iBMG - Samenvatting bij onderzoeksrapport 'Innovatie in de ... · bestaande innovatieprojecten in...

23
1 Instituut Beleid & Management Gezondheidszorg Publicatiedatum Februari 2013 Auteurs: M. (Maarten) Janssen MSc Onderzoeker Dr. A. (Annemiek) Stoopendaal Onderzoeker M. (Mathijs) Kelder MSc Masterstudent Prof. Dr. K. (Kim) Putters Projectleider Contactgegevens Erasmus Universiteit Rotterdam instituut Beleid & Management Gezondheidszorg www.bmg.eur.nl

Transcript of iBMG - Samenvatting bij onderzoeksrapport 'Innovatie in de ... · bestaande innovatieprojecten in...

Page 1: iBMG - Samenvatting bij onderzoeksrapport 'Innovatie in de ... · bestaande innovatieprojecten in kaart, beschrijft het innovatieproces en volgt hoe deze in de praktijk uitwerken.

1

Instituut Beleid & Management Gezondheidszorg

Publicatiedatum

Februari 2013

Auteurs:

M. (Maarten) Janssen MSc Onderzoeker

Dr. A. (Annemiek) Stoopendaal Onderzoeker

M. (Mathijs) Kelder MSc Masterstudent

Prof. Dr. K. (Kim) Putters Projectleider

Contactgegevens

Erasmus Universiteit Rotterdam

instituut Beleid & Management Gezondheidszorg

www.bmg.eur.nl

Page 2: iBMG - Samenvatting bij onderzoeksrapport 'Innovatie in de ... · bestaande innovatieprojecten in kaart, beschrijft het innovatieproces en volgt hoe deze in de praktijk uitwerken.

2

Page 3: iBMG - Samenvatting bij onderzoeksrapport 'Innovatie in de ... · bestaande innovatieprojecten in kaart, beschrijft het innovatieproces en volgt hoe deze in de praktijk uitwerken.

3

Voorwoord

Dit document is een uitgebreide samenvatting van het onderzoeksrapport van het instituut Beleid &

Management Gezondheidszorg (iBMG1) ‘Innovatie in de revalidatie – Een kwalitatieve evaluatie van

het Innovatieprogramma Revalidatie. Dit document beschrijft de opzet, analyse en conclusies op

hoofdlijnen. Voor meer gedetailleerde informatie en onderbouwing van de hier gepresenteerde

resultaten verwijzen wij graag naar het volledige rapport dat te raadplegen is op de website van het

iBMG: www.bmg.eur.nl/onderzoek.

De auteurs willen op deze plaats de betrokkenen bij dit onderzoek naar innovatie in de revalidatie

bedanken. Innovatie is een thema gebleken waarbij veel partijen in de revalidatiesector zich

betrokken voelen en weten. De bereidheid om relevante documentatie aan te leveren en de

openheid waarmee aan gesprekken en observaties is meegewerkt, waren groot. De auteurs willen

allereerst de betrokkenen bij het innovatieprogramma van Revalidatie Nederland en ZonMw

bedanken. De interviews met personen uit de stuurgroep en de begeleidingscommissie van het

programma waren zeer waardevol. Bijzondere dank gaat de programmacoördinatoren van ZonMw

en van Revalidatie Nederland en naar de klankbordgroep van het Innovatieprogramma Revalidatie

voor hun begeleiding bij en feedback op het onderzoek. Een speciaal woord van dank gaat uit naar

de personen die betrokken zijn bij de vier casussen in dit onderzoek. Door de openhartigheid van

deze mensen zijn wij in staat geweest de innovatieve praktijken in de revalidatie vanuit verschillende

perspectieven in beeld te brengen. Wij danken onze respondenten voor het feit dat ze ons

deelgenoot hebben willen maken van hun innovatieprocessen. Tot slot willen onze respondenten

bedanken voor het feit dat wij in een eerder stadium aan enkele van hen onze bevindingen mochten

voorleggen en daar gezamenlijk op konden reflecteren.

Het onderzoek dat in dit document beschreven wordt is uitgevoerd door een team van onderzoekers

van het iBMG, bestaande uit:

M. (Maarten) Janssen MSc Onderzoeker

Dr. A. (Annemiek) Stoopendaal Onderzoeker

M. (Mathijs) Kelder MSc Masterstudent

Prof. Dr. K. (Kim) Putters Projectleider

1 Zie de website ‘www.bmg.eur.nl’ voor meer informatie over het werk van het iBMG.

Page 4: iBMG - Samenvatting bij onderzoeksrapport 'Innovatie in de ... · bestaande innovatieprojecten in kaart, beschrijft het innovatieproces en volgt hoe deze in de praktijk uitwerken.

4

Page 5: iBMG - Samenvatting bij onderzoeksrapport 'Innovatie in de ... · bestaande innovatieprojecten in kaart, beschrijft het innovatieproces en volgt hoe deze in de praktijk uitwerken.

5

Introductie

ZonMw en Revalidatie Nederland hebben het iBMG gevraagd onderzoek te doen naar het

innovatievermogen van de Nederlandse revalidatiesector en in het bijzonder naar innovatieve

praktijken die laten zien hoe in deze sector innovaties ontstaan en verspreid worden. Een

kwalitatieve evaluatie van het Innovatieprogramma Revalidatie is opgezet met als doel om tot

inzichten te komen over hoe de innovatiekracht in de revalidatie duurzaam kan worden

gestimuleerd.

Na afloop van de financiering van innovatie in de revalidatie vanuit de Wet Bijzondere Medische

Verrichtingen (WBMV), is met gelden van VWS het tijdelijke Innovatieprogramma Revalidatie (2009‐

2014) opgezet. De uitvoering van het programma lag in handen van ZonMw en Revalidatie

Nederland en had als doel om het innovatievermogen van de revalidatiesector blijvend te

versterken. Hiertoe zijn in het programma drie doelstellingen geformuleerd (zie kader).

Het innovatieprogramma is primair gericht op

implementatie van bestaande, en ontwikkeling

van kleinschalige innovaties. Het programma

biedt de mogelijkheid om samen met branche‐,

beroeps‐, kennis‐ en patiëntenorganisaties te

bouwen aan een (implementatie)infrastructuur

en samenwerking welke na afloop van het

programma wordt gecontinueerd. Vragen die

een evaluatie van het programma zou moeten

kunnen beantwoorden gaan in op de randvoorwaarden voor innovatie, op de (on)mogelijkheden om

daarop te sturen en op de vraag hoe dit duurzaam valt te organiseren. Deze vragen worden in dit

onderzoek op een kwalitatieve manier ter hand genomen2. Kwalitatief evaluatieonderzoek brengt

bestaande innovatieprojecten in kaart, beschrijft het innovatieproces en volgt hoe deze in de

praktijk uitwerken. Een kwalitatieve evaluatie biedt daarmee beschrijvende inzichten in de

verschillende resultaten, uitkomsten en impact van de projecten en de onderlinge verschillen.

Het doel van het onderzoek is daarmee het inzicht te vergroten in het innovatievermogen van de

revalidatiesector door te bezien hoe innovaties gestimuleerd, verspreid en soms gehinderd worden

en welke betekenis ze hebben voor wie. Dit is gedaan aan de hand van de volgende

onderzoeksvraag:

“Welke betekenis heeft het Innovatieprogramma Revalidatie voor innovatie in de

revalidatiesector en welke lering kan hieruit worden getrokken voor de duurzame bestendiging

van de innovatiekracht in deze sector?

Om deze vraag te beantwoorden, is de ontwikkeling, opzet en het verloop van het programma

geanalyseerd, zijn verschillende projecten als casestudie diepgaand bestudeerd en zijn meer

2 Doordat het merendeel van de projecten voor de start van dit onderzoek waren afgerond, is het niet mogelijk

een nulmeting te doen; dit maakt kwantitatief onderzoek naar de mate van innovatie onmogelijk.

Doelstellingen innovatieprogramma revalidatie

1. Brede/landelijke implementatie van innovaties die

op kleine schaal effectief zijn gebleken (13

projecten).

2. Ontwikkeling van innovaties op kleine schaal, op

basis van relevante actuele kennis (35 projecten).

3. Kennis beter beschikbaar en toegankelijk maken

voor professionals door de ontwikkeling van een

digitaal ‘Revalidatie Kennisnet’.

Page 6: iBMG - Samenvatting bij onderzoeksrapport 'Innovatie in de ... · bestaande innovatieprojecten in kaart, beschrijft het innovatieproces en volgt hoe deze in de praktijk uitwerken.

6

reflecterende interviews gehouden. Dit onderzoek leidt daarmee tot inzichten over het duurzaam

borgen en verder versterken van de innovatiekracht van de revalidatie.

Theoretisch Kader

Dit onderzoek is inductief van aard waardoor er geen leidend theoretisch model is gehanteerd voor

het empirische onderzoek. Hiervoor is echter wel houvast nodig in de vorm van theoretische

concepten. In dit theoretisch kader worden daarom kort begrippen en inzichten vanuit de literatuur

geïntroduceerd die zijn gebruikt om de empirische bevindingen op een verantwoorde wijze te

kunnen analyseren en beschrijven.

Om in dit rapport uitspraken te doen over de innovatiekracht in de revalidatiesector is een breed

perspectief op innovatie noodzakelijk. Hoewel definities van innovatie in de literatuur sterk uiteen

lopen wordt in dit onderzoek de volgende definitie gehanteerd: ‘Innovatie is de succesvolle

ontwikkeling en toepassing van kennis en technologie in de vorm van nieuwe producten, diensten

en diensten’. Deze definitie beslaat het gehele innovatieproces, van de ontwikkeling van innovaties

tot de implementatie en laat ruimte voor een variëteit aan innovaties. Hierin is dus ook specifiek

aandacht voor implementatie; een belangrijk onderdeel van een innovatieproces. Implementatie is

een ander woord voor het invoeren van een innovatie en bevat in het kort de volgende drie

elementen: (1) een procesmatige en planmatige invoering, (2) vernieuwingen en/of verbeteringen

en (3) het borgen, oftewel het zorgen voor blijvende verandering. Een theorie die erg behulpzaam is

voor het onderzoek naar de praktijk van innovatie is de translatie theorie die voortkomt uit de Actor‐

Netwerk‐Theorie (ANT).

De translatie theorie komt voort uit de kritiek op het sterk rationele model van innovatie dat stelt

dat innovaties zichzelf verspreiden na een succesvolle ontwikkeling. Hierin is echter weinig aandacht

voor de diversiteit van behoeften, kennis en ervaringen uit de doelgroep. Het stelt dat innovaties

wel impact hebben op de gebruikers maar nauwelijks andersom. Deze theorie geeft dan ook

onvoldoende antwoord op de vraag waarom innovaties niet vanzelf gaan en beschrijft niet welk

werk er door de verschillende partijen verzet moet worden om dat mogelijk te maken (McMaster

e.a. 1997; Greenhalgh e.a. 2004). De translatietheorie biedt hier een antwoord op en komt voort uit

de ANT (Latour 1993; Callon 1991). Het stelt dat het bij innovatie vaak niet om het ‘uitrollen’ maar

om 'enrollen’ gaat. Hierbij spelen materiele en immateriële actoren een rol (Orlikowski 2007). Er is

sprake van een wisselwerking tussen de innovatie en de mensen die deze gebruiken. Een innovatie is

daarmee nooit af. Translatie beschrijft zowel het veranderen of ‘vertalen’ van een innovatie op zich

evenals het verplaatsen van een innovatie van de ene naar de andere context. Onderzoek doen naar

innovatie vanuit dit perspectief kan alleen door de innovatieve praktijken, daar waar de translatie

plaats heeft, te onderzoeken. Middels deze theorieën kunnen wij laten zien waarom innovaties

meestal niet vanzelf gaan, welk werk er door de verschillende partijen uit het netwerk verzet moet

worden en wat dit betekent voor het realiseren van innovatieve praktijken. De theorie leert daarmee

dat er in het onderzoek aandacht moet zijn voor (1) de institutionele inbedding; (2) de kenmerken

van de sector en (3) de kennis en kunde van de betrokken professionals.

De innovatieliteratuur stelt echter dat voor het werken aan innovatie nog twee andere onderwerpen

van belang zijn: borging en de relatie werkvloer‐management. Een van de grootste uitdagingen die

in de literatuur worden genoemd voor het werken aan innovatie is hoe innovatie leidt tot duurzame

Page 7: iBMG - Samenvatting bij onderzoeksrapport 'Innovatie in de ... · bestaande innovatieprojecten in kaart, beschrijft het innovatieproces en volgt hoe deze in de praktijk uitwerken.

7

verandering. Dit wordt ook wel het proces van borging genoemd (Greenhalgh e.a. 2004; Parnaby &

Towill 2008). Borging heeft te maken met routines, met de opname van werkwijzen in de structuren

van de organisatie maar ook met het vastleggen van de verandering in documenten, in

trainingsvormen of in specifieke materialen (Stoopendaal & Bal 2012). Daarnaast is de relatie tussen

werkvloer en management van belang voor innovatie (Strating e.a. 2008; Stoopendaal 2008). In de

revalidatie bestaan vaak specifieke hiërarchische relaties tussen revalidatieartsen, paramedici (e.g.

fysiotherapeuten, ergotherapeuten, logopedisten en maatschappelijk werkers) en de

verpleegkundigen/verzorgenden (Gritzer& Arluke 1985). Omdat dit van invloed is op het

innovatievermogen van een organisatie, zal dit thema ook in het onderzoek aan de orde komen.

Voor een kwalitatieve studie naar innovatie is het van belang om de praktijk te laten ‘spreken’. Het

kader zoals in dit hoofdstuk beschreven, biedt echter voldoende houvast om het onderzoek in de

casussen toch open in te gaan.

Methoden

Omdat het in dit onderzoek belangrijk was om inzicht te krijgen in wat het innovatieprogramma en

de innovatieve projecten voor de sector betekenen, is gekozen voor een kwalitatieve

onderzoeksopzet. In het onderzoek zijn hiertoe vier lagen aangebracht:

� Programma (1): Onderzoek naar opzet en het verloop van het Innovatieprogramma Revalidatie.

Dit deel van het onderzoek is gebaseerd op observaties bij projectleidersbijeenkomsten,

interviews met programmacoördinatoren, een documentenanalyse en op acht

semigestructureerde interviews van een uur met leden van programmacommissie en de

stuurgroep.

� Cases (2): De tweede laag betreft het onderzoek naar de verschillende implementatie/ innovatie

projecten in vier case studies, welke in overleg met de klankbordgroep van het

Innovatieprogramma Revalidatie zijn geselecteerd. In de selectie is gezocht naar een juiste

inhoudelijke en geografische spreiding. De precieze uitvoering van de afzonderlijke casestudies

(juni 2012 – september 2012) verschilden op basis van voornamelijk praktische overwegingen;

echter alle casestudies bestonden uit observaties, interviews en een documentenanalyse. In

onderstaande tabel 1 worden de vier geselecteerde cases kort geïntroduceerd.

TABEL 1: EEN OVERZICHT VAN DE CASES

Case Samenvatting

Ontwikkeling van een telehealth

geheugenstrategietrainingsprogramma

bij hersenletsel – Sint Maartenskliniek

Dit project had als doel om een eerder op werkzaamheid (efficiency)

onderzochte, innovatieve compensatietherapie voor geheugenproblemen bij

mensen met traumatisch hersenletsel uit te werken tot een tele‐health

therapie. Deze therapie dient geïmplementeerd te worden in het klinisch

handelen van neuropsychologen werkzaam binnen revalidatiecentra en –

afdelingen.

ImPACT: communicatietraining voor

partners van mensen met afasie –

Rijndam Revalidatiecentrum

Het innovatieproject ‘Partners van Afasiepatiënten Conversatie Training (PACT)

is erop gericht om een al bestaande trainingsmethodiek uit Engeland geschikt

te maken voor gebruik in de Nederlandse praktijk. Hiermee moet een

gestandaardiseerd programma voor de training van partners van patiënten

met afasie beschikbaar komen voor de Nederlandse revalidatie. Het

implementatieproject (ImPACT) wat hierop volgde is gericht op het bevorderen

van het gebruik van PACT in de praktijk. Door aandacht te besteden aan de

Page 8: iBMG - Samenvatting bij onderzoeksrapport 'Innovatie in de ... · bestaande innovatieprojecten in kaart, beschrijft het innovatieproces en volgt hoe deze in de praktijk uitwerken.

8

scholing en aanpassingen in planning en organisatie wordt gebruik op grotere

schaal gestimuleerd.

Implementatie van ACT bij chronische

pijn – ‘t Roessingh

In dit project wordt gewerkt aan de implementatie van een methodiek in de

behandeling van chronische pijnpatiënten. Het gaat om een multidisciplinaire

behandeling genaamd ‘Acceptance & Commitment Therapie (ACT). Onderdeel

van het project is dat revalidanten gebruik maken van een psychologische

zelfhulpmodule om zich gedurende de wachttijd beter voor te bereiden op de

behandeling.

Implementatie richtlijn CP – de

Hoogstraat

Dit project had als doel om te werken aan de daadwerkelijke toepassing van

een nader bepaalde set van aanbevelingen uit de richtlijn ‘Diagnostiek en

behandeling van kinderen met spastische CP’ in de Nederlandse

revalidatiezorg. Hiertoe is een implementatieproject opgezet waarin in de

deelnemende centra met zogenaamde knowledge‐brokers is gewerkt aan de

implementatie van de aanbevelingen uit de richtlijn.

� Revalidatie Kennisnet (3): De derde laag is een uitgebreide casestudie die zich helemaal heeft

voltrokken rondom de ontwikkeling van Revalidatie Kennisnet. Naast een analyse van

documenten en het inzien van kennisnet zelf, zijn hier vooral semigestructureerde interviews

gebruikt, zijn bijeenkomsten van de projectgroep geobserveerd en is het symposium waarop

Kennisnet werd gelanceerd, bezocht en geobserveerd.

� Empirische reflectie (4): Als vierde laag hebben wij een reflectie op onze bevindingen

georganiseerd door twee reflecterende interviews te houden met relatieve buitenstaanders van

de cases maar met een grote expertise in de revalidatie en bovendien ervaring met

innovatieprocessen. Dit heeft de kwaliteit en de reikwijdte van de resultaten versterkt.

Het materiaal dat in de vier onderzoekslagen is verzameld bestond uit uitgebreide

interviewverslagen, veldnotities, observatieaantekeningen en velddocumenten. Alle interviews met

leden van de begeleidingscommissie en de stuurgroep zijn opgenomen, getranscribeerd en

voorgelegd aan de respondenten. Bij alle interviews binnen de vier casestudies is vooraf

toestemming gevraagd om het interview op te nemen. De interviews zijn opgenomen en

geanalyseerd voor verslaglegging. Al het materiaal is ingevoerd in het programma Atlas TI 6.23 en is

hierin inductief (vanuit data) en later deductief (vanuit theorie) gecodeerd. Er is triangulatie

toegepast door naast interviews met individuele respondenten ook gestructureerd documenten te

bestuderen, focusgroepen te organiseren, observaties te doen en uitspraken te controleren.

In dit hoofdstuk is de inductieve werkwijze verantwoord. Het onderzoek wil de rijke praktijk van

innovatie in de revalidatie laten zien en zal daarom niet een vergelijkende case studie uitvoeren.

Resultaten: programma

Het eerste deel van de evaluatie richtte zich op een analyse van het Innovatieprogramma

Revalidatie. Het onderzoek op programmaniveau bestond voornamelijk uit interviews met

programmacoördinatoren en leden van de programmacommissie en de stuurgroep. Leidend in deze

interviews was de vraag: ‘welke betekenis heeft het programma voor innovatie in de revalidatie?’

Hierbij zijn ‘de opzet van het programma’; ‘de infrastructuur voor innovatie en implementatie’;

3 Software programma om gestructureerd tekstuele onderzoeksgegevens (transcripten en observatieaantekeningen) te

coderen, analyseren en structureren.

Page 9: iBMG - Samenvatting bij onderzoeksrapport 'Innovatie in de ... · bestaande innovatieprojecten in kaart, beschrijft het innovatieproces en volgt hoe deze in de praktijk uitwerken.

9

‘vernieuwing & innovatie’; ‘vertalen & borgen’ en tot slot ‘de toekomst’, als onderwerp besproken.

Uit de analyse van het materiaal op dit thema komen drie bevindingen naar voren.

� Infrastructuur voor innovatie: Het programma bood een infrastructuur om innovatieve

ontwikkelingen te starten of kracht bij te zetten. Er is dan ook daadwerkelijk vernieuwing uit

voortgekomen. Bovendien bood het de mogelijkheid om innovatie meer structureel te borgen

en naar de praktijk te vertalen. Betrokkenen zijn erg tevreden over de opzet, de organisatie en

de gerealiseerde samenwerkingen binnen het programma.

� Uiteenlopende verwachtingen: Iets minder eensluidend oordelen zij over de totaliteit van

projecten. Omdat het programma aanbod gestuurd is ingezet kon er, anders dan via selectie,

niet veel sturing op inhoud van de innovaties worden gegeven. Daarmee heeft de visievorming

op en prioritering van innovaties slechts gedeeltelijk vorm gekregen.

� Innovatie gaat niet vanzelf: De meeste respondenten zijn van mening dat er een centrale,

landelijke aansturing van innovatie nodig is en blijft omdat innovatie nu eenmaal niet vanzelf

gaat. Innovatie is gebaat bij centrale aansturing en collectieve actie. Beide vergroten de

legitimiteit om ruimte voor innovatie te creëren. Een toekomstig programma zou meer

richtinggevend kunnen worden opgezet door sterker op inhoud en proces te sturen in de

uitvoering van het programma.

Resultaten: Cases

De inductieve manier van analyseren van het materiaal uit de cases heeft veel inzichten opgeleverd

over het praktische verloop van innovatieprocessen. Uit de analyse is een vijfdeling naar voren

gekomen die de basis vormt voor de bespreking van de resultaten. Zie tabel 2 voor een overzicht.

TABEL 2: EEN OVERZICHT VAN DE THEMA’S

# Thema Toelichting

1

Wat innovatie is

Hier gaat het over welke betekenis mensen geven aan innovatie in de

revalidatie en hoe innovatie en implementatie zich tot elkaar verhouden.

2 Hoe innovatie werkt

Hier gaat het over hoe innovatie in de praktijk werkt en welke

randvoorwaarden daarvoor nodig zijn.

3 Sectoreigenschappen Hier worden sectoreigenschappen van de revalidatie beschreven die

invloed uitoefenen op de start, het verloop en de effecten van innovatie.

4 Betekenis programma voor de projecten Hier wordt beschreven of en hoe het bestudeerde innovatieprogramma

de innovatie‐ en implementatieprojecten heeft beïnvloed.

5 Ontwikkeling van Revalidatie Kennisnet Hier wordt beschreven hoe Revalidatie Kennisnet als ondersteunende

infrastructuur voor innovatie is opgezet, ontwikkeld en hoe het

functioneert.

In het vervolg van dit hoofdstuk worden de resultaten op deze vijf thema’s weergegeven. In deze

samenvatting worden enkel de belangrijkste inzichten beschreven, voor een volledige beschrijving

en nadere toelichting verwijzen wij graag naar het volledige onderzoeksrapport.

(1) Wat innovatie is

Het onderzoek heeft geleid tot een beschrijving van wat innovatie in de revalidatie is; hoe er in de

sector tegen een abstract begrip als innovatie wordt aangekeken en welke betekenis respondenten

Page 10: iBMG - Samenvatting bij onderzoeksrapport 'Innovatie in de ... · bestaande innovatieprojecten in kaart, beschrijft het innovatieproces en volgt hoe deze in de praktijk uitwerken.

10

toekennen aan dat begrip. Dit thema geeft daarmee meer inzicht in wat er in de revalidatie onder

innovatie wordt verstaan. In het theoretisch kader is al benadrukt dat innovatie zich leent voor

meerdere interpretaties. Uit de casestudies valt op te maken dat men in de praktijk verschillende

betekenissen aan innovatie toekent.

Innovatie:

� wordt niet altijd gezien als iets nieuws;

� is een proces van vertalen en verplaatsen van innovatieve elementen;

� staat symbool voor een paradigmaverandering;

� dient als platform voor nieuwe mogelijkheden;

� biedt professionals in de revalidatie kansen om zich te ontwikkelen.

Hoewel in het innovatieprogramma onderscheid wordt gemaakt tussen innovatie‐ en

implementatieprojecten blijkt dat er in de praktijk verschillende ideeën bestaan over de scheiding

van een innovatie en het proces van het implementeren daarvan. Onderzoek naar hoe innovatie en

implementatie zich in de praktijk tot elkaar verhouden laat zien dat (1) innovatie en implementatie

moeilijk te scheiden zijn en vaak door elkaar lopen; (2) implementeren net als innoveren veel werk

vereist; (3) bij verdere verspreiding van een innovatie zowel een te strakke als te losse sturing op

inhoud risico’s in zicht heeft en (4) dat innovatieprocessen zelden een einde kennen.

Concluderend stellen wij daarom dat innovatie meer is dan een vinding, een techniek, een

behandeling of methode. Innovatie is niet een opzichzelfstaand iets dat zich eenvoudig zonder zo`n

gedeelde visie en aanpak laat implementeren en verspreiden; werk is nodig om innovatieprocessen

goed te laten verlopen. Innovatie is een proces, waarbij behalve de ontwikkeling van de innovatie

ook de implementatie en verspreiding van de innovatie en de kennis daarover van belang is. Al deze

aspecten zijn nodig om de resultaten van innovaties te kunnen borgen. Daarnaast ontwikkelen

innovaties zich altijd in interactie tussen belangrijke actoren, zoals professionals, patiënten en het

management. Om deze reden is ‘framing’ van beelden en verwachtingen van zowel de innovatie zelf,

als de daarvoor benodigde professionele, financiële en organisatorische randvoorwaarden, op

verschillende momenten in het innovatieproces van groot belang.

(2) Hoe innovatie werkt

In de vier cases is geanalyseerd hoe innovatie werkt, welke thema’s daarbij het meest van belang

waren en welke discussies en afwegingen daarbij een rol speelden. Er komen zeven thema’s naar

voren die voor innovatie van belang zijn. Dit zijn ‘netwerken’, ‘rol van onderzoek’,

‘kennisuitwisseling’, ‘tijd’, ‘normatieve reflectie’, ‘borging’ en de ‘rol van andere actoren’. Ze vormen

in belangrijke mate de cruciale randvoorwaarden om tot innovatie te komen en worden in tabel 3

toegelicht door middel van een korte beschrijving.

TABEL 3: OVERZICHT VAN DE ZEVEN THEMA’S IN DE PRAKTIJK VAN INNOVATIE

# Thema Korte beschrijving

1

Netwerken

Zo wel officiële projectnetwerken als andere professionele netwerken zijn in de projecten

van groot belang voor de start, het verloop en de verdere verspreiding van ontwikkelde

innovaties.

Page 11: iBMG - Samenvatting bij onderzoeksrapport 'Innovatie in de ... · bestaande innovatieprojecten in kaart, beschrijft het innovatieproces en volgt hoe deze in de praktijk uitwerken.

11

2

Rol van onderzoek

Sterk wetenschappelijk onderzoek is van belang als bron van innovatie maar ook als

ondersteuning om bewijs voor innovatie op te bouwen. In de revalidatie is het daarnaast

cruciaal om onderzoek en praktijk goed aan elkaar te verbinden.

3

Kennisuitwisseling

Kennisuitwisseling is van belang voor innovatie en komt de kwaliteit van de gehele sector

ten goede. Er zijn twee praktische methoden gebruikt in de casussen; deze illustreren dat

kennisdeling niet eenvoudig is en veel organisatie vraagt.

4

Tijd

De revalidatie is een productiegerichte sector; professionals hebben weinig tijd voor

innovatie. Tijd voor innovatie dient flexibel en niet instrumenteel te worden

georganiseerd. ‘Tijd’ zit daarmee ook in de ervaren ruimte en verantwoordelijkheden.

5

Normatieve reflectie

Innovatie biedt en vereist ruimte voor normatieve reflectie. Werken aan innovatie zet

bovendien aan tot denken over de normatieve waarde van een innovatieproject en dus

over de betekenis voor wat goede zorg is.

6

Borging

Borging van projectresultaten is belangrijk en is terug te vinden in de vorm van materialen,

mensen en structuren. Waar de eerste twee vooral ingaan op borging van project, beoogd

borging in structuur een duurzamer effect.

7

Rol andere actoren

Naast paramedici spelen ook andere groepen actoren een belangrijke rol in

innovatieprojecten. Voor de succesvolle ontwikkeling en verspreiding van innovatie is het

betrekken van het management, van de patiënt en van de revalidatiearts ook van belang.

Dit overzicht laat ook zien dat innovatieprocessen sterk gekoppeld zijn aan een discussie over

waarden. Innovatie gaat ook over welke waarden van belang zijn; om de realisatie van die waarden

en over het borgen van die waarden in de innovatie zelf. De koppeling aan waarden stuurt niet

alleen de opvattingen over wat goede innovatie is, maar ook dat wat als goede zorg wordt gezien.

(3) Sectoreigenschappen van de revalidatie

Voor de innovatiekracht zijn niet alleen randvoorwaarden voor innovatie van belang maar kunnen

ook sectorspecifieke eigenschappen en omstandigheden bepalend zijn. Om een goede analyse te

kunnen maken van een innovatieprogramma is het daarom van belang de sector zelf ook te

analyseren. In het onderzoek heeft deze sectoranalyse geleid tot een karakterisering van de

revalidatiesector als redelijk innovatief en tot een beschrijving van kenmerken die volgens de

respondenten van invloed zijn op het innovatievermogen. Het onderzoek heeft geleid tot een

‘dubbel’ beeld over het innovatieve karakter van de revalidatie. De sector is enerzijds innovatief, o.a.

door de sterke professionalisering en aandacht voor multidisciplinair samenwerken, maar ook niet

innovatief door o.a. een te sterke interne focus die verbindingen met de wereld buiten de revalidatie

belemmert. In tabel 4 hieronder staat een overzicht van de zes genoemde eigenschappen die

hiervoor zorgen; hierin is ook aangegeven welke invloed deze, naar de mening van de respondenten,

hebben op innovatie.

TABEL 3: OVERZICHT MOGELIJKE VERKLARINGEN VOOR INNOVATIVITEIT VAN DE REVALIDATIE

# Eigenschap Invloed Korte toelichting

1

Structuur

+/-

Er bestaat verschil van mening of structuurelementen, zoals de geografische

spreiding en de dominantie van de vier grote revalidatiecentra het

innovatievermogen nu versterken of verzwakken.

2

Bereidheid tot

samenwerking

+/-

Er bestaat verschil van mening over de bereidheid om samen, over de grenzen van

individuele instellingen, te werken aan innovatie. Centra geven verschillend

invulling aan concurrentie en kennisdeling waardoor de samenwerkingsbereidheid

per centrum verschilt. Op professioneel niveau vind wel veelvuldig multi‐ en

interdisciplinaire samenwerking plaats.

3

Professionals in de

revalidatie

+/-

Eigenschappen van revalidatieprofessionals, zoals opleidingsniveau en sterke

intrinsieke motivatie, dragen bij aan het innovatievermogen. Echter, het

personeelsbeleid (langdurige contracten en weinig doorgroeimogelijkheden) doet

Page 12: iBMG - Samenvatting bij onderzoeksrapport 'Innovatie in de ... · bestaande innovatieprojecten in kaart, beschrijft het innovatieproces en volgt hoe deze in de praktijk uitwerken.

12

volgens verschillende professionals afbreuk aan het innovatievermogen.

4

Interne focus

-

De sector heeft een sterke interne focus op wat er binnen de revalidatie gebeurd.

Er wordt volgens enkele respondenten van oorsprong weinig samenwerking

gezocht met externe partners. Hoewel dat nu meer dan vroeger lijkt te gebeuren,

wordt er nog vooral in termen van problemen over gesproken. Dit beperkt de

mogelijkheden voor innovatie.

5

Multidisciplinariteit

+/-

De multidisciplinariteit van de revalidatie komt ten goede aan de kwaliteit van de

zorg. Tegelijkertijd moeten disciplinaire grenzen worden bewaakt en moet het

geen dogma worden om multidisciplinair te werken. Men ziet dat doorgeslagen

multidisciplinariteit ook de kosten kan opdrijven en innovatie kan bemoeilijken.

6

Chroniciteit

+

Het wordt meer vanzelfsprekend in de revalidatie om in termen van chroniciteit te

denken. Deze denkomslag biedt nieuwe mogelijkheden voor innovatie in de

revalidatie; zoals inspiratie voor innovaties in ketensamenwerking in/op het

participatievermogen van revalidanten. Daarbij is een minder intern gerichte focus

belangrijk.

Het is lastig, of zelfs ondoenlijk om de revalidatie als sector in zijn geheel als innovatief of juist niet te

bestempelen of om een maat te hangen aan ‘het’ innovatievermogen. Zo is er aan de ene kant een

grote bereidheid om samen te werken (zowel binnen als buiten de eigen instelling), terwijl er aan de

andere kant sterke concurrentie en competitie wordt gevoeld. Zo worden aan de ene kant voordelen

genoemd van hoogopgeleide en intrinsiek gemotiveerde professionals, maar worde tegelijkertijd

langdurige arbeidscontracten en relatief beperkte doorgroeimogelijkheden als beperkend ervaren.

Tot slot is er sprake van multidisciplinaire zorgverlening, maar is de organisatie van die zorg in de

praktijk nog sterk disciplinegericht. De sterke interne focus lijkt negatief uit te werken terwijl de

trend naar een grotere acceptatie van de chroniciteit van de revalidatie als positief wordt

beoordeeld voor het innovatievermogen. De tweeledige uitleg van deze eigenschappen leidt tot de

conclusie dat de sector op dit moment tegelijkertijd als wel en niet innovatief wordt gezien. Echter,

nog belangrijker dan de uitspraak hoe innovatief de sector is, is de constatering dat naast de

belangrijke randvoorwaarden voor innovatie die we in de hoofdstukken hiervoor benoemden een

aantal sectorspecifieke eigenschappen meer of minder bevorderend en belemmerend voor

innovatie kunnen werken. Dit is sterk verbonden met hoe de respondenten dit beleven. De

opstelling van professionals en managers, de invulling van het multidisciplinaire werken, het zoeken

van de verbinding met andere maatschappelijke en zorgsectoren, het bevorderen of terughoudend

zijn met samenwerking en het draagvlak op bestuurlijk niveau zijn van invloed op zowel de inhoud

van wat als innovatie wordt beschouwd als de wijze waarop duurzame borging daarvan wordt

georganiseerd.

(4) Betekenis programma voor de projecten

Omdat wij er van uitgaan dat het programmaniveau en het projectniveau met elkaar in verband

staan is ook de betekenis van het innovatieprogramma voor de concrete innovatie‐ en

implementatieprojecten daarbinnen onderzocht. Hieruit blijkt dat veel van de projecten zijn gestart

vanuit de inhoud van de zorg en niet vanuit het bestaan van het programma. Het is gebleken dat het

innovatieprogramma niet direct heeft geleid tot nieuwe projecten; projecten die eerder niet verder

konden zijn dankzij het programma wel nieuw leven in geblazen. Het programma heeft innovatie in

de revalidatie gestimuleerd omdat het de mogelijkheid en de faciliteiten bood om aan innovatie te

werken. Het programma creëerde randvoorwaarden voor innovatie binnen afzonderlijke projecten.

Het programma heeft in de praktijk drie verschillende betekenissen gehad:

Page 13: iBMG - Samenvatting bij onderzoeksrapport 'Innovatie in de ... · bestaande innovatieprojecten in kaart, beschrijft het innovatieproces en volgt hoe deze in de praktijk uitwerken.

13

� Het programma faciliteert doordat het ruimte, tijd, geld en schaalvoordelen biedt voor de

projecten die zonder het programma niet konden worden gerealiseerd.

� Het programma legitimeert o.a. omdat het projecten centrum‐ en discipline overstijgend maakt.

Het legitimeert voor instellingen de input van innovatieprocessen maar vooral ook de output in

termen van de legitimatie van inhoudelijke ontwikkelingen.

� Het programma prioriteert ook; het doet met toekenning van geld indirect uitspraken over de

wenselijkheid van een innovatie voor de revalidatiesector.

De drie betekenissen van het programma laten zien dat het programma geen neutrale actor of

activiteit is geweest. De wijze waarop het programma is vormgegeven en wordt uitgevoerd

beïnvloedt ook welke projecten zich kunnen ontwikkelen en welke projecten als voorbeelden van

goede revalidatiezorg worden gezien. Naast de drie betekenissen die men toekent aan het

programma, zijn er ook kritische kanttekeningen geplaatst. Zo wordt het ontbreken van

doorgroeimogelijkheden voor innovatie‐ tot implementatieprojecten, het ontbreken van een

verplichting tot kennisdeling, het niet faciliteren van mogelijk te mislukken projecten, het feit dat de

beoordeling van de projecten een momentopname is en de relatief korte looptijd van het

programma, door sommige respondenten als gemis gezien. Tegelijkertijd zijn dit aspecten waarop

een eventueel vervolgprogramma kan worden verbeterd.

(5) Ontwikkeling van Revalidatie Kennisnet

Omdat kennisuitwisseling als belangrijk onderdeel van de innovatiekracht van de revalidatie wordt

gezien, bestaat het innovatieprogramma ook uit een programmalijn voor de ontwikkeling van een

kennisnet voor de revalidatiepraktijk. Het onderzoek richtte zich op de ontwikkeling en werking van

Revalidatie Kennisnet4 en naar de invloed die het momenteel heeft op concrete innovatie‐ en

implementatieprojecten. Tijdens het reconstrueren van de ontwikkeling en opzet van het Kennisnet

zijn er drie verschillende functies geconstateerd die men aan het Kennisnet toedicht.

� In de eerste plaats de informatiefunctie; Revalidatie Kennisnet dient als platform om kennis te

verzamelen, te plaatsen en te delen.

� In de tweede plaats is er de interactiefunctie; het via Revalidatie Kennisnet delen van

verwachtingen en het begeleiden van het verder implementeren en verspreiden van innovaties.

� In de derde plaats de aanjaagfunctie; het actief bevorderen van innovatie in de revalidatie, in de

zin van ‘advocacy’.

In het onderzoek komt naar voren dat Kennisnet vooralsnog de informatiefunctie behelst en beoogt,

hoewel de verwachtingen van stakeholders vaak op de interactie‐ en aanjaagfunctiegericht zijn. Het

initiatief tot het opzetten van Revalidatie Kennisnet wordt breed gesteund. Kennisnet kan in

potentie helpen in de netwerkvorming; in het uitwisselen van kennis en kunde van professionals en

4 Dit deel van het onderzoek is voornamelijk uitgevoerd en beschreven in een zelfstandig scriptieonderzoek

van M. Kelder getiteld: “Innovation influencing innovations”, verschenen december 2012.

Page 14: iBMG - Samenvatting bij onderzoeksrapport 'Innovatie in de ... · bestaande innovatieprojecten in kaart, beschrijft het innovatieproces en volgt hoe deze in de praktijk uitwerken.

14

in het creëren van nieuwe kennis. Hiervoor blijft ook in de toekomst face‐to‐face‐contact

noodzakelijk, Kennisnet kan hier wel in ondersteunen. Het is echter nog te vroeg om te concluderen

of Revalidatie Kennisnet definitief succesvol gaat zijn; hoewel de infrastructuur er al ligt moet het

zich in de praktijk nog bewijzen. Zo moet nog blijken hoe een landelijk kennisnet zich verhoudt tot

persoonlijke professionele netwerken. Bovendien moeten de specifieke bezwaren over de

toegankelijkheid voor professionals van buiten de revalidatie, cliënten en patiënten, evenals over de

wederkerigheid van bijdrage aan het kennisnet worden weggenomen. Om Revalidatie Kennisnet

blijvend van waarde te laten zijn voor innovatie‐ en implementatieprojecten is de invulling van de

randvoorwaarden, die passen bij het vervullen van de drie te onderscheiden functies, van groot

belang.

Conclusie

De hoofdvraag van het onderzoek wordt beantwoord door in te gaan op wat innovatie in de

revalidatie is en hoe het verloopt. Vervolgens worden verklaringen en condities die voor

innovatiekracht van belang zijn, beschreven. Het onderzoek heeft naar ons oordeel belangrijke

inzichten opgeleverd, die bruikbaar zijn voor het verder nadenken, vormen en inrichten van

innovatiebeleid in de revalidatie.

� Innovatie leeft in de revalidatie. Op basis van het uitgebreide materiaal valt veel te zeggen over

innovatie in de revalidatie; een eerste belangrijke conclusie is dat innovatie in de revalidatie

leeft. De revalidatieartsen en veel betrokken paramedische disciplines zijn in hoge mate gericht

op onderzoek, toetsing en het verzamelen van ‘evidence’ voor handelwijzen. Er is een traditie

van wetenschappelijk onderzoek, multidisciplinair werken, het onderhouden van verbindingen

naar de academie en het bundelen van kennis. Bovendien constateerden wij een grote mate van

enthousiasme voor innovatie.

Dat gezegd hebbende ligt de vraag vanuit Revalidatie Nederland en ZonMw op tafel of wij kunnen

verklaren hoe innovatie verloopt, waarom dat soms vastloopt en waar de innovatiekracht vandaan

komt. Een analyse van de casestudies leidt tot de volgende vier conclusies5.

� Definitie van innovatie varieert. In de definiëring van wat innovatie is constateren wij in de

praktijk van de revalidatiesector veel variatie; soms is een innovatie iets wezenlijks nieuws, soms

is het een doorontwikkeling en soms is het iets een innovatie omdat de omgeving waarin de

technologie, het middel of de behandeling worden toegepast, veranderd. Naast definiëring kent

men ook verschillende betekenissen toe aan innovatie, zoals eerder is beschreven. Deze variatie

in beelden en verwachtingen is veelal verbonden aan de waarde die respondenten aan innovatie

toekennen. Bovendien zijn deze vaak tijdsafhankelijk; wat als innovatie wordt beschouwd is

mede afhankelijk van tijd en van de fase van ontwikkeling. Over het verschuiven van definities

5 De belangrijkste kanttekening die we daarbij maken is dat wij geen uitspraak doen over ‘de’ innovatiekracht

van de sector, over ‘de’ manier om innovaties te versterken of over ‘de’ factoren die belemmerend en

bevorderend werken. De situaties die wij bestudeerden zijn in zichzelf uniek, maar tegelijk ook sprekend. Om

te voorkomen dat uitspraken of observaties van unieke situaties gebruikt worden voor algemene uitspraken

benadrukken wij dat dit onderzoek niet is opgezet om generaliserende uitspraken mogelijk te maken. In de

analyse van het materiaal is triangulatie toegepast en zijn observaties en uitspraken getoetst via verschillende

dataverzamelingsmethoden en momenten.

Page 15: iBMG - Samenvatting bij onderzoeksrapport 'Innovatie in de ... · bestaande innovatieprojecten in kaart, beschrijft het innovatieproces en volgt hoe deze in de praktijk uitwerken.

15

en over het in elkaar overlopen van ontwikkeling en implementatie wordt veelal slechts beperkt

nagedacht. Dat is wel van belang omdat het preciezer kan maken wat een innovatie is en welk

effect het zou moeten sorteren.

� Innovatiekracht wordt wel en niet aangesproken. Innovatiekracht zit voor een deel in de

enthousiaste en initiatiefrijke professionals en onderzoekers die met durf nieuwe dingen tot

stand brengen. Voor zover wij hebben kunnen concluderen is er op dit gebied veel activiteit in

de sector. Ondanks dat randvoorwaarden niet altijd optimaal zijn ingevuld, weerhoudt dit hen er

niet van om aan innovatie te werken. Het innovatieprogramma heeft hier veel in kunnen

betekenen. Innovatiekracht zit daarom ook in de steun die men ervaart, in de financiële

mogelijkheden die men heeft en in de ruimte die door de organisatie/ instelling geboden wordt.

Dit is in de praktijk niet altijd eenvoudig te organiseren. De sector is door de hoogopgeleide

professionals en de sterke link met onderzoek potentieel zeer innovatief. Een belangrijke

kanttekening is echter dat de context van gebrekkige tijd om te innoveren en de focus op

productie ook voor een sterke interne focus zorgt, die op zijn beurt innovatie kan bemoeilijken.

� Institutionele vormgeving revalidatiesector biedt kansen en belemmeringen. Naast de druk uit de

omgeving op de revalidatie zijn ook eigenschappen van de sector zelf relevant om innovatie in

de revalidatie te begrijpen. De structuur, de samenwerkingsbereidheid, de professionals, het

personeelsbeleid en het multidisciplinaire werken in de revalidatie hebben allemaal zowel een

bevorderende als een belemmerende werking op innovatieprocessen. Zo zijn er centra die graag

en veel samenwerken terwijl anderen, vanuit concurrentieoverwegingen, meer de nadruk

leggen op het eigendomsrecht van innovatie. Zo is er een traditie van onderzoek door

hoopgeleide professionals, maar zorgen langdurige contracten en beperkte

doorgroeimogelijkheden juist voor een beperking van de innovatiekracht. Zo is de

multidisciplinariteit wel in de zorgverlening aanwezig, maar tegelijkertijd is de

professionalisering van betrokken beroepsgroepen disciplinegericht georganiseerd. Dit maakt

dat condities voor het aanboren van innovatiekracht niet vanzelfsprekend aanwezig zijn.

� Suboptimaal gebruik van de aanwezige innovatiekracht. Opvallend is dat onder innovatie veelal

niet de implementatie gerekend wordt terwijl men juist daar tijdsdruk en gebrek aan incentives

ervaart. Als men – en dat is aan te bevelen ‐ de implementatie echter rekent tot het

innovatieproces als geheel, dan heb je ook daar de juiste condities nodig om innovatiekracht te

tonen. Het blijkt dat men in de praktijk juist heel veel werk en organisatie juist in die fasen van

het proces ziet. Daar ontbreekt het echter vaak aan praktische ondersteuning. Juist bij de

implementatie en verspreiding zijn nieuwe materialen, methoden, werkwijzen en goede

voorbeelden (personen en verhalen) nodig om de innovatie echt verder te brengen. Hier valt

veel te winnen, zowel in het organiseren van innovatiekracht, als in sturen op een andere manier

van denken (theoretiseren) over waar het innovatieproces begint en eindigt. Dit kan

nadrukkelijker worden georganiseerd. Hiermee wordt bedoeld dat het in ogenschouw nemen en

faciliteren van het gehele innovatieproces meer aandacht zou kunnen krijgen. Het projectmatig

denken en ‐werken biedt soms, zowel qua zorginhoud als organisatorisch, uitkomst en zou

vanwege de tijds‐ en aandacht spanne enige herwaardering behoeven.

Page 16: iBMG - Samenvatting bij onderzoeksrapport 'Innovatie in de ... · bestaande innovatieprojecten in kaart, beschrijft het innovatieproces en volgt hoe deze in de praktijk uitwerken.

16

In het onderzoek zijn voor de hiervoor gedane constateringen ook een aantal belangrijke

verklaringen gevonden.

� Politieke en maatschappelijke context sturen op productie i.p.v. op innovatie. De geconstateerde

tijdsdruk die op het werk van professionals staat en de gerichtheid op het ‘draaien’ van

productie die weinig ruimte laat voor innovatie is al genoemd. Naar onze mening heeft de

politiek‐bestuurlijke en maatschappelijke context, met o.a. het beleid naar meer transparantie in

de bekostiging, hier in de afgelopen jaren een belangrijke invloed op gehad6. Dit werd vaak als

conflicterend ervaren met de wetenschappelijke traditie in de revalidatiesector en de

betrokkenheid van professionals bij onderzoek en opleidingen. Het neigt tegelijkertijd ook tot

rationalisering van wat wij als irrationeel proces van innoveren hebben aanschouwd. Hiermee

bedoelen we dat verspreiding van kennis, het implementeren van een innovatie en het borgen

van resultaten als apart en losstaand van de productie worden gezien.

� Institutionele fragmentatie werkt relevante interacties tegen. Een belangrijke verklaring is van

institutionele aard: het blijkt dat de opvattingen over (de ruimte voor) innovatie sterk

samenhangen met de positie die men inneemt in het netwerk en met de keuze voor welke

belangen worden vertegenwoordigd. ‘Where you sit is where you stand’. Sommige bestuurders

tonen grote bereidheid en wil om innovatie te bevorderen maar voelen zich met handen en

voeten gebonden aan productieafspraken en bekostigingsstructuren die dat niet toelaten.

Andere bestuurder zien voor zichzelf nauwelijks een rol in innovatie en laten het volledig over

aan de (para) medische professionals. Die zijn op hun beurt ook niet altijd eensgezind in het

oordeel over een innovatie, o.a. getuige het feit dat sommige projecten worden weggezet als

‘hobby van een collega’. Verder blijkt het lastig om managers en revalidanten te betrekken bij de

inhoud van innovatieprocessen; innovatie wordt snel gezien als iets van professionals. De

interactie tussen deze actoren zou beter recht doen aan de gedeelde verantwoordelijkheid die

innovatie zou moeten zijn.

� Verschillende beelden en verwachtingen van innovatie(kracht). Perspectieven op innovatie

verschillen. Bovendien wordt innovatie vaak gezien als iets wat ‘extra’ is, bovenop het eigenlijke

werk in plaats van als ‘anders werken’. Als het als ‘extra’ wordt gezien is het lastig om te

innoveren in een‐op‐productie‐gerichte‐omgeving. Meer analytisch brengt ons dat tot de

constatering dat innovatie zelden gezien wordt als een structurele activiteit, oftewel een proces

dat continu door moet gaan en geen einde kent. Innovatie zou echter wel een structurele

activiteit kunnen zijn, gelijk aan het werken aan kwaliteitsverbetering. Beiden zouden in

interactie met elkaar moeten worden gezien. Tijd en aandacht voor innovatie moeten daarom

structureel worden georganiseerd. Het gefragmenteerde denken over innovatie bemoeilijkt dat

momenteel, terwijl innovatiekracht in zowel cognitie als in handelen zit. Het denken over

innovatie is belangrijk; maar het handelen moet eveneens centraal staan.

� Innovatie voegt waarde toe; maar dat blijft (deels) impliciet. Innoveren is niet een normatief

neutrale aangelegenheid. Het is direct verbonden met visie, waarden en met wat betrokkenen

6 Hierbij wordt ook gerefereerd aan de aanwezige prikkels in het financieringssysteem die productie en

kwantiteit belonen boven kwaliteit.

Page 17: iBMG - Samenvatting bij onderzoeksrapport 'Innovatie in de ... · bestaande innovatieprojecten in kaart, beschrijft het innovatieproces en volgt hoe deze in de praktijk uitwerken.

17

belangrijk vinden in de ontwikkeling van de revalidatie (zowel voor het vakgebied, voor de

organisatie als voor de zorgverlening als geheel). Hoewel de bestudeerde projecten uit lijken te

gaan van een neutraliteit van innovatie, stellen wij dat juist ter discussie. Innovatie is normatief

niet neutraal; het beïnvloedt wat als goede en minder goede zorg wordt gezien. Hoe je

innovaties ontwikkelt en implementeert is niet waardenvrij. Innoveren vraagt om mensen die

risico durven nemen, vraagt om ruimte om risico te kunnen nemen en vraagt om

nieuwsgierigheid naar wat de effecten kunnen zijn. Innovatie kan bestaande machtsposities en

belangen doen wijzigen of aantasten: mede hierdoor hangt de legitimatie van innovatie af van

de inhoudelijke en organisatorische visie op de toekomst. Deels wordt die legitimatie verleend

door deelname aan het innovatieprogramma, maar de vraag is gerechtvaardigd waar de

legitimatie vandaan komt als dat stopt. Dit maakt het van nog groter belang dat de vraag naar

toegevoegde waarde voor de organisatie of voor de maatschappelijke context centraal staat

binnen een innovatieproject. In het onderzoek is gebleken dat men hard werkt aan de borging

van de individuele projecten; de vraag is echter of deze initiatieven ook de gezamenlijke

innovatiekracht van de sector blijvend versterken. Zeker op het gebied van borging en de meer

duurzame en/of structurele effecten van innovatie zie je op dit moment dat verwachtingen en

realiteit uiteen gaan lopen. Innovatie in de revalidatie is hiermee een aangelegenheid van de

gehele sector dat het belang van individuele organisaties overstijgt.

Er zijn nog twee conclusies te trekken, over Revalidatie Kennisnet en over de verbinding tussen de

uitkomsten van het onderzoek en de theorie.

� Revalidatie Kennisnet als spiegel voor innovatie in de revalidatie: Gaandeweg het onderzoek naar

Revalidatie Kennisnet zijn wij het steeds meer gaan zien als een reflectie van de overige

resultaten. Kennisnet beoogt van en voor de sector en de hulpverleners te zijn en innovaties en

de kennis en kunde daarover te delen. Echter, de verwachtingen over kennisnet en de

functionaliteit daarvan lopen enigszins uit elkaar. De verklaring daarvoor zit deels in wat wij de

‘spiegel’ van innovatie in de revalidatie noemen. Hiermee wordt bedoeld dat de in het geding

zijnde institutionele belangen en posities ook reflecteren welke verwachtingen professionals en

instellingen hebben van het Revalidatie Kennisnet. Zo is er niet altijd een belang om kennis te

delen als men zich steeds meer concurrent van elkaar voelt. Bovendien bestaan er verschillende

visies op de toegankelijkheid van een kennisnet voor patiënten en cliënten. Zo zien sommigen

Revalidatie Kennisnet als een vindplaats van innovatieve zorg, terwijl anderen wijzen op de

mogelijkheid tot professionalisering van de beroepsuitoefening. Verwachtingen en percepties

blijken dus van groot belang voor de uiteindelijke werking van een kennisnet in de praktijk. Tot

slot, ook het opzetten van een kennisnet blijkt geen neutrale activiteit. Als Revalidatie Kennisnet

een katalysator voor innovaties moet zijn, en daarmee in zichzelf een innovatief project, dan

vraagt dat om het delen van verantwoordelijkheden, kennis en kunde. Dit zal enkel lukken als

professionals van alle gezindten, maar ook managers, en misschien in de toekomst ook

revalidanten, zowel het eigenaarschap, als de inhoud en het nut van Revalidatie Kennisnet

ervaren.

� Theoretische conclusie over innovatiekracht: Tijdens het onderzoek naar implementatie van

innovaties doemt een ander beeld op dan je op basis van de diffusietheorie van innovatie zou

verwachten. Implementatie gaat vaak niet om het rationeel uitrollen van nieuwigheden maar

Page 18: iBMG - Samenvatting bij onderzoeksrapport 'Innovatie in de ... · bestaande innovatieprojecten in kaart, beschrijft het innovatieproces en volgt hoe deze in de praktijk uitwerken.

18

eerder om ‘enrollen’ van betrokkenen. Hierbij spelen materiële en immateriële actoren een rol;

hierbij is het innovatieproces nooit af en hierbij is sprake van translatie van innovaties in de

vorm van het vertalen en verplaatsen van een innovatie. In ons onderzoek kunnen wij in

navolging van dit theoretisch perspectief de conclusie trekken dat innovatie tegelijkertijd een

‘uitkomst’ en het ‘startpunt’ voor nieuwe processen van onderhandeling tussen betrokkenen is.

Innovatie gaat dus niet vanzelf. Integendeel, er is altijd geld, tijd, betrokkenheid, materiaal en

vooral enthousiasme en menskracht nodig om vernieuwingen te bedenken en tot concrete

praktijken te brengen. Het is belangrijk daarbij in te zien dat hoewel de term ‘innovatie’ aan

‘gloednieuw’ doet denken, het verleden altijd in de innovatie verdisconteerd is. ‘History

matters’; oftewel innovatie bestaat enkel door respect voor het verleden en door voort te

bouwen op datzelfde verleden. Op basis van deze theoretische conclusie doen wij tot slot twee

uitspraken over innovatie.

� Innovatie is (hard) werk(en) en dat zal altijd zo blijven. Innovatiekracht zit dan ook in het

vermogen om dit werk in de praktijk te blijven organiseren, sturen en uit te voeren.

� Innovatie is een gedeelde verantwoordelijkheid, of je het nu vanuit een technologisch‐,

governance‐, kennismanagement‐ of transitieperspectief bekijkt. Dit betekent dat het

organiseren van het stimuleren ook een gedeelde verantwoordelijkheid is die tot uiting

zou moeten komen in bijvoorbeeld eigendom en financiering.

Het onderzochte innovatieprogramma had drie concrete doelstellingen (zie kader introductie). Ons

onderzoek heeft geleerd dat het programma van grote waarde is geweest voor de revalidatie; het

heeft innovatieprocessen gestimuleerd en ondersteund. Er is veel werk verzet om bewezen

innovaties verder te verspreiden, o.a. door borging in materialen en opleidingen. Het programma

heeft, meer recentere innovaties een stap verder geholpen in de ontwikkeling en bovendien is er

een potentieel waardevolle infrastructuur voor kennisuitwisseling ontwikkeld voor de gehele sector.

Gedurende het onderzoek zijn echter ook enkele aspecten naar voren gekomen die voor verbetering

vatbaar zijn in de toekomst. In onderstaand hoofdstuk wordt hier in de vorm van aanbevelingen

nader op ingegaan.

Aanbevelingen

Dit onderzoek was niet opgezet om de innovatiekracht van de revalidatiesector in maat en getal te

duiden maar wel om innovatie in de revalidatie beter te begrijpen. Wij hebben geconcludeerd dat de

sector veel innovatieve ontwikkelingen kent en dat de omstandigheden er zijn om aan innovatie te

werken. Toch worden de randvoorwaarden voor innovatie, gelet op de eigenschappen van de

sector, nog niet altijd voldoende ingevuld. Hierin liggen kansen om de innovatiekracht van de

revalidatie te versterken. Ook is geconcludeerd dat de maatschappelijke en politiek bestuurlijke

context sturend is voor innovatie, o.a. in termen van tijd en geld. Actie op collectief niveau lijkt nodig

om innovatie in dat opzicht te faciliteren; het innovatieprogramma van ZonMw en Revalidatie

Nederland was daar een goed voorbeeld van. Hieronder doen wij aanbevelingen die daarop

voortbouwen en die gericht zijn op het versterken van de condities voor innovatie in de revalidatie.

Page 19: iBMG - Samenvatting bij onderzoeksrapport 'Innovatie in de ... · bestaande innovatieprojecten in kaart, beschrijft het innovatieproces en volgt hoe deze in de praktijk uitwerken.

19

� ‘Kantel het perspectief en kijk voorbij de innovatie zelf’ (RN & ZonMw). Het is voor de

revalidatiesector belangrijk om op twee manieren voorbij de innovatie te kijken, te denken en te

handelen. In de eerste plaats door het begrip innovatie niet te beperken tot de technologie of

methode, maar door het hele proces van ontwikkeling tot implementatie en verspreiding als

innovatieproces te beschouwen. In de tweede plaats omdat het vaker misgaat bij het creëren

van de randvoorwaarden die nodig zijn dan bij het creëren van de innovatie zelf. Het organiseren

van tijd, geld en organisatorische inbedding is in de praktijk niet eenvoudig. Het gevolg hiervan is

dat een scherper onderscheid gemaakt kan worden tussen innovatie als iets nieuws (dat wordt

ontwikkeld of toegepast en vervolgens verspreid moet worden) en als iets bestaands (dat wordt

doorontwikkeld of in een veranderende omgeving op een nieuwe manier wordt toegepast).

Beiden zijn uitingen van innovatie en beiden zijn van waarde; zij vragen echter wel om andere

condities voor hun welslagen. In het eerste geval ligt de nadruk meer op de ontwikkelfase, het

creëren van ruimte voor onderzoek en experimenteren door en voor professionals. De omgeving

waarin revalidatieprofessionals werken, is echter steeds sterker op productie gericht geraakt

waardoor aan deze conditie niet altijd optimaal kan worden voldaan. In het tweede geval ligt de

nadruk op het verspreiden van kennis en de vertaling ervan naar verschillende praktijken. Dit

vraagt om condities zoals platforms voor uitwisseling, verbinding met andere professionals in de

uitvoering en het veranderen van organisatorische of uitvoeringstechnische omstandigheden

zoals de wenselijkheid en bereidheid tot samenwerking. Het is van belang dat het perspectief op

innovatie wordt gekanteld, dat wil zeggen dat innovatiebeleid en onderzoek worden

geëntameerd vanuit deze definities van innovatie en met een focus op het realiseren van de

bijpassende randvoorwaarden. Dan draagt een innovatieprogramma of –beleid daadwerkelijk bij

aan duurzame innovatiekracht.

� ‘Een vervolg op het innovatieprogramma moet en kan anders’ (RN & ZonMw). Het

innovatieprogramma heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het denken over de

gezamenlijke verantwoordelijkheid voor innovatie en ook de spreekwoordelijke smeerolie

gecreëerd om innovatiekracht aan te boren. Een innovatieprogramma faciliteert, legitimeert en

prioriteert. Het is daarmee geen neutrale stimulans voor innovatie in de revalidatie. Deze

functies zijn van belang om ruimte voor innovatie te creëren. Het risico bestaat echter dat de

resultaten van het programma niet verder komen na afloop van hetzelfde programma. Wij

bevelen dan ook aan om een vervolg van het innovatieprogramma op te zetten. Dit kan echter

pas na een meer fundamenteler debat over verdeling van de collectieve en de eigen

verantwoordelijkheden voor innovatie. Het huidige programma heeft op vele punten goed

gewerkt maar het kan beter. In het onderzoek is gebleken dat er in de sector een sterke

behoefte aan collectieve actie is; innovatie overstijgt ook het belang van individuele centra. Juist

het feit dat innovatie gevoeld wordt als gemeenschappelijke verantwoordelijkheid pleit voor de

actieve betrokkenheid van partijen als Revalidatie Nederland, ZonMw en VWS bij zo’n vervolg.

Tot slot kunnen enkele verbeteringen worden doorgevoerd in de uitvoering van een vervolg op

basis van de kritische kanttekeningen die eerder zijn beschreven.

� ‘Zet keteninnovatie voorop’ (revalidatie instellingen & beroepsgroepen). Onze aanbeveling is om

uit te gaan van een compleet innovatieproces volgens een benadering op basis van ketens.

Hiermee doelen wij op twee aspecten. Ten eerste moet men een innovatieproces beschouwen

als een integraal proces waarin ontwikkeling, uitvoering, implementatie en verspreiding alleen

Page 20: iBMG - Samenvatting bij onderzoeksrapport 'Innovatie in de ... · bestaande innovatieprojecten in kaart, beschrijft het innovatieproces en volgt hoe deze in de praktijk uitwerken.

20

aanwezig maar ook moeilijk te scheiden zijn. In vroege fases van innovatie is het goed al

aandacht te hebben voor de latere fasen van verspreiding (bijvoorbeeld via kennisplatforms) en

de borging (bijvoorbeeld in adequate vertalingen naar opleidingen). Maar er is meer nodig. Ten

tweede zijn intra‐ en intersectorale interacties van belang voor innovatie; Revalidatie Nederland

kan een actieve rol spelen om deze te organiseren. De revalidatiesector kan veel baat hebben bij

het zoeken naar actieve verbindingen met andere maatschappelijke‐ en zorgsectoren. Innovatie

in de keten van zorg is niet alleen binnen de revalidatie te realiseren, juist ook buiten de

sectorale grenzen is dit van belang. De wat intern gerichte focus van de revalidatie, zoals die in

dit onderzoek naar voren kwam, leidt wel tot innovatie in de revalidatie maar niet automatisch

tot verbindingen met nieuwe netwerken met voor revalidanten belangrijke werelden.

Gezamenlijk innovatiebeleid met bijvoorbeeld werkgevers, gemeenten en het onderwijsveld

verdienen daarom aanbeveling.

� ‘Herbezinning op productiegerichte inkoop’ (overheid & zorginkopers). Innovatie in de revalidatie

vraagt in de toekomst om een meer fundamentele herbezinning op het klimaat van productie

draaien, op de concurrentie die samenwerking vertraagt en op de omgeving waarin innovatie

door tijdgebrek te beperkt wordt beschouwd en ingezet. De overheid is verantwoordelijk voor

de bekostigingsstructuur die momenteel sterk op productie is gericht en weinig ruimte en tijd

voor innovatie laat. Minder gerichtheid op productie en volume kan dat doen kantelen, als ook

zorgverzekeraars dit in hun inkoopbeleid doen. Dit is vergelijkbaar met investeringen in kwaliteit

die met kostenbesparingen gepaard kunnen gaan. Ruimte voor innovatie ontstaat niet vanzelf.

Noch op organisatieniveau, noch op systeemniveau. Tijd en samenwerking worden in belangrijke

mate al bij afspraken over de zorginkoop verankerd en verdienen daar dus al aandacht.

� ‘Vul eigenaarschap van Revalidatie Kennisnet anders in’ (RN, instellingen en revalidanten).

Revalidatie Kennisnet kan in innovatie een unieke rol vervullen. Zeker waar het gaat om het

verzamelen, delen en verspreiden van kennis en innovaties en inzichten daarover is Revalidatie

Kennisnet een ideaal medium. Het kan in de toekomst ook in directe verbinding met opleidingen

en praktijken worden ingezet. De meest cruciale vraag die momenteel bij het kennisnet speelt, is

van wie het nu eigenlijk is. Gevoeld eigenaarschap vergroot de binding en het gebruik van een

soortgelijk medium. Professionals zijn in eerste instantie verantwoordelijk voor de inhoud van

het kennisnet. Zij, of de vertegenwoordiging in de vorm van beroepsverenigingen, dienen deze

verantwoordelijkheid meer te gaan voelen. Tegelijkertijd heeft Revalidatie Nederland als

brancheorganisatie een verantwoordelijkheid voor het functioneren van het kennisnet. Wanneer

daarnaast de revalidant toegang krijgt tot het kennisnet, kan dit vanuit de vraagkant een scherp

kritische vraagbaak worden en leiden tot empowerment. Ook kan het op deze manier potentieel

nog meer coöperatie tussen revalidant en professional tot stand brengen. Ondanks deze

gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het functioneren is het wel van belang dat er een

eindverantwoordelijke is die het kennisnet in stand weet te houden. Revalidatie Nederland lijkt

als brancheorganisatie hiervoor de aangewezen partij. Revalidatie Kennisnet kan de

onderzoekstraditie in de revalidatie versterken en de cultuur van gezamenlijkheid, die er in de

revalidatie al is, nog verder vormgeven. Tegelijkertijd kan het een weg zijn naar meer openheid

naar revalidanten toe over de revalidatiezorg.

Page 21: iBMG - Samenvatting bij onderzoeksrapport 'Innovatie in de ... · bestaande innovatieprojecten in kaart, beschrijft het innovatieproces en volgt hoe deze in de praktijk uitwerken.

21

� ‘Herijk de identiteit van de revalidatiesector’ (RN & beroepsgroepen). De studie naar de

innovatiekracht van de revalidatiesector brengt ook een aantal waarden georiënteerde reflecties

met zich mee. Deze gaan vooral over wat revalidatie vandaag de dag is, welke waarde we er aan

toekennen en welke professionaliteit ervoor nodig is. Onze studie maakte duidelijk dat de

manieren waarop innovaties tot stand komen en effect sorteren, sterk verbonden zijn met

persoonlijke en professionele opvattingen over wat van belang is voor adequate zorgverlening.

Dat raakt dus de identiteit van de sector, van de professionals en van de revalidanten. Het advies

aan de beroepsgroepen en wetenschappelijke verenigingen is om hun positie naar de toekomst

toe te doordenken en daarbij uitdrukkelijk het innovatieve karakter van de eigen disciplines en

hun rol in innovatie te betrekken. Professionals kunnen als een soort van verbindingsofficieren

verbindingen tot stand brengen tussen theorie en praktijk, tussen revalidant en arts, tussen iets

nieuws en een doorontwikkeling en tussen de eigen sector en andere maatschappelijke

sectoren. Deze verbindingen versterken de legitimatie van hun werk, zeker als het lukt om ook

steeds bewust het netwerk eromheen te organiseren. Dat vraagt tijd en ruimte, maar ook om

vertaling naar expertisegebieden die in opleidingen en begeleiding op de werkvloer worden

aangeboord.

� ‘Niet loslaten wat is ingezet’ (alle actoren). De kwalitatieve evaluatie van het

innovatieprogramma heeft laten zien hoe innovatie in de praktijk verloopt en welke rol het

innovatieprogramma daarin heeft gespeeld. Hieruit wordt duidelijk dat blijvende aandacht voor

innovatie van groot belang is. Dat impliceert dat professionals, managers en bestuurders ook in

de toekomst actief bezig moeten blijven met innovatie in de revalidatie. De innovatiekracht of

het innovatievermogen zit namelijk in de kunst om blijvend tijd, aandacht en geld vrij te maken

om aan innovatie te werken. In de toekomst kan gerichte actie worden ingezet om enkele

barrières te doorbreken en het innovatiepotentieel van de sector nog beter te benutten. Om

innovatie in de revalidatie te laten voortgaan, zal ook in de toekomst geld nodig zijn om

onontbeerlijke tijd vrij te kunnen maken. Bovendien zijn trekkers, voorlopers of vaandeldragers

voor innovatie in de revalidatie nodig. Gezien het belang voor de gehele sector ligt hier een

grote rol voor Revalidatie Nederland. Zij zou er goed aan doen innovatie tot blijvend kernpunt

van haar activiteiten te maken en dat ook actief uit te dragen in haar communicatie.

Page 22: iBMG - Samenvatting bij onderzoeksrapport 'Innovatie in de ... · bestaande innovatieprojecten in kaart, beschrijft het innovatieproces en volgt hoe deze in de praktijk uitwerken.

22

Page 23: iBMG - Samenvatting bij onderzoeksrapport 'Innovatie in de ... · bestaande innovatieprojecten in kaart, beschrijft het innovatieproces en volgt hoe deze in de praktijk uitwerken.

23

Referenties

� Callon, M. (1991) Techno‐economic networks and irreversibility. In: A Sociology of Monsters:

Essays on Power, Technology and Domination, edited by John Law. London: Routledge: 132‐165.

� Greenhalgh, T., Robert, G., Macfarlane, F., Bate, P., and Kyriakidou, O. (2004) Diffusion of

innovations in service organizations: systematic review and recommendations. The Milbank

Quarterly, 82(4): 581.

� Gritzer G., Arluke A. (1985) The making of rehabilitation. A political economy of medical

specialization, 1890‐1980, Berkely: University of California Press

� Latour B. (1996) Aramis or the love of technology, Cambridge: Harvard University Press

� McMaster, T., Vidgen, R.T., Wastell, D.G. (1997) Technology Transfer: diffusion or translation? in

Facilitating Technology Transfer through Partnership. Learning from Practice and Research,

edited by T. McMaster. London: Chapman and Hall.

� Orlikowski, W.J. (2007) Sociomaterial practices: Exploring technology at work. Organization

Studies, 28(9):1435–48.

� Parnaby J., Towill D. (2008) Enabling innovation in health care delivery. Health Service

Management Research 21:141‐154

� Stoopendaal A. (2008) Zorg met Afstand. Betrokken bestuur in grootschalige zorginstellingen.

Assen: Koninklijke Van Gorcrum

� Stoopendaal A., Bal R. (2013) Conferences, tablecloths and cupboards. How to understand the

situatedness of quality improvements in long‐term care, Social Science & Medicine 78(1): 78‐85

� Strating, M., Zuiderent‐Jerak, T., Nieboer, A., Bal, R. (2008) Evaluating the Care for Better

collaborative. Results of the first year of evaluation. Rotterdam: Institute of Health Policy and

Management.