Hoorcollege 3.docx

5
Hoorcollege 3 De tijd van Grieken en Romeinen 3000 v. Chr. – 500 na Chr. De oudheid: de Grieken 6. De klassieke vormtaal van de Grieks-Romeinse cultuur In Egypte is de kunst zo’n 2500 jaar lang constant gebleven. In Griekenland kwamen de Kouros (jongen) & Kone (meisje) voor. Deze leken/kwam overeen met de beeldjes uit het Egyptische gebied, hieruit blijkt van culturele uitwisselingen. In Kreta ontwikkelde de Minoische cultuur ca. 3500 – 1450 v. Chr. • Was een visserscultuur. • Daarbij handelde ze in tin en koper, grondstoffen voor brons, en belangrijke bron van welvaart. Ze handelde met landen aan de Middellandse zee & Egypte • Knossoss is een Koning van de Minos had een er groot paleis dat voor die tijd net een labyrint was. • De stier was waarschijnlijk een godheid, de minotaurus. • Weinig geschreven bronnen, wel kunst/cultuur. Er zijn 3 theorieën over hoe de Minoische cultuur tot een einde is gekomen: 1. Een vulkaan verwoeste de belangrijkste haven. 2. De bronstijd is afgelopen en hierdoor was er bijna geen vraag naar tin & koper meer. 3. De noordelijke culturen nemen het gebied over. Myceense cultuur ca. 1600 – 1100 v. Chr. • Dit was een krijgers cultuur, oorlog voeren was belangrijk.

Transcript of Hoorcollege 3.docx

Page 1: Hoorcollege 3.docx

Hoorcollege 3

De tijd van Grieken en Romeinen 3000 v. Chr. – 500 na Chr.

De oudheid: de Grieken6. De klassieke vormtaal van de Grieks-Romeinse cultuur

In Egypte is de kunst zo’n 2500 jaar lang constant gebleven. In Griekenland kwamen de Kouros (jongen) & Kone (meisje) voor.

Deze leken/kwam overeen met de beeldjes uit het Egyptische gebied, hieruit blijkt van culturele uitwisselingen.

In Kreta ontwikkelde de Minoische cultuur ca. 3500 – 1450 v. Chr.• Was een visserscultuur. • Daarbij handelde ze in tin en koper, grondstoffen voor brons, en belangrijke bron van welvaart. Ze handelde met landen aan de Middellandse zee & Egypte• Knossoss is een Koning van de Minos had een er groot paleis dat voor die tijd net een labyrint was. • De stier was waarschijnlijk een godheid, de minotaurus. • Weinig geschreven bronnen, wel kunst/cultuur.

Er zijn 3 theorieën over hoe de Minoische cultuur tot een einde is gekomen:1. Een vulkaan verwoeste de belangrijkste haven.2. De bronstijd is afgelopen en hierdoor was er bijna geen vraag naar tin & koper meer. 3. De noordelijke culturen nemen het gebied over.

Myceense cultuur ca. 1600 – 1100 v. Chr.• Dit was een krijgers cultuur, oorlog voeren was belangrijk.• De potten ware primitief aangezet tot een latere periode rood (oranje/blauw)• Er werd in een ruïne een dode masker gevonden, het is giswerk of deze van Eganendo (aanvoerder van Troje). De Minoische goden leken niet op die van de Grieken, de Myceense goden leken wel op de Griekse goden . Grieken namen letter over van Mycenen en deze van Minoische cultuur.

Page 2: Hoorcollege 3.docx

Rond 1100 v. Chr. kwamen er in het middellandse zeegebied een grootschalige verhuizingen.↓Doriërs 1200 – 800 v. Chr.Uit deze periode zijn er amper bronnen, worden ook wel de donkere eeuwen genoemd.

In het oude Griekenland :Groen = laaggebied optimaal voor de landbouw en hierdoor konden er steden en dorpen uitgroeien

Geel/oranje: bergen en heuvels

In de stadstaten heerste verschilde politiek. Er werd onderling wel gehandeld dus er was wel contact onderling.

Hierboven is een kaart te zien, de rode streepjes zijn koloniën van Griekenland.Deze verwante stadstaten hadden als nummer 1 doel het handelen met de moederstad. Vooral landbouwproducten.

Na verloop van tijd werden koloniën steeds afhankelijker en gingen niet alleen mar landbouw handelen.De Griekse cultuur begon zich ook te ontwikkelen en veranderen door invloeden van de bestaande culturen. West-Turkije heeft veel invloed gehad op de Griekse cultuur.

De gele streepjes zijn Feniciërs, was een druk handelsvolkje. Stichtte veel koloniën, vooral in Noord-Afrika

Page 3: Hoorcollege 3.docx

De oude Griekse geschiedenis in de oudheid kan worden in gedeeld in 3 periodes:(kunstperiodesering)

1. Archaïsche periode 650 – 479 v. Chr.• Periode van Kouros & Kore, dit waren stijve beeldjes die veel op de Egyptische kunst leken.

2. Klassieke periode 479 – 323 v Chr.• Er werd gestreven naar een meer realistische vormen (1) maar ook hoofden kreeg meer karakter (2).Vb. 1. De wagenmenner van Delphi 470Vb. 2. De Poseidon van Artemis 460•Veel kunstwerken zijn van goden of legendes/helden, zij zijn bovennatuurlijk, krachtig en machtig: ze werden natuurlijker en realistischer weergegeven. Maar wel als perfecte mensen. Meer dynamische houdingen (wel neutrale gezichtsuitdrukkingen) 3. Hellenistische periode 323 – 146 v. Chr.Vb. De bronzen jockey van Artemision 150• Dit is een freeze frame van een paard in galop. Nog veel meer dynamiek en beweging.

Er

zijn veel meer emoties in het gezicht af te lezen. Ook worden hier nog steeds geen (nadruk) imperfecties weergegeven.

1. Dorische zuil vrij simpel, geen voetstuk, bovenkant gewoon rond.2. Ionische zuil staat op een voetstuk, bovenkant 2 krullen.3. Korintische zuil staat op een voetstuk, bovenkant versierd met krullen en bladeren en dieren en andere vormen.

De Perzische oorlogen 490 – 479 v. Chr.Het Griekse rijk breidde zich steeds verder uit, klein-Azië werd gekoloniseerd en dit was belangrijk voor de cultuur en economie van de Griekse stadstaten.

De Perzen wouden de Griekse welvaart graag aan hun rijk toevoegen.

Het was een erg groot Perzische rijk tegen een verdeeld ‘’Griekenland’’ (dit waren stadstaten die allemaal apart bestuurd werden, dus geen 1 leider/koning)

Page 4: Hoorcollege 3.docx

Slag bij Salamis 480 v. Chr.De Grieken hadden veel snellere en wendbaardere boten en de Grieken hadden een betere vaartechniek. Hierdoor kregen zij het overwicht op zee.

Hierdoor kon het Perzische deel niet bevoorraad worden, doordat de Grieken op zee de heersers waren. Hierdoor trokken de Perzen zicht terug.

Door de Perzische oorlogen kwam ‘’Griekenland’’ met een defensief genootschap.De Delische zeebond, elke stadstaat betaalde aan Athene contributie in ruil voor bescherming.

De gouden eeuw van Pericles 461 – 429 v. Chr.Was een periode van bloei voor Athene.

Meester Socrates (1) & Leerling Plato (2) waren de filosofen. 1. Schreef zelf niks op, maakte gebruikt van mond op mond2. Schreef de gedachtes van zijn meester en zijn eigen gedachtes op.

De Peloponnesische oorlogen 431 – 404 v. Chr.Dit was een oorlog tussen Sparta en Athene, Sparta was de baas op het land, goed landleger. Athene was de baas op zee, een groot en goede vloot.

Uiteindelijk is Sparta als winnaar uit de bus gekomen.

Alexander de Grote 336 – 323 v. Chr.• Athene was niet langer de baas en de stadstaten brokkelde uitelkaar.• Alexander zijn vader nam ‘’Griekenland’’ over en hij breidde hier verderop en veroverde nog veel meer land. • Omdat hij geen duidelijke opvolger had verbrokkelde zijn rijk na zijn overleiden.

• Alexander wou dat de Griekse cultuur vermengd werd met de plaatselijke cultuur.• Politiek gezien was de invloed van Alexander maar van korte duur. Maar cultureel gezien was zijn invloed groot. Bijv. met de Griekse taal.

In 146 v. Chr. word ‘’Griekenland’’ toegevoegd aan het Romeinse rijk.