I Antwoorden - Springer978-90-313-6536-4/1.pdf · 771 Antwoorden hoofdstuk 1 1.1 nee 1.2 a, c 1.3...

58
771 Antwoorden hoofdstuk 1 1.1 nee 1.2 a, c 1.3 ja 1.4 ja 1.5 nee 1.6 8 · 10 13 , b, d 1.7 c, d, e 1.8 a 1.9 nee 1.10 b, c, 46 1.11 b 1.12 ja 1.13 ja 1.14 a 1.15 c, e 1.16 ja 1.17 b, d, e 1.18 nee 1.19 d, e, f 1.20 ja 1.21 b, e 1.22 ja 1.23 b, d, g 1.24 a: 1; b: 1; c: 3 en 4; d: 1 en 2; e: 2 Antwoorden hoofdstuk 2 2.1 a: anabolisme; b: katabolisme 2.2 a 2.3 nee 2.4 ja 2.5 b 2.6 a 2.7 nee 2.8 nee 2.9 a: 20; b: 9; c: essentiële; d 2.10 a en b 2.11 c, f 2.12 ja 2.13 b, e 2.14 a: 2; b: pyruvaat; c: 2; d: 36 2.15 ja 2.16 b, e, f Antwoorden hoofdstuk 3 3.1 b, d, g, h 3.2 nee 3.3 ja 3.4 a, c 3.5 a, f, h 3.6 c, e 3.7 a, b, c 3.8 a: thermische of brownse beweging; b: 0°K (kelvin) 3.9 nee 3.10 b 3.11 nee 3.12 b 3.13 b, e 3.14 ja 3.15 a 3.16 ja 3.17 b, c, d, e 3.18 a, b, d 3.19 ja 3.20 a, e, f 3.21 b 3.22 a 3.23 a, c, d 3.24 b, d, e Antwoorden hoofdstuk 4 4.1 c 4.2 b 4.3 a 4.4 nee 4.5 ja 4.6 ja I Antwoorden

Transcript of I Antwoorden - Springer978-90-313-6536-4/1.pdf · 771 Antwoorden hoofdstuk 1 1.1 nee 1.2 a, c 1.3...

771

Antwoorden hoofdstuk 1

1.1 nee1.2 a, c1.3 ja1.4 ja1.5 nee1.6 8 · 1013, b, d1.7 c, d, e1.8 a1.9 nee1.10 b, c, 461.11 b1.12 ja1.13 ja1.14 a1.15 c, e1.16 ja1.17 b, d, e1.18 nee1.19 d, e, f1.20 ja1.21 b, e1.22 ja1.23 b, d, g1.24 a: 1;

b: 1; c: 3 en 4; d: 1 en 2; e: 2

Antwoorden hoofdstuk 2

2.1 a: anabolisme; b: katabolisme

2.2 a2.3 nee2.4 ja2.5 b2.6 a2.7 nee2.8 nee2.9 a: 20;

b: 9; c: essentiële; d

2.10 a en b

2.11 c, f2.12 ja2.13 b, e2.14 a: 2;

b: pyruvaat; c: 2; d: 36

2.15 ja2.16 b, e, f

Antwoorden hoofdstuk 3

3.1 b, d, g, h3.2 nee3.3 ja3.4 a, c3.5 a, f, h3.6 c, e3.7 a, b, c3.8 a: thermische of brownse beweging;

b: 0°K (kelvin)3.9 nee3.10 b3.11 nee3.12 b3.13 b, e3.14 ja3.15 a3.16 ja3.17 b, c, d, e3.18 a, b, d3.19 ja3.20 a, e, f3.21 b3.22 a3.23 a, c, d3.24 b, d, e

Antwoorden hoofdstuk 4

4.1 c4.2 b4.3 a4.4 nee4.5 ja4.6 ja

I Antwoorden

4.7 c4.8 nee4.9 1 : 0,04 : 0,454.10 nee4.11 nee4.12 54.13 a: –81,3 mV;

b: +68 mV4.14 a, c, f4.15 a: –70 mV;

b: –90 mV4.16 a, c, e4.17 ja 4.18 b4.19 c, d4.20 a, b, d4.21 nee4.22 b, d, e4.23 c4.24 d4.25 ja4.26 nee4.27 ja4.28 b, c4.29 c4.30 b4.31 d4.32 b4.33 a, d4.34 ja4.35 b, d4.36 ja4.37 a, b, d4.38 a, e4.39 b

Antwoorden hoofdstuk 5

5.1 a: gap junctions (= nexus); b: connexons; c: Ca2+-ionen of H+-ionen

5.2 nee5.3 c5.4 d5.5 ja5.6 a: connexine;

b: 25; c: 45; d: 1,5; e: hydrofiele

5.7 b5.8 a, b, e5.9 a, d, e, g5.10 c5.11 d5.12 nee5.13 b

5.14 a, b, c, d5.15 nee5.16 d5.17 a: granulair endoplasmatisch reticulum;

b: agranulair endoplasmatisch reticulum; c: golgi-apparaat; d: secretiekorrels of granula; e: membraan

5.18 a: endocriene klieren; b: hormonen; c: het bloed;d: exocriene klieren; e: een afvoerbuis

5.19 nee5.20 d5.21 ja

Antwoorden hoofdstuk 6

6.1 nee6.2 b, d, e6.3 ja6.4 b, c6.5 c6.6 a6.7 a, b, e6.8 ja6.9 a, b, c, e6.10 a: convergentie;

b: divergentie6.11 nee6.12 ja6.13 c6.14 a: 40-65 nm;

b: tegen de presynaptische membraan; c: neurotransmitterstof

6.15 d, g6.16 b6.17 d6.18 ja6.19 ja6.20 b, c, f, h6.21 a, c, f6.22 ja6.23 nee6.24 nee6.25 c, e6.26 a, b, c6.27 a, c, e, h, j, k, n6.28 a, e6.29 c6.30 a, c, e6.31 a, c6.32 a, c, f6.33 a, b, c6.34 nee

772 I ANTWOORDEN

7.28 b7.29 a, b, e7.30 b7.31 ja7.32 a, d7.33 a, b, e7.34 a, d7.35 a, d, e7.36 b7.37 b, d7.38 a, c, d7.39 nee7.40 nee7.41 a, b, c, d, e7.42 nee7.43 ja7.44 a, d7.45 a: 1;

b: 1; c: 1; d: 2; e: 1; f: 3

7.46 b7.47 b, d, e7.48 d7.49 a

Antwoorden hoofdstuk 8

8.1 ja8.2 a: de motorische voorhoorn;

b: het spinale (intervertebrale) ganglion8.3 ja8.4 a8.5 nee8.6 c8.7 a8.8 nee8.9 d8.10 a, b, e8.11 b8.12 b8.13 b8.14 b, c8.15 c8.16 nee8.17 a: plexus choroideus;

b: het dak van de hersenventrikels; c: villi arachnoidales; d: veneuze sinus sagittalis; e: lymfevaten van de wervelkolom

8.18 a8.19 c8.20 ja8.21 ja

I ANTWOORDEN 773

6.35 b, d, e, h, i6.36 b6.37 b, d, e, f6.38 a6.39 ja 6.40 a, b6.41 a, b6.42 a: de synapsspleet;

b: acetylcholinesterase; c: choline; d: acetaat; e: het zenuwuiteinde; f: acetylkinase; g: acetyl-coA; h: acetylcholine; i: choline-acetylase

6.43 a: 125; b: 104; c: 50-75

Antwoorden hoofdstuk 7

7.1 d7.2 nee7.3 a: depolarisatie;

b: repolarisatie; c: Ca2+-vrijmaking uit SR en contractie

7.4 nee7.5 c, e7.6 a, b, c, e7.7 c, e, f7.8 c7.9 1, 3, 27.10 a, c, d, f7.11 nee7.12 nee7.13 b7.14 ja7.15 a, e7.16 a7.17 b7.18 a7.19 a: troponine;

b: Ca2+-ionen; c: de contractie in gang zetten

7.20 ja7.21 d7.22 nee7.23 ja7.24 1: excitatie;

2: latentietijd; 3: contractie; 4: relaxatie; fase nr. 2; fase nr. 3 en 4

7.25 nee7.26 b, c7.27 b, c, d

8.22 a: 0,5-2 µm; b: 0,5-2,5 m/s; c: 2-20 µm; d: 12-120 m/s

8.23 ja8.24 nee8.25 a: 6;

b: III n.oculomotorius; c: IV n.trochlearis; d: VI n.abducens

8.26 a, b, d8.27 a, d

Antwoorden hoofdstuk 9

9.1 c9.2 d9.3 c9.4 centrale adaptatie9.5 ja9.6 nee9.7 a: divergentie;

b: convergentie9.8 ja9.9 reciproque remming of reciproque innervatie9.10 a, c9.11 b, d9.12 b, c, e, h9.13 a: ontladingsfrequentie;

b: frequentiemodulatie; c: analoog-digitaal

9.14 a, c, d, e9.15 nee9.16 nee9.17 a, d, e, f9.18 b, c, d, e9.19 nee9.20 parodontale9.21 ja9.22 b, c, d9.23 b9.24 nee9.25 b9.26 a: n.ophthalmicus;

b: nn.maxillaris en mandibularis; c: n.glossopharyngeus; d: n.facialis; e: n.vagus

9.27 a: nucleus spinalis; b: nucleus sensorius principalis; c: nucleus mesencephalicus; d: nucleus motorius

9.28 a: motorische tak van de n.trigeminus; b: nucleus mesencephalicus; c: mono-; d: nucleus motorius

9.29 b, c9.30 nee9.31 nee9.32 a, c, e9.33 a: n.facialis;

b: n.glossopharyngeus; c: tractus solitarius; d: nucleus tr.solitarius; e: lemniscus medialis; f: nucleus arcuatus; g: postcentralis

9.34 a: pigmenthoudende steuncellen; b: dunne mergloze vezels; c: fila olfactoria; d: lamina cribrosa van het os ethmoidale (zeefbeen); e: n.olfactorius (n.I); f: bulbus olfactorius; g: mitraalcellen en pluimcellen; h: tractus olfactorius

9.35 a, c, d9.36 c9.37 b9.38 a: het vaatvlies of choroidea;

b: de laag van staafjes en kegeltjes; c: de laag van bipolaire ganglioncellen; d: de laag van ganglioncellen van de n.opticus

9.39 a: het kamerwater; b: de buitenlucht; c: vanuit de binnenkant van de oogleden

9.40 a9.41 b, e, f, h9.42 a: 180°;

b: neus; c: onder- en bovenranden van de orbita

9.43 a: geconjugeerde oogbewegingen; b: consensuele pupilreacties

9.44 b9.45 a: saccadische;

b: optokinetische nystagmus; c: instelreflex; d: elektro-oculografie

9.46 a, c, e9.47 nee9.48 a: de retina;

b: nasale; c: het chiasma opticum; d: tractus opticus; e: het corpus geniculatum laterale; f: de laatste optische neuronen; g: radiatio optica van Gratiolet; h: de optische hersenschors (visuele cortex); i: drie

9.49 ja9.50 b, d, e9.51 a, b, c, d, e9.52 b9.53 a: ouderdoms;

774 I ANTWOORDEN

9.80 ja9.81 b, d, f, g, i, j9.82 c9.83 a, c, e, h, j9.84 a, c, f9.85 c, d, g, i, l, o, r9.86 b, c, e9.87 b, d, e, g9.88 a: het ganglion spirale;

b: n.cochlearis; c: achtste hersenzenuw; d: n.vestibulocochlearis; e: nucleus cochlearis ventralis; f: nucleus cochlearis dorsalis; g: colliculus inferior; h: het corpus geniculatum mediale; i: thalamus; j: gyrus temporalis

9.89 ja9.90 c9.91 ja9.92 a: het rotsbeen;

b: benig; c: vliezig; d: perilymfe; e: de liquor cerebrospinalis / extracellulaire vloeistof; f: ductus perilymphaticus; g: arachnoïdale ruimte; h: endolymfe

9.93 ja9.94 a, d9.95 a, e, h9.96 b, c, f, h9.97 a: de utriculus;

b: de sacculus; c: halfcirkelvormige kanalen; d: de utriculus; e: de ampulla; f: macula utriculi; g: macula sacculi; h: crista ampullaris

9.98 a, c, d9.99 a: n.vestibularis;

b: het ganglion vestibulare sup. en inf.; c: n.cochlearis; d: n.vestibulocochlearis; e: vestibulaire hersenstamkernen; f: lobus flocculonodularis; g: het cerebellum

9.100 ja9.101 nee9.102 a: weefselbeschadiging;

b: arachidonzuur; c: cyclo-oxygenase; d: aspirine (acetylsalicylzuur); e: analgeticum (pijnstiller)

9.103 a, c

I ANTWOORDEN 775

b: 45e; c: vroeger; d: later; e: de lens zijn bolvorm verliest; f: positieve

9.54 a, c9.55 a, d, f9.56 b, c9.57 a, c, e9.58 b9.59 a, c9.60 a: lens;

b: ciliaris; c: hersenschors; d: ciliaris; e: parasympathische

9.61 a, e, g, i, j9.62 a9.63 nee9.64 a: fovea centralis;

b: vóór het netvlies; c: een holle lens; d: achter het oog; e: een bolle lens

9.65 a, c, e, g9.66 b, c, f9.67 b, e, g, i9.68 a: m.rectus superior;

b: n.oculomotorius; c: m.obliquus superior; d: n.trochlearis

9.69 c, d, h, k, l9.70 a: retinal;

b: opsine; c: de membraan van de staafjes; d: 11-cis-retinal; e: opsine; f: all-trans-retinal; g: verminderde Na+-permeabiliteit; h: hyperpolarisatie van de staafjesmembraan

9.71 ja9.72 a: 120 · 106;

b: 5 · 106; c: 1 · 106

9.73 a, c, e9.74 a: blindheid van het linkeroog;

b: bitemporale heteronieme hemianopsie; c: homonieme hemianopsie van linker gezichtsveld; d: als c, maar met centrale uitsparing

9.75 a: de frequentie; b: herz (Hz); c: de amplitude; d: decibel (dB)

9.76 c9.77 d9.78 b, e9.79 c, d, f, j, l, m, p

9.104 b, c9.105 a: geopend;

b: gesloten; c: gesloten; d: dorsolaterale witte stof; e: raphekernen; f: het onderste deel van de hersenstam

9.106 b, e, g, j, k, n9.107 a, c, d

Antwoorden hoofdstuk 10

10.1 ja10.2 ja10.3 a, c10.4 d10.5 a10.6 nee10.7 c10.8 a10.9 c, d, f10.10 ja10.11 a, d10.12 a10.13 d10.14 c10.15 ja10.16 a, b, c, d, e10.17 a, d, e, f, g, j, m, n10.18 a10.19 ja10.20 c10.21 a, d, e10.22 a: coördinatie van de motoriek;

b: hersenschors; c: evenwichtsorgaan; d: spieren, gewrichten en huid; e: cerebellaire kernen

10.23 a, c, d10.24 b, d, e10.25 c, f10.26 b, c, d10.27 a, e10.28 b, c10.29 a, c, d10.30 b, c, e10.31 ja10.32 a: exterosensoren;

b: lichaamsoppervlak; c: interosensoren; d: inwendige organen; e: propriosensoren; f: bewegingsapparaat; g: houding en beweging

10.33 nee10.34 ja

10.35 b, d10.36 c, e, g, i10.37 a: fasische;

b: kernzakvezeltjes; c: α-motorische neuronen; d: houding en beweging

10.38 a, c, f, h, j10.39 ja10.40 b, c, d10.41 a, b10.42 a: de formatio reticularis;

b: de hersenstam; c: het mesencephalon; d: de medulla oblongata

10.43 nee10.44 a, c, d10.45 c10.46 d, f

Antwoorden hoofdstuk 11

11.1 ja11.2 c11.3 nee11.4 ja11.5 ja11.6 c11.7 a: primaire;

b: 10 ms; c: secundaire; d: 20-60 ms; e: secundaire potentiaal

11.8 ja11.9 b11.10 d11.11 a, f, h, j, m, o11.12 a: REM-slaap;

b: rapid eye movement; c: verlaagd; d: toegenomen; e: te hebben gedroomd

11.13 a: delta; b: thèta; c: bèta; d: desynchronisatie of arousal; e: formatio reticularis

11.14 a: hersenstam; b: de graad van bewustzijn; c: de spiertonus; d: diffuse thalamocorticale projectie; e: tractus reticulospinalis

11.15 b, c, f11.16 a, b, c11.17 ja11.18 ja11.19 nee

776 I ANTWOORDEN

14.3 a, b, c, d, e14.4 a: de hypothalamus;

b: medulla oblongata en sacraal ruggenmerg; c: perifere ganglia

14.5 a, b, c, d14.6 b, c14.7 a: acetylcholine;

b: acetylcholine14.8 a: nicotine;

b: muscarine14.9 a: de hypothalamus;

b: zijhoorns van het thoracale ruggenmerg; c: pre- en paravertebrale gangliën

14.10 a, b, c, d14.11 nee14.12 c, e, f14.13 b, c, d14.14 a, d14.15 nee14.16 a: α

b: β14.17 a: A;

b: B; c: C; d: B;e: C; f: C; g: C; h: B

14.18 a: B-vezels; b: acetylcholine; c: noradrenaline; d: acetylcholine (eccriene zweetklieren):

14.19 nee14.20 a, b, d, f14.21 a: fenylalanine;

b: tyrosine; c: dopa; d: dopamine; e: noradrenaline; f: dopamine-β-hydroxylase; g: adrenaline; h: fenylethanolamine-N-methyltransferase; i: het bijniermerg

14.22 ja14.23 ja14.24 a, f14.25 c, d14.26 a: mediale;

b: corpus callosum; c: cinguli; d: vegetatieve reacties in relatie tot emotie

14.27 ja14.28 nee14.29 ja

I ANTWOORDEN 777

11.20 b, c, e11.21 a11.22 a: pariëtaal;

b: occipitaal; c: temporaal

11.23 nee11.24 a11.25 b11.26 a11.27 d11.28 ja11.29 b11.30 a, b, c11.31 c, d 11.32 ja11.33 ja11.34 a: sensorisch;

b: Wernicke; c: linker; d: sensorische afasie; e: gesproken woorden te begrijpen (woorddoofheid)

11.35 b, d11.36 a, e, g, i, l

Antwoorden hoofdstuk 12

12.1 nee12.2 nee12.3 ja12.4 nee12.5 ja12.6 ja12.7 ja12.8 ja12.9 ja12.10 a, c12.11 ja12.12 ja12.13 c12.14 a, b, c, d

Antwoorden hoofdstuk 13

13.1 d13.2 d13.3 d13.4 b13.5 a, c, d, e13.6 c

Antwoorden hoofdstuk 14

14.1 nee14.2 ja

Antwoorden hoofdstuk 15

15.1 ja15.2 b15.3 a, c, d, f15.4 b, d, e, f15.5 a, b, c, d, e15.6 c15.7 ja15.8 c, d15.9 nee15.10 a, b, c, e15.11 a: de hypothalamus;

b: neurohypofyse; c: wateruitscheiding; d: nieren; e: osmolariteit

15.12 a, d15.13 a, c, d, e15.14 ja15.15 a15.16 a: thyreoglobuline;

b: follikels; c: TSH; d: adenohypofyse; e: endocytose; f: vesikels; g: lysosomen; h: hydrolyse

15.17 b, c, f, i, j15.18 b, d15.19 d15.20 a, c,15.21 a: glomerulosa;

b: mineralocorticoïden; c: fasciculata; d: glucocorticoïden; e: reticularis; f: geslachtshormonen

15.22 a15.23 a, c, d, f15.24 nee15.25 b, e15.26 a: ACTH;

b: ACTH; c: adenohypofyse; d: CRH; e: hypothalamus; f: dubbele negatieve terugkoppeling

15.27 a: renine; b: angiotensine I ; c: angiotensine II; d: aldosteron

15.28 a, c15.29 nee15.30 a: eilandjes van Langerhans;

b: glucagon;

c: insuline15.31 a: polypeptide;

b: α-cellen van de eilandjes van Langerhans; c: slijmvlies van maag en dunne darm; d: ongeveer 5 minuten; e: glycogeen; f: glucose

15.32 a: GIP; b: de darmwand

15.33 a15.34 a: polypeptideketens;

b: twee zwavelbruggen; c: connecting peptide; d: polypeptideketen (eiwit); e: afsplitsing van connecting peptide

15.35 a: granula; b: eilandjes van Langerhans; c: exocytose

15.36 b, c, d15.37 ja15.38 a, d15.39 a, d, e15.40 c

Antwoorden hoofdstuk 16

16.1 a, b, c, d16.2 a, b, c, d16.3 c16.4 c16.5 ja16.6 nee16.7 a, b, d, e, f16.8 c16.9 a, b, c16.10 c16.11 a: 1, b: 0,7, c: 0,816.12 a: CO2,

b: long,c: H2O,d: nier,e: luchtwegen,f: huid

16.13 a: Watt,b: joules · s–1,c: kcal · min–1,d: 1 Watt = 1 joule · s–1,e: 1 Watt = 0,01433 kcal · min–1

16.14 c, e, f16.15 nee16.16 c16.17 a16.18 a16.19 a: hoger warmtegeleidingsvermogen van water,

b: dikkere isolerende luchtlaag16.20 a, b, c, d, f

778 I ANTWOORDEN

16.42 ja16.43 nee16.44 c, d16.45 a, c16.46 b16.47 a, d, e, f16.48 a: zware arbeid,

b: warme vochtige omgeving,c: lage omgevingstemperatuur

Antwoorden hoofdstuk 17

17.1 a17.2 b17.3 a17.4 ja17.5 ja17.6 a, d, f, e, b, c, g17.7 a: neutrofiele granulocyt;

b: leukocytose; c: ontsteking

17.8 ja17.9 b17.10 b17.11 c17.12 d17.13 a17.14 c17.15 c17.16 d17.17 b17.18 c17.19 d17.20 d17.21 a, b, d, e17.22 b17.23 b17.24 a, d, e17.25 a17.26 nee17.27 ja17.28 c17.29 b17.30 a, b, c17.31 b17.32 d17.33 b, d, e, h17.34 a17.35 d17.36 b17.37 a, c, e17.38 b17.39 ja

I ANTWOORDEN 779

16.21 a: cutis,b: ortho,c: noradrenaline,d: ortho,e: acetylcholine

16.22 nee16.23 a: iso,

b: 0,1%,c: sterke resorptie van NaCl in afvoerbuisjes,d: 0,4%,e: versnelde stroming door afvoerbuisjes,f: warmteacclimatisatie,g: onafhankelijk wordt van de productie,h: versterkte NaCl resorptievermogen

16.24 c16.25 c16.26 a: 28,

b: 45,c: paradoxale koudesensatie,d: prikkeling van koudesensoren

16.27 a: warmte,b: inspanning,c: koude

16.28 a: straling en geleiding,b: straling, geleiding en verdamping,c: verdamping

16.29 a: 28-30,b: verhoogde warmteproductie,c: chemische regulatie,d: verdamping,e: zweetsecretie

16.30 a, b, c16.31 nee16.32 a: warmtesensoren,

b: spinothalamicus,c: medulla oblongata,d: stijgen,e: arteriële bloed,f: vasodilatatie,g: zweetsecretie

16.33 a: vasodilatatie en zweetsecretie,b: vasoconstrictie,c: verminderde zweetsecretie,d: verminderde zweetsecretie, perifere vasoconstrictie

en eventueel spiertonus verhoging en rillen16.34 a: perifere koudesensoren,

b: tr. spinothalamicus,c: beperking warmteafgifte en verhoogde warmte-

productie16.35 a, b, e16.36 ja16.37 nee16.38 ja16.39 nee16.40 a: uitwendige arbeid,

b: arbeidsstofwisseling – ruststofwisseling16.41 d

Antwoorden hoofdstuk 18

18.1 ja18.2 a, d, f, g18.3 nee18.4 ja18.5 nee18.6 b18.7 c18.8 b18.9 b18.10 ja18.11 b, e, g, j18.12 c18.13 b, e18.14 ja18.15 nee18.16 d18.17 c18.18 c18.19 d18.20 nee18.21 c18.22 nee18.23 nee18.24 b, c, e18.25 b18.26 a: 0,1;

b: circa 0,04; c: 0,3; d: 0,02

18.27 b, c, f, j18.28 a: 5;

b: 3; c: 1; d: 6; e: 4; f: 2

18.29 a, e, f, i18.30 a: isovolumetrische contractie-;

b: ventrikels; c: atria; d: ejectiefase; e: 16; f: 3,5; g: isovolumetrische relaxatie-

18.31 b18.32 b, c,d 18.33 a, c18.34 a, b, c, d, e18.35 ja18.36 c18.37 a18.38 d18.39 a18.40 a, c, f18.41 a18.42 c

18.43 a18.44 d18.45 c18.46 ja18.47 nee18.48 c, d, g18.49 a, c18.50 d, e18.51 b18.52 d

Antwoorden hoofdstuk 19

19.1 a19.2 d19.3 c19.4 nee19.5 b, c, d19.6 c, e19.7 a: elastisch;

b: media; c: spierweefsel; d: toe

19.8 d19.9 a19.10 ja19.11 nee19.12 nee19.13 ja19.14 b19.15 b, f19.16 ja19.17 a, b, c19.18 ja19.19 d19.20 c19.21 a: stroomsnelheid;

b: stroomdichtheid (= volumestroom)19.22 c19.23 nee19.24 a19.25 b19.26 c19.27 ja19.28 nee19.29 ja19.30 ja19.31 ja19.32 b19.33 a19.34 b19.35 b, e, f19.36 c, d19.37 a, b, c19.38 a, c, f, h, i, m19.39 c

780 I ANTWOORDEN

20.12 a: trilhaarbeweging in de richting van de keelholteb: trilhaarbeweging in de richting van de larynx

20.13 nee20.14 a: RV;

b: FRC; c: VC; d: IC; e: TLC; f: verandering van elasticiteit van long en thorax

20.15 a: convectie; b: diffusie; c: 16; d: luchtstroomsnelheid; e: vergroting van het oppervlak van de doorsnede

20.16 a: een dun vochtlaagje; b: de pleurae over elkaar schuiven; c: vanderwaalskrachten

20.17 a, c, d, f20.18 nee20.19 a: longweefsel;

b: thorax; c: contractie van het middenrif; d: heffen van de ribben; e: draaiing van de ribben

20.20 c, d20.21 b, c20.22 surfactant20.23 b, c, f20.24 nee20.25 ja20.26 a, b, c20.27 a: recht;

b: compliantie van de longen; c: 2,2 l / kPa

20.28 b, d, e: expiratoire piekstroom (MEFmax)20.29 ja20.30 a, b, e, f, g, h20.31 b20.32 b, c, d20.33 a, c, e, f20.34 a spierspoeltjes;

b: houdingsregulatie20.35 ca 1 cm20.36 nee20.37 a: 0,3;

b: 1,820.38 d20.39 b, d, f20.40 c20.41 1,34 ml20.42 b, c, e20.43 a, b, d20.44 a, b, c20.45 ja20.46 a, c20.47 a, c20.48 c, e

I ANTWOORDEN 781

19.40 a, b, d, e, g, h19.41 a19.42 a, d19.43 b19.44 a19.45 c19.46 ja19.47 d19.48 a: longtop;

b: longbasis; c: zwaartekracht; d: liggende houding

19.49 nee19.50 a19.51 nee19.52 a: 3;

b: 1; c: 4; d: 2

19.53 b, d, h19.54 a, c, d, e19.55 b, c, e19.56 b, c, f, i19.57 ja19.58 b19.59 b, c19.60 d19.61 a, b, e19.62 a, b, d, e, f19.63 b, c, d, e19.64 hart a, lever b, nier c, hersenen c, huid a, darm b

Antwoorden hoofdstuk 20

20.1 d20.2 ja20.3 a: 20 (150),

b: 13,3 (100),c: 12,6 (95),d: 5,3 (40),e: 6,1 (46),f: 5,3 (40),g: 5,3 (40),h: 0

20.4 a: 20,93,b: 13,8

20.5 a, b, d, e20.6 c, d20.7 c, e20.8 a20.9 a: spirograaf,

b: inademing,c: uitademing,d: 5L

20.10 b20.11 b

20.49 a: bloedarmoede (anemie), b, e20.50 nee20.51 a: 21;

b: 50; c: 2,5; d: 55; e: 250

20.52 b20.53 ja20.54 a, c20.55 a: alkalose;

b: acidose20.56 a: 0,8 kPa;

b: 0,220.57 a: HCO3

b: carbaminohemoglobine; c: opgelost

20.58 c20.59 c20.60 d20.61 b20.62 nee20.63 ja20.64 b, e20.65 ja20.66 b20.67 ja20.68 nee20.69 ja20.70 b, d20.71 a, b, c, d20.72 nee20.73 c20.74 a,e20.75 a: 12%;

b: 0,8 kPa20.76 ja20.77 c, e20.78 nee20.79 a, d20.80 a, d20.81 b, c, d20.82 c20.83 b, d, e, g20.84 nee20.85 a: geen verandering;

b: uitval van de thoracale ademhaling (dus uitsluitendmiddenrifademhaling over);

c: ademstilstand20.86 a, b, d, e20.87 a: expiratie;

b: hoestreflex; c: niesreflex; d: zuchten

20.88 ja20.89 b, e, f, g20.90 b, c, e

20.91 c20.92 a: acidose;

b: alkalose20.93 nee20.94 nee20.95 a: een ongelijkmatige ventilatie-perfusieverhouding;

c, d, f: verminderd

Antwoorden hoofdstuk 21

21.1 1: motoriek; 2: secretie; 3: vertering; 4: resorptie

21.2 ja21.3 d21.4 a: zetmeel (amylum);

b: riet- of bietsuiker (sacharose); c: moutsuiker (maltose); d: melksuiker (lactose); e: vruchtensuiker (fructose); f: druivensuiker (glucose)

21.5 nee21.6 a, d, e, f21.7 d21.8 a: vit A, epitheelgroei. rodopsinevorming;

b: vit. B 12, erytrocytenvorming; c: vit. C, collageensynthese; d: vit. D, Ca2+ resorptie, botvorming.

21.9 a: botvorming; b: botvorming; c: gebit; d: schildklierhormoon; e: hemoglobine

21.10 nee21.11 ja21.12 nee21.13 c, e, f, i21.14 a, d, e21.15 nee21.16 nee21.17 b21.18 a: bovenste slokdarmsfincter;

b: onderste slokdarmsfincter; c: m.sphincter pylori; d: m.sphincter ani internus; e: m.sphincter ani externus

21.19 ja21.20 ja21.21 a: een derde schuine spierlaag;

b: lengtespiervezels in drie strengen (taeniae coli); c: haustrae

21.22 a: plexus myentericus (plexus van Auerbach); b: plexus submucosa (plexus van Meissner); c: plexus subserosa

21.23 a, b, c

782 I ANTWOORDEN

21.55 twee (De golven volgen elkaar om de 20 secondenop. In 20 s heeft een golf 10 cm afgelegd. Als detweede golf het antrum bereikt, is de derde nog nietgestart.)

21.56 b21.57 nee21.58 b, c, d21.59 d21.60 a, c, e, f21.61 d21.62 ja21.63 b, e21.64 nee21.65 a: cefale;

b: voedsel in de mond wordt genomen; c: vagus

21.66 a, b, d21.67 a, b, c, d21.68 ja21.69 d21.70 ja21.71 a: galzure zouten;

b: lipase; c: monoglyceriden; d: vetzuren

21.72 a, d, e21.73 c21.74 nee21.75 a: oppervlaktespanningverlaging van vet;

b: dunne darm; c: verbetering van contact met lipase

21.76 b21.77 a: binding aan een inhibitorpeptide;

b: enteropeptidase; c: het darmslijmvlies; d: trypsine

21.78 b, c, d, f21.79 a, f, h21.80 a, c, d, f21.81 nee21.82 a: remming van de orthosympathische vasoconstric-

tie; b: vaso-intestinal peptide (VIP)

21.83 b21.84 b, d, f, g, j, l21.85 a: 1,5 tot 2;

b: natriumbicarbonaat; c: 7,1-8,2; d: het zuur van het maagsap te neutraliseren; e: trypsinogeen; f: chymotrypsinogeen; g: procarboxypeptidase; h: α-amylase; i: lipase

21.86 a: n.vagus; b: n.vagus; c: prikkeling van het duodenumslijmvlies

I ANTWOORDEN 783

21.24 a: mucosa; b: submucosa; c: circulaire spierlaag; d: lengtespierlaag; e: serosa

21.25 a: masseter; b: temporalis; c: pterygoideus internus; d: pterygoideus externus

21.26 nee21.27 e21.28 d21.29 nee21.30 b21.31 c21.32 a, c, f, g, j, m21.33 a: de keelwand;

b: het zachte gehemelte; c: larynx; d: strotklepje; e: mm.constrictores pharyngii; f: n.glossopharyngeus; g: medulla oblongata; h: n.vagus; i: de kokhalsreflex

21.34 ja21.35 d21.36 b21.37 d21.38 a: 2 snijtanden (incisivi);

b: 1 hoektand (caninus); c: 2 voorkiezen (premolaren); d: 3 kiezen (molaren)

21.39 ja21.40 a, c, e21.41 a: zetmeel;

b: maltose; c: maltotriose; d: α-dextrinen; f

21.42 nee21.43 a, d, f21.44 d21.45 d21.46 a, b, c21.47 nee21.48 c21.49 d21.50 c21.51 b, e21.52 b, d, h21.53 d21.54 a: gastric inhibitory polypeptide;

b: glucose-dependent insulinotropic polypeptide; c: insuline; d: de sluiting van de pylorus

21.87 b, e21.88 c21.89 a: α-dextrinase;

b: maltase; c: sucrase; d: glucose; e: sucrase; f: glucose; g: fructose; h: lactase; i: glucose; j: galactose

21.90 b, c, d21.91 b, c, d21.92 b21.93 a, b, c, d21.94 a, d21.95 d21.96 a: aandrang tot defeceren;

b: defecatiereflex; c: rek; d: viscerosensorische; e: het sacrale ruggenmerg; f: parasympathische; g: n.pelvicus; h: contractie van de rectummusculatuur; i: verslapping van de m.sphincter ani internus; j: de buikpers en verslapping van de m.sphincter ani

externus21.97 nee21.98 ja21.99 a: vitamine K;

b: dikke darm; c: colibacillen

21.100 ja21.101 a: celwandstructuur;

b: zenuwmergschede; c: steroïdhormonen; d: vitamine D; e: galzure zouten; f: 3,1 en 5,7 mmol/l; g: galzure zouten; h

21.102 a, c21.103 a: 1500;

b: 25; c: 75; d: v.portae; e: vasoconstrictie in het splanchnicusgebied

21.104 a: 60; b: 20; c: 1700 (400)

21.105 a, b, c, e, f21.106 b, c, e

Antwoorden hoofdstuk 22

22.1 d22.2 c22.3 a: soortelijke dichtheid van het lichaam;

b: 72; c: gelijk

22.4 d22.5 ja22.6 a: schors of cortex;

b: merg of medulla; c: het nefron; d: de glomeruli en tubuli

22.7 d22.8 a: erytropoëtine;

b: de erytrocytenaanmaak; c: renine; d: de arteriële bloeddruk; e: calcitriol; f: Ca2+ opname in de darm

22.9 a, b, c22.10 a, b, d, e, f22.11 b22.12 a22.13 c, e22.14 a, d, f, h, l22.15 d22.16 d22.17 d22.18 nee22.19 a, c, d, f22.20 a22.21 c22.22 d22.23 b22.24 b22.25 c22.26 b22.27 d22.28 nee22.29 b22.30 d22.31 b22.32 b22.33 b22.34 b22.35 ja22.36 d22.37 c22.38 c, d, e, f, b, a22.39 a, d, e22.40 a, c, d, e22.41 c, e22.42 a, c22.43 c, d: isosmotische of obligatoire terugresorptie22.44 a22.45 nee

784 I ANTWOORDEN

22.84 c, e, g: een elektrogene H+-pomp; h: een niet-elektrogene uitwisseling met K+

22.85 d22.86 ja22.87 b, d22.88 a22.89 ja22.90 ja22.91 b22.92 a, d, e22.93 b, e, g, i22.94 b, e, g, h22.95 b, e, f, h, k22.96 d22.97 d22.98 stressrelaxatie (plastische eigenschap van glad spier-

weefsel)22.99 a: een pacemaker;

b: nierbekken; c: 10; d: 3; e: toe; f: af

22.100 ja

Antwoorden hoofdstuk 23

23.1 a23.2 d23.3 c23.4 nee23.5 e, f23.6 a23.7 ja23.8 b, d23.9 a: GnRH;

b: ICSH; c: Leydig; d: FSH; e: sertoli-cellen; f: ABP (androgen-binding protein); g: inhibine; h: remmende; i: GnRh; j: FSH; k: negatieve; l: het ABP-testosteroncomplex

23.10 a, b23.11 b, e, g, i, j23.12 c, f23.13 c23.14 a: sertoli-cellen;

b: mitotische; c: primaire spermatocyten; d: basale; e: adluminale;

I ANTWOORDEN 785

22.46 nee22.47 H+

22.48 a: proximale tubulus; b: 70; c: facultatieve; d: het opstijgende deel van de lissen; e: distale tubulus; f: verzamelbuis; g: hormonen

22.49 a22.50 nee22.51 b22.52 b22.53 b22.54 d22.55 b, c, f, g, m22.56 c22.57 a, b, c, d22.58 b, e, h22.59 b, d, e, f22.60 a, b, f22.61 b, c22.62 nee22.63 ja22.64 b, d, e, g, h, i22.65 c22.66 ja22.67 nee22.68 b, e22.69 a: atriale natriuretische peptide (ANP);

b: gerekt; c: nier; d: natriumterugresorptie

22.70 a, b, d22.71 a22.72 a22.73 b, c, d, f, g, h22.74 a, b, c, d, e22.75 nee22.76 ja22.77 a, b, c22.78 a22.79 ja22.80 a: 35;

b: 7; c: 35; d: 18

22.81 ja22.82 a: Na-K-2Cl;

b: K+

22.83 a: NaHCO3; b: anion; c: Na+; d: HCO3

–; e: H2CO3; f: H2O; g: CO2

f: meiotische; g: secundaire spermatocyten; h: 23; i: spermatiden; j: spermatozoa

23.15 ja23.16 a: androgenen;

b: tubuli seminiferi; c: epididymis

23.17 a: de glans penis; b: sacrale; c: pudendus; d: orthosympathische; e: zijhoorns; f: bovenste lumbale segmenten; g: m.bulbocavernosus; h: ischiocavernosus; i: pudendus

23.18 a: 60-70; b: fructose; c: prostaglandinen, e

23.19 a, c, d, f23.20 a, d, e23.21 ja23.22 a: graafse follikel;

b: LH; c: oestrogenen; d: progesteron; e: de secretiefase

23.23 ja23.24 a: 28 +/- 3;

b: proliferatie-; c: folliculaire; d: ovulatie; e: secretie-; f: luteale; g: menstruele bloeding

23.25 b, c23.26 ja23.27 ja23.28 c23.29 ja23.30 a23.31 a: spermareceptoren;

b: acrocoom-; c: zona-; d: meiotische deling; e: pronuclei

23.32 a: 16-32; b: blastokèle; c: blastocyste; d: trofoblast; e: embryoblast

23.33 a23.34 ja23.35 d

23.36 a: neurohypofyse; b: de uterus (baarmoeder); c: contracties van de baarmoederwand; d: relaxine; e: progesteron

23.37 a: 38; b: 40; c: 280; d: 10

23.38 d23.39 a, b23.40 a, b, c, f, g23.41 a, b, c23.42 a, c, e23.43 a, c, d23.44 c23.45 a, c, d, f23.46 a, b, c, d23.47 b23.48 b, c, d23.49 c23.50 a, b, c, d, e, f

Antwoorden hoofdstuk 24

24.1 a, b, c, d, e24.2 nee24.3 a: de vroege kindertijd;

b: de puberteit24.4 nee24.5 d24.6 ja24.7 c, d24.8 a: groeihormoon of hGH;

b: somatotrofine of STH; c: GH-RH; d: hypothalamus; e: thyroïdhormonen; f: GH-IH; g: somatostatine; h: hypothalamus; i: de maagwandj: de pancreas

24.9 a, c, e24.10 nee24.11 a, b, e24.12 a, d, e24.13 c24.14 a: mesoderm;

b: dehydro-epiandrosteronsulfaat (DHEAS)24.15 ja24.16 ja24.17 d24.18 b, c24.19 a, b, c24.20 a, b, d, e

786 I ANTWOORDEN

24.52 d24.53 a24.54 a: leptine;

b: vetweefsel; c: intensief sport beoefenen; d: lijden aan anorexia nervosa

Antwoorden hoofdstuk 25

25.1 a: stochastisch; b, d25.2 d25.3 d25.4 a: turnover; c, f25.5 c25.6 d25.7 ja25.8 ja25.9 c25.10 ja25.11 c25.12 a, d, e25.13 a25.14 b25.15 a, c25.16 ja25.17 a25.18 b, d25.19 a25.20 c25.21 b25.22 c25.23 a: 1;

b: 2; c: 1; d: 1; e: 3

25.24 nee25.25 ja25.26 a: 1;

b: 1; c: 1; d: 2; e: 1; f: 3

25.27 a25.28 nee25.29 nee

I ANTWOORDEN 787

24.21 a: Müller; b: ovaria; c: de baarmoeder; d: Wolff

24.22 a24.23 d24.24 ja24.25 nee24.26 nee24.27 nee24.28 nee24.29 ja24.30 b24.31 nee24.32 a, c, f, g: carriertransport;

h: transcytose24.33 c24.34 a, b, c24.35 a: 160;

b; d: SA-;f; g: 7e

24.36 a: hypercapnie; b: koudeprikkels

24.37 a: surfactant; b: 28-30e

24.38 a, b, c, e, f24.39 a, b, d,24.40 ja24.41 a, b, c24.42 a: het hoge Hb-gehalte;

b: de grote O2-bindingscapaciteit bij de heersendedruk

24.43 nee24.44 c24.45 nee24.46 a: penis;

b: testes.24.47 a: 10�

12

� – 12�12

�; b: menarche; d

24.48 b, d, e24.49 a, b, c, e24.50 ja24.51 a: 16 tot 20;

b: 14 tot 18; c: verbening van de epifysaire schijven

b namen, symbolen en dimensies van de belangrijkste afgeleide eenheden*

(deze zijn ontstaan door vermenigvuldiging en/of deling van één of meer

basiseenheden)

fysische grootheid naam symbool dimensie

van de van de van de

eenheid eenheid eenheid

kracht newton N kg · m · s–2

energie (= arbeid joule J kg · m2 · s–2 (= N · m)

= hoeveelheid warmte)

druk, spanning pascal Pa kg · m–1 · s–2 (= N · m–2)

vermogen watt W kg · m2 · s–3 (= J · s–1)

frequentie herz Hz s–1

elektrische lading coulomb C A · s

elektrische spanning volt V kg · m2 · s–3 · A–1

(= potentiaalverschil) (= W · A–1)

elektrische capaciteit farad F A2 · s4 · kg–1 · m–2

(= C · V–1)

elektrische weerstand ohm Ω kg · m2 · s–3 · A–2

(= V · A–1)

elektrische geleiding siemens S A2 · s3 · kg–1 · m–2

(= 1 · Ω–1)

inductantie henry H kg · m2 · A–2 · s–3

* gegevens van de Nederlandse Natuurkundige Vereniging

3 Eenheden die niet tot het SI behoren,maar wel gehandhaafd zijn

fysische naam van symbool van dimensie van

grootheid de eenheid de eenheid de eenheid

volume liter l of L 10–3 m3 (= 1 dm3)

kracht dyne dyn 10–5 N (= 10 µN)

druk bar bar 105 N · m–2 (= 105 Pa)

energie erg erg 10–7 J (= 0,1 µJ)

viscositeit poise P 10–1 N · s · m-2 (= 0,1 Pa · s)

789

In deze uitgave worden de eenheden uit het Système Interna-tional d’Unités (SI-eenheden) toegepast. Aangezien echter inde kliniek de oude eenheden nog veelvuldig worden gebruikt,zijn, zowel in de tekst als in de tabellen en figuren, de oude ennieuwe eenheden opgenomen. Bovendien zijn op pagina 791voor de drukeenheden omrekentabellen van kilopascal naarmillimeter kwik en omgekeerd gegeven. Voor een aantal bestanddelen van bloed en weefselvocht zijnop pagina 790 de gemiddeld normale waarden vermeld.

1 Basiseenheden van het SI

fysische grootheid naam van de eenheid symbool van de eenheid

lengte meter m

massa kilogram kg

tijd seconde s

elektrische stroom ampère A

absolute temperatuur kelvin K

lichtsterkte candela cd

hoeveelheid materie grammolecule mol

molecuulmassa dalton D

2 Afgeleide eenheden van het SI

a decimale fractieaanduidingen

factor voorzetsel symbool naam

1012 tera T biljoen

109 giga G miljard

106 mega M miljoen

103 kilo k duizend

102 hecto h honderd

10 deca da tien

10–1 deci d tiende

10–2 centi c honderdste

10–3 milli m duizendste

10–6 micro μ miljoenste

10–9 nano n miljardste

10–12 pico p biljoenste

10–15 femto f biljardste

10–18 atto a triljoenste

II Eenheden

4 Omrekening van andere, veelgebruikteeenheden naar de eenheden van het SI

lengte

1 micron (μ) = 1 μm = 10–6 m

1 millimicron (mμ) = 1 nm = 10–9 m

1 Ångström (Å) = 0,1 nm = 10–10 m

1 micromicron (μμ) = 1 pm = 10–12 m

1 inch (inch) = 2,54 × 10–2 m

1 foot (ft) = 0,3048 m

1 yard (yd) = 0,9144 m

1 lichtjaar= 10–6 m = 9,460530 × 1015 m

tijd

1 minuut = 60 s

1 uur = 36 × 102 s

1 dag = 8,64 × 104 s

1 jaar (365 dagen) = 3,1536 × 107 s

energie (warmte en arbeid)

1 calorie (cal) = de hoeveelheid warmte die nodig is om bij

een druk van 1 atmosfeer de temperatuur van

1 gram water 1 graad in temperatuur te doen

toenemen (van 15°C naar 16°C)

1 kilocalorie (kcal) = 1000 cal

= 4.186 × 1010 erg

= 4186 joule

= 4,186 kilojoule (kJ)

1 erg = 2,3889 × 10–11 kcal

= 1 × 10–7 joule

= 0,1 microjoule (μJ)

1 kilogrammeter (kgm) = 2,3427 × 10–3 kcal

= 9,8066 × 107 erg

= 9,8066 joule

vermogen

1 watt = 0,001 kilowatt (kW)

= 1 × 107 erg/s

= 0,01433 kcal/min

= 1,341 × 10–3 paardenkracht (pk)

= 1 joule/s

1 kcal/min = 69,767 watt

= 6,977 × 108 erg/s

= 0,093557 pk

= 69,77 joule/s

1 paardekracht = 745,7 watt

= 7,457 × 109 erg/s

= 10.688 kcal/min

= 745,7 joule/s

druk

1 cm H2O = 0,098 kPa

1 mmHg = 0,133 kPa (13,6 × 981 × 10–5)

= 0,133 kN/m2

1 atmosfeer (atm) = 101,325 kPa

5 Genormaliseerde eenheden zoalsgebruikt in de klinische chemie

bestanddelen in bloed, grenzen van de

plasma of serum normale waarden

albumine 37-53 g/l

bicarbonaat 24-30 mmol/l

bilirubine < 10 µmol/l

calcium 2,2-2,6 mmol/l

chloride 98-107 mmol/l

cholesterol 3,1–5,7 mmol/l

creatinine man: 60-110 µmol/l

vrouw: 50-90 µmol/l

eiwit (totaal) 60-80 g/l

erytrocyten tot 5,6 · 1012/l

fibrinogeen 1,6-3,2 g/l

fosfaat, anorganisch (Pi) 0,8-1,3 mmol/l

glucose 4,0-5,5 mmol/l

hematocriet man: 0,4-0,5 l/l

vrouw: 0,35-0,46 l/l

hemoglobine man: 8,1-10,7 mmol/l

vrouw: 7,3-9,7 mmol/l

ijzer 10-25 µmol/l

kalium 3,4-4,6 mmol/l

lactaat 0,5-1,7 mmol/l

leukocyten 3,5-11,0 · 109/l

magnesium 0,75-1,25 mmol/l

mean corpuscular haemoglobin 1,7-2,1 fmol

(MCH)

mean corpuscular-hemoglobin 19-22,5 mmol/l

concentration (MCHC)

mean corpuscular volume (MCV) 80-98 fl

natrium 137-144 mmool/l

PO2, arterieel 12,6 kPa

PCO2, arterieel 5,3 kPa

pyruvaat 40-70 mol/l

trombocyten 120-350 · 109/l

ureum 3,0-7,0 mmol/l

zuurstof (arterieel bloed) 0,96 mmol/mmol

790 II EENHEDEN

II EENHEDEN 791

6 Omzettingstabellen voor drukeenheden

kPa mmHg cm H2O kPa mmHg kPa mmHg cm H2O kPa

0,1 0,749 1,0 1 107,5 10 75,0 1 0,098

0,2 1,499 2,0 2 15,0 20 149,9 2 0,196

0,3 2,249 3,1 3 22,5 30 224,9 3 0,294

0,4 2,998 4,1 4 30,0 40 299,8 4 0,392

0,5 3,748 5,1 5 37,5 50 374,8 5 0,490

0,6 4,497 6,1 6 45,0 60 449,7 6 0,588

0,7 5,247 7,1 7 52,5 70 524,7 7 0,686

0,8 5,996 8,2 8 60,0 80 599,6 8 0,784

0,9 6,746 9,2 9 67,5 90 674,6 9 0,883

1,0 7,495 10,2 10 75,0 100 749,5 10 0,981

ECF extracellular fluidECG elektrocardiogramECL enterochromaffin like cellsECoG elektrocorticogramECV extracellulair vochtvolumeEDRF endothelial derived relaxing factorEDTA ethyleendiaminotetra-azijnzuurEDV einddiastolisch volumeEEG elektro-encefalogramEES eindsystolische elastantieEF ejectiefractieEGF epidermal growth factorELISA enzym linked immunosorbent assayEM elektronenmicroscopieEOG elektro-oculogramEPF renal plasma flowEPP end-plate potentialEPSP excitatory postsynaptic potentialER endoplasmatisch reticulumERG elektroretinogramERPF effective renal plasma flowERV expiratoir reservevolumeESV eindsystolisch volumeFAD flavine-adenine-dinucleotideFEV1 forced expiratory volume

(expiratoire één-seconde-waarde)FFA free fatty acidsFGF fibroblast growth factorFIV1 forced inspiratory volume

(inspiratoire één-seconde-waarde)FR formatio reticularisFRC functionele residuale capaciteit of functioneel

residuFSH follikelstimulerend hormoonGABA gamma-aminoboterzuurGABA-T GABA-transaminaseGAD glutamaatdecarboxylaseGBG gonadal steroid-binding globulinGDIP glucose-dipendent insulinotropic polypeptideGDP guaninedifosfaatGFR glomerular filtration rateGH-IH growthhormone inhibiting hormone

(= somatostatine)GH-RH growthhormone releasing hormoneGIP gastric inhibitory polypeptideGLUT glucosetransporteurGnRH gonadotrophin-releasing hormoneGRP gastrin releasing polypeptide

793

A adrenalineABP androgen binding proteinACE angiotensin converting enzymeACh acetylcholineAChE acetylcholinesteraseACTH adrenocorticotroop hormoonAMP adenosinemonofosfaatAMPA alfa-amino-3-hydroxy-5-methyl-4-isoxazole-

propionic acidADH antidiuretisch hormoonADP adenosinedifosfaatα-MSH α-melanocytenstimulerend hormoonAMV ademminuutvolumeANF atriale natriuretische factorANP atriaal natriuretsch peptide (= ANF)APC antigeen presenterende cellenARAS ascending reticular activating systemATP adenosinetrifosfaatAVA arterioveneuze anastomoseAV-knoop atrioventriculaire knoop(A-V)O2 arterioveneus zuurstof verschilβ-LPH β-lipotropineBNP brainproduced natriuretic peptideBSE bezinkingssnelheid van erytrocytencAMP cyclisch adenosinemonofosfaatCCK cholecystokinineCdk cyclin-dependent protein kinaseCFTR cystic fibrosis transmembrane conductance

regulatorcGMP cyclisch guanine monofosfaatCGR calcitoninegen-gerelateerd peptideCIA centrale inspiratoire activiteitCO2 zuurstofcapaciteit van het bloedCOD colloïd-osmotische drukCOMT catechol-O-methyltransferaseCOPD chronic obstructive pulmonary diseaseCP creatinefosfaatCRH corticotropine-releasing hormoneCSF cerebrospinal fluid (liquor cerebrospinalis)CVD centrale veneuze drukCZS centraal zenuwstelselDAG diacylglycerolDHEAS dehydro-epiandrosteronsulfaatDNA desoxyribonucleïnezuurDNP dinitrofenolDOPA dioxyfenylalanineDPG difosfoglyceraatDRG dorsale respiratoire (neuronen)groep

III Afkortingen

GTP guaninetrifosfaatHb hemoglobinehCG humaan choriongonadotrofinehCS humaan chorionsomatomammotrofineHDL high-density lipoproteinHF hartfrequentieHGF hepatocyt growth factorhGH humaan groeihormoon (= somatotropine)HLA-systeem humaan leukocytair antigeensysteemHMV hart-minuutvolumeIG immunoglobulineIGF insulin-like growth factorIC inspiratoire capaciteitICSH interstitiële-cellenstimulerend hormoon

(= LH)ICV intracellulair vochtvolumeIHF intrinsieke hartfrequentieIP3 inositoltrifosfaatIPSP inhibitory postsynaptic potentialIRV inspiratoir reservevolumeIVF in vitro fertilisatieLDL low-density lipoproteinLH luteïniserend hormoonLH-RH LH-releasing hormoonLTD langetermijndepressieLTP langetermijnpotentiëringMAO monoamino-oxidaseMb myoglobineMEFmax maximale expiratoire volumestroom

(= piekstroom)MEPP miniatuur eindplaatpotentiaalMHC major histocompatibilityMIS Müllerian inhibiting substanceMMC migrating motor complexmRNA messenger-RNA (boodschapper-RNA)MVV30 maximale vrijwillige ventilatieNA noradrenalineNAD nicotinamide-adenine-dinucleotideNGF nerve growth factorNMDA N-methyl-D-aspartaatNO endotheliaal stikstofoxideNOS NO-synthaseO/W olie-waterverhoudingODC oxygen dissociation curve

(= zuurstofbindingskromme)OMI oocyte maturation inhibitorOS orthosympathischOT oxytocinePAH para-aminohippuurzuur

PDGF platelet-derived growth factorPET positronen-emissietomografiePGI2 prostacyclinePIH prolactine inhibiting hormone (= dopamine)PLC fosfolipase-C Posm osmotische drukPP pancreaspolypeptidePRL prolactinePS parasympathischPSA prostaatspecifiek antigeenPSS parasympathisch systeemPTH parathyroid hormone of parathormoonPTT posttetanische potentiëringP/V-diagram druk-volumediagramPZ of PZS perifeer zenuwstelselRAAS renine-angiotensine-aldosteronsysteemRBF renal blood flowREM-slaap rapid eye movement sleepRER respiratory exchange ratioRIA radio-immuno-assayRNA ribonucleïnezuurRQ respiratorisch quotiëntRV residuaal volume (restvolume)SA-knoop sinoatriale knoop of sinusknoopSD soortelijke dichtheidSGLT sodium-glucose transport proteinSL-klep semilunaire klepSPA stimulus produced analgesiaSR sarcoplasmatisch reticulumSRIF somototropinrelease inhibiting factorSRY sex-determining region of the Y-chromosomeSTH somatotropic hormone of somatotropineSV slagvolumeTENS transcutaneous electrical nerve stimulationTLC totale longcapaciteitTm (tubulair-)transportmaximumTRH thyreotrophin-releasing hormonetRNA transfer-RNA (transport RNA)TSH thyreoïdstimulerend hormoonVC vitale capaciteitVEGF vasculaire endotheliale groeifactorVIP vaso-actief intestinaal peptideVLDL very-low-density lipoproteinVRG ventrale respiratoire (neuronen)groepVT tidal volume, ademteugvolume of

ademvolumeVT veneuze terugstroom (venous return)

Zie ook tabel 20.1 op p. 522

794 III AFKORTINGEN

795

Voor wie zich over een der onderwerpen uit dit boek nader wil oriënteren is er een schier eindeloze reeks van mogelijke bronnenmet iedere gewenste diepgang. Naast de specifieke leerboeken fysiologie, waarvan wij hieronder enkele zullen noemen, geven ookvele klinische leerboeken fysiologische inleidingen, in het bijzonder gericht op de pathofysiologie. Voor wie meer diepgang wenstzijn er boeken over een specifiek onderwerp, de monografieën, waarvan wij er ook enkele zullen noemen, proefschriften en uiter-aard de talloze publicaties die jaarlijks op het terrein van de fysiologie verschijnen in de vaktijdschriften. Om hierin de weg te vin-den is internet een inmiddels onmisbaar hulpmiddel. In de bijlage na deze literatuurlijst bespreken wij dit kort.

Algemene leerboeken

De hieronder opgegeven boeken zijn in belangrijke mate bronnen van inspiratie voor ons geweest bij het schrijven van dit boek. Devolgorde is van oriënterend naar gedetailleerd.

Marieb EMN, Hoehn K. Human Anatomy and Physiology, 7e druk. Redwood City, The Benjamin/Cummings Publ. Company, 2006.Eenvoudig leerboek voor anatomie en fysiologie; het bevat een uitgebreide woordenlijst.

Hansen, JT, Koeppen BM. Netter’s Atlas of Human Physiology. Teterboro NJ: Icon Learning Systems, 2002.Een selectie uit het werk van de befaamde medische tekenaar Frank Netter, aangevuld en verhelderd door enkele andere illustra-toren, vormt de basis van dit opmerkelijke boek. Er is een korte verklarende tekst bij de figuren.

Levy MN, Koeppen BM, Stanton BA, Berne RM, Levy MN. Principles of Physiology, 4e druk. St. Louis: Mosby Year Book Inc, 2006.Een compact leerboek waarin het accent is gelegd op regulaties. Het is goed geïllustreerd en bevat veel studiemateriaal.

Silverthorn DU. Human Physiology, An integrated approach, 3e druk. San Francisco: Pearson/Benjamin Cummings, 2003.Een systematisch leerboek met een medische oriëntatie, met vele fraaie illustraties en een begeleidende CD.

Pocock G, Richards CD. Human Physiology, The basis of medicine, 3e druk. London: Oxford University Press, 2006.Modern opgezet, fraai geïllustreerd, betrekkelijk eenvoudig leerboek.

Rhoades RA, Tanner GA. Medical Physiology, 2e druk. Philadelphia: Lippincott, Williams & Wilkins, 2003.Een door een groot aantal experts samengesteld globaal introducerend leerboek met verwijzingen naar klinische situaties. Goed geïllustreerd.

Ganong WF. Review of Medical Physiology, 22e druk. East Norwalk: Appleton & Lange, 2005.Veel gebruikt, beknopt leerboek; bevat zeer veel feitelijke informatie.

Bray JJ, Cragg PA, Macknight ADC, Mills RGM, Taylor DW. Lecture Notes on Human Physiology, 4e druk. Oxford: BlackwellScientific Publications, 1999.Een spaarzaam geïllustreerd, zeer op feiten gericht boek. Uitstekend voor een snelle oriëntatie over een specifiek onderwerp.

Guyton, AC, Hall JE. Textbook of Medical Physiology, 11e druk. Philadelphia: W.B. Saunders Company, 2006.Geldt nog steeds als een van de beste leerboeken.

Berne RM, Levy MN, Koeppen M, Stanton BA. Physiology, 5e druk. St. Louis: Mosby Year Book Inc, 2004.Compleet leerboek dat in gebruik is bij verschillende medische faculteiten in ons land.

IV Bibliografie

Boron, WF, Boulpaep EL. Medical Physiology. A Cellular and Molecular Approach, updated edition. Philadelphia: W.B. SaundersCompany, 2005.Een helder geschreven, fraai geïllustreerd én zeer uitvoerig leerboek dat veel nadruk legt op de moleculaire en cellulaire bases van fysio-logische mechanismen, thans in gebruik bij verschillende medische faculteiten in ons land. Het boek bevat veel actuele informatie.

Porth CM. Essentials of Pathophysiology. Concepts of Altered Health, 2e druk. Philadelphia: Lippincott Williams & Wilkins, 2006.Dit uitvoerige boek (1184 pag.) geeft een goed inzicht in tal van pathofysiologische concepten en is ook als naslagwerk goed bruik-baar.

Deel I Cellen en hun omgeving

Alberts B, Bray D, Hopkins K, Johnson A, Lewis J, Raff M, Roberts K, Walter P. Essential Cell Biology, 5e druk. New York: Gar-land Publishing Inc, 2007.Modern opgezet leerboek, dat een uitstekend overzicht geeft van de nieuwe ontwikkelingen in de moleculaire biologie en celbiolo-gie. Het boek bevat een uitgebreide woordenlijst maar geen literatuurreferenties.

Schuit FC. Medische biochemie. Moleculaire benadering van de Geneeskunde. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2000.Nederlandstalig leerboek biochemie met veel aandacht voor de functionele betekenis voor de normale en pathologische functie vanchemische processen.

Nicholls JG, Martin AR, Wallace BG. From Neuron to Brain, 4e druk. Sunderland, Sinauer Ass Inc, 2000.In dit boek wordt op een heldere wijze voor verschillende concepten de gang gevolgd van de oorspronkelijke ingeving tot aan dewetenschappelijke theorie, met aandacht voor het werk van individuele onderzoekers. Daardoor is het naast een helder leerboek ookeen wetenschappelijke kroniek. Er is een ruime referentielijst voor verdere studie.

Hille B. Ionic channels of excitable membranes, 3e druk. Sunderland: Sinauer Ass Inc, 2001.Een uitstekend boek over ionkanalen in prikkelbare membranen, met tal van referenties voor verdere studie. Helaas is de laatste edi-tie niet recenter dan 2001, waardoor de uitvoerige lijst van referenties die het bevat zijn waarde voor een deel heeft verloren.

Jones DA, Round JM, De Haan A. Skeletal Muscle from molecules to movement. Edinburgh: Churchill Livingstone 2004.Een zeer uitgebreid leerboek dat een modern overzicht geeft van de fysiologie en biochemie van skeletspieren.

Deel II Informatieverwerkende systemen

Wolters ECh, Groenewegen HJ, Weerts JGE. Neurologie. Structuur, functie en disfunctie van het zenuwstelsel, 3e druk. Houten:Bohn Stafleu van Loghum, 2004.In dit Nederlandstalige leerboek worden de verschijnselen van de belangrijkste neurologische aandoeningen besproken vanuit deanatomie en fysiologie van het normale zenuwstelsel. Het boek is ruim geïllustreerd en is ook bruikbaar als naslagwerk.

Haines DE. Fundamental Neuroscience for basic and clinical neuroscience, 3e druk. Edinburgh: Churchill Livingstone, 2006.Geeft een goede beschrijving van de samenhang van de anatomie met de fysiologie, de liquor cerebrospinalis, de bloedvoorzieningvan de hersenen en de gevolgen van stoornissen daarin en de functie van de hersenstam.

Bear MF, Connors BW, Paradiso MA. Neuroscience: Exploring the brain, 3e druk. Philadelphia: Lippincott, Williams & Wilkins2006.Een helder en modern leerboek, dat een breed overzicht geeft van de neurowetenschappen. Het boek bevat een zeer uitgebreidewoordenlijst.

Purves D, Augustine GJ, Fitzpatrick D, Hall WC, LaMantia AS, McNamara JO, Williams SM. Neuroscience, 3e druk. Sunderland:Sinauer Ass Inc, 2004.In dit omvangrijke boek wordt een goede beschrijving gegeven van de integratie van de cellulaire processen in de functie van hetzenuwstelsel, in het bijzonder ook in de hogere cerebrale functies en in het emotionele systeem. Ook de gevolgen van ziekte wor-den besproken.

796 IV BIBLIOGRAFIE

IV BIBLIOGRAFIE 797

Rolls ET. The Brain and Emotion. London: Oxford University Press, 1999.Dit boek gaat uitgebreid in op de anatomische, fysiologische en psychologische aspecten van emoties.

Kandel ER, Schwartz JH, Jessel TM. Principles of Neural Science, 4e druk. East Norwalk: Appleton & Lange, 2000.Dit boek bestrijkt de neurofysiologie in brede zin. Het omvat onder meer de onderwerpen die wij hier in deel I en II behandelen endeze komen zeer gedegen ter sprake. Het boek is uitstekend geschreven en laat zich ondanks de grote diepgang gemakkelijk lezendoor wie daar de tijd en de interesse voor heeft. Helaas is al geruime tijd geen nieuwe editie verschenen waardoor de nieuwste bevin-dingen in de neurowetenschappen niet behandeld worden.

Deel III Bioregulatie

Greenstein B, Wood D. The Endocrine System at a Glance, 2e druk. Londen: Blackwell Publishing, 2006.Kort inleidend boekje (120 pag.) met 200 verhelderende illustraties. Geen referenties.

Lavin N. Manual of Endocrinology and Metabolism. Philadelphia: Lippincott, Wilkins & Williams, 2002.Een zeer gedetailleerd boek met veel aandacht voor endocriene ziekten en stofwisselingsstoornissen; veel referenties.

Gardner DG, Shoback DM. Greenspan’s Basic and Clinical Endocrinology, 8e druk. New York: McGraw-Hill Professional, 2007.Een zeer uitvoerige behandeling van de pathofysiologie van endocriene stoornissen, diagnostiek en behandeling; veel referenties.

Deel IV Bloed en bloedsomloop

Rijkers TG, Derksen RHWM, Kallenberg CGM, Kroese FGM. Immunologie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2008.Een inleidend boek dat niet veel voorkennis vereist. De nadruk ligt op de fysiologie van het immuunapparaat als geheel. Casuïstiekvalt in het oog.

Abbas AK, Lichtman AH, Pillai S. Cellular and Molecular Immunology, 6e druk. Philadelphia: Saunders, 2007.Een zeer volledig boek dat de meest recente concepten van de immunologie bespreekt. Het boek heeft een uitstekende begeleiden-de website (www.studentconsult.com).

Brown H, Kozlowski R. Physiology and Pharmacology of the Heart. Oxford: Blackwell Science, 1997.In ruim 100 pagina’s wordt een overzicht gegeven van de hartfunctie en de belangrijkste stoornissen daarin; er is een beperktebibliografie.

Levy MN, Pappano AJ. Cardiovascular Physiology, 9e druk. St Louis: Mosby, 2006.Een overzichtelijk boek dat vanuit de fysiologie in kort bestek een brug legt naar de pathofysiologie. Er is veel aandacht besteedaan de didactiek.

Levick JR. An introduction to Cardiovascular Physiology, 4e druk. Londen: Arnold, 2003.Een boek dat veel overeenkomst vertoont met het hierboven genoemde. Er zijn vrij veel referenties naar oorspronkelijke literatuuren een aantal uitgewerkte klinische voorbeelden.

Roelandt JRTC, Lie KI, Wellens HJJ. Leerboek cardiologie, 2e druk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2002.De meeste hoofdstukken van dit omvangrijke Leerboek cardiologie bevatten een of meer paragrafen over de fysiologie of pathofy-siologie van de hartfunctie. Ook bruikbaar als naslagwerk.

Lilly LS. Pathophysiology of Heart Disease, 4e druk. Philadelphia: Lippincott, Williams & Wilkins, 2006.Dit boek is het product van een samenwerkingsproject tussen studenten en faculteitsleden. Vooral voor een wat diepere oriëntatieop de pathofysiologie is het zeer aan te bevelen. Het geeft geen referenties voor verdere studie.

Deel V Opname en afgifte van stoffen

West JB. Respiratory Physiology, the Essentials, 7e druk. Philadelphia: Lippincott, Williams & Wilkins, 2004.Een kort overzichtelijk boekje dat de belangrijkste principes van de ademfysiologie uitlegt.

West JB. Pulmonary Pathophysiology, 7e druk. Philadelphia: Lippincott, Williams & Wilkins, 2007.Het vervolg op het erboven genoemde boekje. Het geeft een eenvoudige inleiding tot de pathofysiologie van de ademhaling.

Grippi MA. Pulmonary Pathophysiology. Philadelphia: Lippincott, Williams & Wilkins, 1995.Dit compacte, door een groep schrijvers samengestelde boekje integreert heel goed basisfysiologie met pathofysiologie. Er wordenook enkele casussen besproken en er wordt aandacht besteed aan de therapie. Er is helaas geen tweede druk gekomen maar geziende uitzonderlijke kwaliteit van het boek behoudt het in deze lijst toch zijn plaats.

Lumb AB. Nun’s Applied Respiratory Physiology, Philadelphia: Elsevier Health Sciences, 2005.Het meest complete boek over de fysiologie en pathofysiologie van de ademhaling. Elk hoofdstuk wordt afgesloten met een uitge-breide literatuurlijst. Uitstekend geschikt als naslagwerk.

Johnson LR. Gastrointestinal Physiology, 7e druk. Philadelphia: Elsevier Health Sciences, 2007.In een compact boek worden structuur en functie van het spijsverteringskanaal goed beschreven.

Jong PE de, Koomans HA, Weening JJ. Klinische nefrologie, 4e druk. Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg, 2005.Complete behandeling van de nierpathologie met veel aandacht voor de diagnostiek en de therapiekeuze.

Brenner BM, Coe FL, Rector FC. Renal Physiology in Health and Disease. Philadelphia: W.B. Saunders, 2002.Geeft de nieuwste visie van de fysiologie en pathologie van de nierfunctie goed weer.

Deel VI Levensfasen

Sadler TW, Peters PWJ. Langman’s medische embryologie en teratologie, 11e druk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2001.Nederlandstalig leerboek over de gehele embryologie.

Carlson BM. Human Embryology and Developmental Biology, 3e druk.Een uitvoerig leerboek dat de volledige ontwikkeling beschrijft van alle orgaansystemen.

Eulderink F, Heeren TJ, Knook DL, Ligthart GJ. Inleiding gerontologie en geriatrie, 4e druk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum,2004.Nederlandstalig leerboek over de belangrijkste ouderdomsziekten met een inleiding over de fysiologie van de veroudering.

Ricklefs RE, Finch CE. Ouder worden. Over de biologie van veroudering. Beek (L): Natuur & Techniek, onderdeel van SegmentUitgeverij, 1997.Een goed toegankelijk boek met een ruime maar helaas wel wat verouderde referentielijst voor verdere studie.

Timiras PS. Physiological Basis of Aging and Geriatrics, 3e druk. Boca Raton: CRC Press, 2002.Dit boek bundelt bijdragen van een aantal auteurs over een scala van onderwerpen, zowel op het niveau van de cellulaire gebeurte-nissen als op dat van de orgaanveranderingen en de effecten daarvan. Het bevat per hoofdstuk een groot aantal referenties.

798 IV BIBLIOGRAFIE

meestal de samenvatting (abstract) ook kan worden opgeroepen.Het is van belang het gezochte begrip goed in trefwoorden onderte brengen, zodat je niet bedolven wordt onder een massa niet-relevante referenties. Om dat te vermijden kun je je bedienenvan een combinatie van begrippen die de zoekactie gerichterdoet verlopen. Daarvoor zijn enkele codes (‘operatoren’) vanbelang:and tussen de trefwoorden betekent dat alleen artikelen die

de combinatie van deze begrippen betreffen wordenvermeld; deze toevoeging verkleint het aantal treffers,

or tussen de trefwoorden heeft tot gevolg dat de lijst arti-kelen bevat die over één van de genoemde trefwoordengaan; deze toevoeging vergroot het aantal treffers;

not tussen de trefwoorden sluit van de gevonden treffers deartikelen uit die betrekking hebben op de begrippenachter ‘not’.

Door verschillende trefwoorden te proberen gelukt het meestalwel om een hanteerbaar aantal relevante titels met vaak ook desamenvattingen van de artikelen op het scherm te krijgen. Veelvan de tijdschriften die deze titels bevatten zijn in de universi-teits- of hogeschoolbibliotheken elektronisch toegankelijk. Erzijn bedrijven als OMNI (http://omni.ac.uk/medline/) of Medi-cal Matrix (http://www.medmatrix.org/) die tegen betaling eenkopie van het gehele artikel kunnen leveren.Er zijn verschillende, vooral Amerikaanse universiteiten dieonderwijsprogramma’s over (patho)fysiologische onderwerpenaanbieden. Dat kunnen bijvoorbeeld tutorials zijn die in essay-vorm, vaak afgewisseld met vragen en antwoorden ten behoevevan zelftoetsing, een bepaald onderwerp behandelen. Ook zijner interessante simulatieprogramma’s waarmee je bijvoorbeeldeen gesimuleerd experiment kan uitvoeren.

799

Internet biedt laagdrempelige toegang tot een zeer gevarieerdaanbod aan informatie uit soms wel, soms niet deskundige bron.De beschikking over zoveel gegevens van sterk uiteenlopendekwaliteit en betrouwbaarheid maakt het niet eenvoudig om inkorte tijd de gewenste informatie te verkrijgen. De kans om dejuiste informatie te missen en zichzelf te verliezen in een zeevan niet ter zake doende feiten en meningen is niet gering.Voor een snelle oriëntatie over een onderwerp waar je nog nietsvan weet is er een eenvoudige weg via www.google.nl. Als jedat intikt krijg je een homepage met een door studenten veelge-bruikte zoekmachine. Geef een of meer trefwoorden en de al ofniet relevante referenties verschijnen geordend op het scherm.Een ander door studenten veel gebruikt systeem is Wikipedia,een encyclopedie op het internet. De artikelen in deze encyclo-pedie worden ‘geacht een neutraal gezichtspunt in te nemen’.Omdat de artikelen door elke bezoeker bewerkt kunnen worden,geeft Wikipedia echter geen garantie voor juistheid en kwaliteitvan de informatie.Gerichter zoeken naar fysiologische informatie is mogelijk viadiverse Engelstalige sites. Goede informatie over ziekteleergeeft de Health Encyclopedia van de Engelse National HealthService via www.nhsdirect.nhs.uk. Door het aanklikken van eenletter krijgt men een index van alle ziekten waarover informatiewordt verstrekt.De belangrijkste bron voor wetenschappelijke informatie zijnuiteraard de talloze artikelen die jaarlijks in de vaktijdschriften wor-den gepubliceerd. Via internet is daar uitstekend toegang tot tekrijgen. De grootste database van biomedische literatuur is Medlinevan US National Library of Medicine (NLM), waarvan de zoek-optie bereikbaar is via PubMed www.ncbi.nlm.nih.gov/entrez/. Wanneer je een Engels trefwoord intikt volgt een zoekactie dieeen soms zeer omvangrijke lijst van artikelen oplevert, waarvan

V Internet

aanspanningswarmte 384ABO-systeem, zie bloedgroepenabsoluut refractaire periode 70absorptive state 352accommodatie, zien 202acetosalicylaat zie aspirineacetyl-CoA 35, 37acetylcholine (Ach)

–, AV knoop van het hart 447–, afgifteblok door botulinustoxine 119–, curareblok 119–, M(uscarine)-receptoren 108, 324–, neuromusculaire overgang 117 e.v.–, N(icotine)-receptoren 108, 324–, receptormoleculen 118–, SA knoop van het hart 447–, signaaltransductie cascade 90–, splitsing 108–, vegetatieve zenuwstelsel 24–, vorming en afbraak 108

acetylcholinesterase –, blokkade door fysostigmine 119–, in bloed (pseudo-AchE) 108–, neuromusculaire overgang 118–, werking 108

Ach, zie acetylcholineacidose

–, bij diabetes 578–, metabole 546–, respiratoire 546

acrosoom 692–, acrosine 704–, reactie 704

ACTH, zie adrenocorticotroop hormoonactief membraantransport 51

–, betekenis voor membraanpotentiaal 59–, secundair actief transport 48–, transportcapaciteit (transportmaximum) 43

actiepotentiaal 78 e.v. (zie ook impuls)–, alles of niets verschijnsel 67–, amplitudevariatie 70–, continue voortgeleiding 103–, depolarisatiefase 67–, difasische 106–, duur 69–, extracellulaire afleidingen 106, 178–, intracellulaire afleiding 105–, ionenstromen 67 e.v. –, ionkanalen 67 e.v.–, membraangeleidingsvermogen, verloop 70–, meting van voortgeleidingssnelheid 178–, monofasische 105–, nahyperpolarisatie 69–, pacemakerpotentiaal 72–, prikkeldrempel (zie ook drempelpotentiaal) 67–, refractaire periode 70–, regeneratief verschijnsel 67–, repolarisatiefase 68

–, saltatoire voortgeleiding 104–, samengestelde (compound) 178–, sprongsgewijze voortgeleiding 104–, stijgsnelheid 75–, trifasische 112–, van pacemakercellen 72–, van gladde spiercellen 133–, van hartspiercellen 69, 132–, van motorische neuronen 69–, van skeletspiercellen 69, 132–, van zintuigcellen 72–, variabele 72–, voortgeleiding 73 e.v., 103 e.v.–, voortgeleidingssnelheid 178–, voortplanting 75–, vuurdrempel 67

actieve kanalen, membraantransport 57actieve voortgeleiding 74actine 129,actinefilamenten, zie dunne filamentenactinine 133activeringswarmte 384activeringsdrempel zie drempelpotentiaaladaptatie

–, centrale 186–, van het oog 202–, zintuigen 186

adaptieve (= verworven) immuniteit 412 e.v.–, actieve immuniteit 412–, antigeen 412–, antigeenpresentatie 413–, antistoffen (=antilichamen) 412/3–, cellulaire component 412/3–, effectorcellen 413–, geheugencellen 413–, humorale component 413 e.v.–, immunoglobulinen (IG) 413 e.v.–, MHC eiwitten 412 e.v.–, passieve immuniteit 412–, plasmacellen 413

ademarbeid 536–, bij inspanning 536–, rendement van ademspieren 536

ademcapaciteit zie longcapaciteitademcentrum 555 e.v.

–, afferente invloeden 556–, apneustisch centrum 557–, centrale chemosensoren 556, 558, zie ook

chemosensoren–, centrale inspiratoire activiteit (CIA) 558–, chemosensorische gebieden 558–, CIA integrator 558–, in formatio reticularis 555 e.v.–, invloed op hartritme 455–, neuronale organisatie 557 e.v.–, pneumotactisch centrum 557/8–, recurrente inhibitie 558–, regeling van ademdiepte 558

–, respiratoir actieve neuronen 555, 557 e.v.–, ritmogenese 558

ademhaling–, aanpassing aan grote hoogte 560–, ademequivalent bij inspanning 562–, ademruststand 530/1–, beweging van ribben 539–, bij veroudering 759–, bloedtransport van zuurstof 541 e.v.–, buikademhaling 539–, definitie 519–, effectiviteit 551–, elektrische activiteit 314–, expiratiespieren 531–, foetale 729–, H+-homeostase 664–, inademing 539 e.v.–, inspiratiespieren 531–, middenrifademhaling 539–, regeling van ademdiepte 558–, ritmogenese 558–, symbolen 521–, thermisch hijgen 551–, uitademing 540–, willekeurige beïnvloeding 561

ademhalingsketen, aërobe stofwisseling 35 e.v.ademhalingsmusculatuur 539 e.v. zie ook adem-

spierenademhalingsregulatie 555 e.v.

–, ademcentrum 313, 555 e.v. zie ook aldaar–, apneu vera 558–, bij een koude prikkel 561–, bij lichamelijke inspanning 561–, centrale chemosensoren 556–, chemical drive 554, 558–, cortex cerebri 557–, eerste ademhaling 729–, expiratereflex van Hering en Breuer 556, 558–, glomus aorticum 556–, glomus caroticum 556–, hoestreflex 556–, hyperventilatie 558, 560–, hypocapnie 560–, hypoventilatie 559–, hypoxie 560–, juxtamedullaire (J-) sensoren 556–, mechanosensorenreflex uit skeletspieren 561–, niet-respiratoire reflexen 561–, perifere chemosensoren 556, zie ook aldaar–, respiratoir actieve neuronen (ademcentrum)

555, 557–, respiratoire reflexen 556–, ritmogenese 310, 555, 578–, regelmodel (schema) 557–, slaapapnoe 662–, ventilatoire CO2 responscurve 559–, ventilatoire O2 responscurve 560–, vooruitmelding 559

801

Register

–, willekeurige beïnvloeding 561ademrustniveau 526

–, functioneel residu 526ademspieren 531, 539 e.v.

–, bij spreken 540–, buikspieren 540–, concentrische activiteit 540–, energieverbruik 536–, excentrische activiteit 540–, expiratie 540–, hulpademhalingsspieren 539–, innervatie 540, 555–, inspiratie 539/40–, middenrif (diafragma) 539–, rendement 536–, tussenribsspieren (inw. en uitw.) 539

ademstilstand 310, 558ademvolumina zie longvoluminaadenine 26adenohypofyse 318

–, hormoonproductie 343–, verbinding met hyothalamus 318

adenosine–, neurotransmitter 108–, spijsverteringskanaal 502–, weefseldoorstroming 495

adenosinedifosfaat, zie ADPadenosinetrifosfaat, zie ATPadenylaatcyclase 89adequate prikkel zie sensorenaderlaten 490aderlijke stelsel zie veneuze stelseladers zie venenADH, zie antidiuretisch hormoonadhesiebanden 16adolescentie, voortplantingsorganen 735ADP-structuur 33/34adrenaline

–, afbraak 108–, bijniermerg 326–, resorptie 108–, signaaltransductie cascade 89 e.v.–, vaatstelsel 493–, verhoging hartprestatie 449–, vorming en afbraak 328/0–, werking 89,–, werking op SA knoop 447–, werking op AV knoop 447

adrenerge innervatie (tabel) 330adrenerge receptoren

–, effecten van excitatie 329,(tabel) 330–, moleculaire structuurr 89–, subtypen 329–, verschil tussen α- en β-receptoren 328

adrenocorticotroop hormoon (ACTH) 349,–, in stresssituaties 333

aerobe arbeid 35, 148, 381–, duurarbeid 382–, trainingseffecten 149–, zuurstofschuld 382

aerobe capaciteit (= vermogen) 149 –, conditie en constitutie 458–, daling met leeftijd 765–, maximaal (VO2-max) 149, 458 –, training 149

aerobe energielevering 35aerobe stofwisselingsprocessen 35

–, ademhalingsketen 36–, citroenzuurcyclus 35 e.v.

–, oxidatieve fosforylering 33 e.v.aerobe training, effecten 148 e.v.

–, bij ouderen 765afasie 298afferente zenuwvezels (indeling) 177afrodisiacum 195afschuifspanning in bloedvaten 93, 496afweermechanismen, zie ook immuniteit

–, bacteriële invasie 414–, bij ontsteking 412–, natuurlijke (= niet-specifieke)

cellulaire 410/11–, natuurlijke (= niet-specifieke) humorale 411–, adaptieve cellulaire 412–, adaptieve humorale 413–, verouderingseffecten 752–, virale invasie 413

AGE’s 749agonist (ligand) 64agnosie 283agrafie 296alarmreactie 332/3albumine

–, molecuulmassa en afmeting 49aldosteron, zie ook bijnierschorshormonen

–, verlies bij veroudering 762–, versterkte K+-uitscheiding 666–, vorming, afbraak en werking 350–, water- en zouthuishouding 659–, werkingsmechanismen 659

alfa-gamma coactivatie 270alfa-motorneuronen 241, zie ook motorische

voorhoorncellen–, afmeting 245

alfa-receptoren 328alkalireserve 661alkalose,

–, metabole 546–, respiratoire 546, 652–, op grote hoogte 560

alles-of-niets-wet 71allergie 94alveoli

–, alveolaire druk 533–, alveolaire lucht, procentuele verversing 552/3–, alveolaire ventilatie 551, 563–, autoregulatie van ventilatie 563–, bouw 521–, macrofagen 549–, surfactant 530–, type 1 pneumocyten 549–, type 2 pneumocyten 530, 549–, wandstructuur 549

alveolocapillaire drukgradiënt–, voor kooldioxide 549–, voor zuurstof 549

alveolocapillaire membraan 549–, diffusiecoëfficienten 549

alvleesklier, zie pancreasAlzheimer, ziekte van 754amfifiele stoffen 11aminozuren

–, chemische structuur 23–, codons in mRNA 26–, desaminering 37–, essentiële 25 e.v., 580–, hydrofiele 24–, hydrofobe 24–, lettercodes 26

–, transaminering 37–, transmitterfunctie 108–, resorptie 607

aminozuur-pool 616amnionholte 705amorfine 133AMPA-receptor 116amyloïd 749amylum, zie zetmeelanabole processen 13anabolisme 21, 363anaërobe arbeid 381anaërobe arbeid, trainingseffecten 148anaërobe drempel 562anaërobe stofwisseling

–, energievoorziening 148–, glycolyse 35–, lactaatdrempel 562–, melkzuurtolerantie 149–, melkzuurvorming 35–, stofwisselingsprocessen 33–, maximale zuurstofschuld 383

anaërobe training, effecten 148analgesie 226 e.v.analoog-digitaalconversie, in zintuigen 185androgen-binding protein (ABP) 690, 693androgenen , 690anemie 400, 544/5

–, ijzergebrek 400–, sikkelcel 545

ANF zie natriuretische peptidenangina pectoris 457, 501, 758angiotensine converting enzyme (ACE) 659angiotensine I en II 639, 659angiotensinogeen 639, 659animale functies 13anion, chemische binding 22ANP (=ANF) zie natriuretische peptiden antagonist (ligand ) 64

–, (spier) zie skeletspieranticoagulantia, zie antistollingsfactorenantidiuretisch hormoon (ADH)

–, bloeddrukregeling 660–, drinken van zuiver water 656–, effect op waterkanalen 648–, halveringstijd 340, 649–, osmotische prikkel 343, 655–, productie in neurohypofyse 339, 343, 649–, water- en zouthuishouding 343, 656

antigeen 412antigeenpresenterende cellen APC 412, 414antilichamen, zie antistoffenanti-oxidanten 750anti-oxidatieve enzymen 750anti-port-systeem, membraantransport 47antistoffen 397, 412

–, placenta passage 412antistollingsfactoren 408/9antitrombine III 408anulus fibrosus 425anus

–, interne en externe sfincter 612–, spierinnervatie 612aorta–, afmetingen 471–, compliantie (fig.) 474–, windketelfunctie 473

apneustisch centrum zie ademcentrumapnoe vera, zie ademstilstand

802 REGISTER

apocriene zweetklieren 374apo-enzym 25apolaire stoffen 22, 46apoptose 9

–, bij veroudering 745–, death signals 745–, suïcideprogramma 745

aquaporines (AQP) 50, 643, 647, 648aqueductus cerebri (=mesencephali) 171, 173 arachidonzuur 94, 579arachnoidea 171ARAS 289, zie ook formatio reticularisarbeid

–, aerobe 364, 381 e.v.–, anaerobe 365, 382–, arbeidsstofwisseling 364–, hoogte arbeid 381/2–, piekarbeid 365, 382–, rendement 381–, veroudering 765

area van Broca 297area van Wernicke 297arginine

–, structuur 24–, NO vorming 93

aritmie hart 434–, mechanismen 436/7

aromatase 693arterieel bloed, zuurstofspanning 542

–, verschil PAO2 en PaO2 499arteriële barosensoren zie barosensorenarteriële bloeddruk

–, bepalende factoren (tabel) 476 –, bij dynamische arbeid 507–, bij houdingsverandering 504–, bij inspanning 507–, bij statische arbeid 507–, centrale regeling 491 e.v.–, diastolische 468–, drukverval 478/9 –, foetaal 726–, gemiddelde druk 473, 476–, hypotensie en shock 504–, kortetermijnregeling 491 e.v., 504–, langetermijn regeling 504, 657 –, Laplace relatie 473–, meten 478–, polsdruk 472–, systolische 472–, transmurale druk 473–, wandspanning 473–, verhoogde 506

arteriële bloeding 407arteriële chemosensoren zie chemosensorenarteriële stelsel 469/70

–, centrale regeling 491–, drukverval 478–, foetale 725 e.v.–, functie hart (inleiding) 423 e.v.–, gemiddelde arteriële druk 473, 476 –, gemiddelde systeemdruk 451–, hydrodynamisch model 472, 475–, microcirculatie 470/1 zie ook aldaar–, perifere weerstand 475/6, 478–, Poiseuille wet van 475–, polsgolf 480–, regeling 491 e.v.–, stromingsformule algemeen, 475–, stromingsweerstand 475

–, stroomsnelheid 474–, stroomsterkte (= stroomdichtheid) 474–, vasoconstrictie 473–, vasodilatatie 473–, windketelfunctie 473

arteriën–, afmetingen van arteriën (tabel) 471–, bouw (figuur) 470–, compliantie 473–, druk en wandspanning 473–, elastische type 469/70–, musculeuze type 469/70–, wandstructuur 469–, weerstandsvaten 471–, windketelfunctie 473

arteriepols 480–, autoregulatie 494–, maximale dilatatie494 –, metabole sturing 494/5–, myogene sturingarteriolen 470, 479–, vasomotiliteit 491, 494/5

arteriosclerose 758–, effect op de nier 660

arterioveneuze anastomosen, zie AVAarticulatie 299ascenderend reticulair activerend systeem,

zie ARASascensus medullae 712asparaginezuur 24aspartaat 24,

–, als transmitter108aspecifieke sensomotorische thalamocorticale

verbindingen 189aspirine,

–, antistolling 410–, remming van cyclo-oxygenase (COX) 387–, tegen koorts 387

assimilatie 21associatievelden zie hersenschorsastereognosie 296astma 534astrocyten 166astrogliacellen, zie astrocytenataxie 252atherosclerose

–, bij hypercholesterolemie 606–, oorzaak van trombose 409

athetose 259ATP

–, energieinhoud 33–, neurotransmitter 108–, structuur en vorming 34, e.v.–, voorraad 382

ATP synthetasen 37atria

–, activatie 427 (figuur)–, cellulaire eigenschappen 427, 430–, centrale veneuze druk 453–, drukmeting 453–, drukverloop 440 e.v.–, functies 440 e.v.–, granula 427–, klepstelling 441–, lagedruk sensoren 455–, verstijving bij veroudering 440

atriale granula 427atriale natriuretisch peptide zie natriuretische

peptidenatrioventriculaire kleppen zie AV-kleppen

atrioventriculaire knoop, zie AV-knoopatrium, zie atriaatrofie 6auditief systeem 213auditieve informatie 287auditieve zenuwbaan 217auscultatoire bloeddrukmeting 478autocriene interactie 84auto-immuunziekten, ouderdomsziekten 752automatie

–, abnormale in hart 436–, in het hart 72, 427 e.v.–, pacemakercellen 72

autonome zenuwstelsel, zie vegetatieve zenuw-stelsel

autoregulatie (= intrinsieke regeling)–, definitie 314–, hartprestatie 146, 447 e.v.–, in de hersenen 502–, in de hypofyse 339–, in de long 499, 563–, in de nieren 639–, microcirculatie 93, 494

autotrofie 363auxotonische spiercontractie 145AVA (arterioveneuze anastomose) 373, 482AV-kleppen 425AV-knoop 427/8, 447

–, geleiding 428–, hartblok 436–, vegetatief zenuwstelsel 447

axon 102 zie ook zenuwvezelsaxonaal transport 104axonheuvel 102, 112axonreflex 223

Bainbridge, reflex van 456ballisme 259baringinzet 707baroreflex 455barosensoren 455

–, innervatie 455–, input voor osmoregulatiecentrum 655–, karakteristiek van ontlading (figuur) 457

basaal metabolisme (BM), zie basale stofwisselingbasale ganglia 257 e.v.

–, regelkring 257–, stoornissen 259–, transmitters 258

basale stofwisseling 364 e.v.–, hoogtebepalende factoren 365–, leeftijd 365–, regelsysteem 315–, bij ouderen 762

basale stofwisselingstoestand 365basilaire membraan 215basofiele granulocyten 404beengeleiding 216Bernoulli-effect 442beta-adrenerge receptoren 328

–, hart, contractiekracht 449–, in skeletspier 328–, onderverdeling 329–, SA knoop 447–, structuur 89–, werking 328 e.v.

beta-endorfinen 226beta-oxidatie 37Betz, piramidecellen van 249

REGISTER 803

beta-receptoren 328bevrediging 291

–, limbisch systeem 291–, morfologisch sustraat 291

bevruchting van de eicel 702 e.v.beweging 241 e.v.

–, bewegingstypen 148–, brownse 43–, complexiteit van bewegen 274–, van eencelligen (locomotie) 14–, veroudering 753/4

bewegingspatronen 271 e.v.–, houdingsregeling 271 e.v.

bewegingssturing–, autogene terugkoppeling 271–, basale ganglia 257 e.v.–, belastingscompensatiereflex 271–, cerebellum 252 e.v.–, coactivatie α-γ motorneuronen 270–, houdingsreflexen 272/3–, locomotiecentrum 273–, loopcentra 274–, lopen 273–, motorische hersenschors 249 e.v.–, oprichtreflexen 272/3–, tonische halsreflexen 273–, vestibulaire reflexen 272–, visuele richtreflexen 273

bewustwording 287 e.v.bewustzijn 288Bezold-Jarisch, reflex van 457biogene aminen 93bijniermerg 326, zie ook orthosympathisch

systeem–, bij acute stress 333

bijnierschorshormonen–, aldosteron 350–, bij chronische stress 333–, cortisol, vorming, afbraak en effecten 350–, foetale periode 723–, geslachtshormonen 348–, glucocorticoïden 348 e.v.–, mineralocorticoïden 348–, sturing adrenocorticotroop hormoon (ACTH)

349–, synthese van steroïdhormonen 38/9–, transport in het bloed 350

bijschildkliertjes–, hormoonproductie 344, 347–, ligging en omvang 344

bilirubine 401, 404, 603–, conjugatie aan glucuronzuur 404

biliverdine 603bioconstanten 308biogene aminen 93, 108biologische klok 341biologische regelsystemen 308 e.v.

–, definitie van systeem 308–, zie ook regelsystemen

bipolaire neuronen 165blaas 669 e.v

–, mictiedrempel 670–, m. detrusor 670–, sphincters 670–, stressrelaxatie (= plasticiteit) 669–, willekeurige controle 670

blaasjestransport (= transcytose) 6–, in endotheel 484

blastocyste 704

blinde vlek 200bloed

–, afweer zie immuniteit–, bezinkingssnelheid erytrocyten 399–, bloedplaatjes 405,–, bohreffect 542, 546–, bufferesystemen 546–, buffercapaciteit 663–, corpusculaire elementen 398 –, foetaal 726–, hematocriet 397, 399–, hemoglobine (Hb) gehalte 542–, hemoglobinehuishouding 403–, hoeveelheid 397–, lymfocyten, zie aldaar–, monocyten , zie aldaar–, onderzoek 399–, O2-dissociatie 542–, O2-verzadiging 542–, plasma-eiwitten 397 (zie ook aldaar)–, rode bloedcellen (zie ook erytrocyten) 398

e.v.–, samenstelling plasma, overzichtstabel 398 –, transportcapaciteit voor zuurstof 542–, transportfunctie 398–, vorming 401 e.v.–, witte bloedcellen zie leukocyten–, zuurstofaffiniteit, verschuiving 542–, zuurstofdissociatie 542–, zuurstofverzadiging 542

bloedarmoede zie anemiebloedbezinking 398/9bloedcellen, zie corpusculaire elementen

–, rode, zie ook erytrocyten–, witte, zie ook leukocyten

bloeddepot 471, 502bloeddoorstroming,

–, overzicht verschillende organen 500bloeddruk, zie arteriële bloeddrukbloeddrukmeting

–, auscultatoire methode 478–, papatoire methode 478

bloeddrukregeling lokaal 494 e.v.bloeddrukregeling, hormonale component 492

–, overzicht vasoactieve hormonen 493bloeddrukregeling, neurale component 491 e.v.

–, bij opstaan 504–, corticohypothalamische banen 492–, orthosympathicustonus 492–, input, primair van barosensoren 492/3–, input, secundair van andere sensoren 493–, transmitters en receptoren 492–, vasomotorencentrum 492

bloeddrukregeling op lange termijn,–, bij staan 504–, hormonen 492. e.v.–, nieren 657

bloeddrukverhoging (= hypertensie) 506bloedgaswaarden (tabel) 522bloedgroepen 415/6

–, ABO-systeem 415 e.v.–, distributie (tabel) 415–, resusfactor 416–, resussensibilisatie 416–, universele acceptor 416–, universele donor 415–, wisseltransfusie bij resusantagonisme 416

bloed-hersenbarrière 166, 173, 484bloedingen 406 e.v.

bloedingstijd 406/7bloed-liquorbarrière 173bloedonderzoek 399 e.v.bloedplaatjes 398, 405

–, afmeting 405–, aggregatie 407–, dichtheid 400–, groeibevordering door trombopoëtine (TPO)

401–, plaatjesactiveringsfactor (PAF) 406/7–, plaatjesprop 407–, stolling zie bloedstolling–, uitstotingsreactie 407–, vorming uit megakaryocyten 406

bloedplasma 397–, samenstelling en functies (tabel) 398

bloedserum 407bloedsomloop 469 zie ook arteriële of veneuze

stelsel–, bloeddruk, zie arteriële bloeddruk–, bloeddrukregeling, zie aldaar–, centrale regeling 491 e.v.–, doorsnede door het vaatbed 47–, doorstroming verschillende organen 500–, drukverval 478/9–, gemiddelde stroomsnelheid 479–, gemiddelde systeemdruk 451–, hydrodynamisch model 472, 479–, lokale regeling 491, 494, zie ook micro-

circulatie–, microcirculatie 482 e.v.–, non-nutritieve (=shunt-) stroom 483, 503–, nutritieve stroom 48, 503–, perifere weerstand 478–, polsgolf voortgeleiding 480–, regeling van de capaciteit 491 –, regeling van de weefseldoorstroming 491–, regeling van de perifere weerstand 491–, regeling van de spierdoorbloeding 503–, spierpomp (fig) 505–, vasomotiliteit 494–, wet van Poiseuille 475

bloedsuiker, regeling 351 e.v.bloedstelping 407bloedstolling 407 e.v.

–, antistollingsfactoren 408–, embolie 409–, extrinsieke pad 408–, gemeenschappelijke eindpad 408–, intrinsieke pad 408–, stollingsfactoren (tabel) 409–, stollingsschema 409–, trombose 408/9–, vorming van fibrine 405 e.v.

bloedstroom,–, foetale 725–, stromingsleer 474 e.v.

bloedsuikergehalte, zie plasmaglucosegehaltebloedtransfusie 415bloedverlies 504BNP zie natriuretische peptidenbloedvaatstelsel

–, bouw en functie 469 e.v.–, compliantie 473–, doorsnede door het vaatbed 479–, Laplace, wet van 441, 473–, microcirculatie 478 e.v. 482 e.v.–, transmurale druk 473–, wandspanning 473

804 REGISTER

bloedvolume 395–, zwangerschap 707

bloedvoorziening–, overzichtstabel verschillende organen 500

B-lymfocyten (B-cellen) 405–, antigeenpresentatie 414–, antistofvorming 415–, functie bij immuniteit 413–, geheugencellen 413–, immunoglobulinen als receptor 415–, vorming en rijping 405

body-mass index (BMI) 366, 584–, gewenste waarde 366, 584–, nomogram voor schating 585

boezemfibrilleren 435–, oorzaak van embolie 409

boezems, hart 424, zie ook atriabohreffect 542, 546

–, omgekeerd effect 546boodschapper-RNA, zie mRNAborstklieren, zie mammaebotulinustoxine 119botweefsel

–, afbraak bij veroudering 755–, embryonale en foetale groei 734–, ossificatie 734–, osteoblasten- en osteoclastenactiviteit 667–, vorming en structuur 734

bouwstoffen 576 e.v.Boyle en Gay-Lussac, wetten van 520Bowman

–, kapsel in nier 635–, kliertjes in neusslijmvlies 196

bradycardie 434bradykinine 493, 503, 591braken 599brandstoffen 576 e.v.brekingsafwijkingen van het oog 203 e.v.

–, correctie door brillen 203–, hypermetrope oog 203–, myope oog 203–, presbyopie 204

Broca, area van 297Brodmann, hersenschors-area’s 166 e.vbronchiale boom 524 zie ook luchtwegenbronchiale circulatie 499

–, brochopulmonale anastosen 495bronchiale sensoren

–, irritatiesensoren 556–, mechanosensoren 556

bronchioli 525bronchioli repiratorii 525bronchitis 537brownse (= thermische) beweging 43bruin vet

–, afbraak bij afkoeling 376, 380–, neonataal 730/1–, opslag 579–, verbrandingsproces 584

buffersystemen zie ook zuur-base evenwicht–, capaciteit bloedbuffers 663–, fosfaatbuffers 662–, in de nier 662–, koolzuurbuffer 546–, zuurgraad 661

buikademhaling, zie middenrifademhalingbuikpers bij defecatie 613buitenlucht, zuurstofgehalte 521 (figuur)buitenoor 213/4

bulbus oculi 199bulbus olfactorius 197Burdach tractus van 193bundel van His 427

caissonziekte 548Ca2+-ionen

–, actief transport 51 e.v. 666–, balans 666–, bloedstolling 407/8–, intracellulaire effecten 52–, excitatie-contractiekoppeling 136 e.v.–, huishouding 666 e.v.–, intracellulaire concentratie 52, 666–, intracellulaire opslag 52–, Na+/Ca2+ wisselaar 666–, second messenger 87–, synapstransmissie 107–, transmitter release 86–, vrijmaking door IP3 90

Ca2+-kanalen–, activeringspotentiaal 68–, bij exocytose 90,95–, depolarisatie 68–, in endotheelcellen 93–, in hartspier 137–, in synapsen 86,–, pacemakerpotentiaal 72–, tijdsafhankelijke inactivering 68

calcineurine 52calcitonine 345/6, 667calcitriol zie 1,25-dihydroxycholecalciferolcalciumhomeostase 666calciumionen (Ca2+-ionen)

–, atoomgewicht en afmeting 49calcium/calmodulinekinasen 52calmoduline

–, intracellulaire processen 52–, gladde spiercontractie 137

calorie 364calorimetrie

–, directe 366–, indirecte 367

calorische waarde 364cAMP, zie cyclisch AMPcapaciteit (v.e. condensator) 61capaciteitsvaten 471,capillairen 470/1

–, netwerk 470/1capillaire bloedingen 406capillaire uitwisseling 483 e.v. –, zie ook

endotheel–, colloïd-osmotische (= oncotische) druk 397,

485–, diffusiecoëfficient 488–, diffusie en filtratie 483–, effect van eiwitconcentratie 487–, effect van lokale drukverandering 487–, effect van vasomotoriek 487–, extractiecoëfficient 488–, filtratie 485, 488–, filtratiecoëfficient 489–, filtratiedruk 485/6–, filtratie/resorptie omslagpunt 487 –, interstitiële druk 485–, in zenuwstelsel 484–, permeabiliteit van continu endotheel 483/4–, permeabiliteit van gefestreerde type 483–, permeabiliteit van sinusoïdaal endotheel 486

–, regionale verschilen in filtratie (tabel) 484–, resorptie 485–, starlingmodel 486–, stroombeperking 485–, uitwisselingsdiffusie 484–, via blaasjestransport 484–, via intercellulaire poriën 484–, via tijdelijke kanaaltjes 484

carbaminohemoglobine zie hemoglobine.carboanhydrase zie koolzuuranhydrasecardiopulmonale sensoren zie lagedruksensorencarriers

–, membraantransport 47–, moleculaire structuur 48–, voor transport van suikers 48

catecholaminen 108–, biosynthese van 329–, eliminatie van 108–, resorptie in synaps 108

catechol-O-methyltransferase (COMT) 108, 326cauda equina, zie ruggenmergswortelsceldeling

–, meiose, fasen 688 e.v.–, mitose, fasen 7 e.v.–, kloneren 6

celdifferentiatie 13celdood 9celgroei 6

–, maligne groei 9,celkern (nucleus) 4

–, DNA 26 e.v.cellen 3 e.v.

–, apoptose 9–, gecommitteerde 9–, cytoskelet 4–, differentiatie 13–, eukaryoten 10–, levenscyclus 6 e.v.–, necrose 9–, ontstaan van 10–, organellen 4 e.v.–, populaties 9–, primitieve functies 13–, prokaryoten 10–, specialisatie 14–, stamcellen 9–, verouderingsverschijnselen 748 e.v.

celmembraan, zie (plasma)membraancelstofwisseling 21 e.v.centraal veneuze druk 453centraal zenuwstelsel, zie CZScentrale chemosensoren 55

–, gevoeligheid 558–, latentietijd 558–, lokalisatie 558–, werkingsmechanisme 558.

cerebellum–, archicerebellum 253–, afferente en efferente verbindingen 253 e.v.–, afwijkingen 252 e.v.–, bouw en ligging 160, 252 e.v.–, cellulaire activiteit 256–, celtypen 254–, evenwichtsfunctie 252–, functies 252 e.v.–, hartregulatie 455–, kernen 254–, neocerebellum 253–, paleocerebellum 253

REGISTER 805

–, propriocepsis 253–, efferente wegen (output) 254–, regelkringen 253 e.v.–, schors, structuur 254

cerebrale circulatie 170, 501/2–, autoregulatie 502–, bij hyperventilatie 502–, lokale regulatie 502–, minuutvolume 502–, uitwisselingsbarrière 502

cerebrale functies, hogere 283 e.v.cerebrum

–, bouw 163–, frontale kwab 163–, limbische schors 163–, occipitrale kwab 163–, pariëtale kwab 163

cervix uteri, ontsluiting 709chemical drive zie ademhalingsregulatiechemische binding 21 e.v.chemische intercellulaire interactie 85 e.v.chemische synapsen zie synapsenchemische warmteregulatie zie temperatuur

regulatie chemosensoren

–, centrale 556, 558–, effect op bloedsomloop 493–, gevoeligheid 558/9–, lokalisatie centrale, 558–, perifere 556, 558/9–, sensorpotentiaal 184–, transductie via G-eiwit 184–, ventriculaire 457

chemosensorische arealen 556 (figuur)chemotaxis 412Cheyne-Stokes-ademhaling 310, 560chiasma opticum 199, 211claudine 668chlorideverschuiving 546chloorionen (Cl–-ionen)

–, atoomgewicht en afmeting 51–, bijdrage aan membraanpotentiaal 62–, extracellulaire concentratie 60–, intracellulaire concentratie 60

cholecalciferol 367 (= vitamine D3)cholecystokinine (CCK)

–, afgifte door duodenumslijmvlies 603–, remming van de maag 596,–, stimulering van de galblaas 603–, stimulering van de pancreas 602

cholesterol–, fysiologische betekenis 579–, hypercholesterolemie 606–, leverfunctie 579,–, plasmagehalte 579–, structuur 32–, vorming 579–, vorming van galzouten 597

chorda tympani, zie n. facialischorionholte 70chromosomen 6,

–, klonering 6–, X en Y 6

chronische obstructieve longaandoeningen(COPD) 534

chronische pijn 227chronotropie, zie hartfrequentiechylomicronen zie lipoproteïnen chymotrypsine zie pancreasenzymen

CIA (centrale inspiratoire activiteit) zie adem-centrum

circadiane ritme, zie dag- en nacht ritmecircuit van Papez 291/2circulatie, zie bloedsomloop

–, kleine, zie pulmonale circulatiecirkel van Willis 170, 501citroenzuurcyclus 35Clara-cellen zie luchtwegenclathrine 5clearance, zie klaringCl–/HCO3

– - uitwisseling 52climacterium 698CO2, zie kooldioxidecoactivatie, bewegingssturing 270cochlea 215

–, bouw 215–, geluidsanalyse 216 e.v.–, haarcelactiviteit 216–, innervatie 217–, orgaan van Corti 217–, scala media 215–, scala tympani 215–, scala vestibuli 215

codons 29coïtus 696collagenen 15colliculus inferior 218colliculus superior 257colloïd-osmotische druk

–, van bloedplasma 485 –, functie in capillairen 485/6

colon 611 e.v.–, bouw 587–, bacterieflora 611–, gastrocolische reflex 612–, motoriek 612–, receptieve relaxatie 611–, resorptie en excretie 612–, sfincters 612–, vitamineproductie 611–, waterresorptie 612

colostrum 710commandoniveau zie CZScommunicatiecentra, zie spraakcentracompensatoire pauze, hartaritmie 435complementbindingssysteem 410compliantie

–, hartspier 438–, longen 532–, vaatwand 473/4–, verouderingseffecten 759 e.v.

COMT (catechol-O-methyltransferase) 108, 326concentratiegradiënt 42 e.v.concentrischebewegingen 148concentrische spiercontractie 148conditie 148

–, maximale aerobe capaciteit (VO2max) 458 –, verbetering door training (tabel) 149

conductantie van ionkanalen 65conductie (geleiding)

–, zie impulsgeleiding–, zie warmtegeleiding

conjunctiva 200connexine 85connexon 16

–, elektrische weerstand 85consensuele pupilreactie 204constant field-vergelijking 60

continentie 611/2–, reflexbanen 612

continu endotheel 484contractiekracht

–, trainingseffecten 147 e.v.–, van gladde spier 146–, van hart 146, 447 e.v.–, van skeletspier, regeling in vivo 145 e.v.

contractiemechanisme 134 e.v.contractiesnelheid

–, glad spierweefsel 146–, skeletspier 145–, snelle en langzame spieren 143 e.v.

contractievorm zie spiercontractiecontractiliteit, hart zie hartcontractieconvectie zie warmteafgifte door stroming convergentie

–, motorische hersenschors 250–, neuronale 106, 187

converting enzyme (ACE) 639coördinatieniveau CZS 243, 252 e.v.cornea 211, zie ook oogcorneareflex, zie lidslagreflexcoronaire arteriën 499 e.v.

–, dominantie 499coronaire circulatie 499 e.v.

–, bloedstroom 499, 501–, dilatatie 499–, insufficiëntie 501–, ischemie van het hart 501–, NO-effect 499–, O2-utilisatie 499–, sinus coronarius 499–, Thebesiaanse vaatjes 499–, tijdens één hartcyclyus(fig) 500–, tijdens inspanning 500–, zie ook kransvaten

coronaire venen 499corpus callosum 296corpus cavernosum 695corpus ciliare zie oogcorpus geniculatum laterale 199, 211corpus geniculatum mediale 218corpus luteum 699 e.v.corpus striatum 257corpus vitreum zie oogcorpusculaire elementen van bloed 398 e.v.

–, aantallen en functies 399–, hematocriet 397, 399–, vorming en afbraak 401 e.v.

cortex cerebri, zie hersenschorsCorti, orgaan van

–, bouw en functie 215 e.v.–, cellulaire activiteit van haarcellen 216–, corticale projectie 287–, geluidsperceptie 215 e.v.–, innervatie 217–, signaaltransductie 217

cortico-corticale verb indingen 251corticotropine, zie adrenocorticotroop hormoon

ACTHcorticotropine-releasing hormoon (CRH) 349cortisol 350co-transmitter 111CO2 zie kooldioxidecovalente binding 22creatinine, secretie 640, 646creatinefosfaat 577

–, totale hoeveelheid 382

806 REGISTER

creatinineklaring 640crescente, zie spiercontractiecrista ampullaris 220/1cross-bridge, zie kruisbrugcross-linking van eiwit 749cumarinederivaten

–, antistolling 410–, werking in lever 67

cupula 220curare, Ach receptorblokkade 119cutis (= dermis = lederhuid) 371CVD, zie centraal veneuze drukcyclisch AMP (cAMP) 87

–, afbraak 90–, vorming 89–, effect op proteïnekinasen 90

cyclisch GMP, guaninemonofosfaat (cGMP) 93cyclo-oxygenase

–, remming door acetylsalicylzuur (‘Aspirine’)94, 387

cystic fibrosis 602cystic fibrosis transmembrane conductance

regulator (CFTR) 602cytochromen 36cytokinen 94,

–, hemopoëtische groeifactoren 401 –, immuniteit 413–, overzichtstabel 402

cytokinese, celdeling 8cytolyse 45cytoplasma 3cytosine 26cytoskelet, 4,42CZS 159 e.v.

–, commandoniveau 243, 259 e.v.–, coördinatieniveau 243–, grote hersenen (cerebrum) 160, 163–, hersenstam 160–, hoofdonderdelen 160–, integratie van zenuwimpulsen 164–, kleine hersenen (cerebellum) 160–, middenhersenen (mesencephalon) 160–, neonatale groei en ontwikkeling 733 –, organisatie in niveaus 162, 188, 243–, perifeer servosysteem 242–, ruggenmerg 160–, sensorische niveaus 188 e.v.–, thalamo-corticale systemen 188–, tussenhersenen (diëncefalon) 160–, verdeling in grijze en witte stof 161–, verlengde merg (medulla oblongata) 160–, veroudering 752

DAG 87, 90dag-en-nachtritme

–, grondstofwisseling 369–, lichaamstemperatuur 312, 380–, melatonine 341–, pijnappelklier 341–, regeling vanuit hypothalamus 318, 341 –, resetting 312–, waak/slaap ritme 289

darmbewegingen, zie darmmotoriekdarmcirculatie 502darmen

–, basisstructuur 587 –, bij veroudering 760–, foetaal 731–, intramuraal zenuwnetwerk 587

darmkanaal, zie spijsverteringskanaaldarmflora 611darmmotoriek 608 e.v.darmstelsel, foetaal 731decerebratie stijfheid 272decibel (dB) 213deciduale reactie 705declaratief leren 284decompensatio cordis, zie hartfalendecompressieziekte, zie caissonziektedecrement, zie impulsvoortgeleidingdecussatio pyramidum 244.defecatie 613

–, stoornis bij ouderen 761defecatiereflex 611defibrilleren 437deficiëntieziekte zie voedingstekortdegradatie van eiwit 748dehydro-epiandrosteronsulfaat (DHEAS) 723deling van cellen, zie celdelingdementie 754dendrieten 101, zie ook neurondenervatie 119

–, atrofie 119–, fibrillaire contracties 119–, herstel van zenuwletsel 181–, hypersensitiviteit 119

dendritische cellen 414deodorantia 374depolarisatie, membraanpotentiaal 61depolarisatiefase, actiepotentiaal 67

–, stijgsnelheid 75dermatomen, zie ook ruggenmergsegmenten

–, receptieve velden 192–, segmentale indeling 192

dermis, zie huiddesaminering zie aminozurendescenderende baansystemen 247desensitisatie zie transmitters desmine 133desmosomen 16desoxyribonucleïnezuur, zie DNAdiabetes insipidus 343/4diabetes mellitus

–, coma 37, 355–, ketonlichamen 37–, ouderen 764–, type I en II 354–, verschijnselen 354/5

dyade, excitatie-contractiekoppeling 133diafragma, zie middenrifdigestie, zie spijsverteringdiacylglycerol, zie DAGdiapedese 412diastole 423 e.v.diastolische depolarisatie 431diastolische druk zie arteriéle bloeddrukdiencephalon, zie tussenhersenendifasische actiepotentiaal zie actiepotentiaaldifferentiatie van cellen 13diffusie

–, coëfficient 43,488–, door membranen 43–, in capillairen 484/5–, in formules 488–, in de longen 519 e.v.–, membraantransport 42–, ondersteunde (facilitated diffusion) 47

–, uitwisselings diffusie (exchange diffusion)43, 484

–, van gassen 521–, vrije diffusie 43–, wet van Fick 43, 488, 521

diffusiecapaciteit van de longen 5212,3-difosfoglyceraat (2,3 DPG) 542digestie, zie spijsverteringdigitalis, werking 531, 25 dihydroxycholecalciferol 667dikke darm , zie colon 611dikke filamenten 129, 132dinitrofenol (DNP) 37dipooleigenschappen

–, water 23–, van geactiveerd hart 432

disachariden in de voeding 578–, onderverdeling 578

discriminatievermogen 193discus nervi optici zie blinde vlekdissimilatie 21distale tubulus,

–, facultatieve terugresorptie 643–, regelbare Ca2+-resorptie 648–, vorming van hypotone urine 647

diurese 634diurnaal ritme zie dag-en-nacht ritmedivergentie

–, motorische hersenschors 249–, neuronale 106, 187

DNA 4,–, componenten 26–, eiwitsynthese 26 e.v–, mismatch repair proteins 28–, mutatie 748–, polymerasen 27–, reparatie 28–, replicatie 27

docking 95dode ruimte,

–, anatomische 551–, fysiologische 553–, meting volume 553–, ventilatie 551

dominante hemisfeer 296, 298Donders, druk van 28donkeradaptatie 211donkerstroom 208doofheid 218,

–, bij ouderdom 756/7doorbloeding van de tr. digestivus, zie darm-

circulatiedopamine 108,

–, basale ganglia 259–, productievermindering bij veroudering 752–, stoornissen 259

dorsal collumn stimulation 227dorst

–, angiotensine II 656–, centrum in hypothalamus 656–, gevoel 656–, prikkels 655–, sensoren 656

dorstproef, nierfunctietests 657Douglas-bag 367down regulation, zie transmitterdrempelpotentiaal (=activeringspotentiaal)

–, activeringspotentiaal 64–, prikkeldrempel 14

REGISTER 807

–, voor Ca2+-kanalen 68–, voor het Na+-kanaal 68

drinken van water, nierfunctietests 657dromen zie slaapdromotropie zie hartdruivensuiker zie glucosedruk van Donders zie longendruk-volumecurve (P/V-diagram)

–, van het hart 449 e.v.–, van de long 531 e.v.

Duchenne, spierdystrofie 134ductus arteriosus Botalli 726

–, open blijvende 730–, sluiting 726

ductus colligens 635ductus cysticus 603ductus deferens 691ductus endolymfaticus 219ductus mesonephricus 724ductus paramesonephricus 724ductus perilymfaticus 219ductus thoracicus 487ductus venosus 726dunne darm

–, bouw en functies 576, 586–, borstelzoom 587–, Ca2+-opname –, ectoenzymen in de borstelzoom 604–, eiwitvertering 606–, elektrolytenuitwisseling 607–, functies van 600–, koolhydraatvertering 603/4–, membraantransport 604 e.v.–, motoriek 608 e.v.–, neurotransmitters 587/8–, onderdelen 600–, resorptie van aminozuren 607–, resorptie van di- en tripeptiden 606–, resorptie van monosachariden 604–, resorptie van nucleïne zuren 607–, resorptie van vetzuren 604–, resorptie van water en zouten 607 e.v.–, vetvertering 604–, vochtbalans 607–, watertransport 607

dunne filamenten 129, 132duodenum

–, bouw 575, 600–, motoriek 608 –, regeling van de maagactiviteit 599/600–, regeling van panccreasactiviteit 602

dura (mater) 171duurarbeid 382dwarsgestreepte spier zie skeletspierdwarslaesie 102, 195dynamische beweging

–, spiercontractie 140–, effecten op bloedsomloop 507

dyneïne in zaadcel 692dynorfine 226dysartrie252dysdiadochokinese 252dyskinesie 259dysmetrie 252dystonie 259dystrofine 134

Ebner, cellen van 604

eccriene zweetklieren 374ECG 428 e.v.,

–, afleidingen 433 e.v.–, analyse 433/4–, oorsprong 431 e.v.–, toppen 429

ectodermale kiemblad 705ectoenzymen in darm 604ectopisch focus 436ectopisch hartritme 435EDRF zie NOEEG, 289/90

–, α- en β-ritme 290–, (de) synchronisatie 290–, REM (= paradoxale) slaap 289–, slaapritmen 289

eencellige organismen 11, 307eerste ademhaling 728 e.v.

–, placentaire doorbloeding 729–, druk-volume curven (fig) 729

eetlust–, gemis: anorexie 583–, overgewicht (obesitas) 584–, regelende peptiden 583–, regeling vanuit hypothalamus 583–, teveel: hyperfagie 583

efferente zenuwvezels (typen) 177efficiëntie (mechanische) zie rendementeicel 677

–, bevruchting van 702–, innesteling 704–, vorming en rijping 697 e.v.

eicosanoïden 94, 579eierstok zie ovariumeilandjes van Langerhans 351

–, α-, β-, δ- en PP-cellen 351–, bloedsuikerspiegel 351 e.v.–, glucagonproductie 353–, insulineproductie en afgifte 352 e.v.–, pancreaspolypeptideproductie 351–, somatostatineproductie 351

eindboompje, neuronen 102,eindplaatpotentiaal (EPP), zie neuromusculaire

overgang einddiastolische volume zie harteindsystolische elastantie zie hartEinthoven, ECG 433eiwit

–, aantasting door oxidanten 749–, biologische waarde 580–, cross-linking bij veroudering 749–, dagelijkse behoefte 580–, degradatie bij veroudering 748–, deficiëntieziekte kwasjiorkor 580–, eiwitoptimum in de voeding 580–, filtratie in nier 637–, iso-elektrische punt 663–, functieoverzicht 21–, peptidebinding 23–, resorptie in dunne darm 606 e.v.–, specifiek dynamische effect 369–, structuur 23, 25–, structuurverandering 748–, synthese 23 e.v.–, synthese in de lever 614–, tekort in de voeding 580–, turnover 33–, vertering 606

eiwitten–, glycoproteïnen 26–, lipoproteïnen 26

ejaculatie 694/5–, samenstelling sperma 695–, verloop 695

ejectiefase zie hartejectiefractie zie hartelastantie, eindsystolische 451elastine 16elektrisch membraanmodel 61, 75elektrische activiteit hartspierweefsel 427 e.v.elektrische intercellulaire interactie 94elektrische membraaancapaciteit 61elektrische membraanweerstand 61elektrocardiogram, zie ECGelektro-encefalogram, zie EEGelektrogene ionenpomp 51elektromagnetisch spectrum 202elektronen, chemische binding 22elektroneurogram 178elektro-oculogram (EOG) 206elektrotone voortgeleiding, zie impuls-

voortgeleidingelektrotone transmissie 84ELISA-methode 339embolie 409,

–, bij ouderen 785embryo, ontwikkeling van 705 e.v.embryoblast 705embryonale groei en ontwikkeling 723emfyseem,

–, volume/drukrelatie 536–, ouderdoms- 760

emmetrope oog 201emotionele ervaring 331endocard 424endocriene cellen

–, hormoonproductie 84–, interne secretie 95–, zie ook hormonale stelsel

endocriene klieren 337endocriene secretie 95endocriene systeem zie hormonale stelselendocytose 5endogeen analgesiesysteem 226endogeen pyrogeen 387endogene morfinen 226endolymfe 215, 219endoneurium 174endoplasmatisch reticulum (ER) 5

–, eiwitsynthese 29–, membraanvorming 30–, rRNA 29

endorfinen (tabel) 110, 226–, onderverdeling in drie klassen 226

endotheel 483 e.v.–, afschuifspanning 93–, blaasjestransport (= transcytose) 484–, continue type 484–, diffusiebarriëres 483–, fenestraties 484–, microstructuur 483/4–, NO, synthese en effecten 93–, onderverdeling 484–, permeabiliteit 483–, poriën 484–, sheer stress 93

808 REGISTER

–, sinusoïden 486, 614–, transendotheliaal transport 484 e.v.

endotheline 407endothelium-derived relaxing factor (EDRF)

zie NOenergiebronnen zie ook brandstoffen

–, tijdens inspanning 383energiedepots

–, depotvet 615–, glycogeen 578–, overzicht (fig.) 382

energie-inhoud van voedingsmiddelen (tabel) 577energieleverende systemen 382/3

–, neonataal 731energieopslag

–, glycogeen in de lever 615–, glycogeen in de spieren 615

energierijke stoffen 33–, fosfaten 33

energiewaarde van zuurstof (tabel) 367enkefalinen (tabel) 110, 226enterohepatische kringloop 404, 579, 603enteropeptidase 602/3, 606entodermale kiemblad 705enzyme linked immunosorbent assay, zie ELISAenzymen 21, 34

–, anti-oxidanten 749/50–, apo-enzym 25–, co-enzym 25–, reactie met substraat 34–, specificiteit 34

eosinofiele granulocyten 405ependymcellen 168epidermale groeifactor (EGF) 93epidermis (opperhuid) 372epididymis 691epifysaire schijven 734epiglottis 585epikrititische sensibiliteit 193 e.v.epineurium 174equipotentiaalvlakken 432ER, zie endoplasmatisch reticulumerectie, zie peniserectieergometer 366erytrocyten 398

–, bezinkingssnelheid (BSE) 399–, CO2-transport 545 e.v.–, eigenschappen 399–, erytropoëtine (EPO) 401–, gem. cellulair Hb-gehalte (MCHC) 400–, gem. cellulaire Hb-hoeveelheid (MCH) 400–, gem. celvolume (MCV)–, groei bevorderende hormonen 401–, levensduur 400 –, O2-transport 541 e.v.–, vorming in beenmerg 400

erytropoëse 401 e.v.erytropoëtine (EPO) 401

–, hoogtestimulering 560eserine = fysostigmine 119essentiële aminozuren 23 e.v. 580essentiële vetzuren 31, 579estradiol, zie oestradioleukaryoten 10Eustachius, buis van 215evenwichtpotentiaal 58, 60evenwichtsorgaan

–, bouw en ligging 219, 222

–, cellulaire activiteit van haarcellen 221–, controleren oogbewegingen 220–, draaiversnelling van het hoofd 220–, houdingsregulatie 220 e.v.–, signaaltransductie 221–, standsverandering van het hoofd 220–, vestibulaire reflexen 272/3

evenwichtspotentiaal–, berekening 60–, ontstaan 58–, voor Ca2+-ionen 73–, voor K+- ionen 73–, voor Na+ 67

evenwichtsstoornis 252evolutietheorie 13excentrischebewegingen 148excentrische spiercontractie 148exchange diffusion zie diffusie excitatie (prikkeling) 66 e.v.excitatie-contractiekoppeling 135 e.v.

–, glad spierweefsel 137/8–, hartspier 137–, skeletspier 135/6

exciterende postsynaptische potentiaal (EPSP) 112exciterende synapsen zie synapsexocriene klier 95exocriene pancreas zie pancreas (sap)exocytose 5

–, stimulering door DAG 90–, docking 95–, snares 95

exons 27expiratie 540expiratiemusculatuur zie ademspieren expiratoire neuronen zie ademcentrumexpliciet leren, zie declaratief lerenexsudaat 530externe secretie, klier 95exterosensoren 184extracardiale regulatie, hartprestatie 146, 447 e.v.extracellulaire matrix 15extracellulaire vloeistof (= interstitieel vocht)

–, ontstaan 11–, regeling osmotische druk 649 e.v.–, samenstelling 4, 10–, volume 11, 631/2 zie ook extracellulair

vochtvolume extracellulair vochtvolume

–, extrinsieke regeling 658 e.v. –, intrinsieke regeling door nier 657–, regeling korte termijn 657–, regeling lange termijn

extrafusale spiervezels zie spiervezelsextrapiramidaal systeem 245, 273extrinsiek eiwit 42extrinsieke regulatie 314

–, hart 447 e.v.

facilitated diffusion (ondersteunde diffusie) 47F-actine 129facultatieve terugresorptie, distale tubulus 643FAD 35fagocytose 410 e.v.

–, bij ontsteking 411/12–, door macrofagen 405–, markeermoleculen 412

faradisch prikkelen 70farmacomechanische koppeling 138, 146

fat-free body mass (FFM) 365feces,

–, dagelijkse productie 612–, kleur 612–, waterverlies via 612

feedback (terugkoppeling) 309feedforward control bioregelsystemen 311fenestraties, zie endotheelferomonen 195ferritine 404fertiline 704fibrillaire contracties, denervatie 119fibrine

–, samentrekking 407–, vorming 407

fibrinogeen 407fibronectine 134fibrinolyse 409Fick

–, formule van 488, 551–, methode van, voor meting van HMV 444–, wet van 43, 549

filamine 133filtratie

–, in capillairen 485 e.v.–, in de nier 636 e.v.–, in formules 488/9–, nettofiltratiedruk 485, 637/8–, reflectiecoëfficient 489–, starlingmodel 486

filtratiefractie, glomerulusfiltratie 640fixatiereflex 206flauwvallen 164, 540flavine-adenine-nucleotide z. FADflebogram 480foetale periode 723

–, darmstelsel 731–, hartminuutvolume 725–, ademhalingsbewegingen 726–, bewegingen 725–, bloed, O2 – affiniteit 544–, bloedstroom 726–, circulatie 725 e.v.–, hartfrequentie 726–, hemoglobine 728–, nieren 730–, vegetatief-neurale controle 726

follikels 697 e.v.–, fasen van de ovariële cyclus 700 e.v.–, hormonale regeling 699 e.v.–, rijping van de oöcyten 699

follikelstimulerend hormoon (FSH) 699 e.v.fonocardiogram 443foramen ovale 726

–, open blijvend 730forced expiratory volume zie longfunctieonderzoekformatio reticularis 288

–, ademcentrum 555–, ascending reticular activating system ARAS

289–, bewustzijnsregeling 289–, pijnimpulsen 224–, respiratoir actieve neuronen 555–, ritmogenese zie ademhalingsregulatie–, sensorische input 188–, slaap 289–, temperatuurregulatie 380

fosfaatbuffers, zie buffersystemen

REGISTER 809

fosfodiesterase, signaaltransductie 90fosfolipiden

–, in plasmamembraan 41–, structuur 31 e.v., 41

fosfor, opname in de darm 667fotopisch zien 207fotosensoren 184, 207 e.v.

–, adaptatievermogen 210–, informatieoverdracht 208–, relatieve lichtgevoeligheid 202–, signaaltransductie 184, 208–, structuur 207

fovea centralis 200, 207Frank-Starlingmechanisme 446, 460free fatty acids (FFA) = vrije vetzuren 606frontale kwab, hersenen 163fructose 34

–, opname in de darm 604functioneel residu zie longvoluminafunctionele residuale capaciteit (FRC) zie long-

capaciteitenfusimotorische neuronen 245fysiek vermogen bij ouderen 765fysische warmteregulatie 376fysiologische dode ruimte zie dode ruimtefysiologische zoutoplossing 45

–, osmotische druk 45fysostigmine (= eserine) 119

GABA (gamma-aminoboterzuur)–, vorming en afbraak 108–, inhiberebde werking 108,114

GABAA-receptoren 110, 114GABAB-receptoren 110, 114G-actine 129gal

–, cholaten (zie ook galzure zouten) 603–, emulgering van vet 603–, productie per etmaal 603–, samenstelling 603

galactose 615galblaas,

–, contractieregeling 603–, effect van CCK en motiline –, waterresorptie 603,

galkanaaltjes 614galkleurstoffen 603galsecretie 603

–, stimulering door n. vagus 603–, stimulering door secretine 603

galvanisch prikkelen 70galzure zouten 303

–, emulgeren van vetten 603/4–, enterohepatische kringloop 603, 605, 617–, synthese in de lever 617–, vorming uit cholesterol 579, 603–, vorming van micellen 605

gametogenese 687–, zie ook meiose

gamma-aminoboterzuur zie GABAgamma-motorische voorhoorncellen 245, 268

–, γd-vezels 267 e.v.–, γs-vezels 267 e.v.

ganglia, basale 257 e.v.ganglia prevertebrale 325ganglion semilunare 194ganglion stellatum 449

gap junctions 16, 84–, effect van Ca2+-ionen 85–, hart 428

gapen 561gassen 520

–, oplosbaarheidscoëfficiënt 520gasspanningen 521/2

–, foetaal 726gastransport 541 e.v.gastrine

–, halveringstijd 596–, produktie in maagwand 594–, effectop de maagwand 594/5

gastritis bij ouderen 760gastrocolische reflex 612gasuitwisseling 519gaswetten 520gate control theory of pain 225gating mechanism van membranen 64Gay-Lussac, wet van 520gebit 588, zie ook kauwen

–, sensoren 194geconditioneerde reflexen 284geconjugeerde oogbewegingen 206gedrag 290

–, intellectuele activiteit 295–, limbisch associatieveld 295–, prefrontaal associatieveld 295

gedragsstoornissen bij veroudering 753/4geeuwen 561G-eiwitten

–, interactie met prostaglandines 94–, intracellulaire communicatie 87–, optische signaaltransductie 209–, receptoren en second messengers 89–, reuksignaal-transductie 196–, transductie in sensoren 184/5

gefenestreerd endotheel 484geheugen

–, associatievelden 284–, bij veroudering 753–, engrammen 284–, kortetermijn 284/5–, langetermijn 286–, NMDA-receptor 115–, NMDA-receptorkanaal 115–, op celniveau 14–, synapseffecten 107, 284 e.v. (zie ook synaps)–, temporale schors 296

geheugencellen (= memorycellen) 412, 415gehoor 213 e.v.

–, corticale projectie 287–, bij veroudering 757

gehoorbanen 217 e.v.gehoorbeentjes 213 e.v.gehoororgaan 213

–, audiogram 213–, beengeleiding 216–, binnenoor 214–, buitenoor 213, 214–, cochlea 214–, Corti, orgaan van 214–, endolymfe 215–, gehoorbeentjes 213–, gehoordrempel 213–, geluidsperceptie 215 e.v.–, haarcellen 215–, innevatie 217–, membrana tectoria 215

–, middenoor 213, 215–, m. tensor tympani 214–, onderzoek 213, 218–, ovale venster 214–, perilymfe 214–, richtinghoren 217–, ronde venster 214–, stoornissen 218–, transductie 217–, trommelvlies(membrana tympani) 213–, veroudering 756/7–, werking 215–, zenuwvezelbanen 217 e.v.

gehoorstoornissen 218G-eiwitten

–, structuur 87–, signaaltransductie 87–, transmitter release 95–, werking 87

geleidingsvermogen–, eenheid 61

geleidingsvermogen van membranen 61–, verloop tijdens actiepotentiaal 70

geluid 213–, luidheid in decibels 213–, perceptie 215–, toonhoogte 213

gemiddelde systeemdruk (bloedsomloop) 451genen 27

–, introns 27–, exons 27–, operatorgenen 30–, primair promotorgebied 29–, regulatoir element 29–, regulatorgenen 30–, structuurgenen 30–, TATA box 29–, transcriptiefactoren 29

genetische code 26generatorpotentiaal 184

–, voortgeleiding 185geprogrammeerde celdood, zie apoptosegeslachtelijke ontwikkeling 687geslachtsbepaling 687geslachtschromosomen 687/8geslachtshormonen 348, 689 e.v., 699 e.v.

–, aromatase 690, 693–, inhibine 693, 700–, oestradiol 690/1, 699 (fig.)–, progesteron 690/1–, regulering 699/700–, testosteron 690, 694

geslachtsklieren, ontwikkeling 687, 724gespleten brein 296/7geur (zie ook reuk) 196gevoel, zie somatosensoriekgezichtspurper, zie rodopsinegezichtsscherpte 201 e.v.gezichtsveld 204

–, projectie op visuele cortex 211–, uitvalsverschijnselen 211

gezichtsvermogen 199 e.v.–, bij veroudering 756

ghreline 583GH-RH growth hormone releasing hormone 339,

342 (tabel), 721GIP (glucose-dependent insulinotropic polypeptide)

–, effect op insulinesecretie 352–, remming van de maag 596

810 REGISTER

glad spierweefsel 131–, actiepotentiaal 133–, calmoduline 139–, contractiemechanisme 138, 146–, contractieregeling 146–, effecten overbelasting 150–, excitatie-contractiekoppeling 137 e.v.–, farmacomechanische koppeling 138, 146–, kruisbrugcyclus 138–, multipel (= multi unit) 128–, myosin light chain kinase (MLCK) 149–, spiercontractie 139–, trainingseffecten 150–, unitair (= single unit) 129

gladde spiercellen–, dense bands 131–, moleculaire structuur 131–, multi unit (= multipel) 128–, myofibrillen 131–, single unit = unitair) 129–, stress relaxatie 146

glandulae parathyroideae, zie bijschildkliertjesglandula parotidea 589glandula pinealis 341glandula sublingualis 589glandula submandibularis 589glandula thyroidea, zie schildklierglandulotrope hormonen 339glaucoom (= groene staar) 201gliacellen

–, astrocyten (astrogliacellen) 166–, ependymcellen 168–, microgliacellen 168–, oligodendrocyten (oligodendrogliacellen) 167

globulinen 397globus pallidus 257 glomerulus in de bulbus olfactorius 197glomerulus in de nier 635 e.v.

–, autoregulatie 639–, capillaire 636–, doorbloeding 641–, filtratie 636/7, zie ook glomerulusfiltratie–, filtratie-evenwicht 638–, filtratiesnelheid (=GFR) 636–, glomerulotubulaire balans 646–, hormonale regulatie 639–, juxtamedullaire g. 636–, myogene autoregulatie 639–, nettofiltratiedruk 637/8–, plasmastroom 641–, poriën in de filtermembraan 636–, tijdens zwangerschap 707–, tubuloglomerulaire feedback 639–, vas afferens 635 e.v.–, vas efferens 635 e.v.–, vorming van ultrafiltraat 637

glomerulusfiltratiemeting–, creatinineklaring 640–, inulineklaring 640–, para-aminohippuurzuur (PAH) 641

glomus–, aorticum 493, 556–, caroticum 493, 556

glottis, zie stemspleetglucagon 351 e.v.

–, effecten 353–, secretiefactoren 353–, structuur en vorming 353

glucocorticoïden 348gluconeogenese 37

–, stimulering door cortisol 350glucose

–, in de voeding 578–, molecuulgrootte 49–, membraantransport 48–, molecuulmassa 49–, splitsing 34 e.v.

glucosespiegel–, hormonale invloeden 337, 351 e.v.–, regelmodel voor handhaving 354–, tubulair maximum 645

glucosetolerantietest 355glucosetransport 48, 604, 644glucosurie 645glutamaat 24

–, als neurotransmitter 108–, ligand van NMDA receptoren 115

GLUT-transporteiwitten 48glyceriden 31glycerolipiden 31 e.v.glycine, inhibitie door 108, 114glycocalix, 42

–, endotheel 483glycogeen

–, gluconeogenese 578–, in de voeding 578–, structuur 578–, voorraad 578–, vorming 578

glycolipiden 31, 42glycolyse 34 e.v.

–, tijdens inspanning 382 e.v.glycolytische spiervezels 144glycoproteïnen, eiwitten 25, 42glycosaminoglycanen 15, 407glycosylering 749 gnostische sensibiliteit 193/4GnRH zie gonadotrophin releasing hormoneGoldberger, zie afleidingen ECGGoldman, Hodgkin, Katz vergelijking 60golgi-complex 5

–, transmitterproductie 95–, vorming van lipiden 30

golgi-peeslichaampjes 266–, omgekeerde myotatische reflex 266–, regelende functie 269

gonaden 691 e.v., 697 e.v.–, ontwikkeling 724

gonadotrophin releasing hormone 342 (tabel),694, 699

–, pulsatiele afgifte 699graded potentials zie variabele potentialengranula (intracellulaire) 86granulocyten 400 e.v.

–, basofiele 404–, eosinofiele 405–, natuurlijke immuniteit 410–, neutrofiele 404

grensstreng (= truncus sympathicus) 325–, paravertebrale ganglia 325

grijze stof 161groei en ontwikkeling 719 e.v.

–, fasen 720–, embryonale periode 723–, foetale periode 723 e.v.

groei–, botweefsel 733 e.v.–, hormonale regeling 720–, in kindertijd 732–, lengtegroei 720–, snelheid 732/3–, spurts 720, 732

groeibevorderende factoren, zie somatomedinengroeifactoren 721groeihormoon (hGH) = somatotropine (STH) 721

e.v.–, concentratieverloop per etmaal 721–, in foetale periode 722, 724–, productieregeling in hypofyse 339, 721–, transport in bloed 722–, verouderingseffect 762–, vergelijking met insuline 721–, werkingsmechanismen 722

groeisnelheid 720, 732–, wervelkolom 733–, zenuwstelsel 733

grondstofwisseling, zie basale stofwisselinggrote hersenen zie cerebrumguanine 26

–, guaninemonofosfaat 93–, guaninetrifosfaat (GTP) 93

guanylaatcyclase 93gustatopie 198gyrus precentralis 244, 249

H+-homeostase,–, ademhaling 558–, bloed 546/7–, nefron 661 e.v.

H+-ionentransport–, cellulair antiportsysteem Cl–/HCO3

– 52–, cellulair antiportsysteem Na+/H+ 51–, cellulair coytansport Na+/HCO– 63–, tubulair 662

haarcellen –, in de cochlea, 228–, in het evenwichtsorgaan 221

haarvaten, zie capillairenhaarzak (= haarfollikel) 374haematothorax 530Haldane-effect 547halfcirkelvormige kanalen 219 e.v.halsreflex, tonisch 273haren 374hart 419 e.v.

–, arbeid 445 –, artmie 434 e.v.–, atrioventriculaire (= AV) knoop 427/8–, automatie 427–, autoregulatie 146–, bouw 424 e.v.–, bundel van His 427/8–, calciumhuishouding 146–, Ca-induced Ca-release 137–, Ca2+-kanalen 137–, compliantie 438–, contractiekracht 447 e.v.–, contractiliteit 445–, contraherend myocard 427–, decompensatie 150–, diastole 423,–, diastolische aanzuiging 439 e.v.–, dilatatie 150

REGISTER 811

–, dromotropie 448–, drukverloop tijdens hartcyclus (fig.) 441–, druk-volume arbeid 445–, druk-volume (P/V) diagram 449–, ECG 428 e.v. zie ook aldaar–, einddiastolisch volume (EDV) 448 e.v.–, eindsystolische elastantie (EES) 451–, eindsystolisch volume (ESV) 442, 450 e.v.–, ejectiefase 442–, ejectiefractie 443, 452–, elastantie 451–, elektrisch activiteit 429 e.v.–, endocriene functie 423 zie ook natriuretische

peptiden–, energiehuishouding 445–, fasen in hartcontractie 427 –, Frank-Starling mechanisme 447–, geleidingssyteem 427–, hypertrofie 150–, impulsgeleiding 428–, in- en uitstroomvaten 425–, inotrope toestand 449–, ionenstromen 429 e.v.–, isovolumetrische aanspanningsfase 442–, isovolumetrische relaxatiefase 442–, kinetische aebeid 445–, kleppen 425–, lengte-kracht relatie 448–, microstructuur 427 e.v.–, myocard 424, 427–, nodaal weefsel 427–, orthosympatische invloed 447 e.v.–, overbelasting 149/50, 452/3–, pacemakers 427/8–, papillaire spieren 425, 442–, parasympathische invloed 448–, pompfunctie 438 e.v.–, prikkelgeleiding 428–, prikkelvorming, zie automatie–, Purkinje netwerk 428–, refractaire periode 428–, restvolume (= residu) 450–, sinoatriale (= SA) knoop 427/8, 430–, slagvolume 442 e.v., 449 e.v.–, snellevullingsfase 443–, spiercontractie 147, 438/9 (z. ook hartspier)–, sporthart 159, 446–, stofwisseling 441, 445–, systole 423–, systolische aanzuiging 443–, trainingseffecten (tabel) 149–, ventrikelfunctiecurve (= starlingcurve) 449,

452–, wandspanning 441–, zuig-perspomp 438–, zuurstofutilisatie 445, 501

hartblok, graden van 434/5hartcellen, zie hartspierhartcontractie

–, contractiliteit 451–, eindsystolische elastantie 447–, excitatie-contractiekoppeling 137–, Frank-Starling mechanisme 447–, kracht, intrinsieke regeling 447–, kracht, extrinsieke regeling 448 e.v.–, nabelasting (= afterload) 449 e.v.–, voorbelasting (= preload) 449 e.v.

hartcyclus, fasen (tabel) 442

hartfalen (= decompensatio cordis)–, mechanisme 452/3–, oedeem 490–, vochtophoping in pleura 530

hartfrequentie 446 e.v.–, aritmie 434–, balans van vegetatieve zenuwstelsel 446/7–, bradycardie 434–, bij inspanning 149, 458 e.v.–, chronotropie (frequentieregeling) 446–, foetale 726–, intrinsieke (IHF) 446, 446–, leeftijdsafhankelijkheid 444, 758 (fig.)–, maximale 444–, maximale bij ouderen 758–, orthosympathisch effect 447–, parasympathisch effect 447–, regeling 446/7, 456–, respiratoire (= sinus) aritmie 457–, ritmestoornissen (aritmie) 434/5–, sinusritme (nornaal) 434–, tachycardie 434 –, trainingseffect 149–, variabiliteit 457

hartfunctie bij veroudering 757/8harthypertrofie 149/50, 446

–, bij ouderen 758hartinfarct

–, aritmie 437–, decompensatie 453–, oorzaak en mechanisme 501

hartkatheterisatie 450hartkleppen 425 e.v.

–, atrioventriculaire (= AV) kleppen 425, 442–, harttonen 443–, semilunaire (= SL) kleppen 425, 442–, stellen door atriumcontractie 442

hartminuutvolume (HMV)–, bepaling 444–, bij inspanning 458 e.v., 506/7–, effect van training 149–, einddiastolische vulling (EDV) 439–, foetale 725–, Frank-Starling mechanisme 447–, Frank-Starling mechanisme bij inspanning

460–, in relatie met instroom 449–, regeling 449 e.v., 457/8–, regelmodel 456–, starling-curve 449–, ventrikelfunctie curve 449–, verandering (tabel) 457–, verdeling over de organen 500–, veneuze instroming 451–, zwangerschap 725

hartonderzoek–, ECG 428 e.v–, echocardiografie 444–, Fick voor HMV 444–, fonocardiogram 443–, Holteren 457–, indicatorverdunningsmethoden 444–, mechanisch 444 e.v., 450, 453–, stroomsnelheid door echodoppler 444–, technetiumscan 444hartprestatie 442, 446 e.v.–, autoregulatie = intrinsieke regulatie 146, 446–, bepalende variabelen 449

–, bij inspanning 458 e.v.–, centrale sturing 448, 454 e.v. –, contractiliteit 449–, druk-volumediagram 450 e.v.–, ejectiefractie 444, 452–, extracardiale (= extrinsieke) regulatie 150, 446–, hartfalen 452–, meting 444–, minuutvolume 443–, nabelasting 449–, na training 458–, neurale regeling 448, 454 e.v.–, regeling 146, 446 e.v. zie ook hartregulatie–, slagvolume 443–, voorbelasting (= einddiastolisch volume) 449

hartregulatie –, baro (= tensio = presso)sensoren 455/6–, bij inspanning 458 e.v.–, cardiopulmonale lagedruk sensoren 455–, cardiotrope hormonen 454–, centraal commando 455–, centrale sturing 454 e.v.–, centrale thermosernsoren 460–, centrum in hersenstam 454/5–, cerebellum 455–, cortex cerebri 454–, extrinsieke 448, 454 e.v.–, hypothalamus 454/5–, korte en lange termijn 446–, lagedruk sensoren–, limbische cortex 454–, motorcommando 454, 459–, reflex van Bainbridge 456–, reflex van Bezold-Jarisch 457–, regelmodel HMV 455–, spier-hartreflex 459–, temperatuurregulerend centrum 455–, ventrikelsensoren 457–, vooruitregeling (anticipatie) 459–, vulling van atria 455/6

hartritme stoornissen 434 e.v., 501hartslagvolume (SV) 439 e.v. zie ook hartminuut-

volume–, bij inspanning 458–, effect van training 444–, interindividuele variatie 458–, regeling 447 e.v.–, ventrikelfunctiecurve (= Starlingcurve) 449,

452hartspier

–, actiepotentiaal 69 (figuur), 132, 429 e.v.–, atriumactiepotentiaal 430–, calciumhuishouding 146, 438/9 –, calcium induced calcium release 137, 438–, calciuminstroom 137–, calciumtransport 438–, calciumuitstroom 439–, cellulaire organisatie 128–, compliantie 438–, contractiedrempel 438–, contractiemechanisme 137, 439–, elektrische activiteit 429 e.v.–, excitatie-contractie koppeling 137, 439–, fasen van de nodale actiepotentiaal 430/1–, fasen van de ventrikel actiepotentiaal 429/30–, gap juncions 128, 427–, inotropie 446 –, intercalairschijven 128

812 REGISTER

–, ionkanalen 429 e.v.–, kracht-lengte relatie 448–, Na+/Ca2+-uitwisselaar 439–, relaxatie 137–, rendement van contractie 445–, ryanodinereceptor 439–, sarcoplasmatisch reticulum (SR) 133, 438/9–, sarcotubulair systeem 133–, structuur 128

harttonen 443hartzwakte, effect van digitalis 53Hayflick-limiet 746HbO2-dissociatiecurve 542 e.v.

–, verschuiving 542 e.v.hCG zie humaan choriongonadotrofineHDL high-density lipoproteïnen 605/6helicotrema 215hematocriet 397, 399hematopoëse 401hemianopsie 212hemisfeer, dominante 296hemoconcentratie bij inspanning 506hemodynamica 474hemoglobine (Hb)

–, afbraak 404–, affiniteit voor zuurstof 542–, bohr-effect 542, 546–, bufferwerking 546–, carbaminohemoglobine 548–, difosfoglyceraat (2,3 SPG) 542–, foetaal 544, 723–, haemdeel 543–, haldane-effect 547–, hoeveelheid in bloed 403, 542–, omgekeerd Bohr-effect 542, 546–, omgekeerd Haldane effect 547–, oxyhemoglobine (HbO2) 543–, productiesnelheid 404–, structuur 25, (figuur) 403, 543–, tekort zie anemie–, vorming in beenmerg 403–, zuurstofbinding 543–, zuurstofbindingskromme 542

hemolyse 45hemopoëtische groeifactoren 401hemopoëtische stamcellen 401hemosiderine 404Henderson-Hasselbalch formule voor pH 546Henle zie lis van HenleHenry, wet van 520hepar, zie leverheparine

–, antistolling 408–, in mestcellen 404

Hering en Breuer, expiratiereflex van 556hersenen

–, bloedvoorziening 170, 501/2–, cirkel van Willis 170–, frontale kwab 163–, limbische schors 163–, niet-invasief (MRI en PET) onderzoek 294/5–, occipitale kwab 163–, pariëtle kwab 163–, rechts-links interactie 296 e.v.–, temporale kwab 163–, zuurstofverbruik (tabel) 500–, zie ook cerebrale circulatie

herseninfarct 752

hersenschors 160,–, area’s van Brodmann 166 e.v.–, associatievelden 294–, auditieve projectie 287–, communicatiecentra 297 e.v.–, cytoarchitectuur 166–, elektrische activiteit 289/90–, hartregulatie 454–, hogere (secundaire en tertiaire) velden 294–, homunculus motorisch 245–, homunculus sensorisch 287/8–, motorische hersenschors 249–, motorisch spraakcentrum (van Broca) 297–, opbouw in lagen 166–, pariëtale associatieveld 296 –, piramidale cellen 166–, primaire motorische schors 249/50–, primaire velden 294–, premotorische schors 249–, projectie reukprikkels 288–, projectie smaakprikkels 198–, reactiepotentialen 289–, sensorisch spraakcentrum (van Wernicke) 297–, somatosensorische projectie 287–, stofwisselingshoogte locaal 295–, supplementaire (= secundaire ) motorische

schors 249hersenstam 160,

–, formatio reticularis, zie aldaar–, onderdelen 160–, motorische banen 261–, sensorische banen 193

hersenvaten 170, 501hersenvliezen

–, arachnoidea (mater) 171–, dura (mater) 171–, pia (mater) 171

hersenvocht, zie liquor cerebrospinalishersenzenuwen 161, 175

–, belangrijke sensorisch, motorische envegetatieve functies (tabel) 176

heterotrofie 363hexosen

–, structuur 34–, membraantransport 48

high-density lipoproteïnen (HDL’s) 605hippocampus

–, leervermogen 285–, limbisch systeem 291

Hirschsprung, ziekte van 581His, bundel van 427histamine 93, 108

–, in basofiele leukocyten 404–, productie in maagwand 594–, vaatverwijding bij ontstekingen 412

histonen 4hoestreflex 558, 561Hoff, regel van Van ’thomeostase 12,homeostatische grootheden 307

–, bioconstantan 308–, tolerantiebreedte 308

homeostatische regelsystemen 312 e.v.–, resetting 312–, streefwaarde (setpoint) 312

hongercentrum 583hongercontracties 610

hoofd–, sensibele innervatie 194

hoogt,–, ademhalingsveranderingen 560–, training 560

hormonale stelsel 337 e.v.–, activeringswegen 340–, bij veroudering 761–, endocriene klieren 337

hormonen–, concentratiebepalingen 338/9–, doelwitorganen (target organs) 319, 337 –, halveringstijd 319, 340–, hypofyse, overzichtstabel 342–, hypothalamus 340 –, intercellulaire communicatie 84, 91–, interne secretie 95–, neurohormonen 337–, neurosecreten 337–, peptidehormonen 91, 338–, reactiesnelheid 319–, steroïdhormonen 91, 338–, tyrosinehormonen 338–, vasoactieve (tabel) 495–, weefselhormonen 337–, zie ook hormonale stelsel

hormoonproductie, regulering 339 e.v.houdingsreflexen 272/3houdingsregulatie 271 e.v.houdingsverandering 252

–, bloeddrukregeling 504huid

–, arterioveneuze anastomosen (AVA) 273–, bouw 372–, doorbloeding 373, 503–, functies 372–, kippenvel 374–, pilo-erectie 374–, sensoren zie huidzintuigen–, talgklieren 374–, temperatuurregeling 362, 370, 373–, vaatvoorziening (fig) 374, 503–, waterverlies via 632

huidcirculatie 4503–, arterioveneuze anastomosen (AVA) 373, 503

huidplooimeting, lichaamssamenstelling 366huidzintuigen

–, discriminatievermogen 192–, indeling van sensoren 190 –, lokalisatie 373 –, mechanosensoren 190–, sensor eigenschappen (tabel) 191–, structuur (fig) 373–, thermosensoren 191

hulpademhalingsspieren zie ademspierenhumaan choriongonadotrofine (hCG) 724

–, en zwangerschap 707Huntington, chorea van 259hydrocefalie 173hydrocephalus externus 173hydrocephalus internus 173hydrofiele aminozuren 24hydrofiele stoffen, 11, 46

–, membraantransport 46hydrofobe aminozuren 23 e.v.hydrofobe liganden 88hydrofobe stoffen 11, 46hyperalgesie 223

REGISTER 813

hypercholesterolemie 606hypermetrie 203hyperplasie

–, cel 6–, training 147

hyperpolarisatie, membraanpotentiaal 61hypertensie 506

–, en de nier 660hyperthermie 386 e.v.hyperthyreoïdie 347hypertone oplossing 45hypertrofie

–, cel 6–, overbelasting hart- en glad spierweefsel 149–, training 147–, van de hartwand 446

hyperventilatie–, als algemene verdedigingsreactie 562–, bij diffusiestoornissen 552–, effect op hersencirculatie 502–, flauwvallen (= syncope) 502–, longtoppen 553–, op grote hoogte 560/1–, respiratoire alkalose 502, 546, 562–, tijdens zwangerschap 707

hyperventilatie–, op grote hoogte 560–, syndroom 562–, tijdens inspanning 562

hypervitaminose 581hypocapnie 560hypofyse 318, 341 e.v.

–, adenohypofyse 318, 343–, autoregulatie 339–, effecten van hormonen (tabel) 342–, glandulotrope hormonen 339–, hormoonproductie (overzichtstabel) 342–, neurohypofyse 318, 339, 343–, poortadersysteem 318–, relatie met hypothalamus 318, 339 e.v.

hypotensie en shock 504hypothalamus-hypofyse systeem 317 e.v., 339

–, portaal vaatsysteem 318hypothalamus 317 e.v.,

–, afweercentrum 455–, biologische klok 341–, circuit van Papez 317/8–, depressorgebied 454–, dorstprikkel 655–, emotie 293, 317, 331–, glucosesensoren 583–, hartregulatie 454/5–, hongercentrum 583–, hormonen 317/8, (tabel) 342–, inhibitimng en releasing factors 318, 339 e.v.

(tabel) 342–, input en output 317 –, osmoregulatiecentrum 343, 655–, osmosensoren 343, 655–, pressorgebied 454–, primaire vegetatieve regelcentra 318–, regeling van hormoonsecretie 340 e.v.–, relatie met hypofyse 340–, ritmische processen 318–, stress 332–, temperatuurregulatie centrum 376, 455–, verbindingen met hypofyse 318–, verdedigingscentrum 455–, verzadigingscentrum 583

hypothermie 387hypothyreoïdie 347hypotone oplossing 45hypotrofie, cel 6hypoventilatie 541hypoxie 552

–, op grote hoogte 560hysterese van longweefsel 536H-zone, myofibril 129

I-band, myofibril 129ICSH = LH 694, 700ijzer 582

–, opslag in beenmerg 404–, opname en transport in bloed 404

ijzerhuishouding bloed 404ijzertekort in het bloed 400immuniteit 410 e.v.

–, adaptieve (= verworven) 410, 412 zie ookaldaar

–, niet-specifieke (natuurlijke) 410 zie ookaldaar

–, zie ook afweerimmunoglobulinen 413immuunresponsen 413 e.v. impliciet leren, zie reflectoir lerenimpulsoverdracht 83 e.v.

–, zie ook (impuls)transmissie en synapsimpulsvoortgeleiding 74 e.v., 103 e.v.

–, actieve en passieve 74–, continue 103–, elektrotone 74 e.v.–, met decrement 74–, meting van voortgeleidingssnelheid 106–, snelheidsbepalende factoren 75–, sprongsgewijze (= saltatoire) 104–, zie ook voortgeleiding

inademing zie ademhalingincontinentia alvi 613incontinentie 670

–, bij ouderen 761incus 213indicatorverdunningsmethode,

–, hartonderzoek 444–, longonderzoek 527

inenting 413infarct 398, 409inhiberende postsynaptische potentiaal 114inhiberende synapsen 106, 114inhiberende transmitters 110, 114inhibine 693, 700inhibitie

–, postsynaptische 113 e.v.–, presynaptische 113 e.v.

initiële segment = axonheuvel 102injectiewegen 485innesteling eicel 704inositoltrifosfaat, zie IP3inotrope toestand zie hartinspanning, zie ook arbeid of stofwisseling

–, aanpassingen van het hart 458 e.v. 506/7–, ademequivalent bij inspanning 562–, ademhalingsregeling 562 e.v.–, aërobe capaciteit 149–, bij ouderen 765 e.v.–, cardiovasculaire aanpassing 495–, diffusiecapaciteit van longen 551–, endotheliale regulatie van doorbloeding –, energieleverende processen 382 e.v.

–, effect op bloeddruk 507–, ergometer 366–, glycogeensplitsing zie anaerobe stofwisseling–, gasspanningen (tabel) 459–, hartminuutvolume (HMV) 485 e.v.–, HMV verdeling over de organen 500–, hemoconcentratie 506–, lokale regeling weefseldoorstroming 495/6–, kerntemperatuur 384–, O2-utilisatie, verhoging 506–, kooldioxide produktie (tabel) 455–, melkzuurconcentratie (tabel) 455–, piekarbeid 382–, pijn in de zij 507–, relatieve hyperventilatie 562–, spierdoorbloeding tijdens 328 e.v., 506–, warmtehuishouding 384 e.v.–, zuurstofopname 382 e.v.

inspiratie zie ademhalinginspiratieremmende reflexen 556inspiratoir reservevolume (IRV) zie longvoluminainspiratoire capaciteit (IC) zie longcapaciteiteninspiratoire éénsecondewaarde zie longfunctie-

onderzoekinspiratoire neuronen zie ademhalingscentruminstelreflex 206insuline

–, effecten, overzichtstabel 353–, membraaneffect 48–, secretiefactoren (tabel) 353–, tyrokinasereceptor binding 93

insuline afhankelijke diabetes (IDDM) 37insulin-like growth factor I en II (IGF-I en II) 721/2integrale eiwitten 42, 47integratie op neuronaal niveau 101intellectuele activiteit 295intentietremor 252intercellulaire verbindingen 16intercalaire schijven, hartspier 128intercellulaire communicatie (= interactie) 83 e.v.

–, autocriene 84–, chemische 85–, elektrische 84–, hormonen 84–, paracriene 83–, neurotransmitters (tabel) 109/10–, transmitters 84

intercostale zenuwen zie ademspiereninterfase, celdeling 7/8interferonen 410

–, macrofaagactivering 414–, tabel 402

interleukinen 401, 410, 414–, tabel 402

interne secretie 95internodium 104interosensoren 184interpleurale ruimte 528

–, druk 528, 533–, druk meting 531–, pneumothorax 529–, vochtstroom 530–, zie ook intrathoracale druk

interpretatiecentra 297interstitiële cellen stimulerend hormoon zie ICSHinterstitiële druk 485, 488interstitiële vloeistof z. extracellulaire vloeistofinterstitium 11intima 469

814 REGISTER

intra-abdominale druk 554 (figuur)intracellulaire concentraties

–, aminozuren 10–, ionen 10–, glucose 10–, pH, regeling 51

intracellulaire spanningsmeting 63/4, 66intracellulair volume ICV, waterhuishouding 631intracellulaire vloeistof, samenstelling 4, 10intrafusale spiervezels 267

–, kernkettingvezels 267–, kernzakvezels 267–, motorische innervatie 267

intrathoracale = interpleurale druk–, bepalende factoren 529–, definities 528–, hartvulling 440–, meting 531–, pneumothorax 529–, veneuze terugstroom 480–, verloop tijdens ademhaling 554 (figuur)

intravasale stolling 409intrinsiek eiwit zie integraal eiwitintrinsieke regulatie zie autoregulatieintrons 27inuline

–, molecuulmassa en afmeting 49in-vitrofertilisatie (IVF) 704inwendig milieu, zie milieu intérieur 11iodopsinen 208ionbinding 22ionen

–, afmeting in gehydrateerde vorm 49–, atoomgewicht 49 –, concentratie in intra- en extracellulaire vloei-

stof (tabel) 60ionenmechanisme, actiepotentiaal 66 e.v.ionkanalen

–, actieve kanalen 57–, activeringspotentiaal 64–, ionspecificiteit 50, 57–, kanaalactivatie 64–, kanaalconductantie 65–, kanaalstroom 63, 65–, lekstroom 57–, ligandgevoelige 64, 87–, meting van kanaalstroom 63–, moleculaire structuur 48–, opening en sluiting 64–, passieve kanalen 57–, receptor-gestuurde 58, 64, 87–, refractoriteit 65–, spanningsafhankelijke 57, 64 e.v.–, structuur 48 e.v.–, tijdsafhankelijk inactivatie 68 e.v.

ionspecificiteit, membraanpermeabiliteit 50, 57ionenstroom

–, kanaalstroom 65–, membraanstroom 65

ionenuitwisselaar 47iontransport

–, actief (pomp) 51–, passief (diffusie) 42

IP3 87, 90 IPSP 114iris 199irritatiesensoren 556ischemie 398,

–, arteriosclerose en atherosclerose 758

–, cardiale 497–, door trombose 409

isokinetische beweging 158isometrische spiercontractie 148isotone oplossing 45

–, van glucose 45isotonische beweging 148isotonische spiercontractie 148isovolumetrische aanspanningsfase, hart 442isovolumetrische relaxatiefase 442

jetlag 341jodium 344Jose en Collison, formule voor IHF 446joule 364juxtacapillaire (J-) sensoren 556juxtaglomerulair apparaat, nierdoorstroming 639juxtamedullaire nefronen 647, 649

–, lange lissen 649–, vasa recta 649–, osmotische gradiënt in niermerg 649

kabeleigenschappen 75K+-homeostase

–, snel, intracellulaire opslag 665–, traag, renale uitscheiding 665

K+-kanalen–, ionspecificiteit 50–, opening tijdens repolarisatie 68

K+- transport–, Na+/K+ pomp 51

kallikreïne 374, 493, 591kaliumionen (K+-ionen)

–, atoomgewicht en afmeting 51–, extracellulaire concentratie 60–, intracellulaire concentratie

kamers, hart 424, zie ook ventrikelkamerfibrilleren 435kamerwater 200kanaal van Schlemm 200kankercellen 746kapsel van Bowman 634

–, podocyten 636katabole processen 13katabolisme 21, 363, 381kation, chemische binding 22kauwen 588 e.v.

–, gebitsamenstelling 588–, kaakopeners en -sluiters 589–, sensoren 589–, reflexen 589–, regulering 589

kauwspieren 588kauwbeweging 589motorische innervatie 194reflexen 589

kegeltjes–, cellulaire activiteit 209–, fotopisch zien 207–, iodopsinen 208–, relatieve lichtgevoeligheid 202–, signaaltransductie 208–, typen S, M en L 208

kerntemperatuur 362–, bij inspanning 384/5–, setpoint tijdens inspanning 384/5

ketonlichamen, diabetes mellitus 37kindertijd, groei en ontwikkeling 732 e.v.kinesine, axonaal transport 104

kinesthesie 190kinetische energie 361kininen 493kinocilium 219kippenvel 374klankvorming 299klaring, zie nierfunctietestskleine bloedsomloop, zie pulmonale circulatiekleine hersenen zie cerebellumklieren

–, cellulaire processen 95–, endocriene 91, 95 –, exocriene 95–, functie van afvoerbuis 96–, onderverdeling 95–, primair secreet 96–, reabsorptie 96–, synthese en afgifte van secreet 95–, werking 95 e.v.

kloneren 6knoop van Ranvier 102

–, myelineschede 102 e.v.Kohn, poriën van 549kokhalsreflex 592kolendampvergiftiging 545kolonie van cellen 13koloniestimulerende factoren (CSF) 414kooldioxide

–, bindingscurve 547/8–, diffusie in de longen 549 e.v.–, responscurve 560–, transport in het bloed 545 e.v.–, uitwascurve 560

kooldioxidetransport 545 e.v.–, carbaminohemoglobone 548–, functie van koolzuuranhydrase 546–, haldane-effect in de long 547–, omgekeerd haldane-effect in de weefsels 547

koolhydraten 578–, als brandstof 576–, functie in de vetstofwisseling 578–, onderverdeling 578 e.v.–, splitsing in de darm 603/4–, vertering 603/4

koolmonoxide (kolendamp)–, binding aan Hb 545–, intoxicatie 545–, meting diffusiecapaciteit 551

koolzuur, zie ook kooldioxide–, bufferwerking 546

koolzuuranhydrase 546, 597, 644koorts 312, 375, 387

–, meting 375/6–, oorzaak 387–, pyrogenen 387–, verschijnselen 387

koppen zetten 490Korotkoff-tonen 478kortetermijngeheugen 284koudereflex ademhaling 561kraakbeen, veroudering 755kracht, zie spierkrachtkransvaten zie coronaire artriënKrause, lichaampjes van 190Krebs-cyclus, zie citroenzuurcycluskroon, dikke filamenten 132kristalloïden

–, in bloedplasma 397/8kruisbruggen 129, zie ook spiervezels

REGISTER 815

kruisbrugcyclus–, skeletspier 136–, glad spierweefsel 149

Kussmaul-ademen 355

labyrinth 219lactaat zie melkzuurlactaatdrempel 562lactische fase, anaërobe training 148lactogenese 710 e.v.

–, neurale en hormonale routes (fig.) 711–, samenstelling moedermelk (tabel) 711

lactose in de voeding 578lactose-intolerantie 732lagedruksensoren 455, 500

–, in atria en longvaten 455, 504–, input voor het osmoregulatiecentrum 655

lamina van Rexed (fig.) 224laminaire stroming

–, in de luchtwegen 533–, in het vaatstelsel 476/7

Langerhans, eilandjes van Langerhans 351langetermijndepressie (LTD) 285/6langetermijngeheugen 284langetermijnpotentiëring (LTP) 285langzame spieren 143Laplace, wet van 441, 473, 530latentie

–, spiercontractie 143–, transmitter 86

laterale inhibitie 188LDL, low-density lipoproteïnen 605/6lean body mass (LMB) 365lecithine

–, surfactant 530lederhuid (= dermis, = cutis) 371leesbril 203lekstroom, membraantransport 51, 57lemniscus medialis 194lengteconstante bij voortgleiding 75

–, meting 76lengtegroei, bij jongens en meisjes 720leptine 338 (tabel), 579

–, inzet van puberteit 735–, onderdrukking hongergevoel 579–, werking 583

leren–, consolidatie 286–, declaratief ( = expliciet) 284–, declaratief geheugen 284–, hippocampus functie 285–, reflectoir (= impliciet) 284–, reflectoir geheugen 284–, synapsactiviteit 284 e.v.

leukemie, myeloïde 406leukocyten 398/9

–, getalsverhouding (leukodifferentiatie) 400–, granulocyten, zie aldaar–, koloniestimulerende factoren (CSF) 401–, lymfocyten zie aldaar –, monocyten zie aldaar

leukocytose 406leukopenie 406leukotriënen 94lever

–, als bloeddepot 502–, bio-inactivering 617–, bouw 614–, cortisoleffect 350

–, doorbloeding 502, 614–, eiwitsynthese 614, 617–, energieopslag 615–, functies 614–, galproductie 617–, gluconeogenese 616–, glucosehuishouding 615–, intermediaire stofwisseling 615/6–, lipidenstofwisseling 615–, ontgiftingsfunctie 614, 617–, portale bloedvoorziening 502–, synthese van galzouten 617–, transaminering 616–, vetmobilisatie 615–, zuurstofgebruik 615

Leydig, interstitiële cellen van 690 e.v.LH zie luteïniseringshormoonlichaampjes van Krause 190lichaampjes van Malpighi 633lichaampjes van Meissner 190lichaampjes van Merkel 190lichaampjes van Pacini 190,lichaampjes van Ruffini 190lichaamscompartimenten, waterverdeling 631, 654lichaamsgevoel, corticale projectie 287lichaamsgewicht

–, regeling 582 e.v.–, index, zie body mass index (BMI)–, schraal gewicht (= lean body mass) 365–, vetvrij gewicht (fat free body mass) 365, 631

lichaamshouding 272lichaamskern 362lichaamsoppervlak 369

–, nomogram 368lichaamsosmolariteit 654lichaamssamenstelling 365/6

–, huidplooimeting 366–, soortelijke dichtheid 366–, vetpercentage 366–, vetpercentage en leeftijd 763–, watergehalte 631–, watergehalte van verschillende weefsels 631–, waterverdeling in compartimenten 631

lichaamsschema 296lichaamsschil 362,lichaamstemperatuur

–, bij inspanning 384–, meting 375–, post-mortem 362–, stoornissen 386/7–, zie ook kerntemperatuur

lichaamswater zie lichaamssamenstellinglichamelijke inspanning zie inspanninglicht 202

–, brekingsindex 203–, golflengte 202

lichtgevoelig pigment 208lidslagreflex 201ligamentum venosum 726ligand 64 zie ook transmitterlinol(een)zuur 579 ligandgevoelige kanalen 64lipiden

–, functies 579limbisch associatieveld 295limbisch systeem

–, anatomie 291–, avoidance reaction 292–, emotie 290, 293, 331

–, reward systeem 292–, verslaving 292

limbische cortex 163–, associatieveld 295–, hartregulatie 454

linguale lipase 589linker hemisfeer 296linolzuur 579linoleenzuur 579lipasen van de pancreas (tabel) 603lipiden 31 e.v.

–, aantasting door oxidanten 749–, chemische structuur 31 e.v.–,dagelijkse behoefte 580–, functies in de voeding 579–, glycerolipiden 31–, golgi-complex 32–, opname van 604/5–, sfingolipiden 31–, steroïden 31–, zie ook vet(zuur)

lipofuscine 751lipogenese in de lever 616lipolyse, zie vetsplitsinglipoproteïnen 25

–, chylomicronen 605–, vorming in de darmcellen 605–, soortkenmerken 605 (tabel)

liquor cerebrospinalis–, afvoer 172–, aperturae laterales (fig) 172–, apertura medialis (fig) 172–, bloed-hersenbarrière 166, 173–, drukmeting 172–, samenstelling (tabel) 172–, stromingsweg 172–, verversing 172–, villi arachnoïdales 172–, volume172–, vorming 168, 172

lis van Henle 635–, celstructuren 643–, onderdelen 643–, lokale verschillen in permeabiliteit 647–, zie ook nefronen

locomotie, zie ook bewegingsturing–, centrum 273

lokaal-anaesthetica 177lokale kringstroompjes

–, directe transmissie 84–, in gemyeliniseerde vezels 103/4–, oorsprong ECG 431 e.v.–, voortgeleiding actiepotemtiaal 73/4

longblaasjes zie alveolilongcapaciteiten

–, functionele residuale (FRC) 526, 553–, gemiddelde waarden 527–, inspiratoire (IC) 526–, leeftijdseffect 527–, totale (TLC) 527–, vitale(VC) 526

longcapillairen–, gasspanning 550 e.v.–, verblijftijd van het bloed 550

longcirculatie, zie ook pulmonale circulatielongdoorbloeding 497 e.v.

–, regionale verschillen 498, 552–, shunting 499, 553

816 REGISTER

longemfyseem–, druk-volume relatie 535

longen 519 e.v.–, ademrustniveau (= ademruststand) 526, 530–, ademarbeid 536–, alveolaire druk 533–, bij veroudering 759–, collaps 529–, compliantie 532–, compliantie bij prematuren 530, 729–, diffusiecapaciteit = transferfactor 551–, diffusiecapaciteit bij inspanning 551–, diffusiecompartiment 525–, diffusiestoornissen 552 –, dode ruimte 551–, druk van Donders (= negatieve thoraxdruk)

528–, druk/volume relaties 532 e.v.–, dynamische volume-druk relatie 532–, functieparameters 533–, haldane-effect 547–, omgekeerd effect 547–, innervatie, afferent 556/7–, innervatie inspiratiemusculatuur 555–, intrathoracale (= interpleurale) druk 528 e.v.–, luchtwegweerstand 532–, oppervlaktespanning 5529 e.v.–, P/V lus 532–, P/V lus bij longemfyseem 536–, P/V lus bij longfibrose–, P/V lussen van de eerste ademhalingen

(fig.) 729 –, respiratoire zone 525–, retractiedruk 533–, retractiekracht 528/30–, samenvallen 529–, statische volume-druk relatie 532–, stroom-volumediagrammen 535–, surfactant 530–, vochttransport door pleurae 530

longfibrose 535longfunctieonderzoek

–, één-secondewaarde expiratoir (FEV1) 534/5–, één-secondewaarde inspiratoir (FIV1) 534/5–, flow-volume curve 536–, functionele residuale capaciteitsmeting 527–, heliumverdunningsmethode 527–, intrathoracale (= interpleurale) druk 531–, max. expiratoire volumestroom (MEF max) 535–, max. vrijwillige ventilatie (MVV30) 534/5–, piekstroommeter 535–, pneumotachograaf 535–, spirometer 526–, stroomvolume diagram 535, 538

longoedeem 497longontplooiing, bij vroeggeboorte 530, 729longperfusie, zie longdoorbloedinglongventilatie 519, 523 e.v.

–, bij inspanning 562–, mechanica 538 e.v.–, mechanisme van 523–, niet-respiratoire reflexen 556–, ongelijkmatige 553–, ventilatie-perfusie verhouding 498, 552

longvolumina, zie ook longcapaciteiten–, adem (teug)volume(VT) 526–, ademminuutvolume 526–, ademrustniveau 526–, ademruststand 530

–, bepaling van het restvolume 527–, expiratoire reservevolume (ERV) 526–, functionele residu 526–, gemiddelde waarden (tabel) 527–, inspiratoir reserve volume (IRV) 526–, leeftijdseffect 527–, restvolume (RV = residu) 534–, spirogram 526–, stroom-volumediagrammen 535 e.v.

longweefsel–, compliantie 532–, dynamische volume-druk relatie 532–, elasticiteit 529, 531–, hysterese 534, 536–, longveer 528–, oppervlaktespanning 529/30–, P/V lus 532–, retractiekracht 528,530–, ruststand 528/9–, statische volume-druk ( P/V) relatie 532–, surfactant 530, 536–, weefselweerstand 532, 534

longziekten –, asthma 534–, bronchitis 534–, COPD 534–, emfyseem 534, 536/7–, longfibrose 536/7

lopen 273–, gekruiste strekreflex 273–, locomotiecentrum 273–, onttrekkingsreflex 273–, pontien centrum 274–, spinale patroongenerator 274–, subthalamiischcentrum 274

low-density lipoproteïnen (LDL’s) 605lucht,

–, absolute vochtigheidsgraad 371–, relatieve vochtigheidsgraad 371–, warmtecapaciteit 370–, warmtegeleidingsvermogen 370

luchtpijp 519 e.v.luchtwegen

–, astma 535–, autoregulatie 563–, blokkade bij slikken 525–, bouw en onderverdeling 523–, bronchiaalboom 524/5, 533–, bronchitis 525–, bronchoconstrictie 525, 563–, bronchodilatatie 525, 563–, clara-cellen 525–, compressie tijdens uitademing 538 –, continuïteitsprincipe 525–, COPD 534–, diameter (fig) 533–, dode ruimte 551, zie ook aldaar–, drukverval 533,537/8–, dynamische eigenschappen 537–, expiratiereflex 558–, geleidingszone 524–, hoestreflex 525, 55–, irritatiesensoren 556–, laminaire en turbulente stroming 533–, luchtpijp en vertakkingen 524/5–, luchtstroomsnelheid 525–, neus-keel holte 523–, neusslijmvlies bouw en functie 523–, obstructie 534

–, onderdelen 523 e.v.–, oppervlak van doorsneden (fig) 526–, overgangs- en repiratoire zone 524–, reksensoren 558–, retractiekracht 529–, stromingsweerstand 532 e.v. –, stroomsnelheid 526–, stroomsterkte (= volumestroom) 526–, transmurale druk 537–, trilhaarepitheel 525–, viskeuze ( = weefsel-) weerstand 532, 534–, waterverlies via 632–, weerstanden 532 e.v.–, zuivering en bevochtiging van lucht 523 e.v.

lui oog 207lumbale punctie 172, 485luteïniseringshormoon (LH)

–, man 694–, vrouw 700

lymfe–, capillairen 487/8–, hoeveelheid per etmaal 488–, klieren 487–, vorming 487 e.v.

lymfevaten 487–, ankerdraden490–, ductus lymphaticus 487–, ductus thoracicus 487–, endotheelklepjes 488–, perifere pomp 488

lymfevatstructuren (figuur) 489lymfocyten

–, B-, T- en NK-lymfocyten, zie aldaar–, effectorcellen 413–, geheugencellen 413–, vorming en rijping 405

lymfokinen 94, zie ook cytokinenlysosomen 6, 33lysozymen 405

–, bij fagocytose 412lyticum, ligandgevoelige kanalen 64

maag–, beschermingsmechanismen 597–, bouw 594–, braken 599–, chymus 598–, druk 597–, D-cellen 595–, elektrische activiteit 598–, enterochromaffiene cellen (ELC) 594–, enzymen 594–, functies 594 e.v.–, G-cellen 594–, halscellen 594–, Helicobacter infectie 597–, hoofdcellen 594–, hormonen 594/5–, intrinsic factor 594–, migrerend motorisch complex (MMC) 599–, motoriek van 590 e.v.–, onderdelen 594–, ontlediging 599/600–, pacemakergebied 598–, peptische ulcera (zweren) 597–, peristaltiek 598–, pylorus 598–, receptieve relaxatie 597

REGISTER 817

–, regulering motoriek 599–, regulering sapsecretie 595/6–, veroudering 760–, vorming van zoutzuur 597–, voortgeleiding contractiegolf 598–, wandcellen 594

maagantrum, retropulsie 598maaglediging,

–, regelschema 599–, regulering 599/600

maagsapsecretie–, hormonale regulatie 595/6–, membraantransport bij HCl vorming 597–, productie per etmaal 596–, regeling in fasen 595–, regelschema 596–, zoutzuursecretie 597

macrocirculatie 469macrofagen 405macromoleculen 26macula densa (nier) 639macula lutea (oog) 200macula sacculi (vestibulum) 220macula utriculi (vestibulum) 219/20mager lichaamsgewicht, zie lean body massmagnesium

–, in de voeding 582–, tubulaire resorptie 668

magnetic resonance imaging, zie MRImajor histocompatibility complex zie MHC maligne celgroei 9,malleus 213maltose in de voeding 578mammae 710mammogenese 710MAO (monoaminooxidase) 108, 326maximaal aeroob vermogen (VO2 max) 458 maximale vrijwillige ventilatie MVV30 zie long-

functieonderzoekmeatus acusticus externus 214mechanosensoren 184,

–, barosensoren 455–, cellulaire activiteit 184–, in de huid 190/1–, in de hartventrikels 457–, innervatie huidsensoren (tabel) 191–, lagedruksensoren 455–, luchtwegen 558–, sensorpotentiaal 72, 184

meconium 731media 469mediatoren 91

–, bij ontsteking 93medulla oblongata 160

–, ademcentra 455–, baro- of tensiosensoren 455–, cardioinhibitoire centrum 455–, chemosensorische arealen 558–, depressorgebied 455–, hartregulatiecentrum 455–, lemniscus medilais 194–, pressorgebied 455–, vasomotorische neuronen 492

meercellig organismen 13, 307megakaryocyten 406meiose 688Meissner, lichaampjes van 190melatonine 341, 750

melkafscheiding 710/1melkgangensysteem, ontwikkeling van 710melkgebit, tandformule 588melkuitdrijving 343melkzuur,

–, anaërobe stofwisseling 35, 381melkzuurtolerantie,

–, anaërobe training 158membraan zie ook plasmamembraan

–, capaciteit 61, 75–, carriers 47–, diffusiecoëfficient 44–, eiwitten 42, 87–, G-eiwitten 87–, geleidingsvermogen 61 e.v.–, kanalen, zie ionkanalen–, model, elektrisch 61, 75–, membraanweerstand 43, 61–, permeabiliteit 42, 46 e.v. 59, 61–, receptoren 64, 86–, semipermeabele 44–, stroom 42,58–, weerstand 75

membraanpotentiaal 43 58 e.v. (zie ook actie-potentiaal)

–, bijdrage van anionen 62–, constant field-vergelijking 60–, depolarisatiemechanisme 61–, relatie met actiepotentiaal 71–, evenwichtspotentiaal 58 e.v.–, hyperpolarisatie 61–, rustpotential 59–, vergelijking van Nernst 60

membraantransport 13, 42 e.v.–, actief transport 13, 43, 50 e.v.–, actieve kanalen 57–, anti-portsyteem 47–, carriers 47–, cotransportsysteem 47–, diffusie 43–, diffusiecoëfficient 43–, down-hill 42–, export 13–, hydrofiele/-fobe stoffen 46–, import 13–, kanaalstroom 62–, membraankanalen 57 e.v., 64–, Na+/K+-pomp 51 e.v.–, ondersteunde diffusie 47–, opening 64–, osmose 44 e.v.–, passief transport 13, 42–, passieve kanalen 57–, permeabiliteit 42–, pompen 43–, poriën 47–, secundair actief transport 48–, symportsysteem 47–, transportcapaciteit 43–, uitwisselaar 47–, uitwisselingsdiffusie 43–, uniport-systeem 59–, up-hill 43–, vrije diffusie 43

membraanvorming 30membrana tectoria 215

–, memorycellen zie geheugencellenmenarche 698

meningen, zie hersenvliezenmenopauze 698, 763menstruatie 698menstruele cyclus

–, bloedverlies 698, 701–, proliferatiefase 701–, secretiefase 701–, tijdsduur 698–, verandering van grondstofwisseling 369–, verandering van lichaamstemperatuur (tabel)

700MEPP zie neuromusculaire overgangMerkel, lichaampjes van 190meromyosin (heavy en light) 132mesodermale kiemblad 706messenger RNA, zie mRNAmestcellen 404metabole acidose 355 metabole sturing, vasomotiliteit 495metabolieten 398, 495metabolisme zie stofwisselingmetafase, celdeling 7 e.v.metastasen 9methode van Fick zie Fickmeting van druk in de atria 453meting van stofwisseling 366 e.v.meyloïde leukemie 406MHC eiwitten 412/3

–, klasse I 413/4–, klasse II 414

micellen 605microcirculatie 470/1, 482 e.v.

–, arteriolen 470/1, 482–, arterioveneuze anasomosen 482–, autoregulatie 496–, bouwschema 470, 471 (figuur), 482–, capillairen 470, 482–, endotheliale regeling weefseldoorstroming

496–, lokale regeling doorbloeding 444 e.v.–, metarteriolen 470 e.v., 478, 482–, musculeuze venulen 471, 482–, non-nutritieve (= shunt) stroom 483–, nutritieve stroom 483–, pericyten 470, 482–, precapillaire sfincters 471, 482–, postcapillaire venulen 471, 482–, regelimg van doorstroming 494–, terminale arteriolen 470–, uitwisseling met weefselvloeistof 483 e.v.–, vasoactieve stoffen 496–, vasomotiliteit 494–, vasomotoriek 470–, voorkeurskanaal 470, 482

microgliacellen 168microtubulaire systeem 104microvilli darmcel 587mictie, zie urinelozingmiddenoorholte = trommelholte 213middenrif

–, aandeel aan ademhaling 539–, ademhaling 539–, bouw 539/40–, hikken 540–, innervatie 540

migrerend motorisch complex (MMC) 599, 610–, fasen 610–, hongercontracties 610

818 REGISTER

milieu intérieur 11mimeticum, ligandgevoelige kanalen 64mineralocorticoïd 348, 350 zie ook aldosteronminiatuur eindplaatpotentialen, zie neuro-

musculaire overgangmitochondriën 4,mitose 6 e.v.

–, zie ook celdelingmitralisklep 425M-lijn, myofibril 129Möbitz, hartblok 434/5moleculaire verouderingsverschijnselen 748 e.v.molecuul

–, apolair 23–, chemische binding 21 e.v.–, polair 23

mond–, bij veroudering 760–, bij de voedselopname 588–, kauwen, zie aldaar–, kauwspieren zie aldaar–, spraak 299

monoaminen 108monoamino-oxidase (MAO) 108monocyten 405

–, antigeen presentatie 414–, natuurlijke immuniteit 410

monofasisch actiepotentiaal 105monoglyceriden 604monosachariden in de voeding 578

–, onderverdeling 578–, resorptie van 604

monosynaptische schakelingen 263morfine 226morula 704motiline 603motiliteit 241motivatie 290motoneuron zie motorisch neuronmotoreenheid, zie motorische eenheidmotoriek 241

–, hoofdfuncties 242–, onwillekeurige (= onbewuste) 242–, willekeurige 242 e.v. z. ook willekeurig

bewegen–, bij veroudering 753 e.v.

motorisch geheugen 243motorisch spraakcentrum zie hersenschorsmotorische banen 243 e.v.

–, laterale systeem 247–, mediale systeem 247

motorische eenheid 117–, aantal spiervezels 127–, definitie 127–, regeling contractiekracht 145

motorische eindplaat, zie neuromusculaire over-gang

motorische hersenschors,–, gyrus precentralis 244, 249–, oorsprong piramidale stelsel 244–, premotorische 249–, primaire (M I)249–, supplementaire (MII) 249

motorische homunculus 245motorisch neuron

–, onderdeel van motorisch eenheid 127motorische voorhoorncellen 241

–, laterale groep 246–, mediale groep 257

motor unit, zie motorische eenheidMRI 294mRNA 29mucoviscidose (= cystic fibrosis) 602Müller, buis van 724Müller, wet van 187Müllerian inhibiting substance (MIS) 724multipel, gladde spier 138multipolaire neuronen 165multisynaptische schakelingen 264muscarine (M) –receptoren 108, 324m. arrector pilorum 374m.ciliaris 199m. gastrocnemius 127m. intercostalis int. en ext. 539m. scalenus 539m. serratus 539m. stapedius 215m. sternocleidomastoideus 539m. tensor tympani 214myasthenia gravis 118myelineschede 102

–, internodium 102–, knopen van Ranvier 102–, vorming 102

myeloïde cellen, zie granulocytenmyocard, zie hartmyofibrillen

–, A-band 129–, H-zone 129–, I-band 129–, in hartspier 129–, in skeletspier 129–, M-lijn 129–, myofilamenten 129 e.v. (zie ook spiervezels)–, sarcomeer 129–, spiercontractie 129–, structuur 129–, Z-lijn 129

myofilamenten, spiervezels 129, 132myogene sturing, vasomotiliteit 494myoglobine

–, gehalte in verschillende spiertypen 145 (tabel)–, structuur 544–, zuurtofbindingscurve 544

myomesine 133myopie 203myosine,

–, moleculaire structuur 131 e.v.myotatische reflex 265 zie ook proprioceptieve

reflexenmyotomen 192myotonie 119

nabijheidspunt zien 203–, bij ouderen 755

nabloeding 407NAD 35nahyperpolarisatie, actiepotentiaal 69Na+/Ca2+ uitwisseling 51 e.v.Na+/H+ uitwisseling 51Na+/HCO3

– cotransport 51natrium-kaliumpomp 51natriumion (Na+-ion)

–, atoomgewicht en afmeting 49–, evenwichtspotentiaal 67–, extracellulaire concentratie 60–, influx tijdens actiepotentiaal 67–, intracellulaire concentratie 60

natriumkanaal–, activeringspotentiaal 68–, opening tijdens actiepotentiaal 67–, structuur 48 e.v.–, tijdsafhankelijke inactivatie 68

natriumtransport–, mechanismen in de niertubuli 644–, mechanisme van Na/K pomp 51

natriuretische peptiden–, ANP (=ANF) 494, 659–, BNP 659

natural killer (NK) cells 410natuurlijke immuniteit 410 /11

–, cellulaire component 410–, complementbindingssysteem 411–, fagocytose 410–, humorale component 411–, interferonen 411–, NK-cellen 410–, tumornecrosefactoren 411

navel–, arterie (a. umbilicalis) 725/6–, streng 709, 725–, vene (v. umbilicalis) 725/6

necrose 9, 398–, bij veroudering 745/6

nefron 634–, Ca2+-uitscheiding 667/8–, filtratie 640–, H+ uitscheiding 662–, juxtamedullair apparaat 639–, juxtamedullaire nefronen 635–, K+-uitscheiding 665–, koolzuuranhydrase 662–, mesangium 637–, Mg2+-resorptie 668–, NaHCO3 – resorptie 662–, Na+-transport 644–, verschillen in H2O- en Na+-permeabiliteit

650 –, urinevorming 649–, vasa recta 635–, watertransport 652–, zuurgraadverloop 664

negatieve chronotropie zie hartfrequentienegatieve thoraxdruk 528 zie ook interpleurale

drukNernst, vergelijking van 60nerve growth factor zie NGFn. abducens (tabel) 176, 203n. accelerans 448, 450n. accessorius (tabel) 176n. facialis (tabel)176

–, chorda tympani 592–, parasympathische vezels 322

n. glossopharyngeus (tabel) 176–, afferenten uit sinus caroticus 455,–, keelinnervatie voor slikken 592–, parasympathische vezels 322, 592

n. hypoglossus (tabel) 176n. intercostalis 540n. mandibularis 194n. maxillaris 194n. oculomotorius (tabel) 176, 203

–, parasympathische vezels 202, 322n. olfactorius (tabel) 176, 197n. ophthalmicus 194n. opticus 199n. phrenicus 540, 555

REGISTER 819

n. trigeminus 194n. trochlearis (tabel) 176, 203n. vagus

–, afferenten uit arcus aortae 455–, effect op het hart 447, 448–, harttakken verschillen in werking 448–, keelinnervatie voor slikken 592–, maaginnervatie 595/6–, pancreasinnervatie 602–, parasympathische vezels 322

n. vestibulocochlearis (tabel) 176netvlies, zie retinaneuriet 102 (zie ook axon)neurofysine 343neurogliacellen, zie gliacellenneuroglobine 543neurohormonen 337neurohypofyse 318 343

–, hormonen 342/3–, hormoontransport 318

neuromodulatie 111neuromusculaire overgang (= motorische eind-

plaat) 117–, acetylcholine (Ach) 118–, eindplaatpotentiaal EPP 118–, miniatuureindplaatpotentiaal MEPP 118–, myasthenia gravis 118–, myotonie 119–, transmissie 118

neuronale plasticiteit 107, 111neuronale impulsoverdracht 101 e.v.neuron(en) 101

–, actiepotentiaal van cellichaam 112–, axon 102, 164–, axonheuvel = initiële segment 102, 112, 164–, basisfuncties 102–, bouw 102, 164–, cellichaam 164–, conductie 101–, convergentie 106, 187–, dendriet 101–, divergentie 106, 187–, eindboompje 102, 106–, exciterende 106–, functies, samenvatting 164–, glucosebehoefte 163/4–, indeling 165–, inhiberende 106–, initiële segment 102, 112–, integratie 101–, interneuron(= schakelneuron) 165–, metabolisme 163/4–, meting van de elektrische activiteit 104/5–, myeline schede 104,–, neuriet 102–, nissl-substantie 164–, occlusie 188–, perikaryon 164–, piramidale cellen 165 e.v.–, plasticiteit 107, 111–, presynaptische 106–, postsynaptische 106–, receptie 101–, receptieve deel 101–, reciproque innervatie 188–, sensorische 184–, soma 164–, stellate 165

–, summatie 187 e.v.–, synapsknopjes 106–, telodendrion 102–, transmissie 101–, veroudering 753–, zuurstoftekort 163/4

neuropeptiden, zie peptidenneurotransmitters 108 e.v.

–, overzicht (tabel) 109 en 110neurotrofinen 119neusholte (fig.) 196neusslijmvlies, functie van 530neutrofiele granulocyten 401

–, natuurlijke immuniteit 410NGF 93nicotinamide-adenine-dinucleotide, zie NADnicotine, (N)-receptoren 118, 324nierdrempel 645

–, voor glucose 647nieren

–, antidiurese 648–, autoregulatie glomerulus 639–, bouw en functies, overzicht 633 e.v. –, distale tubulus 635, zie ook aldaar–, doorbloeding en zuurstofgebruik 636, 641–, extrinsieke regeling NaCl-resorptie 658 e.v.–, filtratie, 633, 640–, filtratiefractie 640–, glomerulus 635, zie ook aldaar–, hormonale regulatie 639–, hypertensie 660–, hypertonie van interstitiom 650–, intrarenale druk 642–, intrinsieke regeling NaCl- resorptie 658–, kapseldruk 637–, kapsel van Bowman 633/4–, lichaampje van Malpighi 633/4–, lis van Henle 635, zie ook aldaar–, mesangium 637–, nefron 634/5–, osmoregulatie 649 e.v. –, osmoregulatie regelschema 655–, osmotische gradiënt in niermerg 649 e.v.–, proximale tubulus 635 zie ook aldaar –, renale plasmastroom 641–, selectieve resorptie 642 e.v.–, tegenstroom uitwisseling 651 e.v.–, tubulair apparaat 634, 642–, tubulair maximum (Tm) 645–, urinepoductie per etmaal 634–, verzamelbuisjes 635, zie ook aldaar–, volumeregulatie 654 e.v. zie ook aldaar–, volumeregulatie korte termijn 657–, volumeregulatie lange termijn 657 e.v.–, waterdiurese 648, 553–, waterhuishouding 632

nierfunctietests–, clearance (= klaring) 640–, concentratie en verdunningsproef 657–, creatinineklaring 640–, filtratie 640–, filtratiefractie 641–, inulineklaring 640–, para-aminohippuurzuur (PAH) klaring 641–, tubulair maximum voor glucose 647

niesreflex 561niet-specifieke immuniteit zie natuurlijke i.nissl-substantie, neuronen 101

nitric oxide, zie NONK cellen, zie natural killer cellsNMDA-receptor (tabel) 110, 115NO (stikstofmonoxide)

–, als transmitter 85 e.v.,108–, binding aan guanylaatcyclase–, endothelium derived relaxing factor

EDRF 495–, in capillairen 93–, neurotransmitter 108–, NO-synthase (NOS) 86, 93

nocisensoren 222nocisensorische neuronen 223

–, sensibilisering 223nocisensorische schakeling

–, in achterhoorn ruggenmerg 224–, invloed vanuit verlengde merg 226

nodale cellen zie hartnon-nutritieve = shuntstroom 483non-shivering thermogenesis 376

–, neonataal 730/1noradrenaline 108

–, effect op ventrikelfunctiecurve zie hart–, SA-knoop zie hartfrequentie–, onwerkzaam maken 108–, orthosympathisch systeem 325 e.v.–, zie ook adrenaline en catecholaminen

N-receptoren 108nucleïnezuren,

–, nucleotiden 26 –, purinebasen 26–, pyrimidinebasen 26–, resorptie 607

nucleosomen 4nucleotiden 26nucleus, zie celkernnucleus caudatus 257nucleus paraventricularis 343nucleus ruber 261nucleus suprachiasmaticus 318, 341nucleus supraopticus 343nucleus ventralis posterolateralis zie thalamusnutritieve stroom 479nystagmus 206, 273

O2-bindingscurve 542 e.v.O2-transport zie zuurstoftransportO2-utilisatie zie zuurstofutilisatie occipitale kwab, hersenen 163occlusie 188oedeem

–, bij hartfalen 453, 490–, interstitititiële druk 490–, mechanisme 490–, nefrotisch 490–, oorzaken 490

oestradiol–, dagelijkse productie man 691–, degelijkse productie vrouw 691–, productie in bijnier 348, 690/1–, productie in ovarium 701–, productie in placenta 708–, in menopauze 763–, zie ook oestrogenen

oestrogenen 348, 690 zie ook oestradiol–, concentratieverloop tijdens cyclus (fig.) 700–, intracellulaire binding 88, 92–, overiële cyclus 700/1

820 REGISTER

–, werking op het uterusslijmvlies 701olie/waterverdelingscoëfficient 46

–, van ether 46–, van sucrose 46

olfactorische informatie 299oligodendrocyten 167oligodendrogliacellen, zie oligodendrocytenoligosachariden uit zetmeel 603omgekeerde myotatische reflex 265 e.v.onderhuid ( = subcutis = hypodermis) 373oncogen, tumorgroei 9oncotische druk zie colloïd-osmotische drukondersteunde diffusie, membraantransport 47ondervoeding zie voedingstekortontsluiting 709ontsteking, acute

–, leukocytenreactie 4311–, remming door cortisol 350–, verschijnselen 93, 411

ontstekingsmediatoren 91, 93 e.v.–, histamine 93

ontwikkeling en groei 719 e.v.onverzadigde vetzuren 31, 579

–, als bouwstof 579oöcyten

–, foetale ontwikkeling 688/9–, rijping in het ovarium 699

oog 199 e.v., zie ook visueel syteem–, accommodatie 202–, achterste oogkamer 199–, adaptatie 210–, astigmatisme 203–, beeldvorming 201 e.v.–, bewegingen 205 e.v.–, bewegingsregistratie 206–, bij veroudering 755–, blinde vlek 200–, bouw 199–, brekingsafwijkingen 203–, ciliaire zonula 199–, conjunctiva 200–, consensuele pupilreactie 204–, convergentie 203–, cornea 199, 211–, cornea, zuurstofvoorziening 201–, corpus ciliare 199–, corpus vitreum 199–, discus nervi optici 200–, fovea centralis 200–, gezichtsveldbepaling 204/5–, glaucoom (groene staar) 201–, iris 199–, kamerwater 199 e.v.–, kanaal van Schlemm 200–, kegeltjes 200 e.v.–, lichtbreking 202 e.v.–, lidslag- (=cornea)- reflex 201–, macula lutea 200–, m. ciliaris 199–, m. constrictor pupillae 199–, m. dilator pupillae 199–, m. orbicularis oculi 201–, nabijheidspunt 203–, netvlies 200 e.v. zie ook retina–, oogbol, onderdelen 199–, ooglens 199–, oogzenuw 199–, oogspieren 205

–, projectie op hersenschors 211/2–, pupilreacties 204–, sclera 199–, staafjes 200 e.v.–, traankanaal 201–, traanklieren 201–, traansecretie 201–, vaatvlies (choroidea) 200–, verouderingsverschijnselen 755/6–, voorste oogkamer 199–, watervenen 200

oogbewegingen 205 e.v.–, geconjugeerde 206–, instelreflex 206–, optokinetische nystagmus 206–, registratie 206–, saccadische 206–, sturing door evenwichtsorgaan 220–, volgbewegingen 206

oogboldruk 200 e.v–, bij ouderen 201–, glaucoom 201

ooglens 199–, brekingsindex (tabel) 203

oögoniën zie oöcytenoor, zie gehoororgaanopiaatanalgesie 226oplosbaarheidscoëfficiënt van gassen 521oprichtreflex 273opperhuis (epidermis) 372oppervlaktespanning

–, longblaasjes 529 e.v.–, wet van Laplace 441, 473, 530

opsonisatie 412optokinetische nystagmus 206opvliegers, menopauze 763orgaan van Corti, zie Cortiorganellen 4 e.v.organismen, ontstaan van 13orthosympathisch systeem 321, 325 e.v.

–, adrenaline 326 –, adrenerge en cholinerge innervatie 323–, adrenerge receptoren 328–, alfa-receptoren 328 e.v.–, beta-receptoren 328 e.v.–, bijniermerg 326–, bloedsomloop 491 e.v.–, cholinerge innervatie 326–, catecholaminen, synthese en afbraak 328/9–, convergentie en divergentie 322–, doelorganen 327 e.v. e.v.–, effecten van prikkeling 326 e.v.–, eliminatie van noradrenaline 326–, glomerulus filtratie 659–, grensstreng 325–, hart regulatie 446 e.v., 454 e.v.–, noradrenaline 326, 328/9–, perifere ganglia 325–, presynaptische receptoren 326–, ramus communicans albus 325–, ramus communicans griseus 325–, receptoren 328/9–, secundaire centra 321–, spierdoorbloeding bij inspanning 328–, sympathicolysis 328–, synthese van catecholaminen 328–, temperatuurregulatie 379/80–, thoracolumbaal systeem 322

–, transmittes 326, 328–, varicositeiten 326–, verschillen met parasympathische

systeem 327–, water- en zouthuishouding 658

orthosympathische centra–, primaire in de hypothalamus 318–, secundaire 321/2

orthosympathische cholinerge innervatie 326orthosympathische gangliën 326/7orthosympathische tonus 503osmol, definitie 45osmolaliteit, definitie 45osmolariteit, definitie 45

–, van bloed- en weefselvocht 654osmometer 45osmoregulatie in de nier 649 e.v.

–, werkingsprincipe 44–, osmolariteit, osmolaliteit 45–, toniciteit 45

osmosensoren 343, 655osmotische coëfficient 45osmotische druk 44 e.v.

–, regel van Van ’t Hoff 45ossificatie

–, enchondrale 734–, endesmale 734

osteoporose 667ouderdomsemfyseem 759/60ouderdomspigment (lipofuscine) 728ouderdomsziekten 751 e.v.ovale venster 214ovarium

–, bouw 697–, corpus albicans 699–, corpus luteum 699–, foetale ontwikkeling 724–, follikelrijping 699–, graafse follikel 699 –, hormonale sturing 699/70–, menopauze 763–, ovariële cyclus 699 e.v.–, ovulatie 697, 699

overdracht-RNA, zie tRNAoverdrachtsstof, zie transmitteroverdrukbeademing 529overgewicht (= obesitas) 584 zie ook eetlustovulatie zie ovariumO-W verhouding, zie olie/waterverdelings-

coëfficient oxidanten 749/50oxidatieve fosforylering 36/7oxytocine

–, bij de baring 709–, uit hypofyse 343 –, melkafscheiding 711

pacemakercellen (hart)–, diastolische depolarisatie 431–, ionkanalen 431–, pacemakerhiërarchie 427–, potentiaalverloop 72

pacemakerpotentiaal 72pacemakers

–, in de maag 598–, in het hart 427/8

Pacini, lichaampjes 190palpatoire bloeddrukmeting 478

REGISTER 821

pancreas–, bouw (fig) 601–, endocriene deel 600–, enzymen 602/3 (tabel)–, exocriene deel 600–, cystic fibrosis transmembrane conductance

regulator (CFTR) 602–, ionentransport 600/1–, hormonale regeling 602–, neurale regeling 602–, regulering van de exocriene secretie in fasen

602–, remming door pancreatisch polypeptide

(PP) 351, 602pancreasnecrose, acute 602pancreassap

–, effect van secretiesnelheid 600–, enzymen en activatoren (tabel) 603–, mechanisme van productie 601/2–, productie per etmaal 600–, sapsamenstelling 600, 602

pancreatitis 602Papez, circuit van 291/2, 317, 331papillaire spieren zie hartparacriene interactie 84paradoxale koudereactie 377paradoxale (= REM) slaap 289paralyse 242parasympathisch systeem 321 e.v.

–, acetylcholine 117, 324–, acetylcholinesterase 119–, convergentie en divergentie 322–, cotransmitters 324–, craniosacraal systeem 321–, doelorganen (fig) 323 –, efferente zenuwen 322 e.v.–, impulsoverdracht in ganglia 324–, microcirculatie effect 496–, NO als second messenger 496–, secundaire centra 321–, perifere ganglia 322–, receptoren (N en M) 324–, transmissie 224–, transmissieblokkade 119, 324–, verschillen met orthosympathisch systeem

327–, VIP als cotransmitter 324

parathyroïdhormoon (PTH) 347, 667paravertebrale ganglia 325parenterale toedieningswegen 485, 617parese 242pariëtaal associatieveld zie hersenschorspariëtale kwab, zie hersenenParkinson, ziekte van 259

–, bij ouderen 754parodontale membraan 206partiële gasspanning

–, definitie 520/1–, in het lichaam(fig) 521

pasgeborene, zie neonatuspassief membraantransport 42 e.v.

–, geladen deeltjes (ionen) 43,passieve elektrische eigenschappen van de

membraan 75passieve ionkanalen 57passieve voortgeleiding 74

–, lengteconstante 75–, spanningsverlies (decrement) 74 e.v.

patch clamp methode 63pees 127peessensorreflex = omgekeerde myotatische reflex

265peniserectie 695

–, fasen 695/6pentosen 34pepsine 594pepsinogeen, inhibitorpeptide 587peptidebinding, eiwitten 23peptidehormonen 338

–, preprohormoon 340–, synthese 340

peptiden–, neurotransmitter 108–, transmitters (tabel) 110–, transport 606

perceptie z. prikkelbaarheid pericyten 470perifeer zenuwstelsel 161perifere chemosensoren zie chemosensorenperifere eiwitten 42perifere vegetatieve ganglia

–, orthosympathische 325/6–, parasympathische 322 e.v.

perifere thermosensoren zie thermosensorenperifere weerstand 475, 478 perifere zenuwen

–, bouw 161, 174–, cellen van Schwann 168–, denervatieverschijnselen 119–, endoneurium 174–, elektroneurogram 178–, epineurium 174–, herstel 169–, indeling van vezels 175 e.v.–, meting van de voortgeleidingssnelheid 178–, perineurium 187–, unipolaire extracellulaire afleiding 178–, zenuwvezels 175 e.v.

perifere zenuwstelsel (PZ) 161–, plexus brachialis 161–, plexus lumbosacralis 161

perikaryon = soma 164perilymfe 214, 219perimeter 204perineurium 187periost, en beenvorming 734peristaltiek 592peroxisomen 6, 33 perspiratio insensibilis 371, 632PET 295phase-spanning neurons 313pia (mater) 171piekarbeid 383piekstroommeter zie longfunctieonderzoekpigment, lichtgevoeligheid 208 e.v.pijn 222 e.v.

–, adaptatie 222–, afgeleide ( = referred pain) 224–, drempel 224–, effect op bloeddruk 493–, effekt van lokaalanaesthetica 187–, lokalisatie van 224–, onderdrukking vanuit het verlengde merg 226–, perceptie 227–, poortmechanisme 225–, ruggenmergsbanen 193–, sensoren 191, 222

–, tolerantiedrempel 224–, zenuwvezels 177, 222

pijnappelklier 341pijpbeen, bouw van 734pilo-erectie 374piramidale cellen, hersenschors 249piramidale systeem 242plaatjesactiveringsfactor (PAF) 406

–, placeboanalgesie 226placenta

–, lactogeen hormoon 707–, passage antistoffen 412–, productie van hormonen 707/8–, uitwisseling van stoffen 723, 725

placentaire doorbloeding, wegvallen van 729plasmacellen 413 e.v.,plasma-eiwitten 397

–, albumine 397–, buffering 663–, globulines (α-, β- en γ-) 397

plasmaglucosegehalte 351 e.v.–, verloop tijdens glucosetolerantietest 355–, regelmodel voor 354–, zie ook insuline

plasmamembraan (zie ook membraan)–, componenten 4, 41–, functies 4–, integrale en perifere eiwitten 42–, ionenkanalen 57 e.v.–, passieve elektrische eigenschappen 61, 75–, transport, zie membraantransport–, verouderingseffecten 750–, vloeibaar mozaïek’-structuur 41–, waterkanalen 50

plasmine 409–, in de testis 693

plaminogeenactivator (TPA) 409, 603plasticiteit,

–, langetermijn geheugen 286–, neuronale 107, 111

plastische tonus 146–, zie ook stressrelaxatie

pleura parietalis 528pleura pulmonalis (= visceralis) 528pleuraholte, vocht 530pleuritis 530plexus brachialis 161, 174plexus choroideus 172

–, vorming van liquor cerebrospinalis 173plexus entericus 587plexus lumbosacralis 161,174plexus myentericus 587plexus submucosus 587plicae vocales zie stemspleetpneumotactisch centrum zie ademcentrumpneumotachograaf zie longfunctieonderzoekpneumothorax

–, ontstaan 529 –, herstel 529

podocyten 636Poiseuille, wet van

–, voor de luchtwegen 533–, voor het vaatstelsel 475

polaire stoffen 22, 46–, water 11

polsdruk–, bepalende factoren 476–, definitie 472

822 REGISTER

polsgolf–, bij veroudering 759–, centrale pols 480–, definitie 479–, perifere pols 480–, venenpols 480–, verloop (fig.) 477–, voortgeleiding 480

polydipsie 344, 354polyfagie 354polypeptiden, eiwitten 23polysachariden in de voeding 578

–, onderverdeling 578polyspermia 704polyurie 344, 354pompen zie membraantransportpons 160poollichaampjes 689poorttheorie pijnsensatie 225poortmechanisme van ionkanalen 64poriën, membraantransport 47portaal vaatsysteem

–, hypofyse 318positieve feedback bioregelsystemen 310positronenemissietomografie, zie PETpostabsorptive state 352postganglionaire PS neuronen 322 e.v.postnatale periode van de vrouw 710 e.v.postsynapische inhibitie

–, snelle 114–, langzame 115

postsynaptische potentialen–, exciterende (EPSP) 112–, inhiberende (IPSP) 114

postsynaptische neuron 7, 106posttetanische potentiëring (PTT) 284posturale reflexen zie houdingsreflexenpotentiëring, synaps 107P-Q segment ECG 429precapillaire sfincters 483prefrontaal associatieveld zie hersenschorspreganglionaire PS neuronen 322 e.v.premotorische schors zie hersenschorspressosensoren zie barosensorenprestatievermogen

–, max aerobe capaciteit 458–, piekarbeid 383–, trainingseffecten 148 e.v.–, vermindering bij ouderdom 765/6

presynaptische inhibitie 113presynaptische neuron 73, 106prevertebrale ganglia 325prikkel(= stimulus)

–, adequate 72–, anodaal 70–, faradische 70–, galvanische 70–, kathodaal 70–, prikkeldrempel 14–, prikkelstroom 67–, subliminale 67–, supraliminale 67

prikkelbaarheid 14–, verloop tijdens actiepotentiaal 70

prikkelgeleiding z. ook impulsgeleiding–, actiepotentiaal zie aldaar–, definitie 14–, lokale kringstroompjes zie aldaar

prikkeloverdracht 14, z. ook transmissieprimaire motorische schors zie hersenschorsprimaire oöcyten 681 zie oöcytenproeven zie smaakprofase, celdeling 7 e.v.progesteron

–, concentratieverloop (vrouw) (fig.) 700–, dagelijkse productie 691–, effect op uterusslijmvlies 701–, synthese in bijnierschors 348/9–, synthese in geslachtsklieren 690/1

pro-insuline 352prokaryoten 10prolactine

–, concentratieverloop tijdens zwangerschap(fig.) 707

–, melkafscheiding 711–, remming GnRH-afscheiding 712

proliferatiefase 701prometafase, celdeling 7 e.v.pro-opiomelanocortine 349proprioceptieve reflexen 265

–, myotatische refkex 265propriosensoren 184prostaat 695prostaatspecifiek antigeen (PSA) 695prostacycline

–, beperking van bloedstolling 407/8prostaglandinen

–, als signaalstoffen 94–, bij de baring 709–, bij koorts 94, 387–, bij ontsteking 94, 412–, effecten 412–, prostacycline (PGI2) 94–, prostaglandine E1 (PGE1) 94–, prostaglandine E2 (PGE2) 94–, remming dooe acetylsalycilaten (apirine)–, thromboxaan A2 (TXA2)–, vorming en eigenschappen 94

proteasen, specifieke in dunne darm 606proteïne C antistoling 408proteïnekinasen

–, door calmoduline geactiveerd 52–, signaaltransductie 90

proteïnen zie eiwittenproto-oncogenen 9protopathische sensibiliteit 193protoporfirine 543proximale tubulus,

–, celstructuur 642–, doorstroming 642–, obligatoire resorptie 642–, paracellulair transport 645–, resorptie van kristalloïden 644/5–, resorptievolume 643–, excretie van organische stoffen 646–, waterkanalen 643

pseudo-acetylcholinesterase 108pseudopodia 412P-top ECG, 429ptyaline 589puberteit

–, fasen van ontwikkeling 735–, geslachtsklieren 735–, groei 732/3

pulmonale circulatie 497 e.v.–, alveolocapillaie membraan 497

–, arterialisatie van het bloed 497–, autoregulatie op PO2 499–, bloeddruk 497–, centrale regeling 499–, effect van lichaamshouding 497–, inspanning 497–, lokale regeling actief en passief 499–, longoedeem 497–, luchtwegen zie bronchiale circulatie–, regeling 498/9–, samenstelling van het bloed 497–, shunting 498/9, 553–, totaal volume 497–, ventilate-perfusie verhouding 498, 552/553–, vasoconstrictie 498/9–, vasodilatatie 498/9–, weerstand van het vaatbed 497–, zonale doorstromingsverschillen 497/8

pupil, wijdte 204purinebasen in nucleïnezuren 26purkinjecellen

–, cerebellum 255–, hart 427

purkinje-netwerk 427putamen 257pylorus, sluiting 598pyrimidinebasen in nucleïnezuren 26pyrodruivenzuur 34/5

QRS-complex, ECG 429

RAAS,–, aldosteron, werkingsmechanismen 659–, angiotensine converting enzyme (ACE) 659–, angiotensine (AT), vorming en omzetting 659–, bloeddrukregeling 659–, dorstgevoel 659–, vasoconstrictie door AT1-receptoren 659

radiatio optica 211radio-immuno-assay (RIA) 339Ranvier, knoop van Ranvier zie aldaarrapid eye movement, zie REMreactiepotentialen zie hersenschorsreceptie, neuronen 102receptief veld 186receptieve relaxatie

–, van de maag 597–, van het colon 611

receptoren (in de membraan , zie ook membraan)–, activerende 64–, desensitisatie 8–, down-regulation 88–, G-eiwitten 87, 89–, intracellulaire 88–, N(icotine) 108–, M(uscarine) 108–, up-regulation 88–, serpentinereceptoren 86, 89

receptorgestuurde kanalen 58, zie ook ionkanalen –, werking 87 e.v.–, zie ook ligandgevoelige kanalen

receptormolecuul–, intercellulaire communicatie 85 e.v.–, internalisatie 88–, intracellulaire 88–, ligandgevoelige kanalen 74–, structuur 86, 89

receptorpotentiaal, zie sensorpotentiaal

REGISTER 823

recessus costodiaphragmaticus 539rechter hemisfeer 296/7reciproque innervatie 188, 265rectaal kanaal, sensorische innervatie 613recurrente inhibitie 264

–, in ademcentrum 558reductiedeling 688referred pain 224reflectiecoëfficiënt bijfiltratie 489reflectoir leren 284reflex

–, boog = kring 243–, centrale relextijd 264–, definitie 162–, geconditioneerde 2894

reflex van Bainbridge 456reflex van Bezold-Jarisch 457reflex van Hering en Breuer 556reflextonus 271refractaire periode

–, mechanisme 68–, verloop van prikkelbaarheid 70

refractoriteit–, spanningsafhankelijke kanalen 56, 68

regelsystemen 308 e.v.–, aan-uit regeling 308–, bioconstanten 308–, comparator 312–, correctiesignaal 309, 312–, definitie van systeem 308–, effectiviteit van 310–, gain (versterking) 309–, genereren 309–, geregeld deel (controlled system) 308, 312–, gesloten 309–, homeostatische 312 e.v. –, ingangssignaal 308–, lokalisatie van centra 313–, looptijd (time-lag) 309–, negatieve terugkoppeling 309–, nauwkeurigheid 309–, open, aan-uit-regeling 3008 e.v.–, open, proportionele regeling 308 e.v.–, oscilleren 309–, positieve terugkoppeling 309, 211–, proportionele regeling 308–, regelcentrum 312–, regelend deel (controlling system) 312–, regeneratief proces 311–, servosystemen 312–, setpoint (streefwaarde) 309, 312–, subsystemen 314–, terugkoppel (feedback) signaal 309–, uitgangsgrootheid 308–, versterking (gain) 309–, vooruitmelding 311

regeneratief proces 311–, depolarisatiefase van actiepotentiaal 67 e.v.

Reisner, membraan van 215rekbaarheid, zie compliantierekrutring van motor units 145relatief refractaire periode 70relaxatie zie spiercontractierelaxatiewarmte 384relaxine 709remmende impulsen, beweging 284REM-slaap zie slaaprendement, arbeidsstofwisseling 381

renervatie 169renine

–, nierdoorstroming 639 –, secretiestimuli 659–, werking op angiotensinogeen I

renine-angiotensine-aldosteronsysteem zie RAASreparatie

–, van cellen 747/8–, van DNA 28

replicatie van DNA zie DNArepolarisatie 65repolarisatiefase, actiepotentiaal 68respiratoire acidose 541respiratoire alkalose 560respiratoire parameters, simultane registratie

van 554respiratorisch quotiënt (RQ) 367

–, afhankelijkheid van dieet 367–, meting 367–, non-protein 367

respiratory exchange ratio (RER) 367resusfactor 416rete testis 692reticulocyten 401retina 207 e.v.

–, beeldvorming 204–, belangrijkste lagen 200, 207–, structuur 200, 207–, signaaltransductie 208–, zie ook fotosensoren

retinal 208retractiekracht van longen 529reuk 195 e.v.

–, baan 196 e.v.–, epitheel (fig) 196 –, receptoren 195 e.v.–, sensatie 196–, stoffen 195–, verlies bij veroudering 757

reuksensoren–, adaptatie 197–, cellulaire activiteit 196–, convergentie in bulbus olfactorius 197–, second messengers 196–, transductie 196

reverberator 264reward centre 292Rexed, lamina van 224Reynolds, getal van

–, voor de bloedsomloop 477–, voor de luchtwegen 533

RIA (radio-immuno-assay) 339ribonucleïnezuur, zie ook RNA

–, ribosomen 4, 29ribosomaal RNA, zie RNArichtinghoren 217rigor mortis 136Rinne, proef van 218ritmestoornissen zie hart: aritmieritmogenese zie ademhalingsregulatie RNA

–, anticodons in tRNA 29–, boodschapper mRNA 29–, codons 28 e.v.–, overdracht tRNA 29–, ribosomen 4, 29–, ribosomaal rRNA 29–, structuur 28

–, translatie 27 e.v.–, transscriptie 27 e.v.

rode spiervezels zie aldaarrodopsine 208

–, moleculaire structuur (fig) 209ronde venster 214Ruffini, lichaampjes van 190ruggenmerg 160 e.v.

–, achterstrengbanen 192–, afferente zenuwvezels 174 e.v., 192–, achterhoorn, zones (= laminae) van Rexed

224, 263–, achterwortel 160, 192–, dwarslaesies 195–, efferente zenuwvezels 174 e.v., 192–, gnostisch baansysteem 193–, spinaal ganglion 162–, vitale baansysteem 193–, voorwortel 160, 192

ruggenmergsegmenten 161, 192–, dermatomen 192–, receptief veld 186, 192

ruggenmergswortels 161–, cauda equina 161

ruggenmergszenuwen 161ruggenprik 172,ruimtelijke zien 199rustpotentiaal

–, constant field vergelijking 60–, ontstaan 58 e.v.–, vergelijking van Nernst 60

ruststofwisseling 364, 369–, bepalende factoren 369

rusttonus zie spiertonusryanodinereceptoren 135

sacharose, disacharide 570SA-knoop 427 e.v., 447

–, diastolische depolarisarie 430/1–, reflex van Bainbridge 456–, rekking 456–, ionenstromen 430/1–, lagedruk sensoren 456–, pacemakerkanaal (If) 431–, werking van nn. accelerantes 447–, werking van n. vagus en Ach 447

sacculus 219sacharose in de voeding 578saltatoire voortgeleiding 104samengestelde actiepotentiaal, perifere

zenuwen 178sarcolemma

–, bindingseiwitten 133–, skeletspier 127

sarcomeer zie spiervezelssarcoplasmatisch reticulum (SR)

–, Ca2-opslag 52, 136–, dyaden 133–, structuur 127, 133–, triaden 133

sarcotubulaire systeem 133–, T-tubuli 133

satellietcellen–, in het PZ 169–, in skeletspieren 148

scala media 215scala tympani 215scala vestibuli 215

824 REGISTER

scheelzien (strabismus) 207schildklier 344 e.v.

–, bouw 344–, calcitonineproductie 343 e.v. 345–, [Ca2+]e-regelend hormoon calcitonine 345–, hormoonproductie 344–, hormoontransport in bloed 344–, hyperthyreoïdie 347–, hypothyreoïdie 347–, parafolliculaire C-cellen 345–, sturing door hypothalamus 344/5

schildklierhormonen–, bij veroudering 762–, effect op genexpressie 346–, halveringstijd 340–, stofwiseling regulerende hormonen T3 en T4

344–, transport aan eiwit 346–, vorming 344–, werking 91 e.v. 346–, intracellulaire binding 346

Schlemm, kanaal van 200schwann-cellen

–, vorming van myeline 102, 168–, herstel van zenuwletsel 169

sclerotomen 192scotopisch zien 207scrotum 691second messengers 87 e.v.

–, cyclisch AMP 87–, cyclisch GMP 93–, G-eiwitten 87

secretie zie klierensecretiefase uterus 701secretine

–, productie in wand van duodenum 596–, remming van de maag 596–, stimulering van pancreassecretie 602–, stimulering van de galsecretie 603

secundaire motorische schors zie hersenschorssegmentale innervatie 161, 192seksuele differentiatie 688 e.v., 724semipermeabele membraan, osmose 44sensibiliteit 190 e.v.

–, gnostische (= epikritische) 193 e.v.–, van het hoofd 206–, vitale (= protopathische) 193 e.v.

sensibiliteitsonderzoek 195sensomotorische integratie 183, 189sensorcellen 184sensoreenheid zie receptief veldsensor(en)

–, adaptatie 72 –, adequate prikkel 72, 187–, analoog naar digitaal conversie 185–, centrale 313–, efferente innervatie 188–, fasische of dynamische functie 186–, generatorpotentiaal 184–, grondtypen (fig) 184–, impulsoverdracht 184 e.v.–, in de huid 372–, karakteristiek 72–, indelingen 184–, mechanosensoren 184, 190 e.v.–, on/off respons 72–, osmosensoren 343–, perifere 313

–, potentiaal 73, 184–, receptief veld 186 –, rekkingsgevoelige ionkanalen 184–, specificiteit 187–, statische of tonische functie 186–, stimulus-responscurve 72–, structuur 184–, thermosensoren 184, 191–, transductie 72–, transductie via G-eiwtten 184

sensoriek 183 e.v. sensorische homunculus 287/8sensorische informatie 287 e.v.sensorische neuronen 184sensorisch spraakcentrum zie hersenschorssensorische systeem

–, niveau indeling 188 e.v.–, sensomotorische integratie 183–, thalamo-corticale systemen 189

sensorpotentiaal 72, 184 e.v.serotonine 108,

–, bloedstelping 407–, onsteking 412–, slaapcentrum in formatio reticularis 289–, verminderde productie bij ouderen 753

serpentinereceptoren 86, 89sertoli-cellen 692/3, 724serum zie bloedserum 407servosysteem

–, algemene beschrijving 312–, perifere (motorische) 262 e.v.

setpoint (streefwaarde) 309sfingolipiden 31 e.v.sfygmogram 480sfygmomanometrische bloeddrukmeting 478shear stress, zie afschuifspanningshock 504shunting in de longcirculatie 499 e.v. 553shuntstroom

–, microcirculatie 483–, spieren in rust 503

signaalstoffen, overzicht 91signaaltransductie 87 e.v.

–, reactiecascade van adrenaline 89–, G-eiwitten 87, 89–, receptoren 86–, second messenger 87, 89

sinoatriale (=sinus) knoop, zie SA-knoopsinusoïdaal endotheel 486sinus coronarius 499skeletspier(en) (zie ook skeletspiervezel)

–, actiepotentiaal 69–, adrenerge receptoren 328–, antagonisten 145–, bewegingstypen 148–, bloeddoorstroming 328, 503–, bouw 127–, contractiekracht in vivo 145–, energievoorziening 148–, fascie 127–, hyperemie 503–, hyperplasie 147–, hypertrofie 147–, indeling (tabel) 145–, kracht-snelheidsrelatie 143–, lengte-spanningsrelatie 142–, motorische eenheid 127–, nutritieve stroom 503

–, shuntstroom 503–, synergisten 145–, trainingseffecten 147–, vermogen 143–, veroudering 765–, warmteproductie 384–, zuurstofcomsumptie (tabel) 500

skeletspiervaten, orthosympatische innervatie 328skeletspiervezel

–, actiepotentiaal 69, 132–, contractieduur 143–, energievoorziening 148–, excitatie-contractiekoppeling 135 /6–, maximale kracht 142–, maximale verkorting 143–, sarcolemma 127–, sarcoplasmatisch reticulum 127–, structuur 129 e.v.–, typen van spiervezels 143 e.v. –, typen van spiervezels (tabel) 145

slaap 289 e.v.–, dromen 289–, EEG 289–, REM-slaap (= paradoxale slaap) 289

slaapapnoe 562slaapcentrum 289slaappatroon bij veroudering 753slaap-waakwisseling 289

–, bij ouderen 753slagaders zie arteriënslagvolume zie hartslagvolumeslakkenhuis 214sliding filament-model, zie spiercontractieslikken

–, effect op ademhaling 561, 592–, fasen van het proces 591/2–, mechanisme 592–, reflexen 591/2–, regulatie 592

slokdarm–, druk 593–, meting intrathoracale druk 531–, peristaltiek 593–, sfincters 593

slow waves,–, glad spierweefsel 133–, maagmusculatuur 598

smaak 197 e.v.smaakbekers 197smaakmodaliteiten 198smaaksensoren 197

–, cellulaire activiteit 198–, lokalisatie op de tong 198–, projectie op hersenschors 198–, transductie 198

smaakpapillen 197snares in kliercellen 195snelle spieren 143somatomedinen 721/2somatosensorische informatie 190 e.v.

–, corticale projectie 287–, van het hoofd gebied 194–, sensorische homunculus 287

somatostatine (= IG-IH)–, effect op de maagwand 596–, productie in d-cellen van pancreas 351–, productie in D-cellen van maagwand 595–, productie in hypothalamus 339

REGISTER 825

somatotopie 287 e.v.somatotopische oriëntatie 245somatotropine, zie groeihormoonsomesthesie 190soortelijke dichtheid, lichaamssamenstelling 366SPA (stimulus-produces analgesia) 226spanningsafhankelijke kanalen 57/8

–, activering 64 e.vspasticiteit 272spastische verlamming 272spatiële summatie, synaps 112specialisatie van cellen 13specifiek dynamische effect, eiwit 369specifieke immuniteit, zie adaptieve immuniteitspecifieke zintuigen 72speeksel 589 e.v.

–, enzymen 589–, functies 589/90–, klieren 589–, klieren, innervatie 590/1–, ptyaline (amylase) 589, 604–, samenstelling 589/90–, volume per etmaal 589–, vorming 590

speekselsecretie 589/90–, iontransport 590–, mechanismen 590–, regulerend centrum 592–, resorptie en excretie in de afvoerbuis 590–, stroomsnelheid 590–, transmitters 592

sperma–, samenstelling 695–, vruchtbaarheid 702

spermatozoa–, capacitatie van 702–, mobiliteit 692–, structuur 692, 694 (fig.)–, zie ook zaadcellen

spiercirculatie 503,–, tijdens inspanning 506

spiercontractie 127 e.v., 140 e.v.–, actine-myosine interactie 129 e.v.–, ATP-splising 136–, auxotonische 140–, concentrische 140–, contractiedrempel van [Ca2+]i 141–, contractiemechanisme 129 e.v–, contractiecyclus 136–, crescente (opstijgende fase) 143–, decrescente (= relaxatie) 143–, dynamische 140–, enkelvoudige 143–, excentrische 140–, excitatie-contractiekoppeling 133 e.v.–, fusie van contracties 144–, isometrische 140–, isotonische 140–, krachtregeling 140 e.v.–, kruisbruggen (= crossbridges) 129–, latentietijd 143–, mechanisch model (fig.) 141–, mechanisme 129, 134 e.v.,–, relaxatie 136, 137, 139–, sarcoplastisch reticulum zie aldaar–, sliding filament model 134–, snelheidsregeling 140 e.v.–, tetanische fusiefrequentie 144

–, tetanus (onvolkomen= getand) 144–, tetanus (volkomen = glad) 144–, vormen 140–, warmteproductie 384

spierdoorbloeding tijdens inspanning 503–, dynamische arbeid 507–, statische arbeid 507

spierdystrofie van Duchenne 134spiereigenreflex 265spiereiwitten 129 e.v.spier-hartreflex 459spierkracht zie spiercontractiespierpomp 481

–, effect bij lopen 504 e.v.spierspanning zie spiertonusspierspoeltjes 245, 265,

–, gamma-innervatie 267 e.v.–, functie 267–, intrafusale spiervezels 267–, motorische innervatie 267–, primaire en secundaire afferenten 267–, sensorische innervatie 267–, structuur 267

spiertonus–, ontregeling 272–, reflextonus 242, 271–, regeling vanuit formatio reticularis 272–, regeling via γ-lus 270–, rusttonus 242, 271 e.v.

spiervezels–, actinefilamenten 129, 132–, actine-myosine complex 136–, antagonisten 145–, Ca2+-kanalen 135–, contractiemechanisme 129 e.v.–, DHP-receptoren 135–, dikke filamenten 129 e.v., 132–, dunne filamenten 129 e.v., 132–, enkelvoudige contractie 143–, extrafusale 246–, glycolytisch/ oxidatief 144–, intracellulaire [Ca2+] 136–, intrafusale 245 (zie ook aldaar)–, kruisbruggen (= crossbridges) 129–, maximale kracht 140 e.v. –, maximale verkorting 142–, myofibrillen 127–, myofilamenten 131–, myosinefilamenten 132–, rood/wit 144–, ryanodine receptoren 135–, sacolemma 127–, sarcomeren 127–, sarcoplasmatisch reticulum 129, 133–, sarcotubulaire systeem 133–, snel/langzaam 143–, synergisten 145–, trainingseffecten 147 e.v.–, tropomyosine 129–, troponine 131–, T-tubuli 135–, typologie 143/4–, uitgangslengte 142

spierweefsel 127 e.v.spijsvertering 575 e.v.

–, definitie 576–, Na+-transportmechanismen, overzichtsfig. 609 –, waterbalans, overzichtsfig. 607

–, zie ook bij maag, dunne darm, pancreas etc.spijsverteringsenzymen (= fermenten) 576spijsverteringskanaal

–, bouw plan 586/7 –, bloedvoorziening 502–, bloedvoorziening bij inspanning 502–, darmbewegingen 608 e.v.–, hoofdfuncties 586–, intramurale zenuwnetwerken 587–, neurotransmitters 587–, onderdelen 575–, plexus entericus 587–, wandstructuren 586/7–, waterbalans 607

spikes, gladde spier 133spinaal ganglion 162, 175 (fig.)spinae (dendrieten) 101spinocerebellum 253spirogram 526 split brain 296, 298splitsing

–, aminozuren 37–, glucose 34–, koolhydraten 33–, vet 37–, vetzuren 33, 37

sporenelementen 582sporthart 149, 446spraak 299

–, articulatie 299–, centra 297 e.v.–, neurale sturing 299–, stoornissen (afasie) 298

SR, zie sarcoplasmatisch reticulumstaafjes 207 e.v.

–, cellulaire activiteit 208/9–, mechanisme van lichtgevoeligheid e.v. 208–, relatieve lichtgevoeligheid 202–, scotopisch zien 207–, verdeling over de retina 200

staafjesrood, zie rodopsinestamcellen 9starlingcurve voor de hartprestatie 449, 452starlingkrachten voor capillaire filtratie 489starlingmodel voor de capillaire uitwisseling 486statesthesie 190statische beweging 148statische spiercontractie 148statolieten (= otolieten) 219stem

–, banden 299–, spleet 299–, klankvorming 299–, toonvorming 299

stemming–, emotie en gedrag 293–, emotie en stress 331 e.v.–, stoornissen bij veroudering 753

stereognosie 193steroïden 31steroïdhormonen 348

–, intracellulaire binding 85–, synthese van 348

steunreflex 272stijgbeugel 214stikstofmonoxide zie NOstikstofscheiding per dag 580stimulus, zie prikkel

826 REGISTER

stimulus-produced analgesia (SPA) 226stochastische verouderingsprocessen 744stofwisseling 13, 363 e.v.

–, aeroob/ anaeroob 33, 382/3–, anabolisme 363–, arbeidsstofwisseling 364, 381 e.v.–, eenheden 364–, grondstofwisseling 364 e.v.–, katabolisme 363–, meting van hoogte 366/7–, ruststofwisseling 364, 369

stofwisselingsbalans 363stollingsfactoren 408/9stofwisselingswater 632stolsel 407ST-segment ECG 429strabismus 207stress-induced analgesia 226stress hormoon 333stress reacties 332/3, 502stressrelaxatie 146striatum 257stromingsformule algemeen 475stromingsleer algemeen 475

–, laminaire stroming 476–, Reynoldsgetal 477–, turbulente stroming 476/7

stromingsprofiel (fig.) 477stromingsweerstand 475stroomsnelheid 474, 476/7stroomsterkte (= flow)

–, lucht, zie ademminuutvolume –, hydrodynamisch model 474 e.v.

stroom-volumediagram, longen 535, 538strotklepje zie slikkenstrottenhoofd (fig) 299.stofwisseling

–, eiwitsynthese 26 e.v.–, koolhydraten 33 e.v.–, lipiden 31, 34 –, van zenuwstelsel 163

stroomdichtheid zie stroomsterktesubarachnoïdale ruimte 171subcutis (= ondehuid, = hypodermis) 373subliminale prikkeling 67subliminale zone 187substance P (tabel) 110substantia alba, zie witte stofsubstantia gelatinosa (SG) 225substantia grisea, zie grijze stofsubstantia nigra 257sucrose, zie sacharosesuikers 34suikerziekte, zie diabetes mellitussummatie, neuronaal 188supplementaire motorische schors, zie hersen-

schorssupraliminale prikkeling (= stimulus) 67, 70surfactant 530

–, bij prematuriteit 729 –, vorming tijdens foetale periode 729

sympathicolysis 328sympathisch systeem (= sympathicus) zie ortho-

sympathisch systeemsymport-systeem, membraantransport 47synaps 73,106 e.v.

–, axoaxonische 107–, axodendritische 107

–, axosomatische 107–, chemische transmissie 86, 107–, exciterende 106–, exciterende postsynaptische potentiaal

EPSP 73, 111–, facilitatie 112–, functie 107 e.v.–, geheugen 107, 284 e.v.–, inhiberende 106–, inhiberende postsynaptische potentiaal

IPSP 114–, langetermijn depressie (LTD) 285–, langetermijnpotentiëring (LTP) 285–, neurotransmitters (tabel) 108, 109–, plasticiteit 286–, postsynaptische inhibitie 114–, posttetanische potentiëring (PTT) 285–, potentiaal 73–, potentiëring 107 –, presynaptische inhibitie 113–, spatiële summatie 112–, structuur 107–, summatie 112–, transmissie 86, 108–, temporele summatie 112–, verouderingseffecten 753

synapsblaasjes 107synapsknop 106synapsspleet 86, 107synergisten, spierkrachtregeling 145synthese

–, eiwit 23 e.v.–, lipiden 30 e.v.–, vetzuren 31

systematische verouderingsprocessen 744systole 423 e.v.systolische aanzuiging zie hartsystolische druk zie arteriële bloeddruk

tachycardie 434–, abnormale automatie 436–, cirkelgeleiding (re-entry) 436–, gekoppelde activiteit (triggered activity) 437

tandformule 588tast

–, baansysteem 193–, grove en fijne tastzin 193–, haarfollikel 374–, huidsensoren 190

tegenstroomsystemen 651 e.v.–, in de extremiteiten 363–, in de vasa recta 653

tegenstroommultiplicatiesysteem–, in de lissen van Henle 651/2

telesensoren 183telodendrion, zie eindboompjetelofase, celdeling 7/8telomerase 746telomeren 746temperatuur

–, behaaglijkheidstemperatuur 379–, meting van kerntemperatuur 375–, hyperpyrexie 386–, hyperthermie 377, 386–, hypothermie 386–, koorts 387–, thermoneutrale zone 379

temperatuurregulatie 375 e.v.

–, bruin vetweefsel 380, 579, 584–, centrum 376/7–, chemische regulatie 376, 379/80–, dag-en-nacht ritme 375–, effect van kleding 370, 376–, eetlustbeïnvloeding 583–, fysische warmteregulatie 376–, gevoelstemperatuur (chill temperature) 379–, inspanning 384 e.v.–, lichaamskern 362–, lichaamsschil 362–, kerntemperatuur 375–, kleding 378–, menstruele cyclus 375–, neonataal 730/1–, omgevingstemperatuur 379–, prematuren 731–, regelmodel 380–, setpoint bij inspanning 384/5–, sportkleding 378–, stoornissen 386/7–, thermisch hijgen 551–, thermosensoren 191, 377 e.v.–, warmteafgifte 370 e.v.–, warmteafgifte bij inspanning 385–, warmteproductie 363 e.v.

Ta in ECG 429temperatuurregulerend centrum 376temporale kwab, zie ook hersenen

–, emotioneel gedrag 293–, geheugen 296

temporele summatie, synaps 112TENS (transcutaneous electrical nerve stim.) 227tensiosensoren zie barosensorenterminale arteriolen 482terugkoppeling (feedback) 309 e.v.terugresorptie, proximale tubulus 644terugtrekreflex 223testes

–, bij veroudering 763–, functies 691 e.v.

testosteron 690 e.v., 694tetanische spiercontractie zie aldaarthalamocorticale systeem

–, aspecifieke 189, 287 e.v.–, specifieke 189, 287

thalamus 160,–, auditieve functie 218–, centromediane kernen 257–, kernen (overzicht) 287–, nucl. subthalamicus 257–, pijnimpulsen 224–, ventrolaterale kernen 194, 251, 254, 257 –, visuele functie 212

Thebesiaanse venen 499T-helpercellen 410, 414thermisch hijgen 551thermische beweging van moleculen 43thermometers 375thermoneutrale zone 379thermoregulatie, zie temperatuurregulatiethermoregulatoir centrum zie temperatuur

regulerend centrumthermosensoren 184

–, adaptatie 378–, cellulaire activiteit 184, 191–, centrale 376 –, effect op bloedsomloop 378, 493

REGISTER 827

–, innervatie 191, 193, 377/8–, koudesensoren 377–, ontladingsgedrag 378–, paradoxale koudereactie 377–, perifere, effect van prikkeling 378–, perifere, karakteristiek 191, 377/8–, reflectoire reacties 378–, warmtesensoren 377

thorax –, druk/volume relatie 531 e.v.–, intrathoracale druk 528/9–, ruststand 528/9–, thoraxveer 528–, bij veroudering 759

thrombus, zie stolselthymine 26thymus 405thyreoglobuline 344thyreoïdhormonen in de foetale periode 253thyreoïdstimulerend hormoon 344thyreotrope hormoon, zie thyreoïdstimulerend

hormoonthyrotropin-releasing hormone (TRH) 345thyroxine (T4) 344tight junctions 16titine (= connectine) 133T-lymfocyten (T-cellen)

–, B-cel stimulering 415–, CD4 oppervlaktereceptor–, CD8 oppervlakte receptoren 414–, cytotoxische (= killer)cellen (TC) 405, 413/4–, functie bij immuniteit 412/3–, geheugencellen 413–, helpercellen (TH) 405, 412, 414–, helpercel-specifieke receptor CD4, 414–, killercel-specifieke oppervlaktereceptor CD8

414–, natural killer cellen (NK) 405–, regulerende cellen (Treg) 405, 412–, vorming en rijping 405

tong–, gustatopie 198–, innervatie 198–, smaaksensoren 198

toniciteit z.osmolariteit 45tonische halsreflex 273toonvorming 299totale longcapaciteit (TLC) zie longcapaciteittraansecretie 201trachea zie luchtpijptractus corticobulbaris 244, 247

–, oorsprong 249tractus corticospinalis 244

–, lateralis 245, 247–, oorsprong 249–, ventralis 245, 247

tractus cuneatus (van Burdach) 193tractus digestivus, zie spijsverteringskanaaltractus gracilis (van Goll) 193tractus olfactorius 197tractus opticus 199tractus reticulospinalis (lat. + med.) 245, 247, 555tractus rubrospinalis 245, 247, 261tractus spinobulbaris lateralis 193tractus spinobulbaris medialis 193tractus spinocerebellaris (ventr. / dors.) 253tractus spinocervicalis 224tractus spinoreticularis 224

tractus spinothalamicus (dorsalis en ventralis) 193,224

tractus tectospinalis 245, 247tractus vestibulospinalis (lat. + med.) 245, 247, 261training 148 e.v.

–, aërobe training 149–, anaerobe training 148–, van ouderen 765

trainingseffecten–, bij ouderen 765 e.v.–, in spieren 148–, overzicht (tabel) 149–, van het hart 149/50

transaminering–, aminozuursplitsing 37–, in de lever 616

transcellulair water 631transcriptie, RNA 30,transcriptiefactoren 29transcutaneous electrical nerve stimulation, zie

TENStranscytose 5transducine 208transductie, zintuigen 72transferfactor 551 transferrine 404, 673transfer-RNA, zie RNAtranslatie, RNA 28, 30,transmembraanpotentiaal, zie membraanpotentiaaltransmembraantransport, zie membraantransporttransmissie

–, chemische (= indirecte) 85 e.v.–, directe (= elektrische) 84–, EPSP 112–, langzame 111 zie ook neuromodulatie–, processen bij chemische 86–, snelle 111 –, synapsen 111 e.v.

transmitters 85 e.v.–, afbraak 88–, afgifte (release) 86, 95–, desensitisatie 88–, down-regulation 88–, exciterende 108–, inhiberende 108–, intercellulaire communicatie 85 e.v.–, neurotransmitters (tabel) 109/10–, onwerkzaam maken 88–, opslag 86–, reabsorptie 88–, receptoren 86–, signaaltransductie 89/90–, up-regulation 88–, vorming 86

transmurale druk–, bloedvaten 473–, in de bronchiën 537–, hart 440

transportcapaciteit–, van membraantransport 48–, van bloed voor zuurstof 541/2

transportmaximum (Tmax)–, van actief membraantransport 43,–, van ondersteunde diffusie 48

transscriptie, RNA 27/8transsudaat 530tremor 271

–, cerebellaire (intentietremoer) 252

–, basale ganglia 259–, ziekte van Parkinson 259, 754

triade, 133trias diabetica 355tricuspidalisklep zie hart-kleppentriggered activity zie hart-aritmietriglyceriden 31trijoodthyronine 344triosen 34tRNA 29trofoblast 704/5trombine 407trombocyten, zie bloedplaatjestrombose 408/9, 758tromboxaan A2 (TXA2) 407trommelvlies 213/4tropisme 291tropomyosine 129,132troponine 52trypsine zie pancreas(sap) TSH zie thyreoïd stimulerend hormoon T-top ECG 429T-tubuli

–, excitatie-contractiekoppeling 133–, in hartspier 137

tuba uterina = oviduct 697tubulair apparaat

–, drukverval 642–, functies 642 e.v.–, Na+-transport mechanismen 644–, onderdelen 635–, paracellulair transport 644–, transcellulair transport 643–, tubulair maximum, 645–, vloeistofstroomsterkte 642

tubuli seminiferi 692tubulussysteem 642 e.v., zie verder tubulair

apparaattumorgroei 9tumornecrosefactor en α en β (TNF-α en -β) 410tumorsuppressorgenen 9turbulente stroming

–, bloedvaten 476/7–, luchtwegen 533

turnover–, signaaleiwit 33–, structuureiwit 33–, transporteiwit 43

tussenhersenen 160tussenribspieren, zie mm. intercostalestweede boodschapper zie second messengertyrokinasereceptoren 92 en 93

uitademing, zie ademhalinguitwendige ademhaling 523uitwisselaar zie membraantransportuitwisselingsdiffusie zie membraantransportultrafiltraat, zie voorurineunipolaire neuronen 165uniport-systeem zie membraantransport 59unitair glad spierweefsel 129up regulation, transmitter 88uracil 28ureter 669urethra 669ureum

–, molecuulgrootte 49–, transport in nefron 646, 650 e.v.

828 REGISTER

–, vorming in de lever 616urine

–, antidiurese 648–, drinken van water 649–, hyper- en hypotone 649–, productie per etmaal 634–, soortelijke dichtheid (SD) 649–, stikstofgehaltebepaling 367–, verzuring 663 e.v.–, waterdiurese 648–, zuurgraad 663 e.v.

urinelozing 669 e.v.urineproductie, zie diureseurobiline 404uterus

–, bouw 698–, contracties 709

utilisatie van zuurstof 541–, door het hart 445–, tijdens inspanning 503

utriculus 219

vaatstelsel 469 e.v.–, bij veroudering 737–, bouw en microstructuur 469 e.v.–, capillairen, wandstructuur 483/4–, compliantie arteriën en venen 474–, doorsnede vaatbed 479–, elastische arteriën 469–, lymfestelsel 487 e.v.–, microcirculatie, bouw, 470/1482/3–, musculeuze arteriën 469–, perifere weerstand 475–, veneuze kleppen 481

vaatvernauwing–, bij bloedstelping 407–, constrictoire stoffen 407, 496–, endotheline 496–, hormonale 493–, overzichtstabel oorzakelijke factoren 493

vaatverwijding–, autoregulatoire 494–, door acetylcholine 93–, bij afschuifspanning 93, 496–, bij inspanning 496–, dilatatoire stoffen 496–, door adenosinenucleotiden (ADP, ATP) 93,

496–, door histamine 93 e.v., 496–, door NO 93, 496–, door prostaglandinen 94 –, hormonale 493–, lokale factoren 494/5–, maximale 494–, ontsteking 411/12–, overzichtstabel oorzakelijke factoren 493–, postischemische hyperemie 496–, prostacycline (PGI2) 105, 406, 489

vaatvlies oog 200vaccinatie zie inentingvalsalva-manoeuvre 540valva ileocaecalis 611vanderwaalskrachten 529variabele potentialen 72, 185varicositeiten zie vegetatief zenuwstelselvas afferens 635, 639vas efferens 635, 639

vasa recta, juxtamedullaire nefronen 635, 649vasculaire endotheliale groeifactor, zie VEGFvasoactief intestinaal polypeptide( VIP)

–, cotransmitter van acetylcholine 111, 324–, effecten 494–, lokale vaatverwijding 495

vasoactieve hormonen 493 e.v.vasoconstrictie, zie vaatvernauwingvasodilatatie, zie vaatverwijdingvasopressine 343 e.v. 656

–, zie ook antidiuretisch hormoon (ADH)VLDL, very-low-density lipoproteïnen 605vegetatief gedrag 331 e.v.vegetatieve functies 12vegetatieve integratie 317 e.v.vegetatieve regelcentra 314vegetatieve zenuwstelsel 321 e.v.

–, centra 321/2–, contact met doelcellen 324, 326–, functies, overzicht 321/2–, parasympathische systeem zie aldaar–, orthosympathische systeem, zie aldaar–, varicositeiten 326–, verschillen met somatische stelsel (fig.) 322

VEGF 482–, binding aan tyrosinekinasereceptor 92 /3–, produktieplaatsen en werking 482

venen–, afmeting van venen (tabel) 471–, bouw (figuur) 470–, capaciteitsvaten 471–, compliantie 473–, flebogram 480–, holle aders (vv. cavae) 471/2–, kleine venen 471–, kleppen 471–, middelmatige venen 471–, veneuze sfygmogram 480–, venoconstrictie 491–, venodilatatie 491

venenpols = flebogram 480veneus bloed

–, PO2–, zuurstofverzadiging 542

veneuze bloeding 406veneuze druk

–, centrale, zie atria –, perifere 479–, perifere bij opstaan 505

veneuze kleppen 471, 481veneuze stelsel

–, bouw 471/2–, capaciteitsvaten 471–, drukverloop 478/9

veneuze terugstroming 439, 452, 479 e.v.–, bij hartfalen 453–, spierpomp 481, 505 (figuur)

ventilatie zie longventilatieventilatoire responscurves

–, voor CO2 559–, voor O2 560

ventrikel (hart)–, cellulaire elektrische activiteit 429–, in ECG 4429–, fasen van de actiepotentiaal 429/30–, fibrilleren (ECG registratie) 436–, functiecurve 449, 452–, functiecurve bij hartfalen 453

–, orthosympathische invloed 448/9–, parasympathische invloed 448–, sensoren 457–, tachycardie 435–, zie ook hart en hartprestatie

veneuze bijmenging in arterieel bloed zie shuntingveneuze terugstroming 438/9, 451 e.v.

–, effect van lopen 504 e.v.verdamping, zie warmteafgifteverdampingswarmte van water 11, 370verkortingswarmte 384verlamming 242vermageringshormoon, zie leptinevermogen 364veroudering 743 e.v.

–, biologische achtergrond 744 e.v.vervroegde celdood, zie apoptose en necroseverworven immuniteit zie adaptieve immuniteitvery-low-density lipoproteïnen (VLDL’s) 605, 615verzadigde vetzuren 579verzadigingscentrum 583/4verzamelbuisje,

–, aquaporines typen 2, 3 en 4 648–, effect van ADH op aquaporine type 2 650–, effect van ADH op waterpermeabiliteit 650–, facultatieve terugresorptie 643–, regelbare waterresorptie 648

vesikels 5–, synaps 86, 107

vestibulair apparaat, zie evenwichtsorgaanvestibulaire reflexen 272vestibulaire kernen 261vestibulocerebellum 253vestibulum, zie evenwichtsorgaanvet

–, bron van vitaminen 579–, functies 579–, neutrale 31–, onderverdeling 578/9–, opslag 615–, resorptie 605–, splitsing in de dunne darm 604–, splitsing in relatie tot de glycolyse 37–, structuur van 31–, vertering van 604/5–, zie ook lipides en vetzuren

vettige infiltratie bij veroudering 751vetvrij gewicht (fat free body mass) 365, 631vetzucht zie eetlustvetzuren 31 e.v.

–, esentiële 31, 579–, meervoudig onverzadigde 579–, onverzadigde 31, 579–, smeltpunt 31–, resorptie in darm 605–, splitsing 37–, verzadigd 31, 579–, vorming van lipopriteïnecomplexen 605–, vrije 605

vezeleiwitten 15vezels in de voeding 578vier en twintig-uurs ritme 318villi arachnoidales, afvoer van liquor

cerebrospinalis 172VIP

–, als cotransmitter 111–, bloeddrukregeling 494

viscositeit 475

REGISTER 829

visueel systeem 199 e.v.–, corticale projectie 211 e.v., 287–, geleidingsstoornis 212–, onderdelen 199–, radiatio optica 211–, retinotopie 212

visuele informatie, projectie 211visuele richtreflexen 273vitale capaciteit (VC) zie longcapaciteitvitale sensibiliteit 193 e.vvitaminen

–, C en E, anti-oxidanten 750–, D (cholecalciferol) 667–, deficiëntieziekte 58 –, definitie 580–, functies 580 e.v.–, hypo- en hypervitaminose 580/1–, vetoplosbare (tabel) 581–, wateroplosbare (tabel) 581

VLDL zie very low density lipoproteïnsvliezig labyrint 219vloeibaar mozaïek-structuur, 42vochtbalans 632

–, foetale 730–, spijsvertering 607

vochtigheidsgraad lucht 371vochtophoping in pleuraholte 530vochtvolume van het lichaam 631, 654

–, regulatie 657–, verdeling over compartimenten 654 e.v.

voeding–, anorganiosche bestanddelen 582–, bouwstoffen 576–, brandstoffen 576–, kwantitatieve en kwalitatieve eisen 576 e.v.–, specifiek dynamische werking 365, 369–, sporenelementen 582

voedingsmiddelen, energie/inhoud 364, 577–, koolhydraten 578, zie verder aldaar –, vetten 578 e.v., zie verder aldaar–, vitaminen 580, zie verder aldaar

voedingstekort–, cachexie 577–, deficiëntieziekten 578, 581–, hongeroedeem 577–, kwantitatief aan brandstof 577–, kwalitatief aan bouwstoffen 578–, ondervoeding 577

voedselopnameregulering–, lichaamsgewicht 582–, overgewicht (= obesitas) 584

voedseltransport zie spijsverteringskanaalvoltage clamp 69voltage gated channels 64volumegeleider 73volumeregulatie zie extracellulair vochtvolumevolumestroom, zie stroomsterkte (= flow)vonwillebrandfactor 407voorste oogkamer 199voortgeleiding

–, actiepotentiaal 74, 103–, elektrotone 74–, met decrement 74–, neuronen 73 e.v. 103–, passieve 74 e.v.–, saltatoire = sprongsgewijze 104–, snelheidsbepalende factoren 75–, zie ook impulsvoortgeleiding

voortgeleidingssnelheid zenuwvezels (tabel) 177–, meting 106

voortplanting–, celdeling 7 e.v.–, meiose 688–, van de actiepotentiaal, zie actieve voort-

geleidingvoorurine 637vrije diffusie zie aldaarvrije vetzuren (FFA) 605vrije zuurstofradicalen, zie oxidantenvruchtbaarheid,

–, bij ouderdom 763–, vrouw 698–, zaadcellen 702

warmteafgifte 370 e.v.–, door geleiding of conductie 370–, door straling of radiatie 370–, door stroming of convectie 370–, bij lichamelijke inspanning 384 e.v. –, door verdamping of evaporatie 370/1

warmtebalans 376warmtecapaciteit 11

–, specifieke warmte 370–, van lucht 370–, van water 370

warmtegeleidingsvermogen 374–, van de huid 362–, van kleding 384–, van lucht 370–, van onderhuids vetweefsel 362–, van water 370

warmtehuishouding, zie temperatuurregulatiewarmteinhoud van het lichaam 361, 376, 380warmteproductie, 363 e.v

–, bruin vetweefsel 376, 380–, non-shivering thermogenesis 376, 380–, onwillekeurig bewegen (rillen) 376, 380–, spierverstijving 376, 380

warmteregulatie zie temperatuurregulatiewarmtesensoren, zie thermosensorenwarmtetransport 361 e.v.

–, actief en passief (fig) 372–, door het bloed 362, 372–, tegenstroomuitwisseling 363

warmteverdeling 362water en zouten, resorptie

–, dikke darm 612–, dunne darm 608 –, nefron 652 e.v.

water,–, fysische eigenschappen 11–, leefmilieu 11

waterbalans, zie vochtbalanswatercompartimenten 632, 654waterdiurese 648waterhoofd, zie hydrocefaliewaterhuishouding 631 e.v.

–, osmoregulatie 649 e.v.–, volumeregulatie 654 e.v.

waterkanalen,–, ADH werking 648–, aquaporines 50, 643 e.v.–, structuur 50

waterstofbrug, chemische binding 23watertransport

–, dunne darm 608

–, osmose 56–, spijsvertering, overzichtsfiguur 607–, tubulussysteem 643–, zie ook water en zouten resorptie

watervenen (oog) 200waterverdeling lichaamscompartimenten 632waterverlies 632watt (W) 364weanen na kunstmatige beademing 541Weber, proef van 218Weber-Fechner, wet 185weeënactiviteit

–, begin van de baring 709–, effect van oxytocine 343

weefsel, definitie 14weefselhormonen 96, zie ook mediatorenweefseldoorbloeding zie microcirculatieweefselhormonen 96, 337weefselplasminogeen activator (TPA) 409weefselvocht, zie extracellulaire vloeistofweerstandsvaten 471Wernicke, area van 297wervelkolom, groei 733wet van Boyle 520wet van Fick 43, 488, 521, 549wet van Gay-Lussac 520wet van Henry 520wet van Laplace

–, voor de alveoli 530–, voor de hartwand 441 –, voor de vaatwand 473

wet van Müller 187wet van Poiseuille 475wet van Weber-Fechner 185whole cell meetmethode 63wiggedruk 450willebrand von, stollingsfactor 407willekeurige beweging 242 e.v.

–, baansysteem 243 e.v.–, coactivering van α/γ-motorische neuronen

270–, commandoniveau 249 e.v.–, complexe 251–, coördinatieniveau 252 e.v.–, corticale projectie 244–, fasen 243–, initiëren 243–, programmeren 243–, sturing 249 e.v.

Willis-cirkel 170, 501windketel zie aortawitte bloedcellen 399 e.v.

–, vorming 401/2witte spiervezels 144witte stof 161, 167Wolff, buis van 724Wolff-parkinson-White, zie WPWWPW-syndroom 436

zaadcel–, bevruchting 702 e.v.–, reductiedeling 688–, productie 691 e.v–, rijping 692–, structuur en mobiliteit 692–, zie ook spermatozoa

zaaduitdrijving 695zenuwcel zie neuron

830 REGISTER

zenuwdoorsnijding 102zenuwgroeifactor, ( nerve growth factor) 119zenuwstelsel, zie ook CZS en PZ

–, flauwvallen 164–, hoofdfuncties 159–, onderverdeling 159 e.v.–, stofwisselingsactiviteit 163

zenuwvezels–, afferente vezels 177–, antegraad transport 104–, axonaal transport 104–, denervatie 119–, effecten van prikkeling 66 e.v.–, efferente vezels 175–, gemyeliniseerde 103–, indeling in perifere zenuwen 175 e.v.–, neurotrofinen 119–, ongemyeliniseerde 103–, retrograad transport 104–, reuzenvezels 66–, trofische functie 119–, vezeltypen(tabel) 177–, voortgeleiding 103 e.v.–, voortgeleidingssnelheid (tabel ) 177–, voortgeleidingssnelheidsmeting 104 e.v., 178–, zenuwgroeifactor 119

zetmeel in de voeding 578–, samenstelling 578

zien 199 e.v.–, corticale projectie 287–, fotopisch 207–, instelreflex 206–, scherp zien, 205–, scotopisch 207

ziekte van Alzheimer 754ziekte van Parkinson 754zintuigen zie sensoren

zintuigspecificiteit 187zintuigzenuwcellen 184Z-lijn, myofibril 129Z-membraan, bindingseiwitten 133zouten, chemische binding 22zoutzuur in de maag 597zuchten 561zuigreflex 711zuur-base-evenwicht,

–, alkalireserve 661–, bicarbonaatbuffer 661/2–, fosfaatbuffers 662/3–, hemoglobine als buffer 547, 663–, H+-homeostase, regelschema 664–, plasmabuffercapaciteit 663–, plasma-eiwitbuffers 663–, regulering 661 e.v.

zuurstof–, diffusiegradiënt 542–, energiewaarde 367–, HbO2-dissociatiekromme 542 e.v.–, Mb disociatiekromme 544–, responscurve 560–, schuld tijdens inspanning 382 e.v.

zuurstofconsumptie in rust en bij inspanning 500(tabel)

–, arbeid 381 e.v. 506–, hart 445, 501–, hersenen 500–, huid 500–, meting 367–, spijsverteringskanaal 500

zuurstofradicalen–, bij fagocytose 412

zuurstofreserves 383 zuurstofschuld

–, alactische bronnen

–, componenten (tabel) 383–, inlossen in fasen 383–, lactische componenten 383–, maximale bij piekarbeid 383–, tijdens aerobe arbeid 382

zuurstoftransport–, capaciteit 542–, in het bloed 541 e.v.

zuurstofutilisatie–, effect van training 149–, in de microcirculatie 483, 551–, van het hart 445–, verhoging tijdens inspanning 506

zuurstofverzadiging–, arterieel bloed 542–, veneus bloed 542 –, foetaal bloed 726 e.v.

zwangerschap–, beëindiging van 709–, duur 707–, fysiologische functies van de vrouw 707–, hormonale veranderingen 707–, resussensibilisatie 416

zweetklieren 374–, actieve zoutresorptie 96–, apocriene 374–, cholinerge innervatie 326–, eccriene 374–, kallikreïne productie 374

zweetsecretie–, actieve zoutresorptie 96–, maximale 386–, tijdens inspanning 385–, training 386–, vochtverlies tijdens inspanning 386–, warmteafgifte 371

REGISTER 831