GD Herkauwer mei 2013

24
MEI 2013 ULP streeft naar BVD-vrije praktijk Haal meer uit de uitslag van EEN MASTITISMONSTER OP BEDRIJFSBEZOEK bij melkveehouder Wilhelm van Wijhe De Gezondheidsdienst voor Dieren

description

magazine on animal health

Transcript of GD Herkauwer mei 2013

Page 1: GD Herkauwer mei 2013

MEI 2013727272727272

Herkauw

erH

erkauwer

Herkauw

er

ULP streeft naar BVD-vrije praktijkHaal meer uit de uitslag van eeN MAstItIsMONsteR

OP BeDRIJFsBeZOek bij melkveehouder Wilhelm van Wijhe

De Gezondheidsdienst voor Dieren

Page 2: GD Herkauwer mei 2013

Voorkomt coccidiose bij lammeren en alle kalveren

• Voor alle kalveren en lammeren - op stal en in de wei• Doodt alle stadia in één behandeling• Wachttermijn van 0 dagen• Laat opbouw van natuurlijke weerstand toe

Het enige drinkbaar anti-coccidiose middel geregistreerd voor melkkalveren, vleeskalveren en lammeren

Postbus 902405000 LT Tilburgwww.janssenanimalhealth.com

■ Benaming: Vecoxan 2,5 mg/ml suspensie voor oraal gebruik voor lammeren en kalveren. Werkzaam bestanddeel: Diclazuril 2,5 mg per ml. ■ Doeldiersoorten: Schaap (lammeren) en rund (kalveren). ■ Indicaties: Bij lammeren: - Preventie van coccidiose veroorzaakt door Eimeria crandallis en Eimeria ovinoidalis. Bij kalveren: - Preventie van coccidiose veroorzaakt door Eimeria bovis et Eimeria zuernii. Indien er geen recente en vastgestelde voorgeschiedenis is van klinische coccidiose, moet de aanwezigheid van coccidia in het koppel bevestigd worden door mestonder-zoek alvorens de behandeling te starten.■ Bijwerkingen: Geen bekend. ■ Contra-indicaties: Geen bekend. Dosering: 1 mg diclazuril per kg lichaamsgewicht (dit is 1 ml van de suspensie voor oraal gebruik per 2,5 kg lichaamsgewicht), in een éénmalige orale toediening. ■ Wachttijden: (orgaan) Vlees: Lammeren: nul dagen. Kalveren: nul dagen. ■ Kanalisatiestatus: URA. ■ Registratie Nr: REG NL 9660. Verdere informatie is beschikbaar op aanvraag.

Nieuwe verpakking

Elanco.indd 1 25-04-13 10:00

Page 3: GD Herkauwer mei 2013

04 Nieuws & Tips

09 Vraag & antwoord

10 Haal meer uit de uitslag

van een mastitismonster

12 ULP streeft naar BVD-vrije

praktijk

16 Inzicht in de diergezond-

heidsstatus van Nederland

18 “Steeds meer digitaal in

VeeOnline”

21 Verworpen kalveren: hoe

kom ik achter de oorzaak?

22 “Up-to-date gevoeligheids-

bepalingen doen”

aandacht voor BVDTijdens het samenstellen van deze GD Herkauwer, is een vijftal vleeskalverbedrijven in Nederland zwaar getroffen door een besmetting met BVD type 2; een agressieve variant van het BVD-virus, die onder kal-veren zorgt voor zeer hoge koorts, bloederige diarree, huidbloedingen en grote sterfte. De besmette bedrij-ven hebben allemaal vleeskalveren geïmporteerd uit Duitsland, waar op een aantal bedrijven gelijksoortige problemen speelden. Uiteraard is de GD naar aanleiding van de uitbraken veel benaderd met vragen van veehouders, dieren-artsen en de pers. Op www.gddeventer.com vindt u de antwoorden op de meest gestelde vragen. Hier kunt u ook terecht voor de actuele stand van zaken rond BVD type 2. Gelukkig zijn er -op het moment van schrijven- geen aanwijzingen voor verspreiding van het virus naar buurtbedrijven.In deze GD Herkauwer besteden we de nodige aandacht aan het in Nederland veel voorkomende BVD type 1; een meer ‘sluipende’ variant van het BVD-virus. Zo leest u op pagina 5 hoe u kalveren al heel jong kunt testen op BVD-dragerschap en vertelt GD-dierenarts ad Moen op pagina 9 wat u kunt met de uitslag van een GD BVD-QuickScan. Op pagina 12 en 13 vindt u een uitgebreid interview met Frederik Waldeck, dierenarts bij de Universitaire Landbouwhuisdieren-Praktijk (ULP) Westelijk Weidegebied over de actie die de praktijk vorig jaar startte: ULP zonder BVD. “Want als we de diergezondheid in onze praktijk echt willen verhogen, moeten we beginnen bij BVD”, zegt hij. Ook leest u in deze editie hoe de GD (o.a.) de ziekte BVD al jarenlang monitort en wat de resultaten van deze ‘specifi eke monitoring’ zijn (pagina 13 en 14). Tot slot: ook onze voorpagina heeft te maken met BVD-bestrijding. Benieuwd hoe dat zit? Blader snel naar pagina 18 en 19.

IR. LIeUWe ROOseNsCHOON,SEcTORMaNaGER HERKaUWERS

| INHOUD| VO

ORW

OO

RD

10

16

18

22COlOFONGD Herkauwer is een uitgave van de GD | UItGeVeR GD Deventer | ReDACtIe

Ria Huijben, Jet Mars, Linda van Wuijckhuise, Erik de Vries | eINDReDACtIe Helen

de Roode | ReDACtIeADRes GD, Marketingsupport & communicatie, Postbus 9,

7400 aa Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04, [email protected],

www.gddeventer.com | PRODUCtIeCOÖRDINAtIe Senefelder Misset Doetinchem

BAsIsONtWeRP Fokko-Ontwerp | VORMGeVING X-Media Solutions Doetinchem

DRUk Senefelder Misset Doetinchem | ABONNeMeNteN GD Herkauwer wordt

gratis toegezonden aan relaties van de GD. Een jaar abonnement (4 nummers)

voor personen buiten de doelgroep kost € 16,00 (excl. BTW) | ADVeRteNtIes

PSH Mediasales, T. 026-750 18 00 | VeRsCHIJNINGsFReQUeNtIe 4 keer per jaar

sUGGestIes als u suggesties heeft voor dit blad, kunt u deze doorgeven aan

de redactie via [email protected]. Overname van artikelen is toegestaan

uitsluitend na toestemming van de uitgever.

IssN: 1875a-2594

ADResWIJZIGINGeN: bel 0900 1770 (lokaal tarief)

GD Herkauwer | Mei 2013 | 3

Page 4: GD Herkauwer mei 2013

NIEUWS & TIPS

4

Steeds meer veehouders combineren het inbrengen van oormerken met het nemen van een stukje weefsel uit het oor (oor-biopt) voor een test op BVD-virus. Er zijn oormerken beschikbaar die het mogelijk maken om tijdens het merken met een

aangepaste tang een stukje oorweefsel in een buisje te duwen. Het grote voordeel van het testen via oorbiopten is dat al heel jonge kalveren getest kunnen worden en eventuele BVD-dragers in een zeer vroeg stadium kunnen worden opgespoord. Bij testen in bloed moet het kalf minstens 1 maand oud zijn voordat de test betrouw-bare resultaten geeft. Wanneer u bij uw oormerkleverancier een speciaal biopt-oormerk bestelt, krijgt u automatisch alle benodigde materia-len voor het nemen en insturen van het oorbiopt meegestuurd. Onderzoek op BVD-oorbiopten kost €9,20 (excl. btw en inzendkosten) en is ook bruikbaar binnen de BVD-certificeringsprogramma’s van de GD. Kijk voor meer informatie en prakti-sche tips op www.gddeventer.com.

Jos Rodijk GD Melkmeester 2012

Blij verrast en ook wel een beetje ver-eerd was Jos Rodijk toen hij maandag 25 maart uit handen van GD-marktmanager Henry Visscher de ‘GD gouden melkschep’ ontving. “Wat ontzettend leuk, ik had dit niet verwacht”, aldus Rodijk, die zich nu ‘GD Melkmeester 2012’ mag noemen. Tijdens de GD Masterclasses 2012 ging de GD op zoek naar inspirerende verhalen van melkveehouders met passie en een duidelijke visie (terug te vinden op www.melkmeesters.nl). Het verhaal van Rodijk is door het GD Melkmeester-team bekroond met de ‘gouden melkschep’ vanwege de visie die eruit spreekt op het gebied van antibioticareductie.

Visscher: “Jos is heel serieus bezig met zijn antibioticagebruik, verdiept zich in de ontwikkelingen op dit gebied en weet andere veehouders te boeien met zijn know how. Tijdens de Masterclasses viel hij op door de gedrevenheid waarmee hij zijn ervaringen met ‘selectief droog-zetten’ deelde met zijn collega’s.” “Ik doe gewoon mijn ding”, zegt Jos bescheiden. “Ik pak dat droogzetten inderdaad heel serieus aan, maar er zijn wel meer collega’s die dat doen. Ik vind het simpelweg heel interessant me in zulk soort dingen te verdiepen en om met andere veehouders hierover van gedachten te wisselen.”Tuinplanten en

burgerburen Vertel uw burgerburen dat de meeste tuinplanten giftig zijn en snoeiafval dus niet in het weiland moet worden gegooid. Elk jaar sneuvelen er koeien door het eten van snoeiafval met taxus, laurierkers, rododendron, etc.

Neospora- waarschuwingsbordjeIeder jaar gaan veel koeien de wei in. Maar ook mensen trekken er weer op uit. Bij mooi weer zal er weer volop gewan-deld en gefietst worden, al dan niet met de hond. Wilt u hondeneigenaren atten-deren op de risico’s van hondenpoep voor uw koeien? De GD heeft speciale Neospora-waarschuwingsbordjes die u eenvoudig op een paal of hek kunt vast-zetten. De bordjes kosten € 9,40 (inclusief verzend kosten en exclusief btw) en kunnen worden besteld worden via 0900-1770 of [email protected].

Honden in de wei kunnen een risico vormen

voor de gezondheid van uw vee.

Jos en Thea Rodijk en hun zoon Dennis ontvangen de ‘gouden melkschep’ van Henry Visscher.

BVD-onderzoek via oorbiopten

Het voordeel van BVD-onderzoek via oorbiopten is dat heel jonge kalveren al getest kunnen worden.

Page 5: GD Herkauwer mei 2013

GD Herkauwer | Mei 2013 | 5

tekst: REDacTIE | NIEUWS & TIPS

Parasieten bij rundvee: 10 tips Samen met u werkt de GD rond de zomer extra hard aan de bestrijding van parasieten als (long)wormen en leverbot. Preventie en behandeling zijn niet eenvoudig. Onnodig behandelen kan ten koste gaan van de weerstandsopbouw en kan resistentie van de wormen in de hand werken. Een beweidings-schema, mest-, bloed- en/of tankmelk-onderzoek en een behandelplan, kunnen veel problemen voorkomen. Hierbij 10 tips in de strijd tegen parasieten:

1. Schaar het jongveekoppel niet te vroeg in het jaar uit, maar maai de percelen eerst.

2. Doe mestonderzoek na 6 - 8 weken weiden en stel alleen indien nodig een behandeling in.

3. Dieren kunnen een worminfectie hebben zonder dat ze last hebben van diarree.

4. Bij vleesvee dat op een standweide gehouden wordt: volwassen dieren ont-wormen vóórdat ze de weide in gaan.

5. Een gericht advies voor het veilig weiden van jongvee krijgt u door op onze web-site de ‘wormsleutel’ in te vullen.

Zie: www.gddeventer.com/rund –> diergezondheid –> dierziekten –> maagdarmwormen.

6. Tegen longworm kunt u preventief vac-cineren vóórdat de koppel de wei in gaat. Ook bij nieuw aangevoerde dieren of bij de start van het weiden na permanent opstallen kan vaccinatie zinvol zijn.

7. Neem bij het optreden van klachten als hoesten, onvoldoende groei en productie daling altijd contact op met uw dierenarts.

8. Zorg dat de dieren leverbot-vrij de weide ingaan.

9. Breng de risicovolle percelen op uw bedrijf in kaart (leverbotkartering).

10. Zorg voor goede afwatering (drainage) of afrastering van mogelijk risicovolle natte stukken land.

In de onlangs verschenen nieuwsbrief ‘Worminfecties bij rundvee’ (zie www.gd-deventer.com/rund) vindt u meer tips en praktische informatie over longwormen, maagdarmwormen en leverbot.

Pijnscorekaart en pijnpreventietabel

Praktijknetwerk ‘De Pijnpoli’ (15 melkveehouders en 3 dierenartsen) heeft zich, onder begeleiding van het Uiergezondheidscentrum Nederland (UGcN), de afgelopen twee jaar ver-diept in het sneller herkennen, be-handelen en voorkomen van pijn bij koeien. Met behulp van een ‘pijnsco-rekaart’ en een ‘pijnpreventietabel’ wil het netwerk veehouders helpen om anders naar hun koeien te kijken. Koeien laten pijn immers niet mak-kelijk zien. Bovendien is er weinig onderzoek gedaan naar de signalen die koeien afgeven. Op dinsdag 19 maart zijn de eerste pijnscorekaart en pijnpreventietabel overhandigd aan Ludo Hellebrekers van de KNMvD en Toon van Hoof van LTO (zie foto). Zowel de tabel als de kaart zijn te downloaden via www.ugcn.nl.

Een gericht advies voor het bestrijden van infecties met maagdarm- en longwormen bij jongvee krijgt u

door het invullen van de ‘wormsleutel’ (zie tip 5).

Melkveehoudster Alma Frederiks overhandigt

Toon van Hoof de pijnpreventietabel.

In maart vonden de studiegroepen ‘selec-tief droogzetten’ plaats, speciaal bedoeld voor deelnemers aan GD Melkmeesters. Op verschillende gastbedrijven kwamen groepjes van 10-15 melkveehouders bij elkaar om na te denken over de vraag: is dit bedrijf geschikt om ‘selectief droogzetten’ toe te passen? In totaal zijn er 13 studiegroepen geweest.De deelnemers waardeerden de openheid van de gastbedrijven, hierdoor was het namelijk mogelijk om aan de hand van praktijk-voorbeelden meer te weten te komen over selectief droogzetten. Door de opzet van de studiemiddagen was er bovendien volop gele-genheid voor het uitwisselen van ervaringen. Een van de studiegroepen o.l.v. GD-buitendienstmedewerker Sabine Tijs (op de voorgrond)

Succesvolle Melkmeester-studiegroepen

Page 6: GD Herkauwer mei 2013

Hoeveel verjaardagenvieren uw koeien?De levensduur van melkkoeien is een belangrijke factor in het bedrijfsresultaat. Nieuw onderzoek toont aan dat als Novem 20 al bij milde mastitis naast een antibioticum wordt ingezet, het risico op afvoer met 43% wordt verlaagd1.

Novem® 20De herstelversneller

1) McDougall S. et al.(2009) Effect of treatment with the nonsteroidal anti-inflammatory meloxicam on milk production, somatic cell count, probability of re-treatment, and culling of dairy cows with mild clinical mastitis. J.Dairy Sci.92-4421-4431

2) K. Okkinga et al. (1998)

Productnaam: Novem 20. Regnr./Kan.status: REG NL 10219 URA. Werkzame bestanddelen: Meloxicam 20mg/ml. Indicaties bij rundvee: Acute respiratoire infecties in combinatie met geschikte antibiotica. Diarree in combinatie met orale rehydratietherapie. Aanvullende therapie bij acute mastitis, in combinatie met een antibioticum therapie. Voor de verlichting van post-operatieve pijn bij kalveren na het onthoornen. Doeldier: Rundvee en varkens. Voornaamste bijwerking(en): Een geringe kortdurende zwelling op de plaats van injectie na subcutane toediening wordt in minder dan 10% van het rundvee, behandeld in het klinisch onderzoek, gezien. Indien u andere bijwerkingen vaststelt, gelieve uw dierenarts hiervan in kennis te stellen. Contra-indicatie(s): Niet gebruiken bij dieren die lijden aan een verminderde lever-, hart- of nierfunctie en hemorragische aandoeningen, of als er aanwijzingen zijn voor ulcerogene gastro-intestinale lesies of individuele overgevoeligheid voor het product. Bij rundvee niet gebruiken bij dieren met diarree jonger dan één week. Dosering: Rundvee: Een éénmalige subcutane injectie van 0,5 mg meloxicam/kg lichaamsgewicht (dat wil zeggen 2,5 ml/100 kg lichaams gewicht), in combinatie met een geschikte antibioticum therapie of orale rehydratie therapie, indien passend. Wachttijd rundvee: vlees 15 dg, melk 5 dg. Boehringer Ingelheim bv - Telefoon: +31 (0)72 5662411 - E-mail: [email protected] - Verdere informatie is op aanvraag beschikbaar.

• Langwerkende ontstekingsremmer en pijnstiller• 1 injectie werkt 3 dagen2

• Versnelt de genezing en herstelt de eetlust• Lager celgetal én lager afvoerpercentage1

19730 BI Novem20 VERJAARDAG 216x293.indd 1 09-01-13 17:17

Page 7: GD Herkauwer mei 2013

Hoe is het afgelopen winter gegaan met de kalveropfok; zijn er te veel kalve-ren met diarree of luchtwegproblemen geweest en wat zijn daarvan de mogelijke oorzaken?

Huisvesting en ventilatie zijn belangrijke onderdelen van de kalveropfok. Met name op snel groeiende bedrijven zijn het vaak de jongste kalveren die letterlijk in de verdrukking komen; te weinig oppervlak en daardoor natte strohuisvesting. Een hokoppervlak van ten minste 3 m2 per kalf is de minimale norm. Daarnaast is een ventilatiesysteem nodig dat past bij de doelgroep; een systeem met lage lucht-snelheden en zonder risico voor koude luchtval op de kalveren. Twijfelt u, of bent u ervan overtuigd dat aanpassingen nodig zijn, neem dan con-tact op met een kalveropfokspecialist van uw melkpoeder- of krachtvoerleverancier. U kunt ook contact opnemen met Toine van Erp, huisvesting-/ventilatiedeskun-dige bij de GD (0570-66 03 94 of [email protected]).

GD Herkauwer | Mei 2013 | 7

Gevaarlijke planten als u nu het weiland inspecteert op ge-vaarlijke planten zoals Jacobskruiskruid, bent u er op tijd bij als er een bestrijding moet plaatsvinden. De planten zijn het gevoeligst voor bestrijding als ze hard groeien. Uw loonwerker weet welke mid-delen kunnen worden ingezet. Twijfelt u of een plant gevaarlijk is? U kunt de plant naar de GD opsturen om te laten bepalen welke plant het is. De kosten hiervoor zijn €36,50 (excl. btw en basiskosten). Indien microscopisch onderzoek geen resultaat oplevert kan eventueel chemisch onder-zoek worden gedaan (€204,90 excl. btw en basiskosten).

Het voorjaar is het juiste moment om het weiland

te inspecteren op gevaarlijke planten.

Paratbc onverdacht-status Per 1 april 2013 is het ‘Reglement Intensief Programma Paratuberculose bij Runderen 2005’ gewijzigd. In de nieuwe situatie krijgt een bedrijf met een para-tuberculose onverdacht-status 9 of 10, de paratuberculose onverdacht-status 8 wanneer bij het bewakingsonderzoek twee of minder besmette runderen worden gevonden of wanneer het aantal besmette runderen minder is dan 3% van het totale aantal runderen van twee jaar en ouder. Dit geldt als de besmette runderen binnen 14 dagen worden afge-voerd. In de oude situatie behield een dergelijk bedrijf status 9 of 10.

Afmelden runderabonnementen Per 1 april 2013 is het afmelden van de GD-runderabonnementen vereenvou-digd. U kunt nu uw abonnementen aan het eind van ieder kwartaal beëindigen zonder opzegtermijn. Dit betekent dat wanneer u bijvoorbeeld vanaf het derde kwartaal een abonnement wilt beëin-digen, u dit t/m 30 juni aan ons kan doorgeven.

Certificering Leptospirose/IBR De reglementen ‘certificering Leptospira hardjo bij runderen 2002’ en ‘certifice-ring IBR bij runderen 1997’ zijn per 1 april 2013 gewijzigd.

Voor beide reglementen geldt nu dat er bij het bedrijfsbloedonderzoek geen onderscheid meer wordt gemaakt tussen vrouwelijke en mannelijke runderen. In de oude situatie werd dit onderscheid wel gemaakt.

Ook geldt voor beide reglementen nu dat het traceringsonderzoek dat plaats-vindt bij een uitbraak, vrijblijvend is. Bij een traceringsonderzoek wordt geke-ken of er in de periode van het laatste gunstige bewakingsonderzoek tot de vaststelling van de uitbraak, dieren zijn afgevoerd van het bedrijf met de uitbraak naar bedrijven met een vrij- status. In de situatie vóór 1 april kregen de ontvangende bedrijven automatisch de status “observatie” en moesten de aangevoerde runderen op afweerstoffen IBR en/of leptospirose worden onder-zocht. In de huidige situatie behouden deze bedrijven hun status en is het onderzoek op afweerstoffen IBR en/of leptospirose vrijblijvend.

Officiële mededelingen

tekst: REDacTIE | NIEUWS & TIPS

Maak de weidedrink-bakken schoon als de koeien weer naar buiten gaan, zorg er dan voor dat de weidedrink-bakken schoon zijn. Ververs het water voordat de koeien eruit gaan drinken. Gebruik hiervoor leidingwater of gecon-troleerd bronwater.

Succesvolle kalveropfok

Huisvesting en ventilatie zijn belangrijke onderdelen van de kalveropfok.

Page 8: GD Herkauwer mei 2013

Voor levering en montage van:

silo’s & vijzels

voederinstallaties

ventilatiegordijnen

stalinrichtingen

DE NIJBORG AGRI B.V.

De Hooge Hoek 8 - 3927 GG Renswoude Tel. 0318-572923 - fax 0318-572725

www.nijborgagri.nl - [email protected]

Voor levering en montage van:

ADVERTEREN IN DIT MAGAZINE? Bel met: Marco Jansen T 026-750 18 45 E [email protected] I www.pshmediasales.nl

All-Round 19-07-2011 16:50 Pagina 1

Au

riplak

®

Au

riplak

®

08500850

www.virbac.nl

ToegesTaan voor

blauwTongbesTrijding

door lnv!

› betrouwbaar › tijdsbesparend

› minder zomerwrang › kostenefficiënt

› definitief geregistreerd [ reg nl 9330 ]

4 maandenrust in de wei

vraag uw dierenartsnaar Auriplak®

Auriplak®

anti-vliegen oorplaatjes

auriplak® anti-vliegen oorplaatjes: reg nl 9330. Samenstelling: permethrin 10g per 100g. Indicatie: ter bestrijding van vliegen bij rundvee in de weide gedurende minimaal 4 maanden. Preventie van zomerwrang. Doeldier: rundvee. Wachttijdadvies: melk: 0 dagen, vlees: 0 dagen. Kanalisatie: vrij.

Voor meer informatie: virbac nederland bv, postbus 313, 3770 aH barneveld, T 0342 427 127, F 0342 490 164, [email protected], www.virbac.nl

www.virbac.nl

Page 9: GD Herkauwer mei 2013

VRaaG & aNTWOORDIn de rubriek “Vraag & Antwoord” beantwoorden GD-medewerkers vragen vanuit de praktijk.

? Vraag: Hoe belangrijk is een intensieve voorbehan-deling voor het laten schieten van de melk?

antwoord van GD-uiergezond-heidsspecialist Sabine Tijs: Melk is gedeeltelijk opgeslagen in de melkblaasjes en gedeeltelijk in de uierboezem. De boezemmelk wordt tijdens het melken direct afgegeven, terwijl de melk uit de melkblaasjes eerst verplaatst moet worden naar de boezem. Dit gebeurt onder in-

vloed van het hormoon oxytocine, dat vrijkomt als gevolg van een reflex op de stimulatie van spenen en uier. De hoeveelheid boezemmelk verschilt per diersoort enorm: bij geiten is de boezemmelk-fractie zo’n 80%, bij melk-koeien maximaal 20 tot 30%.Melken zonder goede voorbehandeling of bij onvoldoende wachttijd, zorgt ervoor dat de boezemmelk en de melk uit de melkblaasjes niet direct na elkaar, maar afzonderlijk van elkaar de uier verlaten. Dit maakt dat de melkstroom tijdelijk sterk afneemt en vervolgens weer toeneemt (‘bimodale melkstroomcurve’), wat een lagere melksnel-heid en in sommige gevallen onvoldoende uitmelken kan veroorzaken. Het melken van spenen waar geen melk uit komt is een oorzaak van beschadigingen van het speen-weefsel. Deze speenschade (vooral speenpuntvereelting) en een te grote hoeveelheid restmelk, vergroten de kans op mastitis.

Een stimulatie van 30 seconden en een totale gemid-delde wachttijd van 60 tot 90 seconden (van het begin van de stimulatie tot er wordt gestart met melken) is bij melkkoeien optimaal voor het goed vrijkomen van de melk uit de melkblaasjes. Bij uiers met een lage vullingsgraad (bijv. oudmelkte dieren, of bij méér dan twee melkingen per dag) duurt het langer voordat de melk uit de melk-blaasjes de boezem bereikt. Bij deze koeien is een langere stimulatie dus zinvol, maar door de snelle daling van oxytocine na het einde van de stimulatie, is een wacht-tijd langer dan 2 minuten niet aan te bevelen. Door een goede voorbehandeling (inclusief wachttijd) komt de melkstroom goed op gang. Bovendien is de melk-stroom hoger en stopt deze sneller (zonder lange namelk-fase). Een goede voorbehandeling kost in eerste instantie dus tijd, maar deze tijd wordt aan het einde ruimschoots ingehaald!

Ook een vraag?Laat het ons weten en mail uw vraag naar [email protected] onder vermelding van Vraag & antwoord GD Herkauwer.

? Vraag: Hoe lees ik de uitslag van de QuickScan BVD?

antwoord van GD-dierenarts ad Moen: De QuickScan BVD geeft door middel van een éénmalig tankmelkonder-zoek op afweerstoffen + virus én een bloedonderzoek op afweerstoffen bij vijf jonge dieren, snel helderheid over de BVD-situatie op uw bedrijf. Er zijn acht uitslagcombinaties:

uitslag

combinatie

tankmelk

virus

tankmelk

afweerstof

jonvee

afweerstof

10.000

Quickscans

1 nee nee nee 26.8 %

2 nee ja nee 43.1 %

3 nee ja ja 22.3 %

4 ja ja ja 5.7 %

Minder voor de hand liggende combinaties:

5 nee nee ja 1.1 %

6 ja ja nee 0.8 %

7 ja nee ja 0.1 %

8 ja nee nee 0.1 %

Uitslag 1 duidt op een langdurig vrij zijn van de koppel van BVD-circulatie. Houd de preventieve maatregelen op het bedrijf goed in de gaten en laat, om een vinger aan de pols te houden, de tankmelk vier keer per jaar testen op de afwezigheid van BVD-afweerstoffen.

Uitslag 2 laat zien dat BVD heeft gecirculeerd op het bedrijf. Er zijn geen aanwijzingen voor circulatie bij het jongvee. Houd de preventieve maatregelen op het bedrijf goed in de gaten, de koppel is immers in het verleden geïnfecteerd geraakt. Bewaak de situatie door het jong-vee (van acht tot twaalf maanden) twee maal per jaar op afweerstoffen te testen.

Uitslag 3 wijst op een recente BVD-viruscirculatie onder het jongvee. De kans is groot dat er een drager is geboren en nog aanwezig is. Individueel onderzoek van al het jongvee op virus verdient de voorkeur.

Bij uitslag 4 is de kans groot dat zich één of meerdere dragers in de koppel bevinden. Ga systematisch op zoek. Dat kan het best via het BVD-virusvrijprogramma.

De ‘minder voor de hand liggende combinaties’ (5 t/m 8) verdienen nadere aandacht. Is er sprake van één van deze uitslagcombinaties, dan heeft het de voorkeur de QuickScan na één maand te herhalen. Bij deze uitslagcom-binaties en een twijfelachtige gezondheid van de koppel kan vaccinatie worden overwogen in afwachting van de uitslag van de volgende QuickScan. BVD blijft maatwerk.

GD Herkauwer | Mei 2013 | 9

Page 10: GD Herkauwer mei 2013

10

TESTUITSlaGEN | tekst: DRS. JOOST SNOEP EN SaBINE TIJS, BSc

Haal meer uit de uitslag van een mastitismonster

Essentieel voor de aanpak van een uier-gezondheidsprobleem op een bedrijf is het in beeld hebben van de veroorzakers van het probleem. De behandeling, het vooruitzicht op herstel, maar zeker ook de

(specifieke) preventieve maatregelen zijn namelijk afhankelijk van de verwekker. Het patroon van mastitisverwekkers kan in de loop van de tijd binnen een bedrijf wijzigen, vandaar dat regelmatig bacterio-

logisch onderzoek van melkmonsters (BO melk) wordt geadviseerd. Hiervoor komen zowel koeien met een klinische uierontste-king als koeien met een verhoogd celgetal in aanmerking. BO melk is de ‘gouden standaard’ om een mastitis vast te stellen; de methode is betrouwbaar en kan een schat aan informatie opleveren. Des te frustrerender is het als de uitslag ‘niets aangetoond’ of ‘geen bacteriën aange-toond’ vermeldt, terwijl er bijvoorbeeld wel duidelijke afwijkingen in de melk waarneembaar zijn.

In 25 – 30% van de melkmonsters van een zichtbare uierontsteking worden geen mastitisverwekkers gekweekt. Niet alleen in het laboratorium van de GD; wereldwijd komen van andere gerenommeerde labora-toria vergelijkbare percentages. Dit is een vervelend gegeven voor de laboratoria, voor dierenartsen en vooral voor u als vee-houder. Er zijn meerdere verklaringen voor een ‘negatieve’ BO-uitslag, deze geven wij hierna weer.

Bij zichtbare uierontsteking of een hoog celgetal is het

bijzonder nuttig om door middel van bacteriologisch

onderzoek vast te laten stellen welke verwekker(s)

achter het probleem zit(ten). Ook de misschien

teleurstellende uitslag “geen bacteriën aangetoond”

kan zeer bruikbare informatie opleveren.

Bacteriologisch onderzoek van melk is de ‘gouden standaard’ om de mastitisverwekker vast te stellen.

Page 11: GD Herkauwer mei 2013

GD Herkauwer | Mei 2013 | 11

Haal meer uit de uitslag van een mastitismonsterZelfgenezingSoms zijn de bacteriën al afgedood maar zijn de gevolgen van de ontsteking nog heel duidelijk aanwezig. Dit komt redelijk vaak voor bij Escherichia coli-infecties. De bacterie is gedood door de gifstoffen (toxinen) die de bacterie zelf heeft gepro-duceerd en/of door het afweermechanisme van de koe. Een dergelijke uitslag komt vaak voor bij verse en hoogproductieve koeien die voordien een laag koecelgetal hadden. Het koecelgetal keert na enige weken weer terug tot een redelijk normaal niveau. De combinatie van gegevens geeft in dit geval een aanwijzing dat E.coli mogelijk de verwekker is geweest.

Grote schommelingenVan Staphylococcus aureus (SaU), een ui-terst schadelijke en veel voorkomende ver-wekker van (sub)klinische uierontsteking, is bekend dat het aantal levende bacteriën in het melkmonster zeer sterk kan schom-melen en soms zo gering is dat het niet lukt om ze te kweken met de gebruikelijke techniek. Ook kunnen de bacteriën samen-klonteren en dus niet gelijkmatig verdeeld zijn over het melkmonster. Een melkmon-ster van hetzelfde kwartier op een ander moment kan dan wel weer grote aantallen SaU bevatten. Het koecelgetal van zo’n koe was eerder vaak al verhoogd en in veel gevallen zal het koecelgetal later ook vaak nog te hoog blijven omdat het genezings-percentage bij behandeling in de lactatie tegenvalt. Indien het een herhalingsgeval betreft in hetzelfde kwartier is dit een aanwijzing voor een SaU-infectie. Ook hier geeft de combinatie van gegevens dus een aanwijzing voor de verwekker.

Overdadig gebruik desinfectansOverdadig gebruik van een desinfectans (bijvoorbeeld spiritus) bij het ontsmetten van de speenpunt, waarbij dit desinfec-tans in het melkmonster komt, kan ervoor zorgen dat bacteriën afsterven. Om deze reden is het wegmelken van 2 stralen na het ontsmetten van de speen belangrijk.

AntibioticumgebruikOnderzoek van een melkmonster van een koe die kort daarvoor (binnen 2 weken) behandeld is met antibiotica zal in veel gevallen geen bacteriegroei opleveren. Of omdat er nog antibiotica in het monster zitten, óf omdat er “knocked out” bacte-riën met een geremde vermenigvuldiging (maar niet dood) in het monster zitten.

Ongeschikte voedingsbodemEr zijn bacteriën (o.a. Mycoplasma bovis) die op de algemeen gebruikelijke voe-dingsbodems niet groeien. andere voe-dingsbodems zijn dan nodig. Op aanvraag kan de GD dit speciale onderzoek inzetten. Gelukkig komt deze bacterie niet vaak voor en vormt deze dus niet of nauwelijks een verklaring voor het percentage “geen mastitisverwekker aangetoond”.

Langdurig invriezenOver het algemeen bestaat er tegen het invriezen van melkmonsters geen enkel bezwaar. Soms is het zelfs gunstig (in geval van SaU) om bacteriën die zich bijvoorbeeld in een afweercel genesteld hebben, hieruit vrij te maken. Maar in het geval van E.coli loopt door langdurig invriezen het aantal kweekbare E. coli ’s terug. Ditzelfde geldt, in versterkte mate, voor Mycoplasma bovis. Dus in bepaalde gevallen dient invriezen achterwege gelaten te worden of zo kort mogelijk te duren. Koelen (4-5°c) is geen enkel bezwaar en wordt sterk aanbevolen om een juiste uitslag te krijgen.

Bacteriologisch onderzoek bij de GD

De klassieke kweekmethode, waarbij melk op een voedingsbodem wordt geënt en in een broedstoof opgekweekt, is bij de GD aan te vragen onder de naam “GD BO Melk”.

Bij deze methode worden alle bacteriën die aanwezig zijn in het monster (en groeien op de voedingsbodem) gevonden en is het mogelijk om een gevoeligheidsbepaling (antibiogram) aan te vragen. Hiermee wordt gekeken voor welke antibiotica de veroor-zakende bacterie gevoelig is. De GD maakt sinds kort gebruik van een nieuwe methode voor het uitvoeren van antibiogrammen, op pagina 22 en 23 leest u hier meer over.

Er is nog een andere techniek om verwekkers van een mastitis vast te stellen in een melkmonster: GD BO DNa. In het monster wordt gezocht naar specifieke stukjes DNa die bij mastitisverwekkers horen. De resultaten zijn snel beschikbaar en er wordt ge-screend op het DNa van de elf meest voorkomende mastitisverwekkers. Met behulp van deze (duurdere) techniek, waarbij zeer kleine aantallen bacteriën en ook dode bacteriën kunnen worden aangetoond, wordt in een groter aantal melkmonsters een bacterie gevonden. Wel blijven er, ook met deze techniek, nog altijd minimaal 15% melkmonsters over waarbij het niet lukt om een verwekker aan te tonen. GD BO DNa wordt o.a. ingezet als de koe al behandeld is voordat er een melkmonster is genomen, maar ook als er uit de klassieke kweek vaak bacteriologisch negatieve uitslagen komen. De test wordt ook gebruikt als controle op de behandeling. Na GD BO DNa is geen gevoeligheidsbepaling mogelijk. De bacterie wordt namelijk niet gekweekt en kan daarom niet ingezet worden voor de gevoeligheidstest.

Omdat het patroon van mastitisverwekkers op

een bedrijf in de loop van de tijd kan wijzigen,

wordt regelmatig bacteriologisch onderzoek van

melkmonsters geadviseerd.

Page 12: GD Herkauwer mei 2013

Het is een hoge inzet, daar is Waldeck zich van bewust: “We kunnen de veehouders niet dwingen om iets met BVD te doen”, weet hij, “maar we wilden het scherp neerzetten, want een BVD-vrije praktijk is uiteindelijk wel ons streven.” Wat drijft de ULP en hoe denkt de praktijk haar doel te gaan bereiken? GD Herkauwer sprak met Waldeck over het nut, de noodzaak en de praktische invulling van de actie.

Hoe is de actie ontstaan?“Toen de ULP Westelijk Weidegebied in 2009 werd opgericht (de praktijk ontstond uit een fusie van de Buitenpraktijk van de faculteit Diergeneeskunde met dierenart-senpraktijk Het Westelijk Weidegebied, red.) hebben we een aantal doelstellingen geformuleerd, waaronder ‘het verhogen van de diergezondheid binnen de praktijk’. BVD-besmettingen staan dat doel in de weg. Daarom hebben we vorig jaar een actie bedacht om BVD bij al onze veehou-

ders onder de aandacht te brengen. De GD en MSD steunen ons hierbij.”

Waarom is gekozen voor BVD?“BVD is een infectieziekte die het af-weersysteem van de veestapel ondermijnt met als gevolg dat de koeien gevoeliger worden voor bijvoorbeeld luchtweginfec-ties, verwerpen, diarree, klauwproblemen, kreupelheden, mastitis en een hoog celge-tal. Je kunt deze zaken op zich aanpakken, maar zolang BVD er onder ligt, heb je de angel als het ware nog niet verwijderd. als we de algehele diergezondheid omhoog willen brengen, is een BVD-vrije basis nodig, anders is het dweilen met de kraan open.”

Hoe staat het met de kennis van BVD onder veehouders?“Er is veel onwetendheid, maar niet alleen onder veehouders. Ook de studenten die in onze praktijk meelopen hebben er vaak

“als we de diergezondheid in onze praktijk echt willen verhogen, dan

moeten we beginnen bij BVD”, aldus Frederik Waldeck, dierenarts bij de

Universitaire Landbouwhuisdierenpraktijk (ULP) Westelijk Weidegebied.

Eind vorig jaar werd binnen de praktijk de actie ‘ULP zonder BVD’ gestart.

Belangrijkste doel: “alle bij ons aangesloten bedrijven BVD-vrij maken.”

12

INTERVIEW | tekst: DRS. HELEN DE ROODE

In gesprek met Frederik Waldeck van de ULP

“BVD staat onze belangrijkste doelstelling in de weg”

Page 13: GD Herkauwer mei 2013

moeite mee, terwijl zij er toch alles over gelezen hebben. BVD is een hele ingewik-kelde ziekte; men weet vaak niet hoe het besmettingsproces verloopt, wat het ver-schil is tussen een BVD-besmette koe en een BVD-drager en de symptomen worden meestal ook niet direct herkend. Vaak wordt door veehouders niet geïnves-teerd in onderzoek omdat men denkt ‘het

gaat wel prima, ik zit mijn tijd wel uit’, of ‘wat niet weet wat niet deert’. Maar één op de drie rundveebedrijven in Nederland heeft één of meer BVD-dragers; continue uitscheiders van het virus. Zo’n drager geeft gemiddeld 6.000 euro schade door bijvoorbeeld vruchtbaarheidsproblemen en minder productie. Niet verwonderlijk dus dat de ons omliggende landen al druk bezig zijn met een georganiseerde aanpak van BVD. Nederland vaart wat dit betreft een eenzame koers in Noord-Europa. Wij als praktijk verwachten toch wel dat dit vroeg of laat problemen gaat opleveren voor de export en dat er dan meer druk komt te liggen op de aanpak van BVD. Wellicht zal de overheid dit niet oppakken, maar dan pakt de zuivel of de export het wel op. Dat zou voor veehouders een extra motivatie kunnen zijn om nu vast werk te maken van hun BVD-vrij status.”

Wat hield de actie in?“Ons doel was in de eerste instantie om per melkveebedrijf de huidige BVD-situatie in beeld te brengen, later dit jaar gaan we ons nog op de vleesveehouders richten. Spil van de actie was de GD BVD-Quickscan die we, door onze samenwerking met de GD, tijdelijk voordeliger konden aanbieden. We wilden zoveel mogelijk melkveehouders in de praktijk met een on-bekende BVD-status een Quickscan laten doen. als je zo’n scan hebt gedaan weet je als bedrijf waar je staat als het om BVD gaat; duidelijk wordt of er BVD-dragers onder het melkvee of jongvee zijn, of zijn geweest, en hoe gevoelig de veestapel is voor een besmetting met BVD.We hadden in onze praktijk zo’n 300 melkvee-UBN’s waarvan we de BVD-status niet kenden, dit is ongeveer 70 % van onze melkveehouders. Het betreft hier vooral veehouders die niet in de bedrijfs-begeleiding zitten; een moeilijker te

bereiken groep. De overige 30 % is óf gecertifi ceerd BVD-vrij, óf bezig vrij te worden óf deelnemer aan een andere vorm van BVD-aanpak. Landelijk gezien doet 40% van de veehouders ‘iets’ met BVD, dus we zaten onder het landelijk gemiddelde.”

Hoe hebben jullie het aangepakt?“We hebben de dierenartsen in de praktijk gevraagd om BVD en onze actie bij al hun melkveehouders ter sprake te brengen en om voor ieder UBN een formulier in te vullen over de BVD-status. Ook voor melkveehouders die niets deden met BVD en ook niet mee wensten te doen aan de actie is een formulier ingevuld. Zo werd concreet duidelijk dat wij BVD wel onder de aandacht hebben gebracht en dat de veehouder er zelf voor heeft gekozen om er niets mee te doen. Behalve dat we ieder-een persoonlijk hebben benaderd, hebben we ook een boerenavond gehouden over het onderwerp en de actie, waar ongeveer 150 veehouders op af zijn gekomen.”

Was de actie een succes?“Dat is maar hoe je het bekijkt. Van de 300 UBN’s met onbekende BVD-status heeft ongeveer 1/3 een GD BVD Quickscan laten doen. Dat is te weinig, want ons streven is nog steeds een BVD-vrije prak-tijk. Met de ruim 200 veehouders die nu nog niet meedoen hebben we de risico’s doorgesproken. We laten het er nu ook niet bij zitten; we zullen er bij deze groep op terug blijven komen. Wat natuurlijk wel heel mooi is, is dat we zo’n 100 veehou-ders wél hebben weten te motiveren. We moeten de resultaten van de Quickscans en de vervolgacties nog in kaart brengen, maar ik kan je nu alvast zeggen dat een groot deel van deze groep echt aan de slag gaat met de uitslag en gaat voor het BVD-vrij certifi caat.”

Heb je nog een laatste tip?“Breng je BVD-status in kaart. Ook al denk je ‘ik heb het niet want ik heb geen problemen’, dan nog kan er BVD zitten; het is een sluipende ziekte. Je kan denken dat je goed melkt, maar misschien zouden je koeien nog wel twee liter meer kunnen ge-ven. We zijn er zelf ook tegenaan gelopen dat we op bedrijven kwamen waar alles tiptop in orde leek. als dierenarts denk je dan ‘hier zullen ze wel geen BVD hebben’, maar dan blijkt er toch BVD te spelen. Hoe sterk je onderbuikgevoel ook is; zekerheid over je status krijg je alleen door onder-zoek te laten doen.”

GD Herkauwer | Mei 2013 | 13

BVD type 2

Kort na het gesprek met Frederik Waldeck werd bekend dat enkele vleeskalverbe-drijven in Nederland besmet waren met BVD type 2. Deze agressieve variant van het BVD-virus zorgde op de getroffen bedrijven in korte tijd voor zeer hoge koorts, bloederige diarree, huidbloedingen en grote sterfte. Het BVD type 2-virus is hoogst-waarschijnlijk binnengekomen vanuit Duitsland met geïmporteerde vleeskalveren.“Onder onze veehouders was er geen sprake van paniek, maar wij hebben dan ook geen enkele kalvermester in de praktijk”, aldus Waldeck. “Door het hele gebeuren zijn we wel extra gemotiveerd om door te gaan met onze actie. Van veel veehouders die in een BVD-bestrijdingsprogramma zitten hoor ik nu dat ze extra blij zijn dat ze meedoen of dat ze vaccineren.”

“BVD staat onze belangrijkste doelstelling in de weg”

Page 14: GD Herkauwer mei 2013

KWALITEIT WINT ALTIJD!Boxcompost© is een droog en fijn product (0-10 mm) en heeft een droge stof gehalte van ongeveer 75%, PH van ongeveer 7,2 en is geënt met ‘positieve bacteriën’. Het is fijn afgezeefd en opgeschoond van metalen

en andere vervuiling. Boxcompost© is ook vrij van onkruidzaden. Alle partijen worden onderzocht door de Gezondheidsdienst.

Boxcompost© is zeker geen gewone compost

• Optimaal koecomfort • Een betere uiergezondheid • Lagere strooiselkosten• Minder arbeid• Verrijking van de mest• Minder klauwproblemen

Waarom gebruiken veehouders Boxcompost©?

Fam. van der Kolk, Wierden (UCGN-genomineerd)‘Zeer tevreden met het lage celgetal’

Bjinse Laverman, Hiaure: ‘Het scheelt ons enorm aan strooiselkosten’

W. van Wijhe, Oosterwold: ‘We hebben veel minder last van stinkpoot en mortellaro’

John Wester, Opmeer: ‘Onze mest is veel homogener’

Klaas Reitsma, Broeksterwoude: ‘We hebben duidelijk minder klauwproblemen’

Fam. Verbruggen, Afferden: ‘Onze koeien liggen veel comfortabeler’

Kijk op www.boxcompost.nl of bel voor meer informatie Guido Sinnige: 06-21584212

Boxcompost© in diepstrooiselboxen geeft:

sinniger.indd 6 04-01-13 09:04

TECTONIK POUR-ON insecticide pour-on, langwerkende oplossing voor uitwendig gebruik. SAMENSTELLING: permethrin, 37,6 g/l. Toelatingsnummer: 14067 N WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT: Toegestaan is uitsluitend het gebruik als middel ter bestijding van vliegen op runderen in de periode april tot en met oktober. De dosering zoals aangegeven in de gebruiksaanwijzing moet worden aangehouden. Om bodem- en in het water levende orgqanismen te beschermen dienen resten die het middel bevatten bij gebruik in de stal te worden afgevoerd naar de mestopslag. Het middel is uitsluitend bestemd voor niet-professioneel gebruik. GEBRUIKSAANWIJZING Toepassing: De totale dosering op de ruglijn van het rund aanbrengen, van de nek tot de basis van de staart met behulp van het doseercompartiment van de fl es of met behulp van de bijgeleverde handspuit (2,5 liter verpakking). Ongeveer een vierde deel van de dosering op de nek aanbrengen. Alle dieren van een koppel tegelijk behandelen. Dosering: 10 ml per 100 kg lichaamsgewicht met een maximum van 25 ml per rund. Resistentiemanagement: In het kader van het resistentie management verdient het aanbeveling om niet meer dan 5 behandelingen per jaar toe te passen en mag de geadviseerde dosering niet verlaagd worden. Wissel het gebruik van Tectonik Pour-on (werkzame stof permethrin) af met middelen die gebaseerd zijn op werzame stoffen uit een andere chemische groep zoals organofosfaten. Minimale wachttermijn: Vlees: 3 dagen Melk: geenToelatingshouder/Distributeur: VIRBAC Nederland BV. Postbus 313, 3770 AH Barneveld Tel: 0342-427127 www.virbac.nl, [email protected]

Tectonik®

Langwerkende oplossingvoor het bestrijden vanvliegen op runderenNu ook in 2,5 liter verpakking

pour-on

www.virbac.nl

Verkrijgbaar bij uw dierenarts en leverancier van agrarische benodigdheden

VIRBAC-11117-Adv Tectonik_aangepast.indd 1 16-04-13 12:09

Page 15: GD Herkauwer mei 2013

NATUURLIJKE ONDERSTEUNING VOOR ELK DIERGezonde dieren produceren meer melk, meer vlees, meer wol, meer nakomelingen en leveren betere prestaties. De individuele zout- en mineraalbehoefte is voor ieder dier verschillend. Daarom biedt KNZ® vrije keuze likstenen van hoge kwaliteit zonder kunstmatige kleur-, smaak-, zoet- of geurstoff en.

KNZ® likstenen bestaan uit een breed assortiment voor runderen, kalveren, geiten, paarden, schapen en wild ter ondersteuning van verschillende voedingsbehoeften.

VRIJE KEUZE ZOUT- & MINERAALLIKSTENEN. KNZ® LIKSTENEN T +31 74 2444171 www.knz.nl

Vervaardigd uit hetzelfde pure zout als facebook.com/KNZlikstenen

Page 16: GD Herkauwer mei 2013

Inzicht in de diergezondheidsstatus van Nederland

Doel van de onderzoeken, die gedaan wor-den met financiering van het Productschap Zuivel en het Productschap Vee en Vlees, is te bepalen op hoeveel procent van de Nederlandse melkleverende en niet- melk leverende rundveebedrijven een bepaalde infectieziekte voorkomt en of dit percentage verandert in de tijd. Met de sector wordt elke twee jaar vastgesteld welke ziekten worden onderzocht. Hierbij weegt mee of de ziekte grote schade aanricht en of de ziekte van dier op mens overdraagbaar is (zoönose), maar er wordt ook gekeken naar de mogelijkheden die er zijn om een ziekte te bestrijden. afgelo-pen jaren is onder andere de landelijke status van ziekten als salmonella, BVD, IBR en leptospirose onderzocht.

Willekeurige steekproevenHet onderzoek naar de mate waarin een bepaalde ziekte voorkomt gebeurt op basis van willekeurige steekproeven op melk-leverende en niet-melkleverende bedrij-ven. Op melkleverende bedrijven worden veel onderzoeken gedaan in tankmelk. In de andere gevallen wordt bloedonderzoek gedaan, waarbij het aantal en de leeftijd van de te onderzoeken runderen per ziekte verschilt.

Deelname is vrijwillig en de kosten van de dierenarts en de laboratoriumonderzoeken worden niet bij de veehouder in rekening gebracht. Veehouders die deelnemen ont-vangen wel hun eigen uitslagen en krijgen zo inzicht in de status van de betreffende dierziekte op hun bedrijf. De resultaten van alle deelnemende bedrijven worden uiteindelijk anoniem verwerkt tot een overzicht waaruit duidelijk wordt bij hoe-veel procent van de rundveebedrijven in Nederland de betreffende ziekte voorkomt.

trends zichtbaar makenDe GD voert de specifieke monitoring al sinds 2002 uit. Hierdoor kunnen we trends in de tijd zien; komt een bepaalde ziekte meer of minder voor dan voorheen, of blijft het ongeveer gelijk?Inzicht in deze ontwikkeling is voor de sector uiteraard van belang. Zo is het voor de sector goed om te weten hoe de situatie in Nederland is als het gaat om IBR en BVD. Dit gezien de export naar omringende landen met verplichte bestrijdingsprogramma’s voor IBR en BVD. De resultaten van de specifieke monitoring worden dan ook altijd gecommuniceerd naar de sector, zodat het beleid eventueel kan worden aangepast.

Resultaten 2011-2012Enkele resultaten van de specifieke moni-toring over 2011-2012:

Melkleverende bedrijven• IBR: Uit tankmelkonderzoek op afweer-

stoffen is gebleken dat IBR landelijk gezien op 21% van de melkveebedrijven voorkomt. Dit percentage is vergelijk-baar met voorgaande jaren.

• BVD: Voor het onderzoek naar BVD zijn per bedrijf 5 kalveren in de leeftijds-groep van 8-12 maanden onderzocht op afweerstoffen om in beeld te krijgen of er recent nog BVD-virus heeft gecircu-leerd op het bedrijf. Landelijk gezien was er op 13% van de melkveebedrijven een indicatie van BVD-viruscirculatie. Dit percentage ligt lager dan in voor-gaande jaren.

Niet-melkleverende bedrijven• IBR: In 2011-2012 is binnen de ‘specifie-

ke monitoring’ voor het eerst onderzocht op hoeveel procent van de niet- melkleverende bedrijven IBR voorkomt. Op de onderzochte bedrijven zijn runde-ren op IBR-afweerstoffen getest vanaf de leeftijd van 2 jaar. IBR kwam op 17% van de bedrijven in Nederland voor.

Veel veehouders weten heel goed welke dierziekten er wel of niet spelen op hun

bedrijf en houden hun statussen nauwlettend in de gaten. Maar weet u ook hoe we er

landelijk voor staan? De GD onderzoekt eens per twee jaar de status van een aantal

belangrijke infectieziekten in de Nederlandse veehouderij. Wat houdt deze ‘specifieke

monitoring’ in, en wat zijn de resultaten?

16

MONITORING | tekst: LOTTE ROOS, MSc

Page 17: GD Herkauwer mei 2013

Inzicht in de diergezondheidsstatus van Nederland

Met haar monitoringsactivitetien waakt de GD over de diergezondheid in Nederland. Onder andere via de GD Veekijker, waar vragen van dierenartsen en veehouders binnenkomen. Naast de helpdesk functie is de GD Veekijker hét centrale verzamelpunt voor alles rondom dier gezondheid, in het belang van veehouder en sector. Deze rubriek verhaalt over bijzondere gevallen, speciaal onderzoek en opvallende resultaten die het werk van de dierenartsen oplevert. De GD-Veekijker wordt gefi nancierd door het Ministerie van EZ, PVV en PZ.

MO

NITO

RIN

G

De GD onderzoekt eens per twee jaar de status van een aantal belangrijke infectieziekten in de Neder-

landse veehouderij.

Onderzoek in 2013-2014Komend stalseizoen zullen opnieuw veehouders benaderd worden voor deelname aan onderzoeken in het kader van specifi eke monitoring.

als u in deze stalperiode wordt bena-derd voor deelname aan een onder-zoek, stellen we uw medewerking erg op prijs. Voor de door u geïnvesteerde tijd krijgt u inzicht in de status van een bepaalde ziekte op uw bedrijf en voor de sector levert het belangrijke informatie op.

• BVD: Ook op de niet-melkleverende bedrijven zijn per bedrijf 5 kalveren in de leeftijdsgroep van 8-12 maanden onderzocht op afweerstoffen. Landelijk gezien was er op 21% van de niet-melkleverende bedrijven een indicatie van BVD-viruscirculatie. Dit percentage is lager dan voorgaande jaren.

• Salmonella: Salmonella kwam in 2012 op 14% van de niet-melkleverende bedrij-ven voor. Dit percentage is vergelijkbaar met voorgaande jaren.

• Leptospirose: Landelijk komt leptospi-rose op slechts 2% van de niet-melkleverende bedrijven voor; dit per-centage is stabiel.

GD Herkauwer | Mei 2013 | 17

Page 18: GD Herkauwer mei 2013

18

REPORTaGE | tekst: DRS. HELEN DE ROODE

“We zijn een moderne praktijk en doen graag zoveel mogelijk digitaal”, vertelt Floortje als we haar ontmoeten op de praktijk in Wezep. “Toen de verordening ons vorig jaar verplichtte om voor iedere veehouder een bedrijfsgezondheidsplan (BGP) en bedrijfsbehandelplan (BBP) aan te maken, zijn we dat dan ook meteen in VeeOnline gaan doen. De modules in VeeOnline waren snel beschikbaar waardoor de GD ons veel werk uit handen heeft genomen. We hoefden zelf niet meer na te denken over de inhoud en de vormgeving van het plan; alle onderdelen zijn er in opgenomen. En het werkt heel gemakkelijk; het enige dat we hoeven te

doen is alle digitale stappen samen met de veehouder doorlopen, daarmee voldoen zowel wij als de veehouder aan de eisen die de betreffende instanties en de zuivel stellen.”

Gepland onderzoekWe gaan vandaag met Floortje langs bij melkveehouder Wilhelm van Wijhe in Oosterwolde (Gld). Voor het invullen van het BGP, maar ook voor de reguliere be-drijfsbegeleiding. Vóór het bedrijfsbezoek kijken we alvast even naar de gegevens van Wilhelm in VeeOnline. Hier is onder andere te zien dat er een onderzoek ge-pland staat voor de BVD-vrij certificering.

“Er moeten 10 kalfjes getapt worden. Het is handig dat ik de nummers van de kalfjes in VeeOnline kan terugvinden, want de stickers zijn nog niet binnen. Nu kunnen we toch de kalfjes alvast tappen en hoeven we niet te wachten tot het volgende bezoek.”

kengetallen vergelijkenWilhelm ontvangt ons gastvrij in zijn spiksplinternieuwe boerderij. “Ik zit hier sinds 2,5 jaar, alles is nieuw gebouwd. Om de stal goed vol te krijgen hebben we de laatste jaren al ons jongvee aangehouden; daarmee zijn we gegroeid naar 90 koeien en 60 stuks jongvee.”

Floortje Herder van DaP Boven-Veluwe vult het BGP in bij Wilhelm van Wijhe

De eerste drie maanden van 2013 was het bij veel dierenartspraktijken ‘spitsuur’; het was dé tijd voor

het evalueren en vernieuwen van de bedrijfsgezondheidsplannen. GD Herkauwer mocht een middag

mee met Floortje Herder van DGc Boven-Veluwe. “Wij komen altijd met de iPad en vullen de plannen

digitaal in op VeeOnline. Waar nodig bekijken we ook de geplande onderzoeken, laboratoriumuitslagen

en diergezondheidsstatussen in VeeOnline, dat scheelt een hoop tijd en papieren rompslomp.”

“Steeds meer digitaal in VeeOnline”

Page 19: GD Herkauwer mei 2013

GD Herkauwer | Mei 2013 | 19

tekst: XXXXX |

Floortje Herder van DaP Boven-Veluwe vult het BGP in bij Wilhelm van Wijhe

Die aantallen zien we even later terug als we aan de keukentafel Wilhelms BGP gaan invullen: de dieraantallen staan automa-tisch ingevuld in het plan. Ook zien we de kengetallen van vorig jaar, de streefwaar-den die toen zijn bepaald en de landelijke gemiddelden. Floortje: “Het mooie is dat je zo meteen kunt zien of je je doelstel-lingen hebt gehaald en hoe je het doet ten opzichte van de rest van Nederland.” Wilhelm heeft de meeste doelstellingen gehaald en blijkt op bijna alle punten beter te scoren dan het landelijk gemid-delde. Uitschieters zijn alleen de koeien met klauwaandoeningen (60%) en de kalfjes met diarree (90%).

“Met rantsoen op de grens”Bij de klauwproblemen gaat het met name om dieren die op blokjes lopen, er wordt weinig antibiotica gebruikt. Wilhelm weet wel waar de problemen vandaan komen: “aan mijn huisvesting ligt het niet. Ik heb te veel gespeeld met het rantsoen en daarin de grens opgezocht; met een betere rantsoenering kan ik al veel oplossen.” Belangrijk actiepunt voor Wilhelm wordt dus het rantsoen proberen constant te houden. In het plan van vorig jaar staat het gebruik van een voetbad als actie-punt, maar dit gaat nu van de lijst: “Dat ga ik toch niet doen, ik heb een hekel aan voetbaden.” Streven wordt om het percen-tage klauwproblemen komend jaar te laten zakken naar 45%.

te veel kalverdiarreeals Floortje doorvraagt over de kalverdiar-ree, blijkt al snel dat Wilhelm best streng is voor zichzelf: “Ik tel álles mee; als ze een dag niet mooi op de mest staan, reken ik het als kalverdiarree.” Maar ondanks dat, blijft 90% veel te hoog. Vorig jaar speelde het probleem ook al, toen heeft Wilhelm naar aanleiding van de actiepun-ten in het BGP mestonderzoek laten doen en is hij begonnen met het vaccineren van

de droge koeien. Plan is om later dit jaar eenlingboxen te gaan plaatsen: “Dat gaat heel veel effect hebben”, aldus Floortje. “Zo’n box kun je mooi tussen elk kalf door reinigen en desinfecteren.” De boxen worden offi cieel genoteerd als ‘actiepunt’, daarnaast noteert Floortje een actiepunt m.b.t. de biestopname: “Wees er streng op dat een kalf binnen 2 uur 2 liter biest drinkt en binnen 12 uur in totaal 5 liter biest. Het is ook het overwegen waard om over te gaan op kunstmelk.”

Lage dierdagdoseringNa de kengetallen bespreekt Floortje met Wilhelm nog het antibioticumgebruik, de infectiedruk op het bedrijf en de weer-stand van de dieren. Handig hierbij is dat de diergezondheidsstatussen en de dier-dagdosering al automatisch staan ingevuld in het BGP. Wat dat laatste betreft; Wilhelm heeft een lage dierdagdosering van 2,53. “Ik doe aan selectief droog-zetten; als het uier goed aanvoelt, doe ik er geen droogzetters in.”

Voor we de stal ingaan, waar behalve het tappen van de kalfjes (zie de voorpagina) , ook twee kalfjes onthoornd worden en een aantal koeien gescand wordt op dracht, loopt Floortje nog één keer de actiepun-ten met Wilhelm door. Ze ondertekent het plan digitaal om het vervolgens meteen naar de praktijk te mailen, waar het in het digitale dossier gaat. Ook Wilhelm kan dankzij zijn login het plan digitaal ondertekenen. Floortje: “Jammer genoeg hebben veel veehouders nog geen login, waardoor we de plannen evengoed nog moeten printen. Uiteindelijk hoop ik echt dat iedere veehouder de moeite neemt om in te loggen, dan hebben ze een plek waar ze hun plannen altijd en overal digitaal kunnen terugvinden, net als hun stallijst en dieraantallen, labuitslagen, statussen, attenties gepland onderzoek en tankmelk-rapportages. Hopelijk wordt VeeOnline steeds verder uitgebreid en kunnen we steeds meer dingen digitaal gaan doen zodat wij én de veehouders steeds minder papier nodig hebben.”

een goede voorbereiding scheelt tijd en geld

Komt uw dierenarts ook binnenkort weer voor de bedrijfsbegeleiding? check dan even uw laatste laboratoriumuitslagen en uw geplande onderzoeken op VeeOnline. U kunt eenvoudig inloggen op www.veeonline.nl met dezelfde login waarmee u uw BGP/BBP heeft ondertekend.

Login vergeten of nog geen login? Via de linkjes onder het inlogscherm zijn eenvou-dig nieuwe of vergeten logingegevens aan te vragen. U ontvangt deze binnen een paar minuten per e-mail, wel zo makkelijk.

Aan de keukentafel bij Wilhelm vullen Floortje en Wilhelm samen het BGP in in VeeOnline.

“Steeds meer digitaal in VeeOnline”

Page 20: GD Herkauwer mei 2013

Voorkomen is beter dan genezen De Heus introduceert OmniGen • Draagt bij aan een gezonde koe • Voor een optimaal werkend immuunsysteem • Resulteert in een verbeterde melkproductie • Gunstig effect op terugdringen antibioticagebruik

Samen voor resultaatDe Heus Voeders B.V. Postbus 396 6710 BJ Ede Tel. 0318 - 675 430 KvK 14626985 [email protected] www.de-heus.nl

Naamloos-1 1 01-05-13 08:57

Page 21: GD Herkauwer mei 2013

Hoe kom ik achter de oorzaak?In Nederland zijn de belangrijkste oorzaken van verwerpen infecties met neospora, BVD en

salmonella. Echter, de oorzaak blijft vaak onbekend. Extra onderzoek aangevraagd op het bloed van

de verwerper en onderzoek van de verworpen vrucht (liefst met nageboorte) geven u de kans de

oorzaak van het verwerpen op te sporen en op basis daarvan een plan van aanpak te maken.

Verworpen kalveren:

GD Herkauwer | Mei 2013 | 21

Bij rundvee wordt een abortuspercentage van 3% per jaar als normaal beschouwd. Bij een percentage van meer dan 5% of bij enkele verwerpers in één maand, spreken we van een verwerperprobleem. Elke aandoening die bij een drachtig dier koorts, ernstige daling van de afweer, vermagering of stress geeft, kan verwerpen veroorzaken. Zoals u in de lijst in het kader bij dit artikel ziet, zijn lang niet alle oorzaken van verwerpen besmettelijk en daarmee door een laborato-rium vast te stellen. Zoeken naar de oorzaak kan dus al op het bedrijf beginnen met het beoordelen van de risico’s op stress en de kwaliteit van het ruwvoer.

Gratis verwerperonderzoek brucelloseBrucellose is in Nederland zelden meer de oorzaak van verwerpen; ons land is al sinds 1999 vrij van brucellose. De controle op de brucellose vrij-status vindt plaats door het verplicht tappen van “verwerperbloedjes” bij dieren, die hebben verworpen. De visite, het bloedtappen en het onder-zoek op brucellose zijn voor u kosteloos.

Gebruikmaken van extra mogelijkhedenIn dat verwerperbloedje kunt u – naast brucellose – onderzoek laten doen naar meer gebruikelijke infectieuze oorzaken van verwerpen. Zo kan er onderzoek worden aange-vraagd op afweerstoffen tegen BVD, salmonella, neospora, leptospirose en IBR. als u deelnemer bent aan de vrijwillige diergezondheidsprogramma’s voor deze ziekten, zullen u hiervoor geen kosten in rekening worden gebracht. Sommige oorzaken kunnen niet in het bloed van de koe worden opgespoord, maar wel bij sectie van de verworpen vrucht met nageboorte. aanvragen van extra onderzoek in het “verwerperbloedje” en insturen van de verworpen vrucht (inclusief placenta), vergroten sterk de kans dat u de oorzaak van het verwerpen achterhaalt, waarop u met uw dierenarts een plan van aanpak kunt maken.

VerwerpersonderzoekOp dit moment doet de GD met financiering van het Product-schap Zuivel en het Productschap Vee en Vlees onderzoek naar de aanpak van verwerpersproblemen op rundveebedrij-ven. Doel van dit onderzoek is om de kennis die er al is over de oorzaken van verwerpen via nieuwe en betere protocollen beschikbaar te maken voor veehouders en dierenartsen.

Percentage ten opzichte van verwachting:

100%

94%

60%

30%

0%

stress:• Rangordegevechten in

de koppel• Vallen• Klauwbekappen• Vaccineren• Koorts• Bloedarmoede (bv. na

lebmaagbloeding)

slecht geconserveerde kuilen:• Schimmels• Listeria (bacterie)• Bacillus lichiniformis

(bacterie) Virusinfecties:• BVD• IBR (koeiengriep)

• Bluetongue (NL weer vrij)

• Schmallenbergvirus Bacteriën:• Salmonella• Trueperella pyogenes

(bacterie uit abcessen elders in lichaam)

• Leptospirose (melkerskoorts)

• Q fever• Dekinfecties

Parasieten:• Neospora (parasiet via

hondenpoep in ruwvoer)• Babesia (bloedparasiet

via teken)

• Anaplasma (bloedpara-siet via teken)

• Leverbot Vergiftigingen:• Nitraat (uit ruwvoer en/

of drinkwater)• Jodium• Ureum Mineralen/vitaminen te kort:• Koper• Vitamine A erfelijke oorzaken:• CVM• Brachyspina• BLAD

Percentage ingestuurde verwerperbloedjes in

2012 ten opzichte van het verwachte aantal

per 1000 vrouwelijke runderen ouder dan

2 jaar per tweecijferig postcodegebied.

tekst: DRS. LINDa VaN WUIJcKHUISE | VERWERPEN

Mogelijke oorzaken van verwerpen

Page 22: GD Herkauwer mei 2013

In een tijd waarin van u en uw dierenarts meer verfijnd en verantwoord antibioticagebruik wordt

gevraagd, neemt ook de belangstelling voor en de noodzaak van gevoeligheidsbepalingen toe.

Om te onderzoeken voor welke antibiotica een bacterie gevoelig is, maakt de GD sinds kort gebruik

van een nieuwe methode. “We zijn helemaal up to date en kunnen de veehouder nóg beter van

dienst zijn”, aldus GD-bacterioloog annet Heuvelink.

De microbouillonverdunningsmethode: cupjes met verschillende concentraties antibiotica. Na een nacht kweken is duidelijk bij welke concentratie de toege-

voegde bacteriestam nog kan groeien (de lichter gekleurde cupjes) en bij welke concentratie de groei wordt geremd (de roder gekleurde cupjes).

Tot voor kort maakte de GD gebruik van de ‘tabletmethode’ om te bepalen voor welke antibiotica een bacterie gevoelig is. Heu-velink: “Hierbij leg je een antibioticum-tablet op een voedingsbodem waarop ook de te onderzoeken bacteriecultuur is aan-gebracht. Het antibioticum verspreidt zich vervolgens rondom het tablet in de voe-dingsbodem; naarmate de afstand tot het tablet groter is, zal de concentratie van het antibioticum lager zijn. Na een nacht kweken kijk je hoe dicht de gekweekte bacteriecultuur in de buurt van het tablet is gekomen; je meet de ‘remmingszone’. aan de hand van de diameter van deze

zone wordt bepaald of de bacterie ‘gevoe-lig’, ‘intermediair gevoelig’ of ‘ongevoelig’ is voor het gebruikte antibioticum.”

De nieuwe methodeDe nieuwe methode die de GD sinds april 2013 gebruikt voor het testen van de ge-voeligheid van bacteriën voor antibiotica, wordt ook wel de ‘microbouillonverdun-ningsmethode’ genoemd. “Hierbij doen we verschillende antibiotica in verschil-lende concentraties -dus meer of minder verdund- in kleine cupjes. aan deze cupjes voegen we vervolgens de bacterie toe. Na een nacht kweken bekijken we voor

Bij de tabletmethode wordt aan de hand van de

diameter van de remmingszone bepaald hoe gevoe-

lig de bacterie is voor het gebruikte antibioticum.

“Up to date gevoeligheidsbepalingen doen”

22

aNTIBIOGRaMMEN | tekst: DRS. HELEN DE ROODE

Page 23: GD Herkauwer mei 2013

elk antibioticum bij welke concentratie de bacteriestam nog kan groeien en bij welke concentratie niet meer. De laagste concentratie van een antibioticum waarbij de groei van de bacterie wordt geremd, noemen we de ‘minimale inhiberende concentratie’ (MIc) van het antibioticum ten opzichte van de geteste kiem. Waar bij de ‘oude’ methode het aantal millimeters van de remmingszone werd vertaald in de uitslag ‘gevoelig’, ‘intermediair gevoelig’ of ‘ongevoelig’, wordt nu de MIc-waarde vertaald in een van deze drie uitslagen.”

Gouden standaardVoordeel van de microbouillonverdunnings-methode is volgens Heuvelink onder andere dat het een directe en daarmee nauw-keuriger methode is: “De MIc-methode wordt internationaal gezien als de ‘gouden standaard’. Je werkt zeer secuur want je weet precies wat de antibioticumconcen-tratie in ieder cupje is en hoeveel bacte-riën je in de cupjes pipetteert. Bovendien wordt de MIc-waarde afgelezen met een fotometer en dus objectief bepaald. Bij de tabletmethode wordt de diameter van de remzone door een analist met een schuif-maat opgemeten.”

Aansluiten op FormulariaMet de nieuwe methode is ook het palet antibiotica dat getest wordt uitgebreid. “De testpanels zijn nu zodanig samen-

gesteld dat ze goed aansluiten op de werkzame stoffen die genoemd worden in de nieuwe Formularia van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Dierge-neeskunde.”De Formularia van de KNMvD bevatten behandelrichtlijnen voor de dierenarts en zijn bedoeld als uitgangspunt voor het invullen van het bedrijfsgezondheids-plan (BGP). Om het gebruik van bepaalde antibiotica aan banden te leggen (in verband met resistentiegevaar), zijn de verschillende typen antibiotica ingedeeld in eerste- tweede- en derdekeusmiddelen. Voor derdekeusmiddelen (middelen die ook bij mensen worden gebruikt) geldt sinds begin 2013 in alle gevallen dat ze alleen nog gebruikt mogen worden als op basis van een gevoeligheidsbepaling (ook wel: antibiogram) kan worden aangetoond dat eerste- of tweedekeusmiddelen niet werken. Voor het gebruik van tweedekeus-middelen is een antibiogram in eerste instantie ook verplicht, maar niet voor ieder geval opnieuw: tweedekeusmiddelen mogen voorgeschreven worden op basis van een antibiogram uit het verleden. “Dat maakt het doen van een gevoeligheidsbe-paling nu extra actueel en voor ons als GD van groot belang om helemaal ‘up to date’ te zijn met een geavanceerde en op de Formularia aansluitende methode.”

Antibiotica gericht inzettenDe nieuwe Formularia maken dat er meer aandacht is voor gevoeligheidsbepalingen, maar de groeiende belangstelling heeft volgens Heuvelink niet alleen te maken met de nieuwe regelgeving. “Ook vorig jaar, toen de Formularia nog meer vrijblij-vend waren, zagen we een stijging in de vraag naar bacteriologisch onderzoek en gevoeligheidsbepalingen. Veehouders en

“De microbouillonverdunningsmethode is zeer

secuur.”

dierenartsen zijn natuurlijk al langer bezig met het verantwoord inzetten van anti-biotica en antibiogrammen spelen hierin een cruciale rol. Dankzij een antibiogram kun je bijvoorbeeld een mastitisgeval veel gerichter behandelen; je voorkomt dat je antibiotica verspilt die toch niet werken, maar ook dat je onnodig een ‘te zwaar’ middel inzet. Ook als je -omwille van de tijd- al begonnen bent met het behandelen, is een gevoeligheidsbepaling van belang. Het geeft een handvat voor de verdere behandeling, als een masti-tisgeval niet opknapt, en voor de aanpak van een volgende soortgelijke mastitis op het bedrijf. Na een gevoeligheidsbepaling is het gebruik van een antibioticum niet meer schieten met hagel, maar een zeer gerichte inzet waardoor de kans op een succesvolle genezing toeneemt.”

De vingerafdruk van de bacterieEen gevoeligheidsbepaling volgt altijd op een bacteriologisch onderzoek (BO). Heuvelink:“Wil je weten welke antibiotica je moet testen, dan is het belangrijk om precies te we-ten met welke bacterie of bacteriën je te maken hebt. Hier kom je achter door middel van bacteriologisch onderzoek.” Sinds begin 2012 gebruikt de GD voor de identificatie van bacteriën de MaLDI-TOF Biotyper: “Met dit apparaat kunnen we sneller en nauw-keuriger dan voorheen de ‘vingerafdruk’ van een bacterie lezen. Bovendien kunnen we meer bacteriesoorten onderscheiden. Een ideale combinatie dus; de correctheid van een gevoeligheidstest valt of staat immers bij een juiste identificatie van de bacterie.”

“Up to date gevoeligheidsbepalingen doen”

GD Herkauwer | Mei 2013 | 23

Annet Heuvelink: “De nieuwe methode is de

gouden standaard.”

Page 24: GD Herkauwer mei 2013

Buitenbeeld: Wellicht hebt u zelf ook iets dat niet ‘buiten beeld’ mag blijven. Stuur dan uw foto naar [email protected] met een korte toelichting en naamsvermelding. Wordt uw foto geplaatst, dan ontvangt u een ingelijste vergroting van uw eigen foto.

BUITENBEElD

Bijzondere tweeling

Op de boerderij van Jos en Joke Mölder uit Epe beviel koe Brigitte van een bijzondere tweeling: een roodbont vaarskalf en een zwartbont stierkalf. “Wat een verrassing”, schrijven Jos en Joke. “Maar de appel valt niet ver van de boom: ook de ouders hebben allebei een andere kleur.”Op de foto is te zien hoe de kalfjes dicht bij mama Brigitte de wereld ont-dekken. De andere koeien komen even op kraamvisite.

De Gezondheidsdienst voor Dieren

GD, Postbus 9, 7400 AA Deventer

t. 0900-1770, F. 0570-63 41 04

www.gddeventer.com

[email protected]

Bereikbaarheid

U kunt de GD telefonisch bereiken via

0900-1770. Van maandag tot en met

vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur.

Tarieven

alle genoemde GD-tarieven in deze

uitgave zijn exclusief btw en € 9,40

basiskosten.

Ophaaldienst voor sectie- en

monstermateriaal

aanmelden: telefonisch 0900-202 00 12

(24 uur per dag). Wij halen het materiaal

dan zo spoedig mogelijk bij u op.

Sectie- en monstermateriaal kunt u

brengen van maandag tot en met vrijdag

van 8.00 tot 17.00 uur.