Grammarunit5

32

Transcript of Grammarunit5

moeten

have to moeten

I have to do it myself. (moet …)

I had to get up during the night. (moest …)

You’ll have to tell them. (zal moeten …)

don’t have to niet hoeven

You don’t have to work. (hoeft niet …)

Mom didn’t have to take an aspirin. (hoefde niet …)

They won’t have to help. (zullen niet hoeven)

some and any

Betekenis: enige / enkele / een paar

Gebruik:

Some: - bevestigende zinnen

- vraagzinnen antwoord: ja

Any: - ontkennende (not) zinnen

- vraagzinnen antwoord: ?

Samenstellingen:

somebody/anybody

someone/anyone

something/anything ding

somewhere/anywhere plaats

persoon

what or which

Gebruik:

Which: beperkte keuze

Which bike is yours, the blue or

the red one?

What: Onbeperkte keuze

What music do you like?

Vergelijken

Bij woorden met maar één lettergreep:

small (1)

+ …er than smaller than (2)

+ the …est the smallest (3 of meer)

Bij woorden met 3 of meer lettergrepen:

beautiful (1)

+ more … than more beautiful than (2)

+ the most … the most beautiful (3 of meer)

Bij woorden met 2 lettergrepen:

Bij woorden met 2 lettergrepen gaat het om de uitgang:

Vorm 1 krijg je bij: leerowysome-woorden

Vorm 2 krijg je bij de rest

leerowysome woorden zijn woorden die eindigen op:

-le simple-er clever-ow narrow-y happy-some handsome

Past perfect

Gebruik: iets gebeurde in het verleden voordat er iets

anders gebeurde.

Je kunt de past perfect alleen gebruiken als er

ook een past simple in de zin staat.

Vorm: had + voltooid deelwoord

The pupil said he had done his homework.

myself, yourself, etc.

Gebruik: om iets met nadruk te zeggen.

I did it myself. We did it ourselves.

You did it yourself. You did it yourselves.

He did it himself. They did it themselves.

She did it herself.

kunnen

 I am not able to explain the mystery. (T.T.)

( … kan .. niet verklaren.)

 

He was not able to find the plane. (V.T.)

(… kon niet vinden.) 

It is unlikely that rescuers will be able to find the black box. (Toekomst)

(… zullen kunnen vinden.)

myself, yourself, etc.

Gebruik: om iets met nadruk te zeggen.

I did it myself. We did it ourselves.

You did it yourself. You did it yourselves.

He did it himself. They did it themselves.

She did it herself.

Bijvoeglijk naamwoord vs. bijwoord

Bijvoeglijk naamwoord

Gebruik: een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Het geeft antwoord op de vraag ‘Wat voor …?’It really is a sad situation.

BijwoordGebruik: een bijwoord geeft antwoord op de vraag ‘Hoe …?’

She is always beautifully dressed.

Vorm: bijwoord = bijvoeglijk naamwoord + ly

Uitzonderingen:Bijvoeglijk naamwoord Bijwoord

good well

fast fast

hard hard

late late

Bijwoorden

Bijwoorden zijn woorden als:

just (alleen maar), always (altijd), nearly (bijna), still (nog steeds), often (vaak), never (nooit), etc.

Bijwoorden zijn woorden als:

just (alleen maar), always (altijd), nearly (bijna), still (nog steeds), often (vaak), never (nooit), etc.

Bijwoorden geven aan ‘hoe …’ iets gebeurd

Bijwoorden zijn woorden als:

just (alleen maar), always (altijd), nearly (bijna), still (nog steeds), often (vaak), never (nooit), etc.

Bijwoorden geven aan ‘hoe …’ iets gebeurd

Plaats van het bijwoord in de zin:

één werkwoord in de zin? Het bijwoord komt voor het werkwoord.

Bijwoorden zijn woorden als:

just (alleen maar), always (altijd), nearly (bijna), still (nog steeds), often (vaak), never (nooit), etc.

Bijwoorden geven aan ‘hoe …’ iets gebeurd

Plaats van het bijwoord in de zin:

één werkwoord in de zin? Het bijwoord komt voor het werkwoord.twee werkwoorden in de zin? Het bijwoord komt tussen de werkwoorden in.

Bijwoorden zijn woorden als:

just (alleen maar), always (altijd), nearly (bijna), still (nog steeds), often (vaak), never (nooit), etc.

Bijwoorden geven aan ‘hoe …’ iets gebeurd

Plaats van het bijwoord in de zin:

één werkwoord in de zin? Het bijwoord komt voor het werkwoord.twee werkwoorden in de zin? Het bijwoord komt tussen de werkwoorden in.is het werkwoord een vorm van ‘to be’? Het bijwoord komt achter het werkwoord.

Plaats voor tijd

Waar (plaats) iets gebeurt komt altijd voor

wanneer (tijd) iets gebeurt.

 He had been drinking in a bar the night before.

The planes disappeared in the Bermuda Triangle in 1945.