Filippides november 2012

40
De invloed van Maurits van Nassau en de klassieken op de vroeg moderne oorlogsvoering FILIPPIDES Tijdschrift van de lerarenopleiding geschiedenis Jaargang 18 nummer 3 november 2012 En verder: Moderne Tijd William Wilberforce en zijn strijd tegen de slavenhandel -------------------------------- Nederlandse politiek De CPN en de overgang naar GroenLinks Renaissance Speciaal voor de Amerikaanse verkiezingen: Wat ging er vooraf aan de val van Richard Nixon?

description

Tijdschrift van de lerarenopleiding geschiedenis Zwolle

Transcript of Filippides november 2012

Page 1: Filippides november 2012

De invloed van Maurits van Nassau en de klassieken

op de vroeg moderne oorlogsvoering

FILIPPIDES Tijdschrift van de lerarenopleiding geschiedenis

Jaargang 18 nummer 3 november 2012

En verder:

Moderne Tijd William Wilberforce en zijn strijd tegen de slavenhandel

-------------------------------- Nederlandse politiek De CPN en de overgang naar GroenLinks

Renaissance

Speciaal voor de Amerikaanse verkiezingen:

Wat ging er vooraf aan de val van Richard Nixon?

Page 2: Filippides november 2012

Filippides, jaargang 18 – nummer 3 – november 2012 2

Inhoud Jaargang 18, nummer 3

Van de hoofdredacteur

4

Van de

vakgroepvoorzitter

5

Het geweer van schouder

veranderen

7

William Wilberforce en

de abolitionisten

11

Wat ging er vooraf aan de

val van Richard Nixon?

18

Page 3: Filippides november 2012

Filippides, jaargang 18 – nummer 3 – november 2012 3

CPN: van rood naar groen

21

Column Tim van

Eenennaam:

Geschiedenis heeft

geen

bloedarmoede

26

De artistieke wereld van

de Renaissance

28

Logos, ethos en pathos in

de Nederlandse

politiek in de 20e

eeuw

32

Geletterde Renaissance

37

Colofon

40

Page 4: Filippides november 2012

Filippides, jaargang 18 – nummer 3 – november 2012 4

Van de hoofdredacteur

Met de tijd meegaan

Door Ozan Karakoc

oor u ligt de nieuwe editie van Filippides. Sinds

vorig jaar wordt ons geliefde

geschiedenistijdschrift in kleur uitgebracht wat

natuurlijk vooruitstrevend is. Ja, ook wij gaan met de tijd

mee. Wederom hebben onze enthousiaste schrijvers een

leuke bijdrage geleverd aan deze editie. Dank hiervoor.

Het thema is Renaissance. Het gaat hier niet alleen

om de overgangsperiode tussen middeleeuwen en de

nieuwe tijd, maar ook om andere ‘wedergeboorten’ in

de geschiedenis. Denk bijvoorbeeld aan de opmars van

E-books en e-readers. Karl van der Linde, leraar

voortgezet onderwijs heeft hierover een leuk artikel

geschreven.

Verder heeft onze vaste schrijver Benjamin van den

Dobbelsteen een uitgebreid en boeiend artikel

geschreven over William Wilberforce, een abolitionist

die jarenlang streed tegen de slavenhandel.

Wederom trakteert Tim van Eenennaam ons op een

erg leuk geschreven verhaal over de verschuiving in de

overtuigingsmethodes van politici in Nederland in de

periode 1956-2002.

Onze nieuwe vakgroepvoorzitter Jacobien van Es

maakt haar debuut als schrijfster voor Filippides met een

leuk artikel dat zeker de moeite waard is om te lezen.

Overigens wil ik de voormalige vakgroepvoorzitter Joop

de Vries bedanken voor zijn jarenlange bijdrage aan de

Flip.

Tot slot wil ik iedereen bedanken voor zijn of haar

bijdrage en ik hoop dat we nog enthousiaste lezers

tegenkomen die voor de maarteditie een leuk artikel

willen schrijven. Heb je interesse? Laat het ons zo snel

mogelijk weten. Stuur een mail naar

[email protected] of naar [email protected].

Rest mij alleen nog u een goed geschiedenisjaar 2013 te

wensen.

V

Page 5: Filippides november 2012

Filippides, jaargang 18 – nummer 3 – november 2012 5

Van de vakgroepvoorzitter

Modekleur

Door Jacobien van Es

nlangs reisde ik met de trein richting Zwolle

en bevond me in een vrij drukke coupe. Twee

dames van een jaar of vijfentwintig zaten

naast me op een tweezitbankje met tussen ons in een

gangpad. Bij gebrek aan oordopjes voor het beluisteren

van muziek, werd ik getuige van een geanimeerd

gesprek tussen de twee dames naast me. De één

complimenteerde de ander met haar kledingkeuze. De

ander- zoals vele anderen dat ook doen- antwoordde

bescheiden ‘dat ze niet eens op zoek was naar nieuwe

kleren en er gewoon tegenaan liep’ en ‘ze het zelf ook

wel leuk vond’. Daarna zei ze iets wat me is bijgebleven:

“vooral de kleur vond ik zo mooi”. Ik keek even opzij en

toegegeven, het was inderdaad een mooie kleur. Ze ging

verder: “deze winter hebben ze allemaal van dit soort

mooie kleuren”. Inmiddels naderde station Zwolle en ik

zou daar uitstappen. Daardoor miste ik uiteindelijk de

rest van het gesprek, waardoor vooral die laatste zin me

is bijgebleven; ‘dat ze mooie kleuren deze winter

hebben’. Wie zijn die ‘ze’? En zijn het dan nieuwe

kleuren? Zo ja, wie bepaalt de kleur, waar komt de kleur

vandaan? Is het denken over kleur aan verandering

onderhevig geweest in bijvoorbeeld de kunst, zoals in de

Renaissance of de Moderne Tijd? Ik besluit op zoek te

gaan naar antwoorden.

Mijn bescheiden onderzoek begint op het web. Wie

weet heeft iemand recentelijk dezelfde vragen gesteld

en hoef ik slechts het antwoord te lezen, hoewel ik

ergens vermoed dat dit niet het geval is. Ik wil eerst de

kleur weten en begin op internet met het begrip

‘modekleuren’. Onmiddellijk komen er bij Google

meerdere opties: modekleuren winter 2012, maar ook

modekleuren winter 2013 (!), modekleuren (algemeen

denk ik) en modekleuren herfst 2012.

Laat ik beginnen bij modekleuren herfst 2012 om te

kijken over welke kleur de treindames het zouden

kunnen hebben. Er blijken voldoende internetpagina’s te

zijn die dit onderwerp behandelen en als in een trechter

komt de kleur steeds dichterbij. Nadat ik over alle

kleuren wel iets gelezen heb (‘De felle geeltinten van de

afgelopen seizoenen lijken plaats te hebben gemaakt

voor warme en troostende honing- en karameltinten.

Deze kleuren combineer je met elkaar of (wederom) met

zwart’*. Dit verzin ik niet), blijkt de kleur die ik bedoel

smaragdgroen te zijn. Mooi. Ik had al een vermoeden.

Een edelsteen en ook nog eens een RAL kleur. Eerst

maar even de edelsteen. De mineralen (o.a. smaragden)

kregen in de Oudheid een koninklijke functie en ze

dienden als sieraad, bescherming en/of verlichting. Deze

benadering lag niet ver af van de Aziatische betekenis. In

Azië (en meer specifiek Thailand, maar volgens de

legende eigenlijk Zuid India) is het meest bekende

voorbeeld van de geschiedenis van de edelsteen de

Boeddha van Smaragd. Veel legendes zijn gevormd en

onderzoeksresultaten zijn gepubliceerd over deze

Boeddha. En ondanks de mystieke en religieuze waarde

van deze Boeddha, blijkt het beeld gemaakt te zijn van

jade en niet van smaragd. Ook interessant! Maar nu

eerst terug naar het oorspronkelijk probleem: hoe krijgt

O

Schilderij van Fra Filippo Lippi, Adoration of the Christ Child, ca. 1459 (Palazzo, Medici Riccardi, Florence & Staatliche Museen, Berlin)

Page 6: Filippides november 2012

Filippides, jaargang 18 – nummer 3 – november 2012 6

zo’n modieus truitje zo’n smaragdgroene kleur? Dus hoe

krijg je een kleur van de smaragdgroene mineraal in zo’n

modieus truitje?

Als je het begrip smaragd vertaalt in het Engels dan

krijg je de vertaling ‘Emerald’. Echter, ‘emerald’ is

feitelijk geen kleur of kleurstof. Dus behouden we het

probleem. De zoektocht moet dus leiden naar een

kleurstof of een moment waarop de kleur te herleiden is

in bijvoorbeeld de schilderkunst. Omdat ik toch al met

allerlei Engelse zoektermen bezig ben, stuit ik via A

History of Arts in three colours (van Dr. James Fox, heel

interessant ook!) weer op het web, maar dan rond in

1840 met de introductie van de term ‘Viridian’. Het

betrof een nieuw blauw-groen pigment dat gebruikt

werd voor het aanbrengen van kleuren op het doek.

Werd in de prehistorie door verscheidene stammen

voornamelijk gebruik gemaakt van plantenextracten en

aardegrond om kleur in grotschilderingen aan te

brengen, vanaf de Oudheid wordt gebruik gemaakt van

metalen. Zo kennen we de basiskleuren blauw en rood.

Deze ontwikkeling zette zich door tot in de

vroegmoderne tijd. Kleuren werden vermengd op

paletten en kregen een andere betekenis in de kunst.

Een van de grootste voorbeelden daarvan is te zien in de

Renaissance. De combinatie van nieuwe technieken,

nieuwe kleuren en een nieuw wereldbeeld heeft voor

een overlevering gezorgd waarbij de ontwikkeling van de

kleur (en eigenlijk het beeld en de wetenschap van de

mens) duidelijk naar voren komt. In de ontwikkeling van

de kunst zie je dat dus goed terug. Een schilderij uit de

Moderne Tijd van Eugene Delacroix, een belangrijke

inspiratiebron voor Van Gogh, is slechts één van de vele

voorbeelden.

Dit geeft eigenlijk ook gedeeltelijk een antwoord op

de oorspronkelijke vraag over het modieus gekleurd

truitje en de daarbij behorende constatering van de

treindame ‘deze winter hebben ze allemaal van dit soort

mooie kleuren’. Want wie bepaalt die kleur? Dat

smaragdgroen lijkt inderdaad wel een vrij nieuwe kleur.

De betreffende kleur werd niet gebruikt in de

schilderkunst tijdens de Renaissance, wel in de Moderne

Tijd. De kleur smaragdgroen bestond wel, maar het

verfpigment niet. In de Renaissance werd voornamelijk

gebruik gemaakt van ‘kopergroen’ (dr. Margriet van

Eikema Hommes ontdekt in 2005 een nieuw proces. Ook

interessant!). Concluderend kan ik stellen dat de

ontwikkeling van de kleur toch een aantal dingen

verklaart. Over de Oudheid, de Renaissance, de

Moderne Tijd, over wie de kleuren bepaalt en over

vandaag. Nou ja, over een kleur van een truitje dan.

‘Emerald Boedha’ in Wat Phra Kaew (bangkok, Thailand)

Schilderij van Eugène Delacroix, Christus slapend tijdens de storm, ca. 1853 (Van Gogh Museum, Amsterdam

Page 7: Filippides november 2012

Filippides, jaargang 18 – nummer 3 – november 2012 7

In de winter van 1594 stuurde Willem

Lodewijk van Nassau een brief naar zijn

neef Maurits. Hij beschreef in detail hoe

de Romeinse militairen een oplossing

hadden gevonden tegen het gebruik van

de phalanx. De soldaten maakten

gebruik van aanvalsgolven met zwaard

en speer en waren uiterst doeltreffend.

Als een estafetteploeg stapten de

militairen uit naar de tegenstander om

toe te slaan. Deze tactiek was uiterst

toepasbaar voor de Nederlandse

soldaten, beschreef Willem Lodewijk.

Deze nieuwe tactiek, gebaseerd op

Romeinse methodes, zou een ‘militaire

revolutie’ ontketenen en de wijze van

oorlogsvoeren drastisch veranderen.

Door Daan van Leeuwen

De invloed van Maurits van Nassau en de klassieken op de vroeg moderne oorlogsvoering

Het geweer van schouder veranderen

Page 8: Filippides november 2012

Filippides, jaargang 18 – nummer 3 – november 2012 8

n 1988 bracht de militair historicus Geoffrey Parker

zijn baanbrekende werk ‘The Military Revolution’

uit. Het zou een goed startpunt blijken rondom het

debat over de opkomst van het Westen in

werelddominantie in de premoderne tijd. Parker hing

zijn ‘militaire revolutie’ op aan drie belangrijke

ontwikkelingen die in de late middeleeuwen en aan het

begin van de vroeg moderne tijd zich voordeden. Een

nieuw gebruik van vuurkracht, de introductie van een

nieuw type van fortificatie en de schaalvergroting in de

legergroottes. Deze ontwikkelingen werden vrij

langzaam ingevoerd, maar hadden een dusdanige

invloed op de manier van oorlogsvoeren dat ze

‘revolutionair’ genoemd konden worden.

De eerste twee pijlers van deze militaire revolutie

ontlenen hun bestaansrecht aan de introductie van het

buskruit, dat sinds de veertiende eeuw steeds meer

gebruikt werd in de Europese oorlogsvoering. Het kanon

deed in deze tijd zijn intrede en

later kwamen ook vuurwapens

steeds vaker voor in veldslagen in

Europa. Hoewel het even duurde

voordat men doorhad wat de

kracht van deze wapens was, zag men in dat ze een

belangrijke rol gingen spelen binnen de militaire

strategieën in de vroeg moderne tijd. Het zou ook het

begin van de Europese dominantie op mondiaal niveau

betekenen en de handel van de zestiende en

zeventiende eeuw sterk beïnvloeden. Een belangrijk

aandeel in de hervormde militaire strategieën was

weggelegd voor de Nederlandse graven Willem Lodewijk

en Maurits van Nassau met de (her-)uitvinding van het

‘salvovuur’.

Het nieuwe gebruik van musketten

Geoffrey Parker noemde in zijn boek de term ‘volley fire’

dat ik vrij vertaald heb met het ‘salvovuur’ en dat wijst

op een nieuw gebruik van musketiers. Goed gebruik van

haakbussen en later musketten was een complexe

aangelegenheid in de zestiende eeuw. Het herladen van

het geweer duurde gemiddeld drie tot vier minuten,

waar een ervaren schutter het lukte in twee minuten. In

deze tijd kon de tegenstander vele meters overbruggen

en overgaan naar een man-tot-man gevecht. Door deze

lange laadtijd bleef het gebruik van musketten besteed

aan scherpschutters, ondanks het feit dat het gebruik

van vuurwapens zeer schadelijk kon uitwerken.

Nederlandse troepen stonden bekend om hun goede

scherpschutters, vooral tijdens de Nederlandse opstand.

Zo merkte een Engelse soldaat in 1633 op tijdens het

beleg van Rijnburg: ’Let but the topp of an old hatt

apeare above the parapet and you shall presently have

three or four bulletts shot into it’. Het waren dan ook de

Nederlandse legeraanvoerders die een schaalvergroting

van vuurwapens en een aangepaste tactiek wilden voor

I Het herladen van het geweer duurde gemiddeld

drie tot vier minuten, waar een ervaren schutter

het lukte in twee minuten

Als een echte renaissance man beperkte Willem Lodewijk zich niet om in

meerdere talen Maurits te wijzen op strategieën die gebezigd werden door

Romeinse militairen

Page 9: Filippides november 2012

Filippides, jaargang 18 – nummer 3 – november 2012 9

het gebruik van musketten.

Er werd voor het eerst notie gemaakt van het de

strategie ‘salvovuur’ in een briefwisseling tussen de

Nederlandse graven Willem Lodewijk, de gouverneur van

Friesland en zijn neef Maurits, de generaal van de

Nederlandse troepen in de jaren 1590. Het is vrij

makkelijk om de eerste keer dat de strategie werd

genoemd te dateren omdat het in een brief tussen de

familieleden werd genoemd. Op 8 december 1594

stuurde Willem Lodewijk een uitgebreide brief met

daarin een diagram waarin de strategie visueel werd

uitgelegd. Als een echte renaissance man beperkte hij

zich niet om in meerdere talen Maurits te wijzen op

strategieën die gebezigd werden door Romeinse

militairen. Ze waren nauwkeurig beschreven in de

Tactica en waren toepasbaar voor zestiende-eeuwse

musketiers. De Tactica was een traktaat dat was

geschreven door Aelianus (circa 100 A.D.) en beschreef

hoe Romeinse gelederen gebruik maakten van

aanvalsgolven. De frontsoldaat viel met speer (pilum) en

zwaard (gladius) uit naar zijn tegenstander en trok zich

daarna terug. De militair in de

tweede rang nam zijn plek over en

bracht dezelfde slagen toe aan zijn

tegenstander. De eerste militair kon

op adem komen en sloot achteraan in de gelederen aan.

Willem Lodewijk beschreef in zijn brief aan zijn neef

Maurits hoe deze techniek ook toepasbaar waren voor

musketiers. De eerste musketier vuurde op zijn

tegenstander en trok zich daarna terug om de tweede

musketier te laten vuren. De eerste schutter kon zijn

geweer laden en zich opmaken om een nieuwe ronde te

vuren. Deze nieuwe techniek zorgde voor een

snelopvolgend salvo in de richting van de tegenstanders

en gaf de mogelijkheid op een frontale aanval op de

infanterie en de cavalerie van de tegenpartij.

Het lezen van klassieken

Op de laatste pagina van zijn brief beschreef Willem

Lodewijk het gebruik van Aelianus’ methode. De graaf

beschreef hoe hij zijn mannen getraind had om

vuurwapens te dragen en de techniek van de klassieke

schrijver te gebruiken. Hij had ze gedrild om zo effectief

mogelijk te schieten en dit te doen in de juiste volgorde.

De briefschrijver was in aanraking gekomen met de

klassieke schrijver door de humanistische geleerde

Justus Lipsius, die in 1589 een zesdelig boek over de

politiek in het Latijn had gepubliceerd. Het werk bevat

een passage waarin Lipsius beschrijft hoe vorsten

konden leren van oorlogen die beschreven waren door

klassieke auteurs. Lipsius beschreef dat de infanterie de

doorslaggevende factor kon worden in veldslagen, net

zoals dat gebeurde in de Romeinse veldslagen. Hij

beargumenteerde hoe kleinere eenheden (zoals de

Romeinse manipels) beter konden functioneren en

wendbaarder konden marcheren. De historicus zag in

dat vaardigheden en discipline uiteindelijk de winst

zullen opleveren en niet de aantallen of de rauwe

baldadigheid en moed.

Lipsius beschreef dat de infanterie de doorslaggevende factor kan worden in

veldslagen, net zoals dat gebeurde in de Romeinse veldslagen

Justus Liptus

Page 10: Filippides november 2012

Filippides, jaargang 18 – nummer 3 – november 2012 10

Lipsius schreef een aantal jaar later ook de Militia

Romana, waarin hij nieuwe theorieën introduceerde en

een passage bijsloot met citaten van Griekse en

Romeinse auteurs. Een drukker in Antwerpen

publiceerde in de zomer van 1595 ongeveer 1500

kopieën van het werk en de Leidse classicus en liet ook

een kopie sturen naar Maurits van Nassau.

Maurits verdiepte zich in de werken van Lipsius en

de klassieke schrijvers en liet zijn troepen regelmatig de

oefeningen met het ‘salvovuur’ repeteren. Dit deden ze

voornamelijk als ze hun kamp hadden opgeslagen en in

afwachting waren van wat de Spaanse vijanden zouden

ondernemen. Een goede uitvoering van de nieuwe

tactiek deed Maurtits besluiten om in 1599 de wijze van

schieten in te voeren in de infanterie. De nieuwe

rekruten moesten in twee tot drie weken leren hoe ze

zich moesten opstellen, stappen, laden en marcheren.

In dat jaar werden er ook meer haakbussen en

musketten aangeschaft om

de nieuwe tactiek zo goed

mogelijk in te passen in de

bestaande oorlogstactieken.

Het aantal vuurwapens per elke eenheid nam toe. Elke

compagnie bestond voortaan uit 135 man, waarvan er

dertien officieren en twee pages waren. Van dit aantal

droegen 45 mannen een lans, 44 mannen droegen een

haakbus en dertig mannen droegen een musket. Deze

combinatie moest zorgen voor de juiste balans van

aanval en verdediging en de winst tegen de Spaanse

overheerser.

Invloed op de oorlogsvoering

De introductie van het ‘salvovuur’ betekende dat de

medestanders en de tegenstanders vele aanpassingen

moesten doen. De tegenstander werd genoodzaakt om

zich te verspreiden tijdens de veldslag om het effect van

het eigen vuur te vergroten en om geen makkelijk

doelwit te zijn voor het vuur van de tegenstander. De

veldslagen van de middeleeuwen werden vaak binnen

een vierkante kilometer uitgevochten in gesloten,

compacte formaties. Na de introductie van het

‘salvovuur’ bleek dit pure zelfmoord. Het betekende dat

man-tot-man-gevechten zeldzamer werden en degenen

met de beste schutters de overhand kregen.

Na de eeuwwisseling begon het hof van Maurits aan

verhandelingen waarin de nieuwe methoden van

oefening en training werden beschreven en afgebeeld.

Deze verhandelingen en tekeningen werden onder

toezicht van graaf Jan van Nassau gepubliceerd. De

bekendste zal Wapenhandelingen van roers, musquetten

ende spiesen van Jacob de Gheyn (Amsterdam 1607) zijn.

Het boek zou vele herdrukken kennen en vertaald

worden in het Deens, Duits, Frans en Engels. Vanaf het

moment dat in de slag om Nieuwpoort de tactiek voor

het eerst werd toegepast, gingen vele legers zich de

nieuwe techniek toe-eigenen en veranderde het beeld

van oorlogsvoering drastisch. Mede dankzij de klassieken

van weleer.

De veldslagen van de middeleeuwen werden vaak binnen een vierkante kilometer

uitgevochten in gesloten, compacte formaties

Vanaf het moment dat in de slag om Nieuwpoort de tactiek voor het eerst werd

toegepast, gingen vele legers zich de nieuwe techniek toe-eigenen en veranderde het

beeld van oorlogsvoering drastisch

Page 11: Filippides november 2012

Filippides, jaargang 18 – nummer 3 – november 2012 11

William Wilberforce

en de abolitionisten

Beroemde abolitionist streed meer dan twintig jaar voor de

afschaffing van slavenhandel

Door Benjamin van den Dobbelsteen

Westminster, Londen. Een frisse vroege herfstdag in het mistige Groot-Brittannië van september 1780. Een jongeman in

nette kleding, met een kenmerkende pruik en herkenbare grote neus staat op het punt voor het eerst het Britse

Lagerhuis te betreden als een van de jongste parlementsleden. Nog steeds studerend voor zijn Bachelor of Arts titel in

Cambridge, start William Wilberforce zijn turbulente politieke leven vol goede moed, nadat hij genoeg stemmen had

gekocht om zijn toelating tot het Huis te garanderen. Hij kon nog niet weten dat zijn naam de geschiedenisboeken in zou

gaan, en dat deze onlosmakelijk verbonden zou worden met de afschaffing van slavenhandel. Wilberforce zou vrijwel

alleen een strijdtoneel betreden waar 300 parlementsleden hem een vijandig hart toedroegen, en hij zou een doorn in de

zwerende vinger van deze hoge heren worden, die stuk voor stuk belangen hadden in de slavenhandel. Wilberforce’s

strijd tegen deze handel in mensen leverde hem haat en spot op, en het zou zelfs zo ver komen dat hij de stempel van

rebel en revolutionair opgedrukt kreeg in een tijd waarin deze hun leven niet veilig waren. Maar geen ontbering was

Wilberforce te groot, die onvermoeibaar bleef strijden voor zijn christelijke idealen en als een terriër zou blijven jagen op

de schandelijke rat die slavernij heette.

Page 12: Filippides november 2012

Filippides, jaargang 18 – nummer 3 – november 2012 12

illiam Wilberforce (1759-1833) leefde in

een tijd van onvoorstelbare turbulentie

en verandering. Hij was getuige van

grootse momenten die stuk voor stuk op de pagina’s van

onze geschiedenisboeken prijken. De Amerikaanse

onafhankelijkheidsstrijd, de Franse Revolutie en de

opkomst en ondergang van Napoleon zijn hier slechts

voorbeelden van. Hij deelde de tijd met grootse namen

als Lord Horatio Nelson, Napoleon Bonaparte,

Robespierre en William Pitt de jongere. Vandaag de dag

bekijken wij als historici deze gebeurtenissen en

personen en beoordelen hen op hun waarde voor het

verloop van de geschiedenis, maar William Wilberforce

zelf is een naam die in bekendheid, zeker in het

hedendaagse Engeland, niet onderdoet voor elk van de

eerdergenoemde.

Maar hoe komt het dat Engeland vol staat met

standbeelden van deze man, en dat hij voor de meeste

mensen nog steeds gezien wordt als hét gezicht achter

de afschaffing van slavernij?

Om dit te begrijpen, moeten we zijn leven en vooral

zijn politieke loopbaan onder de loep leggen. Geboren

als de zoon van een rijke handelaar in het Britse plaatsje

Hull op 24 augustus 1759, was William in de wieg gelegd

voor een leven tussen de Britse adel. Toen zijn vader

overleed in 1768, -Wilberforce was slechts negen jaar

oud- , stuurde zijn moeder hem naar familie in Londen.

Hier raakte hij bekend met de evangelische kerk en tot

groot ongenoegen van zijn moeder, werd hij actief lid

van de Church of England, omdat hij de invloed van de

evangelisten bewonderde. Om deze reden werd hij al

gauw weer teruggehaald naar Hull, waar hij tot zijn

zeventiende jaar bleef wonen.

Op zeventien jarige leeftijd verhuisde de jonge

Wilberforce weer naar Londen en betrad hij het St.

John’s College in Cambridge, waar hij goede vrienden

werd met de latere premier William Pitt de jongere

(1759-1806), tot op de dag van vandaag de jongste

premier die Groot-Brittannië heeft gehad. Samen hingen

ze regelmatig rond op het toeschouwerbalkon van het

Lagerhuis en droomden ze van een politieke carrière. Pitt

(zie afbeelding hiernaast) spoorde zijn vriend aan om

samen met hem de politiek in te gaan en Wilberforce

kocht, zoals gebruikelijk was in die tijd, de nodige

stemmen om op de leeftijd van eenentwintig een zetel

te winnen in het Huis. Ook William Pitt wist een positie

in het Lagerhuis voor zich te veroveren.

W

Regelmatig hield Wilberforce zich bezig met staatszaken, maar hij was ook minstens zo vaak te

vinden in de heren- en kaartclubs in en rondom Londen

Page 13: Filippides november 2012

Filippides, jaargang 18 – nummer 3 – november 2012 13

Als parlementslid schaarde Wilberforce zich

afwisselend achter de Whigs of de Tories,

overeenstemmend met de wisselvalligheid van zijn

geweten aangaande kwesties die beide partijen tegen

elkaar opzette. Regelmatig hield Wilberforce zich bezig

met staatszaken, maar hij was ook minstens zo vaak te

vinden in de heren- en kaartclubs in en rondom Londen.

Begaafd met een melodieuze

stem wist hij hier de heftig

converserende politici,

officieren en adel regelmatig

tot doodse stilte te roeren.

Wilberforce en het

christendom

William Pitt werd op vierentwintig jarige leeftijd de

jongste Britse premier, en hij gaf zijn goede vriend

Wilberforce te kennen dat hij hem nodig had in zijn

regering. Wilberforce had echter in de eerste helft van

de Jaren ’80 van de achttiende eeuw een innerlijke

verandering ondergaan. Zijn butler en naaste vrienden

merkten op hoe hij vroeger opstond om de Bijbel te

lezen en te bidden, en hoe hij een sterke toename

vertoonde in zelfkritiek. Naar buiten toe bleef hij

niettemin de opgewekte, vrolijke jonge filantroop die hij

altijd geweest was.

De politieke carrière van Wilberforce zat op de

schopstoel en hij overwoog zich uit het publieke leven

terug te trekken om een leven in afzondering te leiden.

Hoewel altijd al een excentriekeling, begon hij zich nu

nog vreemder te gedragen en alleen Wilberforce zelf

wist hoezeer hij in tweestrijd stond. Hij bekeerde zich tot

de evangelische kerk en toonde een afkeer van zijn

vroegere leven. Hierdoor gaf hij bijvoorbeeld zijn

lidmaatschap bij de kaartclubs op.

Terwijl de twijfels hoogtij vierden zocht Wilberforce

advies bij John Newton (1725-1807), een

vooraanstaande, evangelische monnik (onder andere

auteur van het wereldberoemde lied Amazing Grace),

die in zijn vroegere leven kapitein was geweest van een

slavenschip. Zowel Newton als Pitt moedigden

Wilberforce aan om zijn politieke leven voort te zetten

en voortaan het werk voor God en het werk van een

politieke activist te combineren.

Het waren vanaf dat moment de christelijke normen

en waarden die de toon bepaalden bij Wilberforce en

zijn politieke aandachtspunten; zijn eens zo wisselvallige

overtuiging verschoof gaandeweg naar het

conservatisme.

Later zou Wilberforce in zijn memoires beschrijven dat hij besloot de taak op zich

te nemen die God kennelijk voor hem had weggelegd en die hem uiteindelijk

beroemd zou maken

William Pitt

Page 14: Filippides november 2012

Filippides, jaargang 18 – nummer 3 – november 2012 14

De abolitionisten

Groot-Brittannie domineerde in deze tijd de

wereldhandel, die te danken was aan de

onoverwinnelijke zeemacht met schepen als de Victory

(het schip waarmee Nelson de slag bij Trafalgar won).

Het rijk deed actief mee aan de slavenhandel en de

Transatlantische Driehoekshandel. Ongeveer elf miljoen

mannen, vrouwen en kinderen werden vanuit Afrika

naar West-Indië en de Amerikaanse kolonies gevoerd.

Ruim 1.4 miljoen van deze mensen stierf onderweg.

De omstandigheden waren onmenselijk, en het Britse

rijk was voor een groot deel over de rug van slaven

uitgegroeid tot wereldmacht. Tachtig procent van het

Britse inkomen kwam direct of indirect uit deze handel

voort. Slechts weinigen keurden de handel in slaven af

en nog minder spraken zich er tegen uit.

In de laten Jaren ’80 van de achttiende eeuw raakte

Wilberforce via premier Pitt in contact met een groep

mensen die zich wel durfden uit te spreken tegen de

slavenhandel. Onder hen vinden we bekende namen als

Thomas Clarkson (1760-1846) en Olaudah Equiano

(1745-1797). Deze groep wist de juiste snaar bij

Wilberforce te raken en zorgde ervoor dat hij, gesteund

door zijn nieuwe geloof, zich begon te verdiepen in de

slavenhandel en de humanitaire reformatie van het

Britse rijk. Clarkson had een prijswinnende essay

geschreven over de afschaffing van slavenhandel en

overhandigde Wilberforce deze bij hun eerste

ontmoeting. Dit was het begin van een samenwerking

die meer dan vijftien jaar zou duren. In de jaren die

volgden zou Clarkson tastbare bewijzen verzamelen

tegen de slavenhandel en deze aan Wilberforce

voorleggen, die ze zou gebruiken in zijn latere aanvallen

op de slavenhandel in het Lagerhuis.

Vooralsnog was Wilberforce echter een twijfelaar.

Het werd hem duidelijk dat de abolitionisten hem als

woordvoerder in het parlement wilden aannemen, maar

hij wist niet of de taak wel aan hem was besteed. In 1787

overlegde hij met William Pitt, en deze, zelf een groot

tegenstander van de slavenhandel, maar niet bij machte

dit standpunt openbaar kracht bij te zetten vanwege zijn

ambt, daagde Wilberforce uit de kwestie bespreekbaar

te maken in het Lagerhuis. Later zou Wilberforce in zijn

memoires beschrijven dat hij op dit moment, terwijl hij

met zijn vriend onder een boom de zaak besprak,

besloot de taak op zich te nemen die God kennelijk voor

hem had weggelegd en die hem uiteindelijk beroemd

zou maken.

Tijd voor actie

Met Wilberforce nu als woordvoerder in het parlement,

en deze weer op zijn beurt in de schaduwen van de

anonimiteit gesteund door de premier, begonnen de

abolitionisten zich te roeren in Groot-Brittannië. Thomas

Clarkson reed te paard heel Engeland door om bewijzen

te verzamelen en campagne te voeren. Het is voor deze

Het standbeeld van William Wilberforce in zijn geboorteplaats Hull

Page 15: Filippides november 2012

Filippides, jaargang 18 – nummer 3 – november 2012 15

campagne dat Josiah Wedgwood het alom bekende

symbool maakte van de knielende slaaf met de tekst ‘Am

I not a man and a brother?’ eronder. Olaudah Equiano,

zelf een voormalige slaaf, schreef een autobiografie die

als bestseller over de toonbank ging. In het Lagerhuis

begon Wilberforce zijn 300

tegenstanders in verlegenheid te

brengen over de kwestie die voor de

meeste van hen de bron van

inkomsten was. De eerste keer dat

Wilberforce een wetsvoorstel indiende voor de

afschaffing van slavernij, werd deze makkelijk verslagen

met 163 stemmen tegen.

Wilberforce’s christelijke ideaal dat alle mensen door

God als gelijken geschapen waren gaat hand in hand met

het gelijkheidsideaal van de Verlichting. Dit samengaan

zou echter snel een wrange bijsmaak krijgen. In 1789

brak ‘aan de andere kant van het kanaal’ de Franse

Revolutie uit. Onder het motto van ‘Vrijheid, Gelijkheid

en Broederschap’ klonk in de straten van Parijs de

schreeuw om gekloofde kronen. Rondom dezelfde tijd

begon Wilberforce met het indienen van zijn

wetsvoorstellen voor

afschaffing van de

slavenhandel. Met de

groeiende onrust op het

Europese vasteland sloeg in

Londen de stemming om. Wilberforce’s preken in het

Lagerhuis werden in een ander daglicht gesteld. Het feit

dat Thomas Clarkson een groot voorstander was van de

revolutie in Frankrijk hielp hem niet. De overtuiging dat

alle mensen, van welk ras dan ook, door God als gelijken

geschapen waren, was de spreekwoordelijke stok achter

de deur voor Wilberforce, zijn motivatie. Nu echter werd

hij als revolutionair bestempeld door de gelijkheid die de

Franse revolutionairen eisten voor alle mensen.

Plotseling was Wilberforce volgens velen een rebel,

die zich de ondergang van het Britse koningshuis als doel

voor ogen had gesteld. Toen de nieuwe Franse

republiek, ontstaan nadat koning Lodewijk XVI was

afgezet, de oorlog dreigde te verklaren aan Groot-

Brittannië, moest zelfs William Pitt als premier

gedwongen inzien dat de preken van Wilberforce in het

Lagerhuis ‘ongepast’ waren, in ieder geval in deze

rumoerige tijd. Hoewel hij zelf nog steeds achter de

afschaffing stond, wees hij Wilberforce erop dat de

abolitionisten als opruiers bestempeld konden worden.

Er ontstond een breuk in de vriendschap.

Terwijl Wilberforce jaarlijks zijn wetsvoorstellen

bleef aanbieden, ondanks de spot en valse

beschuldigingen aan zijn adres, was Groot-Brittannië in

staat van oorlog en ging alle aandacht hier naar uit. De

abolitionisten gingen een zware tijd tegemoet. Clarkson,

vanwege zijn pro-Franse sympathieën, moest zich

afzonderen uit het publieke leven. Olaudah Equiano (zie

afbeelding) stierf. Wilberforce zelf kampte met

chronische gezondheidsproblemen en werd gedwongen

rust te nemen. Hij was genoodzaakt voor de rest van zijn

leven laudanum in te nemen tegen de pijn.

De afschaffing van de slavenhandel zou op zich laten

wachten.

Olaudah Equiano

In het Lagerhuis begon Wilberforce zijn 300 tegenstanders in verlegenheid te

brengen over de kwestie die voor de meeste van hen de bron van inkomsten was

Olaudah Equiano, zelf een voormalige slaaf, schreef een autobiografie die als

bestseller over de toonbank ging

Page 16: Filippides november 2012

Filippides, jaargang 18 – nummer 3 – november 2012 16

De laatste fase

Elk jaar opnieuw stond Wilberforce trouw en hoopvol

klaar met zijn wetsvoorstel, maar het was pas in de

vroege negentiende eeuw, toen de oorlog met Frankrijk

enigszins bekoeld was, dat er weer aandacht kwam voor

de afschaffing. Clarkson werd door Wilberforce weer in

het publieke leven getrokken en begon opnieuw zijn

campagne. Wilberforce, fysiek weer aangesterkt door de

rust die hij had moeten nemen, wilde opnieuw beginnen

en had het plan opgevat om de afschaffing via een

omweg er alsnog door te krijgen. Handelsschepen

voeren in deze tijd onder de bescherming van de

neutrale Amerikaanse vlag, omdat een schip onder

neutrale vlag volgens de maritieme wetten niet geënterd

mocht worden. Zo ook de Franse en Britse

handelsschepen. Wilberforce stelde voor om entering

van deze schepen volgens de wet toe te staan, om zo de

Franse handel over zee plat te leggen. Zonder de

bescherming van neutrale vlaggen zou echter ook de

Britse handel een deuk oplopen en omdat tachtig

procent van de handel direct of indirect met de

slavenhandel in contact stond, zou deze niet langer

lucratief blijken. Op deze manier wilde Wilberforce het

Lagerhuis in een toegeeflijke staat brengen en de bron

van inkomsten verleggen naar andere marktgebieden.

De wet werd aangenomen.

In 1806 kreeg Wilberforce een zware klap te

verduren. Zijn goede vriend en steun en toeverlaat

William Pitt overleed aan de gevolgen van een hevige

maagzweer. In de laatste jaren van zijn leven zocht de

premier, niet langer bedolven onder oorlogspolitiek,

weer toenadering tot Wilberforce en de abolitionisten.

Het feit dat hij de afschaffing ervan niet heeft mogen

meemaken, wordt tot op de dag van vandaag gezien als

de grootste teleurstelling van zijn politieke carrière.

Desalniettemin liet Wilberforce zich door dit verlies niet

stoppen. Hij diende opnieuw een wetsvoorstel in in

1807, en de nieuwe premier, Lord Grenville, besloot het

voorstel eerst het Hogerhuis te laten passeren. Toen het

voorstel hier met groot verschil doorgelaten werd, zag

de tegenstand in het Lagerhuis in dat ze niet langer de

storm konden weren. Met een gezicht vol tranen kon

William Wilberforce op 23 februari 1807 een grote

meerderheid van 283 stemmen achter zijn wetsvoorstel

scharen. Daarnaast mocht de emotionele Wilberforce

een groot applaus in ontvangst nemen. Na bijna twintig

jaar van strijd tegen een overweldigende meerderheid,

had hij de missie die God hem had gegeven volbracht.

Nalatenschap

De reden waarom William Wilberforce vandaag de dag

herinnerd wordt als dé persoon achter de afschaffing

van slavernij is duidelijk. Het was niet het behalen van

dit doel, dat evenwel roemwaardig is, maar de weg er

naartoe. Wilberforce offerde het grootste deel van zijn

Page 17: Filippides november 2012

Filippides, jaargang 18 – nummer 3 – november 2012 17

Meer lezen?

William Hague – William Wilberforce; The life of

the great anti-slave trade campaigner –

(uitgeverij HarperCollins Publishers 2008).

John Piper – Amazing grace in the life of

William Wilberforce – (uitgeverij Intervarsity Pr

2007).

leven op aan de strijd tegen de slavenhandel. Dat hij in

Engeland foutief gezien wordt als de persoon die een

einde maakte aan slavernij, zal hem vergeven worden.

Het was de handel in slaven die hij beëindigde, niet

slavernij zelf. Deze onjuist aan hem toebedeelde

nalatenschap verklaart meteen waarom hij in Engeland

nog altijd bij de groten in de geschiedenis hoort en

waarom hij bijvoorbeeld zijn medestander Clarkson

moeiteloos voorbijstreeft.

Toch heeft Wilberforce zijn strepen verdiend.

Hoewel hij de afschaffing van slavernij niet eigenhandig

gerealiseerd heeft, bleef hij hier wel voor strijden tot zijn

dood in 1833. Hij stierf twee dagen nadat hij vernam dat

het voorstel tot volledige afschaffing van slavernij niet

meer tegengehouden kon worden. Een maand later

vond de Slavery Abolition Act goedkeuring en eindigde

slavernij in het hele Britse rijk. Wilberforce liet zijn vrouw

en vijf kinderen na. Ondanks zijn eigen verzoek begraven

te worden bij zijn dochter, kreeg hij een staatsbegrafenis

en vond hij zijn laatste rustplaats in Westminster Abby,

naast zijn goede vriend William Pitt. Nog steeds trekt zijn

grafmonument en zijn geboortehuis dagelijks vele

bezoekers.

Na bijna twintig jaar van strijd

tegen de overweldigende

meerderheid, had hij de missie van

God hem had gegeven volbracht

Hoewel hij de afschaffing van slavernij

niet eigenhandig gerealiseerd heeft, bleef

hij hier wel voor strijden tot zijn dood in

1833

De film Amazing Grace (2006) gaat over William Wilberforce en de afschaffing van de slavernij

Page 18: Filippides november 2012

Filippides, jaargang 18 – nummer 3 – november 2012 18

Wat ging er vooraf aan de val van Richard

Nixon?

All the president’s Men ontrafelt het mysterie op

spectaculaire wijze

Door Ozan Karakoc

Hollywood vs. History:

All the president’s Men

Het is alweer ruim 40 jaar geleden dat er in de nacht van 17 juni 1972 in het Watergate-gebouw, het hoofdkwartier van

de Democratische Partij, werd ingebroken. Dit leidde tot het aftreden van de Republikeinse president Richard Nixon in

1974. Dit schandaal wordt ook wel de Watergate-affaire genoemd, een zwarte bladzijde uit de politieke geschiedenis van

de Verenigde Staten. Niet veel later kwam er een film uit over deze beruchte zaak: All the president’s Men met Dustin

Hoffman en Robert Redford in de hoofdrol, geregisseerd door Alan J. Pakula. Wat ging er vooraf aan de val van Nixon?

De film volgt twee jonge journalisten van de Washington Post, Bob Woodward en Carl Bernstein die er alles aan doen om

de waarheid boven tafel te krijgen. Speciaal voor de Amerikaanse verkiezingen van dit jaar: een kijkje achter het duistere

complot in All the president’s Men.

Page 19: Filippides november 2012

Filippides, jaargang 18 – nummer 3 – november 2012 19

en bewaker van het Watergate-gebouw in

Washington ontdekt op 17 juni 1972 dat het

automatische slot van een deur in het

trappenhuis met tape is afgeplakt. Vijf mannen worden

op heterdaad betrapt door de politie en door een

rechter veroordeeld. Reporter Bob Woodward (Robert

Redford) vermoedt dat er meer aan de hand is. Dankzij

het doorzettingsvermogen van Woodward en zijn collega

Carl Bernstein (Dustin Hoffman) zal dit netwerk van list

en bedrog spoedig worden ontrafeld. Zij publiceren het

ene artikel na het andere omtrent de inbraak. Dat doen

ze door steeds maar weer vragen te stellen aan dezelfde

personen die iets te maken zouden kunnen hebben met

de zaak. Ze komen gauw te weten dat de inbrekers

banden hebben met grote Amerikaanse instanties als de

CIA en het Comité voor de Herverkiezing van de

President. Om een afzettingsprocedure in de Senaat te

voorkomen, ook wel impeachment genoemd, besluit

Nixon op 9 augustus 1974 af te treden als de 37e

president van de Verenigde Staten. Later blijkt dat de

Amerikaanse overheid ongeoorloofde methoden heeft

gebruikt tijdens de campagne van de

presidentsverkiezingen van 1972.

Deep Throat

Tijdens het onderzoek kwamen Woodward en Bernstein

regelmatig in contact met goed geïnformeerde en

geheime bronnen, onder wie een boekhouder en

penningmeester van het Comité. Met behulp van deze

bronnen slaagden beide heren er geleidelijk in de namen

boven water te krijgen die deel uitmaakten van de

mysterieuze inbraak.

Bovendien kreeg Woodward veel informatie van

Deep Throat, een geheime bron die zijn identiteit niet

wilde bekendmaken. Voorlopig althans. Vanaf dat

moment lopen gissingen naar de identiteit van Deep

Throat uiteen van medewerkers van het Witte Huis tot

de CIA. Slechts drie mensen wisten wie Deep Throat echt

was: Woodward, Bernstein en Ben Bradlee, ex-

hoofdredacteur van de Washington Post. Na dertig jaar

kwam de aap uit de mouw.

Klokkenluider W.M. Felt

Hoover

Het heeft een tijdje geduurd, maar op 31 mei 2005

maakte de toen 91-jarige William Mark Felt bekend dat

hij de klokkenluider was van het Watergate-schandaal.

De Washington Post bevestigde zijn bekendmaking. Felt

was onderdirecteur van de FBI en hielp Woodward om

de affaire boven water te krijgen.

Felt kwam in januari 1942 bij de FBI, een maand na

de verrassingsaanval van Japan op Pearl Harbor. Tijdens

de Tweede Wereldoorlog jaagde hij op spionnen als lid

van de uiterst geheime spionage-eenheid van de FBI. Na

de oorlog kwam hij aan de top en werd onderdirecteur

van het beruchte Amerikaans onderzoeksbureau.

Zijn grote idool was niemand minder dan J. Edgar

Hoover die de grote baas was van de FBI tussen 1935 en

E

Tijdens de Tweede Wereldoorlog jaagde Felt

op spionnen als lid van de uiterst geheime

spionage-eenheid van de FBI

Page 20: Filippides november 2012

Filippides, jaargang 18 – nummer 3 – november 2012 20

1972. Felt was een aanhanger en beschermeling van de

conservatieve directeur. Hoover wist hoe hij informatie

moest lekken en mensen moest chanteren. Daar heeft

Felt later dankbaar gebruik van gemaakt. Daarom is het

niet zo gek om te zeggen dat de invloed van Hoover op

het Watergate-schandaal heel groot is geweest.

Hoewel er veel vragen zijn beantwoord, blijft er nog

een vraag over. Wat bracht een topfunctionaris bij

justitie ertoe alles te riskeren om de waarheid te

onthullen? In dit geval had het waarschijnlijk te maken

met het feit dat Felt niet gekozen werd om Hoover op te

volgen als FBI directeur. Een persoonlijke teleurstelling

die hij wilde verwerken door wraak te nemen op alles

wat met bureaucratie te maken had.

Wereldnieuws

Het boek van Bob Woodward en Carl Bernstein, All the

president’s Men waarop de film is gebaseerd,

veranderde de koers van de Amerikaanse politieke

geschiedenis. Het werk van de journalisten, dat

toentertijd voor een hele generatie jongeren een

inspiratiebron was, laat op boeiende wijze zien hoe twee

jonge reporters een gecompliceerd schandaal aan het

licht brengen. De verslaggeving van beide heren was een

hoogtepunt in de onderzoeksjournalistiek.

Daarnaast is de film een eerbetoon aan de

krantenwereld. Regisseur Pakula laat zien hoe de twee

grootste kranten van de VS, The Washington Post en The

New York Times proberen de concurrent te slim af te zijn

door grotere artikelen te publiceren over de affaire. Het

schandaal is immers wereldnieuws en een beetje

journalist wil als eerste de lezer verse informatie

voorschotelen. Woodward en Bernstein hebben met hun

artikelen een groot stempel gedrukt op de schrijvende

pers. Daarnaast hebben zij de journalistiek in de

Verenigde Staten op een hoger niveau getild. Hun werk

is sindsdien nooit meer geëvenaard.

All the preseident’s Men is een boeiend verhaal dat

nog steeds actueel is. Op geen enkel moment wordt de

film saai. Hoffman en Redford leveren goede

acteerprestaties, met dank aan het vlot geschreven

script van William Goldman die hiervoor een Oscar in de

wacht sleepte. Voor geschiedenisstudenten en historici

is deze film een uitstekend middel om een kijkje te

nemen in de ontrafeling van een duister complot dat de

relatie tussen pers en politiek voorgoed heeft

veranderd.

The New York Times, 9 augustus 1974: Nixon treedt af na het Watergate-schandaal

De verslaggeving van beide heren was

een hoogtepunt in de

onderzoeksjournalistiek

Bob Woodward (links), Carl Bernstein en Ben Bradlee (rechts)

Page 21: Filippides november 2012

Filippides, jaargang 18 – nummer 3 – november 2012 21

CPN: van rood

naar groen Hoe een Rode Partij langzaam maar zeker Groen kleurde

Nederland kleurde aan het begin van de twintigste

eeuw steeds roder. Socialistische partijen schoten als

paddenstoelen uit de grond en de arbeider was het

nieuwe redmiddel van de samenleving. In Rusland

was een Communistische Revolutie aan de gang die

overwaaide naar de andere landen van Europa. Het

gevolg was de ontwikkeling van een Communistische

Partij in Nederland. Toch is Nederland nooit een

Communistische Heilsstaat geworden. De partij die in

dit artikel wordt besproken zag het licht in 1935 en

bleef bestaan tot 1991. Maar heeft de CPN gezorgd

voor een blijvende invloed binnen de Nederlandse

politiek in de periode 1945 - 1991 en was het

verstandig om op te gaan in de partij GroenLinks?

Laten we de ontwikkelingen in de turbulente

twintigste eeuw maar eens beter onder de loep

nemen.

Door Nick de Reiger

Page 22: Filippides november 2012

Filippides, jaargang 18 – nummer 3 – november 2012 22

e Communistische Partij Nederland kreeg

vorm in het jaar 1935 en zou de geschiedenis

ingaan als één van de meest belangrijke links-

georiënteerde partijen uit de twintigste eeuw. De partij

verdween even uit het officiële beeld tijdens de Tweede

Wereldoorlog, aangezien de partij, net als alle andere

partijen, werd verboden onder het naziregime. De CPN

koos echter voor een andere koers en dook de illegaliteit

in. Hiermee werd zij tevens de eerste verzetsgroep van

Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog die streed

tegen het antisemitisme van de nazi's.

Na de Tweede Wereldoorlog zijn echter veel van de

ledenbestanden vernietigd en partijleden vervolgd,

waardoor er bijna geen gegevens meer zijn over deze

periode. Wat we wel weten is dat de populariteit van de

CPN na de oorlog steeg, aangezien zij na de verkiezingen

ruim 10,6% van de stemmen kreeg en het ledenaantal

steeg van 2.000 in 1942, de laatste officiële bekende

telling, naar 50.000 in 1946, de eerste telling na de

Tweede Wereldoorlog.

De CPN had dit hoogst waarschijnlijk te danken aan

haar inzet tijdens de Tweede Wereldoorlog en de

spanningen die er heersten met de Sovjet-Unie. Deze

succeservaring was dan ook van korte duur, aangezien

het in 1947 met het aanbreken en doordringen van de

Koude Oorlog in Europa de visie van de

CPN onder druk kwam te staan. De

CPN werd steeds meer gezien als een

Nederlandse colonne van de Sovjet-

Unie, of zelfs het Moskou van Nederland, waardoor de

Russische vijand, aangezien Nederland pro-Amerika was,

binnen de poorten stond.

De gedachte dat de CPN een Sovjet verlengstuk was,

was voor die tijd geen rare gedachte aangezien de CPN

inderdaad een voorstander was van de politiek die de

Russen voerden. De CPN stemde onvoorwaardelijk in

met de communistische aaneenschakeling die plaats

vond in Oost-Europa ten tijde van de Koude Oorlog. Het

was absoluut niet gunstig dat ze kozen voor het prestige

in plaats van voor eensgezindheid, aangezien de CPN

zichzelf in een isolement duwde en in iets meer dan tien

jaar terugliep naar nog ongeveer 2,4% van de stemmen

in 1959.

Openbare kritiek

Niet alleen in de percentages zagen we terug dat de CPN

het zwaar te voorduren kreeg, maar zelfs in openbare

protesten, zoals de aanval op het Amsterdamse Felix

Meritis. Dit grachtenpand huisvestte de redactie van de

Waarheid, de communistische krant van Nederland. Na

de Russische inval in Hongarije op 4 november 1956, die

politiek werd gesteund door de CPN, werd dit gebouw

bestormd door een woedende, anticommunistische

menigte die klaar was met de houding van de CPN.

De jaren '60 waren een keerpunt voor de CPN,

aangezien zij zich steeds afstandelijker ging opstellen

tegenover de Sovjet-Unie, wat een gevolg was van de

oprichting van de verzorgingsstaat en een grotere sociale

D

Bestorming van het Felix Merits

De CPN werd de eerste verzetsgroep van Nederland tijdens de Tweede

Wereldoorlog die streed tegen het antisemitisme van de nazi’s

Partijcongres van de CPN, Amsterdam 26 november 1982

Page 23: Filippides november 2012

Filippides, jaargang 18 – nummer 3 – november 2012 23

invloed binnen de partij. Deze maatregelen zorgden

namelijk voor een hechtere verbintenis tussen de

verschillende aspecten in de Nederlandse politiek,

waardoor het eensgezinder werd. Als we kijken naar het

verkiezingsprogramma in de jaren '60 zien we dat

voornamelijk sociale punten als het voorkomen van

massaontslagen, bevordering van democratie en

promotie van onderwijs hoogtij vierden. Punten als het

steunen van Vietnam en het ontkrachten van de steun

van Amerika in het voeren van koloniale oorlogen

stonden nog wel op de agenda, maar hadden een

minder aanwezige positie ingenomen.

Marcus Bakker

In de jaren '70 zette de trend

door, aangezien het ledenaantal

eindelijk weer een stijgende lijn

liet zien. In 1973 waren er

10.147 geregistreerde leden,

waarvan een groot aandeel bestond uit linkse studenten,

wat vooral kwam door de studentenprotesten waarbij

het optreden van de lijsttrekker Marcus Bakker ook een

rol speelde.

De studentenprotesten waren gericht tegen de

hervormingen voor universiteiten, waaronder verhoging

van het collegegeld, die de regering voor ogen had. Het

gevolg was dat studenten, om de daad bij het woord te

zetten verscheidende universiteiten over het hele land

begonnen te bezetten. Een goed voorbeeld dat sterk

beïnvloed is door de CPN is de bezetting van het

Academiegebouw van de Rijksuniversiteit Groningen,

waar anarchistische, sociaaldemocratische en

communistische studenten het gebouw rood kleurden.

We zien hierin duidelijk dat de CPN een slimme zet

maakte. Het ging mee met zijn tijd en speelde in op de

ontwikkelingen in Nederland. De toch al redelijk links-

radicale insteek van de partij sprak vele jongeren aan,

die toch wilden breken met het ouderlijk gezag. Door het

toenemen van de studentenprotesten, die in heel

Europa toch al aanwakkerden, begon er binnen de CPN

een frisse wind te waaien, waardoor nieuwe ideeën

konden worden gerealiseerd.

Dit was echter niet genoeg om de stijgende lijn

binnen het CPN vast te houden. Veel van de oude garde,

waaronder de oude getrouwe Paul de Groot het veld

moest ruimen. Paul de Groot was een oud gediende

binnen de partij en een openlijke aanhanger van het

regime in Moskou. Hij was het levende voorbeeld van de

marxistische geest van de CPN. De Groot en de oude

garde konden echter niet op tegen de jongeren, wat bij

de verkiezingen van 1977 duidelijk zou blijken.

Het resultaat van een niet goed geoliede machine

binnen het CPN zorgde ervoor dat de CPN bij de

verkiezingen in 1977 slechts 1,7% van de stemmen

kreeg. Een bedroevend laag percentage, waarop de

Groot, zonder resultaat, opriep tot een teruggang naar

het oude partijideaal, een marxistisch-leninistische partij

De CPN stemde onvoorwaardelijk in met de communistische aaneenschakeling

die plaats vond in Oost-Europa ten tijde van de Koude Oorlog

Als we kijken naar het

verkiezingsprogramma in de jaren ’60

zien we dat voornamelijk sociale

punten als het voorkomen van

massaontslagen, bevordering van

democratie en promotie van onderwijs

hoogtij vierden

Marcus Bakker

Page 24: Filippides november 2012

Filippides, jaargang 18 – nummer 3 – november 2012 24

met een straks georganiseerde partijstructuur.

De Groot was zoals we net lazen echter al behoorlijk

in achting gedaald en telde eigenlijk niet zo veel meer

mee. Marcus Bakker had laten zien dat hij zowel kon

omgaan met de veranderende politieke structuur van

Nederland en de nieuwe instroom van politieke geesten,

namelijk de jongeren. Het was dan ook Bakker die het

machtsvacuüm opving toen de Groot, de oude

Moskougenoot, wegviel uit het communistische plaatje.

Dit was op zich een strategische zet, aangezien de partij

nu niet langer bleef steken in de conservatieve manier

van politiek voeren maar meer meeging met zijn tijd.

Nieuwe koers

Tegen de jaren '80 zien we dat de CPN echt een nieuwe

koers begint te varen. In het partijprogramma worden

punten als een perspectief voor jongeren opgenomen,

waarbij ze aangeven dat ze streven naar een betere

inkomenspositie voor jongeren en koppeling van

studiebeurzen aan een sociaal minimum. Hierin zien we

de invloed van de jongeren dus duidelijk terug, het

wordt een speerpunt van de politiek. Een ander

opvallend punt is het opkomende feminisme in het

partijprogramma. Vrouwen moeten niet langer worden

afgescheept met de laagstbetaalde banen maar moeten

ook beschikking krijgen over een eigen inkomen.

Als we dit zo lezen is dit een vrij radicale verandering

binnen de partijpolitiek. Men streeft nu meer naar

gelijkheid tussen mannen en vrouwen en wil de

ongelijkheid tussen deze sekses op het gebied van werk

compleet uitbannen. Men streeft daarnaast naar een

betere economische positie voor jongeren, waarin we de

nieuwe wind uit de vorige stukken duidelijk herkennen.

Dit was niet alleen het werk van Marcus Bakker en

zijn jongere achterban, maar ook van een nieuwe vrouw

aan het front. Haar naam was Ina Brouwer en zij was de

lijsttrekker tijdens het verkiezingsjaar 1982, waaruit de

hernieuwde punten naar voren kwamen. Zij volgde in

hetzelfde jaar Marcus Bakker nog op als partijvoorzitter.

Het gevolg was dat de partij in 1984 een nieuw

beginselprogramma aannam, waarin deze punten

werden opgenomen en de partij langzaam maar zeker

afstand begon te doen van het marxisme-leninisme waar

Paul de Groot destijds zo hard voor had gestreden.

Gezien het politieke klimaat was het geen verkeerde

stap, aangezien het ervoor zorgde dat de partij opnieuw

een beetje uit het slop werd getrokken. De nieuwe koers

schoot veel oudgedienden echter in het verkeerde

Verkiezingsaffiche CPN 1977

CPN-demonstratie op 1 mei 1977

De toch als redelijk links-radicale insteek van de partij sprak vele jongeren aan,

die toch wilden breken met het ouderlijke gezag

Page 25: Filippides november 2012

Filippides, jaargang 18 – nummer 3 – november 2012 25

keelgat, waarop zij de partij verlieten en het Verbond

van Communisten in Nederland oprichtten, een soort

van splinterpartij. De ledenaantallen bleven dalen van

11.594 in 1984 tot slechts 5.700 in 1989. Was de visie

van de partij dan toch niet dat gene wat de achterban

voor ogen had?

Ja, dat was het want zowel het VCN als de CPN haalde in

1986 geen enkele zetel. De CPN verdween zelfs uit de

kamer, wat een enorme tegenslag was voor de partij. Ze

begon toenadering te zoeken tot andere kleine partijen,

zoals de Pacifistisch Socialistische Partij, de Politieke

Partij Radikalen en de Evangelische Volks Partij. Dit zou

leiden tot een gezamenlijke deelname aan de

verkiezingen onder de naam

GroenLinks, in 1989. De nieuwe

fusiepartij zou in 1989 formeel

worden opgericht, waarbij de

CPN in 1991, tijdens een

partijcongres werd opgeheven.

We zien dat de CPN zich in de jaren na de Tweede

Wereldoorlog heeft geprofileerd als een partij die

halsstarrig vasthield aan het marxisme-leninisme van de

Sovjets maar toch een poging deed om zich zo goed

mogelijk binnen de Nederlandse politiek te profileren.

De partij werd gezien als een verlengstuk van de Sovjet-

Unie, wat leidde tot veel publieke haat. De CPN zag zelf

ook in dat dit niet de weg was waarop ze verder

moesten gaan, waardoor ze in de jaren '60 lichtelijk

afstapten van hun idealen en zich gingen richten op de

zaken die er om deden. De CPN maakte zich hard voor

onderwijs en de jeugd en steunde de vele

studentenprotesten die oplaaiden in Europa en

Nederland. De achterban werd minder grijs en veel

oudgedienden konden niet langer meekomen met de

steeds harder vernieuwende partijpolitiek.

De ‘groene’ fusie

De nieuwe partijpolitiek in de jaren '70 zorgde voor een

vernieuwde aanhang van de jongeren die op zoek waren

naar een afzetting tegen het burgerlijke. Marcus Bakker

gaf deze behoefte een gezicht in 'zijn' CPN en koerste

met zijn partijprogramma's af op een behoorlijke

zetelwinst. Tegen de jaren '80 maakte de CPN, onder

invloed van de opvolger van Bakker, Ina Brouwer, zich

hard voor vrouwenrechten en een betere positie voor

jongeren in de politiek. Voor de achterban was dit echter

onverkoopbaar. Dit was niet waar het CPN naar streefde

in hun ogen. Het partijbestuur kreeg dit gelukkig op tijd

in de gaten en maakte zich hard voor de fusie tussen de

PSP, de PPR en de EVP. Ze gingen samen op in

GroenLinks en probeerden de partijidealen te

combineren, waarbij het communistische standpunt

meer socialistisch van insteek werd. Bij de verkiezing in

1989 verdubbelden ze het aantal zetels dat de CPN had

gehaald in 1986.

GroenLinks maakte in de loop van de jaren naam als

linkse oppositie partij met oog voor zowel de

socialistische idealen als een oog voor milieu en bestaat

nog steeds. GroenLinks streeft al sinds jaar en dag naar

een betere positie voor de student, het onderwijs en de

lage inkomens; hierin zien we nog een deel van het oude

CPN terug. We kunnen dus concluderen dat het een

goede stap was om op te gaan in deze fusiepartij,

GroenLinks, ook al is er weinig communistisch in terug te

vinden.

Marcus Bakker had laten zien dat hij zowel kon omgaan met de veranderende

politieke structuur van Nederland en de nieuwe instroom van politieke geesten,

namelijk de jongeren

Page 26: Filippides november 2012

Filippides, jaargang 18 – nummer 3 – november 2012 26

Geschiedenis heeft geen bloedarmoede

p een kille middag in het jaar 2011 stond ik

mijn best te doen voor een vmbo klas uit het

eerste jaar. Het thema ‘Veiligheid’, in het

kader van het vak Mens & Maatschappij, was niet

eenvoudig betekenisvol te maken. Om er toch een

historische, doch laagdrempelige draai aan te geven ging

mijn les over ‘veiligheid door de eeuwen heen’. De

leerlingen liepen niet echt warm en mijn geacteerde

enthousiasme kwam nog minder overtuigend over dan

de felicitatie van PvdA leider Samson aan Mark Rutte in

de afgelopen verkiezingen …

“In de middeleeuwen werden

misdadigers gemarteld om andere

criminelen af te schrikken. Ik heb nog

wat afbeeldingen van

martelwerktuigen opgeslagen”. Bij het horen van de

laatste zin gebeurde er iets. Er begon iets te glimmen in

de ogen. Enkele leerlingen ging rechtop zitten en een

jongen in de hoek die buiten mijn weten om op twee

poten had gezeten, klapte weer op vier poten om het

beter te kunnen zien.

Toen ik het huidige stagejaar dit stukje bij een

alleraardigste Atheneum 2 klas herhaalde, was dit niet

anders. De klas had al ademloos geluisterd naar hoe de

inquisitie omging met ketters en toen ik terstond

vermeldde dat ik foto’s had van verschillende

martelwerktuigen ging het dak eraf. En eerlijk waar, de

dames waren misschien wel het meest enthousiast.

Is de geschiedenisles voor leerlingen pas echt

boeiend als er moord en doodslag in voorkomt? Of

moeten we het in een breder perspectief zien en

erkennen dat in onze beschaafde samenleving

beeldmateriaal met geweld een norm is geworden? Het

is wel begrijpelijk, hoe kun je immers als docent ‘de

Holocaust’ behandelen zonder beeldmateriaal?

Als we de geschiedenis eens doorlichten moeten we

bekennen dat vrijwel elk verhaal, elke gebeurtenis en

elke persoon te maken heeft met geweld. In de Bijbel

begint in Genesis het gedonder al met de broedermoord

tussen Kaïn en Abel. En zo loopt de letterlijke rode lijn

door. Van oorlog naar opstand, van opstand naar

genocide. Van genocide naar een revolutie. De leiders

van de revolutie worden weer vermoord. Zelfs een

vredestichter als Ghandi ontvangt de kogel. De

O

Het is naïef om te denken dat geweld in Nederland nog steeds onder de

oppervlakte blijft als we in armoede vervallen

Column

Tim van Eenennaam

Page 27: Filippides november 2012

Filippides, jaargang 18 – nummer 3 – november 2012 27

geschiedenis bestaat grotendeels uit geweld en

de reacties op dat geweld. Probeer maar eens

een onderwerp op te zoeken waarin geweld

geen rol speelt.

Sommige mensen beweren dat geweld niet zozeer

voortkomt uit de mens, maar uit bepaalde ideologieën

en religies. Dit zou de bron van het kwaad zijn en als we

de ideologieën en religies de wereld uithelpen wacht ons

een fantastische maatschappij waarin alle

kosmopolieten zich verblijden in een innige vrededans!

Maar dit valt maar moeilijk te rijmen. Ideologieën en

religies lijken meer op een soort bakvormen, waar de

mens zijn geweld in giet. En er zijn genoeg bakvormen.

De geschiedenis laat ons zien dat de mens geweld

gebruikt om wat voor reden dan ook.

Suggereren dat de mens van nature gewelddadig is,

is nogal een krasse uitspraak. Uiteraard worden er op

veel plekken in de wereld nog oorlogen en revoluties

uitgevochten maar, zo wordt gesteld, hier in onze

westerse beschaving is geweld niet meer de norm. Is het

dan de luxe die ons hier in Nederland in bedwang houdt?

Is het de decadentie die ervoor zorgt dat Europa nog

relatief veilig is?

Het is inderdaad maar de vraag of op het moment

dat onze welvaart verdwijnt, wij nog steeds in een

relatief geweldloze maatschappij kunnen vertoeven? Het

is in ieder geval naïef om te denken dat geweld in

Nederland nog steeds onder de oppervlakte verscholen

blijft als we in armoede vervallen. In de grootste

armoede ontstaat immers radicalisme. Of

overlevingsdrang. De mens heeft geen enkele moeite

(indirect) geweld te gebruiken, ook niet als hij of zij het

niet gewend is. Meerdere experimenten tonen dat aan.

En in kleine dingen zien we het in onze samenleving, die

drang naar geweld.

Geweld zien we al honderden jaren in de

geschiedenis. Blijkbaar is dat de mens ‘eigen’. Als Europa

zich nog eens diep in een crisis stort, dan kunnen we

onze borst dus weer nat maken. We zijn al gewend

geraakt aan beeldmateriaal van geweld. Strijden we niet

voor eigen belang, dan vechten we wel voor vrede. Of

voeren we oorlog voor een betere wereld. Een mooiere

paradox is er niet. Intussen kunnen we alleen maar

beamen en ridderlijk toegeven: wij willen bloed zien!

De mens heeft geen enkele moeite (indirect) geweld te gebruiken,

ook niet als hij of zij het niet gewend is

Page 28: Filippides november 2012

Filippides, jaargang 18 – nummer 3 – november 2012 28

De artistieke wereld van

de Renaissance

Kunst in vogelvlucht Door Ozan Karakoc

Sommige kunstwerken lijken geen introductie te behoeven. Ze zijn

het bewijs dat de westerse beschaving een eerbaar verleden heeft.

Deze kunstwerken en zijn geestelijke vaders gaan gepaard met een

stukje geschiedenis vol wisselende trouw, blamage, avonturen,

teleurstellingen en tegenslagen. Voor de een is het een artistiek

wonder, voor de ander een handelsmerk. Soms een object van

verlangen, soms een geinige afbeelding. Denk aan Leonardo da

Vinci, denk aan Rafaël, Albrecht Dürer, Michelangelo en vele

anderen. Deze veelzijdige personen uit de kunstgeschiedenis

hebben een ding gemeen: ze komen uit een periode die bekend

staat als de tijd die de ‘donkere’ middeleeuwen voorgoed achter

zich laat: de Renaissance. Deze periode is een mijlpaal in de

Europese geschiedenis geweest, met name in de schilderkunst.

Hieronder wordt de ontwikkeling van de artistieke wereld van de

Renaissance verder toegelicht.

Page 29: Filippides november 2012

Filippides, jaargang 18 – nummer 3 – november 2012 29

e Renaissance is een culturele periode in de

geschiedenis van de mensheid die zich

halverwege de vijftiende en de zestiende

eeuw ontwikkelde. Het is een overgangsperiode tussen

de middeleeuwen en de moderne tijd die zich

onderscheidde door een nieuwe manier van denken die

de mens en de natuur als middelpunt had. Daarnaast

bloeiden de kunsten en letteren, geïnspireerd door de

klassieke oudheid.

Deze overgang vond allereerst in Italië plaats, omdat

hier de politieke en economische omstandigheden heel

gunstig waren. Bovendien bleef de klassieke traditie hier

vrijwel intact waardoor in de steden nog altijd resten van

beelden en gebouwen aanwezig waren. De kunstenaars

hadden daar optimaal profijt van en gebruikten deze

beelden als inspiratiebron.

Een van de eersten die zich ervan bewust waren dat

zich een sterke verandering in de kunst had voorgedaan

die hen losmaakte van de middeleeuwse tradities en zich

aangetrokken voelden tot de klassieke kunst, was

biograaf en kunsthistoricus Giorgio Vasari (1511-1574).

Hij gebruikte de term ‘rinascità’ in zijn boek Vite (Levens,

1500) om een dergelijke overgang aan te duiden. In Vite

worden kunstenaars als Michelangelo de hemel in

geprezen omdat zij de kunst uit de periode van de

Renaissance belichamen. Wel moet gezegd worden dat

Vasari een duidelijke voorkeur had voor kunstenaars uit

Florence. Kunstenaars uit andere gebieden als Venetië

worden in zijn boek genegeerd. Dat had waarschijnlijk te

maken met het feit dat de Renaissance zijn oorsprong

vond in Florence, een stad die met handel en nijverheid

zeer welvarend was geworden.

In de negentiende eeuw gebruikte historicus Jacob

Burckhardt in zijn Die Kultur der Renaissance in Italien

(De Renaissancecultuur in Italië, 1860) de term

Renaissance om aan te geven dat er sprake was van een

absolute breuk met de middeleeuwen. Tegenwoordig

zijn bijna alle historici het erover eens dat het hier ging

om een geleidelijke verandering waarin de

middeleeuwse tradities werden losgelaten om nieuwe,

klassieke denkbeelden te ontwikkelen.

Quattrocento

De kunstgeschiedenis van de Renaissance bestaat uit de

periode die wordt aangeduid als Quattrocento en

Cinquecento. Deze termen worden gebruikt om een

bepaalde periode aan te geven die eigen kenmerken,

visies en belangrijkste figuren heeft wat betreft de

(schilder)kunst.

De periode in de kunst van de vroegrenaissance

(vijftiende eeuw) is Quattrocento. Het is een Italiaanse

D

Giorgio Vasari

Geboorte van Vasari (ca. 1489) van Alessandro Botticelli in Galleria degli Uffizi in Florence

Page 30: Filippides november 2012

Filippides, jaargang 18 – nummer 3 – november 2012 30

afkorting voor mille quattrocento wat veertienhonderd

betekent. In deze eeuw werden belangrijke

wetenschappelijke en humanistische onderzoeken

gedaan rondom kunst. De laatmiddeleeuwse stijlen als

de internationale gotiek behoorden geleidelijk tot het

verleden waarbij men steeds meer de behoefte kreeg

om de werkelijkheid ongestileerd uit te beelden. De

levende wezens kwamen in de schilderkunst in een

natuurlijke omgeving terecht waarbij er sprake was van

een schoonheidsideaal.

De belangrijkste kunstenaars uit deze tijd waren

beeldhouwer Donatello en schilder Alessandro Botticelli

(1445-1510). Als zoon van een eenvoudige ambachtelijke

edelsmid zou Botticelli een van de invloedrijkste

kunstenaars van Florence worden die onder andere voor

de Medici werkte. De humanistische idealen van het

Quattrocento – het belangrijkste kenmerk daarvan is de

heidense mythologie – komen in zijn werk heel

nadrukkelijk naar voren.

Hoewel hij in de hoge

kringen van Florence veel

waardering kreeg over zijn

werk, moest hij

noodgedwongen de kunstwerken uit zijn atelier op de

brandstapel gooien. Daar heeft Girolamo Savonarola een

grote rol in gespeeld. Hij stond bekend om zijn felle

orthodoxe boetepreken en boek- en

kunstwerkverbrandingen, bekend als vreugdevuur van

de ijdelheden. De eerste brandstapel werd

georganiseerd op 7 februari 1497 en was bedoeld om de

nieuwe denkbeelden in de Renaissance tegen te gaan.

Cinquecento

In de zestiende eeuw vonden op het gebied van

economie en politiek in Italië grote veranderingen plaats.

De Italiaanse stadstaten maakten plaats voor een

centralistische macht. Bovendien ontwikkelde de kunst

zich razendsnel. De meeste kunstenaars konden al heel

goed overweg met de tekentechniek. Deze techniek

maakte in de zestiende eeuw plaats voor de kleur. De

olieverftechniek was in deze periode populairder dan

ooit. Het Cinquecento was begonnen.

De kunstenaars in deze periode wilden nog

nauwkeuriger het naturalisme weergeven door de

menselijke expressie te bestuderen onder invloed van de

Germaanse kunst. Bekende kunstenaars uit deze tijd

waren voornamelijk Rafaël, Leonardo da Vinci en

Michelangelo.

Het Laatste Oordeel van Michelangelo in Vaticaanstad in Rome

De kunstgeschiedenis zou heden ten dage wezenlijk anders zijn zonder de invloed

van meesters als Michelangelo, Rafaël en talloze andere kunstenaars

De plundering van Rome door Maarten van Heemskerck (1527)

Page 31: Filippides november 2012

Filippides, jaargang 18 – nummer 3 – november 2012 31

Meer lezen?

Ross King – De hemel van de paus:

Michelangelo en de Sixtijnse kapel –

(Amsterdam) 2005

Intellectuele kunst

1527 was een belangrijk jaar voor de Italiaanse

renaissance, zowel politiek, religieus als cultureel. In dit

jaar vond de plundering van Rome plaats waarbij

tienduizenden Spaanse en Duitse soldaten de stad

probeerden aan te vallen. Keizer Karel V was van mening

dat Italië tot de Heilige Roomse Rijk behoorde. Paus

Clemens VII wilde hier niets van weten. De plundering

volgde niet veel later met als gevolg dat de verwoeste

stad in grote economische problemen verkeerde en het

optimisme bij de meeste christenen verdween.

Vanaf dat moment wilden vooraanstaande

kunstenaars zich richten op de massa. Het meesterwerk

van Michelangelo, Het Laatste Oordeel (1536-1540), is

daar een goed voorbeeld van. De verwrongen lichamen

in dit werk weerspiegelen de onzekerheid van de

mensen in deze tijd. Bovendien wilden kunstenaars als

Michelangelo complexe thema’s – denk aan de

Reformatie – in hun werk weergeven die alleen

geschiedschrijvers konden begrijpen. Het aantal

bewonderaars rondom Michelangelo nam hierdoor toe

en steeds meer mensen wilden Het Laatste Oordeel zien.

Dit fresco is te bewonderen in de Sixtijnse Kapel bij de

Vaticaanse musea in Vaticaanstad in Rome.

De kunstgeschiedenis zou heden ten dage wezenlijk

anders zijn zonder de invloed van meesters als

Michelangelo, Rafaël en talloze andere kunstenaars. De

vereniging van de christelijke met de klassieke cultuur is

elders nooit zo goed weergegeven als in de

renaissancistische schilderkunst. Wie ooit in Florence,

Venetië en Rome is geweest, begrijpt waarom.

Pietà van Michelangelo (1499), gemaakt van marmer

De school van Athene (1509-1510) van Rafaël in Vaticaanstad

Page 32: Filippides november 2012

Filippides, jaargang 18 – nummer 3 – november 2012 32

Welke verschuiving

zien we in de

overtuigings-

methodes van

politici in Nederland

van 1956 tot 2002?

Logos, ethos en pathos

in de Nederlandse

politiek in de 20e eeuw

Door Tim van Eenennaam

Onderuit gezakt, met zijn hoofd op zijn schouder rustend, luistert hij naar de persoon die tegenover hem zit aan de tafel.

Geen strijdlust, hij hoort het aan. Het is duidelijk dat hij baalt. In tegenstelling tot zijn opponent, die doorgaat met zijn

offensief, kan hij niet wachten dit debat te verlaten. ‘Meneer Melkert, is het debat u bevallen?’

‘Het hoort erbij’, dat is de reactie van de geplaagde Melkert na het debat van Pim Fortuyn in 2002. Pim Fortuyn wordt

vaak aangehaald als de man die de politiek in Nederland deed veranderen. ‘Er gebeurde iets’, zo wordt het ook

omschreven. Een nieuwe manier van debatteren, een nieuwe vorm van politiek; dat wordt toegeschreven aan Fortuyn.

Scherpe debatten, persoonlijke aanvallen en een enthousiaste houding. Het sprak mensen aan. Toch gaf Hans Dijkstal in

hetzelfde debat aan dat hij het ‘liever wat concreter zag’. Het is dan de vraag of Fortuyn inderdaad niet concreet was. In

ieder geval kan vastgesteld worden dat Fortuyn een andere manier had van overtuigen dan de overigen aan de

debattafel.

Page 33: Filippides november 2012

Filippides, jaargang 18 – nummer 3 – november 2012 33

olgens Aristoteles zijn er drie

overtuigingsmethodes die je kan gebruiken in

een betoog. Dit valt onder retorica, dat is de

kunst van de welsprekendheid. Deze drie methodes zijn

logos, ethos en pathos. De uitleg hiervan schreef hij in

een verhandeling, de Ars Rhetorica. Vandaar dat we deze

kennis nog beschikbaar hebben. Laten we deze eerst

kort uiteenzetten.

Logos is afgeleid van het woord logica. Personen die

deze stijl van overreden hanteren, proberen de

omstanders voor hun zaak te winnen door het gebruik

van feiten en betrouwbare redeneringen. Inhoudelijk

sterke argumenten en voldoende brongebruik geeft aan

dat de spreker weet waar hij het over heeft en zo

worden mensen die waarde hechten aan het logisch

verstand, de ratio, voor de zaak gewonnen.

Ethos, daarentegen, is een stijl van overtuigen die

een andere werkwijze heeft. De spreker dient tijdens zijn

argumentatie aan te geven waarom hij verstand heeft

van de zaak. Hij gebruikt hierbij ervaringen die hij heeft

gehad, zijn scholing, zijn kennis of zijn capaciteiten. De

spreker heeft simpelweg “recht van spreken”. Ook ziet

men aan de spreker dat hij of zij echt betrokken is bij de

zaak. Hierdoor zullen toehoorders die waarde hechten

aan gezag, autoriteit en leiderschap zich aangesproken

voelen door de spreker en zijn punten.

Pathos tenslotte, is een methode van overtuigen die

gebruik maakt van de emotie. De spreker laat in zijn

betoog duidelijk merken zijn dat iets zeer fout of zeer

goed is. Dit doet hij door zelf zijn emoties sterk aanwezig

te laten zijn. Boosheid of blijdschap over een bepaald

onderwerp zorgen ervoor dat de toehoorders meedelen

in de emotie. Hierdoor krijgen zij sympathie voor de

spreker en tevens voor zijn standpunten.

Wanneer deze drie punten perfect in balans zijn,

betekent het dat de spreker een zeer groot deel van het

publiek voor zich weet te winnen. Een voorbeeld hiervan

zien we in niemand minder dan Adolf Hitler.

Maar in de Nederlandse politiek is het ook

interessant de aan- of afwezigheid van deze stijlen te

bekijken door de twintigste eeuw heen. En ook is het

relevant na te gaan welk effect het sorteerde in de

verkiezingen. Als beginpunt nemen we hiervoor

Nederland na de Tweede Wereldoorlog. Als eindpunt

nemen we de verkiezingen in 2002. We zullen

verschillende bekende tijdsgebonden politici bekijken,

namelijk Willem Drees, Joop den Uyl, Dries van Agt, Wim

Kok en Pim Fortuyn. De belangrijkste vraag hierbij luidt:

Welke verschuiving zien we in de overtuigingsmethodes

van politici in Nederland van 1956 tot 2002?

Om deze vraag meer elan te geven is het interessant

om eens te bekijken welke invloed de betreffende stijl

had op de samenleving op de mensen. Hoe eindigden de

verkiezingen? Of: kwam er een tweede kabinet? Hoe

waren de omstandigheden?

V

Willem Drees

Eerste zitting nieuwe kabinet Drees, 12 oktober 1956

Page 34: Filippides november 2012

Filippides, jaargang 18 – nummer 3 – november 2012 34

In 1956 bestaat het kabinet uit PvdA, KVP, ARP en de

CHU. Onder leiding van Willem Drees. Allereerst moet

gezegd worden dat de politici niet de gewoonte hadden

tot het volk te spreken. Debatten en toespraken die

verspreid werden via de televisie en de radio kwamen

pas later. Dit betekent dat moeilijk te bepalen is of de

verkiezingsuitslag werd beïnvloed door de stijl van

overtuigen. Daarbij is het in deze tijd nog zo dat men

sterk werd beïnvloed door ideologische achtergronden,

een kenmerk van de verzuiling. Zo zien we dat Drees van

de middenklasse en de arbeidersklasse stemmen krijgt.

Van de katholieke kant ontbreekt enige steun. De politici

richtten hun betoog dan ook

vooral op hun collega’s. In deze

betogen ging men zeer netjes

met elkaar om. Willem Drees

meldde zelf: ‘Het is me wel

opgevallen dat een al te grote welsprekendheid, die in

een massavergadering groot effect zou hebben, in de

Kamer eer negatief kan werken wat betreft de aandacht

voor door de spreker aangevoerde argumenten’ Hieruit

blijkt dat er voornamelijk een zakelijk en koel klimaat

heerste in de Kamer. Drees is duidelijk geen voorstander

van emotionele toespraken. Althans, niet in de Kamer.

We zien dat er door politici in deze tijd weinig gebruik

wordt gemaakt van pathos (emotie). In de gedragsregels

in de Kamer zien we terug dat politici van mening waren

dat er gepast moet worden betoogd. Het lijkt erop dat

veel politici vonden dat zij verstand van de zaak hadden,

simpelweg omdat zij politici waren en ervoor gestudeerd

hadden. Het lijkt erop dat respect voor elkaar een grote

rol speelde. Elke politicus had tevens een gedegen

opleiding genoten. Hier zien we ethos (autoriteit) in

terug. Deze methode had in die tijd succes. Na het

kabinet Drees I in 1948 volgende nog een Drees II, Drees

III en een Drees IV. Al valt het dus moeilijk te

beargumenteren of de mensen overtuigd werden door

de overredingsstijl van Drees of doordat ze simpelweg

stemden op zijn achtergrond, betreffende de zuil.

Nieuwe tijd

Van 1973 tot 1977 drukte Joop den Uyl als minister-

president zijn stempel op de Nederlandse politiek. In

deze tijd was het al meer gebruikelijk dat politici via

diverse media het volk toespraken. In 1973 sprak Den

Uyl het Nederlandse volk toe over de oliecrisis en zette

de argumentatie nauwkeurig uiteen in een rustig en

inhoudelijk betoog. Het is een verhaal waar Den Uyl zijn

emotie achterwege laat. In deze tijd werd langzaam

duidelijk dat een samenleving die uit zuilen bestond het

niet lang zou volhouden, de tijden veranderden. Den Uyl

merkte het ook. Hij merkt tijdens zijn toespraak op ‘dat

de tijd van voor de oliecrisis niet zou terugkeren’. Deze

zakelijke houding verraadt dat Den Uyl gebruik maakt

van logos. Met puur logische argumenten probeerde hij

Joop den Uyl

Wim Kok, toenmalig FNV voorman en coarchitect van het poldermodel, bij demonstratie op de Dam, maart 1980

Partijen gaan zich conformeren naar de wensen van het volk terwijl het vroeger

de gewoonte was dat partijen stonden voor een bepaalde ideologie

Page 35: Filippides november 2012

Filippides, jaargang 18 – nummer 3 – november 2012 35

de kiezer te winnen voor zijn standpunten of keuzes.

Voor veel mensen zal deze duidelijke taal gewaardeerd

worden in de tijd dat het motto ‘doe maar normaal, dan

doe je al gek genoeg’ heerst. Toch kreeg Den Uyl geen

tweede kabinet; feit is wel dat het daaropvolgende

kabinet het op financieel gebied niet beter deed. Viel de

zakelijk stijl van Van Uyl de kiezers tegen? Of was de

boodschap van Den Uyl gewoon te negatief?

Na 1977 wordt CDA’er Dries van Agt minister-

president. Hij was én is een bevlogen spreker. Hij wist

volle zalen zowel te imponeren als tegen zich in het

harnas te jagen. Gejuich en applaus klonken er vaak,

maar in een bijeenkomst in Nijmegen kreeg hij ‘je bent

een schijnheilige lul’ naar zijn hoofd geslingerd, waarna

eveneens applaus volgde. Hij wist dus vriend en vijand te

beroeren. Als overredingsstijl gebruikte hij logos, maar

ook veel pathos. Dit wekte bij sommige mensen ergernis

op (schijnheilig), bij andere sympathie. Het CDA haalde

uiteindelijk 48 zetels, vier minder dan de PvdA.

‘Kwartje van Kok’

In de jaren 1990 zien we een ander belangrijk personage

in de Nederlandse politiek: Wim Kok. Welbekend van het

‘kwartje van Kok’. Hij was de minister-president van een

paars kabinet van 1994 tot 2002.

Bestaande uit de wonderlijke

combinatie van PvdA, VVD en

D66. Wim Kok was een echte

PvdA’er. Hij was vóór zijn politieke

loopbaan betrokken bij de arbeidersvakbonden. Kok

wilde ‘premier van alle Nederlanders zijn’. In deze tijd

hadden kiezers en politici behoefte aan communiceren

via de media. Tijdens de verkiezingencampagnes werd er

dan ook scheutig gebruik gemaakt van talkshows,

televisiedebatten of andere mediaoptredens. Vooral Kok

deed hier in 1994 veelvuldig aan mee. Wim Kok wist

pathos en logos te combineren. Hij sprak altijd rustig,

maar had het over de problemen van het volk, hij kwam

immers uit de vakbondswereld. In feite zien we hier al

een verandering. Partijen gaan zich conformeren naar de

wensen van het volk terwijl het vroeger de gewoonte

was dat partijen stonden voor een bepaalde ideologie.

Het leverde Kok veel krediet op, bij de verkiezingen in

1994 en 1998 kreeg de PvdA de meeste zetels. En

tweemaal kon het een kabinet vormen met Kok aan het

roer. Dat krediet leek Kok te verspelen toen hij in 2002

Pim Fortuyn bekritiseerde.

‘At your service’

Het boek van Pim Fortuyn, De puinhopen van acht

jaar paars, hielp niet bepaald mee aan het imago van

Wim Kok. Maar hoe kwam het toch dat de Lijst Pim

Fortuyn in 2002 maar liefst 26 zetels kreeg? Negen

dagen na zijn moord was Fortuyn nog steeds immens

populair. In de jaren erna was het snel afgelopen met de

populariteit voor deze partij. Fortuyn bezat een

ongebruikelijke manier van debatteren en

communiceren. Vooral pathos komt sterk terug. Dit zien

we in zijn theatrale manier van debatteren. De

Dries van Agt

Uiteindelijk is het moeilijk te zeggen of een verkiezingsuitslag direct bepaald

wordt door de overredingsstijl die de politici gebruiken

Page 36: Filippides november 2012

Filippides, jaargang 18 – nummer 3 – november 2012 36

afsluitende groet, ‘at your service’, sprak veel mensen

aan. Zoals Aristoteles het benoemt deed Pim het ook:

het kweken van onrechtvaardigheidgevoel bij zijn

hoorders. Er was iets goed fout in Nederland, dat moest

duidelijk gemaakt worden. Ook de duidelijke tekst in De

Volkskrant liet niets te wensen over, en was sterk

emotioneel: ‘Als ik het juridisch rond zou kunnen krijgen

zou ik zeggen: d’r komt geen

islamiet meer in… De islam is

achterlijk, ik zeg maar, het is

gewoon een achterlijke cultuur.’

Aan het woordje ‘gewoon’ zien we dat de logos

ontbreekt. ‘Gewoon’ is geen argument. Tóch kwam bij

Fortuyn in de debatten sterk de logos naar voren. Het

was een sterke manier van zijn mening beargumenteren.

Op veel vragen kwam hij naar voren met duidelijk

punten waarin we toch nog de logos terugzien. Maar ook

ethos zien we bij Fortuyn terug. Vooral in de manier

waarin hij persoonlijk zichzelf beter leek te voelen dan

zijn collega Melkert en hem behoorlijk aanviel op zijn

persoonlijkheid. Fortuyn liet hier zien dat hij meer

autoriteit dacht te hebben, en dat hij van mening was hij

het volk vertegenwoordigde. Het bracht hem 26

zetels…En de dood. Blijkbaar was de samenleving niet

geheel klaar voor deze manier van overtuigen. Hij wekte

extreem veel ergernis op, maar ook extreem veel

waardering. De vraag is natuurlijk wel of deze zege niet

behaald werden doordat Pim Fortuyn na zijn dood werd

neergezet als een ‘martelaar voor democratie.’

Dat mensen die alle drie de overredingsstijlen

gebruiken zowel veel ergernis als waardering oosten is

cynisch zichtbaar in de geschiedenis. De verschuiving die

we in ieder geval kunnen waarnemen is dat in de

periode na de Tweede Wereldoorlog voornamelijk één

stijl werd gebuikt: ethos. Dit creëerde rust, stabiliteit en

ook voorspelbaarheid. Dan zien we dat verschillende

overredingsstijlen gebruikt worden. Dit kunnen we

vooral toedichten aan de televisie en de radio. Hierdoor

moesten de politici zich tot het volk gaan richten in

plaats van tegen hun collega’s. Het aanspreken van het

volk vereiste een andere methode. Door Wim Kok en

Van Agt zien we deze “gemixte stijl” al terug. Het is

uiteindelijk Pim Fortuyn die duidelijk probeert alle drie

de stijlen te combineren. Dit levert hem aanvankelijk

succes op, maar het heeft ook een schaduwzijde; die is

bekend. Uiteindelijk is het moeilijk te zeggen of een

verkiezingsuitslag direct bepaald wordt door de

overredingsstijl die de politici gebruiken. Er zijn immers

veel externe factoren die dit beïnvloeden.

Ook nu zien we bij politici de verschillende stijlen

gebruikt worden. Het is puur tijdsgebonden of deze stijl

succes heeft, dat maakt het vaak een gok. Word je

afgerekend op je autoritaire houding of hebben je

aanvallen succes? Weet je de toehoorders te raken met

je emotie of merken zij de schone schijn die je ophoudt?

Imponeer je met je feiten of kom je over als een

zakelijke, kille politicus. Dit zijn nu nog steeds de

kwesties die ertoe doen, wil je succes hebben in het

uitdagende spel dat de politiek genoemd wordt.

Pim Fortuyn

We zien dat er door politici in deze tijd weinig gebruik wordt gemaakt van

pathos (emotie)

Page 37: Filippides november 2012

Filippides, jaargang 18 – nummer 3 – november 2012 37

Geletterde Renaissance

Door Karl van der Linde

andaag de dag zitten wij, voor de meesten

ongemerkt, midden in een renaissance, de

geletterde Renaissance of E-Renaissance

1971 op een klein kamertje in de Amerikaanse staat

Illinois zit Micheal Hart verwonderd te kijken naar de

eerste stap van wat nu bekend staat als de geletterde

renaissance, een over getypte

onafhankelijkheidsverklaring van de Verenigde Staten.

Wat hij toen nog niet kon weten is dat hij sinds

Gutenberg de grootste uitvinding had gedaan op boeken

gebied. Namelijk het eerste E-book ter wereld.

Vanaf 1971 tot 1987 heeft Hart hard gewerkt om ruim

313 boeken over te typen. Zogenaamde vrije werken

zoals de Bijbel en werken van Shakespeare. Deze

verzamelde hij onder de naam ‘Project Gutenberg’. In

1987 kwamen de eerste vrijwilligers hem helpen bij dit

project.

De uitgevers vonden dit project verre van interessant

en zagen er al helemaal geen concurrentie in. Vooral

omdat internet in die tijd slechts door overheden en

onderwijsinstellingen mocht worden gebruikt.

De ommezwaai

Pas in 1996 kwam er verandering in de houding van de

uitgevers. In 1993 werd het internet vrij gegeven. Terwijl

iedereen er toen nog op rekende dat slechts een

beperkte groep mensen internet zou gebruiken, bleek dit

in 1996 toch anders uit te pakken. Internet was overal.

Opeens was ‘Project Gutenberg’ voor iedereen

toegankelijk.

V Terwijl iedereen er toen nog op rekende dat

slechts een beperkte groep mensen internet

zou gebruiken, bleek dit in 1996 toch

anders uit te pakken

Michael Hart

Page 38: Filippides november 2012

Filippides, jaargang 18 – nummer 3 – november 2012 38

De uitgevers vreesden het ergste, mede omdat veel

universiteiten studenten aanmoedigden de werken te

lezen via het door Hart opgezette project.

De uitgevers

ondernamen geen actie

tot in 1998 de eerste e-

reader voor de consument

kwam op de markt. Dit

was de eerste echte

concurrentie voor de

uitgevers want mensen

konden het E-book nu ook

meenemen. Ondanks

verschillende rechtszaken

om deze e-readers te

verbieden slaagden de

uitgevers daar niet in. Vanaf dat moment maakte het E-

book vooral in Amerika een grote opmars.

De opmars

In 2008 was het E-book snel populair geworden. In

Amerika bestond ruim 15% van de verkopen in boeken

uit E-books. De uitgevers zagen de zaken ook slecht

gaan. Op wat kleine uitgevers na was nog geen enkele

uitgever overgegaan op E-books.

De uitgevers zagen niet alleen hun omzetten dalen,

maar ook een veldslag in hun vakgebied. Steeds meer

uitgevers en drukkers gingen failliet. Ook de boekwinkels

sloten steeds vaker de deuren omdat ze steeds minder

boeken verkochten.

Daarop besloten de twee grootste Amerikaanse

uitgevers Random House en HarperCollins de strijd met

de E-books aan te gaan.

Zij begonnen met reclamespotjes op tv met de

boodschap dat men een papieren boek moest kopen.

Daarnaast lieten ze verschillende onderzoeken doen

over de schade van E-books en suggereerden zij dat het

slechte leerprestaties bij studenten gaf.

In 2009 zagen de cijfers mede dankzij deze reclames

er beter uit voor de uitgevers; de E-books waren

teruggebracht tot slechts 7% van de totale verkoop.

Maar wat ze toen nog niet wisten was dat de grootste

klap nog moest komen. Het papieren boek kreeg nog

een concurrent: de tablet.

De Renaissance

In 2010 kwam Apple met de Ipad

op de markt. Deze bood opeens

nog meer mogelijkheden en men

kocht deze gadget massaal. Ook

bleek in de eerste maand dat het

uitermate geschikt was voor de E-

books. De verkoop van boeken in

2010 was opeens voor 25% in

handen van de E-books. De

uitgevers konden haast niet meer

om de E-book heen. Toen Random

House in 2010 ook begon om E-

books te verspreiden bleek dit een

schot in de roos.

De meeste mensen lazen in 1950 gemiddeld 8

boeken per jaar in de VS. In 2000 was dit gezakt naar

slechts 2 boeken. Dit was mede te wijten door TV en

internet. Maar doordat de E-books opeens op een mooie

gadget konden worden gelezen vanaf 2010 steeg het

Page 39: Filippides november 2012

Filippides, jaargang 18 – nummer 3 – november 2012 39

Meer informatie over project Gutenberg:

http://www.gutenberg.org met meer dan 500

gratis Nederlandstalige boeken.

Meer informatie over Hart en zijn werk:

http://tinyurl.com/ebookhart

gemiddelde naar een recordhoogte. Men las in 2011

gemiddeld 13 boeken per jaar waarvan er 9 een E-book

waren.

Men verwacht in het lezen een stijgende lijn. De

meeste mensen lezen meer en vaker. Mede omdat ze de

tablet computer steeds vaker bij zich hebben.

Het boek keert dus terug in een nieuw jasje ondanks

tegenstand van de drukkers en boekwinkels. De

uitgevers maakt het niet meer uit waar het geld vandaan

komt als het maar komt.

Men verwacht dat wij midden in deze mini

renaissance zitten. Hierdoor komt het lezen weer tot

bloei dankzij 1 man die in 1971 met goede moet aan zijn

project begon.

Jammer genoeg heeft Micheal Hart niet meer alles

mee mogen maken van zijn uitvinding.

Op 6 september 2011 is Hart tijdens het schrijven van

zijn laatste werk voor ‘project Gutenberg’ overleden. Hij

had 1 dag van te voren aangekondigd met pensioen te

gaan in Hawaï.

Zijn geestelijke erfenis, het E-book, leeft voort in

jullie apparatuur. En 1 uitvinding of gedachte zorgt voor

een Renaissance in dit geval. Nee niet elke Renaissance

is groot. Maar het is verwonderlijk dat we vandaag nog

de wedergeboorte van het lezen mee mogen maken.

De meeste mensen lazen in 1950

gemiddeld 8 boeken per jaar in

de VS. In 2000 was dit gezakt

naar slechts 2 boeken

Anti E-book strip

Johannes Gutenberg

Page 40: Filippides november 2012

Filippides, jaargang 18 – nummer 3 – november 2012 40

CCoollooffoonn

Filippides Tijdschrift van de lerarenopleiding geschiedenis Windesheim

Eindredactie Nico Lettinck

Hoofdredactie Ozan Karakoc

Algemene redactie Benjamin van den Dobbelsteen

Nigel Nieuwenkamp

Suzanne Mateboer

Ingezonden stukken Karl van der Linde

Daan van Leeuwen

Tim van Eenennaam

Jacobien van Es

Nick de Reiger

Lay-out Ozan Karakoc

Druk Repro Hogeschool Windesheim

Contact [email protected]

Twitter LVOGZwolle

Samenwerkingsverband Historisch Centrum Overijssel (HCO) te Zwolle

Varias Vias

De redactie stelt zich niet aansprakelijk voor eventuele fouten die zijn opgetreden in deze uitgave.

Alle jaargangen zijn ter raadpleging beschikbaar in het Historisch Centrum Overijssel te Zwolle.