manier
CONCLUSIE IN VERBAND MET CULTURELE VARIATIE IN EMOTIES
- Op basis van gezichtsuitdrukkingen is er evidentie voor universaliteit in emoties
- Er is meer evidentie voor culturele diversiteit als we kijken naar emotionele
ervaring
- er is ongelooflijk veel variabiliteit in de woorden die mensen gebruiken om hun
ervaring te beschrijven