Hoofdstuk 1: diversiteit en gelijke onderwijskansen Web viewacties op preventief + curatief vlak om...
Transcript of Hoofdstuk 1: diversiteit en gelijke onderwijskansen Web viewacties op preventief + curatief vlak om...
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
Hoofdstuk 1: diversiteit en gelijke onderwijskansen
1 Diversiteit in de samenlevingIn bepaalde opzichten lijk je op anderen, in andere opzichten verschil je van anderen.Bv. Ik en mijn vriendin studeren beiden Latijn
Ik woon in Gent en zij nietSamenleving zit vol diversiteit:
- Huidskleur- Seksuele oriëntatie- Levensbeschouwing- Gezinsvormen - Persoonlijkheid
1.1 Omgaan met diversiteit is niet vanzelfsprekend Mensen zoeken veiligheid
contact met gelijken of gelijkgestemden versterkt samenhorigheidsgevoel
overtuigd van eigen grote gelijk afkeer van het onbekende, het andere,…
Bv. Jongeren ergeren zich aan ouderen en omgekeerdBij meningsvorming over anderen: zichzelf als enige maatstafBotsende behoeften? Verschillen worden veroordeeldEigen behoefte/geluk belangrijker achten dan vd andere leidt tot onvrede, haat, agressieKan leiden tot extremisme
1.1.1 CatalogerenCatalogeren = in categorieën denken = ordenenWaarom? Gevoel v voorspelbaarheid en veiligheid creëren Een categorie heeft bepaalde eigenschappen en gedragingenWie er niet aan beantwoordt = uitzonderingBv. ‘De BSO-leerling’ is schoolmoe en kansarm= gevaarlijk, kan leiden tot stereotypen en vooroordelen
a) Stereotypen :Iemand heeft bep. karaktertrek of gedragsvoorkeur OMDAT hij tot bep. groep behoortVooral bij wat we niet goed kennen Stereotypen = vermoede groepskenmerkenBv.Zwaarlijvigen = dom, sociaal afhankelijk en lui
b) Vooroordelen :Als we groepen niet enkel als verschillend, maar ook als slechter zien
1© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
Drie componenten:- Cognitief negatieve perceptie- Emotioneel vijandige gevoelens- Gedragsmatig discriminatie
1.1.2 Het ontstaan van stereotypen en vooroordelenVa. 4 jaar: ethnic awareness weten tot welke groep je behoort + waardeoordeel
1.1.2.1 Psychologische verklaringen
- Ontstaan mentale beelden: Kinderen creëren categorieën om complexiteit wereld te vatten stereotiepe beelden
- Identificeren met eigen groep: Nood aan positief zelfbeeld zich afzetten teg. andere groepen= laag beeld andere groep opbouwen om positief zelfbeeld te onderbouwenBij wie? Lage maatschappelijke klassen, zelf slachtoffer v. gebrek a. respect
- Xenofobie: Het vreemde jaagt de mens angst aan kinderen ontwikkelen negatieve ideeën over mensen die anders zijnGevaar: angst agressie tegen de zwakkereNiet noodzakelijk! Positief zelfbeeld = goed tegenwicht
1.1.2.2 Sociale verklaringen
- Waar we opgroeien: Beeld v wereld + anderen = afhankelijk v waar we opgroeien:We nemen ideeën over vd groepen waarmee we ons identificerenBv. Man of vrouw? Kinderen merken vooroordelen op en nemen ze over
bij ontmoeting nooit v ‘nul’ beginnen, altijd al bepaald beeld voor ogen- Groepen in samenleving = ongelijk:
Verschillen in macht en status bepalen beeld van het onbekendeBv.Turk die Nederlands spreekt = anderstalige
Fransman die Nederlands spreekt = tweetaligVan Engelsen wordt zelfs niet verwacht dat ze Nederlands spreken
Geldt niet voor iedereen: sommigen = kritisch, gaan de discussie aan zelfvertrouwen + basisvertrouwen in anderen = tegenwicht
Niet alle stereotyperingen leiden tot vooroordelen!Stereotype ≠ noodzakelijk negatief en men gaat er nt discriminerend nr handelen. Stereotypen en vooroordelen ontstaan op jonge leeftijdAls opvoeder moeten we er vroeg iets aan doen!
2© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
1.2 Leven in een pluriforme maatschappijLeerkrachten leven en werken in pluriforme maatschappij stilstaan bij eigen stereotypen en vooroordelenPluriforme maatschappij = diversiteit is een wezenlijk element van onze samenleving Diversiteit ≠ hindernis = meerwaarde
1.2.1 Diversiteit en cultuurCultuur = geheel v elementen die herkenbaar zijn voor een bepaalde groep mensen
a) Binnenkant: ideeëngoed, meningen, symbolen,…b) Buitenkant: materiële producten en waarneembaar gedrag
Bedenkingen:- Cultuur = steeds op weg ≠vaststaand onveranderlijk pakket- Binnen culturen veel heterogeniteit: individuen binnen een groep
Zelf graag individueel benaderd, over anderen vaak in groepstermenBv. ‘de’ Walen= culturaliseren = alle eigenschappen toeschrijven a/d cultuur i.p.v. a individu
- Individu hoort bij verschillende groepen/culturenMeervoudige identiteit = zekere eenheid, identiteit die blijft evolueren maar toch dezelfde is binnen die verschillende groepenBv. Malika = islamitisch, leerling én jongere
Identiteit = gevoel een unieke + innerlijk samenhangende persoon te zijn doorheen veranderingen én besef dr anderen als die persoon herkend te worden
= dynamisch en meervoudig in interactie met anderen doorheen levensloop
CONCLUSIE: elke mens is uniek en lijkt toch op anderenOok voor cultuur: cultuur wordt verworven via interactie, cultuur = dynamisch
1.2.2 Integratie en interculturaliteitDiversiteit aan cultuur verschillende manieren van samenlevena) Segregatie verschillende culturen leven apartb) Assimilatie eigen cultuur wordt opgegeven voor die van de anderec) Marginalisatie eigen cultuur w opgegeven zonder opbouw nieuwe
cultuur identiteitsverlies = ergste
d) Integratie evenwicht tussen aanpassing en behoud van eigenheid
Behoud eigen cultuur?Ja Nee
Contact met Ja Assimilatie
3© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
gastsamenleving?
Integratie
Nee Segregatie Marginalisatie
Integratie = goed ≠omvormen naar eigen beeld ≠opslorpen in massa
2 (On)gelijke kansen op schoolOnderwijs kan niet steeds juiste antwoord bieden op diversiteit in samenlevingBv. Kansarme gezinnen
Kinderen van migrantenPersonen met functiebeperkingPersonen met een leer- en ontwikkelingsstoornisHoogbegaafde leerlingenGender!
2.1 Ongelijkheid in het Vlaamse onderwijsVlaams onderwijs = niet goed qua gelijkheid!Kloof nergens zo groot: enorme ongelijkheid tss lln v ≠ socio-economische groepenGezin heeft grote invloed op onderwijskansenBv. Laaggeschoolde moeder? Tienmaal meer kans om in BLO te belanden
2.2 Ongelijke kansen en ongelijke behandelingNiet enkel omstandigheden waarin kind opgroeitVier soorten van ongelijkheid: natuurlijke ongelijkheid, ongelijkheid in omstandigheden, ongelijkheid als gevolg van persoonlijke keuzes en ongelijke behandeling of discriminatie.
2.2.1 Natuurlijke ongelijkheidIndividu noch gemeenschap heeft er vat opBv. genetische aanlegOpgelet! Intelligentie niet enkel bepaald door genen, ook door omgevingsfactoren
2.2.2 Ongelijkheid in omstandighedenSamenleving = verantwoordelijkOngelijk verdeelde macht: materiële rijkdom
cultuurgezondheid
worden niet door onderwijs bepaald, bepalen WEL kansen van kind op school
2.2.3 Ongelijkheden die gevolg zijn van persoonlijke keuzenJongere beslist bv. zich minder in te spannen voor bepaald vak BSO= geen sprake van ongelijke kansen WANT eigen keuzeIndien wel verband tss studiekeuze in BSO en sociale afkomst ongelijke kansen
4© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
2.2.4 Ongelijke behandeling of discriminatieOnderwijs ≠ neutraalIndien ongelijke behandeling = minder gunstig onrechtvaardigMaar bv. dyslexiebeleid = rechtvaardigReproductie = ongelijkheid van generatie op generatie in stand houden
2.3 Pedagogische visiesEr moet is gedaan worden aan ongelijkheid, maar HOE?
2.3.1 Meritocratische visie= liberaal= door opkomst industrie en vrij kapitalisme
Levenskansen moeten verworven worden door individuele prestatie≠ afhankelijk van sociale, erfelijke afkomst
onderwijs = middel om dit te bereiken rechtvaardige maatschappij: capaciteiten bepalen positie individu
bekwame i.p.v. rijke mensen bekleden topfunctiesGrote verantwoordelijkheid:
- Onderwijs moet individuele aanleg van elke leerling laten ontwikkelen- Niets mag ontplooiing talent hinderen Intellectueel homogene groepen
Gevolg: lln evolueren erg verschillend naargelang intelligentieConclusie: deze visie heft ongelijke kansen niet op
2.3.2 Egalitaire visieVerschillen moeten niet vergroot, maar weggewerkt wordenOorzaken ongelijkheid ook gezocht in niet-individuele factoren: thuismilieu
opvoedingDoel: bij elke ll basisniveau behalen gelijkwaardige kansen op vervolgopleidingRicht zich vooral op zwakke lln gelijke kansenbeleid
= schade inhalen
2.3.3 Naturalistische visieGelijke kansen door vrijheid van ontplooiingOnderwijs moet verschillende, maar gelijkwaardige talen opsporen + ontwikkelenBelangrijkste = ontwikkeling totale persoonlijkheid Zo breed mogelijk onderwijs- en vormingsaanbodAfsluiting = ontwikkelingsprofiel met vermelding gevolgde opleidingsonderdelen
3 Gelijke kansen creëren: uitgangspuntenRealiteit: starten met ongelijke kansen ongelijke uitkomstenDoel: starten met ongelijke kansen met gelijke kansen naar volwassen leven
5© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
Verschillende uitgangspunten:
3.1 Diversiteit van samenleving weerspiegelen en benuttenDiversiteit in schoolbeleid instroom leerlingen
samenstelling lerarenkorpsDiversiteit in curriculum inhoud lessen
organisatie lessengeoefende vaardigheden
onderwijs sluit aan bij leefwereld lln krijgen kans zich thuis te voelen op school
3.2 Leerlingen leren opgaan met diversiteit= deel algemene persoonsvorming van alle lln werken op verschillende vlakken:
1. Gewenst gedrag ondersteunen + stimuleren2. Niet-gewenst gedrag tegenhouden: pesten, racisme, seksisme,…
interactief en divers onderwijs
3.3 OnderwijskwaliteitLeren van leerling met aandacht voor diversiteit:- Interactief leren- Werken met heterogene groepen- Vertrekken van ervaringen jonheren- Begeleidende leerkrachtInteractieve leeromgeving met oog voor diversiteit verhoogt kansen:
leerlingen te leren omgaan met diversiteit tot beter leren
3.4 Positieve discriminatie kan indien wenselijkBv. leerling met dyslexie extra begeleiden= wenselijk achterstand wordt weggewerkt
3.5 EmpowermentVroeger: focus op het tekort, het probleem
er werd voor hen gezorgd, geen eigen verantwoordelijkheidNu: empowerment = versterken van de mogelijkheden
we geven hen verantwoordelijkheid= participatiegedachte: probleem is niet van individu, maar ook van omgeving
omgeving kan individu nog niet laten participeren
3.6 Bereid blijven om te reflecterenOm voordelen weg te werken
3.7 Kennis maken met het individu
6© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
Van groepsgericht naar individugerichtBv. buiten de klas ook vragen naar hoe het thuis gaat (bij ziekte ouder)
3.8 Impact interactieveldenOog hebben voor impact interactievelden/netwerken op ontwikkeling van de jongereBv. trends bij jongeren volgen
3.9 Eigen impactOog hebben voor eigen impact op opbouw identiteit en zingeving leerlingenBv. besef van eigen voorbeeldfunctie
7© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
Hoofdstuk 2: Leer- en ontwikkelingsstoornissen
1 InleidingBv. moeilijkheden met leren, opletten, sociale contacten,…Oorzaak KAN leer- of ontwikkelingsstoornis zijnLkr treedt motiverend en ondersteunend opBinnen visie diversiteit ih onderwijs: alle jongeren verdienen optimale onderwijskansen
Uitgangspunten:- Groepsgericht individugericht- Empowerment = klemtoon op sterktes i.p.v. zwaktes- Positieve discriminatie kan indien wenselijk = hulpmiddelen- Leerlingen leren omgaan met diversiteit
Diagnosticeren ≠ taak leraarLkr kan vermoedens wel verifiëren bij collega’s en in overleg doorverwijzen
2 Leerstoornissen
2.1 Leerstoornissen: algemene inleidingLeermoeilijkheden =- Leerproces = moeizaam en vertraagd- Voorbijgaand als oorzaken aangepakt worden- Oorzaken = sociale/economische problemen bv. kansarm milieu
emotionele problemen bv. depressiemedische problemen bv. langdurige afwezigheidhandicap bv. slechthorendbeperkte begaafdheid bv. minderbegaafd
Leerstoornis =- Aangeboren- Hardnekkig en niet te ‘genezen’- Leren mee omgaan- Problemen met automatiseren
Leerprobleem =- Overkoepelende term LS en LM- Soms LP = LM
8© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
2.2 Soorten leerstoornissen
2.2.1 Dyslexie en dysorthografieLezen en schrijven = vaardigheden
noodzakelijk voor functioneren in maatschappij
2.2.1.1 Omschrijving en criteria
Dysorthografie = spellingsstoornis95% samen met dyslexiewordt vaak onder dyslexie genoemd
Dyslexie = stoornis< hardnekkig probleem bij automatiseren lezen en spellenprobleem bij verwerking taalklanken in hersenenconcreet: spellend lezen
traag lezenfouten lezenklank-letter probleem (spellen)
criteria:1) Probleem = ernstig2) Probleem = hardnekkig3) Probleem is NIET te wijten aan andere oorzaken
2.2.1.2 Wat weet men er al over? Over oorzaken en bepalende factoren van dyslexie.
o Stoornis in de hersenen: Oorzaak = neurobiologischd.w.z. afwijkingen in taalcentra in hersenen dyslexie = aangeboren
o Erfelijkheid en prevalentie: Dyslectische ouder? 35-45% kans op dyslexie5% bevolking heeft dyslexie
9© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
2.2.1.3 Sterke en zwakke punten
Zwakke kanten/symptomen Sterke kanten- Concentratieproblemen- Vergeetachtig- Moeilijk klok lezen- Zwak gevoel voor tijd- Moeilijk leesbaar geschrift- Onhandig- Agenda onvolledig ingevuld- Onthouden losse gegevens moeilijk- Weinig zelfvertrouwen
- Goed lange termijngeheugen ivm ervaringen, locaties, gezichten,…
- Levendige verbeelding- Creatief problemen oplossen- Aanleg voor kunst, muziek, sport,…- Snel zien hoe iets in elkaar zit- Groot geheel opsplitsen in delen- Sterk 3D-denken- doorzettingsvermogen
2.2.2 Dyscalculie
2.2.2.1 Omschrijving en criteria
Minder over gewetenRekenstoornissen = erg verschillend van aardBv. Problemen op vlak van tellen, getalbegrip, begrip van rekentaal,
probleemoplossend vermogen, aandacht, geheugen,…Criteria:o Het probleem = ernstigo Het probleem = hardnekkigo Het probleem is NIET te wijten aan andere oorzaken
2.2.2.2 Wat weet men er al over? Over oorzaken en bepalende factoren van dyscalculie
o Stoornis in de hersenen: Oorzaak = neurobiologischRekenprocessen in hersenen verstoordProbleem met werkgeheugenVerder nog niet erg onderzocht
o Erfelijkheid en prevalentie: < hersenstoornis= erfelijk5% van de bevolking
10© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
2.2.2.3 Soorten dyscalculie
o Semantische geheugendyscalculie Geen problemen met rekenbegripProblemen met automatisering rekenbewerkingenBv. traag rekenen
o Getallenkennisdyscalculie Problemen met flexibel gebruik getallen
mentale rekensommetjesabstract inzichtwissels tss eenheden (bv. km naar meter)
o Visuospatiële dyscalculie Kinderen leren tellen met concrete voorwerpen< visueel-ruimtelijke vaardighedenProbleem bij wegvallen houvast van de voorwerpen< rechterhersenhelft kan niet schatten
o Procedurele dyscalculie Kenmerkend mistellen
de tel kwijt gerakentellen op hun vingers
2.2.2.4 Sterke en zwakke punten
Zwakke kanten/symptomen Sterke kanten/compenserende vaardigheden
- Cijfers foutief lezen en schrijven- Twijfel bij eenvoudige bewerkingen- Traag rekenen- Klok niet vlot lezen- Moeite met volgorde werkwijze
berekeningen- Fouten in rekenprocedures- Motorisch onhandig
- Sterk logisch inzicht- Ruimtelijk inzicht- Kunstzinnig en creatief
2.2.3 NLD of VSLD
2.2.3.1 Omschrijving en criteria
NLD = Nonverbal Learning DisorderVSLD = Visio Spatial Learning Disorders= synoniemen
11© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
Zwakke punten:o Slechte grove motorieke en coördinatieo Zwak ruimtelijk inzichto Moeite met probleemoplossend denkeno Non-verbale taal en impliciete boodschappen begrijpen
Problemen worden gemaskeerd door rijke woordenschat en vlot babbelen= uiting ongemak sociale omgang
2.2.3.2 Wat weet men er al over? Over oorzaken en bepalende factoren van NLD of VSLD.
= stoornis in neuropsychologische ontwikkeling= stoornis in samenwerking verschillende hersenstructurenSymptomen va. 8 à 9 jaar
2.2.3.3 Sterke en zwakke punten
Zwakke kanten/symptomen Sterke kanten- Problemen met de weg en tijd- Hebben geen overzicht- Moeite met verbanden leggen- Zwak inzicht in oorzaak-gevolg- Zwak probleemoplossend vermogen- Houterige, trage bewegingen- Moeilijk leesbaar handschrift- Zwak evenwicht- Non-verbale signalen = moeilijk- Niet flexibel
- Vlot praten en lezen- Rijke woordenschat- Verbaal geheugen- Sterke parate kennis- Veel concentratie
2.2.4 DCD/dyspraxie
2.2.4.1 Omschrijving
DCD = Developmental Coordination Disorder = dyspraxieKenmerken:o Vertraging bereiken motorische vaardigheden bv. kruipen, stappen,…
o Houterig gedrag bv. dingen laten vallen
o Zwak in sporto Zwakke schrijfmotoriek (dysgrafie)Kan verschillen van kind tot kindBv. lopen, dansen schrijven, knippen, tekenen,…
Fijnmotorisch grofmotorisch
2.2.4.2 Sterke en zwakke punten
12© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
Zwakke kanten/symptomen Sterke kanten- Weinig concentratie- Moeilijk klok lezen- Zwak gevoel voor tijd- Moeilijk de weg vinden- Zwak in taken plannen- Moeite onthouden losse gegevens- Gedragsproblemen
- Goed lange termijngeheugen ivm ervaringen
- Vlot taalgebruik- Goede woordenschat- Doorzettingsvermogen
2.3 Beschermende en belemmerende factoren bij een leerstoornisFocus op zwakten = deficit-denken: denken < tekortImpact/evolutie stoornis = afhankelijk v aanwezigheid beschermende factoren
belemmerende
2.3.1 Beschermende factoren- Goede intelligentie- Goed geheugen- Sterk zijn op vlakken waar leerstoornis geen invloed heeft bv. sport bij dyslecticus- Doorzettingsvermogen- Ondersteunend gezin- Technologische hulpmiddelen
2.3.2 Belemmerende factoren- Negatieve verwachtingen tav kind- Te weinig kennis van leerstoornis (ouders/leerkrachten)- Negatief zelfbeeld kind- Zwak pedagogisch milieu
2.4 Gevolgen van een leerstoornis- Faalangst- Gedragsproblemen
< problemen met lezen/schrijven/rekenen maken onzeker kind durft opdrachten nt- Motivatie om probleem aan te pakken vermindert- Kind geraakt dan nog verder achterop3. Tijdige diagnose = belangrijk < goede aanpak
2.5 Comorbiditeit van leerstoornissen en andere stoornissenLeerstoornissen komen zelden geïsoleerd voorBv. 90% dyslexie samen met dysorthografie= dubbeldiagnose / comorbiditeitOverzicht:- Dyslexie met mondelinge taalproblemen
13© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
- Dyslexie met dyscalculie 25-30%- Dyslexie met ADHD- Autisme met LEERstoornissen als dyscalculie- DCD met NLD/VSLD- Dyscalculie met epilepsie of andere neurologische aandoening (bv. Asperger)
3 Ontwikkelingsstoornissen
3.1 InleidingOntwikkelingsstoornis = neurologische of psychische aandoeningTreedt op bij kinderen of adolescenten= belemmering in normale ontwikkelingHoe ouder ontdekt, des te minder succesvol de behandelingDSM IV = schaal die soorten onderscheidt:- Mentale retardatie- Communicatiestoornissen- Eetstoornissen- Pervasieve ontwikkelingsstoornis- …Gevolgen op lichamelijk, emotioneel en sociaal vlak
3.2 Soorten ontwikkelingsstoornissen
3.2.1 ADHD
3.2.1.1 Omschrijving en kenmerken
= Attention Deficit Hyperactivity Disorder= aandachtstekortstoornis met hyperactiviteitKenmerken:1. Aandachtstekort aandacht niet lang genoeg vasthouden
werken niet planmatig genoegdingen vergetenchaotisch
2. Hyperactiviteit te hevig/druk op ongepaste momenten3. Impulsiviteit slechte beheersing
handelen zonder te denkenBelemmert het functioneren of school, thuis, vrije tijdRisico voor toekomst: 85% extra problemen als leerproblemen e.d.
3.2.1.2 Oorzaken
= erfelijk: 70-90% kansNeurobiologische oorzaak: abnormale werking/ontwikkeling hersenenRilatine helpt gedrag te sturen en te remmen
14© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
Opvolging < dokter/psychiater = belangrijkOmgeving = belangrijk positief = aanleg verzwakken < evenwichtige opvoeding e.d. negatief = aanleg versterken
3.2.1.3 Drie types
1. Type 1: ADDEnkel aandachtsproblemenNiet snel herkend < geen storend gedragKenmerkend dromerig, apathisch, weinig aandacht
veel vergeten, weinig organisatie2. Type 2: enkel impulsiviteit en hyperactiviteit, geen aandachtsproblemen3. Type 3: ADHD
Combinatie aandachtsproblemen,hyperactiviteit en impulsiviteitMeest voorkomende type
3.2.1.4 Kenmerken DSM IV
AANDACHTSTEKORT HYPERACTIVITEIT1. Geen aandacht voor details2. Moeite aandacht vast te houden3. Lijkt niet te luisteren4. Maakt taken niet af5. Kan taken niet organiseren6. Vermijdt langdurige mentale
inspanning7. Raakt vaak dingen kwijt8. Afgeleid door uitwendige prikkels9. Vergeetachtig bij dagelijkse bezigheden
1. Beweegt onrustig met handen/voeten, wiebelt op stoel
2. Staat vaak op in de klas en andere situaties
3. Rent vaak rond of klautert overal op4. Speelt onrustig5. Is vaak druk bezig6. Praat aan één stuk door7. Gooit antwoorden eruit8. Kan niet op beurt wachten9. Verstoort of onderbreekt vaak anderen
3.2.1.5 Sterke punten
ADHD sterke punten:1. Zich volledig op iets storten2. Creatief3. Niet snel verlegen4. Niet snel moe bij sport en spel
ADD sterke punten:1. Rijke fantasie2. Creatief3. Groot inlevingsvermogen4. Flexibel
15© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
3.2.2 Pervasieve ontwikkelingsstoornis of autismespectrum
3.2.2.1 Omschrijving en kenmerken
Weerslag op alle domeinen van functioneren≠ intellectueel bepaaldDuurt hele leven4 vormen:1. Syndroom van Rett2. Desintegratiestoornis van de kindertijd3. Syndroom van Asperger (= hoog IQ)4. AutismeOntwikkeling = trager en ANDERS= aangeboren= levenslangZeer specifieke manier van informatieverwerking:- Sensorische problemen: prikkels anders selecteren- Autistisch denken: anders denken
omgaan met anderen- Autistisch gedrag: communicatie
verbeelding en soepel denken/handelenSymptomen:- Moeite met samenvoegen informatie tot 1 geheel (in losse deeltjes zien)- Moeite met emoties herkennen < geen inlevingsvermogen- Geen wederkerigheid, interactie of empathie- Wereld lijkt chaotisch
angsten zoeken veiligheid
vastklampen a gewoonten/details preoccupatie = steeds herhalen allesoverheersend gedrag
- Verandering = verwarrend nood a voorspelbaarheid
3.2.2.2 Oorzaken
ErfelijkNeurobiologische stoornisZeer heterogeen: geen enkele autist is dezelfde
3.2.2.3 Sterke en zwakke punten
Zwak communicatiesociale interactieverbeeldingsvermogenmoeite met veranderingen
16© Liesbet Pot
= autismespectumstoornis
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
nemen figuurlijk letterlijk opbegrijpen lichaamstaal niettraag en onhandig
Sterk goed geheugen voor details, feiten,…houden van afspraken
4 En de leerkracht?Niet deficit-denken = focus op de zwakte (compenseren en remediëren)Wel empowerment = focus op kwaliteiten en minder sterke kanten zoals bij elke jongere= aandacht voor diversiteit
gelijke kansen
4.1 Inleiding: diagnose, behandeling en aanpak buiten de schoolDiagnosticeren ≠ taak lkrBehandeling ≠ taak lkrWél: signaleren, doorverwijzen en begeleiden
4.2 Structurerende maatregelen door de leerkrachtBelangrijk: klassenmanagement
efficiënte organisatievoorbereidingstructuurduidelijkheidvoorspelbaarheid
= belangrijk voor àlle leerlingen
4.3 STICORDI: randvoorwaarden voor het omgaan met leerlingen met leer- en/of ontwikkelingsstoornissen op school en thuis
Als je bijziend bent, mag je toch ook je bril ophouden tijdens ’t examen?= maatregelen om jongere te helpen met stoornis om te gaan= STImuleren, Compenseren, Remediëren en Dispenseren
17© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
4.3.1 Do’s en don’tsEnkel herkennenStoornis DO DON’TDyslexie - Accepteer + toon begrip
- Motiveer: nadruk op talenten- Structureer leerstof- Heldere taal en opdrachten- Agenda controleren- Laat laptop gebruiken- Stimuleer software als SPRINT- Meer tijd bij toetsen- Overhoor mondeling- Spelfouten niet quoteren
- Spelfouten aanrekenen- Onvoorbereid laten voorlezen- Moeilijke dictees geven- Lange, complexe instructies
Dyscalculie - Geef opgaven op papier- Laat tussenuitkomsten noteren- Geef meer tijd- Laat rekenmachine gebruiken- Stel vrij van hoofdrekenen
- Laten hoofdrekenen- Onafgewerkte oef. = huiswerk- Aan bord oef. laten maken- Rekenfouten zwaar aanrekenen
Dyspraxie /DCD
= idem dyslexie- Vervangingstaken bij LO
= idem dyslexie
NLD /VSLD
- Evenwicht: empathie - afstand- Let op wat ll DOET, niet zegt- Bereid voor op veranderingen- Let op voor pesten- Kopieën zonder afbeeldingen- Laptop, rekenmachine,…- Extra tijd- Overhoor mondeling- Leer strategieën aan
- Onvoorspelbare gedragingen- Veel van bord laten overschrijven- Figuurlijke taal, ironie,…- In discussie gaan- Dwingen tot sociaal gedrag
ADD - Korte, duidelijke instructies- Één opdracht tegelijk- Oogcontact- Chronometer- Oorbeschermer bij toetsen
- Complexe taken geven- Punten aftrekken bij te laat - Onoverzichtelijke lay-out
ADHD = idem ADD- Voorzie activiteiten voor dode
momenten- Rondje lopen, iets uitdelen,…
= idem ADD- Steeds dezelfde opdrachten(saai)- Inconsequentie- Uitgestelde straffen geven
18© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
4.4 ‘Maatwerk’ voor elke leerlingIedere jongere = verschillendOok lln met dezelfde stoornis = verschillend maatregelen zijn anders per leerling maatregelen bepaald door persoonlijkheid en interesses
19© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
Hoofdstuk 3: gender in het onderwijs
1 InleidingMannen en vrouwen = andersSekse = biologische kenmerken eigen aan man of vrouw
Bv. een vrouw heeft borsten, een man nietGender = sociaal geconstrueerde kenmerken eigen aan man of vrouw
Bv. een man huilt niet, want een man = stoer= afhankelijk van tijd / cultuur
Bv. vroeger moest een vrouw veel onderdaniger zijnBv. in sommige culturen dragen mannen een kleed
In samenleving ‘basisverschillen’ ingebakken onveranderlijk onontkoombaar
vrouwelijke eigenschappen mannelijke eigenschappen1. Scheidingslijn tss man en vrouw
Gebrek a aandacht voor gender niet-optimale kwaliteit onderwijs gendergevoelige maatschappij bekomen < gendergevoelig onderwijs- Gendergevoelige maatschappij man en vrouw gelijk gewaardeerd- Gendergevoelig onderwijs talenten lln waarderen
ontwikkeling talenten begeleidenonderlinge verschillen herkennenbegeleiding vanuit verschillen = differentiatie
Link HST 1 diversiteit:- Reflecteer over je persoonlijke bril: geen vooroordelen!- Heb oog voor impact interactievelden op ontwikkeling jongere- Positieve discriminatie mag indien wenselijk
2 SocialisatieOntwikkeling verwachtingen tgo man/vrouw < socialisatieSocialisatie = proces v beïnvloeding dr omgeving op persoonlijkheidsontwikkeling mens
Kinderen zien rolmodellen: kdn worden voorbereid op hun man/vrouwrolBv. meisje wordt beloond voor meisjesdingen en doet daarom meisjesdingen opgroeicontext is belangrijk
20© Liesbet Pot
los van feit: jongen/meisje
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
Niveauverschil waardering:Mannelijke eigenschappen hoger gewaardeerd dan vrouwelijkebv. carrière maken = ‘hoger’ dan zorg voor het huishouden leidt tot ongewenste discriminatie en machtsverhoudingen
3 actoren bepalend in socialisatieproces: oudersschoolleeftijdsgenoten
2.1 De ouders- Eerste maanden na de geboorte:
Meisjes langer geknuffeldverbaal meer gestimuleerd
Jongens moeten vlugger zelfstandig zijn- Ouders kanaliseren interesses kind:
Positief of negatief reageren op gedragBv. voorkeur speelgoed: jongens wordt meer gestimuleerd bij truck dan bij pop
- Opvoedingstactieken:Jongens via straffen en belonenMeisjes via spreken op gevoelens en liefde ontnemen
2.2 SchoolInteractie lkr-ll = genderbepalend studie- en beroepskeuzebepalendVerschillende aanpak:- Jongens meer spreekbeurten
minder feedback op prestatiemeer uitgedaagd tot denken
- Meisjes beloond voor stiptheid en ordekrijgen irrelevante feedbackworden vlugger geholpen
2.3 LeeftijdsgenotenAdolescentiefase rol ouders + school in socialisatieproces daalt
rol leeftijdsgenoten stijgtStatus in groep afhankelijk v. samenhang gedrag met genderstereotiepe verwachtingenBv. machogedrag jongens om meisjes te imponeren
School verwerpt dit gedrag, peergroep niet moeilijk te voldoen aan verwachtingen beide actoren
Bv. hakken en hippe kledij dragen, vlijtig, rustig en volgzaam zijn sluit aan bij schoolse verwachtingen
21© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
3 GenderverschillenMeisjes ≠ jongens genderverschillenToch ook individuele verschillen: een meisje kan afwijken van doorsneegroepMeisjes en jongens zijn niet gelijk, maar wel evenwaardigPositieve discriminatie kan indien wenselijkAlgemene verschillen tss jongens en meisjes:
ontwikkeling sociale tradities en verwachtingenomgaan met emoties communicatiewerking hersenen zelfbeeld
3.1 OntwikkelingVerschil op fysiek en psychologisch vlakPuberteit meisjes 12 jr
jongens 18 maanden later meisjes worden ‘vrouw’ terwijl jongens nog kinderen zijnMAAR jongens noem je niet kinderachtig!Iedereen mag zich op eigen tempo ontwikkelen!
3.2 Sociale tradities en verwachtingenJongens tasten sociale omgeving af
tonen hun kwaliteiten verwerven status in groepspiegelen z. wel aan groep, maar kiezen niet zo conformistisch
Meisjes willen bij de groep horen verdoezelen kwaliteiten < angst niet aanvaard te wordenLaten z. sterk leiden door groep (bv. studiekeuze) = conformistisch
3.3 Omgaan met emotiesJongens moeten ‘flink’ zijn onderdrukken emoties
2. Je ziet dat er iets mis is, maar ze zeggen niet watMeisjes verbergen hun gevoelen vaak goed
3. Je weet niet dat er iets mis is. Als je ’t weet, praten meisjes er wel vlotter over
3.4 Communicatief vlakMeisjestaal = indirecter dan die van jongensBv. Kunnen we nog een oefening maken? Ik snap er niks van< meisjes hebben conformerende strategie, willen consensus< jongens willen status in groep bevestigenBelang voor lkr: bij indirecte boodschap ‘luistert’ jongen minder goed omdat hij
indirecte boodschap niet kan interpreteren tot directe boodschap.
3.5 Hersenen- Vrouwen gebruiken R-hersenhelft meer dan mannen (communicatie en emotie)
22© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
4. Mannen hebben duidelijker signalen nodig bij emoties5. Meisjes zijn verbaler dan jongens: taal ontwikkelt sneller
uitgebreidere woordenschat- Mannen gebruiken specifieke delen hersenen, vrouwen meer alles
6. Meisjes leggen sneller verbanden7. Jongens kunnen zich goed op één ding concentreren
- Mannen hebben beter ruimtelijk inzicht8. Veel meisjes hebben moeite met wiskunde
3.6 ZelfbeeldMeisjes richting zich erg op externe appreciatie
9. Meisjes zijn minder tevreden over zichzelf10. Meisjes maken zich zorgen om hun uiterlijk11. Kan leiden tot concreet gedrag: bv. dieet, anorexia
vooral bij meisjes met goede puntenRol leerkracht: positieve bekrachtiging
4 Interactie met de leerlingenHouding en stimulering lkr is anders bij jongens dan bij meisjesSelffulfilling prophecy = verwachtingen die lkr heeft tav gedrag/prestaties ll,
beïnvloedt gedrag/prestatie ll in verwachte richting.Gevolg: rolgebonden houding/gedrag bij jongens en meisjes
Verwachtingen tav meisjes: rijpervolgzamerbetere concentratieminder zelfstandig nemen minder initiatief
12. Gedrag lkraanspreking = meisje of kindverwacht minder initiatief van meisjes
Verwachtingen tav jongens: drukker lastigerminder concentratieminder rijpzelfstandiger
13. Gedrag lkraanspreking = jongen, man, vriend, vent, kameraad, gast,…meer negatieve reacties op gedragverwacht meer initiatief van jongens
meisjes en jongens gedragen zich naar verwachtingen:Jongens = druk, meisjes = braaf
23© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
Om binnen de lessen beide seksen aan te spreken: varieer in lesonderwerpen!14. Verhoogt betrokkenheid + verantwoordelijkheid lln15. Verhoogt zelfwaardegevoel
Tips:- Weer tegen jongens ‘directer’ begrijpen ze beter
Bv. Nu moet het stiller Er is hier te veel lawaai- Varieer je aanpak opdat je beiden aanspreekt- Laat jongens ravotten tijdens de pauzes
5 LesmateriaalOfficieel verborgen curriculumVerborgen = kennis, vaardigheden en attituden die we als lkr onbewust meegeven a llnVaak doordrongen van stereotypen≠ goed
Handboeken:- Vrouwen = ondervertegenwoordigd
traditioneel voorgesteldvernoemd n.a.v. een beroemde man bij henbang, afhankelijk, zwak, saai,…
- Mannen = groot, knap, actief, vriendelijk, creatief,…Stereotypering neemt toe gelijk met leeftijd doelgroep handboeken
Geschiedenisboeken:- Vrouw ≠ betrokken bij feiten- Men vergeet groot aandeel vroeg christelijke en middeleeuwse vrouw- Bv. 30 pagina’s over stemrecht, halve zin over vrouwenstemrechtLkr moet materiaal aanvullen evenwicht≠ voldoende: je moet er ook de aandacht op vestigen
6 Leerkracht zijn: een beroep voor vrouwen?Meer vrouwen dan mannen in het onderwijsOp elk niveau!Extreem in basisonderwijs= véél meer vrouwen dan mannenGevolgen:- We geven lln mee: zorg + opvoeden = vrouwelijke taken - Jongens hebben geen mannelijke rolmodellen
afkeer van vrouwelijk karakter school maken stap minder vlug naar hoger onderwijs
24© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
presteren systematisch ondermaats
Meer mannen nodigHoe? lonen optrekken
status van beroep opkrikken
7 Gemengd onderwijsVa. 1970 Rijksonderwijs verplicht gemengdVa. 1994 alle scholen Vl. Gemeenschap verplicht gemengd
Meerwaarde: lln zijn minder traditioneel in rolopvattingen
Bedenking: gemengd onderwijs wel goed voor meisjes?- Men ijvert voor aantal gescheiden vakken: sport wetenschap
techniek ICT- Aanwezigheid jongens tast zelfvertrouwen aan- Meisjes kiezen daardoor minder voor ‘mannelijke’ richtingenBv. ICT-les- Jongen neemt meteen de muis en toetsenbord- Meisje kijkt toe en leest de instructies- Aparte lessen zouden meisjes dwingen tot initiatief
laten meisjes meer actief leren
8 Jongens en zittenblijvenAchterstand jongens = duidelijk bij ‘zittenblijven’Zittenblijven ≠ altijd problematisch
= vaak curatieve maatregel positieve gevolgen op schoolprestaties
Houding lln = belangrijk voor presterenProblematische houdingen = typisch mannelijkBv. onverdraagzaamheid stoerdoenerij
agressie stereotiep denken
Jongens merken tegenstrijdige verwachtingen:- Schoolcultuur = vrouwelijke waarden en houdingen- Peergroep = agressiever, stoerder, macho
= in conflict met verwachtingen schoolGevolg: school met erg aanwezig machogedrag telt meer zittenblijvers
In onze cultuur algemeen ondervindt de mannelijke identiteit contradicties
25© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
Typisch mannelijk = agressiecompetitiestoerdoenerij
16. Worden niet meer aanvaard in samenleving met oog voor relaties, samenwerking,…17. Worden anderzijds gepromoot in reclame en media18. Onzeker over hun genderrol!
9 BesluitSekseverschil = natuurlijkCultureel genderverschil = vrij onveranderbaar19. moeten wij dan rekening houden met genderverschil binnen opvoeding of vergroten
we de verschillen dan?
26© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
Hoofdstuk 4: Kansarmoede
1 InleidingNiet benaderen < nationaliteit, religie, handicap,…Niet doen alsof groepsidentiteiten NIET bestaanToch is er een ‘groeps’gevoel Behoren tot benadeelde groep vaak in achterstandssituatieVoorzichtig met denken in ‘kansengroepen’!
< onderscheid kansarm – kansrijk= te veel gericht op tekorten = deficitdenkenvaak veralgemeningen, vooroordelen,…
Wel empowerment!
2 Armoede: een verkenningArmoede ≠ ver-van-ons-bed-show
≠ enkel derdewereldlanden= ook in België = vierde wereld
2.1 Kansarmoede gedefinieerd= ruimer dan gebrek a financiële middelen= netwerk sociale uitsluitingen= kloof= uitsluiting van sociale grondrechten recht op arbeid,
recht op sociale zekerheid,recht op juridische bijstand,recht op goede huisvesting,…
Financiële armoede in samenhang met energiearmoede, socio-culturele armoede,…
2.1.1 Zichtbare en onzichtbare armoedeZichtbare armoede = geldgebrek,
slechte huisvesting,problemen met werk vinden,onbetaalde rekeningen,…
Onzichtbare armoede = beschadigd zelfbeeldgekwetste binnenkantgeen vertrouwen in eigen mogelijkheden
27© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
Vicieuze cirkel: Negatieve behandeling in maatschappij
weinig durf negatief zelfbeeld
2.1.2 Absolute en relatieve armoedeAbsolute armoede = mensen kunnen niet voldoen aan basisbehoeften
Geen dak boven het hoofd Honger Kunnen zich niet verwarmen Geen onderwijs
Officieel = inkomen < 2 dollar per dagExtreme absolute armoede = inkomen < 1 dollar per dagIn België: sans-papiers en daklozen
Relatieve armoede = gemeten naar levensstandaard bepaald landwie minder dan 60% gem. inkomen verdient = arm België: < € 775 per maand
2.1.3 Bestaansonzekerheid en generatiearmoedeBestaansonzekerheid = als tegenslag gezin in armoede duwt
Bv. faillissement= risicogroep < kan zich oplossen in 1 generatie, kan generatiearmoede worden
Generatiearmoede = armoede overerven
2.2 Kringloop van armoedeArmoede = complex
kluwen problemen op ≠ levensdomeinenhuisvesting tewerkstellinggezondheid gezinssamenstellingcultuur inkomen,…
= vicieuze cirkel- Scholing vaak laag of niet geschoold
lager of middelbaar onderwijsgeen diploma
- Werk zwaar, slecht betaald en onregelmatig werklaag+onstabiel inkomen < flarden arbeidsinkomen, soc. zekerh.,…
- Huisvesting vochtige, kleine, onveilige huizen
28© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
- Gezondheid veel problemengaan niet snel naar dokterveel stress, geen vakantie,…
Duidelijkst bij generatiearmoedeRisicogroepen = langdurig werklozen
alleenstaande ouders met kinderenouderenpersonen met handicapvluchtelingen
2.3 Cijfers en feitenLangdurige inkomensarmoede 7%Verhoogd armoederisico 15%
verschillen naar regio en bevolkingsgroepBv. 11% Vlaanderen, 19% WalloniëBv. vooral stedelingen, vrouwen, alleenstaanden,
eenoudergezinnen, werklozen en laaggeschool-den
Bv. vooral ouderen en jongeren (1/5 kdn)Autochtone en allochtone armen 10% autochtonen 60% Turken
2.4 Generatiearmen: over wie hebben we het?Onderwijs = hefboom om hoger op sociale ladder te komenMAAR schoolmilieu ≠ afgestemd op leefwereld kansarme kinderen= cultuurkloof tss school en thuis= missing link6 kloven:1) Structurele kloof gebrek a structuur in leven v armen
anderen willen beslissen over hoe leven aanpakkenkrijgen geen eigen verantwoordelijkheid
2) Participatiekloof niet kunnen deelnemen aan samenleving< geldproblemen, onwetendheid, sociaal isolement,…
3) Gevoelskloof gekwetste binnenkant + drang erbij te horenminderwaardigheidscomplex, schaamte
4) Kenniskloof eigen rechten en plichten niet kennenvooral bij generatiearmoede
5) Vaardigheidskloof kunnen huishouden, administratie, geldbeheer niet regelen< ontbreken van goede voorbeelden< aangeleerd dr ouders binnen gezin MAAR vaak geplaatst
29© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
6) Krachtenkloof = positief= de kracht, de creativiteit van armen= volhouden, overleven= zoeken naar oplossingen
2.4.1 Kwestie van overlevenIn kansarm gezin geboren? Weinig kans op gelukkig leven.Wel armoedesituatie ‘overleven’Overlevingsstrategieën < fysieke, psychische en mentale draagkrachtSommigen slagen erin, anderen niet
2.4.2 Verstoorde of gebroken hechtingsrelatiesGeneratiearmoede: kind geconfronteerd met verstoorde/gebroken hechtingsrelaties geschonden fundament voor identiteitsontwikkeling
zelfbeeldeigenwaarde
negatieve psychosociale ontwikkelingVerlangen naar ouderfiguren, liefde, warm nest maar bereiken het vaak niet.
2.4.3 Tekort aan basisveiligheidWeinig zekerheden in levenNauwelijks greep op leven, gezin leven < kortetermijndenkenBv. vaak verhuizen, veranderende gezinssamenstelling, veranderend inkomen,…
2.4.4 Amper inspraakGeen vat op wat met hen gebeurtWeinig inspraak in cruciale beslissingen over zichzelfWel: jeugdrechtbank, OCMW, Comité Bijzondere Jeugdzorg,…
2.4.5 TerugtrekkingsbewegingGeen basisgevoel aanvaard te wordenVoelen zich verworpen en afgeschrevenSchrik voor confrontatie met gevoelens van verlies terugtrekkingsbeweging = proces aantrekken – afstoten= negatief gedrag op schoolVaak verkeerd begrepen: desinteresse, luiheid, domheid,… negatieve gevoelens versterkt: ik sta er alleen voor…
2.4.6 Negatief zelfbeeld en schuldgevoelensVerstoorde hechtingsrelaties stroeve identiteisontwikkelingVaak klassieke rolpatronen: stoer doen, agressief gedragMAAR beter negatieve identiteit dan GEEN identiteit
30© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
Armen nemen schuld armoede vaak op zich laag zelfbeeld, weinig eigenwaarde en schuldgevoelensmen wil dit compenseren op materieel vlak= streven naar maatschappelijke norm, MAAR verkeerd beeld hiervan vreemd consumeren deurwaarders,…
2.5 Kansarmoede: een afwijking van de ‘norm’?Scholen zien kansarmoede als afwijking van de normSchool doet zich neutraal voorMAAR is beïnvloed door stempel meerderheidsgroep (middenklasse) werken compensatieprogramma’s uit, bv. remediëringDoel: assimilatie aan heersende culturele normen
Kloof school – thuis = cultuurkloofkloof in sociale afstand en machtsongelijkheid
Bv.assimilatie eisenkapitaal deleten en nieuw opbouwen i.p.v. voort te bouwen op aanwezig kapitaal
3 Visie op kansarmoedeHoe we situatie bekijken, bepaalt hoe we ermee omgaanKwadrantenschema v. VrankenNeemt positie in:geeft visie aan op verhouding maatschappelijk individuele verantwoordelijkheid
3.1 Het individuele schuldmodel= schuld bij de armenZe zijn arm omdat ze dom, lui, onverantwoordelijk,… zijn= ontoereikende verklaring voor armoede persoon verantwoordelijk
geen maatschappelijke actie vereist
3.2 Individuele ongevalmodelOnderscheid bewust onbewust in problemen verzeildSamenleving helpt bij onbewust in armoede geraaktOorzaak = persoonlijke tegenslag: ziekte, handicap, overlijden en faillissementMaatschappelijke hulp = geld, ondersteuning, voedselpakketten,…Toch schieten beide individuele modellen tekort
< geen rekening met maatschappelijke processen
3.3 Het maatschappelijk ongevalmodelIn verzorgingsstaat persoon en maatschappij verantwoordelijk
31© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
Oorzaken = economische crisis, fabriekssluiting, oorlog,…Centraal: tijdelijke conjuncturen“armoede lost zichzelf op als het probleem weg is”Zolang armoede er is, zorgt maatschappij voor oplossingenBv. sociale zekerheid, werkloosheidsvergoeding,…
3.4 Het maatschappelijk schuldmodel of structurele armoedeMaatschappelijke veranderingen ≠ toevalligMaatschappij produceert armoedeDoel model: nieuw maatschappijtype creëren
economisch systeem minder dominant, mensenrechten zijn belangrijkerOorzaken armoede = maatschappelijke structurenBv. bedrijven met winst die afslanken
Armoedeval =Mensen kunnen nettoinkomen niet verbeteren< inkomensafhankelijke regelingen: belastingen, premies,… pikken van brutoinkomen
4 Kansarmoede en onderwijs: hefboom of dwarsboom?Sociale ongelijkheid = ongelijke behandeling
= ongelijke kansenBinnen onderwijs: beperkte kansen tov middenklasseleerlingenSchool reproduceert sociale ongelijkheidBv. schoolachterstand, overzitten,… afhankelijk v. sociale positie ouders verband onderwijsniveau en sociaaleconomische status (SES)
4.1 Ongelijke kansen= materiële, fysieke, sociale en culturele factoren die onderwijsprestaties ll beïnvloedenBv. gezondheid, taalontwikkeling, pedagogische draagkracht gezin,…= factoren BUITEN onderwijssysteemOnderwijs kan niet compenserend optredenTekorten onderverdeeld in soorten kapitaal…
4.1.1 Menselijk kapitaal- Kennis en vaardigheden- Gezondheid- Psychische veerkracht- Algemeen welbevinden≠ enkel van individu, ook van ouders die sterk bepalend zijn voor ontwikkeling kind
32© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
Kansarme ouders: minder goede gezondheidlager opleidingsniveaulaag algemeen welbevinden
4.1.2 Materieel kapitaal= financieel kapitaal- Financiële draagkracht- Comfort woonomgeving- Bezit comfortartikelen
4.1.3 Sociaal kapitaal- Maatschappelijke diensten waarop men beroep kan doen- Lidmaatschap verenigingen- Informele netwerken- Gezinsrelaties- …Negatief sociaal kapitaal bij kansarmen netwerken met spanning, waar ze géén beroep op kunnen doenBv. dreigement huisuitzetting < huur niet betaaldBv. eenzaamheidBv. pesterijen
4.1.4 Cultureel kapitaal- Schoolbetrokkenheid
= verband onderwijsondersteunend gedrag moeder en schoolprestaties- Verwachtingen ouders
= hoge prestatieverwachtingen leiden tot betere schoolprestaties- Thuistaal
Kansarmen: taal gericht op concrete situatiesHogere milieus: taal is abstract en universeel sluit meer aan bij schooltaal
- Linguïstisch vermogen= toegang tot literatuur, bv. boeken thuis
Vermijd vanzelfsprekendheidSommige lln hebben vanzelfsprekende zaken thuis niet verworvenDidactiek: vertrekken vanuit beginsituatieSchool past z NIET aan a kansarme, maar kansarme moet z WEL aanpassen
4.2 Ongelijke behandeling= (on)bewuste discriminaties in onderwijsVerschillende uitsluitingsmechanismen
33© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
4.2.1 Streaming= kinderen op afzonderlijke sporen zetten < sociale achtergrondkenmerkenBv. studieoriëntering of opdeling in niveausAfzonderlijk onderricht is NIET altijd discriminerendSociale discriminatie = bep. sociale groepen systematisch oververtegenwoordigd in
stromen die uitmonden in zwakke maatschappelijke positiesBv. arbeiderskdn, allochtone kdn,… vaker in BLOOorzaak = vaak IQ-tests (sociaal + cultureel vertekend)
4.2.2 Pygmalion-effect= selffulfilling prophecy= verwachtingen lkren rond lln bepaalt gedrag beide partijen zodanig dat de
verwachtingen zichzelf bevestigen= allerlei vormen sociaal vertekende info in onderwijs die leiden tot discriminatie
4.2.3 Theorie van de maatschappelijke kwetsbaarheidKansarmen altijd in contact met negatieve aspecten maatschappel. instellingen
genieten minder van positieve aanbodconcreet: negatieve opmerkingen
straffen (strafstudie, schorsing,…)minder positief onderwijsaanbod
zetten z niet in voor schooltaken presteren minder goed
vinden zichzelf onbekwaam weinig redenen tot zelfdiscipline
School aanvaardt houding thuiscultuur niet= negatieve spiraal= cumulatief en interactief procesDoorbreken < opbouwen positieve binding met lln
sterkere binding met samenleving minder criminaliteit
Theorie = vernieuwend< maatschappij = deel van probleem
4.2.4 Het MattheüseffectLeerkracht werkt automatisch, onbewust met sterke lln< geven vaker antwoord, zijn aandachtiger, geïnteresseerder,…= lln uit middenklasse, met veel bagage van thuisAndere lln krijgen onvoldoende begeleiding raken achterop
4.2.5 Vertekende verwachtingen op basis van foutief geïnterpreteerd gedragSociaal vertekende informatie
34© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
onbewust: vooroordelen + discriminatieHoe groter culturele kloof school-thuis, hoe minder correct beeld lkr over lln hebbenBv. concentratieproblemen < onevenwichtige voeding, stress
dr lkr < desinteresse, luiheid, domheidBv. onverzorgd uiterlijk dr lkr < slordigheid
4.3 (On)gelijke uitkomstenResultaat ongelijke kansen en behandelingKansarme jongeren weinig zicht op goed werk
< sollicitatie = vaak via via< kansarme heeft geen uitgebreid netwerk
Beoordeeld op taalgebruik, voorkomen, huidskleur, woonplaats,…= kenmerken die verwijzen naar sociale afkomst
Kansarme jongeren = laag geschooldworden niet snel aangenomen
vallen snel in armoede
5 Onderwijs als hefboom!School vertegenwoordigt maatschappijOpvoeden = culturele + sociale bagage meegeven school ≠ drempelverhogend = brugMAAR huisvesting, tewerkstelling, cultuurparticipatie,… is buiten onderwijs
5.1 Gelijke kansen- Kwalitatief goed onderwijs- Versterken draagvlak waarop kind zich ontplooit (bv. jeugdwelzijnswerk)- Kostenloos onderwijs (bv. maximumfactuur)
Bv. financiële bijdrage uitstappen mag niet uitsluitend werkendure activiteiten vermijdenin september een schatting van de kosten meegeven a ouders…
5.2 Gelijke behandelingDoel: culturele integratie tss schoolcultuur en thuiscultuurTweerichtingsverkeer = noodzakelijk!
5.2.1 Betere communicatievaak communicatieproblemen tss ouders en school< negatieve schoolervaring, beperkte woordenschat, weinig kennis over onderwijs,…Concreet: gevoel onbehagen
35© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
agressieniet opdagen
< lkr niet vertrouwd met kansarme milieus bondige boodschappen
eenvoudige taalzorg evt. voor vertaling
5.2.2 Kloof dichten- Breng school dichter bij huis en breng thuis in de school
< kloof gezin – school = ook oorzaak onderwijsachterstand verken schoolbuurt als lkr
- Geef ouders welkom gevoel bij inschrijving- Oudercontacten:
Afwezigheid = niet overbrugde cultuurkloof waaraan kan gewerkt wordenPraat met ouders ook als het goed gaatToon bezorgdheid over welzijn kindZoek samen naar oplossingen voor eventuele problemen
5.2.3 Een positieve binding ontwikkelenLkr = eisend, structuurvol, begrijpend
= vreemd gegeven wordt uitgetestHeb geduld, begrip, aanmoediging, positieve verwachtingen,…Positieve band kind-lkr = basismotivatie om te werken voor school
schooldiscipline waar te makenSlordigheden niet goedkeuren, maar kaderen binnen omstandighedenOplossingen: avondstudie, PC beschikbaar buiten lesuren,…
5.2.4 Krachtig en stimulerend talenbeleidDoel: lln helpen eindtermen + LP-doelen voor ALLE vakken bereikenLkr moet taalgebruik afstemmen op niveau lln< ll mag in leren nt beperkt worden door taalvaardigheid= aangevuld in basiscompetenties
5.2.5 Grondige pedagogische en curriculumhervormingenComprehensief onderwijs + afbouw watervalsysteemDifferentiatie w uitgesteld gezamenlijke stam curriculum = minder academisch
meer ervaringsgerichttechnisch + instrumenteel
5.2.6 Een grondige bijsturing van de lerarenopleiding
36© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
Goede opleiding voorkomt sociale vooroordelen en discriminatie genoeg sociale en pedagogische vorming
5.3 Gelijke uitkomstenGelijke uitkomsten aan eind secundair onderwijs = belangrijk dezelfde toegang tot hoger onderwijs en beroepslevenHoe? Niet te vroeg kiezen volgens talent
5.3.1 Het talentenverhaal uitverteld?Talenten = sociaal bepaaldKansarme kdn < zwakke startpositie georiënteerd naar onderwijsvormen die
maatschappelijk ondergeschikt zijn en leiden tot zwakbetaalde jobsASO biedt meer kansen dan BSO, bv. goedbetaalde jobsKansarmen vaak in BSO ook alle intelligenties daar aanwezig zijn, niet enkel beroepsgerichte
5.3.2 Pleidooi voor comprehensief onderwijsProbleem: sociale selectie in onderwijs
differentiatie, individualisering en oriëntering zonder doel voor ogenComprehensief onderwijs = gemeenschappelijk leerprogramma voor alle lln tot 16 jrMoet menselijke intelligentie in alle vormen ontwikkelen:concreet – abstract, manueel – intellectueel, artistiek – wetenschappelijk,… lln doen ervaringen op op alle domeinen en maken later verantwoorde keuze
Eindtermen moeten gedetailleerder en meer bindendIedereen moet deze halen< recht op onderwijs = voordeel voor alle lln
5.3.3 Pleidooi voor meer ondersteuning- Begeleide avondstudie- Extra lesuren voor afhakende lln- Samenwerking met sociale sector- Betere financiering basisschool
5.3.4 Pleidooi voor emancipatorisch onderwijsOpleiden tot technisch bekwame mensen = economische verwachting
≠ voldoende voor samenlevingSamenleving heeft nood aan kritisch denkende individuen enge beroepsopleiding = falen= pleidooi voor gelijke uitkomsten
37© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
Hoofdstuk 5: het GOK-decreet
1 InleidingDoel idee “omgaan met diversiteit” = alle lln optimale onderwijskansen bieden
voor elk kind een output creëren met zelfde startkansen in werkveldGelijke onderwijskansendecreet = wettelijke context van idee
2 Wat houdt het GOK-decreet in?Jaren ’90: extra middelen, begeleiding en ondersteuning voor projecten GOKMAAR = tijdelijk2002: 1 geïntegreerd ondersteuningsaanbod met oog voor kdn uit kansarme milieusTweeledig doel: gelijke onderwijskansen creëren
Uitsluiting, sociale scheiding en discriminatie tegengaan= GOK-decreet3 krachtlijnen:
7) Recht op inschrijving8) Lokale overlegplatforms (LOP) en Commissie betreffende leerlingenrechten9) Geïntegreerd ondersteuningsaanbod
2.1 Het inschrijvingsrechtOuder kan kind inschrijven in school van keuzeLln ≥ 12 jaar mogen meekiezen
2 voorwaarden:1) Kind voldoet aan toelatingsvoorwaarden
bv. Instapleeftijd basisonderwijs, attest BuO, slagen om over te gaan,..2) Ouder stemt in met pedagogisch project en schoolreglement
2 mogelijkheden tot weigering:1) Veiligheidsprobleem: inschrijving met veiligheid andere lln in gedrang2) Ll = definitief uitgesloten = kind werd via tuchtsanctie uit school gezet vorige jaar
Weigering moet gebeuren:- Binnen de 4 kalenderdagen- Via aangetekende of persoonlijk afgegeven brief met afgiftebewijs- Met motivering- Met verwittiging LOP
Ouders kunnen toelichting vragen
38© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
Ouders kunnen klacht indienen bij Commissie betreffende leerlingenrechten binnen 30 d.Commissie oordeelt binnen 5 kalenderdagen via aangetekende brief
- School in haar recht? Ouders krijgen hulp van LOP bij zoeken andere school- School niet in haar recht? School krijgt boete en schrijft kind in
Ook doorverwijzing mogelijk:1) Kind heeft specifiek onderwijs nodig andere school of BuO2) Onevenwicht tss Nederlandstalige - anderstalige lln om evenwicht te behouden
Doorverwijzing = zelfde procedure als weigering
2.2 Het Lokaal Overlegplatform en de Commissie inzake Leerlingenrechten
2.2.1 Het LOP= Lokaal OverlegplatformRol bij uitvoering GOK-decreet= per gemeente/regioVlaanderen: 70 LOP’s (basisonderwijs en secundair onderwijs)Min. 2 vergaderingen per jaar met voltallig LOP
Participanten:- Directies + inrichtende machten scholen werkgebied- “ “ “ CLB’s “- Vertegenwoordiger schoolpersoneel- 2 vertegenwoordigers ouderverenigingen- 2 “ leerlingenraden- Vertegenwoordigers lokale socio-culturele en economische partners- 2 “ organisaties etnisch-culturele minderheden- 2 “ armenorganisaties- Vertegenwoordiger integratiecentrum- Vertegenwoordiger onthaalbureau anderstalige nieuwkomers- Vertegenwoordiger schoolopbouwwerk- Voorzitter
= aangesteld door Vlaamse regering in overleg met LOP≠ persoon uit inrichtende macht≠ personeelslid betrokken scholen
4 functies…
2.2.1.1 Onderzoeksopdracht
In beeld brengen + ontleden lokale situatie gelijke onderwijskansen
39© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
2.2.1.2 Adviesopdracht
Geeft advies stuwende kracht achter veranderingen en evoluties
2.2.1.3 Bemiddelende opdracht
= bemiddelingscel LOPBij doorverwijzing leerlingMee zoeken naar beste oplossing voor leerling
2.2.1.4 Ondersteunende opdracht
Goede praktijkvoorbeelden doorgeven,Instrumenten ontwikkelen voor realisatie inschrijvingsrecht,…
2.2.2 De Commissie inzake leerlingenrechtenRol bij uitvoering inschrijvingsrechtVa. 2003= onafhankelijkParticipanten:- Voorzitter-jurist- 2 leden vertrouwd met onderwijsregelgeving en onderwijsveld- “ “ “ kinderrechtenbescherming- “ “ “ grondwettelijk en administratief rechtBij klachten over weigering inschrijving: dossier bestuderen en oordeel vellen
2.3 Het geïntegreerd ondersteuningsaanbodDoel: zorgbrede werking ontwikkelen
= gericht op kansarmen alle kdn hebben er voordeel van
2.3.1 Ondersteuningsaanbod: wat?= geld voor 3 jaarSchool kiest vrij hoe te gebruikenOnderwijsinspectie beoordeelt: positief? nieuwe ondersteuningOndersteuning gericht op kdn met leer- en ontwikkelingsmoeilijkheden1ste graad, 6 thema’s: preventie + remediëring ontwikkelings- en leerachterstanden
taalvaardigheidsonderwijsintercultureel onderwijsdoorstroming en oriënteringsocio-emotionele ontwikkelingleerlingen- en ouderparticipatie
2de + 3de graad, 5 thema’s: idem ZONDER socio-emotionele ontwikkelingSchool maakt beginanalyse eigen situatie gelijke onderwijskansenbeleidVaak met externe mensen < extra uren vr leraar = beperkt
40© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
Taken: lln begeleidenpedagogisch/didactisch advies geven a collega’sklasgroep begeleidenpraten me ouders, CLB,…
2de + 3de gr: middelen evt. ook vr aanwerven opvoedend personeel, bv. Psychologen
2.3.2 VoorwaardenIndicatoren ll = kansarm- Ouders = trekkende bevolking
binnenschippers, kermisartiesten, woonwagenbewoners,…- Moeder heeft geen diploma secundair onderwijs- Leerling wordt buiten eigen gezinsverband opgenomen
pleeggezin, bijzondere jeugdzorg,…- Gezin ontvangt studietoelage(n)- Thuistaal is niet Nederlands
= niet voldoende alleen, andere indicator extra nodig
1ste graad: 10% lln moet indicatoren bezitten als school ondersteuningsaanbod wil2de/3de graad: 25% lln …
2.3.3 De gelijke kansenindicatorenLlnpopulatie w onderzocht op deze indicatorenVroeger: formulier met vragen over sociale, culturele en economische toestand gezinNu: enkel taal en opleidingsniveau moeder bevraagd
andere indicatoren via attesten, bv. thuisloos kindstudietoelage weet men uit databanken
Inschrijvingsbeleid = belangrijk< ouders ≠ verplicht gegevens zomaar te geven inschrijvers moeten ouders belang doen inzien vh doorgeven vd gegevens
2.3.4 De berekening van het aantal aanvullende lestijdenElke indicator heeft bepaald ‘gewicht’Zwaarste: buiten gezinsverband opgenomen zijn
behoren tot trekkende bevolkingenz.Zo verdient school ‘punten’ omgezet naar aantal extra uren-leraar2005 1ste gr. 27 000 GOK-lln
2de/3de gr. 14 000 GOK-lln
3 Gelijke onderwijskansen en de CLB’sTaken CLB’s
41© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
- scholen ondersteunen bij ontwikkelen + realiseren GOK-doelstellingen- meewerken in LOP- na weigering andere school zoeken op vraag van LOP- overleggen met school + ouders over weigering <onvoldoende draagkracht BuO
Verwacht v. CLB’ers:- basisinzicht in mechanismen die leiden tot kansarmoede- aanscherpen vaardigheden leren omgaan met kansarmen
vermijden mogelijkheden kansarmen onderschatten…
- basishouding kloof tss kansarmen en CLB’s overbruggenvertrouwen herwinnendrempel verlagen…
- preventieve en curatieve acties ondernemen:o schoolondersteuning taalvaardigheidsonderwijs
werken aan school- en klasklimaat voor kansarmenverbeteren communicatie kansarme ouders – school
o ondersteuning ouders oudergroepen vormenCLB-medewerker in buurthuisInformatie en vorming vr ouders
o ondersteuning lln gesprekken rond schoolloopbaano netwerkvorming samenwerkingsverbanden maken tss CLB en LOP e.a.
42© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
Hoofdstuk 6: leerlingenbegeleiding
1 InleidingOnderwijs heeft steeds meer zorgtaken < gebroken gezinssituaties e.d.Streven naar optimaliseren leer- en ontwikkelingskansen van elke leerlingDiversiteit differentiatie leerproces
specifieke condities waarin lln opgroeien individuele volgsystemenleerlingendossiers
leerlingenbegeleiding = alle activiteiten door school georganiseerd om lln te begeleiden in persoonlijke, sociale en culturele ontplooiing. zorg voor alle lln
2 Basisbeginsels voor een geïntegreerde leerlingenbegeleidingVroeger: gericht op zorglln brandjes blussen = GEÏSOLEERDE leerlingenbegeleidingNu: GEÏNTEGREERDE leerlingenbegeleiding
= alle activiteiten door school georganiseerd om lln te begeleiden in persoonlijke, sociale en culturele ontplooiing.
Basisbeginsels:
2.1 Ten aanzien van elke leerlingVoor iedere leerling, niet enkel probleemleerlingenBegeleiden nr emancipatie = voorkomen problemen
factoren die goede ontplooiing id hand werken bevorderen
2.2 Ten aanzien van de gehele persoonGehele persoon: leren en welzijn = verbonden1) Begeleiden in ‘leerling zijn’:
- Leerproblemen opvangen- Taken leren aanpakken = leren leren- Schoolloopbaanbegeleiding = leren kiezen
2) Begeleiden in ‘jongere zijn’:- Persoonlijke problemen- Socio-emotionele problemen = leren leven- Hulp in crisismomenten- Enquête naar welzijn lln
Optimaal leren pas mogelijk als welbevinden goed zit.Welzijn kan veroorzaakt worden door succesvol leren.= verbonden
43© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
2.3 Iedereen is betrokkenAlle teamleden = verantwoordelijkOok de jongerenZie vierlijnenmodel (onder) leraar = lesgever
begeleider vertrouwenspersoonoog voor persoonlijk welbevinden leerlingenrespectgaat in dialoog
2.4 Binnen verschillende tijdsperspectievenLeerlingenbegeleiding ≠ enkel bij problemen
twee tijdsperspectieven:1) Preventief: actie ondernemen om problemen te voorkomen2) Curatief: actie ondernemen om problemen op te lossen
twee soorten:1) Offensief: nieuwe gedragswegen aanreiken sport promoten2) Defensief: gedragsmogelijkheden inperken roken verbieden
drie niveaus:1) Persoonsgericht: interne veranderingen bij een leerling2) Groepsgericht: een groep leerlingen3) Structuurgericht: diensten en organisaties
Probleem loopt uit de hand? persoongericht + defensief ingrijpenVooral curatief, persoongericht en defensief?
Preventief, structuurgericht en offensief = nodig
2.5 Een grotere professionalisering van de leraarVerband leren en welzijn taakverruiming schoolZie basiscompetenties leerkrachten! al in lerarenopleidingOok vakoverschrijdende bijscholing = noodzakelijk
2.6 Eerst de minst ingrijpende interventieSubsidiariteitprincipe = voorkeur voor minst ingrijpende maatregelStart: op nulde of eerste lijnBij ernstige gevallen: hulp specialisten
3 Domeinen van leerlingen begeleiding
44© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
De domeinen bepalen niet wat de school precies moet doen vrije invulling4 begeleidingsdomeinen:
3.1 Studiebegeleiding (leren leren)Hoe helpen om graag én zelfstandig te leren?- Informatie verwerven, verwerken én toepassen COGNITIEF- Zichzelf motiveren AFFECTIEF- Eigen leerprocessen vatten en evt. bijsturen METACOGNITIEF20. Studiebegeleiding = gericht op cognitieve, affectieve en metacognitieve strategieënEvt. problemen = gebrek a concentratie
dyslexiefaalangstschoolmoeheid
3.2 Socio-emotionele begeleiding (leren leven)= persoonlijke begeleiding bij socio-emotionele en persoonlijkheidsontwikkeling< snel evoluerende, prestatiegerichte maatschappij< volwassen worden = complexEvt. problemen = conflict met bep. leerkracht
pestenruzie thuismoedeloosheid
3.3 Gezondheidsbevordering (leren leven)Preventief: informeren over gezonde levensstijlCuratiefEvt. problemen = vragen rond lichamelijke ontwikkeling
zwaarlijvigheidvragen rond voorbehoedsmiddelendruggebruik
3.4 Schoolloopbaanbegeleiding (leren kiezen)= begeleiden bij studiekeuzeEvt. problemen = huidige richting niet graag volgen
niet weten wat te kiezen naar volgend jaar toehuidige studierichting is te moeilijk
Leerkrachten doen aan eerstelijnsbegeleidingVroeger door CLB
3.4.1 Uitgangspunten bij schoolloopbaanbegeleidingCLB’s formuleerden uitgangspunten bij beslissingsproces:
45© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
- Procesmatig: Wat kan ik goed en minder goed?Wat zijn de mogelijkheden binnen het onderwijs? dit achterhalen vraagt tijd
- Betrek ouders én kind: Kinderen beslissen, maar ouders = belangrijke opvoeders hebben veel invloed
- Einddoel = leerlingen maken zelfstandig een goed overwogen studiekeuze
3.4.2 Vier begeleidingsinhouden
3.4.2.1 Kiezen
Hoe kies ik? Is de keuze haalbaar? Waarop let ik?
Probleem = kiezen gebeurt enkel bij scharniermomentenMAAR lln zijn er nog niet in geoefendKiezen en plannen moet op school AANGELEERD worden:- Contractwerk/hoekenwerk lln kiezen zelf de aanpak- Inbreng lln bij keuze thema’s, lesonderwerpen,…- Ervaringsgericht onderwijsHouding leerkracht = essentieel gesprekken rond kiezen
gesprekken rond gehanteerde keuzestrategieAnders lopen de leerlingen over de leerkracht
3.4.2.2 Zelfconceptverheldering
Wie ben ik? Wat wil ik worden?
Zichzelf kennen om te kunnen kiezen: eigen kwaliteiten en beperkingen- Rijk vormingsaanbod- Verschillende ontwikkelingsdomeinen aanspreken (cognitief, motorisch,…)- Aandacht voor differentiatie- Aandacht voor verschillende soorten intelligentie- Constructieve feedback gevenZo ervaren lln wat ze waard zijn, wat ze kunnenHouding leerkracht = open
niet beoordelendniet veroordelendpraten over talenten lln reflectiemomenten
3.4.2.3 Horizonverruiming
Welke studierichtingen bestaan er?
= informeren lln en ouders over studiemogelijkheden:
46© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
1) Verkenning beroepenwereld2) Verkenning structuur secundair onderwijs- Gevarieerd activiteitenaanbod = contextrijk en levensecht- Opdrachten i.f.v. wegwijs op internet zelfstandig antwoorden zoeken- Gesprekken met lln 4de middelbaar- Bezoek aan technische en beroepsscholenHouding leerkracht = open
onbevooroordeeld
3.4.2.4 Loopbaancompetentie
Hoe kan ik worden wat ik wil worden? Hoe plan ik dat?
Werken aan zelfsturing van leerlingen= het vak ‘leren leren’! mens- en maatschappijbeeld leerkracht = belangrijk:- Interesses, talenten en vaardigheden lln ≠ los te koppelen van gezinscontext- Jongens en meisjes werken en studeren anders- Kansarmen ≠ dom
3.4.3 Rol van de klassenraad bij schoolloopbaanbegeleidingSchoolloopbaanbegeleiding = taak alle leraren klassenraden = dé plek voor gesprekken over schoolloopbaanKlassenraad moet beschikken over alle informatie over lln: a.d.h.v. dossier:- Psychosociale gegevens:
persoonlijkheid, inzet, algemene houding en studiehouding, interesses,…- Vroegere studies en studieresultaten + actuele leerresultaten:
punten op toetsen, examens en huistaken, studiehouding, vooruitgang,…- Informatie van CLB- Informatie uit gesprekken met ouders en leerlingVanuit deze informatie gesprekken waarover nadien ook ouders ingelicht worden ouders kunnen beter ondersteunen ouders komen niet voor verrassingen te staan bij deliberatie
3.4.4 Hoe ouders betrekken?= belangrijk < ouderszorgen voor primaire socialisatie
bepalen keuzes kinderen= moeilijk < zeer diverse groep met verschillende mens- en maatschappijbeelden
waarden en normen respect voor waarden en normen ouders- Oudercontacten en infoavonden- Via CLB’s
47© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
- Oudervereniging
3.4.5 Schoolloopbaanbegeleiding en de vakoverschrijdende eindtermen21. VOET ‘leren leren’
3.4.5.1 Eerste graad
1) Uitvoering: Informatiebronnen adequaat raadplegen- Inhoudstafel en register- Audiovisuele en geschreven media- bibliotheek
2) Regulering: - Werktijd plannen- Zichzelf studeren met antwoordblad, correctiesleutel,…- Eigen werkwijze vergelijken met die van anderen en bijsturen
3) Studiekeuze: - Inzicht in structuur secundair onderwijs vertonen- Hebben onbevooroordeelde houding tgo studierichtingen en beroepen- Houden rekening met hun mogelijkheden bij studiekeuze
3.4.5.2 Tweede en derde graad
1) Informatie verwerven en verwerken:- Informatiebronnen kritisch kiezen en raadplegen- Informatie (zelfstandig) kritisch analyseren en samenvatten
2) Cognitieve reguleringsvaardigheden- Werk- en tijdsplanning op (langere) termijn maken- Leerproces sturen, beoordelen op efficiëntie en aanpassen
3) Zelfconceptverheldering- Over eigen interesses, capaciteiten en waarden communiceren- Positief zelfbeeld ontwikkelen (en daarover communiceren)
4) Horizonverruiming- Inzicht verwerven over hun studie- en beroepsmogelijkheden- Onbevooroordeelde houding aannemen tgo studieloopbanen en beroepen
5) Keuzestrategieën - Verschillende fasen keuzeproces doorlopen
4 Betrokken actoren: het vierlijnenmodel- Leden directie- Leraren- Ondersteunend personeel- CLB-medewerkers
48© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
- LeerlingenAlle betrokkenen dragen hun verantwoordelijkheid binnen leerlingenbegeleiding samenwerking tss ≠ actoren
Hun verhouding = in vierlijnenmodelVierlijnenmodel drukt afstand uit tss leerling en begeleider hoe kleiner afstand, hoe persoonlijker contact hoe groter afstand, hoe professionelerOok hier subsidiariteitprincipe: voorkeur voor minst ingrijpende maatregel
4.1 De nulde lijn= schoolintern leefniveauMedeleerlingen = eerste ‘hulpverstrekkers’Belangrijk: lln voelen zich goed op school Soms ook geïnstitutionaliseerd: peter- en meterschap, buddy’s, vertrouwenslln en JoJo’s
4.1.1 Peter- of meterschapElke nieuwkomer krijgt peter of meter uit hogere jarenDeze geven informatie over praktische zaken op school
bepaalde gewoonten op schooleigenheid bepaalde leerkrachten
ze geraken snel wegwijs en leren heersende schoolcultuur kennen
49© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
4.1.2 Vertrouwensleerlingen= leerlingen die op hun eigen school vertrouwenspersonen zijn voor andere leerlingen= regelmatig beschikbaar voor een gesprekBelangrijkste taak = goed luisterenOok: advies geven, bemiddelen in conflicten, doorverwijzenVerplicht (gedeelde) geheimhouding en permanente trainenOpleiding bij CLB of JAC over signalen oppikken
luister- en gesprekstechniekenvergadertechniekenmeldings- en zwijgplichtbegeleidingsdiensten
= ondersteund door leraar of CLB-medewerker≠ vervanging = toevoeging aan leerlingenbegeleidingVerkleinen de stap naar klastitularis, vertrouwensleerkracht of leerlingenbegeleiderUitgangspunt: naar medeleerling stappen doen ze sneller
4.1.3 JoJo’s= Scholen voor Jongeren, Jongeren voor ScholenDoel: tewerkstelling jonge schoolverlaters bevorderen door hen een baan /
bijkomende opleiding te verschaffen project gericht op jongeren die school te vroeg hebben verlatenBegeleid door coachDubbele doelstelling:1) Jongeren doelgroep laten proeven van job in onderwijs
warm maken voor verdere opleiding in tewerkstelling2) Scholen met “probleemjongeren” extra werkkracht bieden
positief schoolklimaat beter contact tss leraren en leerlingen
Concreet extra toezichtenbemiddeling bij conflicten tss llndeelname aan cel leerlingenbegeleidingtolken bij huisbezoeken
4.2 De eerste lijn= schoolintern leerniveau= de leerkracht-lesgeverTaak: gehele persoonlijkheidsvorming lln aanspreken
individualisatieprincipe toepassenLesgebonden begeleiding = hoeksteen leerlingenbegeleiding= tijdens de les, erin verweven- Studiebegeleiding
50© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
= hulp bij verwerven + verwerken leerstofHoe? Differentiëren naar tempo en leestijl
Aandacht voor achterblijvers- Persoonbegeleiding
Hoe? Aandacht voor individuele welbevindenScheppen positief klasklimaat
Preventief = kennismaking en groepsvorming in september (=offensief)Curatief = eerste problemen opvangen en gesprek met betrokken personen
4.2.1 Het klassenleraarmodelKlassenleraar draagt zorg voor klasgroep
= organisatorisch en administratief verantwoordelijk voor klasgroepTaken:- Introductie legt schoolregels uit
bewaakt positieve klassfeer- Beheer persoonlijke gegevens- Studiebegeleiding klassikaal/individueel studievaardighedentrain.
volgt studieresultaten ophoudt studiemotivatie op peil
- Keuzebegeleiding ondersteund door collega’s/CLB-medewerkers- Groepsbegeleiding- Contact met ouders oudercontacten
bespreekt globale studievorderingenwaarschuwt bij veranderingen
- Ordemaatregelen- Contact met collega-lerarenVaak ‘klassenlerarenuurtje’
co-klassenleraren: met twee verantwoordelijk voor één groepindividuele begeleiding + groepsbegeleidingcontactpersoonbrugfunctie tss eerste en tweede lijn
4.3 De tweede lijn= schoolintern contextniveauAls probleem te complex is voor klassenleraar= personen binnen de school gespecialiseerd in het bieden van hulp bij problemen:
- bij leren en studeren- bij studie- en beroepskeuze- bij gezondheid (drugs, alcohol,…)- op socio-emotioneel vlak
Niet langer probleem van 1 lln of 1 klas plaatsen binnen structuur + organisatie school
51© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
Doel: problemen vroeger detecteren + ondervangenVoorkomen
4.3.1 De leerlingenbegeleiderVoert gesprekken met individuele leerlingenPleegt overleg met collega’s en externe dienstenWerkt handelingsplannen uit voor bv. dyslexieleerlingWie? Leerkracht
Iemand van coördinatieIemand van secretariaat
Meerdere leerlingenbegeleiders op 1 school? cel leerlingenbegeleiding= overlegorgaan tss leerlingenbegeleiders
externe hulpverlenersgraadcoördinatorendirectie…
4.3.2 De groene leerkracht= vertrouwensleerkracht= lesoverstijgendElke leerling heeft individuele, zelfgekozen begeleiderDeze begeleidt hem gedurende hele schoolloopbaanWie? Leerkrachten
Administratief personeelOnderhoudspersoneelLeden van directie
Uitgangspunt = leerling neemt zelf contact op (tenzij noodgeval)= bereikbaar op school en thuis, ook tijdens weekends en vakanties elke ll is verzeker van begeleiding van zijn totale persoon
4.3.3 Multidisciplinair overleg (MDO)= basisonderwijs= klasleraar + zorgcoördinator + directeur + CLB-medewerkerDoel: 1) problemen signaleren 2) problemen analyseren
3) een aanpak zoeken 4) gekozen aanpak evaluerenHulpmiddel = kind- of leerlingvolgsysteem
4.3.4 Het klassenraadmodel1) Toelatingsklassenraad
Zijn leerlingen toelaatbaar?Begin schooljaar
52© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
2) Begeleidende klassenraadBegeleidt in ontwikkeling en vorderingen llnBrengt gegevens verschillende leraren samenSchetst beeld van het functioneren van de ll op school
3) Delibererende klassenraadBeoordeelt llnIs de leerling geslaagd?Doel: lln helpen en begeleiden in schoolloopbaan
lln oriënteren in zinvolle en haalbare richtingKlassenraadmodel + klassenleraarmodel biedt kansen tot leerlingenbegeleiding:- Keuzebegeleiding- Leren leren- Persoonlijke begeleidingValkuilen enkel aandacht voor leerprestaties
probleemgedrag vaststellen zonder doeltreffende begeleidingsplanning
4.3.5 Het specialisatiemodel= lesoverstijgende begeleidingTwee varianten:1) Directie of coördinatoren = verantwoordelijk voor begeleiding aantal klassen2) Interne leerlingbegeleiders = “ “ “ “ “
= leerkrachten met uren specifiek voor leerlingenbegeleiding22. StudiebegeleidingStudiekeuzebegeleidingBegeleiding klasgroepenPersoonlijke begeleiding
Gevaar: specialisten = eilandjes voor moeilijke gevallen geen preventieve of offensieve begeleiding meer
4.4 De derde lijnTussen tweede en derde lijn: ouders + CLB= schoolextern contextniveau hulpverlenende sector= gespecialiseerde schoolexterne diensten
23. Centra voor Geestelijke GezondheidsZorgJACLogopedistenComité bijzondere jeugdzorg
= zowel ambulant als residentieelAmbulant = op consultatieResidentieel = overnachting in hulpverleningsdienst psychiatrie, gesloten instelling,…
53© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
4.5 Centrum voor leerlingenbegeleiding of CLB= overgang tss tweede en derde lijn= door overheid gefinancierdLeerlingen, ouders, leerkrachten en directies kunnen er beroep op doen voor informatie
hulpbegeleiding
CLB bewaakt welbevinden leerlingenWerkt vraaggestuurd < leerling/ouders/schoolOndersteunt schoolinitiatieven op eerste en tweede lijn= draaischijf tss school en bredere jeugdzorg en jeugdwerking
doorverwijzen naar specialisten op derde lijnBeleidsplan = contract tss school en CLB: hoe samenwerken?
vast lokaal voor CLB op school?hoe informatie kenbaar maken a. ouders + lln?welke preventieve acties + taakverdeling?
4.5.1 Werking van het CLBActief op volgende domeinen leren en studeren
schoolloopbaanpreventieve gezondheidszorg (bv. medisch onderzoek)sociaal-emotionele ontwikkeling
Wie? Artsen, pedagogen, psychologen, maatschappelijk werkers,…Vooral gericht op leerlingen leerbedreigd < sociale achtergrond + leefsituatie
uit buitengewoon onderwijsuit kleuteronderwijsin aanvangsjaren lagere schoolTSO, KSO, BSO/deeltijds beroepsonderwijs/1B en BVL
Verplichte geheimhouding gegevensWerkt onafhankelijkGratis Werkt vraaggestuurd < ouders of leerling
< school MITS toestemming ouders of leerling va. 14 jr2 uitzonderingen:spijbelgedrag lln
sommige medische onderzoeken
Steunt op 4 pijlers:1) Goede schriftelijke afspraken met school, leerling en ouders2) Vraaggestuurd3) Kwaliteitsvolle dienstverlening aan leerlingen, ouders en scholen4) Bekwame en goed opgeleide personeelsleden
54© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
Geeft adviezen, geen verplichtingen ouders moeten beslissen en verantwoordelijkheid nemen1 uitzondering: CLB kan veto stellen bij attest vr toelating buitengewoon onderwijs
4.5.2 Het CLB in de praktijkVraag van leerling/ouder/schoolEerste gesprek wat is de precieze vraag?
informatie verlenen= vaak voldoende
Evt. verdere opvolging:- Opeenvolgende begeleidingsgesprekken: zoeken naar oplossingen- Doorverwijzing naar specialist derde lijn- Onderzoek: psychologisch, medisch of sociaal
Deelname aan klassenraden en andere besprekingen:- Begeleiden van leerlingen- Voorkomen van problemen bij jongeren
Om taken goed uit te voeren heeft het CLB:- Informatiecentrum: overzicht alle scholen, internaten, centra,…- Leerlingendossier per ll gedurende hele schoolloopbaan = beroepsgeheim- Attesten vr inschrijving 1ste leerjaren lager, secundair of buitengewoon onderwijs
4.6 Schoolcultuur en leerlingenbegeleidingGeïntegreerde leerlingenbegeleiding = ideaalconcept scholen moeten concept zelf invullen < schoolspecifieke kenmerkenVerband tss schoolcultuur en leerlingenbegeleiding: twee dimensies1) Taakcultuur persoonscultuur
Taakcultuur nadruk op taken leerkracht + leerling“resultaten behalen”snel beslissen + onmiddellijk aanpakken + flexibiliteitllnbegeleiding: inspelen op concrete vragen en probleemsituaties
Persoonscultuur nadruk op welbevinden leerkracht + leerlingleerling = individuele en unieke persoon
2) Machtscultuur rollencultuur Machtscultuur persoonlijke + normatieve begeleiding je best doen = beloning
anderen worden gestraftwel begrip voor leerling die even niet meekan
55© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
llnbegeleiding: persoonlijk, vrijblijvend engagement individuele lkrorganisatie < directie
Rollencultuur welke lln voor welke begeleiding?strikte scheiding tss verantwoordelijkheden lkren, lln en directie geen vertrouwensleerlingen < is niet de rol van leerlingen
5 Hulpmiddelen mij leerlingenbegeleidinga) Initiatieven coördineren:Cel leerlingenbegeleiding
Schoolwerkplanb) Situatie individuele ll opvolgen: pedagogisch dossier
tuchtdossieradministratief dossier
5.1 De Cel leerlingenbegeleiding en het schoolwerkplanVerschillende actoren leden van de directie
lerarenmiddenkaderondersteunend personeelCLB-medewerkersjongeren zelf
Moeten overeenkomen over de bedoelingen en inhouden van leerlingenbegeleiding24. Gehanteerde procedures25. Ontwikkelde relaties en verhoudingen
5.1.1 De ‘Cel leerlingenbegeleiding’ op school= om samenwerkingsverbanden in leerlingenbegeleiding structureel gehalte te geven= kerngroepWerken a zorgverbreding
acties op preventief + curatief vlak om leerlingenbegeleiding te stimulerenVaste samenstellingRegelmatig vergaderingena) Basisonderwijs
Overleg schoolhoofd– klasleraar– taakleerkracht– GOK-leerkracht– CLB-begeleiderGoed voor leerling- en klasoverstijgende problemen
b) Secundair onderwijsNeemt initiatieven op domeinen leren en studeren
studiekeuzeVaste deelnemers – directieleden – hulpopvoedend personeel – CLB-begeleiderEvt. ook ouders en/of leerlingen
Samenbrengen deskundigheid continu aandacht vr geïntegreerde llnbegeleidingBeslissen over evt. inschakeling externe hulpverlening
56© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
5.1.2 Het Schoolwerkplan (SWP)= instrument voor geïntegreerde leerlingenbegeleidingAangegeven: leerlingenbegeleiding uitgevoerd met welk doel
voor welke doelgroepwelke prev. en curat. maatregelsdoor wiewanneer
SWP wordt jaarlijks geëvalueerd en aangepast
5.2 Documenten ter opvolging van de leerlingIndividuele leerlingendossiers bijhouden = wettelijk verplichtInvulling afhankelijk van context pedagogisch dossier
tuchtdossier administratief dossier
Pedagogisch dossier voor leerlingenbegeleiding + deliberatiebv. om beslissing deliberatie te gronden
Tuchtdossier voor disciplinaire beoordelingslechts voor bepaalde lln en in bepaalde situaties
Administratief dossier voor verificatie en controlebevat documenten voor bv. controle leerplicht
= taak van school, ≠ taak van leerkracht
5.2.1 Het individuele pedagogische dossier/leerlingendossierSlaat info over leerlingen op= over de schooljaren heen= per leerling= info over studieloopbaan= basis studiebekrachtiging= bewijsmateriaal bij betwisting beslissing klassenraadOuders en leerlingen hebben inzagerechtRisico: = vaak administratieve verplichting draagt vaak niet bij tot echte leerlingenbegeleiding
5.2.2 Leerlingvolgsysteem= LVS= set van methodeonafhankelijke genormeerde toetsenVoor instrumentele vaardigheden functieontwikkeling (bv. motoriek)
lezenhoofdrekenenspellen
57© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
rekenenbegrijpend lezen
Doel: zien in hoeverre leerstof van bepaald leerjaar beheerst is welke leerstof heeft extra uitleg/oefening nodig
Resultaat uitgedrukt in percentielenzone’s A Edidactische leeftijdsequivalenten (meest)= welk niveau/didactische leeftijd heeft ll vr bep. leerstof
26. Remediëringsoefeninfen27. Verdiepings- of uitbreidingstaken
Schoolleiding krijgt zo zicht op niveau van de klas en de schoolVooral voor basisonderwijs, maar ook interessant voor secundair
5.2.3 Handelingsplan= concreet opgesteld plan voor 1 spec. leerling bij spec. problematiekBv. Jan stoort de lessen dit gedrag moet concreet aangepakt wordenOfficieel is het iets ander: zie hoofdstuk Buitengewoon onderwijs
6 Leerlingenbegeleiding: tussen thuis en schoolProblemen leerlingen ≠ los te zien van hun context < ouders, gezin, herkomst= contextuele theorie = loyaliteitstheorie< Hongaar Nagy [notsj]
6.1 De dynamische driehoek: ouder – kind – schoolOuders én school verantwoordelijk voor opvoeding + begeleiding kinderen ouders en school = partners
moeten samenwerken
≠ vanzelfsprekend
58© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
Bv. Leraar zegt: woorden niet vanbuiten leren, maar toepassen in contextVader zegt: onzin, woorden gewoon vanbuiten leren
Moeilijkheden < verschillende context eigen geschiedenis, omgeving, relaties,…
actoren hebben andere verwachtingen en wensen
6.1.1 De oudersHebben achtergronden die leraar zelden kent
die hun gedrag sterk beïnvloedenBelangrijk: verwachtingspatronen en onderlinge relatie ouder
6.1.2 Het kindEigen context, maar makkelijker te achterhalenZelfstandig? Hobby’s? In welk gezelschap? …
6.1.3 Derden= contacten buiten het gezinBv. de leraarOok leraren eigen context die meespeelt in omgang met lln
6.2 ‘Loyaliteit’ als sleutelwoordVaak onverbrekelijke band van genegenheid tss kind en ouders= loyaliteit= trouw en betrouwbaar zijn= voor elkaar opkomen= opbouwen wederzijdse verdiensten en verplichtingen (ethisch, gevoelsmatig)a) Verticale loyaliteit = tss ouder en kind
< bloedbanden< door generaties heen via bloed≠ verworven = existentieel: kind heeft zijn existentie te danken a oudersExistentiële onbalans = kind heeft zijn existentie (belangrijkste bezit) te danken a ouders
kind staat bij ouders in ‘schuld’ kind krijgt veel liefde en zorg van ouders
onbalans groeit kind heeft behoefte te ‘geven’ = loyaliteit tonenNiet loyaal mogen zijn = onrecht, beperkt kinderen in hun groeiDit kan klein zijn, bv. gezellig aan tafel zitten
b) Horizontale loyaliteit = tss partners, vrienden en collega’s= verworden loyaliteitWederzijds vertrouwen en verwachtingen = opgebouwd= verbreekbaar
59© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
Tss lkr en ll = horizontaal = minder sterk dan met oudersSchool in strijd met opvattingen ouders? Leerling kiest bijna altijd partij voor ouders28. Vermijd lln in loyaliteitsconflict te brengen29. Leer lln adequaat omgaan met loyaliteitsconflictenVerhouding school-gezin = kwetsbaarSchool = verantwoordelijk voor onderwijskundig aanbod
optimaal pedagogisch klimaatOuders = eindverantwoordelijken pedagogische begeleiding kind
6.3 Contextuele leerlingenbegeleiding in de praktijkVereiste leerlingenbegeleiding = lkr kan goed begeleidingsgesprek voeren
meerzijdige partijdigheid erkenning
6.3.1 Meerzijdige partijdigheidBand tss ouders en kind = existentieel leerkracht moet elke schijn van partijdigheid vermijdenMaar lkr mag ook niet neutraal zijn < ll voelt zich dan onbegrepen
30. Lkr moet partij kiezen voor zowel de leerling als zijn oudersLkr moet opkomen voor belangen elke betrokkene
= meerzijdige partijdigheid“Zie achter elke leerling met wie je praat dien ouders staan, in ieder gesprek met de ouders het kind. Daardoor heb je respect voor beide partijen”In extreme gevallen als kindermishandeling moet de lkr wel optreden (politie, arts,…)
6.3.2 ErkennenErkenning = voor wat iemand doet
denktvoelt
wie iemand is31. Leerling merkt dat hij betekenis heeft, dat hij ertoe doet
60© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
Hoofdstuk 7: leerzorg
1 Maatschappelijke ontwikkelingenKinderen met problemen tijdens het lerenStreefdoel: school verstrekt goed onderwijs aan alle leerlingenBv. Handicap Lage begaafdheid
Uit risicogroepen AllochtonenLeerstoornissen …
Vroeger < deficitgedachte = nadruk op tekort/stoornis/probleemweinig aandacht voor sterktes
geleidelijk < empowerment = nadruk op mogelijkheden< participatiegedachtehandicap ≠ probleem individu = ook probleem omgeving
Buitengewoon Onderwijs Geïntegreerd OnderwijsInclusief onderwijs Nieuwe leerzorgkader
2 Een handicapDrie aspecten:1) Primaire handicap defect = objectief constateerbaar
mentaal/psychisch/motorisch/sensorisch2) Secundaire handicap = mate waarin omgeving mensen met handicap integreert
Bv. lift in gebouw voor mensen met rolstoel3) Tertiaire handicap = wijze waarop mens met zijn handicap omspringt
3 Het buitengewoon onderwijs (BuO)Va. jaren ‘70Onderwijs scheidt lln van andere lln
3.1 Visie achter en opdracht van Buitengewoon OnderwijsOpdracht:
- Mogelijkheden ll met handicap optimaal aanspreken- Totale persoonlijkheid ontplooien < mogelijkheden ontwikkelen- Ondersteunen/voorbereiden op integratie/re-integratie
< werken aan zelfredzaamheid binnen leef-, bezigheids- of arbeidsmilieu< voorbereiden op uitoefenen beroep< voorbereiden op verder zetten studies in gewoon onderwijs
Opvoeden to zo kwalitatief mogelijk leven in wonen, werken en vrije tijdMogelijkheden bieden
61© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
3.2 Structuur3 niveaus BKO 2,5-6 jr
BLO 6-13 jrBuSO 13-21 jr
8 types type 1 licht mentale handicap (niet in BKO)type 2 matige/ernstige handicaptype 3 emotionele en gedragsproblementype 4 lichamelijke handicaptype 5 zieke leerlingentype 6 visuele handicaptype 7 auditieve handicaptype 8 ernstige leerstoornis (niet in BKO en BuSO)
4 opleidingsvormenvaak BuO bij Medisch Pedagogisch Instituut = residentiële opvang in leefgroepen
revalidatiecentrum
3.3 Bedenkingen bij de huidige organisatie en typologie van het Buitengewoon Onderwijs
- Parallel onderwijssysteem lln in ‘niet echte’ samenleving- Lln en ouders vinden het discriminerend en willen participatie- Gwne mensen leren mensen met beperking niet kennen = segregatie
moeilijker opgenomen in de arbeidscircuit- Hiaten: geen type vr meervoudige handicap: bv.blind+mentale handicap in type 6)
geen type vr sommige handicaps: bv. autisme in allerlei types- Geen evenwichtige verdeling scholen in Vlaanderen
naar school in de buurt ipv naar school met nodige type erg ver van huis lang op bus / internaat
4 Het buitengewoon secundair onderwijsBachelor in het onderwijs ook in BuO, vooral in BuSO OV 3 en 4ASV = algemeen sociale vormingBGV = beroepsgerichte vorming
OV3 ASVOV4 gewone leerplannen
4.1 Vier opleidingsvormenGeen type 8 in BuSO
4.1.1 Opleidingsvorm 1
62© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
Doelstelling ASV met oog op integratie in beschermd leefmilieuOntdekken van communicatiemogelijkheden (bv. SMOG)Aanleren zelfredzaamheid en sociale vaardigheden
Types 2, 3, 4, 6, 7Organisatie Min. 4 leerjaren
Duur individueel bepaald < klassenraad + begeleidingsinstellingAttest Attest van gevolgd onderwijs voor iedere ll
4.1.2 Opleidingsvorm 2Doelstelling ASV en BGV met oog op integratie in beschutte werkplaats
= beschermd leef- en arbeidsmilieuTypes 2, 3, 4, 6, 7Organisatie 2 fasen van min. 2 leerjaren
1) ASV2) BGV stages in beschutte werkplaatsen
Attest attest van gevolgd onderwijs voor iedere ll
4.1.3 Opleidingsvorm 3Doelstelling ASV en BGV met oog op integratie in gewoon leef- en arbeidsmilieu
= BuBSOTypes 1, 3, 4, 6, 7Organisatie 5 leerjaren over 3 fasen
1) observatiefase = 1 jaar2) polyvalente opleidingsfase in beroepenveld = 2 jaar3) kwalificatiefase = 2 jaar
Toelating gemotiveerde beslissing klassenraad en begeleidingsinstellingGetuigschrift kwalificatiegetuigschrift voor geslaagden
Attest gevolgd onderwijs voor anderen
4.1.4 Opleidingsvorm 4Doelstelling voorbereiden op studies hoger onderwijs en integratie actieve levenTypes 3, 4, 5, 6, 7Getuigschrift idem gewoon SO
BuO NiveauBKO BLO BuSO
63© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
OV1 OV2 OV3 OV4Type 1 X XType 2 X X X XType 3 X X X X X XType 4 X X X X X XType 5 X X XType 6 X X X X X XType 7 X X X X X XType 8 X
4.2 ToelatingsvoorwaardenNoodzakelijk = attest met verwijzing naar te volgen typeAttest meestal opgesteld door CLB BuOType 1, 2, 3, 4 en 8 ook door andere erkende dienstType 5, 6 en 7 ook door erkende arts Resultaten medisch onderzoek opgenomen in inschrijvingsverslag
BuSO va. 13 jaar OF mits gemotiveerd advies va. 12 jaarBuSO tot 21 jaar, kan verlengd w dr minister mits advies CABO (Commissie Advies BuO)
4.3 Pedagogische eenheden= klasgroepen zo homogeen mogelijk opgesteldMax. 10-14 llnElk schooljaar opnieuw opgesteldOndersteuning door lkren, (para)medici, orthopedagogen en sociaal werkers multidisciplinair werken
4.4 Individueel handelingsplanBevat achtergrondgegevens ll
pedagogisch-didactische beginsituatieplanning multidisciplinair teamwerkmanier integratie hulpverlening in onderwijsaanbod
geïndividualiseerd curriculum < individuele ontwikkelingsdoelenSelectie ontwikkelingsdoelen in handelingsplanOpgemaakt < klassenraad in samenspraak met CLBWekelijks geëvalueerd en bijgestuurd
5 Van buitengewoon onderwijs naar geïntegreerd onderwijs (GON)Vanuit kritieken op BuO meer en meer integreren in gewone onderwijsIs mogelijk voor alle types, behalve type 5 (zieke kinderen)
64© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
5.1 Wat is GON-begeleiding?= samenwerkingsvorm tss gewoon en buitengewoon onderwijsDoel: lln met handicap/leerstoornis volgen les in gwne school met hulp vanuit school BuO< integratiegedachte integratie = meteen v thuis of gwne school GON-begeleiding
re-integratie=na min 9 maanden BuO terug nr gwn onderwijsOp niveau basis-, secundair en hoger onderwijs hoger onderwijs = attest BuO nodig want begeleiding < BuSOschool≠ eindeloos = afhankelijk v type, ernst, volume en duur integratieBv. type 4, 6 en 7 met matige handicap in BLO, BuSO BuHO: twee jaarHulp = onderwijskundig (para)medisch
Psychologisch orthopedagogischsociaal-emotioneel
Hulp i.f.v. optimaliseren onderwijsleersituatietegemoetkomen a handicapgebonden problemen
GON-begeleider = kinesist/logopedist/pedagoog/…≠ bijles= leerling-, leerkracht-, schoolteam- en gezingericht
5.2 Wie komt in aanmerking voor GON-begeleiding?Lln die zonder extra ondersteuning zouden moeten overstappen naar BuOVoorwaarden:
- Attest BuO met bep. type- Type 4, 6, 7 kan integratie en re-integratie- Type 1, 3, 8 enkel re-integratie: min. 9 maanden BuO = NADEEL
Type 5 geen GONType 2 enkel op niveau kleuteronderwijsType 8 geen GON op niveau secundair onderwijs
5.3 OrganisatieVerschillende gradaties GONAfhankelijk van:
- Duur integratie minder dan 1 jaar in gwn onderwijsTIJDELIJKminstens 1 jaar in gewoon onderwijs PERMANENT
- Volume lessen min. 2 halve dagen les in gwn onderwijs GEDEELTELIJKhele week les in gwn onderwijs VOLLEDIG
Permanent TijdelijkGedeeltelijk Min. 2 halve dagen ged. hele
schooljaarMin. 2 halve dagen gedurende deel schooljaar
Volledig Hele week ged. hele schooljaar Hele week ged. deel schooljaarmeestal
65© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
5.4 Belangrijke actorenDe 4 actoren maken samen integratieplan= ‘contract’ tss actorenBevat gegevens, aard hulp, externe betrokkenen, leervakken, alternatieve evaluatie,… ll
5.4.1 De gastschoolSchool gewoon onderwijsBereid betrokken ll op te nemenDirectie = stuwende kracht alle partijen te betrekken
5.4.2 CLBCLB begeleidt school gwn onderwijs:- Waken dat aan voorwaarden GON-begeleiding voldaan is- Evolutie GON-leerling opvolgen- Coördinerende rol- Brengen alle participanten samen- Ontwikkelen integratieplanBij re-integratie ook CLB BuO
5.4.3 Dienstverlenende schoolSchool BuO die GON-begeleiding realiseertTaak: GON-begeleiding verzorgen
met alle participanten samenwerkingsverbanden uitbouwen
5.4.4 Ouders/voogden= ‘ervaringsdeskundigen’ over eigen kind verschaffen informatie over kennis problemen van hun kind
vaardigheden aanpakgedrag
5.5 Knelpunten in het Geïntegreerd Onderwijs- Leerlingen met verstandelijke beperking geen GON in lager / secundair onderwijs- Leerlingen met gedrags- of emotionele problemen enkel via RE-integratie- Duur GON ≠ aangepast aan noden- Vaak te kindgericht ipv op alle actoren- Grote afstanden voor GON-begeleiders geraken niet steeds overal
5.6 Van Geïntegreerd onderwijs naar inclusieIntegratie = te veel gericht op tekort
kind past zich aan aan de schoolinclusie = school past zich aan aan het kind
6 Inclusief onderwijs (ION)
66© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
6.1 Historiek1994: Salamanca-verklaring= over toegankelijkheid + kwaliteit gwn onderwijs voor kdn met handicap
- Ieder kind heeft recht op onderwijs- Ieder kind heeft unieke eigenschappen, mogelijkheden,…- Onderwijs moet rekening houden met individuele eigenschappen en behoeften- Kdn met speciale behoeften moeten in gwn onderwijs opgenomen kunnen worden
= start internationale attitudeverandering omtrent inclusie
6.2 Inclusief onderwijs= onderwijs waar niemand uitgesloten wordt, waar iedereen erbij hoort= voor elk kind zonder voorwaardenDiversiteit = de norm3 uitgangspunten:
- Alle kinderen = evenwaardig- Alle kinderen horen erbij- Alle kinderen hebben recht op goed onderwijs
Ze leren met elkaar omgaanIs beter voor integratie in de gwne maatschappij
6.3 Enkele uitgangspunten van inclusief onderwijs- Alle leerlingen = welkom- Is in omgeving waar meesten GEEN beperking hebben
= natuurlijke omgeving- Volgen het leerplan niet, wel gedifferentieerd doelenplan + evaluatie
bij GON wel gwn curriculum- Is taak van heel team, niet lkr alleen- Overleg tss ouders, lkr, ondersteuners, therapeuten,…- Evenwicht schools leren – sociaal-emotionele ontwikkeling- Ouders kiezen de school
6.4 Voor of tegen inclusief onderwijs?Tegen:
- Onvoldoende tijd, middelen en expertise voor noden kind- Soms te grote impact op de klas inclusie niet wenselijk- Te veel druk op het kind (BuO = rustiger)
Voor:- Alle kdn recht op deelname aan maatschappij- Grotere leerprestaties dan in BuO
67© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
- Stimuleert sociale ontwikkeling- Bevordert zelfvertrouwen- In gwne omgeving alle kansen tot sociale integratie
6.5 ION in VlaanderenION-proefproject2003: 50-100 lln met handicap in gwn onderwijsLl + lkr + team krijgen steun < BuO type 2Nadruk op sociale integratie in klasKind heeft recht op persoonlijk assistentiebudget: om persoonlijk assistent te betalen
6.6 Inclusief onderwijs en het leerzorgkaderProblemen ION:
- Kind in BuO 4x meer hulp dan in gwn onderwijs- ION = organisatorische, administratieve en financiële moeilijkheden- ION = voor hoogopgeleide ouders
Leerzorgkader Vandenbroucke
7 Leerzorg: een onderwijscontinuüm voor leerlingen met specifieke noden
7.1 Actuele ontwikkelingenLange weg:1. Marleen Vanderpoorten eerste voorstel
samenwerking gwn en buitengwn onderwijs2. Frank Vandenbroucke volwaardig plan
goedgekeurdgeleidelijke invoering mogelijk
3. Pascal Smet concrete uitvoering leerzorgkader mogelijk
7.2 LeerzorgkaderHuidige zorgaanbod gwn en buitengewoon onderwijs in 1 kaderd.i. ION, GON, BuOcentraal: welk participatieprobleem ervaart de leerling?
Twee begrippen: clusters en zorgniveaus
7.2.1 Vier zorgniveausVervangen tweedeling gwn of buitengwn onderwijsGeven aan in welke mate aanpassingen door school nodig zijn
68© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
Hoe hoger, hoe meer zorg een ll nodig heeft- 1ste + 2de gwn onderwijs- 3de keuze- 4de buitengewoon onderwijs
Leerzorgniveau 1: - Gemeenschappelijk curriculum- Doel: behalen diploma/getuigschrift- Preventie, differentiëren en remediëren
Leerzorgniveau 2: - Gemeenschappelijk curriculum- School past zich aan door te compenseren en/of dispenseren
compenseren: extra steun bieden dispenseren: ‘onbelangrijke’ leerdoelen vervangen door andere
Leerzorgniveau 3: - Individueel curriculum: nastreven ontwikkelingsdoelen- Doel: certificering competenties
Indien idem gwn onderwijs overeenkomstig studiebewijs- Zowel in gwne als buitengwne scholen
Leerzorgniveau 4: - Individueel curriculum + handelingsplan- Blijvende nood aan gespecialiseerde therapie en verzorging- Scholen BuO
Apart leerzorgniveau 5 - Voor kinderen die (tijdelijk) niet naar school gaan- Medische, psychiatrische en residentiële begeleiding- Bv. ziekenhuisscholen, preventoria,…
7.2.2 Vier clustersVervangen de 8 types BuO< types = 30 jaar oud< types = te eng vaak meerdere types/onduidelijkheid< geen type voor autismespectrumstoornissenClusters = breder soepeler georiënteerd dichter bij huis naar school! Cluster 1: geen beperkingen
Lln zonder problemenLln met problemen < tijdelijke problemen, pers. kenmerken, herkomst,... MAAR zonder stoornissen
Cluster 2: leerbeperkingen
69© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
Lln met problemen in leerprocesBv. leren schoolse vaardighedenBv. verwerven schoolse kennis < lichte verstandelijke beperking (doelgroep A)
leerstoornis (doelgroep B) Cluster 3: functiebeperkingen
Bv. slecht horen, fysieke beperking, visuele beperking, verstandelijke beperkingLln met problemen op allerlei domeinen van functionerenBv. diepe verstandelijke beperking (doelgroep C)
motorische, visuele, auditieve beperking (doelgroep D, E, F)= problemen ook buiten onderwijscontextVastgesteld vóór aanvang leerproces
Cluster 4: sociale beperkingenBv. autisme, gedrags- en emotionele stoornissenLln met problemen met sociale interactieBv. emotionele stoornissen (doelgroep G)
Pervasieve ontwikkelingsstoornissen (doelgroep H)
7.2.3 SelectieCLB bepaalt geschikte zorgniveau in overleg met school, ouders en leerling
Cluster 1
Cluster 2
Cluster 3
Cluster 4
Leerzorgniveau 1
Gewo
on o
nder
wijs
Leerzorgniveau 2 D E F
70© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
Leerzorgniveau 3 A B C D E F G H
Buite
ngew
oon
onde
rwijs
Leerzorgniveau 4 C D E F G H
Leerzorgniveau 5
Gewo
on
onde
rwijs
8 BesluitLange weg afgelegdVa. Jaren ’70: BuOMeer vraag naar geïntegreerd onderwijsMomenteel keerpunt: meer inclusie, minder segregatieBuO niet weg, wel in één kaderDoel: onderwijssysteem met grote diversiteit lln binnen één school
71© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
Hoofdstuk 8: Differentiatie
1 Differentiatie nader bekekenKwalitatief onderwijs benut diversiteit in samenleving gelijke onderwijskansen creërenOnderwijs op maat = belangrijke hefboom= aandacht hebben voor verschillen tss lln
2 Wat verstaan we onder differentiatie?Verschillen tss lln = inter-individuele verschillenBv. Leeftijd, intelligentie, afkomst, leertempo, leerstijl,…Elke lln heeft eigen kenmerken = intra-individuele verschillenBv. Uitblinken/problemen hebben met wiskundeDifferentiatie = alle maatregelen die ondernomen worden in onderwijs waarmee
men tegemoet komt aan uiteenlopende capaciteiten en voorkeuren van lln
2.1 Differentiatie op drie niveausOnderwijs: heterogeniteit in groep reducerenBv. Leerstofjaarklassensysteem
= lln van zelfde leeftijd 1 groep= lln van 1 klas krijgen 1 lkr per vak= lln krijgen op zelfde wijze zelfde leerstof aangeleerd binnen zelfde periode (1 jr)
Hierbinnen 3 differentiatiemogelijkheden:- Tss scholen- Tss afdelingen en klassen van zelfde school- Binnen 1 klas
2.1.1 Institutionele differentiatie of differentiatie op macroniveau= binnen schoolsysteem= institutionele differentiatieOnderscheid gewoon en buitengewoon onderwijs≠ onderwijsvormen: A-stroom – B-stroom
ASO – TSO – KSO – BSO = op basis van capaciteiten, voorkennis en belangstelling
72© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
2.1.2 Interklassikale differentiatie of differentiatie op mesoniveau= binnen 1 school= interklassikale of externe differentiatieDoel: zo homogeen mogelijke groepen verschillende studierichtingen
= op basis van capaciteiten, belangstelling en latere beroepskeuze streaming
= A-, B- en C-klassen= niveauklassen voor alle vakken voor heel schooljaar
setting= niveauklassen voor een aantal vakken= over klasgrenzen heen= binnen schooljaar overstapmogelijkheden mogelijk
Positief: betere begeleiding op niveauZwakke lln vallen niet uit de boot
Negatief: selffulfilling prophecyStigmatiserend voor zwakke lln
2.1.3 Binnenklasdifferentiatie of differentiatie op microniveau= binnen 1 klas zelf= binnenklasdifferentiatie of interne differentiatie= passend onderwijs binnen heterogeen samengestelde jaarklas= moeilijkst!
2.1.3.1 Differentiatie naar doelen
Onderscheid basisdoelen en differentiële doelen
Basisdoelen= minimumdoelen haalbaar voor alle leerlingenBv. Eindtermen
Differentiële doelen = 2 vormen:- Verdiepend = op hoger beheersingsniveau
beroep doen op inventiviteit- Verbredend = uitbreidend, nieuwe leerinhouden
gedetailleerder verkennen iets heel anders dan curriculum, of stap vooruit in curriculum
Ook differentiatie naar beheersingsvorm: kennen, kunnen en zijn (De Block)
2.1.3.2 Differentiatie naar beginsituatie
Interesse, begaafdheid, voorkennis, leertempo en leerstijl bepalen leerproces
73© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
= aanleiding voor differentiatie naar plaatsing, vrijstelling of tempo- Plaatsing lln starten op ≠ plaatsen in programma
= bij cursorisch opgebouwde vakken- Vrijstelling- Tempo vertrekpunt = gelijk, verwerken leerstof in ≠ tempo
grote zelfstandigheid llnBeginsituatie bepalen a.d.h.v. diagnostische toetsen
2.1.3.3 Differentiatie naar werkvormen
= afhankelijk van leerstijlen: zien – luisteren – denken – doenalleen – in groepinductief – deductiefleraargestuurd – zelfgestuurd
Voldoende afwisseling in werkvormen spreek iedereen aan
2.1.3.4 Differentiatie naar evaluatie
Noodzakelijke/formatie evaluatie =toetsing minimumdoelenaparte toetsing differentiële doelen
Procesevaluatie = individuele vorderingen motiverend voor zwakke lln
2.2 Differentiatiemodellen en de visies op differentiatie= aansluitend bij onderwijsvisies HST 1
2.2.1 Meritocratische visieLevenskansen verwerven door individuele prestatie
≠ afhankelijk v sociale, erfelijke afkomst
Onderwijs = middel verdeling gelijke onderwijskansen Sociale klassen blijven bestaan
Posities toebedeeld obv talent + capaciteit en niet obv sociale status e.d.
Vanhieruit differentiatie op macro- en mesoniveauVisie: opleiding kiezen die individuele aanleg maximaal ontplooitRealiteit: sterk verband tss onderwijsniveau en sociaal-economische status school = dwarsboom ipv hefboom voor kansarme kdn
Falen = eigen verantwoordelijkheid= populaire idee bij leraren hij is lui, ’t interesseert hem niet,…
2.2.2 Egalitaire visieDoel: bij alle lln bepaald basisniveau halen iedere verdere opleiding = mogelijkMen wil homogeniteit binnen de groep: beheersing basiskennis en –vaardigheden
74© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
= gericht op zwakke llnSterk geloof in kracht van onderwijs
2.2.3 Naturalistische visieGelijke kansen door vrijheid van ontplooiingTaak onderwijs = verschillende maar gelijkwaardige talenten opsporen + ontwikkelenBelangrijk: ontwikkeling totale persoonlijkheid breed onderwijs- en vormingsaanbodBv. Projectmodel
Keuze differentiatiemodel < maatschappijvisie onderwijzerVisie PW = gelijkwaardigheid v verschillen met aandacht vr verbondenheid tss mensen
evenwicht zoeken tss individualisering en socialisering
3 Een kijk op enkele differentiatiemodellenDifferentiatie: betrekking op 1/meer componenten onderwijsleersituatieElk differentiatiemodel benadrukt 1/meer componentenUitzondering: leerstofjaarklassensysteem (=meritocratisch)≠ naar componenten, onbewust wel naar doelen lln verschillende aanleg lln bereiken meer/minder doelen zittenblijven= te drastische differentiatiemaatregel zoeken naar andere mogelijkheden
3.1 Mastery learning of beheersingslerenUitgangspunt:iedereen kan leerinhoud beheersen mits voldoende verwerkingstijd
= egalitair!Werkwijze: cursus ingedeeld in leereenheden
Leereenheid = afgerond geheelElke leereenheid klassikaal ingeleidBeheersingstoets: onderverdeling in groepen
zwakkeren krijgen extra tijd en instructie sterke helpen zwakkeren / extra taken
Volgende leereenheid pas als iedereen ’t snapt= naar temp en werkvorm= gericht op zwakkeren, nadelig voor sterke lln= vertragend visie: lln gaan meer op elkaar lijken qua studietijd
3.2 Het basis-, herhalings-, verrijkingsstofmodel of BHV-modelUitgangspunt:ongelijkheid prestatieniveau = geaccepteerd
Alle lln moeten basisstof beheersenSterke lln krijgen extra of differentiële doelen
75© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
Werkwijze: klassikale verwerking basisstofDiagnostische toets: wie beheerst stof?Beheerst? Verrijkingsstof verbreding/verdiepingNiet beheerst? Herhaling: enkel basisstof + andere aanpakOp einde: parallel- of herhalingstoetsHele groep verder met volgende leerstofblok
= naar leerstof, instructie en verwerking= egalitair
Verbreding = vaak vooroplopen = curriculumdifferentiatie ≠ goedBeter verdieping (verschillende beheersing naar De Block)
3.3 Het projectmodelUitgangspunt:geen gemeenschappelijke basisstof
Wel keuzeprogramma < mogelijkheden/interesses= naturalistisch
Werkwijze: gemeenschappelijk basisprogramma oriënteert llnLln kiezen uiteindelijk zelfLkr stimuleert tot uitdagende keuze<optimale ontplooiing mogelijkh.Rond bep onderwerp opdrachten: Helder geformuleerd Zelfinstruerend probleemstelling
gegevens verzamelen gegevens verwerken afsluiting/doel
Gedifferentieerd variatie in inhouden, beheersingsniveau,…
Manier 1: kies onderwijs bij interessegebied llnOnderwerp breed genoeg vr gevarieerde opdrachten?Bepaal leerstofeenheden: feiten, begrippen, relaties, structuren,…Bepaal per LE beheersingsniveau: weten, inzien, toepassen, zijnMaak de opdrachten
Manier 2: welke opdrachten in leerboek? Vul aan < andere methodenBekijk opdrachten kritisch: moeilijk, makkelijk, zelfinstruerend?Hulpmiddelen aanwezig?Herschrijf opdrachten en vul aan.
76© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
Geheel afgesloten met gemeenschappelijk afronding thema
3.4 Niveaugroepen (setting)Uitgangspunt:ongelijkheid prestatieniveau nog meer aanvaard dan bij BHV
= egalitair
Werkwijze: onderwijs in kleine groepjes met gelijk niveauNiveau bepaald < toetsenVerschillende instructie, leerstof en verwerking, tempoNiet klassikaalZowel binnen als over klasgrenzen heen
Kritiek: groepen < sociale herkomstWeinig doorschuiven naar hogere groepDoorschuiven verbreekt vriendschappenSelffulfilling prophecy: lkren verwachten minder van zwakken
presteren minder= niveaufixering
Heterogene groepen beter dan homogene beter heterogeen, maar hou de groepen klein en pas leerstijl aan
3.5 Vrije tempo-werkwijzeUitgangspunt:Prestatieniveau is niet belangrijk, wel verwerkingstempo
Werkwijze: start met zelfde leerstofDoor tempoverschil bereiken sommigen meer doelen dan anderenPer leerling aparte instructie en leerstof
= veeleisend voor lkrLeidt tot grote verschillen sterk-zwak
3.6 Leren in coöperatieve groepen= CLIMKlas in groepen verdeeldElke groep: opdracht om gezamenlijk op te lossenElke ll: taak, bv. materiaalmeester, tijdbewaker,… iedereen verantwoordelijkResultaten verschillende groepen = complementair + noodzakelijk vr eindproductVisie: verschillen tss lln uitbuiten
77© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
3.7 Individuele leerwegenElke ll individuele leerweg= niet realiseerbaar met gwne lerarenWel: via computer opdrachten met zelftoetsing en feedback
3.8 Contractwerk= zelfwerkzaamheidsvormElke ll heeft zelfde/individueel activiteitenpakket voor bep. periode= formeel vastgelegd ‘contract’werkBep. deel lestijden beschikbaar om eraan te werk = contractwerktijdElke ll kiest zelf volgorde en tijd per opdrachtZowel duo-, groeps- als individuele takenZowel verplichte als keuzetaken
3.9 Hoekenwerk= zelfwerkzaamheidsvormOpdrachten uitgevoerd op bepaalde plaats (hoek)Daar nodige materiaal aanwezigMet doorschuifsysteem
4 Differentiatie in de praktijk
4.1 Differentiatie en de verschillende vakken: keuze voor een werkbaar modelLeraar moet model kiezen4 factoren:
- Aard van het vak- Heterogeniteit klasgroep- Duur selectievrije periode- Aandacht vr vakoverschrijdende doelen
4.1.1 De aard van het vakSequentiële vakken: wiskunde + talen= per onderdeel hoeveelheid leerstof noodzakelijk vr behandeling volgend onderdeelDeze leerstof = gemeenschappelijk te beheersen basisstofHoe meer basisstof, hoe minder ruime voor gedifferentieerde verrijkingsstof gesloten BHV-model
Niet-sequentiële vakken: aardrijkskunde, geschiedenis, biologie,…Minder noodzaak tot verplichte basisstof
78© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
open BHV-model met minder basisstof, meer verrijkingsstof
4.1.2 De heterogeniteit onder de leerlingenKleine heterogeniteit gesloten BHV-model: meer basisstof, minder keuzemogelijkh.Grote heterogeniteit open BHV-model
4.1.3 Duur van de selectievrije periode= heterogene groep samen houdenBv. basisonderwijsUitgebreid basisstofprogramma = moeilijk< doel: lln met verschillen lange tijd één groep open BHV-model
4.1.4 Aandacht voor vakoverschrijdende doelenRealisering vaardigheden en attitudes = moeilijk in gesloten BHV-model< gemeenschappelijke beheersing = centraal weinig mogelijkh. tot rekening houden met motivatie, werkhouding, interesse,… open BHV-model met gevarieerde verrijkingsstof
Verschillende differentiatiemodellen tegelijk = wenselijkKiezen voor juiste model in juiste situatie
4.2 Differentiëren: moeilijker of gemakkelijker maken van opdrachten. Maar hoe?Factoren die rol spelen bij moeilijkheidsgraad:
- Nodige denkvaardigheden- Verschil in omvang en complexiteit van leerinhoud- Mate leerkrachtsturing- Aard van opdrachten: voorgestructureerd, afbeeldingen?
Opdrachten in moeilijkheid doen verschillen = tegemoetkomen aan verschillen tss lln
Richtlijnen:- Teksten/bronnen al dan niet voorstructureren: sleutelbegrippen onderlijnen
Schematiseren- Opdracht al dan niet voorstructureren: stappenplan- Opdracht vergroten of verkleinen: factoren toevoegen/weglaten
Over HST of paragraaf- Taalgebruik materiaal makkelijker/moeilijker- Minder/meer materiaal aanbieden- Minder tekst, maar meer afbeeldingen
4.3 Differentiatie en huiswerk
79© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
Huiswerk = meestal voor iedereen hetzelfdeSterke lln: mechanische herhaling leerstofZwakke lln: frustratie, foutieve denkwijzen,…Gedifferentieerd huiswerk motiveert:
- Verschil in omvang en niveau- Verplichte en keuzeopdrachten- Individuele en groepsopdrachten
Sowieso moet huiswerk steeds functioneel zijn (doelen nastreven)
4.4 Differentiëren en evalueren: een moeizaam compromisResultaten steeds in vorm van cijfersHoe bij differentiatie?
Cijfers = moeilijk voor vaardigheden en attitudesoveraccentueren cognitieve ontwikkeling
persoonlijkheidsvorming+sociaal-pedagogische doelen verdwijnen= moeilijk voor procesevaluatie
CONCLUSIE: meer dan cijfers alleen!Andere manieren: observeren, self- en peerassessment, …
Interne differentiatie:Vooral proces- en formatieve evaluatieAan het einde product- en summatieve evaluatie: basisdoelen bereikt?
Probleem: beslissingen rond bv. zittenblijven = gebaseerd op relatieve beoordeling= vergelijking onderlinge prestaties
Bv. kind enkel basisdoelen bereikt verdient 10/10 net als kind dat extra doelen bereikteDoelen toets moeten doelen afgelegde weg ll zijn verschillende toetsen
4.5 De differentiatiecapaciteit van de leerkrachtVaardigheden die differentiatiecapaciteit lkr verhogen:
- Analyseren van leerprocessen- Analyseren van fouten- Plannen en uitvoeren van flexibele groeperingsvormen en klasorganisatie- Systematisch en objectief evalueren van onderwijsleerprocessen- Systematisch en objectief observeren en registreren van onderwijsrelevante
leerlingenkenmerken als leerstijl, interesse, welbevinden,…- In team werken
leraar = vakman, didacticus en pedagoogdraagt kennis over
80© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
organiseert leerprocesbegeleidt lln
voorwaarden schoolorganisatie:- Goede afspraken ivm differentiatie- Overlegmomenten en –vergaderingen- Geen te grote klasgroepen- Geschikt en voldoende materiaal beschikbaar- Goed toets- en observatiesysteem- Ruimte voor gevarieerde groeperingsvormen- Nascholing en begeleiding ivm differentiatie
5 Differentiatie kritisch bekekenKritiek:
- Verwaarlozing van leerplannen, controle van resultaten, discipline,…- Lln halen beste resultaten in klassikaal-interactief systeem- Vrij initiatief van lln = nadelig voor benadeelde kdn (selffulfilling prophecy)- Lln leren nt luisteren naar lkr
Visie PW: nooit enkel één bepaalde manierKritisch nadenken wanneer welke methode de beste is
81© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
Hoofdstuk 9: Deontologie van de leerkracht
1 InleidingElk pedagogisch handelen = ethisch gekleurdBeslissingen nemen over wat goed/aanvaardbaar/verantwoord/onze plicht is.Leraren met ethisch verantwoorde beroepshouding:
- Bewustzijn van ethische aspecten van professioneel handelen- Bereidheid te handelen vanuit ethische reflectie- Bereidheid tot afleggen van verantwoording- Persoonlijke integriteit
Nood aan UITGESCHREVEN onderwijsdeontologie?
2 Onderwijsdeontologie: een terreinafbakeningDeontologie = leer van plichten van beroepOnderwijsdeontlogie = plichtenleer + beroepsethiek:
- Professionele standaard = waarden, normen, opvattingen= normerend= over vakbekwaamheid: goede lessen?Bv. functionele gehelen in beroepsprofiel
- Ethische code = geldende ethische normen≠ neergeschrevenBv. discretie, problemen bespreekbaar maken
- Gedragscode = handelingsvoorschriften≠ neergeschrevenBv. lkr onthoudt zich van publiek optreden dat
onderwijs- of opvoedingsopdracht schaadt- Pacten = wetten, regelgeving van bepaalde sector
Bv. GOK-decreet, leerplan, non-discriminatiepact,… Onderwijsdeontologie = geheel deontologische verplichtingen die grenzen
professionele autonomie afbakenenIndien uitgeschreven en formeel bekrachtigd dr beroepsorganisatie = beroepscode≠ in onderwijs= bv. bij dokters eed van Hippocrates
Werken aan kwaliteit onderwijs = werken aan eigen professionaliteit= ethisch reflecteren over eigen handelen eigen verantwoordelijkheid
82© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
Plichten = goed onderwijs leveren < startcompetenties professionele competentiesRechten = goede leeromgeving, inspraak in onderwijsorganisatie,…
Deontologie = verantwoording tov- Zichzelf als opvoeder- Leerling- Ouders- Professionele organisatie/veld- Beroepsgroep- Overheid en samenleving
Samenleving verandert onderwijs verandert beeld van leraar verandert ook beroepsprofiel
onderwijsdeontologieevte. Beroepscode
3 Noodzaak van een onderwijsdeontologie?Pedagogische beroepen = dienstverlenend cliëntgerichtheid neemt toe (= leerlinggericht werken)Juridisering van onderwijs = rechtspositie lln beschermen
= vertechnisering/de-ethisering onderwijsOnderwijsdeontologie streeft GEEN juridisering, maar pedagogisering na (juridisering is mogelijk gevolg)= zachte waarden: betrokkenheid, engagement, empathie,…
Voordelen onderwijsdeontologie:- Duidelijkheid rond rechten + plichten- Professionele socialisering- Sanctioneerbaarheid- Maatschappelijke profilering beroep- Bescherming leerlingen
Nadelen onderwijsdeontologie:- Statisch- Simplificatie complexe werkelijkheid- Kans op formalisering en dus juridisering- Meer ter bescherming lkr, dan lln- Vervangt eigen ethische reflectie
4 België, Vlaanderen en onderwijsdeontologie
83© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
Geen officieel erkende beroepsvereniging leerkrachtenToch waarden, opvattingen, plichten eigen aan lkren = leerkrachtenmoraal
4.1 RegelgevingVerschillende beleidsniveaus:
- Internationale afspraken + Europese richtlijnen Bv. Universele Verklaring van de rechten van mens en kind
Bologna-decreet (BAMA)- Belgische en Vlaamse regelgeving
Vlaams = alles behalve …Belgisch = begin en einde leerplicht
minimale voorwaarden behalen diplomapensioenregeling schoolpersoneel
Bv. GOK-decreeteindtermen en ontwikkelingsdoelen
- Netgebonden regelgeving Bv. leerplannen
- Schoolgebonden regelgeving Bv. pedagogisch project
SchoolwerkplanArbeidsreglementSchoolreglement
- Eigen zeden en gewoonten
4.2 Decreet betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden1991: decreet betreffende rechtspositie sommige personeelsleden van gesubsidieerd
onderwijs en gesubsidieerde CLB’sArtikel 9-15: plichten
9. Belangen onderwijs, instellingen, leerlingen en consultanten behartigen10. Opgedragen taken vervullen11. Zich op correcte wijze gedragen in dienstbetrekkingen
omgang met lln, ouders en publiekVertrouwen publiek niet schadenGeen afbreuk doen aan eer/waardigheid ban hun functie in onderwijsVerboden giften te ontvangen
12. Gezag niet aanwenden voor politieke of commerciële doeleinden13. Ambt niet onderbreken zonder toestemming gezaghebbers (uitz.: overmacht)14. Ambtsgeheim bewaren15. Verplichtingen opvoedingsproject nalezen
Artikel 16: onverenigbaarheden16. = schriftelijk overeengekomen bij indiensttreding
84© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
Artikel 17: bescherming privé-leven17. Feiten uit privé-leven die geen weerslag hebben op relatie ll-lkr, schoolleven,…
kunnen niet bestraft worden
4.3 Het beroepsprofiel van de leraarGeen welomschreven onderwijsdeontologieWel 1999: Beroepsprofielen en basiscompetenties van de leraren= professionele standaard omschrijft functiegehelen beginnende en ervaren leraar= referentiekader professionaliteit + vereiste vaardigheden leraar
4.4 Het ambtsgeheim van de leraarZwijgplicht = wettelijk verbod beroepsgeheimen a anderen te vertellen (ook: ouders!)Zwijgrecht = recht niet te sprekenSpreekplicht = verplichting te delen wat je weetSpreekrecht = recht om feiten mee te delen
Leraren hebben ambtsgeheim ≠ beroepsgeheim = zwijgen tgo iedereen (bv dokters, psychologen)
geen zwijgrecht tov hiërarchische meerderen/collega’s, wel zwijgplicht tov derden= gedeeld ambtsgeheim: je deelt info met anderen die ook ambtsgeheim hebben
Leraar mag geheim schenden om zichzelf te verdedigen = spreekrecht
Spreekrecht bij verhoor door rechterZwijgplicht bij verhoor door politie
Spreekplicht/meldingsplicht:- Misdaad meedelen aan procureur des Konings
= morele verplichting < niet sanctioneerbaar als je zwijgt- Noodtoestand, bv. zelfmoordneigingen
Indien je zwijgt = schuldig verzuim strafbaar
CLB heeft wel beroepsgeheim en kan niet vrijuit spreken op klassenraden
5 Leraar, school en aansprakelijkheid
5.1 Algemene beginselen van aansprakelijkheidsleerOuders vertrouwen kind aan school + leraren toeDeze = verantwoordelijk / aansprakelijk
85© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
d.w.z. rechtgevolgen! daden, nalatigheid of onvoorzichtigheid kunnen bestraft wordenVerschillende juridische vlakken:
- Burgerlijke aansprakelijkheid = persoonlijke fout waardoor schade berokkend werd aan anderBv. tijdens les kwetst ene ll de andere
- Strafrechtelijke aansprakelijkheid = daden verricht die inbreuk zijn op de strafwetBv. slagen en verwondingen toedienen
- Disciplinaire aansprakelijkheid = overtreden reglementaire bepalingen waaronder je aangenomen bentBv. directeur bespotten in openbaar
- Contractuele aansprakelijkheid = niet / slecht uitvoeren van contractBv. niet verwittigen bij afwezigheid
5.2 De burgerlijke aansprakelijkheidOnderscheid algemene en specifieke burgerlijke aansprakelijkheidAlgemeen = geldend voor iedereenSpecifiek = geldend voor personeel onderwijs / schoolbesturen
5.2.1 De algemene burgerlijke aansprakelijkheid
5.2.1.1 Wie?
Alle fysieke personen (= iedereen)Alle rechtspersonen (= groepering met rechten/plichten los van individu, bv. vzw)die ZELF een fout begaan waardoor schade werd berokkend aan een andere
5.2.1.2 Wanneer?
3 voorwaarden:- Persoonlijke fout
Bv. gevaarlijk materiaal gebruiken in klaslln zonder toezicht achterlatenOok bij ongehoorzaamheid lln
Niet bij onvoorziene oorzaak (toeval, overmacht,…)
- Er is schade = persoonlijk materieel/moreel nadeel dat iemand lijdt tgv fout v ander
Materieel: goederen, geldelijk verliesMoreel: niet met geldsom goed te maken
Bv. goede naam ll geraakt, verdriet,…- Er is een oorzakelijk verband tss fout en schade
86© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
Schade heeft oorzaak in foutieve daadZonder foutieve daad geen schade
5.2.1.3 Bewijslast
Slachtoffer moet 3 voorwaarden bewijzen
5.2.1.4 Verweer
Bewijsmiddelen slachtoffer onderzoeken en weerleggenVaak roept men aansprakelijkheid schoolbestuur als werkgever in= bij toevallige / lichte fouten personeelslid
5.2.2 De specifieke burgerlijke aansprakelijkheid
5.2.2.1 Voor wie?
Aansprakelijkheid personeelslid voor daden van anderen, nl. lln onder zijn toezicht
5.2.2.2 Wanneer?
De 3 voorwaarden van algemene burgerlijke aansprakelijkheid PLUS twee extra:- Fout begaan door ll- Foutieve daad gebeurde onder toezicht ‘onderwijzer’Onderwijzer = iedereen die onderwijs verstrekt
opdracht uitoefent ivm onderwijs met lln onder toezichleerlingen = alle lln die tot de instelling behoren
5.2.2.3 De bewijslast
Ouders moeten bewijzen dat medeleerling fout beging onder toezicht leraarhun kind last berokkend is hierdoor
5.2.2.4 Het verweer
= omgekeerde bewijslast= bewijzen dat hij het toezicht normaal uitoefende
de fout onmogelijk te verhinderen was< onvoorziene daad< gewettigd afwezig
5.2.2.5 Samenloop van aansprakelijkheid
Wanneer meerdere leraren samen toezicht uitoefenden
5.2.2.6 Opmerking
Geen aansprakelijkheid als ll schade oploopt door:- eigen daad- daad v derde die niet onder toezicht leraar staat- toeval op overmacht
87© Liesbet Pot
Pedagogische wetenschappen 5 – Penelope Delcour________________________________________________
5.2.3 De specifieke burgerlijke aansprakelijkheid van het schoolbestuurSchoolbestuur is aansprakelijk als:- Bewaarder van gebrekkige zaak: d.i. infrastructuur- Als werkgever: verantwoordelijk voor fouten personen onder zijn gezagBv. schade veroorzaakt door meubilair
toestellendoor school bereide/gegeven spijzen en dranken…
In vrij gesubsidieerd onderwijs ook als leraar lichte/toevallige fout beging werkgever neemt ABA leraar over
5.3 De grenzen van de bewakingsopdracht
5.3.1 Begin en einde toezichtRegel: van binnenkomst school tot weer buitengaanUitzonderlijk: schoolbussen, uitstappen,…Staat volledig uitgeschreven in schoolreglement
5.3.2 Aantal personeelsledenSchool = verantwoordelijk voor degelijk toezicht
oordeelt zelf hoeveel personeel hiervoor nodig is
5.3.3 Degelijk toezichtTwee eigenschappen: continuïteit
effectiviteit
5.3.4 Andere en specifieke situatiesBv. toezicht bij zwemmen, busvervoer, uitstappen,…
88© Liesbet Pot