Gemeentelijke samenwerking onmisbaar 93.000 woningen Het ...
-
Upload
nguyenxuyen -
Category
Documents
-
view
226 -
download
1
Transcript of Gemeentelijke samenwerking onmisbaar 93.000 woningen Het ...
Gemeentelijke samenwerking onmisbaar Economie en bereikbaarheid samen aangepakt
93.000 woningen Bouwgolf Vinex-wijken vroeg om sterke regie
Het succes van RandstadRail Paradepaardje van de stadsregio’s
THEMA: DE OPLEVERING
09 MAGAZINE VAN STADSGEWEST HAAGLANDEN EN STADSREGIO ROTTERDAM | nummer 9 - jaargang 4 - januari 2015
Colofon
Deze uitgave is tot stand gekomen door samenwerking tussen het Stadsgewest Haaglanden en de stadsregio Rotterdam.
Uitgave Nummer 9, januari 2015, jaargang 4Dit is de laatste editie van het relatiemagazine van het Stadsgewest Haaglanden en de stadsregio Rotterdam.
Redactieadres #MRDHp/a MRDHPostbus 662501 CB Den Haag
Abonnementen, aanmelden en adreswijzigingenwww.mrdh.nl/magazine
Hoofdredactie Caroline Schep (Stadsgewest Haaglanden) en Willem Nettinga (stadsregio Rotterdam)
Redactie Carola Aardenhout, Brigitte Beeks, Sjaak Bral, Carrie, Martijn Delaere, Jeroen van Eijndhoven, Pieter Maessen, Lucette Mascini, Cyriel van Rossum, André de Vos, Cees van der Wel.
Aan dit magazine werkten mee Stef Baijense, Ewald Borkens, Roel Bouman, Hugo de Bruijn, Lida Garnier, Pieter van Genuchten, Jan Groeneveld, Wendy van den Heuvel, Richard Kleefman, Adrie Konijnendijk, Paul Meijer, Gertjan Nijsink, Jelmer Ridder, Willem Rietveld, Thom de Ruiter, Ate Stam, Cees Stoppelenburg, Gert-Jan den Toorn, Peter van der Valk, Wim van Veelen, Paul Vonk, Jolanda Weijdt en Joost Witte.
Fotografie Carola Aardenhout, Ivo van der Bent, Bureau Jeugdzorg Haaglanden, Connexxion, Tineke Dijkstra, Sicco van Grieken, Charles Groeneveld, Jenny van Hoorn, IPV Delft, Arjan de Jager, Lucette Mascini, MaW, Najib Nafid, Pieter Pennings, Mladen Pikulic, Rotterdam The Hague Airport, Gerhard van Roon, Stadsgewest Haaglanden, stadsregio Rotterdam, Willem Vermeij.
Concept, vormgeving en uitwerking Sabel Communicatie - Bilthoven.
Infographics Wim Dalebout en Joris Fiselier.
Copyright en verantwoordelijkheid De hoofdredactie heeft het voorbehoud op het auteursrecht op de artikelen in dit tijdschrift.
ISSN: 2213-2554
Op de cover Einde van het Stadsgewest Haaglanden en de stadsregio Rotterdam. Op naar de Metropoolregio. Fotograaf: Mladen Pikulic. Bewerking: Sabel Communicatie
18
12 24
05
DE OPLEVERING
05 Afscheid van de stadsregio’s
Wat heeft ruim twintig jaar regionale
samenwerking opgeleverd?
10 Historie
Het historische verhaal van de MRDH
12 RandstadRail
Twee regio’s, één gezamenlijke
lightrailverbinding
16 Haaglanden werkt aan het OV
Hoogwaardig netwerk dat alle
gebieden verbindt
18 Economie in Rotterdam
De regio neemt bestuurders en
ondernemers op sleeptouw
22 Haaglanden bereidt overgang
jeugdzorg voor
Stimuleren van samenwerken en verminderen
regeldruk
24 Succes uit onverwachte hoek
Jeugdzorg in regio Rotterdam
landelijk voorbeeld
30 Stadsregio bouwt middelgrote stad bij
Vinex-opgave na lastige start toch gerealiseerd
33 Van Rotterdam naar Nesselande
Stadsbewoners vinden hun droomhuis in
de Vinex-wijk
34 Prestatieafspraken sociale
woningbouw Haaglanden
Regionale markt met meer keuzevrijheid
voor woningzoekende
42 Portretten uit de
stadsvernieuwingswijken
Waar heeft het aanpakken van de
wijk toe geleid?
45 Eén kantorenstrategie
voor Haaglanden
Leegstand laat zich alleen regionaal bestrijden
50 De kunst van nieuw asfalt
Aanpassing in omgeving vraagt om
creativiteit en innovatie
54 Groenoffensief heeft stadsregio
sterker gemaakt
Steden verbinden met natuur
en leefbaarheid verhogen# MRDH 09 januari 2015
64
75
41
36 50
30
OPINIE
21 Column Sjaak Bral: Koudwatervrees
Column Carrie: Wij kunnen met elkaar
27 Metropoll
75 Column Cees van der Wel: Drijfzand
02 | 03
57 Nieuwe snelweg, maar ook
nieuwe natuur
Zoeken naar goede inpassing
A4 Delft-Schiedam
58 Bereikbaarheid en mobiliteit
Stadsregio investeert miljarden euro in
verbetering
65 Regionaal Structuurplan Haaglanden
Iedere gemeente erin met eigen
identiteit en kracht
67 Duurzaamheidsbalans Haaglanden
Belangrijke stappen gezet, nog grote
stappen nodig
68 Club van vijftien trok samen
op in milieubeleid
Stadsregio bundelde kennis,
bestuurskracht en geld
70 Milieudefensie Den Haag over
acties Stadsgewest
In de praktijk is er nog veel te doen
aan luchtkwaliteit
72 De ambitie van de MRDH
Nieuwe samenwerking tussen 23
gemeenten
RUBRIEKEN
26 Feiten & Cijfers: Financiering Jeugdzorg Haaglanden
28 Feiten & Cijfers: Resultaten van projecten in de stadsregio’s
44 Feiten & Cijfers: Bouw Vinex-woningen
36 In Beeld: Van Ypenburg tot Nesselande
48 Feiten & Cijfers: Kerngegevens MRDH
Van de redactie | De Oplevering
Het is zover. De Eerste Kamer heeft op 17 december 2014 de Wet tot
afschaffing van de Wgr-plusregio’s aangenomen. Dit luidt het einde in
voor het Stadsgewest Haaglanden en de stadsregio Rotterdam. Maar ook
een nieuw begin. Want tegelijk met de opheffing is het parlement ook
akkoord gegaan met het instellen van vervoersautoriteiten voor de regio’s
Rotterdam/Den Haag en Amsterdam.
In november stemden de 24 gemeenten (inmiddels 23 na de fusie van
Bernisse en Spijkenisse) al in met een nieuwe gemeenschappelijke
regeling voor de Metropoolregio Rotterdam Den Haag, een regeling
waarvoor in 2010 al de eerste bestuurlijke stappen zijn gezet.
Nu het doek definitief gaat vallen voor de stadsregio’s is het een mooi
moment om terug te blikken op ruim twintig jaar intergemeentelijke
samenwerking. Een samenwerking die eerst van onderop kwam op
vrijwillige basis en later erkenning kreeg met een wettelijke status en
bijbehorende financiële middelen. Dat terugblikken doen we met deze
speciale uitgave van het relatiemagazine #MRDH. Wij hebben deze
sloteditie de themanaam ‘De Oplevering’ meegegeven, want de
samenwerking heeft ons veel concrete projecten en andere resultaten
gebracht. Van lightrailverbindingen en tramlijnen tot ruimtelijke
structuurplannen en Vinex-wijken, wegen, fietspaden en gemoderniseerde
bedrijventerreinen. Soms zijn de handen in elkaar geslagen om juist niets
te bouwen of aan te leggen, maar het groen te versterken, zoals in Midden-
Delfland. Ook minder zichtbare resultaten zijn geboekt die van belang zijn
geweest voor het versterken van de regio, zoals het op orde brengen van de
jeugdzorg of de prestatieafspraken voor sociale woningbouw.
We hopen dat u na het lezen een goed beeld krijgt van het werk dat
de afgelopen jaren is verricht door de twee stadsregio’s en onze trots op
de behaalde resultaten deelt!
Met deze jubileumuitgave stopt ook dit relatiemagazine van beide
stadsregio’s. Het was ons een genoegen om u als relatie van het Stadsgewest
Haaglanden en/of de stadsregio Rotterdam de afgelopen vijftien jaar te
informeren over de regionale ontwikkelingen. Eerst via de aparte
magazines Focus Haaglanden en SR Perspectief en, vanaf 2011, met dit
gezamenlijke relatiemagazine #MRDH.
# MRDH 09 januari 2015
In de jaren negentig gaf het Rijk de aanzet tot oprichting van stadsregio’s omdat het bevoegdheden
en gelden op het gebied van mobiliteit, woningbouw en jeugdzorg naar een bovengemeentelijke
schaal wilde overhevelen. Vervolgens hebben de gemeenten zelf ook een aantal zaken, die letterlijk
grensoverschrijdend waren, ondergebracht bij de stadsregio’s.
Tekst: Brigitte Beeks en Pieter Maessen | Fotografie: Sicco van Grieken, Pieter Pennings, Rotterdam The Hague Airport en Stadsgewest Haaglanden
DE OPLEVERING
04 | 05
RandstadRail is één van de zichtbare verbeteringen op OV-gebied.
Stadsregio’s waren onmisbaar om economie en leefkwaliteit te versterken
# MRDH 09 januari 2015
Het was geen toeval dat de stadsregio’s midden
jaren negentig in het leven werden geroepen,
tegelijk met de enorme golf van woningbouw die
op gang kwam door het Vinex-beleid van de
kabinetten-Lubbers. Die bouwgolf heeft in de
regio’s rond Den Haag en Rotterdam in zo’n
vijftien jaar geleid tot 120.000 nieuwe woningen.
Het Rijk wilde voor het Vinex-programma beslist
geen afspraken maken met afzonderlijke
gemeenten, maar uitsluitend met stadsregio’s.
Er waren grote geldstromen mee gemoeid, die
door de besturen van de stadsregio’s over de
gemeenten zijn verdeeld. Het waren ook de
stadsregio’s die de regie voerden over de invulling
van het woningprogramma, dus de vraag welk
type woningen op welke locatie in welke
gemeente gewenst was. De gemeenten kwamen
daartoe met voorstellen, maar de stadsregio
toetste dat aan het grotere plaatje en stuurde
zo nodig bij. Vooral de spreiding van woningen in
de sociale sector is daarbij altijd een netelige
kwestie geweest, want er moest meer evenwicht
in die spreiding komen. Te veel van die woningen
stonden in de grootste en middelgrote steden.
Het bouwen van de nieuwe woningen en alles
wat daarbij hoort voor de economie en de
leefbaarheid van die nieuwe wijken, was een
uitdagende opgave. Het waren dan ook
gloriejaren voor stedenbouwkundigen en
planologen die mochten nadenken over hoe
de regio zich moest ontwikkelen, dus over de
spreiding van huizen, bedrijventerreinen,
recreatiegebieden en infrastructuur.
‘Rijk wilde geen afspraken met gemeenten maar met stadsregio’s maken’
Regionale structuurplannen
In zowel Haaglanden als de stadsregio
Rotterdam zijn hiervoor strategische ruimtelijke
plannen gemaakt, waarin het complete beeld
werd geschetst. We zien in die ‘regionale
structuurplannen’ ook al hoe Haaglanden en de
Rotterdamse stadsregio naar elkaar toegroeien,
inclusief de belangrijke vraag wat de toekomst
van Midden-Delfland tussen de dichtbevolkte
stedelijke zones zou kunnen zijn.
De stadsregio’s maakten die strategische plannen
in nauwe samenwerking met de provincie Zuid-
Holland, sterker: de provincie was medeonder-
tekenaar. In die goede relatie paste het ook dat
de provincie het aan de regio’s overliet om
beleid te ontwikkelen voor recreatiegebieden en
bedrijventerreinen.
Kwaliteitssprong
De infrastructuur van wegen en openbaar
vervoer moest de fysieke samenhang versterken.
De stadsregio’s maakten lijstjes van wegprojecten,
bruggen en tunnels die met voorrang moesten
worden aangelegd. Ook lobbyden de bestuurders
gezamenlijk bij het kabinet voor geld voor
nieuwe rijkswegen of voor projecten om de wegen
beter te benutten. Zo zijn besluiten gevallen over
cruciale grensoverschrijdende verbindingen zoals
de A4 door Midden-Delfland, de Sijtwendetunnel,
de Rotterdamsebaan, de A13-A16, de Blankenburg-
verbinding en de ombouw van het Hofpleinlijntje en
de Zoetermeerlijn tot RandstadRail.
Midden-Delfland moet groen blijven, zo bepaalden de stadsregio’s.
Wim Deetman, voorzitter dagelijks bestuur Stadsgewest Haaglanden 1996-2007.
“Toen ik in 1996 aantrad als burgemeester van
Den Haag en daarmee ook als voorzitter van
het dagelijks bestuur van het Stadsgewest, was
iedereen in de veronderstelling dat we op weg
waren naar een stadsprovincie. Dat geschiedde
uiteindelijk niet, maar er volgde een herindeling
rond Den Haag. In die mineurstemming heb-
ben we toch doorgevochten en hebben we
zelfs nieuwe taken naar ons toegetrokken. Met
enthousiasme zijn we na de herindeling aan de
slag gegaan met het Regionaal Structuurplan.
Het is ontzettend mooi dat dat is gelukt en dat
de gemeenten daar nu uitvoering aan geven.
Op economisch vlak heeft het Stadsgewest
het belang van Den Haag als stad van vrede en
recht ondersteund, evenals de glastuinbouw in
het Westland. We hebben nergens in Nederland
zo’n geconcentreerd oppervlakte aan glastuin-
bouw. Zo’n economische motor moeten we
koesteren. Het beleid is altijd door alle gemeen-
ten gedragen.”
“De afschaffing van de Wgr-plus met de vervoer-
regio als opvolger, hoeft niet ongunstig te zijn.
Als je kijkt naar andere Europese metropolen
blijkt dat zij bestuurlijke kracht hebben gekre-
gen door het vormen van zo’n vervoerregio. Dat
heeft als een katalysator gewerkt. Persoonlijk
hoop ik dat er een vervoerregio komt met een
gemeenschappelijke regeling die breder is dan
alleen verkeer en vervoer. Dat de MRDH uitein-
delijk meer ‘mag doen’.”
(Arc
hief
foto
)
06 | 07
Het openbaar vervoer heeft in de decennia dat de
stadsregio’s actief waren een kwaliteitssprong
gemaakt. Vergelijk het huidige metro- en tramnet
maar eens met dat van 1995, niet zozeer qua
uitgestrektheid, maar vooral in kwaliteit van de
dienstverlening en uitstraling. Het tijdperk van
stations en haltes die volgespoten waren met
graffiti en die vol lagen met zwerfvuil, hebben we
achter ons gelaten. We zitten binnenkort overal
in trams met gelijkvloerse instap en op stoeltjes
met bekleding. We reizen met een OV-chipkaart
en de stadsbussen hebben fluistermotoren
vergeleken met de oude brommachines van de
jaren tachtig.
Ook dit is werk geweest van de stadsregio’s, die
immers opdrachtgevers waren van de openbaar-
vervoerbedrijven. Voor verkeer en vervoer
hadden Haaglanden en stadsregio Rotterdam de
laatste jaren samen ruim een half miljard euro
per jaar beschikbaar. Geld dat ze kregen van
de Rijksoverheid. Daarmee moesten ze het
OV-systeem subsidiëren en andere verkeersin-
vesteringen betalen. Dat zijn complexe opgaven
in steden die zo dicht bevolkt zijn en waar de
inwoners hoge eisen aan mobiliteit stellen.
Belangrijk daarbij was het bewaken van het
evenwicht tussen de grote steden, die groten-
deels eigenaren zijn van de RET en de HTM, en
de randgemeenten. Deze laatste konden via de
stadsregio’s invloed uitoefenen op de ontwikke-
ling van het lijnennet en de verdeling van groei
en – soms – van de bezuinigingen.
Fietsinfrastructuur
Het paste ook in de tijdgeest dat de beide regio’s
veel deden aan de infrastructuur voor fietsers.
Vele kilometers fietspad zijn toegevoegd, er zijn
tunnels en bruggen gebouwd en duizenden
stallingsplaatsen voor fietsers aangelegd bij
haltes en stations van het openbaar vervoer.
Kantoren
Ook als het ging om de ontwikkeling van de
bedrijvigheid, hebben de stadsregio’s zich vooral
met ruimtelijke aspecten bezig gehouden.
Aanvankelijk ging het over het vinden van ruimte
voor de expansie van bedrijventerreinen,
kantoren en winkelcentra. Later verschoof de
# MRDH 09 januari 2015
De naamsverandering van het Rotterdamse vliegveld in Rotterdam The Hague Airport was een belangrijke stap in de nauwere samenwerking tussen de twee stadsregio’s.
aandacht naar het gezond houden van de
vastgoedmarkt, zoals het voorkomen van
ongecontroleerde groei van de kantorenmarkt of
van weidewinkels en het herstructureren van
verouderde bedrijventerreinen. De grootste
economische ruimtevragers zijn het havenindu-
strieel complex en de greenports. Die hebben zich
goed kunnen ontwikkelen en zijn beide toonaan-
gevend in de wereld. Dat hebben ze mede te danken
aan het feit dat de stadsregio’s voor goede bereik-
baarheid van die complexen hebben gezorgd.
Aan de aanleg van de Tweede Maasvlakte was het
besluit gekoppeld om 750 hectare natuur- en
recreatiegebied aan te leggen. Dat is een heel
grote opgave – die dan ook nog niet is voltooid.
Daarnaast waren beide regio’s al in het kader van
hun integrale ruimtelijke beleid bezig met
nieuwe groen- en recreatievoorzieningen. Vooral
het Rotterdamse deel had daar een gebrek aan,
maar het ‘recreatietekort’ is de afgelopen jaren
veel kleiner geworden. Op allerlei plaatsen vinden
we nu robuuste groengebieden, die met mooie
‘De haven en greenports kwamen nog dichter bij elkaar’
Bram Peper, voorzitter dagelijks bestuur stadsregio Rotterdam 1994-1998.
“Het ontstaan van de stadsregio achtten we
van belang vanuit Rotterdam. Toen in 1986 het
Overleg Orgaan Rijnmond werd opgeheven,
waren we bang dat er een gat zou ontstaan
tussen de stad en de omliggende gemeenten.
Maar Rotterdam moest eerst zelf tot inzicht
komen dat het belangrijk was om goede relaties
met die gemeenten te hebben. Het idee van de
stadsprovincie ontstond, maar twee referenda
zorgden ervoor dat die niet doorging. En met
die mislukking zitten we volgens mij nog. Wat er
toen is ontstaan in het bestuurlijke landschap is
een chaos en een bende. Allemaal over elkaar
heen liggende gebieden met een andere schaal.
Politieregio, hoogheemraadschap, noem maar
op. Thorbecke zou zich briesend en tierend uit
zijn graf hebben gehesen en hebben gezegd:
Geef me een half jaar, en ik maak het op orde.”
“Hoe dan ook, we hebben in Wgr-plusverband
altijd goed samengewerkt. We hebben gezien
dat het op het gebied van verkeer en vervoer
nuttig is om zo’n orgaan te hebben. Ik heb het
altijd een inspirerende samenwerking gevonden.
Rotterdam dat alles in zijn eentje deed, dat kon
niet langer omdat zoveel zaken toch grensover-
schrijdend zijn. Neem alleen al de metro die toch
ook naar de steden aan de buitenrand gaat,
maar ook de haven en het natuurschoon om
ons heen. Het was van belang om gezamen-
lijk een vuist te maken en onze relatie met Den
Haag, het Rijk, aan te spreken om voldoende
geld binnen te halen voor de regio.”
(Arc
hief
foto
)
08 | 09
fietspaden, -bruggen en -tunnels verbonden zijn
met de omliggende steden.
Metropool
Zo hebben de stadsregio’s gedurende bijna twee
decennia een aantal taken uitgeoefend die hoe
dan ook het beste vanuit één bestuur konden
worden gecoördineerd. Er kwamen nieuwe wegen
en spoorverbindingen die gemeenten met elkaar
verbinden. De haven en de greenports kwamen
nog dichter bij elkaar. Het openhouden van
Midden-Delfland als groen hart van de metropool
was een gezamenlijk belang. Meer dan ooit zijn
werknemers en consumenten mobiel en
beschouwen zij de hele regio als hun leefgebied.
Het Stadsgewest Haaglanden en de stadsregio
Rotterdam hebben actief en effectief bijgedragen
aan de versterking van de samenhang tussen hun
gemeenten, waardoor de economische kracht is
toegenomen en de leefkwaliteit voor de inwoners
is verbeterd.
# MRDH 09 januari 2015
12 | 1110 | 11
HISTORIE
# MRDH 09 januari 2015
RandstadRail: paradepaardje van de stadsregio’s
Tekst: André de Vos | Fotografie: Gerhard van Roon
“Eindelijk heeft Den Haag ook een metro.” RET-directeur Pedro Peters kon de grap niet laten toen ‘zijn’ metrolijn
E aanlandde op Den Haag Centraal. Dat lag best gevoelig, een Rotterdamse metro op Haags grondgebied.
Aan de andere kant: Haaglanden kon ook al pronken met zíjn deel van RandstadRail: de lightrailverbinding naar
Zoetermeer, met het aansprekende ‘netkousviaduct’ in het Beatrixkwartier en sterk gestegen reizigersaantallen.
RandstadRail betekende een aansluiting op de grote steden voor tussengelegen gemeenten.
VERVOER
12 | 13
Het project RandstadRail is klaar. De sneltramlijnen 3 en 4 die
Den Haag, Leidschendam-Voorburg en Zoetermeer met elkaar
verbinden rijden sinds 2006. De Rotterdamse E-metrolijn tussen
Den Haag Centraal en Rotterdam Centraal (en door naar Slinge)
rijdt sinds 2011, terwijl de busbaan tussen Rotterdam en Zoeter-
meer, de ZoRo-lijn een jaar later gereedkwam. Maar het succes
van RandstadRail smaakt naar meer. De Oosterheemlijn wordt
doorgetrokken naar Bleizo, waar een verbinding komt met het
NS-station. Metrolijn E krijgt een nieuw, eigen eindstation op
Den Haag Centraal. En in Rotterdam is onlangs besloten tot het
ombouwen van de Hoekse Lijn naar RandstadRailmodel.
Met RandstadRail werden twee onaantrekkelijke en noodlijdende
NS-verbindingen (Zoetermeerlijn en Hofpleinlijn) in het eerste
decennium van deze eeuw nieuw leven ingeblazen. De reizigers-
aantallen op de nieuwe E-lijn zijn bijna verviervoudigd, op de
Zoetermeerlijnen vrijwel verdubbeld. “RandstadRail is precies
wat je als bestuurder met een OV-project hoopt te bereiken”,
zegt Jeannette Baljeu, nu raadslid in Rotterdam, als wethouder
verantwoordelijk voor de uitvoering van het Rotterdamse deel.
“Een aansprekend openbaarvervoersysteem dat perfect past
bij de Zuidvleugel”, vindt Bruno Bruins, inmiddels bestuursvoor-
zitter van het UWV, maar als wethouder in Den Haag en
portefeuillehouder voor Haaglanden (2000-2006) betrokken bij
de besluitvorming rond RandstadRail. “Ik heb RandstadRail
altijd al een heel logisch project gevonden, ook toen ik nog bij
HTM werkte en RandstadRail niet meer dan een idee was.
Het is vanzelfsprekend dat twee steden die zo dicht bij elkaar lig-
gen optimaal met elkaar zijn verbonden.”
Ambitieuze plannen
Dat RandstadRail rijdt, is allerminst vanzelfsprekend. In de
jaren negentig, toen de eerste schetsen voor het project serieus
werden uitgewerkt, lagen overal in Nederland ambitieuze
plannen voor lightrail. Spoorverbindingen met licht materieel
moesten de kwaliteit van het openbaar vervoer van stadshart
naar omliggende woon- en werkgebieden op vijf tot dertig
kilometer afstand verbeteren. ‘Tout’ bestuurlijk Nederland
toog naar Karlsruhe en Straatsburg, waar mooie voorbeelden
in praktijk te zien waren.
Van alle plannen is vooralsnog alleen RandstadRail verwezenlijkt.
In een andere vorm dan de bedoeling was. De eerste plannen voor
RandstadRail waren net zo ambitieus als onrealistisch. Er moest
één railsysteem komen dat Rotterdam, Den Haag en tussenlig-
gende gebieden zou gaan verbinden, en dat dan ook nog door de
steden zelf zou rijden. Er waren plannen voor doortrekking naar
Scheveningen en een nieuwe railverbinding tussen Zoetermeer en
Rotterdam. De aanvankelijke kosten kwamen uit boven de zes
miljard gulden.
Niet de overheden en de ‘stoffige’ stedelijke vervoerbedrijven zou-
den het project gaan realiseren, maar marktpartijen die op het
project mochten bieden en dan vervolgens ook de lijnen zouden
exploiteren. “Er zaten veel politieke, soms zelfs tegenstrijdige
ambities in het project”, zegt Simon Renzema, projectleider
namens Haaglanden en nu commissaris bij HTM. “Die hebben
we er langzaam allemaal uitgesloopt tot we een vervoerkundig
project overhielden dat wél realiseerbaar was. Maar het is wel
heel belangrijk geweest dat de twee regio’s samen optrokken.
Anders was het geld er nooit gekomen.”
Eén railsysteem voor twee steden bleek onhaalbaar en onnodig.
“De besturen van de stadsregio’s wilden dat erg graag”, zegt
oud-HTM-directeur Ton Kaper. “Maar je kunt met de metro niet
gelijkvloers de stad in, wat juist in Den Haag de aantrekkings-
kracht zou zijn van RandstadRail. Dus Den Haag moest een tram.
En Rotterdam wilde met een metro over de oude Hofpleinlijn
omdat ze dan de koppeling met de rest van het metronet konden
maken. Die keuzes waren onverenigbaar.”
Twee gescheiden projecten
Uiteindelijk werd RandstadRail opgeknipt in twee gescheiden
projecten: een Haags deel, met sneltrams 3 en 4, en een
Rotterdams deel met metrolijn E en de busverbinding tussen
Rotterdam en Zoetermeer. Het compromis is perfect zichtbaar
op de vijf stations tussen de twee steden in, waar sneltram en
metro het spoor delen, het zogenaamde samenlooptraject.
De perrons hebben een laag deel (voor de Haagse trams) en een
hoog deel (voor de Rotterdamse metro). Kaper: “Dat was in het
begin bestuurlijk volstrekt onbespreekbaar, maar in de praktijk
blijkt de reiziger er helemaal geen moeite mee te hebben.”
Van een leien dakje ging de aanleg van RandstadRail niet.
De totale aanlegkosten liepen uiteindelijk op tot 1,3 miljard
euro. De Haagse wethouder Pieter van Woensel trad in 2007 af
vanwege een kostenoverschrijding in Den Haag. Het project
kwam moeizaam op gang doordat de openbaar vervoersector in
de ban van marktwerking was en het bijna uitgesloten leek dat
de bestaande vervoerders RET en HTM het recht zouden krijgen
om over de nieuwe lijnen te rijden. Die onduidelijkheid was
later mede debet aan de opstartproblemen aan de Haagse kant.
De aanleg van de nieuwe infrastructuur en de aankoop van
de nieuwe trams werden apart gedaan, waardoor materieel
en rails, met name de wissels, niet goed op elkaar bleken
afgestemd. Ontsporingen volgden, wat tot het stilzetten van
de exploitatie van de trams leidde en het vervangen van wissels
en een deel van het traject.
In het Rotterdamse deel, waar zowel aanleg als aankoop van
materieel aan RET waren uitbesteed, verliep ook niet alles vlekke-
loos. Wim den Adel, projectmanager van het Rotterdamse traject,
kan zich spannende momenten herinneren bij de tunnelaanleg
en een grote lekkage in de bouwput bij Rotterdam Centraal.
“Ik moest zelfs voor de rechter komen wegens een door een aan-
nemer veroorzaakt ammoniaklek.”
# MRDH 09 januari 2015
118.000 reizigers
Dat leed is inmiddels geleden. RandstadRail bewijst
zich dagelijks in de praktijk. De twee lijnen naar
Zoetermeer vervoeren zo’n 85.000 reizigers per
dag. Bijna twee keer zoveel als de oude Zoetermeer-
lijnen, maar wel beduidend minder dan de progno-
ses van 110.000 reizigers. De vertraagde woning-
bouw langs de lijnen wordt als oorzaak aangewe-
zen. De metrolijn E presteert boven verwachting en
zit inmiddels op 34.000 reizigers per dag. Vier keer
meer dan de oude NS-lijn. Zelfs de ZoRo-lijn doet
het goed, terwijl de verwachtingen van die busver-
binding allerminst hooggespannen waren. Dat was
ook de reden dat de plannen om een spoorlijn tus-
sen de twee gemeenten aan te leggen al snel in de
prullenbak verdwenen: te weinig reizigers.
Niet alle keuzes bij RandstadRail blijken echter even
toekomstvast te zijn. Het grote succes van de E-lijn
maakt een hogere frequentie in de spits noodzakelijk,
maar dat stuit voorlopig op problemen met de spoor-
beveiliging en de elektriciteitsvoorziening die niet op
meer trams en metro’s zijn berekend.
Praat nu met de mensen die RandstadRail verwezen-
lijkt hebben en de succesfactoren die ze aanwijzen
zijn talrijk en gevarieerd. Dat er al grotendeels
NS-sporen lagen op de RandstadRail-tracés was
een groot voordeel. Het maakte de ingrepen in de
openbare ruimte relatief overzichtelijk. Dat er werd
gekozen voor twee aparte projecten in Rotterdam
en Den Haag vereenvoudigde de aansturing.
“Dat het nu goed loopt is juist te danken aan het
feit dat er twee aparte projecten waren”, zegt
Den Adel. Ook zagen we tijdig in dat een groot
railproject als RandstadRail toch beter door de over-
heden zelf kon worden verwezenlijkt, in plaats van
via ingewikkelde publiek-private samenwerking.
‘Reizigersaantallen E-lijn bijna verviervoudigd’
Bestuurlijke daadkracht
Maar de voornaamste reden dat RandstadRail er
kwam, was bestuurlijke daadkracht. “In beide regio’s
zaten bestuurders die bereid waren over hun eigen
schaduw te stappen”, aldus Peters. “Er lag een
be-stuurlijke overeenkomst tussen Haaglanden,
Rotterdam en het ministerie Verkeer en Waterstaat
die in de praktijk heel goed werkbaar bleek”, zegt
Den Adel. “Er waren duidelijke regels en de porte-
feuillehouders hadden onderling goed contact. Dat
vereenvoudigde de samenwerking op de punten waar
we elkaar nodig hadden, zoals bij de beveiliging.”
Maar er kwam ook wat geluk bij kijken, memoreert
Bruno Bruins, die destijds namens Haaglanden het
contract met het ministerie van Verkeer en Water-
staat sloot. Nadat er eind 2001 een bestuurlijke over-
eenkomst was getekend, werd een jaar later het
contract getekend waarbij de regio’s daadwerkelijk
geld kregen van het Rijk. “Haaglanden en Rotterdam
kwamen op precies het juiste moment naar het
kabinet. Roelf de Boer was destijds minister van Ver-
keer en Waterstaat en die wilde scoren. Hij zocht
laaghangend fruit. En daar was RandstadRail. De
Boer tekende voor honderden miljoenen. Als we een
jaar eerder of een jaar later bij het ministerie waren
langsgegaan, hadden we dat geld misschien nooit
gekregen.”
Bruins beaamt dat de samenwerking tussen de
Haaglandse en Rotterdamse regio destijds heel
goed was. “Ik zat op één lijn met toenmalig wet-
houder Stefan Hulman van Rotterdam. Voor de
lijnen naar Zoetermeer is het ook heel belangrijk
geweest dat de tussenliggende gemeenten zich
coöperatief opstelden. Zij zagen in dat dit project
alleen kon uitgroeien tot een succes als de
uitvoering bij de stadsregio kwam te liggen.”
Belang voor MRDH
Het belang van RandstadRail voor de Metropoolre-
gio laat zich volgens Peters moeilijk overschatten.
“Alle Vinex-locaties die tussen Rotterdam en Den
Haag liggen zijn nu veel beter ontsloten. Het is
14 | 15
een juiste keuze geweest om dit project te starten
voordat alle woningbouw gereed is. In het begin
reden we deels door weilanden. Dat maakt de
exploitatie lastig, maar daarmee bied je nieuwe
bewoners gelijk een goed alternatief voor de auto.
Ik ben ook erg gelukkig met de luxe uitstraling
die we hebben gekozen voor materieel en stati-
ons. Daarmee trek je reizigers die normaal niet
snel voor het openbaar vervoer kiezen. De man-
tel-pakjes en de theaterbezoekers zitten ook in
RandstadRail.”
Oud-wethouder Bruins ziet dat door de lightrail
Rotterdam en Den Haag dichter bij elkaar zijn
komen te liggen. “Dat biedt voordelen op econo-
misch, educatief en sociaal gebied. Ik merk het
zelf. Mijn vrouw komt uit Rotterdam en gaat nog
graag op de Coolsingel winkelen. Dat is met
RandstadRail een stuk eenvoudiger. Voor de
Haagse lijnen is het heel belangrijk geweest dat
we via de tramtunnel konden doorrijden voorbij
het centrum van Den Haag.”
Jeannette Baljeu denkt dat vooral Rotterdam
voordeel heeft van het succes van de E-lijn. “Maar
de gehele regio profiteert van RandstadRail. Alle
gemeenten tussen Den Haag en Rotterdam zijn
veel beter aangesloten op het openbaar vervoer.
Dat is goed voor de economie van de regio.”
Tevreden reizigers
De reizigers zijn tevreden met RandstadRail, zo
blijkt ook uit de hoge waardering die de lijnen krij-
gen. “RandstadRail is een verbetering voor de reizi-
gers in de regio”, zegt Marc Schram van
reizigersvereniging Rover. “De E-lijn is een groot
succes en het doortrekken van de RandstadRail 3 en
4 naar het centrum maakt die verbinding erg aan-
trekkelijk. Er zijn nog wel wat schoonheidsfoutjes.
De Haagse Ooievaarspas is niet bruikbaar op het
Rotterdamse deel. En de vaste reizigers vinden hun
weg wel, maar voor incidentele reizigers is het
nog best verwarrend, dat onderscheid tussen het
Rotterdamse deel en het Haagse deel. De E-lijn is
ook niet makkelijk te vinden op Den Haag Centraal.”
Kwaliteitsnorm
De twee stadsregio’s, straks samen in de nieuwe
Metropoolregio, hebben al plannen om het succes
van RandstadRail verder uit te bouwen. Zowel in
Rotterdam als in Den Haag is RandstadRail een
kwaliteitsnorm geworden waaraan ook de gewone
trams en metro’s moeten voldoen. Zo zullen alle
Rotterdamse metro’s worden uitgerust met stoffen
bekleding, destijds bij de introductie op de E-lijn
een ‘gewaagde’ keuze.
Kaper ziet in het project een eerste stap naar één
OV-systeem voor de hele Zuidvleugel. “Vervoer-
kundig is RandstadRail geen samenhangend pro-
ject. Het zijn twee compleet verschillende
verbindingen die toevallig in één project terecht
zijn gekomen. Een project dat wel heel succesvol
is. Op dat succes moet de regio voortborduren.
Een betere ontsluiting van de luchthaven en het
doortrekken naar Scheveningen zijn nog steeds
opties. Het is heel goed dat de Oosterheemlijn
straks naar station Bleizo gaat. Dit is een nieuw
vervoersknooppunt tussen Zoetermeer en
Lansingerland. Daar zit veel potentie.
Maar wil je echt één OV-systeem voor de Metro-
poolregio dan moet je tram, metro, bus en trein
in samenhang nemen. De vervoerders hoeven
echt niet allemaal te fuseren. Je ziet bij Rand-
stadRail dat samenwerking ook prima kan met
twee aparte exploitanten. Maar wil je een
alternatief bieden voor de auto, dan moet je
die systemen wel op een logische manier met
elkaar verbinden.”
Peters noemt RandstadRail een metropoolproject
‘avant la lettre’. “Dit is wat de Randstad nodig
heeft om te voorkomen dat de wegen dichtslibben.
Juist nu het economisch wat minder gaat, zou je
met de lef van toen moeten durven investeren. En
nu Den Haag en Rotterdam één bestuurlijke regio
gaan vormen, zou dat bestuurlijk ook makkelijker
moeten zijn.”
Kaper (HTM): ‘RandstadRail was eerste stap naar één OV-systeem voor hele Zuidvleugel.’
Om die vraag te beantwoorden maken we eerst een
sprong terug in de tijd. Vier decennia geleden
beschikte Den Haag over negen tramlijnen. Station
Hollands Spoor was belangrijker dan het Centraal
Station, want dat had nog geen tramplatform. De
Zoetermeerlijn bestond nog niet en van Vinex-wijken
had nog niemand ooit gehoord. Mensen woonden
dichterbij het werk, deden hun boodschappen om de
hoek en ook de vrije tijd brachten zij in verhouding
dichtbij huis door. De negen gemeenten in Haaglan-
den waren redelijk afgebakende gebieden.
In de jaren daarna is veel veranderd. Of het nu om
woon-werkverkeer, familiebezoek of winkelen gaat:
we begeven ons kriskras door de regio. Iedereen is
continu ‘onderweg’. Binnen het Stadsgewest is een
‘daily urban system’ ontstaan, waarin alle interacties
en fysieke contacten op het gebied van wonen, wer-
ken en voorzieningen zich afspelen.
Het openbaar vervoer speelt daarbij een belangrijke
rol. In de afgelopen twintig jaar heeft Haaglanden
een hoogwaardig OV-netwerk opgebouwd waarmee
het hele gebied intensief met elkaar is verbonden.
Belangrijke mijlpalen vormden de komst van de
RandstadRail in 2006 en het doortrekken van de
Erasmuslijn (metrolijn E) van Rotterdam naar Den
Haag Centraal Station. Langs de metrolijn E zijn
nieuwe haltes toegevoegd in Pijnacker, Nootdorp en
Den Haag (Leidschenveen en Forepark). De ruim één
miljoen inwoners van de regio Haaglanden beschik-
ken vandaag de dag over dertien tramlijnen (waar-
onder vier lijnen van de RandstadRail), negen
buslijnen en de Regiotaxi. En niet te vergeten de
diverse treinverbindingen van de NS.
Verstandige keuze
Wie de ontwikkelingen in het openbaar vervoer de
afgelopen decennia nauw heeft gevolgd is Maurits
van Witsen. In de jaren zeventig trad hij aan als
hoogleraar Openbaarvervoerskunde aan de Techni-
sche Universiteit Delft. Daarnaast werkte hij jaren-
lang als OV-adviseur voor diverse organisaties,
waaronder de NS. “Als ik terugkijk in de tijd heeft
Haaglanden altijd duidelijk gekozen voor een wijd-
mazig tramnet, met bussen die een aanvullende rol
vervullen”, vertelt hij. “Een verstandige keuze, die
goed past bij de grootte van centrumstad Den Haag.
De laatste jaren zie je steeds meer de trend dat het
buslijnennet indikt ten gunste van de tramlijnen. Dat
is een goede ontwikkeling. Dankzij de RandstadRail
kun je op een vlotte manier de stad in en uit.”
In twintig jaar tijd is het OV-netwerk in de regio Haaglanden stevig uitgebreid. Nieuwe lijnen werden aangelegd
en moderne vervoersvormen zoals de RandstadRail verschenen op het toneel. Ambitie van het Stadsgewest:
het creëren van een hoogwaardig netwerk dat alle gebieden intensief met elkaar verbindt. Is dit gelukt?
Tekst: Jeroen van Eijndhoven | Fotografie: Mladen Pikulic
Forensen vanuit de Vinex-wijk Goede bereikbaarheid is een groot goed. Zeker voor inwoners van
Vinex-wijken. Zij wonen aan de buitenrand van steden en daardoor
verder af van treinstations. In Haaglanden wonen zo’n 100.000 mensen
in een Vinex-wijk, verdeeld over de gemeenten Den Haag (Leidsch-
enveen, Ypenburg en Wateringse Veld), Pijnacker (Pijnacker-Zuid en
Pijnacker ’s-Gravenhout) en Zoetermeer (Oosterheem).
Tegenover het gebrek aan een NS-station in de buurt staat dat bij
de bouw van deze wijken al vooraf is geïnvesteerd in de aanleg van
tramlijnen. ‘Eerst de tramlijn, dan de Vinex-wijk’, luidt het devies. De
gedachte hierachter is dat je inwoners direct gebruik wilt laten maken
van het openbaar vervoer. Als je te lang wacht met de aanleg van
OV-lijnen, dan zitten de meeste mensen al in de auto. En daar krijg je ze
bijna niet meer uit. Het beste werkt het om eerst stations en haltes te
bouwen en daar omheen andere publiekstrekkers zoals winkelcentra.
Is dat gelukt in Haaglanden? OV-expert Maurits Van Witsen: “Het is
moeilijk om Vinex-wijken goed te ontsluiten. De tramlijnen zijn – zoals
ik dat noem – excentrische lijnen, die niet centraal liggen. Maar al met
al is het heel redelijk gegaan. De tramlijnen waren er op tijd, waardoor
de Vinex-wijken goed zijn aangesloten op het centrum van Den Haag.
Het probleem is alleen dat de Vinex-wijken onderling niet goed zijn
verbonden. Neem bijvoorbeeld de verdere aanleg van lijn 19. Dat is
opgeschoven naar 2017. De ontsluiting van de TU-wijk in Delft is hier-
door nog steeds niet naar wens, terwijl dit wel een belangrijke schakel
is in de ontsluiting van een groot deel van Haaglanden.”
# MRDH 09 januari 2015
‘De reiziger moet op je kunnen bouwen’Hoogwaardig openbaar vervoer in Haaglanden
Ook reizigersvereniging Rover is zeer tevreden over
de uitbreiding van het tramnet in de afgelopen twin-
tig jaar. “De komst van de RandstadRail vind ik per-
soonlijk het hoogtepunt. Het is een snelle
vervoersmethode, die prima past bij de behoeftes van
de moderne passagier”, zegt Arnold van der Heijden,
vicevoorzitter van Rover Den Haag. “Ook de inte-
gratie van de Zoetermeerlijn in de metrolijn E is goed
gelukt”, vervolgt hij. “Uit de laatste cijfers blijkt dat
het aantal passagiers in het openbaar vervoer stag-
neert, maar desondanks blijven de RandstadRaillij-
nen 3 en 4 het goed doen. Deze lijnen vervoeren de
meeste passagiers.”
‘Eerst de tramlijn, dan de Vinex-wijk’
Doelen bereikt
Zijn de doelen bereikt van een hoogwaardig OV-net-
werk dat alle gebieden intensief verbindt? Hoogleraar
Van Witsen: “Ik denk dat het grotendeels is gelukt,
want alle gebieden zijn wel aan elkaar verbonden.
Maar echt hoogwaardig is het wat mij betreft pas als
je punctualiteit kunt garanderen. De reiziger moet
kunnen bouwen op de officiële aankomst- en vertrek-
tijden. Je moet zeg maar openbaar vervoer op de
minuut nauwkeurig kunnen aanbieden. Dat beeld
heb ik nu nog niet van de regio Haaglanden. Mijn
suggestie is om in de toekomst alle lijnen na te lopen
op knelpunten. Route voor route, kruising voor krui-
sing. En dan per geval maatwerk te leveren om het
op te lossen.”
Ook volgens Van der Heijden van Rover zijn de
doelen grotendeels bereikt. “Maar ondanks alle
inspanningen valt de groei van het aantal reizigers
tegen. We hadden meer verwacht. Belangrijke
redenen hiervoor zijn de economische crisis en de
hoogte van de tarieven. Maar ook betrouwbaarheid
en punctualiteit spelen inderdaad een rol. Door de
aanleg van nieuwe rails hebben reizigers op dit
moment veel te maken met omleidingen en vertra-
gingen. Dan ben je ze zo weer kwijt.”
De inspanningen van het Stadsgewest zijn er de
afgelopen jaren ook op gericht om meer mensen
gebruik te laten maken van het openbaar vervoer.
Het streven is dat het OV in 2030 dagelijks vijftig
procent meer instappers telt. Met de komst van
de Metropoolregio wordt daar nog een ambitie
aan toegevoegd: alle belangrijke bestemmingen
moeten eenvoudig bereikbaar zijn binnen een
acceptabele reistijd van 45 minuten.
“Dit betekent dat het nog belangrijker wordt om
het wegennet, het openbaar vervoer en het fiets-
padennetwerk goed op elkaar af te stemmen”,
besluit Van der Heijden van Rover. “Ons zorgpunt
hierbij zijn recente bezuinigingen, waar vooral
de buslijnen het slachtoffer van zijn geworden.
In toenemende mate moet je als reiziger altijd via
het centrum en de stations om je bestemming te
bereiken. Dat betekent tijdverlies en helpt niet bij
de ambitie van de Metropoolregio. Jammer, want
er is juist een prachtige ambitie geformuleerd.
Mijn boodschap aan de politiek: ga er dan ook voor!”
Reizigers aan het woord
Wie: Joyce Klaassen (46), verpleegkundige
Woont in: Leidschenveen, Den Haag
Werklocatie: Westeinde Ziekenhuis, binnenstad van Den Haag
Reistijd: 30 minuten
“Ik ben een van de eerste bewoners van Leidschenveen. Ik woon
er veertien jaar. Toen ik in Leidschenveen kwam wonen, speelde
het openbaar vervoer voor mij geen rol. Met de auto was ik zo
de wijk in en uit. Tegenwoordig is dat helaas anders. We moeten
met z’n allen over dezelfde toegangsweg en dan sta je vaak ein-
deloos in de file. Gelukkig is het openbaar vervoer in de loop der
jaren uitgebreid. Ik pak nu lijn 3 of 4 van de RandstadRail naar
mijn werk. Een prima verbinding; de RandstadRail stopt voor de
deur van het Westeinde Ziekenhuis. Ook de frequentie is prima in
orde. Het enige dat ik mis zijn meer haltes. Wat mij betreft geen
overbodige luxe.”
Wie: Jakob Ruemkens (43), IT-specialist bij een verzekeraar
Woont in: Wateringse Veld, Den Haag
Werklocatie: Schenkkade in Den Haag en Weena in Rotterdam
Reistijd: 30 minuten (Den Haag) of 45 minuten (Rotterdam)
“Afhankelijk van mijn bestemming pak ik de tram of de trein. Als
ik naar de Schenkkade ga kan ik kiezen uit tramlijn 16 of 17. De
haltes zijn vlak bij mijn huis. Als ik naar Rotterdam ga rijd ik eerst
met de auto naar het NS-station in Rijswijk. Daar pak ik de Sprin-
ter naar Rotterdam Centraal en loop zo naar mijn werk aan het
Weena. Op zich valt mijn reistijd mee, maar het mag van mij sneller,
bijvoorbeeld door de aanleg van een sneltram van Wateringse Veld
naar Hollands Spoor of een betere verbinding naar het NS-station
in Delft. Ik merk de afgelopen jaren wel verbetering; de trams rijden
steeds beter op tijd. Volgens mij heeft de HTM daar flink in geïn-
vesteerd. Het nadeel van het openbaar vervoer vind ik dat het niet
als één OV-netwerk voelt, vooral vanwege de matige aansluitingen
van de tram op de trein.”
Wie: Arva van der Spek (37), financieel adviseur bij een bank
Woont in: Oosterheem, Zoetermeer
Werklocatie: Coolsingel in Rotterdam
Reistijd: 1 uur en 15 minuten
“Ik reis nu vijf jaar met het openbaar vervoer naar mijn werk aan de
Coolsingel. Helaas is de reistijd wel langer dan gewenst, omdat er
geen directe verbinding is naar Rotterdam. Ik moet eerst met de
RandstadRail richting Den Haag Centraal. Bij halte Forepark stap
ik over op metrolijn E naar Rotterdam. Uiteraard zijn er alternatie-
ven als de bus en de trein. Maar de bus is niet efficiënt, want die
stopt overal en doet er daardoor te lang over. En om bij het NS-sta-
tion te komen is het praktischer om met een auto te gaan dan met
het OV. Een uur en een kwartier reizen om op mijn werk te komen
is niet fijn, maar ik neem het voor lief.”
VERVOER
16 | 17
‘De reiziger moet op je kunnen bouwen’
# MRDH 09 januari 2015
Renovatie van bedrijventerreinen, nieuw leven in oude winkelharten en voorkoming
van kantorenwildgroei: dat is kort samengevat het economisch dossier van
de stadsregio Rotterdam. Drie hoofdstukken waarin de regio ondernemers en
bestuurders op sleeptouw nam.
Tekst: Cyriel van Rossum | Fotografie: Mladen Pikulic
Het hoofdstuk bedrijventerreinen kwam voort uit
een situatie waarin gemeenten in de regio langs
elkaar heen werkten en soms ook beconcurreerden.
“Gemeenten vonden het aanvankelijk niet belangrijk
om in het locatiebeleid een gezamenlijke lijn te trek-
ken”, vertelt Peter van der Valk, sinds 1999 adviseur
economie bij de stadsregio. “Maar in Rotterdam
begon zich een tekort aan bedrijventerreinen af te
tekenen. We moesten overleggen om die nood te
lenigen, omwille van de regionale economie.”
Dat de andere gemeenten daar aanvankelijk niet
zoveel voor voelden, had te maken met het feit dat ze
Het dossier economie: ondernemers en bestuurders op sleeptouw
hun grondgebied liever verrijkten met groen en
woningen dan met een bedrijventerrein. Sturing van-
uit de provincie Zuid-Holland, via het streekplan, was
onvoldoende.
Er dook nog een tweede probleem op: wildgroei aan
kantoren op onhandig verspreide locaties in de regio.
Ook op dat gebied speelde een afstemmingspro-
bleem. Het vestigingsbeleid voor kantoren spitste
zich toe op de zogenaamde A- en B -locaties: knoop-
punten van openbaar vervoer. In het belang van een
goed mobiliteitssysteem dienden niet minder dan
tachtig procent van de kantoren daar te worden
geconcentreerd. De overige twintig procent mocht,
mits goed gemotiveerd, nog wel elders worden
gebouwd. Gemeenten hebben daar afzonderlijk hard
aan gewerkt.
Van der Valk: “Door al die nieuwbouwinspanningen
her en der begon er bij de crisis een overschot te ont-
staan in de wat oudere kantoren elders.” Daarbij
kwam nog dat een flink aantal kantoren uit de jaren
vijftig en zestig hun langste tijd wel hadden gehad en
rijp waren voor sloop of een nieuwe bestemming.
Mindset
“Een bestuurlijk apparaat als de stadregio heeft maar
een beperkte invloed op de kantorenmarkt”, zegt Van
der Valk. “Wij zijn immers niet de eigenaren van die
panden. En in dit dossier is niet met subsidies
gewerkt.” Werken aan een nieuwe mindset, dat was
wat de stadsregio wél kon doen. “De regio heeft om
te beginnen consensus tussen de gemeenten bereikt
over beteugeling van de nieuwbouwvolumes. Er
kwam een gemeenschappelijke bouwprogram-
mering. Ten tweede heeft de regio zoveel mogelijk
kennis over regelgeving inzake de aanpassing van
uitgediende kantoorgebouwen verspreid. Vaak is
er meer mogelijk dan eigenaren denken.”
De regio staat ook aan de wieg van de gouden regel
dat er alleen kantoorruimte wordt gebouwd als er
op voorhand huurders voor zijn. “Dat heeft ertoe
geleid dat er de afge lopen vijftien jaar zo goed als
niets voor de leeg stand is gebouwd. Rotterdam had
18 | 19
ECONOMIE
De Stormpolder in Krimpen a/d IJssel is één van de bedrijventerreinen die met medewerking van de stadsregio een opknapbeurt kreeg.
# MRDH 09 januari 2015
aanvankelijk grote kantoorbouwplannen voor de
Stadshavens, maar dat paste absoluut niet in de
regionale programmering. Niet alleen de buur-
gemeenten, maar ook Rotterdam zelf zou last krijgen
van dat nieuwbouwvolume. Je kunt gerust zeggen
dat behalve de crisis ook de druk van de stadsregio
Rotterdam hen gelukkig van gedachten heeft
doen veranderen.” De regionale aanpak heeft ook
Schiedam en Vlaardingen behoed voor het bouwen
van te veel dezelfde kantoren aan weerszijden van
de A4 bij de ingang van de Beneluxtunnel. Daar zijn
nu afspraken gemaakt over wat voor soort kantoren
er thuis horen.
Verloedering
Begin deze eeuw bleken veel bedrijventerreinen in de
regio af te stevenen op verloedering. De gemeenten
besteedden weinig geld en aandacht aan de openbare
ruimte en tolereerden ontwikkelingen waarvan
ondernemers last ondervonden, variërend van ille-
gale autohandel tot een honk van de Hells Angels.
In de beginjaren is veel provinciale subsidie gekanali-
seerd naar de regionale projecten.
In 2009 startte vervolgens, onder begeleiding van
het speciaal daarvoor opgerichte Regionaal
Herstructurerings- en Ontwikkelingsbureau (RHOB),
een programma om 22 verouderde bedrijventerrei-
nen op te knappen. Samen goed voor een oppervlak
van 1.100 hectare. Beschikbare subsidie per jaar: 3,5
miljoen euro. Tot 2020 zouden elk jaar terreinen
geselecteerd worden waarvoor het ROHB menskracht
en middelen inzet.
“De meeste ondernemers weten wel dat investeren
in hun bedrijventerrein alleen maar voordelen heeft,
maar er is iemand nodig die ze op sleeptouw neemt
en hun neuzen dezelfde kant opzet”, aldus Gonny
Beckers, programmamanager van het bureau.
In de afgelopen 5 jaar zijn in totaal 27 projecten
gehonoreerd voor in totaal 18 miljoen euro. In 2014
waren er zelfs zoveel goede ideeën voor renovatie dat
er extra geld is ingezet. Dankzij die 27 projecten zijn
nu 15 van de 22 verouderde bedrijventerreinen
gemoderniseerd. Daaronder bevinden zich de meest
problematische: Spaanse Polder, Hordijkerveld,
Rodenrijs, Vettenoord/Vergulde Hand in Vlaardingen
en het veilingterrein in Barendrecht.
‘De afgelopen vijftien jaar is er niets voor de leegstand gebouwd’
Gemeenschappelijk
Een bedrijventerrein opknappen is één ding, het ver-
volgens onderhouden is net zo belangrijk. Het ROHB
heeft vanuit dat oogmerk, de bedrijven van elk ter-
rein aangespoord een gezamenlijke organisatie voor
parkmanagement op te optuigen. Parkmanagement
in de vorm van bijvoorbeeld gezamenlijk inkoop van
(groene) energie en kantoorartikelen, beveiliging,
groenvoorziening, bewegwijzering, verlichting et
cetera. Op alle vijftien gerenoveerde terreinen bestaat
nu een vorm van gemeenschappelijk beheer.
Of de zeven terreinen die nog op de lijst staan voor
herstructurering binnen afzienbare tijd onder han-
den worden genomen, is overigens allerminst zeker.
Het is volgend jaar aan de Metropoolregio Rotterdam
Den Haag om dit op te pakken.
Winkelharten
Het derde economische dossier waarop de stadregio
Rotterdam een centrale rol heeft gespeeld, is de
detailhandel. Het spitste zich toe op de winkelharten
van de gemeenten rond Rotterdam. Daar tekende
zich een langzame maar zekere verarming af: toe-
nemende leegstand, verloedering van panden, een
opkomende discountkarakter. De oorzaken liggen in
het veranderende koopgedrag van consumenten.
Enerzijds heeft de economische crisis een zware wis-
sel getrokken op het bestedingspatroon, anderzijds
zijn mensen onder invloed van de sterk opkomende
webshops en vergelijkingssites anders gaan winke-
len. Veel doelgerichter dankzij uitgebreide oriëntatie
thuis, minder geleid door wat mensen toevallig op
hun pad vinden. En ook veel mobieler: ze gaan vaak
buiten hun gemeente shoppen. Met de Rotterdamse
city gaat het beter dan ooit, maar in de centra van
buurgemeenten hebben winkeliers het zwaar.
“Je kunt twisten over de vraag of de overheid ze te
hulp moet komen, maar je hoort toch heel vaak van
winkeliers dat de gemeenten maar de kaders moeten
zetten waarmee zij dan aan de slag kunnen”, zegt
Wim van Veelen, die op grond van zijn ervaring in de
vastgoed- en gebiedsontwikkeling werd ingehuurd
door de Stadregio. Zijn voornaamste opdracht was
kennis verzamelen en die delen met bestuurders en
ondernemers en ze warm maken om gezamenlijk
maatregelen te treffen om meer volk over de drempel
te krijgen. Van Veelen: “Heel belangrijk daarbij was
het om winkeliers ervan te doordringen dat ze
samen keuzes moeten maken om hun winkelgebied
te onderscheiden van andere.”
Stip
Soms zijn onorthodoxe maatregelen nodig, zoals de
huisvesting van tijdelijke winkels of herbestemming/
verbouwing van slecht verhuurbare panden tot
woonhuis, want een zekere krimp is onontkoom-
baar. Ook op dat gebied heeft de regio veel kennis
verzameld en verspreid. In Schiedam en Vlaardingen
zijn de winkeliers en gemeente inmiddels, geholpen
door de stadsregio, druk bezig ´branding´ van hun
stadshart en werken ze aan specialisatie die het cen-
trum echte meerwaarde geeft. “Heel belangrijk daar-
bij is ook dat winkeliers een nieuw publiek werven:
klanten uit de hele regio. Dat kan heel goed dank-
zij nieuwe media. We hebben een nieuwe stip aan
de horizon gezet. Het is nu aan de ondernemers of
ze daarop koersen.” Ook in de Metropoolregio
Rotterdam Den Haag is interesse voor de aanpak
van zwakke winkelharten, maar het heeft nog geen
plek gekregen in de beleidsagenda.
De stadsregio bood hulp bij het weer levendig krijgen van winkelharten buiten Rotterdam, zoals hier in Schiedam.
20 | 21
Wilma Mansveld is een vrouw naar mijn hart. Stoer, streng en intelli-
gent. Prachtige staalblauwe ogen kijken je priemend maar twinkelend
aan. Ik durf het hier ruiterlijk toe te geven: mijn mannenhart klopt
sneller bij het zien van deze Groningse furie. Maar de liefde is danig
bekoeld sinds zij een brief stuurde aan de Tweede Kamer over de
Metropoolregio. De vierentwintig gemeenten in de Randstad die
samen op willen trekken – met als doel hun gezamenlijke burgers
op te stoten in de vaart der volkeren – dreigt te worden afgeremd.
Wilma wil de Metropoolregio niet te veel slagkracht geven.
Zij is – samen met Ronald Plasterk – bang voor teveel macht bij de
Metropoolregio. Die samenwerking wordt, zoals Jaap Smit (CvK
Zuid-Holland) het graag noemt, ‘een mini-provincie’. Dat is in ieder
geval al een stuk bescheidener dan de ‘superprovincie’ waarop Ronald
Plasterk zijn bestuurlijke tanden stuk beet. Binnen de politiek leven
ook bezwaren. De koudwatervrees van met name de VVD over de
Metropoolregio is dan wel begrijpelijk – weer een bestuurslaag erbij? –
maar is contraproductief. De vraag is niet zozeer waarom er een
Metropoolregio moet komen. De vraag is waarom de provinciale
bestuurslaag steeds meer moeite heeft om z’n bestaansrecht aan de
burger uit te leggen. Natuurlijk zijn er ook veel vragen over de rol
die de nieuwe Metropoolregio wil spelen. Dat baart staatssecretaris
Mansveld zorgen. ‘Het is gebleken dat er een breed gevoel bestaat dat
de invulling die de overheden geven aan de samenwerking te breed is’,
zegt ze nogal, eh, breedsprakig. Hoe de discussie ook wordt gevoerd,
uiteindelijk gaat het slechts om één taak van de overheid voor de
burger: effectiviteit van bestuur. Dát is de vraag waar het om gaat.
Vanaf 1 januari wordt deze beantwoord door een nieuwe, krachtige
samenwerking. Voor de Metropoolregio Rotterdam Den Haag breken
mooie tijden aan. Rotterdam krijgt er na 1 januari een prachtig rege-
ringscentrum bij. Den Haag heeft het North Sea Jazz Festival terug.
En 22 gemeenten worden liefdevol omarmd. Hoe kan een weldenkend
mens daar tegen zijn? Ik daag Wilma Mansveld uit om te laten zien dat
ze écht zo stoer is als ik denk. Geef de Metropoolregio een eerlijke kans.
Het gaat altijd goed tussen Rotterdam en Den Haag. Waar Rotterdam
met een bepaalde andere stad in Noord-Holland nog wel eens een tur-
bulente non-relatie kan hebben, is het tussen onze steden pais en vree.
Dat komt, Den Haag is die prachtige stad achter de duinen. En dat
is meteen al handig. Want je kan als stad ook vóór die duinen gaan
liggen en dat gaat hartje zomer allemaal goed. Maar één storm-
achtige springvloed in de herfst en je hebt zoute haring in je Hofvijver.
Qua skyline is er ook geen strijd tussen de steden. De skyline van
Den Haag komt neer op één Anton Pieck-achtig Torentje met daarin
een minister-president die later altijd nog als Smiley aan de slag kan
en een schattig Binnenhofje daaromheen. En dan hebben ze ook nog
Madurodam waar zelfs de kleinste man zich groot kan voelen.
Dat zeg ik: een prachtige stad. Waar we vanuit Rotterdam met veel liefde,
warmte en respect van houden. En dat zal andersom niet anders zijn.
Rotterdam is natuurlijk de stad van die grootse Tweede Maasvlakte.
En dat terwijl we voor de eerste eigenlijk al niet genoeg werk hebben.
Rotterdam staat al jaren numero uno in Nederland. Nou ja, op het
criminaliteitslijstje maar je moet ergens beginnen met scoren. En wij
hebben Jules Deelder, een dichtende nachtburgemeester die al spuitend
en slikkend nog hoger gewaardeerd wordt dan de echte.
Dus natuurlijk kunnen wij met elkaar. In een metropoolregio. Samen
met al die andere mooie gemeenten om ons heen. En als we dan met z’n
allen lekker knus aan het hokken zijn dan gaan we twee dingen doen:
• We gaan elkaar en onszelf bereizen dat het een lieve lust is. Met
RandstadRails en treinen en trams. En auto’s en fietsen. Waar we
de prachtigste sporen, wegen en paden voor gaan aanleggen.
• En we gaan samen de crisis te lijf door economische wonderen te
gaan verrichten. Waarin we ons nou eens niet laten tegenhouden
door regeltjes en bureaucratie, maar voortvarend onze krachten
bundelen.
En dat onder twee motto’s: dat van stadsregio Rotterdam: niet lullen
maar poetsen, en dat van het Stadsgewest Haaglanden: geen gezeik,
iedereen rijk. Metropoolregio: naar voren!
Guido Thys
Sjaak BralCabaretier, televisiepresentator en schrijver
Guido Thys
CarrieColumniste en advocate
Koudwatervrees
COLUMN
Fo
tog
rafie
: MaW
Het verhaal over de transitie van de jeugdzorg
begint met het drama rond het 12-jarige meisje
Gessica, van wie lichaamsdelen in 2006 uit de
Maas werden gevist. De moord op het meisje had
misschien kunnen worden voorkomen als de
instanties niet langs elkaar heen en soms zelfs
tegen elkaar in hadden gewerkt.
Dit soort drama’s vormde het gruwelijkste symp-
toom van een falend systeem, waarvan de lange
wachtlijsten het meest in het oog sprongen.
Het was eens te meer duidelijk dat er iets funda-
menteel mis was met de sector.
De Rotterdamse wethouder Leonard Geluk, die als
bestuurder van de stadsregio jeugdzorg in zijn
portefeuille had, zette een ingrijpend verander-
proces in. Hij stelde de voormalige consultant
Ton de Klerk aan als coördinator van het cluster
Jeugd en Gezin en liet hem de sector onderzoeken.
De Klerk, momenteel directievoorzitter van wel-
zijnsorganisatie Careyn, herinnert zich: “Het eerste
wat we moesten doen was een röntgenfoto maken
van de jeugdzorgketen: welke spelers zijn er, wat
zijn hun taken, welke geldstromen lopen er, hoe
verhouden de diverse spelers zich tot elkaar en
dergelijke. Daarbij bleek al snel dat het systeem heel
veel werkelijkheden had, heel veel verschillende
mores en ingewikkelde sturingsprincipes. Ik had
nog nooit zo’n complexe plaat gezien.”
Weeffouten
De Klerks röntgenfoto onthulde ook een paar
opmerkelijke weeffouten in het systeem. “Om te
beginnen bleek het aantal kinderen dat gebruik
maakt van de jeugdzorg veel lager dan werd
gedacht. Iedere instelling telde zijn eigen klanten
en die werden bij elkaar opgeteld, dus er waren
veel dubbeltellingen. Ten tweede bleek een betrek-
kelijk klein aantal kinderen beslag te leggen op
het leeuwendeel van de zorg. Meest schrijnende
ontdekking was wel dat de categorie ‘heel ingewik-
kelde’ kinderen, die in feite de hulp het hardst
nodig had, juist buiten de boot viel en dat het veld
daar impliciet vrede mee had. Al met al geen fraaie
plaat van de sector.”
Dwang
Het Rotterdamse antwoord op de crisis in de sector
kwam op 3 maart 2007: Leonard Geluk presenteerde
toen de nota ‘Ieder kind wint’. Geluk: “De koerswij-
ziging die ons voor ogen stond deed een zwaar
beroep op de gemeenten om een stuk autonomie op
te geven en zich te verbinden aan de gemeenschap-
pelijke lijn van de stadsregio. Dat was een zwaar
appèl, want ik moest manoeuvreren in een verdeeld
huis, waarin een aantal gemeenten wantrouwen
koesterde jegens Rotterdam.”
Centraal in het plan stonden tien principes en een
infographic, die de onderlinge verknooptheid van de
schakels in de keten zichtbaar maakte. Dit toonde
aan dat alles in beweging moest komen. “Geluk wist
de krachten te verenigen, een sterk staaltje bevlo-
gen leiderschap”, zegt De Klerk.
Dat verenigen van krachten ging voor de sector lang
niet altijd met zachte hand. “De koerswijziging was
niet vrijblijvend, er was een zekere dwang”, licht
Geluk toe. “Soms was ingrijpen in een bestuur
noodzakelijk. In het veld bestond aanvankelijk nog
een beetje het gevoel van ‘het zal onze tijd wel
duren, we komen er wel mee weg’, maar ja zeggen
tegen de noodzakelijke omslag en nee doen, was
dodelijk.”
Geïnspireerd
Inzet was de afbraak van de schotten tussen de
instanties door ze herhaalde malen met elkaar te
laten brainstormen, mensen over en weer stage te
laten lopen en regelmatig bijeenkomsten te organi-
seren voor praktijkmensen, bestuurders en politici.
Buitenbeentje als voorbeeld voor NederlandJeugdzorg is niet direct het dossier waar je het eerst aan denkt bij de
stadsregio Rotterdam. Toch is er geen regio waar de jeugdzorg met zoveel
kracht is aangepakt. In feite heeft de regio de landelijke transitie van de
sector in gang gezet en dient ze tot op de dag van vandaag als voorbeeld
hoe het beter kan. Een terugblik op succes uit onverwachte hoek.
Tekst: Cyriel van Rossum | Fotografie: Bureau Jeugdzorg Haaglanden
# MRDH 09 januari 2015
“Minister Rouvoet van Jeugdzaken kwam ten
tijde van de lancering van de nota op bezoek in
Rotterdam, een uitgelezen gelegenheid om onze
plannen te promoten.” Het lijdt geen twijfel dat de
regionale aanpak Rouvoet sterk heeft geïnspireerd
tot zijn jeugdbeleid. “We hadden een stevige
lobby via de G4. Het hielp zeker dat de stadsregio
heel praktisch pionierde”, aldus Geluk.
‘We hielpen gemeenten in de herinrichting van de jeugdzorg, soms tot vervelens toe’
Een in 2006 ingestelde regiegroep onder leiding
van Geluk, kreeg voor elkaar dat er een ketenbrede
‘vroegsignalering’ tot stand kwam met een sterk
preventieve werking. Bovendien zette de groep
zwaar in op zorg per direct op maat.
De groep lette ook sterk op draagvlak: “De negen
leden van de regiegroep moesten regelmatig bij hun
eigen organisatie op de zeepkist gaan staan om de
nieuwe inzichten uit te dragen.” Weten wat andere
partijen in de keten doen, was een van de belang-
rijkste oogmerken van de transitie. “Een van de
leden van de regiegroep zei op een gegeven moment
tegen mij: ‘Mijn agenda is volledig veranderd.
Vroeger was ik tachtig procent van de tijd kwijt aan
intern overleg en twintig procent aan extern. Dat is
nu andersom.’ Dat gaf het beste aan dat de sector
afscheid had genomen van haar institutionele en
naar binnen gerichte manier van werken.”
Nu
Anno 2014 heeft de jeugdzorg de grootste verande-
ringen achter de rug, maar de transitie is nog altijd
actueel. De Klerk: “Ik verwijs nog steeds mensen
uit de sector naar de publicaties van de regiegroep;
ze zijn daar nog steeds blij mee.”
Geluk verliet het politieke toneel in 2009 na her-
haalde aanvaringen met zijn eigen CDA-fractie.
Maar de Rotterdamse aanpak heeft hem nog wel
een openbare functie opgeleverd: Geluk is nu
voorzitter van de Transitiecommissie Jeugd, die de
afgelopen jaren kritische rapporten heeft uitge-
bracht over de voortgang van de decentralisatie
van de jeugdzorg.
“Er is nog steeds geen regio in het land waar we
zo intensief samenwerken op het gebied van
jeugdzorg en de gezamenlijke verantwoordelijkheid
zo sterk voelen als in de stadregio Rotterdam”,
zegt de huidige portefeuillehouder Jeugdzaken
Hugo de Jonge, die al jaren een van de spilfiguren
in de transitie van de sector is. Hij stond twee jaar
geleden aan de wieg van het Regionaal Transitie
Arrangement, waarin duidelijke afspraken zijn
gemaakt met de zorgaanbieders over de door-
voering van de kortingen die de sector voor haar
kiezen heeft gekregen.
De Jonge: “Er is overal in Nederland veel onrust en
onduidelijkheid over die transitie, maar hier in de
regio is er dankzij dat arrangement rust gekomen.
Zorginhoudelijk zijn we ook al ver op weg met de
vernieuwing. We zetten veel minder in op zware,
specialistische, residentiële zorg, ten gunste van
een meer ambulante en wijkgerichte aanpak en een
grotere rol voor pleegzorg. Daarin is de stadsregio
Rotterdam echt voorlijk.”
En dan de toekomst: de Metropoolregio Rotterdam
Den Haag zal geen rol spelen op het vlak van jeugd-
zorg, simpelweg omdat die een te grote schaal heeft.
“Sinds wij de Zuid-Hollandse eilanden hebben
toegevoegd aan de stadsregio hebben we een mooie
schaal voor een jeugdzorgregio”, aldus De Jonge.
“Samen goed voor 300.000 kinderen dat is precies
goed zo.”
Buitenbeentje als voorbeeld voor Nederland
22 | 23
JEUGDZORG
# MRDH 09 januari 2015
Bas Timman, bestuurder van jeugdzorgorganisatie
Jeugdformaat - jaarlijks actief in zevenduizend
gezinnen - heeft in november een akkoord getekend
met de gemeenten en elf andere grote jeugdzorg-
aanbieders over de inkoop van jeugdhulp in regio
Haaglanden. Een feestelijke bijeenkomst was het
niet, want iedereen moet hetzelfde werk blijven
doen met minder geld. Maar in de samenwerking
én vernieuwing die de sector voor ogen heeft –
eveneens verankerd in de afspraken met de gemeen-
ten – heeft Timman veel geloof. Ook zijn collega
Hans Beelen, directeur bij Bureau Jeugdzorg Haag-
landen, ziet de transitie met vertrouwen tegemoet.
Dat vernieuwen in een voorheen zeer complexe
jeugdzorgstructuur nodig is, staat voor beiden vast.
Gezinsgericht
Die vernieuwing zit in de gezinsgerichte benadering
van de jeugdzorginstellingen. Gaat het niet goed met
een kind, dan kijken zij niet langer alleen naar het
kind maar naar het hele systeem rondom het kind en
het gezin. “Denk aan een gezin met een combinatie
van problemen”, legt Beelen uit: “Opvoedproblema-
tiek, verslavingen, psychiatrische problemen, schul-
den. Er kan in zo’n gezin al snel een onveilige situatie
voor de kinderen ontstaan, het kind kan zich niet
ontwikkelen en ontplooien. Voorheen dachten we
sneller: we halen het kind uit huis. Nu zeggen we eer-
der: ik zet extra hulp in. We schakelen bijvoorbeeld
opvoedondersteuning in, zorgen dat iemand in de
omgeving gevonden wordt die de kinderen naar
school kan brengen. Oók schakelen we hulp in om
de schulden en de verslaving aan te pakken. In het
verleden werd die hulp uit verschillende potjes
betaald, waardoor ouders hulp kregen van verschil-
lende instanties. Bijvoorbeeld: voor schuldhulpverle-
ning moest men naar de gemeente, de geestelijke
gezondheidszorg moest via het zorgkantoor geregeld
worden, Bureau Jeugdzorg ging over opvoeding
en jeugdhulp etc. Een waaier van verschillende
regelingen en financiers, met ieder een eigen
manier van verantwoording. Dan kon het al gauw
gebeuren dat er wel schuldsanering was, maar
geen verslavingshulp. Voor het kind werd het er zo
niet beter op.”
Aan dat - wat Timman noemt - ‘verantwoordings-
circus’ is per 1 januari een einde gekomen. Gesti-
muleerd door het Stadsgewest zijn de verschil-
lende instanties in de regio al langer bezig
schotten weg te halen en samen te werken. Ook
de organisaties in de jeugdgeestelijke gezondheids-
zorg en instellingen voor kinderen met een licht
verstandelijke beperking doen dat. Timman:
“Tot een jaar of zeven geleden werden de ‘moeilijk-
ste’ kinderen geplaatst in jeugdgevangenissen.
In Haaglanden hadden wij helemaal geen specia-
listische voorzieningen. We stonden toen voor de
vraag: gaan we dit alleen ontwikkelen of gaan we
dat vanuit partnership doen? We hebben gekozen
om samen met De Jutters (jeugdgeestelijke gezond-
heidszorg) een gezamenlijke instelling te bouwen.
Ook met Ipse de Bruggen (zorg voor verstandelijk
gehandicapten) hebben we samen een voorziening
opgezet.” In de preventieve hulp aan ouders en
gezinnen werken Bureau Jeugdzorg en Jeugdfor-
maat samen met anderen in zogenoemde jeugd-
teams in de wijk om zo snel mogelijk hulp op maat
te bieden. “Het Stadsgewest heeft ons veel ruimte
gegeven om dat te kunnen realiseren”, zegt Beelen
tevreden. “Door ons flexibel te laten omgaan met
het stellen van indicaties bijvoorbeeld.” De vernieu-
wingen hebben er bij Bureau Jeugdzorg toe geleid
dat er vijftien tot twintig procent minder gedwon-
gen uithuisplaatsingen zijn. “Daar zijn we erg trots
op. Want een uithuisplaatsing is een zeer ingrij-
pende en traumatiserende maatregel, zowel voor de
individuele betrokken als voor de maatschappij.”
Naar kleine opvang
Een zeer dure maatregel is een uithuisplaatsing
ook. Voor één plek in een gespecialiseerde jeugdin-
stelling kunnen vijf tot zes pleeggezinnen worden
ingericht en ondersteund, berekent Bas Timman.
Jeugdformaat bouwt daarom dure residentiële
instellingen om tot kleinschalige hulp in gezins-
huizen en pleeggezinnen. “Daar zijn we enorm in
gegroeid. Het aantal pleeggezinnen bij ons is in de
afgelopen jaren verdubbeld tot elfhonderd.”
“Gevolg is dat er momenteel geen enkel kind onder
de twaalf jaar in zo’n residentiële voorziening zit.
Nu zijn we bezig om ook bij de oudere jeugd de
ambitie te verwezenlijken om zoveel mogelijk gezins-
achtige opvang te realiseren. Hier kijken we in toe-
nemende mate naar familie en het netwerk rondom
het gezin. Dat past ook in het beeld van de partici-
patiesamenleving en het aanwenden van eigen
kracht van mensen en gezinnen. Het blijkt dat er in
Nederland echt een grote groep mensen is die iets
voor een ander wil doen. Daar ben ik niet zo somber
over. Mits er een goede selectie en ondersteuning is.”
‘Hetzelfde werk blijven doen met minder geld’
Een nieuw spanningsveld
Voor hetzelfde geld kun je dus meer doen, zegt
Timman. Maar er is een grens die goed moet worden
bewaakt. “We weten nu dat wij de komende drie jaar
zeventien procent minder budget hebben. Dat gaat
om zo’n tien miljoen euro en dat is fors. Gelukkig
hebben de gemeenten wel besloten om ook na
1 januari 2015 te blijven samenwerken. Dat is een
voorwaarde voor ons om kwalitatief goede hulp
te kunnen bieden. We hebben nu een realistisch
scenario om de komende drie jaar door te komen.
Maar dan moeten we niet aanvullend bezuinigen.
Als we een voorziening te snel sluiten en er zijn
geen pleeggezinnen, dan gaat het mis. Dan moeten
we jongeren misschien weer noodgedwongen in een
jeugdgevangenis opvangen. Dat is het laatste wat we
willen. Maar uiteindelijk hebben de gemeenteraden
hierover het laatste woord.”
Wil de overheid een succesvolle participatiemaat-
schappij, met daarin een jeugdzorg die dichtbij de
cliënt opereert, dan moet ze ook durven loslaten
en het vertrouwen schenken in de professionals,
zegt Beelen. Hij vreest nieuwe bureaucratische
rompslomp zodra er ergens iets niet naar wens gaat.
“De maatschappij vergt steeds nieuwe aanpassingen,
met nieuwe inzichten die we moeten verwerken en
daar zouden wij in mee moeten bewegen. Laten we
vooral niets in beton gieten. Als er bij de eerste
de beste fout iedereen wordt bestraft, dan zijn we
terug bij af. Voor die uitdaging staan we nu.”
Het Stadsgewest Haaglanden heeft jaren van intensieve samenwerking met jeugdhulpinstanties achter de rug.
Per 1 januari nemen de gemeenten de verantwoordelijkheid voor hulp aan gezinnen over. Wat is er tot nu toe
bereikt? Een gesprek met de directeuren van de twee grootste jeugdzorginstanties in de regio.
Tekst: Somajeh Ghaeminia | Fotografie: Bureau Jeugdzorg Haaglanden
24 | 25
JEUGDZORG
Doeluitkering2005-2014, in miljoenen euro’s
120
100
80
60
40
20
02005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Wachtlijst Jeugdzorg Haaglanden2008-2014
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Het Rijk heeft ieder jaar geld beschikbaar gesteld voor jeugdzorg: de doeluitkering jeugdzorg. Het Stadsgewest financierde de jeugdzorginstellingen voor de uitvoering van de jeugdzorg die nodig was in Haaglanden. Het Stadsgewest heeft de afgelopen jaren de volgende instellingen gefinancierd: Jeugdformaat, Horizon, Leger des Heils (GLD), Bureau Jeugdzorg Haaglanden. Daarnaast werden nog activiteiten gefinancierd die gericht zijn op de ondersteuning van instellingen, innovatie en de positie van cliënt in de jeugdzorg (bijv. medezeggenschap, klachtregeling). Financiering vond plaats door middel van subsidiëring. Vanaf 1 januari 2015 wordt de zorg voor jeugd helemaal ondergebracht bij de gemeenten en draagt het Stadsgewest de zorg over. De verantwoordelijk-heden van de gemeenten zijn vastgelegd in de nieuwe Jeugdwet.
Financiering Jeugdzorg
45
50
22
21
4
8
6
Jaarlijks stromen ruim 3.000 kinderen in de jeugdzorg. Hieronderhet aantal kinderen dat langer dan 9 weken wacht op jeugdzorgzonder dat er andere zorg geboden wordt.
Doeluitkering2005-2014, in miljoenen euro’s
120
100
80
60
40
20
02005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Wachtlijst Jeugdzorg Haaglanden2008-2014
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Het Rijk heeft ieder jaar geld beschikbaar gesteld voor jeugdzorg: de doeluitkering jeugdzorg. Het Stadsgewest financierde de jeugdzorginstellingen voor de uitvoering van de jeugdzorg die nodig was in Haaglanden. Het Stadsgewest heeft de afgelopen jaren de volgende instellingen gefinancierd: Jeugdformaat, Horizon, Leger des Heils (GLD), Bureau Jeugdzorg Haaglanden. Daarnaast werden nog activiteiten gefinancierd die gericht zijn op de ondersteuning van instellingen, innovatie en de positie van cliënt in de jeugdzorg (bijv. medezeggenschap, klachtregeling). Financiering vond plaats door middel van subsidiëring. Vanaf 1 januari 2015 wordt de zorg voor jeugd helemaal ondergebracht bij de gemeenten en draagt het Stadsgewest de zorg over. De verantwoordelijk-heden van de gemeenten zijn vastgelegd in de nieuwe Jeugdwet.
Financiering Jeugdzorg
45
50
22
21
4
8
6
Jaarlijks stromen ruim 3.000 kinderen in de jeugdzorg. Hieronderhet aantal kinderen dat langer dan 9 weken wacht op jeugdzorgzonder dat er andere zorg geboden wordt.
Het Rijk heeft ieder jaar geld beschikbaar gesteld voor jeugdzorg: de doeluitkering jeugdzorg. Het Stadsgewest financierde
de jeugdzorginstellingen voor de uitvoering van de jeugdzorg die nodig was in Haaglanden. Het Stadsgewest heeft
de afgelopen jaren de instellingen Jeugdformaat, Horizon, Leger des Heils (GLD) en Bureau Jeugdzorg Haaglanden
gefinancierd. Daarnaast werden nog activiteiten gefinancierd die gericht zijn op de ondersteuning van instellingen,
innovatie en de positie van cliënt in de jeugdzorg (bijv. medezeggenschap,klachtregeling). Financiering vond
plaats door middel van subsidiëring. Vanaf 1 januari 2015 wordt de zorg voor jeugd helemaal ondergebracht bij de
gemeenten en draagt het Stadsgewest de zorg over. De verantwoordelijkheden van de gemeenten zijn vastgelegd in
de nieuwe Jeugdwet.
# MRDH 09 januari 2015
FEITEN & CIJFERS
METROPOLL
26 | 27
Opschaling naar MRDH is juiste wegDe Tweede Kamer nam in juli 2014 de Wet tot opheffing van de plusregio’s aan. In december 2014
deed de Eerste Kamer hetzelfde. Als antwoord op de opheffing zetten stadsregio Rotterdam en
Stadsgewest Haaglanden in op een nieuwe samenwerking in metropoolverband, de MRDH.
Is na de opheffing van de stadsregio’s, opschaling naar de Metropoolregio Rotterdam Den Haag
(MRDH) de juiste weg? We vroegen het aan drie betrokkenen. Fotografie:
Ivo van der Bent en Najib Nafid
Rinke Zonneveld
directeur
Innovation Quarter
‘Voor de gemeente Rijswijk is de samenwer-
king in de Metropoolregio bittere noodzaak.
Rijswijk kent een sterke economie met grote
bedrijven als Shell, Europees Octrooibureau en
TNO. Voor ons zijn bereikbaarheid en econo-
mische slagkracht belangrijk. Dit kan echter
niet zonder goede relaties met onze buren. Nu
vindt dit plaats in de regio Haaglanden, maar
deze verbreding kan onze slagkracht vergro-
ten ten opzichte van andere regio’s, zowel
nationaal als internationaal. Daarbij kunnen
de subregio’s Den Haag en Rotterdam elkaar
mijns inziens goed aanvullen en versterken.
Bijkomend voordeel is dat de taken op het
gebied van verkeer en vervoer bij de Metro-
poolregio blijven. Het verbeteren van de
bereikbaarheid is een hele belangrijke opgave.
Snellere verbindingen over de weg en per
openbaar vervoer zijn van cruciaal belang voor
economische ontwikkeling. Dit alles laat
onverlet dat er wat mij betreft ook oog moet
blijven voor de eigen identiteit van de gemeen-
ten binnen de metropool. Ik zie het vooral als
een uitdaging om dit op het netvlies te houden
van de twee grote spelers binnen de metro-
pool: Rotterdam en Den Haag. Het kan niet zo
zijn dat de schaalvergroting het behoud van de
eigen identiteit van de gemeenten in de weg
staat. Juist het benutten van de kracht van alle
23 gemeenten met een stevige onderlinge ver-
binding maakt dat ik de verwachting kan uit-
spreken: Metropoolregio Rotterdam Den Haag:
1 plus 1 = 3.’
‘De ontwikkeling van metropolitane regio’s is een
wereldwijd fenomeen. Deze metropolitan regions
zijn in toenemende mate de machtscentra van de
wereld waar de politieke en economische kracht zich
concentreert. In onderlinge competitie richten deze
regio’s zich steeds meer op het creëren van een aan-
trekkelijke plek voor mensen om te leven en te zijn.
Hoe word je een place to be? In de Nederlandse cul-
tuur is de ontwikkeling van de metropool altijd
tegengehouden. Het werd gezien als de bron van
zedenverval en criminaliteit. De Wgr+ (die huidige
stadsregio’s mogelijk maakte) was in die zin revolu-
tionair omdat daarin voor het eerst de metropolitane
schaal werd benoemd. Dat de stadsregio’s in de Zuid-
vleugel tegen hun grenzen aan lopen is niet verwon-
derlijk, de stedelijke systemen lopen al jaren feitelijk
in elkaar over. De RandstadRail was een sluitsteen in
een al veel langer gaande ontwikkeling. Echter om de
vlucht naar voren te kunnen maken is meer-schalige
‘governance’ nodig en is de focus op de MRDH alleen
onvoldoende. Erg belangrijk, alleen al bijvoorbeeld
om efficiënt het openbaar vervoer te organiseren,
maar er zijn meer agenda’s die op verschillende
schaalniveaus opereren. Zo is het zeker zo belangrijk
om op het stedelijk niveau met haar afzonderlijke
plekken, op de schaal van de Nederlandse Deltame-
tropool (de grote Randstad) voor de internationale
concurrentie, te opereren en zelfs op de ontluikende
schaal van de mega-regio ABC (Amsterdam-
Brussels-Cologne) een markt van dertig miljoen
koopkrachtige en hoogopgeleide bevolking, stappen
te zetten. De complexiteit van het metropolitane
leven is nu eenmaal erg groot en dat heeft zijn effect
op het besturen ervan - gelukkig is dat bij onze inter-
nationale concurrenten niet anders!’
‘Onze regio heeft alles in zich om een economi-
sche topregio te zijn. Topuniversiteiten en ken-
nisinstellingen; sterke presentie van start ups,
innovatief MKB en grote bedrijven in alle
topsectoren; veelbelovende clusterinitiatieven
en samenwerkingsverbanden op speerpunt-
domeinen als Cleantech, Life Sciences &
Health, Safety & Security en ook Horticulture
en HighTech. En toch blijven de economische
prestaties zowel in nationaal als Europees per-
spectief achter.
Meer bestuurlijke slagkracht en een heldere
economische agenda zijn noodzakelijk om het
economische potentieel veel beter te benutten.
De samenwerking binnen de Metropoolregio
kan hier een belangrijke impuls aan geven.
Vanuit de regionale ontwikkelingsmaatschap-
pij InnovationQuarter zullen wij aan deze eco-
nomische opgave bijdragen door vernieuwende
en snelgroeiende bedrijven te financieren,
buitenlandse ondernemingen aan te trekken
naar Zuid-Holland en concrete samenwerking
te organiseren tussen innovatieve onderne-
mers, kennisinstellingen en de overheid.’
Michel Bezuijen
burgemeester Rijswijk
en regiobestuurder
Financiën Stadsgewest
Haaglanden
Paul Gerretsen
agent Vereniging
Deltametropool
Spoor
Randstadrail
Metro
Joris
Fis
elie
r inf
ogra
phic
s
Tramlijn (met lijnnummer)
Weg
Snelweg
Kassengebied
P+R locatie
Grote uitleglocatie(Vinex)
Groot binnenstedelijk(Vinex)
Wonen en werken
Zoetermeer
Brielle
Hellevoetsluis
Pijnacker-Nootdorp
Den Haag
Wassenaar
Ridderkerk
Albrandswaard
Nissewaard
Krimpen aanden IJssel
Westland
Capelle aanden IJssel
Maassluis
Vlaardingen
Midden-Delfland
Leidschendam-Voorburg
Barendrecht
Delft
Rotterdam
Schiedam
Rijswijk
Lansingerland
Westvoorne
Bergschen-hoek
Nesselande
Portland-Carnisselande
Fascinatio
Leidschenveen
Ypenburg
Oosterheem
Delfgauw/Emerald
PijnackerZuid
BalijbosWateringseVeld
Berkel enRodenrijs
Kop vanZuid
Veranda
Sveaparken
Het Balkon
Maaswijk
NieuwSpoorwijk
NieuwTerbregge
Schiehaven/Müllerpier
Schiedamcentrum
Esselanden
Zuid-West
PoortugaalSpijkenisse centrum
Vlaardingencentrum
Heemraadlaan
Slinge
Zuidplein
Alexander
Capelse Brug
Beverwaard
Kralingse Zoom
Meijersplein
Schieveste
Rodenrijs
Hoornwijck
Polderpad
Fietspad langsde Rotte
Blauweverbinding
Vaartenroute
Mooi Midden-Delfland
Vaartenroute
Van stad naar strand
F16
F16
Groene Verbinding
Van stad naar strand
10
8
9
11
11
1
4
2
5
12
13
13B
14
15
1 23
4
5
6
7
8
9
10
11
9
10
1
11
11
78
9
10
11
12
F
G
E
13
14
15
16
17
Oranjebonnen
Resultaten in de regio’sEen selectie van projecten in de stadsregio’s die zijn uitgevoerd of waarvan het besluit tot aanleg is genomen.
Openbaar vervoer
Wegen en verkeer Gezamenlijke projecten
Stadsregio Rotterdam
Groen en recreatie
Stadsgewest Haaglanden
Recreatie: verbindingen
750 hectare natuurcompensatieMaasvlakte 2
Zuidpolder Barendrecht
Klimaatbuffer Binnenland
Fietsbrug Groene Verbinding
Ridderkerk-West
Crezéepolder
Triangelpark
Groenprogramma Noordas
Landtong Rozenburg
Wolvenpolder
Kreken van Voorne-Putten
Oranjebonnen
Blauwe verbinding
Polderpad
Fietsroute ‘Van Stad naar Strand’
Fietsverbinding Oranjebonnen
Vaartenroute
Fietspad langs de Rotte
Mooi Midden-Delfland
Groene Verbinding
Balij/Bieslandse bos
Ruyven
Duivenvoordecorridor (Duin, Horst & Weide)
Landgoederenzone
Nieuwe Driemanspolder
Zwethzone
A
A
1
5
4
6 2
3
3
3
7
F
ED
G
B
C
D
D
A4 Delft-Schiedam
N470
3-in-1
Bleizo
RandstadRail
ZoRobus
Spoortunnel Delft
Stadsregio Rotterdam
Stadsgewest Haaglanden
A13-A16 (in voorbereiding)
Blankenburgverbinding (in voorbereiding)
N209
Verbreding A15-corridor
Hartelbrug
Harmsenbrug
Thomassentunnel
2e Beneluxtunnel
Vrije busbaan Groene Kruisweg
Snelfietsroute F16
1
2
3
4
5
6
7
NORAH (Rijksweg N14/Sijtwendetunnel en S200/Hubertustunnel)
Tunnel Veenweg
A12 Vernieuwd op weg
N223 Duuraam veilig
Rotterdamsebaan (in voorbereiding)
Fietsbrug Rijnschiekanaal
8
9
10
11
12
13
14
15
16
16
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
12
6
6
17
17
15
15
19
19
13
14
15
16
17
18
18
17
Tramplus
Metro Nesselande
Metro Capelle aan den IJssel
Metro Hoogvliet-Spijkenisse
OV-knooppunt Rotterdam Centraal
Hoekse Lijn (in voorbereiding)
Stadsgewest Haaglanden
Stadsregio Rotterdam
OV Knooppunt Leyenburg
Station Ypenburg
Tramtunnel Grote Marktstraat
Tramtunnel Mgr. V. Steelaan
Station Voorburg
Station Delft-Zuid
Tramlijn 15
Tramlijn 17
Tramlijn 19
1
2
3
4
3
5
6
7
8
9
10
11
12
15
17
19
C
# MRDH 09 januari 2015
Spoor
Randstadrail
Metro
Joris
Fis
elie
r inf
ogra
phic
s
Tramlijn (met lijnnummer)
Weg
Snelweg
Kassengebied
P+R locatie
Grote uitleglocatie(Vinex)
Groot binnenstedelijk(Vinex)
Wonen en werken
Zoetermeer
Brielle
Hellevoetsluis
Pijnacker-Nootdorp
Den Haag
Wassenaar
Ridderkerk
Albrandswaard
Nissewaard
Krimpen aanden IJssel
Westland
Capelle aanden IJssel
Maassluis
Vlaardingen
Midden-Delfland
Leidschendam-Voorburg
Barendrecht
Delft
Rotterdam
Schiedam
Rijswijk
Lansingerland
Westvoorne
Bergschen-hoek
Nesselande
Portland-Carnisselande
Fascinatio
Leidschenveen
Ypenburg
Oosterheem
Delfgauw/Emerald
PijnackerZuid
BalijbosWateringseVeld
Berkel enRodenrijs
Kop vanZuid
Veranda
Sveaparken
Het Balkon
Maaswijk
NieuwSpoorwijk
NieuwTerbregge
Schiehaven/Müllerpier
Schiedamcentrum
Esselanden
Zuid-West
PoortugaalSpijkenisse centrum
Vlaardingencentrum
Heemraadlaan
Slinge
Zuidplein
Alexander
Capelse Brug
Beverwaard
Kralingse Zoom
Meijersplein
Schieveste
Rodenrijs
Hoornwijck
Polderpad
Fietspad langsde Rotte
Blauweverbinding
Vaartenroute
Mooi Midden-Delfland
Vaartenroute
Van stad naar strand
F16
F16
Groene Verbinding
Van stad naar strand
10
8
9
11
11
1
4
2
5
12
13
13B
14
15
1 23
4
5
6
7
8
9
10
11
9
10
1
11
11
78
9
10
11
12
F
G
E
13
14
15
16
17
Oranjebonnen
Resultaten in de regio’sEen selectie van projecten in de stadsregio’s die zijn uitgevoerd of waarvan het besluit tot aanleg is genomen.
Openbaar vervoer
Wegen en verkeer Gezamenlijke projecten
Stadsregio Rotterdam
Groen en recreatie
Stadsgewest Haaglanden
Recreatie: verbindingen
750 hectare natuurcompensatieMaasvlakte 2
Zuidpolder Barendrecht
Klimaatbuffer Binnenland
Fietsbrug Groene Verbinding
Ridderkerk-West
Crezéepolder
Triangelpark
Groenprogramma Noordas
Landtong Rozenburg
Wolvenpolder
Kreken van Voorne-Putten
Oranjebonnen
Blauwe verbinding
Polderpad
Fietsroute ‘Van Stad naar Strand’
Fietsverbinding Oranjebonnen
Vaartenroute
Fietspad langs de Rotte
Mooi Midden-Delfland
Groene Verbinding
Balij/Bieslandse bos
Ruyven
Duivenvoordecorridor (Duin, Horst & Weide)
Landgoederenzone
Nieuwe Driemanspolder
Zwethzone
A
A
1
5
4
6 2
3
3
3
7
F
ED
G
B
C
D
D
A4 Delft-Schiedam
N470
3-in-1
Bleizo
RandstadRail
ZoRobus
Spoortunnel Delft
Stadsregio Rotterdam
Stadsgewest Haaglanden
A13-A16 (in voorbereiding)
Blankenburgverbinding (in voorbereiding)
N209
Verbreding A15-corridor
Hartelbrug
Harmsenbrug
Thomassentunnel
2e Beneluxtunnel
Vrije busbaan Groene Kruisweg
Snelfietsroute F16
1
2
3
4
5
6
7
NORAH (Rijksweg N14/Sijtwendetunnel en S200/Hubertustunnel)
Tunnel Veenweg
A12 Vernieuwd op weg
N223 Duuraam veilig
Rotterdamsebaan (in voorbereiding)
Fietsbrug Rijnschiekanaal
8
9
10
11
12
13
14
15
16
16
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
12
6
6
17
17
15
15
19
19
13
14
15
16
17
18
18
17
Tramplus
Metro Nesselande
Metro Capelle aan den IJssel
Metro Hoogvliet-Spijkenisse
OV-knooppunt Rotterdam Centraal
Hoekse Lijn (in voorbereiding)
Stadsgewest Haaglanden
Stadsregio Rotterdam
OV Knooppunt Leyenburg
Station Ypenburg
Tramtunnel Grote Marktstraat
Tramtunnel Mgr. V. Steelaan
Station Voorburg
Station Delft-Zuid
Tramlijn 15
Tramlijn 17
Tramlijn 19
1
2
3
4
3
5
6
7
8
9
10
11
12
15
17
19
C
FEITEN & CIJFERS
28 | 29
FEITEN & CIJFERS
# MRDH 09 januari 2015
Balanceren met woningen en ruimtegebruik
Het verschijnen van de beroemde Vierde (Rijks)Nota
Ruimtelijke Ordening Extra, de Vinex, was in 1990
voor de gemeenten in het Rijnmondgebied hard
nodig. Er was een groot tekort aan woningen,
vooral voor de middeninkomens, en een tekort aan
bouwlocaties. Er waren al langer plannen om aan
de noordrand van de regio bij te bouwen. In overleg
met het Rijk en de provincie werd nu ook uitbrei-
ding van de woningvoorraad in het zuidelijke deel
vastgelegd.
In onderhandelingen met het Rijk kozen de
gemeenten, die toen nog samenwerkten in het
Overlegorgaan Rijnmond, voor bouwen in de buurt
van bestaande steden en hoogwaardige OV-verbin-
dingen. Op Voorne-Putten mocht zodoende alleen
Spijkenisse uitbreiden, de rest van het open gebied
moest ontzien worden. Hellevoetsluis mocht een
klein bedrijventerrein aanleggen en verder alleen
tweeduizend woningen in de bebouwde kom toe-
voegen.
53.000 nieuwe woningen
In 1994 werd de stadsregio Rotterdam opgericht,
juist met het oog op het begeleiden van de bouw-
productie in dit grootstedelijke gebied. Zij kreeg
daartoe het beheer over 132 miljoen euro als start-
kapitaal van het Rijk.
Met een paar gemeenten werd, na soms moeizame
onderhandelingen, afgesproken dat ze een eenmalig
bedrag (lump sum) kregen om hun plannen uit
te voeren. Daarnaast waren er subsidies om met
functieverandering stedelijke gebieden een nieuwe
toekomst te geven, om plekken met vervuilde
bodems weer bouwrijp te maken en om andere
knelpunten aan te pakken.
De regio nam de verplichting op zich om tot 2005
ten minste 53.000 nieuwe woningen te bouwen.
Daarvan moest meer dan de helft, 32.000, in
bestaand stedelijk gebied tot stand komen, alleen
de overige 21.000 mochten tot stadsuitbreidingen
leiden.
Het verdelen van de nieuwe woningen over de
gemeenten was niet zo’n groot probleem. De ge-
meenten wilden wel. Maar in de periodieke
wethoudersvergaderingen bleek dat de uitvoering
vaak lastig was. Vooral de vele gevallen van bodem-
verontreiniging die aan het licht kwamen, leidden
tot vertraging. Dat ging om vervuild havenslib
of om bodem waarop kassen hadden gestaan.
Duizenden vrachtwagens vol zand
Omdat de bouw veelal plaatsvond in polders, was
de aanvoer van duizenden vrachtwagens vol zand
nodig, zo veel zelfs dat het ophoogmateriaal op
een gegeven moment schaars en duur werd.
Ook moesten de ontwerpers ervoor zorgen dat er
bij zware regenval voldoende ruimte zou zijn
om al het water op te vangen en geleidelijk weg
te pompen. Dit soort complicaties dreef de
stichtingskosten van nieuwe woningen omhoog.
De gemeente Rotterdam beschikte over de meeste
expertise in grootschalige bouwprojecten. Zij heeft
in menig geval een helpende hand toegestoken
om complexe projecten vlot te trekken. De stad
had daar alle belang bij, want de randgemeenten
bouwden de gezinswoningen waarvoor Rotterdam
zelf geen ruimte had.
Solidariteit
Het beste bewijs van de regionale solidariteit in
die periode was het omslagfonds dat de gemeenten
met elkaar hadden ingesteld. Ook de gemeenten
waar geen nieuwbouw gepland was, hadden toege-
zegd daar jaarlijks 7,50 gulden per inwoner in te
storten. De bouwgemeenten droegen bovendien
2.500 gulden per nieuwe woning bij en zelfs 5.000
gulden, als die woning op een uitleglocatie kwam.
De stadsregio gebruikte het fonds van 68 miljoen
euro dat zo ontstond, naast de rijksbijdrage, om
nieuwe recreatiegebieden, fietspaden en andere
verkeersvoorzieningen aan te leggen.
In de afgelopen twintig jaar is het uiterlijk van de stadsregio Rotterdam ingrijpend veranderd. Wat het meeste opvalt, zijn
de grote nieuwbouwwijken en de vele nieuwe appartementencomplexen in de steden. Als je alles bij elkaar optelt, is er
een complete middelgrote stad bijgebouwd. Dat is gebeurd op basis van een doordachte strategie van Rijk, provincie
en regio, maar het ging niet zonder slag of stoot. Toen de plannen voor het verdelen van de nieuwbouwwoningen
gereed waren, bleek de uitvoering ervan allerlei problemen met zich mee te brengen.
Tekst: Pieter Maessen | Fotografie: Tineke Dijkstra en Mladen Pikulic
Stadsregio Rotterdam moest bouwen en leefbaar blijven
Ruim 53.000 woningen, 11.000 meer dan vereist, zijn onder regie van de stadsregio gebouwd.
Zoals deze aan de Olof Palmeborg in Schiedam.
Koos Karssen: ‘Meer gedaan dan verwacht’
Koos Karssen, burgemeester van Maassluis, was
de afgelopen tien jaar belast met de portefeuille
Wonen in de stadsregio. Op 1 oktober 2014 leidde
hij voor het laatst een regionale woonconferentie.
“Ook de afgelopen jaren hebben we ondanks de
crisis veel voor elkaar gekregen”, zegt Karssen.
“Het waren in de post-Vinex-periode geen grote
woningprojecten op gemakkelijk te ontwikkelen
weilanden, maar kleine projecten in het oudere
stedelijke gebied. Hoewel dit in de planvoorberei-
ding en uitvoering erg gecompliceerd is, hebben
we de afgesproken aantallen woningen samen
toch voor elkaar gekregen en zelfs méér dan dat.”
“We hebben kwaliteit toegevoegd, waar mensen,
buurten, wijken van profiteren. Ook wilden we de
doorstroming verbeteren. Die is nog niet overal
op gang gekomen, maar dankzij de vele nieuwe
seniorenwoningen, gaat dat in de toekomst wel
gebeuren.”
“Alles bij elkaar heeft de stadsregio op het gebied
van woningbouw uitstekend gefunctioneerd.
De provincie heeft altijd over onze schouder mee-
gekeken, maar heeft zich nooit intensief met onze
aanpak bemoeid. In tegendeel, het RR2020 was
een prachtige coproductie. De stadsregio houdt
op te bestaan, maar gelukkig hebben alle vijftien
gemeenten afspraken gemaakt over hoe zij hun
samenwerking zullen voortzetten. Ze weten wat
ze aan elkaar hebben. Dat is een mooie erfenis,
die de stadsregio achterlaat.”
WONEN
30 | 31
Balanceren met woningen en ruimtegebruik
Draagvlak in het Sparta-station
Jaap Wolf, destijds regiobestuurder, herinnert zich de
voorbereidingen van RR2020 nog levendig: “We wilden
een plan maken dat een evenwichtiger spreiding van
woonmilieus over de gemeenten zou brengen. Omdat
dat een netelige zaak is, hebben we veel zorg aan draag-
vlak en uitvoerbaarheid besteed. Met onder meer Marco
Pastors (wethouder Rotterdam) en Koos Karssen (regio-
bestuurder) trokken we langs wethouders in het gebied.
Als onderlegger hadden we de milieukaart van de regio:
waar kun je bouwen zonder in conflict te komen met
hinderzones van de industrie en zo dat de mensen ook
een groen recreatiegebied om de hoek hebben.
Maar er was ook aandacht voor een ander woonmilieu
dat we te weinig hadden: grote, vrijstaande woningen in
een groene omgeving. Omdat we op de noordoever
daarvoor weinig andere mogelijkheden dan de Vinex-
locaties zagen, keken we vooral naar Bernisse, Spijke-
nisse, Hellevoetsluis en Albrandswaard. Hoewel het niet
altijd zonder discussie ging en ik soms iets door
heb moeten drukken, heb ik dit toch als een periode van
heel vruchtbaar regionaal werken ervaren. Je kon goed
merken dat de stadsregio veel dichter bij de gemeente-
lijke praktijk stond dan de provincie ooit had kunnen
bereiken.”
“Ik ben wel teleurgesteld over het nog steeds niet realise-
ren van de 750 hectare groen, een onderdeel van het
besluit om de Tweede Maasvlakte aan te leggen.
De fietsbrug vanuit Pendrecht, de Groene Verbinding,
is al aangelegd, maar het recreatiegebied is er nog
steeds niet.”
“Aan de andere kant zijn we erin geslaagd Midden-
Delfland open te houden. Ik heb een slapeloze nacht
gehad toen er een serieus voorstel op tafel kwam om
Holy in Vlaardingen vast te bouwen aan Tanthof in Delft.
Gelukkig hebben we dat kunnen tegenhouden.
Midden-Delfland is het beste bewijs dat we behoorlijk
goed greep hebben kunnen houden op de ruimtelijke
ontwikkeling in dit gebied.”
Smalle beurs
Bij het zoeken naar balans in de groei van de regio,
ging het ook om de verdeling van de woningen voor
mensen met een smalle beurs. In de periode van de
stadsvernieuwing – de jaren zeventig en tachtig –
waren veel van die woningen in Rotterdam
gebouwd, met de inzichten van de jaren negentig
te veel. De stad streefde nu naar een evenwichtiger
opbouw van haar bevolking en wilde meer wonin-
gen bouwen voor midden- en hogere inkomens.
Het Rijk had bij de Vinex-convenanten afgedwon-
gen dat in elke gemeente dertig procent in de
sociale sector tot stand moest komen. Dat was
geen extreem hoog percentage en het gaf de
gemeenten en projectontwikkelaars volop de
ruimte om ook duurdere woningen te laten neer-
zetten waarmee ze tekorten op de sociale projec-
ten konden compenseren. Toch kwamen die
sociale projecten maar moeizaam van de grond,
want de verleiding voor de randgemeenten om
voor hogere inkomens te bouwen was groot.
Er was dan ook stevige bestuurlijke druk nodig
om de productie te halen. In 2000 slaagde regio-
bestuurder Jos Wienen erin met enkele gemeenten
harde afspraken te maken om hun verplichtingen
op dit gebied na te komen.
Uiteindelijk is het doel van de Vinex-convenanten
in de regio Rotterdam ruim gehaald. Het beoogde
aantal van 53.000 woningen is zelfs met 11.000
overschreden.
Op naar 2020
Terwijl de Vinex-bouw in de tweede helft van de
jaren negentig in volle gang was, gingen regio en
provincie alweer vooruitkijken naar het jaar 2020.
De samenwerking liep zo goed dat ze besloten één
nieuw ruimtelijk plan te maken. Dit zou zowel de
status van provinciaal streekplan als van regionaal
structuurplan hebben, een unicum in bestuurlijk
Nederland.
De provincie liet de leiding van het project aan
de stadsregio over. Die organiseerde een tournee
van bestuurders als Jaap Wolf (regio) en Erik van
Heijningen (provincie) langs gemeenten. Ook kon-
den raadsleden een trip naar nieuwbouwlocaties
maken. Het publiek werd er onder meer bij betrok-
ken via spotjes op TV Rijnmond.
De hoofdboodschap was: het woon- en leefklimaat
verbeteren en ruimte bieden voor kantoren en
nieuwe bedrijven. Nog meer dan bij de Vinex
lag het accent op bouwen in de steden, vooral
in het hart van Rotterdam, langs de bestaande
spoorlijnen en langs de tot metro om te bouwen
Hofpleinlijn door het toekomstige Lansingerland.
In 2005 werd het Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam
2020 (RR2020) vastgesteld.
Senioren en starters
Dat breed gedragen ontwikkelingsplan was de basis
voor een nieuwe ronde bouwplannen voor de
periode 2005-2010, de zogenoemde Verstedelijkings-
afspraken. Er waren twee doelen. In de eerste plaats
de woningvoorraad van 540.000 naar 570.000
woningen uit te breiden en tegelijk de gemiddelde
woonkwaliteit in de regio op te vijzelen. En alweer
was de verdeling van de sociale sector over de
gemeenten een belangrijk discussiepunt.
De nieuwe afspraak was dat de grootste steden
(Rotterdam, Schiedam, Vlaardingen en Maassluis)
nog maar maximaal twintig procent sociaal
bereikbare huurwoningen zouden bouwen, de
voormalige groeikernen (Capelle, Hellevoetsluis,
Spijkenisse, Ridderkerk en Rozenburg) minimaal
veertig procent en de overige gemeenten minimaal
dertig procent.
Voor het eerst stuurde de stadsregio nu ook op
typen woningen voor leeftijdsgroepen. Er kwamen
afspraken om speciaal voor senioren te bouwen,
die daardoor woningen konden vrijmaken voor
gezinnen. Ook was er extra aandacht voor starters
op de woningmarkt. In ruimtelijk opzicht keek
de regio naar het beter benutten van bestaande
historische kernen en het bouwen aan de oevers
van de rivier.
Bij de uitvoering van deze plannen was de stads-
regio in samenwerking met de provincie de
beheerder van het vernieuwde Investeringsbudget
Stedelijke Vernieuwing. Met bijdragen van
Rotterdam en Schiedam en onder meer een
rijksbijdrage van € 73 miljoen, was voor dit pro-
gramma in totaal € 118 miljoen beschikbaar.
Omdat de financiële middelen geen belemmering
zouden mogen zijn om met de bouw van wonin-
gen te beginnen, maakte de stadsregio al bij het
begin van elk project de subsidie aan de gemeente
over. Voor iedere sociaal bereikbare huurwoning
kreeg een gemeente een subsidie van € 5.000.
Hier kwam € 3.000 bij als het ging om een
seniorenwoning. Ook voor de bouw van woningen
op een dure ‘functieveranderingslocatie’ was
€ 5.000 per woning beschikbaar.
Jaap Wolf: ‘Gemeenten stonden dichter bij de dagelijkse praktijk dan de provincie.’Foto wordt nog gemaakt
# MRDH 09 januari 2015
WONEN
32 | 33
‘We zochten een hoekhuis met een tuin’
Ellen (36) en Chris (37) verlieten Rotterdam in 2008
voor een koophuis in Nesselande. Ze hadden een paar
maanden driftig naar een huis met een tuin in de
stad gezocht, maar het zat er gewoon niet bij voor de
drie ton die ze te besteden hadden, zegt Chris.
“Of je kwam uit in Kralingen bij een huis waar heel
veel aan verspijkerd moest worden. Dat ging ons te
ver.” Op een gegeven moment besloot hij niet meer
te zoeken op wijk in de huizenzoeksite Funda, maar
alleen een paar zoekcriteria in te voeren. “Dat waren
tuin, hoekhuis en vrij uitzicht”, herinnert Ellen zich.
Toen rolde hun huis in Nesselande eruit. Voor hen
is het een ideale stek. “Ik pak zo de metro naar Delfs-
haven. De school waar ik onderwijzeres ben, staat
vlak bij die halte, ik ben er in een half uurtje.”
Relaxed
Het ritje is relaxed, zegt Ellen. “Als je opstapt bij halte
Nesselande is het nog hartstikke rustig in de coupés.
Pas vanaf metrohalte Dijkzigt wordt het stampvol.
Maar vlak daarna stap ik uit. Je bent er sneller dan
met de auto, dan sta je steevast in de file en heb je
altijd gedoe met parkeren.”
Chris gaat meestal met de auto naar zijn werk. Hij is
programmeur in Capelle aan den IJssel. “Het is heel
dichtbij, maar twee of drie kilometer. Dus eigenlijk
kan ik ook met de fiets. Maar dat doe ik alleen als het
lekker weer is.”
De broer van Chris en een paar vrienden wonen ook in
Nesselande. “We zitten hier met veel jonge gezinnen,
dat is leuk”, vertelt hij. “Ook voor ons dochtertje Elisa.”
Wereldhavendagen
Ook Theo (49) en Nathalie wonen in Nesselande.
Ze hebben twee zoontjes in de peuterleeftijd en
daardoor gaan ze alleen naar de binnenstad als er
een kindvriendelijk evenement is. “De Wereldhaven-
dagen bijvoorbeeld, of de Rotterdam Marathon. Dan
nemen ze de metro. “Met de auto is dat niet te doen”,
zegt Theo die als zelfstandige werkt in de regio
Zuid-Holland. “Parkeren is daar hartstikke duur.”
Alleen als ze naar speeltuin Plaswijck in Hillegers-
berg gaan, nemen ze wel de auto. “Dat is dan veel
makkelijker.”
Weinig tijd
Nathalie is accountmanager bij een groot kantoor
in Den Haag op gebied van accountancy en doet
zaken over de hele wereld. Tijd om zaterdags te gaan
shoppen in de ‘grote stad’ heeft ze niet. Ze maakt
lange dagen, zegt ze, en is soms pas laat thuis. En in
het weekend loopt ze ’s ochtends hard. Daarna gaat
de jongste even slapen en doen ze boodschappen in
het winkelcentrum aan de Boulevard in Nesselande.
Zondagen zijn voor familiebezoeken en dan begint
de drukke werkweek weer.
Alleen met haar moeder gaat ze soms wel eens een
dagje statten. “Dan gaan we naar de Lijnbaan, de
Koopgoot en de Bijenkorf. Maar daar neem ik dan
echt een dag voor vrij.”
Tekst en fotografie: Lucette Mascini
Van Rotterdam naar Nesselande:
Chris en Ellen met hun dochtertje Elisa op het winkelplein in Nesselande
# MRDH 09 januari 2015
Afspraak is (prestatie)afspraakGevarieerde woningmarkt een feit
Afspraak is (prestatie)afspraak
WONEN
Sinds 2002 maakt SVH, de vereniging waarbinnen de
vijftien Haaglandse corporaties samenwerken, prestatie-
afspraken met de negen gemeenten in de regio. Geen sine-
cure, maar het lukt wel. Afspraken voor steeds een periode
van vier jaar. “Die periode waarborgt dat steeds andere
prioriteiten kunnen worden gesteld, passend bij de actuali-
teit”, aldus Stolker.
Een betere woonruimteverdeling
“In de periode 2010-2014 lag het accent van de prestatieaf-
spraken op toewijzing, bevordering doorstroming, nieuw-
bouw en investeren in duurzaamheid. De duurzaamheids-
doelstelling hebben we niet gehaald. Investeren in oudere
woningen met een energielabel E of F om vervolgens een
label B te krijgen, is simpelweg te kostbaar. Dergelijke
investeringen zijn niet meer terug te verdienen. Nieuw-
bouwwoningen voldoen wel aan alle duurzaamheidseisen.”
‘Zuinig zijn op waardevolle maatschappelijke kapitaal dat sociale volkshuisvesting vertegenwoordigt’
De andere doelstellingen zijn wel gehaald, weet Stolker
te melden. “De beschikbare sociale huurwoningen zijn
verhuurd aan de mensen voor wie ze bedoeld zijn. De door-
stroming is bevorderd en de gegarandeerde doelstelling van
negenhonderd nieuwbouwwoningen per jaar is gehaald.
Binnen het samenwerkingsverband lossen we met elkaar
problemen in de volkswijken op, met als resultante dat er
nu een betere verdeling van bevolkingsgroepen binnen de
regio is. De nieuwbouwstroom heeft grotere en mooiere
woningen opgeleverd. Meer huishoudens vestigden zich in
gemeenten als Rijswijk, Pijnacker-Nootdorp en het West-
land. Dat zijn weliswaar vooral de huishoudens met een
middeninkomen, maar hun vertrek elders zorgde wel voor
de broodnodige doorstroming. Een te hoge concentratie
van lage inkomens in een wijk zorgt voor desintegratie.
Daarom moeten we nu wel doorgaan op de ingeslagen weg.
Een grootstedelijk gebied met heel veel inwoners uit andere
culturen heeft een groot belang bij een betaalbare en
kwalitatief hoogwaardige sociale woningvoorraad. Daarom
moeten we buitengewoon zuinig zijn op het waardevolle
maatschappelijk kapitaal dat de Nederlandse sociale volks-
huisvesting vertegenwoordigt.”
Blik vooruit
De wereld is volgens Stolker behoorlijk veranderd sinds 2008.
“Allereerst barstte toen de crisis los en Haaglanden werd
geconfronteerd met het Vestia-debacle. Dat leidde tot een
extra heffing voor andere corporaties en tegelijkertijd viel
de grootste nieuwbouwproducent weg. Corporaties moeten
inmiddels ook fors afdragen aan het Rijk, waardoor huren
stijgen en zij hun bezit moeten verkopen. De laagste inko-
mensgroepen zijn steeds moeilijker te huisvesten en ik
vrees dat juist de beste en duurdere huurwoningen in de
gemeenten als eerste zullen worden verkocht. Dat zou een
verarming voor de corporaties zijn. Bovendien is er nog
nauwelijks geld beschikbaar voor nieuwbouw.”
“De prestatieafspraken die SVH en gemeenten voor de
periode 2014-2018 maken, sluiten aan op deze actualiteit”,
aldus Stolker. “Inzet van de afspraken is het garanderen van
de betaalbaarheid van voldoende woningen voor de laagste
inkomens. Daarbij zijn de totale woonlasten, inclusief
energielasten, het uitgangspunt in plaats van slechts de
huurlasten.”
Gemeenten hebben daarnaast per 1 januari belangrijke zorg-
taken gekregen. Mensen moeten langer thuis blijven wonen.
Dat heeft gevolgen voor de doorstroming, de inrichting van
de wijk en stelt andere eisen aan woningen. Stolker:
“We maken voor het eerst ook afspraken met de gemeenten
op het gebied van het sociaal domein: zorg voor de kwets-
baren. De corporaties zorgen dan voor geschikte woningen
in samenwerking met zorginstellingen die verantwoordelijk
zijn voor de zorg. Ondanks deze verschuiving in prioriteiten
blijft het doel van de prestatieafspraken, om door samen-
werking betere resultaten te bereiken voor de huisvesting
van mensen met een kleine beurs, recht overeind.”
Loudi Stolker, tot januari 2014 voorzitter van Sociale Verhuurders Haaglanden (SVH),
antwoordt kort en krachtig op de vraag of de regionale prestatieafspraken tussen de negen
gemeenten en vijftien corporaties in het Stadsgewest Haaglanden uit de beleidsperiode
2010-2014 zijn gehaald: “Ons doel is geslaagd. Wat we hebben bereikt, een gevarieerde
(regionale )woningmarkt met meer keuzevrijheid voor de woningzoekende, moeten we nu
vasthouden, en tegelijkertijd moeten we ons richten op de actualiteit.”
Tekst: Carola Aardenhout | Fotografie: Mladen Pikulic
Loudi Stolker, oud-voorzitter SVH: ‘We moeten ons resultaat, een meer gevarieerde woningmarkt, nu vasthouden.’
34 | 35
IN BEELD
Het ministerie van VROM bracht in 1991 de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening uit, later beter bekend
als Vinex. Hierin kregen de twee stadsregio’s Haaglanden en Rotterdam de opdracht om tussen 1995
en 2005 93.000 woningen te realiseren. Uiteindelijk zijn deze ambities ruim gehaald. Haaglanden
bouwde er 41.594 (in plaats van 40.000) en Rotterdam 65.561 (in plaats van 53.000).
Tekst: Brigitte Beeks | Fotografie: Tineke Dijkstra
Nesselande, A. van der Knaapkade, Rotterdam
# MRDH 09 januari 2015
Leidschenveen, IJsduikerstraat, Den Haag
Oosterheem, Veersemeer, Zoetermeer Svaeparken, Olaf Palmeborg, Schiedam
36 | 37
IN BEELD
Carnisselande, Avenue Carré, Barendrecht
Nesselande, Brandingdijk, Rotterdam
Portland, Portlandsebaan, Albrandswaard
Oosterheem, Orcinostroom, Zoetermeer
Ypenburg, Derkswater, Den Haag
38 | 39
Ypenburg, Hegemanswater, Den Haag
Leidschenveen, Regenboogforelvijver, Den Haag
Zomertuinen, Thetfordstraat, Spijkenisse
Nesselande, A. van der Knaapkade, Rotterdam
Newport, Siciliëboulevard, Rotterdam
40 | 41
Vijf portretten van stedelijke vernieuwingHet Stadsgewest Haaglanden telt, voortvloeiend uit de regionale prestatieafspraken, een aantal stedelijke
vernieuwingswijken. Uitbreidingswijken waren er daarnaast ook nodig. Negen gemeenten en vijftien corporaties
gingen met deze opgaven aan de slag. Bewoners, een corporatiedirecteur en een programmamanager
vertellen waar de aanpak in hun wijk toe geleid heeft
Tekst: Carola Aardenhout | Fotografie: Carola Aardenhout en Mladen Pikulic
De vernieuwingswijken zijn homogene sociale huurwijken met veel hoogbouw, gerealiseerd in de jaren zestig, die ‘schreeuwden’ om verandering. Meer variatie
in koop en huur. Een gemengde bevolkingssamenstelling. Energiezuiniger woningen. Groen en plekken om te spelen.
Jan van Wandelen: ‘Ons huis vergoedt dat
andere zaken niet optimaal zijn.’
Peter van Dam: ‘De enorme rust, de grote
lanen en de ruime opzet zijn de grootste
kwaliteiten van Ypenburg.’
Jan en Evelyn Hunck wonen al bijna veertig
jaar in Spoorwijk.
Vinexlocatie Ypenburg: rust en ruimteEen van de eerste stedelijke uitbreidings- of Vinex-
wijken in Nederland is Ypenburg. Peter van Dam en
Jan van Wandelen behoren beiden tot de pioniers die
zich er vanaf het eerste uur vestigden. Waarom ze
kozen voor Ypenburg en hoe het er wonen is, vertel-
len ze hier. “Ik ben op sleeptouw genomen door mijn
vrouw”, vertelt Peter. “De Zuiderparkbuurt in Den
Haag, waar we woonden, ging achteruit dus mijn
vrouw wilde weg. Zij heeft zich gewoon voor veel pro-
jecten ingeschreven en ik ging mee. Dit project aan
de Rijswijkse Landingsbaan bleek perfect. Daarna
hebben we gekeken welke voorzieningen er al waren
in de buurt. Dat waren een noodwinkelcentrum en
een snackbar, niet veel, maar voldoende om mee te
beginnen. De grote lanen en de ruime opzet zijn de
grootste kwaliteiten van Ypenburg. Het winkelcen-
trum is echter slecht en de gemeente heeft niet goed
nagedacht over de infrastructurele elementen van de
wijk. De kwaliteit valt vaak tegen. Het deel van Ypen-
burg met huurderswoningen is een minder deel. Veel
kinderziekten zijn echter goed aangepakt. Ik heb regel-
matig zaken aangekaart, bijvoorbeeld over zwerfvuil
en dat is er nu vrijwel niet meer. De problematiek
rondom hangjongeren is ook goed opgelost. De jaar-
lijkse wijkschouw ten slotte vind ik het beste voor-
beeld van samenwerking tussen bewoners, wijkpolitie,
ambtenaren en wethouder. Samen lopen ze een dag
rond en zien met eigen ogen wat er goed gaat en wat
beter kan.” Jan kwam kwam vanuit de Haagse Vruch-
tenbuurt naar Ypenburg. “Ik zocht samen met mijn
vriendin een huis met een tuin, dichtbij de uitvalswe-
gen. Dat huis vonden we hier. We gingen wonen in
een bouwlandschap, maar het huis leek mooi en gezel-
lig. En dat was het ook. Op een gegeven ogenblik ging
de straat echter achteruit en zijn we na vijf jaar huren
op zoek gegaan naar een koopwoning. Weer in Ypen-
burg. Qua woonplek is deze locatie prima. Ik vind het
ideaal om zo landelijk te wonen. Zeker in je vrije tijd. Je
voelt je hier echter geen Hagenaar. Een lekker restau-
rant of een leuk café zijn er niet. De tram is net te ver
van onze woning en de afstand tot de Haagse binnen-
stad is te groot om ‘s avonds te fietsen. Bovendien is
het geen gezellige route. Het winkelcentrum is daar-
naast echt een mislukking. Het is nooit vol geweest en
de leegstand neemt nu alleen maar toe. Het is een
gemiste kans dat er niet is gekozen voor één groot
winkelcentrum. Ons huis vergoedt echter dat andere
zaken niet optimaal zijn.”
Spoorwijk- Den Haag: wederopbouw geslaagdSpoorwijk is een vooroorlogse wijk in het Haagse
stadsdeel Laak. De website van de bewonersorgani-
satie vermeldt dat het een gezellige wijk is én een wijk
in beweging. Jan en Evelyn Hunck wonen er al bijna
veertig jaar en vertellen hoe de wijk ‘beweegt’.
“Toen we hier in ’75 kwamen wonen, had Spoorwijk
een slechte naam. Het was een echte volkswijk met
kleine arbeiderswoninkjes, veel lagere inkomens
en overlast door drugsgebruik en criminaliteit.
De mensen waren echter wel aanspreekbaar. Ik [Eve-
lyn, red.] ging ook destijds als een van Jehovah’s Getui-
gen langs de deuren en had mooie gesprekken. Juist
ook met de minima. Wij hebben hier nooit een onvei-
lig gevoel gehad. Veel kinderen hadden nu eenmaal
door armoede thuis niets te doen en gingen de straat
op om hun vertier te zoeken, wat soms in rottigheid
uitmondde. Onze jongste dochter had ook zo’n
groepje jonge jongens achter zich aan. Die hingen dan
voor de deur. Maar alles bleef altijd redelijk onder con-
trole. Als je maar in contact blijft met elkaar, normaal
doet, waar iemand ook vandaan komt. Dat helpt.”
Jan vult haar aan: “In ‘95/’96 startte de gemeente hier
met sloop en nieuwbouw”. “Als eerste werd het wijk-
park gerealiseerd met nieuwe duurdere woningen
eromheen. Ook elders kwam er koop terug voor huur.
Daardoor is de samenstelling van de wijk veranderd.
Ik denk dat circa zeventig procent van de oorspronke-
lijke bewoners verdwenen is. Het totale plan heeft
Spoorwijk wel verbeterd. We hadden hier woningen
met poppenkamertjes. De nieuwe woningen zijn
ruimer opgezet en gevarieerder qua uiterlijk. Er is ook
meer ruimte op straat. Meer groen in de wijk. De wijk
is schoner. Het buurtpreventieteam, waar ik lid van
ben, draagt daar ook aan bij. Als de gemeente hier
niet tijdig met vernieuwing was gestart, waren wij
ook een Vogelaarwijk geweest. Nu is het tij op tijd
gekeerd en is de wederopbouw van de wijk geslaagd.”
WONEN
Poptahof – Delft: aantrekkelijke woonlocatiePoptahof: begin jaren zestig dé luxe eerste
hoogbouwwijk aan de rand van Delft. Door de
jaren heen verworden tot een minder populaire
woonbuurt vanwege het eenzijdige aanbod en de
veranderde bewonerssamenstelling. Om dit
tij te keren werd in 2003 een grootscheepse
vernieuwing ingezet. Dennis Gerlof, directeur
van woningcorporatie Woonbron – regio Delft,
is er nauw bij betrokken. “Ik heb de afgelopen
periode regelmatig bewoners bezocht die al vijftig
jaar in Poptahof wonen en zij zijn hartstikke
blij met hun woning. Ook met alle veranderingen
tot nu toe, zoals het park en de twee nieuwe
woonvelden. Zij zijn zich ervan bewust dat de
vernieuwing niet meer groots en meeslepend
kan zijn en zijn al tevreden met een gerenoveerde
woning en goede voorzieningen in de buurt.
Ingegeven door de crisis, het Woonakkoord en
het feit dat corporaties terug moeten naar hun
kerntaak, is in 2013 een nieuwe visie op de
verdere vernieuwing van de buurt vastgesteld.
Meer differentiatie en een sterkere sociaal
economische positie van de bewoners van
Poptahof is nu de koers. In de afgelopen jaren
is naast fysieke en sociaal economische
veranderingen ook ingezet op de versterking
van het imago van de buurt. Dat is gelukt.
Mensen kiezen tegenwoordig weer bewust voor
wonen in Poptahof. Maar we zijn er nog niet.
Het is een kwetsbaar gebied en terugval is
mogelijk. We gaan verder met de vernieuwing
maar dan met uitgangspunten die aansluiten
op de veranderde regelgeving en marktom-
standigheden. Wij zien de wijk als een unieke
en aantrekkelijke woonlocatie door zijn ligging
dicht bij de binnenstad en alle belangrijke
dagelijkse voorzieningen onder handbereik.
Het is ons doel in Poptahof meer variatie in
woningtypes, contractvormen en bewoners-
samenstelling te creëren. Dat doel kunnen
we niet meer volledig zelfstandig bereiken om
de eerder genoemde redenen. Daarom hebben
wij in de gebiedsvisie Poptahof kansen
beschreven voor ontwikkelaars en beleggers.
Samen hopen we het gewenste resultaat te
bereiken.”
Dennis Gerlof: ‘Mensen kiezen weer
bewust voor wonen in Poptahof.’
Mammar el Jabli: ‘Je moet niet weglopen
van problemen door te verhuizen.’
Wim Verkerk: ‘De kracht van het project
is dat het een fysiek en sociaal project is.’
Palenstein – Zoetermeer: fysiek en sociaal projectPalenstein is een typische jaren zestig wijk.
Destijds gebouwd aan de rand van het dorp
Zoetermeer, nu ligt de wijk in het hart van
inmiddels stad. Eind jaren negentig dwongen de
verpaupering en de kwaliteit van de woningen de
gemeente en de corporaties tot herbezinning
over de toekomst van de wijk. Wim Verkerk,
programmamanager Palenstein, vertelt.
“In 2005 sloten de gemeente en de drie
corporaties, Vestia, De Goede Woning en
Vidomes, een samenwerkingsovereenkomst om
Palenstein aan te pakken. Vestia startte met de
renovatie van haar bezit en was daar gelukkig
nog voor de crisis mee klaar. Tegelijkertijd zijn de
basisscholen in dat deel van de wijk gesloopt en is
er een nieuwe brede school gebouwd: een
multifunctioneel gebouw met woningen,
commerciële ruimten, een sportzaal, een Krajicek
playground, twee basisscholen, kinderopvang,
een jeugdgezondheidscentrum en ruimtes voor
alle denkbare creatieve en sportieve activiteiten.
Ten slotte is ook samen met de bewoners de
openbare ruimte heringericht. Daar is veel geld in
geïnvesteerd. Met succes, want het project heeft
de tweede prijs gekregen voor de beste openbare
ruimte in 2012. Daarna barstte de crisis in alle
hevigheid los en hebben we direct de plannen
opnieuw tegen het licht gehouden. In 2012 lag
er een nieuwe wijkvisie, waarover veel meer
overleg met bewoners is gevoerd dan bij de
oorspronkelijke plannen. Dit heeft tot een groter
maatschappelijk draagvlak geleid. Alles is nu rond,
van bestemmingsplan tot financiën. Tegen het
tijdsbeeld in gaan we in Palenstein toch over tot
grootschalige sloop en nieuwbouw. Het uithuizen
van de eerste tweehonderd huishoudens is
begonnen. De totale investeringskosten van
corporaties en gemeente bedragen circa
driehonderd miljoen euro. De kracht van het totale
project is dat het een fysiek en sociaal project is.
We zijn niet alleen stenen aan het stapelen, maar
er is bijvoorbeeld ook een participatiecentrum
gekomen. We willen de bewoners van de wijk die
op achterstand staan een zetje geven om meer op
eigen benen te komen staan. Dan werkt het niet
om alleen nieuwe huizen te bouwen. De lange
periode van onzekerheid sinds de start van de
crisis is slecht geweest. Duidelijk zijn, de
bewoners serieus nemen, dat biedt vertrouwen
dat het goed komt. De waardering voor de eigen
wijk stijgt en ook binnen Zoetermeer scoort
Palenstein beter.”
42 | 43
De Haagse Schilderswijk: alleen maar verbeteringDe Schilderswijk is een van de Haagse stedelijke
vernieuwingswijken. Mammar el Jabli woont er
al 32 jaar en werkt er als participatie-uitvoerder.
Hij voelt zich thuis in de wijk en wil er zeker
niet weg. Mammar legt uit waarom niet.
“Ik zie alleen maar verbetering. Begin jaren
negentig zijn de woningen aangepakt.
Soms via nieuwbouw, soms via renovatie.
Het openbaar vervoer is goed geregeld. Open-
bare ruimtes zijn opnieuw ingericht. De
Schilderswijk is een klein gebied met veel
bewoners. Kinderen hebben speelruimte nodig,
jongeren en volwassenen parken waar veel te
doen is. Die zijn er gekomen. Over al die positieve
dingen lees je niets. Er zijn problemen en zaken
die goed gaan. Je moet niet weglopen van
problemen door te verhuizen. De wijk heeft
mensen die er wat van willen maken hard
nodig. Ik zie problemen als een uitdaging.
De samenwerking met de gemeente is verbeterd.
Hun betrokkenheid bij de bewoners is groter.
De gemeente legt niet alles meer op, maar
luistert. Ook de lokale politie heeft oor voor de
wijkbewoners. Hand in hand moeten we er
wat van maken.Dat dat kan, zie ik aan de
ondergrondse vuilcontainers, die de afgelopen
jaren in de wijk zijn geplaatst. Inmiddels
hebben 82 bewoners een container geadopteerd.
Zij zorgen dat er geen puinhoopontstaat
rondom de containers en ze kunnen ingrijpen
bij verstoppingen. Ze spreken mensen aan
op hun gedrag. Dat is een goed begin van
participatie.”
Aantal gerealiseerdevrije sectorwoningen
Aantal gerealiseerdesociale huurwoningen
Joris Fiselier infographics Joris Fiselier infographics
LansingerlandNesselande
Portland-Carnisselande
Leidschenveen
Ypenburg
Oosterheem
Pijnacker Zuid/Emerald
Wateringse Veld
Aantal gerealiseerdevrije sectorwoningen
Aantal gerealiseerdesociale huurwoningen
Joris Fiselier infographics Joris Fiselier infographics
LansingerlandNesselande
Portland-Carnisselande
Leidschenveen
Ypenburg
Oosterheem
Pijnacker Zuid/Emerald
Wateringse Veld
FEITEN & CIJFERS
Stadsregio’s en Vinex
# MRDH 09 januari 2015
RUBRIEKSKOPJE
44 | 45
‘De markt waardeerde onze kantorenstrategie’
Na het uitbreken van de crisis en het uiteenspatten van de kantorenluchtbel, ontwikkelde Haaglanden als één van
de eerste stadsregio’s een kantorenstrategie. De kantorenleegstand laat zich immers alleen regionaal bestrijden.
Tekst: Martijn Delaere | Fotografie: Charles Groeneveld en Mladen Pikulic
Metropoolregio: dubbelstad met twee gevarieerde kantorenmilieus
ECONOMIE
Bedrijfsleven en gemeenten verwelkomden een nieuwe kantorenstrategie.
Rond de eeuwwisseling groeiden de bomen en de
kantoren tot in de hemel. Pieter van Genuchten,
senior projectmanager economische ontwikkeling
bij het Stadsgewest Haaglanden, weet het nog goed:
“In die tijd kon je een kantoorgebouw neerzetten
zonder dat je er huurders voor had. Die kwamen
toch wel. Tussen 1990 en 2000 gingen namelijk veel
meer mensen in kantoren werken. Maar de groei
stagneerde terwijl de bouwgolf gewoon doorging.
In 2004 hebben we voorzichtig met gemeenten
afspraken gemaakt om de plannen aan te passen,
maar de bouw ging door. Acht jaar later zaten we in
Haaglanden met een kantorenleegstand van één
miljoen m2. Met de krimpende Rijksoverheid en de
exploderende automatisering en robotisering loopt
die leegstand nog meer op.”
Draaide regionale samenwerking vóór de crisis en
het uiteenspatten van de kantorenzeepbel om de
verdeling van meer of nog meer, nu moesten
knopen worden doorgehakt over minder of nog
minder. In Haaglanden leidde dat tot de geboorte
van de kantorenstrategie 2012-2020, die eind 2012
door het dagelijks bestuur van het Stadsgewest
werd aanvaard. “We stoelden de strategie op zes
pijlers”, zegt Hans Reijnen, opsteller van de
concept-kantorenstrategie vanuit adviesbureau
Twynstra Gudde en tevens oud secretaris-
directeur van het Stadsgewest. Hij somt ze op:
“Inzetten op een beperkt aantal versterkings-
gebieden, verkleining van de planvoorraad,
maatwerk leveren in de gemeenten, beleid maken
voor complexen van het Rijk en voor specifieke
sectoren en gebruikers, overzicht hebben van
transformaties en afspraken maken over navol-
ging van het beleid.
”In Haaglanden waren er volgens de kantoren-
strategie zes gebieden waar nieuwbouw
mocht komen: Den Haag World Forum gebied/
Internationale Zone, Centrum/Beatrixkwartier,
Stadsregio’s en Vinex
zone Caballerofabriek-Maanplein-Station Voor-
burg, stations-omgeving Zoetermeer, Rijswijk sta-
tion/Plaspoelpolder Zuidwest en station Delft.
Wennen
De Haaglandse gemeenten opereerden bij het
opstellen van de kantorenstrategie voor het eerst in
‘slecht weer’, aldus inmiddels oud-Twynstra Gudde
partner Reijnen. Hij zegt: “Dat was voor iedereen
wennen. Vroeger kon je altijd zeggen: ‘Oké, jij mag
dit, dan mag ik volgend jaar dat.’ Nu waren er eigen-
lijk alleen maar slechte boodschappen voor gemeen-
ten. Er was simpelweg een veel te groot overschot
aan leegstaande kantoren en een te groot overschot
aan kantoorlocaties. Voor het eerst ging het over de
verdeling van de afname. Een gemeente met een
enorme leegstand wil de moed erin houden en
vindt de boodschap ‘dat dit nooit meer wat wordt’,
heel vervelend. Opeens noemden we namen en rug-
nummers, maar de gemeenten en hun bestuurders
realiseerden zich dat het nodig was.”
Het proces om te komen tot de kantorenstrategie,
was volgens Hans Reijnen minstens zo belangrijk
als het papieren eindproduct. “Je kunt zo’n rapport
als organisatiebureau in een paar maanden
schrijven. Gevaar is dan wel dat het in een diepe
lade verdwijnt. Over dit rapport hebben we meer
dan een jaar gedaan omdat ambtenaren en bestuur-
ders er ook aan hebben gewerkt. Daarmee is het wel
een duurzamer product. Het is een echt Haaglan-
denrapport, waaraan ook de provincie en de Kamer
van Koophandel hebben meegewerkt.
De ambtenarengroep die het rapport heeft geschre-
ven, was tamelijk hecht. Er waren natuurlijk belan-
genverschillen tussen gemeenten, maar we konden
elkaar goed duidelijk maken dat het daar en daar
echt niet langer kon. De mensen die aan het rapport
hadden gewerkt konden, gesterkt door het overleg,
thuis de voorstellen verdedigen.”
Keuze
Niet alleen de gemeenten verwelkomden, nood-
gedwongen, een Haaglandse kantorenstrategie
(vooral gericht op Den Haag, Delft, Leidschen-
dam-Voorburg, Rijswijk en Zoetermeer), ook het
bouwende bedrijfsleven zag het, noodgedwongen,
wel zitten. Senior projectmanager economische
ontwikkeling bij het Stadsgewest Haaglanden Pieter
van Genuchten: “De markt waardeerde dat we in
onze kantorenstrategie een keuze maakten voor de
gebieden waar naar onze smaak de verdere kantoor-
ontwikkeling moest plaatsvinden. En ook waar wij
vonden dat het afgelopen moest zijn. Een belangrijk
signaal was dat gemeenten bouwplannen moesten
inslikken. Dat was nooit gebeurd als Haaglanden
niet de regie had gevoerd. We vertelden het bedrijfs-
leven ook: ‘We begrijpen dat je geen huurders kunt
krijgen en dat je iets met het kantoor wilt. We wer-
ken graag mee aan transformatieplannen.’ Tegelijk
kregen gemeenten de boodschap dat ze niet als dol-
len aan een pand moesten trekken om het te trans-
formeren. De eigenaar zou dan alleen nog op zijn
handen gaan zitten om de hoofdprijs op te strijken.
Doe als gemeente alsof je zelf op je handen zit.
Daarom hebben wij ons ook, net als de stadsregio
Rotterdam, gekeerd tegen het sloopfonds. Het is
een verkeerd signaal en het verstoort de markt.
Overheden moeten nieuw gebruik stimuleren,
niet initiëren.”
‘Voor het eerst ging het nu over de verdeling van de afname aan kantoren’
Optrekken
De kantorenstrategie van Haaglanden is een Haag-
landse aangelegenheid. Rotterdam komt er één keer
in voor als wordt gezegd: ‘Inmiddels is de vorming
van een Metropoolregio Rotterdam Den Haag
in gang gezet. In dat kader zullen eensluidende
uitgangspunten worden geformuleerd voor de
kantorenstrategieën van beide regio’s.’ Daarmee
bedoelen ze: dezelfde methodiek hanteren en
ramingen afstemmen, maar niet per se gezamenlijk
optrekken, aldus Van Genuchten. Er blijven in
Rotterdam en Den Haag aparte kantorenstrate-
gieën. Haaglanden en Rotterdam zijn ook geen
samenhangende markten, zegt Hans Reijnen.
Maar zegt hij: “Ik kan mij goed voorstellen dat je in
deelregio’s tot samenwerking komt. En daar een
koepel boven zet waarbinnen de nationale kennis
is gewaarborgd. Dat geldt trouwens niet alleen
voor kantoren, maar ook voor volkshuisvesting.”
Dat de kantorenmarkten van Rotterdam en Den
Haag enorm verschillen qua bezitters, beleggers
en gebruikers, zou zomaar de extra kracht van de
Metropoolregio kunnen zijn, besluit Van
Genuchten: “Het zijn twee verschillende markten.
Dan is het juíst verstandig om de Metropoolregio
naar buiten te presenteren als een dubbelstad met
twee gevarieerde kantorenmilieus. Ze vullen elkaar
aan. De natuurlijke scheiding blijf je houden. Dat
deze regio voor elk wat wils biedt, is zijn kracht.”
‘Tot hier en niet verder’
De Kantorenstrategie 2012-2020 kwam tot stand
onder supervisie van toenmalig regiobestuurder
Economie en burgemeester Sjaak van der Tak (CDA)
van Westland. “Minder kantoren, daar draaide het
voor mij om. Door de economische recessie was er
veel leegstand ontstaan en door het nieuwe werken
was er minder behoefte aan kantoorruimte”, aldus
Van der Tak.
Leegstand en minder behoefte aan kantoorruimte,
maar ontwikkelaars en gemeenten wilden nog
steeds alleen maar méér kantoren, zegt de regio-
bestuurder. “Het was niet eerder vertoond bin-
nen de samenwerking in Haaglanden dat wij als
gemeentebestuurders zeiden: ‘Tot hier en niet
verder’. En dat vonden we allemaal. Niemand heeft
bezwaar gemaakt. Stel dat de gemeenten dergelijke
interventies afzonderlijk zouden hebben gepleegd.
Of dat de provincie had opgeroepen tot minder
kantoren. Dat zou wel tot animositeit en bezwa-
ren hebben geleid. Je had dan in ieder geval meer
tegenover elkaar gestaan en het proces zou veel
ingewikkelder zijn geweest.”
Juist omdat de Haaglandse gemeenten in het-
zelfde schuitje zaten, was het volgens Van der Tak
gemakkelijker om de ambitieuze kantorenplannen
overboord te gooien. Dat was niet vanzelfspre-
kend, voegt hij er onmiddellijk aan toe. “We hebben
geprobeerd een kanteling te veroorzaken. Project-
ontwikkelaars doen dat niet graag omdat leegstand
van kantoren altijd nog bij de vermogensbelasting
in mindering kan worden gebracht. Fiscaal is leeg-
stand voor hen voordelig. Gemeenten stonden ook
niet te springen, omdat men voor leegstaande kan-
toren, ondanks de waardedaling, altijd nog WOZ
kon innen.”
Dat Westland geen kantorengemeente is, was bij de
ontwikkeling van de Haaglandse Kantorenstrategie
2012-2020 eerder een voordeel dan een nadeel,
meent de burgemeester. “Juist omdat ik vanuit
Westland de minste belangen had, kon ik bij het
vaststellen van de kantorenstrategie een onpar-
tijdige rol spelen. Uiteindelijk zat iedereen wel op
hetzelfde spoor hoor. Dus om nou te zeggen dat ik
trots ben op de kantorenstrategie, dat is een groot
woord. We hebben het met z’n allen gedaan. Het
was gewoon keiharde noodzaak. Het is ook nog te
vroeg om te zeggen dat we de kanteling in de prak-
tijk écht tot stand hebben gebracht. De strategie
moet de komende jaren worden uitgewerkt.”
# MRDH 09 januari 2015
‘Vastgoedeigenaren verleiden’
Als het bedrijfsleven initieert, dan moet de (lokale) overheid facilite-
ren. In die volgorde ziet Haaglanden het graag. Zo gebeurde met het
gebouw aan de Prinses Beatrixlaan in Voorburg dat het CBS in 2008
achterliet. Afgelopen maart kocht het bouw- en aannemersbedrijf
Schouten uit Leidschendam het kantoorgebouw voor 6,4 miljoen
euro om te slopen en te vervangen door een woonwijk met betaal-
bare woningen (vanaf 275 duizend euro). Michel Zaadhof, commer-
cieel directeur van Schouten: “Toen het CBS vertrok, zijn we meteen
begonnen met het maken van plannen. We zijn er dus al zo’n zeven
jaar mee bezig. Lokale ondernemers als wij kijken waar de kansen
liggen in de stad en waar we kunnen transformeren. Dat is onze
eigen kantorenstrategie, zal ik maar zeggen.”
Tussen het moment van er iets mee willen doen en er iets mee hebben
gedaan, zitten in Nederland (nog steeds) veel jaren. Schouten heeft
na de koop een transformatievisie ontwikkeld met alle belanghebben-
den. Commercieel directeur Zaadhof: “Deze visie is de basis voor een
document waarin staat omschreven hoe we het kantoor transforme-
ren naar een woonwijk. Pas dan schrijft de gemeente een ruimtelijk
kader en maken wij een stedenbouwkundig ontwerp. Als dat klaar is,
kun je de bouwvergunning aanvragen en de bestemmingswijziging in
gang zetten.” Zonder kinken in de kabel betekent dit dat de bouw in
2016 kan starten en dat de eerste bewoners er medio 2017 naartoe
kunnen. De wijk moet autovrij worden. De auto’s van de bewoners
kunnen terecht in de atoomkelder van het oude CBS-gebouw.
Cultuuromslag
Gemeenten doen er vandaag de dag alles aan om bouw en trans-
formatie mogelijk te maken, heeft Zaadhof ondervonden. “Je ziet
een cultuuromslag bij gemeenten. Het verschilt nog per stad, maar
in zijn algemeenheid merk je dat gemeenten zich realiseren dat de
lokale economie gebaat is bij snelle transformatie. De gemeente
doet haar best om ons te faciliteren en ondersteunt de transformatie
van het CBS-gebouw voortvarend.”
Toekomst
Heleen Mijdam (VVD) had als wethouder economie en ruimtelijke
ontwikkeling Leidschendam-Voorburg en regiobestuurder Groen,
Recreatie & Toerisme, het lege CBS-kantoorgebouw onder haar
hoede en is ook ingenomen met het ontwikkeltempo. “Jammer
alleen dat het zo lang heeft moeten duren”, zegt ze er meteen bij.
Mijdam: “Het Rijk deed als eigenaar van het CBS-gebouw niets
om het gebouw en het gebied een nieuwe toekomst te bieden. Ik
heb mij daar als wethouder enorm boos over gemaakt. Ieder jaar
leegstand heeft de belastingbetaler een miljoen euro gekost. Ik ben
bij de minister langsgegaan en heb hem verteld dat het afgelopen
moest zijn met de leegstand van dat Rijksgebouw. Dit gesprek, en
hulp van Kamerleden, leidde ertoe dat het gebouw uiteindelijk in de
verkoop is gezet en natuurlijk onmiddellijk is gekocht.”
Leidschendam-Voorburg is toen snel een ongebruikelijk traject van
gebiedsontwikkeling ingegaan, waarbij koper Schouten met de
belanghebbenden een visie heeft opgesteld. Mijdam: “In het oude
werken ging de gemeente eerst aan de slag, maar dat hebben we los-
gelaten. We vonden dat we betrouwbare marktpartijen ruimte moeten
geven. Als ze dit zorgvuldig doen, dan kunnen we het op andere plek-
ken wellicht ook doen.”
Mijdam wilde als bestuurder niets weten van het Haaglandse advies
om op haar handen te gaan zitten. “Je moet er juist aan sleuren. De
overheid moet eigenaren betrekken, naar ze luisteren en ze ertoe ver-
leiden om mee te gaan naar een nieuwe toekomst voor een gebied.
Dat doet de gemeente nu met veel succes in Klein Plaspoelpolder,
waar twee kantoorkolossen leeg staan. Je ziet dat de eigenaren
bereid zijn om te slopen. Ze realiseren zich dat ze moeten afboeken
en dat hun panden geen toekomstige huurwaarde meer heeft. Maar
dan moet de overheid er wel iets voor in de plaats bieden. Als je eige-
naren laat meedenken over transformatie, in dit geval van kantoren
naar wonen, dan zijn ze daartoe bereid. Dat vraagt veel inspanning
van de lokale overheid en vereist een zorgvuldig proces, want de
belangen zijn groot, maar het werkt wel.”
Heleen Mijdam: ‘Ik heb de minister verteld dat het afgelopen moest zijn met de leegstand van dit Rijksgebouw.’
46 | 47
# MRDH 09 januari 2015
Legenda
Aantal woningen 2011
Bro
n: C
BS
Sta
tline
Bro
n: C
BS
Sta
tline
Groei 1995-2011+100
1.000
Percentage socialehuurwoningen 2011
LegendaAantal inwoners in 2014
Groei/krimp 1995-2014+100
1.000
24,0
Joris
Fis
elie
r inf
ogra
phic
s Jo
ris F
isel
ier i
nfog
raph
ics
Groei aantal inwoners per gemeente
Groei aantal woningen per gemeente
Voltijdsarbeidsplaatsen Groei weginfrastructuur
Stadsgewest Haaglanden
2001
1995 2012
1995 2012
2014
2001
2014
Stadsregio RotterdamStadsgewest Haaglanden
Stadsgewest Haaglanden
periode 1995-2014, x 1.000
periode 1995-2011, x 1.000
x 1.000* lengte in kilometers
Stadsgewest Haaglanden
Stadsregio Rotterdam
Stadsregio Rotterdam
Stadsregio Rotterdam
Wes
tvoor
neVlaa
rding
en
Spijke
nisse
Schied
am
Rotter
dam
Ridderk
erk
Maass
luis
Lans
ingerl
and
Krimpe
n aan
den
IJss
el
Hellev
oetsl
uis
Capell
e aan
den
IJss
el
Brielle
Bernis
seBarend
recht
47.4
30
Barend
recht
18.3
56
12.3
28
Bernis
se
5.39
3
Provinciale wegen44
Rijkswegen103
Provinciale wegen101
Rijkswegen128
Provinciale wegen112
Rijkswegen253
Provinciale wegen*100
Rijkswegen294
16.4
28
Brielle
7.27
4
66.3
95
Capell
e aan
den
IJss
el
30.3
20
38.8
90
Hellev
oetsl
uis
16.9
10
28.9
04
Krimpe
n aan
den
IJss
el
11.8
70
57.8
23
Lans
ingerl
and
20.6
24
32.2
74
Maass
luis
14.4
59
45.1
27
Ridderk
erk
20.3
79
620.
252
Rotter
dam
297.
737
76.7
29
Schied
am
35.6
48
72.6
56
Spijke
nisse
32.6
56
71.6
54
Vlaard
ingen
34.6
51
14.0
56
Wes
tvoor
ne
6.43
2
+25.356 -43 +814 +5.895 +2.202 +1.206 +24.021 -789 -1.560 +22.013 +3.249 +1.905 -2.338 +413
Albran
dswaa
rd
25.1
07
Zoete
rmee
r
Albran
dswaa
rd
9.99
6
+9.966
+9.882 +655 +930 +4.512 +2.695 +1.584 +8.698 +1.220 +1.501 +13.608 +1.724 +4.853 +1.397 +994
Delft
44.6
31
Midden
-Delf
land
7.11
1
Leids
chen
dam-
Voor
burg
35.7
76
Pijnac
ker-N
ootd
orp
19.0
83
Den H
aag
239.
145
Rijswijk
24.3
42
Was
sena
ar
12.1
39W
estla
nd
40.2
46 Zoete
rmee
r
52.9
29
+4.306 +2.930 +1.513 +9.079+33.122 +2.459 +832 +7.014 +11.538 +4.164
Leids
chen
dam-V
oorb
urg
123.
907
Wes
tland
104.
168
+7.363 +68.633 -320 +2.759 +23.168 +1.520 -137 +11.598 +18.898
394,3506,9 +28,5%
+36%
+12,3% +61,4% +52,3%
+57 km +25 km -12 km +44 km
+4,3% +43,1% +51,2%
438,0593,8
Was
sena
ar
25.6
93Rijswijk
47.9
35Pijnac
ker-N
ootd
orp
51.1
49
Midden
-Delf
land
18.6
7473.7
38
Den H
aag
511.
570
Delft
99.8
20
Groei aantal studenten
2005*
2011
2001
2011
2001
2011
Stadsgewest Haaglanden
24.941
28.012
38.751
40.410
2005*
* Geen cijfers van vóór 2005.
2011
2001
2011
2001
2011
17.736
28.619
20.216
28.928
14.184
21.606
11.962
18.080
hbo wo
mbo hbo wo
Stadsregio Rotterdam
mbo
49,7
26,4
21,8
26,4
27,7
46,1
31,2
36,5
20,2
44,1
47,3
63,5
61,0
45,9
60,1
23,0
33,5
27,2
24,0
21,9
35,5
26,5
26,2
37,6
*Cijfers SBI’93/SBI’08 *Deze afname wordt veroorzaakt door de overdracht van provinciale wegen aan gemeenten.
12-13 MRDH_kerngegevens_def 15-12-2014.pdf 1 06-01-15 11:17
FEITEN & CIJFERS
48 | 49
Legenda
Aantal woningen 2011
Bro
n: C
BS
Sta
tline
Bro
n: C
BS
Sta
tline
Groei 1995-2011+100
1.000
Percentage socialehuurwoningen 2011
LegendaAantal inwoners in 2014
Groei/krimp 1995-2014+100
1.000
24,0
Joris
Fis
elie
r inf
ogra
phic
s Jo
ris F
isel
ier i
nfog
raph
ics
Groei aantal inwoners per gemeente
Groei aantal woningen per gemeente
Voltijdsarbeidsplaatsen Groei weginfrastructuur
Stadsgewest Haaglanden
2001
1995 2012
1995 2012
2014
2001
2014
Stadsregio RotterdamStadsgewest Haaglanden
Stadsgewest Haaglanden
periode 1995-2014, x 1.000
periode 1995-2011, x 1.000
x 1.000* lengte in kilometers
Stadsgewest Haaglanden
Stadsregio Rotterdam
Stadsregio Rotterdam
Stadsregio Rotterdam
Wes
tvoor
neVlaa
rding
en
Spijke
nisse
Schied
am
Rotter
dam
Ridderk
erk
Maass
luis
Lans
ingerl
and
Krimpe
n aan
den
IJss
el
Hellev
oetsl
uis
Capell
e aan
den
IJss
el
Brielle
Bernis
seBarend
recht
47.4
30
Barend
recht
18.3
56
12.3
28
Bernis
se
5.39
3
Provinciale wegen44
Rijkswegen103
Provinciale wegen101
Rijkswegen128
Provinciale wegen112
Rijkswegen253
Provinciale wegen*100
Rijkswegen294
16.4
28
Brielle
7.27
4
66.3
95
Capell
e aan
den
IJss
el
30.3
20
38.8
90
Hellev
oetsl
uis
16.9
10
28.9
04
Krimpe
n aan
den
IJss
el
11.8
70
57.8
23
Lans
ingerl
and
20.6
24
32.2
74
Maass
luis
14.4
59
45.1
27
Ridderk
erk
20.3
79
620.
252
Rotter
dam
297.
737
76.7
29
Schied
am
35.6
48
72.6
56
Spijke
nisse
32.6
56
71.6
54
Vlaard
ingen
34.6
51
14.0
56
Wes
tvoor
ne
6.43
2
+25.356 -43 +814 +5.895 +2.202 +1.206 +24.021 -789 -1.560 +22.013 +3.249 +1.905 -2.338 +413
Albran
dswaa
rd
25.1
07
Zoete
rmee
r
Albran
dswaa
rd
9.99
6
+9.966
+9.882 +655 +930 +4.512 +2.695 +1.584 +8.698 +1.220 +1.501 +13.608 +1.724 +4.853 +1.397 +994
Delft
44.6
31
Midden
-Delf
land
7.11
1
Leids
chen
dam-
Voor
burg
35.7
76
Pijnac
ker-N
ootd
orp
19.0
83
Den H
aag
239.
145
Rijswijk
24.3
42
Was
sena
ar
12.1
39W
estla
nd
40.2
46 Zoete
rmee
r
52.9
29
+4.306 +2.930 +1.513 +9.079+33.122 +2.459 +832 +7.014 +11.538 +4.164
Leids
chen
dam-V
oorb
urg
123.
907
Wes
tland
104.
168
+7.363 +68.633 -320 +2.759 +23.168 +1.520 -137 +11.598 +18.898
394,3506,9 +28,5%
+36%
+12,3% +61,4% +52,3%
+57 km +25 km -12 km +44 km
+4,3% +43,1% +51,2%
438,0593,8
Was
sena
ar
25.6
93Rijswijk
47.9
35Pijnac
ker-N
ootd
orp
51.1
49
Midden
-Delf
land
18.6
7473.7
38
Den H
aag
511.
570
Delft
99.8
20
Groei aantal studenten
2005*
2011
2001
2011
2001
2011
Stadsgewest Haaglanden
24.941
28.012
38.751
40.410
2005*
* Geen cijfers van vóór 2005.
2011
2001
2011
2001
2011
17.736
28.619
20.216
28.928
14.184
21.606
11.962
18.080
hbo wo
mbo hbo wo
Stadsregio Rotterdam
mbo
49,7
26,4
21,8
26,4
27,7
46,1
31,2
36,5
20,2
44,1
47,3
63,5
61,0
45,9
60,1
23,0
33,5
27,2
24,0
21,9
35,5
26,5
26,2
37,6
*Cijfers SBI’93/SBI’08 *Deze afname wordt veroorzaakt door de overdracht van provinciale wegen aan gemeenten.
12-13 MRDH_kerngegevens_def 15-12-2014.pdf 1 06-01-15 11:17
# MRDH 09 januari 2015
De kunst van nieuw asfaltDe hoeveelheid auto’s op de weg is niet te vergelijken met eind vorige
eeuw. Het Stadsgewest Haaglanden heeft in twintig jaar tijd miljoenen
geïnvesteerd om de bereikbaarheid te verbeteren. Niet alleen door
simpelweg meer asfalt aan te laten leggen. “De uitdaging bij nieuwe
infrastructuur is juist om het zo goed mogelijk in te passen in de omgeving,
zodat de leefbaarheid blijft behouden.”
Tekst: Jeroen van Eijndhoven | Fotografie: IPV Delft en Mladen Pikulic
Aanpassing in omgeving vraagt om creativiteit en innovatie
Een van de laatste projecten in Haaglanden die in 2014 zijn geopend: Fietsbrug De Oversteek in Rijswijk. www.ipvdelft.nl
VERVOER
50 | 51
De kunst van nieuw asfalt
De fietsNederland is het fietsland bij uitstek. Alleen al in de provincie Zuid-Holland
ligt voor zo’n vijfduizend kilometer aan fietspad. De afgelopen jaren is niet
alleen nieuw asfalt aangelegd voor het autoverkeer, maar met subsidies
van het Stadsgewest is tevens veel geïnvesteerd in het lokale en regionale
fietsroutenet.
Deze investeringen komen voort uit de Fietsnota Haaglanden 2010-2017.
Zo zijn diverse grote fietstunnels, -viaducten en -bruggen aangelegd. Op
dit moment is de aanleg van een drievoudig fietsviaduct over het Vlietpol-
derplein in Westland, genaamd de Snelbinder, in volle gang.
De ambitie van Haaglanden is stevig: in 2030 vijftig procent meer fietsver-
plaatsingen per persoon per dag, ten opzichte van 2005. Om dit te berei-
ken worden bijvoorbeeld ook de fietsenstallingen bij stations en OV-haltes
uitgebreid. Daarnaast richt Haaglanden zich op ‘niet-infrastructurele
maatregelen’ (denk aan educatie en promotie) en is een beleid ingevoerd
om specifieke doelgroepen meer aan het fietsen te krijgen.
Grote fietstunnels, -viaducten en –bruggen die met financiering van het
Stadsgewest zijn aangelegd:
• Fietstunnel Zuidelijke Randweg Naaldwijk, Westland
• Fietstunnel Maasdijk / Verkadestraat, Westland
• Fietsviaduct De Snelbinder, Vlietpolderplein N213, Westland
• Fietsbrug De Oversteek, Rijn-Schiekanaal, Rijswijk
• Fietstunnel Erik Hazelhoff Roelfzematunnel, N44, Wassenaar
• Fietstunnel IJsmeestertunnel, A13, Delft
• Fietsbrug Bentwoud, N209, Zoetermeer
• Fietsbrug Sijtwendebrug, Vliet, Leidschendam
• Fietstunnel Weidegang, Klapwijkseweg, Pijnacker-Nootdorp
• Fietstunnel Veenweg, A12, Den Haag-Leidschenveen
• Fietstunnels Noordweg en Erasmuslijn, Pijnacker-Nootdorp
• Fietsbrug Balijbrug, A12, Zoetermeer
• Tram-/fietsviaduct A4, Leidschendam - Leidschenveen
• Zuidelijk fietsviaduct A4, Leidschendam - Leidschenveen
Nationale lange afstandsroutes waaraan het Stadsgewest een financiële
bijdrage heeft geleverd:
• Fiets Filevrij ‘Hofpleinroute’
• Snelfietsroute Den Haag-Wassenaar / Leidschendam-Leiden
• Zoef-route De Lier-Delft-Pijnacker
• ‘A12 Vernieuwd op weg’ Den Haag Centraal-Gouda
(waaronder Fiets Filevrij A12 Den Haag CS-Zoetermeer)
• Fiets Filevrij A13 Delft-Rotterdam
# MRDH 09 januari 2015
Het lijstje met nieuwe infrastructuur waaraan het
Stadsgewest de afgelopen twintig jaar heeft bijge-
dragen is indrukwekkend. Vooral een aantal grote
nieuwe schakels springt in het oog. Denk bijvoor-
beeld aan de Zuidelijke Randweg N211 die
Kijkduin met de A4 verbindt en de Noordelijke
Randweg N14 (NORAH), die Den Haag vanaf de
Hubertustunnel via Leidschendam-Voorburg
verbindt met de A4. Daarnaast is de Veilingroute
aangelegd, net als de N470, die Delft en Pijnacker
verbindt met Zoetermeer en Rotterdam. “De aan-
leg van deze ‘ontbrekende schakels’ is ontzettend
belangrijk geweest om onze bereikbaarheids-
doelen te halen”, zegt senior beleidsmedewerker
Verkeer Ewald Borkens van het Stadsgewest.
“Alle rijkswegen en regionale wegen zijn nu goed
met elkaar verbonden.”
Samenspel
Met de aanleg van nieuwe infrastructuur zijn jaar-
lijks miljoenen euro’s gemoeid. De financiering is
doorgaans een samenspel tussen het Rijk (brede
doeluitkeringen) en het Stadsgewest namens de
gemeenten. Daarnaast kan worden geput uit
bijvoorbeeld het fonds Bereikbaarheidsoffensief
Randstad en het mobiliteitsprogramma Beter
Benutten. Gechargeerd gesteld is het in praktijk
52 | 53
vaak zo dat het Rijk het asfalt financiert, maar de
hand op de knip legt als het gaat om een goede
inpassing in de omgeving. Het Stadsgewest levert
dan de extra financiële middelen en menskracht
die nodig zijn om de leefbaarheid voor de omgeving
te garanderen en weerstanden weg te nemen.
Borkens: “Dit betekent dat onze rol niet alleen die
van financier is, maar ook van bruggenbouwer.
Wij brengen partijen bij elkaar en stimuleren inno-
vatieve oplossingen.”
Majeure ingreep
In een dichtbevolkt gebied als Haaglanden is de aan-
leg van nieuwe infrastructuur altijd een majeure
ingreep in de omgeving. Sinds de jaren negentig is
steeds meer aandacht gekomen voor het thema
leefbaarheid. Borkens: “We hebben te maken met
conflicterende belangen. We willen bereikbaarheids-
doelen behalen en auto’s zo goed mogelijk laten
doorrijden, maar niet ten koste van de leefbaarheid.
Onze regio is zo stedelijk dat je zelfs elk weiland
zou willen sparen. En we kunnen niet hele wijken
platgooien voor de aanleg van een nieuwe weg.
Om knelpunten op te lossen is het dus de kunst dat
we creatief en innovatief te werk gaan. Dat gaat veel
verder dan het gebruik van stil asfalt, geluidswallen
en extra isolatie in omliggende woningen.”
Sijtwendetunnel
Een goed voorbeeld hiervan is de aanleg van de
Sijtwendetunnel; de verbinding van de A4 met
de N44/A44 en onderdeel van de NORAH. Over de
verbindingsweg is decennia lang gediscussieerd,
voordat koningin Beatrix de officiële opening kon
verrichten in 2003. “In de jaren negentig zagen we
in dat we vooral moesten investeren in de inpassing
in de omgeving. Anders zouden we op zo veel weer-
stand blijven stuiten dat de Sijtwendetunnel nu nog
niet zou zijn aangelegd”, blikt Borkens terug.
‘Wij hebben de rol van financier en bruggenbouwer’
“Vanuit het Stadsgewest hebben we alle
partijen bij elkaar gebracht. De vraag die op tafel
lag: kunnen we een technische oplossing verzin-
nen die ervoor zorgt dat de weg zo goed mogelijk
in de omgeving past en die ook nog financieel
haalbaar is? De oplossing bleek een tunnel op
maaiveld, zodat in de directe omgeving huizen
konden worden gebouwd en de spaarzame grond
optimaal zou worden gebruikt. Het gebied is
bovendien zo ontworpen dat de direct omwonen-
den geen overlast ondervinden van de tunnel.”
Innovatieve techniek
Een ander hoogstandje is de aanleg van de Hubertus-
tunnel. Na een lange ontstaansgeschiedenis ging in
de zomer van 2006 de eerste boor de grond in.
Ruim twee jaar later opende Camiel Eurlings,
toenmalig minister van Verkeer en Waterstaat,
de gloednieuwe tunnel. Bijzonder aan de Huber-
tustunnel is de innovatieve boortechniek die is
gebruikt. Hierdoor was het voor het eerst mogelijk
om in slappe grond te boren in een bebouwde
omgeving. De boortechniek bleek een groot succes.
Ondanks de nabijheid van huizen veroorzaakte de
nieuwe tunnel geen verzakkingen, scheuren in
woningen of ander soort overlast. Voor Haaglanden
was dit een goede test. Dezelfde boortechniek is
straks in gebruik bij de aanleg van de Rotterdamse-
baan, de nieuwe verbindingsweg tussen de A4 en
A13 en de zogenoemde centrale zone van Den Haag.
Het traject ligt straks grotendeels ondergronds.
“In 2017 gaat de boor de grond in, recht onder
de woningen van Voorburg. Dat we het traject
grotendeels ondergronds aanleggen, zodat de
omgeving zo min mogelijk overlast heeft van de
nieuwe weg, is een direct gevolg van de successen
bij de Hubertustunnel. Daar zijn we trots op.”
De Hubertustunnel in Den Haag is gebouwd met een innovatieve boortechniek die nu ook bij de aanleg van de Rotterdamsebaan is toegepast.
# MRDH 09 januari 2015
Groenoffensief heeft stadsregio sterker gemaakt
Het groenoffensief dat onder regie van de stadsregio
op gang is gekomen, heeft heel veel opgeleverd, – en
er zit de komende jaren nog meer in de pijplijn.
Grote ruimtelijke ontwikkelingsprojecten, zoals
nieuwe woonwijken, gaan meestal vergezeld van de
aanleg van recreatiegebieden. Dat gebeurt niet alleen
om de inwoners van de steden een uitloop te bieden,
het heeft ook een economische functie. Aan de
Rotterdamse regio kleeft een imago van zware
industrie, vervuiling en brede bundels van wegen en
spoorlijnen die het gebied ontoegankelijk maken.
Zo’n reputatie is ongunstig om investeerders en
hoogopgeleide mensen aan te trekken. Want woon-
en leefkwaliteit speelt een rol bij de locatiekeuzen die
mensen en bedrijven maken. Daarom hebben de vele
groei- en recreatieprojecten van de afgelopen jaren de
regio ook economisch sterker gemaakt.
Mainport
De golf van nieuwe groenprojecten kwam in de jaren
negentig op gang en was gekoppeld aan de ontwikke-
ling van de havenstad Rotterdam tot mainport.
De rijks- en de regionale bestuurders legden zich vast
op een dubbeldoelstelling: het aanleggen van een
Tweede Maasvlakte én van 750 hectare nieuwe
natuur. Die ruim elfhonderd voetbalvelden waren
niet de wettelijke compensatie die bij dit soort projec-
ten aan de orde is. Die kwam er onder water, voor de
kust van Goeree. Het moest extra natuurgebied
worden, een kwaliteitsverbetering voor de hele regio.
Het grootste deel, zeshonderd hectare, moest neer-
slaan in het nieuwe natuurgebied Het Buytenland
van Rhoon in de gemeente Albrandswaard. Anja
Latenstein, die daar tot 2005 burgemeester was en
tevens portefeuillehouder Groen bij de stadsregio,
herinnert zich dat er destijds bij de inwoners ook al
geen draagvlak was voor die natte natuur.
Latenstein: “Het argument was: ‘Jarenlang is er land
gewonnen uit water, wij willen niet dat dit nu wordt
teruggedraaid.’ De discussie over het maken van
natte natuur duurt tot op de dag van vandaag.
Twee boerendochters hebben nu 40.000 hand-
‘Naar buiten, naar buiten! Geef onze mensen de ruimte om te fietsen, te wandelen en het water op te zoeken.’ Dat
was de afgelopen twintig jaar de inspiratie voor de stadsregio Rotterdam om – naast ‘stenen stapelen’ – ook parken,
fietspaden, kanoroutes en al die andere recreatieve voorzieningen aan te leggen waar mensen plezier aan kunnen
beleven. Ondanks de ijver moest zij er vaak hard aan trekken om de groei van de steden en dorpen bij te houden.
Tekst: Pieter Maessen | Fotografie: Mladen Pikulic en Jenny van Hoorn
De Groene Verbinding is in 2014 geopend.
Groene Verbinding als icoon van stedenbouw op regionale schaal
In de jaren dertig van de twintigste eeuw vond de aanleg plaats van grote stads-
parken, zoals het Rotterdamse Zuiderpark, om de arbeiders en beambten een
mooie zondagmiddagwandeling te kunnen bieden. Nu wonen hun kleinkinderen
in een stadsregio, een complex gebied van één heel grote en een paar mid-
delgrote steden, met daartussen uit de kluiten gewassen dorpen en landelijke
gebieden. Planning gebeurt nu op grotere schaal: de hele regio wordt als één
woongebied beschouwd en het groen moet daarin worden verweven.
De Groene Verbinding die in 2014 is geopend is hét icoon van deze vorm van
stedenbouw op regionale schaal. Zij overspant met haar lengte van tweehon-
derd meter de enorme bundel infrastructuur van de Betuwespoorlijn en de A15.
De verbinding is voor fietsers en wandelaars de schakel tussen Rotterdam-Zuid
en het Buytenland van Rhoon, dat de komende jaren als recreatiegebied wordt
ontsloten. Met zijn opvallende ontwerp is deze verbinding voor iedereen die
eronderdoor rijdt, het bewijs dat er flink is geïnvesteerd in stad-land-relaties.
De Groene Verbinding heeft tien miljoen euro gekost.
Michiel Houtzagers (Zuid-Hollands Landschap): ‘Stadsregio heeft bij natuur en recreatie te weinig kunnen afdwingen’
Als het erop aankwam, had de stadsregio te weinig bevoegdheden om projec-
ten af te dwingen”, zegt Michiel Houtzagers, directeur van het Zuid-Hollands
Landschap. “Zij heeft beslist haar best gedaan met het ontwikkelen van plannen
en het bijeenbrengen van geld, maar er is nogal wat van de ambities op de
tekentafel blijven liggen. Al staat ook vast: zonder de stadsregio was er nog
minder gebeurd, want de afzonderlijke gemeenten deden heel weinig om natuur
en recreatiegroen tot stand te brengen.”
“De plannen voor de Oranjebuitenpolder zijn bijvoorbeeld geblokkeerd doordat
de provincie haar financiële bijdrage introk en Rotterdam de grond niet wilde
opgeven voor een havenbestemming. Dan komt alles stil te staan. Iets verge-
lijkbaars is er mis gegaan bij de Bonnepolder, een deel van het krekenplan op
Voorne-Putten.”
“Ik begrijp wel dat de stadsregio niet de provincie of de gemeente Rotterdam
kan overrulen, maar wat mij betreft, had ze eerder met de vuist op tafel mogen
slaan en bijvoorbeeld moeten zeggen: ‘sorry mensen, zo kunnen we de taak die
we van jullie hebben gekregen niet uitvoeren.’ Dat is natuurlijk confronterend,
maar ook verhelderend, al geef ik toe dat dit praten achteraf is.”
”Ik ben echt bezorgd over hoe het verder moet wanneer de stadsregio is opge-
heven. Er gaan enorme gaten vallen doordat de bovengemeentelijke samen-
werking niet langer is geregeld. Er komen in dit gebied waarschijnlijk wel
‘landschapstafels’, maar niemand weet nog hoe financiering en uitvoering moe-
ten worden geregeld.”
RUBRIEKSKOPJE
54 | 55
tekeningen opgehaald en overlegd aan de Tweede
Kamerleden. Feit is dat de realisatie van de natte
natuur, vijftien jaar nadat het besluit is genomen,
nog niet is gerealiseerd. Inzichten over natuur en
voedsel zijn veranderd. De realisatie duurt te lang.”
Regie
Vanaf 1995 was de bouw aan de Vinex-uitbrei-
dingen in de stadsregio al volop aan de gang.
Het Buytenland van Rhoon was niet het enige
project dat traag van de grond kwam en van de
intentie om tegelijk met de nieuwe woonwijken
het ‘groentekort’ op te lossen, kwam de eerste
jaren niet veel terecht.
De aandacht van de stedenbouwkundigen en
bestuurders was vooral gericht op de enorme
opgave om 53.000 woningen te bouwen. Maar
vanaf 2002 sloeg het klimaat om. De druk
nam toe om ook de groene projecten in uitvoering
te nemen. De stadsregio organiseerde, in overleg
met de provincie, gesprekken met ambtenaren
en bestuurders van alle gemeenten om in kaart
te brengen welke wensen ze hadden voor
grootschalig groen en wat er nodig was om
dat te realiseren. De plannen werden gebundeld
GROEN & RECREATIE
Groenoffensief heeft stadsregio sterker gemaakt
# MRDH 09 januari 2015
Hoge druk in Noordas onder controle houden
Misschien de meest complexe ruimtelijke opgave voor de regio was het onder
controle houden van de hoge druk op het gebied dat Noordas heet: de as ten
noorden van Rotterdam tussen het Westland en Nieuwerkerk aan den IJssel. Daar
stonden tienduizenden Vinex-woningen gepland, er kwam een hogesnelheids-
lijn, het Hofpleinlijntje veranderde in een metro, er komen drie nieuwe stukken
autosnelweg en er ligt een internationaal vliegveld met groeiambities. De opgave
was: hoe houd je het gebied dan nog leefbaar, sterker nog: hoe maak je er een
recreatiezone van?
Nu de projecten klaar zijn of in de uitvoeringsfase komen, is het duidelijk dat het
doel gehaald zal worden. De nieuwbouw van Lansingerland heeft een deel van
de open ruimte opgeslokt, maar de snelwegen worden met veel vernuft optimaal
ingepast in het landschap. De regio heeft vooral veel druk uitgeoefend en geld
beschikbaar gesteld om de inpassing van de rijkswegen te verbeteren. Op som-
mige plaatsen komt er desondanks meer geluidhinder, maar op andere neemt die
af door de aanleg van tunnels en geluidwallen. Tegelijkertijd is de bereikbaarheid
van recreatiegebieden, zoals de Rottemeren, verbeterd en zijn tientallen kilometers
fietspad dwars door de oude polders, langs watertjes en door natuurgebieden
aangelegd.
Daarmee is een permanente buffer gecreëerd tussen enerzijds het stedelijk gebied
van Delft en anderzijds dat van Lansingerland en Rotterdam.
De mainport heeft ook recreatief water
Wie aan de Rijnmond denkt, ziet de grootste haven buiten Azië met mammoet-
schepen die over brede wateren manoeuvreren. Maar al het water in deze delta
van Maas, Schelde en Rijn biedt ook woon- en leefgenot voor zijn inwoners. De
stadsregio, de provincie en de gemeenten hebben veel gedaan om het water
schoon en toegankelijk te maken en te omzomen met groen en fietspaden. Zo is
de Blauwe Verbinding tot stand gekomen, een aaneengesloten waterrijk recrea-
tiegebied tussen het Zuiderpark in Rotterdam en de Zuidpolder van Barendrecht.
Ten westen daarvan liggen de mooie natte natuurgebieden aan de Oude Maas.
Spectaculair is de landtong van Rozenburg met zijn kilometerslange fietspad en
natuurzone, die midden in de wereldhaven eindigt.
Op het voormalige eiland Voorne zijn de oeroude kreken in luister hersteld en
weer toegankelijk gemaakt voor kanovaarders en voor wandelaars en fietsers
langs de oever. Zo kan dit deel van de regio profiteren van het dagtoerisme en is
het een mooi woongebied voor mensen die een huis zoeken dat wat verder van
de grote stad ligt.
in een nieuw Regionaal Groenblauw Structuurplan, het RGSP 2, een
plan dat ook door de provincie werd onderschreven.
De bestuurders besloten op drie plaatsen in de regio grote projecten
op te zetten. Op de zuidoever moest het Buytenland van Rhoon
komen, in het noordoosten moesten de Rottemeren als recreatie-
gebied worden ontsloten en in het noordwesten moest het Hof van
Delfland tot stand komen. Tussen deze twee noordelijke regioparken
moest een verbinding komen in het gebied dat de naam Noordas
kreeg.
Het programma dat de stadsregio in 2005 in uitvoering nam, heeft in
enkele jaren geleid tot ruim duizend hectare nieuw groen en tiental-
len kilometers fietspad. Om dat tot stand te brengen was de aankoop
van agrarisch land nodig en een herinrichting hiervan voor recreatie.
Het geld daarvoor kwam vooral uit het nationale Investeringsbudget
Landelijk Gebied (het stadsregionale omslagfonds dat was gekoppeld
aan de Vinex-projecten) en uit het mainportprogramma.
Karakteristiek
Maar toen het in 2009 tijd was voor een evaluatie van het RGSP2,
waren de bordjes verhangen. De economische crisis had toegeslagen
en de tijd van natuuruitbreidingen tot een ecologische hoofdstructuur
was voorbij. De regio moest rigoureus schrappen in de lijst van
geplande projecten. De stadsregio en de provincie spraken wel af dat
zij er alles aan zouden doen om het volbouwen van die beoogde
groengebieden te voorkomen.
De aandacht verschoof naar het aanleggen van verbindingen tussen
de steden en de natuurgebieden en naar het beter ‘beleefbaar’ maken
van het landschap. Dat was goed nieuws voor fietsers en waterspor-
ters, want er zou veel aandacht zijn voor fietsverbindingen, het water-
netwerk en het slechten van barrières om van de stad naar een
recreatiegebied te gaan. Die nieuwe ambitie resulteerde in het RGSP3.
Maar het was ook goed nieuws voor boeren die hun land niet kwijt
wilden raken, want hierin stond nu dat ‘grondgeboden landbouw
essentieel is voor het karakteristieke landschap’. Daarnaast moesten
de landschapsarchitecten voorzieningen aanleggen om meer te kun-
nen bieden aan actieve buitensporters en gezelligheidszoekers die
graag naar een terras of pannenkoekenhuis gaan. De stadsregio en de
gemeenten gingen op bezoek bij de horeca in de buitengebieden om
te bekijken hoe die ondernemers een grotere bijdrage aan het recrea-
tieaanbod konden leveren. Ook heeft de stadsregio acties ondernomen
om agrariërs te stimuleren meer producten dicht bij huis te verkopen.
Nieuw was de aandacht voor grote ‘groen-blauwe zones’, dat zijn rivie-
ren, kreken en kanalen waarlangs bijvoorbeeld parkbossen zijn aange-
legd en die het typische karakter van de Rotterdamse regio versterken.
De stadsregio had een pot van negentien miljoen euro beschikbaar om
met behulp van gemeenten en provinciale en Europese subsidies de
nieuwe ideeën daadwerkelijk tot uitvoering te brengen, en dat heeft
gewerkt. In 2013 kon verantwoordelijk portefeuillehouder Jan van
Belzen aan de gemeenten melden dat met dit ‘smeergeld’ voor in
totaal zestig miljoen euro aan projecten was uitgevoerd. Van Belzen:
‘Met relatief weinig subsidiegeld hebben we grote investeringen
tot stand kunnen brengen, waardoor de stadsregio een aantoonbaar
groenere leefomgeving heeft gekregen.’
De Landtong van Rozenburg heeft een kilometerslang fietspad dat midden in de haven eindigt.
56 | 57
De weg die er eerst maar niet kwam…
Hans Kleij is programmadirecteur van IODS (Integrale Ontwikkeling tussen
Delft en Schiedam) bij de Provincie Zuid-Holland. Dit programma is opgericht
om de aanleg van de weg weer nieuw leven in te blazen. In 1953 spreken het
Rijk en de provincie namelijk al over het stuk snelweg en rond 1968 is de
grond voor de aanleg aangekocht en zelfs een zandlichaam neergelegd.
Verschillende partijen zijn echter tegen de komst van de snelweg en in 1976
is na zware protesten en Kamervragen het project stilgelegd. In de jaren
negentig zijn weer pogingen gedaan om de aanleg rond te krijgen, maar in
1998 belandt het bestemde geld bij de nieuwe spoortunnel in Delft.
Er ontstond een impasse totdat de provincie op verzoek van minister
Netelenbos in 2001 met een plan komt. Het plan Norder, vernoemd naar de
gedeputeerde Marnix Norder. Hierin spreken zij niet alleen over een nieuw
stuk snelweg, maar ook over een kwaliteitsverbetering voor het hele gebied.
Het programma IODS. Het Stadsgewest Haaglanden en de stadsregio Rotter-
dam zijn twee van de partners in dit programma. Kleij: “Marnix Norder heeft
voor dit plan 23 partijen bij elkaar gebracht. Gemeenten, ANWB, VNO-NCW,
milieu- en natuurorganisaties, woningcorporaties, Hoogheemraadschap van
Delfland en LTO-Noord. Een enorme klus om met zoveel mensen toch over-
eenstemming te bereiken. Zeker voor een project wat al jaren zo moeizaam
liep. Maar in 2010 volgt er een akkoord op het tracébesluit en kan het project
beginnen. Nu lag er niet alleen een plan om zeven kilometer snelweg aan te
leggen, maar om ook zeven kilometer in de breedte een mooier landschap
te maken.”IODS richt zich op zes projecten: de aanleg van honderd hectare
nieuwe natuur, het uitplaatsen van verspreid liggende glastuinbouw, aanleg
van een recreatieve routestructuur, stimuleren van boeren om duurzaam te
ondernemen, de aanleg van de weg, en de stedelijke inpassing tussen
Schiedam en Vlaardingen.
Alles of niets
Kleij: “Ons uitgangspunt met IODS is continue geweest: ‘We doen alles, of we
doen niets.’ Alle projecten, of er komt ook geen weg. Volgens mij is het nog nooit
gebeurd dat op zo’n manier een snelweg is aangelegd. Maar deze manier van wer-
ken heeft er wel voor gezorgd dat we van onoverbrugbare tegenstellingen naar
vertrouwen en draagvlak gingen.” De rol van Kleij bestond vooral uit het onder-
handelen met partijen om draagvlak te krijgen, de financiering te regelen en de
plannen tot uitvoering te brengen. “Dat deed ik eerst samen met Norder en later
met Jeltje van Nieuwenhoven en Martin van Engelshoven-Huls. De laatste 3,5 jaar
is Ingrid de Bondt bestuurlijk verantwoordelijk. Samen met de bestuurder ben ik
bij alle betrokken ministers geweest: Ik heb ze allemaal meegemaakt. De Boer,
Peijs, Eurlings en Schultz van Haegen. Het was bijzonder dat een provincie
de regie kreeg over de aanleg van een stuk Rijksweg. Ook zaten we natuurlijk
met de historie van het mislukken van het project. We moesten iedereen
ervan overtuigen dat er nu echt een pakket aan maatregelen lag dat op draag-
vlak kon rekenen.” Het succes zat hem volgens Kleij niet alleen in de opzet van
het project. “Je moest ook een bestuurder, een soort sleutelfiguur hebben, die
hiervoor wilde gaan. En Norder was dat, en later zijn opvolgers. Zij zagen het
als hun missie om die weg te realiseren.”
Als er één dossier is over een nieuw stuk snelweg dat
maar niet wilde vlotten, dan is het wel dat van de A4
Delft-Schiedam. Ook wel bekend als de Verlengde
A4. Een weg van zeven kilometer waar bijna zestig jaar
over is gedaan om het rond te krijgen. Dit jaar zullen de
eerste auto’s eroverheen rijden.
Tekst: Brigitte Beeks | Fotografie: Mladen Pikulic
VERVOERProgrammadirecteur IODS Hans Kleij, provincie Zuid-Holland
Kralingse Zoom is het pronkstuk van het
P+R-programma van de stadsregio Rotterdam.
# MRDH 09 januari 2015
De stadsregio is in het leven geroepen omdat hier sprake is van één samenhangend gebied rond stad en
haven, waar gemeentegrenzen nauwelijks een rol spelen. Over die grenzen heen moet mobiliteit ontstaan,
door infrastructuur aan te leggen en openbaar vervoer te exploiteren. Tegelijk veranderde de laatste jaren de
bestuurlijke constellatie, want het Rijk ging steeds meer geld en taken delegeren en het openbaar vervoer moest
zo veel mogelijk marktconform gaan werken.
Tekst: Pieter Maessen | Fotografie: Mladen Pikulic, Lucette Mascini
Miljarden besteed voor betere bereikbaarheid en mobiliteit
Gemeenten begrepen dat ze elkaar nodig hadden
VERVOER
Inwoners van Krimpen werken in Rotterdam en
parkeren in Capelle. Die van Hellevoetsluis
doen hetzelfde en pakken daarvoor de metro in
Spijkenisse. Er zijn in deze regio tienduizenden
nieuwe woningen gebouwd die openbaar vervoer
in de buurt moesten krijgen. De haven groeide,
er moesten wegen bij komen, maar het was
vooral belangrijk dat steeds meer mensen de
metro of de fiets zouden nemen.
Dit was de complexe agenda van de stadsregio
Rotterdam van de afgelopen twintig jaar. Verkeer
en Vervoer was – zeker financieel – de hoofdtaak
van de stadsregio. Haar financiële beheerders
hebben naar schatting in totaal zo’n vier miljard
euro aan ‘omzet’ gehad in deze periode, een
bedrag dat grotendeels afkomstig was van de
Rijksoverheid.
Bij tientallen grote en kleine projecten had de
stadsregio een cruciale rol. Meestal was zij hoofd-
of medefinancier en daarmee medebepalend voor
de inhoud van het project. Altijd stond zij voor
het belang van de regio als geheel. De grote stad,
Rotterdam, was heel vaak hoofdrolspeler,
maar de stadsregio lette erop dat de belangen
van de andere gemeenten volledig tot hun
recht kwamen, zoals bij nieuwe metrolijnen,
P+R-voorzieningen en bij de nieuwe rijkswegen
A13-A16 en de Blankenburgverbinding.
Omslagmomenten
De wereld van verkeer en vervoer ziet er anno
2015 echt heel anders uit dan die van 1995.
Het Rijk heeft veel taken en bijbehorend geld
gedecentraliseerd, zowel voor infrastructuur als
voor de exploitatie van het openbaar vervoer.
Bovendien is de OV-wereld veel meer markt-
conform gaan werken. Busconcessies verlopen
sinds enkele jaren via een openbare aanbesteding.
De spoorconcessies (tram en metro) mogen
Miljarden besteed voor betere bereikbaarheid en mobiliteit
58 | 59
‘Gratis OV voor minima is cruciaal’
Nico van der Vliet (links op de foto) is voorzitter van de
Schiedamse afdeling van de ouderenbond ANBO en
vertegenwoordigt zijn achterban ook in het Platform
Reizigersbelangen Openbaar Vervoer (PROV) dat regel-
matig met de stadsregio overlegde over consumen-
tenzaken. In de zeven jaar – waarvan de laatste jaren
als vicevoorzitter – was de periode waarin de stads-
regio moest bezuinigen op het netwerk het moeilijkst.
“Er zijn toen buslijnen opgeheven en later is ook een
rechtstreekse tramverbinding in Schiedam-Noord in de
avond vervallen. Ik begrijp wel dat het moeilijk is OV
in stand te houden wanneer er te weinig reizigers zijn,
maar die verbindingen zijn wel cruciaal voor ouderen en
mensen met een minimuminkomen om een isolement
te voorkomen. Eenzaamheid is verschrikkelijk.”
“Daarom is gratis OV voor ouderen heel belangrijk.
Mensen redeneren nu eenmaal: ‘Ik geef liever vijf euro
aan een cadeautje voor mijn kleinkind, dan dat ik een
stukje met de bus ga.’ De stadsregio als geheel had
zich moeten inspannen om gratis OV voor senioren
en minima op grotere schaal in te voeren. Nu geldt het
alleen in Rotterdam en Capelle, omdat die gemeenten
dat voor haar senioren betalen. Je hebt nu situaties dat
mensen aan de ene kant van de straat wel gratis met
het OV kunnen en aan de andere kant niet. Gelukkig is
Schiedam in onderhandeling met de RET over gratis OV
voor alle minima.”
Over het OV als geheel is Van der Vliet tevreden. “In Rot-
terdam en omgeving is alles eenvoudig bereikbaar, we
zijn best verwend, al ligt dat op de eilanden, waar alleen
maar bussen rijden, wel moeilijker.”
Van der Vliet vindt dat de positie van de consumen-
tenorganisaties sterker moet worden. “We mogen nu
niet eens onze eigen voorzitter kiezen en alleen maar
wat adviezen geven. Aan de andere kant vind ik dat we
heel goede relaties hadden met de managers van de
stadsregio en de RET. Ze luisteren goed en proberen
aan onze wensen tegemoet te komen. Maar je merkte
wel dat de gemeente Rotterdam in het geheel domi-
nant was. Schiedam, toch de tweede gemeente van
dit gebied, is niet vertegenwoordigd in het dagelijks
bestuur van de stadsregio.”
“Ik verwacht dat er in de Metropoolregio meer even-
wicht zal zijn omdat Rotterdam dan niet meer de enige
grote stad is. Ik hoop ook dat de Metropoolregio actief
aan het OV-systeem gaat doorbouwen, want metro’s en
trams zijn prachtige voorzieningen.”
# MRDH 09 januari 2015
worden inbesteed bij ‘eigen’ bedrijven, zoals de
RET, maar de stadsregio hanteert daarbij vrijwel
dezelfde eisen die ze ook zou stellen bij een
openbare aanbesteding. Dat vraagt om een heel
zakelijk attitude en een voortdurende afweging:
wat wil je zelf in de hand houden en wat kun je
beter aan de concessiehouder, de RET, over-
laten? Als opdrachtgever van de RET verleent
de stadsregio subsidies voor de exploitatie, de
investeringen en het onderhoud van de infra-
structuur. De stadsregio bepaalt dus in principe
en op hoofdlijnen waar het geld naartoe moet
gaan. Dat gaat wel in nauw overleg met de RET.
Haar afdeling Regie en Ontwikkeling komt
met voorstellen hoe het netwerk zich kan
ontwikkelen en stelt de dienstregelingen op.
Maar het is de stadsregio die het laatste woord
heeft en die de bestemming van het geld
bepaalt. Elke grote investering moet het dage-
lijks bestuur van de stadsregio goedkeuren.
Tot 2007 was de RET nog een dienst van de
gemeente Rotterdam, sindsdien is zij een zelf-
standige NV waarvan de havenstad alleen nog
de aandelen beheert. Die verzelfstandiging
kreeg gestalte onder het bewind van wethouder
en stadsregiobestuurder Stefan Hulman.
Ook bij de aanleg van weginfrastructuur groeide
de rol van de stadsregio. Eerst mocht zij van
het Rijk zelfstandig over wegprojecten tot elf
miljoen euro beslissen, in 2004 trok het Rijk de
grens omhoog naar 225 miljoen euro. Het beleid
moest worden vastgelegd in een Regionaal
Verkeers- en Vervoersplan (RVVP). In die plannen
zien we duidelijk hoe het denken over verkeer
zich heeft ontwikkeld.
In 1995 was de ambitie nog om het gebruik van
de auto zo veel mogelijk te ontmoedigen en het
openbaar vervoer drie keer zo belangrijk te
maken. ‘OVx3’ was het motto. In 2003 waaide
de wind uit een andere hoek. Het nieuwe RVVP
ging ervan uit dat de reiziger zelf kiest hoe hij
zich verplaatst, maar hij werd wel verleid om
zoveel mogelijk gebruik te maken van het OV
of de fiets. De stadsregio stelde daartoe een
groot programma op voor het bouwen van
P+R-garages op snijpunten van metrolijnen en
autosnelwegen. Het aantal P+R-parkeerplaatsen
is gegroeid van 4.200 naar 8.400 en de inwoners
van de regio maken hier enthousiast gebruik van.
Kralingse Zoom
Pronkstuk van dit P+R-programma is ongetwij-
feld Kralingse Zoom, een fraai complex dat elke
automobilist vanaf de A16 ziet liggen en dat
een eigen afrit van de snelweg heeft gekregen.
De garage is bovenop het metrospoor gebouwd.
De automobilist gaat er met een eigen roltrap
naar het perron en daarvandaan staat hij in tien
minuten in hartje Rotterdam.
BOR-fonds
Eind jaren negentig liep er een heftig nationaal
debat over een vorm van tolheffing in de Rand-
stad. Die ging niet door, maar een van de
gevolgen van dat debat was de oprichting van
het fonds Bereikbaarheidsoffensief Regio
Rotterdam, het BOR-fonds. De provincie, de
gemeente en de stadsregio stopten er ieder
een bedrag in en het Rijk verdubbelde dat.
Dit maakte een pakket aan projecten mogelijk
om de bereikbaarheid van de regio te verbete-
ren, wat ook het motief achter de tolheffing
was geweest.
De stadsregio kreeg het beheer over dit fonds,
dat tussen 2003 en 2014 voor 350 miljoen euro
aan subsidies heeft verleend voor onder meer
RandstadRail, de spoortunnel van Delft, de pro-
vinciale wegen N470 en N209, de Harmsenbrug,
de Hartelfietsbrug en kleinere projecten in het
kader van fiets- en P+R-beleid.
Uitgestrekter
Door het Vinex-programma is het stedelijke deel
van de Rotterdamse regio veel uitgestrekter.
De stadsregio voerde de regie hierover, zodat
tegelijk met de woningbouw de metro- of tram-
lijnen tot stand kwamen. Het verhaal dat het
OV er pas kwam nadat de wijk voltooid was,
ging hier in elk geval niet op. Nesselande had
zijn metro en Carnisselande zijn sneltram al,
toen pas de helft van de woningen klaar was.
In de noordrand, bij Lansingerland, vond tege-
lijkertijd de ombouw van de Hofpleinlijn tot
RandstadRail plaats, een ander paradepaardje
van de regio.
Het Rijk betaalde de nieuwe lijnen grotendeels,
maar de laatste tien procent moest telkens van
de stadsregio komen, die hiervoor een omslag-
fonds had ingesteld waaraan elke gemeente met
een nieuwbouwproject moest bijdragen.
Het aanleggen van die nieuwe infrastructuur
was een enorme opgave. Ook hierbij was de
stadsregio opdrachtgever en waren de RET en
de gemeente Rotterdam de uitvoerders.
Voor sommige projectmanagers was het hun
levenswerk, waar ze met tevredenheid op terug
kunnen kijken. Het voorlopig laatste grote
project, dat in 2017 in uitvoering komt, is
het ombouwen van de oude spoorlijn, van
Schiedam naar Hoek van Holland, tot metro.
Het was niet altijd gemakkelijk de aanvan-
kelijke ambitie van een project vast te
houden. Het grote doel was metro- en anders
Genieten van de rust in Barendrecht, werken in Rotterdam
Tekst en fotografie: Lucette Mascini
Rada (46) verhuisde toen ze twintig was van Suri-
name naar Enschede. Van daaruit trok ze naar Rot-
terdam waar ze trouwde met haar man – die ook
uit Suriname komt – en kregen ze samen kinderen.
Maar vijf jaar geleden wilde ze weg uit Rotterdam.
De buurt waar ze woonde, Oud Mathenesse, werd
haar te gevaarlijk. “Ik zag steeds meer handel in
drugs en verslaafden in de straat. Vooral bij het
Marconiplein.” Ze wijst naar haar zoon, die nu 15 jaar
is. “Ik wilde niet dat hij daartussen op moest groeien.
Bij de afvalcontainers zagen we ook naalden liggen.
Dat ging ons echt te ver.”Ze gingen op zoek naar een
andere plek en kwamen uit in Barendrecht, in een
zijstraat van de Avenue Carré. Daar is Rada dik tevre-
den. “Het is hier veel rustiger.” Haar werk speelt zich
nog wel af in Rotterdam. Ze werkt bij het postsorteer-
centrum van de PostNL in Kralingen. Als haar man
vrij heeft, gaan ze naar de markt aan de Binnenrotte.
En ja, dan is tram 25 wel het makkelijkste om er te
komen. “Die stopt hier zowat voor de deur, bij de halte
Vrijenburg.” Dan wandelen ze door de stad, kopen
groenten en fruit. Exotische kruiden koopt ze er niet.
Die haalt ze gewoon in Barendrecht. “Bij een toko.”
‘Stad heb ik niet echt nodig’
Haar buurman Berend (41) staat net buiten de
schoenen van zijn vrouw en drie opgroeiende
kinderen te poetsen. Hij woont nu een jaar of tien
in Barendrecht. Hij groeide op in Krimpen aan den
IJssel, woonde toen met zijn broer in Schiebroek
in Rotterdam en verhuisde daarna met zijn vrouw
naar zijn huidige huis in de nieuwbouwwijk. “Mijn
schoonvader had hier een zaak en hoorde dat
ze hier aan het bouwen waren. Toen hebben we
meteen gekocht.” Het huis paste in hun budget, het
kostte ongeveer tweeënhalve ton. Voor zijn werk
als administrateur bij een bedrijf in de haven komt
hij dagelijks in Rotterdam. Dan neemt hij de auto.
Parkeren kan iedereen voor de deur. Winkelen
doet hij in de buurt of in de Oosterhof bij Capelle
aan den IJssel. ”Je kan ook naar Rotterdam-Zuid
bijvoorbeeld. Maar dan moet je veel betalen om
te parkeren. Capelle is voor ons goed te doen.
”Voor de rest heeft hij de stad niet nodig, zegt hij.
“De meeste vrije tijd breng ik door met de kinde-
ren. Die gaan voetballen en zo. Dat doen ze toch
vooral hier.” Af en toe uitgaan doet hij nog wel in
de stad. “Dan gaan we het liefst naar de Witte de
Withstraat, om lekker te eten bij restaurant Bazar
bijvoorbeeld. Of we gaan naar Rotown aan de
Nieuwe Binnenweg, als er een goede band speelt. Of
we gaan gewoon om te dansen.” En ja, dan nemen
ze ook de tram. “Dan hoef je niet te parkeren in
de stad. Dat is duur. En de tram is dan wel zo
gemakkelijk.”
60 | 61
Berend poetst de schoenen van het hele gezin voor zijn voordeur in Barendrecht.
Nieuwe wegen en hun inpassing
Het meest controversieel in het verkeers- en vervoers-
beleid is het aanleggen en uitbreiden van autosnel -
wegen. Dat zijn altijd drastische ingrepen in een landschap
en een leefomgeving, maar ze kunnen ook de overlast die
mensen van het verkeer ervaren, verminderen.
De aanleg van de A4 Delft-Schiedam was eind jaren
negentig bijna van de agenda verdwenen, behalve bij
de Regioraad (het toenmalige algemeen bestuur) van
de stadsregio. Dankzij een motie van de raad bleef het
project op de agenda van het periodieke overleg met
de toenmalige minister van Verkeer en Waterstaat, tot-
dat na enige tijd provinciebestuurder Marnix Norder de
draad oppakte en zorgde voor een integraal plan dat
voldoende steun kreeg.
De verkeersprojecten in deze stedelijke regio zijn gigan-
tisch, ze kosten per stuk in de orde van grootte van
een miljard euro. De afgelopen periode ging het om
het verbreden van de A15 tussen de Maasvlakte en het
Vaanplein, de aanleg van de nieuwe rijksweg A13-A16
langs het vliegveld en de aanleg van een grote nieuwe
tunnel ten westen van de al bestaande Beneluxtunnel.
Na lang wikken en wegen is bij die laatste gekozen voor
de Blankenburgverbinding, ter hoogte van Vlaardin-
gen-West en Rozenburg.
Het is de minister van Infrastructuur die de nieuwe
rijkswegen betaalt en laat aanleggen, maar ze komen
er mede op verzoek van de stadsregio en de meerder-
heid van de inliggende gemeenten. De stadsregio ver-
tegenwoordigt bij de A13-A16 en de Blankenburgtunnel
de belangen van de regiopartijen. Dat is een moeilijke
rol, vooral voor de Rotterdamse wethouder Verkeer
en Vervoer die tevens de verantwoordelijk portefeuille-
houder binnen de stadsregio is. Van 2006 tot 2014 was
dat – met een korte onderbreking – Jeannette Baljeu.
Zij moest vele conflicterende posities proberen te ver-
zoenen.
Baljeu: “De gemeente en de stadsregio waren vóór de
aanleg, maar de belangen van de omwonenden waren
en zijn heel groot en het verzet fel. Bij de tunnel onder de
Waterweg waren bovendien de gemeenten onderling
verdeeld over de vraag waar die moest komen.”
“Ik heb me sterk gemaakt voor die nieuwe verbindin-
gen,” vertelt Baljeu, “maar ik wist dat ik hard aan het
draagvlak moest werken. In mijn rol als stadsregio-
bestuurder kon ik tussen gemeenten bemiddelen en
tegelijk bij het ministerie aandringen op aanvullende
maatregelen om de wegen optimaal in te passen.
Bovendien konden bij de A13-A16 zowel de stadsregio
als de gemeente Rotterdam zelf financiële middelen vrij-
maken voor die inpassing.”
“Ik besef heel goed hoe ingrijpend zo’n nieuwe weg is,
maar het economisch belang moet in deze regio ook
zwaar wegen”, meent de oud-regiobestuurder. “De
financiële grenzen die het ministerie aanvankelijk stelde,
zijn aardig opgerekt door onze lobby en onze eigen regi-
onale bijdrage. De oplossingen die daardoor zijn gevon-
den – extra tunnels en geluidbescherming – verzachten
het leed ingrijpend. En vergeet niet dat er ook lokale
problemen hiermee worden opgelost: het sluipverkeer
door Hillegersberg, de drukte bij Overschie en het ont-
breken van voldoende toegangswegen voor Rozenburg
en Voorne-Putten.”
# MRDH 09 januari 2015
tramverbindingen in alle richtingen aan te
leggen. Naar Capelle ging het al moeizaam,
want niet iedereen in die gemeente zat om een
rail-verbinding met de grote stad te springen.
In Ridderkerk was het verzet zelfs zo sterk dat
de aanleg van de tramlijn naar dit deel van de
regio in de ijskast staat.
Bij het ombouwen van de Hofpleinlijn tot Rand-
stadRail kwam op een gegeven moment een
bescheiden alternatief op tafel, waarbij het
bovengrondse spoor tot het Hofplein in gebruik
zou blijven en het stukje naar het Centraal
Station door de tram zou worden bediend.
De oorspronkelijke opzet kon echter worden
vastgehouden, ook al was die duurder en
controversiëler. Een geboorde, kilometerslange
tunnel brengt Randstad Rail nu via een diep-
gelegen metrostation bij Blijdorp naar het
Centraal Station. Daarvandaan kunnen
de metro’s in één ruk doorrijden naar Rotterdam-
Zuid. Een waarlijk metropolitane verbinding.
Maar niet alles lukte, bijvoorbeeld niet de metro-
verbinding met Zoetermeer. Er ligt nu een fraaie
vrije busbaan, die ook goed functioneert, maar
de ambitie om er rail aan te leggen, hebben de
planners voorlopig opgegeven, ruimtelijk is het
nog steeds mogelijk. Doorslaggevend daarbij
zijn de kosten en het aantal reizigers: spoor is
nu eenmaal – qua investering en onderhoud –
veel duurder dan een busbaan.
Onbemande ParkShuttle uniek in Nederland
Sinds 1999 rijdt in opdracht van de stadsregio Rotterdam een in Nederland uniek systeem,
de onbemande ParkShuttle. De voertuigen gaan over een vrije baan tussen metrostation en
P+R-locatie Kralingse Zoom, en de kantorenwijken Fascinatio en Rivium in Capelle aan den
IJssel. De voertuigen, waarin 27 mensen kunnen staan en zitten, zijn elektrisch aangedreven.
Op werkdagen zijn er zo’n elfhonderd gebruikers. De ParkShuttle werkt als een soort horizontale
lift. Bij een halte kunnen passagiers met een druk op de knop een voertuig oproepen en in het
voertuig druk je op de knop van de halte waar je wilt dat de shuttle stopt. Ze rijden op en neer
over een traject van 1.800 meter en komen in principe om de tweeëneenhalve minuut langs.
De stadsregio heeft veel gedaan om het
fietsgebruik te stimuleren. Zoals bijvoorbeeld
het aanleggen van een fietstunnel onder de A12
naast de Rotte (zie foto). Toen daar fietspaden
werden aangelegd, zagen de provincie en het
recreatieschap geen mogelijkheid deze tunnel
te maken, maar het paste wel in het programma
van de stadsregio. Zij legde twee miljoen euro
op tafel en de tunnel kwam er.
Zo bemoeide de stadsregio zich ook met
belangrijke fietsbruggen, meestal samen met
de provincie, met wie de stadsregio in dit soort
zaken goed kon optrekken. Rijkswaterstaat
beschouwt het aanleggen van fietsfaciliteiten
niet als haar taak.
Bij Brielle was de stadsregio opdrachtgever van
de Harmsenfietsbrug. Ook droeg zij ruim 25
miljoen euro bij aan de Hartelfietsbrug bij
Spijkenisse en 3,6 miljoen gulden aan de
fietstunnel bij de Algerabrug in Krimpen. Door
die aparte fietsverbindingen kwam er meer
ruimte voor het autoverkeer. Dit alles paste in
het plan van een regionaal fietsroutenetwerk
met goede verbindingen tussen woon- en
werklocaties.
Een andere prioriteit was het aanleggen van tien -
duizend fietsparkeerplekken bij OV-locaties.
Nadat het programma om die te realiseren in
2007 was begonnen, is in 2013 de tienduizendste
plek bij metrostation Berkel Westpolder in
gebruik genomen. De stadsregio heeft ook mee
geïnvesteerd in zeventien plaatsen waar je een
OV-fiets kunt huren.
Maar een aparte fietstunnel onder Het Scheur
bij Vlaardingen, naast de nieuwe Blankenburg-
verbinding is niet haalbaar gebleken. Deze zou
33 miljoen euro gaan kosten en dat is te veel.
Fietsers blijven dus aangewezen op de pont van
Maassluis naar Rozenburg, ook heel mooi.
De fietstunnel onder de A12 bij Bleiswijk.
De fietser heeft een streepje voor
62 | 63
# MRDH 09 januari 2015
Top tien van het Regionaal Structuurplan
Het algemeen bestuur van het Stadsgewest
stelde in 2008 het Regionaal Structuurplan
(RSP) Haaglanden 2020 vast. Het RSP omvat
tien projecten, de top 10:
1. Uitbouwen van de internationale zone en in
het bijzonder het World Forum in Den Haag
tot hart van de World Legal Capital.
2 Internationaal profiel voor Nieuw Binckhorst
in Den Haag.
3. Doorgroei van het Technologisch Innovatief
Complex Delft.
4. Dynamiek en innovatiekracht in de Green-
port Westland-Oostland.
5. Verrijken van het leisure- en (top)sportaan-
bod voor toeristen en recreanten;
6. Anticiperen op veranderingen in het klimaat
en verkleinen van de bijdrage van Haaglan-
den aan klimaatveranderingen.
7. Mobiliteit duurzaam ontwikkelen.
8. Groene landschappen versterken, verbin-
den en ontsluiten.
9. Herstructurering en intensiever gebruik van
stedelijke wijken.
10. Herstructurering en intensiever gebruik van
bedrijventerreinen.
Fonds Groen Haaglanden
In 2009 is het Fonds Groen Haaglanden opge-
richt door het Stadsgewest. De gemeenten
storten hier per inwoner jaarlijks een bijdrage in
en hieruit volgt financiering van gemeentelijke
groenprojecten. Gemeenten kunnen subsidie
uit het fonds aanvragen voor een project.
RUIMTE
64 | 65
‘Regionaal Structuurplan heeft het verschil gemaakt’
Ruimtelijke ontwikkeling mag dan geen plek hebben gekregen bin-
nen het takenpakket van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag,
voor Jelmer Ridder, sectorhoofd Ruimte bij het Stadsgewest Haag-
landen, staat als een paal boven water dat de tamelijk unieke ruim-
telijke samenwerking in Haaglanden ‘enorm heeft bijgedragen aan
de regionale ontwikkeling’.
Ultieme uitdrukking van die samenwerking is volgens Ridder
het Regionaal Structuurplan (RSP) dat Haaglanden in april 2008
presenteerde en waarin alle beleidsvelden (werkgelegenheid,
economie, woningbouw, verkeer en vervoer, duurzaamheid, groen)
bijeen werden gebracht en één ruimtelijk beeld van de regio ont-
stond. Haaglanden kon en moest zich in het plan verder ontwik-
kelen als een nationaal en internationaal concurrerende regio
met een sterke eigen bijdrage aan de concurrentiepositie van de
Randstad. De pijlers van die concurrentiepositie waren en zijn nog
steeds: internationale stad van vrede, recht en veiligheid, kennis en
innovatie, Greenport Westland-Oostland en toerisme. Deze priori-
teiten dienden door te werken in beleid en investeringen van het
Stadsgewest en de negen gemeenten.
De markt gaat zijn eigen gang, dat is helemaal waar, zegt Jelmer
Ridder, maar als regionale overheid kun je wel de condities creëren
die het meer of minder aantrekkelijk maken om je ergens te vesti-
gen. “En dat hebben we gedaan in het Regionaal Structuurplan”,
aldus Ridder. “Wij zijn vanuit de regio bezig geweest om per plek
de beste proposities neer te zetten. Dat heeft er bijvoorbeeld toe
geleid dat er in Haaglanden relatief weinig ‘witte schimmel’ is:
lukraak in weilanden neergezette woonwijkjes. We hebben bewust
gestuurd op de verstedelijking van de regio, enerzijds om de groene
ruimte die we hebben te ontzien en anderzijds om functies als
openbaar vervoer en theater en cultuur zo goed mogelijk te
kunnen bedienen. Wij hebben het als verlengd lokaal bestuur
opgeschreven, de negen gemeenten hebben het gewild.”
Identiteit
Het bijzondere van het Regionaal Structuurplan is volgens Ridder
dat alle negen Haaglandse gemeenten er met hun eigen identiteit
en kracht in voorkomen. “Er is een richting ingezet. We wisten
waar we heen wilden. Iedereen realiseerde zich ook dat als je in
dit verstedelijkte gebied een keuze maakt voor één functie, je een
keuze maakt tégen drie andere functies op die plek”, aldus Ridder.
Keuzes die in goed overleg en op basis van begrijpelijke afwegingen
tot stand kwamen. “Als de provincie dat ziet en niet precies weet
hoe een ruimtelijk plan in de regio zal uitpakken, dan is ze sneller
geneigd om advisering over dat plan uit de regio over te nemen.
En dat is ook gebeurd. De samenwerking tussen Haaglanden en
de provincie op het gebied van ruimte is altijd constructief geweest.
Als wij het stempel ‘goed’ erop hadden gezet, dan maakte de
provincie gebruik van dat oordeel.”
Daarom durft Ridder te stellen dat het Stadsgewest en de negen
gemeenten met hun RSP hun positie ten opzichte van het Rijk en
de provincie hebben versterkt en invloed hebben uitgeoefend op
hun keuzes. Ridder: “We hebben het belang van de internationale
stad regionaal gemarkeerd, net als de Greenport en de techno-
logische innovatiecampus Delft. Ze zijn herkenbaar geworden.
Of dat de bron van het succes is, durf ik niet te zeggen, maar ik
weet één ding zeker: het maakt echt een verschil of je als eensge-
zinde regio met een project bij een ministerie komt, of als stad.
Met het structuurplan hebben we dat verschil zeker gemaakt.”
De negen Haaglandse gemeenten publiceerden in 2008 onder supervisie van het Stadsgewest
het Regionaal Structuurplan. Uniek in zijn soort, omdat het gemeenten planologisch bond ten
faveure van de gehele regio. Het plan leidde tot intensievere ruimtelijke samenwerking waar
iedere gemeente met haar eigen kracht en identiteit in voorkomt.
Tekst: Martijn Delaere | Fotografie: Sicco van Grieken en Mladen Pikulic
Gemeenten begrepen dat ze elkaar nodig hadden
De Greenport is één van de vier sterke economieën waarop het Regionaal Structuurplan heeft ingezet.
# MRDH 09 januari 2015
Samenhang
Haaglanden maakte de samenhang tussen de talloze beleidsvelden inzichtelijk,
de operationele uitvoering van de projecten lag bij de gemeenten en bestuurlijk
werd het structuurplan getrokken door Bas Verkerk (VVD), sinds 2004 burge-
meester van Delft en binnen het dagelijks bestuur van Haaglanden porte-
feuillehouder Ruimtelijke Ordening, Grondbeleid en Water. Hij ging twee keer
alle gemeenteraden langs om het structuurplan aan de man te brengen.
Waar het plan om draaide? Regiobestuurder Verkerk: “Ik heb het Regionaal
Structuurplan ingezet om de economische toekomst goed te bedienen. Dus ben
ik begonnen met het borgen van de sterke punten van de economie in Haag-
landen. Waar waren de gemeenten goed in? Dat hebben we binnen een half jaar
boven tafel gekregen. We zijn de regio van vrede, recht en veiligheid, we hebben
een Greenport, met allerlei dwarsverbindingen, de derde poot is de technologie
in Delft, maar die zit ook in Rijswijk, en toerisme - van de duinen tot de leisure
in Zoetermeer. Iedere gemeente heeft een sterk icoon. Dat hebben we benoemd
en geëerd.”
Het Regionaal Structuurplan leidde ertoe dat gemeenten van elkaar begrepen
wat de gezamenlijke opgaven waren en wat hun kracht was, aldus Verkerk.
“De Haaglandse gemeenten zagen grote samenhang tussen de vier sterke econo-
mieën van de regio en hebben ook het gemeentelijk beleid samenhang gegeven.
Dat geeft slagkracht in een gemeenschappelijke investeringsagenda en op de
momenten dat je concludeert dat je terug moet in kantorenmeters of woning-
bouwprogramma’s moet aanpassen. Deze cohesie is bevorderlijk geweest voor de
economische prestatie in dit gebied. Gemeenten begrepen dat ze elkaar nodig
hadden. Ik zei het ook tegen de kleine gemeenten: ‘Het helpt enorm als een
G4-stad als Den Haag voor jou gaat lobbyen.’”
Waarde
Dat de Metropoolregio Rotterdam Den Haag zich louter richt op bereikbaarheid
en economisch vestigingsklimaat betreurt zowel sectorhoofd Ruimte bij het
Stadsgewest Haaglanden Jelmer Ridder als regiobestuurder Bas Verkerk
van Delft. Ridder zegt: “In de Rotterdamse regio is de samenwerking binnen het
domein ruimte op andere wijze vormgegeven en weet men niet zo goed welke
toegevoegde waarde deze samenwerking kan hebben. Gemeenteraden zien min-
der wat erop dat gebied gebeurt, bijvoorbeeld in de vertegenwoordiging naar de
provincie. Dat hebben de negen Haaglandse gemeenten wel ervaren. Er is wellicht
nog een reden: als je iets ruimtelijk vastlegt, dan is het ook behoorlijk definitief.
Dat beperkt je als gemeente. Maar ik sluit niet uit dat de ruimte er uiteindelijk
toch wordt bijgehaald om de Metropoolregio integraal te ontwikkelen.”
Burgemeester Verkerk gelooft ook dat ruimtelijke ontwikkeling niet lang zal
wegblijven binnen de Metropoolregio. Hij zegt: “Economie en verkeer en ver-
voer kun je niet zonder ruimtelijke ordening doen. Je gaat met de tram en de
bus toch van A naar B, en wat wil je dan bij A doen?” Het weglaten van ruimte-
lijke ontwikkeling in de takenportefeuille van de Metropoolregio is volgens de
burgemeester van Delft ingegeven door de bezuinigingen. “Veel gemeenten
hebben gedacht: met verkeer en vervoer hebben we een financiële post van
vijfhonderd miljoen binnen en de economie speelt overal. Verder willen we
geen kosten maken. Het is een negatief oordeel geweest. Je ziet nu al bij
gemeenten dat ze zich realiseren dat verkeer en vervoer en economie zich
niet zonder ruimtelijke component ontwikkelen. Ruimtelijke ordening doe
je samen, dat heeft het Structuurplan wel bewezen. Je hebt ook iets uit te
leggen aan de investeerders in de regio als de ruimtelijke ordening niet op
orde is. Ik denk dat het vanzelf weer goed komt.”
Zwethzone, groen pronkstuk van het Regionaal Structuurplan
Haaglanden speelde de regisseur, regiobestuurder Bas Verkerk
ging met het Regionaal Structuurplan de boer op en de West-
landse wethouder Bram Meijer (GemeenteBelang Westland) stond
met zijn voeten in de klei. Hij zat met Den Haag, Rijswijk, Delft,
Midden-Delfland, de provincie Zuid-Holland en het Hoogheem-
raadschap Delfland namens Westland in de stuurgroep Zweth-
zone. Aan dit gezelschap de taak om in het kader van het groene
uitvoeringsprogramma van het Regionaal Structuurplan het gebied
rond de Zweth aan te kleden met groen en fiets- en wandelpaden.
Vorig najaar werd het recreatiegebied geopend.
“Het resultaat is boven verwachting mooi. We hebben zelfs nog
wat geld over, wat wil je nog meer?”, lacht wethouder Meijer. Hij
was vanaf het begin betrokken bij het Structuurplan. Een plan dat
van onderop is ontwikkeld, benadrukt de Westlandse wethouder.
“Het Regionaal Structuurplan is met negen wethouders in het
bestuurlijk overleg tot stand gekomen. We hebben het met z’n allen
gemaakt en we hebben met z’n allen ervaren hoe nuttig en leuk die
samenwerking was. Het heeft ons ook veel gebracht.” Het recrea-
tiegebied De Zwethzone bijvoorbeeld, een gebied van 78 hectare
langs het riviertje de Zweth tussen de stadsparken van Rijswijk en
het recreatiegebied De Wollebrand in Naaldwijk.
“De Zwethzone is in dit stedelijke gebied een fantastisch natuur- en
recreatiegebied geworden. Het is hartstikke mooi dat we langs de
Zweth allerlei recreatieve functies met elkaar hebben gecombineerd.
Het is echt een pareltje”, aldus de trotse Meijer. Het Zwethzone-
project was meer dan een paar fiets- en wandelpaden aanleggen.
“De Zwethzone zat op het Westlandse deel verstopt achter de
nieuwe Veilingroute. Daar moest het nodige gebeuren om illegale
situaties die de toets van het bestemmingsplan niet konden door-
staan, op te ruimen. Er is weinig onteigend. De belangen zijn bij
elkaar gekomen.”
Met de ontwikkeling van de Zwethzone hebben de Haaglandse
gemeenten over hun eigen grenzen heengekeken, meent wethou-
der Meijer. “Dat was de meerwaarde. Het Structuurplan is een stuk
papier, het gaat om de samenwerking die erboven zat. We hebben
gezamenlijk gebied ingericht. Dat was echt kikken. Als je verder
kijkt dan je neus lang is en je inleeft in de belangen van een ander,
dan zie je dat je gemeenschappelijke belangen hebt. Daar kom je
alleen achter als je met elkaar om de tafel gaat zitten.”
Bram Meijer: “De Zwethzone is echt een pareltje.”
MILIEU
66 | 67
Belangrijke stappen gezet, nog grotestappen nodig
Eén van de eerste zaken die het Stadsgewest
oppakte, was het rijden op alternatieve brandstof-
fen. Toen we de busconcessie opnieuw aan gingen
besteden, kwamen alleen partijen in aanmerking
die reden of gingen rijden op aardgas. Van der
Kamp, die ruim zeven jaar portefeuillehouder
Milieu was: “Uit marktonderzoek bleek dat dit kon.
Verder gold wat voor iedere beleidskeuze gold en
geldt: welk duurzaamheidseffect heeft een bepaalde
keuze? Welke keuze levert het meeste rendement
op? De keuze om op aardgas te gaan rijden, was op
basis hiervan een logische en de voordelen ervan
waren groot. De bussen zijn stiller en stoten bijna
geen stikstofoxide uit. In Nederland waren wij één
van de eersten die op deze schaal de keuze maakten
voor het rijden op aardgas uit onder meer duur-
zaamheidsoogpunt.”
De aardgasbusconcessie fungeerde als aanjager
voor vele andere initiatieven om het rijden op
alternatieve brandstoffen te stimuleren. Ongeveer
veertig marktpartijen verenigden zich later in het
platform Groen Gas met als doel duurzamere
mobiliteit in de regio te stimuleren.
Is dat ook gelukt? De aardgasbussen waren immers
een ‘overheidsbesluit’, maar hoe krijg je de bewoner
om? “Door de randvoorwaarden te scheppen”,
betoogt Van der Kamp. “Te communiceren met de
bewoners. Maar ook door autodealers en onderne-
mers erbij te betrekken. Zónder subsidie hebben
we dealers ervan overtuigd dat het promoten van
een auto op gas of elektriciteit loont. Een aantal
ondernemers heeft hun wagenpark compleet
verduurzaamd. Voor autobezitters is door gemeen-
ten de slooppremie ingevoerd en uiteraard zijn er
tankpunten bij gekomen. Voorlichten en onder-
steunen, zorgen voor een gedragsverandering.
Een nadeel van onze keuze het rijden op aardgas te
stimuleren, is dat het Rijk hybride en elektrische
auto’s zwaar subsidieert, terwijl dat bij het feitelijk
net zo schone aardgas niet zo is.”
‘Haaglanden maakte een stoere keuze met toetsing alle beleid aan People, Planet en Profit’
FSC-hout en warmte-koudeopslag
Een ander invloedrijk duurzaamheidsbesluit was de
keuze voor het verplichte gebruik van FSC-hout in
aanbestedingen door de gemeenten. Jaarlijks beste-
den gemeenten projecten aan waarin tropisch hard-
hout een materiaalcomponent is. Van der Kamp:
“We waren de eerste regio die FSC-hout verplicht
stelde. Dat zien bewoners ook, omdat we met de
Duurzaamheidsbalans alles volledig zichtbaar en
transparant maken. De transparante voorlichting
en het goede voorbeeld geven, dragen bij aan
gedragsverandering bij bewoners.”
Het werken met warmte-koudeopslag (wko) ten
slotte is een derde concreet voorbeeld van het duur-
zaamheidsbeleid geweest. “De aanleg van een com-
pleet warmtenetwerk in de regio is te kostbaar, al
zijn hier wel samenwerkingsovereenkomsten toe
gesloten. Maar werken met wko-installaties kan wel.
Dat gebeurt nu in veel woningprojecten, maar
ook in de gemeentehuizen van Den Haag en
Midden-Delfland verloopt het verwarmen en koelen
via warmte-koudeopslag.”
In zeven jaar tijd is veel bereikt in de regio. Bewo-
ners en gebruikers zijn bewust gemaakt van de
noodzaak om te verduurzamen en op het gebied
van mobiliteit zijn grote stappen gezet. Van der
Kamp, die inmiddels al weer enkele jaren burge-
meester van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk is:
“Ik heb er de Duurzaamheidsbalans 2014 op nagesla-
gen. Daaruit blijkt dat Haaglanden er nog niet is. Het
Stadsgewest was echter ooit de op-een-na minst
duurzame regio en de lat is vervolgens hoog gelegd
om die positie te verbeteren. Dat kost tijd en is niet
eenvoudig in een zo verstedelijkt gebied. Belangrijk is
het nu om de ingeslagen weg ook binnen de nieuwe
Metropoolregio voort te zetten.”
In het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 zijn de doelstellingen op het gebied van verkeer, wonen, werken,
water en groen van het Stadsgewest vastgelegd. “Stoer en gedurfd was het besluit om ieder plan op ieder beleidsterrein
voortaan te toetsen aan de drie P’s: People, Planet en Profit”, aldus oud-regiobestuurder Milieu Christiaan van der
Kamp. Wat heeft die keuze opgeleverd?
Tekst: Carola Aardenhout | Fotografie: Arjan de Jager
Duurzaamheidsbalans Haaglanden
Christiaan van der Kamp bij de start van de aardgascampagne in 2008.
Toen in de jaren zestig van de vorige eeuw het milieu op de maatschappelijke en politieke agenda kwam, was
de regio Rijnmond het belangrijkste probleemgebied van Nederland. Het werd ook al snel de koploper in het
aanpakken van luchtvervuiling, geluidhinder en veiligheidsissues. De in 1994 opgerichte stadsregio Rotterdam
heeft veel bijgedragen aan het implementeren van de complexe milieuwetgeving in het ruimtelijk beleid.
Zij mobiliseerde kennis, bestuurskracht en geld.
Tekst: Pieter Maessen | Fotografie: Mladen Pikulic
Club van vijftien trok samen op in milieubeleid
Het Balkon van Maassluis is een typisch voorbeeld
van een woonwijk die er volgens sommigen niet
had mogen komen. De woontorens en eengezins-
woningen liggen prachtig aan het water aan de
rand van de oude stad. Maar aan de overkant
staat de zware industrie van de Botlek, die soms
voor stank en geluidhinder zorgt. Ook de passe-
rende schepen op de Nieuwe Waterweg kunnen
in extreme gevallen gevaar opleveren.
Wie zo veel mogelijk ruimte wil bieden aan de
petrochemische industrie, ziet liever geen wonin-
gen binnen zichtafstand ervan verschijnen. Dat was
dus een belangrijk discussiepunt toen Maassluis het
plan lanceerde om de duizend nieuwe woningen
van Het Balkon te bouwen. Een hele reeks
onderzoeken was nodig om aan te tonen dat
het binnen de wettelijke voorschriften mogelijk
was. Wel was het wegens de geluidbelasting
nodig om de appartementen die bovenin de
woontorens kwamen ‘dove gevels’ te geven, dat
Het Balkon van Maassluis is een typisch voorbeeld van een woonwijk die er volgens
sommigen niet had mogen komen. Ze zou te dicht liggen op de zware industrie.
wil zeggen gevels waarin de ramen niet open
kunnen. De stadsregio speelde een hoofdrol bij
het convenant dat dit soort bouwprojecten in
de omgeving van de industrie mogelijk maakte.
Petten
De regio Rotterdam had jarenlang een grote pro-
jectorganisatie, ROM Rijnmond. Daarin werkten
alle overheden en onder meer het havenbedrijf
samen om de groei van de mainport mogelijk te
maken. Veel milieuwetgeving was in de jaren
negentig nog relatief nieuw en voortdurend
in ontwikkeling. De regels waren complex en
alleen voor technisch onderlegde ambtenaren en
bestuurders helemaal te begrijpen. De Dienst
Centraal Milieubeheer Rijnmond (DCMR) was en is
het kenniscentrum van de regio, maar het imple-
menteren van de regelgeving op gemeentelijke
schaal vroeg weer veel andere deskundigheid.
De gemeente Rotterdam had daarvoor een groot
ambtelijk apparaat, maar kleinere gemeenten
niet. Via de stadsregio Rotterdam kwam ook voor
die gemeenten de nodige kennis beschikbaar,
vaak doordat de stadsregio deskundigheid
inhuurde die een afzonderlijke gemeente niet
had kunnen betalen. Ook experts van de
gemeente Rotterdam zijn vaak bij de stadsregio
gedetacheerd geweest om een project of pro-
gramma te leiden. Dat werkte prima, mits ze
ervan doordrongen waren dat ze tijdelijk hun
gemeentepet moesten afzetten en inruilen voor
een pet die ze droegen namens alle vijftien
gemeenten van de regio.
Stadsprovincie
Omstreeks 1993 zag het ernaar uit dat er een
stadsprovincie Rotterdam zou komen die, met
een rechtstreeks gekozen bestuur, alle ruimtelijke
en milieutaken in het gebied op zich zou nemen.
De omvangrijke milieutaak van de provincie Zuid-
Holland zou naar de nieuwe stadsprovincie over-
gaan. Een heel bestuurlijk en ambtelijk apparaat
# MRDH 09 januari 2015
RUBRIEKSKOPJE
met veel regelgeving was al bijna klaar, toen de
stadsprovincie in een referendum door de burgers
van Rotterdam naar de prullenbak werd verwezen.
‘De stadsregio is als een Phoenix uit die puinhopen
herrezen’, zegt een ambtenaar die het allemaal van
dichtbij heeft meegemaakt.
Die Phoenix ging de jaren daarna als een olieman-
netje in de regio rond om de – soms schijnbare,
soms reële – conflicten tussen economische groei en
milieuzorg op te lossen. In feite deed de stadsregio
toch veel van het werk dat anders de provincie zou
hebben gedaan. Dat was bijvoorbeeld aan de orde
bij de precieze ligging van de nieuwbouwwijken die
bij Berkel en Rodenrijs zouden verschijnen. Die zou-
den immers binnen de geluidscontour van het
vliegveld worden gebouwd. Met passen en meten
werd een aanvaardbare oplossing gevonden.
Praktijk
De stadsregio was opdrachtgever van het project
Deltaplan Wegverkeer, dat in 1999 door Gemeente-
werken Rotterdam is opgesteld om de milieubelas-
ting door autoverkeer te beperken. Dat plan bevatte
maatregelen op het snijvlak van verkeer en milieu,
waarvan de meeste in de daaropvolgende jaren zijn
uitgevoerd. Het ging om het bundelen van het
verkeer in corridors, uitbreiding P+R-voorzieningen,
stimuleren fietsverkeer, het introduceren van
schone voertuigtechnologieën en het toepassen van
zeer stille wegdekken.
Een belangrijk instrument in dit beleid is nog
steeds de Regionale Milieuverkeerskaart (RVMK).
Projecten als de Blankenburgverbinding, het veer
Krimpenerwaard-Bolnes en de ontsluiting van
Nieuw Reijerwaard hebben het model gebruikt
voor verkeersberekeningen. Daarnaast gebruiken
de stadsregiogemeenten de RVMK ook voor milieu-
berekeningen bij bestemmingsplannen. De RVMK
ondergaat bijna jaarlijks aanpassingen aan de
nieuwste technische inzichten en databestanden.
Planners willen beschikken over cijfers die het
verkeersbeeld van over tien jaar zo betrouwbaar
mogelijk kunnen voorspellen, bijvoorbeeld over de
verkeersaantrekkende werking van ziekenhuizen
en grote publiekstrekkers, zoals Diergaarde
Blijdorp. Het model wordt niet alleen gebruikt
voor grote, maar ook voor een zorgvuldige plan-
ning van heel kleine projecten, tot op het niveau
van een enkel gebouw.
Duurzaamheid
Geleidelijk is de agenda verschoven van het ‘grijze’
milieu (zoals geuroverlast, externe veiligheid, lucht-
kwaliteit) naar duurzaamheid: hoe kunnen we de
economie en energievoorziening zo opzetten dat
we daarmee de aardse voorraden niet uitputten?
Sinds 2012 was er een stadsregionale Duurzaam-
heidsagenda. Wanneer er in gemeenteraden wel
eens twijfels waren over de noodzaak van zo’n
agenda, konden de vertegenwoordigers van de
stadsregio wijzen op de afspraken die daarin waren
gemaakt. Een sterk argument daarbij was de massa
van samenwerking: wanneer een ‘club van vijftien’
een programma uitvoert, ben je veel effectiever dan
wanneer iedere gemeente afzonderlijk iets doet.
In verschillende gemeenten heeft de stadsregio aan
de wieg gestaan bij het oprichten van een ´Stichting
Marktplaats´. Die stichting zorgt dat enerzijds
leveranciers van duurzame producten en diensten
en anderzijds de lokale vraag naar die producten bij
elkaar komen, vooral op het gebied van duurzaam
bouwen en duurzaam personenvervoer.
Zo bundelde de stadsregio kennis, bestuurskracht
en geld om het milieubeleid voortvarend in alle
gemeenten uit te voeren.
Bij het ontwikkelen van het milieubeleid liftten de
kleinere gemeenten vaak mee op het werk dat eerst
in de grote stad was verricht. Rotterdam had geld
om nieuwe ontwikkelingen op gang te brengen,
zoals laadpalen voor elektrische auto´s. Toen dat
daar eenmaal op gang was gekomen, was het een
stuk gemakkelijker om het programma naar andere
gemeenten uit te breiden.
Windenergie
Het politiek gevoeligste beleidsveld van de afgelo-
pen jaren was wel dat van de windenergie. In juni
2012 tekenden de gemeenten een convenant over
het mogelijk maken van de bouw van turbines
voor in totaal 150 megawatt aan windenergie.
Hiermee zou de stadsregio haar verantwoordelijk-
heid nemen in de doelstelling van de provincie
Zuid-Holland.
Maar twee jaar later bleek dat deze opgave niet
eenvoudig te realiseren was en dat het aantal
turbines bij lange na niet gehaald kon worden.
Belangrijke oorzaak was het geringe draagvlak
bij inwoners van de regio die geen turbines in
hun achtertuin wilden zien verschijnen.
De stadsregio moest samen met de provincie op
zoek naar een andere route. De gemeenten gaan
het convenant herzien en er komt in 2015 een
milieueffectrapport over locaties voor windenergie.
Daarnaast heeft de stadsregio lokale initiatieven
ondersteund om hiermee het draagvlak voor wind-
energie te vergroten, en met succes. In een aantal
gemeenten zijn lokale spelers begonnen met eigen
initiatieven voor windenergie.
Binnenvaart
Windenergie is een onderwerp dat de gemoederen
bezighoudt, maar dat geldt niet voor uitvoeringsge-
richte programma’s die milieuvriendelijke gedrag
stimuleren. Zo is er met de provincie een subsidie-
regeling voor een schonere binnenvaart, waarmee
reders worden gestimuleerd om schone motoren in
hun schepen te plaatsen. Het stimuleren daarvan is
belangrijk, omdat ongeveer een kwart van de
NOx-uitstoot en circa dertien procent van de fijn-
stofuitstoot in de regio Rotterdam afkomstig is van
schepen.
Een groot succes was ook de subsidieregeling voor
laadpalen voor elektrische auto’s. De beoogde twee-
honderd laadpalen in de regio waren binnen de kort-
ste keren neergezet en de subsidieregeling voor 2014
was ruim voor het einde van het jaar uitgeput.
De zonatlas van de stadsregio
Op 19 september 2013 heeft de stadsregio Rotterdam de
zonatlas gelanceerd, een webinstrument dat voor ieder
dak in de regio berekent hoe geschikt het is voor zonnepa-
nelen en wat de kosten en de opbrengsten zijn. Niet alleen
huishoudens, ook scholen en bedrijven kunnen via deze
webtool zien hoe rendabel zonnepanelen op hun dak zijn.
Slimme rekenhulp
Daken hebben potentie voor duurzame energieopwek-
king, de zonatlas brengt dit voor zonne-energie nauw-
keurig in beeld. Daarbij houdt de tool rekening met de
hoogte van gebouwen, de oppervlakte en de hellings-
hoek van het dak. En ook de hoeveelheden zon en slag-
schaduw van bijvoorbeeld schoorstenen en bomen neemt
de rekentool mee in de berekening. De rekenhulp geeft
automatisch aan welk deel van het dak het meest geschikt
is voor zonnepanelen.
Website
De atlas is bewust zo lokaal mogelijk ingedeeld, zodat elke
regiogemeente een koppeling kan maken met haar eigen
energiebeleid. Gemeenten kunnen ook zien wat zonne-
panelen kunnen bijdragen aan het aandeel hernieuwbare
energie in hun gemeente.
In Duitsland bleek de zonatlas al heel effectief. In meer dan
honderd gemeenten nam de installatie van het aantal zonne-
panelen met vijftien tot twintig procent toe. De verwach-
ting is dat de zonatlas ook in de stadsregio Rotterdam de
transitie naar een duurzame energievoorziening versnelt.
MILIEU
Club van vijftien trok samen op in milieubeleid
68 | 69
MILIEU
Veel woorden, weinig daden
Milieudefensie meet de luchtkwaliteit zelf om te weten wat er speelt en om
gesprekspartner te zijn. Volgens die eigen metingen zullen de Europese
normen voor ultrafijn stof en stikstofdioxide in het Stadsgewest zwaar over-
treden worden en hoge boetes volgen. Begin oktober 2014 overhandigde Milieu-
defensie een onderzoek aan wethouder Tom de Bruijn van Verkeer en Milieu in
Den Haag, tevens regiobestuurder Verkeer bij het Stadsgewest. Hieruit blijkt
dat de Haagse Javastraat nog steeds de meest vervuilde locatie is, in een meting
op 98 plekken in Nederland. Gemeten werd de concentratie stikstof. In de top
twintig van meest vervuilde straten komt Den Haag vier keer voor.
Vanuit haar achtergrond in de psychologie heeft Van den Bos vooral belangstel-
ling voor het gedrag van mensen. “Dat er bussen op aardgas rijden is goed.
De campagne Haagse Herrie om elektrische scooters te promoten is tof en stoer.
Maar van bovenaf maatregelen opleggen, werkt over het algemeen niet als je een
gedragsverandering tot stand wilt brengen. Milieu is leefbaarheid. Heeft te maken
met lucht, licht, geluid en straling. Daar praten we veel te weinig over. Dat is
echter wel de manier om gedrag te veranderen. Zeg het, praat erover, stel vragen,
vertel wat je zelf doet, schaam je niet, dan kan je het verschil maken. Je kunt het
gedrag van een ander niet veranderen, maar hem of haar wel bewust maken,
informeren en het goede voorbeeld geven. Dat is wat Milieudefensie ook doet.”
“We moeten niet tegenover elkaar staan, maar samenwerken met de gemeen-
ten”, vindt Van den Bos. “En met het bedrijfsleven. Technologische vooruitgang
helpt ons enorm om een gezondere lucht te creëren. Ideeën liggen voor het
oprapen. Soms maakt de overheid het echter moeilijk om dingen voor elkaar te
krijgen. Desondanks, en niet dankzij, zijn er wel verbeteringen.”
Mooie dingen
Milieudefensie heeft onlangs een lijst opgesteld met ruim honderd bedrijven,
organisaties, winkels, restaurants en instellingen die positief bezig zijn met het
milieu. “Wanneer die zouden samenwerken binnen een platform, ieder op zijn
eigen vakgebied, dan ontstaan er mooie dingen. Er zit immers veel creativiteit
in het bedrijfslev en, plus geld om te investeren.”
‘Wanneer je niet weet hoe vervuild de lucht is, doe je niets’
Van den Bos: “De mensheid heeft problemen altijd zelf opgelost, dus dat doen
we nu ook. Wanneer je echter niet weet hoe vervuild de lucht om je heen is,
doe je niets. Begin te kijken hoe je het leven in je eigen buurt kan verbeteren.
Start pilots op scholen en in buurthuizen. Mensen kunnen zoveel meer zelf
doen. Dat zou toch simpel moeten zijn.”
Milieudefensie Den Haag, bij monde van vrijwilliger
Marieke van den Bos, is kritisch over de aanpak
van de milieuproblematiek de afgelopen jaren in het
Stadsgewest Haaglanden. “Ze gebruiken veel woorden,
maar in de praktijk is er nog veel te doen.”
Tekst en fotografie: Carola Aardenhout
Schonere lucht ondanks overheid
Marieke van den Bos, Milieudefensie: ‘Het gebruik van aardgasbussen is goed, maar er kan en moet meer’
# MRDH 09 januari 2015
RUBRIEKSKOPJE
70 | 71
Gratis hulp bij zoeken naar bedrijfsruimte
In november 2014 zijn in verband met de ophef-
fing van het Stadsgewest de diensten van Steen-
worp ondergebracht bij de gemeente Den Haag.
Hiermee is de service behouden. Niet voor niks,
want Steenworp is uitgegroeid tot een begrip
onder startende ondernemers en makelaars.
Ruim zeshonderd bedrijven hebben via Steen-
worp al passende bedrijfshuisvesting gevonden.
Een team van vestigingsadviseurs adviseert
bedrijven die van plan zijn te verhuizen naar
een andere locatie binnen de regio Haaglanden.
Ook startende bedrijven die zich in de regio
willen vestigen, kunnen rekenen op de onder-
steuning. Hiermee levert Steenworp een
bijdrage aan het behoud en de groei van de
werk-gelegenheid.
Ook weten steeds meer MKB-bedrijven en inter-
nationale organisaties Steenworp te vinden.
Met name in hun oriëntatiefase helpt Steenworp
deze organisaties door een totaaloverzicht van
het beschikbare bedrijfsonroerendgoed (BOG)
te bieden. Dit overzicht maken zij met behulp
van het Bedrijfspanden Informatie Systeem (BIS).
Dit is een database met al het beschikbare BOG,
van bestaande locaties tot nieuwbouwontwikke-
lingen. Deze database kan iedereen raadplegen
op www.steenworp.nl.
APM Terminals
Een voorbeeld van zo’n internationale organisatie
is APM Terminals, een wereldspeler in container-
opslag. In 2012 bemiddelde Steenworp bij de
herhuisvesting van het bedrijf. De keuze voor
Rotterdam als hoofdkwartier ligt voor de hand.
Toch werd het Den Haag in 2004 en bleef het dat
in 2012. Thomas Boyd, directeur Communicatie,
verklaart de logica achter deze keuze. “Nederland
is een wereldwijde speler in de scheepvaart en
logistiek. Den Haag is het internationale centrum
van Nederland. Op relatief korte afstand van de
Rotterdamse Haven en Schiphol, met Rotterdam
The Hague Airport als bonus. Een stad met meer
dan honderdvijftig ambassades, consulaten en
internationale organisaties. Internationale
scholen voor de kinderen van de zesentwintig
verschillende nationaliteiten in ons bedrijf.
Cultuur, uitgaans- en recreatiegelegenheden.
Daarom kozen we al eerder voor Den Haag.”
“We hadden meer ruimte nodig met het oog
op de verwachte groei. Het Nieuwe Werken
speelt in onze business geen grote rol. Dat kan
niet met activiteiten in 62 havens, terminals
in 40 landen, 7 nieuwe terminals in aanbouw
en 14 uitbreidingsprojecten, tezamen met meer
dan 170 servicekantoren in 48 landen, en in
totaal 25.000 werknemers in 68 landen verspreid
over 5 werelddelen. Wij moeten van minuut tot
minuut met elkaar en de wereld in verbinding
staan. APM had behoefte aan meer ruimte om
haar groei te faciliteren. Dankzij uitstekend
werk van Steenworp en samenwerking met de
gemeente hebben we een ruimte in De Kroon in
Den Haag Centrum gevonden.”
Ondernemers en starters helpen bij het zoeken naar bedrijfsruimte in de regio en andere huisvestingsvragen.
Een gratis service die het Stadsgewest Haaglanden de afgelopen veertien jaar heeft aangeboden.
Steenworp Vestigingsadviseurs Haaglanden is in 2000 opgericht als onderdeel van de sector Economie
met als doel de bedrijfsonroerendgoedmarkt transparanter te maken.
Tekst: Carola Aardenhout en Brigitte Beeks | Fotografie: Willem Vermeij
ECONOMIE
Steenworp bemiddelde voor APM Terminals bij hun herhuisvesting in De Kroon (groenige toren geheel links).Veel woorden, weinig daden
# MRDH 09 januari 2015De pijler Economisch Vestigingsklimaat gaat zich onder andere richten op de nieuwe maakindustrie.
Mainport …
… en greenports nemen een bijzondere plek in de regio in.
72 | 73
TOEKOMST
Aan de slag in de MRDH
De behoefte om een sterke stedelijke regio als de Metropoolregio neer
te zetten komt voort uit de huidige ontwikkeling dat stedelijke regio’s
steeds meer in competitie met elkaar zijn. Steeds meer mensen
trekken vanuit randprovincies naar de grootste stedelijke regio’s.
Opschaling vanuit de beide bestaande regio’s was noodzakelijk.
Om zo de positie ten opzichte van concurrerende Europese regio’s
rond Barcelona, Stuttgart, München en Kopenhagen te versterken.
En de agglomeratiekracht beter te kunnen benutten.
Bert Mooren, directeur van ondernemersorganisatie VNO-NCW West,
verwoordde het eind 2014 heel duidelijk in een interview. “Stedelijke
regio’s zijn de groeimotor van de economie. Daar trekt de bevolking
naartoe, daar gaan expats heen. Geef de Metropoolregio dus de
ruimte. Juist die stedelijke regio’s moeten in staat zijn om gezamen-
lijk de Randstad uit het slop te trekken.” En in een vorig jaar versche-
nen landenrapport concludeerde de OESO, de Organisatie voor
Drieëntwintig gemeenten, één Metropoolregio.
Deze nieuwe samenwerking is op 1 januari 2015
van start gegaan. De Metropoolregio Rotterdam
Den Haag (MRDH). Na het voornemen van het
Kabinet Rutte I om de Wgr-plus af te schaffen,
brak een periode aan van lobbyen en promoten,
en een gezamenlijke inspanning om de regio-
nale samenwerking met doorzettingskracht te
behouden. De afgelopen vier jaar zijn gemeente-
raadsleden, netwerkpartners, bestuurders en
stakeholders geïnformeerd over de noodzaak.
Nu kan de MRDH aan de slag.
Tekst: Brigitte Beeks en Martijn Delaere |
Fotografie: Sicco van Grieken en Mladen Pikulic
De pijler Economisch Vestigingsklimaat gaat zich onder andere richten op de nieuwe maakindustrie.
Voorzitters aan het woord
Burgemeester Ahmed Aboutaleb van Rotterdam, voorzitter van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag, en burgemeester Jozias van Aartsen van Den Haag, plaatsvervangend voorzitter:
“De Metropoolregio Rotterdam Den Haag past in een mondiale ontwikkeling. Grootstedelijke gebieden en hun groene omgeving vormen samen de economi-sche kerngebieden en hebben de toekomst. Voor onze burgers en bedrijven zijn grenzen daarbij allang geen thema meer. Er is sprake van een daily urban system waarbinnen onze inwoners wonen, werken en recreë-ren. Te lang stonden de gemeenten van de stadsregio Rotterdam en het Stadsgewest Haaglanden met de rug naar elkaar toe. Door de vorming van de Metropoolre-gio Rotterdam Den Haag worden het perspectief en de beleving wezenlijk anders. Kijk maar naar het succes van de RandstadRail, die Nissewaard via Rotterdam met Den Haag verbindt. Er is een vrijwillig verband ontstaan van 23 gemeenten die 2,2 miljoen inwoners vertegen-woordigen. Onze regio bevat zoveel sterke sectoren, van de greenports, de Mainport en de stad van vrede, recht en veiligheid tot de talloze kennisinstellingen. Door deze beter met elkaar te verbinden en de handen écht ineen te slaan, kan het gezamenlijke inkomen in ons gebied op termijn met miljarden euro toenemen. Studies van Berger en OESO hebben dat wel aangetoond Kort gezegd willen we de bereikbaarheid in de Metropoolregio verder verbeteren. Niet alleen door het aanleggen van wegen, maar juist ook door het open-baar vervoer en het fietsgebruik nieuwe impulsen te geven. Ook willen we het economisch vestigingskli-maat verder versterken, onder andere door ons gebied als eenheid te presenteren. De stadsregio Rotterdam en het Stadsgewest Haaglanden hebben op zichzelf veel goede resultaten behaald. Door de verbinding van de twee grote stedelijke regio’s zullen we op tal van ter-reinen vooruitgang boeken. We gaan primair de bereik-baarheids- en economische agenda uitvoeren. Wat ons betreft in goede samenwerking met de provincie. We zijn nu van start gegaan met de verbetering van het verkeer en vervoer. Daarvoor is een rechtstreekse financiële en wettelijke lijn naar het Rijk. We versterken ook het eco-nomisch vestigingsklimaat, een opgave die de samen-werkende gemeenten binnen de Metropoolregio vrijwillig op zich hebben genomen. Dit jaar zullen we de juridische vorm van de regeling voor de vervoerregio hierop herzien.”
# MRDH 09 januari 2015
Economische Samenwerking en Ontwikkeling:
“Stedelijke gebieden in Nederland hebben dé
sleutel voor economische vernieuwing en groei
in handen. Maar dat lukt hen alleen als ze als
gemeenten echt de handen ineen slaan.”
De MRDH heeft vanuit de expertise van de stads-
regio’s de Strategische Bereikbaarheidsagenda
en de Agenda Economisch Vestigingsklimaat opge-
steld. Voor deze twee beleidsterreinen zijn de
handen op elkaar gekomen. In de strategische
agenda’s zijn ambities voor de komende periode
neergelegd. Bijvoorbeeld de realisatie van een
OV-netwerk waardoor de economische centra in de
metropoolregio binnen 45 minuten bereikbaar zijn.
De kwaliteitsslag in het OV krijgt vorm in de nieuwe
vervoerregio die verder gaat bouwen aan een mobi-
liteitssysteem dat mensen en werk bij elkaar brengt,
en tegelijkertijd efficiënt en rendabel is.
Mainport/greenports
Maar het gaat niet alleen om de inwoners en het
reizen met het openbaar vervoer. De Mainport en
de greenports nemen een bijzondere plek in de
regio en vragen om een goede interne en externe
bereikbaarheid. De beide stadsregio’s hebben
afspraken gemaakt met het Rijk over de bereik-
baarheid en betrouwbaarheid van de verkeersaf-
wikkeling in de mainport Rotterdam met name
door de A15 (MaVacorridor) en de Nieuwe Weste-
lijke Oeververbinding. De vervoerregio gaat
werken vanuit vijf kerndoelen: concurrerende
economie, kwaliteit van plekken (hiermee worden
voornamelijk haltes en stations bedoeld), kansen
voor mensen, duurzame regio en, efficiënt en
rendabel. Veel van de zaken die de stadsregio’s nu
deden, gaat de vervoerregio voortzetten. Zoals de
subsidieverlening voor nieuwe infrastructuur,
de regierol bij projecten, en zorg dragen over een
duurzame exploitatie van het basisnet van het
openbaar vervoer.
‘MRDH nodig voor versterking positie tegenover concurrerende regio’s’
Vestigingsklimaat
De Economische Agenda van de MRDH moet bij-
dragen aan versterking van het vestigingsklimaat
voor bedrijven en daarmee extra banen voor alle
lagen van de bevolking. De MRDH zet in op het
aantrekken van meer kennisintensieve bedrijven
en het scheppen van meer werkgelegenheid in de
maakindustrie en in de hightech- en midtech-
industrie, de transitie naar een grondstof- en
energiearme economie en één gezamenlijk pro-
gramma voor werklocaties (bedrijventerreinen,
kantoren en detailhandel). Ook de branding van
de Metropoolregio hoort hierbij, evenals de ver-
sterking van de (beroeps-)onderwijsstructuur.
www.mrdh.nl
De Spoorzone Delft is één van de projecten waaraan de vervoerregio verder gaat werken.
Op 12 november 2014 bekrachtigen Abouthaleb (links) en Van Aartsen tijdens het Metropoolcongres nogmaals de samenwerking in de MRDH. Op dat moment hebben alle 24 gemeenten ingestemd met de nieuwe gemeen-schappelijke regeling.
RUBRIEKSKOPJE
74 | 75
Nu de stadsregio’s worden opgeheven moet er maar eens
flink worden teruggekeken. Vooruitkijken is zó 2014.
Daarnaast is voorspellen nu eenmaal lastig, vooral waar
het de toekomst betreft. De Roemeense schrijver Eugene
Ionesco, tevens columnist van de stadsregio Boekarest,
zegt het nog prachtiger: “Je kunt de dingen pas
voorspellen als ze gebeurd zijn.” Ik waag mij slechts aan
het rijke verleden.
Jarenlang heb ik u lastig gevallen met mijn
waarnemingen. Scherpe analyses mag ik wel zeggen,
steevast gebouwd op drijfzand. Neem een column over de
toekomst van ADO. Ik schreef toen dat die club nog wel
eens in Chinese handen zou kunnen vallen. Dat was lang
voordat de eerste afhaalchinees zich in dat rare stadion
durfde te wagen. Ik geef het toe: het was tóen een grapje,
maar nú gebeurt het echt. Noem mij gerust een
voorzienige geest. Ik schreef dat Maassluis en Rozenburg
zouden fuseren en er midden op de Waterweg een nieuw
stadhuis zou worden gebouwd: het Koos Karssen Palast.
Tóen een grapje, nú een mislukt plan omdat – zo bestaat
het vermoeden – een lokale Maassluise VVD-wethouder
iets verkeerd had geboekt. Ik hield ooit een pleidooi voor
een nieuwe naam voor het Rotterdam The Hague Airport.
Vroeger was dat Zestienhoven. Straks wordt één van de
eerste krachtdadige besluiten van MRDH dat het wordt
omgedoopt tot Lee Towers Airport (“You’ll never fly
alone”), analoog aan John Lennon Airport in Liverpool
(“Above us only sky”). Een minderheid van de bestuurders
twijfelt nog over het Leen Huizert Vliegveldt. Steeds met
die extra Rotterdamse natte t om het 010-karakter van
het vliegveld niet verloren te laten gaan. Dat gebeurt in
2015. Genoeg over de toekomst.
Van al mijn voorstellen is niets terecht gekomen. Dat is
het lot van de columnist: je wordt niet serieus genomen,
terwijl je daar wel om schreeuwt. Drijfzand. Een
desperate collega verzuchtte ooit na het nuttigen van
teveel alcohol dat hij nu al tweemaal over de kwestie
Verlengde A4 een vernietigend stuk had geschreven. Dat
die actiegroepen hun kop moesten houden. Asfalt! Hij
sprak in hoofdletters: “En Er Gebeurt Niets Met Mijn
Verhalen.” Zijn pleidooien waren traditioneel in
onleesbare dranknevelen gehuld. Hij had overal wel een
opvatting over. Hij was eens een keer over Zuid-Afrika
gevlogen, hetgeen hem had geïnspireerd om een column
te schrijven tégen apartheid. En ziet wat er twintig jaar
later gebeurt: Mandela vrij. Allemaal te danken aan deze
ons veel te vroeg ontvallen collega Henk.
Henk krijgt nog meer gelijk: die verlengde A4 gaat dit jaar
open. Het zal Den Haag en Rotterdam nader tot elkaar
brengen. De hele regio wordt één grote Laan van
Meerdervoort. Het Rotterdamse stadhuis is nu nog
gevestigd aan de Coolsingel. Dat wordt Laan van
Meerdervoort. Het is gewoon dagdagelijks een beetje out-
of-the-box denken naar de burger toe. Het wordt allemaal
een stuk transparanter. Ja, ik weet ook niet wat dat is,
maar ik hoor dat vaak om me heen. Transparantie,
mensen.
In de jaren zeventig begon ik in de journalistiek. Het
milieu was nog niet uitgevonden. De burgemeester
schold je toen de huid vol als een verhaal in zijn krant
hem niet zinde. Nu zou zo’n leidsman zeggen dat hij zich
er niet in herkent. Ook toen ging het al over die verlengde
A4 en liep de discussie al twintig jaar. De meest hilarische
actiegroep noemde zich de Club van Verontruste ANWB-
Leden. Echt waar. Ik zie ze nog voor me: wapperend met
hun Internationale Reis- en Kredietbrieven en
kampeercarnets. Of ze wel of geen A4 wilden; ik zou het
niet meer weten.
Geen van die actiegroepen heeft gelijk gekregen. Die weg
komt er, de RandstadRail wordt verder uitgebreid, de
Hoekse Lijn komt eraan. We zullen niet meer rusten tot
de hele regio is dichtgeasfalteerd. Ik ben blij met die
doorstroming: eerder in Den Haag. Dan kan ik er ook
eerder weg. Asfalt is beter voor het milieu. Je bent ook
sneller bij die laatste bomen in Midden-Delfland, waar
dan wel ruime parkeerplaatsen omheen moeten komen,
want ik wil ook wel naar de natuur, maar je moet er wel
kunnen parkeren.
Cees van der Wel hoofd externe projecten, RTV Rijnmond
COLUMN