Antwoorden Module 1

25
Economie 4 VWO

description

Antwoorden module 1 Economie bovenbouw VWO

Transcript of Antwoorden Module 1

Page 1: Antwoorden Module 1

Economie

4 VWO

Module 1 Schaarste, geld en handel

Page 2: Antwoorden Module 1

Hoofdstuk 1 Voor niks gaat de zon op

Verkenning

1 Hij is snel en kan per uur goed verdienen (of: hij vindt het minder vervelend werk dan de alternatieven).

2 Geld.

3 Een gewerkt uur kan Erik niet aan zijn studie besteden. Kortom: het keuzeprobleem. Tijd is schaars.

4 Geld en tijd zijn schaars. Je moet kiezen wat je met tijd en geld doet.

5 De middelen zijn nooit onbegrensd, de behoeften wel. Daarom is er schaarste. Mensen willen dus vaak meer dan mogelijk is.

6 Zonder onbegrensde behoeften kunnen de middelen gelijk zijn aan de behoeften en hoeft er geen keuzeprobleem te zijn.

7 a De vraag is groter dan de capaciteit. De aanbieders kunnen de vraag niet aan, waardoor er wachtlijsten ontstaan.b Nee, bij economie zijn alle goederen en diensten waaraan de behoefte groter is dan de beschikbaarheid schaars. Dus ook de goederen en diensten waarbij de aanbieders de vraag aankunnen.

8 Geld en goederen.

9 Bijvoorbeeld: om je af te drogen na het douchen, om op te liggen aan het strand, om tocht onder een deur tegen te gaan.

10 A, D en E zijn juist.

11 Tijd.

12 Ronald verliest € 20 aan baten omdat hij met het tuinwerk het werk in de supermarkt misloopt. In plaats van € 20 netto baten levert tuinwerk maar € 14 netto baten op, een verlies van € 6.

13Activiteit Kosten Baten Netto

batenOpofferingskosten Gecorrigeerde

netto batenMeehelpen in de keuken

€ 3 € 10 € 7 € 5 € 2

Werken bij C1000 € 8 € 12 € 4 € 7 – € 3 Uitgaan € 0 € 5 € 5 € 7 – € 2

14 Werken bij C1000 had boven de € 7 aan netto baten moeten uitkomen. De baten hadden meer dan € 8 + € 7 = € 15 moeten zijn. Dus meer dan € 15 / 4 = € 3,75 per uur.

Page 3: Antwoorden Module 1

15 a Bijvoorbeeld: haar eigen smaak, of omdat zij denkt dat broccoli meer vitamines bevat.b

Activiteit Kosten Baten Netto baten

Opofferingskosten Gecorrigeerde netto baten

500 gram broccoli € 2 € 7 € 5 € 2 € 3 2 kilo prei € 2 € 3 € 1 € 5 – € 4 1 kilo boontjes € 2 € 4 € 2 € 5 – € 3

16 In een restaurant geldt niet dat een klant onbeperkte behoeften heeft; hij heeft immers op een bepaald moment genoeg gegeten. Bij de slager geldt dat wel, omdat een klant heel veel kan kopen om ze als partij in te vriezen of onder zijn familie te verdelen.

17 A

18 a

b 36 = 2q1 + 12q2

19 a Product 2.b

c 120 = 4q1 + (12 5)q1 = 15d Zie de grafiek bij b.e Zie de grafiek bij b.

20 a Hij kan in totaal meer cd’s en dvd’s kopen, tenzij hij alleen dvd’s koopt.b Cd’s zijn zo goedkoop geworden dat hij veel meer cd’s koopt en minder geld (dan in de oude situatie) overhoudt voor dvd’s.

Toepassing

1 a Mensen hebben geen onbegrensde behoeften aan goederen en diensten. Het zijn ‘troostaankopen’, omdat er niet aan de echte behoeften (bezinning, goede relaties met andere mensen) wordt voldaan.b In de praktijk blijkt dat mensen steeds méér willen hebben. Als een product gratis wordt uitgedeeld, blijkt de behoefte bijna altijd groter dan het aanbod.

Page 4: Antwoorden Module 1

2 a Schaarse, in de zin ‘Ook de zee behoort tot onze schaarse voedselbodems.’ Want de beschikbaarheid aan voedselbodems is kleiner dan de behoefte.b Schaarste, in de zin ‘De oplossing is zoals meestal simpel: Kweek schaarste in goederen. Zorg dat de mens weer blij is met wat hij kan en heeft.’ Hij bedoelt met schaarste nu een beperkte hoeveelheid.c De mens went aan het hogere consumptieniveau. Hij wil weer meer, waardoor er nooit genoeg energie voorhanden is.

3 In beide artikelen is er twijfel of de behoeften wel oneindig zijn, of we onszelf niet ‘voor de gek houden’ en de eigenlijke behoeften andere zaken betreffen, zoals goede relaties met andere mensen.

4 a Bijvoorbeeld: hij houdt niet van studeren. Hij heeft er geld voor over om niet te hoeven studeren.b Pim kan met studeren het risico verkleinen of wegnemen dat hij teruggezet wordt naar 4-vwo.c De kosten tellen ook mee, het saldo baten – kosten is gunstiger bij een vakantie thuis.d

Pim (16 jaar)Activiteit Kosten Baten Netto

batenOpofferings-kosten

Gecorrigeerde netto baten

Vakantie in het buitenland € 500 € 800 € 300 € 600 – € 300Vakantie thuis € 100 € 600 € 500 € 600 – € 100Studeren € 400 € 1.000 € 600 € 500 € 100Werken € 100 € 240 € 140 € 600 – € 460

e Studeren.

5 a Hij geeft de buitenlandse reis hoge baten en het werk hoge kosten.b

VaderActiviteit Kosten Baten Netto

batenOpofferings-kosten

Gecorrigeerde netto baten

Vakantie in het buitenland € 500 € 800 € 300 € 200 € 100Vakantie thuis € 0 € 200 € 200 € 300 – € 100Onderwijs volgen/studeren € 300 € 400 € 100 € 300 – € 200Werken € 800 € 1.000 € 200 € 300 – € 100

c De buitenlandse vakantie.

6 aOmaActiviteit Kosten Baten Netto

batenOpofferings-kosten

Gecorrigeerde netto baten

Vakantie in het buitenland € 500 € 800 € 300 € 1.000 – € 700Vakantie thuis € 0 € 1.000 € 1.000 € 300 € 700Cursus volgen € 400 € 0 – € 400 € 1.000 – € 1.400

b Omdat de aantrekkelijkheid van het alternatief heel verschillend is. Voor Pim is studeren een betere keuze, voor oma het thuisblijven.

7 a Je kunt de ruimte op verschillende manieren gebruiken: voor een vliegveld, als stilteruimte, en voor vele andere doeleinden.

Page 5: Antwoorden Module 1

b Er moet gekozen worden: stilte kost geld, want er kan ook geld verdiend worden met de luchthaven. De schaarste zie je ook aan het verschil in huizenprijzen.c Zone 3: € 60.500.000 / 0,023 28.000.000 = € 93,94.d Zone 5: € 1.500.000 / 0,007 1.000.000 = € 214,29.e Bijvoorbeeld: files in de buurt als gevolg van reizigers.f Bijvoorbeeld: een betere infrastructuur voor alle inwoners van het gebied; vliegtuigspotters kunnen hun hobby uitoefenen.g 0,8 + 5 + 2,3 + 0,6 = 0,132 + 6 + X; X = 2,568 (miljard euro)h Het saldo van de positieve en negatieve effecten.

Hoofdstuk 2 Van ruilen komt geen huilen

Verkenning

1 Beide partijen moeten er voordeel bij hebben, er moet contact mogelijk zijn tussen koper en verkoper, er moet duidelijkheid zijn over de waarde van de te ruilen producten.

2 a Je kunt alleen maar beschikken over goederen en diensten die in het land zelf geproduceerd worden. Er is geen mogelijkheid om te profiteren van goederen en diensten die niet in eigen land, maar wel in andere landen worden geproduceerd.b Er is altijd wel enige handel tussen landen, gebieden of mensen.

3 a Met Pauline en Bas.b Minstens 20 (Sjors) en maximaal 26 (Bas) stripboeken voor één computer.

4 Bas woont veel verder weg, dat is onhandig. De transactiekosten kunnen zo hoog zijn dat een ruil met Pauline beter uitkomt.

5 Reiskosten, overlegkosten, kosten om een contract op te stellen, nalevingskosten, de tijd die nodig is om een koper of verkoper te vinden.

6 a Reiskosten of verzendkosten, kosten om contact te krijgen, geïnvesteerde tijd.b De site maakt het veel gemakkelijker om een specifiek product te vinden zonder allerlei winkels af te moeten lopen.c Bijvoorbeeld de site ruilen.nl.d Bij een directe ruil moet aan twee voorwaarden voldaan worden: de koper moet interesse hebben in het te verkopen product, en de koper moet iets kunnen aanbieden waarin de verkoper interesse heeft. Bij een indirecte ruil vervalt de tweede eis.

7 Wat is de prijs van een grof volkorenbrood?

8 a Een stuk grond in ruil voor geld. Plus toezeggingen voor de bestemming van de grond.b De transactiekosten zijn de bijkomende kosten, niet de verkoopprijs van het goed of de dienst zelf.c

Projectontwikkelaar GemeenteTransactiekosten 1 De onderhandelingstijd die

nodig is om de ruilverhouding vast te stellen.

1 De onderhandelingstijd die nodig is om de ruilverhouding vast te stellen.

2 Het opstellen van het contract. 2 Het opstellen van het contract.3 De controle op het naleven van het contract (nalevingskosten).

Page 6: Antwoorden Module 1

d Hij schat in welke opbrengst hij kan behalen met de verkoop van de huizen. Als die voldoende hoog is in vergelijking met de kosten, zal hij de ruil willen doen.

9 a Het recht om de frisdrank als enige aanbieder een bepaalde periode op de markt te mogen brengen.b – Onderzoekskosten, bijvoorbeeld wat voor type aanslaat bij de consument.– Marketingkosten, om het product bekendheid te geven.c Als de frisdrank succesvol is, wordt het product zonder patent onmiddellijk nagemaakt door concurrenten. Zonder patent is de verwachte winst dus een stuk kleiner.d Dat er eerder nieuwe producten op de markt komen waar de consument behoefte aan heeft.e De prijs zal waarschijnlijk, bij gebrek aan concurrentie, aan de hoge kant zijn.

10 a Ecuador wil lagere importbelasting in de EU. De EU wil in ruil daarvoor tegemoetkomingen van Ecuador.b Er worden geen middelen geruild, maar veranderingen van overheidsbeleid.c De onderhandelingen duren eindeloos. Er zijn dus hoge kosten, bijvoorbeeld hoge vergaderkosten.d Dat ze geen auteursrechten meer afdragen bij de verspreiding van muziek(dragers) en software en de muziek en software dus illegaal laten verkopen.

11 a Met de kassabon.b Met het koopcontract.c De verkoper is geen eigenaar van de maangrond en kan de eigendomsrechten dus niet overdragen.

12 a Zijn arbeid.b De ingeleverde tijd versus het verdiende inkomen.c De productiviteit van Kai versus de loonkosten.d Een dienst: vakken vullen.e De producten en diensten van de discotheek.f Zonder het baantje kan Kai niet naar de discotheek. Of: er moet eerst iets geproduceerd worden voordat iemand hetzelfde goed consumeert.g Geproduceerde goederen en diensten zijn alleen nuttig als ze door consumenten gekocht en gewaardeerd worden.

13 Yusuf, want hij plukt 6 kilo per uur, en Ria maar 4 kilo.

14 a Scholing en specialisatie.b Bijvoorbeeld: ervaring, harder werken.

15 a Met scholing (een computercursus), een computer en boekhoudsoftware.b Hij gebruikt nu ook software: een boekhoudprogramma.

16 a Hij maakt gebruik van gespecialiseerde werknemers met een hoge arbeidsproductiviteit.b Als gevolg van de specialisatie blijft de prijs van een piano relatief laag en kunnen meer consumenten zich een piano veroorloven.

17 a Mensen kunnen zich (verder) specialiseren in werkzaamheden waarin ze goed en snel zijn.b Arbeidsdeling loont bij voorbaat omdat er verschillen in productiviteit zijn.

Page 7: Antwoorden Module 1

18 a 1: minder; 2: goedkopere (of andersom).b Goedkopere factoren.c Minder inzet voor dezelfde productie (‘harde werkers’).d Lage lonen = goedkoper; hoog niveau = minder inzet voor dezelfde productie.

19 a Hij is in alles langzamer.b Hij is bij fietsen (relatief) minder langzaam dan bij scooters.

20 aProductie zonder arbeidsdeling

Aantal fietsen

Aantal scooters

Benodigde tijd voor de fietsen

Benodigde tijd voor de scooters

Totaal benodigde tijd

Tom 8 2 8 30 minuten = 4 uur

2 120 minuten = 4 uur

8

Linda 6 9 6 20 minuten = 2 uur

9 40 minuten = 6 uur

8

Totaal 14 11 6 10 uur 16

bProductie met arbeidsdeling

Aantal fietsen

Aantal scooters

Benodigde tijd voor de fietsen

Benodigde tijd voor de scooters

Totaal benodigde tijd

Tom 14 0 14 30 minuten = 7 uur

0 7

Linda 0 11 0 11 40 minuten = 7 uur, 20 minuten

7 uur, 20 minuten

Totaal 14 11 7 7 uur, 20 minuten 14 uur, 20 minuten

c 6 fietsen voor 2 scootersd 3 : 1e 3 : 1 ligt tussen 2 : 1 en 4 : 1 in.

Toepassing

1 aProductie zonder arbeidsdeling

Aantal kisten tomaten

Aantal kisten paprika’s

Benodigde tijd voor de tomaten

Benodigde tijd voor de paprika’s

Totaal benodigde tijd

Jansen 48 34 48 4 minuten = 192 minuten

34 12 minuten = 408 minuten

600 minuten

De Wit 50 10 50 6 minuten = 300 minuten

10 30 minuten = 300 minuten

600 minuten

Totaal 98 44 492 minuten 708 minuten 1200 minuten

b Jansen legt zich toe op paprika’s, De Wit op tomaten. Want De Wit gebruikt 50% meer tijd bij tomaten, maar 150% meer tijd bij paprika’s. De Wit kan zich dus beter specialiseren in tomaten, en Jansen in paprika’s.

Page 8: Antwoorden Module 1

cProductie met arbeidsdeling

Aantal kisten tomaten

Aantal kisten paprika’s

Benodigde tijd voor de tomaten

Benodigde tijd voor de paprika’s

Totaal benodigde tijd

Jansen 0 50 0 50 12 minuten = 600 minuten

600 minuten

De Wit 100 0 100 6 minuten = 600 minuten

600 minuten

Totaal 100 50 600 minuten 600 minuten 1200 minuten

d 10 kisten paprika’s.e Bijvoorbeeld: 10 kisten paprika’s tegen 48 kisten tomaten.

Verdeling na ruilAantal kisten tomaten

Aantal kisten paprika’s

Jansen 48 40De Wit 52 10Totaal 100 50

f De Wit heeft dezelfde hoeveelheid paprika’s en meer tomaten. Jansen heeft dezelfde hoeveelheid tomaten, maar meer paprika’s. Beide telers beschikken nu met de inzet van evenveel tijd over meer producten.g 48 kisten tomaten voor 10 kisten paprika’s, oftewel: 4,8 : 1h De ruilverhouding moet tussen de 3 : 1 en 5 : 1 liggen. Dat is met 4,8 : 1 het geval.

2 a De werknemers werken hard, de arbeidsvoorwaarden worden niet goed nageleefd, waardoor de productiviteit nog hoger komt te liggen.b Het lidmaatschap dwingt Roemenië om de arbeidsvoorwaarden beter na te leven. Of: als Roemenen ook in de rest van de EU kunnen gaan werken, zal het loonpeil in Roemenië kunnen gaan stijgen.

3 Met een patent moet je het recept na verloop van tijd prijsgeven. Coca-Cola was in staat het recept zonder patent veel langer geheim te houden.

4 a Het stimuleert de verkrijger van het patent om veel geld in onderzoek te stoppen.b De bezitter van het patent werd traag en duur bij gebrek aan concurrentie. Onderzoek door anderen was niet toegestaan.

5 Kennis wordt beschermd door een patent en daardoor ontoegankelijk voor andere onderzoekers. Er wordt zo geen nieuwe kennis op basis van bestaande kennis opgebouwd.

6 a Een ander woord is patent.b Zonder patent/octrooi is het risico groot dat het geld dat in onderzoek wordt gestoken verloren gaat. Met een octrooi is de kans groter dat geïnvesteerd geld terugverdiend wordt.c Deze bedrijven hebben niet de hoge ontwikkelkosten.d De overheid betaalt mee aan de kosten van de gezondheidszorg. Met goedkope medicijnen is de overheid minder geld kwijt en hoeven ook de belastingtarieven minder hoog te zijn.e De premie aan de ziektekostenverzekeraar is minder hoog bij goedkope medicijnen.

Page 9: Antwoorden Module 1

f De bezitters van patenten geven zo veel geld uit om de patenten te kunnen houden dat er weinig geld overblijft voor nieuwe medicijnen.g Voor een nieuw medicijn worden meerdere patenten aangevraagd, producenten van namaakgeneesmiddelen worden met juridische processen tegengewerkt, patentbezitters proberen het patent te verlengen door het product iets te veranderen, in vorm of inhoud.

7 De concurrentie van namaakmedicijnen wordt sterker, afnemers willen lagere prijzen, onderzoek wordt steeds duurder.

8 aVoordeel van een patent Nadeel van een patent

Producenten originele medicijnen

Bescherming tegen concurrentie, waardoor onderzoekskosten beter terugverdiend kunnen worden.

Hoge kosten om het aflopen van patenten en de nadelen ervan tegen te gaan.

Producenten namaakmedicijnen

* Geen mogelijkheid om tijdens de looptijd van een patent medicijnen op de markt te brengen.

Patiënten/burgers Nieuwe medicijnen als patent het onderzoek stimuleert

• (Te) dure medicijnen, te hoge premie ziektekostenverzekering• Weinig vernieuwende medicijnen omdat de fabrikanten (te) veel geld uitgeven aan juridische acties met betrekking tot de patenten.

Overheid Betere kwaliteit gezondheidszorg (als patent wel voor nieuwe medicijnen zorgt).

Hogere kosten in de gezondheidszorg door ontbreken van voldoende goedkope medicijnen.

Wetenschappelijk onderzoek

Meer onderzoek en vernieuwing omdat patent de kans op economisch succes vergroot.

Minder onderzoek omdat de bereikbaarheid van kennis kleiner is.

b Bijvoorbeeld in de laatste regel van het overzicht: het onderzoek wordt gestimuleerd, maar ook afgeremd.c Eigen antwoord leerling.

9 1 Zonder invoerrechten zijn de ingevoerde producten goedkoper voor de consument.2 Hun export wordt niet meer tegengewerkt met invoerrechten.3 Producenten in arme landen kunnen beter profiteren van hun kostenvoordeel waardoor de productie in arme landen toeneemt, terwijl te dure productie in rijke landen afneemt. Rijke landen worden ook meer gedwongen om te kiezen voor de productie waarbij zij een kostenvoordeel hebben.

Hoofdstuk 3 Geld, de smeerolie van ruil

Verkenning

1 De mensen in Zimbabwe konden steeds minder kopen met een bepaalde hoeveelheid Zimbabwaanse dollars. Ze hadden door deze inflatie steeds minder vertrouwen in de eigen munt. Daarom gingen zij de Amerikaanse dollar als ruilmiddel gebruiken.

Page 10: Antwoorden Module 1

2 a Het is moeilijk om alle ruilverhoudingen vast te stellen.b Er moet een wederzijds verlangen zijn, en sparen is niet of nauwelijks mogelijk.

3 a 1 computer = 60 broeken = 3600 flessen bronwater = 1800 broden.b De ruilverhouding is ingewikkeld, hij moet een verkoper van een computer zien te vinden die 1800 broden wil, hij kan de broden niet sparen, omdat ze bederven.c De prijs is duidelijk: hij hoeft niets om te rekenen.d Het is niet nodig om een verkoper te vinden die 1800 broden wil.

4 Bij veel goederen is het moeilijk of onmogelijk om een koper te vinden die omgekeerd iets aan te bieden heeft waar de verkoper behoefte aan heeft.

5 1 = oppotmiddel, 2 = ruilmiddel, 3 = rekenmiddel, 4 = rekenmiddel.

6 1 = algemeen, 2 = rekenmiddel, 3 = giraal geld.

7 Geld als ruilmiddel. De zonnetjes functioneren als geld.

8 Ruilhandel, ze ruilden onderling boeken.

9 a Er kunnen munten van gemaakt worden, of klompjes.b Dan zou het niet meer als waardevol gezien worden, en niet meer geaccepteerd worden. Of een verkoper zou een grote hoeveelheid willen ontvangen in ruil voor het product (inflatie!).

10 A = zeldzaam, B = geld, C = salaris.

11 Het is deelbaar (in porties te verdelen), handzaam, duurzaam (bederft niet) en tamelijk schaars.

12 2 – 3 – 4 – 1

13 a Anders was er geen vertrouwen in de bankbiljetten, en zonder vertrouwen worden ze niet geaccepteerd.b Op het vertrouwen van de gebruikers (dat het geld zijn waarde behoudt).

14 Alle drie de functies:A Ruilfunctie: je rekent niet in euro’s af, maar in Noabers, de zelfbedachte geldeenheid.B Rekenfunctie: voor iedere ruil wordt vooraf samen een prijs afgesproken.C Oppotfunctie: elk lid heeft een eigen Noaber-rekening.

15 B

16 A, C en D passen bij een daling van de interne waarde van de euro.

17 a De intrinsieke waarde is hoger dan van de ‘gewone’ euro, waardoor mensen alleen maar met de gewone euro betalen.b De Wet van Gresham.

18 a Als het eerste getal 100 is (dus het basisjaar is), is het absolute verschil gelijk aan de procentuele verandering.b Van 103,2 naar 107,1 = 3,9 / 103,2 100% = 3,8%.c Van 107,1 naar 115,8 = 8,7 / 107,1 100% = 8,1%.

Page 11: Antwoorden Module 1

d 2010: 100 / 107,1 100 = 93,42011: 100 / 115,8 100 = 86,4e Van 100 naar 86,4 = 13,6%.

Toepassing

1Jaar 2009 2010 2011 2012Indexcijfer gemiddeld prijspeil

110,22 122,89 123,51 129,90

Inflatie 11,50% 0,50% 5,17%Indexcijfer koopkracht van één euro

90,73 81,37 80,97 76,98

Procentuele verandering koopkracht van één euro

–10,32% –0,49%

–4,93%

2 a De prijzen verdubbelen, het indexcijfer van het gemiddelde prijspeil wordt 200. Het indexcijfer van de interne waarde wordt 100 / 200 100% = 50, een daling van 50%.b Het indexcijfer van het gemiddelde prijspeil wordt 100 2 2 = 400. Het indexcijfer van de interne waarde wordt 100 / 400 100% = 25, een daling van 75%.

3 a Het is een onmiddellijk beschikbaar tegoed in handen van gezinnen en bedrijven.b Geld uit een automaat halen, pinnen in de winkel.c Ja, giraal geld hoort bij de maatschappelijke geldhoeveelheid en betaalrekeningen zijn giraal geld.d Nee, het is geen giraal geld, want het is niet onmiddellijk beschikbaar (bijvoorbeeld door te pinnen).e Om voldoende geld achter de hand te hebben als mensen spaargeld van de bank halen.f 3 op € 10 miljard = 30%

4 a 3 op de 18 = 16,7%b De maatschappelijke geldhoeveelheid is gestegen omdat betaalrekeningen bij de geldhoeveelheid horen.c 3 miljard = 10%, dus 30 miljard = 100%. Er mag dus, uitgaande van de 10 miljard in bron 7, 20 miljard bijgeschreven worden met kredietverlening.d Er is dan 2 op de 10 gedekt = 20%.e Van de 10 moet 10% = 1 als dekking aanwezig zijn. Er mag dus chartaal 3 – 1 = 2 uitgeleend worden.f Giraal, want dan kan zij veel meer geld uitlenen (en dus met de rente meer winst behalen).

5 Verhogen. Dan moeten de banken meer achter de hand houden als dekking en kunnen zij minder uitlenen.

6 a In bepaalde mate duurzaam, niet gemakkelijk na te maken.b Deelbaar, handzaam.c Wel deelbaar, handzaam en duurzaam.

7 a De munt moet een merkstempel hebben, een aanduiding van de waarde, en een vast gewicht en zuiverheid.b Elke keer moest de zuiverheid vastgesteld worden.c ‘Mensen betaalden met de slechtste bladeren en hielden de goede bladeren zelf.’

Page 12: Antwoorden Module 1

d Hoe meer tabak en goud, hoe hoger de prijzen (bron 9).e Er mag niet steeds meer geld in omloop komen, in vergelijking met de hoeveelheid geproduceerde goederen.

8 a Nee, het vertrouwen in de munt hoeft niet te betekenen dat de munt alleen haar waarde ontleent aan het vertrouwen en bijna geen intrinsieke waarde meer heeft.b De intrinsieke waarde moet gelijk of lager zijn dan de extrinsieke waarde.

9 a De wissel was een soort tegoedbon voor goud. Wie geen vertrouwen heeft in de omwisselbaarheid, wil ook niet betaald worden in wissels.b Als de wissels niet meer (geheel) gedekt worden door goud. Het gebruik bleef immers in stand zo lang er vertrouwen was.

10 a Door krediet te verlenen door middel van bijschrijving op de betaalrekeningen.b Door de minimale dekkingsgraad te verhogen.c De biljetten werden in China aan de lopende band uitgegeven zonder de oude biljetten uit de omloop te halen. Het gevolg: een onvermijdelijke inflatie. De centrale bank wil daarom in onze tijd de geldhoeveelheid binnen de perken houden.

Herhaling

1 Zij kiest voor de bijles.Activiteit Kosten Baten Netto

batenOpofferings-kosten

Gecorri-geerde netto baten

Op de bank naar de tv kijken € 0 € 22 € 22 € 24 – € 2Een film in de bioscoop bekijken

€ 8 € 14 € 6 € 24 – € 18

Twee uur bijles geven € 4 € 28 € 24 € 22 € 2

2 a 100 / 160 (1.150 + 2.300 + 63.780 + 137.000 + 19.300 + 6.450 + 230) = 143.881.b Ruilmiddel, winkeliers accepteren de biljetten niet meer.c Uitspraak 1 = extrinsieke waarde, uitspraak 2 = extrinsieke waarde, uitspraak 3 = interne waarde.d Toenemen. De groei van het aantal vervalsingen zal het gebruik van pinpassen, internetbankieren en chipknip stimuleren. Deze betaalvormen hebben betrekking op giraal geld.e Minder. Er kwam meer voorlichting, de acceptatie van bankbiljetten nam af.

3 aZonder arbeidsdeling

Aantal tafels Aantal stoelen

Producent A 26 6Producent B 20 2Totaal 46 8

b A maakt tafels, B stoelen. B doet twee keer zolang over een tafel, maar minder dan twee keer zolang over een stoel.c

Met arbeidsdeling, zonder ruil

Aantal tafels Aantal stoelen

Producent A 50 0

Page 13: Antwoorden Module 1

Producent B 0 10Totaal 50 10

d Bijvoorbeeld: 22 tafels voor 7 stoelen (alles met een ruilverhouding tussen 4:1 en 2,5:1).e

Ruil na de arbeidsdeling

Aantal tafels Aantal stoelen

Producent A 28 7Producent B 22 3Totaal 50 10

f 22 : 7 = 3,14 : 1g Het ligt tussen 4 : 1 en 2,5 : 1.

4 a De arbeidstijd van het winkelpersoneel achter de kassa, de kosten van wisselgeld, pinpassen, chipknippen en het in stand houden van computernetwerken en geldautomaten.b € 0,19 = € 0,11 + 0,007XX = € 0,08 / 0,007 = € 11,43c Voor de kostenbesparing is de gemiddelde chartale betaling: € 66,3 miljard / 7,1 miljard = € 9,34.Na de kostenbesparing is de gemiddelde chartale betaling: € 44,8 miljard / 5,6 miljard = € 8.d 1,5 miljard € 0,11 = € 165,0 miljoen(€ 66,3 – € 44,8) miljard 0,007 = € 150,5 miljoenKostenbesparing chartale betalingsverkeer = € 315,5 miljoen

5 a Inflatie.b € 18.997 = 17,33%. De totale geldhoeveelheid is: 100% = 18.997 / 17,33 100 = € 109.619. De girale geldhoeveelheid is: € 109.619 – € 18.997 = € 90.622 miljoen.c De geldhoeveelheid stijgt van 2009 tot 2010 met 8,6% en van 2010 tot 2011 met 14,7%; de productie stijgt met respectievelijk 5,8% en 5,6%. De productie stijgt procentueel dus minder snel dan de geldhoeveelheid. Er is reden voor de centrale bank om zich zorgen te maken.

6 a € 126 miljard.b Gezinnen en bedrijven kunnen de girale tegoeden omruilen in chartaal geld.c Niet alle girale tegoeden worden op hetzelfde moment omgezet in chartaal geld.d 126 miljard = 90%. 10% = 126 / 90 10 = € 14 miljard.e € 40 miljard moet 25% zijn, 105 is dus € 160 miljard. Er staat nu € 126 miljard op de betaalrekeningen. Er kan dus nog € 34 miljard worden uitgeleend.

Verplichte context

1 a De industrialisatie was nog niet sterk. Veel arbeid werd thuis gedaan, waardoor betaald werk en huishoudelijk werk meer door elkaar liepen.b De industrialisatie zorgde ervoor dat vooral mannen buitenshuis gingen werken. De vrouwen bleven thuis voor het huishoudelijk werk.c Eerst werden de taken binnen het gezin ‘gratis’ gedaan. Nu worden ze voor een deel uitbesteed aan bijvoorbeeld kinderdagverblijven en poetsvrouwen die wel betaald worden.

Page 14: Antwoorden Module 1

2 a Bij oudere generaties is het percentage traditionele huisvrouwen hoger dan 10%, bij jonge generaties lager. Dit ‘type’ sterft dus een beetje uit.b Ja, in de tweede helft van de 20e eeuw komen de ‘hedendaagse vrouw’ en geëmancipeerde vrouw sterk op. Zij doen naar verhouding veel meer betaald werk.

3 a Hoe hoger opgeleid, hoe geëmancipeerder de vrouw. (Of andersom: Hoe geëmancipeerder, hoe hoger opgeleid.)b Bron 3 geeft aan dat opleiding en emancipatie samengaan. Bron 4 laat zien dat een steeds groter aantal vrouwen na 1950 een hoge opleiding volgt.

4 aVerdeling van de anderhalfverdienersMan Vrouw %Werkt voltijds Werkt in deeltijd 41,4Werkt in deeltijd Werkt voltijds 3,6

b Steeds meer vrouwen hebben betaald werk.c Als er kinderen komen, is het meestal de vrouw die minder gaat werken. De tevredenheid met die situatie is groot.

5 a Bron 5 geeft alleen een verdeling voltijd-deeltijd. Dat is te onnauwkeurig om te berekenen hoeveel procent economisch afhankelijk is, omdat je met een grote deeltijdbaan economisch onafhankelijk kunt zijn. En salarissen ontbreken.b Het aantal niet-werkende vrouwen is niet gegeven. Bovendien zit in de groep 20-35 uur een deel afhankelijke en een deel onafhankelijke vrouwen.c 1: Bij een scheiding vallen de vrouwen ver terug in inkomen. 2: Parttime gaan werken als er kinderen komen, levert een carrièreachterstand op die bijna niet meer ingelopen wordt. 3: Het versterkt de positie van de vrouw in het huwelijk.

6 Stelling 1: Kleine meerderheid tegenStelling 2: Driekwart vóórStelling 3: Meerderheid oneensStelling 4: Driekwart oneensStelling 5: Meer dan driekwart oneensStelling 6: 65% eens

7 a 40%b Boodschappen doen.c Eén op de zes = 17%.d Eigen antwoord leerling. Voor de hand ligt: Nee, want de antwoorden die in bron 8 zijn gegeven, zijn geëmancipeerder dan de feiten in bron 9.

8 Vrouwen hebben (gemiddeld) meer aanleg en interesse in de verzorging van het kind. Als er kinderen komen, vermindert meestal de vrouw de omvang van de baan. Vrouwen hebben (gemiddeld) meer behoefte aan een schoon huis en een schone was. De bijdrage van mannen aan huishoudelijk werk is relatief het grootst bij boodschappen doen. Boodschappen doen is een taak waarbij ook gesjouwd moet worden, daar hebben mannen bij zware boodschappen lichamelijk meer aanleg voor.

9 De bijdrage van de man is ongeveer gelijk bij autochtonen en Marokkanen en duidelijk groter bij de tweede generatie Turken. Anderzijds komt het delen van het huishoudelijke werk minder voor bij de tweede generatie allochtonen.

10 a De jongste leeftijdsgroep denkt traditioneler dan de oudere groepen, vooral de jongens.

Page 15: Antwoorden Module 1

b Bijvoorbeeld: misschien denken jongeren tussen de 15 en 24 altijd wel wat traditioneler en trekt dat bij het stijgen van de leeftijd bij.

11 a Bijvoorbeeld: afwassen, boodschappen doen, opruimen.b Het geeft snel ruzie/problemen: veel jongeren hebben er kennelijk weinig zin in.c Bijvoorbeeld: ouders doen het liever zelf, ouders gunnen hun kinderen de vrije tijd, ouders willen dat hun kinderen voldoende tijd hebben voor hun huiswerk.

12 aTijd Arbeidsdeling UitlegPrehistorie Weinig arbeidsdeling Voorbeeld van arbeidsdeling: mannen gingen op

jacht, terwijl de vrouwen de hut opruimden. Verder veel dezelfde werkzaamheden, bijvoorbeeld: gereedschap maken, nieuwe hutten bouwen.

Opkomst van de beschavingen

Verder toenemende arbeidsdeling

Veel verschillende ambachten. Door specialisatie bereikte men een hogere welvaart en meer efficiëntie.

20e eeuw Sterk toenemende arbeidsdeling

Vooral verdere specialisatie in de dienstensector (bijvoorbeeld welzijnswerkers, bedrijfsartsen, administrateurs bij het pensioenfonds, ambtenaren, communicatieadviseurs).

Vanaf de jaren 80 van de 20e eeuw, 21e eeuw

Afnemende arbeidsdeling

Consumenten moeten steeds meer diensten zelf doen, bijvoorbeeld zelf tanken, zelf inchecken, zelf de gekochte kastjes in elkaar zetten.

b Kostenbesparingen bij de bedrijven.c De consument die weinig behoefte heeft aan de dienstverlening waarop bezuinigd wordt, en door de lagere verkoopprijzen (als gevolg van de wegbezuinigde dienstverlening) meer andere goederen kan kopen.d Consumenten die de dienstverlening prettig vinden of het nodig hebben, zoals bejaarde mensen die een deel van de handelingen die ze nu zelf moeten doen, niet kunnen uitvoeren.

13 a De oplage daalt, dus kunnen er minder mensen in dienst zijn. De journalisten moeten steeds meer zelf doen.b Er is steeds minder specialisatie. Werknemers kunnen niet in alles goed zijn, terwijl ze wel alles moeten doen.c ‘Maar van de andere kant wordt het werk ook eenvoudiger.’ Het werk dat de journalisten erbij moeten gaan doen, is kennelijk niet zo moeilijk.d Bijvoorbeeld: docenten geven een vak waar ze zelf goed in zijn. Zonder arbeidsdeling geven docenten ook vakken waar ze zelf slecht in zijn. Specialisatie bij docenten verhoogt hun productiviteit en de kwaliteit. De directie bestaat uit mensen die goed leiding kunnen geven. Mensen met een lagere opleiding voeren andere taken uit, zoals het schoonmaken. Een gespecialiseerde schoonmaakploeg werkt sneller, dan docenten die zelf hun lokaal moeten schoonmaken.e Bijvoorbeeld: fuseren met andere kranten, arbeidstijdverkorting waardoor er meer mensen in dienst blijven en de arbeidsdeling in stand kan blijven.

14 a De een zingt, de ander speelt basgitaar, de derde drums, er zijn mensen die de verlichting doen enzovoort.b Dylan en Young schrijven de liedjes en voeren ze ook uit. Als de uitvoerenden anderen zijn, neemt de arbeidsdeling toe.c De auteur bedoelt dat een jongere generatie zangers/uitvoerenden die liedjes beter kunnen vertolken, of de liedjes inzetten in andere typen voorstellingen.

15 a Leidinggevend, administratief, technisch, organiserend, financieel.

Page 16: Antwoorden Module 1

b Drie: de directeur, de hoofden, de medewerkers.c Er is meer controle, er is meer duidelijkheid naar wie geluisterd moet worden en wie de beslissingen neemt.