Grammatica werkwoorden
-
Upload
jo-hendriks -
Category
Documents
-
view
216 -
download
0
description
Transcript of Grammatica werkwoorden
Grammatica werkwoorden
Grammatica
Werkwoorden in de tegenwoordige tijd
Jo Hendriks
Grammatica werkwoorden
Het persoonlijk voornaamwoord
Ik ich
Jij du
Hij er
Zij sie
Het es
Wij wir
Jullie ihr
Zij sie
U Sie
De vertaling van de persoonlijke voornaamwoorden moet je gewoon van buiten kennen.
Hieronder volgen een aantal bijzonderheden en/of voorbeelden.
Er
Als je een mannelijk woord vervangt door een persoonlijk voornaamwoord, gebruik je er.
Der Mann ist mein Vater. Er heißt Karl.
Ich habe einen Hund. Er heißt Bello.
Sie
Als je een vrouwelijk woord vervangt door een persoonlijk voornaamwoord, gebruik je sie.
Die Frau ist meine Mutter. Sie heißt Irene.
Grammatica werkwoorden
Ich habe eine Katze. Sie heißt Minusch.
Es
Als je een onzijdig woord vervangt door een persoonlijk voornaamwoord, gebruik je es.
Das Mädchen heißt Johanna. Es ist 16 Jahre alt.
Ich habe ein Haus gekauft. Es hat 150.000 gekostet.
Grammatica werkwoorden
Het zwakke werkwoordHier vind je een uitlegvideo over het zwakke werkwoord
Definitie:
Een zwak werkwoord is een werkwoord dat niet van klank verandert in de verleden tijd of in het voltooid deelwoord. Het voltooid deelwoord eindigt (in het Duits) altijd op een –t.
Bijvoorbeeld: machen – machte – gemacht
Stap1: zoek de stam
De stam vind je door –en weg te laten van het hele werkwoord. Soms kun je alleen de –n weglaten:
machen Stam: mach-
Stap 2: zet de juiste uitgang achter de stam.
ich --------- e ich mache
du ----------st du machst
er------------t er macht
sie-----------t sie macht
es------------t es macht
wir----------en wir machen
ihr-----------t ihr macht
sie-----------en sie machen
Sie ----------en Sie machen
Oefeningen
Doe nu hetzelfde met de werkwoorden: kaufen (kopen), leben (leven), wohnen (wonen)
Grammatica werkwoorden
Afwijkingen van deze regel zien we
1 als de stam eindigt op –s, -z, -ß, -sch2 als de stam eindigt op –d of –t.
Hier vind je een uitlegvideo over de afwijkingen bij het zwakke werkwoorden
Afwijking 1
Reisen (= reizen)
Stap 1: zoek de stam
De stam vind je door –en weg te laten van het hele werkwoord. Soms kun je alleen de –n weglaten.
Reisen: stam: reis-
Stap 2: zet de juiste uitgang achter de stam.
Bij du staat maar een –s-
De uitgangen zijn:
ich --------e ich rede
du--- -----t du reist
er ---------t er reist
sie---------t sie reist
es ---------t es reist
wir --------en wir reisen
ihr ---------t ihr reist
sie --------en sie reisen
Sie --------en Sie reisen
Oefeningen
Grammatica werkwoorden
Doe nu hetzelfde met de werkwoorden wachsen (groeien), reizen (prikkelen).
Afwijking 2
Reden (=praten)
Stap 1: zoek de stam
De stam vind je door –en weg te laten van het hele werkwoord. Soms kun je alleen de –n weglaten.
Reden: stam: red-
Stap 2: zet de juiste uitgang achter de stam.
Bij sommige vormen zie je een extra –e-
De uitgangen zijn:
ich --------e ich rede
du--- -----est du redest
er ---------et er redet
sie---------et sie redet
es ---------et es redet
wir --------en wir reden
ihr ---------et ihr redet
sie --------en sie reden
Sie --------en Sie reden
Oefeningen
Doe nu hetzelfde met de werkwoorden: retten (redden), baden (baden).
Oefening met de zwakke werkwoorden.
Grammatica werkwoorden
Het werkwoord Haben
Hier vind je een uitlegvideo over het werkwoord haben
Haben hebben ott
ich habe Ich habe Hunger.
du hast Du hast Durst.
er hat Er hat ein Fahrrad.
sie hat Sie hat ein Handy.
es hat Es hat geregnet.
wir haben Wir haben keine Lust.
ihr habt Ihr habt gegessen.
sie haben Sie haben Kopfweh.
Sie haben Herr Hendriks, haben Sie Kinder?
Oefeningen met haben op Duits.de
Oefening met haben op WRTS.
Maak de zinnen af. Vormen van haben
Vul de goede vorm van haben in.
Grammatica werkwoorden
Het werkwoord Sein
Hier vind je een uitlegvideo over het werkwoord sein
Sein zijn
ich bin: Ich bin dreizehn Jahre alt.
du bist: Bist du in der Schule?
er ist: Er ist Lehrer.
sie ist: Sie ist Lehrerin.
es ist: Es ist zwanzig nach sieben.
wir sind: Wir sind Schüler.
ihr seid: Ihr seid alle verrückt!
sie sind: Sind sie auch Schüler von Niekée?
Sie sind Herr Hendriks, sind Sie Deutschlehrer?
Hier kun je het werkwoord sein nog eens oefenen.
Het werkwoord sein oefenen met WRTS.
Grammatica werkwoorden
Het werkwoord Werden(worden of zullen)
ich werde Ich werde Arzt.
du wirst Du wirst gehen.
er wird Er wird 15.
sie wird Sie wird Anwältin.
es wird Es wird morgen regnen.
wir werden Wir werden kommen.
ihr werdet Ihr werdet schon sehen.
sie werden Sie werden rechtzeitig hier sein.
Sie werden Sie werden alt, Herr Hendriks.
Werden oefenen op Duits.de.
Nog een oefening met werden.
Grammatica werkwoorden
De modale hulpwerkwoorden
Modale hulpwerkwoorden komen in het Nederlands en in het Duits vaak voor. Ze wijken nogal af van de zwakke werkwoorden, Daarom moet je de vormen goed bestuderen. Liefst van buiten leren.
Ook de betekenis moet je goed kennen. Ze lijken soms op Nederlandse werkwoorden, maar betekenen toch iets anders.
De vormen kun je oefenen op Duits.de. Klik daarvoor op de links hieronder.
De betekenis van de modale hulpwerkwoorden
Dürfen mogen
Können kunnen
Mögen aardig vinden/lekker vinden/leuk vinden
Müssen moeten
Sollen moeten (soms:zullen)
Wollen willen
Wissen weten
Grammatica werkwoorden
Oefeningen
Hier staat een oefening over de betekenis van de modale hulpwerkwoorden.
Hier vind je een mix van alle modale hulpwerkwoorden en haben, sein en werden.
Oefen hier de modale hulpwerkwoorden en werden.
In deze oefening moet je de meervoudzinnen naar het enkelvoud omzetten. Dus bijvoorbeeld van Wij naar ik, van jullie naar jij, van zij naar hij/zij/het. Je moet de hele zin overschrijven in de nieuwe vorm.
In deze oefening moet je de goede er-vorm invullen bij de modale hulpwerkwoorden