Human capital voor de topsectoren van Nederland · 18-5-2015 . 1 . 2 Inhoudsopgave Human ......

15
Human capital voor de topsectoren van Nederland Topsectoren 18-5-2015

Transcript of Human capital voor de topsectoren van Nederland · 18-5-2015 . 1 . 2 Inhoudsopgave Human ......

Human capital voor de topsectoren van Nederland

Topsectoren 18-5-2015

1

2

Inhoudsopgave Human capital voor de topsectoren van Nederland ............................................................................... 3

Aanleiding ............................................................................................................................ 3

Missie & Visie ...................................................................................................................... 3

Over de agenda ................................................................................................................... 3

1. Onderwijs & Innovatie ..................................................................................................................... 4

1.1 Publiek-private samenwerking intensiveren in de regio’s ................................................ 4

1.2 De vorm van het onderwijs ............................................................................................... 5

Samenwerken in de onderwijs- en kennisketen ................................................................. 6

Cross-over onderwijs ........................................................................................................... 6

Didactische competenties docenten en toepassing ICT ...................................................... 6

2. Leven Lang Blijven Leren ................................................................................................................. 8

2.1 Competenties voor de 21ste eeuw ..................................................................................... 8

2.2 Om- en Bijscholing ............................................................................................................. 9

3. Imago & Instroom-bevordering ..................................................................................................... 11

4. Internationalisering ....................................................................................................................... 13

5. Governance & Activiteiten andere partijen & topsectoren .......................................................... 14

5.1 Governance ..................................................................................................................... 14

5.2 Profiel trekker .................................................................................................................. 14

5.3 Activiteiten andere partijen & topsectoren .................................................................... 14

3

Human capital voor de topsectoren van Nederland

Aanleiding De topsectoren zijn de sectoren waarop Nederland (internationaal) wil (blijven) excelleren en die in meer of mindere mate verbonden zijn met voor Nederland maatschappelijke vraagstukken, zoals energie, zorg en water. Het is een programmatische aanpak waarbij langs kennis- & innovatie-, export- en human capital agenda’s (HCA) wordt gewerkt aan het verdienmodel en de internationale concurrentiepositie van bedrijven in Nederland. De driehoek ondernemers, onderwijs- en kennisinstellingen en overheid geeft richting en sturing aan deze programma’s. De HCA is een kritieke succesfactor om de topsectoren in economisch opzicht te kunnen laten groeien. De topsectoren willen onderling en met partners, zoals bedrijven, kennis- en onderwijsinstellingen, overheden, maatschappelijke en brancheorganisaties, regionale netwerken en landsdelen, e.a., samen werken aan HCA-vraagstukken. Hierbij staat de doelstelling dat 40% van alle afgestudeerden een bèta- en technologische opleiding heeft genoten voorop. Er zijn zeer veel goede initiatieven om deze vraagstukken het hoofd te bieden, zowel binnen topsectoren als daarbuiten. De topsectoren willen de impact van initiatieven en programma’s vergroten door meer en intensiever samen te werken, over de grenzen van organisaties heen. De boegbeelden hebben, samen met VNO-NCW, in februari 2015 besloten hiertoe een gezamenlijke agenda op te stellen.

Missie & Visie De missie van de topsectoren is bij te dragen aan een toekomstbehendige beroepsbevolking voor een florerende economie. De topsectoren werken zowel vanuit het perspectief van bedrijven als van professionals en vakmensen. De discrepantie tussen de behoefte van bedrijven aan voldoende en goed opgeleid personeel en de beschikbaarheid staat centraal in de hca’s van alle topsectoren. Daar spelen ook de ontwikkelmogelijkheden voor professionals en vakmensen zelf een belangrijke rol: hoe kunnen zij zich toekomstgericht blijven ontwikkelen? De topsectoren blijven hun individuele HCA’s op inhoud, beleid en afstemming sectoraal uitvoeren. Hiervoor willen zij voor de korte termijn samen werken aan belemmeringen in de uitvoering van deze agenda’s. Tegelijkertijd willen zij ruimte maken om samen de uitdagingen voor de lange termijn te vertalen naar korte- en middellange termijn activiteiten. Hier kunnen de topsectoren niet mee wachten, want de samenleving transformeert in hoog tempo, mede onder invloed van internationale ontwikkelingen en de stimulansen vanuit het Topsectorenbeleid. Mutatis mutandis betekent dit dat in de formulering van de strategie drie uitgangspunten worden gehanteerd:

1. Het identificeren van gezamenlijke thema’s en partners; 2. Het versterken van de onderlinge samenwerking tussen de topsectoren en partners

daarbuiten; 3. Het agenderen van de sense of urgency van human capital vanuit een common voice op

beleidstafels.

Over de agenda Reeds uitgevoerde analyses, zoals het WRR rapport ‘Lerende Economie’, vormen de basis van deze agenda. Daarbij zijn de belangrijkste overkoepelende agendapunten en knelpunten uit de individuele HCA's als leidraad gebruikt. Deze is opgedeeld volgens de thema’s die de meeste HCA’s hanteren: Onderwijs & Innovatie, Leven Lang Blijven Leren, Imago- & Instroombevordering en Internationalisering. In elk hoofdstuk wordt kort de visie van de topsectoren op het thema behandeld. In het vijfde hoofdstuk wordt een voorzet gegeven voor een overzicht van wat andere partijen doen en wat de topsectoren doen. Het is de ambitie van de topsectoren om deze agenda verder te concretiseren met een actieagenda. De topsectoren ambiëren dit te doen in samenwerking met andere relevante partijen.

4

1. Onderwijs & Innovatie De interactie tussen onderwijs en innovatie is volgens de topsectoren essentieel voor de Nederlandse kenniseconomie. Deze wisselwerking gaat twee kanten op. Aan de ene kant worden nieuwe inzichten overgedragen op nieuwe generaties. Aan de andere kant inspireren ervaringen met studenten onderzoekers tot nieuwe vragen en inzichten. Met andere woorden: de studenten van nu zijn de onderzoekers en werkenden van morgen, daar hebben ze de nieuwste inzichten en competenties (zie voor competenties het volgende hoofdstuk) voor nodig. Dit opleiden van werkenden geldt overigens zowel professionals als vakmensen. Geen kenniseconomie zonder ambachtseconomie. Deze economie karakteriseert zich door aandacht voor het oplossen van grote maatschappelijke problemen, dit leidt tot de creatie van maatschappelijke en culturele waarde. Om dit te aan te jagen, herkennen de topsectoren twee belangrijke thema’s: het stimuleren van publiek-private samenwerking in regio’s en het stimuleren van (onderwijs)innovatie.

Het is van belang dat onderwijs en topsectoren intensief samenwerken. Een goed voorbeeld zijn de laboratoriumopleidingen. Jarenlang waren hier grote tekorten in. Dit jaar is een numerus fixus geïntroduceerd omdat de instroom op peil is met de verwachtingen over de behoefte op de arbeidsmarkt.1 Op deze manier worden grote overschotten op de arbeidsmarkt voorkomen.

1.1 Publiek-private samenwerking intensiveren in de regio’s Een goede aansluiting tussen onderwijs en de steeds sneller veranderende arbeidsmarkt valt of staat met een goede samenwerking tussen kennisinstituten, onderwijsinstellingen en bedrijven. De aandacht voor de samenwerking tussen onderwijsinstellingen en (mkb-)bedrijven staat al lange tijd op de agenda. De topsectoren zijn positief over de vlucht die dit de laatste jaren heeft genomen en in veel verschillende vormen terugkomt (stages, beurzen, projecten, living labs, excellentieprogramma’s, etc.). Toch blijven de topsectoren zich inzetten om de samenwerking te intensiveren. De focus ligt hier voornamelijk op het aspect innovatie: hoe kunnen we er nog meer voor zorgen dat het onderwijs de curricula afstemmen op het innovatief (mkb-)bedrijven en nieuwe kennis van kennisinstellingen? In termen van Technology Readiness Levels (1-9, 1 = fundamenteel, 9 = product), kunnen de regionale pps-en juist de hogere TRL’s invullen en de time to market van kennis verkorten.

In de Duurzaamheidsfabriek werken bedrijven, vo-scholen en het Da Vinci College (mbo-instelling) en de gemeente samen in een unieke duurzame combinatie van wonen, leren, werken en ontspannen. De Duurzaamheidsfabriek is in Europa het eerste gebouw dat duurzaamheidsonderwijs samen met het bedrijfsleven op een uiterst vernieuwende manier inricht. Het voorziet in leren en werk aan de duurzame technologie van de 21e eeuw. Zij bieden regulier onderwijs, scholing voor werkenden aan en werken samen met bedrijven en kennisinstellingen, zoals TU Delft en Hogeschool Rotterdam aan praktische innovaties waar studenten volop aan bijdragen.2

In het CIV T&U werken onderwijs en bedrijfsleven samen op de inhoud van onderwijs. De Expert Ontwikkel Teams (EOTs) werken inhoudelijke thema’s uit tot innovatieve en inspirerende onderwijscontent. De onderwijscontent is bedoeld voor het reguliere onderwijs en voor cursus-onderwijs, zoals bedrijfsopleidingen.3

De centres of expertise en centra voor innovatief vakmanschap (samen kortweg: Centra) zijn een vorm van intensieve samenwerking tussen het beroepsonderwijs (mbo en hbo) en (mkb-)bedrijven.4 Opvallend is dat zij het mkb goed weten te bereiken en daar nauw mee samenwerken. De Centra zijn

1 Vereniging Hogescholen, Numerus fixus hbo techniek (9 december 2014). 2 Zie: http://www.duurzaamheidsfabriek.nl/ 3 Zie: http://hetgroeneplein.nl/expert-ontwikkel-teams. 4 Zie voor meer informatie: http://www.publiekprivaatsamenwerken.nl/home.

5

opgericht om de innovatieve infrastructuur te vormen van de topsectoren voor praktijkgericht onderzoek beroepsgericht onderwijs dat aansluit op de snel wisselende skills die gevraagd worden en om samenwerking te stimuleren zowel binnen onderwijskolommen als tussen onderwijs en (mkb-)bedrijven.5 Daarmee vormen de Centra topsectoren in het klein in de regio, waar zowel aan human capital als innovatie gewerkt wordt. De topsectoren zien dat de Centra de basis (dat is de fysieke omgeving, onderwijsmateriaal, updaten van de expertise bij docenten, bedrijfsvoering en samenwerking met bedrijven, andere onderwijsinstellingen) verder op orde moeten brengen om in de regio’s kansen te verzilveren. Uitgangspunten van de Centra zijn het reguliere onderwijs beter aan te laten sluiten bij de beroepspraktijk, partner te zijn voor een leven lang leren voor werknemers en werkzoekenden6 en praktijkgericht te innoveren voor bedrijven. De topsectoren zien dat de Centra nog sterk in ontwikkeling zijn en dat het onderwijs stappen heeft gemaakt om het onderwijs te vernieuwen, maar nog niet klaar is. In het mbo is met het Regionaal Investeringsfonds mbo (RIF) subsidie verkrijgbaar om de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt te verbeteren. Dit draagt tevens bij aan de intensivering van de samenwerking. Dit is hard nodig, want voor bijvoorbeeld Energie zijn in een groot aantal regio’s nog pps-en nodig om de inhoudelijke vernieuwing te vertalen naar de curricula. Terwijl Tuinbouw & Uitgangsmaterialen verder is, mede vanwege het hoge mkb-niveau en haar landelijke (en virtuele) aanpak en het feit dat deze sector jaarlijks open calls voor kennis en Innovatie heeft. De topsectoren vinden dat het RIF nog sterker de hierboven geschetste lijn zou kunnen steunen waarbij synergie tussen programma’s als RIF, Centra en topsectoren duidelijker verankerd moet worden.

Het Centrum voor innovatief vakmanschap Creatieve Industrie (CIVCI) draagt bij aan de ontwikkeling van innovatief praktijkgericht en technisch onderwijs aan jongeren, vakmanschap, om- en bijscholing, internationalisering en netwerkvorming in de Metropoolregio Amsterdam. CIVci bestaat uit 3 verschillende labs waaronder het Blue Talent Lab (Jean School, International course, Blue Lab, Werkplaats & Archive). De Jean School is een mbo-opleiding voor denim-professionals en is een samenwerking tussen het ROC van Amsterdam en House of Denim. Omdat praktijkervaring zo belangrijk is in de denim industrie, is het curriculum van de Jean School door ROC van Amsterdam in nauwe samenwerking met partners als HTNK fashion recruitment & consultancy en diverse bekende jeansmerken zoals G-star Raw, Tommy Hilfiger, Kuyichi en Pepe Jeans ontwikkeld. Deze bedrijven participeren actief in het onderwijsprogramma. Jean School studenten zijn zo altijd op de hoogte van de laatste trends, ontwikkelingen en technologieën in de branche en zijn hierdoor in staat om binnen het mbo te innoveren en excelleren. Vanwege de internationale belangstelling voor Jean School én de groeiende vraag naar denim professionals wereldwijd, start Jean School in het voorjaar van 2015 met de Jean School International Course.7

In Tech For Future gaat het om het creëren van nieuwe kansen met het high-tech bedrijfsleven. TechForFuture springt in op vragen uit de HTSM-markt. Zo ontstaat een jonge instroom technici met kennis, creativiteit en ruime praktijkervaring dankzij specifiek onderzoek op het gebied van HTSM. Het onderzoek vindt plaats bij de bedrijven. Studenten zijn dus deels opgeleid bij een bedrijf, dat daarmee kennismaakt met een potentiële werknemer. Investeren in TechForFuture is ook investeren in de toekomst van het eigen bedrijf. Dat de samenwerking leidt tot proces- en productinnovaties, is een stimulans voor de concurrentiepositie van regionale hightech bedrijven.8

1.2 De vorm van het onderwijs Onderwijs is van levensbelang voor het verdienvermogen van Nederland. In het rapport Naar een lerende economie stelt de WRR dat het onderwijs een essentiële rol speelt in de absorptiecapaciteit

5 AWTI, Balans, 47. 6 Auditcommissie Eerste Generatie Centra, Dynamiek onderweg: Auditrapportage 2014 midterm review Centres of expertise & Centra voor innovatief vakmanschap (Den Haag 2014), 7. 7 Zie: http://www.publiekprivaatsamenwerken.nl/instellingen/civci-20 8 Zie: http://www.techforfuture.nl/

6

van een land, “en die wordt in hoge mate bepaald door het niveau en het type onderwijs dat mensen gevolgd hebben.” Gezien de Nederlandse economische structuur (geringe omvang, grote variëteit en verhoudingsgewijs een omvangrijke dienstensector) “past een strategie die vooral inzet op een brede opleidingsstrategie.”9 De topsectoren dekken niet de gehele Nederlandse economie, maar maken er wel een belangrijk onderdeel van uit.10 Toekomstgericht onderwijs is geen einddoel, maar een doorgaand proces. In overleg met het onderwijs onderzoeken de topsectoren of ze kunnen helpen om onderwijsinnovatie te versnellen op onderstaande punten.

Samenwerken in de onderwijs- en kennisketen Om in te spelen op de snelheid van maatschappelijke veranderingen en vernieuwingen in bedrijven moet men steeds vaker zoeken naar nieuwe hybride samenwerkingsvormen. Samenwerkingsvormen waar snelheid in zit en waarmee gezamenlijk op thematische basis programma's ontwikkeld kunnen worden. Dit geldt de samenwerking en de aansluiting tussen vmbo-mbo-hbo-wo. Meer kennis en innovatieve ideeën die vanuit het hoger onderwijs naar het mbo stromen, zodat ze kunnen worden toegepast. De topsectoren zijn van mening dat innovatie pas echt voltooid is als er mee gewerkt wordt.

Cross-over onderwijs De topsectoren willen zich samen met het onderwijs hard maken voor cross-overs binnen het onderwijs. Zodat het opleiden van een potentiële waterarchitect, energieteler of tuintechnicus mogelijk wordt. De behoefte aan cross-overs in het onderwijs ontstaan doordat technologieën cross-sectoraal worden toegepast. Een van de duidelijkste voorbeelden op dit moment van cross-over technologische ontwikkelingen is afkomstig vanuit de Smart Industry agenda.

De toename aan vraag naar werknemers met ICT-competenties is een van de stuwende krachten achter de ontwikkeling van een Smart Industry waar de klantvraag het productieproces gaat sturen doordat productieprocessen steeds flexibeler worden.11 De gevolgen die dit heeft voor de competenties van mensen is dat zij wendbaar moeten zijn: makkelijk van rol (teamrol, functie en taken) wisselen.12 De Smart industry agenda heeft gevolgen voor alle topsectoren. De klantvraag kan zowel een specifiek maatwerkonderdeel of wisselende operationele taken van een schip zijn als een specifieke vraag van zorgpersoneel, mantelzorgers en ‘eindgebruikers’. In het kader van de Smart Industry agenda zullen Smart Industry New Skills lectoren worden aangesteld in vijf regio’s. Ook worden fieldlabs opgestart in diverse regio’s. Fieldlabs zijn praktijkomgevingen waarin bedrijven en kennisinstellingen doelgericht Smart Industry oplossingen ontwikkelen, testen en implementeren. Ook versterken ze verbindingen met onderzoek, onderwijs en beleid op een specifiek Smart Industry thema. Een sterke verbinding met bestaande Centra is aan te bevelen zodat synergie ontstaat tussen de verschillende initiatieven.

HKU heeft onlangs toestemming gekregen om de Master opleiding 'Ontwerpen, innoveren, valoriseren' te starten. Deze procedure is moeizaam verlopen: een crossdisciplinaire aanpak past nog niet goed in huidige systeem van de beoordeling van de doelmatigheid van een (master)opleiding. 13

Didactische competenties docenten en toepassing ICT De harde randvoorwaarden voor onderwijsvernieuwing en de vertaling daarvan naar het onderwijs zijn de docenten. Zij maken onderwijs op kwalitatief hoog niveau mogelijk. Docenten in het beroepsonderwijs hebben zowel expertise nodig vanuit het werkveld waar zij voor opleiden als de onderwijskundige/didactische vaardigheden om binnen het onderwijs te kunnen innoveren. Leraren in het funderend onderwijs (po en vo) hebben, naast competenties voor het ontwerpen van

9 WRR, Lerende economie, 257. 10 CBS, Monitor topsectoren 2014: Uitkomsten 2010, 2011 en 2012 (Den Haag 2014), 3. 11 FME-CWM, Smart industry: dutch industry fit for the future, 2014. 12 Van Erp, J., Smart Industries & New Skills, 24 juli 2014. 13 Zie: http://www.hku.nl/Opleidingen/Masters/CrossoverCreativityOntwerpenInnoverenValoriserenNieuw.html

7

onderwijs, vooral de didactische competenties nodig om in de klas leerlingen creatief, onderzoekend en ondernemend op te leiden.14 Daarnaast vinden de topsectoren dat docenten de ruimte moeten krijgen binnen het onderwijssysteem de balans te vinden tussen proces- en structuurindicatoren aan de ene kant en inhouds- en uitkomstindicatoren aan de andere kant.

Eén van de grootste uitdagingen waar topsectoren en onderwijs samen voor staan is de werving van docenten voor bèta-technische vakken.15 Docenten zijn een essentieel onderdeel van de aanwas van nieuw technisch talent. In hun aanvraag voor het Regionaal Investeringsfonds MBO, schrijven de ROC’s Graafschap College, Nijmegen en Rijn IJssel dat zij de komende vijf jaar 25% van hun docenten installatietechniek zien uitstromen. Tegelijkertijd verwachten zij een groei van het aantal studenten, dus er zullen eerder meer dan minder docenten nodig zijn.16 De Hogeschool Arnhem Nijmegen (HAN) merkt nu al dat het lastiger wordt om docenten te werven. Directeur van het Instituut Engineering van de HAN noemt “de spoeling dun” bij vacatures.17 Jan van Boekel, directeur van Techniek & ICT aan Rijn IJssel, wijdt dit aan de daling van studentenaantallen binnen de techniek van de afgelopen 15 jaar, hierdoor is “het personeel van het mbo techniekonderwijs sterk aan het vergrijzen.” Door de stijgende trend in studentenaantallen zijn er ook meer gekwalificeerde docenten nodig, stelt Van Boekel. “In mijn cluster bijvoorbeeld bereikt de komende vijf jaar maar liefst een derde van de techniekdocenten de pensioengerechtigde leeftijd. Dit is overigens een landelijke trend.” Van Boekel is van mening dat het probleem opgelost kan worden door de samenwerking tussen bedrijfsleven en onderwijs verder te versterken. “Voor het bedrijfsleven is het immers van groot belang dat zij kunnen beschikken over voldoende en goed opgeleide instroom van beginnende beroepsbeoefenaars.”18

De toepassing van online learning methoden in het onderwijs heeft de potentie de uitwisselbaar en de toepasbaarheid van onderwijsmateriaal voor meerdere doelgroepen te vergroten. Het draagt daardoor in potentie substantieel bij aan het vergroten van het tempo van de vernieuwing van curricula in Nederland. TU Delft is de voorloper in Nederland en werkt in het internationale samenwerkingsverband Edx met topuniversiteiten uit de Verenigde Staten. In het hbo is onlangs een subsidieregeling van start gegaan om open en online onderwijs te stimuleren in het hoger onderwijs.19 Dat is een goede ontwikkeling, maar valt of staat bij de didactische toepassing van online learning methoden door docenten. De mogelijkheden van mooc’s en het werken met open educational resources worden bijvoorbeeld nog maar op beperkte schaal toegepast. De topsectoren vinden het Regionaal Investeringsfonds mbo (RIF) een voorbeeld waarop kansen gemist worden door de Rijksoverheid.20 Het is geen voorwaarde in het RIF om onderwijs op een toegankelijke (voor andere doelgroepen dan jongeren en andere mbo-instellingen) en innovatieve manier te ontwikkelen.

Enexis heeft een goed uitgeruste bedrijfsschool, maar is nauw samengaan werken met het roc Koning Willem I om jongeren op een goed niveau opgeleid te krijgen. Zij hebben daarbij bewust gekozen met de mbo-instellingen in de regio samen te werken om de kennis uit de bedrijfsschool beschikbaar te stellen voor het reguliere onderwijs en daarmee voor jongeren. Dit zorgt voor steeds nieuwe goed opgeleide aanwas van jonge vakmensen.21 Ook biedt Enexis in samenwerking met het ROC Koning Willem I uitgebreide bijscholingsprogramma’s in het kader van de LLL agenda. Een vergelijkbare ontwikkeling is te zien bij Bedrijfsschool De Vries Makkum in samenwerking met ROC Friese Poort.22

14 OCW, Nederland 2035: trends en uitdagingen ten behoeve van Slotconferentie HO-tour. 15 UWV. Welke beroepen bieden kansen: overzicht van krapte- en overschotberoepen (2015), 5-10. 16 Rijn IJssel, Regiovisie ONE (Arnhem 2015), 13. 17 Uit: e-mail Herman Janssen d.d. 21 april 2015 aan Jorg van Velzen. 18 Uit: e-mail Jan van Boekel d.d. 17 april 2015 aan Jorg van Velzen. 19 https://www.surf.nl/kennis-en-innovatie/innovatieprojecten/startdatum-2014/stimuleringsregeling-open-en-online-onderwijs-2015.html 20 Zie: https://duo.nl/zakelijk/BVE/bekostiging/maatwerk_muo/Subsidie_regionaal_investeringsfonds_mbo.asp 21 Zie: : https://www.enexis.nl/over-enexis/nieuws/enexis-opent-nieuwe-locatie-training-opleiding-in-hoogeveen. 22 Zie: http://radiomarkant.nl/de-vries-scheepsbouw-makkum-leerbedrijf-van-het-jaar/22610/

8

2. Leven Lang Blijven Leren Onder dit hoofdstuk scharen de topsectoren niet alleen acties gericht op het Leven Lang Leren op zich, maar zij plaatsen dit in een breder perspectief van de veranderende eisen die een transformerende maatschappij stelt. Nederland bevindt zich in een transitieperiode. Dat is bijvoorbeeld te zien aan het aantal werkzoekenden in Nederland; dat is hoog. Tegelijkertijd neemt het aantal moeilijk vervulbare functies in technische sectoren en ICT toe.23 Daarnaast zijn beroepen inhoudelijk sterk aan verandering onderhevig.24 Om het hoofd te kunnen bieden aan deze veranderingen is een slag nodig in zowel het initieel als het post-initieel onderwijs. Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt zijn deels voorspelbaar, deels onvoorspelbaar. Het opleiden van flexibele professionals en vakmensen is alleen daarom al van belang: mensen zijn het liefst breed inzetbaar, en hebben het vermogen om zich in verschillende competenties en disciplines verder te ontwikkelen, al naar gelang de arbeidsmarkt of hun loopbaanontwikkeling daarom vraagt. Het opleiden van flexibele professionals en vakmensen is daarom in het gezamenlijk belang van de topsectoren.25

2.1 Competenties voor de 21ste eeuw Het debat over ‘competenties voor de toekomst', of ‘21st Century Skills’ wordt momenteel op vele plekken gevoerd. De relevantie van deze skills voor de toekomst wordt inmiddels breed erkend.26 De topsectoren zetten gezamenlijk in op de ontwikkeling van competenties voor de 21ste eeuw integraal in het onderwijs. De opdracht aan het onderwijs is om flexibele en wendbare mensen op te leiden die een goede 'algemene vorming' (=21st Century Skills) hebben gehad en daarnaast in een bepaalde discipline geschoold zijn. De zich ontwikkelende samenleving en de ontwikkeling van 21st Century Skills vraagt aan het onderwijs niet om een apart vak, maar om een integrale aanpak die een leerling in staat stellen deze competenties te ontwikkelen.27 Ook de verkenningscommissie onder leiding van Hans Clevers en Rein Willems voor de integratie van wetenschap & technologie in het primair onderwijs pleit voor een integrale aanpak.28 Het funderend onderwijs heeft het als socialiserende opdracht van het onderwijs opgepakt dat leerlingen van nu het succesvol worden op de arbeidsmarkt. De basis wordt gelegd in het funderend onderwijs. Daarnaast heeft het Platform Onderwijs2032 van OCW de opdracht gekregen om te adviseren over een toekomstig onderwijsaanbod. Voor deze dialoog over de toekomst van het funderend onderwijs wordt ook input van het bedrijfsleven op prijs gesteld.29

Het Summa College werkt samen met ICT-bedrijf Cisco aan de transformatie van zorgonderwijs. De zorg is in snel tempo aan het veranderen, onder invloed van technologische ontwikkelingen. Leerlingen leren bij een wijk-leerwerkbedrijf dat zich richt op mantelzorg en toepassing van techniek daarbinnen. Zo worden bij wijkbewoners thuis en in een ruimte bij het Summa College e-health-applicaties geïntroduceerd, met inzet van en begeleiding door studenten. Ook zijn er voorbereidingen in gang gezet voor het bouwen van een digitale community die bestaat uit senioren en studenten. Zo leren studenten competenties die nodig zijn om te werken in de veranderende zorg.

23 UWV, Sectoren. Zie ook bijvoorbeeld Chemie: tussen 2015 en 2020 jaarlijkse vraag door uitstroom, vervanging en uitbreiding van 5487 personen (894 wo, 1140, hbo en 3453 mbo). Uit: DUO Market Research, Arbeidsmarkt VNCI (2013). 24 Installateur: overschotten, maar sterke inhoudelijke verandering van het beroep, onderwijs verouderd, grote mismatch, sector economisch zwaar getroffen. Elektrotechnici mbo en hbo bij netwerkbedrijven: grote tekorten, steeds hoger niveau, investeren via bedrijfsscholen in nieuw talent, ontwikkelen programma’s met onderwijs om tekorten tegen te gaan. Smart Industry verandert beroepen inhoudelijk. Bijvoorbeeld voor veranderingen in LSH: Commissie Kaljouw, Naar nieuwe zorg en zorgberoepen: de contouren (Den Haag 2015). 25 WRR, Lerende Economie, 271. 26 SLO, 21e eeuwse vaardigheden in het curriculum van het funderend onderwijs : een conceptueel kader (Den Haag 2015) & Ministerie van OCW (2015). Nederland 2035: trends en uitdagingen ten behoeve van Slotconferentie HO-tour. 27 Ibidem. 28 Verkenningscommissie W&T PO, Advies verkenningscommissie wetenschap & technologie primair onderwijs (Utrecht 2013). 29 Zie: http://onsonderwijs2032.nl/

9

Onder invloed van technologie en demografische en sociaal-culturele veranderingen is er een toenemende behoefte aan kenniswerkers en ‘mensen’werkers, en een afnemende behoefte aan routinematige functies, zoals productiewerk.30 Tegelijkertijd neemt de complexiteit van technische vraagstukken toe. De wisselwerking tussen technologieën, technologische innovaties en competenties hebben tot gevolg dat de verandering van competenties de bestaande beroepen ontvlechten, overbodig maken dan wel diepgaand veranderen. In 2032 zullen beroepen bestaan die we nu nog niet eens kennen. Dit betekent dat technische kennis en competenties in den brede in hoog tempo veranderen. Mensen moeten generieke skills verwerven om hiermee om te kunnen gaan: flexibiliteit, adaptiviteit, lerende attitude, weten waar kennis te vinden is, etc. Competenties voor de 21e eeuw zijn dus hard nodig in het onderwijs. De topsectoren denken dat onderwijs en (mkb-)bedrijven intensief moeten samenwerken, om samen het hoofd te bieden aan de uitdagingen van morgen. Hogescholen en mbo-instellingen zien de noodzaak om samen te werken met bedrijven, maar voelen zich daarbij belemmerd door de wettelijke structuren. De topsectoren vinden dat de structuren te weinig experimenteerruimte bieden voor innovatieve samenwerkingen. Anderzijds moeten mbo en hbo uitgedaagd worden de beschikbare ruimte te benutten.31 Hier is in feite het punt van het ‘flexibel opleiden’ ook aan de orde: het zal onmogelijk blijven precies aan te sluiten, dus mensen moeten vooral de skills krijgen om zelf in hun loopbaan die aansluiting te behouden.

De specifieke combinatie van creativiteit, technologie en ondernemerschap speelt een belangrijke rol in innovatieprocessen en is essentieel voor het vinden van oplossingen voor economische of maatschappelijke problemen in verschillende contexten. Tezamen vormen zij anticipatiecompetenties, dit wordt ook besproken in het WRR Rapport naar een lerende economie. De topsector Creatieve Industrie zou het als volgt explicieter willen maken.32Allereerst is er creatief vermogen nodig, het vermogen om bestaande patronen te kunnen doorbreken en vernieuwende ideeën te bedenken. Maar vernieuwing alleen is niet genoeg: een idee heeft pas een economische of maatschappelijke waarde als er een probleem mee wordt opgelost. Daar komt vaak ook de combinatie met het toepassen van technologie om de hoek kijken. Daarnaast moet het probleem kritisch kunnen onderzocht worden, moet een oplossing ontworpen worden, competenties die bij uitstek van pas komen in de bèta-technische sectoren. Om de oplossing vervolgens levensvatbaar te krijgen, is ondernemerschap nodig: werken in teamverband, aansluiting vinden op de markt, beargumenteerde beslissingen maken en risico durven nemen. Essentieel voor ‘toekomstgericht’ is dat de toekomstige beroepsbevolking opgeleid wordt om problemen – met o.a. gebruikmaking van (nieuwe) technologie – te voorzien en voorkomen; proactief in alle zin dus.

2.2 Om- en Bijscholing Constante bijscholing is van essentieel belang voor het vergroten van de toekomstbestendigheid op het gebied van human capital. Zo heeft het niet volgen van een opleiding tijdens de loopbaan tot gevolg dat de kans op baanverlies toeneemt. Het wel volgen van opleidingen heeft positieve gevolgen voor zowel werknemer (loonsverhoging) als werkgever (verhoogde productiviteit).33 Daarnaast neemt ook de flexibilisering op de arbeidsmarkt in snel tempo toe. Een kwart van de Nederlandse werknemers heeft geen vaste baan. Tijdens de financiële crisis is het percentage werknemers met een flexibel contract stevig opgelopen. Dit zou gezien de dynamiek en toekomstvereisten ook een wenselijke ontwikkeling kunnen zijn. De toename lijkt structureel te zijn

30 Kennisnet, Belangrijke informatie in verband met 21e-eeuwse vaardigheden, Wetenschap & Technologie en Eigentijds Onderwijs, 2014. 31 Auditcommissie, Dynamiek onderweg: Bijlage zes Toelichting Experimentalist governance. 32 Lerende economie, 265. 33 WRR, Lerende economie, 309.

10

en vaak maken werknemers niet de keuze uit overtuiging, maar uit noodzaak en uit behoefte van sectoren en samenleving.34 De topsectoren vinden op het gebied van Leven Lang Leren (LLL) drie zaken: 1) Allereerst heeft Nederland geen echte cultuur op het gebied van LLL. Dit uit zich bijvoorbeeld in het feit dat creatieve ZZP'ers (43% van bedrijven in de creatieve industrie)35 geen geld apart zetten voor LLL. 2) Er vindt er geen systematische afstemming van vraag en aanbod plaats. 3) LLL is geen kernopdracht van reguliere onderwijsinstellingen, terwijl zij samen met de vele private LLL-onderwijsaanbieders een belangrijke rol spelen. Dat zou wel waardevol zijn. De uitdaging is het stimuleren van samenwerken tussen het bekostigd en niet-bekostigd onderwijs (beroepsopleidingen en dergelijke) om de agenda op het gebied van LLL vorm te geven. De topsectoren willen met het onderwijs het leven lang blijven leren een gezamenlijke doelstelling maken.

Leren en werken met energie36 is een programma van het Centre of Expertise Sustainable Electric Energy (SEECE) van de Hogeschool Arnhem Nijmegen. Via Werken en Leren met Energie combineert technisch talent een baan bij een energie gerelateerd bedrijf met een opleiding Elektrotechniek of Werktuigbouwkunde op de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). Dit traject biedt een oplossing voor bedrijven die last hbben van het groeiende arbeidstekort in de techniekbranche. Jaarlijks stromen circa 30 talenten in.

BuildUpSkills is een consortium gericht op de ontwikkeling van green skills in de installatie- en bouwsector. Zij werken aan een onderwijsmodel waarbij onderwijsmateriaal, van private opleiders, kennisinstellingen en mbo-instellingen, landelijk wordt ontsloten en gratis ter beschikking wordt gesteld aan het reguliere onderwijs. OTIB, het Opleidings & Ontwikkelingsfonds voor de Technische Installatiebranche, is hier de drijvende kracht achter. In BuildUpSkills wordt de verbinding gemaakt tussen initieel en post-initieel onderwijs. De kennis die aan het zittende personeel wordt aangeboden, wordt ook opgenomen in de curricula van de reguliere mbo-instellingen.37

34 Op 8.5 miljoen mensen in de beroepsbevolking zijn er inmiddels 1.2 miljoen ZZP-er. WRR, Naar een Lerende Economie. Investeren in het verdienvermogen van Nederland. (Amsterdam 2013), 322. 35 P. Rutten, en O. Koops, Monitor creatieve industrie 2014.(Hilversum 2014). Tegelijkertijd neemt de omvang van ondernemingen in de creatieve industrie af. De gemiddelde vestigingsgrootte is 2,2 banen, waarvan een overgroot deel ZZP-ondernemingen betreft. 36 http://specials.han.nl/sites/seece/onderzoek-en-innovatie/innovatie-1/samen-leren-en-werken-met/index.xml 37 Ziehttp://buildupskills.otib.nl/

11

3. Imago & Instroom-bevordering In het Masterplan berekenden de topsectoren dat zij jaarlijks 40.000 mensen nodig zouden hebben voor de bedrijven in de topsectoren – zowel via directe in- als zijinstroom.38 Bedrijven in de Nederlandse topsectoren produceren 27% van het Nederlandse BBP, bijna een vijfde van de Nederlandse werkenden is er werkzaam en de bedrijven zijn verantwoordelijk voor bijna 40% van de Nederlandse uitvoer.39 Gedurende de crisis is het aantal werkenden in de topsectoren iets scherper gedaald dan het aantal werkenden in Nederland. De lagere werkgelegenheid, afgezet tegen een snellere toegevoegde waarde ontwikkeling, betekent echter ook dat de arbeidsproductiviteit in de topsectoren sterk is toegenomen.40 Vanwege de behoefte aan talent, zijn bedrijven, ondanks de crisis, blijven investeren in de toekomst, dit gebeurt onder andere via publiek-private samenwerkingen, gastlessen, bedrijfsscholen en talentprogramma’s (de topsectorbeurzen).41 Ondertussen is de Nederlandse beroepsbevolking zich langzaamaan aan het herstellen van de crisis.42 De topsectoren vinden dat er te veel een versnipperde aanpak is richting jongeren als het gaat om imago en instroombevordering – eigen sector eerst. Hier kan winst uit gehaald worden door vanuit aanbod naar vraag gestuurd te gaan werken, bijvoorbeeld.

Onder ‘bèta en technologie’ wordt in dit plan breed verstaan: begrip van, kennis over en gevoel voor een natuurwetenschappelijke en/of technische manier van kijken naar de wereld om ons heen. Bèta en technologie-mensen zijn geen eenzijdige techneuten, maar leerlingen, studenten, werknemers en ondernemers die onderzoekend kunnen denken, enthousiast zijn over hun vak en creatief denken over toepassingen van technieken. Bèta en technologie-mensen werken als technici, onderzoekers, laboranten, ingenieurs, operators en analisten. Zij hebben de technische kennis om apparaten te bouwen en installaties te onderhouden. Zij houden technische systemen draaiend en zorgen dat nieuwe technologieën worden ontwikkeld en geïmplementeerd. Zij zoeken naar nieuwe wetenschappelijke kennis. Zij kunnen combi’s maken tussen disciplines (bèta-bèta en bèta-gamma): kennis en technologie vertalen naar zinvolle innovaties op allerlei maatschappelijke gebieden, reikend van zorg en voeding tot aan duurzaamheid, energie, wonen en ontspanning.43

Op de lange termijn kunnen tekorten aan goed bèta technisch opgeleid personeel op mbo en hbo-niveau verder oplopen door de studiekeuze van jongeren. Analyses van de cijfers laten zien dat de gemiddelde bèta-technische instroom op universiteiten 33% is en de uitstroom (in behaalde diploma’s) 22%.44 In het beroepsonderwijs is de gezamenlijke uitdaging van onderwijs en (mkb-)bedrijven vele malen groter. Hoewel er sprake is van een stijgende instroom bij sommige instellingen, is deze over het algemeen licht. De algemene cijfers op het hbo laten zien dat de bèta-technische instroom 20% is, terwijl het aantal behaalde diploma’s op 17% staat.45 In het mbo bleef de bèta-technische instroom over tien jaar gezien stabiel op 30% en het aantal diploma’s daalde naar 30%.46

38 Masterplan, 18. 39 UWV, Arbeidsmarktprognose 2014-2015 (Amsterdam 2014), 40. 40 Panteia, Topsectoren: Beeld & ontwikkeling Update Januari 2015 (Zoetermeer 2015), 12. 41 Op het moment hebben de topsectoren 12 beurzenprogramma’s. Cumulatief is er €2.218.000,- in de beurzen geïnvesteerd sinds de start. Daarnaast werd in 2014/2015 gemiddeld per programma 3710 uur geïnvesteerd door bedrijven in de beurzen. Zie: 20150227 Knelpuntennotitie verkenning topsectorbeurzen. 42 http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/arbeid-sociale-zekerheid/publicaties/artikelen/archief/2015/aantal-werklozen-stijgt-licht-in-januari-ook-meer-werkenden.htm De vooruitzichten zijn nu positief voor de komende jaren. De economische groei dit jaar en in 2016 zal versnellen maar de omvang van de groei blijft in historisch opzicht wel bescheiden. De verwachting is dat de Nederlandse economie tot 2018 met 1,5% zal groeien; transport & logistiek, autobranche, agrarische sector en industrie trekken het sterkst aan in 2015. 43 Masterplan, 13. 44 Platform Bèta Techniek, Facts & Figures 2014 (Den Haag 2014), 24-27. In 2002 was de instroom 24% en de uitstroom 23% op universitair niveau. Het wo laat een herstel zien van een verdere daling in het aandeel bètatechniek tot 2011. 45 Ibidem. Op het hbo was de instroom in 2002 20% en de uitstroom 19%. Het hbo herstelt zich van een daling tot 2011. 46 Techniekpact, Monitor Techniekpact 2015 (Den Haag 2015), 32. De daling van het aantal diploma’s is 2% vergeleken met 2005. Als entreeopleidingen meegeteld worden, is de instroom in 2015 ten opzichte van 2005 met 1% gestegen. Deze opleidingen zijn een herlabeling van opleidingen die eerder onder de sector combinatie vielen. Dit is geen daadwerkelijke stijging van het aantal studenten.

12

De netwerkbedrijven hebben berekend dat zij de komende jaren een vervangingsvraag hebben van 500 medewerkers op mbo niveau en 200 medewerkers op hbo/wo niveau. Het werk bij deze bedrijven zal de komende jaren complexer worden zodat de vraag naar mbo-4 en hoger alleen maar zal toenemen. Alliander, een van de netwerkbedrijven, heeft een vervangingsvraag op dit moment van jaarlijks 80 medewerkers op mbo niveau en 30 medewerkers op hbo/wo niveau.47 Het ROA becijferde voor de domeinen voeding en natuur/milieu een tekort van 9.000 om de vervangingsvraag op te vangen op het mbo.48 Ook op het hbo worden tekorten verwacht voor voeding.49 Tegelijkertijd verandert de vraag van het bedrijfsleven ingrijpend. Dit draagt eveneens bij aan de kwantitatieve tekorten. In het nog te sluiten Pact Life, Food & Planet, van de topsectoren Agri & Food en Tuinbouw & Uitgangsmaterialen, wordt expliciete aandacht besteed aan manieren om opleidingen en bedrijfsleven samen aandacht te laten geven aan deze veranderende behoeften en trends, zodat opleidingen blijven aansluiten bij de arbeidsmarktbehoefte.50

Uit een recent rapport van Ecorys over de maritieme arbeidsmarkt blijkt dat er momenteel weinig actuele problemen zijn met het vervullen van de vacatures, dit zal echter door vergrijzing de komende jaren veranderen. In de Scheepsbouw bestaan veel moeilijk te vullen technische vacatures. Er wordt een trend waargenomen richting hoger opgeleid technisch personeel.51

Het mbo hoort tot de internationale top.52 Voor de toekomst van Nederland is het echter van belang dat men niet op zijn lauweren gaat rusten. Zo laten cijfers zien dat er een gat zit tussen de toenemende behoefte aan vakmanschap en het aantal diploma’s.53 Zo blijkt uit Europees onderzoek bijvoorbeeld dat Nederland laag scoort (17,2%) op het aantal afgestudeerden met vaardigheden op technische, technologische, exact-wetenschappelijke en wiskundige opleidingen vergeleken met de EU (29,2%).54 De behoefte richt zich vooral op een hoger niveau (niveau 3 en 4),55 waardoor het arbeidsmarktperspectief van werknemers met mbo niveau 1 of 2 afneemt.56 Dit is bijvoorbeeld zichtbaar in het teruglopen van het aantal plekken voor de BBL, deze daling wordt veroorzaakt door de economische crisis.57

In de top tien grote opleidingen aan de universiteiten en hogescholen komt slechts één bèta-technische studie voor. Op plaats negen: Werktuigbouwkunde (WO) had 931 studenten in 2013-2014. Ter vergelijking: WO Rechten en Psychologie hadden in datzelfde jaar respectievelijk 3703 en 3674 aanmeldingen.58

47 http://www.wenb.nl/Document/OO13035_rapport_arbeidsmarkt_web.pdf 48 ROA, de arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2018, 68. Aequor berekende zelfs dat het tekort van mbo 2, 3 en 4 gediplomeerden in de branches veehouderij, teelt, bloemen- en groene detailhandel, hoveniers/groenvoorziening en voedselindustrie in 2016 opgelopen zal zijn naar 46.000, ten opzichte van 7.700 in 2011. Aequor, De arbeidsmarkt in 2016: een verkenning door Aequor voor het domein voedsel, natuur & leefomgeving, 7. 49 Groene hbo-instellingen, Impact door samenwerking: sectorplan voor het groene hbo 2015-2019, 7. 50 A&F en T&U, Pact: ‘Life, food & planet’: onderwijs, bedrijfsleven & maatschappelijke organisaties en overheid investeren samen in toponderwijs. 51 Ecorys, De Nederlandse Maritieme Arbeidsmarkt 2014: sectorrapport Scheepsbouw (2015). 52 CEDEFOP, Research paper 45: on the way to 2020: data for vocational education and training policies (Luxemburg 2015) en Onderwijsinspectie, Staat van het Onderwijs: onderwijsverslag 2013/2014 (Den Haag 2015). 53 Platform, Facts & Figures, 21 en bijvoorbeeld http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2015/02/27/bussemaker-neemt-maatregelen-voor-behoud-specialistisch-vakmanschap.html over het belang van vakmanschap. 54 CEDEFOP, Vocational Education, 90. 55 UWV, Sectoren in beeld (Amsterdam 2014), 11. 56 FNLI, Instroombehoefte per jaar per regio. 57 OCW, Referentieraming 2014 (Den Haag 2014), 32. 58 PBT, Analyse techniekcijfers, 4 & 8.

13

4. Internationalisering Alle topsectoren opereren in een sterk internationale omgeving. Eén van de belangrijkste redenen voor het Kabinet Rutte I om de topsectoren te identificeren was de internationale positie van deze sectoren.59 Ook op het gebied van human capital opereren de topsectoren internationaal. Op hbo- en zeker op wo-niveau is de arbeidsmarkt internationaal. Dat biedt aanvullende mogelijkheden om op deze niveaus de kwaliteit en kwantiteit van de beroepsbevolking te versterken. Zo signaleert HTSM een tekort aan promovendi. Hoewel hierover geen directe bronnen bekend zijn blijkt dit wel uit het grote aantal buitenlandse kenniswerkers, en met name PhD’s, dat wordt aangenomen bij HTSM bedrijven. Ook in gesprek met directeuren R&D en Innovatie wordt deze gedachte gedeeld.60 Per definitie gaat dit om zeer specialistische onderwerpen, zoals FLOW-Technology. Door het chronische gebrek aan Nederlandse promovendi op dit onderwerp moeten bedrijven over de grens kijken. Dat wordt nog eens versterkt doordat dergelijke bedrijven per definitie een mondiale markt bedienen. De gezamenlijke aanpak van de topsectoren richt zich onder andere op het wegnemen van belemmeringen in wetgeving voor toelaten buitenlandse studenten, buitenlandse stages, meertalig onderwijs voor internationale sectoren e.d. Internationalisering kan op drie manieren worden benaderd:

1. het aantrekken en behouden van internationaal talent; 2. het exporteren van kennis naar het buitenland via onderwijs; 3. het profileren van Nederlands talent voor het buitenland.

Make it in the Netherlands heeft als doel om het percentage buitenlandse studenten dat na hun studie in Nederland een loopbaan start, te verhogen. iHRD staat voor international (individual) Human Resource Development guide. Het is een reeks intervisiemomenten die idealiter twee jaar voor het behalen van het diploma aanvangt. De intervisiegroepen bestaan uit “peers” –gelijken- die met elkaar gemeenschappelijk hebben dat ze buitenlandse studenten zijn. Er zijn drie intervisiemomenten per jaar. Ieder van deze momenten heeft een eigen thema dat past in de studiefase waarin men zich bevindt. Tijdens de studie sluiten relevante werkgevers uit de regio zich hierbij aan. Zij pakken de intervisie op met startende, hoogopgeleide, medewerkers. Ongeacht of zij van buitenlandse of Nederlandse afkomst zijn. Daarmee is dit model tevens een springplank naar de introductiefase en persoonlijke ontwikkeling van nieuwe medewerkers.61

In samenwerking met Vietnam zijn binnen de topsector T&U projecten opgestart op G2G en B2B gebied. Dit programma draait om kennis samenwerking (K2K). Het is gestoeld op 1. Vraagsturing vanuit Vietnam en vanuit het Nederlands bedrijfsleven die een duidelijk wens hebben om beter opgeleide werknemers in de tuinbouw hebben. 2. Het is goed ingebed in de politieke samenwerking en met Vietnamese universiteiten. 3. Een unieke groep Nederlandse kennisinstellingen werkt samen. 4. De opleiding is business gedreven. Het gaat in het project niet primair om de faciliteiten (kassen en technische apparatuur). Het cluster gaat ervoor zorgen dat er een organisatie komt met capabele staf en trainers, met een solide managementstructuur en met een duurzaam business model. Daarvoor wordt coaching en training aangeboden en worden vooral trainers opgeleid in een training-of-trainer aanpak. Die trainers gaan vervolgens tuinbouwondernemers, bedrijfsmedewerkers, maar ook studenten wegwijs maken in duurzame en technisch geavanceerde tuinbouw.62

59 Zie: http://topsectoren.nl/over-topsectoren. 60 HTSM, De HCA voor de topsector HTSM (Zoetermeer 2011), 7, 17. 61 http://www.hightechnl.nl/Nieuws/iHRD_gaat_buitenlandse_studenten_in_Nederland_vasthouden 62 Zie: http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2014/06/16/nederland-en-vietnam-starten-hechte-samenwerking-landbouw-en-voedselzekerheid.html

14

5. Governance & Activiteiten andere partijen & topsectoren

5.1 Governance De HCA coördinatoren gaan een gemeenschappelijk platform vormen waarbinnen zij samenwerken zodat hun acties elkaar versterken. Deze vorm zal nader uitgewerkt worden, het is daarbij expliciet niet de bedoeling een nieuwe management- of bestuurslaag te creëren. Er wordt er een jaarplanning gemaakt waar alle relevante activiteiten van en voor HCA’s in terugkomen. Dit vraagt om extra inzet. Zoals de situatie nu al is, hebben de HCA-coördinatoren nauwelijks tijd om het hoofd te bieden aan de hoeveelheid vragen die op hen af komt. In human capital beleid gaat, vergeleken met de innovatie-kant van het topsectorenbeleid, weinig geld om. Dit maakt human capital beleid letterlijk mensenwerk. Een succesvolle HCA vraagt niet om een miljoenenbudget, maar vooral om voldoende menselijke inzet. De meest succesvolle topsectoren zijn degenen die een coördinator hebben weten aan te stellen die zich vrijwel volledig kan richten op human capital. De ervaring leert tenminste 0,6 fte.

5.2 Profiel trekker Een gezaghebbende trekker, met een duidelijke visie op de verhouding tussen (beroeps)onderwijs en arbeidsmarkt, die niet alleen praat, maar ook resultaten boekt. Bij uitstek wordt er gezocht naar iemand die geen ‘lintjes-knipper’ is, maar een actief voorvechter van human capital. Idealiter combineert de trekker het werk voor de overkoepelende HCA met zijn of haar huidige werkzaamheden en kent hij of zij dus de weg binnen onderwijs, overheid en ondernemers, zoals een boegbeeld.

5.3 Activiteiten andere partijen & topsectoren In de verdere uitwerking van deze agenda naar een plan van aanpak zullen de topsectoren verkennen welke gezamenlijke activiteiten zij willen ontplooien met andere partijen die zich bezighouden met human capital, naast de eigen activiteiten om samen te werken aan een toekomstbehendige beroepsbevolking.