Het huisgezin van Douwe Claasen

34
Het huisgezin van Douwe Claasen Hollum, Ameland, 1784 tot 1853

description

Geschreven door C.J. Manje - Ameland omstreeks 1933 ISBN/EAN 978-90-819724-2-0 Uitgegeven door Ambla Forma - Sint Michielsgestel (NL)

Transcript of Het huisgezin van Douwe Claasen

Page 1: Het huisgezin van Douwe Claasen

Het huisgezin van Douwe Claasen

Hollum, Ameland, 1784 tot 1853

Page 2: Het huisgezin van Douwe Claasen

CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG

Het huisgezin van Douwe Claasen

Geschreven door C.J. Manje - Ameland omstreeks 1933

Bewerkt door Marian en René Stender

Uitgegeven door Ambla Forma - Sint Michielsgestel (NL)

ISBN/EAN 978-90-819724-2-0

Trefw.: ameland; hollum; dagelijks leven; vroeger; kerk; geloof; familie;

Ambla Forma, Gemonde (NL)

Mail: [email protected]

Eerste druk, 2013

Deze uitgave is uitsluitend digitaal (als e-book) te verkrijgen. Op de tekst

berust geen copyright. Wel is bronvermelding vereist (“Het huisgezin van

Douwe Claasen” en/of het ISBN nummer).

Page 3: Het huisgezin van Douwe Claasen

Inhoud

Voorwoord. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2

Inleiding. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3

Het huisgezin van Douwe Claasen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4

Eenige bijzonderheden aangaande Willem Hendruiks de Boer en Jetske

Tjeerd Visser een vervolgens. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19

Index familienamen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32

1Het huisgezin van Douwe Claasen

Page 4: Het huisgezin van Douwe Claasen

Voorwoord

Amelanders zien er voor de buitenwereld misschien net zo uit als andere

mensen, maar het is zonder enige twijfel een heel speciaal ras. Wars van

gezag van buitenaf, met eigen regels, een eigen mentaliteit en, niet

onbelangrijk, een geheel eigen humor. De Amelander is dus per definitie

een apart persoon, en dat is een erfenis die ik van huis uit meekreeg.

Het houdt onder meer in dat je daarmee je gehele leven, overigens vaak

onbewust, bezig bent om te weten wat dat Amelander zijn eigenlijk inhoudt.

Een soort “zoeken naar de bron”.

Maar omdat je daarnaast ook nog je dagelijks brood moet verdienen, was ik

ondertussen in Brabant terecht gekomen. Waar ik een collega trof die, alsof

de duvel er mee speelt, met een Amelandse was getrouwd.

Van het een komt het ander, en het duurde niet lang voordat deze mij

verblijde met een stamboom van mijn familie tot omstreeks 1700 (ze waren

toch bezig en hadden daarbij ook mijn familienaam gelijk maar uitgezocht)

én twee boekjes. Eén met een handgeschreven verhaal van C.J. Manje

(1873-1963) over “Het huisgezin van Douwe Claasen” te Hollum. En een

tweede genaamd “Eenige bijzonderheden aangaande Willem Hendriks de

Boer en Jetske Tjeerd Visser 1 een vervolgens”.

Deze Douwe Claasen (geboren op 21-3-1784 en overleden op 18-10-1853)

bleek achteraf mijn 4e overgrootvader te zijn, maar de beschreven verhalen

zijn waarschijnlijk voor vele andere Amelanders (en niet Amelanders) net zo

interessant.

Getracht is om de geschreven tekst zo goed mogelijk te ontcijferen en

letterlijk over te nemen. De opgenomen afbeeldingen zaten vanzelfsprekend

niet in deze boekjes, maar zijn ter illustratie toegevoegd.

René Stender

13 maart 2013

1 De voornaam Jetske lijkt in de oorspronkelijke tekst soms ook als IJtske te worden geschreven.

Wij hebben echter Jetske aangehouden (R.S.)

2Het huisgezin van Douwe Claasen

Page 5: Het huisgezin van Douwe Claasen

Inleiding

Hetgeen ik hier ga mede delen, heb ik vernomen uit de mond van mijn

Grootmoeder Trientke Douwes Hennes die ofschoon al reeds op hoogen

leeftijd gekomen zijnde, nog thans zoo helder van geest was, dat zij zelf

meermalen te kennen gaf, dat haar verstandelijke vermogens niet schenen

af te nemen maar eerder nog beter werden.

In den geest doorleefde zij nog steeds den tijd haren jeugd in het ouderlijke

huis, waar zoo veel doorleefd werd, dat het haar in haren ouderdom nog

gedurig stof gaf om daarvan te vertellen, terwijl ik als aankomende jongen,

altijd zeer veel belang stelde in hetgeen zij vertelde en gedurig haar

aanspoorde om verder door te gaan.

Ik stelde dan allerlei vragen dien aangaande die zij dan weer zoo veel

mogelijk beantwoorde en opheldering gaf van het geen mij niet direct

duidelijk was.

Wat Gr.m. mij zoo voor en na vertelde heb ik goed onthouden, even als of

ik het pas gisteren hoorde.

En hier mede nu wil ik gevolg geven aan mijn voor nemen n.l. het in schrift

brengen van het geen mij bekend is uit het leven van Douwe Claasen

Hennes

Hollum, Ameland

C.J. Manje

3Het huisgezin van Douwe Claasen

Page 6: Het huisgezin van Douwe Claasen

Het huisgezin van Douwe Claasen

Douwe Claasen was een zoon van Klaas Douwes Hennes en Trientke Jans.

Hij was gehuwd met IJmme Claasen Bakker, dochter van Klaas Jobs en

Berske Jacobs, uit dit huwelijk zijn voor zoover bekent 4 zoons en 2

dochters geboren t.w. Jacob, Klaas, Jan, Betske, Trientke en

en Klaas. De oudste Klaas werd altijd groote Klaas en de jongste kleine

Klaas genoemd. Jacob schijnt na veel lijden aan dauwworm enz. op nog

jeugdigen leeftijd te zijn gestorven. Groote Klaas moest tijdens den oorlog

met België voor zijn nummer ten strijde trekken en is na veel

wedewaardigheden gezond en wel weer terug gekomen.

Later evenwel is hem een ongeluk overkomen waardoor hij voor zijn

verdere leven ongelukkig en hulp behoevend werd. Hij zou n.l. op zekeren

tijd naar den zolder boven de vee stallen de z.g. “verdieping” en klom

daartoe daar er geen ladder aanwezig scheen te zijn, bij de eg die overeind

in het hooi vak stond naar boven. Ongelukkigerwijs begon deze te

kantelenen viel om, waardoor Klaas zoo danig met de ijzeren punten den eg

in aanraking kwam, dat hij aan een zijnen beenen ernstig verwond werd.

Een dokter werd niet geraadpleegd, doch zijn moeder behandelde het been

op haar manier en wikkelde er vervolgens heel wat lappen om. Het gevolg

van een ander was, dat het in plaats van beter hoe langer hoe erger werd

tot dat op ‘t laatst het been geheel krom gebogen en stijf werd, zoo dat hij

zich later op twee krukken moest verplaatsen. Nog weer later is het met zijn

verstandsvermogen ook minder geworden en deed soms heel zonderling.

In de laatst tijd zijns levens leefde hij geheel afgezonderd in de ouderlijke

woning waarin hij op gevoed was en kwam allen ‘s middags wanneer het

etenstijd was, na dat zijn moeder hem geroepen had, bij de familie in de

huiskamer. Hij ging dan niet bij hun aan tafel zitten, maar liep naar de kast

die in het vertrek stond, en een bord met koud eten van den vorigen dag

daar afnemende ging hij daar mede bij het z.g. “spien” zitten om daar zijn

koude en verstijfde eten te verorberen. Het warme voedsel van dien dag

werd dan door hem weer boven op de kleerkast neergezet voor den

volgenden dag.

Ook waren allerlei huishoudelijke dingen van zijn gading. Werd er eens wat

vermist b.v. een schaar, een mes, een bordje kannetje, ‘t een of ander

4Het huisgezin van Douwe Claasen

Page 7: Het huisgezin van Douwe Claasen

Hollum, Oosterlaan met in de voorgevel het jaartal 1728

kleedingstuk of iets dergelijks, dan zeide zijn moeder, och dat zal Klaas wel

weer hebben meegenomen, ze zagen het dan ook niet weer terug. Na zijn

dood vonden ze in de kamer waar hij de laatste jaren zijns levens in

eenzaamheid had doorgebragt, al deze voorwerpen terug. Zelfs een massa

steenen trof men er aan, welke hij in de kamer had opgestapeld. Het is te

begrijpen dan zijn moeder veel met hem beleefd heeft. Hij stierf in het jaar

1856.

Nog erger was het gesteld met de jongste zoon, Kleine Klaas die volslagen

krankzinnig was geworden en op ‘t laatst aan een ketting vast gebonden op

een hoop stro lag in de achterste kamer van familie Hennes in de

oosterlaan. Dit huis draagt in de voorgevel in ankercijfers het jaartal 1728.

En ook Betske was niet heelemaal zoo ‘t behoorde kon op school ook niet

veel leeren en was ook niet geschikt om bij anderen te verkeeren, zoo dat

haar moeder haar meestal maar bij zich hield, in huis kon zij wel aardig wat

doen, waar door moeder IJmme wat meer de handen ruim had om kleine

Klaas te verzorgen, want daar ging zij alleen over. Niemand kwam anders

bij hem. Gebeurde het eens een enkele keer dat iemand uit

5Het huisgezin van Douwe Claasen

Page 8: Het huisgezin van Douwe Claasen

nieuwsgierigheid om de hoek van de kamerdeur naar hem ging kijken, dan

trok hij direct de deken over zijn hoofd, want hij was van wege zijn

afzondering ook menscheschuw geworden, maar het ergste was dat hij zijn

verstand vermogens kwijt was.

Zoo als gezeg. Betske was ook niet geheel normaal en zoo als het helaas

maar al te veel gebeurt worden zulke stumpers ook nog altijd geplaagd

waar door ze natuurlijk niet beter worden, maar zich dan ook nog kwaad

maken en geheel overstuur geraken.

Iemand zeide eens tot IJmme Klaasen, och IJmme wat heb jou ook wat op

de wereld, je beleeft wat, och zei IJmme het kon nog slimmer. Nog altijd

scheen zij gelaten en te rusten in haar lot. Wel zeide ze soms, meer in zich

zelf, als ons mem het eens wist, als ons mem het een wist, maar tegenover

anderen klagen over het kruis dat zij in dezen had te dragen dat deed zij

niet.

Zoo lang moeder IJmme nog leefde ging alles zoo zijn gewonen gang, maar

kwam die eens te vallen, want zij begon al flink op jaren te komen, wie zou

dan voor die achter blijvers de stakkers zorgen? Gewis heeft zij zelf ook veel

daarover getobt, maar tevens ook geweten waar zij met al hare

bekommennissen heen moest.

Eindelijk brak de dag aan dat dit moeite vol leven een einde nam. Het was

in het jaar 1875 dat zij het moede hoofd neder legde en insliep. Het was de

slaap des doods.

Nu volgden er voor Klaas nog een paar moeilijke weken. Nu zijn moeder

niet meer kwam om hem ter verzorgen en toe te spreken, werd hij

onrustiger en riep onophoudelijk “Mem, mem”.

Dit heeft zoo eenige weken geduurd en toen is ook hij gestorven. Algemeen

werd aangenomen dat hij van heimwee gestorven was. Toen ze hem op

namen om z.g. af te leggen, bleek hij heelemaal krom en vergroeid te zijn,

het was een misvormde gestalte waar het hoofd met lang en onverzorgd

haar en baard omringd was. Er moest een buitenmodel kist gemaakt

worden om het lichaam van dezen ongelukkige te kunnen bergen.

Nu moet ik nog even iets aan halen over Betske, zij was in haar jonge jaren

met iemand verloofd, een zekere Klaas Appelman (ook wel Gabbe Klaas

genoemd) en stonden op ‘t punt om te trouwen. Haar aanstaande man

begaf zich op zekeren dag daar toe op weg naar Nes om bij den burgelijken

stand aangifte te doen van hun voorgenomen huwelijk.

6Het huisgezin van Douwe Claasen

Page 9: Het huisgezin van Douwe Claasen

In 1809 nam de landmeter Cornelis Boling enkele dwarsprofielen op,ter hoogte van de Slenk. Hij tekende deze op een kaart van P. vanDiggelen, dat weer een kopie was van de kaart van Pieter de la Riveuit 1731. Bron: Rijks Archief te 's Gravenhage.

Het was in den ochtend van den 19 october 1840 dat eenige personen op

reis zijnde naar Nes voor de slenk aan kwamen, waar toen het water zeer

hoog stond. Ze waren met een wagen en dachten er nog wel door te

kunnen, maar dit viel hun erg tegen. In plaats van er door te komen

geraakten ze als ‘t ware in een gat, het welk zoo diep scheen te zijn, dat de

paarden begonnen te zwemmen. Enkelen van hun op levensbehoud

bedacht, probeerden door aan der paarden te gaan hangen aan de overkant

te komen.

Juist op dat critieke oogenblik naderde er iemand uit het dorp Nes, het was

Johannes Lolkes Wagenaar die al ras bespeurde dat er iets bijzonders aan

de hand was, waarom hij zich haaste om bij hun te komen. Al spoedig zag

hij het gevaar waarin deze menschen verkeerden en trachte zonder beraad

al het mogelijke te doen wat gedaan konde worden om deze in nood

verkeerrenden te helpen.

Na veel moeite gelukte het hem met behulp van een paard twee hunner op

het drooge te brengen, een derde echter kon hij niet grijpen, zoo dat deze

met het water worstelende man ten slotte niet meer in staat was het hoofd

boven water te houden en begon te zinken. De pogingen welke nog tot

redding werden aangewend, bleven vruchteloos en moest men ‘t aanzien,

dat deze jonge man door verdrinking om het leven kwam.

7Het huisgezin van Douwe Claasen

Page 10: Het huisgezin van Douwe Claasen

Afbeelding Snik

Eenigen tijd later schonk Betske het leven aan een jonge dochter welke

Jantje genoemd werd. Dit meisje werd bij het opgroeien echter te veel in

huis gehouden, verder dan het erf bij huis mocht zij niet komen, zoo dat zij

in ‘t geheel geen omgang met anderen kinderen had en zij later toen ze

volwassen was menschen schuuw was geworden, en soms heel vreemd kon

doen. Met de jaren werd dat er niet beter op en in het laatste van hun leven

werd het zoo erg dat ze niet meer vertrouwd waren om hun huishouding op

te houden en er werk van gemaakt werd om ze in een gesticht te krijgen.

Den 27 juli 1887 was de dag dat ze zijn afgereisd. Met de visschers Snik

van Jitse de Jong werd de reis naar Harlingen ondernomen.

Mijn oom Douwe W. de Boer ging mee als geleiders. Toen ze in Harlingen

aan kwamen stond er een wagen gereed om ze in ontvangst te nemen. Mijn

oom en Jitse de Jong namen eveneens plaats in den wagen en ging de reis

verder naar Franeker, alwaar ze voor het krankzinnigen gesticht stil hielden.

Hier werden de zware deuren ontgrendeld en geopend en de wagen naar

binnen gereden, waarna de deuren direct weer gesloten werden. Ze zouden

voor hun niet meer geopend worden dan bij hun dood. Reeds de eerst

aankomende winter kwam Betske te overlijden, terwijl haar dochter Jantje

die nu alleen over bleef, in den zomer daarop stierf.

8Het huisgezin van Douwe Claasen

Page 11: Het huisgezin van Douwe Claasen

Krankzinnigengesticht Franeker

Het huis gezin van IJmme werd na haar mans dood financieel gesteund door

de Doopsgezinde gemeente te Amsterdam. Terwijl na den dood van moeder

IJmme, Betske en haar dochter even eens zoo lang zij leefden deze

ondersteuning hebben genoten, door dat in aanmerking werd genomen, dat

Douwe Claasen in zijn leven de Doopsgezinde gemeente als voorganger

gediend had.

Trientke was de eenigste die geheel normaal en tevens ook flink bij de hand

was. Af en toe was zij nog al eens bij haar Bep (grootmoeder) Trijntje Jans,

die toen alleen woonde, om wat boodschappen te doen, wat licht huiswerk

verrichten enz. Ook moet zijn nog al een haar Grootmoeder geleiden

wanneer deze ergens heen moest op visite. ‘s Middags precies 2 uur gingen

ze dan op stap en ‘s avonds haar weer terug halen. Wanneer ze thuis was

en haar Grootmoeder haar niet direct noodig had, dan moest zij daar in

allerlei arbeid mee helpen. Ook moest ze vaak met haar vader er op uit en

hem overal behulpzaam zijn. b.v. naar ‘t veld te aardappels zetten, in de

hooitijd ‘s morgens met Brood en koffie naar de maaiers die al vroeg naar ‘t

veld waren gegaan om te maaien, werd het hooi thuis gehaald dan moest ze

daar weer helpen in de schuur om het hooi te verstouwen. Paarden van de

grie halen enz. Werd het op gestapelde hooi op ‘t laatst zoo hoog, dat het

aan de z.g. balk toe kwam dan ging ‘t moeilijk om er boven op en er weer af

9Het huisgezin van Douwe Claasen

Page 12: Het huisgezin van Douwe Claasen

te komen. Dan moest haar vader haar op tillen en moest zij ondanks haar

tegenstribbelen zien er tegen op te klimmen.

Groote Klaas was niet in staat iets te doen aangezien hij zoo gebrekkig was,

ook de andere jongens waren tot den arbeid niet geschikt, dus was zij als

aangewezen in allerlei werkzaamheden te helpen. - Van schoolgaan is bij

haar dan ook niet veel gekomen waar van het gevolg was, dat zij later

helemaal niet kon schrijven. Wanneer het voorkwam dat ze haar

handtekening moest plaatsen op een of ander stuk of akte, dan kon ze dat

slechts heel gebrekkig doen. Met het lezen ging het echter beter ja zelfs

zeer goed maar hier over later meer.

Ja, het was bij Douwe Klaasen zoo als grootmoeder vaak zeide, “een

bezochte huishouding”. Allerlei wederwaardigheden hebben ze gehad voor al

met de kinderen hebben ze veel beleefd. En daar bij een schraal stuk brood

zoo als men wel eens zegt. In de drukste tijd in den zomer moest er wel

eens een knecht gehuurd worden voor eenige weken. Nu was het loon wat

ze zoo’n knecht hadden te geven, des tijds niet zoo groot, want het geld

had toen meer waarde dan in den tegenwoordigen tijd. Doch ze hadden

hem dan ook op den kost en zoo’n jonge knecht, die zoo’n heelen dag mee

op ‘t land werkte luste ook graag wat en IJmme Klaasen was niet karig, ze

had veel voor een ander over. Brood kon ze nog wel geven, want dat

haalden ze op den kerfstok 2.

Later in de den herfsttijd wanneer het dorschen van het graan was

afgeloopen en het gedorschte graan gezuiverd was werd het naar den

bakker gebracht dan werd er een zekere dag bepaald voor het z.g. “kerfstok

verrekenen”, een zeker bedrag werd dan als “bakloon” betaald, en men kon

weer een geheel jaar zijn brood halen op de kerfstok. Maar geld was er

gewoonlijk weinig in huis.

Het is wel voorgekomen dat er geen geld meer aanwezig was om de aller

noodzakelijkste dingen welke men in het dagelijks leven noodig heeft te

kunnen koopen, zoo dat wel eens bij een goede buur werd aangeklopt en

diens hulp werd ingeroepen, die dan een zeker bedrag ter leen gaf, waar

voor dan een paar voorwerpen van waarde als pand gegeven werd. Zoo dra

echter de omstandigheden het veroorloofden werden deze weer tegen

betaling van het geleende bedrag ingelost.

2Van elke 30 broden á 5 pond, werd f 1,00 bakgeld betaald (= toelichting van C.J. Manje)

10Het huisgezin van Douwe Claasen

Page 13: Het huisgezin van Douwe Claasen

Afbeelding van een kerfstok

Het waren gewoonlijk een paar zilveren eetlepels die door de ouders waren

nagelaten en dus geërfd waren en waar aan men gehecht was.

Twee van zulke eetlepels zijn nog in mijn bezit. Deze lepels met in

gegraveerde letters in de steel. K. D. A. K. zijn afkomstig van Klaas Douwes

Hennes en Antke Klaases Das. Jaartallen komen op deze lepels niet voor. Ze

zijn echter van vóór 1779, want toen was Antke Klaases niet meer in leven.

In genoemd jaar is Klaas Douwes den 5 December voor de tweede keer in

het huwelijk getreden met Trijntje Jans. Deze lepels herinnerenden nog aan

een tijd van meerderen welvaart den vorige eigenaars waarvan Douwe

Klaasen ze geërfd had en deswege ze ook niet graag wilden missen.

Douwe Klaasen is wat het maatschappelijke betreft zijn vader niet op

gevolgd, daar hij een eenigste zoon was is het zeer wel mogelijk dat zijn

vader hem heeft afgeraden om naar zee te gaan en hem heeft laten

opleiden in het boere vak, althans zoo als uit het hier verzamelde blijkt had

hij een boerderij, en daar de boerderijen des tijds lang niet zoo groot waren

als tegenwoordig (gemiddeld 4 á 5 koeijen, 2 paarden en wat jong vee

navenant, zoo kan men wel eenigzins nagaan dat het veel al tobben was om

rond te komen.

Ja, Douwe Klaasen had geen gemakkelijk leven. Allerlei tegenslagen had hij

te verduren zoo wel in zijn bedrijf als in zijn huiselijk leven.

Het was als ‘t ware een gedurig worstelen en roeijen tegen den stroom. Hij

was iemand met een eerlijk karakter en wilde graag aan al zijn verpligtingen

voldoen, het welk hem soms veel hoofdbrekens koste. En bij al den

lichamelijken arbeid had hij ook nog geestelijk werk te verrichten. Het

geslacht dat de liefdepreekers gekend heeft is na genoeg uit gestorven,

slechts enkelen zijn er nog die het zich kunnen herinneren dat de

voorgangers der Doopsgezinden op Ameland in vroeger tijden z.g.

11Het huisgezin van Douwe Claasen

Page 14: Het huisgezin van Douwe Claasen

liefdepreekers waren. Deze werden bij stemming uit de broeder schap

gekozen en bij gebleken geschiktheid werd hun gevraagd of ze ”het aan

namen”

Wanneer dan het antwoord bevestigend luidde. Zoo werden ze verzocht of

ze zich wilden toe leggen om de hun opgelegden taak te kunnen volbrengen

en ter gelegener tijd eens een proeve van hun geschiktheid te willen leveren

in de vorm van een predicatie.

Cornelis P. Sorgdrager, die ten 10 februari 1782 als leeraar werd verkozen

zegt van zijn benoeming als zoo danig aldus “en hebbe op hoop en onder

inwachting van de Goddelijke ondersteuning dit mijn op gelegde ambt

aangenomen”.

Ook Douwe Klaasen is dit te beurt gevallen. In het jaar 1822 werd hij

tegelijk met Jan Douwes Dekker als leeraar verkozen en was hij hier door

genoodzaakt door eenige zelfstudie zich tot deze taak te bekommeren.

Overdag had hij daar toe geen tijd, dan nam zijn bedrijf al zijn tijd in beslag

en was al zoo genoodzaakt om ‘s avonds soms in den nacht studie te maken

voor een preek.

Voor het vervaardigen van preekboekjes werden losse vellen papier

aangeschaft, waar van de preekers zelf een preekboekje moesten zien te

maken. Die preek boekjes hebben allen een zelfder formaat 16x20 cm. en

varieeren van 32-52 bladzijden.

Al de schrijfbenoodigdheden daar toe noodig werden gehaald bij den

preeker C.P. Sorgdrager die er vermoedelijk een winkel op na hield.

Mijn Grootmoeder was toen een meisje van 8-10 jaren, die daar dan heen

moest om een en ander te halen, zoo als papier, inktpennen enz.

Sorgdrager richt zich dan tot haar met de vraag “is het voor je heit”? Ja”

zeide Gr. Moeder “nu meisje” zeide hij dan “dan mag ik geen geld nemen

want dat is liefde werk”.

En dat was ook zoo. Traktement kregen ze niet, ze deden hun werk n.l. hun

arbeid in den dienst des Heeren uit liefde om door hun benaming, liefde

dienaars.

Zoo als gezegd werden Douwe Klaasen en Jan Douwes in 1822 tot leraar

verkozen en werden in 1826 als zoo danig bevestigt. Dat zij in dien tuschen

tijd wel eens zoo nu en dan gepreekt zullen hebben, is aan geen twijfel

onder hevig. Het gebeurde wel meer dat er eenige jaren verliepen voor dat

de bevestiging plaats vond. Met Sorgdrager verliepen er bijna 6 jaren, en

met Jacob Heijs die tegelijk met Sorgdrager bevestigt werd zelfs 11 jaren

12Het huisgezin van Douwe Claasen

Page 15: Het huisgezin van Douwe Claasen

Hollum, Ameland in 1749 (Bron: www.amelandtekaart.webklik.nl)

toen ze eindelijk vrijmoedigheid vonden om geregeld hun dienst waar te

nemen.

Het was den 10 september 1826 dat Douwe Klaasen en Jan Douwes door

Hendrik IJnsen de Jong tot hun dienswerk werden ingeleid en bevestigd.

Hendrik IJnsen deed dit naar aan leiding van 1 Cor. 3:5. Des namiddags

verbond Douwe Klaasen zich aan de gemeente met een leerrede naar de

woorden van Herbreën 13 vers 17, welk vers aldus luidt:

“Zijt uwene voorgangeren gehoorzaam en zijt hun onderdanig, want zij

waken voor uwe zielen als die zekerschap geven zullen. Op dat zij dat doen

mogen met vreugde en niet al zuchtende want dat er is u niet nuttig”.

Een copie van deze preek is in mijn bezit.

13Het huisgezin van Douwe Claasen

Page 16: Het huisgezin van Douwe Claasen

Wanneer Douwe Klaasen zijn preeken schreef, dan deed hij dat meest al bij

zijn moeder Trijntje Jans, die één huis van hun af c.a. 35 Meter afstand,

woonde en die alleen woonde, hij had daar niet de minste afleiding en kon

al zoo rustig aan zijn preek voort werken. De voor kamer diende als studeer

vertrek. Een flinke ruime kamer van 4¾ breed en 5 meter diep, al waar in

de zuidoost hoek een lessenaar stond met een statenbijbel er op.

Ook gebeurde het wel eens dat hij, wanneer ‘t soms wat laat werd daar

bleef slapen, maar ook dan wanneer hij in bed lag kon hij nog lang met zijn

preek bezig zijn. Grootmoeder die veel bij haar Bep verkeerde en daar sliep

lag dan vaak er naar te luisteren tot dat eindelijk alles stil werd en zij met

hun drieën weldra in slaap vielen.

De preekers behoefden echter niet elken zondag op te treden, dat zouden

ze bezwaarlijk kunnen hebben volbrengen, aangezien zij althans de boeren,

dagelijks op den akker verkeerden en dan ‘s avonds wanneer het vee

verzorgd was en het gezin van koffie en brood verzadigd weinig lust zullen

gehad hebben om dan op nieuw te beginnen. Zij waren toch ook menschen

met hun natuurlijke behoeften, en zal het ook wel zijn voorgekomen, dat

onder het door bladeren den H. Schrift en ander studie materiaal, de slaap

hun te machtig is geworden.

Er waren gewoonlijk een zestal predikers, die om beurten deze dienst

waarnamen in de drie dorpen.

Omstreeks dien tijd waren er de volgende personen als voorgangers in de

gemeente werkzaam: Cornelis P. Sorgdrager, Hendrik IJnsen de Jong, Pieter

Jacobs Prater, Tjerk Pieters Akkerman, Sjoerd Barends de Boer, Douwe

Klaasen Hennes en Jan Douwes.

In 1826 overleed C.P. Sorgdrager en daar Hendrik IJnsen ook al op jaren

kwam, hij was toen 63 jaar, begon men in te zien dat het getal preekers

diende aangevuld te worden.

Doch daar toe kwam het direct niet men hield het nog zoo wat gaande, tot

dat in 1829 het getal preekers vermeerderd werd door het verkiezen van

twee leraars t.w. Pieter Jacobs Kat en Hans Jans Barends.

Zoo als ik reeds aanhaalde geschiedde het preeken om beurten en werd

door de preekers onderling besproken en vastgesteld. Het kwam ook wel

eens voor dat een der dienaars wegens ongesteldheid geen dienst konde

doen.

14Het huisgezin van Douwe Claasen

Page 17: Het huisgezin van Douwe Claasen

In zulk een geval moet dan een der andere leeraar zijn beurt waarnemen.

Wanneer al dus iemand aan de beurt kwam, had hij te zorgen op tijd zijn

preek klaar te hebben.

Grootmoeder kon er zoo van vertellen hoe zij, nog zeer jong zijnde, vaak

aan de hand van haar vader de reis naar Nes meegemaakt had, wanneer hij

daar een preekbeurt had te vervullen. Ze namen dan ieder voor zich een

paar kousen extra mee om reden ze op de slenk bij Nes bijna altijd natte

voeten kregen, zoo dat ze dan bij aankomst te Nes dadelijk de natte kousen

uit en de drooge weer aan trokken.

Ja, het waren geen gemakkelijke en altijd even aangename tochten die ze

hadden te volbrengen, vooral in den winter bij onstuimig weer, bij regen of

sneeuw jacht, bij duisternis ‘s avonds, langs oneffene mulle zandwegen en

het loopen vaak heel wat inspanning koste, dan hadden de broeders

dienaars het niet gemakkelijk.

Doch ze beschouwden het als een taak van Gods wege hun op gelegd en zij

deswege gewillig en blijmoedig zich daar toe hadden te geven. Zij trokken

er op uit in ‘t besef hunnes roeping, als voorgangers der gemeente, als

wachters over het huis Gods.

Dat zoo’n tocht naar Nes ook niet geheel buiten gevaar was bleek voor al uit

het droevig ongeval dat de Nessen diaken Sipke Jurjens op zondag de 29

november 1795 overkwam. Deze was naar de godsdienst oefening te

Ballum geweest onder het gehoor van C.P. Sorgdrager, die zijn hoorders

bepaald had bij hetgeen geschreven staat in Romeinen 6:23.

Naar Nes terug keerende is hij daar evenwel niet aangekomen. Toen men

over zijn lang uit blijven ongerust begon te worden en erop uit toog om

naar hem te zoeken vond men slechts zijn lijk in de slenk al waar hij van

wege het hooge water verdronken was.

Wanneer de leeraars een ochtend dienst te vervullen hadden te Nes,

werden ze veel al bij dezen of genen verzocht het middagmaal mee te

nuttigen, voor dat ze weer naar Hollum terug keerden. Meestal werd dan

ook van het vriendelijk aanbod een dankbaar gebruik gemaakt. Later

evenwel schijnt hier in eenige verflauwing te zijn gekomen, ofwel men werd

onverschilliger omtrent godsdienstige zaken. Hoe het zij, door de leeraars

werd er over geklaagd, dat de menschen zoo weinig genegen meer waren

om hun gastvrijheid aan de voorgangers te betoonen. Het werd gaan de

15Het huisgezin van Douwe Claasen

Page 18: Het huisgezin van Douwe Claasen

weg minder. Dat een en ander weinig aanmoedigend voor de preekers zal

geweest zijn, laat zich wel verstaan.

Evenwel zij bleven hun roeping getrouw ziende en vertrouwende alleen op

hun Heer en helper van wien alleen zij zich afhankelijk wisten.

Zoo als ik eerder reeds aan haalde, hadden de preekers overdag hun arbeid

te verrichten op den akker of in de werkplaats en hadden derhalve weinig

gelegenheid om zich te oefenen voor een predikdienst. Toch waren ze daar

om trent ook overdag in den geest hier mede bezig. Tijdens den arbeid op

het veld of onder het melken der koeien, of het voederen der beesten, was

Douwe Klaasen steeds bezig zijn preek te repeteeren. Men moet toch zulke

mannen respecteren, dat zij bij al den arbeid betreffende hun bedrijf, nog

tijd konden uitwinnen en lust hadden tot het over denken en op schrift

stellen van een preek. God gaf hun de gaven en de kracht tot het volvoeren

van hun vaak moeilijke, maar tegelijk ook zoo heerlijke taak.

Sjoerd Barends de Boer van beroep timmerman, welke in 1814 uit en door

het broederschap tot leeraar gekozen was, was ook nog iemand van den

ouden stempel, een man met een innig vroom gemoed en die in zijn leven

blijk gaf van een godvruchtigen levenswandel en gemeenzamen omgang

met God.

Op zekeren dag was hij bij Douwe Claasen aan huis tot het verrichten van

eenig timmerwerk. Des middags noodigde de vrouw des huises IJmme

Claasen, de beide mannen om in de kamer te komen en thee te drinken aan

welken uitnoodiging aanstonds gevolg werd gegeven. Na dat ze aan tafel

plaats hadden genomen en hun pijpen hadden aangestoken en de

gepresenteerde thee gebruikten waren ze weldra in een levendig gesprek

gewikkeld. Het ging over zaken die hun het meest ten harte gingen n.l. het

heil hunner en de aan hun zorg toe vertrouwde zielen. Ja, nu het

gereedschap eenige oogenblikken ter zijde was gelegd en zij daar zoo

gezellig en in eensgezindheid des harten mochten getuigen van wat er in

hun binnenste leefde, toen waren ze echt op dreef.

“Vanochtend om 4 uur, zoo zeide Sjoerd Barends, was ik al bij de “Leene

wiel” en loofde ik daar den Heer”. Ze waren als ‘t ware vol vuur in ‘t diepst

van hun gesprek, tot op eens Sjoerd Barends naar de klok keek en met

schrik ontwaarde, dat het onder de hand al zoo laat was geworden en op

16Het huisgezin van Douwe Claasen

Page 19: Het huisgezin van Douwe Claasen

Roggeschoven

stond, zeggende “Douwe Klaasen het is al zoo laat ik kan zoo geen dag huur

houden, we moeten dat maar niet rekenen”. 3

“Ja, zeide Douwe Klaasen, dat is goed”. Grootmoeder had al dien tijd achter

haar vaders stoel staan luisteren en ging er geheel in op zij mocht altijd zoo

graag hooren zoo als ze later mij vertelde. Wat is het toch een voorrecht, ja

een zegen van God, in zulk een gezin opgevoed te mogen worden wij

kunnen dat nooit genoeg waardeeren en hebben God daar voor ootmoedig

te danken die ons in zulk een omgeving deed geboren worden en die ons

zulke ouders gaf. Spr. 22:6.

Douwe Klaasen was de laatste tijd zijne levens niet zoo helder meer bij ‘t

verstand. De huiselijke omstandigheden, de zorgen des levens en daar bij

de zorg voor de gemeente in de vervulling van zijn taak als voorganger, dit

alles heeft waarschijnlijk te veel gevergd van zijn uithoudingsvermogen.

Over dag handen arbeid en ‘s nachts geesteswerk verrichten, daar voor was

hij blijkbaar op den duur niet bestand.

Zoo was dan in ‘t laatst zijn verstand ietwat beneveld. Te midden van den

arbeid kon hij op eens stil blijven staan en in de verte staren, alsof iemand

hem riep, waar op hij dan antwoord gaf. Somtijds kon hij geheel

onverwacht van zijn stoel opstaan, liep de kamer uit en opende de buiten

deur, naar links en rechts uit ziende wie daar toch geroepen had. Natuurlijk

was er niemand te zien en bestond zulks alleen maar in zijne verbeelding.

Ook is het eens gebeurd dat hij op het veld zijnde voor een roggestuuk

stond te preeken.

3 er wat rekening mede houden (= toelichting van C.J. Manje)

17Het huisgezin van Douwe Claasen

Page 20: Het huisgezin van Douwe Claasen

Ja, het was wel droevig, den eens zoo arbeidzamen man en ijverig prediker

in zoo’n toestand te zien verkeeren. Bij het klimmen der jaren schenen zijn

lichamelijke krachten hoe lang zoo meer uitgeput te geraken, waarmede

tegelijk zijn geestelijke vermogens werden aangetast, van daar die

abnormale verschijnselen. Maar toch bleef zijn geest werkzaam met de

dingen van het Koninkrijk Gods, waar naar zijn hart steeds was uitgegaan

en waar in hij zich nog altijd kon verlustigen. Het was als leefde hij nu enkel

nog in het bewust zijn van zijn roeping als herder en leeraar in de zorg over

de kudde, hem toebetrouwd door zijn zender.

Dit verantwoordelijkheids besef scheen hem tot het laatst te zijn bij

gebleven. In zijn leven heeft hij in ware vroomheid, eerlijk en dienstvaardig

jegens de menschen, deze strijd gestreden in de kracht Gods tot het

behalen van den kroon der overwinning, ziende op den oversten leidsman

en vol einder des geloofs Jezus Christus.

In het jaar 1853 den 18 den october werd zijn aardschen tabernakel

gebroken na dat deze hem 69 jaren gediend had op zijn tocht door de

woestijn van dit leven naar het hemels Kanaän.

Na een zorg vol leven vol van moeilijk heden en tegenslagen heeft God

dezen dienaar van zijn aardschen post ontheven en tot het stof zijnen

vaderen doen terug keeren. Moge zijn ziel juichen voor Gods troon en zich

verlustigen in Hem wien hij op aarde zij het met veel gebrek en te

kortkoming wenschte te dienen in leer en leven om daar eeuwig de genade

des Heeren te prijzen.

18Het huisgezin van Douwe Claasen

Page 21: Het huisgezin van Douwe Claasen

Eenige bijzonderheden aangaande Willem Hendruiks de

Boer en Jetske Tjeerd Visser een vervolgens

Daar mijn Grootmoeder Trienke Douwes Hennes, gehuwd is geweest met

Willem Willems de Boer, komen we als vanzelf in aanraking met deze

familie.

De ouders van Grootvader Willems waren: Willem Hendriks de Boer en

Jetske Tjeerds Visser.

De ouders van Willem Hendriks waren: Hendrik Claases de Boer en Antke

Willems.

De kinderen van dezen waren als volgt:

Antke, gedoopt 1 november 1771

Willempje, geboren 9 mei 1779

Willem, geboren 29 sept. 1783

Jan, ,, 4 maart 1787

Klaas, ,, 19 sept. 1791

Toen Hendrik Claases stierf bleef zijn vrouw, Antke Willems met de kinderen

in zorgvolle omstandigheden achter. De jongens moesten deswege zoo

spoedig mogelijk zien iets te verdienen, en zijn waarschijnlijk na het

eindigen der schooljaren al gauw naar zee gegaan.

Willems was zoo gelukkig al spoedig op te klimmen tot de rang van

opperstuurman en was hier door in staat, om de zorgen voor het huisgezin

eenigzins te verlichten. Eenigen tijd later werd er op een werf te Hoogezand

een schip gebouwd waarop hij toen als Gezagvoerder werd aangesteld.

Ter zelfder tijd is hij toen op 26 jarigen leeftijd getrouwd met Jetske Tjeerds

Visser, den 22 April 1810. In de portefeuille welke in mijn bezit is staat met

gouden schrift: Willem H. De Boer 1810.

Een niet onaardige herinnering aan twee niet onbelangrijke gebeurtenissen

uit het leven van Willem H. de Boer. In een kleine opening tusschen den

omslag dezer portefeuille bevond zich een eenvoudig zilveren

potloodhouder, welke tot op heden altijd door mij wordt gebruikt.

Zes kinderen, 5 zoons en een dochter hebben ze groot gebracht.

1 t.n.v. Hendrik geboren 20 juni 1811

2 Willem ,, 6 jan. 1814

19Het huisgezin van Douwe Claasen

Page 22: Het huisgezin van Douwe Claasen

Voorbeeld van een Barkschip

3 Gelske ,, 19 dec. 1817

4 Klaas ,, 29 juli 1820

5 Jan ,, 3 april 1826

6 Dirk ,, 5 maart 1823

Het eerste schip waar over Willem Hendriks de Boer het bevel voerde zal

zeer waarschijnlijk de “vereeniging”geweest zijn. Er bestaat althans een

schilderij voor stellend een Barkschip genaamd “vereeniging” Kaptein W.H.

de Boer, 1825. Dit schilderij is thans in ‘t bezit van Laurens Jans de Boer.

Een tweede schilderij waar van Klaas H. Nobel de eigenaar is, stelt voor een

barkschip genaamd “De vriendschap” van Amsterdam. Kaptein W. H. De

Boer 1839.

De vlag in den top der mast bevat de letters W.d.B.

Terwijl alzoo de man met zijn schip de baren des Oceaan door kliefde tot

naar de verre Indische kusten en bij droeg tot de welvaart en bloei der

Hollandsche scheepvaart was de vrouw de taak op gelegd, haar huisgezin

alleen te besturen en ruste op haar de verantwoordelijke pligt, betreffende

de opvoeding der kinderen, welke God haar geschonken had.

Ja, vooral de opvoeding der kinderen eischte veel zorg en toewijding. Was

haar man soms wel eens wat al te streng in zijn vaderlijke pligten jegens de

kinderen, dan wist zij altijd zonder evenwel al te toegevend tegenover haar

kinderen te zijn, met overleg haar bemiddeling aan te wenden op een wijze,

die haar positie als Echtgenoote en Moeder tot eer verstrekte en waar door

20Het huisgezin van Douwe Claasen

Page 23: Het huisgezin van Douwe Claasen

haar Man tot het besef kwam, dat haar het op voedingswerk zeer wel was

toe vertrouwd en er ten slotte mee in stemde.

In dit op zicht moest haar man haar steeds bewonderen en toegeven dat zij

in dezen zijn meerdere was. Spr. 31:10.

Ja, Grootmoeder Jetske Tjeerds Visser was een flinke vrouw, waren er

menschen die in moeilijkheden zaten, dan werd bij haar aangeklopt en werd

haar de zaak voorgesteld, waarop zij dan advies gaf en zelf vaak handelend

optrad. In vele gevallen werden dan die zaken op bevredigende wijze op

gelost.

Menig leed is door haar verzacht, de vele behoeftigen die hier destijds

waren, werden zoo veel zulks mogelijk was door haar persoonlijk bezocht.

Menigeen heeft zij dan ook met raad en daad bij gestaan en geholpen.

Wanneer haar man W.H. de Boer zijn reis volbragt had en in Nieuwediep

was binnen gekomen dan werd door hem een scheepje naar Ameland

gezonden met een brief voor zijn vrouw. Zoo’n scheepje noemde men

destijds “Miedschip” d.w.z. een schip met een bijzondere opdracht, bericht

over brengen.

Reeds weken van te voren werd er al door de boeren-voer-lui naar zoo’n

Miedschip uitgezien. Kwam er dan eindelijk een in ‘t zicht, dan er al spoedig

enkele jonge boeren het zij per wagen of te paard het dorp uit en begaven

zich op weg naar de waterkant, de Hollummer Ree”. Wie dan het eerst bij

het schip was, kreeg dan de brief mede om die bij de Kapiteins vrouw te

bezorgen. De brenger van zoo’n brief had dan een goede dag, want behalve

dat hij dan eens extra getracteerd werd kreeg hij bovendien een flinke fooi.

Nu maakte het nog al eens verschil en was zoo’n fooi niet altijd even gelijk

groot. Dit hing meestal af van de mate der mildheid van de betrokken

Kapiteins vrouw. De een was karig, ja vaak gierig en de ander goedgeefs.

Een en ander was dan ook genoegzaam bekend en vooral onder de voerlui

was men hier van voldoende op de hoogte.

Volgens een oude boer mij eens verteld, stond Grootmoeder in dit opzicht

goed aangeschreven. Nu, hier aan twijfelde ik dan ook geen oogenblik. Als

kapiteinsvrouw, behoorde ze dus tot de gegoede stand in het dorp, en

ontbrak het haar niet aan middelen om haar behoeftige mede dorpsgenoten

wel te doen.

Doch hoe velen zijn er vaak die in gelijke omstandigheden verkeeren als zij,

doch die zich om hun naasten niet bekommeren wier toeleg alleen maar is

21Het huisgezin van Douwe Claasen

Page 24: Het huisgezin van Douwe Claasen

om voor zich zelf zoo veel mogelijk schatten ter vergaderen, maar de armen

en hulpbehoevende mede mensch in wiens onmiddelijke nabijheid God hun

plaatste, hulp te bieden daarvoor zijn ze even koud en gevoelloos als een

steen. Ach, de zulken verstaan het niet, dat het zaliger is te geven dan te

ontvangen. Het rechte genot van de hun geschonken aardsche goederen

wordt door hun niet gesmaakt. Niet te ontvangen maar te geven, is de

zaligheid van ‘t leven.

Het was dan ook algemeen bekend dat Jetske de Boer zoo als zij meestal

genoemd werd, veel voor de armen en behoeftigen deed en vaak met milde

hand hulp bood.

Vooral bij het naderen van den winter ging zij zoo nu en dan er op uit en

bezocht die genen die zij dacht het niet ruim te zullen hebben, en vroeg hun

dan hoe ze het hadden of ze wel behoorlijk beddegoed hadden, of ook

gebrek aan warme kleeding, aardappelen, brandstof enz. Werd het haar dan

duidelijk dat ze aan ‘t een of ander gebrek hadden, dan zorgde zij er voor

dat het noodige er kwam. Het gebeurde wel eens dat bij een zeer armoedig

gezin een wagen turf werd bezorgd zonder dat de menschen wisten aan

wien ze zulks hadden te danken, maar zullen het later allicht wel hebben

begrepen.

Wanneer Gr. moeder Jetske den brief, welke de behouden aankomst van

haar man vermelde, ontvangen had, moest zij zoo vlug mogelijk zich gereed

maken voor de reis, want zij moest met het zelfde Miedschip dat op haar

bleef wachten, de reis naar N. Diep of Amsterdam ondernemen.

Het spreekt van zelf dat zij al weken van te voren hier op had gerekend,

doch wanneer het dan eindelijk zoo ver is, dan valt er in een huishouding

toch nog zoo veel te regelen en te bedisselen, want de kinderen blijven

achter en daar moet ook voor gezorgd worden, het zij dat ze bij familie

worden op genomen of er wordt iemand in huis genomen die de

huishouding kan waarnemen.

Op deze dag dat de bewuste brief is aangekomen is het een en al drukte en

beweging, het is een geloop en gedraaf den ganschen dag tot soms laat in

den nacht. Familie, goede kennissen en buren kwamen om haar met het

goede bericht geluk te wenschen en booden vaak hun diensten aan om in ‘t

een of ander behulpzaam te zijn. Het liep af en aan, zoo dat Gr.moeder

Jetske blij was wanneer ze goed en wel op het schip en daar kooigoed kon

uit leggen waar op zij haar ledematen kon uitstrekken. Zoodra het schip vlot

begon te worden, werd het anker gelicht, het zeil geheschen, en de reis

werd aanvaard.

22Het huisgezin van Douwe Claasen

Page 25: Het huisgezin van Douwe Claasen

Het was in den winter van 1813-14 dat twee oost Indie vaarders van hun

reis behouden waren aangekomen. Beiden stonden onder bevel van een

Amelander Kapitein. De een was Willem H. De Boer, de andere Dirk Tjeerds

Visser, een broeder van Jetske Tjeerds. Beiden hadden hun vrouwen bij zich

aan boord.

Den 6 den januari werden Kapt. W. De Boer en zijne vrouw verblijd met de

geboorte van een zoon. Bij de aangifte van deze gebeurtenis bij den

Burgerlijkenstand te Amsterdam werd hun gevraagd hoe ze de den jongen

wereldburger wenschten te noemen, ze zeiden: Tjeerd want hun oudste

zoon was naar de mans vader genoemd en heete “Hendrik”, en deze moest

nu den naam dragen van de vrouws vader. Maar hier van wilden de

Ambtenaren van den Burgerlijkenstand niets weten, ze zeiden, Tjeerd, dat

is geen naam, dat lijkt nergens op die naam nemen wij niet aan, je moet

hem naar je man noemen, “Willem”, dat is een heele goede en bekende

naam.

Natuurlijk gingen ze hier op niet direct in. Reeds lang van te voren was dit

besproken en vast gesteld, dat wanneer het een jongen werd, dan moest

dat een Tjeerd wezen. En nu werden ze in dit hun voornemen door de

plaatselijke overheid bemoeilijkt.

Dit kwam hun wel wat onverwacht over, doch na eenig delibereeren werd

hierin toegestemd en besloten hem “Willem” te noemen.

De schepen van W.H de Boer en Dirk Tjeerds Visser lagen naast elkaar. Dirk

Visser was gehuwd met Fanneke van der Gouwe te Nieuwendam den 8

januari 1805, te zelfder tijd werd ook daar een zoon geboren, ook zij wilden

hem den naam Tjeerd geven doch bij de aangifte werd hun hetzelfde

antwoord gegeven als aan W.H. de Boer en zijn vrouw ze zeiden, “noem

hem naar je man”, en al zoo is geschied, het werd een Dirk.

Daar Grootvader Willem Hendriks de Boer kerkelijk bij de Hervormde

gemeente behoorde, zoo werden de kinderen, welke naar zijn familie

genoemd waren klein gedoopt in de grote of Hervormde kerk.

Wanneer er een kind gedoopt zou worden ging moeder Jetske zelf met het

kind in de armen voor de preekstoel staan en hield het ter doop, want zeide

zij: “ik ben de moeder en moet het kind voeden en opvoeden”. Zij

aanvaarde het als een taak van God haar op gelegd en toe vertrouwd.

De kinderen naar haar familie genoemd behoorden bij de Doopsgezinde

gemeente, welke waren: Willem, Gelske en Dirk.

23Het huisgezin van Douwe Claasen

Page 26: Het huisgezin van Douwe Claasen

Nu moet ik nog een andere zijde van deze merkwaardige vrouw belichten.

Zoo als ik reeds zeide, was zij iemand die met de pen wist om te gaan. Niet

alleen dat zij vaak voor anderen de pen hanteerde om zaakjes in orde te

brengen, ook op ander terrein heeft zij haar schrijftalent aangewend.

In het jaar 1862 is zij begonnen met het schrijven van een dagboek, zij was

toen juist 73 jaar geworden. Iederen dag schreef zij een paar bladzijden

naar aanleiding van een tekst uit de H. Schrift, afwisselend uit het oude en

nieuwe Testament. Hier voor maakte zij boekjes van c.a. een paar honderd

bladzijden dik voor 3 maanden dus, formaat 21x13 cm. Het papier van deze

boekjes was nu eens wit en dan weer van een licht blauwe kleur.

Elk boekje werd op den omslag genummerd van 1 af. Hiermede is zij

voortgegaan tot eind 1869.

Het laatste boekje, beginnend 1 october van genoemd jaar, begint naar

aanleiding van openbaring 1 vers 4, midden gedeelte en vers 5 a voor aan

op den omslag (binnenzijde) staat als volgt: “No 32. Dagboekje van Jetske

TJ Visser voor ¼e jaar. 1869".

Op het achterste deel van den omslag (binnen zijde) schrijft zij als volgt:

“en hier mede besluit ik verder met mijn schrijverij, want veel boeken te

maken is geen end. Dog ik hoop dat het, (al is het gering en eenvoudig)

toch niet geheel verwerpelijk mag zijn. Voor geleerden is het zeker niets

waard, als mocht het voor eenvoudigen of kinderen tot van eenig nut zijn,

dan zal het mij welzijn, doch het meest was mij te doen om mijn eigen

geest op te scherpen en te oefenen. De Heer zegene het waar het te pas

komt. Het zij zoo”.

Acht jaar lang heeft zij al zoo dit werk voortgezet, waar voor zij iederen dag

zich eenigen tijd afzonderde in stille overdenking en bepeinzing van Gods

woord.

Grootmoeder Jetske begon op ‘t laatst op een leeftijd te komen, dat zij zich

niet meer zoo goed kon redden en den druk der jaren begon te gevoelen

zoo dat het haar bezwaarlijk ging worden om de huishouding langer op te

houden, zoo dat zij er over dacht, om de huishouding maar op te breken.

Na eenig overleg met haar kinderen dien aangaande, werd toen besloten

om hieraan gevolg te geven en dan bij haar eenige dochter Gelske, die

gehuwd was met Cornelis Dirks de Groot, te gaan inwonen.

Alzoo is geschied en heeft toen nog eenige jaren in een tamelijk goede

gezondheid door mogen door brengen tot dat het God behaagde haar op 96

jarigen leeftijd van haren aardschen taak te verlossen, en naar we mogen

gelooven haar heeft doen in gaan de vreugde haar’s Heeren.

24Het huisgezin van Douwe Claasen

Page 27: Het huisgezin van Douwe Claasen

Onder de tekst stond deze tekening. Tevens deenige illustratie in beide boekjes (R.S)

Een ziekbed heeft zij niet gehad. Het was in den avond van 2 maart 1885.

Twee haren zonen waren er dien avond op bezoek en zaten er gezellig in

gesprek met hun zwager de Groot, terwijl de overig familie leden van het

gezin rond de tafel zaten. Tot opeens een uit het gezelschap zeide: ”wat

doet Grootmoeder vreemd” en toen men naar haar toe ging, (zij zat in haar

leuning stoel) zag men nog even haar mond bewegen en de levensgeesten

waren geweken. Zacht en bijna onmerkbaar, gelijk een kaarsje die uitdooft,

dewijl haar sappen verteerd zijn, is haar ziel het lichaam ontvloden naar

hemelsche gewesten, terug gekeerd tot Hem, die haar geformeerd had tot

een levende ziel.

Met het afsterven van Gr. moeder Jeske Tj. Visser is er als ‘t ware een

tijdvak afgesloten en komen we nu in aanraking met een volgend geslacht.

Mijn Grootvader Willem N. de Boer en Grootmoeder Trientke Douwes

Hennes zijn gehuwd den 12 December 1834. Grootvader de Boer had in zijn

jeugd het timmervak geleerd en was daarvoor in Amsterdam bij een baas in

de leer geweest. In het begin hunner huwelijks jaren was hij dan ook op het

dorp Hollum in dit vak werkzaam, doch hij had geen sterk gestel en was

zenuwachtig van aard. Bij het zitten op de huizen en schuuren tijdens de

werkzaamheden werd hij op ‘t laatst zoo doof, dat zijn ouders hem

aanraden om het timmerwerk maar op te geven en dan maar een bakkerij

op te zetten.

En alzoo is geschied, er werd een kamer in het huis in de Westerlaan daar

voor ingericht en een knecht gehuurd, die toen mijn Grootvader op de

hoogte van het vak gebracht heeft.

Grootmoeder hielp van begin af aan flink mee in de bakkerij en daar zij nog

een helder verstand had en van aanpakken wist, kwam het al zoo ver, dat

Grootmoeder zeide ”de knecht moet de deur uit, we kunnen het nu zelf wel

redden”, want zeide zij, de knecht maakte het goed zoo zwaar dat er niets

aan verdiend kon worden.

25Het huisgezin van Douwe Claasen

Page 28: Het huisgezin van Douwe Claasen

Reeds eerder had Grootvader Willem Hendriks een schuur laten bouwen

aansluitend aan de Noordwesthoek van het huis.

De achterste helft van de oven bevond zich in het z.g. achterhuis. In dit

achterhuis was tevens de regenbak, de gootsteen, de aanrechtbank, een

vlakke kleerkast en een builkist waar naast een deur welke toegang gaf tot

het z.g. “melkhoekje.

Hier bevond zich een gemetselde bak, waarin de eendeieren werden

bewaard. Achter de trap was een ruimte waar het koek en taai deeg werd

neergelegd om te overnachten. ‘t Achterhuis zoo wel als het melkhoekje

waren beide bevloerd met tegels z.g. “estrikken”.

Achter de oven langs kwam men voor een deur, welke toegang gaf tot de

schuur, waardoor men via een halve stal in het koe huis kwam. Deze schuur

is gebouwd in ‘t jaar 1830.

Alzoo hadden Gr. Vader en Gr. Moeder een drukke werkkring, en daar het

huisgezin gaande weg grooter werd, moest er ook een meid en een knecht

gehuurd worden want Grootmoeder was daags meestal grootvader

behulpzaam in de Bakkerij, zoo als afwegen, brood en kleingoed op maken,

deeg bereiden en al wat er verder in een bakkerij voorkomt. Zij heeft later

vaak gezegd: ”als ik vroeger niet bij de hand geweest was en mee aan

gepakt had, waar zouden we teregt zijn gekomen met zoo’n groote huis

houding?”

Twaalf kinderen werden hun geschonken, waarvan 4 op jeugdigen leeftijd

zijn gestorven. Tweemaal hebben ze tweelingen gehad.

De acht overigen waren als volgt.

Jetske, geboren 1 maart 1835

Douwe ,, 24 augustus 1836

Antke ,, 13 maart 1839

Willem ,, 13 juni 1842

Ijmme ,, 20 mei 1845

Trijntje ,, 15 mei 1850

Gelske ,, 11 september 1852

Tjeerd ,, 12 augustus 1855

Grootvader en Grootmoeder hadden een zeer gelukkig huwelijks leven, en

de beste en aangenaamste tijd was geweest (zoo als Gr.moeder menigmaal

zeide) toen de kinderen nog klein waren, toen hadden ze nog niet die

zorgen zoo als later. Kleine kinderen kleine zorgen, groote kinderen groote

zorgen. 40 jaren lang hebben ze de zaak op gehouden.

26Het huisgezin van Douwe Claasen

Page 29: Het huisgezin van Douwe Claasen

Hollum, Westerlaan met in de voorgevel het jaartal 1619

Toen op eens een droevige gebeurtenis plaats vond, het welk een groote

verandering in de familie omstandig heden te weeg bracht. Maar nu moeten

we hier even terug gaan.

In het jaar 1872 den 20 maart huwde mijn moeder Trijntje W de Boer met

Jan Cornelis Manje van Ballum, een kleinzoon van Jan Ones de Boer en

Grietje Clases Hennes. Mijn vaders moeder was een nicht van mijn moeders

moeder. Ze waren alle beide naar één genoemd n.l. naar Trientke Jans.

In het begin kwamen mijn vader en moeder wonen in het huis in de

Westerlaan, waan van de cijfer ankers in den gevel het stichting jaar 1619

aangeven.

In dit huis werd ik geboren. Het staat schuin tegenover dat, waar in

Grootvader en Grootmoeder de Bakkerij hadden.

Barend Manje en IJmme de Boer woonden in het huis dat dwars staat vlak

tegen over de bakkerij waarin Grootmoeder Jetske Tj Visser vroeger had

gewoond. De familie was hier al zoo dicht bij elkaar.

In het jaar 1876 in de maand Juni is mijn moeder gaan verhuizen naar de

Oosterlaan, het huis waar eerst Klaas D. Hennes en Trientke Jans hebben

27Het huisgezin van Douwe Claasen

Page 30: Het huisgezin van Douwe Claasen

Afbeelding van een hektjalk

gewoond en later de weduwe van Douwe Clasen. De cijfer ankers geven als

stichtingsjaar aan 1728.

Na den dood van IJmme Clasen is het voorgedeelte van dat huis wat

vertimmerd, de kamers wat kleiner gemaakt doordat in de plaats waar eerst

de bedsteden waren met de kelder er onderlangs, een dwarsgang gemaakt

werd.

De poort aan het einde der voorgang, welke toegang gaf naar de achter

kamer, werd dichtgemetseld en aldaar een regenwaterbak gemaakt terwijl

er een endje z.g. leegervan aan de zuidkant tegen het huis werd

aangebouwd, waar in een gootsteen kwam te staan zoo dat daar het grove

werk, de wasch enz. gedaan kon worden.

Na dat alles wat geverfd was, is toen mijn moeder met mij daar heen

getrokken. Betske en haar dochter Jantje woonden toen in de achterkamer.

In datzelfde jaar kocht mijn vader een schip, een z.g. hek Tjalk, welke hij

den naam gaf: “de jonge Cornelis”.

Nauwelijks een paar reizen hier mede gedaan hebbende kwam mijn moeder

die den 9 augustus het leven had geschonken aan een jonge dochter,

plotseling op het kraambed te liggen, waar op zij toen den 25 september is

overleden.

28Het huisgezin van Douwe Claasen

Page 31: Het huisgezin van Douwe Claasen

Ik was toen nog maar 3 jaar, 8 maanden en 19 dagen oud. Toch heb ik nog

enkele bijzonderheden betreffende mijn moeder in mijn geheugen. Het

spreekt van zelf dat ik het groote verlies dat mij getroffen had toen

onmogelijk kon beseffen.

Het eerste jaar ben ik toen bij tante Jetske in huis op genomen en mijn

zuster kwam bij C. de Groot en Gelske.

Wat is het toch een groot voorrecht wanneer men zijn moeder mag bezitten

tot in lengte van jaren. Moeder had nu nog wel kunnen leven, terwijl ze al

57 jaar weg is. Zij was toen ze stierf, 26 jaar, 4 maanden en 11 dagen oud.

Mijn vader had door dit verlies zoo veel verdriet, dat hij zich van het schip

wilde ontdoen, om dat hij er nu geen lust meer toe had. Hij had het schip

aan geschaft, omdat hij dan wat meer thuis zou kunnen wezen in het gezin.

Ze hadden vroeger hun eigen tehuis al spoedig verloren en de jongens

waren met c.a. 13 jaar al naar zee gegaan.

Kwamen ze eens een poosje op het eiland door brengen, dan moesten ze bij

vreemden in den kost, daar hun ouders er niet meer waren.

En nu stonden de zaken zoo, vader wilde nu van het schip af, maar om daar

nu goedschiks af te komen zonder al te veel schade te lijden dat ging

misschien nog niet zoo gemakkelijk.

Nu scheen mijn oom Willem de Boer wel genegen te zijn om het schip over

te nemen, geld had hij er niet voor, doch dat zou geen bezwaar zijn, vader

wilde het geld er onderhouden maar daar moest dan natuurlijk Interest voor

betaald worden.

En alzoo is geschied. Oom Willem die in de Bakkerij was opgeleid en die

later de zaak van Grootvader zou over nemen, werd nu schipper en ging

varen op Harlingen en Amsterdam.

Doch de zaken gingen niet al te best. Na eenigen tijd verloor hij het schip en

werd er een ander gekocht, waar ook weer geld bij gepast moest worden.

Eindelijk kwam het zoo ver, dat het heelemaal niet meer ging, er werd niet

genoeg verdiend om er van te kunnen bestaan en is zoo geloopen dat het

schip voor een klein prijsje van de hand gedaan werd en oom Willem toch

nog in de bakkerij is gekomen.

Na dat vader zich van het schip ontdaan had is hij weer in de groote vaart

gegaan. Hij is toen, na dat de zaken zoo geregeld waren dat Gr.vader en

Gr.moeder de bakkerij zouden overdragen aan mijn oom Barend C. Manje,

29Het huisgezin van Douwe Claasen

Page 32: Het huisgezin van Douwe Claasen

Afbeelding van het pantserschip “Prins Hendrik der Nederlanden”

welke ook als stuurman voer, naar Oost-Indië gegaan en is daar toen als 2e

stuurman bij de Pakket vaart in dienst gekomen.

Later heeft hij als 1e stuurman aldaar dienst gedaan op de “Prins Hendrik

den Nederlanden”.

Onderwijl leefden wij als kinderen bij Grootvader en Gr.moeder in het huis

inde Oosterlaan een vredig genoegelijk leven, doch zoo als overal en altijd

het geval is in dit tijdelijk leven. Zoo was ook hier weer iets, wat aan de

Grootouders veel zorg baarde.

Wat was het geval? Bij het opgroeien openbaarden zich bij mij

verschijnselen van zenuwachtigheid en wel in die mate, dat noodig

geoordeeld werd om een Dokter te raadplegen. Het werd op ‘t laatst zoo

erg, dat Gr.moeder met mij naar Amsterdam toog om aldaar een zenuwarts

te bezoeken.

Vader schreef uit Indië, er moesten in dit geval geen kosten ontzien

worden. Verschillende Dokters en zelfs een Professor werden zoo voor en na

bezocht, medicijnen werden gegeven voor eenige weken en dan moesten

wij maar eens weer terug komen.

Dat ging zoo voort, misschien een paar jaar lang. Overigens was ik gezond

en levenslustig, kon best eten, het welk voor mij een geluk was, de dokters

zeiden allemaal: laat hem maar eten zoo veel als hij lust, veel in de buiten

lucht, zoo nu en dan rusten, zoo maar op den grond en overigens kalm

leven.

Want vanwege deze aandoening was ik zeer verzwakt en altijd moede.

30Het huisgezin van Douwe Claasen

Page 33: Het huisgezin van Douwe Claasen

Eindelijk werd er van Dokters zijde op aangedrongen dat ik van school af

moest, niet leeren werd er gezegd en heelemaal niet rekenen, en zoo kwam

het dat ik op ongeveer 9 jarigen leeftijd van school afgenomen werd.

Toen, het was in het voorjaar van 1883, kwam er van vader uit Indië een

brief dat hij verlof had aangevraagd om naar Europa te gaan voor een half

jaar.

In juni van genoemd jaar is hij toen alhier aangekomen en is eenige dagen

later met mij naar Amsterdam gegaan om te zien of hij mij in een

ziekenhuis geplaatst kon krijgen en is toen met mij naar het

Kinderziekenhuis in de Sarphatistraat gegaan, waarvan Dokter De Ranitz

Geneesheer directeur was.

Zoo dra er plaats was zoude ik al daar kunnen worden opgenomen, en

moesten we voorloopig maar weer naar huis terug keeren.

Lang heeft het niet geduurd, al spoedig kwam er bericht dat er plaats was

voor opname al daar.

1933

31Het huisgezin van Douwe Claasen

Page 34: Het huisgezin van Douwe Claasen

Index familienamen

De vermelde namen zijn de exacte familienamen zoals deze in het verhaal

zijn geschreven 4.

Antke Klaases Das. . . . . . . . . . . 11

Antke Willems. . . . . . . . . . . . . . 19

Barend C. Manje. . . . . . . . . . . . 29

Barend Manje. . . . . . . . . . . . . . 27

Berske Jacobs. . . . . . . . . . . . . . . 4

C. de Groot. . . . . . . . . . . . . . . . 29

C.P. Sorgdrager. . . . . . . 12, 14, 15

Cornelis P. Sorgdrager. . . . . 12, 14

Dirk Tjeerds Visser.. . . . . . . . . . 23

Dirk Visser. . . . . . . . . . . . . . . . 23

Dokter De Ranitz. . . . . . . . . . . . 31

Douwe W. de Boer. . . . . . . . . . . . 8

Fanneke van der Gouwe. . . . . . . 23

Gabbe Klaas. . . . . . . . . . . . . . . . 6

Grietje Clases Hennes. . . . . . . . 27

Hans Jans Barends.. . . . . . . . . . 14

Hendrik Claases de Boer.. . . . . . 19

Hendrik IJnsen de Jong. . . . 13, 14

IJmme Claasen Bakker. . . . . . . . . 4

IJmme de Boer. . . . . . . . . . . . . 27

IJmme Klaasen. . . . . . . . . . . 6, 10

Jan Cornelis Manje.. . . . . . . . . . 27

Jan Douwes Dekker. . . . . . . . . . 12

Jan Ones de Boer.. . . . . . . . . . . . 27

Jetske de Boer.. . . . . . . . . . . . . . 22

Jetske Tjeerds Visser. . . . . . . . 19, 21

Jitse de Jong. . . . . . . . . . . . . . . . . 8

Johannes Lolkes Wagenaar. . . . . . . 7

Klaas Appelman.. . . . . . . . . . . . . . 6

Klaas Douwes Hennes. . . . . . . . 4, 11

Klaas H. Nobel.. . . . . . . . . . . . . . 20

Klaas Jobs.. . . . . . . . . . . . . . . . . . 4

Laurens Jans de Boer. . . . . . . . . . 20

Pieter Jacobs Kat. . . . . . . . . . . . . 14

Pieter Jacobs Prater. . . . . . . . . . . 14

Sipke Jurjens.. . . . . . . . . . . . . . . 15

Sjoerd Barends de Boer. . . . . . 14, 16

Tjerk Pieters Akkerman. . . . . . . . 14

Trientke Douwes Hennes. . . . . . 3, 25

Trientke Jans.. . . . . . . . . . . . . . 4, 27

Trijntje Jans. . . . . . . . . . . . 9, 11, 14

Trijntje W de Boer. . . . . . . . . . . . 27

Willem de Boer. . . . . . . . . . . . . . 29

Willem H. de Boer. . . . . . . . . . 19, 23

Willem Hendriks de Boer. 2, 19, 20, 23

Willem Willems de Boer. . . . . . . . 19

4Eenzelfde naam die echter op verschillende manieren is gespeld, kan dus vaker voorkomen(R.S.)

32Het huisgezin van Douwe Claasen