Het heupgewricht

98
Het heupgewricht

description

Het heupgewricht. Anatomie van de heup. Osteologie Ligamenten Myologie. Osteologie. Heupgewricht: verbinden femur en os coxae. Femur. Corpus femoris Collum femoris Caput femoris Trochantor major Trochantor minor Linea intertrochanterica Crista intertrochanterica Condylus lateralis - PowerPoint PPT Presentation

Transcript of Het heupgewricht

Page 1: Het heupgewricht

Het heupgewricht

Page 2: Het heupgewricht

Anatomie van de heup

• Osteologie

• Ligamenten

• Myologie

Page 3: Het heupgewricht

Osteologie

• Heupgewricht: verbinden femur en os coxae

Page 4: Het heupgewricht

Femur

• Corpus femoris• Collum femoris• Caput femoris• Trochantor major• Trochantor minor• Linea intertrochanterica• Crista intertrochanterica• Condylus lateralis• Condylus medialis

Page 5: Het heupgewricht

Os coxae

• Facies lunata

Page 6: Het heupgewricht

Articulatio coxae

• Gewrichtsvlakken- facies lunata- caput femoris

• Facies lunata + labrum acetabulare => 2/3 caput femoris

• Ligamentum transversum acetabuli voltooit gewrichtspan

Page 7: Het heupgewricht

Ligamenten

• Ligamentum iliofemurale• Ligamentum capitis

femoris• Zona orbicularis• Ligamentum

pubofemorale• Ligamentum

ischiofemurale

Page 8: Het heupgewricht

Zuiver functionele stand van de heup

• Gewrichtsvlakken vallen volledig samen bij- anteflexie van 90°

- geringe abductie

- geringe exorotatie

=> Stand op handen en voeten

Page 9: Het heupgewricht

Structuur van het femur

• Lichaamsgewicht van caput naar femur via collum

• Speciale structuur proximaal uiteinde femur om grote krachten op te vangen

Page 10: Het heupgewricht

Myologie

Page 11: Het heupgewricht

Dorsale heupspieren

Aanhechtend in gebied trochantor minor

• Musculus iliopsoas=musculus psoas major(2) + musculus iliacus(1)

Page 12: Het heupgewricht

Aanhechtend in gebied trochantor major• M. tensor fasciae latae• M. glutaeus maximus• M. glutaeus medius• M. glutaeus minimus• M. piriformis

Page 13: Het heupgewricht

Ventrale heupspieren• Triceps coxae= M.

obturatorius internus + Mm. Gemelli (sup & inf)

• M. quadratus femoris• M. obturatorius externus

Page 14: Het heupgewricht

Adductoren van het bovenbeen

• M. pectineus• M. gracilis • M. adductor longus• M. adductor brevis• M. adductor magnus• M. adductor minimus

Page 15: Het heupgewricht

Voorste spieren van het bovenbeen• M. sartorius (biarticulair)• M. quadriceps femoris1. Rectus Femoris (biarticulair)

2. Vastus Lateralis (Externus)

3. Vastus Intermedius

4. Vastus Medialis (Internus)

Page 16: Het heupgewricht

Achterste spieren van het bovenbeen

• M. biceps femoris - caput breve (2)- caput longum (1)

• M. semitendinoses (3)• M. semimembranoses (4)

Page 17: Het heupgewricht

Anteflexie en retroflexie

• Beweging in het saggitale vlak omheen een transversale as in een frontaal vlak

• Anteflexie = beweging waarbij de voorkant van het bovenbeen de romp nadert, de onderste extremiteit ligt voor het frontaal vlak door het gewricht

• Retroflexie: onderste extremiteit ligt achter het frontaal vlak

Page 18: Het heupgewricht

Anteflexie

• Actieve anteflexie:

- actief < passief

- afhankelijk van de

stand van de knie

gestrekt: tot 90°

gebogen: tot 120° of

meer

Page 19: Het heupgewricht

Anteflexie

• Passieve anteflexie:

- afhankelijk van de stand van de kniebij gestrekte knie < bij gebogen kniebij passieve anteflexie beide heupen: naar

achter kantelen van het bekken

Page 20: Het heupgewricht

Retroflexie

• Actieve retroflexie < passieve retroflexie

• Actieve retroflexie

gestrekte knie > gebogen knie

Page 21: Het heupgewricht

Retroflexie

• Passieve retroflexie

- tot 20° bij het naar voren uitvallen

- 30° indien men met kracht trekt

Opm: ballerina’s : uitrekking van het lig. iliofemorale

Page 22: Het heupgewricht

Functie van de ligamenten

• Drie belangrijke ligamenten

dorsaal

ventrocaudaal

lig. iliofemorale

lig. pubofemorale

lig. ischiofemorale

Page 23: Het heupgewricht

Functie van de ligamenten

• Alle ligamenten zijn op dezelfde wijze rond het collum gedraaid

- bij anteflexie:

ontrolling

- bij retroflexie:

winding rondom

het collum(1) lig. iliofemorale (2) lig. pubofemorale (3) lig. ischiofemorale lateraal aanzicht van de rechterheup

Page 24: Het heupgewricht

Functie van de ligamenten

• (1)Rechte stand: ligamenten matig gespannen

• (2)Retroflexie: alle ligamenten gespannen

lig. Iliofemorale krijgt de grootste spanning en beperkt de naar achter kanteling van het bekken

• (3)Anteflexie: alle ligamenten worden ontspannen

(1)

(2) (3)

Page 25: Het heupgewricht

Functie van de ligamenten

• Lig. capitis femoris

het ligament draait

rond zichzelf en speelt dus geen rol bij de beperking van de

beweging

Lig. iliofemorale

Lig. ischiofemoraleLig. pubofemorale

laterocaudaal

Page 26: Het heupgewricht

Anteflexoren

• Bevinden zich voor het frontale vlak door het middelpunt van het gewricht

- m. psoas major (1)

- m. iliacus(2)

Vormen samen m. iliopsoas de krachtigste spier met het langste verloop

- m. sartorius(3)anteflexie (!)abductieexorotatie

Page 27: Het heupgewricht

Anteflexoren

- m. rectus femoris(4)gebruikt bij extensie van de knie gepaard gaande met anteflexie van de heup

(cfr. Naar voor zwaaien van het been bij lopen)

- m. tensor fasciae latae(5)stabilisator van

het bekkenkrachtige

abductor en anteflexor

Page 28: Het heupgewricht

Anteflexoren

• Hulpanteflexoren- m. pectineus(6)- m. adductor

longus(7)- m. gracilis(8)- mm. glutaei minimus

en medius(9)

hebben nevenbewegingen in de

vorm van adductie/abductie of exorotatie/endorotatie

Page 29: Het heupgewricht

Anteflexoren

• Mm.glutaei minimus en medius

• M. tensor fasciae latae

• M. iliopsoas• M. pectineus• M adductor longus

anteflexieadductieexorotatie

anteflexieabductieendorotatie

Page 30: Het heupgewricht

Retroflexoren

• Twee grote groepen:

- 1e groep insereert aan het proximale uiteinde van het femur

- 2e groep insereert in de buurt van de

knie

Page 31: Het heupgewricht

Retroflexoren

• Eerste groep:

- m. glutaeus maximus(1 en 1’)

levert meeste arbeid

dikste en sterkste spier

- mm. glutaei medius(2) en minimus(3)

deze spieren geven ook exorotatie

Page 32: Het heupgewricht

Retroflexoren• Tweede groep (ischiocrurale

groep):

- m. biceps femoris caput longum(4)

- m. semitendinosus(5)- m. semimembranosus(6)- m. adductor magnus (7)

(hulpretroflexor)

Hun effect is afhankelijk van de stand van de knie

Page 33: Het heupgewricht

Retroflexoren

• Nevenbewegingen:

spieren boven de YY’as:

retroflexie en abductie

spieren onder de YY’as:

retroflexie en adductie

Page 34: Het heupgewricht

Retroflexoren

• Rol bij de stabiliteit van het bekken in voor-achterwaartse richting

(a) Kanteling van het bekken naar achter (cfr. retroflexie)

stabilisatie door het lig. Iliofemorale

(b) Zwaartepunt boven middelpunt heup

labiel evenwicht: geen anteflexoren of retroflexoren nodig

Page 35: Het heupgewricht

Retroflexoren

(c) Kanteling van het bekken naar voor

Spieren van de ischiocrurale groep houden het bekken recht

(d) Kanteling van het bekken ver naar voor

M. Glutaeus maximus zal sterk moeten contraheren

Page 36: Het heupgewricht

Abductie en Adductie

Sagittale as

Page 37: Het heupgewricht

Abductie

• Onderste extremiteiten nr lateraal brengen• Theoretisch: 1 heup abduceren• Praktisch: autom. even grote abductie in

andere heup• Max.abductie = 90°• Beperking: collum femoris tg rand acetabulum

( + adductoren en ligg. iliofemorale en pubofemorale )

• Training: abductie vergroten

Page 38: Het heupgewricht

Adductie

• Onderste extremiteiten nr mediaal brengen• geen ‘zuivere’ adductie mogelijk• combinaties:

– retrofexie– anteflexie– adductie één heup, abductie andere heup

• zittende houding– adductie + anteflexie + exorotatie– minst stabiel

Page 39: Het heupgewricht

ligamentenkapsel van art.coxae wordt ventraal en dorsaal versterkt:

• lig. iliofemorale– superior– inferior

• lig. pubofemorale• lig. ischiofemorale

Page 40: Het heupgewricht

• Rechte stand: ventrale ligamenten matig gespannen

• Abductiebewegingen: – lig. iliofemorale pars superior en

lig. pubofemorale: aanzienlijk gespannen. – lig. iliofemorale pars inferior: ontspannen– lig. ischiofemorale: gespannen

Page 41: Het heupgewricht

• Adductiebewegingen: – lig. iliofemorale pars superior: gespannen– lig. pubofemorale: ontspannen– lig. iliofemorale pars inferior: enigszins gespannen– lig. ischiofemorale: ontspannen

Page 42: Het heupgewricht

Abductoren

• M.glutaeus medius (rood)

• M.tensor fasciae latae (blauw)

• M.glutaeus maximus (geel)

• M.glutaeus minimus (oranje)

• M. piriformis (groen)

Page 43: Het heupgewricht

Adductoren (vooraanzicht)

• M.adductor magnus (rood) • M.adductor longus (blauw)

• M.adductor brevis (blauw)

• M.gracilis (oranje)

• M.pectineus (bruin)

Page 44: Het heupgewricht

Adductoren (achteraanzicht)

• Ischiocrurale groep– M.semimembranosus– M.semitendinosus– M.bisceps femoris caput longum

• M.glutaeus maximus• M.quadratus femoris• M.obturatorius internus• M.obturatorius externus• M.iliopsoas

Page 45: Het heupgewricht

Adductoren

• M.adductor magnus• M.gracilis• Ischiocrurale groep

– M.semimembranosus– M.semitendinosus– M.bisceps femoris caput longum

• M.glataeus maximus• M.quadratus femoris en M.pectineus• M.obturatorius internus• M.obturatorius externus

Page 46: Het heupgewricht

Rol adductoren bij anteflexie/retroflexie

• retroflexie (spieren achter frontaal vlak dr middelpunt van gewricht)

– M.adductor magnus– M.adductor tertius– Ischiocrurale groep

• anteflexie (spieren voor frontaal vlak)

– M.pectineus– M.adductor longus– M.adductor brevis– M.gracilis– M.adductor magnus

Page 47: Het heupgewricht

Enkele voorbeelden:

Page 48: Het heupgewricht

Exorotatie - Endorotatie - Circumductie

Page 49: Het heupgewricht

Exorotatie en Endorotatie

Longitudinale as Verticale as

Page 50: Het heupgewricht

Exorotatie

• Beweging waarbij de voorvoet naar buiten draait

• Meten: - persoon op de buik ligt of op de rand v/e tafel zit

• Ref. stand: onderbeen 90° maakt met boven been en verticaal gehouden

• Omvang: 60°• Zittende houding: omvang groter

omdat bij anteflexie ligg. Iliofemorale en pubofemorale ontspannen

• Training: lotus-stand

Page 51: Het heupgewricht

Endorotatie

• Beweging waarbij de voorvoet naar binnen draait

• Meten: - persoon op de buik ligt of op de rand v/e tafel zit

• Ref. stand: onderbeen 90° maakt met boven been en verticaal gehouden

• Omvang: 30° tot 40°

Page 52: Het heupgewricht

ligamentenkapsel van art.coxae wordt ventraal en dorsaal versterkt:

• lig. iliofemorale– Superior (1)

– Inferior (2)

• lig. Pubofemorale (3)

• lig. Ischiofemorale (4)

• lig. Capitis femoris (5)

1

23

1,2

4

3

5

Page 53: Het heupgewricht

• Exorotatiebewegingen: - Linea intertrochanterica beweegt van de rand van het

acetabulum af

=> ventrale lig.: gespannen

(ook craniaal en dorsaal-craniaal te zien)

=> lig. Ischiofemorale: ontspannen

Page 54: Het heupgewricht

• Endorotatiebewegingen: - Hierbij gebeurt het tegengestelde:

=> ventrale lig.: ontspannen

(ook craniaal en dorsaal-craniaal te zien)

=> lig. Ischiofemorale: gespannen

Page 55: Het heupgewricht

• Lig. Capitis femoris: - slechts een geringe rol bij het beperken van de bewegingen

Endorotatie en exorotatie: matig gespannen

Exorotatie: collum stoot tegen de rand van het acetabulum dat platgedrukt en omgeklapt wordt

Page 56: Het heupgewricht

• Pelvitrochantere spieren: exorotatie - m. piriformis (1)

- m. obturatorius internus (2)

- m. obturatorius externus (3)

• mm. Glutaei: maximus (7) en (7’), minimus en

medius (8)

De Exorotatoren

Page 57: Het heupgewricht

• Adductoren die exorotatie geven:

- m. Quadratus femoris (4)

- m. pectineus (6)

- m. adductor magnus

Page 58: Het heupgewricht

• Endorotatoren- minder dan exorotatoren => leveren 3 keer minder arbeid

- deze lopen voor de verticale as

- m. tensor fasciae latae (1)

- m. glutaeus minimus (2)

- m. glutaeus medius (3)

- 30° à 40°: m. obturatorius externus (4) en m. pectineus (6) onder het middelpunt van het gewricht => geen exorotatie

meer

- meer endorotatie: - (4) en (6) voor verticale as => endorotatoren

- (1), (2) en (3): exorotatoren

- omkeren van de spierfuncties: ligging spiervezels verandert

Page 59: Het heupgewricht

m. piriformis

m. obturatorius externus

m. pectineus

m. tensor fasciae latae

m. quadratus femoris

m. glutaeus minimus m. glutaeus medius

m. Glutaeus maximus

Herhaling Exorotatoren

Page 60: Het heupgewricht

Voorbeelden

Page 61: Het heupgewricht

Circumductiebeweging

• Combinatie van elementaire bew., gelijktijdig om de 3 assen

• Omvang max.: circumductiekegel• Beschreven baan: onregelmatige kromme• Bewegingen: - sagittale vlak: anteflexie en retroflexie

- frontale vlak: abductie en adductie

- hor. vlak• Doorlopen sectoren: III, II, I, IV, V, VIII• Strasser: voorstelling op een bol

Page 62: Het heupgewricht

Figuren circumductie

Page 63: Het heupgewricht

Gewrichtscontact van de heup

Page 64: Het heupgewricht

Factoren die gewrichtscontact bepalen

• Zwaartekracht (bij rechte stand)• Labrum acetabulare en zona orbicularis van het

kapsel.• Luchtdruk• Ligamenten en spieren

Page 65: Het heupgewricht

zwaartekracht

• Drukt in rechte stand het acetabulum tegen het caput femoris. (in tegenstelling tot bij het schoudergewricht)

Page 66: Het heupgewricht

Labrum acetabulare en kapsel

• Labrum acetabulare vergroot het acetabulum (>halve bol) houdt dus het caput vast

• De zona orbicularis van het kapsel rondom het collum helpt hierin nog eens mee.

Page 67: Het heupgewricht

Luchtdruk

• Onderdruk in acetabulum caput komt zelfs bij verwijderen alle aanhechtingen niet los. (Weber)

• Klein gaatje in fossa acetabuli onderdruk weg.

• Analoog aan Maagdeburger halve bollen.

Page 68: Het heupgewricht

Ligamenten en spieren

• Ventraal: weinig spieren maar krachtige ligamenten.

• Dorsaal: spieren zijn het belangrijkst.

• Werking afhankelijk van de stand van de heup.

Page 69: Het heupgewricht

Recht of retroflexie

• Ligamenten gespannen, dus ze helpen mee met het gewrichtscontact. (vooral het ligamentum iliofemurale)

Page 70: Het heupgewricht

anteflexie

• Ligamenten ontspannen, het caput wordt niet krachtig in het acetabulum gehouden Instabiele stand

• Anteflexie + adductie met kleine kracht reeds luxatie naar dorsaal. (evt. breuk rand van het acetabulum). Gevaar bij auto-ongelukken. Deze houding nooit aannemen met heupprothese.

Page 71: Het heupgewricht

Invloed van spieren en botten op de stabiliteit van de heup

• Spieren die in een dwarse richting werken• Spieren die in de lengterichting werken• Richting van het collum femoris

Page 72: Het heupgewricht

Spieren die in dwarse richting werken

• Houden het caput in het acetabulum

• pelvitrochantere spieren: m. piriformis (1) en m. obturatorius externus (2).

• Bilspieren : m. glutaeus minimus en m. glutaeus medius (3).

• Stabiliserende component! (zwarte pijl)

Page 73: Het heupgewricht

Spieren die in de lengterichting werken

• Adductoren(4) willen caput naar craniaal luxeren! (als dak acetabulum uitgesleten)

• Congenitale afwijking van het acetabulum hoek van Hilgenreiner > 30°

• Luxatie: centrum caput boven y-as (teken van Putti) samen met omkering hoek van Wiberg.

• Stabilisatie bij abductie

Page 74: Het heupgewricht

Richting van het collum femoris

• Belangrijk zowel in frontale als in horizontale vlak.

• Frontale vlak: inclinatiehoek normaal 120°, bij congenitale heupluxatie kan deze 140° zijn.

• Instabiel bij adductie , stabieler bij abductie.

Page 75: Het heupgewricht

Richting van het collum femoris (2)

• Horizontale vlak: declinatiehoek gemiddeld 20°.

• Anteversie van het collum: meer naar voren gericht (bvb 40°) eerder luxatie naar voren, reeds bij 25° exorotatie valt as van caput op labrum en niet meer op acetabulum zelf.

• Endorotatie geeft extra stabiliteit.

Page 76: Het heupgewricht

Het evenwicht van het bekken in dwarse richting

• Aan beide kanten ondersteund• Aan één kant ondersteund

Page 77: Het heupgewricht

Aan beide zijden ondersteund

• Gelijktijdige bilaterale activiteit van de adductoren en de abductoren.

• Activiteit in evenwicht stabiele symmetrische stand.

• Overheersing één van beiden kantelen bekken.

Page 78: Het heupgewricht

Aan één zijde ondersteund

• Evenwicht alleen verzorgd door abductoren aan zijde van ondersteuning.

• M. glutaeus medius en minimus en m. tensor fasciae latae.

Page 79: Het heupgewricht

Teken van Duchenne - Trendelenburg

Verlamming of insufficiëntie van de mm. Glutaei mininus en/of medius.

Page 80: Het heupgewricht

Vaak voorkomende heupafwijkingen en fracturen

Page 81: Het heupgewricht

Gebroken heup

3 types:- collum-fractuur- pertrochantere

fracturen- subtrochantere

fracturen

Page 82: Het heupgewricht

Heupdysplasie

• Kom niet mooi ontwikkeld en ondiep

• Lichaamsgewicht duwt kop uit kom

Page 83: Het heupgewricht

Heupartrose

• Beschadiging van het kraakbeen dat het gewrichtsoppervlak bedekt

Page 84: Het heupgewricht

Heupkopnecrose

• Afsterven van de heupkop wanneer doorbloeding onderbroken

Page 85: Het heupgewricht

De heupprothese

Page 86: Het heupgewricht

Algemene vorm van de prothese

Page 87: Het heupgewricht

Geschiedenis

• Marius Nygaard Smith Peterson– Glazen prothese– Faling na enige tijd– Nieuwe weg geplaveid

• Sir John Churnley– Cup uit kunsstof– Caput femoris vervangen door metalen prothese– Goede glijding => nieuwe standaard

• Standaard: kunststof op metaal• Vele nieuwe technieken

– Zoals cementloze heupprothese– Nieuwe materialen…

Page 88: Het heupgewricht

De grote stappen van de operatie

• Scheiding van femur en gewrichtspan• Beschadigde of gedegenereerde caput

femoris verwijderen• Uithollen en uitkuisen van gewrichtspan• Gewrichtscup van prothese plaatsen en in

plaats gehouden door schroeven of botcement

• Uithollen van dijbeen afhankelijk van ziekte of beschadiging

• Prothese in uitgeholde been geplaatst• Eventueel ruimte opgevuld door

botcement

Page 89: Het heupgewricht

Drie grote soorten• Botcement

– Passing in ‘alle’ gevallen mogelijk– Cement degenereerd (niet voor jongere mensen)– Steeds gebruikt bij ver gevorderde osteoporose

Page 90: Het heupgewricht

• Zonder botcement– ‘biologische fixatie’

– Tragere revalidatie en pijnlijker

– Niet geschikt bij osteoporose

Page 91: Het heupgewricht

• Hybride– Combinatie van de twee– Dikwijls gebruikt bij matige osteoporose

Page 92: Het heupgewricht

Problemen met heupprothesen

• Sleet• Osteolyse (botslijtage)

=>Loskomen uit femur• Luxaties• Mechanisme van sleet

- kleine sleetpartikels => grotere lichaamsvreemde cellen

- botresorptie

Page 93: Het heupgewricht

Heupprotheses op jonge leeftijd• Keramiek op keramiek

– Bio-inertie– Minimale slijtage

• BHR= Birmingham Hip Resurfacing– Metaal-metaal– Minder slijtage– Minder botdestructie– Vermijden van stress-shielding– Eenvoudigere revisie

Page 94: Het heupgewricht

BHR

Page 95: Het heupgewricht

Ontwerp heupprothese

• Bolgewricht is essentieel

• Materiaalkeuze– Sleet

Aan oppervlak micropartikels en sleet

Vooral belangrijk bij UHMWPE

Keramiek, BHR

– Poreus oppervlak bij cementloos

• Eventueel met hydroxyapathiet

Page 96: Het heupgewricht

• Krachtverdeling– Essentieel door botgevoeligheid– Vb. Ti en Co: 10 à 20 keer stijver dan bot

=> verzwakken van femur => snellere revisie

– Nood aan materialen met eigenschappen analoog aan bot => composietmaterialen

– Sterkte, stijfheid, vermoeiingseigenschappen

Page 97: Het heupgewricht

– Eindige elementen paketten (FEM)

Page 98: Het heupgewricht

‘Experimenteren is fun’maar dikwijls minder aangenaam voor de patiënt