HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST · 2019. 8. 28. · 1 HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 augustus 2019 met...

14
1 HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 augustus 2019 met nummer HHC-M-1819-0053 in de zaak met rolnummer 1819-HHC-0010-M Verzoekende partij de heer Kurt D’HOORE vertegenwoordigd door advocaat Geert AMPE met woonplaatskeuze op het kantoor te 8400 Oostende, Kerkstraat 38 Verwerende partij het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse regering, ten verzoeke van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw vertegenwoordigd door advocaten Willem SLOSSE en Stijn BRUSSELMANS met woonplaatskeuze op het kantoor te 2018 Antwerpen, Mechelsesteenweg 64, bus 201 I. BESTREDEN BESLISSING De verzoekende partij vordert met een aangetekende brief van 23 november 2018 de vernietiging van de beslissing van de gewestelijke entiteit van 12 oktober 2018, gekend onder nummer 21075. De bestreden beslissing legt aan de verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete op van 6.795 euro (na toepassing van de opdeciemen die ten tijde van het plegen van de feiten van toepassing waren conform artikel 16.4.25 DABM) wegens schending van artikel 19 en 29 van het Jachtdecreet van 24 juli 1991 (hierna: Jachtdecreet). Aan de verzoekende partij wordt verweten dat zij gekweekte fazanten heeft uitgezet en een strop geplaatst heeft. II. VERLOOP VAN DE RECHTSPLEGING De verwerende partij dient een antwoordnota en het administratief dossier in. De verzoekende partij dient een wederantwoordnota in. De kamervoorzitter behandelt de vordering tot vernietiging op de openbare zitting van 8 augustus 2019. Advocaat Geert AMPE voert het woord voor de verzoekende partij. Advocaat Stijn BRUSSELMANS voert het woord voor de verwerende partij. Het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (DBRC-decreet) en het besluit van de Vlaamse regering van 16 mei 2014 houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (Procedurebesluit) zijn toegepast.

Transcript of HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST · 2019. 8. 28. · 1 HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 augustus 2019 met...

Page 1: HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST · 2019. 8. 28. · 1 HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 augustus 2019 met nummer HHC-M-1819-0053 in de zaak met rolnummer 1819-HHC-0010-M Verzoekende partij

1

HANDHAVINGSCOLLEGE

ARREST

van 20 augustus 2019 met nummer HHC-M-1819-0053

in de zaak met rolnummer 1819-HHC-0010-M

Verzoekende partij

de heer Kurt D’HOORE

vertegenwoordigd door advocaat Geert AMPE met woonplaatskeuze

op het kantoor te 8400 Oostende, Kerkstraat 38

Verwerende partij het VLAAMSE GEWEST

vertegenwoordigd door de Vlaamse regering, ten verzoeke van de

Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw

vertegenwoordigd door advocaten Willem SLOSSE en Stijn

BRUSSELMANS met woonplaatskeuze op het kantoor te 2018

Antwerpen, Mechelsesteenweg 64, bus 201

I. BESTREDEN BESLISSING

De verzoekende partij vordert met een aangetekende brief van 23 november 2018 de vernietiging

van de beslissing van de gewestelijke entiteit van 12 oktober 2018, gekend onder nummer 21075.

De bestreden beslissing legt aan de verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete op

van 6.795 euro (na toepassing van de opdeciemen die ten tijde van het plegen van de feiten van

toepassing waren conform artikel 16.4.25 DABM) wegens schending van artikel 19 en 29 van het

Jachtdecreet van 24 juli 1991 (hierna: Jachtdecreet).

Aan de verzoekende partij wordt verweten dat zij gekweekte fazanten heeft uitgezet en een strop

geplaatst heeft.

II. VERLOOP VAN DE RECHTSPLEGING

De verwerende partij dient een antwoordnota en het administratief dossier in. De verzoekende

partij dient een wederantwoordnota in.

De kamervoorzitter behandelt de vordering tot vernietiging op de openbare zitting van 8 augustus

2019.

Advocaat Geert AMPE voert het woord voor de verzoekende partij.

Advocaat Stijn BRUSSELMANS voert het woord voor de verwerende partij.

Het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse

bestuursrechtscolleges (DBRC-decreet) en het besluit van de Vlaamse regering van 16 mei 2014

houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (Procedurebesluit) zijn

toegepast.

Page 2: HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST · 2019. 8. 28. · 1 HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 augustus 2019 met nummer HHC-M-1819-0053 in de zaak met rolnummer 1819-HHC-0010-M Verzoekende partij

2

III. FEITEN

1.

In het kader van een anti-inbraak actie gaat de heer David CARELS, Hoofdinspecteur van de

politie, op 1 oktober 2015 over tot controle van een lichte vrachtauto met Franse nummerplaat. Het

voertuig is geladen met 400 levende fazanten. De chauffeur van Franse nationaliteit legt een

aankoopfactuur voor op naam van Arthus DE BOUSIES met als leveringsadres het kasteel van de

familie DE BOUSIES BORLUUT, Warandestraat 9, 9850 Hansbeke. De chauffeur verklaart op

regelmatige basis dergelijke transporten uit te voeren op voormeld adres.

Deze vaststellingen worden opgenomen in het aanvankelijk proces-verbaal nr.

GE.63.L9.003020/2015 van 1 oktober 2015.

2.

Op 2 oktober 2015 gaan de heer Philippe VAN DE VELDE en Mark YSEWIJN, inspecteurs bij het

Agentschap voor Natuur en Bos, over tot een controle van het jachtrevier van de familie DE

BOUSSIES BORLUUT. Op verschillende plaatsen treffen zij levende en dode fazanten met

doorboorde neusvliezen aan, evenals lege transportbakken.

3.

Volgende vaststellingen worden opgenomen in het navolgend proces-verbaal van 21 december

2015 :

“…

VOORAFGAANDELIJKE VASTSTELLINGEN/INFO:

- woensdagnamiddag 02/09/2015 doen wij ten noorden van de Warandestraat te

Hansbeke-Nevele een ambtshalve toezichtronde in het jachtrevier van de familie DE

BOUSIES BORLUUT en stellen vast dat er die dag weinig of geen Fazanten aanwezig zijn.

- Donderdagnamiddag 01/10/2015 ontvangen wij een telefonische mededeling van de

lokale politie PZ Aalter-Knesselare dat er die ochtend omstreeks 00.50 uur een Franse

vrachtwagen werd gecontroleerd ter hoogte van de Kestelstraat te Aalter, waarin ca. 400

Fazanten zaten. De leveringsbon/factuur vermeldde als bestemmeling “Comte Arthus de

Bousies”, Warandestraat 9 te 9850 Hansbeke-Nevele.

Na de controle zette de chauffeur met zijn vracht de rit verder.

De politie stelt n.a.v. deze controle het aanvankelijk Proces-Verbaal op met nummer

GE.63.L9.003020/2015 dd. 01/10/2015.

- Op vrijdag 02/10/2015 doen wij, 1ste opsteller en vergezeld door collega Philippe VAN DE

VELDE, een toezichtronde in het jachtrevier van de familie DE BOUSIES BORLUUT.

Van het resultaat van deze toezichtronde wordt een verslag met bijhorend plan- en

fotodossier opgesteld, wat vervolgens wordt overgemaakt aan de politie PZ Aalter-

Knesselare (…).

Inbeslagnames

Volgend voorwerp werd in beslag genomen en zal afgegeven worden ter griffie van de

rechtbank te GENT tegen afgiftebewijs -> Proces Verbaal van neerlegging van

bewijsstukken ter griffie als bijlage 4:

1) 1 strop, vervaardigd uit staalkabel

Verdachte 2 staat het in beslag genomen materiaal af en vordert dit niet terug.

Page 3: HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST · 2019. 8. 28. · 1 HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 augustus 2019 met nummer HHC-M-1819-0053 in de zaak met rolnummer 1819-HHC-0010-M Verzoekende partij

3

…”

De verzoekende partij wordt verhoord op 2 december 2015 en verklaart :

“…

Jullie hebben zich gelegitimeerd en jullie opdracht meegedeeld.

Ik neem kennis van de vraag van het parket mij te verhoren inzake een gecontroleerd

fazantentransport op 01/10/2015 te Aalter, met bestemming Warandestraat 9 te Hansbeke.

Ik ben bijzondere veldwachter in het jachtgebied van de familie DE BOUSIES, aangesteld

op 30/09/1997 voor dhr. BAUDOUIN DE BOUSIES.

Mijn functie is voornamelijk toezicht op de jacht en voederen van het wild.

Jullie controleren mij vandaag met het gecontroleerde fazantentransport, zoals hierboven

vermeld.

Ik weet hier niets van af.

Jullie confronteren mij met jullie vaststellingen op 02/10/2015 van tientallen loslopende

Fazanten in het jachtrevier van de familie DE BOUSIES.

Jullie tonen mij hiervan foto’s.

Ik wens hierover niets te verklaren.

Ik bemerk dat de factuur en het leveringsadres is geadresseerd aan Arthus DE BOUSIES,

Warandestraat 9 te Hansbeke

Op dit adres is de vader van Arthus, Baudouin DE BOUSIES, woonachtig.

Jullie vragen mij of ik iets met de bestelling van 400 fazanten heb te maken.

Ik ga hier niet op antwoorden.

Jullie vragen mij wanneer de 1ste jacht op Fazant is doorgegaan in het jachtrevier.

Dit was op 11 november 2015. Er waren toen een 6 à 7tal geweren aanwezig. De tableau

die dag bedroeg o.a. ongeveer 33 Fazanten.

Jullie confronteren mij met een vangklaar opgestelde strop op 02/10/2015, aan een open

volière achter het kasteel in het jachtrevier en tonen mij hiervan een foto.

Ik herken de locatie waar jullie de strop hebben aangetroffen.

Ik erken dat ik de strop ginds ooit geplaatst heb. Dit kan misschien een tiental jaren geleden

geweest zijn. Ik heb toen meerdere stroppen opgesteld tegen de vossen en ze nadien

allemaal weggenomen omdat ik hier niets mee kon vangen. Deze strop zal ik vergeten

hebben. Ik neem er kennis van dat jullie de strop in beslag nemen. Ik doe hier vrijwillig

afstand van.

Ik wens nog toe te voegen dat jullie een familielid van de familie DE BOUSIES horen inzake

het fazantentransport, gezien de factuur en levering op hun naam staan.

…”

Op 18 december 2015 wordt de heer Arthus DE BOUSIES BORLUUT verhoord en hij verklaart het

volgende :

“…

Vraag: Waar en wanneer werden de 400 Fazanten na controle door de politie die nacht

geleverd?

Antwoord: Ik heb geen kennis van enige bestelling, laat staan levering van 400 Fazanten

ten mijne name en op het vermelde adres.

Vraag: Hoe verklaart u dat op de leveringsbon, welke wij u tonen, uw naam staat vermeld?

Antwoord: Ik kan dit niet verklaren.

Vraag: Wie heeft dan deze levering ontvangen?

Antwoord: Ik weet dit niet.

Page 4: HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST · 2019. 8. 28. · 1 HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 augustus 2019 met nummer HHC-M-1819-0053 in de zaak met rolnummer 1819-HHC-0010-M Verzoekende partij

4

Vraag: Hoe werd deze levering ontvangen?

Antwoord: Ik weet dit niet.

Vraag: Wat is er dan na de levering met de geleverde Fazanten gebeurd?

Antwoord: Ik herhaal, ik weet hier niets van. Ik was op 1 oktober hier niet aanwezig.

Vraag: hebt u de 400 Fazanten besteld bij de firma GIB’OCEAN?

Antwoord : Neen.

Vraag: wie heeft volgens u de Fazanten besteld?

Antwoord: Geen idee.

Vraag: Op 02/09/2015 heeft onze dienst tijdens een toezichtsronde in het jachtrevier ten

noorden van de Warandestraat geen Fazanten vastgesteld.

Op 02/10/2015, daags na de levering, hebben wij vastgesteld dat er tientallen Fazanten

rondliepen, verspreid in het jachtrevier, ten noorden en zuiden van de Warandestraat.

Wij tonen u hiervan enkele foto’s.

Wat is hierover uw verklaring?

Antwoord : Er lopen hier het hele jaar rond tientallen Fazanten.

Vraag: Wij tonen u enkele foto’s dd. 02/10/2015 van enkele Fazanten die wij die dag

hebben afgevangen of hebben gevonden, waarop duidelijk te zien is dat de neusvliezen

zijn doorboord. Dit duidt dat deze Fazanten afkomstig zijn van de kweek.

Wat is hierover uw verklaring?

Antwoord : Ik heb hierover niets te verklaren.

Vraag : Wie organiseert de jachten in het jachtrevier, meer bepaald de jachtdata, de

uitnodiging van de jagers, …?

Antwoord: Mijn vader, Baudouin de Bousies Borluut, en ikzelf.

Vraag: Wanneer was de 1ste jachtdatum?

Antwoord : 11 november, dit met 6 à 7 geweren.

Vraag: Hoeveel jachten zijn er dit najaar georganiseerd?

Antwoord: Een viertal, waarvan er al 3 zijn doorgegaan.

Vraag: Wie onderhoudt de afspraken met de bijzondere veldwachter, dhr. D’Hoore Kurt?

Antwoord: Mijn vader en ikzelf.

Vraag: Wie heeft de factuur ten bedrage van 3040 € betaald voor de 400 Fazanten?

Antwoord: Ik weet dit niet.

…”

4.

Op 24 december 2015 meldt de procureur des Konings dat hij niet zal overgaan tot strafrechtelijke

vervolging.

Met een brief van 12 januari 2016 brengt de gewestelijke entiteit de verzoekende partij op de

hoogte van haar voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete , al dan niet vergezeld van

een voordeelontneming, op te leggen en nodigt zij de verzoekende partij uit om schriftelijk haar

verweer mee te delen.

Page 5: HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST · 2019. 8. 28. · 1 HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 augustus 2019 met nummer HHC-M-1819-0053 in de zaak met rolnummer 1819-HHC-0010-M Verzoekende partij

5

De verzoekende partij bezorgt haar schriftelijk verweer met een aangetekende brief van 20 februari

2016 aan de gewestelijke entiteit.

De gewestelijke entiteit legt op 12 oktober 2018 de vermelde bestuurlijke geldboete op. Deze

beslissing wordt aan de verzoekende partij betekend met een aangetekende brief van 25 oktober

2018. De verwerende partij motiveert haar beslissing als volgt:

“…

4. Beoordeling

De vastgestelde feiten worden beoordeeld in toepassing van de artikelen zoals vervat in

afdeling IV van hoofdstuk IV van titel XVI van het DABM: "De bestuurlijke geldboeten".

4.1 De toerekenbaarheid aan de overtreder

Conform het (toenmalige) artikel 19 van het Jachtdecreet was het te allen tijde verboden

om gebruik te maken van netten, strikken, stroppen, lokaas, giftige stoffen en van enig

ander tuig geschikt om jaagbaar wild te vangen, te doden of om het vangen of doden van

dat wild te vergemakkelijken.

Vermoedelijke overtreder erkende de strop te hebben opgesteld een tiental jaar geleden

voor het vangen van vossen. Dat de strop een tiental jaar geleden opgesteld werd doet

geen afbreuk aan het milieumisdrijf. Op het moment van de vaststellingen was de strop

vangklaar opgesteld en konden er nog steeds dieren in verstrikt raken.

Artikel 29 van het Jachtdecreet bepaalt dat het te allen tijde en overal verboden is wild uit

te zetten.

Vermoedelijke overtreder ontkent ten stelligste fazanten uit te zetten noch hiertoe opdracht

te hebben gekregen.

Daarnaast stelt vermoedelijke overtreder ook dat ook voor de beweerde toezichtsronde van

1/9/2015 reeds fazanten aanwezig waren in het revier. Door vermoedelijke overtreder kon

echter geen verklaring worden voor de aanwezige fazanten op 2/10/2015 noch waarom

deze doorboorde neusvliezen hadden. Doorboorde neusvliezen zijn het gevolg van het

dragen van een "bril" (plastic plaatje gemonteerd op de bek die het zicht van fazanten

beperkt) en worden gebruikt wanneer vele fazanten samen worden gehuisvest. De tamheid

van de fazanten en hun doorboorde neusvliezen wijzen erop dat het in casu geen wilde

fazanten betrof.

Het bewijs van de feiten en het daderschap met het oog op bestuurlijke beboeting kan,

zoals in strafzaken, in beginsel met alle middelen van. recht worden geleverd. De principieel

vrije bewijsvoering houdt in dat het bewijs van de feiten en het daderschap geleverd kan

worden door een geheel van samenhangende feitelijke vaststellingen en verklaringen die

elke redelijke twijfel uitsluiten. De gewestelijke entiteit is van oordeel dat er in casu sprake

is van een zodanig geheel van samenhangende feitelijke omstandigheden, nl:

het leveringsadres van de fazanten betrof het adres waar vermoedelijke overtreder

bijzonder veldwachter is;

vermoedelijke overtreder kon geen verklaring geven voor de fazanten die op

2/10/2015 aanwezig waren in het revier;

Page 6: HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST · 2019. 8. 28. · 1 HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 augustus 2019 met nummer HHC-M-1819-0053 in de zaak met rolnummer 1819-HHC-0010-M Verzoekende partij

6

vermoedelijke overtreder weigerde te antwoorden op de vraag van ANB of hij iets

met de bestelling van de fazanten te maken had;

op 2/9/2015 waren er geen of weinig fazanten in het revier en op 2/10/2015, de dag

na de levering van de fazanten, liepen tientallen fazanten in het revier;

de aanwezige fazanten in het revier betroffen duidelijk fazanten die niet afkomstig

waren uit het wild;

op de bosbodem lagen stro en fazantpluimen en waren sporen te zien van een

tractor en terreinwagen, hetgeen erop kan wijzen dat de fazanten hier uit hun

transportbakken werden geladen;

dhr. Artus de Bousies was op het moment van de levering afwezig;

gelet op de hoge leeftijd van dhr. Baudouin de Bousies is het zeer onwaarschijnlijk

dat deze fazanten ontvangen en uitgezet heeft;

er ligt geen bewijs voor dat een derde verantwoordelijk zou kunnen zijn voor de

feiten.

Vermoedelijke overtreder haalt in zijn verweerschrift aan dat de vaststellingen van 2/9/2015

niet gebruikt kunnen worden ter ondersteuning dat er op het terrein fazanten werden

uitgezet. Op 2/9/2015 vond er een ambtshalve toezichtsronde plaats van ANB in het

jachtrevier. Aangezien er op dat moment geen schendingen van de milieuregelgeving

vastgesteld werden, werd hiervan ook geen proces-verbaal of verslag van vaststelling

opgesteld, hetgeen dus niet automatisch betekent dat de vaststellingen van ANB onwaar

zouden zijn. Niettemin is er ook zonder dit element meer dan voldoende bewijs. dat er

fazanten in het revier werden uitgezet.

Conform artikel 16.4.25 DABM wordt als overtreder beschouwd: "degene die een

milieumisdrijf heeft gepleegd, alsook diegene die opdracht heeft gegeven om handelingen

te stellen die een milieumisdrijf uitmaken". Vermoedelijke overtreder is bijzonder

veldwachter in het jachtrevier van dhr. de Bousies. Op de leveringsbon van de fazanten

stond de naam van deze laatste vermeld. Gelet op het bovenstaande kan geconcludeerd

worden dat vermoedelijke overtreder degene was die de levering van fazanten ontvangen

heeft en deze uitgezet heeft.

Bovenvermelde feiten maken een schending uit van:

o Jachtdecreet: artikel 29; artikel 19.

en vallen daarmee onder de definitie van een milieumisdrijf als bedoeld in artikel 16.1.2, 2°

DABM, waarvoor een bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd.

Het milieumisdrijf staat vast in hoofde van overtreder.

4.2 De hoogte van de geldboete

Bij de bepaling van de hoogte van de geldboete wordt rekening gehouden met de ernst van

de gepleegde feiten, de frequentie en de omstandigheden waarin de feiten gepleegd of

beëindigd zijn.

4.2.1. De ernst van de feiten

De regelgeving inzake jacht strekt ertoe om de jacht veilig en duurzaam te maken, met

respect voor mens, dier en leefmilieu. Daarom wordt de jacht aan strenge regels

onderworpen.

Page 7: HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST · 2019. 8. 28. · 1 HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 augustus 2019 met nummer HHC-M-1819-0053 in de zaak met rolnummer 1819-HHC-0010-M Verzoekende partij

7

Bovenvermelde is regelgeving gericht op het verstandig aanwenden van wildsoorten en

hun leefgebieden en om hieraan tegemoet te komen werden er voor elke categorie, soort,

type of geslacht van wild en voor elke jacht- en bestrijdingswijze regels vastgesteld.

Door het niet naleven van deze regels kan een goed wildbeheer en natuurbehoud verstoord

worden. Het is algemeen bekend dat het uitzetten van wild het ecologisch evenwicht in het

gedrang kan brengen (bv. muskusrat, dwergeekhoorns,...). Het uitzetten van fazanten heeft

een negatieve impact en kan bijdragen aan het verdwijnen van amfibieën en reptielen.

Het uitzetten van fazanten gebeurt louter om het plezier van het schieten en betreft een

onethische vorm van jacht die jagers die de regels wel strikt volgen in diskrediet brengt.

Een strop is een niet-selectief middel om dieren te vangen, verschillende dieren konden

dus door deze strop verstrikt, verwond of gedood worden.

De overtreder is bijzonder veldwachter en zou in deze hoedanigheid zeker op de hoogte

moeten zijn van de jachtregelgeving. Eveneens vervult hij een voorbeeldfunctie. Niettemin

nam de overtreder deel aan laakbare jachtpraktijken.

Deze feiten zijn derhalve voldoende ernstig om gesanctioneerd te worden met een

bestuurlijke geldboete van 9438 euro (na toepassing van de opdeciemen).

4.2.2 De frequentie

Het betreft een eenmalige schending. Er zijn minstens geen indicaties die erop wijzen dat

bij overtreder reeds eerder vergelijkbare feiten werden vastgesteld. Het criterium frequentie

geeft derhalve geen aanleiding tot een hogere geldboete.

4.2.3 De omstandigheden

De gewestelijke entiteit ging per schrijven van 26/01/2016 over tot kennisgeving van het

voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen, al dan niet vergezeld

van een voordeelontneming. Artikel 16.4.37 DABM voorziet dat een boetebeslissing binnen

een termijn van honderdtachtig dagen na deze kennisgeving genomen dient te worden.

Deze termijn van 180 dagen is een termijn van orde, waarvan de overschrijding niet

gesanctioneerd wordt.

Deze beslissingstermijn is inmiddels verstreken. De gewestelijke entiteit is in casu evenwel

van oordeel dat de feiten voldoende ernstig zijn om alsnog een bestuurlijke geldboete op

te leggen en acht het, wegens de voorliggende overschrijding van de beslissingstermijn en

rekening houdende met de concrete elementen in het dossier, passend en redelijk om het

boetebedrag te verlagen tot 6.795 euro (na toepassing van de opdeciemen).

Ten slotte zijn er, wat dit milieumisdrijf betreft, geen verdere bijzondere omstandigheden

die in rekening worden genomen bij het bepalen van de hoogte van de boete.

OM DEZE REDENEN beslist de gewestelijke entiteit om aan

Kurt D’Hoore

RR-nr: 65042123543

Warandestraat 35

Page 8: HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST · 2019. 8. 28. · 1 HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 augustus 2019 met nummer HHC-M-1819-0053 in de zaak met rolnummer 1819-HHC-0010-M Verzoekende partij

8

9850 Hansbeke-Nevele

Een bestuurlijke geldboete op te leggen ten bedrage van 6.795 euro (na toepassing van de

opdeciemen die ten tijde van het plegen van de feiten van toepassing waren conform artikel

16.4.25 DABM).

…”

Dit is de bestreden beslissing.

Voor dezelfde feiten werd eveneens een alternatieve bestuurlijke geldboete opgelegd aan de heer

Arthus DE BOUSIES BORLUUT. Het vernietigingsberoep tegen deze beslissing is gekend bij het

College onder nummer 1819-HHC-0015.

IV. ONTVANKELIJKHEID VAN DE VORDERING TOT VERNIETIGING

Uit het dossier blijkt dat de vordering tijdig en regelmatig is ingesteld. Er worden geen excepties

opgeworpen.

V. ONDERZOEK VAN DE MIDDELEN TOT VERNIETIGING

A. Eerste middel

Standpunt van de partijen

1.

De verzoekende partij roept de schending in van artikel 6 van het Verdrag van 4 november 1950

tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), de

rechten van verdediging, de hoorplicht, het zorgvuldigheidsbeginsel en het

proportionaliteitsbeginsel als algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de materiële

motiveringsplicht.

Voorafgaandelijk merkt de verzoekende partij op dat de heer Bruno LUSSEAU 400 levende

fazanten vervoerde, hetgeen volgens haar in strijd is met artikel 26 van het Jachtdecreet van 24

juli 1991 (hierna: Jachtdecreet). Niettemin hebben de verbalisanten de heer LUSSEAU laten

wegrijden.

De verzoekende partij merkt op dat dat zij slechts één foto terugvindt zonder enige vermelding van

het leveringsadres hoewel het proces-verbaal vermeldt dat er foto’s van de vertoonde facturen in

bijlage zijn opgenomen. Daarenboven is het adres kennelijk verkeerd indien de heer Arthus DE

BOUSIES BORLUUT wordt bedoeld.

Voorts uit de verzoekende partij kritiek op de nota omschreven als “omstandig verslag

plaatsbezoek” gevoegd als bijlage bij het pv. De verzoekende partij meent dat dit document niet

over enige bewijskracht beschikt aangezien het niet is opgemaakt in de vorm van een proces-

verbaal, het niet de vereiste vermeldingen bevat waaraan een proces-verbaal moet voldoen, niet

is ondertekend door de toezichthouders noch door de celverantwoordelijke van de Natuurinspectie.

Wat haar verhoor betreft, benadrukt de verzoekende partij dat zij niets afweet van het

fazantentransport noch van het uitzetten van fazanten. Het feit dat zij zich voor het overige op haar

zwijgrecht beroept, wordt volgens haar ten onrechte als bewijs van enige strafrechtelijke

aansprakelijkheid ingeroepen. Het recht waarborgt volgens het Europees Hof voor de Rechten van

Page 9: HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST · 2019. 8. 28. · 1 HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 augustus 2019 met nummer HHC-M-1819-0053 in de zaak met rolnummer 1819-HHC-0010-M Verzoekende partij

9

de Mens dat een verdachte over de vrijheid beschikt om te zwijgen in het kader van een

ondervraging en behelst het verbod om iemand te verplichten een verklaring af te leggen. Bijgevolg

kan de verwerende partij nooit een vermoeden van schuld afleiden in hoofde van de vermoedelijke

overtreder die zich beroept op zijn zwijgrecht.

De verzoekende partij voert aan dat er geen bewijs voorligt dat de heer LUSSEAU na de

politiecontrole de fazanten die hij transporteerde heeft uitgezet in de gemeente Hansbeke. De

verzoekende partij herhaalt dat de vaststellingen bij gebrek aan een proces-verbaal geen

bewijswaarde hebben. De verzoekende partij stelt dat zij geen kennis heeft van de aan- of

afwezigheid van de heren DE BOUSIES BORLUUT, noch van de aankomst van een levering

fazanten.

De inspecteurs hebben uit het statuut van veldwachter onterecht het vermoeden van het plegen

van misdrijven afgeleid. Het louter gegeven dat de aangetroffen factuur is uitgeschreven op een

adres binnen het aanstellingsgebied van de verzoekende partij kan volgens haar geen aanleiding

geven tot een vermoeden van strafrechtelijke aansprakelijkheid, gelet op de honderden adressen

die binnen dit aanstellingsgebied gelegen zijn. Eenzelfde redenering kan volgens haar opgemaakt

worden voor de inspecteurs van het agentschap voor Natuur en Bos en voor de toezichthouders.

De bestreden beslissing steunt op de feitelijke vaststellingen van 2 september 2015 en 2 oktober 2015, doch deze feitelijkheden zijn volgens de verzoekende partij ‘gratuit’ omdat er voor deze

vaststellingen geen proces-verbaal werd opgemaakt.

Evenmin kan uit de leeftijd van de heer Baudouin DE BOUSIES BORLUUT noch uit de aan- of

afwezigheid van de heer Arthus DE BOUSIES BORLUUT noch uit het ontbreken van enig bewijs

in hoofde van een derde verantwoordelijke enige strafrechtelijke verantwoordelijkheid in hoofde

van de verzoekende partij afgeleid worden. De verwerende partij schendt volgens de verzoekende

partij het gelijkheidsbeginsel.

De verzoekende partij besluit dat in zijn hoofde geen schending van artikel 29 van het Jachtdecreet

kan weerhouden worden.

2.

De verwerende partij wijst erop dat uit de rechtspraak van het College volgt dat het bewijs van de

feiten en het daderschap in beginsel met alle middelen van het recht kan geleverd worden. Dit

houdt in dat het bewijs van het daderschap kan geleverd worden door een geheel van

samenhangende feitelijke vaststellingen.

Zij citeert uit de bestreden beslissing en stelt dat deze een afdoende motivering bevat over de

toerekenbaarheid van de feiten en het daderschap. De bewijslast van het tegendeel rust op de

verzoekende partij.

De verwerende partij betoogt dat de vervoerde fazanten afkomstig zijn uit een kwekerij uit Frankrijk

en er op dat ogenblik geen reden was om de heer LUSSEAU te verdenken van enige overtreding.

Het is volgens de verwerende partij irrelevant of de uitgezette tamme fazanten afkomstig zijn van

het transport uitgevoerd door de heer LUSSEAU gelet op de vaststelling dat er in het jachtgebied

gekweekte fazanten werden uitgezet.

De verwerende partij erkent dat er slechts één factuur in bijlage is gevoegd, hoewel het aanvankelijk proces-verbaal verwijst naar ‘facturen’. Deze factuur vermeldt duidelijk de naam van

de heer Artus DE BOUSIES, waarbij men Arthus DE BOUSIES BORLUUT bedoeld, en het adres

Warandestraat 9 te Hansbeke.

Page 10: HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST · 2019. 8. 28. · 1 HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 augustus 2019 met nummer HHC-M-1819-0053 in de zaak met rolnummer 1819-HHC-0010-M Verzoekende partij

10

Ingevolge een contactname hebben de natuurinspecteurs van het agentschap Natuur en Bos een

controle uitgevoerd in het jachtrevier van de familie DE BOUSIES BORLUUT. De verrichte

vaststellingen werden opgenomen in een nota, die werd gehecht als bijlage aan het navolgend

proces-verbaal. De verwerende partij merkt op dat de verzoekende partij de inhoud van de

vaststellingen niet betwist, maar enkel de bewijswaarde van de nota.

Vervolgens geeft de verwerende partij aan dat de natuurinspecteurs de heer LUSSEAU niet

hebben verhoord omdat zij geen bevoegdheid hebben om verhoren af te nemen in Frankrijk. Bij de

toerekenbaarheid van het daderschap wijst de verwerende partij erop dat zij rekening heeft

gehouden met een geheel van samenhangende feitelijke vaststellingen en verklaringen en dat zij

zich dus niet louter heeft gesteund op de vaststellingen in de nota van de natuurinspecteurs.

De verwerende partij verduidelijkt dat het daderschap aan de verzoekende partij niet louter in zijn

hoedanigheid als bijzondere veldwachter werd toegerekend, maar wel op basis van een geheel

van met elkaar samenhangende feitelijke vaststellingen en verklaringen.

Wat het zwijgrecht betreft, verwijst de verwerende partij naar een arrest van het Hof van Cassatie

en leidt hieruit af dat dat dit gegeven samen met de overige feitelijke gegevens en verklaringen

mocht meegenomen worden in haar beoordeling.

De stelling van de verzoekende partij dat zij aansprakelijk is gesteld louter omwille van het feit dat

het adres op de factuur in haar aanstellingsgebied gelegen is, is volgens de verwerende partij niet

juist. Het is de combinatie van deze vaststelling met de andere in de bestreden beslissing

opgenomen elementen die tot de beoordeling geleid hebben.

De verwerende partij kan evenmin akkoord gaan met de stelling dat de vaststellingen van 2 september 2015 en 2 oktober 2015 ‘gratuit’ zijn.

Op 2 september 2015 vond een ambtshalve controle plaats in het jachtrevier. Aangezien er geen

feiten werden vastgesteld die wezen op een milieumisdrijf of -inbreuk, diende er volgens de

verwerende partij geen proces-verbaal opgemaakt te worden.

Op het moment van de controle op 2 oktober 2015 door de natuurinspecteurs was er reeds een

politioneel onderzoek gaande zodat de natuurinspecteurs zelf geen proces-verbaal meer konden

opstellen, minstens bestond de noodzaak hiertoe niet meer. De nota werd bij het proces-verbaal

gevoegd, dat in zijn geheel (inclusief bijlagen) over een bijzondere bewijswaarde beschikt.

Bovendien wordt in het navolgend proces-verbaal verwezen naar deze feitelijke vaststellingen,

hetgeen hen tevens een bijzondere bewijswaarde verschaft. Minstens moeten de verklaringen van

de natuurinspecteurs als inlichtingen aanzien worden waarmee wel degelijk rekening mocht

gehouden worden.

De verwerende partij wijst erop dat bij uitsluiting van de heren Arthus en Baudouin DE BOUSIES

BORLUUT, de verzoekende partij de enige persoon is die enige zeggenschap heeft. De

verwerende partij herhaalt nogmaals dat het geheel van feitelijke vaststellingen en verklaringen tot

de toerekenbaarheid van het daderschap heeft geleid. Zo ook wat betreft de vaststelling dat er

geen bewijs voorhanden is dat een derde verantwoordelijk is voor de feiten.

De verwerende partij besluit dat in het verzoekschrift nergens wordt aangetoond dat de feitelijke vaststellingen foutief zijn, noch dat de beoordeling in concreto foutief dan wel kennelijk onredelijk

is.

3.

In haar wederantwoordnota wijst de verzoekende partij erop dat krachtens de rechtspraak van het

College de bewijslast van het milieumisdrijf en de overtreder bij de verwerende partij berust.

Page 11: HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST · 2019. 8. 28. · 1 HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 augustus 2019 met nummer HHC-M-1819-0053 in de zaak met rolnummer 1819-HHC-0010-M Verzoekende partij

11

Tevens voert zij aan dat de verwerende partij een te creatieve interpretatie geeft aan artikel 26 van

het Jachtdecreet.

Voorts vraagt zij zich af in hoeverre de verklaringen van de heer LUSSEAU, die nooit verhoord is

geweest, enige bewijskracht hebben, mede gelet op zijn franstaligheid. Uit randnummer 3.1 van

de antwoordnota leidt de verzoekende partij af dat de verwerende partij meent dat met de

verklaringen van de heer LUSSEAU geen rekening moet gehouden worden. Hieruit leidt zij af dat

de eerste en derde omstandigheid zoals weerhouden in de bestreden beslissing moeten geschrapt

worden.

De verzoekende partij verduidelijkt dat zij de vermeende vaststellingen van zowel 2 september

2015 als 2 oktober 2015 wel degelijk formeel betwist.

Voorts voert zij aan dat het gegeven dat de natuurinspecteurs over de hoedanigheid van officier

van gerechtelijke politie beschikken, niet inhoudt dat iedere brief of nota die zij opstellen of foto die

zij nemen, de waarde van een (authentiek) proces-verbaal van vaststellingen krijgt.

Hierdoor kan met de tweede, vierde, vijfde, zesde en zevende feitelijke omstandigheid zoals

weerhouden in de bestreden beslissing geen rekening worden gehouden worden.

Aangezien het niet mogelijk is om het zwijgrecht ten kwade in te roepen ten opzichte van de

vermoedelijke overtreder, dient opnieuw de tweede, derde en zesde feitelijke omstandigheid zoals

weerhouden in de bestreden beslissing buiten beschouwing gelaten te worden.

Aangezien het aanvankelijk proces-verbaal niet duidelijk is of het nu één of meerdere facturen

betreft, is er volgens de verzoekende partij evenmin duidelijkheid over het aantal leveringsadressen. In het proces-verbaal wordt gesproken over “drie foto’s van de facturen” terwijl

het volgens de verzoekende partij blijkt te gaan om drie foto’s van een ander stukje van één factuur

zodat zij zich de vraag stelt of het document werkelijk een factuur betreft. Zij merkt hierbij op dat

de identiteit van de heer Arthus DE BOUSIES BORLUUT niet correct is weergegeven, zodat de

verwerende partij volgens haar zonder eigen onderzoek onterecht uitgaat van de vermoedens van

de natuurinspecteurs.

De verzoekende partij meent dat de betrokken politie-inspecteurs de bevoegdheid hadden om de

heer LUSSEAU te verhoren gelet op de betrapping op heterdaad. Meer nog, ze beschikten

bovendien over de bevoegdheid om de vrachtwagen met lading in beslag te nemen. De door de

natuurinspecteurs geuite waarschijnlijkheid is volgens haar onvoldoende om het daderschap in

haar hoofde vast te stellen.

De verzoekende partij besluit dat van de acht samenhangende feitelijke omstandigheden waarop

de verwerende partij zich heeft gesteund, er geen meer overblijven.

Het non-incriminatiebeginsel houdt in dat de overheid er niemand toe kan verplichten zichzelf te

beschuldigen. Het zwijgrecht maakt onderdeel uit van dit beginsel. Het feit dat de verwerende partij

het zich beroepen op het zwijgrecht als element ten laste meeneemt in de bestreden beslissing,

houdt een schending in van de meest elementaire beginselen van het strafrecht. In antwoord op

de verwijzing in de antwoordnota naar het arrest van het Hof van Cassatie stelt de verzoekende

partij dat enige gevolgtrekking uit het stilzwijgen van een verdachte slechts mogelijk is mits het

naleven van stringente voorwaarden en waarbij het overige bewijsmateriaal reeds voldoende sterk

moet zijn. Het kan slechts tegen de verdachte worden ingeroepen indien de situatie

ontegenzeggelijk een verklaring van hem vereist. De verzoekende partij heeft een duidelijke

Page 12: HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST · 2019. 8. 28. · 1 HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 augustus 2019 met nummer HHC-M-1819-0053 in de zaak met rolnummer 1819-HHC-0010-M Verzoekende partij

12

verklaring afgelegd, doch zij weigerde iets te zeggen over foto’s en facturen waarover zij zich niet

kon uitspreken, zodat het zwijgrecht haar niet ten kwade laste gelegd kon worden.

Voorts voert de verzoekende partij aan dat er geen deugdelijk bewijs is van een bestelling van

fazanten uitgaande van de heer Arthus DE BOUSIES BORLUUT aangezien hij deze bestelling

ontkent, geen kennis heeft van de factuur en er nooit een betaling heeft plaatsgevonden.

Het vermoeden van onschuld wordt miskend doordat de verwerende partij rekening houdt met het

feit dat de strafrechtelijke verantwoordelijkheid in hoofde van een derde niet vaststaat. De

verzoekende partij merkt op dat de heer LUSSEAU op heterdaad betrapt werd en dus strafrechtelijk

verantwoordelijk is.

Beoordeling door het College

1.

Artikel 16.4.25 eerste lid DABM luidt als volgt:

“De bestuurlijke geldboete is een sanctie waarbij de gewestelijke entiteit een overtreder

verplicht een geldsom te betalen. Als overtreder wordt beschouwd degene die een milieu-

inbreuk of een milieumisdrijf heeft gepleegd, alsook diegene die opdracht heeft gegeven

om handelingen te stellen die een milieu-inbreuk of milieumisdrijf uitmaken.”

Het bewijs van de feiten en het daderschap kan met het oog op bestuurlijke beboeting, zoals in

strafzaken, in beginsel met alle middelen van recht geleverd worden. De principieel vrije

bewijsvoering behelst onder meer dat het bewijs van het daderschap kan geleverd worden door

een geheel van samenhangende feitelijke vaststellingen die eensluidend eenzelfde persoon als

pleger van het vastgestelde milieumisdrijf aanduiden. De beginselen van behoorlijk bestuur, en

meer bepaald het zorgvuldigheidsbeginsel, en het vermoeden van onschuld zoals onder meer

bepaald in artikel 6, §2 EVRM, omringen de bewijslevering wel met waarborgen op procedureel en

inhoudelijk vlak. Een bestuurlijke geldboete is immers een punitieve sanctie. De bewijslast berust

bij de gewestelijke entiteit.

2.

Overeenkomstig artikel 29 van het Jachtdecreet is het te allen tijde en overal verboden om wild uit

te zetten. De verzoekende partij betwist op zich niet dat iemand in het jachtrevier van de familie

DE BOUSSIES BORLUUT fazanten heeft uitgezet maar stelt dat zij hiermee niets te maken heeft.

De verwerende partij acht het daderschap van het uitzetten van de fazanten in hoofde van de

verzoekende partij bewezen op grond van volgende feiten en verklaringen :

“…

het leveringsadres van de fazanten betrof het adres waar vermoedelijke overtreder

bijzonder veldwachter is;

vermoedelijke overtreder kon geen verklaring geven voor de fazanten die op

2/10/2015 aanwezig waren in het revier;

vermoedelijke overtreder weigerde te antwoorden op de vraag van ANB of hij iets

met de bestelling van de fazanten te maken had;

op 2/9/2015 waren er geen of weinig fazanten in het revier en op 2/10/2015, de dag

na de levering van de fazanten, liepen tientallen fazanten in het revier;

de aanwezige fazanten in het revier betroffen duidelijk fazanten die niet afkomstig

waren uit het wild;

Page 13: HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST · 2019. 8. 28. · 1 HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 augustus 2019 met nummer HHC-M-1819-0053 in de zaak met rolnummer 1819-HHC-0010-M Verzoekende partij

13

op de bosbodem lagen stro en fazantpluimen en waren sporen te zien van een

tractor en terreinwagen, hetgeen erop kan wijzen dat de fazanten hier uit hun

transportbakken werden geladen;

dhr. Artus de Bousies was op het moment van de levering afwezig;

gelet op de hoge leeftijd van dhr. Baudouin de Bousies is het zeer onwaarschijnlijk

dat deze fazanten ontvangen en uitgezet heeft;

er ligt geen bewijs voor dat een derde verantwoordelijk zou kunnen zijn voor de

feiten.

…”

3.

Bij het aanvankelijk proces-verbaal van 1 oktober 2015 zijn als bijlage foto’s gevoegd die de

verbalisanten genomen hebben van de factuur die de chauffeur Bruno LUSSEAU bij zich had op

het moment van de controle. Uit deze foto’s blijkt enkel dat de factuur is opgemaakt op naam van “Comte Arthus de Bousies” met als adres Warandestraat 9, 9850 Hansebeke. Het verslag van 2

oktober 2015 opgesteld naar aanleiding van een plaatsbezoek door de natuurinspecteurs bevat

evenmin concrete objectieve gegevens waaruit de persoonlijke betrokkenheid van de verzoekende

partij kan afgeleid worden.

Het beginsel van het persoonsgebonden karakter van de straf is als algemeen rechtsbeginsel ook

van toepassing is op de bestuurlijke geldboeten. Artikel 16.4.25, eerste lid DABM moet in dit licht

gelezen en toegepast worden. Het louter gegeven dat de verzoekende partij de aanwezigheid van

de fazanten op de verschillende plaatsen in het jachtrevier niet ontkent, impliceert niet, minstens

niet automatisch, diens betrokkenheid bij het misdrijf zelf. De verzoekende partij heeft zelf steeds

staande gehouden niets te maken gehad te hebben met het uitzetten van de aangetroffen fazanten,

of met de opdracht ertoe. Het gegeven dat hij bijzonder veldwachter en opziener is voor het

betrokken jachtrevier, houdt niet in dat hieruit een vermoeden van betrokkenheid mag afgeleid

worden, zonder dat zulks onderbouwd wordt door andere objectieve bewijselementen waaruit

diens persoonlijke, persoonsgebonden, aansprakelijkheid blijkt.

Het gegeven dat de verzoekende partij in zijn verhoor ondanks de toezichtsfunctie binnen het

jachtrevier geen verklaring verschaft voor de aanwezigheid van de fazanten binnen het jachtrevier,

noch een derde aanwijst die hiervoor strafrechtelijk verantwoordelijk is, doet anders besluiten. Het

gegeven dat klaarblijkelijk niemand anders als verantwoordelijke kan aangewezen worden, is

onvoldoende om hieruit met afdoende zekerheid de verzoekende partij als opdrachtgever

aansprakelijk te stellen. Overigens dient opgemerkt dat uit de gegevens van het dossier blijkt dat

vader De Bousies eigenaar is van het domein en zijn zoon zich bezig houdt met de jacht.

Ook het feit dat de verzoekende partij zich in zijn verklaring gedeeltelijk beroept op het zwijgrecht,

impliceert op zich niet dat hij aansprakelijk moet geacht worden. Het zwijgrecht behelst weliswaar

niet dat de rechter nooit een gevolg zou mogen trekken uit het stilzwijgen van de verdachte en

verhindert niet dat gevolgtrekkingen kunnen gemaakt worden op basis van bijkomende concrete

omstandigheden, voor zover deze evenwel de verdachte zonder gerede twijfel persoonlijk

aanwijzen als overtreder en hierover geen gerede twijfel meer kan bestaan. Uit het dossier blijkt

enkel met zekerheid dat een leveringsbon werd gevonden op naam van de heer De Bousies.

Nergens wordt melding gemaakt van de naam van de verzoekende partij. Het College stelt vast

dat gerede twijfel kan bestaan over de persoonlijke betrokkenheid van de verzoekende partij. De

verzoekende partij dient haar onschuld niet te bewijzen, vermits het bewijs van de feiten én van de

toerekenbaarheid, het daderschap, berust bij de verwerende partij.

Page 14: HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST · 2019. 8. 28. · 1 HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 augustus 2019 met nummer HHC-M-1819-0053 in de zaak met rolnummer 1819-HHC-0010-M Verzoekende partij

14

4.

Het middel is gegrond.

B. Overige middelen

De overige middelen worden niet verder onderzocht, omdat ze niet tot een ruimere vernietiging

kunnen leiden.

BESLISSING VAN HET HANDHAVINGSCOLLEGE

1. Het College vernietigt de beslissing van de gewestelijke entiteit van 12 oktober 2018, met

nummer 21075.

2. Het College legt de kosten van het beroep, bepaald op 100 euro, ten laste van de verwerende

partij.

Dit arrest is uitgesproken te Brussel in openbare zitting van 20 augustus 2019 door de eerste

kamer.

De toegevoegd griffier, De voorzitter van de eerste kamer,

Kengiro VERHEYDEN Marc VAN ASCH