Gastronomie in een proefbuis - Homemoleculairegastronomie.weebly.com › uploads › 1 › 6 ›...
Transcript of Gastronomie in een proefbuis - Homemoleculairegastronomie.weebly.com › uploads › 1 › 6 ›...
Tessa De RidderMentor: Mevrouw Verhaegen I.
GIPWat is de invloed van moleculaire
gastronomie op de stabiliteit van een
vloeistof?
6 BTW 2013-2014
Woord vooraf
Ik ben Tessa De Ridder, leerling van het 6de jaar Biotechnische Wetenschappen aan
de Tuinbouwschool OLV in Sint-Truiden. Voor mijn geïntegreerde proef heb ik mijn
keuze laten vallen op het onderwerp “Moleculaire gastronomie”.
Ik heb mezelf verdiept in de stabiliteit van een stof in een vloeistof, binnen de
moleculaire gastronomie. Dit heb ik onderzocht door enkele proeven uit te voeren op
alledaagse levensmiddelen.
Ik wil graag de mensen bedanken die mijn eindwerk mede mogelijk hebben gemaakt.
Op de eerste plaats wil ik mijn mentor, mevrouw I. Verhaegen, bedanken voor de
nodige ondersteuning, bijsturing en de nuttige tips. Vervolgens bedank ik ook de heer
L. Dirix voor de hulp bij het uitwerken van het laatste deel van mijn werk. Ook wil ik
mevrouw G. Leemans bedanken voor het verbeteren van mijn eindwerk. Ik dank ook
mijn ouders voor de steun en de hulp die zij mij geboden hebben om dit werk tot een
zo goed mogelijk einde te brengen. Tot slot bedank ik iedereen die rechtstreeks of
onrechtstreeks geholpen heeft bij het tot stand brengen van mijn eindwerk.
Inhoudsopgave
Woord vooraf.............................................................................................................3
Inhoudsopgave..........................................................................................................5
Inleiding......................................................................................................................9
1 Wat is moleculaire gastronomie?................................................................111.1 Het ontstaan van moleculaire gastronomie...........................................................111.2 Fysiologie van de smaak en de basis van het koken............................................131.3 Misconceptie en belang van moleculaire gastronomie.........................................161.3.1 Misconceptie van moleculaire gastronomie................................................................16
1.3.2 Belang van moleculaire gastronomie..........................................................................16
2 Welke factoren beïnvloeden de stabiliteit van een gas in een vloeistof? 172.1 Wat is een schuim?...................................................................................................172.2 Eiwitten......................................................................................................................182.2.1 Denaturatie van eiwitten..............................................................................................18
2.2.2 Belang van eiwitten bij schuimen................................................................................20
2.3 Eiwit in bierschuim...................................................................................................22
3 Welke factoren beïnvloeden de stabiliteit van een vloeistof in een vloeistof?..................................................................................................................233.1 Wat is een emulsie?..................................................................................................233.1.1 Definitie.......................................................................................................................23
3.1.2 Chemie........................................................................................................................23
3.1.3 Fysica..........................................................................................................................25
3.1.4 Soorten emulsies........................................................................................................25
3.2 Wat is viscositeit?.....................................................................................................273.3 Welke factoren beinvloeden de viscositeit?..........................................................273.3.1 Temperatuur................................................................................................................27
3.3.2 Tijd..............................................................................................................................28
3.4 Stabiliteit van mayonaise.........................................................................................28
4 Welke factoren beïnvloeden de stabiliteit van een vaste stof in een vloeistof....................................................................................................................314.1 Wat is een suspensie?..............................................................................................314.1.1 Definitie.......................................................................................................................31
4.1.2 Chemie........................................................................................................................31
4.1.3 Fysica..........................................................................................................................32
4.1.4 Factoren die de stabiliteit beïnvloeden.......................................................................33
4.2 Wat is een colloïde?..................................................................................................334.2.1 Definitie.......................................................................................................................33
4.2.2 Chemie........................................................................................................................33
4.2.3 Fysica..........................................................................................................................34
4.2.4 Factoren die de stabiliteit beïnvloeden.......................................................................34
4.3 Wat is een oplossing?..............................................................................................354.3.1 Definitie.......................................................................................................................35
4.3.2 Chemie........................................................................................................................35
4.4 De stabiliteit van een zetmeeloplossing.................................................................36
5 Hoe worden de mengsels die deel uitmaken van dit onderzoek gebruikt in de moleculaire gastronomie?.............................................................................375.1 Inleiding.....................................................................................................................375.1.1 Schuim........................................................................................................................37
5.1.2 Emulsie.......................................................................................................................39
5.1.3 Gel...............................................................................................................................40
Besluit.......................................................................................................................43
Literatuurlijst............................................................................................................45
Bijlage 1: het onderzoeksplan van de eerste onderzoeksvraag..........................51
Bijlage 2: verslag van de eerste onderzoeksvraag...............................................55
Bijlage 3: het onderzoeksplan van de tweede onderzoeksvraag........................61
Bijlage 4: verslag van de tweede onderzoeksvraag.............................................65
Bijlage 5: het onderzoeksplan van de derde onderzoeksvraag...........................69
Bijlage 6: verslag van de derde onderzoeksvraag................................................75
Bijlage 7: het onderzoeksplan van de vierde onderzoeksvraag..........................79
Bijlage 8: verslag van de vierde onderzoeksvraag...............................................83
Bijlage 9: opdracht wiskunde.................................................................................89
InleidingMoleculair koken is hip! De kunst van moleculair koken is om precies te weten wat
een ingrediënt in bepaalde omstandigheden doet en om hiermee de meest
bijzondere creaties te maken. De trend waarbij wetenschap en koken wel heel dicht
bij elkaar komen, groeit snel en wordt al op verscheidene plaatsen toegepast.
Een van de cruciale punten binnen de moleculaire keuken, maar ook binnen de
traditionele keuken, is stabiliteit. De stabiliteit van mengsels, in het bijzonder een stof
in een vloeistof wordt besproken en onderzocht in dit eindwerk.
We bespreken in het algemeen wat moleculaire gastronomie is en proberen zo een
duidelijk beeld te scheppen van waar de term komt, wie het als eerste toepaste,…
Verder bespreken we de factoren die de stabiliteit van een gas in een vloeistof, een
vloeistof in een vloeistof en een vaste stof in een vloeistof beïnvloeden.
Ten slotte volgen er enkele voorbeelden van mengsels die gebruikt worden in de
moleculaire gastronomie en die betrekking hebben op dit werk.
We overlopen de uitgevoerde onderzoeken, waarbij het effect van de temperatuur op
de schuimkraag wordt gemeten en de invloed van de reinheid van het glas op de
schuimkraag wordt berekend.
Ook bepalen we de relatie tussen olie en viscositeit bij mayonaise en leggen deze
relatie uit. Ten slotte volgt een uitleg over de invloed van temperatuur op de
viscositeit van zetmeel .
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
1 Wat is moleculaire gastronomie?
1.1 Het ontstaan van moleculaire gastronomie
Moleculaire gastronomie is een term die dateert uit het jaar 1998. De toepassing
ervan gebeurde echter al vele jaren voordien. Een vooruitstrevend wetenschapper uit
de 18de eeuw is de bekend chemicus Antoine Laurent de Lavoisier. Lavoisier is de
grondlegger van de moderne chemie en leefde van 1743 tot 1794 (hij was de eerste
die de behoudswet voor materie formuleerde. Hij ontdekte het element zuurstof en
ontkrachtte de phlogistontheorie. Ook heeft hij een scheikundige revolutie
teweeggebracht in de chemische nomenclatuur). Wat velen niet weten is dat hij ook
onderzoek deed naar (de ontwikkeling van) vleesbouillon. Hij vroeg zich af hoeveel
water hij nodig had voor een bepaalde hoeveelheid vlees. Hij begreep dat in de
bouillon niet het water voedzaam was, maar de materie die uit het vlees was
getrokken en die chemisch had gereageerd in de loop van de lange bereiding van
het eten. Daarom ontwikkelde hij een apparaat, genaamd de densimeter, om de
dichtheid van een vloeistof te bepalen. Lavoisier was één van de vele
wetenschappers die zich interesseerde in de processen die zich afspelen tijdens het
koken. Door hem ontwikkelde de voedselwetenschap zich beetje bij beetje.
In 1980 begon Hervé This, een natuur- en scheikundige, zich vragen te stellen bij het
maken van een doodgewone soufflé. Het recept dat This volgde om kaassoufflé te
maken duidde erop dat men om de soufflé te maken de eidooiers per 2 moest
toevoegen. This voegde echter alle eidooiers op hetzelfde moment erbij, met een
mislukte soufflé als resultaat. Na deze mislukking bleef This niet bij de pakken zitten
en begon hij te onderzoeken hoe het kwam dat deze eidooiers zo een groot effect
hadden op het wel of niet slagen van de soufflé. Dit kleine experiment zette This aan
tot verdere onderzoeken van andere culinaire reacties.
Deelvraag 1: Wat is moleculaire gastronomie? 11
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
Op een congres in 1986 ontmoette This, Nicholas Kurti, een natuurkundige van de
Oxford University. Ze deelden dezelfde interesse en besloten samen te werken. In
1988 gingen This en Nicholas Kurti dieper in op de voedselwetenschap. Zij
onderzochten de culinaire transformaties bij kookprocessen en de ervaring van een
goede maaltijd. Ze noemden dit ‘moleculaire en natuurkundige gastronomie’. In
datzelfde jaar hielden ze 3 internationale workshops over die moleculaire en
natuurkundige gastronomie. Ze gaven presentaties aan chef-koks en andere
wetenschappers, zo brachten zij deze twee beroepen samen. Na de dood van
Nicholas Kurti in 1998, veranderde This officieel de naam van zijn opkomende
wetenschappelijke discipline naar moleculaire gastronomie.
Hervé This richt zich vandaag de dag nog steeds op de impact en relevantie van de
talrijke recepten in kookboeken. This erkent dat koken meer is dan enkel wetenschap
en technologie. In zijn nieuwe kader definieert hij moleculaire gastronomie als de
‘kunst en wetenschap’ van het selecteren, voorbereiden, serveren en genieten van
voedsel. De perceptie en emotie zijn net zo belangrijk in de keuken als natuurkunde
en de scheikunde.
12 Deelvraag 1: Wat is moleculaire gastronomie?
Figuur 1: Nicholas Kurti en Hervé This
Figuur 2: Hervé This
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
1.2 Fysiologie van de smaak en de basis van het koken
Het menselijk lichaam kan op verschillende manieren dingen waarnemen. Dit kan via
het proeven, voelen, horen, zien en ruiken van iets. Chemici en chef-koks die werken
volgens de moleculaire gastronomie proberen op al deze factoren in te spelen. Iets
wat bijvoorbeeld lekker ruikt en mooi is zal sneller geapprecieerd worden dan iets
wat er wansmakelijk uitziet en niet lekker ruikt.
Deze waarnemingen worden ontvangen in ons lichaam door onze zintuigen, door
onze mond, handen, oren, ogen en neus. Door onderzoek naar de zintuigfysiologie,
fysiologie van de smaak of de werking van de zintuigen, kunnen gastronomen
inspelen op die zintuigen en zo hun gerecht aantrekkelijk maken.
De mens is wat betreft zijn waarnemingsdrempel een heel normale primaat. Toch
wordt de biologische basis beïnvloed door de omgeving. De smaakdrempels voor
glucose en sacharose (sucrose) zijn anders bij bewoners van het tropisch regenwoud
dan bij die van de savanne bijvoorbeeld. Zo hebben de pygmeeën, die in de wouden
leefden waar de suikerconcentratie in de vruchten hoog is, een lagere gevoeligheid
voor zoete smaak dan volken die in de savannen leefden, waar de planten minder
suiker bevatten. Met die factoren houden chef-koks ook rekening om er toch voor te
zorgen dat de smaakreceptoren van hun klanten toch geprikkeld worden.
Er zijn echter maar drie receptoren die een grote rol spelen in het appreciëren van
voedsel, namelijk de smaakzin, het reukvermogen en de tastzin.
SmaakzinTientallen jaren hebben fysiologen onderzocht hoe de cellen van de smaakpapillen
de smaakmoleculen detecteren. Lange tijd is gedacht dat de mond maar vier smaken
kon onderscheiden (zout, zuur, bitter en zoet), maar dat bleek bij nader onderzoek
niet te kloppen. Deze ‘vijfde smaak’ werd ontdekt door Kikunae Ikeda van de
Universiteit van Tokio. Hij ontdekte dat glutamaat een bijzondere gewaarwording
opriep die je niet zout, zoet, zuur of bitter kon noemen. Hij noemde deze vijfde smaak
unami.
Deelvraag 1: Wat is moleculaire gastronomie? 13
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
Door de smaakpapillen die in onze mond zitten, kunnen wij smaken waarnemen. Wij
kunnen dan de smaken onderscheiden door de gespecialiseerde receptoren die
prikkels gaan doorgeven aan de hersenen. Aan de hand van hoe onze hersenen die
informatie ontvangen, kan men onderscheiden welke smaak het is. Dit is als het ware
een soort van beschermingsmechanisme, dat ervoor zorgt dat ons lichaam vreemde
stoffen of gevaarlijke stoffen kan waarnemen.
Het proeven van iets begint als een smaakmolecuul zich bindt aan receptoren of aan
kanalen in het membraan van een sensorische cel van de papillen, maar niet alle
smaakmoleculen werken op dezelfde wijze. De tong speelt dus een grote rol in het
onderscheiden en ervaren van smaken.
ReukvermogenJe reukvermogen speelt ook een zeer belangrijke rol in het waarnemen en proeven
van smaken. Denk maar aan wanneer je verkouden bent en het nog moeilijk is om
iets te proeven. De neus is een zeer gevoelig en uiterst geraffineerd instrument. Met
behulp van onze neus onderscheiden we veel meer finesse dan de basissmaken die
onze tong registreert. In onze neus zitten ook receptoren die geuren van stoffen
opvangen, alvorens ze in je mond terecht komen. Net als onze smaakzin, is ons
reukvermogen ook een soort van beschermingsmechanisme. Bijvoorbeeld wanneer
je een rot ei openbreekt, neem je een ranzige geur waar en weet je dat je dat ei niet
meer kan opeten. In tegenstelling tot de smaakzin, die niet-vluchtige stoffen
waarneemt, neemt ons reukvermogen de vluchtige stoffen waar. Die stoffen
bevinden zich vaak in de gasfase en zijn dus stoffen die gemakkelijk verdampen.
14 Deelvraag 1: Wat is moleculaire gastronomie?
Tabel 1: de 5 smaken die je tong kan waarnemen
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
TastzinBij gastronomie gaat het over hetgeen je voelt in je mond, met je tanden, wangen,
tong en gehemelte. Dit is medebepalend voor de totaalsmaak die je ervaart. Een
eenvoudig en duidelijk voorbeeld is het eten van een appel. Zodra je een stuk van
een appel afbijt voel je al aan de weerstand of het een harde of zachte appel is. Je
voelt vervolgens in je mond of de schil bijvoorbeeld stroef of glad is. En tijdens het
kauwen merk je of de appel melig of stevig is. Al deze eigenschappen van de appel
vormen onderdeel van de textuur. Deze textuur kunnen we voelen met onze mond
en deze draagt bij aan ons uiteindelijke smaakoordeel. De textuur van een
voedingsmiddel is dus een zeer belangrijke factor in het herkennen van
voedingsmiddelen. Deze textuur wordt bepaald door de structuur van dat wat je eet.
Onze smaakgevoeligheid ligt heel erg hoog. Daarmee wordt bedoeld dat wanneer je
bijvoorbeeld een glas versgeperst fruitsap drinkt, je onmiddellijk de pulp waarneemt
tijdens het drinken. De perceptie van deeltjes in een oplossing zou kleiner dan 3
micrometer moeten zijn om detectie ervan te voorkomen.
Ook is er een duidelijk verschil tussen het eten dat je in je mond stopt en hetgeen dat
je na het kauwen inslikt. Wanneer men kauwt komt er een proces tot stand. Het
speeksel in je mond ‘smeert’ het eten en de enzymen in dat speeksel hebben dan
een invloed op de viscositeit van het eten (wanneer dit vast is).
De drie receptoren werken als het ware samen om stoffen te identificeren. Wanneer
ons lichaam slecht reageert op een van de prikkels van deze receptoren zal dit ook
de ervaring van die stof negatief beïnvloeden. Wanneer iets niet lekker ruikt,
bijvoorbeeld. Chef-koks proberen op deze receptoren zo veel mogelijk in te spelen.
Deelvraag 1: Wat is moleculaire gastronomie? 15
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
1.3 Misconceptie en belang van moleculaire gastronomie
1.3.1 Misconceptie van moleculaire gastronomie
Sinds de term moleculaire gastronomie voor het eerst werd gebruikt, is er veel
verwarring bij het publiek alsook bij professionele koks en wetenschappers over de
echte betekenis ervan. Deze misverstanden ontstonden allereerst door de
samenvoeging van de woorden ‘moleculair’ en ‘gastronomie’, waarbij moleculair een
relatief nieuw woord is en gastronomie een relatief oud woord is.
Moleculaire gastronomie wordt vaak aanzien als het experimenteel koken, daarmee
wordt bedoeld het gebruiken van nieuwe technologieën en het gebruiken van
emulgatoren en stabilisatoren. Dit klopt niet: moleculaire gastronomie is het
gebruiken van de wetenschap om de bereiding van voedsel te verbeteren en te
onderzoeken en dit door de samenwerking tussen wetenschapper en kok. Door deze
collaboratie kunnen beiden leren van elkaar en andere technieken toepassen.
1.3.2 Belang van moleculaire gastronomie
Moleculaire gastronomie zorgt voor een brede waaier aan mogelijkheden. Via de
kennis die door het beoefenen ervan verzameld wordt, kan men eindeloos veel
nieuwe gerechten creëren. Dit zorgt er ook voor dat we kunnen afstappen van de
eindeloze herhaling van het maken van traditionele recepten. Het is ook een
eenvoudige manier om wetenschap te introduceren aan de ‘gewone’ mens. Dit geeft
mensen ook een beter beeld over het maken van juiste keuzes en het controleren
van hun eetgewoonten en zal dus een positieve invloed hebben op de samenleving.
Het is een manier om (klassieke) gerechten die dagelijks in huis op tafel komen, te
perfectioneren.
16 Deelvraag 1: Wat is moleculaire gastronomie?
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
Deelvraag 1: Wat is moleculaire gastronomie? 17
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
2 Welke factoren beïnvloeden de stabiliteit van een gas in een
vloeistof?
2.1 Wat is een schuim?
We zijn zo gewend aan schuimen dat we
nauwelijks opmerken hoe vreemd ze zijn.
Schuimen komen voor in onze gerechten, op ons
lichaam of ons gezicht wanneer we ons scheren of
wassen, zelfs boven onze glazen frisdrank of bier.
Toch is er weinig gekend over het vormen van
schuimen. Er bestaan nog steeds geen theorieën die kunnen voorspellen hoe stijf of
hoe stabiel een schuim zal zijn aan de hand van de eigenschappen ervan, zoals de
grootte van de luchtbellen of de hoeveelheid vloeistof die het bevat.
Een schuim wordt gevormd doordat gasbellen in een vloeistof gevangen worden. Het
is dus een dispersie, een mengsel waarbij een stof fijn verdeeld is in een andere stof,
van gas in een continue fase (de matrix waarin de gedispergeerde fase in is
verdeeld). Schuimen kunnen ingedeeld worden in 2 categorieën, afhankelijk van de
moleculen in de continue fase, namelijk schuimen die gebaseerd zijn op eiwitten en
koolhydraten (bv bierschuim) en schuimen die gebaseerd zijn op eiwitten en vetten
(bv slagroom).
Schuim bestaat uit vele gasbellen van verschillende grootte gescheiden van elkaar
door vloeibare gebieden. Deze vloeibare gebieden kunnen dan ook voor een filmlaag
(vb. een dunne laag water op de gasbel) zorgen. Het gas verdeelt de vloeistof in een
soort van matrix van kleine belletjes met een zeer dunne wand. Stabiele schuimen
bevatten daarom meestal complexe moleculen die de wanden van de belletjes
verharden. De manier waarop de gasbellen aan elkaar kleven of langs elkaar glijden,
bepaalt hoe het schuim zich gedraagt.
18 Deelvraag 2: Welke factoren beïnvloeden de stabiliteit van een gas in een vloeistof?
Figuur 3: zeepbellen
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
2.2 Eiwitten
2.2.1 Denaturatie van eiwitten
Eiwitten zijn cruciaal als het gaat over het vormen van een stabiel schuim. Bij het
vormen van bijvoorbeeld bierschuim, slagroom, meringue, …
De eiwitten dienen als een soort emulgator (een emulgator bevordert het mengen
van twee stoffen die niet of moeilijk
mengbaar zijn bv olie en water) voor
het schuim en zorgen voor een
stevigere wand van de gasbellen.
Opdat de reactie zou doorgaan zijn er
factoren nodig van buitenaf die ervoor
zorgen dat het eiwit voor schuim zorgt. De eiwitten moeten denatureren.
Eiwitdenaturatie is de verandering van de structuur van eiwitten onder invloed van
warmte, zuur, alcoholen, zout of het kloppen van de eiwitten. Door de
eiwitdenaturatie verandert de oplossing van een vloeibare fase naar een vaste/gas
fase.
Om deze reactie nader te bekijken, moet men bij de structuur van een eiwit
beginnen.
Figuur 5: samenstelling van eiwit
Eiwitten zijn opgebouwd uit een aaneenschakeling van aminozuren. Onder de
eiwitten kunnen 4 verschillende structuren onderscheiden worden, namelijk de
primaire, secundaire, tertiaire en quartaire structuur.
Deelvraag 2: Welke factoren beïnvloeden de stabiliteit van een gas in een vloeistof? 19
Figuur 4: meringue op microschaal
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
Met de secundaire structuur van een eiwit, de meest voorkomende structuren zoals β
sheets en α-helixen, bedoelt men de manier waarop de aminozuurketen waaruit het
eiwit bestaat zich in de ruimte oprolt, krult. Kortom welke ruimtelijke vorm hij
aanneemt. Deze structuren ontstaan voornamelijk door toedoen van
waterstofbruggen die de aminozuren met elkaar aangaan.
De eerste structuur die ontstaat is de
spiraalstructuur of de α-helix.
De spiraalvormige structuur van de α-helix
wordt stevig bij elkaar gehouden door de
waterstofbruggen tussen elke N-H groep en
door de zuurstof van de C=O groep in elke
volgende draai van de helix.
De meeste α-helixen bestaan uit 11
aminozuren.
Een voorbeeld van een eiwit dat voornamelijk uit
helixen bestaat is Myoglobine. Myoglobine is een eiwit
dat in spierweefsel voorkomt.
Wanneer de eiwitketen zich niet door middel van
waterstofbruggen tot een perfecte spiraal kan vormen,
ontstaat er een β-plaat.
Wanneer men de secundaire en de tertiaire structuur
optelt van het eiwit bekomt men de conformatie van het
eiwit. Binnen deze conformatie wordt er onderscheid gemaakt tussen twee typen
eiwitten, de globulaire eiwitten en de Random coil eiwitten.
20 Deelvraag 2: Welke factoren beïnvloeden de stabiliteit van een gas in een vloeistof?
Figuur 6: α-helix
Figuur 7: α -helixen in myoglobine
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
Globulaire eiwitten Random coil eiwitten
Figuur 8: globulair eiwit Figuur 9: random coil eiwit
Bij de denaturatie worden globulaire eiwitten omgezet in random coil eiwitten.
Wanneer men dan eiwitten opklopt, veroorzaakt dit denaturatie.
Door de kracht die op de eiwitmoleculen wordt uitgeoefend, gaan de moleculen open
( Random coil eiwitten). Wanneer men dan de eiwitten gaat verhitten, treden er
nog meer veranderingen op, bv dat het eiwit beter beter toegankelijk wordt voor
proteolytische enzymen.
Het belangrijkste verschil tussen globulaire en niet-globulaire eiwitten steunt op de
positie van de moleculen die zich bevinden in de laag die in contact is met de lucht:
de niet-bolvormige eiwitten bevinden zich in één conformatie (vorm), terwijl de
bolvormige eiwitten zich lijken op te splitsen in twee subpopulaties waarvan het
aantal aan het grensvlak geadsorbeerde aminozuren verschilt.
2.2.2 Belang van eiwitten bij schuimen
Lichte voedingsmiddelen die hoofdzakelijk uit lucht bestaan, de mousses, worden
heel veel gebruikt bij het nieuwe koken en in de voedingsindustrie. Ze worden bereid
uit opgeklopt eiwit, maar de variatie in de samenstelling van eieren en onwetendheid
over de optimale omstandigheden voor het vormen van een mousse of schuim, zijn
verantwoordelijk voor onregelmatige resultaten, en dat is een groot probleem voor de
industrie.
Deelvraag 2: Welke factoren beïnvloeden de stabiliteit van een gas in een vloeistof? 21
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
De fysisch-chemische analyse van eiwitmousse leidt tegenwoordig tot een beter
inzicht in de relaties tussen de samenstelling en bouw van de eiwitten en hun
mousserende eigenschappen. De luchtbelletjes van de mousse, die gescheiden
worden door dunne vloeistoflaagjes, blijven alleen in stand als de vloeistof van de
belletjeswanden niet terugvloeit of als die wanden voldoende steun blijven geven,
ondanks de drainage van de vloeistof.
Als je het wit van een ei klopt, valt een van de voorwaarden van die stabiliteit al op,
namelijk dat de luchtbelletjes klein genoeg zijn, zodat de oppervlaktespanning het
wint van de zwaartekracht die het water omlaag trekt.
In onderzoek van mousses is de oppervlaktespanning van de eiwitfilms op het
grensvlak lucht-water een essentiële parameter. De onderzoekers bepalen die
spanning door middel van de kracht die vereist is om een plaatje van zuiver platina
uit een oplossing te trekken die bedekt is met een eiwitfilm: hoe meer de vloeistof het
plaatje nat maakt, hoe groter de kracht die nodig is om het eruit te trekken. Eiwitten
veranderen de oppervlaktespanning omdat het aminozuurketens zijn, met hydrofiele
en hydrofobe delen. Door zich op het raakvlak van lucht en water met hun hydrofiele
delen in het water en hydrofobe delen in de lucht te plaatsen, bevorderen ze de
toename van contactoppervlakken tussen lucht en water en daarmee de vorming van
mousses.
Je stabiliseert een mousse door de viscositeit ervan te verhogen (vb. door suiker toe
te voegen) en, vooral, door de drainage-eigenschappen van de absorptie laagjes te
veranderen. In eiwitmousses zijn die films verstevigd door intra- en intermoleculaire
bindingen.
22 Deelvraag 2: Welke factoren beïnvloeden de stabiliteit van een gas in een vloeistof?
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
2.3 Eiwit in bierschuim
Het zijn eiwitten die een laagje vormen rond de koolzuurbelletjes. De stevigheid van
het laagje wordt bepaald door schuimpositieve en schuimnegatieven stoffen.
Tijdens het maischen worden de grote eiwitten uit de mout en ongemoute granen
gesplitst in kleinere eiwitten door de werking van enzymen. De eiwitten worden
daardoor oplosbaar in het wort. De vrijgemaakte eiwitten kun je in een drietal
groepen onderverdelen. De zeer grote eiwitmoleculen kunnen door de enzymen
afgebroken worden in kleinere delen. Door het feit dat ze makkelijk uitvlokken bij het
koken van het wort komen deze grote eiwitmoleculen niet voor in het uiteindelijke
bier. De middelgrote eiwitten zijn van grote betekenis voor de kwaliteit van het bier.
Dit zijn de eiwitten die verantwoordelijk zijn voor de schuimhoudbaarheid en de
volmondigheid van het bier. Ze zijn echter niet van belang voor de kwaliteit van het
bier. De kleinste eiwitten die er bestaan, zijn aminozuren. Deze stoffen gebruikt de
gist als bouwstof voor nieuwe cellen en om die reden zijn ze gewenst. Een teveel
aan aminozuren kan echter schuimnegatief uitwerken. De keuze van de mout kan
ook een invloed hebben op de schuimkwaliteit van het bier, omdat er in de ene mout
meer eiwit zit dan in de andere.
Figuur 10: bierschuim
Deelvraag 2: Welke factoren beïnvloeden de stabiliteit van een gas in een vloeistof? 23
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
3 Welke factoren beïnvloeden de stabiliteit van een vloeistof in
een vloeistof?
3.1 Wat is een emulsie?
3.1.1 Definitie
Een emulsie is een verspreiding van druppeltjes van een vloeistof in een andere
vloeistof, die niet mengt met de eerste. Een emulsie komt vooral voor als een
oplossing van water en vetten. Omdat deze stoffen respectievelijk polair en apolair
zijn, lossen ze normaal gesproken niet in elkaar op. Door een derde stof toe te
voegen, namelijk een emulgator, kunnen deze stoffen wel oplossen.
3.1.2 Chemie
Emulsies bestaan uit hydrofobe moleculen (olie), hydrofiele moleculen (water) en
amphifiele moleculen (emulgatoren). Door de aanwezigheid van water. Kunnen er
waterstofbruggen aangemaakt worden, die een belangrijke rol spelen bij het maken
van een emulsie.
24 Deelvraag 3: Welke factoren beïnvloeden de stabiliteit van een vloeistof in een vloeistof?
Figuur 11: emulsie
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
Naast water, is vet ook één van de belangrijke basiscomponenten in een emulsie. De
vetten opgelost in emulsies zijn vloeibare vetten, namelijk oliën. Oliën (vb. olijfolie,
zonnebloemolie,..) onderscheiden zich van vaste vetstoffen (vb. margarine, bakboter,
…) door hun verschil in smelttemperatuur. Het smeltpunt van oliën ligt veel lager dan
dat van vaste vetten, daarom zijn zij vloeibaar bij kamertemperatuur.
Olie is een hydrofobe molecule. Een hydrofobe molecule (hydro betekent water, fobie
betekent angst) is een molecuul dat waterafstotend is. Hydrofobe moleculen neigen
apolair te zijn en lossen dus weinig/niet op in polaire solventen. Een hydrofobe
molecule bevat weinig lading en kan geen interacties aangaan met water.
Omdat olie hydrofoob is, is het niet in staat om waterstofbruggen te vormen.
Watermoleculen vormen onderling waterstofbruggen. Wanneer men olie mengt in
water, zal dit netwerk van waterstofbruggen verstoord worden.
De watermoleculen die zich direct rond het oppervlak van de oliedruppel bevinden,
kunnen geen bindingen meer aangaan. Daarom gaan de watermoleculen zich in
kooivormen ordenen rondom de oliedruppels, om zo toch waterstofbruggen te
vormen. Het maximale aantal waterstofbruggen levert het systeem namelijk een
energetisch voordeel op.
De dichtheid van olie is kleiner dan die van water. Door
het verschil in dichtheid stijgen de vetdruppels op uit het water. De emulsie scheidt in
een laag water met daarop een laag olie.
Deelvraag 3: Welke factoren beïnvloeden de stabiliteit van een vloeistof in een vloeistof? 25
Figuur 12: heroriëntatie van waterstofbruggen
Figuur 13: kooivorm
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
3.1.3 Fysica
Wanneer men de stabiliteit van een emulsie wil nagaan, moet men rekening houden
met de fysische eigenschappen van de gebruikte stoffen. Om de stabiliteitsfactoren
te vinden, begint men met na te gaan welke krachten er op één druppel vetstof (olie)
inwerken.
Op de druppel werken steeds 2 krachten, de zwaartekracht (of
gravitatiekracht) en de opwaartse kracht (volgens de wet van
Archimedes: ’Wanneer een lichaam geheel of gedeeltelijk
ondergedompeld is in een vloeistof, dan ondervindt dit lichaam
een opwaartse kracht die gelijk is aan het gewicht van de
hoeveelheid verplaatste vloeistof’). De zwaartekracht trekt de
druppel naar beneden en de opwaartse kracht duwt de druppel
naar boven.
Omdat olie lichter is dan water (olie drijft op water) is de
zwaartekracht van water groter dan die van olie. Daarom is ook de
opwaartse kracht gelijk aan het gewicht van het verplaatste water.
De druppel moet in beweging komen, aangezien het uiteindelijk op
het water moet drijven. Dit betekent dat er een resultante is, die
voor versnelling naar boven zorgt.
3.1.4 Soorten emulsies
Er bestaan 2 soorten emulsies, de water in olie (W/O) emulsie en de olie in water
(O/W) emulsie. Of een emulsie van olie en water verandert in een water in olie
emulsie of in een olie in water emulsie is afhankelijk van de volumefractie van beide
fasen en het type emulgator dat aanwezig is.
26 Deelvraag 3: Welke factoren beïnvloeden de stabiliteit van een vloeistof in een vloeistof?
Figuur 14: inwerkende krachten op druppel vetstof
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
Een water-in-olie emulsie is een emulsie waarbij het water de disperse fase is en olie
de continue fase. De waterdruppels zijn op microschaal in de oliefase opgelost. Op
het grensvlak van de waterdruppel en de olie zit de emulgator.
Een voorbeeld van zo’n water-in-olie emulsie is margarine.
Figuur 15: margarine
Een olie in water emulsie is een emulsie waarbij de olie de disperse fase is en water
de continue fase. De oliedruppels zijn dus ook op microschaal in de waterfase
opgelost. Op het grensvlak van de oliedruppel en het water zit de emulgator.
Een voorbeeld van zo’n olie in water emulsie is mayonaise.
Figuur 16: mayonaise
Tabel 2: voorbeelden van emulsies
Deelvraag 3: Welke factoren beïnvloeden de stabiliteit van een vloeistof in een vloeistof? 27
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
3.2 Wat is viscositeit?
Het begrip “stroperigheid” wordt in de reologie viscositeit genoemd .Viscositeit is een
materiaaleigenschap die wordt gedefinieerd als de kracht die uitgeoefend wordt op
een vloeistof in evenwijdige richting (ook wel de afschuifspanning) in relatie met de
snelheid in die richting (de afschuifsnelheid). Hoe stroperiger de vloeistof, hoe hoger
de viscositeit. Zo heeft bijvoorbeeld water een lage viscositeit, terwijl ketchup een
hoge viscositeit heeft.
3.3 Welke factoren beinvloeden de viscositeit?
De viscositeit van een stof kan door verschillende factoren beïnvloed worden. Voor
het correct meten van de viscositeit van een stof mogen er geen factoren de stof
kunnen beïnvloeden (zoals temperatuur,..). Wanneer deze factoren wel aanwezig
zijn, is het nodig om de stabiliteit meerdere keren te meten op exact dezelfde manier.
3.3.1 Temperatuur
Bij het verwarmen van emulsies gaan de olie en het water opnieuw scheiden. De
viscositeit van de oplossing daalt. De emulsie wordt uiteindelijk terug vloeibaar,
omdat door het verwarmen de kooivormen (zie: Wat is een emulsie – Chemie)
afbreken.
Een voorbeeld hiervan is margarine. Wanneer men margarine in de koelkast plaatst
is het vast, op kamertemperatuur blijft margarine ook nog vast, maar plaats
margarine in de zon en het begint stilaan te smelten.
28 Deelvraag 3: Welke factoren beïnvloeden de stabiliteit van een vloeistof in een vloeistof?
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
3.3.2 Tijd
Emulsies kunnen ook tijdsafhankelijk zijn. Dit betekent dat de emulsie zich op het
ene moment anders kan gedragen dan op het andere moment.
Een voorbeeld hiervan is ketchup. Opdat ketchup uit de fles loopt (lage viscositeit),
moet men flink schudden met de fles. Na een bepaalde tijd zal de ketchup zich
herstellen en is de viscositeit weer zeer hoog.
3.4 Stabiliteit van mayonaise
Mayonaise is een olie-in-water emulsie, de oliedruppels zijn opgelost in het water.
Door de microscoop ziet men dat de menging niet erg diep gaat: grote oliedruppeltjes
liggen verdeeld door het weinige water dat afkomstig is van de azijn en van het
eigeel.
Men maakt mayonaise door mosterd, zout, azijn, peper en een ei samen te mixen tot
een homogene massa. Daarna voegt men de olie langzaam toe aan het mengsel.
Enkel op die manier kan men voor een stabiele emulsie zorgen.
Bij het maken van mayonaise hebben we dit zelf waargenomen. Wanneer we alle
ingrediënten samen mixten ontstond er een lopende massa, bij het langzaam
toevoegen van de olie werd de mayonaise vaster en steeg de viscositeit ervan.
Als de olie niet blijft bovendrijven maar een emulsie vormt, dan is dat omdat
oppervlakteactieve stoffen uit het eigeel, met een uiteinde dat oplosbaar is in water
en een uiteinde dat oplosbaar is in olie, de oliedruppeltjes omhullen, terwijl hun
waterstaart in het water steekt en de andere kant in de olie zit.
De oppervlakteactieve moleculen zijn verdeeld over de oliedruppeltjes waardoor ze
hun aggregatie, het samenvloeien ervan, blokkeren.
Deelvraag 3: Welke factoren beïnvloeden de stabiliteit van een vloeistof in een vloeistof? 29
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
Wanneer je de olie te snel toevoegt aan de inhoud van de kom treedt er een
scheiding op tussen de olie en de overige ingrediënten. Dit proces heet schiften. De
scheiding vindt plaats omdat de olie en de overige ingrediënten niet met elkaar
mengen.
Figuur 17: geschifte mayonaise
30 Deelvraag 3: Welke factoren beïnvloeden de stabiliteit van een vloeistof in een vloeistof?
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
Deelvraag 4: Welke factoren beïnvloeden de stabiliteit van een vaste stof in een vloeistof? 31
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
4 Welke factoren beïnvloeden de stabiliteit van een vaste stof in
een vloeistof
4.1 Wat is een suspensie?
4.1.1 Definitie
Een suspensie is een fysisch-chemisch systeem dat ontstaat door de verspreiding
van vaste deeltjes in een vloeistof. Een voorbeeld van een suspensie is Oost-
Indische inkt, maar ook crème anglaise, waarin eiwitaggregaten van het ei
gesuspendeerd zijn in het water van de melk.
Figuur 18: crème anglaise
4.1.2 Chemie
In de scheikunde is een suspensie een heterogeen mengsel dat vaste deeltjes bevat
die voldoende groot zijn voor sedimentatie. Meestal moeten ze groter zijn dan 1
micrometer. De inwendige fase (vast) wordt tijdens de externe fase (vloeistof)
gedispergeerd door roeren, met behulp van bepaalde suspendeermiddelen. In
tegenstelling tot een colloïd, zal de suspensie na een tijd tot rust komen. De vaste
deeltjes zullen dan neerslaan.
Colloïden verschillen van gewone oplossingen omdat de deeltjes die in een
oplossing worden toegevoegd volledig oplossen en bij een colloïd gaan neerslaan.
32 Deelvraag 4: Welke factoren beïnvloeden de stabiliteit van een vaste stof in een vloeistof?
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
4.1.3 Fysica
Wanneer de vloeistof, waarin de vaste stof is opgelost, onbeweeglijk is, zijn de vaste
deeltjes onderhevig aan twee krachten: hun gewicht, naar beneden, en de opwaartse
kracht, volgens Archimedes. Dat de deeltjes neerslaan, komt doordat hun dichtheid
respectievelijk groter is dan die van het solvent (vloeistof) en de resultante van beide
krachten dus naar beneden is gericht.
De deeltjes die dalen, zijn echter ook onderworpen aan een naar boven gerichte
weerstandskracht waarvan de grootte afhangt van de viscositeit van de vloeistof, van
de daalsnelheid en van de straal van de deeltjes. Terwijl die kracht nul is (want de
snelheid is nul), worden de deeltjes eerst versneld door de kracht naar beneden;
vervolgens raakt de weerstand in evenwicht met de resultante van het gewicht en de
opwaartse druk van Archimedes, zodat de deeltjes zich met constante snelheid naar
beneden bewegen: de maximumsnelheid.
Figuur 19: neerslagreactie
Deelvraag 4: Welke factoren beïnvloeden de stabiliteit van een vaste stof in een vloeistof? 33
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
4.1.4 Factoren die de stabiliteit beïnvloeden
Door het stijgen van de temperatuur zal de suspensie langer stabiel blijven en blijven
de deeltjes langer opgelost. Wanneer de temperatuur opnieuw daalt, zullen de
deeltjes opnieuw gaan neerslaan.
De tijd heeft een grote invloed op de stabiliteit van een suspensie: hoe meer tijd er
verstreken is, hoe groter de kans dat de oplossing is neergeslagen.
4.2 Wat is een colloïde?
4.2.1 Definitie
Een colloïde is een oplossing die deeltjes bevat die variëren tussen de 1 en 1000
nanometer in diameter, maar nog steeds in staat is om gelijkmatig verdeeld te blijven
over de oplossing. Deze zijn ook bekend als colloïdale dispersies omdat de deeltjes
blijven “rondzweven” in het solvent, in tegenstelling tot een suspensie waar de
deeltjes na een tijd gaan neerslaan.
4.2.2 Chemie
In de scheikunde zijn colloïden mengsels die middelgrote deeltjes bevatten die
samen worden gehouden door de Brownse beweging. Verschillende voorbeelden
van colloïden zijn melk,…
De Brownse beweging is de willekeurige beweging van deeltjes gesuspendeerd in
een vloeistof als gevolg van de botsing met de snelle atomen of moleculen in de
vloeistof.
34 Deelvraag 4: Welke factoren beïnvloeden de stabiliteit van een vaste stof in een vloeistof?
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
4.2.3 Fysica
Omdat het mengsel stabiel blijft en de vaste deeltjes in de oplossing blijven
‘rondzweven’ betekent dit dat er geen resulterende kracht aanwezig is. Wanneer dit
wel zo zou zijn, zouden de deeltjes gaan drijven (aan het oppervlak van de vloeistof)
of gaan neerslaan.
Figuur 20: melk (colloïde)
4.2.4 Factoren die de stabiliteit beïnvloeden
Door het stijgen van de temperatuur, zal de colloïde langer stabiel blijven en blijven
de deeltjes langer opgelost. Wanneer de temperatuur opnieuw daalt, zullen de
deeltjes opnieuw gaan “rondzweven”.
De tijd heeft geen invloed op de stabiliteit van een colloïde, de deeltjes blijven
“rondzweven” en zullen niet neerslaan.
Deelvraag 4: Welke factoren beïnvloeden de stabiliteit van een vaste stof in een vloeistof? 35
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
4.3 Wat is een oplossing?
4.3.1 Definitie
Als een stof goed oplost, bijvoorbeeld in water, dan worden alle moleculen van de
opgeloste stof door de watermoleculen uit elkaar gehaald, één voor één. Je krijgt dan
losse moleculen van de opgeloste stof die zich regelmatig overal in het water
verdelen. Suiker bijvoorbeeld lost goed op in water en je krijgt dan suikerwater.
In suikerwater zijn de suikermoleculen helemaal los van elkaar en elk suikermolecuul
zweeft 'in zijn eentje' tussen de watermoleculen. We zeggen dan dat de
suikermoleculen in het water zijn opgelost. Zuiver water is helder, dat wil zeggen dat
je er doorheen kunt kijken. De opgeloste suikermoleculen zijn zo klein dat ze het licht
niet tegenhouden. Daarom is ook een oplossing van suiker in water helder.
4.3.2 Chemie
In de scheikunde is een oplossing een homogeen mengsel van slechts één fase. In
een dergelijk mengsel, is een opgeloste stof een stof opgelost in een andere stof
(solvent), bekend als een oplosmiddel. Het oplosmiddel doet het oplossen. De
oplossing neemt min of meer de kenmerken over van het oplosmiddel onder de
continue fase. Het oplosmiddel is gewoonlijk de belangrijkste fractie van het
mengsel. De concentratie van een opgeloste stof in oplossing is een maat voor
hoeveel van deze opgeloste stof wordt opgelost in het oplosmiddel.
Figuur 21: suikerwater
36 Deelvraag 4: Welke factoren beïnvloeden de stabiliteit van een vaste stof in een vloeistof?
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
4.4 De stabiliteit van een zetmeeloplossing
Een zetmeelkorrel zit stevig in elkaar. De grote mate van ordening en kristallijne
gebieden, gepaard met waterstofbruggen tussen de vele hydroxylgroepen onderling,
maakt dat zetmeel niet oplost in koud water. De korrel kan wel koud water opnemen,
zo’n 35% op gewichtsbasis. Daarbij blijft de ordening ongemoeid en het proces is
omkeerbaar. Pas bij verwarming neemt de korrel water op en zwelt aanzienlijk,
alleen dan verbreken de stevige waterstofbruggen.
Tijden het verwarmen neemt eerst het amylose in de zetmeelkorrel water op,
waardoor de korrels zwellen en de suspensie stroperig wordt. Vervolgens neemt
amylopectine water op. De korrel zwelt verder op en verliest definitief zijn structuur
en stevigheid. Rond dit punt is de viscositeit maximaal, want de oplossing bestaat
vrijwel hoofdzakelijk uit zeer sterk gezwollen samenhangende korrels. Bij verder
verwarmen en roeren gaan de zetmeelkorrels kapot. De moleculen lossen nu
afzonderlijk op in water. De viscositeit neemt weer af en er ontstaat een heldere
oplossing. Bij het afkoelen treden gelvorming en retrogradatie op.
Het gedrag van een zetmeeloplossing wordt beschreven in termen van ‘lang
karakter’ en ‘kort karakter’. Als natief zetmeel volledig is opgelost, stroomt het
makkelijk en het vormt lange draden. Het heeft dan een lang karakter. De
zetmeelketens zijn volledig omringd door water en bewegen langs elkaar. Als het
zetmeel niet volledig is opgelost, bevinden zich in de oplossing nog resten van sterk
gezwollen zetmeelkorrels.
De oplossing is niet helder en vloeit slecht. Deze clusters van polymeren hebben
nauwelijks onderlinge interactie en het resultaat is een onsamenhangende
zetmeeloplossing, zoals in behangersplaksel dat wat ‘appelmoesachtig’ ofwel kort
overkomt.
Figuur 22: lang karakter (links), kort karakter (rechts)
Deelvraag 4: Welke factoren beïnvloeden de stabiliteit van een vaste stof in een vloeistof? 37
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
5 Hoe worden de mengsels die deel uitmaken van dit onderzoek
gebruikt in de moleculaire gastronomie?
5.1 Inleiding
Moleculair koken leidt tot gerechten die je in een normale keuken niet tegenkomt.
Moleculaire gastronomie is het toepassen van de wetenschap op de bereidingswijze
van voedsel. Wetenschappers en koks ontmoeten elkaar en samen creëren ze
nieuwe levensmiddelen en gerechten.
Bijna alles wat je doet in de keuken is chemie. Van het gaarkoken van een ei tot het
stevig kloppen van slagroom – koken is niet alleen een kunst, maar ook een
wetenschap.
5.1.1 Schuim
Lichte voedingsmiddelen die hoofdzakelijk uit lucht bestaan, de mousses, worden
heel veel gebruikt bij het nieuwe koken en in de voedingsindustrie. Een voorbeeld
van een schuim in de moleculaire keuken is ‘lucht’.
Dit soort schuim, dat men “lucht” noemt, heeft een totaal ander schuimnetwerk dan
de bekende schuimen zoals slagroom, namelijk een netwerk van luchtbellen op zich.
Door Emulzoon toe te voegen aan een vloeistof en dit te mixen met aan staafmixer
wordt er lucht in de vloeistof geslagen. Emulzoon nestelt zich tussen het water en de
lucht, waardoor de belletjes in de vloeistof gevangen blijven. Het enige wat zich
tussen de belletjes bevindt is een dun laagje vloeistof. Hierdoor geeft dit soort schuim
alleen smaak af en verdwijnt het ineens in de mond, vandaar de naam “lucht”.
38 Deelvraag 5: Hoe worden de mengsels die deel uitmaken van mijn onderzoek gebruikt in de moleculaire gastronomie?
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
Uitvoering van het maken van een schuim- Voeg per 200 ml vloeistof 4 doseerlepels Emulzoon toe en los dit op met een
staafmixer.
- Schuim het mengsel met de staafmixer op in een ruime bak, zodat er genoeg
ruimte is voor het schuim om zich te vormen.
- Als er voldoende schuim gevormd is, laat deze dan ongeveer een minuut staan.
- Je “lucht” is klaar om geserveerd te worden.
Voorbeeldrecept: Lucht van rode biet
Ingrediënten200 ml bietensap
4 doseerlepels Emulzoon
WerkwijzeLos 4 doseerlepels Emulzoon op in 200 mL water.
Schuim het geheel in een ruime bak met een staafmixer, zoals hierboven
aangegeven.
De lucht van rode biet is klaar om geserveerd te worden, bijvoorbeeld op haring of
geitenkaas.
Figuur 23: schuim
Deelvraag 5: Hoe worden de mengsels die deel uitmaken van mijn onderzoek gebruikt in de moleculaire gastronomie? 39
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
5.1.2 Emulsie
Een emulsie is een dispersie van twee niet mengbare stoffen die onder normale
omstandigheden geen stabiel en homogeen mengsel vormen. De meest
voorkomende emulsie is een dispersie van olie in water of water in olie op
microschaal.
Gezien de uiteenlopende eigenschappen van vele ingrediënten die we gebruiken in
de keuken, zijn emulsies zeer handig voor verschillende doeleinden. Vet en water
zijn veelvoorkomende producten die in verschillende gerechten gebruikt worden.
Naast de mogelijkheid om niet mengbare stoffen zoals olie en water te binden,
kunnen emulsies ook zorgen voor de creatie van homogene mengsels. Als gevolg
hiervan kan de houdbaarheid van verschillende producten verlengd worden.
Afgezien hiervan, maakt het ook plaats voor de productie van creatieve
levensmiddelen. Wetenschappers experimenteren volop met emulsies, zoals
mayonaise.
Men ontdekte uiteindelijk twee variaties die men kon toepassen op mayonaise. De
eerste variatie is mayonaise zonder eigeel. Die kan je net zo maken als klassieke
mayonaise, maar met eiwit in plaats van eigeel. De tweede variatie is een mayonaise
zonder ei die je maakt door in een beetje warm water een half blaadje gelatine op te
lossen en er dan al kloppend olie aan toe te voegen (gelering van emulsies).
40 Deelvraag 5: Hoe worden de mengsels die deel uitmaken van mijn onderzoek gebruikt in de moleculaire gastronomie?
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
5.1.3 GelIn tegenstelling tot de suspensie, waarbij vaste stoffen worden opgelost in een
vloeistof, is er de gel, waarbij de vloeistof verdeeld is in de vaste stof. Er bestaan 3
soorten geleien die in de moleculaire keuken worden gebruikt.
Zachte gelei
Gelei is een vloeistof die in een netwerk zit opgesloten. Dat netwerk kan bestaan uit
proteïnen (gelatine, eiwit, enz.), of uit polysachariden (agar-agar, carrageen, enz.)
Gelatine is een proteïne die wordt gewonnen uit vis of vlees. Deze proteïne heeft
gelerende eigenschappen. Door de vorming van een netwerk kan een vloeibare
structuur worden veranderend in een geleistructuur.
De gelatine lost op in warme stoffen(bij een temperatuur boven de 50 graden
Celsius) en verandert in gelei bij een temperatuur van ongeveer 10 graden Celsius.
Als de gelei wordt verwarmd tot boven de 37 graden Celsius gaat hij weer smelten.
Brosse gelei
Agar-agar is een geleermiddel dat wordt gemaakt van een rode zeewiersoort. In
tegenstelling tot gelatine (proteïne) is dit geleermiddel een polysacharide (een uit
suiker bestaand molecuul). Dit geleermiddel lost op wanneer het wordt verhit in een
mengsel op waterbasis: 1 tot 3 minuten in kokend water is de aanbevolen tijd
daarvoor. Het mengels stolt bij circa 35 graden Celsius. De agar-agargelei is bros en
licht ondoorschijnend. De agar-agargelei smelt wanneer hij wordt verhit tot boven de
80 graden Celsius.
Elastische gelei
Carrageen is een verdikkingsmiddel dat is gemaakt van een rode zeewiersoort. In
tegenstelling tot gelatine (proteïne) is dit geleermiddel een polysacharide (een uit
suiker bestaand molecuul). Het lost op in een hete vloeistof die water op 80 graden
Celsius bevat; dit is een praktisch uitgaanspunt van waaruit we het mengsel aan de
kook brengen. Het mengsel stolt bij ongeveer 40 graden Celsius. Geleien op basis
van carrageen zijn elastisch en doorschijnend. Als een gelei op carrageenbasis
opnieuw wordt verwarmd tot 65 graden celsius zal hij smelten. Een voorbeeld is een
dooier. Deze dooier wordt gevormd door sferificatie.
Deelvraag 5: Hoe worden de mengsels die deel uitmaken van mijn onderzoek gebruikt in de moleculaire gastronomie? 41
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
Dooiers worden gemaakt met Algizoon en Calazoon. Algizoon is een bindmiddel met
de bijzondere eigenschap te geleren in aanraking met Calazoon. Dit maakt het
mogelijk om alleen de buitenkant van een vloeistof te geleren, waardoor de
binnenkant vloeibaar blijft. Het resultaat lijkt op een eidooier. Er zijn twee manieren
voor het bereiden van dooiers: ''sferificatie'' en ''omgekeerde sferificatie''. Met
sferificatie wordt Algizoon door de te geleren vloeistof gemengd en in een
Calazoonbad gedaan. Bij omgekeerde sferificatie is dit andersom. De te geleren
vloeistof wordt verrijkt met Calazoon en in een Algizoonbad gedaan. Omgekeerde
sferificatie maakt het bijvoorbeeld mogelijk om een vlies om boter te maken,
waardoor het mooi gesmolten geserveerd kan worden.
Met de juiste chemische stoffen en hoeveelheden kan men zelf gels maken in
verschillende smaken. Hieronder wordt de basis en een voorbeeld uitgewerkt.
Uitvoering - Maak een standaardoplossing Algizoon door 6 doseerlepels Algizoon in 200 mL
water op te lossen met een staafmixer
- Meng per 250 ml te sferificeren vloeistof, met 35 g van de standaardoplossing
- Maak nu het calciumbad door in 700 ml water 5 doseerlepels Calazoon op te
lossen. Tip: de Calazoon wordt tijdens dooierformatie op gebruikt. Als het geleren
langer lijkt te duren of het vlies niet dik genoeg wordt, voeg dan extra Calazoon aan
het bad toe.
- De dooiers kunnen nu gemaakt worden door een lepel Algizoonmengsel voorzichtig
in het Calazoonbad te gieten. Tip: leg de onderkant van de lepel op het oppervlak
van het Calazoonbad, laat dan een puntje onderlopen en giet langzaam, in een
vloeiende beweging, de lepel leeg. Dit vereist wat oefening.
- Haal de dooiers na ongeveer een minuut uit het Calazoonbad en spoel ze om in
koud water
- De dooiers zijn klaar om geserveerd te worden.
42 Deelvraag 5: Hoe worden de mengsels die deel uitmaken van mijn onderzoek gebruikt in de moleculaire gastronomie?
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
Voorbeeldrecept: Dooiers van wortelsap
Ingrediënten250 ml wortelsap
35 g standaardoplossing Algizoon
700 ml water met 5 doseerlepels Calazoon
WerkwijzeMaak zoals hierboven in stap 1 aangegeven een standaardoplossing Algizoon
Meng 250 ml wortelsap met 35 g standaardoplossing Algizoon zonder dat er
luchtbellen vormen
Maak het Calazoonbad door 5 doseerlepels Calazoon in 700 ml water op te lossen
Bereid de dooiers zoals hierboven aangegeven vanaf stap 4.
Figuur 24: gegeleerd gerecht
Deelvraag 5: Hoe worden de mengsels die deel uitmaken van mijn onderzoek gebruikt in de moleculaire gastronomie? 43
Besluit
Na heel wat opzoekwerk en vergaren van informatie kunnen we besluiten dat er toch
enkele grote factoren een rol spelen op de stabiliteit van een vloeistof.
Wat schuim betreft, zijn we tot de conclusie gekomen dat de temperatuur een grote
rol speelt bij de stabiliteit ervan, maar ook dat, in het geval van bierschuim, men het
glas best niet spoelt met zeep of een vette stof, maar wel met gewoon water om een
stabiele schuimkraag te krijgen.
Over de stabiliteit van mayonaise leerden we dat de relatie tussen de olie en het
water (azijn) zeer belangrijk zijn om een stabiele emulsie te verkrijgen.
We stelden ook vast dat wanneer zetmeel verwarmd wordt tot 75°C gedurende
ongeveer 15 minuten, het zetmeel zijn maximale viscositeit bereikt.
Binnen de moleculaire keuken moet men dus rekening houden met de vele factoren
die een invloed kunnen hebben op de stabiliteit van de producten.
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
`
Besluit 45
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
Literatuurlijst InternetALFARO, D.,Emulsion, internet, 2014,
(http://culinaryarts.about.com/od/glossary/g/Emulsion.htm)
BALDINI, C., What is mayonnaise?, internet, 2014,
(http://recipes.howstuffworks.com/food-facts/question617.htm)
BARHAM, P., SKIBSTED, L.H., BREDIE, W.L.P., BOM FROST, M., MOLLER, P.,
RISBO, J., SNITKJAER, P., MORCH MORTENSEN, L., Molecular gastronomy: a
new emerging scientific discipline, internet, 2010,
(http://www.chem.wisc.edu/courses/Spring10/gelman/Molecular%20gastronomy.pdf)
BASTIAENS, L., KWANTEN, M., Waarom staat er schuim op bier?, internet, 2005-
2006, (http://www.chemieencultuur.be/userfiles/file/Les%20Bierschuim.pdf)
BENELUX SCIENTIFIC BV, Viscositeit, internet, 2007, (http://www.viscositeit.nl)
COHEN, J., What’s the Deal with Beer Head?, internet, 14 maart 2010,
(http://www.beer-universe.com/beer-education-article/2010-05-14/What-s-the-Deal-
with-Beer-Head-/)
DE JONG, Y.H., SMINK, C.J., NLT aanvullend lesmateriaal: het schuim, internet, juni
2011, (http://vo-ho.nl/wp-content/uploads/2011/09/NLT-Aanvullende-materiaal-Het-
Beste-Ei.pdf)
DUIFHUIS, P., Moleculaire Gastronomie LRC, internet, 19 maart 2012,
(http://prezi.com/tjeixkri5ffs/moleculaire-gastronomie-lrc)
GEVEN, J., Moleculair koken, internet ,
(http://www.kookstudiojohngeven.nl/moleculair-koken.html)
46 Literatuurlijst
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
HARRIS, W., How Molecular Gastronomy Works, internet, 2011,
(http://science.howstuffworks.com/innovation/edible-innovations/molecular-
gastronomy.htm)
JOLLINS, J.,DIHN, H., GONZALES, H.,Colloids and Emulsions, internet,
(http://courses.washington.edu/overney/Colloids%20and%20Emulsions.pdf)
LAW, J.,Colloids, internet,
(http://chemwiki.ucdavis.edu/Physical_Chemistry/Physical_Properties_of_Matter/
Solutions_and_Mixtures/Colloid)
LOWER, S., Solutions, internet, (http://www.chem1.com/acad/pdf/solut.pdf)
MARK, Een profielwerkstuk over reologie, internet, 27 februari 2012,
(http://scheikundejongens.nl/2012/02/een-profielwerkstuk-over-reologie)
NELEMANS, D., Wat is viscositeit, internet, 2013,
(http://www.inven.nl/watisviscositeit.html)
SCHENKELAARS, E., KLOMPMAKER, I., VAN DE LAAR, T., Moleculaire
gastronomie wetenschap in de keuken, internet, 2011,
(http://www.wageningenur.nl/upload_mm/b/4/7/d8dea611-0f83-4cfd-be42-
04301a0688cb_v218_Moleculaire_Gastronomie_ev_ll_21092010_11.pdf)
SCHMID, S., Colloid Chemistry, internet,
(http://firstyear.chem.usyd.edu.au/chem1612_sas/lecture%2036.pdf)
SNITKJAER, P., Investigations of meat stock from a Molecular Gastronomy
perspective, internet, 2010, (http://curis.ku.dk/ws/files/32448394/PHD.0111.pdf)
THIS, H., Food for tomorrow? How the scientific discipline of molecular gastronomy
could change the way we eat, internet, 7 november 2006,
(http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC1679779/)
Literatuurlijst 47
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
VAN DE GRAAF, A., Zetmeel en zetmeelderivaten, internet, september 2003,
(http://www.chemischefeitelijkheden.nl/Uploads/Magazines/CF-197-zetmeel.pdf)
VERLAAK, J., Eiwitten, schuim en schuimstabiliteit, internet, 2003,
(http://www.dekoperentsjettel.nl/pdf/originele/2003/februari/schuimstabiliteit.pdf)
WAGENINGEN, UR., Practicumhandleiding emulsies, internet, 2009,
(http://www.wageningenur.nl/upload_mm/4/a/f/67741171-1ea9-450f-b7d6-
dd8576f0fc13_LeerlingenhandleidingPracticumEmulsiesv11.pdf)
WAGENINGEN, UR., Practicumhandleiding schuimen, internet, 2009,
(https://www.wageningenur.nl/upload_mm/7/7/b/dbc6b785-fe36-4816-91d7-
2c7588db6ebd_LeerlingenhandleidingPracticumSchuimenv11.pdf)
WOESTENBURG, M., Wageningen nog niet uit gekookt, internet , 2007,
(http://www.kokenchemie.nl/content/sic/wageningen_nog_niet_uitgekookt.html)
Colloids - Suspensions, internet,
(http://www.brightstorm.com/science/chemistry/chemical-solutions/colloids-
suspensions/)
The man who unboiled an egg, internet, The Guardian, 2011,
(http://observer.theguardian.com/foodmonthly/futureoffood/story/0,,1969723,00.html)
Trend: moleculaire gastronomie, internet , 2014,
(http://www.trendystyle.net/trends/moleculaire-gastronomie.html)
BoekenMARIËN, E., GROENEWOLD, J., HUSSLAGE, B., Cook & chemist smakelijke
experimenten uit de moleculaire keuken voor iedere kookliefhebber, B.V., Uithoorn,
2007
THIS, H., Chemie in de keuken, Veen Magazines B.V., Diemen, 2008
48 Literatuurlijst
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
CursussenLELOUP, L., VAN DER SMIT, E., Afstudeeropdracht Moleculair Koken,
Experimenteel moleculair koken met eieren, niet-gepubliceerd cursus, Hogeschool
van Amsterdam, Antwerpen, 2010
VAN DER LINDEN, E., SCHENKELAARS, E., KLOMPMAKER, I., VAN DEN
HEIJKANT, I., OSMANOGLOU, E., VAN DE LAAR, T., TEN BRINK, C., SIJBERS, J.,
Moleculaire gastronomie, Docentenhandleiding, niet-gepubliceerd cursus,
Wageningen UR, Wageningen
Moleculair koken 1, niet-gepubliceerd cursus, Albeda college, Rotterdam
Literatuurlijst 49
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
Lijst van tabellen en figurenFiguur 1: Nicholas Kurti en Hervé This......................................................................12
Figuur 2: Hervé This..................................................................................................12
Figuur 3: zeepbellen..................................................................................................17
Figuur 4: meringue op microschaal............................................................................18
Figuur 5: samenstelling van eiwit...............................................................................18
Figuur 6: α-helix.........................................................................................................19
Figuur 7: α -helixen in myoglobine.............................................................................19
Figuur 8: globulair eiwit..............................................................................................20
Figuur 9: random coil eiwit.........................................................................................20
Figuur 10: bierschuim................................................................................................22
Figuur 11: emulsie.....................................................................................................23
Figuur 12: kooivorm...................................................................................................24
Figuur 13: heroriëntatie van waterstofbruggen..........................................................24
Figuur 14: inwerkende krachten op druppel vetstof...................................................25
Figuur 15: margarine..................................................................................................26
Figuur 16: mayonaise................................................................................................26
Figuur 17: geschifte mayonaise.................................................................................29
Figuur 18: crème anglaise.........................................................................................30
Figuur 19: neerslagreactie........................................................................................31
Figuur 20: melk (colloïde)..........................................................................................33
Figuur 21: suikerwater...............................................................................................34
Figuur 22: lang karakter kort karakter..............................................................35
Figuur 23: schuim......................................................................................................38
Figuur 24: gegeleerd gerecht.....................................................................................42
Tabel 1: de 5 smaken die je tong kan waarnemen 15
Tabel 2: voorbeelden van emulsies 26
50 Lijst van tabellen en figuren
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
OP 1: Wat is het effect van de temperatuur op de schuimkraag? 51
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
Bijlage 1: het onderzoeksplan van de eerste onderzoeksvraag
1 Wat is het effect van de temperatuur op de schuimkraag?
1.1 Hypothese
Ik verwacht dat de schuimkraag van de pils die het koudste is, een stabielere
schuimkraag zal hebben. Ik denk dit omdat in koud bier CO2, die voor het schuim
zorgt, beter oplost en bij warm bier juist niet.
1.2 Aanpak
Door 3 identieke pilsjes met een verschillende temperatuur te vergelijken kan men
aantonen in welke toestand de schuimkraag van het bier optimaal is (op
kamertemperatuur, verwarmd of koud). Hierbij is de temperatuur de onafhankelijke
variabele en de lengte van de schuimkraag de afhankelijke variabele.
1.3 Theorie
Bron 6: VERLAAK, J., Eiwitten, schuim en schuimstabiliteit, internet, 2003,
(http://www.dekoperentsjettel.nl/pdf/originele/2003/februari/schuimstabiliteit.pdf).
Bron 7: THIS, H., Chemie in de keuken, Veen Magazines B.V., Diemen, 2008.
Bron 8: WAGENINGEN, UR., Practicumhandleiding schuimen, internet, 2009,
(https://www.wageningenur.nl/upload_mm/7/7/b/dbc6b785-fe36-4816-91d7-
2c7588db6ebd_LeerlingenhandleidingPracticumSchuimenv11.pdf).
Bron 10: BASTIAENS, L., KWANTEN, M., Waarom staat er schuim op bier?, internet,
2005-2006, (http://www.chemieencultuur.be/userfiles/file/Les%20Bierschuim.pdf).
Bron 18: COHEN, J., What’s the Deal with Beer Head?, internet, 14 maart 2010,
(http://www.beer-universe.com/beer-education-article/2010-05-14/What-s-the-Deal-
with-Beer-Head-/)
52 OP 1: Wat is het effect van de temperatuur op de schuimkraag?
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
1.4 Materiaal- 3 pilsjes (op verschillende temperatuur)
- Meetlat
- Timer
- Thermometer
- Maatcilinder
- Kookvuurtje
- Maatbeker
1.5 Methode
1.5.1 Proefopstelling
Bierflesje
Maatbeker
Kookvuurtje
Trechter
Maatcilinder
OP 1: Wat is het effect van de temperatuur op de schuimkraag? 53
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
1.5.2 Stappenplan
- Warm 1 pilsje voor 5 minuten op in een bekerglas met kokend water
- Steek 1 pilsje in de koeler voor 5 minuten
- Hou 1 pilsje op kamertemperatuur
- Giet 8 cl van 1 pilsje in een maatcilinder, door middel van een trechter
- Meet om de 20 seconden de hoogte van het schuim in de maatcilinder
- Meet ook om de 20 seconden de temperatuur van het bier in de maatcilinder
- Doe dit met elk pilsje en herhaal het 3 keer.
- Verwerk deze informatie in de tabel en verduidelijk de resultaten in een (ln(x))
(t) grafiek.
Tijd (s)
t
Lengte schuim (cm)
a
Genormeerde lengte (cm)
X=a-b
Ln(x)
0
30
60
…
300
b = De lengte van de schuimkraag bij 300 seconde.
1.6 Tijdsplan
Het klaarmaken van de flesjes met bier duurt ongeveer 5 minuten, het vullen van de
bierglazen en het timen duurt ongeveer 25 minuten. Deze proef moet 3 keer
uitgevoerd worden dus zal de proef minstens 1,5 uur duren.
1.7 Veiligheid
De proef heeft op zich geen risico’s. Het afval kan niet beschouwd worden als
gevaarlijk afval en kan dus via de riolering afgevoerd worden.
54 OP 1: Wat is het effect van de temperatuur op de schuimkraag?
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
1.7.1 Gevaarsymbolen
Niet van toepassing.
1.8 Besluit
Het resultaat van de test zou moeten aantonen dat bij een lagere temperatuur van
het bier er meer en stabieler schuim zal ontstaan dan bij het bier dat verwarmd is. Dit
komt door de hoeveelheid opgelost koolzuurgas dat beïnvloed wordt door de
temperatuur van het bier.
OP 1: Wat is het effect van de temperatuur op de schuimkraag? 55
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
Bijlage 2: verslag van de eerste onderzoeksvraag
2 Wat is het effect van de temperatuur op de schuimkraag?
2.1 Inleiding
Bij het inschenken van een flesje bier is het van groot belang dat het bier op juiste
temperatuur is. De temperatuur heeft namelijk een invloed op de stabiliteit van het
schuim en op de hoeveelheid gevormde schuim.
2.2 Doel van het onderzoek
Door 3 identieke pilsjes met een verschillende temperatuur te vergelijken kan men
aantonen in welke toestand de schuimkraag van het bier optimaal is (op
kamertemperatuur, verwarmd of koud). Hierbij is de temperatuur de onafhankelijke
variabele en de lengte van de schuimkraag de afhankelijke variabele.
2.3 Hypothese
Ik verwacht dat de schuimkraag van de pils die het koudste is een stabielere
schuimkraag zal hebben. Ik denk dit omdat in koud bier CO2, die voor het schuim
zorgt, beter oplost en bij warm bier juist niet.
56 LV 1: Wat is het effect van de temperatuur op de schuimkraag?
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
2.4 Werkwijze
2.4.1 Proefopstelling
LV 1: Wat is het effect van de temperatuur op de schuimkraag? 57
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
2.4.2 Materiaal- 3 pilsjes (op verschillende temperatuur)
- Meetlat
- Timer
- Thermometer
- Maatcilinder
- Kookvuurtje
- Maatbeker
2.4.3 Methode- Warm 1 pilsje voor 5 minuten op in een bekerglas met kokend water
- Steek 1 pilsje in de koeler voor 5 minuten.
- Hou 1 pilsje op kamertemperatuur.
- Giet 8 cl van 1 pilsje in een maatcilinder, door middel van een trechter.
- Meet om de 20 seconden de hoogte van het schuim in de maatcilinder.
- Meet ook om de 20 seconden de temperatuur van het bier in de maatcilinder.
- Doe dit met elk pilsje en herhaal het 3 keer .
- Verwerk deze informatie in de tabel en verduidelijk de resultaten in een (ln(x))
(t) grafiek.
2.5 Resultaten
Kamertemperatuur
TijdLengte 1
Lengte 2
Lengte 3
Gemiddelde
Genormeerde waarde Ln(x)
0 12,7 14 13 13,50 10,40 2,34180580620 7 11,7 11 11,35 8,25 2,110213240 4,8 9,4 9,3 9,35 6,25 1,83258146460 4,2 8,5 8,2 8,35 5,25 1,65822807780 3,5 7,6 6,9 7,25 4,15 1,423108334
100 2,1 6,6 6,4 6,50 3,40 1,223775432120 1,6 5,8 5,9 5,85 2,75 1,011600912140 0,8 5 5,3 5,15 2,05 0,717839793160 0,5 4,8 4,8 4,80 1,70 0,530628251180 0,3 3 3,2 3,10
58 LV 1: Wat is het effect van de temperatuur op de schuimkraag?
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
GekoeldTijd Lengte
1Lengte 2
Lengte 3
Gemiddelde
Genormeerde waarde
Ln(x)
0 13 11,4 12,7 12,05 8,50 2,14006616320 11,5 9,5 11 10,25 6,70 1,90210752640 9,5 7,4 8,2 7,80 4,25 1,44691898360 8,7 6,4 7,4 6,90 3,35 1,20896034680 7,7 5,7 6,6 6,15 2,60 0,955511445
100 7,4 5,1 5,9 5,50 1,95 0,667829373120 6,2 4,3 5,3 4,80 1,25 0,223143551140 5,7 4,1 4,6 4,35 0,80 -0,223143551160 4,9 3,6 4,2 3,90 0,35 -1,049822124180 4,5 3,4 3,7 3,55
Verwarmd (36°C)Tijd Lengte
1Lengte 2
Lengte 3
Gemiddelde
Genormeerde waarde
Ln(x)
0 10,2 13,4 10,2 10,20 9,30 2,230014420 8,5 9,5 7,9 8,20 7,30 1,98787434840 6,5 7,4 6,3 6,40 5,50 1,70474809260 5,5 6,4 4,3 4,90 4,00 1,38629436180 4,5 5,5 3,5 4,00 3,10 1,131402111
100 3,5 5 3,2 3,35 2,45 0,896088025120 2,7 4,3 2,6 2,65 1,75 0,559615788
140 2,3 3,8 2,2 2,25 1,35 0,300104592
160 1,5 3,4 1,3 1,40 0,50 -0,693147181180 1 2,8 0,8 0,90
LV 1: Wat is het effect van de temperatuur op de schuimkraag? 59
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
Grafiek:
0 20 40 60 80 100 120 140 160
-0.5
0
0.5
1
1.5
2
2.5
Kamertemperatuur GekoeldVerwarmd (36°C)
Tijd (s)
ln(x
)
De resultaten na 160 seconden worden weggelaten bij het verwerken in de grafiek
door de grote afwijking van de resultaten.
2.6 Veiligheid
De proef heeft op zich geen risico’s. Het afval kan niet beschouwd worden als
gevaarlijk afval en kan dus via de riolering afgevoerd worden.
2.7 Nabespreking
Na het vergelijken van de resultaten van de proef, moet ik vaststellen dat de proef
niet nauwkeurig genoeg is uitgevoerd. De resultaten zijn niet logisch en zijn
tegenstrijdig met de te verwachten resultaten.
60 LV 1: Wat is het effect van de temperatuur op de schuimkraag?
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
LV 1: Wat is het effect van de temperatuur op de schuimkraag? 61
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
Bijlage 3: het onderzoeksplan van de tweede onderzoeksvraag
3 Wat is de invloed van de reinheid van het glas op de
schuimkraag?
3.1 Hypothese
Ik voorspel dat de reinheid van het glas een grote invloed zal hebben op de
schuimkraag van het bier. Ik verwacht dat het glas met de melk de kleinste
schuimkraag krijgt, dat het bierglas met het afwasmiddel er voor zal zorgen dat de
kraag ook klein is en onstabiel en dat het (demi)water voor een mooie kraag zal
zorgen die stabieler is dan de andere schuimkragen. Ik denk dit omdat vloeistoffen
zoals melk of zeep een negatieve invloed hebben op de oppervlaktespanning, zij
verlagen de oppervlaktespanning van het bier op het glas en zorgen er dus voor dat
er geen stabiele schuimkraag gevormd wordt.
3.2 Aanpak
Door middel van 3 bierglazen op elk een andere manier te spoelen, kan men bepalen
wat de invloed van de reinheid van het glas op een schuimkraag is. Hierbij is het type
spoelmiddel de onafhankelijke variabele en de lengte van de schuimkraag de
afhankelijke variabele.
3.3 Theorie
Bron 6: VERLAAK, J., Eiwitten, schuim en schuimstabiliteit, internet, 2003,
(http://www.dekoperentsjettel.nl/pdf/originele/2003/februari/schuimstabiliteit.pdf).
Bron 7: THIS, H., Chemie in de keuken, Veen Magazines B.V., Diemen, 2008.
Bron 8: WAGENINGEN, UR., Practicumhandleiding schuimen, internet, 2009,
(https://www.wageningenur.nl/upload_mm/7/7/b/dbc6b785-fe36-4816-91d7-
2c7588db6ebd_LeerlingenhandleidingPracticumSchuimenv11.pdf).
OP 2:Bepaling van de invloed van de reinheid van het glas op de schuimkraag 63
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
Bron 10: BASTIAENS, L., KWANTEN, M., Waarom staat er schuim op bier?, internet,
2005-2006, (http://www.chemieencultuur.be/userfiles/file/Les%20Bierschuim.pdf).
Bron 18: COHEN, J., What’s the Deal with Beer Head?, internet, 14 maart 2010,
(http://www.beer-universe.com/beer-education-article/2010-05-14/What-s-the-Deal-
with-Beer-Head-/)
3.4 Materiaal- 3 bierglazen
- Afwasmiddel
- Melk
- (demi)water
- 3 flesjes bier (zelfde merk, zelfde temperatuur,…)
- Timer
- Trechter
3.5 Methode
3.5.1 Proefopstelling
64 oP 2:Bepaling van de invloed van de reinheid van het glas op de schuimkraag?
Bierglas
Trechter
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
3.5.2 Stappenplan- Spoel het eerste bierglas met afwasmiddel
- Spoel het tweede bierglas met melk
- Spoel het derde bierglas met (demi)water
- Vul de 3 glazen met eenzelfde hoeveelheid bier, doormiddel van een trechter
- Time hoe lang de schuimkraag nodig heeft om tot op 7 cm van de bodem te
komen
- Herhaal deze proef 3 keer
- Verwerk deze resultaten in de tabel en vergelijk.
Bierglas Tijd nodig om op 7 cm van de
bodem te komen (s)
Gespoeld met afwasmiddel
Gespoeld met melk
Gespoeld met (demi)water
3.6 Tijdsplan
De volledige proef wordt geschat op 1,5 uur. 5 minuten om de glazen te spoelen en
25 minuten om de glazen te vullen en te timen. Deze proef moet 3 keer uitgevoerd
worden, dus zal de proef minstens 1,5 uur duren.
3.7 Veiligheid
De proef heeft op zich geen risico’s. Het afval kan niet beschouwd worden als
gevaarlijk afval en kan dus via de riolering afgevoerd worden.
3.8 Besluit
Het resultaat van de test zou moeten aantonen dat het spoelen van een bierglas met
water een positief effect zal hebben op de stabiliteit van de schuimkraag van het bier
en dat het een negatief effect zal hebben wanneer men het bierglas spoelt met zeep
of melk. Dit heeft te maken met de oppervlaktespanning die beïnvloed wordt.
OP 2:Bepaling van de invloed van de reinheid van het glas op de schuimkraag 65
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
Bijlage 4: verslag van de tweede onderzoeksvraag
4 Wat is de invloed van de reinheid van het glas op de
schuimkraag?
4.1 Inleiding
Bij het inschenken van een flesje bier kan de reinheid van het glas een grote invloed
hebben op de vorming en de stabiliteit van een schuimkraag.
4.2 Doel van het onderzoek
Door middel van 3 bierglazen op elk een andere manier te spoelen, kan men bepalen
wat de invloed van de reinheid van het glas op een schuimkraag is. Hierbij is het type
spoelmiddel de onafhankelijke variabele en de lengte van de schuimkraag de
afhankelijke variabele.
4.3 Hypothese
Ik voorspel dat de reinheid van het glas een grote invloed zal hebben op de
schuimkraag van het bier. Ik verwacht dat het glas met de melk de kleinste
schuimkraag krijgt, dat het bierglas met het afwasmiddel er voor zal zorgen dat de
kraag ook klein is en onstabiel en dat het (demi)water voor een mooie kraag zal
zorgen die stabieler is dan de andere schuimkragen. Ik denk dit omdat vloeistoffen
zoals melk of zeep een negatieve invloed hebben op de oppervlaktespanning. Zij
verlagen de oppervlaktespanning van het bier op het glas en zorgen er dus voor dat
er geen stabiele schuimkraag gevormd wordt.
LV 2:Bepaling van de invloed van de reinheid van het glas op de schuimkraag 67
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
4.4 Werkwijze
4.4.1 Proefopstelling
4.4.2 Materiaal- 3 bierglazen
- Afwasmiddel
- Melk
- Water
- 3 flesjes bier (zelfde merk, zelfde temperatuur,…)
- Timer
- Trechter
68 LV 2:Bepaling van de invloed van de reinheid van het glas op de schuimkraag
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
4.4.3 Methode- Spoel het eerste bierglas met afwasmiddel.
- Spoel het tweede bierglas met melk.
- Spoel het derde bierglas met (demi)water.
- Vul de 3 glazen met eenzelfde hoeveelheid bier, doormiddel van een
trechter.
- Time hoe lang de schuimkraag nodig heeft om tot op 7 cm van de bodem
te komen.
- Herhaal deze proef 3 keer.
Verwerk deze resultaten in de tabel en vergelijk.
4.5 Resultaten
Proefopstelling bij kamertemperatuur 19 °C
Test : Stabiliteit schuimkraag Helling trechter : 71 °
Proef Water Melk Zeepoplossing Hoogte van
schuimkraag
bij begin (cm)
Aantal
seconden voor
bereiken van 7
cm
(s)
Hoogte van
schuimkraag na
1 minuut 50
seconden (Cm)
1 X 3 136 11.3
2 X 2.7 122 11.3
3 X 3.2 124 11.1
Gemiddelde: 2.97 127.33 11.23
4 X 1.5 30 11.8
5 X 1.3 31 11.7
6 X 1.3 28 11.6
Gemiddelde: 1.37 29.67 11.7
7 X 4 66 11.7
8 X 4.2 66 11.6
9 X 4.2 63 11.6
Gemiddelde: 4.13 65 11.63
LV 2:Bepaling van de invloed van de reinheid van het glas op de schuimkraag 69
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
4.6 Nabespreking
Bij het uitvoeren van de proef heb ik ervoor gezorgd dat de helling van het flesje bier
bij elke proef hetzelfde was. De resultaten die ik uit deze proef heb verkregen
bevestigen mijn hypothese.
Wanneer men het glas spoelt met water bekomt men een stabiele kraag en een
normale schuimvorming bij het inschenken. Wanneer men het glas spoelt met melk
(vet) bekomt men een zeer onstabiele kraag en een geringe schuimvorming bij het
inschenken. Wanneer men het glas spoelt met een zeepoplossing bekomt men een
onstabiele kraag en een grote schuimvorming bij het inschenken.
70 LV 2:Bepaling van de invloed van de reinheid van het glas op de schuimkraag
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
Bijlage 5: het onderzoeksplan van de derde onderzoeksvraag
5 Wat is de relatie tussen olie en de viscositeit van mayonaise?
5.1 Hypothese
Mijn hypothese is dat door het voorzichtig toevoegen van de olie, bij het maken van
mayonaise, de viscositeit van de mayonaise zal dalen. Ik denk dit omdat dit hetzelfde
principe is als een water-en-olie mengsel. Deze 2 stoffen mengen ook niet zomaar.
5.2 Aanpak
Men gaat 2 verschillende mayonaises vergelijken. Deze zijn bijna op identiek
dezelfde manier gemaakt, alleen wordt bij de ene mayonaise de olie achteraf
bijgevoegd. Zo kan men de relatie tussen olie en viscositeit bij mayonaise
weergeven.
5.3 Theorie
Bron 2: SCHENKELAARS, E., KLOMPMAKER, I., VAN DE LAAR, T., Moleculaire
gastronomie wetenschap in de keuken, internet, 2011,
(http://www.wageningenur.nl/upload_mm/b/4/7/d8dea611-0f83-4cfd-be42-
04301a0688cb_v218_Moleculaire_Gastronomie_ev_ll_21092010_11.pdf).
Bron 5: BARHAM, P., SKIBSTED, L.H., BREDIE, W.L.P., BOM FROST, M.,
MOLLER, P., RISBO, J., SNITKJAER, P., MORCH MORTENSEN, L., Molecular
gastronomy: a new emerging scientific discipline, internet, 2010,
(http://www.chem.wisc.edu/courses/Spring10/gelman/Molecular%20gastronomy.pdf).
Bron 7: THIS, H., Chemie in de keuken, Veen Magazines B.V., Diemen, 2008.
Bron 9: WAGENINGEN, UR., Practicumhandleiding emulsies, internet, 2009,
(http://www.wageningenur.nl/upload_mm/4/a/f/67741171-1ea9-450f-b7d6-
dd8576f0fc13_LeerlingenhandleidingPracticumEmulsiesv11.pdf).
OP 3:Wat is de relatie tussen olie en de viscositeit van mayonaise? 71
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
Bron 12: MARK, Een profielwerkstuk over reologie, internet, 27 februari 2012,
(http://scheikundejongens.nl/2012/02/een-profielwerkstuk-over-reologie).
Bron 14: NELEMANS, D., Wat is viscositeit, internet, 2013,
(http://www.inven.nl/watisviscositeit.html).
Bron 15: BENELUX SCIENTIFIC BV, Viscositeit, internet, 2007,
(http://www.viscositeit.nl).
Bron 16: MARIËN, E., GROENEWOLD, J., HUSSLAGE, B., Cook & chemist
smakelijke experimenten uit de moleculaire keuken voor iedere kookliefhebber, B.V.,
Uithoorn, 2007.
5.4 Materiaal
- 30 ml keukenazijn (2x)
- 1 eidooier (2x)
- ½ theelepel mosterd (2x)
- ½ theelepel zout (2x)
- ½ theelepel peper (2x)
- 105 ml zonnebloemolie (2x)
- Staafmixer
- Bekerglazen
- Timer
- Maatkolf
- Trechter met stop
72 OP 3:Wat is de relatie tussen olie en de viscositeit van mayonaise?
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
5.5 Methode
5.5.1 Proefopstelling
5.5.2 Stappenplan
Men maakt 2 soorten mayonaise.
De eerste mayonaise:
- Voeg alle ingrediënten samen in het bekerglas.
- Mix dit mengsel op een maximale stand, tot een gladde massa.
- Laat dit mengsel een half uurtje rusten.
- Giet dit mengsel in de trechter met stop en zet deze op de maatkolf.
- Trek de stop er in een keer uit en start tegelijkertijd de timer.
- Time tot het volledige mengsel door de trechter is gevloeid.
OP 3:Wat is de relatie tussen olie en de viscositeit van mayonaise? 73
Trechter
Stop met draadje
Maatkolf
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
De tweede mayonaise:
- Voeg alle ingrediënten samen in het bekerglas, behalve de zonnebloemolie
- Mix die mengsels op een maximale stand tot een gladde massa.
- Zet de mixer op een lagere stand en voeg de zonnebloemolie
druppelsgewijs toe.
- Laat dit mengsel een half uurtje rusten
- Giet dit mengsel in de trechter met stop en zet deze op de maatkolf
- Trek de stop er in een keer uit en start tegelijkertijd de timer
- Time tot het volledige mengsel door de trechter is gevloeid
- Verwerk deze informatie in de tabel
Aard van de emulsie Tijd van doorlopen
Mayonaise 1
Mayonaise 2
5.6 Tijdsplan
De 2 soorten mayonaise maken duurt ongeveer een half uur. De tweede mayonaise
moet nadat hij gemaakt is, nog een half uur rusten. Voor de proef is ongeveer 1.5 uur
nodig.
5.7 Veiligheid
De proef heeft op zich weinig risico’s. Het afval kan niet beschouwd worden als
gevaarlijk afval en kan dus weggegooid worden in een Gft-container.
5.7.1 Gevaarsymbolen
Niet van toepassing.
74 OP 3:Wat is de relatie tussen olie en de viscositeit van mayonaise?
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
5.8 Besluit
Het resultaat van de test zou moeten aantonen dat door het later en geleidelijk aan
toevoegen van de olie bij de mayonaise er een stabiele binding zal ontstaan. Zo zal
de eerste mayonaise vloeibaar zijn en de tweede mayonaise vaster.
OP 3:Wat is de relatie tussen olie en de viscositeit van mayonaise? 75
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
Bijlage 6: verslag van de derde onderzoeksvraag
6 Wat is de relatie tussen olie en de viscositeit van mayonaise?
6.1 Inleiding
Het recept voor mayonaise is er een dat vaak mislukt. Dit komt door twee
eigenschappen van de mayonaise die elkaar tegenwerken: de aard van de emulsie
(olie/water) en de viscositeit. De viscositeit wordt bepaald door de hoeveelheid
oliedruppels (disperse fase) in de waterfase (continue fase) van de mayonaise. Hoe
meer oliedruppels, hoe hoger de viscositeit.
6.2 Doel van het onderzoek
Men gaat 2 verschillende mayonaises vergelijken. Deze zijn bijna op identiek
dezelfde manier gemaakt, alleen wordt bij de ene mayonaise de olie achteraf
bijgevoegd. Zo kan men de relatie tussen olie en viscositeit bij mayonaise
weergeven.
6.3 Hypothese
Mijn hypothese is dat door het voorzichtig toevoegen van de olie bij het maken van
mayonaise, de viscositeit van de mayonaise zal dalen. Ik denk dit omdat dit hetzelfde
principe is als een water en olie mengsel. Deze 2 stoffen mengen ook niet zomaar.
LV 3: Wat is de relatie tussen olie en de viscositeit van mayonaise? 77
Stop met draadje
Maatkolf
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
6.4 Werkwijze
6.4.1 Proefopstelling
6.4.2
Materiaal
- 30
ml
keukenazijn (2x)
- 1 eidooier (2x)
- ½ theelepel mosterd (2x)
- ½ theelepel zout (2x)
- ½ theelepel peper (2x)
- 105 ml zonnebloemolie (2x)
- Staafmixer
- Bekerglazen
- Timer
- Maatkolf
- Poedertrechter met stop
6.4.3 Methode
Men maakt 2 soorten mayonaise:
78 LV 3: Wat is de relatie tussen olie en de viscositeit van mayonaise?
Poedertrechter
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
De eerste mayonaise:
- Voeg alle ingrediënten samen in het bekerglas.
- Mix dit mengsel op een maximale stand, tot een gladde massa.
- Laat dit mengsel een half uurtje rusten.
- Giet dit mengsel in de trechter met stop en zet deze op de maatkolf.
- Trek de stop er in een keer uit en start tegelijkertijd de timer.
- Time tot het volledige mengsel door de trechter is gevloeid.
De tweede mayonaise:
- Voeg alle ingrediënten samen in het bekerglas, behalve de zonnebloemolie
- Mix die mengsels op een maximale stand, tot een gladde massa.
- Zet de mixer op een lagere stand en voeg de zonnebloemolie
druppelsgewijs toe.
- Laat dit mengsel een half uurtje rusten
- Giet dit mengsel in de trechter met stop en zet deze op de maatkolf
- Trek de stop er in een keer uit en start tegelijkertijd de timer
- Time tot het volledige mengsel door de trechter is gevloeid
- Verwerk deze informatie in de tabel
6.5 ResultatenAard van de emulsie Tijd 1 Tijd 2 Tijd 3
Mayonaise 1 vloeibaar 5 sec 3 sec 3 sec
Mayonaise 2 Vast/vloeibaar 33 sec 36 sec 35 sec
LV 3: Wat is de relatie tussen olie en de viscositeit van mayonaise? 79
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
6.6 Nabespreking
Volgens de resultaten uit de proef klopt de hypothese. De eerste mayonaise was
vloeibaar en had dus een lage viscositeit. De tweede mayonaise werd steeds vaster
en had dus een hoge viscositeit. Beide mayonaises waren emulsies, alleen was de
eerste een water in olie emulsie en de tweede een olie-in-water emulsie.
Er wordt steeds meer olie toegevoegd, waardoor er steeds meer druppeltjes olie in
de emulsie bij komen. Als er meer oliedruppeltjes bij komen, wordt de totale
wrijvingskracht ook groter. Als de wrijvingskracht groter wordt, dan wordt de
mayonaise viskeuzer (dikker).
Bij het maken van een 70% olie in 30% water emulsie zal de emulsie steeds
viskeuzer worden naarmate de hoeveelheid oliedruppels in water toeneemt. Hoe
meer oliedruppels er in het water aanwezig zijn, hoe groter de kans is dat de emulsie
omslaat naar een water in olie emulsie. Als dit gebeurt zal de viscositeit aanzienlijk
afnemen, doordat er veel minder water dan olie in de emulsie aanwezig is.
80 LV 3: Wat is de relatie tussen olie en de viscositeit van mayonaise?
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
LV 3: Wat is de relatie tussen olie en de viscositeit van mayonaise? 81
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
Bijlage 7: het onderzoeksplan van de vierde onderzoeksvraag
7 Wat is de invloed van de temperatuur op de viscositeit van
zetmeel?
7.1 Hypothese
Mijn hypothese is dat de stijging van de temperatuur de viscositeit van het zetmeel
positief gaat beïnvloeden. Het zetmeel zal gedurende het onderzoek zijn ‘maximum
viscositeit’ bereiken en zal daarna in viscositeit terug afnemen. Ik denk dit omdat de
binding van zetmeel niet stabiel is bij langdurige verwarming.
7.2 Aanpak
Men gaat 4 identieke zetmeeloplossingen in water oplossen. Elke oplossing wordt tot
80°C verwarmd en deze temperatuur wordt behouden gedurende respectievelijk 5,
10, 15 en 20 minuten. Na de opwarming voert men meteen een viscositeitmeting uit.
In principe is dit een fluiditeitsmeting. Dit gebeurt door de zetmeeloplossing door een
trechter te gieten en de tijd van doorvloeiing te meten. Hierbij is de tijd (in s) de
onafhankelijke variabele en de viscositeit de afhankelijke variabele.
7.3 Theorie
Bron 7: THIS, H., Chemie in de keuken, Veen Magazines B.V., Diemen, 2008.Bron
11: VAN DE GRAAF, A., Zetmeel en zetmeelderivaten, internet, september 2003,
(http://www.chemischefeitelijkheden.nl/Uploads/Magazines/CF-197-zetmeel.pdf).
Bron 12: MARK, Een profielwerkstuk over reologie, internet, 27 februari 2012, (http://scheikundejongens.nl/2012/02/een-profielwerkstuk-over-reologie).Bron 14: NELEMANS, D., Wat is viscositeit, internet, 2013, (http://www.inven.nl/watisviscositeit.html).Bron 15: BENELUX SCIENTIFIC BV, Viscositeit, internet, 2007, (http://www.viscositeit.nl).
82 OP 4: Wat is de invloed van temperatuur op de viscositeit van zetmeel?
Bekerglas
Kookvuurtje
Magnetische roerder
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
7.4 Materiaal
- Zetmeel 10 g (4x)
- Water 90 ml (4x)
- Kookvuurtje + magnetische roerder
- Trechter met stop
- Timer
- Bekerglas
- Thermometer
- Maatkolf
7.5 Methode
7.5.1 Proefopstelling
Stop met draadje
Trechter
Maatkolf
OP 4: Wat is de invloed van temperatuur op de viscositeit van zetmeel? 83
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
7.5.2 Stappenplan
- Maak 4 identieke zetmeeloplossingen door 90 ml water aan de kook te
brengen en 10 g zetmeel toe te voegen.
- Men verwarmt de 4 zetmeeloplossingen tot 80°C en behoudt deze
temperatuur voor respectievelijk 5, 10, 15 en 20 minuten.
- Na de verwarming giet men onmiddellijk de zetmeeloplossing in een trechter
die wordt afgesloten met een stop.
- Men start het meten van de tijd van de doorvloeiing van de oplossing
tegelijkertijd met het openen van de stop.
- Verwerk deze informatie in de tabel en verduidelijk de resultaten in een η(t)
grafiek. (waarbij η = de viscositeit uitdrukt en t = de tijd in minuten)
Zetmeeloplossing Tijd van doorlopen (s)
5 minuten opgewarmd
10 minuten opgewarmd
15 minuten opgewarmd
20 minuten opgewarmd
7.6 Tijdsplan
De zetmeeloplossingen aanmaken duurt ongeveer 10 minuten. De zetmeeloplossing
wordt in vier hoeveelheden van 100ml opgewarmd tot 80°C. Om de verwarming
exact te laten verlopen, kan men deze proef best apart uitvoeren. Het verwarmen
samen duurt dus ongeveer 1 uur. Voor de fluïditeitstest voorzie ik ongeveer 10
minuten.
7.7 Veiligheid
De proef heeft op zich weinig risico’s. Men moet enkel letten dat men het juiste
materiaal gebruikt en veilig omgaat met de kookplaat en de warme zetmeeloplossing.
84 OP 4: Wat is de invloed van temperatuur op de viscositeit van zetmeel?
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
Het afval kan niet beschouwd worden als gevaarlijk afval en kan dus via de riolering
afgevoerd worden.
7.7.1 Gevaarsymbolen
Niet van toepassing.
7.8 Besluit
Het resultaat van de test zou moeten aantonen dat de viscositeit van de
zetmeeloplossing bij 5 en 10 minuten opwarmen een verhoogde waarde geeft, maar
nog niet zijn maximum heeft bereikt. De maximale viscositeit zou na 15 minuten
opwarmen moeten bereikt zijn, terwijl bij 20 minuten opwarmen er een afname van
viscositeit zichtbaar zou moeten zijn.
OP 4: Wat is de invloed van temperatuur op de viscositeit van zetmeel? 85
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
Bijlage 8: verslag van de vierde onderzoeksvraag
8 Wat is de invloed van temperatuur op de viscositeit van
zetmeel?
8.1 Inleiding
Bij het verwarmen van een zetmeeloplossing verandert de viscositeit van deze
oplossing. Wanneer men op een constante temperatuur verwarmt, bereikt de
zetmeeloplossing op een bepaald moment zijn maximum aan viscositeit (hoogste
viscositeitgehalte), daarna daalt de zetmeeloplossing weer in viscositeit.
8.2 Doel van het onderzoek
Men gaat 4 identieke zetmeeloplossingen in water oplossen. Elke oplossing wordt tot
80°C verwarmd en deze temperatuur wordt behouden gedurende respectievelijk 5,
10, 15 en 20 minuten. Na de opwarming voert men meteen een viscositeitmeting uit.
In principe is dit een fluiditeitsmeting. Dit gebeurt door de zetmeeloplossing door een
trechter te gieten en de tijd van doorvloeiing te meten. Hierbij is de tijd (in s) de
onafhankelijke variabele en de viscositeit de afhankelijke variabele.
8.3 Hypothese
Mijn hypothese is dat de stijging van de temperatuur de viscositeit van het zetmeel
positief gaat beïnvloeden. Het zetmeel zal gedurende het onderzoek zijn ‘maximum
viscositeit’ bereiken en zal daarna in viscositeit terug afnemen. Ik denk dit omdat de
binding van zetmeel niet stabiel is bij langdurige verwarming.
86 LV 4: Wat is de invloed van temperatuur op de viscositeit van zetmeel?
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
8.4 Werkwijze
8.4.1 Proefopstelling
LV 4: Wat is de invloed van temperatuur op de viscositeit van zetmeel? 87
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
8.4.2
Materiaal- Zetmeel 10 g (4x)
- Water 90 ml (4x)
88 LV 4: Wat is de invloed van temperatuur op de viscositeit van zetmeel?
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
- Kookvuurtje + roerstaafje
- Trechter met stop
- Timer
- Bekerglas
- Thermometer
- Maatkolf
8.4.3 Methode
- Maak 4 identieke zetmeeloplossingen, door 90 ml water aan de kook te
brengen en 10 g zetmeel toe te voegen.
- Men verwarmt de 4 zetmeeloplossingen tot 80°C en behoudt deze
temperatuur voor respectievelijk 5, 10, 15 en 20 minuten.
- Na de verwarming giet men onmiddellijk de zetmeeloplossing in een trechter
die wordt afgesloten met een stop.
- Men start het meten van de tijd van de doorvloeiing van de oplossing
tegelijkertijd met het openen van de stop.
- Verwerk deze informatie de tabel
8.5 Resultaten
Tijd Temperatuur zetmeel na opwarming Tijd nodig om door te lopen5' 45°C 22 sec10' 50°C 24 sec15' 75°C 28 sec20' 75°C 23 sec
8.6 Veiligheid
LV 4: Wat is de invloed van temperatuur op de viscositeit van zetmeel? 89
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
De proef heeft op zich weinig risico’s. Men moet enkel letten dat men het juiste
materiaal gebruikt en veilig omgaat met de kookplaat en de warme zetmeeloplossing.
Het afval kan niet beschouwd worden als gevaarlijk afval en kan dus via de riolering
afgevoerd worden.
90 LV 4: Wat is de invloed van temperatuur op de viscositeit van zetmeel?
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
8.7 Nabespreking
Uit de meetresultaten kan opgemaakt worden dat wanneer men rond de 15 minuten
zetmeel verwarmd tot een 75°C de zetmeel zijn maximale viscositeit bereikt.
Dit komt omdat een zetmeelkorrel stevig in elkaar zit. Door de vele waterstofbruggen
(H-bruggen) die aanwezig zijn tussen de vele hydroxylgroepen, zal het zetmeel niet
oplossen in koud water. Enkel bij verwarming neemt de korrel veel water op en zwelt
die aanzienlijk op, alleen dan verbreken de stevige waterstofbruggen. Tijdens het
verwarmen neemt eerst het amylose in de zetmeelkorrel water op waardoor de
korrels zwellen en de suspensie stroperig wordt. Vervolgens neemt amylopectine
water op. De korrel zwelt verder op en verliest definitief zijn structuur en stevigheid.
Rond dit punt is de viscositeit maximaal. Bij verder verwarmen en roeren gaan de
zetmeelkorrels kapot en lossen weer afzonderlijk op in water. De viscositeit neemt
weer af en er ontstaan een heldere oplossing.
LV 4: Wat is de invloed van temperatuur op de viscositeit van zetmeel? 91
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
Bijlage 9: opdracht wiskunde
9 Wat is de halfwaardetijd van bierschuim bij verschillende
temperaturen?
9.1 Inleiding
Bij het inschenken van een flesje bier, heeft de temperatuur van het bier een invloed
op de stabiliteit van de schuimkraag ervan. Door de halfwaardetijd van het schuim op
verschillende temperaturen te bepalen, kan men de schuimstabiliteit vergelijken.
9.2 Gegeven
De invloed van de temperatuur op de schuimstabiliteit van een schuimkraag.
Kamertemperatuur Xi L1 L2 L3 Li
Tijd (s) Lengte 1 (cm)
Lengte 2 (cm)
Lengte 3 (cm)
Gemiddelde (cm)
0 12,7 14 13 13,5020 7 11,7 11 11,3540 4,8 9,4 9,3 9,3560 4,2 8,5 8,2 8,3580 3,5 7,6 6,9 7,25
100 2,1 6,6 6,4 6,50120 1,6 5,8 5,9 5,85140 0,8 5 5,3 5,15160 0,5 4,8 4,8 4,80180 0,3 3 3,2 3,10
Opdracht wiskunde: Wat is de halfwaardetijd van bierschuim bij verschillende temperaturen? 93
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
GekoeldXi L1 L2 L3 Li
Tijd (s) Lengte 1 (cm)
Lengte 2 (cm)
Lengte 3 (cm)
Gemiddelde (cm)
0 13 11,4 12,7 12,0520 11,5 9,5 11 10,2540 9,5 7,4 8,2 7,8060 8,7 6,4 7,4 6,9080 7,7 5,7 6,6 6,15100 7,4 5,1 5,9 5,50120 6,2 4,3 5,3 4,80140 5,7 4,1 4,6 4,35160 4,9 3,6 4,2 3,90180 4,5 3,4 3,7 3,55
Verwarmd (36°C)Xi L1 L2 L3 Li
Tijd (s) Lengte 1 (cm)
Lengte 2 (cm)
Lengte 3 (cm)
Gemiddelde (cm)
0 10,2 13,4 10,2 10,20
20 8,5 9,5 7,9 8,20
40 6,5 7,4 6,3 6,40
60 5,5 6,4 4,3 4,90
80 4,5 5,5 3,5 4,00
100 3,5 5 3,2 3,35
120 2,7 4,3 2,6 2,65
140 2,3 3,8 2,2 2,25
160 1,5 3,4 1,3 1,40
180 1 2,8 0,8 0,90
9.3 Gevraagd
De genormeerde waarde berekenen (Li – L180), de natuurlijke logaritme (ln) van de
genormeerde waarden berekenen en deze voorstellen in een grafiek. De
regressierechte uit deze resultaten berekenen en via deze regressierechte de
halfwaardetijd berekenen (ln 12K
).
94 Opdracht wiskunde: Wat is de halfwaardetijd van bierschuim bij verschillende temperaturen?
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
9.4 Oplossingena) Genormeerde waarde berekenen
Kamertemperatuur Gekoeld Verwarmd (36°C)
b) Natuurlijke logaritme van de genormeerde waarde (ln(n)) berekenen
Kamertemperatuur Gekoeld Verwarmd (36°C)
Opdracht wiskunde: Wat is de halfwaardetijd van bierschuim bij verschillende temperaturen? 95
Li Li-3,10
Gemiddelde (cm)
Genormeerde waarde
(n)13,50 10,4011,35 8,259,35 6,258,35 5,257,25 4,156,50 3,405,85 2,755,15 2,054,80 1,703,10
Li Li-3,55
Gemiddelde (cm)
Genormeerde waarde
(n)12,05 8,5010,25 6,707,80 4,256,90 3,356,15 2,605,50 1,954,80 1,254,35 0,803,90 0,353,55
Li Li-0,90
Gemiddelde (cm)
Genormeerde waarde
(n)10,20 9,308,20 7,306,40 5,504,90 4,004,00 3,103,35 2,452,65 1,752,25 1,351,40 0,500,90
Li-3,10 YiGenormeerde
waarde(n)
ln(n)
10,40 2,348,25 2,116,25 1,835,25 1,664,15 1,423,40 1,222,75 1,012,05 0,721,70 0,53
Li-3,55 YiGenormeerde
waarde(n)
ln(n)
8,50 2,146,70 1,904,25 1,453,35 1,212,60 0,961,95 0,671,25 0,220,80 -0,220,35 -1,05
Li-0,90 YiGenormeerde
waarde(n)
ln(n)
9,30 2,237,30 1,995,50 1,704,00 1,393,10 1,132,45 0,901,75 0,561,35 0,30
0,50 -0,69
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
c) Grafiek
0 20 40 60 80 100 120 140 160
-0.5
0
0.5
1
1.5
2
2.5
Kamertemperatuur GekoeldVerwarmd (36°C)
Tijd (s)
ln(x
)
De resultaten na 160 seconden worden weggelaten bij het verwerken in de grafiek door de grote afwijking van de resultaten.
96 Opdracht wiskunde: Wat is de halfwaardetijd van bierschuim bij verschillende temperaturen?
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
d) Regressierechten bepalen
Kamertemperatuur
Xi Yi Xi-Xgem Yi-Ygem (Xi-Xgem).(Yi-Ygem) (Xi-Xgem)2
0 2,34181 -70 0,80191 -56,13382 4900
20 2,11021 -50 0,57032 -28,51595 2500
40 1,83258 -30 0,29269 -8,78062 900
60 1,65823 -10 0,11833 -1,18334 100
80 1,42311 10 -0,11679 -1,16786 100
100 1,22378 30 -0,31612 -9,48356 900
120 1,01160 50 -0,52829 -26,41466 2500
140 0,71784 70 -0,82205 -57,54380 4900
560 12,31915 -189,22361 16800
Xgem= 560/8 = 70
Ygem= 12,31915/8= 1,53989
a= ∑(Xi-Xgem).(Yi-Ygem) = -189.22361/16800 = -0,01126
∑(Xi-Xgem)²
b= Ygem-a.Xgem= 1.53989 + (0,01126.70)= 2,32833
ykamertemperatuur= -0,01126x + 2,32833
0 20 40 60 80 100 120 140 1600.00000
0.50000
1.00000
1.50000
2.00000
2.50000
f(x) = − 0.0112633103411066 x + 2.32832585106988
Kamertemperatuur
Gekoeld
Opdracht wiskunde: Wat is de halfwaardetijd van bierschuim bij verschillende temperaturen? 97
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
Xi Yi Xi-Xgem Yi-Ygem (Xi-Xgem).(Yi-Ygem) (Xi-Xgem)2
0 2,14007 -70 1,09989 -76,99244 4900
20 1,90211 -50 0,86193 -43,09666 2500
40 1,44692 -30 0,40674 -12,20234 900
60 1,20896 -10 0,16879 -1,68786 100
80 0,95551 10 -0,08466 -0,84663 100
100 0,66783 30 -0,37234 -11,17035 900
120 0,22314 50 -0,81703 -40,85153 2500
140 -0,22314 70 -1,26332 -88,43224 4900
560 8,32139 -275,28006 16800
a= ∑(Xi-Xgem).(Yi-Ygem) = -
275,28006/16800 = -0,01639
∑(Xi-Xgem)²
b= Ygem-a.Xgem= 1.04017 + (0,01639.70)= 2,18717
ygekoeld= -0,01639x + 2,18717
0 20 40 60 80 100 120 140 160-0.50000
0.00000
0.50000
1.00000
1.50000
2.00000
2.50000
f(x) = − 0.0163857176255824 x + 2.18717446332447
Gekoeld
98 Opdracht wiskunde: Wat is de halfwaardetijd van bierschuim bij verschillende temperaturen?
Xgem= 560/8 = 70
Ygem= 8,32139/8= 1,04017
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
Verwarmd (36°C)
Xi Yi Xi-Xgem Yi-Ygem (Xi-Xgem).(Yi-Ygem) (Xi-Xgem)2
0 2,23001 -70 0,95550 -66,88477 4900
20 1,98787 -50 0,71336 -35,66783 2500
40 1,70475 -30 0,43023 -12,90691 900
60 1,38629 -10 0,11178 -1,11777 100
80 1,13140 10 -0,14312 -1,43116 100
100 0,89609 30 -0,37843 -11,35289 900
120 0,55962 50 -0,71490 -35,74510 2500
140 0,30010 70 -0,97441 -68,20892 4900
560 10,19614 -233,31534 16800
a= ∑(Xi-Xgem).(Yi-Ygem) = -233,31534/16800 = -0,01389
∑(Xi-Xgem)²
b= Ygem-a.Xgem= 1.27452 + (0,01389.70)= 2,24666
yverwarmd= -0,01389x + 2,24666
0 20 40 60 80 100 120 140 1600.00000
0.50000
1.00000
1.50000
2.00000
2.50000
f(x) = − 0.0138878178022207 x + 2.24666496091862
Verwarmd
Opdracht wiskunde: Wat is de halfwaardetijd van bierschuim bij verschillende temperaturen? 99
Xgem= 560/8 = 70
Ygem= 10,19614/8= 1,27452
Geïntegreerde proef – Studierichting Biotechnische wetenschappen 2013 - 2014
d) Halfwaardetijd (t12) berekenen
t12 =
ln 12K
waarbij K= richtingscoëfficiënt van de rechte
Kkamertemperatuur = -0,01126 ln 12
−0,01126 = 61,55836
Kgekoeld = -0,01639 ln 12
−0,01639 = 42,29086
Kverwarmd = -0,01389 ln 12
−0,01389 = 49,90260
100 Opdracht wiskunde: Wat is de halfwaardetijd van bierschuim bij verschillende temperaturen?