Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de...

179
Hedendaagse geschiedenis Inhoudsopgave Hoofdstuk 1: de bekroning van de revoluties 2 De Industriële revolutie 3 Precondities 3 De eerste industriële revolutie in Engeland 5 De Zuidelijke Nederlanden: industriële koploper op het continent8 De sociale gevolgen van de industriële revolutie 10 Onderdanen worden burgers: het Ancien Régime op de helling 12 De politieke filosofie van de Verlichting 12 Het ontstaan van de parlementaire monarchie in Engeland 16 De revolutie van bovenaf: het verlichte absolutisme 18 De Amerikaanse Revolutie 20 De Franse Revolutie 25 België in de revolutietijd 30 De Franse Revolutaire en Napoleonistische oorlogen 32 De onderwerping van het Europese Continent 32 Britannia, rule the waves! 33 De ondergang van Napoleon 34 Het Congres van Wenen 35 Hoofdstuk 2: de triomf van de liberale burgerij 36 Staats- en natievorming onder liberale vlag 36 Conservatisme, liberalisme, nationalisme 37 Tussen revolutie en restauratie 41 Eenmaking van Italië en Duitsland, desintegratie van het Habsburgse Rijk 47 De katholieke kerk tegenover het liberalisme 51 België als burgerstaat 52 De bloeitijd van het liberale kapitalisme 56 Spoorwegenrevolutie en vrijhandel 56 Bevolkingsexplosie en verstelijking 59 België als industriestaat 60 Arbeidersbewegingen en socialisme 62 Vroeg-sociale en beginnende arbeidersbeweging 62 Marx en de Eerste Internationale 64 Commune van Parijs (1871) 66 Arbeidersorganisaties in België 67 Hoofdstuk3: de opkomst van de massa 68 Economische depressie, innovatie, expansie 69 De Grote Depressie van de jaren 70 69 De Tweede Industriële revolutie 70 1

Transcript of Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de...

Page 1: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Hedendaagse geschiedenisInhoudsopgaveHoofdstuk 1: de bekroning van de revoluties 2

De Industriële revolutie 3Precondities 3De eerste industriële revolutie in Engeland 5De Zuidelijke Nederlanden: industriële koploper op het continent 8

De sociale gevolgen van de industriële revolutie 10Onderdanen worden burgers: het Ancien Régime op de helling 12

De politieke filosofie van de Verlichting 12Het ontstaan van de parlementaire monarchie in Engeland 16De revolutie van bovenaf: het verlichte absolutisme 18De Amerikaanse Revolutie 20De Franse Revolutie 25België in de revolutietijd 30

De Franse Revolutaire en Napoleonistische oorlogen 32De onderwerping van het Europese Continent 32Britannia, rule the waves! 33De ondergang van Napoleon 34Het Congres van Wenen 35

Hoofdstuk 2: de triomf van de liberale burgerij 36Staats- en natievorming onder liberale vlag 36

Conservatisme, liberalisme, nationalisme 37Tussen revolutie en restauratie 41Eenmaking van Italië en Duitsland, desintegratie van het Habsburgse Rijk 47De katholieke kerk tegenover het liberalisme 51België als burgerstaat 52

De bloeitijd van het liberale kapitalisme 56Spoorwegenrevolutie en vrijhandel 56Bevolkingsexplosie en verstelijking 59België als industriestaat 60

Arbeidersbewegingen en socialisme 62Vroeg-sociale en beginnende arbeidersbeweging 62Marx en de Eerste Internationale 64Commune van Parijs (1871) 66Arbeidersorganisaties in België 67

Hoofdstuk3: de opkomst van de massa 68Economische depressie, innovatie, expansie 69

De Grote Depressie van de jaren 70 69De Tweede Industriële revolutie 70Industriële expansie in de Westerse wereld 73Dagelijkse leven 77

Sociale bewegingen 78De arbeidersbeweging 78Sociaaldemocratie en tweede internationale 79Katholieke sociale actie en christendemocratie 80Vrouwenbeweging en feminisme 82

1

Page 2: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Democratie, nationalisme, imperialisme 86Neergang van het liberalisme 86De opkomst van de massa-democratie 87De opkomst van het integraal nationalisme 91

Het modern imperialisme 96De Eerste Wereldoorlog 99

Blokvorming in Europa 99

Hoofdstuk 5 101Een bipolaire wereld 101

Pax Americana 101Koude Oorlog 102Dekolonisatie 104

Hoofdstuk 1: de bekroning van de revolutiesJaren: van 1750 tot 1815

In het jaar 1769 gebeurde twee dingen, die als symbool zouden dienen voor de maatschappelijke en politieke omslag:

- James Watt vroeg een pattent op zijn Newcomen-pomp, wat de basis legde voor de stoommachine en voor de industriële revolutie

- Napoleon Bonaparte werd geboren op Corsica, welke een einde zou brengen aan de Franse Revolutie

Dit zorgde voor het einde van de pre-industriële samenleving; landbouw was toonaangevend en het kapitalisme hoofdzakelijk commecieel. De samenleving werd niet langer georganiseerd zoals in het Ancien Régime, mar werd een industriële samenleving.

De Industriële revolutieDe industriële revolutie bestond uit enkele opvallende ontwikkelingen:

- De introductie van macines en fabrieken in de nijverheid- De snelle toename van de industriële productie en tewerkstelling- Het groeiende belang van steden

PreconditiesEnkele maatschappelijke verschuivingen maakten de industriële revolutie mogelijk, maar zijn geen essentieel onderdeel:

- De vernieuwng van de landbouw- Het ontstaan van een nieuw demogratisch patroon - De verspreiding van het handelskapitalisme

Deze veranderingen vonden vooral plaats in Engeland en (Oostenrijks) Nederland, en gingen daarnaast gepaard met een mentaliteitsverandering, waardoor andere waarden gevestigd werden in de samenleving.

2

Page 3: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Landbouw was de belangrijkste economische activiteit in de traditionele samenleving. Deze werd steeds meer gecombineerd met ambachtelijke nijverheid in een putting-outsysteem = de entepreneur als kapitalist leverde grondstoffen aan thuiswerkers, en was afnemer van afgewerkte producten; waar hij winst uit haalde.

In de agragische samenleving vormde zich steeds meer stedelijke eilandjes als knooppunten van handel en nijverheid. In deze eilandjes was er een strakke reglementerin van het economische leven, zodat het handelskapitalisme kon ontstaan, in de nijverheidssectoren die vooral op export waren gericht.Deze nijverheid kon zich lang niet uitbouwen tot een industrieel systeem. De landbouwproductiviteit was laag, waardoor het grootste deel van de arbeidskrachten op het veld werd ingezet. De voedselprijzen bleven hoog, waardoor mensen geen geld hadden om andere zaken te kopen.

Dit obstakel werd opgelost toen ook de landbouw werd overgenomen door het kapitalisme. De landbouw werd een ingewikkeld systeem met veel vernieuwingen, zoals het Dutch husbandry (drie- of vierslagstelsel), dat werd uitgebreid tot een zesslagstelsel. Daardoor was er een jaarlijkse stijging van de agrarische productie en een stijging in de productiviteit per arbeidskracht.

In Engelang gebeurde deze vernieuwingen met een toenemende concentratie van het grondbezit, waardoor de boerenstand weggeveegd werd. Deze concentratie werd versnelt door de enclosures op initiatief van de landlords.

Deze landbouwrevolutie had een directe impact op de industriële revolutie:1. Een vergroting van de vraag naar consumptiegoederen, vooral textiel in Engeland.

Het inkomen vergrote, dus was er ook overschot om andere dingen aan te kopen, naast het voedsel om te overleven.

2. Het ontstaan van de moderne ijzerindustrie, door een vergrote vraag uit de agrarische sector (spoorwegen waren er nog niet). Dit zorgde voor kwantitatieve, maar ook kwalitatieve veranderingen: steenkool in plaats van hout om de hoogovens mee te verwarmen.

3. De financiering van de industrialisatie kwam vooral uit de agrarische sector, vooral het eerste kapitaal om in gemachineerde nijverheid te investeren. Dit gebeurde vooral in de textielindustrie, nauw verbonden met het landelijke milieu. Grootgrondbezitters én kleine boeren investeerde in textiel. De arbeid én de eerste textielmachines waren goedkoper, dan arbeid en grond in de landbouwsector.

De prijs voor deze vooruitgang werd betaald door de kleine boeren: ze zakten af naar steden of new towns, waar nieuwe nijverheid ontstond. De bevolking in de steden én het platteland groeide, dus een toenemend arbeidsoverschot en de beschikbaarheid van goedkope arbeidskrachten voor de opgekomen industrie.

4. Een massale transfer van arbeidskrachten naar de opkomende nijverheid.

3

Page 4: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

De landbouwrevolutie ging samen met een verandering in het demografische patroon. De mortaliteit daalde, terwijl de nataliteit op een hoog niveau bleef, zelfs steeg. Dit zorgde voor een exponentiële bevolkingsgroei, gevolgd door een langdurige groei. Achteraf bleek dit een fase in de demografische transitie van hoge geboorte- en sterftecijfers naar lage geboorte- en sterftecijfers. Voor de dalende mortaliteit zijn er twee belangrijke oorzaken:

- De stijging van de levensstandaard, waardoor er een betere voedselinname was; zowel kwantitatief als kwalitatief. Door grootschalige handelsstromen waren lokale voedingsmarkten minder afhankelijk van de lokale agrarische productie

- Een verbetering in de (persoonlijke) hygiëne en van volksgezondheid

Naast deze agrarische-demografosche revolutie, werd het handelskapitalisme steeds verder verspreid over het platteland, mede door het putting-outsysteem. Er waren limieten:

- De geografische verspreiding zorgde voor controleproblemen en tijdsverlies- De partiële betrokkenheid in de landbouw zorgde dat arbeiders niet continu voor de

industriële activiteiten ingezet konden worden- Bij een bepaald inkomensniveau door tehuisnijverheid, kon een arbeidsinspanning

niet meer verhoogd worden

Omwille van deze redenen, ging met de nijverheid centralisering op één plaats. Adam Smith zorgde in zijn boek An Inquiry into the Nature and Causes of the Wealth of Nations voor het nodige theoretische referentiewerk, met een pleidoor voor de opsplitsing van het productieproces in kleinere eenheden binnen één productiehal.

Het ontstaan van de proto-industrialisatie vormde een breuk met het ambachtelijke corporatisme; daarbij was er een grote reglementering van de economische activiteit.

Proto-industrie = een vorm van nijverheid aangeduid die plaats vond voor de fabrieksmatige productie; bijvoorbeeld thuisnijverheid in agrarische samenlevingen

Sommigen spreken over een vierde, psychologische factor: een verandering in de persoonlijkheidsstructuur van individuen én groepen mensen. Een groepsmentaliteit gericht op succes en de introductie van de geest van het kapitalisme. Sommigen verwijzen hiervoor naar de invloed van het protestantisme.

De eerste industriële revolutie in EngelandDe term industriële revolutie verwijst naar de fundamentele en complexe maatschappelijke verschuivingen bij de overgang van een landelijke naar een industriële samenleving; deze werd vooral gekenmerkt door de toenemende industriële tewerkstelling en productie. Dit werd veroorzaakt door

- De industriële vernieuwing: op vlak van technologie en arbeidsorganisatie; de introductie van de machine en het fabriekssysteem. De kleinschalige, ambachtelijke nijverheid werd vervangen door gemechaniseerde grootindustrie met andere, nieuwe vormen van arbeidsverdeling.

- De schapping van de moderne markt: een parallelle ontwikkeling van een intern vrijgemaakte en geografisch expanderende markt van grondstoffen, machines en afgewerkte producten.

4

Page 5: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Zowel de moderne grootindustrie, als het moderne marktsysteem bevorderde een onpersoonlijke kapitalistische productiewijze, gekenmerkt door een scheiding tussen arbeid en kapitaal. Het handelskapitalisme werd vervangen door een industrieel kapitalisme; het vaste kapitaal werd belangrijker. Daarbij gebeurde een herschkking van de sociale en geografische ruimte: welgestelde bourgoisie en loonafhankelijk industrieprolateriaat. Het verstedelijkingsproces versnelde en waardenpatronen geraakte minder afgebakend.

5

Page 6: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

De dynamiek van vernieuwing zorgde voor economische groei en voor welvaartoename. Ook waren er versnellingsmomenten, waardoor we nu spreken van verschillende industriële revoluties met steeds nieuwe geografische zwaartepunten.

- De eerste industriële revolutie: einde van de 18de eeuw- De tweede industriële revolutie: einde van de 19de eew- De derde industriële revolutie: einde van de 20ste eeuw

De industriële vernieuwing gebeurde vooral in drie sectoren:

1. De steenkoolontginning: het zwarte goud van het nieuwe, industriële tijdperk, dankzij de eerste grote energiecrisis. Hout was de voornaamste brand- en grondstof, maar die werd schaars. Door de stijgende vraag naar steenkool, werden steeds diepere lagen aangeboord, wat zorgde voor waterproblemen. Deze werden opgelost door de pomp van Newcomen, door Watt verbeterd. Door de draaiende beweging, werd het later de machine die andere machines deed draaien.

2. Ijzerindustrie: deze konden niet eenvoudig overschakkelen op steenkool; de hoogovens waren voorzien op hout. Door de uitvinding van cokes-procedé en een aanpassing van de hoogovens door de uitvindingen van Newcomen en Watt, kon men overschakkelen. De productie bleef beperkt, tot Henri Cort voor een oplossing kwam om het proces minder arbeidsintensief en duur te maken.

3. Katoenindustrie: deze industrie is groot geworden door uitvindingen; de schietspoel, de spinning jenny, de water frame en de spinning mule. Gemechaniseerde spinnerijen konden zo overal worden geplaatst.

De innovaties in deze sectoren zorgden voor een streven naar efficiëntie, schaalvergroting en flexibiliteit. Dit zijn drie voorwaarden voor een economische groei, die tegelijk een grotere macht gaven aan de ondernemers. De verhoging van de efficiëntie ebtekende een groter redenement met een lagere inzet.

Katoenmachines die steeds konden geperfectioneerd worden, bespaarden op arbeid en verbeterden de kwaliteit van het afgewerkt product.

De grootste rendementsverhoging kwam van de stoommachine die het mogelijk maakte minder in arbeidskrachten en meer in kapitaalgoederen te investeren. Voor deze kapitaalgoederen, de machines, fungeerde de ijzerindustrie als moederindustrie.

De katoenindustrie zou zonder de innovaties in de ijzerindustrie met de daaruit voortvloeiende machinetechnologie nooit zo snel hebben kunnen groeien

De technologieën deden meer dan arbeid, kapitaal en energie besparen. Ze maakten een schaalvergroting mogelijk, die zich vooruit in de ondersteunende economietakken situeerde; het transport, de handel, het bankwezen, … Producenten konden ook gemakkelijker overstappen van de ene productiefactor, naar de andere; er was een grotere flexibiliteit.

6

Page 7: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Naast de industriële vernieuwing, was ook de ontwikkeling van de moderne markt belangrijk. Zowel vraag als aanbod waren bijzonder gunstig. De vraag groeide in het binnenland én overzee.

Door de Navigation Acts werd Engelang de commerciële superioriteit van de wereld, ten nadele van de Nederlanders. Daarnaast waren de kolonies in Noord-Amerika ook belangrijk voor de economische expansie, door een stijgende vraag van gebruiksgoederen uit Engeland.

De expansie van de Engelse economische zorgde voor een gunstige inkomensontwikkeling, wat een stimulans was voor de interne vraag. Vooral de Britse ijzernijverheid en machine-industrie profiteerde van de binnenlandse vraag. Er waren meer toepassingsmogelijkheden voor ijzer in het dagelijkse leven; en er was een abnormale nood aan bewapeling door de oorlogen met Frankrijk.

Aan de aanbodzijde was het de aanwezigheid van arbeidskrachten, grondstoffen en kapitaal die gunstig waren. De agrarische revolutie zorgde voor een massale mogelijke transfer van arbeidskrachten uit de landbouwsector naar de industrie, zonder de voedselvoorziening te beperken. De gelijktijdige demografische groei zorgde voor een voortzetting van dit proces én vermeed een verstedelijking met een ontvolking van het platteland. In Engeland (steenkool en ijzererts) en in de kolonies (katoen) waren er veel grondstoffen aanwezig. Deze konden goed benut worden door de goede transportinfrascturtuur en de commerciële expansie via de zee. Ook de bankenwereld hielp de ontwikkelingen; zowel de publieke, als de private instellingen. Vooral de bemiddeling van private banken zorgden voor een mobilisatie van passief, gespaard kapitaal.

Vraag en aabod kregen massale afmetingen door de interne vrijmaking en de externe verruiming van de markt. Cruciaal waren de mogelijkheden in transport en communicatie. Ook de kolonies en het politieke regime waren cruciaal voor de ontwikkelingen in Engeland. Hierdoor was er een snelle doorbraak van het economisch liberalisme.

In de tweede helft van de 18de eeuw ontstonden nieuwe denkbeelden en waardenpatronen, die de maatschappelijke veranderingen legitimeerden. In de politieke economie was men steeds meer overtuigd dat vraag en aanbod elkaar zouden reguleren. Adam Smith legde in zijn boek de grondslag voor de klassiek-liberale economische school.

7

Page 8: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

De Zuidelijke Nederlanden: industriële koploper op het continentDe voorsprong van Engeland is te wijten aan afremmende factoren op het continent, die de industrialisatie afremden. Er waren drie grote elementen:

- Het rigide economische systeem- De politieke instabiliteit- Het agrarische conservatisme

De Europese economie was structureel georganiseerd volgens:- Het corporatisme: het bestaan van de ambtsgilden als obstacel voor de vernieuwing

van het productieproces- Het mercantilisme: internationale handel als maatstaf voor de nationale welvaart; de

eigen productie via tollen tegenover buitenlandse concurrentie beschermen- Versterkte monopolies voor sommige ondernemers, waardoor het vrije

ondernemersschap werd belemmerd

De politiek in Europa werd gekenmerkt door oorlogen en revoluties die vanuit Frankrijk verspreid werden. Deze waren nadelig voor alle elementen van de economische groei: bevolkingsafname, verwoestingen, belemmering van investeringen, …

Het bestaan van een numeriek sterke klasse van kleine zelfstandige boeren die weigerden over te stappen naar de industrie.

De meest gunstige positie was voor de Oostenrijkse Nederlanden, waar na 1800 de eerste continentale industriële revolutie plaatsvond. Het kapitalisme drong door in het platteland. De landbouw was altijd welvarend, waarbij relatief kleine boeren al een surplus op de markt konden produceren. Dit ging gepaard met grondversnippering ( Engeland)! Het handelskapitalisme stimuleerde een gemengd agrarische-industriële bedrijfsvorm: vlas en voeding werd voor eigen gebruik verbouwd en ander vlas werd verwerkt tot linnen en verkocht aan entrepreneurs. Er werd ook veel verpacht, omdat zowel de opbrengst van de grond als de handenarbeid van de boeren aan de entrepreneur verkocht kon worden.

Deze ontwikkelingen zorgden voor een stijging van de landbouwproductiviteit, met de bekende sociale en economische gevolgen. Maar de traditioneel rurale samenleving werd afhankelijk van loonarbeid (hoofd- of neveninkomen) met een polarisatie tot gevolg.

In vergelijking met Engelang was de druk van het verleden in de Oostenrijkse Nederlanden minder gunstig inzake marktsituatie, sociaal-politieke constellatie en mentaliteit. Ze was wel gunstiger op het gebied van de industriële traditie, potentieel aan arbeid en openheid van de overheid tegenover industriële vernieuwing. Het gevolg was een duidelijk zichtbare industriële ambiance, vooral in de Waalse industrie en mijnbouw.

De annexatie van de Oostenrijkse Nederlanden en Luik bij Frankrijk hadden gevolgen. De politieke maatregelen zorgden voor een breuk met het corporatisme, stedelijke monopolies en tollen. Ze werd rechtstreek én onrechtstreeks de economische vernieuwing gestimuleerd. Maar er was ook een groter marktgebied, prijsstijgingen en een psychologisch aspect van een nieuwe maatschappij.

8

Page 9: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

De oprichting van de Verenigd Koninkrijk der Nederlanden zorgden voor het wegvallen van Frankrijk als eerste afzetgebied. Wel volgde een uitbreiding vna de lokale en internationale markt. Willem I zorgde met zijn beleid voor een verbetering van de verkeersinfractructuur en van de financiering.

In deze periode werden de drie belangrijkste industriële groeipolen van de Belgische industriële revolutie aangeduid:

1. Verviers-Luik: de oude wolindustrie werd gemechaniseerd door William Cockerill. Luik werd uiteindelijk het belangrijkste centurm van ijzerverwerking en machinebouw, door onder andere de cokeshoogovens.

2. Mons-Charleroi: de steenkoolontginning bleef de belangrijkste activiteit in Mons. In Charleroi zorgde een snelle technologische vernieuwing ervoor dat er een industriële verbinding kwam tussen de steenkoolontginning en de ijzerverwerking.

! in tegenstelling tot Luik, werd de technologische vernieuwing van Charleroi niet onmiddellijk gevolgd door een snelle stijging van de productie. Dit wijst erop dat de nieuwe initiatieven niet groeiden uit economische noodzaak, maar uit een vernieuwingsgerichte ondernemersmentaliteit.

3. Vlaanderen-Gent: de industriële revolutie bleef vooral beperkt tot Gent. Lieven Bauwens zorgde voor stoom aangedreven spinmachines. De expansie van de katoenspinnerijen en katoenarbeiders, zorgde voor een malaise die versterkt werd door de regimewisseling. Na een kleine groeifase door de stoomkracht van Voortman, was er een nieuwe inzinking door het wegvallen van de Nederlandse koloniale afzetmarkt.

Er waren twee kleinere, tertiaire industriële groeipolen: Antwerpen door de haventrafiek en Brussel als administratief en politiek centrum, welke een belangrijke financiële functie had bij het stimuleren van de industriële revolutie

9

Page 10: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

De sociale gevolgen van de industriële revolutieDe industriële revolutie zorgde voor een herschikking van de sociale ruimte. De toename van de handel en nijverheid creëerde een nieuwe klasse van rijke burgers (Marx: bourgeoisie). Door de uitbreiding van de kapitalistische productiewijze, groeiden kapitaal en arbeid zover uit elkaar dat er zich een arbeidersklasse ging vormen, los van de burgerij. De betrekkingen tussen arbeiders en burgers werden economisch en elk ontwikkelde een eigen levensstijl.

Lager op de sociale ladder stonden mensen die handenarbeid verrichten, die vaak in kapitalistische productiewijzen ingeschakeld werden. Eigendom was de basis van aanzien, dus deze klasse werd als minderwaardig beschouwd. Tot zelfs in de 19de eeuw waren eigendom en vrijheid met elkaar verbonden.

De samenstelling van de werkliedengroep voor de industriële revolutie was differentieel. - Leerlingen en gezellen in de ambachtsgilden vormden de grootste groep arbeiders in

de steden. Hun situatie verslechterde door het moelijlijke opklommen tot meester.

- Arbeiders in manufacturen, een werkhuis of fabriekshuis waar een aantal mensen een bezigheid uitoefenen die voordien wel als huisnijverheid werd verricht. De werkers werden betaald in stukloon of dagloon. Sommigen waren uit gevangenis of tuchthuis verplicht om te werken, anderen waren vrijwilliger. Dit werd beschouwd als minderwaardig werk, public work dat niet bij een fatsoenlijk mens hoorde. Ze stonden eigenlijk buiten de geregelde maatschappij, zoals mijnwerkers.

- Handarbeiders die voor een entrepreneur werkten, waren in de steden afhankelijk van hun loonarbeid. Op het platteland kon men eventueel nog bestaansmiddelen en –mogelijkheden halen uit de landbouw.

- Landarbeiders en dagloners, die op zich een zeer diverse groep vormden.

Een trap lager stonden de paupers, die door verschillende omstandigheden tot bedelstraf en landloperij waren vervallen. Ze werden beschouwd als verstrikt in de criminaliteit en door de overheid in de maatschappij verankerd door politiemaatregelen, onderwijs en armenkassen.

De voorlopers van de moderne arbeiders vormden dus een zeer uiteenlopende groep. Het leven bleef beperkt tot eigen stad of streek. De solidariteit in het Ancien Régime was meer verticaal dan horizontaal, dus traditie en regio waren vaak belangrijker dan personen die tot dezelfde sociale klasse behoorden. Daarom waren in het Ancien Régime ook geen grote volksopstanden of andere tekenen van solidariteit onder de werklieden.

Het sociale landschap veranderde door de industriële revolutie. In enkele decenia ontstond een nieuwe klasse van loonarbeiders als aparte sociale laag met eigen kenmerken. Dit kon door de expansie van het kapitalisme en door geografische en fabrieksmatige concentratie. Mensen kwamen los van hun traditionele dorpsverbanden, ze verhuisden naar de nieuwe steden waartoe arbeiders aangetrokken werden door de ondernemers. Dit hele proces startte in Engeland.

10

Page 11: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Een groot deel van de fabrieksarbeiders kwamen van het platteland, in Engeland ten dele als gevolg van de enclosures. Maar, recent onderzoek toont dat de agrarische exodus reeds voor de industriële revolutie begon! Het begin van de industriële revolutie viel samen met een stijging van de agrarische productiviteit, waardoor de levensomstandigheden van de boeren verbeterden. De industriële revolutie ging dus gepaard met een enorme bevolkingsaangroei.

De leef- en werkomstandigheden van de arbeiders kent twee kampen:- Pessimistisch: Friedrich Engeland schreef een boek Die Lage der arbeitende Klasse in

England waarin een beginnende marxistische visie op de instustrialisering werd uiteengezet. Hij bracht een scherpe kritiek op het Britse kapitalisme. Ze steunen zich vooral op kwalitatieve gegevens.

- Optimistisch: in de jaren 50 en 60 was er een standard of living debate waarbij liberaal denkende wetenschappers zoals Friedrisch von Hayek optimitisch waren over vooral de technische en economische vooruitgang. Ze steunen zich vooral op kwantitatieve gegevens.

In het begin van de industrialisatie, hadden werknemers waarschijnlijk een inkomen dat hen net boven het bestaansminimum liet leven. Na de Napoleonistische oorlogen waren er de eerste industriële crises, waardoor hun levensstandaard daalde terwijl die van de ondernemers zeer sterk verbeterde. De sociale en psychologische kloof tussen de klassen werd groter. Wel is er nu een consensus dat in de beginfase van de industrialisatie de levensstandaard van de arbeiders laag was, maar dat hun koopkracht op lange termijn steeg.

Na 1815 kent de Engelse economie een tijdelijke crisis, waartegen de werkende bevolking zich ging verzetten onder leiding van radicale intellectuelen. Het succes was vooral het mobiliseren van de massa’s. De arbeidersstrijd krijgt nieuwe fase met de Peterloo-massacre in Manchester in 1819, wat het beginpunt is van een ontbrandende klassenstrijd op politiek en sociaal vlak; waarbij men openlijk strijd met de burgerij om de politieke macht. Dit vormt later het Chartisme = een verwijzing naar het Volkshandvest; hun voornaamste eis is algemeen kiesrecht voor mannen boven de 21 jaar.

11

Page 12: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Onderdanen worden burgers: het Ancien Régime op de hellingIn het Ancien Régime waren de mensen ongelijk, zowel in rechte als in feite; de rechtstoestand hing af van de stand waartoe men behoorde.

De rol van de standenvergadering die al sinds de Middeleeuwen bestond, werd in verschillende Europese staten volledig uitgehold, terwijl de macht van de vorst steeds groter werd. Zo ontstaat het klassieke absolutisme = de vorst is niet gebonden aan nationale wetten en de nationale staten zijn compleet soeverein tegenover elk supernationaal gezag (omwille van de emanatie van de vorst). De Middeleeuwse parlementen verloren hun macht dan ook volledig in het voordeel van deze absolute vorst.

Het absolutisme bleef niet bestaan! In Engeland verloor de monarchie haar autocratisch karakter en ontstond het parlementaire regeringssysteem. Geïnspireerd op de Verlichting, was dit parlement ten dienste an het algemeen belang. In andere landen werd de monarchie vervangen door een republiek, waarbij verschillende uiteenlopende regimes ontstonden.

De politieke filosofie van de VerlichtingIn de 18de eeuw verloor de gevestigde orde haar vanzelfsprekendheid, door de opkomst van het wetenschappelijke denken en de geest van de Verlichting. De rede zou nieuwe kennis en vooruitgang brengen, en de vrijheid zou het menselijke geluk bevorderen.

Door die groei van een wetenschappelijk wereldbeeld (symbolisch: newtoniaanse fysica) ontstond ook een nieuwe visie op de mens en de maatschappij. Er ontstond een groot intellectueel optimisme en een groot vertrouwen in de menselijke rede. Het afhankelijkheidsgevoel tegenover God nam dus sterk af! De mens werd nu gezien als een deel van een universum dat fundamenteel ordelijk is, omdat het gehoorzaamd aan natuurwetten; welke voor alle mensen gelden!

Dit maakt het een politieke theorie: het fysische universum waarbinnen alle deeltjes gehoorzaamden aan dezelfde wet, werd het model voor een maatschappelijke blauwdruk waarin alle mensen op dezelfde manier onderworpen zouden zijn aan de natuurlijk en dus in wezen gelijk waren aan elkaar. Duidelijk werd dat het Ancien Régime géén natuurlijke orde was, in tegenstelling tot was altijd was geleerd.

In de 18de eeuw werden ideeën meer gepolariseerd; de geest van de Verlichting zorgde voor een grote verandering in Europa en de wereld. Deze geest werd gekenmerkt door een voortuigangsgeloof en een nieuw godsbeeld; een (niet religieus) geloof dat de condities van het menselijke leven stillaan zouden verbeteren, zodat elke generatie het beter zou hebben dan de vorige. De hele mensheid zal meegenieten van deze vooruitgang. God werd vanaf nu gezien als een intelligente opperwezen dat het universum had geschapen, dat nu door de menselijke geest kon worden doorzien en ontraadseld. God was dus de eerste oorzaak.

Newton ondekt dat het helal geordend is aan de hand van mathematische wetten, welke niet zouden kunnen bestaan zonder God. Dergelijke overtuigingen bevorderden de geest van de secularisering, versterkten het rationalisme en vergrootten de tolerantie

12

Page 13: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Deze ontwikkelingen waren het gevolg van de ontwikkelingen in de natuurwetenschap, maar ook van een groeiende kennis over de mens en de samenleving! De exploratie van de overzeese wereld opende nieuwe horizonen en zorgden voor de relativering van het eigen en overzeese leefpatroon.

De nieuwe perspectieven op mens en samenleving zorgden voor een toenemend scepticisme én een grotere gevoeligheid voor bewijsvoering en argumentatie. De noodzaak van die bewijsvoering in het gerecht, zorgde ervoor dat de waarde van getuigenissen verminderde, en het belang van wat er eigenlijk écht gebeurd was toenam. Ook in de geschiedeniswetenschap was dit een belangrijke verandering, omdat bij de nieuwe geschiedenis de klemtoon lag op de bron en de kritiek daarop. De relativerings- en bewijsvoeringsbehoefte leidde ook tot kritiek op het traditionele geloof en dus een nog grotere tolerantie.

Volgens John Locke is het geloof van de mens afhankelijk van de omgeving waarin men opgroeit. Het slechte in een mens is dan het resultaat van een verkeerde opvoeding en dus van slechte sociale instellingen. Een verbetering van de menselijke samenlevingsstructuren zou dus leiden tot betere mensen.

Deze omgevingsfilosofie had praktische consequenties. Er kwam vertrouwen in de mogelijkheid tot sociale vooruitgang en trok de aandacht naar beleid en wetgeving, omdat daar de verbetering van de maatschappij zou moeten beginnen. Daarom kreeg deze politieke theorie zo veel aandacht. De Italiaanse Machiavelli (1469 – 1527) trok de politiek los van de theologie en moraalfilosofie en deed onderzoek naar politieke successen. De uitgangsvraag van de politiek was toen vooral wat politiek rechtvaardig handelen is volgens het natuurrecht; bepaald door gewoonte, traditie en overlevering als toetssteen voor het concrete handelen (niet alleen door de bestaande wetten, die onrechtvaardig konden zijn).

Het natuurrecht kon volgens Machiavelli ontdekt worden door de rede, die voor alle personen een gemeenschappelijk kenmerk is. Later groeide de opvatting dat het menselijke handelen misschien meer door instincten en driften bepaald werd, dan door de rede. Maar in de 17de en 18de eeuw erd de rede als uitgangspunt in het algemeen geaccepteerd.

Het natuurrecht kon gebruikt worden om zowel het absolutisme als een constitutioneel regime te legitimeren! Beide regimes dienen als middel om het doel van een rechtvaardige politieke orde te bereiken. Hierover hebben vooral Hobbes en Locke geschreven.

Hobbes (1588 – 1679) volgde de ontwikkelingen van de wiskunde en de natuurkunde, en was filofisch georiënteerd naar een materialistisch-atheïstisch systeem. Hij was voor de koning, tegen het Parlement. Hij stelde dat mensen niet in staat zouden zijn om zichzelf te besturen; ze zouden hun vrijheid moeten overdragen aan een vorst die noodzakelijk absolute macht zou moeten hebben (Leviathan, 1651). Zijn invloed was vooral dat de denkers na hem, de regering als een menselijke creatie zullen zien, en niet als een goddelijke instelling. Deze regering moet zich richten op de individuele ontplooiing van de onderdanen.

13

Page 14: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

John Locke (1632 – 1704) volgde de maatschappelijke ontwikkelingen, maar nam ook nog enkele ideeën uit de Middeleeuwen over. Zoals Hobbes zag hij een goede regering als het resultaat van een menselijk contract, maar hij was zelf wél voorstander van het parlement, tegen de koning. Hij had er wél vertrouwen in dat mensen zichzelf konden besturen; de mens was redelijk van nature en bereid tot samenwerking met anderen. De mens had het moreel gevoel dat hem deed aanvoelen wat de natuurlijke rechten waren. Om deze natuurlijke rechten te beschermen, werd een contract opgesteld met wederzijdse verplichtingen tussen burgers en regeerders. Hij interpreteerde de Glorious Revolution van 1688 in termen van de universele rede: de Engelse revolutie was een teken van vooruitgang, eerder dan reactie. Hij vond het verzet tegen de koning in Europa een stap terug naar de Middeleeuwse feodaliteit.

Lockes ideeën geraakten erg verspreid, vooral in de Engelse kolonies. Het was een grote invloed voor de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring. Het was ook een inspiratie voor de Amerikaanse revolutie, dankzij de geschriften van Thomas Paine (1737 – 1809).

In de 18de eeuw zorgden vooral de Franse philosophes voor de verspreiding van ideeën, die telkens op een persoonlijke manier geïnterpreteerd werden. Zo kwam het grootste, filosofische project tot stand: Encyclopédie van Denis Diderot: een compendium van de wetenschappelijke, technische en historische kennis verschenen tussen 1751 en 1772. De ondertoon van dit compendium was vooral een kritiek op de samenleving en de bestaande instellingen.

Voor de verdere politieke ontwikkeling waren het vooral Montesquieu, Voltaire en Rousseau die veel belang kenden.

Montesquieu (1698 – 1755) was fan van de Engelse constitutie en hoofdvijand van het vorstelijke absolutisme. Zijn werk L’esprit des lois (1748) was een pleidooi voor een decentralisatie en de scheiding van de machten: wetgevende, uitvoerende en rechterlijke.

Voltaire (1694 – 1778) pleitte voor de gelijkheid van alle onderdanen tegenover de vorst, en de vrijheid van het denken tegenover het religieuze fanatisme. Hij wou een regime van verlicht absolutisme waarin de vorst met steun en mederwerking van filosofen, maatregelen zou nemen tegen bijgeloof, domheid, klerikalisme. Tevens zou hij maatregelen nemen voor de materiële en technische vooruitgang. De vorst komt op voor het welzijn van zijn onderdanen en beschermt hen tegen machtsmisbruik van de adel en de clerus.

14

Page 15: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Jean-Jacques Rousseau (1712 – 1778) schreef Le contrat social (1762): de vrijheid stond centraal, maar niet als tegenpool van het gezag. Het gezag lag namelijk in de handen van het volk zelf. De volkssoevereiniteit kwam tot uiting in de volonté générale. De politiek was een sociaal contract, afgesloten tussen de burgers. De geordende samenleving was voor hem een gemeenschap, die niet enkel gesteund was op de rede maar ook op het gevoel; deze waren beide aanwezig in de menselijke natuur. In de gemeenschap vertrouwde de individuen hun natuurlijke vrijheid aan elkaar toe, en daaruit kwam de volonté générale naar voor. De persoonlijke vrijheid werd op die manier ondergeschikt gemaakt aan de vrijheid van het sociale corps. Vrijheid en gezag werden verzoend, zodat er geen scheiding der machten nodig was. De volonté générale zou ook de armen beschermen tegen de rijken. Enkel het volk was soeverein. Rousseau was de profeet van de democratie, maar ook van het nationalisme en de titalitaire dictatuur.

In de Italiaanse en Duitse landen manifesteerde zich gelijkaardige ideeën van geestelijke en politieke ontvoogding; zoals bij denken Immanuel Kant.

De verlichte stroming van de tweede helft van de 18de eeuw had enkele specifieke kentrekken, waardoor ze vooral als liberaal-democratisch avant-la-lettre wordt getypeerd. Ze eiste overal:

- De vrijheid en gelijkheid- De rechten van de burgers- De grondwetten- De soevereiniteit van de natie of het volk

! het volk werd meestal aangenomen zonder klasse-connotatie, maar als verwijzing naar de gemeenschap van juridisch gelijke burgers. Er mochten dan wel sociale verschillen zijn, maar niet door afkomst, privilege of stand.

Het belangrijkste streven op politiek vlak, was dat het parlement een emanatie vna het volk diende verkozen te worden door de individuele burgers, niet meer door de standen. De macht van het getal, de meerderheid zou nu een rol beginnen spelen.

Deze liberaal-democratische stroming had globaal gezien vooral een middle-class karakter, waardoor Marx ernaar verwees als een burgerlijke revolutie. Het was vooral de burgerij die de vruchten plukte, omdat de revolutie resulteerde in een burgerlijke samenleving. Eens de burger zelf de macht in handen had, zou hij die verdedigen tegen aanspraken tot verdere democratisering van de werkende klasse en het gewone volk; ook al had dat voetvolk deze burgerlijke revolutie op gang getrokken. Die stem van het volk klonk pas in de tweede helft van de 19de eeuw sterk genoeg om de burgerij tot toegevingen te dwingen.

15

Page 16: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Het ontstaan van de parlementaire monarchie in EngelandAan het einde van de 17de eeuw kwam er een einde aan het vorstelijke absolutisme in Engeland, veel vroeger dan in andere landen. Dit was na een lange en wisselvallige strijd tussen de koning en het Parlement.

Stuart-dynastie1603 – 1625 James I1625 – 1649 Charles I1642 – 1649 BurgeroorlogRepubliek (Commonwealth)1649 – 1658 Oliver Cromwell1658 – 1659 Richard Cromwell (aftreden gedwongen)Restauratie van de Stuart-dynastie1660 – 1658 Charles II1658 – 1688 James II (gevlucht)1688 – 1689 Glorious Revolution1689 – 1702 William III en Mary1702 – 1714 Anna

Na 1603 streven de Stuarts naar absolute macht en hun sympathie voor het katholicisme, wat hen in conflict bracht met het Parlement. Het Lagerhuis werd gedomineerd door puriteinse en democratische stromingen, en eisten de eerbiediging van zijn rechten. Onder leiding van Oliver Cromwell, kwam het Parlement in opstand tegen koning Charles I; in 1649 werd zo de republiek Commonwealth gevestigd; een puriteinse, militaire dictatuur tot 1660.

In 1660 restaureerde het Parlement de monarchie en kwamen de Stuarts terug aan de troon. Onder het bewind van Charles II werd de willekeurige opsluiting verboden in de Habeas Corpus Act. Dit was een belangrijke staat naar de moderne rechtstaat! James II wou opnieuw zonder Parlement regeren, bekeerde zich tot het katholicisme en zocht toenadering tot Lodewijk XIV. Er kwam een nieuwe opstand van het Parlement, gekend als de Glorious Revolution. James II vluchtte; de protestanste Willem van Oranje werd de nieuwe vorst; William III.

In de Declaration of Right van 1689 werden de oude vrijheden bekrachtigd, de macht van het koningschap beperkt en de soevereiniteit van het Parlement bezegeld. Dit legde de grondslag voor de constitionele monarchie; de politiek-theoretische grondslag werd geleverd door John Locke.

De internationale politiek aan het einde van de 17de eeuw was vooral de tegenstelling tussen het machtige Holland en de expansie van Frankrijk onder Lodewijk XIV. De nieuwe vorst William III zou Engeland meeslepen in een jarenlange oorlog tegen Frankrijk.

De Glorious Revolution en de geldverslindende oorlog tegen Frankrijk zorgde voor een ingrijpende constitutionele verandering én een machtstoename van het Parlement, dat een stevige controle op de staatsfinanciën kon afdwingen.

16

Page 17: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

In de 18de eeuw breidde het Parlement zijn macht verder uit; er ontstond geleidelijk aan een parlementair regeringssysteem. Het Lagerhuis bestond vooral uit stedelijke burgerij en lage adel; en wist door haar overgewicht op het Hogerhuis een zevenjaarlijkse verkiezing af te dwingen. Zo was de permanentie van het Parlement verzekerd. Onder de Hannover-dynastie kreeg de vorst nog steeds minder macht; het koninklijke veto verviel en de ‘ministers van de koning’ werden afhankelijk van het Lagerhuis. De constitutionele monarchie veranderde in een parlementaire democratie. Hierdoor ontstonden enkele politieke partijen:

- Tories: de conservatieven en koningsgezinden- Whigs: de latere liberalen

Het Engelse parlementaire regime was vooral belangrijk voor:- De beperking van de koninklijke macht- De zelfstandigheid van de regering tegenover de koning- De sterke positie van de premier- De solidariteit van ministers die collectief verantwoordelijk zijn tegenover parlement

Het regime steunde op checks and balances, waardoor de koning, Hogerhuis, Lagerhuis en de rechtbanken elkaar controleerden en beperkten. Montesquieu zou dit later herleiden tot zijn systeem van de scheiding der machten; welke één van de grote doelstellingen werd van de Amerikaanse en Franse Revolutie.

Het politieke regime in Engeland was bevorderend voor de doorbraak van private ondernemingen, die de industriële revolutie realiseerden. Het regime kon de nationale orde handhaven, maar ook de buitenlandse veiligheid, zelfs na het uitschakelen van de onberekenbare koninklijke ingrijpen. Wel groeide het Parlement uit tot een oligarchie, aangezien verkiezingen in het openbaar gehouden werden en sterk beïnvloed werden door de Landlords. Opkomende kranten mochten niets over de parlementaire werkzaamheden schrijven, waardoor beroepspolitici dus het Parlement uitbuiten ten voordele van de hogere standen.

Op het einde van de 18de eeuw kwam er een opstand tegen verschillende zaken. De regering zorgde ervoor dat de oligarchische meerderheid in het Parlement de Habeas Corpus Act afschafte, waardoor de samenzwering, maar ook eke aansporing tot geweld of ongehoorzaamheid tegenover de regering makkelijk beperkt kon worden. Toch kwam een Reform Movement op gang die een democratischer politieke structuur wilden, maar die lang zonder resultaat bleef. Ze werden sterker tijdens de Franse Revolutie, waardoor ze in 1832 hun eisen konden realiseren door de uitvaardiging van de Reform Act.

- De ondervertegenwoordiging van sommige regio’s in het Parlement- De kerkelijke situatie- Het gebrak aan autonomie voor sommige deelstaten- Het overgewicht van de hogere sociale lagen in het Parlement- De corruptie van de regering.

17

Page 18: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

De revolutie van bovenaf: het verlichte absolutismeIn Engeland werd de monarchie volledig uitgeholt, terwijl die in andere landen op het continent net versterk werd; zodat ze als hefboom tot modernisering gemaakt werd. Deze nieuwe monarchie is een nieuwe, verlichte versie van de grondslag én opdracht van de monarchie. Er geldt het idee dat ze dienst doet aan de gemeenschap én gebaseerd is op het natuurrecht. Ze is er vooral op gericht om materiële en geestelijke verheffing van de onderdanen te zorgen, met de rede als richtingaanwijzer. De vorst is dat de eerste dienaar. Het kroondomein werd nu een staatsdomein.

Het verlichte absolutisme was ingegeven door idealistische motieven, maar ook door praktische overwegingen: de oorlogen in het midden van de 18de eeuw vormden een zware belasting op de staatskas. Er was dus een grote vereisten naar een meer efficiënt staatsbestuur. De vraag kan hierbij gestelt worden over dit nieuw asbolutisme dan wel wezenlijk verschilde van het klassieke absolutisme.

Het verlichte absolutisme was een continentaal verschijnsel, met als meest opmerkelijke uitzondering Frankrijk. Hier woonden veel verlichte filosofen, maar toch zorgden die er niet voor dat het land meeging met deze hervormingen van bovenuit. Uiteindelijk zal een revolutie nodig zijn om het land te moderniseren.

De hervormingen van de verlichte vorsten gingen over veel beleidsdomeinen. Vaak stootte men op de Kerk, door haar religieuze monopolie op domeinen als onderwijs. Daarom ontstonden toen de ideeën als de scheiding van kerk en staat; dus van tolerantie en secularisering. Ook het idee van toezicht op de kerk kreeg meer volgers.

In 1773 moest de paus onder druk van verscheidene vorsten de jezuïetenorde opheffen. Dit leidde tot de secularisering van de jezuïetencolleges.

18

Page 19: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Een casus: Jozef II regeerde in de keizerlijke titel eerst met zijn moeder en daarna alleen over een conglomeraat van vele landen en volkeren. Hij was een zuivere representant van het verlicht absolutisme en ging in zijn hervormingen rechtlijnig en consequent. Hij versterkte de greep van het centrale gezag door een rationele herindeling van de staat, door opheffing van de stedelijke autonomie en benoeming van de stadsbesturen door de regering. Ook zorgde hij voor de vorming van academisch geschoolde, vastbenoemde laag van topambtenaren die hem hielpen in de praktische uitvoering van zijn beleid. Daarnaast zorgde hij voor de uitbouw van een geheime politie die de burgers zou controleren.

Jozef II zorgde ook voor de vereenvoudiging van het gerechtelijk apparaat, humaniseerde de rechtspraak door de afschaffing van martelingen, de afschaffing van de voordelen voor de adel en hogere clerus inzake rechtspraak en belastingen; en proclameerde de afschaffing van de lijfeigenschap. Hij zorgde ervoor dat de kerk ondergeschikt aan de staat werd én voerde hier een verlichte geest binnen; zoals het toezicht op benoeming van bisschoppen en staatstoezicht op priesteropleidingen. Hij zorgde voor religieuze tolerantie en persvrijheid. Hij zorgde voor algemeen schoolplicht van 6 tot 12 jaar én organiseerde middelbare staatsscholen, ter vervanging van de afgeschafte jezuïetencolleges. Hij nam tevens maatregelen om handen en nijverheid aan te moedigen.

Op korte termijn hielden deze hervormingen niet lang stand. Het beleid van Jozef II toonde de limieten van het verlicht absolutisme

- De verlichte vorsten willen niet verder gaan met de politieke hervormingen dan het punt waar zij meer zeggenschap zouden moeten geven aan de burgers

- Ze willen ook niet verder gaan uit reactie tegen de vele aantastingen van de privileges van de adel en clerus; waardoor veel feodale en adellijke revival ontstond

Het verlichte absolutisme was het hoogtepunt van een ontwikkeling die sinds het begin van de Nieuwe Tijd bezig was, waarbij de monarchie zich aan de zijde van de vooruitgang had gesteld en had geprobeerd om het staatsbelang te zetten boven de privileges van de kerk, de prins, de gewesten en de steden. Dit zorgde voor een inspiratiebron voor de latere Franse revolutie en Napoleons beleid. Ook op andere plaatsen zou het verlicht absolutisme later weer opnieuw doorbreken, zoals in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden.

19

Page 20: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

De Amerikaanse RevolutieDe kolonisatie van Noord-Amerika begon als in 1607 toen de Engelse migranten een nederzetting stichtten in Virginia. In 1620 kwamen de bekende Puriteinse Pelgrim Fathers aan, die zich vestigden New England en drie erkende kolonies stichtte: Massachusetts, Rhode Island en Connecticut. Later kwamen ook katholieke, Franse en Duitse kolonisten aan.

Deze kolonisatie zorgde voor een complexe, gediversifieerde koloniale samenleving met grote sociale en etnische verschillen en een ongelijke geografische verspreiding. In theorie werden de kolonies bestuurd door de Engelse koning vanuit Londen via een benoemde gouverneur in elke kolonie. Reeds in de 18de eeuw werden er toch wetgevende vergaderingen per kolonie opgericht. Deze werden door de Amerikaanse bevolking beschouwd als een repliek van het Engelse Parlement. De cultuur en de waardepatronen waren Engels, maar stilaan namen eigen accenten toe.

De Zevenjarige Oorlog (1756 – 1763) zorgde voor een keerpunt in de relatie tussen Engeland en de kolonies. Deze werd veroorzaakt door de spanningen in Europa, die werden gekoppeld aan de koloniale ambities.

Franrkijk bedreigde de Engelse kolonies in Noord-Amerika vanuit de eigen nederzettingen die zich uit strekten van Quebec tot Lousiana.

De imperiale politiek van Engeland na 1763 zorgde voor een verwijdering tussen de Engelse regering en de Amerikaanse kolonisten. In 1765 ontstonden de Sons of Liberty onder leiding van Samuel Adams. Deze organiseerden allerlei vergadering om het protest aan te wakkeren. In maart 1770 gebeurde de Boston Massacre, waarbij enkele kolonisten werden gedood in Boston. De Tea Act van 1773 zorgde voor radicalisering van de gematigden en leidde tot het incident van de Boston Tea Party, dat een schokeffect veroorzaakte. Als reactie voerde Londen een strafexpeditie uit; er werden dwangmaatregelen uitgericht, vooral tegen Boston. Deze maatregelen versterkten de anti-Engelse solidariteit.

Door deze spanningen riepen de Amerikaanse kolonisten een congres samen om het verzet te coördineren. Dit illegale Continental Congress vergaderde in september 1774 in Philadelphia en bestond uit afgevaardigden van de meeste kolonies. Er waren twee groepen tegenover elkaar:

- De gematigden: men wou de koloniale unie met Engeland bewaren, maar wel meer autonomie krijgen

- De radicalen: men wou een volledige onafhankelijkheid. Deze waren nipt in de meerderheid

Benjamin Franklin (1706 – 1790) trok nog naar Londen om de Amerikaanse standpunten te verkondigen, om zo een vreedzame regeling te kunnen voorzien. Dit haalde weinig uit, aangezien verschillende radicale comités reeds begonnen waren met een boycot op de Engelse handel. Een oorlog leek dus onvermijdelijk.

20

Page 21: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

In mei 1775 hield men een tweede Continental Congress, waarin men een laatste petitie steunde aan de Engelse koning. Deze werd afgewezen, wat alle overblijvende loyaliteit tegenover Engeland voorgoed deed verdwijnen. Het congres besloot de vorming van een leger, onder het bevel van George Washington (1732 – 1799) uit Virginia. In de volgende maanden gingen alle Britse onderdanen zich identificeren als leden van de nieuwe, Amerikaanse natie.

Het leger werd vooral ingezet rond Boston en aan de Canadeese grens. Van januari tot juni 1776 was er een derde Continental Congress in Philadelphia, waar men de mogelijke onafhankelijkheid én de daarop volgende interne politieke organisatie besprak. Deze werd op de Verlichting en de geschriften van Locke geïnspireerd: elke persoon moet volledig zijn natuurlijk recht op vrijheid kunnen genieten, onder leiding van een regering die moest steunen op de instemming van de geregeerden.

Deze discussie zorgden ervoor dat de revolutionairen van gedacht veranderden: er was een verschuiving van een parlementaire traditie naar een natuurrechttraditie. De legitimering van het verzet tegen Engeland was niet langer de eis tot inspraak in de politieke beslissingen, maar een eis tot vrijheid voor de Amerikanen als mens. Hierdoor werden nu ook de lagere sociale klassen van de bevolking aangesproken. Tevens waren alle sociale klassen geïnteresseerd door de mogelijkheden van de opbouw van een nieuwe democratische samenleving. Hierover werd belangrijk pleidooi geschreven door Thomas Paine (1737 - 1809) dat in januari 1776 verscheen en gold als voorbereiding voor de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring.

Thomas Jefferson (1743 – 1862) van Virginia kreeg in juli 1776 de opdracht een Declaration of Independence op te stellen, die op 4 juli 1776 officieel geproclameerd werd vanuit de Statehouse in Philadephia. Het kernstuk was het contractbeginsel. De staten baseerden zich hierop als uitgangspunt wanneer ze hun eigen constituties schreven. Al deze teksten weerspiegelden het wantrouwen tegenover vooral de uitvoerende macht. Veel staten volgden het voorbeeld van Virginia en voegden een Bill of Rights toe waarin ze rechten van de individuen werden veilig gesteld. Tevens gingen de staten meer lijken op een representatieve regering en een democratie.

In 1777 werd door het Congres de Articles of Confederation goedgekeurd, waardoor de 13 kolonies een confederatie gingen vormen, enkel bevoegd voor dingen zoals buitenlandse zaken. De confederatie zou 10 jaar functioneren zonder centraal uitvoerende macht (geen president) en geen gemeenschappelijke wetten. Er was een vergadering, maar die leek een vergadering van ambassadeurs van onafhankelijke staten, meer dan een federaal parlement.

De Britten wilden de opstand met grote middelen neerslaan. In juli 1776 kwam een grote troepemacht aan. Washtington had zijn troepen samengeroepen, maar was numeriek te zwak en werd teruggeslagen. Het congres moest vluchten uit Philadelphia en vestigde zich in York. In de zomer van 1778 kon men Philadephia heroveren en kreeg men steun van Franrkijk, Spanje en Holland. De overgave van het Britse legen in oktober 1781 zorgde ervoor dat ze de Britten konden overtuigen van de noodzaak van een vredesverdrag. In de zomer 1783 erkende Londen de onafhankelijkheid van haar kolonies in het verdrag van Parijs

21

Page 22: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Onder de Amerikaanse bevolking was een tegenstelling gegroeid tussen een commercieel georiënteerde minderheid tegenover een meerderheid van kleine en grote boeren.

1. Boeren: deze landelijke bevolking zag het boerenleven als superieur tegenover het profijtgerichte commercantenbestaan van de stedelingen. Ze waren voorstander van een sterke decentralisering en noemden zich democratisch-republikeins, onder leiding van Thomas Jefferson.

2. Commercanten: de aristocraten en edelen waren voorstander van een gecentraliseerde staatsvorm met een krachtige nationale politiek die de handel en industrie zou bevorderen. Het zou pas in de jaren 1780 zijn dat ze bij de politieke elite het inzicht kunnen laten groeien dat enkel een sterk centraal gezag in staat zou zijn om de VS is een vijandige wereld te beschermen. Het nieuw idee rond de constitutionele vergadering kon doorbreken door figuren als George Washington en James Madison (1751 – 1836) uit Virginia en Alexander Hamilton (1755 – 1804).

In 1787 kwam in Philadelphia een nationale conventie samen om een nieuwe staatsstructuur uit te werken, mits de uitdrukkelijke voorwaarde dat elke verandering aan de bestaande toestand door alle staten zou worden aanvaard. De conventie nam een plan aan dat door Madison en co opgesteld werd. Dit plan had een tweevoudig karakter:

- Meer macht voor de centrale regering- De nationale wetgevende vergadering samenstellen in evenredigheid met het

bevolkingsaantal van elke staat.

De laatste stootte op verzet, dus werd volgende compromis gesloten: de proportionaliteit zou alleen aanvaard worden voor het Huis van Afgevaardigden; de Senaat kent een vast vertegenwoordiging van twee leden per staat. Dit is de essentie van de Constitutie die toen goedgekeurd werd, en die Amerika omvormde van een confederatie naar een federatie. Deze werd in 1791 aangevuld met de Bill of Rights, bestaande uit 10 amendementen. Beide documenten samen vormen de oudst nog functionerende geschreven grondwet ter wereld.

22

Page 23: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

In de Constitutie van 1787 werd de regeringsvorm vastgelegd. De Verenigde Staten van Amerika zijn een federatie of een bondsstaat, waarbij de staten verantwoordelijk zijn voor het hele openbare leven, behalve voor de beleidsdomeinen die grondwettelijk aan het federale gezag werden voorbehouden.

De federale wetgevende macht is het Congres, bestaande uit:- De Senaat met paritaire statenvertegenwoordiging- Het Huis van Afgevaardigden, waarvan de samenstelling evenredig is met het aantal

inwoners per staat

De president is het hoofd van de uitvoerende macht, het staatshoofd én de regeringsleider.

De federale rechtsbanken werden over het hele land verspreid. De Supreme Court is de hoogste, en heeft een drievoudige, bijzondere taak

- Het handhaven van de grondwettelijke orde- Het handhaven van de uniforme interpretatie van federale wetten- Het oplossen van conflicten tussen staten

Er is een scheiding der machten, maar deze is niet absoluut. Er werd een systeem van checks and balances uitgewerkt

- Het hooggerechtshof kan een uitgevaardigde wet van het Congres ongrondwetterlijk verklaren = judicial review

- De uitvoerende macht had een zekere greep op de rechterlijke macht, door de benoeming van de opperrechters (mits goedkeuring door de Senaat)

- Het Congres kan via de impeachment-procedure het aftreden van de uitvoerende macht dwingen

Uit dit systeem zou uiteindelijk het presidentiële regeringssysteem groeien.

De Bill of Rights werd in 1791 opgesteld en legde de burgerlijke vrijheden vast. Latere amendementen werden aangenomen mist een 2/3de meerderheid in beide kamers én een goedkeuring door 3/4de van de staten. Dit systeem was in principe democratisch, behalve de beperking van het kiesrecht door cijnsen en het getrapte senaatsverkiezingen, die nog lang elitair bleven.

De federatie bleek beter te werken dan de confederatie, door de nieuwe grondwet. George Washington werd de eerste president, en koos Hamilton voor minister Hamilton als vertegenwoordiger van het commerciële Noorden (financiën) en Jefferson als vertegenwoordiger van het landelijk Zuiden (binnenlandse zaken). Rond hen ontstonden twee partijen

- De Federalisten: voor sterker federaal gezag en commerciële expansie- De Republikeinen: voor handhaving van landelijke cultuur en autonomie van staten

23

Page 24: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

In 1797 werd een federalistische president John Adams gekozen. Deze werd door de Republikein Jefferson opgevolgd in 1781 die een sterk autoriteit bewind voerde; hij kocht Louisiana van Napoleon en voerde een sterk handelsembargo tegen Engeland. Hij werd opgevolgd door de Federalist James Madison, die een oorlog tegen Engeland begon over de zee en Canada; die hij in 1814 muslukt beïndigde. Dit einde zorgde voor een consolidatie van de Amerikaanse nationale identiteit. Sindsdien zijn de Federalisten en Republikeinen naar elkaar toe gegroeid en meer afstand genomen van Europa.

Het unieke karakter van de Amerikaanse Revolutie is gelegen in het samenspel van verwerpen en overnemen van bestaande axioma’s en het uitwerken van nieuwe principes. Al meer dan 200 jaar functioneren deze Amerikaanse instellingen zonder veel aanpassingen, ondanks dat Amerika ondertussen uitgegroeid is tot een industriestaat en een politieke grootmacht. Vele elementen uit die grondwet zijn Middeleeuws, wat erop wijst dat bepaalde ideeën en principes sterk genoeg zijn om grondige wijzigingen in de maatschappelijke omgeving te overleven.

- Verworpen: de erfelijke monarchie, de standenmaatschappij, de vervlechting van kerk en staat, de absolute soevereiniteit van het parlement

- Overgenomen: de traditie van vrijheid van de burgers en beperking van de staatsmacht via de scheiding van de machten.

- Creatief: het federale statuut, de invoering van een grondwet en de verregaande democratisering van de instellingen.

24

Page 25: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

De Franse RevolutieDe Franse Revolutie (1789) had meer invloed dan de Amerikaanse, aangezien ze plaatsvond in één van de meest ontwikkelde en machtigste landen van toen; tevens met een sterke culturele uitstraling. Qua verloop en resultaat verschilt ze dan ook: ze vormde een complete breuk met het verleden. Men deed een poging om een totaal nieuwe samenleving op te bouwen, zonder enige wortels in het verleden.

De revolutie was het gevolg van een complex geheel van factoren. Er was een goed verspreid ongenoegen met de conservatief-absolutistische gevestigde Franse orde. Door het succes van de Amerikaanse Revolutie (mede door steun van de Fransen), werd deze ontevredenheid verscherpt. De burgerij verzette zich tegen: de adelijke en clerijke privileges en de statische maatschappelijke structuur.

Tevens was er een zeer slechte economische situatie: de sterke demografische groei werd niet opgevangen door een expansie van de industrie, waardoor werkloosheid, armoede en honger zich snel verspreiden. Deze crisis van openbare financiën was de druppel! De staat dreigde failliet te gaan, dus werd de Staten-Generaal in 1788 samengeroepen, waarin alle standen vertegenwoordigd waren. Deze bijeenkomst werd onthaald door een brede publieke discussie, waarmee het revolutionaire proces op gang kwam.

Het verloop van de revolutieDe opening van de Staten-Generaal in mei 1789 is het begin van de Franse Revolutie.

De eerste fase (1789 – 1792): de afbraak van het Ancien Régime en de opbouw van een burgerlijke rechtstaat met een constitutionele monarchie

De adel had ervoor gezorgd dat de Staten-Generaal vergaderde per stand, waardoor ze in overwicht bleven. Emmanuel-Joseph Sieyès (1748 – 1836) had in zijn pamflet Qu’est-ce que le tiers état? gezorgd voor het aanwakkeren van het politieke bewustzijn van de derde stand. Bij de opening van de Staten-Generaal kwamen ze dan ook in opstand: men vroeg een gemeenschappelijke zitting van de drie standen én een hoofdelijke stemmen. De clerus weigerde dit, waardoor de derde stand zich als vertegenwoordiger van de natie, eigenmachtig uitriep tot Nationale Vergadering (Assemblé Nationale); men stelde ineens een grondwet op.

Door de slechte economische situatie, kwam het volk in Parijs in opstand. Op 14 juli bestormden ze de Bastille, welke symbool stond voor het absolutisme. Men vormde een revolutionair, meer democratisch gemeentebestuurd ter vervanging van de oligargische. In augustus kwamen ook de boeren in opstand, wat bij de grootgrondbezitters leidde tot la grande peur.

25

Page 26: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

In de nacht van 4 op 5 augustus 1789 schafte de Nationale Vergadering alle feodale rechten af; dit zorgde voor een eerste golf émigrés. Op 26 augustus 1789 keurde men de Verklaring van de Rechten van de Mens en van de Burger goed, waarin vrijheid en gelijkheid werden vastgelegd én waarin de scheiding der machten werd ingevoerd. De koning weigerde dit te ondertekenen, waarna hij door de menigte van Versailles was meegenomen naar Parijs; wat zorgde voor een tweede golf van émigrés. Tevens gingen de radicalen zich verenigen om de Nationale Vergadering naar hun hand te zetten, waar de jacobijnen het best in slaagden.

In 1790 werd de Constitution civile du Clergé gestemd, waarmee de scheiding tussen kerk en staat werd voorzien. Hierin stond bijvoorbeeld een eed van trouw aan de revolutie, wat als averechts effect had dat de kerk zich tijdens de 19de eeuw vooral antiliberaal ging opstellen.

De nieuwe politieke ordening werd vastgelegd in de grondwet van 3 september 1971: een beperkte monarchie met een sterke scheiding der machten en een rationeel bestuurdapparaat dat steunde op verkozen ambtenaren.

- De enige kamer (Assemblée legislative) met censuskiesrecht en getrapte verkiezingen- De rechterlijke macht met verkozen rechters in rechtbanken van eerste aanleg per

departement, een Hof van Cassatie in Parijs en een hoog gerechtshof dat toekijkt op de ministers en de besturen

! deze geplande constitutionele monarchie zou op lange termijn inspirerend zijn, maar op korte termijn bleek het een mislukking.

Deze mislukkig ging samen met groeiende buitenlandse druk. Andere Europese vorsten vreesden een revolutionaire besmetting in eigen land. Europa werd verdeeld: pro en contra de revolutie; wat in dezelfde mate gebeurde na de Russische revolutie in 1917.

In april 1972 verklaarde Frankrijk de oorlog aan Oostenrijk, waarna ze de Zuidelijke Nederlanden binnenvielen. Door de mislukte oorlogspoging, gebeurde op 10 augustus 1792 een staatsgreep op de monarchie. De Wetgevende Kamer werd ontbonden en de Nationale Conventie (Convention Nationale) werd samengeroepen.

26

Page 27: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

De tweede fase (1792 – 1795): het schrikbewind van de jacobijnen

De Nationale Conventie was gestemd bij algemeen mannenstemrecht. Hierbij hadden de radiocale revolutionaire een belangrijke rol gekregen. Op de eerste vergadering van 12 september 1792 werd de Republiek uitgeroepen en Lodewijk XVI werd terechtgesteld in januari 1793. Door militaire successen brachten ze de revolutie ook in de bezette gebieden. Maar, door de koningsmoord werd het anti-Franse kamp groter, waardoor de krijgskansen weer daalden. In Parijs leidde dit tot een centralisatie van de macht en felle repressie door de radicale jacobijnen, onder leiding van Maximilien de Robespierre (1758 – 1794).

Dit succes werd door de jacobijnen gevierd met de goedkeuring van een nieuwe Verklaring van de Rechten van de Mens én een nieuwe grondwet, die beide ultrademocratisch waren. Men liet zich inspireren door de geschriften van Jean-Jacques Rousseau.

De scheiding der machten werd verlaten; de sociale gelijkheid van burgers, het algemeen stemrecht én volksraadplegingen werden ingevoerd. Elke vorm van regionalisme werd verlaten, want la Franse une et indivisible.

De enige manier om zich tegen de buitenlandse oppositie te handhaven, was volgens de jacobijnen aan de hand van de oprichting van uitzonderingsrechtbanken en massale executies (la terreur). Ook de katholieke kerk werd vervolgd. Men vestigde dus géén grondwettelijk regime, maar wel een dictatuur.

De dictatuur van Robespierre werd omvergeworden na de Franse overwinning tegen Oostenrijk op 26 juni 1794 bij Fleurus; een staatsgreep door Thermidor op 27 juli 1794.

De derde fase (1795 – 1799): het Directiore

De gematigde burgerij kreeg weer de touwtjes in handen en kon teruggaan naar het programma van 1791. De radicalisering van de jacobijnen werd beperkt en de socialiserende maatregelen afgeschaft. Daarnaast bood men weerstand tegen de restauratietendensen van de clerus en de adel, zodat de revolutie wel overeind bleef.

Dit beleid werd geconsilideerd met een grondwet in 1795, om nieuwe machtsconcentratie te vermijden. Er kwam een regeringsvorm met een absolute scheiding der machten

- De uitvoerende macht in handen van vijf directeurs- De wetgevende macht met tweekamerstelsel, censuskiesrecht en getrapte

verkiezingen- De verkozen rechterlijke macht

Veel émigrés keerden terug. Er volgden verschillende staatsgrepen op elkaar, tot dat Napoleon Bonaparte zijn regime kon vestigen.

27

Page 28: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

De opkomst en het beleid van NapoleonNapoleon werd geboren op Corsica in een welgestelde familie. Hij bouwde een militaire carrière tijdens de Eerste Franse Republiek. Hij vestigde zijn reputatie door in oktober 1799 de adellijke opstand uit elkaar te drijven, na de executie van Robespierre.

Sommigen vreesden zijn toenemende populariteit, dus werd hij naar het ongeorganiseerde leger in Noord-Italië gestuurd. Door zijn militaire successen daar én elders, groeide zijn aanzien in Frankrijk. In oktober 1799 kwam er een politieke samenwerking met Emmanual-Joseph Sieyès, één van de vijf leiders van de Directoire. Ze voerden een staatsgreep op 9 november 1799 en instelleerden een driehoofdig Consulaat, welke politieke stabiliteit bracht in het land. Door een gemanipuleerde volksraadpleging, maakte Napoleon zichzelf Consult voor het leven en later in 1804 de keizer van het Franse Rijk.

Napoleon voerde een verlicht autoritair leiderschap met revolutionair democratische schijn. Hij schakelde de oppositie uit en verleende amnestie aan de adellijke émigrés. In het Consulaat dat hij met paus Pius VII sloot, kon de katholieke kerk terug het dominante geloof worden; maar wel ondergeschikt aan de staat. Men voerde de betaling in van de salarissen van de clerus door de staat, terwijl de Kerk afstand nam van haar aanspraken op de in beslag genomen eigendommen.

Verder schafte hij enkele revolutionaire hervormingen af; terwijl hij anderen behield en zelfs een duurzame vorm gaf. Zo zorgde hij voor de codificatie van het burgerlijk recht in de Code Napoléon, waarvan hij zelf het redactiecomité voorzat. Zijn economische maatregelen begunstigden de burgerij.

28

Page 29: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

De betekenis van de Franse RevolutieDe Franse Revolutie liquideerde de historisch groeiende instellingen van het Ancien Régime en voerde nieuwe politieke en sociale structuren en beginselen in. Vooral de Verklaring van de Rechten van de Mens en van de Burger was cruciaal; deze werd de inspiratiebron van vele nationale proclamantie én van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties in 1948.

De Franse Revolutie kondigde zowel het liberalisme, het socialisme als het nationalisme aan.

In Frankrijk zelf, zorgde de Franse Revolutie voor de scherpe tegenstellingen die we in de hedendaagse politiek nog steeds zien; het monarchisme, het republicanisme, het bonapartisme en het travaillisme:

1. Monarchisme: de sterkste uiting van heimwee naar het Ancien Régime. Dit wordt gekenmerkd door conservatisme, antiparlementarisme, intergraal nationalisme en antisemitisme (welke later in de 20ste eeuw gestalte kreeg in de Action française)

2. Republicanisme: tegenover het monarchisme, de behoeders van de revolutie. Dit is geïnspireerd op de Nationale Conventie, met sterk wantrouwen voor staatshoofd.

3. Bonapartisme: persoonlijk bewind gedragen door een militair, zonder traditionele legitimering van het koningschap, maar met populistische stem.

4. Travaillisme: de juridische gelijkheid van de revolutie uitbreiden naar het sociaal-economische terrein; en de economische ontwikkelingen onder politieke controle.

Grondwettelijke regimes in Frankrijk1791 Constitutionele monarchie1792 Eerste Republiek: Nationale Conventie – Directoire1800 Consulaat1804 Eerste keizerrijk: Napoleon Bonaparte1814/1815 Constitutionele monarchie1830 Parlementaire monarchie1848 Tweede Republiek1852 Tweede Keizerrijk: Napoleon III1870 Derde Republiek1940 L’Etat français: Vichy1944 Vierde Republiek1958 Vijfde Republiek

29

Page 30: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

België in de revolutietijdNa de scheiding van de Nederlanden in de 16de eeuw, bleven de zuidelijke gebieden onder Spaanse, en later onder Oostenrijks-Habsburgs gezag. De standencultuur bleef in stand; maar toch zal men in de tweede helft van de 18de eeuw een groeiende openheid voor nieuwe ideeën en een economoische opleving.

Maria-Theresia (1740 – 1780) bracht bestuurlijke hervormingen op gang, die erop gericht waren om het centraal bestuur te versterken, een moderne bureaucratie op te richten, een economische infrastructuur te bouwen zonder fiscale privileges en de invloed van de kerk op de socio-economische domeinen te beperken. Ze stelde zich soepel en pragmatisch op omdat ze opteerde voor een continuering van de grote inkomsten in dit gebied, waardoor er geen grote opstanden volgden op dit beleid.

Dit veranderde toen haar zoon Jozef II in 1780 alleen de staatsverantwoordelijkheid kreeg. Hij verwijderde alle oude instellingen en de verbonden functies. De oppositie hiertegen was vooral in de Provinciale Staten van Brabant en Henegouwen, welke leidde tot een opschorting van zijn beleid. De oppositie bleef in opstand, dus Jozef II zorgde voor een strenger beleid! De Staten werden uiteindelijk ontbonden en enkele kopstukken emigreerden. Er werd een ondergronds verzet voorbereid.

De groeiende oppositie was overwegend traditionalistisch-conservatief; met een minderheid van progressistisch-democratisch. De politiek van Jozef II bracht beide groepen samen.

1. Statisten: onder leiding van Hendrik Van der Noot (1731 – 1821) wilden men terug naar de oude instellingen en een soevereine macht voor de Provinciale Staten; de aanhangers waren adel, hogere geestelijkheid, de gilden en landelijke bevolking

2. Vonckisten: onder leiding van Jan Frans Vonck (1743 – 1792) streefden naar een modernisering van de staat, afschaffing van de privileges en uitbreiding van de rechten van de derde stand; aanhanger waren intelligentsia en vrije beroepen

In 1788 moest Van der Noot naar Breda vluchten, waar hij zorgde voor buitenlandse steun tegen de keizer, en zo een legertje Patriotten kon oprichten. In oktober 1789 viel hij de Oostenrijkse Nederlanden binnen, waarbij de Oostenrijkse troepen verdreven werden. De provincies riepen hun onafhankelijkheid uit. In 1790 ontstonden de Verenigde Nederlandse Staten of Etats-Belgiques Unis als confederatie van 9 provincies onder leiding van Congres.

30

Page 31: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

De nieuwe staat kon geen stand houden, omwille van vier oorzaken

1. De machtsstrijd in Brabant tussen de groep Vonck en de groep Van der Noot. De inzet was de macht voor het volk of de macht voor de Staten. De Vonckisten moesten vluchten naar Frankrijk, waar de Revolutie net had plaatsgevonden. In Vlaanderen en Henegouwen was de democratische strekking sterker.

2. De particuliere structuur van deze confederatie, met een zeer zwak centraal gezag. Dit was enkel bevoegd voor buitenlandse zaken, defensie en muntslag.

3. De buurlanden en de internationale politiek. Frankrijk wou niet samenwerken met conservatieve regime van Van der Noot. Anderen waren niet meer anti-Oostenrijk; men wou samen tegen het revolutionaire Franrkijk optreden.

4. Het slecht georganiseerde leger van de republiek. Keizer Leopold II wist de Oostenrijkse macht terug te installeren door militaire acties in december 1790

Deze Brabantse ontwentelingen zorgen voor de ontwikkeling van een eigen Belgische nationale identiteit; hierdoor spreken we ongeveer over eerste mislukte Belgische revolutie. Het Belgische nationalisme was dubbelzinnig; zowel het oude provinciale particularisme voor het herstel van de privileges van de Staten, als het nieuwe idee van een soeverein Belgisch volk, kwam tot uiting. De nationale beweging deed dus beroep op de Verlichting én op de traditie. De tegenstelling tussen Vonckisten en Statisten was een voorloper op de tegenstelling tussen liberalen en katholieken die het jonge België in 1830 zou kenmerken.

Vele patriotten vluchtten naar het revolutionaire Frankrijk om zich voor te bereiden op een omverwerping van het Ancien Régime in de Zuidelijke Nederlanden. Dit kon in het spoor van het Franse leger, waardoor ze ook de Oostenrijkse Nederlanden én Luik mee konden ‘bevrijden’. Dit legde de grondslag voor de moderne eenheidsstaat.

De Franse Revolutie had verregaande gevolgen voor onze gewesten. De Oostenrijkse Nederlanden en Luik werden in 1795 geannexeerd, gevogld door 20 jaar Frans bestuur. Eerst was er een zeer vijandige sfeer tussen de overheid en de bevolking. Maar het Napoleaanse beleid sinds 1799 zorgde voor een gunstige periode voor de provincies; de Continentale Blokkade zorgde voor een groeiende economische macht van de burgerij, die gelijk ging met een verhoging in haar maatschappelijke aanzien. Echter ging dit alles gepaard met een systematische verfransing, gevolgd door de burgerij en zeker de Verlichte liberalen. Dit zorgde voor een denationalisatie van de liberale opinie in België, en was de diepere oorzaak voor de katholieke inslag in de latere Vlaamse beweging. De adel en de clerus waren al lang frans, nu de burgerij nog.

31

Page 32: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

De Franse Revolutaire en Napoleonistische oorlogenVanaf 1792 waren er gedurende 20 jaar veel opeenvolgende oorlogen in Europa. Verschillende Europese coalities probeerden de bedreiging van het revolutionaire Franse regime tegen te houden én omver te werken, zodat het Ancien Régime en het machtsevenwicht hersteld kon worden. De sterkte van het Franse Grande Armée steunde op massamobilisatie en de vastberadenheid van vooral Napoleon, zorgde ervoor dat ze grote delen van het Europese continent konden veroveren.

De onderwerping van het Europese ContinentTijdens de Eerste Coalitieoorlog (1792 – 1797) behaalde het revolutionaire Frankrijk enkele belangrijke winsten binnen: men overwon de Oostenrijkers in ’94 en de Nederlanden in ’95. De Oostenrijkse Nederlanden en het prinsdom Luik werd geannexeerd aan Frankrijk.

Napoleon veroverde in ’97 nog enkele belangrijke gebieden in Noord-Italië van Oostenrijk en Piëmont-Sardinië, waaronder ook Venetië. In het Verdrag van Campo Formio gaf hij de controle over de Venetiaanse Republiek en haar gebieden langs de Adriatische kust aan Oostenrijk. De rest van Noord-Italië werd een Franse statellietstaat. Dit verdrag was het einde van de Eerste Coalitieoorlog.

Reeds in 1798 vormden verschillende Europese monarchen een Tweede Coalitie, onder leiding van Oostenrijk en Rusland; ze keerden zich tegen Frankrijk. De Franse overwinningen stonden echter aan de kant van Frankrijk. In de Vrede van Luéville (9 februari 1801) werden de Franse gebiedsuitbreidingen bevestigd en werd het Heilig Roomse Rijk der Duitse Natie hervormd tot enkele grote staten, zodat ze machtiger zouden kunnen zijn tegen het sterke Oostenrijk. Ze waren nog steeds niet sterk genoeg en behaalde zware nederlager, waarna de Vrede van Pressburg (26 december 1805) gesloten werd. Toen de laatste Habsburge keizer Frans II (1768 – 1835) aftrad, hervormde Napoleon de staten tot de Rijnbond (1806). De Venetiaanse Republiek werd terug aan Koninkrijk Italië geschonken.

In 1812 was de Napoleaanse invloed en macht het grootst: hij heerste over bijna heel Europa. Zij die tegen werkten, werden militair én economisch bestreden.

De Napoleonistische oorlogen pasten zowel in het kader van de expansionistische traditie, als in de missionaire revolutionaire oorlogen sinds 1792. Het succes van de militaire campagnes is vooral te verklaren door de sympathie voor de Franse Revolutie, die zorgde voor een massamobilisatie bij de Europese bevolking. Ook de strategische kwaliteiten van Napoleon waren belangrijk. Door deze Napoleonistische veroveringen, werden de waarden van de Franse Revolutie en andere vernieuwingen zoals de Code Napoléon over heel Europa verspreidt. In Italië en Duitsland zorgde hij voor een sterke impuls voor het streven naar een politieke eenmaking.

32

Page 33: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Britannia, rule the waves!Napoleon beheerste grote dele van het Europese Continent, maar Groot-Britannië bleef de absolute grootmacht behouden op zee. Met hun maritieme sterkes bouwden ze voort aan een koloniaal imperium. Na de Amerikaanse onafhankelijkheid, verschoven de koloniale, overzeese activiteiten vooral richting Azië en de Stille Oceaan.

De rivaliteit met Frankrijk leidde tot verschillende confrontaties; Napoleon wou graag de Britse eilanden binnenvallen. Terwijl het Europese continent zwakker werd, bleef Engeland zeer sterk. De supermatie van de Britse vloot werd bevestigd op verschillende momenten:

- De Slag bij de Nijl (1798) waarbij de Franse vloot verslaan werd, die het plan hadden om Brits India binnen te vallen.

- De Slag bij Trafalger (1805) waarbij een Frans-Spaanse vloot vernietigd werd; de dag nadat Napoleon een belangrijke overwinning had op Oostenrijk.

De Britse vloot stond in beide slagen onder leiding van Horatio Nelson (1758 – 1805)

Napoleon was militair te zwak, dus legde economische maatregelen op aan Engeland = Continentale Blokkade. Alle handel van goederen met Groot-Britannië werd verboden! Echter leden ook andere landen onder deze blokkade, omdat ook zij afhankelijk waren van de inkomsten van deze handel.

Portugal stelde open dat ze niet gingen meewerken aan de Continentale Blokkade, waarop Napoleon een leger inzetten om hen te onderwerpen. De Britten hielpen de Portugesen. De oorlog verspreidde zich snel naar Spanje, waar de broer van Napoleon heerste in plaats van het afgezette koningshuis; wat niet naar het genoegen van de bevolking was.

De Continentale Blokkade had ook gevolgen buiten Europa. De Spaanse kolonies in Latijns-Amerika stonden ook onder de Napoleaanse bevelen. De Creolen (Spanjaarden geboren in Latijns-Amerika) weigerden het koloniaal gezag van Napoleon te erkkennen, en stertten een opstandige beweging naar het voorbeeld van de Amerikaanse en Franse Revolutie. Het Iberische Schiereiland werd door de Britten heroverd vanuit Protugal. Napoleon was toen te zwak om te winnen, door zijn verliezen tegen Rusland.

Ook in de Verenigde Staten van Amerika kenden ze gevolgen. De Britten hadden een tegenoffensief gesteld door de handel tussen de VS en Frankrijk te beperken. Op 1 juni 1812 verklaarde het Amerikaanse Congres daarop de oorlog aan het Britse Rijk. Deze stuurden hun oppermachtige vloot, waardoor de oorlog aan de Amerikaanse kust afspeelde; belangrijk was de vernederende brand in hoofdstad Washington.

Na de nederlaag van Napoleon verdwenen de beperkingen op het handelsverkeer. In 1814 beëndigde de Britten en de Amerikanen het conflict in het Verdrag van Gent.

33

Page 34: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

De ondergang van NapoleonDe Tsaar had zijn bondgenootschap met Frankrijk opgezegd en zorgt toenadering tot Engeland. Napoleon reageerde hierop met een veldtocht tegen Rusland in 1812. Dit was een groot fiasco: de Russen gebruikte de techniek van de verschroeide aarde. Zelf Moskou was volledig afgebrand en verlaten toen de Fransen daar aankwamen. De terugtocht was een vernedering; het leger was volledig uitgedund door de strenge winter, bondgenoten kwamen in opstand en legerofficieren gingen deserteren. Pruisen koos de kant van Rusland in de Volkerenslag bij Leipzig (1813), waar het Franse leger door de Zesde Coalitie verslagen werd. De geallieerde legers van Oostenrijk, Pruisen, Rusland en Engeland drongen Frankrijk binnen en dwongen Napoleon tot aftreden in 1814.

Napoleon werd verbannen naar het eiland Elba voor de Italiaanse kust. Op het Congres van Wenen probeerden de winnende mogendheden tot een overeenkomst te komen, wat niet makkelijk bleek door sterk verschillende belangen. Lodewijk XVIII (1755 – 1824) had de troon van Frankrijk ingenomen, maar kende geen reële macht.

Napoleon maakte gebruik van de verwarring op het continent en ontsnapte van Elba. Op 1 maart 1815 landde hij met een leger bij Antibes. Door zijn populariteit werd hij met open armen ontvangen door het Franse volk, waardoor hij opnieuw de troon kon innemen. Tijdens deze Honderd Dagen beloofde hij constitutionele hervormingen en werkte aan het opzetten van een leger. De geallieerde machten in Wenen vormden opnieuw een Coalitie tegen Napoleon. In de ultieme slag bij Waterloo (1815) werd hij door een verzamelde strijdmacht van Pruisen, Rusland en Groot-Britannië definitief verslagen, onder leiding van Arthur Wellesley (1769 – 1852) aka Hertog van Wellington (die ook Portugal wist te bevreiden van de Fransen met zijn Britse leger).

Napoleon werd verbannen naar het eiland Sint Helena in de Atlantische Oceaan, waar hij in mei 1821 overleed.

34

Page 35: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Het Congres van WenenDe landen die Napoleon verslagen hadden, probeerden op het Congres van Wenen (1814 – 1815) het Franse imperialisme én de revolutionaire bewegingen in te perken. Dit leidde tot een periode van restauratie, die tot 1848 zal duren.

1. Machtsevenwicht herstellen tussen de Europese staten: de Franse grenzen werden hertekend zoals in 1789; Rusland kreeg Polen; Pruizen kreeg Rijnland; Oostenrijk kreeg Noord-Italië; Noorwegen kreeg Zweden. De Lage Landen werden samengevoegd tot het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden onder het huis van Oranje. Het koninkrijk Piëmont-Sardinië werd hersteld én vergroot onder het huis van Savoye. Beide staten zouden moeten dienen als buffer tegen de Franse expansiedrang. Dit zou de internationale orde moeten herstellen.

2. Binnenlandse orde en Napoleonistische hervormingen : tegenover de volks-soevereiniteit werd de soevereiniteit van de vorst geplaatst; de Bourdons kwamen terug op de troon in Frankrijk met Lodewijk XVIII; de kerk kreeg opnieuw een centrale plaats in het herstel van de unie van troon en altaar.

De term restauratie is misleidend, want het had alleen uitwerking op Frankrijk en niet op de winnende staten; Pruisen, Rusland en Oostenrijk. Een eenvoudige terugkeer van het Ancien Régime was onmogelijk en onwenselijk. Er werd een combinatie gebruikt van traditie en vernieuwing, aansluitend bij het verlichte absolutisme die voor 1789 al voor vernieuwing had gezorgd. Verschillende Napoleaanse hervormingen bleven dus bestaan, zoals de unitaire staat, de wetboeken, de moderne bureaucratie en de staatskerk.

35

Page 36: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Hoofdstuk 2: de triomf van de liberale burgerijVan 1815 tit 1871

De restauratie was van korte duur. In de 19de eeuw wist de burgerij de oude elites opzij te duwen, en haar leidende positie te vestigen en te verstevigen.

- Economie: de industrialisatie in een klimaat van onbeperkte vrijheid.- Politiek: een representatief regime met beperkte stemrecht.

Er was een felle politieke strijd: de burgerij met haar liberale en nationalistische bewegingen, die ijverde voor politieke vrijheid en nationale zelfbeschikking de bevoorrechte standen van het Ancien Régime die hun positie wilden herstellen of bewaken. De Europese orde, gecreëerd door formeel akkoord, zou doorbroken worden door het opkomen van dat nationalisme.

De beginnende industrialisatie op het continent ging niet zonder crisis, die pas na 1850 werd overwonnen toen de economie, danzkij de spoorwegrevolutie en de vrijhandel, een eerste grote expansie kende.

In dit hoofdstuk bekijken we:- De doorbraak van de liberale burgerstaat- De verspreiding van de eerste industriële revolutie op het continent- De reacties op deze dubbele ontwikkeling van sociaal bewogen intellectuelen, die gingen dromen

van een nieuwe, socialistische samenleving

Staats- en natievorming onder liberale vlagDoor de krachten van verandering, kon een liberale burgerstaat ingesteld worden halfweg de 19de eeuw. Dit kwam door hetzij hervormingen van bestaande staten die vroeger een monarchie waren; hetzij door de creatie van nieuwe staten (Italië, Duitsland), waar paradoxaal het grootste deel van het werk door koninklijke ministers, en niet door de burgerij werd gedaan. Deze systemen baseerden zich vooral op een constitutie en het parlementarisme; dit parlement was vaak slechts een vertegenwoordiging van de sociale bovenlaag, en niet van het volk. Zo kon deze haar privilges beschermen, tegen de opkomst van de kleine burgerij en de arbeidersklasse, die pleitten voor een ware democratie.

Bij de installatie van de liberale burgerstaat, gebeurde ook een emancipatie van etnisch-culturele eigenheid; elder ging het eerder over de spanningen tussen het volksnationalisme en de staatkundige vormgeving. België is in veel opzichten een model van een liberale staat. De politiek werd toen vooral

beheerst door de scherpere tegenstellingen tussen zij die de positie van de kerk in de maatschappij willen handhaven zij die de positie van de kerk in de maatschappij willen ondermijnen. Een belangrijke rol hierin waren de emancipatie van de kleinburgerij en de strijd om de gelijkberechtiging van het Nederlands. De problemen van het volk waren toen nog niet zozeer een groot politiek thema.

36

Page 37: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Conservatisme, liberalisme, nationalismeDe Franse revolutie verdeelde de publieke opinie in Europa; ze zorgde voor nieuwe scheidingslijnen in het politieke denken.

- Liberalisme: openlijk gesteld als erfgenaam van de revolutie en haar verlichte idealen- Conservatisme: de afwijzing van de revolutie als grondslag

Aanhangers van beide stromingen vormden politieke clubs en maakten gebruik van de opkomende dagbladpers om hun ideeën te propaganderen. Ze vormden respectievelijk de linker- en rechterzijde in de parlementen, die steeds in meer plaatsen gevormd werden.- Nationalisme: ontwikkelde zich aanvankelijk in nauwe samenhang met liberalisme

Eeuwenlang was de maatschappelijke orde min of meer vanzelfsprekend; een theoretische fundering was niet nodig. Dat veranderde met de Verlichting, waarvan het doel was om de samenleving te hervormen.

Het conservatisme verwierp de ideale maatschappij; dit was een gevaarlijke illusie. De stroming kantte zich tegen de rationalistische en individualistische uitgangspunten van de Verlichting. Mede onder invloed van de opkomende romatiek, legde men vooral de nadruk op historisch en organisch gegroeide instellingen. Men was antirevolutionair. De basis van deze stroming was het boek Reflections on the Revolution in France van de Ierse Edmund Burke (1729 – 1797). Daarin waarschuwde hij voor de zelfoverschatting van de Franse revolutionairen. Hij stelde dat vooruitgang onmogelijk was door radicaal te breken met het verleden. Bekende aanhangers waren Joseph de Maistre (1753 – 1821) en Louis de Bonald (1754 – 1840). Hun ideeën werden vooral gehoord door de oude elites, de adel en de clerus.

Het liberalisme groeide uit de politieke filosofie van de Verlichting, uit de ervaringen met de parlementaire ontwikkeling in Engeland en uit de ontwikkelingen van de Amerikaanse en Franse revoluties.

In het liberalisme, zien we drie elementen van groot belang:1. Het streven naar een grondwet als basis van een rechtstaat : hierin worden de

vrijheden van de burger gegarandeerd op twee niveau’s. De scheiding van machten was een waarborg voor de invididuele vrijheid. Deze was het sterkst voor de rechterlijke macht, die werkt volgens een gedocificeerd rechtssysteem. Er is een harmonische samenwerking tussen de wetgevende en de uitvoerende macht, dus deze scheiding is niet absoluut doorgetrokken.

a. Burgerlijk niveau: door onschendbaarheid van de persoon en eigendom, de vrijheid van opinie en godsdienst

b. Politiek niveau: als grondprincipe dat de burgers het staatsbeleid mee konden bepalen via stemrecht en petitierecht

2. Een soevereine volksvertegenwoordiging : de vertegenwoordiging van het volk, en dus de volkssoevereiniteit wordt toevertrouwd aan de volksvertegenwoordigers, volgens een representatieprincipe. Meestal geldt een tweekamerstelsel, dus twee wetgevende lichamen. Vaak was het stemrecht enkel nog mogelijk voor de sociale toplaag, volgens de kiescensus.

3. Een scheiding van kerk en staat : de autonomie van het burgerlijke gezag wordt hiermee gegarandeerd, alsook de vrijheid van godsdienst.

37

Page 38: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Het liberalisme kende verschillende gradaties; maar ook nationale verschillen. Het Angelsaksische liberalisme was veel pragmatischer, terwijl het continentale liberalisme in het algemeen, en het Franse liberalisme in het bijzonder, veel ideologischer was. Hier speelde de Franse revolutionaire traditie en idealen een grotere rol.

- Gematigde liberalen: geïnspireerd door de 1ste fase van de FR en grondwet van 1791; aanhangers waren adel of hogere burgerij; men was niet bereid hun politieke macht te delen met het gewone volk.

- Radicale liberalen: geïnspireerd op de jacobijnse grondwet van 1793; streefden het liberalisme én de democratie na; aanhangers waren lagere burgerij, de intelligentia en kleine landadel.

Het nationalisme ontwikkelde naast het liberalisme als kracht van verandering = de ideologie en de beweging van een bepaalde natie die streeft naar de realisatie van een eigen staat of het behoud van de eigen culturele identiteit. In de praktijk is deze nationale staat een uitzondering: de ontwikkeling van de staat en de natie loop niet chronologisch parallel, waardoor allerlei conflicten ontstaan. Er zijn verschillende staten binnen één natie, bijvoorbeeld. Problematisch in het nationalisme is de definitie van de natie.

De opvatting van de nationalisten over de eeuwigheid van de natie, is wetenschappelijk bewezen een mythe te zijn! Het komt voort uit het absolutiseren van de etnische kenmerken van een volk dat altijd zouden hebben bestaan (primordialism). De wetenschap bewees dat dit niet zo is; naties worden vaak gecreëerd of verdwijnen weer (contextualism).

De natie wordt voorafgegaan door een etnie = een groep mensen die gemeenschap vormen in het bewustzijn van hun historisch gegroeide, culturele eigenheid. We kennen zes karakteristieken, gedeeltelijk subjectief en objectief:

1. Een samen doorleegde geschiedenis2. Een specifieke gemeenschappelijke cultuur die de groep anders maakt dan de

anderen, zoals taal, religie, gewoonten, instellingen, huidskleur,…3. Een verbondenheid met een bepaald grondgebied; woongebied of een beloofde land4. Een gemeenschappelijke naam die verwijst naar de essentie van de identiteit en als

symbool dient5. Een gemeenschappelijke mythe van afstamming die mogelijkheid biedt tot

plaatsbepaling in de wereld en die gemeenschappelijke toekomst wenselijk maakt6. Een sterk bewustzijn van groepssolidariteit

Het behoren tot een etnie is gegeven, want het lidmaatschap is onvrijwillig, men kan de etnie niet kiezen; maar het is ook een resultaat van een beaming van de etnische erfenis. Als je die etnie niet meer de moeite vind, dan kan iemand zich buiten de traditie plaatsen; dit gebeurd vaak bij derde of vierde generaties in migrantenfamilies.

Een natie ontstaat pas als een etnie zich ook politiek gaat organiseren om, hetzij in een eigen (deel)staat autonomie en onafhankelijkheid tot stand te brengen, hetzij binnen een bestaande (multi-etnische of multinationale) staat zijn etnisch-culturele eigenheid met politieke middelen te affirmeren. Nationalisme is dus politiek georganiseerde entoculturele solidariteit.

38

Page 39: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Deze overgang wordt mogelijk gemaakt als gevolg van de modernisering van de samenleving. Dit impliceert veranderingen op drie vlakken:

- Politiek vlak: dynastieke of stamverbanden naar gecentraliseerde staat- Sociaal-economisch vlak: van agrarische naar industriële samenleving, die een

netwerk van sociale communicatie tussen de leden van de gemeenschap creëerde- Cultureel vlak: culturele homogenisering als resultaat van een nationaal onderwijsnet

en pers in de volktaal, de indentiteit steunt niet meer op de loyaliteit tegenover de vorst of leidende elite, maar op de door de volksgemeenschap gedragen waarden

De natie is dus een product van het moderniseringsproces, maar het nationalisme maakt gebruik van aspecten van de oorspronkelijke etnische cultuur (primordial elements) die ervaren worden als kernsymbolen van de eigen identiteit. Dit wordt de belangrijkste uiterlijke kenmerken (markers) om het eigene te onderscheiden van het vreemde. Het nationalisme is onderbouwd door een etnisch grondslag.

Er zijn twee wegen om een nationale staat tot stand te brengen:

Van staat tot natie en nationale staat: dit systeem bestaat al het oudste; zo werden de eerste nationale staten opgericht, waarbij het Ancien Régime transformeerde in natie die op volkssoevereiniteit steunde, met vrije burgers.

De nieuwere versie ontstond dankzij de Franse Revolutie, welke een nieuw staatsbegrip introduceerde: de staat moet een emanatie, een uitvloeiing zijn van de natie. Voordien was staatsvorming een zaak van de vorsten en de adellijke titels, en dus niet van de burgers. In dit nieuwe idee sluiten de burgers een vrijwillig contract met elkaar (Rousseau). De natie ontstond dus uit de wil van de burgers. De Franse Revolutionairen exporteerde dit idee overheen Europa.

Van etnie over natie tot nationale staat: in deze nieuwe vorm van nationalisme, staat het etnisch-culturele concept centraal. Voordien was het volkskarakter nog niet cruciaal, maar dat veranderde door:

- De grote mogendheden die het zelfbeschikkingsrecht van de volkeren niet respecteerden, en zo bv Polen verdeelden onder hun drieën.

- Het werd aangewakkerd door het imperialisme van Napoleon.- De grenzen van het Congres van Wenen hielden geen rekening met de etnisch-

culturele grenzen in Europa.

39

Page 40: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Het verzet hiertegen zorgde voor een nationalisme dat de weg volgt van etnie naar nationale staat. Dit etnisch-cultureel unificatie-nationalisme kreeg verdere uitlopers in:

- Irredentisme: het (nog) niet teruggewonnen (deel van) Italië- Diasporanationalisme: zoals het Zionisme- Pan-bewegingen: een volkenkundig streven om de mensen van dezelfde natie te verenigen in

één staat (een natiestaat) Bij pan-nationalisme is er meestal sprake van een 'thuisland' en 'irredenta'. Het thuisland (of 'vaderland' of 'moederland') is een land waar de natie een meerderheid heeft, de irredenta kunnen gebieden zijn die vroeger deel uitmaakten van het thuisland, maar door historische ontwikkelingen hiervan gescheiden zijn, dan wel de nationale staatsontwikkeling niet hebben gevolgd. Het gaat dan om gebieden die weliswaar door de betrokken natie bewoond worden maar (nog) geen deel kunnen uitmaken van de moderne nationale staat in kwestie

Een ander type van nationalisme dat de van etnie naar staat-weg volgt, is het separatisme of het secessionisme. Dit zorgde ervoor dat nieuw ontstane staten zich gingen afscheiden van bestaande staten. Voorbeelden zijn België en Griekenland; maar vooral tegen het einde van de 19de eeuw in de grote multinationale staten als het Ottomaanse Rijk, Rusland en het Habsburgse Rijk. Deze zouden na 1918 volledig hertekend worden door nieuwe nationale staten. Sinds eind 1980 is er een herleving van separatistisch nationalisme in Midden- en Oost-Europa, na de ineenstorting van het Sovjet-imperium.

Het nationalisme ging redelijk snel trekjes overkrijgen van andere politieke stromingen. Onder invloed van de romantiek, ontstond het ideaalbeeld van de verzoening van de twee uitgangspunten van het nationalisme: een volkstaat die zowel steunde op de instemming van de burgers, als op het etnisch-cultureel karakter. Daarom stelt men dat elk nationalisme zowel een civiele, als een etnische component heeft.

- De civiele component verwijst naar het institutionele niveau van de moderne staat die op volkssoevereiniteit gebaseerd is. Het vormt een democratisch kader voor de groei van een nationale identiteit. Het heeft een open, inclusief karakter, doordat iedereen de kans krijgt om toe te treden tot de natie en de nationale cultuur eigen te maken.

Het nationalisme in de Verenigde Staten van Amerika

- De etnische component geeft het nationalisme inhoud, kleur en vorm. De culturele eigenheid steunt vaak op het etnische substraat van taal, religie of traditie; volgens traditie of een die gecreëerd wordt. Ook bij de andere weg zal na verloop van tijd de nood komen aan een specifieke culturele nationaliteit; door actief cultuurnationalisme zal die etnisch-culturele component meer op de voorgrond komen. Impliciet zullen automatisch de verschillen met de buurlanden of de vreemdelingen in eigen land benadrukt worden. Het heeft een exclusief karakter, de klemtoon ligt op het dominerende aspect van het eigen volk die de anderen uitsluit.! Dit kan leiden tot onverdraagzaamheid en etnische zuiveringen.

Deze twee componenten kunnen we voorstellen als een continuüm, dat in grote mate samenvalt met de tegenstelling tussen links en rechts. Men kan dan ook concluderen dat het nationalisme met alle ideologieën verzoend kan worden, afhankelijk van de relatieve klemtoon die men legt op beide polen.

40

Page 41: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Tussen revolutie en restauratieDe Heilige AlliantieNa de overwinning op Napoleon in 1815, werd de Heilige Alliantie opgericht met Oostenrijk, Pruisen en Rusland. Datzelfde jaar werd Engeland ook lid en noemden men zichzelf de Grote Alliantie; waarmee ze een soort Europees bestuur vormden. Ook Frankrijk werd in ’18 toegelaten als lid.

Vanaf 1822 ging Engeland steeds minder actief deelnemen, omdat ze niet akkoord waren met de mogelijkheid van het Alliantie om andere landen binnen te vallen, zodat nationale en liberale opstanden neergeslagen konden worden.

Oostenrijk domineerde Europa sinds 1815; belangrijke posities waren Midden-Europa, maar vooral Noord-Italië. Door deze laatste, kon men de Italiaanse eenmaking uitstellen. Oostenrijk was ook voorzitter van de Duitse Bond sinds het Congres van Wenen, waardoor de versnippering van de Duitse natie behouden kon worden. Drijvende kracht achter deze politiek is kanselier Klemens von Metternich (1773 – 1859),

die vaak repressieve methoden gebruikte om internationale en maatschappelijke orde te handhaven.

De restauratie na het Congres van Wenen steunde vooral de bevoorrechte groepen van het Ancien Régime. Ze waren de krachten van behoud, die zich beriepen op de ideologie van het conservatisme of het traditionalisme.

- De vorsten: op veel plaatsen tot 1848 of later een grote invloed behielden- De kerk: ondanks de liberaal-katholieke stroming, werd ze steeds meer antiliberaal- De adellijke grootgrondbezitters: verliezen van de FR grotendeels goedmaken

Tussen 1815 en 1870, probeerde de kracht van verandering, onder leiding van de burgerij, een liberale en nationale burgerstaat op te richten; door de omverwerping van bestaande staten, of het oprichten van nieuwe staten. Dit gebeurde in twee fasen:

- Eerste helft 19de eeuw: beïnvloed door de romantiek, werden veranderingen doorgevoerd ten gevolgen van de revoluties; druk van onderuit.

- Tweede helft 19de eeuw: beïnvloed door pragmatisme, werden veranderingen verder uitgewerkt ten gevolge van de Realpolitik; druk van bovenaf.

Dit leidde tot drie revolutiegolven, die meestal een nationalistisch karakter hadden.

41

Page 42: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

De revoluties in Latijns-AmerikaDe eerste golf van revolutie vond plaats in de Spaanse en Portugese kolonies in Latijns-Amerika. Naar het voorbeeld van de Amerikaanse en Franse revoluties, was er in 1808 reeds een opstand van de Creolen, die het gezag van Napoleon niet accepteerden. Vanaf 1814, na de nederlaag van Napoleon, werd het gezag van de Spaanse koloniale autoriteiten hersteld.

Na de verwerping van de koloniale opstanden, klachten door de Spaanse koning, volgde een nieuwe opstandige beweging. Deze had meer succes, aangezien er in Spanje een revolutie uitgebroken was in 1820. Alle huidige Latijns-Amerikaanse landen werden één voor één onafhankelijk verklaard. Ook in Portugal volgde een opstand in 1821, waardoor Peru zich als enige land zonder strijd zijn onafhankelijkheid kon verwerven.

Een gewapende tussenkomst van de Heilige Alliantie was er niet in Latijns-Amerika:- Engeland verzette zich hiertegen, omwille van economische redenen- Amerikaanse president Monroe verzette zich tegen Europese tussenkomst op het

Amerikaanse grondgebied. Engeland en Amerika erkende de nieuwe staten als autonome staten, ondanks de

plannen om een grote federatie te vormen (die er niet kwam).

De revoluties van de jaren 1820 en 1830 in EuropaDe revoluties in Europa kenden geen successen, zoals in Latijns-Amerika. In het centrum werden de meeste opstanden in de kiem gesmoord. De eigenlijke revolutiegolf van ’20 is te situeren aan de buitenkant, de periferie van het continent, waar corrupte en zwakke regeringen de macht hadden. Een liberale revolutie in Spanje in 1820 ging gepaarrd met separatistische opstanden in Catalonië en het Baskenland, waardoor de vorst een aantal liberale toegevingen deed. Deze werden twee jaar later door het Franse leger verwijderd. Ook in Portugal aanvaarde de vorst de installatie van een constitutionele monarchie in 1821; het regime kon rekenen op steun van Engeland, zodat het zich kon handhaven.

De Italiaanse beweging van nationale heropstanding groeide vanaf de 18de eeuw, namelijk de Risorgimento. Deze nieuwe Italiaanse identiteit is gebaseerd op het oude Rome en de renaissance, in tegenstelling tot de falende, achterlijke besturen van toen. De nationale gedachte werd versterk door Napoleon, toen de politieke en administratieve hervomingen zorgde dat de eenmaking dichterbij kwam. Tevens zorgde het Franse bestuur voor een versterking van het besef van de nationale eigenheid. Tijdens het Congres van Wenen werd hier geen rekening mee gehouden; Italië werd weer een lappendeken onder Habsburgse controle. De Risorgimento-gedachte bleef bestaan en werd aangewakkerd door de geheime Carbonari, die alle nationale en liberale eisen bundelde. De koning was bereid om de constitutie te aanvaarden in 1820, maar de Oostenrijkse troepen herstelden de vroegere toestand weer in 1821.

In Sint-Peterburg in Rusland werd in 1825 de Dekabristenopstand (of Decembristen-) neergeslagen, wat een verstrakking uitlokte van de tsaristische absolute autocratie.

42

Page 43: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Vanaf 1821 begin de Griekse vrijheidsstrijd tegen de Turken, die overheen heel Europa door alle ideologieën gesteund werd. De Heilige Alliantie steunde de Turken toen niet, door tegenstellende belangen die hen verhinderden. Griekenland werd onafhankelijk in 1830, waarna ook in de Balken een nieuwe internationale toestand tot stand kwam. Moldavië, Walachije en Servië wisten zich onafhankelijk te maken van de Turkse autoriteiten.

De revolutiegolf van 1830 vond wél ook plaats in het centrum. In Frankrijk maakte de julirevolutie van dat jaar een einde aan de Restauratie; de monarchie bleef bestaan. Er kwam een parlementair regeringssysteem tot stand onder leiding van een burgerkoning. Er werd een nieuwe grondwet opgesteld: ministeriële verantwoordelijkheid, verruiming van het kiezerscorps, afschaffing van de erfopvolking in de senaat. De welgestelde bourgeoisie kreeg meer politieke macht, maar ook haar maatschappelijke positie verbeterde door de beginnende industrialisatie.

De revoluties hadden een liberale én een nationale component. België had zich succesvol losgerukt van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden in een liberale én nationale revolutie. Ook hier wer deen parlementaire monarchie opgericht, waarbij vooral de welgestelde burgerij voordelen haalden. De grote mogendheden erkenden de onafhankelijkheid, op voorwaarde dat België een eeuwig neutraal land zou blijven.

Het succes van de Belgische opstanden, is mede te danken aan de Poolse nationalisten. De Russische tsaar had troepen klaargemaakt om de opstanden in België te komen neerslaan, maar deze werden in Polen ingezet voor het uitbreken van een lang voorbereidde opstand. Polen werd toen volledig geannexeerd aan Rusland. Zelfs de garanties voor het behoud van de Poolse cultuur van het Congres van Wenen, werden volledig verworpen.

In Italië begon de opstand in 1831, waarbij men streefde naar het verwerven van een liberale constitutie in bepaalde staten (hoewel geïnspireerd op de Carbonari). Oostenrijkse hulp werd ingeroepen en aanvaard door verschillende staten, aangezien men het liberalisme vreesden. De oprichting van Jong Italië (Giovane Italia) zorgde voor het behoud van het ideaal van een vernieuwd, ééngemaakt Italië. Deze hadden een drievoudig doel:

- De massa winnen voor de nationale zaak- Een nieuwe, liberale staat tot stand brengen- Een samenwerking van alle naties in een democratische liga van natie’s

Dit laatste doel leidde tot de oprichting van de Jong-Europa beweging, een netwerk van samenzweringen ter voorbereiding van een nieuwe revolutiegolf.

In enkele Duitse staten werd een constitutie goedgekeurd, de drukkende publieke opinie werd verspreid via de pers en er was een toenemende politieke belangstelling. De Burschenschaften herleefden. In mei 1832 was op het kasteel van Hambach aan de Rijn een bijeenkomst van studenten, professoren en intelligentia. Men pleitte voor een ééngemaakte Duitse constitutionele staat onder een rood-zwart-gele vlag. Metternich verstrengde de repressie vanuit Frankfurt met nieuwe goedgekeurde decreten.

43

Page 44: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Het revolutiejaar 1848De revolutiegolf van 1848 was de eerste echte algemene revolutie in de Europese geschiedenis, die in alle Europese lidstaten plaatsvond, behalve Rusland. Veel Europeanen waren ongeduldig over de realisering van dezelfde doelstellingen:

- Liberaal: een verantwoordelijke regering- Nationaal: onafhankelijkheid of samenbrengen van een hele natie binnen één staat- Sociaal: afschaffing horigheid waar die nog bestond en betere leefomstandigheden

voor kleine burgerij en arbeiders

In Frankrijk vond in februari 1848 een revolutie plaats vanuit de liberale burgerij, dat mede beïnvloed werd door het beginnende socialisme. De burgerkoning Louis-Philippe werd gedwongen tot afstand van de troon. De (tweede) republiek werd uitgeroepen, waarin aanvankelijk radicaal-liberale en democratische elementen de toon aangaven.

Het succes van de revolutie in Frankrijk, was aanstekelijk voor de rest van Europa. het Habsburgse rijk was sinds maart 1848 wankel door liberale en nationale opstanden. Een revolutionair comité kreeg de macht over de stad Wenen, maar ook in de rest van het keizerrijk waren nationale opstanden. De Hongeren splitsten zich af, richtte een parlement op in Boedapest en riepen de onafhankelijkheid uit. Tsjechië vormden een voorlopige regering in Praag en eisten zelfbestuur. Kroatië kwam in opstand tegen het onderdrukken nationalisme, richten een eigen parlement op en weigerden het gezag van Hongarije nog langer te erkennen; ze verklaarden zich royaal tegenover de Habsburgse keizer.

De opstand in Wenen had grote invloeden in Italië, waar de vorstendommen nog door Oostenrijk gecontroleerd werden. In maart 1848 vonden opstanden plaats in verschillende delen van Italië, waardoor een Guerra Santa begonnen werd tegen Oostenrijk door de vorst van Savoye. Hij werd verslagen, waardoor verschillende delen van Italië opnieuw onder Oostenrijkse controle stond.

In Duitsland vond de revolutie zowel binnen de afzonderlijke staten, als op vlak van de Duitse Bond plaats. In maart 1848 vaardigden sommige deelstaten een liberale constitutie; algemeen werd een constitutioneel regime opgesteld, dat in mei leidde tot het oprichten van een wetgevende macht, die bij algemeen Duitssprekenden mannenstemrecht verkozen wordt; men zetelde in de St. Paulskirche in Frankfurt. Het nationale eenheidsstreven op nationaal Duits niveau, werd door het revolutionaire klimaat versterkt.

! De Duitse revolutionairen streefden niet naar dezelfde blauwdruk van de samenleving:- Groot-Duitsers: het hele Habsburgse rijk onder leiding van de Oostenrijkse dynastie,

dus ook de delen die niet tot Duitsland hoorden.- Klein-Duitsers: het samenbrengen van alle niet-Oostenrijkse Duitsers in één staat

onder Pruisische leiding, met ook alle Pruisische niet-Duitse gebieden.

44

Page 45: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

In de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden grondwetgevende verkiezingen gehouden, met een onverwacht conservatieve meerderheid in het parlement. Er volgen opstanden, een linkse staatsgreep, gevolgd door een rechtse staatsgreep. De arbeidersopstand werd bloederig neergeslagen door het leger, met hulp van de burgerij en de boeren. Er werden nieuwe, directe presidentsverkiezingen gehouden op grond van de nieuwe Franse grondwet van december 1848. De neef Napoleon kwam aan de macht. In december 1851 trok hij alle macht naar zich toe in een staatsgreep. Hij benoemde zichzelf keizer van de Fransen bij de gratie van Gods en de wil van de natie.

Oostenrijk herpakte zich: in oktober 1848 werden de Weense opstanden verslagen en werd de (toegeeflijke) keizer Ferdinant I verplicht zijn troon af te staan aan zijn neef Frans-Jozef. Aan het begin van 1849, kon men de Hongaarse opstand voorlopig bedwingen en werd de oude orde hersteld. In arpil 1849 kwamen de Hongeren opnieuw in opstand. Ze moesten zich echter overgeven aan de Oostenrijkers, die hulp kregen van Rusland en Kroatië.

Ook in Italië werd de orde hersteld. De paus Pius IX had zijn liberale sympathieën laten vallen, en vroeg hulp aan Oostenrijk, Frankrijk en Spanje. Verschillende opstandige prinsdommen werden (opnieuw) overwonnen; de oude orde werd hersteld.

De revolutie was al gedaan; maar in maart 1849 stemde het Duitse parlement in Frankfurt om de staat van Klein-Duitse organisatie te nemen; dus zonder Duitssprekend Oostenrijk. Het parlement bood de keizerstroon aan de Pruisische koning Frederik-Willem IV, maar deze weigerde om de kroon uit handen van de volksvergadering te nemen. hij wenste dat de vorsten zelf over de toekomst van Duitsland zouden beslissen. Onder Russische druk, werd in november 1849 de Duitse Bond weer onder Oostenrijkse leiding geplaatst door de Pruisische koning.

In Oostenrijk was in de grondwet van 1849 twee jaar later weer afgeschaft. Er begon een neo-liberale periode.

Op korte termijn is de balans van 1848 slecht, negatief. De revolutie mislukte en de bevolking geraakte gefrustreerd. Overal vroeg men een grondwet, maar de constitutionele vrijheid werd enkel versterkt in enkele kleinere staten zoals België en Zwitserland. In Frankrijk regeerden men nog lang volgens het bonapartisme, en het algemeen stemrecht in Pruisen zorgde voor een oververtegenwoordiging van de sociale bovenlaag in het parlement; er was dus slechts in weinig gevallen te spreken over een democratie, die opgericht zou moeten worden met de liberale en nationale aspiraties.

Op lange termijn is de balans van 1848 echter wel goed: het belangrijkste resultaat is het ontstaan van een nieuwe manier van denken en voelen, namelijk een meer nuchtere en harde benadering van de werkelijkheid. Men ging nadenken over de weg die gevolgd moest worden om het grotere doel te bereiken. De liberalisme en nationalisme ondergingen invloed van de tijdsgeest, wat hen leerde dat een ideaal alleen niet voldoende was. Inzichten in de reële machtsverhoudingen en de verbonden Realpolitik werd de nieuwe vuistregel. Het machtsdenken werd dus toonaangevend.

45

Page 46: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Met dit op de achtergrond, wat er ook een transformatie voor de burgerij. Door haar sociale positie, werd ze steeds meer een kracht van behoud dan een kracht van verandering. Echter was de revolutie van 1848 de laatste burgerlijke revolutie in Europa. Nadien kende men enkel nog nationalistische, socialistische of facistische revoluties.

De evolutie in de Angelsaksische wereldIn Engeland kennen we geen revolutie dankzij het voorbeeld van de Franse julirevolutie. De liberale stroming kent vooruitgang omdat de politiek vreest voor een opstand van het gewone volk. Men luistert naar de Britse industriëlen, wat leidt tot de Reform Act van 1832. De samenstelling van het Britse parlement veranderd daardoor drastisch: het kiezerscorps neemt met de helft toe (1/5de vd mannelijke burgers) en en verdeling van de parlementsleden wordt evenwichtiger verspreidt over de verschillende klassen en regio’s. Naast de oude landaristocratie, werden nu ook de industriële belangen gehoord. De consequentie: een grotere invloed van de publieke opinie en van het parlement, waardoor de politieke krachten zich hergroeperen tot Conservatives en Liberals.

Die wijziging zorgt voor een snelle, grotere liberalisering: slavernij wordt afgeschaft, modernisering van het plaatselijke bestuur, sociale rechten van de arbeiders tegen de industriëlen (Factory Act). In dit Act werden voor het eerst reglementering opgesteld van vrouwen- en kinderarbeid. Met de Ten Hours Act kon men maximum tien werkuren per dag werken. Zo en omwille van andere wetten, wonnen de liberalen veel steun van het volk.

De grootste stap richting de burgerstaat gebeurde in de Verenigde Staten, die vanaf het begin reeds liberaal-democratisch wou zijn. Wie genoeg rijkdom heeft, heeft stemrecht. De democratische tendens begon tijdens de Amerikaanse Revolutie en werd door de republikeinen als Jefferson voortgezet. In jaren ’20 groeide een democratiseringsbeweging, onder leiding van Andres Jackson die in 1829 president werd. Het Jacksonian Era tot 1837 werd gekenmerkt door het algemeen (blank) mannenstemrecht in alle staten, waardoor de VS voorliep op Europa. Ook werd het tweepartijensysteem verder uitgebouwd:

- Democratische partij: de republikeinen veranderden van naam. Ze waren voor het behoud van de rechten van de staten en een vrije economie zonder monopolies. Men werd vooral gesteund door kleine boeren, arbeiders en frontier areas.

- Whigs: werden door de andere partij gedwongen om een sterke partijorganisatie op te stellen. Ze waren voor een sterke federale autoriteit, het protectionisme voor de industrie en de uitbouw van verkeersinfrastructuur, zodat de landbouwgebieden verbonden konden worden met de industriecentra. Ze werden vooral gesteund door ondernemers, grootgrondbezitters en welgestelden

46

Page 47: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

De expansie naar het Westen zorgde voor problemen van vrije kolonisatie. Men maakte vaak gebruik van slavernij, wat in de zuidelijke staten in het maatschappelijke systeem verankerd was. De politieke krachten hergroepeerden: de leden van de Whigs en Democraten die de slavernij wouden afschaffen, vormden de Republikeinse Partij. Ze werden vooral gesteund door het Noorden en streefden naar de vrijheid van het Westen, onder het Congres.

Toen de Republikeinse leider Abraham Lincoln (1809 – 1865) president werd, ontplofte de spanningen tussen Noord en Zuid en begon de Civil War (1861 – 1865). De zuidelijke staten scheurden zich af en vormden de Confederate States of America. De oorzaak was slavernij, maar de inzet was het federale gezag die haar wil op de staten kon leggen. Het Noorden wint uiteindelijk en kreeg het gezag over de federatie. De Amerikaanse burgers waren sinds toen de burgers van de Verenigde Staten.

Eenmaking van Italië en Duitsland, desintegratie van het Habsburgse RijkHet nationalisme kende grote successen tussen 1859 en 1871: koninkrijk Italië, dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije en het Duitse rijk werden gesticht. Datgene dat de revolutionairen in 1848 niet konden verwezenlijken, werd in deze periode door de staatslieden van bovenaf georganiseerd. Dit ging niet zonder geweld: de macht van de behoudsgezinde Oostenrijk en Rusland moest gebroken worden en de oude Duitse en Italiaanse staatjes wilden onafhankelijk blijven, dus moesten tot fusie gedwongen worden.

In deze ontwikkelingen was de Balkan een katalysator. De macht van het Ottomaanse Rijk verkleinde, wat zorgde voor een scherpe belangentegenstelling tussen Oostenrijk en Rusland. Beiden wouden ze hun invloed op het schiereiland uitbreiden, wat duidelijk werd in de Krimoorlog. Rusland bezette Moldavië en Walachije (schatplichting aan Turkije). Engeland, Frankrijk én het Italiaanse Piëmont steunden Turkije, door de oorlog te verklaren aan Rusland. Oostenrijk liet bondgenoot Rusland in de steek, dus moest die terugtrekken. Op de Vrede van Parijs stelden Frankrijk en Engeland zich garant voor de handhaving van

het zelfbestuur van Moldavië en Walachije (sinds 1862 versmolten tot Roemenië). Dit gold ook voor Servië, waaruit de Russusche invloed geweerd werd.

De Krimoorlog was belangrijk, omdat de breuk tussen Oostenrijk en Rusland zo groot werd, dat het een einde betekende voor de Heilige Alliantie én beide verzwakten zeer sterk. Voor het eerst in moderne geschiedenis zouden Engeland en Frankrijk als bondgenoten optreden.

47

Page 48: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

ItaliëDe liberaal, nationalistische oppositie werd gecreëerd door de politieke versnippering en het conservatieve, zelfs reactionaire bewind in sommige vorstendommen na 1815. Die oppositie stond tegenover de belangen van grootmacht Oostenrijk en de pauselijke aanspraken op de wereldlijke soevereiniteit. Het Italiaans liberaal patriotisme was in 1848 in opstand gekomen, waar verloor toen tegen Oostenrijk.

Het enige winpunt van 1848, want de parlementaire monarchie en de liberale constitutie van Piëmont. De hoop van Italiaanse nationalisten was gericht op Piëmont, want ze waren de enige die voldoende onafhankelijk waren om een anti-Oostenrijkse politiek te voeren. Vanaf 1852 was Camillo di Cavour (1810 – 1861) de eerste minister, die de leiding nam over de Italiaanse eenmaking; in de overtuiging van de politieke en economische mogelijkheden en dus niet vanuit het nationalisme. Hij vroeg steun bij Europa, want hij dacht dat de eenmaking niet mogelijk was zonder steun van buitenaf. Frankrijk en Engeland zouden helpen om Oostenrijk uit Italië te krijgen.

De eenmaking werd gerealiseerd in 1859 – 1861. Via een geheim akkoord met Napoleon III, kon een Oostenrijkse oorlogsverklaring uitgelokt worden. De wreedheid van oorlog, zorgde voor een voortijdige wapenstilstand door Frankrijk. Venetië was niet gewonnen, maar Lombardije was nu wél deel van Piëmont. De oorlog had ook opstanden uitgelokt in Midden-Italiaanse vorstendommen. In 1860 hield men enkele referenda, welke leidden tot de vereniging met Piëmont van Midden-Italië. Frankrijk ging hiermee akkoord, in ruil voor Nice en Savoye.

Cavour focuste op de eenmaking van Noord- en Midden-Italië, maar kreeg ook Zuid-Italië mee. De inname van Rome zou internationale complicaties uitlokken, dus bezette hij de Pauselijke Staten vanuit het Noorden; én vanuit het Zuiden, onder leiding van Garibaldi. Een referendum leidde tot de aansluiting van Zuid-Italië bij Piëmont.

Deze spectaculaire gebeurtenissen van 1859, werden beëindigd door het oprichten van het Koninkrijk Italië in 1961, met vorst Emmanuel II en hoofdstad Turijn. Er was een liberaal, parlementair regeringssysteem. Door de steun aan Pruisen tijdens de Pruisische-Oostenrijkse oorlog, kreeg men Venetië als een beloning. Na een nederlaag van de Franse troepen tegen Pruisen, werd ook Rome ingenomen en als hoofdstad uitgeroepen.

Achteraf wordt de eenmaking als onvermijdelijke uitkomst van het Italiaans nationalisme beschouwd. De eenmaking bleef wel onvoltooid! De Romeinse kwestie was een conflict tussen de paus en de nieuwe staat, dat het jonge Italië verdeelde. De paus erkende het nieuwe koninkrijk niet, wees elke regeling af en beschouwde zichzelf als gevangene van het Vaticaan. Hij stelde een verbod op de Italiaanse Katholieken om zich politiek te engageren. Deze kwestie werd pas in 1918 opgelost, door de stichting van Vaticaanstad, waardoor de

pauselijke soevereiniteit hersteld werd.

Tijdens de eeuwenlange staatkundige verbrokkeling, waren sterke regionale verschillen gegroeid. Deze bleven ook na de eenmaking bestaan. Het conflict speelde tussen het stedelijke Noorden en het landelijke Zuiden, maar speelde ook door Italiaans sprekende gebieden die nog buiten het grondgebied lagen, nl. Triëst en Zuid-Tirol (Italia irredenta). Dit zorgde voor een integraal-nationalistische beweging, welke Italië motiveerd om in 1915 deel te nemen aan de WOI aan de kant van de geallieerden.

48

Page 49: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

DuitslandDe Duitse Bond is opgericht in 1815 door het Congres van Wenen; het was een zwakke confederatie van 39 staten. Oostenrijk was de historische leider van Duitsland, maar dit werd betwist door de uitdagingen tegenover Pruisen, de tweede Duitse grootmacht. De rivaliteit tussen beiden zou de uitkomst van de Duitse eenmaking bepalen.

Reeds in 1834 zette Pruisen een belangrijke stap richting de Klein-Duitse eenmaking, door de creatie van de Duitse douane-unie Zollverein, bestaan uit 18 staten zonder Oostenrijk.

Zoals in Italië, was 1848 het hoogtepunt van het Duitse liberaal geïnspireerde patriotisme; en tegelijk ook een keerpunt in de eenmakingsbeweging. Men ontwikkelde de realistische gedachte dat de Duitse eenmaking enkel gerealiseerd kon worden door de bestaande staten. De Frans-Piëmontische oorlog tegen Oostenrijk, leidde tot een versterking van het Duitse nationalisme. De Pruisische minister-president Otto van Bismarck (1815 – 1898) speelde hier handig op in bij zijn aantrede in 1862.

Bismarck voerde een Realpolitik. Hij wilde de Pruisische hegemonie, overmacht in Duitsland én Europa vestigen, met alle nodige middelen. Hiervoor moest hij eerst Oostenrijk uitschakelen als leider van de Duitse Bond. Na een instensieve, militaire voorbereiding, versloeg hij Oostenrijk in enkele weken. Wenen moest instemmen met de ontbinding van de Duitse Bond. Bismack annexeerde zes Duitse landen, sommigen onder dwang. Deze Noord-Duitse Bond was een prefiguratie op het Duitse Rijk.

Frankrijk beschouwde de Duitse eenmaking als bedreiging. Maar, Bismarck kon zich geen oorlog tegen Frankrijk veroorloven, want dit brengt het risico op het ontstaan van een anti-Duitse coalitie. Frankrijk verklaard zelf de oorlog aan Pruisen, maar ze kregen geen steun van de neutraal blijvende grote mogendheden Oostenrijk, Engeland en Italië; Pruisen kreeg steun van de Zuid-Duitse staten. Naast het verliezen van een oorlog, moest Frankrijk ook nog eens het gebied Elzas-Lotharingen aan het nieuwe keizerrijk geven.

Intussen zijn de Zuid-Duitse staten toegetreden tot de Noord-Duitse Bond. Op 18 januari ’71 werd de Pruisische koning Willem I in Versaille tot keizer van het Duitse Rijk geproclameerd.

Het Duitse Rijk heeft 15 deelstaten die hun eigen instellingen en wetten behielden. Daarboven stond de Reichstag, verkozen bij algemeen stemrecht én de Bundesrat met afgevaardigden van de deelregeringen. De overmacht van Pruisen bleef wel op alle mogelijke manieren verzekerd: ze bleef de grootste staat en had 17 van de 58 zetens in de Bundesrat, mét vetorecht. De koning van Pruisen was Duits keizer. De rijkskanselier aan het hoofd van de regering, was ook minister-president van Pruisen, enkel verantwoordelijk tegenover de keizer. Duitsland was na 1871 een constitutionele, maar geen parlementaire monarchie. De eenmaking werd niet gerealiseerd door het liberale nationalisme, maar wel door Bismarck en het Pruisische militarisme.

De Italiaanse en Duitse eenmaking, maakte een einde aan het Europese machtsevenwicht, zoals vastgelegd in het Congres van Wenen. De rol van Oostenrijk was uitgespeeld; de twee nieuwe staten zouden de verdere geschiedenis van Europa bepalen. De overwinning over Frankrijk illustreerde de kracht van Duitsland, maar de talengemeenschap bleef verdeeld.

49

Page 50: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Het Habsburgse RijkDe nationale ideeën waren positief in Italië en Duitsland, maar lastig voor Oostenrijk, als veelvolkerenstaat. De verschillende naties hadden niet de bedoeling om het rijk te vernietigen, maar men wou wel zekere nationale rechten veroveren binnen het keizerrijk. Daarbij baseerden ze zich op de oude tradities.

De revoluties van 1848, maar zeker de Krimoorlog toonde de toenemende kwetsbaarheid van Oostenrijk. Men verloor belangrijke elementen bij de oorlogen en eenmakingen van Italië en Duitsland. Dat versterkte de aanspraken op een autonoom statuut, van de nationale minderheden in de Habsburgse monarchie.

Vanaf 1848 tot 1916 was Frans-Jozef I (1830 – 1916) de keizer van Oostenrijk. Hij was antiliberaal en voor een sterke centralisatie, inclusief het opleggen van de Duitse cultuur. De grootste groep niet-Duitsers waren de Magyaren, die sterk in opstand kwamen. Als tegemoetkoming, werd het parlement in 1867 proportioneel samengesteld met de verschillende nationaliteiten; dit werd geboycot door die Magyaren. Na het verlies tegen Pruisen in 1867 volgde de definitieve regeling: compromis of ausgleich.

Door de augleich werd Hongarije zelfstandig in de confederalistische dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije. Het grondgebied werd verdeeld door de rivier de Leithe; in het Noorden was Wenen de hoofdstad en Duits de officiële taal; in het Zuiden was Boedapest de hoofdstad en Hongaars de officiële taal. Ze waren gelijkwaardig, behielden hun eigen instellingen, maar bleven verenigd in de persoonlijke unie van Frans-Jozes I; keizer van Oostenrijk en koning van Hongarije. Er was een gemeenschappelijk financieel, buitenlands en militair beleid.

De ausgleich was echter geen oplossing voor de andere nationale groepen. Wel was er meer openheid in Oostenrijk en werden mogelijke oplossingen gezocht, maar die bleven uit. Zo was er een Slavische meerderheid in 1909, nadat het algemeen mannenstemrecht ingevoerd werd in 1907. Het effect hiervan was echter beperkt, door de autoritaire stijl de van keizer.

In Hongarije hadden de Magyaren de meerderheid. De Hongaarse politiek was vrij snel een magyarisering, tegen de nationale aspiraties van de Roemenen (Transsylvanië) en de Servo-Kroaten in Kroatië. Vanaf 1904 groeide conflicten met Servië uit tot een botsing tussen de overheid, tegenover de sterker wordende Zuid-Slavische (Joeglavische) solidariteit tussen Serven en Kroaten. De democratie bleef nog beperkt, aangezien een kwart van de mannen stemrecht had.

Zowel de Duitsers, als de Magyaren vonden zich superieur tegenover de Slavische volkeren van de dubbelmonarchie. Dit gebrek aan openheid tegen de barbaren, werd versterkt door de sociale tegenstellingen. De nationale en sociale verschillen versterkten elkaar; de nationale problemen werden dus niet opgelost door de dubbelmonarchie. Dit zal één van de oorzaken van WOI blijken te zijn.

50

Page 51: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

De katholieke kerk tegenover het liberalismeDe katholieke kerk was één van de pijlers van de maatschappelijke structuur van het Ancien Régime geweest. Door de Verlichting, de revoluties en het opkomende liberalisme, werd haar macht en status aangetast. Twee ontwikkelingen waren cruciaal:

- Het moderne wetenschappelijke denken: gesteund op het rationalisme en het empirisme; botste tegen de dogma’s en tradities. Het groeiende rationalisme volgde de vrijdenkerij, die bewust het atheïsme bepleitte.

- De ontwikkelingen van de moderne staat: elke gedeelde soevereiniteit werd verworpen. De verlichte vorsten, de revolutionairen van 1789 als de liberale burgerij streefden naar een scheiding tussen kerk en staat én de controle van de staat over de kerk, als particuliere vereniging. Dit leidde tot een krachtig antiklerikalisme, vooral tegen de wereldlijke zaken door de geestelijkheid.! Het was niet persé een negatieve houding tegenover de geestelijke en morele instellingen van de kerk; ze waren verenigbaar met een gelovige houding, dat voor hen enkel een privé-aangelegenheid was.

De kerk had geen gepast antwoord op deze ontwikkelingen. De oplossing bleef moeilijk, omdat de paus het geestelijke en wereldlijke bestuur moest combineren in Midden-Italië. Het liberalisme taste zowel de machtspositie, als de religieuze waarheid aan, dus werd ze de natuurlijke vrijand van de kerk. De kerk steunde de restauratie na 1815 en begon weer haar concordaatspolitiek vanuit de tijd van Napoleon. Ze probeerde het katholicisme in diverse staten verder te zetten, alsook haar bevoorrechte plaats terug te winnen.

Een aantal katholieken streefden na 1815 naar een synthese van katholicisme en moderne vrijheden. Katholieke minderheden sloten zich aan bij het liberalisme; liberaalkatholicisme in katholieke landen als België, probeerden de wil van de kerk te bevrijden van staatsvoogdij.

De theoretische verzoening tussen het liberalisme en het katholicisme werd uitgewerkt door de Franse prietser Félicité de Lamennais (1782 – 1854). Hij pleitte voor een scheiding van kerk en staat, aangezien hij erop vertrouwde dat er voldoende overtuigingskracht was in de kerk om de maatschappij te oriënteren in een regime van vrijheid. Bewijskracht voor deze these vond hij in de Belgische grondwet van 1830, waarin zowel politieke als godsdienstvrijheid opgenomen werd. Deze these werd, onder druk van Metternich, zeer sterk veroordeeld door paus Gregorius XVI in de encycliek Mirari Vos van 1832. Het liberaal-katholicisme verspreidde zich de volgende decennia als nog, zodat een aantal katholieken deelnamen aan de revoluties van 1848, vooral in Frankrijk. In Duitsland en België zorgde de pragmatische opstelling tot de vorming van conservatief ingestelde politieke partijen.

51

Page 52: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

De kerk bleef de moderne samenleving algemeen, en de liberale instellingen specifiek afwijzen. Dit gevoel werd versterkt door de revoluties van 1848, de antiklerikale wetgevingen van ’60 en ’70 en de wendingen van de Italiaanse eenmaking; waarin de verbinding van het liberalisme en het nationalisme zorgde voor een rechtstreekse bedreiging op de Kerkelijke Staten, die integraal opgenomen werden in eengemaakt Italië. In de kerk ontwikkelde een antiliberale, intransigente stroming die geen compromis met de moderne samenleving wilde sluiten. Na de eenmaking van Italië schreef apsu Pius IX de encycliek Quanta Cura, tegen de moderne vrijheden en met de Syllabus Errorum; een lijst van dwalingen. Daardoor namen grote delen van de burgerij en de intelligentia afstand van de clerus; ze vervreemden zich van de kerk.

De ontgoochelingen van de kerk, vormden een krachtige impuls voor de mobilisatie van de gelovigen. Dit zou leiden tot een netwerk van sociale, culturele en politieke organisaties op confessionele grondslag (verzuiling). Deze katholieke massabeweging kreeg een nieuwe rol in de opkomende democratie.

België als burgerstaatDe politieke ontwikkelingen na 1815 zijn een voorbeeld van de triumf van de burgerij. De staats- en natievorming was liberalistisch; de liberale beginselen konden zich pas doorzetten na de Belgische revolutie in 1830. België installeerde ene parlementaire regeringsvorm, waarbij de liberale partij de grootste was.

Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden was in 1815 opgericht bij het Congres van Wenen, door de grote mogendheden. Willem I van Oranje was de vorst, als zoon van de laatste standhouder van de republiek. Hij installeerde een constitutionele monarchie, waarbij de uitvoerende en wetgevende macht volledig in zijn handen lagen; de ministers waren enkel aan hem verantwoordelijkheid verschuldigd. De Staten-Generaal had geen initiatief- of amenderingsrecht, maar kon enkel regeringsontwerpen goed- of afkeuren.

Zoals Jozef II en Napoleon, wou hij een gecentraliseerde staat. Hij nam hiervoor vele initiatieven, gericht op de materiële en geestelijke verbetering van zijn onderdanen. Hij stimuleerde de industriële revolutie in het Zuiden en de handen in het Noorden; deze twee zag hij als dé twee pijlers van de nationale economie, met de Indische kolonie als afronding. Hij verhoogde het onderwijs door het oprichten van rijksnormaalscholen, -athenea en universiteiten. Het Filosofisch College van Leuven zou verlichte priesters moeten opleiden. Tevens zette hij in op natievorming door het Nederlands te stimuleren, in de hoop om de culturele verbondenheid tussen Noord en Zuid te verhogen en uiteindelijk te komen tot een eenheidsstaat.

52

Page 53: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Willem I kreeg steun in het Noorden van industriëlen en ondernmers; in het Zuiden van bankiers en handelaars. De algemene opinie van het gewone volk was echter de mentaliteit van onderdanigheid en loyaliteit tegenover de vorst. Dit was geworteld in de historische trouw voor het Oranjehuis.

Op grond van deze publieke opinie, ontstond er kritiek en verzet in het Zuiden. Dit verzet begon traditionalistische, maar vanaf 1825 was het eerder progressief en geïnspireerd door het liberalisme en het nationalisme. De traditionalistische, conservatieve oppositie was eigenlijk een herneming van het verzet uit het Ancien Régime, gedragen door bisschoppen en priesters.

Vanaf 1825 was het verzet eerder progressief, onder invloed van de romantiek. Een jongere generatie katholieken en liberalen werkten samen, omdat ze beiden streefden naar vrijheid. Beide groepen verzetten zich tegen het dirigitistisch optreden van Willem I. Ze wouden een samenleving waar burgerlijke vrijheden gewaardborgd zijn, waar het parlement volledig haar wetgevende functie kan uitvoeren als verlenging is van de natie en waar de rechtbanken onafhankelijk zijn. De blauwdruk was dus de liberale staat.

Deze liberale eisen waren verbonden met het nationalisme, omdat de oppositie alleen in het Zuiden gekend was. De rellen van augustus 1830 in Brussel, waren sterk anti-regerings- en anti-Hollands karakter. In september vroeg men de administratieve scheiding, en vervolgens de Belgische onafhankelijkheid. De standpunten radicaliseerden door de intrede van het leger in Brussel.

Eind september werd Voorlopig Bewind opgericht, dat op 4 oktober 1830 de Belgische onafhankelijkheid uitriep. Ze legde de basisvrijheden van het Belgische volk vast en organiseerde verkiezingen voor een grondwetgevende vergadering. Op 3 november werd het Nationale Congres verkozen, dat een democratische signatuur had; op 7 februari 1831 vervolledigde men de grondwet.

Het Nationaal Congres koos voor een parlementaire monarchie; men wou een monarchie, maar ook een parlementair regeringssysteem met ministeriële verantwoordelijkheid. De burgerlijke en politieke vrijheden werden gewaarborgd, alsook de scheiding van machten. Op 21 juli 1831 legde Leopold van Saksen-Coburg de grondwettelijke eed af als koning.

Het regime bestond uit een samenstelling van de gelijkgezinden Unie der Opposities van ’27, dus uit katholieken én liberalen samen. Bij de verkiezingen stonden de kandidaten op één gemeenschappelijke kandidatenlijst = unionisme; wat versterkt werd door de aanhoudende oorlogsdreiging van Nederland, tot 1839.

53

Page 54: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

De democratie was beperkter dan gehoopt door de patriotten:- Het parlement werd op een restrictieve manier samengesteld. Via een differentiële

kiescensus, werd het platteland bevoordeeld. Het stemrecht was beperkt tot 1% van de bevolking, via een niet-geheime verkiezing in de arrondissementenhoofdplaatsen die de koning, de rijken en de kerk de kans bood om de kiezers onder druk te zetten.

- De sterke invloed van de uitvoerende macht. De unionistische regering had geen échte oppositie in het parlement, en in dezelfde periode was er een duidelijke poging van Leopold I om de koninklijke invloed te vergroten.

Mede door de pauselijke veroordeling van het liberalisme in de Mirari Vos, groeide een conservatieve alliantie van koning, notabelen en de kerk. Dit was dan ook in het voordeel van de kerk, die hiervan profiteerde. Als reactie pleitte de liberale burgerij voor de vrijmetselarij; wat door de kerk veroordeeld werd. door het wegvallen van de oorlog met Nederland, ontstond een openlijke mogelijkheid van een binnenlandse oppositie. Het unionisme verdween als politieke unie en ging als ideologie samenvallen met het blok rond de koning, de kerk en de regering.

In 1841 werd de eerste, permanente kiesvereniging gesticht door de liberalen, en gingen zij zich als partij manifesteren. Dit was een samenstelling van de sociaal-progressieve Radicalen en de sociaal-conservatieve Doctrinairen. Ze stelden een programma op van democratisering, lotsverbetering van de werkende bevolking, doorbreking van het kerkelijke overwicht in het onderwijs en het installeren van een onafhankelijk burgerlijk gezag. Deze partij won de politiek, dus moest koning Leopold I een nieuwe politiek aankondigen. Het unionisme had plaatsgemaakt voor de tegenstelling tussen liberaal en conservatief; een tegenstelling die samenviel met antiklerikaal tegenover confessioneel.

Het eerste liberale kabinet ontstond in 1846. De uitwerking van haar programma werd versterkt door de revoluties van 1848, welke niet écht plaatsvond in België omdat de regering een aantal liberale maatregelen nam. De liberalen bleven bijna permanent aan de macht tot 1884.

Verlaging van de kiescensus tot het grondwettelijke minimum, verbod op cumulatie van een staatsambts met een parlementair mandaat en de afschaffing van het dagbladzegel

De liberale periode viel samen met een fase van economische groei en toenemende industrialisering. De ondernemende burgerij kende een snelle, positieve evolutie. Er ontstond een ruime consensus over de finaliteit van de politiek: de participatie van de elite aan de staatszaken. De staat werd daarbij beperkt tot enkele ministers, het wetgevende werk was beperkt tot het opstellen van een kader voor de ondernemende burgerij en een sociale wetgeving werd uitgesloten.

Op levensbeschouwelijk vlak groeide de tegenstellingen: beide partijen werden meer radicaal tegenover elkaar. vooral na de val van depauselijke staten in 1870, groeide een sfeer van een latente burgeroorlog tussen de katholieken en de liberalen.

54

Page 55: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Deze strijd kende het hoogtepunt na de liberale verkiezingsoverwinning in 1878. Het liberale kabinet richtte zich toen tot het katholieke lager onderwijs, in een poging om de invloed van de kerk op de volksmassa’s te doorbreken. Dit mondde uit in de schoolstrijd. De katholieken vonden een nieuwe eensgezindheid tegenover hun gemeenschappelijke vijand. Ze versterkten en wonnen de verkiezingen van 1884, waarna ze aan de macht bleven tot WOI.

De schoolstrijd was hoofdzakelik een strijd tussen twee politieke elites, die elkaars invloed op de maatschappij betwistten. Daarbij was er geen rechtsstreekse samenhang met de materiële situatie van het gewone volk, of met een verruiming van de democratie. Het zorgde voor een versterking van de bestaande tegenstellingen:

- Vlaamsgezind versus niet-Vlaamsgezind- Artistocratisch versis kleinburgerlijk- Stad versus platteland

De versterkte de politieke tegenstellingen, maar ze werkte ook als een sluier! De sociale problemen waren zo grotendeels uit het gezichtsveld van de politieke elite verdwenen. Ze waren ondertussen wel groter geworden, door de doorbraak van de eerste industriële revolutie in België.

55

Page 56: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

De bloeitijd van het liberale kapitalismeDe burgerij kon in de 19de eeuw een liberale burgerstaat oprichten doordat ze de krachten van behoud kon onttronen. De opkomst van burgerij als nieuwe, politieke elite was mogelijk door de industriële revolutie, welke haar een sociaal-economische basis gaf. Het industriële kapitalisme groeide snel na 1815, wat voordelig was voor het liberale klimaat.

Voor 1815 kende alleen Engeland een industriële revolutie. Aangewakkerd door de spoorwegenrevolutie en de vrijhandel, was België het eerste continentale land waar ook een industriële revolutie haar grote doorbraak maakte.

Spoorwegenrevolutie en vrijhandelOp verschillende plaatsen in Europa werd eind 18de, begin 19de eeuw veel verbeteringen aangebracht aan het bestaande verkeersnet. Dit was een antwoord op, en een stimulans voor de industriële groei. De eerste fase was het verbeteren van wegen en kanalen.

De meeste Europese wegen waren hoogstens karrensporen. Engeland was de eerste vernieuwer met de Turnpike Act van 1663; deze liet particulieren toe om wegen aan te leggen en tolheffing toe te passen voor de exploitatiekosten. In 1840 was 1/6de van alle Engelse wegen in het bezit van Turnpike-Trusts. In Frankrijk werd het Beheer van Bruggen en Wegen opgericht in 1760, die verantwoordelijk was voor de aanleg van de huidige routes nationales. Napoleon zorgde voor de verdere uitbouw én de aanleg van steenwegen.

Kanalen werden in de Middeleeuwen ook al gegraven, maar in de 18de eeuw gold er een canal fever. Europese landen gingen allemaal investeren in kanalen, waardoor rond 1830 alle Engelse steden verbonden waren via water. Dit zorgde voor een daling in de vervoerskosten, een daling in de goederenprijs, een stijging in de consumptie en zo een productiestijging.

Behalve de uitbreiding en de modernisering van de verkeerswegen, werd de internationale handel in de 19de eeuw vergemakkelijkt door de verbetering van de vervoersmiddelen; de stoomkracht zorgde voor een revolutie, op het water én op het land. De stoommachines werden in 1807 toegepast op de aandrijving van boten, wat zorgde voor de uitvinding van radarboten, die een groot succes kende op de binnenwateren. Voor zeetransport gebruikten men nog lang het zeilschip, tot de uitvinding van de scheepsschroef in 1826. Na verschillende verbeteringen, werden zeilboten in 1870 vervangen door grotere stoomboten.

Op het land zorgde de spoorweg voor een revolutie. Al langer werden spoorstaven gebruikt, waarbij het rollend materieel voortgetrokken werd door paarden. Men zich een mogelijkheid om stoom als trekkracht in te schakelen. In 1804 werd de stoomlocomotief uitgevonden; in 1830 werd de eerste moderne, openbare spoorweglijn geopend, ook voor personenvervoer tussen Manchester en Liverpool. De spoorweg werd tot de helft van de 19de eeuw voornamelijk gebruikt als sneller en flexibeler alternatief voor vrachtvervoer over het kanaal.

56

Page 57: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

De groei van het spoorwegennet was spectaculair! Ze domineerde vooral in Groot-Britannië, waar men tussen 1840 en 1875 vele procenten van het nationale inkomen aan de uitbouw van het sporennet besteed. Vanaf de jaren 50 was het Britse spoorwegnet in grote lijnen ontwikkeld, zodat ondernemers gingen uitkijken naar de aanleg op andere plaatsen.

De Britse regering focuste op de vrijmaking van de economie; ze nam geen directe maatregelen om de groei te stimuleren. De ondernemers konden zich een eenzijdige stap naar de vrije markt permitteren, omdat ze een grote technologische voorsprong hadden en hun economische groei was voortdurend. Ze werden voor vele producten de dominante exporteur: steenkool, ijzerexport en textiel. De Britse zware industrie wist een absoluut overgewicht op het wereldvlak uit te bouwen, dat pas na 1900 met enige ernstige concurrentie af te rekenen had.

Het continent had een ernstige achterstand op industrialisatie. Na 1815, kozen Europese landen voor een handelsprotectionisme, om zich te beschermen tegen Engelse concurrentie. Al snel bleek de gelijkmaking met Engelse technieken nodig! Afhankelijk van de economische en politieke uitgangspunten van de verschillende landen, was dit gelijkmaken makkelijker of moeilijker. Globaal gezien kunnen twee fasen onderscheiden worden:

1. Van 1815 tot 1850 : de industrialisatie nam toen, maar in verschillende snelheden.

In België was er in de jaren 30 en 40 een snelle doorbraak van een zware industrie.

In Frankrijk kwam de industrialisering traag op gang, gesteund op de textielindustrie. De Franse Revolutie en Napoleonistische oorlogen hadden de beginnende mechanisering afgeremd. Na 1815 was er een sterk protectionisme, waardoor kwalitatief én kwantitatief de industrialisering achterbleef. De fabrieksmatige productie werd sterk beperkt tot bepaalde regio’s; het spoorwegennet kwam traag op gang, waardoor het in 1850 net één vierde van het Engelse net was. Ook de verstedelijking bleef achter.

In Duitsland kende men een begin van de industrialisatie, gesteund op de steenkool- en ijzerproductie, die na 1850 een echte doorbraak zouden kennen. Men had vooral te maken met politieke versnippering. De ijver naar een eengemaakte Duitse markt, zorgde voor de oprichting van de Deutscher Zollverein, die van 17 staten één markt maakte. Andere staten zouden zich later aansluiten. Deze organisatie zou heel Pruisen voorzien van spoorwegen, maar ook in andere staten werden ze aangelegd. De weerslag op de groei van de Duitse economie was beperkt. Huisnijverheid bleef nog de normale productiewijze tot 1850; 2/3de leefde in de landbouw.

57

Page 58: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

2. Tussen 1850 en 1870 : de industrialisatie van het continent

Tijdens de regeringsperiode van Napoleon groeide het Franse spoorwegennet, dat ervoor zorgde dat Frankrijk volledig tot één markt gemaakt werd. De economie draaide voornamlijk op de spoorwegen, de buitenlandse handel, de steenkoolproductie en de import van ruwe katoen. Echter bleef men nog steeds achter op Duitsland.

In Duitsland kende de spoorwegen een nog grotere groei dan in Frankrijk, maar de klemtoon van de industrialisatie lag bij de zware industrie. In 1871 annexeerde de Franse gebieden Elzas (centrum katoenindustrie) en Lotharingen (rijke ertslagen). De economische ontwikkelingen waren een instrument voor het nationalisme. De moderne eenheidsstaat werd mogelijk gemaakt door de industrialisatie, en de industrailisatie stimuleerde de moderne eenheidsstaat.

In 1870 waren de spoorwegnetten compleet in Engeland, België en Frankrijk. Globaal gezien, heeft de spoorwegenrevolutie drie belangrijke functies:

- Economische betekenis: de markt verruimt, de arbeidsmobiliteit verhoogt, de zware industrie wordt gestimuleerd en het publiek wordt vertrouwd met beleggingen.

- Sociaal-psychologisch effect: het platteland was niet langer geïsoleerd en er ontstond een massa.

- Politieke functie: de grote staten hadden de mogelijkheid om te consolideren.

De verbeterde transportmogelijkheden zorgden voor de mogelijkheid om een interregionale en internationale markt te organiseren, waardoor de productie kon specialiseren op regionaal en nationaal niveau; op voorwaarde dat de politieke belemmeringen verdwenen. Engeland was pioneer, waarbij de rol van de overheid indirect bleef. De douanerechten werden vrij snel afgeschaft, waarna een reeks politieke beslissingen vormde die de handel steeds liet uitbreiden. Er was een duidelijke verschuiving in de Engelse handel tussen 1850 en 1875. Vooral de Britse kolonies waren interessant voor de nationale economie; als leverancier van grondstoffen, als afzetgebied van afgewerkte producten en als investeringsplaatsen voor de spoorwegenaanleg.

Deze Britse economische expansie bevorderde de vrijhandelsbeweging, die toen een doorbraak kende. Engeland opende haar grenzen, terwijl Europa protectionistisch bleef. Het Cobdenverdrag tussen Engeland en Frankrijk was de eerste van een reeks bilaterale handelsverdragen. België sloot tussen 1861 en 1863 zo’n verdragen met Engeland, Frankrijk en het Zollverein; in 1863 werd de Scheldetol afgekocht van Nederland. Deze vrijhandel was zeer gunstig voor de Belgische handel, welke afgestemd was op de

transitotrafiek tussen Duitsland, Frankrijk en Engeland.

In 1870 gebeurde de Agricultural Invasion, waarbij Amerika haar graanoverschotten transporteerde naar het continent. De vrijhandelsbeweging keerde en vele landen (behalve Engeland en België) hielden opnieuw een protectionistische politiek.

58

Page 59: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

De vrijhandelsbeweging vormde twee economische zones in de wereldhandel:1. Het centrum: gebouwd rond Engeland, België en Frankrijk was dit de groep van de

meest geïdustrialiseerde landen. Delen van Duitsland, Italië en de Oostenlijke staten van de VS waren lid van dit centrum.

2. De periferie: de landbouwgebieden waren het economische randgebied, dat in funtie stond van de geïndustraliseerde landen waaraan grondstoffen en voedsel geleverd werd. Leden waren Zuid- en Oost-Europa, Rusland, het Zuiden van de VS en Latijns-Amerika. De toenemende industriële investeringen en verdere vervlechting met West-Europa kwam er door de Derde-Wereldpolitiek.

Bevolkingsexplosie en verstelijkingDe economische schaalvergroting ging gepaard met een sterke bevolkingsgroei, met verschillende snelheden in de Europese landen. Dit zorgde voor een fase van demografische transitie. Er was een overgang van een pre-industrieel bevolkingspatroon met een hoog geboorte- en sterftecijfer; naar een modern patroon met een laag sterfte- en geboortecijfer. Deze overgang verliep langs een tussenfase, waarin de mortaliteit ging dalen, gevolgd door de nataliteit. Deze fases gebeurden in alle Europese landen, op verschillende momenten.

De daling van het sterfecijfer kwam door de verbeterde voeding, hygiënen en medische zorgen; maar ook de inenting tegen de pokking die in 1720 opkwam in Engeland. De daling van het geboortecijfer kwam door de geboortebeperking, gekoppeld aan nieuwe attitudes als gevolg van verstedelijking en secularisering, groeiende welvaart, het verbod op kinderarbeid en de veralgemening van het onderwijs. Er was ook een sterke daling van kindersterfte, als belangrijke factor voor het dalen van de vruchtbaarheid.

De demografische groei speelde een belangrijke rol in de economische ontwikkelingen, omdat er meer arbeidskrachten én consumenten waren.

- Acute noodsituaties ontstonden waar de bevolkingstoename niet gepaard ging met een groei in de industriële productie; zoals Rusland.

- Het industrialiseringsproces verliep tragen bij trage bevolkingsgroei; zoals Franrkijk.- Een snelle industrialisatie werd gestimuleerd door ee sterke bevolkingsgroei; zoals in

België, Duistland en Groot-Britannië.

De bevolkingstoename en industrialisering zorgde voor verstedelijking, maar ook voor een overschot aan arbeid, dat alleen opgelost kon worden door massale emigratie; vooral richting de Verenigde Staten.

Tussen 1815 en 1871 was er een grote verstedelijking. Door de nieuwe mogelijkheden voor voedsel, leken dit proces zonder limieten. De omvang van de steden verplichtte tot nieuwe oplossingen voor waterbevoorrading, riolering en intern verkeer. Eerst groeiden de hoofdsteden, maar er ontstonden ook new towns gevestigd rond een mijn of een fabriek, waar mensen naartoe trokken via de spoorweg. De verstedelijking was het resultaat van een sterke bevolkingsgroei én een sterke migratie vanuit het platteland (zonder een leegloop).

59

Page 60: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

België als industriestaatEr zijn twee verschillen tussen de eerste industriële revolutie in Engeland en die in België:

- Structureel verschil: het is het resultaat van een ander economisch klimaat, een ander overheidsbeleid en andere tradities. België kreeg een eigen industrieel ontwikkelingspatroon.

- Tijdsverschil: het voordeel was de wet van de remmende voorsprong1, maar als nadeel dat Engeland al bepaalde monopolieposities had op sommige markten.

De periode na de Belgische onafhankelijkheid kende een wisselvallige groei. De industriële revolutie had haar definitieve doorbraak tussen 1850 en 1873 in Wallonië. De kwalitatieve vernieuwingen zorgden voor een kwantitatieve groei; er was technologische vernieuwing, die leidde tot economische groei.

De binnenlandse vraag hing samen met de aanleg van het spoorwegennetwerk, vooral het project de Ijzeren Rijn, een verbinding tussen Antwerpen en Duitsland hinterland via Luik. De eerste spoorlijn liep tussen Brussel en Mechelen, maar werd nadien verder uitgebreid tot België het dichtste spoorwegnet ter wereld was.

De buitenlandse vraag ontwikkelde door de vrijhandelsverdragen met Frankrijk, Engeland en het Duitse Zollverein. Het internationale klimaat kende haar hoogconjunctuur tot 1873, wat gunstig was voor de vrijhandel. België exporteerde steenkool, maar het zwaartepunt werd snel ijzerproducten, vooral spoorwegmateriaal. België profiteerde van haar industriële voorsprong op het continent en exporteerde naar 23 landen.

De gestegen vraag, zorgde voor een stijgend aanbod. De Waalse zware industrie werd gestimuleerd door de Belgische spoorwegenrevolutie en de buitenlandse vraag naar steenkool en ijzer. Deze ontwikkeling nam enkel af door een verzadiging van de binnenlandse markt, de toenemende buitenlandse concurrentie en de uitputting van de Belgische ijzerertslagen. De groei van metallurgie was gunstig voor de steenkoolproductie. De Waalse mijnen zorgde voor meer tewerkstelling dan eender welke andere industrie. De streek rond Mons was lang het centrum van steenkoolwinning, maar dat verschoof naar Luik. Daar was een betere industriële binding en een sterkere oriëntering naar de Franse markt.

De financiering van de industriële expansie kon niet meer gedragen worden door het familiekapitaal. De invloed van vooral Brusselse investeringsbanken en holdings werd groter.

1 Een voorsprong op een bepaald domein er vaak toe leidt dat er weinig stimulans is om verdere verbetering of vooruitgang op te zoeken, zodat men vroeg of laat wordt voorbijgestreefd. Door te berusten in een voorsprong wordt men geremd om nog verder te gaan.

60

Page 61: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Vlaanderen, behalve Gent en Antwerpen, kon niet op tegen de Waalse expansie. De plattelandsbevolking had voornamelijk inkomen uit huisnijverheid en landbouw. De traditionele linnenproductie verdween door de Engelse concurrentie, die lonen verlaagde. Op hetzelfde moment, was er een agrarische crisis van aardappelziektes en misoogsten. In Vlaanderen was er een samenspel tussen honger, werkloosheid en armoede. Deze crisis zorgde voor een eerste emigratiegolf, richting Wallonië of het buitenland.

De Franse taal en cultuur werden vanzelfsprekend door de economische superioriteit.

De algemene hoogconjunctuur van 1850 tot 1973 was in Vlaanderen. Er was enkel een arbeidsaanbod, waardoor arbeiders pendel- en seizoensarbeid verrichten in Wallonië en Noord-Frankrijk. De gemechaniseerde textielindustrie profiteerde wel van de hoge arbeidsaanbod en de lage lonen. Dit was een kwantitatieve én kwalitatieve verbetering. Het algemene effect op de Vlaamse economie bleef uit, want naast textiel waren er geen andere sectoren aangetrokken.

Het achterblijven van Vlaanderen had twee soorten oorzaken:- Structurele oorzaak: de economische structuur kon de demografische groei niet

opvangen; er was een relatieve overbevolking. Het arbeidsaanbod op het platteland kon niet opgelost worden door extra investeringen, gezien de areaalversnippering. Een plattelandsvlucht was ook geen oplossing, omdat er ook een overschot was in de steden. Er waren twee uitwegen: emigratie of abmachtelijke, arbeidsintensieve nijverheid, welke slecht een tijdelijke oplossing was gezien de opkomt van de mechanisering in alle nijverheidssectoren.

- Conjuncturele oorzaak: de conjuctuur maakte deze structurele oorzaak acuut; het aanvullend inkomen uit de plattelandsindustrie werd vernietigd. De hoogconjunctuur bracht een tijdelijke oplossing, maar de agrarische crisis van ’70 tastte de huisnijverheid én het landbouwinkomen aan. Dit leidde tot een heroriëntering van de Vlaamse landbouw, vooral de overschakeling van akkerbouw naar veeteelt.

61

Page 62: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Arbeidersbewegingen en socialismeDe burgerlijke samenleving was een stap richting meer democratie, maar er kwamen ook nieuwe klassentegenstellingen, een groeiende ongelijkheid en de liberale burgerstaat kende nieuwe vormen van politieke en juridische discriminatie.

Het socialisme ontstond door sociaal bewogen burgers en intellectuelen die pleitte voor een lotsverbetering van de arbeidersklasse. Door de wetenschappelijk onderbouwde theorie van Karl Marx, groeide in die arbeidersklasse een zelfbewustzijn, zodat men zich organiseerde voor lotsverbetering. De definitieve doorbraak was pas in de laatste kwart van de 19de eeuw.

Vroeg-sociale en beginnende arbeidersbewegingHet socialisme is ontstaan uit de Verlichting en de Franse Revolutie.

- Ze behoorde tot de ideologieën die geloofden in het vooruitgangsdenken, dat de samenleving veranderd en verbeterd kon worden.

- Men volgde het rationalisme, dus maatschappelijke gewoonten en instituties werden afgewezen als die niet strookten met de rede. Hierdoor was men sterk antigodsdienstig en verbond de hoofdstroming zich met de vrijdenkerij.

- Het beginnende socialisme was moeilijk te onderscheiden van het liberale radicalisme, omdat men sterker streefde naar de gelijkheid, dan de vrijheid.

- Men was republikeins gezind, want de gelijkheid werd politiek uitgedruk door middel van een republiek.

Het socialisme was een antwoord op de industriële revolutie, met een ideaal van materiële en morele ontvoogding, gebouwd op solidariteit. Dit ideaal stond tegenover de menselijke ontwaarding van de moderne industrie en de ongelijke verdeling van rijkdom.

De Fransman Fourier en Engelsman Owen gebruikte de term socialisme om de solidariteit te beklemtonen. Het werd de aanduiding van een stroming met gelijkheid als centrale waarde, in tegenstelling tot het liberalisme met de vrijheid. De term socialisme wordt dus voor verschillende ladingen gebruikt; er is géén eenheid in

de gebruik van dit begrip. Verschillende aanhangers kunnen zelfs tegengestelde opvattingen hebben.

62

Page 63: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Het eerste stadium tot 1848Sommigen streefden naar het realiseren van een meer harmonische samenleving, als alternatief voor de sociale ontwrichting van het industriële kapitalisme. Marx noemde hen de utopische socialisten, omdat hun rationele schema’s niet overeenkomen met de realiteit van de klassenstrijd.

Henri de Saint-Simon (1760 – 1825) was niet tegen de industrialisatie of privé-eigendom, maar wel tegen de ongecontroleerde economische ontwikkelingen, waardoor de zwakkeren benadeeld werden door het winstprincipe. De staat zou moeten tussenkomen in het economische leven, via bijsturingen planning.

Charles Fourier (1772 – 1837) verwierp de industrie en de hele sociale orde. Hij droomde van een autarkie, waarin iedereen een rol speelt naargelang begaafdheid. Dit zorgde voor enkele kortstondige realisaties in de VS.

Robert Owen (1771 – 1858) lanceerde de term socialisme en zag de industrialisatie als iets onvermijdelijk. Hij richtte enkele communces op in de VS.

Deze werden gezien als de grondleggers van het socialisme. Samenwerking en coörperatie zouden de voorrang moeten krijgen op individuele competitie.

Etienne Cabet pleitte voor het communisme, dat deels in lijn lag met het socialisme. Via overtreding zou een samenleving tot stand gebracht moeten worden, waarin iedereen zou ontvangen naar behoefte, de staat de goederen zou beheren en het sociaal leven zou kanaliseren. Hij richtte enkele communes op in de VS.

Deze denkbeelden beïnvloedden de arbeider! Onder de ‘burgermonarchie’ ontstond een arbeidersbeweging die steunde op het republicanisme en het radicalisme; vanuit de gedachte dat de Franse Revolutie onvoltooid was zolang de bourgeoisie een monopolie had op de macht.

In Engeland was de arbeidersbeweging een drievoud van sociale en politieke aspiraties: - Trade unions: vakbonden die zich richten tot de geschoolde beroepen. Een poging tot

regionale of nationale vakbonden kenden slechts tijdelijk succes.- Friendly societies: maatschappijen van onderlinge bijstand die hulp organiseerden

aan zieke arbeiders.- Coörporatieve verenigingen: ontwikkelden buiten de socialistische beweging.

63

Page 64: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

De politieke dimensie komt tot uiting in het chartisme; een beweging vanuit de ontevredenheid met de Reform Act, die alleen stemrecht aan de middenklasse gaf. De beweging begint bij ambachtslieden en radicale intellectuelen in London, maar wordt gedragen door de massa in het industriële Noord-Engeland. De People’s Charter van 1838 bevat zes punten: algemeen mannenstemrecht, geheime

stemming, gelijke keisdistricten, afschaffing van het census voor verkiesbaarheid, salarissen voor parlementsleden en jaarlijkse algemene verkiezingen. Vooral die laatste blijkt het principe van de volkssoevereiniteit.

Het grootste resultaat van het chartisme was de Ten Hours Act in 1847, waarbij vrouwen en kinderen niet langer dan 10 uur mogen werken per dag.

De Engelse charisten waren antikapitalistisch; men wou een sociale republiek creëren. De burgerij voelde zich aangevallen en Marx schreef het Communistische manifest. Maar, vanaf het begin waren er twee tendensen: afschaffing of aanpassing; revolutie of hervorming; confrontatie of onderhandeling. De fundamentele contradictie werd niet opgelost.

Marx en de Eerste InternationaleEen nieuwe fase voor het socialisme ontstond door het geschrift Manifest der Kommunistischen Partei geschreven door Karl Marx en Friedrich Engels in 1848 in London. Dit was in opdracht van de Bond der Communisten, een Duitse groepering in London. Hierin stond het begin van de stellingen van het wetenschappelijke socialisme, dat wou vertrekken van een analyse van de werkelijkheid zoals ze bestond het ‘utopisch socialisme’ vertok van dromerijen zonder band met de realiteit.

Karl Marx (1818 – 1833) was een linkse journalist uit Pruisen, dat daar gevlucht was voor de repressie van de overheid; via Brussel, waar hij uitgewezen werd, via Parijs naar Londen. Hij combineerde verschillende opvattingen van verschillende linkse groeperingen, maar anders dan zijn voorgaande socialisten en sociologen

- Enkel de arbeidsklasse is revolutionair Saint-Simon- De industrialisatie is onomkeerbaar en noodzakelijk Fourier- De arbeiders moeten de politieke macht verorveren Proudhon en anarchisten- Men moet werken aan concrete maatschappijveranderingen in het heden, en niet

aan een ideaal in de onbelangrijke verte utopische socialisten algemeen

De grondgedachte van Marx: de waardeschalen van mensen zijn gebaseerd op de innerlijke ervaring, geconditioneerd door de materiële omstandigheden. Daarom is het nodig om die materiële omstandigheden te analyseren, om de morele code te bepalen. De omstandigheden waren:

- De bourgeosie beheerst het productieproces- De proletariërs worden beroofd van de vruchten van hun arbeid- De staatsmacht wordt aangewend om de sociale status-quo te handhaven- De burgerlike ideologie is ontwikkeld om de bestaande verhoudingen te legitimeren

! Tot deze materiële omstandigheden horen ook enkele opium voor het volk, die via symbolen en instellingen verspreid en gehandhaaft blijven. Het recht, de politiek en de godsdienst gelden dus als bovenbouw, bepaald door de onderbouw van de economie.

64

Page 65: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Marx stelde dat de proletariërs niet moesten verantwoorden aan de burgerlijke maatschappen; ze moeten zich over de ‘burgerlijke’ nationale grenzen heen internationaal organiseren en solidair zijn in het bestrijden van dezelfde vijand.

De klassenstrijd is volgens hem het drijvende beginsel doorheen de geschiedenis. De heersende klasse zal uiteindelijk onvermijdelijk ten val gebracht worden door de lageren. De nieuwe orde zal op een gewelddadige manier de oude productiekrachten opheffen, dus de oude maatschappij volledig laten verdwijnen. De burgerlijke maatschappij wordt vervangen door een associatie, waarin de vrije ontwikkeling van ieder de voorwaarde is voor de ontwikkeling van allen.

De belangrijkste bijdragen van de Communistisch manifest waren de drie grondideeën, de voort het eerst doelbewust een arbeidersbewegingen waren. Deze ideeën werden verder uitgewerkt en beargumenteerd in Das Kapital.

- De economische ontwikkeling is bepalend voor de maatschappelijke verhoudingen.- De onderdrukten hebben de geschiedenis aan hun kant. - De onderdrukten hebben het recht om de revolutie in te roepen.

In het revolutiejaar 1848 was Marx nog een marginale figuur. Het belang voor zijn werk kwam door zijn deelname aan de Internationale Arbeiders Associatie (Eerste Internationale) die opgericht werd in Londen in 1864. Dit was een groepering van afgevaardigden van nationale federaties, of individuele leden. Het doel was de ontvoogding van arbeiders door internationale samenwerking. De groep splitste vrij snel op door de te grote tegenstellingen tussen twee opvattingen binnen de groep:

- Aanhangers van Marx: de verovering van de politieke machtin de staat was het doel dat men moest nastreven.

- Aanhangers van anarchisten, geleid door de Russische ballong Bakoenin: de staat werd verworpen omdat de economische organisatie voor heil zorgde. De vorming van arbeidspartijen werd afgewezen.

De Internationale besloot om de vorming van legale arbeidspartijen te bevorderen, mede onder invloed van de Commune van Parijs in 1871. De anarchisten scheurden zich hierdoor af, waardoor de groep plitste en uiteindelijk niet meer bestond.

De betekenis van de Eerste Internationale was drievoudig:- Het ontstaan van een klassenbewustzijn bij de arbeiders- De verbinding tussen de socialisten en de arbeidersverenigingen- De beïnvloeding van de strategie van de socialistische arbeidersbeweging, die sinds

toen de politieke en syndicale werking gingen verbinden

65

Page 66: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Commune van Parijs (1871)De val van Napoleon III kwam er na de nederlaag in de Frans-Pruisische oorlog. Op 4 september 1870 werd de republiek uitgeroepen. De regering besloot de wapens neer te leggen in januari 1871, onder leiding van Adolphe Thiers.

Een groot deel van de Parijse bevolking stond niet achter deze regering. Vooral de arbeidersklasse en kleinburgerij volgden niet, gevolgd door een boerenopstand in 1871. De regering trok zich terug in Versaille, waardoor Parijs overgenomen werd door het links-revolutionaire van de Commune. De anarchisten, de socialisten en militanten van de Eerste Internationale speelden een actieve rol.

De Commune nam onmiddellijk verschillende sociale maatregelen, maar kon de orde moeilijk bewaren door interne twisten. De Franse regering belegerde en bombardeerde Parijs om dit terug te winnen; de slecht georganiseerde Communards voerden een bijna repressief beleid om terug te vechten. Eind mei 1871 kwam de Commune aan een einde.

Het drama van de Commune zorgde voor een gematigde, reformistische stroming binnen de arbeidersbewegingen en het socialisme in Frankrijk en Europa; men wou een dergelijke bloederig conflict vermijden door legale arbeiderspartijen te bevorderen. Voordien werd het socialisme steeds gelinkt aan een gewelddadige revolutie. De reformistische heroriëntering van de Eerste Internationale, zorgde voor de afsplitsing

van de radicaal-revolutionaire vleugel. De Commune werd in revolutionaire kringen verheven tot mythe, tot een symbool van de klassenstrijd omdat het de strijdbaarheid van de arbeidersklasse toont.

Marx, Engels, Lenin en Trotski publiceerden over de Commune.

! De interpretatie van deze gebeurtenissen is vaan ideologisch gekleurd, en dus omstreden.

66

Page 67: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Arbeidersorganisaties in BelgiëDe ontwikkelingen in België liepen parallel met het chartisme in Engeland en de republikeinse stroming in Frankrijk. Hier was er tussen 1830 en 1848 een sterk progressieve, radicale beweging binnen de liberale partij, die liberaal programma van 1846 beïnvloedde. Uiteindelijk werd ze uitgeschakeld na de reactie op 1848; van een echte arbiedersbeweging was er nog geen spraken.

De eerste arbeidersorganisaties waren coörporatieve, mutualistische verenigingen van overwegend stedelijke ambachtslieden. Voordien waren er vooral ongecoördineerde stakingsacties voor looneisen of betere werkomstandigheden; die eindigden met politie.

Bij de ambachtslieden noch fabrieksarbeiders was er socialisme; dat ontwikkelde zich bij progressieve en radicale liberalen en jonge intellectuelen. Het contact met de progressieve burger en leidende ambachtslieden ontstond via de vrijdenkerij; de kerk werd gezien als instrument van de onderdrukkende gevestigd orde. Uit de beginnende organisaties ontstonden aftakkingen: L’Affranchissement met afscheuring Les Solidaires, waaruit de discussiegroep Les Peuples ontstond.

Le Peuple met promotor Cesar de Paepe kon ook buiten Brussel zorgen voor de verspreiding van het socialisme en het aansluiten van bestaande arbeidersverenigingen bij Internationale. Dit had een sterke organisatorische stimulans; maar vooral een versterking van het klassenbewustzijn en een uitzuivering van de doctrine.

Vanaf 1872 verdwenen de eerste algemene socialistische arbeidersorganisaties in België, omwille van dezelfde redenen als op andere plaatsen in Europa:

- De mislukking van de Parijse Commune en daaropvolgende repressie tegen links- De interne tegenstellingen tussen anarchisten en collectivisten- De geringe praktische steun geboden door de Internationale in de strijd naar de

macht van het dagdagelijkse bestuur

De socialistische arbeidersbewegingen moesten vaak volledig opnieuw opgebouwd worden. Dit werd gerealiseerd in de jaren 80 en 90, door de socialisten die waren opgeleid in de Eerste Internationale. Ze zouden gaan samenwerken met progressieve liberale burgers, zodat ze samen een reformistische koers zouden volgen.

67

Page 68: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Hoofdstuk3: de opkomst van de massaVan 1871 tot 1918

Deze periode leek in verschillende opzichten op de jaren na 1815:- De interne spanningen in de staten, tussen emanciperende sociale groepen

tegenover krachten van behoud- De industrialisatie brak door in alle Europese landen. De economie kende na crisis

weer een nieuwe expansie, wat een goede invloed had op de levensstandaard- De periode volgde op een oorlog, waarin de staten via conflicten zochten naar een

nieuwe, internationale stabiliteit

Er waren echter enkele nieuwe ontwikkelingen:- De krachten van behoud waren conservatief-liberale groepen, instellingen en

ideologieën de krachten van verandering streefden naar meer politieke democratie en economische structuurhervormingen; ze waren socialistische en anarchistische bewegingen; sons radicaal-liberale en christendemocratische. Er was ook een emancipatiebeweging van vrouwen en jongeren

- De economie kende een kwantitaiteve én een kwalitatieve vooruitgang, wat zorgde voor een tweede industriële revolutie geleid door Duitsland en de VS

- Het machtsevenwicht was niet op basis van een formeel akkoord, maar een machtsevenwicht tussen de grote Europese staten, vooral de continentale hegemonie van Duitsland.

Het alliantiesysteem van Bismarck lokt een tegenalliantie uit; na 1890 nemen de spanningen toe, wat zal leiden tot crisis en oorlog. Die worden versterkt door het groeiende nationalisme in Midden-Europa en het imperialisme van de grote mogendheden. Dit leidde onder meer tot de wedloop op kolonies in Afrika en Azië.

68

Page 69: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Economische depressie, innovatie, expansie

De Grote Depressie van de jaren 70De economische bloei werd brutaal gestopt in 1873. De depressie was algemeen en trefte dus de landbouw én de industrie.

Landbouw: de structurele verschuivingen waren de oorzaak van de crisis in de landbouw. De massale aanwendig van landbouwmachines in de VS zorgde voor een overschot, die getransporteerd werd naar Europa via het verbeterde intercontinentale verkeer. Aan het begin van de jaren 70 werd dit ervaren als een agriculturele invasie: door de concurrentie, ontstonden overschotten en dus een daling van de prijs. De slechte omstandigheden in de landbouw werden dus niet meer gecompenseerd door een prijsstijging. Een daling van het agrarische inkomen, een vermindering van de vraag en een uitstel van

de investeringen; tegelijk met een afvloeiing van de werkkrachten naar de industrie. Deze ontwikkelingen zorgde voor de verschuiving van akkerbouw naar veeteelt.

Industrie: ook hier waren structurele problemen. De railway-boom bereikte haar stagnatiepunt. De internationale concurrentie werd verscherpt door de snelle industralisatie van de Amerikaanse burgeroolog en de Duitse eenmaking. In 1873 stortte de prijzen op de wereldmarkt ineen! Deze crisis werd het hardst gevoel in Groot-Britannië, waar bleven vasthouden aan de

vrijhandel, zowel op industrieel als agrarisch gebied (in tegenstelling tot Europa).

69

Page 70: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

De Tweede Industriële revolutieDe crisis van 1873 tot 1895 was kwantitatieve stagnatie, maar kwalitatieve innovatie! De periode noemt tweede industriële revolutie door de innovaties als antwoord op de crisis. Deze vormde de basis voor de volgende stabiele groeiperiode tot 1914. Deze innovaties worden gekenmerkt door:

- De aanwending van nieuwe energiebronnen- De ontwikkeling van nieuwe basismaterialen- Een transformatie van het kapitalisme

! De tweede industriële revolutie bepaalde het uitzicht van de hedendaagse samenleving

Energie: de stoomenergie werd vervangen door elektriciteit en de verbrandingsmotor; symbolen van de nieuwe industriële revolutie.

De praktische toepassing van elektrische stroom was er al snel, maar er waren nog verschillende uitvindingen nodig: de dynamo (voor de massale aanwending), de gloeilamp (vormde een nieuwe industrie in Duitsland), het elektriciteitnet zelf (voor de verdeling), … Deze ontwikkelingen hadden revolutionaire consequenties voor de nijverheid. De

elektrische transmissie van energie was veel efficiënter en kon over een grotere afstand, zodat de energie-opwekking geconcentreerd kon blijven. Vooral kleine bedrijven hadden hier veel voordeel uit.

De verbrandings- of ontploffingsmotor zorgde voor drijfkracht door de geconcentreerde ontploffing in de motor. Deze kende een grote toekomst in de vervoersector door de introductie van de benzinemotor. Het zorgde voor een revolutie in de transportwezen door de automobiel, de motorboot en het vliegtuig. Het vervoer over land werd onafhankelijker van spoorlijnen en de individuele reiziger werd onafhankelijk van het openbaar vervoer. De sector lokte investering uit en zorgde voor de ontwikkeling van toeleveringsbedrijven, wegenbouw, de dienstensector (bv. verzekeringen, garages, …) en voor innovatie voor technieken en gebruikte materialen.

Basismaterialen: in de bestaande sectoren, was vooral de staalindustrie belangrijk, tegenover de gietijzerindustie. Tot in de jaren 90 werd het meeste staal gebruikt voor de spoorwegrails; er kwamen rond 1900 nieuwe producten zoals spijkers, prikkeldraad, stalen bruggen, profielbalken voor wolkenkrabbers, schepen, auto’s, …

De vernieuwingen waren spectaculairder in nieuwe bedrijfstakken. Door systematisch wetenschappelijk onderzoek in de nieuwe scheikundige nijverheid, werden nieuwe basismaterialen ontwikkeld. Door zware investeringen in deze sector, zouden producten ontwikkeld worden die vele toepassingen kennen in bv. fotografie, elektronica, texiel.

De wisselwerking tussen techniek en wetenschap was een belangrijk kenmerk; maar ook een belangrijke oorzaak van de tweede industriële revolutie. Deze kon pas op gang komen na voldoende technische scholing van de burgers, in het onderwijs en door de bedrijven zelf.

70

Page 71: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Het technische hoger onderwijs leverde een strijd met de universiteiten met hun ‘toegepast’ karakter van de wetenschap. De universiteiten hielden lang vast aan hun principe van de zuiveren wetenschap, maar aan het begin van de 20ste eeuw ontstond er toch een samenwerking tussen de universiteiten en de bedrijfswereld.

Binnen bedrijven werkten wetenschappers en werden daar ook opgeleid. Ondernemers begonnen wetenschap te zien als aparte productiefactor, waardoor men ging investeren. De Duitse chemie stond voor op Amerika; maar Amerika stond voor op elektrotechniek. Het onderzoek in de bedrijven was niet alleen gericht op nieuwe producten, maar ook voor het meest rendabele productieproces.

Transformatie van het kapitalisme: het bedrijfslandschap was meer geconcentreerd en de impact van financiële groepen werd groter. Daarnaast was er een nieuwe benadering van arbeid en productiviteit.

Eerste aspect: er ontstond een nieuw patroon in de organisatie van de zakenwereld. De schaalvergroting ging verder, maar de vaste kosten stegen door de grotere, complexere machines. Daarnaast werden ook de mogelijkheden groter om die kosten te neutraliseren door massaproductie. Door verbeterde communicatiemanagement kon een centraal management voor ruimtelijk gescheiden productie-eenheden.

De algemene toepassing van het principe van naamloze vennootschap (met beperkte aansprakelijkheid) zorgde voor het juridisch kader waarbinnen de kapitalen uit verschillende bronnen samengebracht konden worden én waarbij het persoonlijke risico van de eigenaars beperkt werd. Via aandelen participeerden de stedelijke burgerij en de middenstand. De banken en holdings kregen de centrale positie in het bedrijfsleven. Het karakter van het kapitalisme verschuift van industrieel, naar financieel.

Typerend voor deze revolutie, is de concentratietendens zodat concurrentie uitgeschakeld wordt (monopoliekapitalisme). Er zijn twee groepen concentratievormen:

- Verticale concentratie: de verschillende stadie van grondstofverwerving over productie tot verkoop is geconcentreerd in één organisatie.

- Horizontale concentratie: de concentratie op één niveau wordt door één kartel gecontroleerd. De verkoopprijs kan bijna vrij bepaald worden.

De formele gedaante van de concentratie kan vele verschillende juridische vormen aannemen. De concentraties verspreidden zich internationaal, zelf intercontinentaal. Deze ontwikkeling had positieve, en negatieve gevolgen:

- De monopolieorganisatie had de kans om kapitaalreserves aan te leggen, wat later geïnvesteerd kan worden in rationalisering of innovatie.

- De ‘groten’ versterken hun positie en de ‘kleintjes’ verdwijnen, wat zou kunnen leiden tot machtsmisbruik; de consument wordt overgelaten aan de producent of de werknemer volledig aan de werkgever.

- De prikkel tot vernieuwing verdwijnt met de concurrentie. - Een kleine groep financiers hebben de sleutelposities in het economische, zelfs

maatschappelijke leven.

71

Page 72: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Tweede aspect: de behoefte aan grotere kapitaalinvesteringen, dwong de ondernemers om te besparen op arbeid. Door de groeiende arbeidersbeweging was loonverlaging onmogelijk; de besparingen werden gezocht in het rationaliseren van de arbeid zelf. Belangrijk is opnieuw de wetenschap, vooral de opkomende psychologie. Bij de essentie van de tweede revolutie hoort het scientific management, dat de doelmatigheid van arbeid wilt verhogen door de arbeid van de individuele arbeiders te perfectioneren, de werkplanning te verbeteren en het werk te structureren dat er hogeren rendabiliteit bereikt wordt.

De Amerikaanse ingenieur Fredrick Taylor probeerde een hogere productiviteit te bekomen door de wetenschappelijke organisatie van arbeid. Via tijd- en bewegings zocht hij de meest efficiënte werkmethode en standaardiseerde hij het productieproces. De verantwoordelijkheid voor de organisatie ging van de arbeiders naar de bedrijfsleiding.

Er was een evolutie in dat scientific managamant. In het begin stond het Taylorisme centraal waarbij een rationeel economisch werkbeeld gehanteerd werd, waar arbeiders gezien werden als geldautomaten. Door een systeem van bonussen per stuk werd meer verdient als men sneller werkte. Door de grote depressie, moesten producenten de productiekosten verlagen door de productiviteit van de arbeid op te drijven. In het Taylorisme was een geschoolde werknemer gemakkelijk te vervangen door een ongeschoolde, wat zorgde voor een grote druk gevolgd door een groot verloop. Om arbeiders te binden, werden hogere lonen en welzijnsprogramma’s ingevoerd.

Sinds 1910 groeide de stelling dat mensen niet allemaal dezelfde capaciteiten en kwaliteiten hebben, aangezien het scientific management ook veronderstelde dat the right man in the right place werd gezet. De individuele verschillen kregen nu een positieve betekenis; eentonig werk werd als negatief gezien voor de productiviteit. Bij de selectie van personeel werden nu psychologische tests uitgevoerd, zodat het management evolueerde naar een human relations-management. Psychologische experimenten stelden dat het groepseffect en het verwachtingspatroon

van de groep een weerslag hadden op de productiviteit van de arbeiders. Belangrijk werden dus nu het groepsproces, de menselijke warmte en het waarderende verwachtingspatroon.

72

Page 73: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Industriële expansie in de Westerse wereldZowel de algemene depressie in de jaren 70, als de daarop volgende economische expansie was in alle landen te voelen; op een verschillend tempo met een verschillend karakter. Duitsland en Amerika, maar ook Engeland en België waren koplopers in de economie; ze investeerden ook buiten de nationale grenzen. De nationale staten verschilden zowel op economisch, als op politiek vlak waar ze hun eigen nationale identiteit gingen versterken.

Verenigde Staten: zoals in verschillende andere landen, werd een protectionistisch beleid gevoerd. Dit kwam vooral tot uiting in de restrictieve immigratiepolitiek die eerst tegen kleurlingen, en na WOI tegen alle immigranten was. De interne dynamiek werd ontwikkeld door:

- De natuurlijke rijkdommen, als delfstoffen en mineralen- De geringe bevolkingsdichtheid- De open frontier in het Westen; hoge lonen vermijden door arbeidsbesparende

technologische vernieuwingen te introduceren- De auto-industrie kende voor WOI een grote doorbraak

Als antwoord op de depressie begon de concentratietendens het eerst in de VS, wat uiteindelijk de nationale stijl werd. Grote trusts werden toonaangevend. Als de overheid probeert om het vrije marktmechanisme opnieuw te laten werken, dan verzint men allerlei manieren om de wetten toch te omzeilen. Door de wisselende presidenten was er een strijd zowel voor als tegen de monopolievorming, waardoor het zuiver economisch liberalisme van de VS aangetast werd.

Duitse Rijk: Duitsland was koploper in Europa, als enige land zonder textielindustrie. De Duitse economie moest snelle structurele aanpassingen doorvoeren in de depressieperiode, door de stagnatie van de binnelandse vraag naar de klassieke industriële producten (zoals spoorwegen), de uitputting van de ertsreserves en de geringe aanwezigheid op de internationale markten. De overheid voerde meteen een protectionistisch beleid, met economische én politieke aspecten:

1. De invoerrechten zorgden voor een grotere onafhankelijkheid van de rijksregering tegenover de Reichstag; maar was ook belangrijke voor de belangen van de Pruisissche Junkers en de Rijnlandse industriëlen.

2. De uitbreiding van het onderwijs zorgde voor economische ontwikkelingen en modernisering in de industrie en in de landbouw.

3. De oprichting van coörporatieve agrarische banken en steun aan nijverheidssectoren die de landbouw producten verwerkten.

4. De concentratie van bedrijven werd toegelaten ( Amerika), want dit werd gezien als een middel om te rationaliseren, zodat de interne concurrentie kan worden tegen gegaan. De banken speelden een cruciale rond in deze concentratietendens. De trutsvorming speelde vooral in de nieuwe sectoren.

Al deze elementen leidden tot een heroriëntering van de investeringen; ze gingen niet allemaal meer naar de zware industrie, maar ook naar nieuwe technologieën.

73

Page 74: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

De depressie werd overwonnen door een nieuwe groeifase. De traditionele industrie groeide sterk, maar er was ook een snelle groei in de nieuwe elektrotechnische en chemische sectoren. Door het goede Duitse onderwijssysteem wilt men verschillende monopolies op te bouwen, dat door allerlei patenten beschermd werd.

Frankrijk: ook hier werden protectionistische maatregelen genomen. De bilaterale vrijhandelsverdragen werden niet verlengd na afloop, en er werden verschillende toltarieven ingevoerd. Daarnaast werden coörperaties opgericht voor verkoop van landbouwproducten en voor het verzekeren van het vee. De katoenproductie verloor haar leidende positie aan de zware industrie, waarin nieuwe centra werden opgericht mede door de opwekking van elektriciteit aan bergrivieren in de Alpen en de Pyreneeën. Frankrijk werd de grootste Europese autoproducten, maar werd lang niet gestandaardiseerd omdat er geen concurrentie was uit Amerikaanse door het protectionisme.

België: de industriële expansie was reeds voor 1870 afhankelijk van de wereldconjunctuur. De depressie werd sterk gevoeld omdat de regering bleef volhouden in de vrijhandel; de Belgische industrie kreeg steeds meer concurrentie vanuit het buitenland.

Op korte termijn wou men de crisis verhelpen door de productiviteit te verhogen, zodat de loonkosten zouden dalen. Dit zorgde voor een massale uitloop, een arbeidsoverschot en dus een verlaging van de lonen. Dit leidde tot gewelddadige proteststakingen! Op lange termijn lag de focus op de productiviteit te verhogen door technische verbeteringen in het proces en de ontwikkeling van nieuwe markten voor investeringen en afgewerkte producten.

Deze nieuwe technologieën waren vooral in de staalsector; de Belgische metaalnijverheid groeide zo goed dat ze het centrum van de Belgische industrie werd. De steenkoolwinning daarintegen kende een dalende productiviteit, zodat kolen ingevoerd moesten worden; maar deze sector had nog steeds de hoogste Belgische tewerkstelling. Dit zorgde voor een verschuiving van het geografisch zwaartepunt van industrie naar Luik.

Naast de traditionele industrie, onstonden nieuwe sectoren zoals de zinkfabricage, de chemische industrie, de glas- en vensterglasproductie. Na 1895 begon een aanzet tot een geografische verschuiving van het industriële zwaartepunt richting Vlaanderen. Er was een doorbraak van de industrialistie vooral in Gent en Antwerpen, maar ook de verdere verspreiding van nieuwe industrietakken doorheen Vlaanderen. Er zijn drie cruciale factoren.

74

Page 75: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

1. De expansie van de textielsector : de Gentse katoenindustrie begon in 1850, en groeide sterk na de problemen van de depressie. Ook de linnenindustrie werd gemechaniseerd, zodat de verspreidde over kleine provinciesteden in het Oosten. Door de mechanisering van textiel en linnen kon men produceren voor export; wat zorgde voor een sterke stijging in de nominale en reële lonen en dus een stijging in de levensstandaard van de textielarbeiders.

2. De administratieve groeipolen Brussel en Antwerpen werden ook industriële centra : Brussel ontwikkelde haar taak als hoofdstad. Antwerpen groeide in haventrafiek, dat samenhing met de maritimisering van de internationale handel.

3. De lokalisatie : de maritieme ligging van Vlaanderen en het uitgebreidde kanalennet zorgde voor de mogelijkheid tot aanvoer van overzeese grondstoffen en kolen en zo de vestiging van nieuwe bedrijven.

De modernisering van Vlaanderen was begonnen.

De technische innovaties en de expansie van productie waren een stimulans voor export, aangezien de binnenlandse markt gestagneerd was. Dit ging over de export van goederen, maar ook over de know how via investeringen. Om deze activiteiten te steunen, werd geïnvesteerd in aandelen van andere banken; kleinere banken en bedrijven investeerden vooral in de buurtspoorwegen in binnen- en buitenland. Vaak werden tramondernemingen opgericht door Belgische ondernemers, om bestellingen van staal uit te lokken voor de eigen metaalbedrijven. De overheid hielp hierbij door verschillende maatregelen ter stimulering.

Het Belgische bedrijfsleven ontwikkelde buitenlandse dochtermaatschappijen om te ontkomen aan de hoge invoerrechten bij export. Door de oprichting van NV’s in (semi-) koloniale landen werden de Belgische investeringen proportioneel één van de belangrijkste.

De depressie had een grote invloed op de structuur van de Belgische landbouw. De boeren werden getroffen door de graaninvoer uit de VS; de Belgische overheid bleef volhouden in het vrijhandelsprincipe. Via voorlichting, begeleiding en (her)scholing probeerdde men een kwalitatieve verbetering te ontwikkelen, zodat de landbouw terug deelnam aan de markt. Op lange termijn verdwenen kleine, onrendabele bedrijven en was er een structurele verschuiving van graan, naar veeteelt en tuinbouw. Dit werd mogelijk gemaakt door de gestegen levensstandaard en de toegenomen verstedelijking, waardoor de vraag naar vlees en groenten gestegen was.

75

Page 76: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Groot-Britannië: ze bleven een expansie kennen zoals voordien, maar deze was minder sterk dan in de andere landen. Er zijn verschillende factoren voor deze Britse stagnatie:

- De consequenties van de industriële expansie zelf: de open Europese markt was nu gesloten door tolbarrières, terwijl de concurrentie op andere markten sterk was.

- De wet van de remmende voorsprong was een nadeel van Engeland.- De nieuwe én bestaande industrietakken eisten een hoger niveau van

wetenschappelijke training en bereid zijn te investeren in research and development, maar de Britse entrepreneurs waren praktijkmensen met wantrouwen tegenover de ‘boekengeleerdheid’. Continentale wetenschappers, techniekers en entrepreneurs probeerde men aan te trekken.

De Britse regering bleef vasthouden aan het principe van vrijhandel, in de overtuiging dat dit de meeste voordelen zou bieden op lange termijn. Het overwicht in de wereldeconomie bleef tot 1914 doorslaggevend om liberaal georiënteerd te blijven, ondanks de protectionistische sfeer in het grootste deel van de Westerse wereld.

Algemeen: er waren duidelijk verschillende gebieden in de twee decennia voor WOI:

1. De landen waar meer mensen werkten in de industrie, dan in de landbouw. De industriële productie vermenigvuldigde zich sterk. Hiertoe behoren Groot-Britannië, België, de VS, Duitsland en Frankrijk.

2. De landen waar de landbouwbevolking groter was dan de industriële arbeidersklasse, al was de belangrijke moderne industrie tot ontwikkeling gekomen. Hiertoe behoren Zweden, Italië en Oostenrijk.

3. De landen waar er een begin was van de industriële revolutie, maar waar de maatschappij als geheel nog overwegend pre-industrieel bleef. Er was weinig aanbod aan geschoolde arbeidskrachten en weinig overheidssteun aan de schaarse industrie. Hiertoe behoorde Rusland en Hongarije.

4. De landen die uitsluitend van de agrarische activiteit leefden. Naar de landbouw, waren de activiteiten nog uitsluitend huisnijverheid en abachtelijk handwerk. Hiertoe behoren Balkanstaten, Latijns-Amerikaanse landen, de kolonies in Azië en Afrika.

76

Page 77: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Dagelijkse levenDe verstelijking was het belangrijkste gevolg van de revolutie voor het dagelijkse leven; deze nam sterker toe dan ooit. Zeer snel leefde 10% van de Amerikanen in reuzesteden van meer dan één miljoen inwoners.

Deze urbanisatie was mogelijk door de technologische vooruitgang, want ze impliceerde een industrieel dagelijks leven. Deze ontwikkelingen zette zich voort op verschillende terreinen: voedsel, kleding, huisvesting, vervoer, communicatie en ontspanning. Tevens was ze een katalysator, ze versnelde het industrialisatieproces zonder de industrie te beïnvloeden. Rechtstreeks door de ontwikkeling van nieuwe behoeften in het stedelijke leven; onrechtstreeks via de contacten tussen mensen en de veelzijdige informatiestromen die mogelijk waren.

De stedelijke samenleving was een breuk met de traditionele gewoonten en waarden, een versterkte secularisatie en nieuwe attitude inzake familieverhoudingen. Geboorderegeling werd vaker toegepast, wat sterke gevolgen had tussen rijke en arme landen. De geïndustrialiseerde wereld kende een demografische transitie van hoge naar lage geboorte- en sterftecijfers; terwijl de niet-ontwikkelde, ‘derde wereld’ net begon aan de demografische expansie. Dit verschil leidde tot grotere armoede en een sterkere drank om gebruikt te worden door het Westerse economische systeem; op termijn de kolonisering en sterke afhankelijkheid van het Westen.

77

Page 78: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Sociale bewegingenDe tweede industriële revolutie legde de basis voor de moderne sociale bewegingen; ze streefden vooral naar de emancipatie van arbeiders, boeren, vrouwen en jeugd. Ze probeerde geschoolde en ongeschoolde arbeiders te verenigen om een tegenmacht te vormen tegen de groeiende macht van het monopoliekapitalisme. Ze hadden als doel om de arbeidsomstandigheden en de levensstandaard van de gewone man te verbeteren.

De arbeidersbewegingVoor de tweede industriële revolutie waren reeds enkele beperkte arbeidersverigingen. De voltooiing van het proces van groeiend klassenbewustzijn, waarmee de collectieve identiteit ontstond, waren belangrijk voor de moderne arbeidersbewegingen. Ze werden mogelijk gemaakt door de massale industrialisering, de concentratie in grote fabrieken en steden en de toenemende mobiliteit.

Mutualistische verenigingen: een gemeenschappelijke spaarpot van de arbeiders als voorzorg tegen ziekte, ongeval, ouderdom of dood, als hulp voor weduwen en wezen. Ze zorgden voor het aanwakkeren van de spaarzien en werden aangemoedigd en gesteund door de burgerij omwille van hun ‘onschuldige’ doelen, vooral in Engeland. Vanaf 1900 zorgden ze tevens ook voor financiële steun bij geneeskundige verzorging, door terugbetaling van dokters- en apothekerskosten. In België kenden we verenigingen van onderlinge bijstand van christelijke, socialistische, liberale, neutrale en patronale identiteit.

Coörporaties: de arbeiders wouden de afhankelijkheidsrelatie van kapitalisme doorbreken; hetzij uit pragmatische overweging om te overleven, hetzij uit ideologische overweging tegen het kapitalisme. Er was een onderscheid tussen productie-, consumptie- en krediet-coörporaties.

De eerste succesvolle consumentencoörporatie werd gesticht in Groot-Britannië als winkelzaak op democratische basis: een uitkering van de winst in verhouding met de gedane aankopen van de verkochte goederen. Ze behielden politieke neutraliteit. In Duitsland gaf Friedrich Raiffeisen krediet aan de middenstanders en de landbouwers (volksbanken). Het was een democratische bank waarin elk lid onbeperkte verantwoordelijkheid opnam voor de eventuele schulden van de bank, waardoor boeren onder gemakkelijke voorwaarden konden lenen.

In België waren er enkele productiecoörporaties voor oude ambachten, maar ze bleven niet bestaan. In Gent werd door Edward Anseele in 1880 een coörporatieve bakkerij De Vooruit opgericht om de partijwerking te financieren.

78

Page 79: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Vakbonden: de belangrijkste organisatievorm! De arbeiders probeerden collectief om hun arbeidsvoorwaarden en dus materiële positie te verbeteren door dit af te dwingen via acties, waarvan staking het vaakst gebruikt werd. De bazen geageerden vooral met lock-out of uitsluiting van de stakers; de vakbonden hadden duidelijk conflictuele aard, verschillend van de anderen. Aangezien ze de vrijheid van onderneming en arbeidscontract aantastten, kwam er verzet vanuit de burgerij en het patronaat waardoor ze pas echt konden doorbreken bij het afschaffen van het coalitieverbod.

Bij de doorbraak van vakbonden, gebeurde ook een gedaanteverwisseling. Voordien waren het vooral de geschoolde arbeiders die zich syndicaliseerden, maar nu volgens ook de ongeschoolden en fabrieksarbeiders. Daaraan gekoppeld volgde de verschuiving van het beroep naar de bedrijfstak als basis van de syndicale organisatie.

In Engeland hadden de vakbewegingen een professionele basis, terwijl ze op het continent ook een ideologische grondslag hadden. Ze waren aanvankelijk socialistisch, maar later ook confessioneel en liberaal. In Duitsland waren ze ondergeschikt aan een politieke partij, terwijl ze in Engalnd zelf een partij Labour oprichtte.

In België waren er drie types. Eerst waren er enkel de neutrale en socialistische vakbonden, maar later kwamen ook de katholieke, antisocialistische vakbonden tot stand. Deze braken pas door na 1914 om de socialistische te evenaren.

Hun eerste bezigheid was stakingen, maar ze veranderden al snel naar onderhandelingen met de patroon om tariefakkoorden of collectieve arbeidsovereenkomsten te sluiten. Gelijkelijk aan verbeterde de arbeidsvoorwaarden van de individuele werknemer. Daarnaast namen ze ook initiatieven op het terrein van de arbeidsbemiddeling en de werkloosheidsverzekering, waardoor ze hun ledenaanhang konden stabiliseren.

Sociaaldemocratie en tweede internationaleEr kwamen nieuwe socialistische bewegingen, nl. de sociaaldemocratie waarbij vooral de arbeidersklasse werd aangetrokken. De strategie was verschillend, want men geloofde niet meer in de geweldadige revolutie van Marx. Ze hoopten politieke macht te veroveren via deelname aan de parlementaire verkiezingen om de maatschappij geleidelijk te hervormen en een socialistische maatschappij op te bouwen. De arbeidersklasse zal zich nu politiek, syndicaal én cultureel gaan organiseren. Het falen van de Parijse Commune was stimulans.

Deze ontwikkelingen had nieuwe ideologische concepten én tegelijk was er een progressieve beweging bij de burgerij. Ze geloofden dat kapitaal en arbeid konden samenwerken, dat de bestaande politiek kan worden omgevormd tot een aanvaardbare politieke democratie en dat hun eigen sociale positie nog steeds veilig zou zijn.

De Duitse socialistische partij was toonaangevend. Net zoals in verschillende andere landen, zou eerst het algemeen (of meervoudig) stemrecht ingevoerd moeten worden voordat ze écht groot zouden worden.

79

Page 80: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Na het falen van de Eerste Internationale was er nog steeds een wens om zich internationaal te verenigen als socialistische organisaties. Na de Franse Revolutie verzamelden verschillende nationale bewegingen in Parijs om een Tweede Internationale Arbeiders-beweging (1889-1921) op te richten. Elk jaar gingen ze op 1 mei betogen en ze hielden driejaarlijkse congressen met steeds twee afgevaardigden per land. In Brussel werd de zetel van het Internationaal Socialitisch Bureau opgericht met ook een permanent secretariaat.

Verschillende soorten tegenstellingen en discussies bleven zorgen voor te veel conflicten tussen de verschillende landen in de Internationale. Ook in de rest van Europa werd het socialisme gekenmerkt door de spanningen tussen reformisten en revolutionairen. Het revolutionaire marxisme kende eigenlijk enkel in Rusland echt succes. In politieke democratieën volgden men een gematigde lijn. In andere landen werden radicale socialistische groepen opgericht.

Katholieke sociale actie en christendemocratieHet socialisme was de belangrijkste, maar de christendemocratie kwam ook op voor de arbeiders en het gewone volk. Lang hadden de pausen geen aandacht besteed aan de ‘sociale kwestie’, waarbij hun uitspraken beperkt bleven tot een veroordeling van het liberalisme als levensbeschouwelijk en politiek systeem. De opkomst van het socialisme confronteerde de kerk met het structurele karakter van de sociale ellende, dat gekoppeld was aan de groei van een moderne industriële maatschappij.

Paus Leo XIII zal het liberalisme én het socialisme als een bedreiging voor de kerk. Daarom verkoos hij het corporatisme; een maatschappelijke ordening tegen het individualisme (antiliberalistisch) en tegen de solidariteit voor één klasse (antisocialistisch), maar ze steunde op de georganiseerde samenwerking tussen kapitaal en arbeid. De praktische uitwerking ging in twee stromingen: de liberale school van Angers en de socialistische school van Luik.

In zijn encycliek Rerum Novarum uit 1891 veroordeelde hij het socialisme, het collectivisme en de klassenstrijd. Hij beklemtoonde de rol van de kerk, de staat, de patroons en de arbeids om een oplossing te vinden voor dit probleem. Hij pleitte voor een rechtvaardig loon, voor een beperkte staatstussenkomst, voor een katholieke sociale actie en voor het recht op zelfstandige arbeidersverenigingen. Hierdoor werden talrijke verenigingen van katholieke sociale actie opgericht.

De volgende paus Pius X volgde deze encycliek niet en stelde dat de sociale acties onder leiding van de geestelijkheid moesten gebeuren. De confessionele vakverenigingen hadden in de praktijk al een eerste doorbraak gekend, dus hij kon dit niet meer tegenhouden.

80

Page 81: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

België: de opkomst van de katholieke sociale actie en de christendemocratie had een belangrijke rol. Er ontstonden drie stromingen: de sociaalkatholicisme, de christendemocratie en het syndicalisme (paternalistisch, democratisch en ouvriëristisch).

De congressen van Luik leidden tot maatschappelijke of sociale werken die niet helemaal afstonden van het paternalisme. De organisaties waren mutualiteiten en beroepsverenigingen met een gemengd of corporatief karakter. Ze kregen snel een nationale overkoepeling. De beweging werd politiek getint door de eerste grondwetsherziening en de uitbreiding van het stemrecht. De vlaamse beweging en christendemocratie is vanaf dan een constante in de Belgische politiek.

De politieke aspiraties van de christendemocratie brengen haar in conflict met de conservatieve katholieke partij. De kerk is tegen een aparte christelijke volkspartij want dit gaat in tegen de eenheid van alle katholieken. Het zal zorgen voor een mcahtsvermindering van het katholieke blok en zo voor een machtsovername van de vrijzinnige liberaal-socialistische coalitie. Men sloot uiteindelijk een akkoord als gemeenschappelijke conservatief-democratische kieslijst.

Het katholieke syndicallisme was eerst buiten de politiek, waardoor ze pas heel traag invloed hadden op het paternalisme. Pas enkele jaren later werden de gemengde beroepsverenigingen geaccepteerd door de bisschoppen op enkele voorwaarden:

- De zelfstandige vakbonden houden een passende gematigheid- Ze blijven uitgesproken katholiek- De klassenstrijd wordt verworpen, dus men blijft trouw aan het corporatief ideaal

Socialisme en christendemocratie waren openlijke tegenstanders. De socialisten vonden dat de andere een instrument waren van de gevestigde orde om haar belangen veilig te stellen, het kapitalisme te verdedigen en de waren arbeidersontvoogding tegen te gaan. De christendemocraten vonden dat ze geen ware emancipatie waren, omdat ze geen ruimte hadden voor andere groepen en omdat ze vrijzinnig en antigodsdienstig waren. Dit laatste is een erfenis van de radicale liberalisme en vrijzinnigheid die het socialisme in België mee opgestart hebben.

De spliting van de democratische stroming en van de arbeidersbeweging in twee levensbeschouwelijke richting zorgde voor een bevestiging van de verzuiling in de burgerwereld in België, maar zorgde ook voor de verspreiding naar het volk.

81

Page 82: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Vrouwenbeweging en feminismeDe burgerlijke hegemonie, maar ook de mannelijke structuren van de Westerse samenleving werden onder druk gezet. Er was een zeker parallelisme tussen de arbeiders en vrouwen; ze zijn de radicale consequenties van de vrijheids- en gelijkheidsidealen van de Verlichting en van de individualistische filosofie.

De worstels van het feminisme liggen dan ook in de Verlichting, door haar rationalitische en mechanistische wereldbeeld, waarin centraal de natuurlijke rechten en vrijheden van de mens als individu. De gevolgen werden echter bepaald en beperkt door de invulling van deze opvatting. Veel verlichte denken bleven de vrouw als redeloos beschouwen, terwijl anderen de klemtoon leggen op het algemeen en universeel karakter van de natuurlijke rechten. Er ontwikkelde een feministische Verlichting van vooral vrouwelijke auteurs die de nadruk legden op de noodzaak van opvoeding en onderwijs voor meisjes.

Tijdens de revolutionaire periodes in de VS, Frankrijk en Engeland was er reeds aandacht voor rechten van vrouwen. Zo werd in Frankrijk de Déclaration des droits de la femme et la citoyenne opgesteld in 1791 door de vrouwenbeweging Olympe de Gouges als tegenhanger van de gelijkaardige mannelijke verwoording. Daarin eist men onder andere kiesrecht en toegang tot alle beroepen en openbare ambten.

Les mères, les filles, les soeurs, représentantes de la Nation, demandent à être constituées en Assemblée nationaleArt. 1 : La femme naît libre et demeure égale à l'homme en droits. Les distinctions sociales ne peuvent être fondées que sur l'utilité commune.Art. 2 : Le but de toute association politique est la conservation des droits naturels et imprescriptibles de la femme et de l'homme. Ces droits sont : la liberté, la prospérité, la sûreté et surtout la résistance à l'oppression.

Een meer beschouwende, filosofische schrijfster was Mary Wollstonecraft. In haar tekst van 1792 benadrukt ze de meer traditionele genderrollen, maar ze zal juist op basis daarvan een pleidooi voeren voor meer politieke rechten voor vrouwen.

“I will allow that bodily strength seems togive man a natural superiority over woman; and this is the only solid basis on which the superiority of the sex can be built. But I still insist that not only the virtue but the knowledge of the two sexes should be the same in nature, if not in degree, and that women, considered not only as moral but rational creatures, ought to endeavour to acquire human virtues (or perfections) by the same means as men, instead of being educated like a fanciful kind of half being.” “I consider that women in the common walks of life are called to fulfil the duties of wives and mothers, by religion and reason, I cannot help lamenting that women of a superior cast have not a road open by which they can pursue more extensive plans of usefulness and independence. I may excite laughter, by dropping an hint, which I mean to pursue some future time, for I really think that women ought to have representatives, instead of being arbitrarily governed without having any direct share allowed them in the deliberations of government. The conclusion which I wish to draw is obvious. Make women rational creatures and free citizens, and they will quickly become good wives and mothers--that is, if men do not neglect the duties of husbands and fathers.”

Vrouwen werden dus vaak vergeten in vrijheidsdenken van de Verlichting, maar ze speelden een bijzonder belangrijke rol in revoluties. Na de FR werden hun rechten nog verder beperkt.

82

Page 83: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Tijdens de Franse Revolutie werd het feminisme onderdrukt. De nieuwe grondrechten proclameerden de gelijkheid van de burgers, maar er was geen kiesrecht of enige andere vorm van politieke participatie voor vrouwen. Na de Franse Revolutie werd de Code Napoléon opgesteld, waarin de rechten van vrouwen nog meer onderdrukt werden.

Het Burgerlijk Wetboek van Napoléon le Code Napoléon kwam tot stand op het continent,welke de rechten van de vrouwen nog verder beperkt. Hierin werd de burgerlijke onbekwaamheid van de gehuwde vrouw vastgelegd; de man was het hoofd van het huishouden. Ze had minder rechten dan een ongehuwde of weduwe vrouw en werd behandeld als minderjarige. Wanneer een vrouw trouwde, dan ging al haar eigendom over van haar vader naar haar echtgenoot. Ze had dus nooit haar eigen economische eigendommen en was onderschikt aan de vader, dan de man. Vanuit deze wet is het logisch dat vrouwen geen toegang hadden tot hogere beroepen.

De achterstelling van de vrouw werd verder versterkt door de industriële revolutie. De ambachtelijke nijverheid en de gezinseconomische werden verdrongen door de gemechaniseerde fabrieksarbeid. Mannen namen de vrouwelijke beroepen over, in de fabrieken. Daarom moesten vrouwen en kinderen ook naar de fabrieken trekken om de levensstandaard op pijl te houden, waar ze werden behandeld als tweederangs. De meeste taken voor vrouwen werden bepaald door de traditionele gezinstaken, maar ze werden daarnaast ook ingezet in de zware industrie. Eén derde van de actieve bevolking waren vrouwen. Ze kregen een loon dat een derde lager lag dan het mannelijke loon, in ongezonde werkomstandigheden.

Emilie Claeys stelde in 1891 dat vrouwen een dubbele strijd hebben binnen de arbeidersbeweging: tegen de kapitalist-uitbuiter, en de echtgenoot. Wij vrouwen, hebben dus een dubbelen strijd te voeren. Wij hebben ons niet alleen vrij te maken tegenover de kapitalist-uitbuiter, maar ook tegenover den alleenheerschende echtgenoot. Ze was één van de eersten die dit stelde, maar ze was nog iets te radicaal voor die tijd, want ze organiseerde ook de eerste sociale beweging en pleidooien voor anticonceptie.

Vrouwenarbeid was niets nieuws, maar het kreeg een ander karakter door de industriële revolutie, namelijk buitenhuisarbeid. De vrouw kwam in concurrentie van de man op de arbeidsmarkt. Ze werkten voor een lager loon, waardoor mannen hen als onderkruipsters zagen. Daarnaast kwam de vrouw in contact met de buitenwereld, los van haar echtgenoot. Ze had de mogelijkheid tot zelfstandig, individueel optreden, wat als problematisch werd ervaren. Daardoor was er een groeiend pleidooi tegen de vrouwenarbeid, gebaseerd op de natuurlijke zending van de vrouw. De arbeid werd gezien als een beletsel van haar rol als echtgenote en als opvoedster van kinderen.

De georganiseerde vrouwenbeweging startte in 1870 in de Angelsaksische landen, en later op het continent. De eerste feministische golf gebeurde rond 1914 wanneer ze hun eerste successen behaalden. Deze golf werd voorbereid door de antislavernijbeweging, waarbij evangelische en verlichte ideeën elkaar versterkten. In de VS deed men uitdrukkelijk beroep op de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring van 1776: Alle mannen en vrouwen worden vrij geboren en hebben onvervreemdbare rechten.

83

Page 84: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Deze invalshoek bepaalde de betekenis van feminisme: een beweging voor gelijke rechten van mannen én vrouwen. Daarbij was er ook aandacht voor de vrouwelijke eigenheid. Er ontstonden twee stromingen. De oorzaken van deze verschillen kwamen door nationale en continentale verschillen in godsdienst, politieke cultuur en de verschillende impact van het socialisme.

- Het Angelsaksische feminisme: een gelijke-rechtenfeminisme - Het continentale feminisme: meer aandacht voor de vrouwelijke waarden

Het feminisme had drie grote doelstellingen: de juridische gelijkheid, de toegang tot het onderwijs en de verwerving van het stemrecht. In Amerika en Engeland werden militante, soms spectaculaire acties gevoerd voor het vrouwenkiesrecht; daarom wordt de beweging ook suffragettenbeweging genoemd door Emmeline Pankhurst. De acties werden vaak op zeer repressieve, gewelddadige manier onderdrukt. Ze werd vooral gedragen door vrouwen uit progressfief-liberale en intellectuele milieus, vandaar het belang van de eerste vrouwelijke universiteitenstudenten. De resultaten van de drie aspecten waren verschillend per land. De democratisering na de WOI zou voor een doorbraak zorgen.

Groot-Brittanië: bittere strijd o.l.v. Emmeline Pankhurst (Women’s Social and Political Movement)In Amerika: 1848: Beweging voor vrouwenkiesrecht in de Verenigde Staten1869: John Stuart Mill, The subjection of women. Deze tekst was eigenlijk door zijn vrouw geschreven, maar dat kon toen zo nog niet gepubliceerd worden dus deed hij het onder zijn naam zodat de ideeën toch verspreid konden worden. Vrouwen mochten toen absoluut nog niet aan politiek deelnemen. 1869: Wyoming wordt eerste staat die vrouwenkiesrecht invoert

De opkomst van het feminisme was deel van een bredere democratiseringsbeweging, met het socialisme als motor. Dit is echter dubbelzinnig, want er waren ook antifeministische (Franse) bewegingen binnen het socialisme; deze werden versterkt door de vrouw te bezien als een concurrente op de arbeidsmarkt. Daartegenover stond de stroming van Duitse socialisten, die de emancipatie van de arbeider en van de vrouw als één beweging zagen. De katholieken zagen het feminisme en de individuele emancipatie als bedreiging voor ‘godsdienst, eigendom en gezin’, maar steunde wel pleidooi voor materiële lotsverbetering van de vrouw.

84

Page 85: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

België: de feministische beweging in België was laattijdig en vrij beperkt; de feministische beweging groeide op de kleine stappen in de onderwijssituatie. De nadruk lag vooral op het onderwijs van jonge meisjes. Isabelle Gatti de Gamond richtte een kwalitatieve middelbaar onderwijs op voor meisjes in vrijzinnig perspectief, waar ze een volledige opleiding volgden. Daardoor groeide de druk op de universiteiten om meisjes aan te nemen. Een echte feministische beweging kwam er door de eerste vrouwelijke politici, die vaak niet het beroep konden uitvoeren waarvoor ze gestudeerd hadden. De affaire Popelin kwam op tegen het principe dat vrouwen niet toegelaten werden tot de advocatuur. Marie Popelin was het eerste meisje uit de school van Gamond en studeerde rechten aan de ULB. Ze studeerde af, maar kon nergens gaan werken als vrouw in de advocatuur. Ze was een grote voorvechter dat ze dit beroep wel mag uitvoeren. Dit leidde tot de stichting van de Ligue belge du droit des femmes in 1892, met vooral progressief-liberale leden.

Het feminisme speelde vooran in een beperkt aantal kleine verenigingen met leden uit hogere maatschappelijke milieus en vrouwen met intellectuele vorming. De Conseil national des femmes belges werd oprecht in 1905 als kern van de liga. De ‘verzuilde’ vrouwenbewegingen stonden in functie van de doelstelling van de resp. katholieke of socialistische zuil. Ze streefden wel voor een materiële en morele lotsverbetering, binnen de bestaande rollenpatronen. Op termijn groeide een generatie van zelfbewuste vrouwen, als gunstige basis voor het groeien van feminisme.

De echte resultaten waren vooral de verbetering in de onderwijskansen en van de eerste sociale wetgeving, die het misbruik tegenging van vrouw- en kinderarbeid. Ook de inferieure positie van de gehuwde vrouw in het burgerlijk recht verbeterde.

België was zeer traag en laat in het toekennen van vrouwenkiesrecht. De strijd om het vrouwenkiesrecht werd niet met overtuiging gevoerd, waardoor het geen resultaat had. De liberalen en socialisten waren oorspronkelijk voor, maar nu keerden ze zich uit vrees voor de handhaving van de katholieke meerderheidspositie tegen vrouwenstemrecht; ze vreesden dat vrouwen om de conservatieve partij zouden stemmen. De katholieken waren eerst tegen, maar gelijdelijk waren ze voorstander uit electorale overweging. Het duurde nog tot in 1948 voordat vrouwen volwaardig stemrecht kregen in België aan de hand van zeer geleidelijke stappen. In 1921 kregen vrouwen kiesrecht in de gemeenteraadsverkiezingen, behalve als men een prostitué is. Het stemrecht voor het parlement was alleen mogelijk als een vrouw:

- Gevangen was genomen door de bezetter voor verzetsdaden- Niet-hertrouwde weduwen- Alleenstaande moeders van gesneuvelde soldaten of gefusilleerde burgers

85

Page 86: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Democratie, nationalisme, imperialismeDe economische en sociale verschuivingen van de tweede industriële revolutie hebben ook een invloed op het politieke systeem.

Neergang van het liberalismeDe politieke en ideologische trends hadden een dubbel karakter: ze waren bevorderend voor de vooruitgang van grote delen van de essentie van het liberalisme; maar ze zorgden ook voor de afzwakking van de fundamenten ervan.

Het klassieke liberalisme stelt de vrijheid van het individu centraal. Elke mens moet de gelegenheid krijgen om uit te groeien tot een vrije zelfstandige persoonlijkheid. Deze stroming stelt dat tegengestelde belangen kunnen in redelijk overleg voorzien worden van een oplossing, levensbeschouwelijke tolerantie is het beste en de meerderheid moet in de politiek doorslaggevend zijn. Dit idee wordt ondermijnd door nieuwe ontwikkelingen van het denken. Dit gaat in drie stromingen: sociaal darwinisme, eugenetica en behaviorisme.

Sociaal darwinisme: de armen in de samenleving moeten niet geholpen worden want anders zou de armengroep in de samenleving alleen maar uitbreiden. De biologische theorie van Darwin stelt dat elk levend wezen veranderlijk is en evolueren volgens een kansfactor. De theorie van the survival of the fittest kan eenvoudig worden toegepast op de samenleving zodat de samenleving als natuurlijk wezen ontwikkelde door ‘gezonde veranderingen’ te doen. Dit vormt het steunpunt voor conservatieve stromingen, rastheorieën, antisemitisme, klassentheorieën, nationalisme, economische monopolievormingen, …

Mede door het succes van het wetenschappelijke Darwinisme, ontstaat een soort sociaal Darwinisme waarbij moraliteit niet centraal staat, maar de opdracht is vooral het overleven van een bepaalde groep. Sommige interpretaties van het Darwinisme zaaien twijfel over centraal belang van de menselijke vrijheid; menselijke vrijheid wordt niet langer algemeen aanvaard als onaantastbaar principe. Het liberalisme wordt uitgehold door de spanning tussen het determinisme en de menselijke vrijheid. Ook in internationale betrekkingen gaat men focussen op het overleven van de naties; het zijn niet de meest morele naties die groot geworden zijn.

Eugenetica: de evolutietheorie stimuleerde het onderzoek naar erfelijkheid. De stroming van de eugenetica wou verbetering brengen in de menselijke soort door actief in te grijpen. De sociale achtergrond is de toevloed van ‘nieuwe immigranten’ uit Zuid- en Oost-Europa in de VS. Er groeide twee takken eugenetica vanuit de vrees voor overerfbaarheid van slechte eigenschappen, waardoor het ‘Amerikaanse type’ zou verdwijnen.

- Racially unfit: een selectieve beperking van de immigratie uit achtergebleven Europese gebeiden.

- Socially unfit: tegen zwakzinningen. Deze stroming stelde sterilisatiewetten op zodat mensen met een erfelijk gebrek zich niet zouden voortplanten.

Behavioristische psychologie: sociale wetenschappers wouden interventietechnieken opstellen voor een beheersing van het gedrag. Men wou psychologische termen omzetten in waarneembaar gedrag, via het stimulusrespons-schema.

86

Page 87: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Tevens was er een invloed op het liberale ideaal! Op politiek vlak moest men de loskoppeling tussen vrijheid en eigendom accepteren, waardoor het lagemeen stemrecht kon ontwikkelen. Op economisch vlak was er geen volledige laissez-faire houding meer mogelijk, gezien de bevolking een staatstussenkomst eisten in de crisis van de jaren 70. Dit leidde tot een verval van de vrijhandel en de herleving van het nationale protectionisme. Het onderscheid tussen politiek en economie vervaagde. Het grote doel was de oprichting van de welvaartsstaat.

Tegelijk groeide een new liberalism dat de rol van de staat accepterd in sociale en economische aangelegenheden. Tegelijk probeert ze competitie en het marktmechanisme te vrijwaren door acties tegen trutst en monopolies. Dit liberalisme was humanitair en had soms meer aandacht voor de lotsverbetering van het gewone volk, dan voor de businesses.

Het economisch liberalisme wordt (zeer geleidelijk) achterhaald door uitbouw van de verzorgingsstaat. Dat gaat ook uit van grote maten van vrijheid, namelijk iedereen mag vrij handel voeren. Ook dit idee neemt af door het nationalisme waardoor landen hun economische grenzen sluiten voor binnenlandse handel en de absolute vrijheid van de individuele transacties wordt ondermijnd door de basis van de verzorgingsstaat (bv. kinderarbeid tegen een bepaald loon gaat niet meer lukken).

De grootste vijand van het liberalisme is het integraal nationalisme. Het nationalisme heeft het antwoord op alles! Als iedereen hierin gelooft, dan gaan de Europese landen terug vijanden worden; het scherpt de tegenstellingen aan tussen de Europese landen. De liberale nadruk op de economie impliceert dat landen handelspartners zijn; het integraal nationalisme wilt alles van ons verdedigen. Dit botst onvermijdelijk op elkaar.

De opkomst van de massa-democratieDe liberale burgerstaat kende een dubbele transformatie. Er was een uitbreiding van het stemrecht, zodat nieuwe bevolkingslagen werden betrokken in het systeem. Langs de andere kant ging de overheid zich steeds meer uitdrukkelijk bezig houden met het materiële welzijn van de burgers. Dit was het begin van de ontwikkeling van de welvaartsstaat. Zodra de arbeider deelnam aan de politiek, moest overheid rekening houden met hun belangen.

De rol van de staat bleef voordien eerder beperkt; het was een minimale staats rond 1830. Het aantal mensen actief in de politiek is beperkt (cijnskiesrecht), de staat doet ook niet veel (minister van oorlog, financiën en binnenlandse en buitenlandse zaken was de samenstelling van de eerste regering). Nu hebben we veel meer ministers, want we willen veel meer! Als we over meerdere dingen bezorgd worden, dan willen we meer regering. Aan de inputzijde gaan meer mensen deelnemen aan de politiek (meer burgers), aan de outputzijde gaat de overheid meer interveniëren. Deze revolutie volstrekt zich op korte periode: democratie is enkel mogelijk als burgers kunnen gaan stemmen; op 46 jaar verlaten we het idee van de elitaire politiek, naar een massademocratie waarin iedereen een stem heeft en van alles mag doen. De historische betekenis van deze democratische revolutie gaat vooral over het idee dat lang geldig was dat de massa niet goed was voor de politiek; op 40jaar tijd gaat dit volledig veranderen.

87

Page 88: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Verruimde participatie: algemeen stemrechtDe burgelijke revoluties leidden tot een vorm van beperkt kiesrecht. Meer en meer werd dit aangevoeld als een onhoudbare discriminatie. Algemeen stemrecht was één van de belangrijkste eisen dat de sociaaldemocratie gebruikte voor de massamobilisatie. Grote socialisitsche manifestaties brachten ook liberalen en conservatieve politici tot de overtuiging dat het niet meer aankwam op het onderdrukken van de onrust; ze moesten partiële en geleidelijke toegevingen doen om de bestaande orde te beschermen tegen een eventuele omverwerping.

Voor 1870 zetten progressieven zich reeds in voor een politieke democratisering. Algemeen kiesrecht voor mannen werd na de WOI overal ingevoerd; dit ging minder snel voor het kiesrecht van vrouwen. Dit algemeen kiesrecht impliceert niet dat de politieke macht in handen van het volk kwam! In landen met een parlementair regeringssysteem was de invloed beter voelbaar; de invloed van de democratische Kamer bleef nog beperkt tegenover de aristocratische Senaat. In autocratisce landen had het algemeen stemrecht nauwelijks effect; daarvoor was eerst nog een revolutionaire crisis nodig.

België: de politieke democratisering gebeurde geleidelijk; we waren altijd traag in dit soort dingen. Door het cijnskiesrecht bestond het kiezerscorps voor lange tijd uit minder dan 10% van de bevolking. De Belgische Werkliedepartij en de progressieve liberalen streefden voor een uitbreiding van kiesrecht. De katholieke regering Beernaert opende de procedure tot grondwetsherziening. Als compromis om te liberalen en socialisten te overtuigen, ontwikkeldde men een getemperd algemeen stemrecht in 1893.

Het meervoudig algemeen stemrecht gaf aan elke man van minstens 25 jaar één stem, maar voorzag ook één of twee bijkomende stemmen op grond van voldoende hoog niveau van belastingen of een diploma. De rijken behielden dus de grootste invloed op de politiek. De kiesplicht werd ingevoerd om manipulatie van de verkiezingen tegen te gaan; de stemming was dus verplicht en daarom ook geheim. Deze hervorming zorgde voor een kleine democratisering van de Senaat. De zetels werden verdeeld volgens het meerderheidsprincipe, waardoor de uiteindelijke verdeling niet-proportioneel was.

Fabrieksbazen wisten dat de arbeiders op de socialistische partij zouden stemmen, tegen hun belangen in als ondernemers. Daarom zouden ze hun arbeiders kunnen verbieden om te gaan stemmen. Om dit tegen te gaan, kreeg iedereen een opkomstplicht. Dit is dus een bescherming.

Dit nieuwe systeem was vooral in het voordeel van de katholieken! De oppositie pleitte snel voor de afschaffing van de bijkomende stemmen en het meerderheidsstelsel. Ook de regering Beernaerts was overtuigd van een evenredige vertegenwoordiging. In 1899 werden deze dingen ingevoerd door het systeem D’Hondt waarbij de zetels verdeeld worden volgens een evenredige vertegenwoordiging. Daardoor zijn ook de partijen meer proportioneel vertegenwoordigd. De katholieken verloren, maar bleven nog steeds de grootsten. Ook de positie van de christendemocraten was verbeterd. De relatieve verhoudingen veranderden niet, maar alle partijen waren nu wel vertegenwoordigd in het parlement. Dit zorgt voor de mogelijkheid op een machtswisseling. Ook alternatieve en diverse coalitie kunnen gevormd worden. Toen werd dus het huidige systeem gecreeërd.

88

Page 89: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

De (socialistische) oppositie bleef pleiten voor een one man, one vote-principe door algemene stakingen. Ze hadden geen grote effecten, maar ze zorgden wel voor de verdere inburgering van de gedachte van het zuiver algemeen stemrecht. De invoering ervan gebeurde meteen na WOI.

! De strijd om de verruiming van het kiesrecht gold alleen voor mannen. Vrouwenkiesrecht werd pas na WOII ingevoerd. Wel zorgden men dat de invoering mogelijk was door een bijzondere wet in plaats van een grondwetsherziening.

Begin van de verzorgingsstaatTot 1870 hield de nationale overheid zich niet bezig met interventie op sociaal vlak. In het begin de 19de eeuw werd in diverse landen een begin van een sociale wetgeving opgesteld. Deze had vooral betrekking tot de arbiedsvoorwaarden in de industrie en de sociale verzekeringen van industrie-arbeiders. Er zijn meerdere economische, sociale en politieke verklaringen voor deze ontwikkelingen.

- De uitbreiding van de moderne kapitalistische industrie zorgde voor een snelle toename van het aantal loonarbeiders

- Door de tewerkstelling in steeds grotere bedrijven, vormden individuele risico’s zich om tot sociale risico’s

- Het wegvallen van de traditionele vormen van solidariteit zorgde voor het ontstaan van nieuwe vormen van wederzijdse ondersteuning

- Een nationale sociale wetgeving was nodig voor stabiliteit in de samenleving

! Er is een link tussen de opkomst van het socialisme en de uitbreiding van het stemrecht. Opgemerkt moet worden dat veel sociale wetgeving ontstaan is bij de verlichte burgerij met het doel om de arbeiders in de staat te engageren. Meer mensen kunnen aan politiek doen, en hun mening komt ook meer tot uiting door het nieuwe systeem (inputzijde).

De eerste ingreep was op de arbeidsvoorwaarden in de moderne industrie. In Engeland was er de Factory Act die een verbod stelde op arbeid van kinderen jonger dan 9 jaar; kinderen tussen 9 en 16 jaar mochten max. 12 uur per dag werken. Later volgde de Ten Hours Act, waarbij de werktijd per dag beperkt werd tot 10 uur voor alle arbeiders. In Duitsland kwam een algemeen verbod op kinderarbeid en in Frankrijk volgen een algemeen verbod op kinder- en vrouwenarbeid. De Tweede Internationale maakte 1 mei als een strijddag voor de achturenwerkdag, die na WOII gerealiseerd zou worden.

De tweede ingreep was de sociale verzekeringen, bedoeld om een inkomen te garanderen aan zieke, oudere of werklozen arbeiders. Dit is de basis voor het sociale-zekerheidssysteem en een aanzet naar de verzorgingsstaat. In 1914 kwam de noodzaak voor een grootsschalige en wetgevende interventie op deze verzekeringen.

89

Page 90: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

In Duitsland stond men voorop met het beleid van Bismarck, als vader van sociale zekerheid. Voor de opkomst van de massa deed de politiek eigenlijk niets omtrent de sociale kwesties; dan kunnen ze ook niets fout doen! De Duitse kanselier Bismarck gaat hier als eerste over nadenken: als hij niets doet wanneer alle burgers mogen stemmen, dan gaan de lagere klassen op de socialisten stemmen. Hij wou dit niet, dus moest hij de ellende van die klassen tegengaan. Hij begint een geleidelijk systeem met ten eerste een spectaculaire wetgeving op met een verzekering voor werknemers tegen ziekte, arbeidsongeval, invaliditeit en ouderdom. Het systeem was verplicht en algemeen, georganiseerd door de staat en gefinancierd door bijdragen van werknemers en werkgevers. Dit klinkt progressief, maar bij wou de arbeidersklasse verbinden aan het nieuwe keizerrijk zonder de positie van de socialisten te versterken. Deze overheids-voorzieningen waren dus juist bedoeld om de voedingsbodem van het socialisme te verzwakken door grootste ellende te voorkomen!

In Engeland had men aan het begin van de 20ste eeuw een geordend systeem van sociale verzekeringen. De liberale regeringen introduceerden gratis pensioen, gefinancierd door belastingen. Er kwam ook een algemene, verplichte ziekte- en werkloosheidsverzekering die gefinancierd werd door werkgevers, werknemers en de overheid. Ze werd niet georganiseerd door de staa, maar door ziekenfondsen en vakbonden. Dit is dus een vorm van new liberalism.

In België volgde het Duitse voorbeeld; de katholieke overheid zorgde voor een gesubsidieerde vrijheid. Bismarck maakt een sterke Duitse staatsinstelling, terwijl België zich niet te veel wou indringen in het leven van de burgers. De staat zorgde voor het juridisch en institutioneel kader voor particuliere initiatieven, door subsidies aangemoedigd aan socialistische én antisocialistische organisaties. Voor welkloosheid kwam er een gemeentelijk subsidiestelsel van de syndicale werklozenkassen. Het systeem van gesubsidieerde vrijheid versterkte de ideologische of levensbeschouwelijke opdeling van de mutualiteiten en de vakbonden. De systemen waren niet verplicht, behalve voor mijnwerkers vanaf 1911 om een pensioen te verzekering. Hier start dus het verzuilde systeem van het maatschappelijke middenveld = het Gentse systeem omdat het daar vooral tot ontwikkeling gekomen is.

Men begint hier aan een onderneming die snel enorm groot gaat worden; hoe lang moeten dokters studeren, hoeveel dokters moeten we hebben, hoeveel kost een doktersbezoek, hoeveel kost een dag in het ziekenhuis, … snel komt er een ingewikkelde bureaucratie.

De sociale verzekeringen bleven overal beperkt. Er was véél meer aandacht voor ziekte en dergelijken, dan voor werkloosheid. Dit laatste heeft een directe impact op de arbeidsmarkt en de loonsvorming, waardoor men zich wat afzijdig hield. Er zijn twee tendensen ontstaat.

- De financiering door bijdragen van arbeiders gericht op een beperkte professionele solidariteit, naar Duits voorbeeld

- De financiering door belastingen gericht op algemene solidariteit, naar Engels voorbeeld

De Grote Depressie zorgt voor het besef van de nood aan sociale zekerheid. De moderne zekerheid komt tot stand na WOII.

90

Page 91: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

De opkomst van het integraal nationalismeEr ontstond een nieuw soort nationalisme. Het was een chauvinistisch en exclusief nationalisme, staat haaks op traditionele liberale waarden. In de eigen gemeenschap wou men nationale absolute voorkeur en in de wereld moest de eigen natie belangrijk zijn. Dit zorgde voor een nieuw natie-concept waarin de eigen identiteit, afkomst en taal belangrijker awren dan vrij gekozen burgerschap.

Dit integraal nationalisme manifesteerd zich op drie niveaus, drie gevolgen:

1. Sterkere spanningen tussen de landen van Europa door een verhoogd antagonisme en imperialisme. De andere naties werden als buitenlandse dreiging beschouwd.

2. De officiële binnenlandse politiek woude bevolking sterker aan de staat binden, zodat er niet alleen gehoorzaamheid maar ook geïntgreerde loyaliteit was. De sociale onderlagen namen deel aan de politieke besluitvoring, waardoor de overheid meer invloed en controle ging uitvoeren op verschillende aspecten, zoals materieel en geestelijk vlak. Law and order moet overheersen

3. De publieke opinie werd beïnvloed door nationalistische bewegingen, vanuit de officiële politiek of vanuit de burgers zelf. Er was een sterke nadruk op de eenheid van het volk, bevorderend voor het cultuurnationalisme, waardoor men de etnisch-culturele eigenheid superieur kon verklaren. Men was tegen volksvreemde elementen; alle binnenlandse vijanden die de nationale ontplooiing verhinderen. Er ontstond het idee van een eigen staat gebaseerd op afstamming of taal als absolute toeststeen voor het nationale.

! De hedendaagse debatten vloeien voort uit het integraal nationalisme. Dit wordt vandaag ook nog steeds groter.

De theoretische fundering voor het integraal nationalisme werd voorzien door de Franse schrijver Charles Maurras (1868-1952). Hij was de leider van het Action Française en propagandeerde de versterking van het katholicisme als politieke religie, de bestrijding van het linkse FR, de terugkeer van de monarchie, een revancheoorlog tegen Duitsland en een antivreemdelingenpolitiek tegen de joden. De Action Française werd opgericht na de Dreyfus-affaire, waardoor de politieke opinie sterk beïnvloed werd en sterk antisemitistisch werd! Dit zorgde voor een opsplitsing in twee onverzoenlijke kampen.

Maurras wilt in verschillende fasen te werk gaan: Fase 1: Aandacht voor eigen taal en cultuur. Iedereen moet de eigen taal en cultuur volgen; de Franse cultuur, niet de Corsicaanse etc. Deze cultuur wordt naar voor geschoven en wordt opgelegd aan iedereen.

Fase 2: Pogingen om publieke opinie te bereiken, invention of tradition. Deze cultuur wordt deels uitgevonden, want Frankrijk als geheel is een zeer nieuw gegeven.

Fase 3: Integraal nationalisme krijgt massa-aanhang. Mensen gaan zich identificeren met deze culturele stroming.

91

Page 92: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Het integraal nationalisme ziet de natie niet als instrument van burgerlijke vrijheden; de natie is een doel op zich. De belangen van de natie staan dan ook boven de vrijheid van het individu en zelf de mensheid als geheel. Dit nationalisme is automatisch antiliberaal en autoriteit; het hing steeds meer samen met rechts-radicale stromingen.

! De integraal nationalisme gaat dus naar de waarden vóór de Franse Revolutie, terwijl net die republiceinse waarden vandaag als de Franse identiteit beschouwd worden. Ze stellen dus steeds la république, c’est du mal. De vijanden van Frankrijk waren de Joden, de protestanten en de vrijmetselaars (dit is een gesloten groep dus het is een soort complottheorie). De grootste vijand is de buitenlanders! De enige die overblijven: de patriotten, de nationalisten, antidreysfusen, … Dus veel mensen verenigen.

LA RÉPUBLIQUE, C’EST LE MALLa République est le gouvernement des juifs, des juifs traîtres comme Dreyfus, des juifs voleurs, des juifs corrupteurs du peuple et persécuteurs de la religion catholique, comme l’inventeur juif de la loi du divorce et le juif inventeur de la loi de Séparation.La République est le gouvernement des pédagogues protestants qui importent d’Allemagne un système d’éducation qui abrutit et dépayse le cerveau des jeunes Français.La République est le gouvernement des francs-maçons, qui n’ont qu’une haine, l’Église, qu’un amour, les sinécures et le trésor public. (...)La République est le gouvernement des étrangers plus ou moins naturalisés ou métèques, qui ces jours-ci souilleront du cadavre de leur Zola le Panthéon désaffecté ; ils accaparent le sol de la France, ils disputent aux travailleurs de sang français leur juste salaire, ils font voter des lois qui ruinent l’industrie.NOUS Y METTRONS UN ROI. LE ROI : c’est-à-dire la France personnifiée par le descendant et l’héritier des quarante chefs qui l’ont faite, agrandie, maintenue et développée. (...)Patriotes français, nationalistes, antidreyfusards, catholiques, hommes d’ordre, hommes de progrès, riches, pauvres, de toute classe, de tout métier, de tout parti :Vous lirez tous l’Action Française, qui dira chaque jour non seulement les maux publics mais le moyen, le moyen sûr, le moyen radical, l’unique moyen de terminer les misères de la patrie,JETER À BAS LA RÉPUBLIQUE ! PROCLAMER LE DUC D’ORLÉANS !

! Deze toespraak werd in 1908 gehouden, terwijl Dreyfus in 1906 al volledig in eer hersteld was !

92

Page 93: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

De zaak Dreyfus: Dreyfus werd op 15 oktober 1894 gearresteerd op grond van valse documenten waaruit zou blijken dat hij verraad zou hebben gepleegd (hij zou een spion zijn voor keizerrijk Duitsland); het feit dat hij een jood was had met dit alles te maken.[bron?] Hij werd op 5 januari 1895 uit zijn rang gezet, zijn insignes werden afgerukt, zijn zwaard gebroken. "Mort aux juifs!" (dood aan de Joden) brulde de meute. Korte tijd later werd hij veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf, uit te zitten op het beruchte Duivelseiland.

Zijn veroordeling veroorzaakte veel opschudding en diverse personen hebben zich beijverd hem vrij te krijgen. De bekende Franse schrijver Émile Zola heeft zich voor zijn vrijlating en rehabilitatie ingezet met zijn beroemde open brief uit 1898 getiteld J'accuse...!. Daarin werd ook de naam van de werkelijke spion vermeld, de Franse majoor Ferdinand Walsin-Esterhazy.

- 1894: Kapitein Alfred Dreyfus aangehouden en veroordeeld voor spionage- 1896: Het wordt duidelijk dat Dreyfus onschuldig is- 1898: Émile Zola publiceert « J’Accuse! »- 1899: Gratie voor Dreyfus- 1906: Eerherstel voor Dreyfus door Hof van Cassatie

Dreyfus zorgt voor tegenstellingen in Frankrijk gedurende 100 jaar als het scherpste maatschappelijk conflict tussen rechterzijde en progressief Frankrijk. Dreyfus wordt gesteund door alle vijanden; de liberale waarden zijn voor Dreyfus, maar de integrale nationalistische waarden zijn tegen hem.

Het volledige proces duurde reeds 14 jaar. Na het eerherstel, zal men toch nog de leugens in het proces blijven herhalen dat hij een verrader is, om het antisemitisme aan te wakkeren. Door de leugen te herhalen, zullen mensen dit wel gaan geloven! De publieke opinie wordt zo dus verwerkt, zeker als de kranten daar ook mee meewerken.

Ook belangrijk voor ontwikkeling zionisme oprichting staat Israel in 1948

93

Page 94: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

In Frankrijk was er een sterk democratische en linkse traditie als tegengewicht voor het integraal nationalisme, maar dat was niet zo in Duitsland. De snelle modernisering zorgde volgens het volk voor een desintegratie van de traditionele draagvlakken van samenleving. De gemeenschap werd aangetast door het individualistische liberalisme en de socialistische klassenstrijd; beide propageerde joden en vreemdelingen. Men wou de Duitse aard bewaren en de gemeenschap zuiveren van volksvreemde elementen. Ook wou men de band met Duitsers buiten het keizerrijk versterken. Zo ontstond een völkische ideologie, waarin de afstamming en taal als kernelement van de Duitse identiteit gezien werd. Deze stroming groeide van onderuit en paste perfect in de officiële imperialistische politiek van de keizer.

Ook in andere landen groeide het integraal nationalisme en de doorbraak van de nationalistische bewegingen. Meestal vertrok dit vanuit cultuurnationalisme, dus de bezorgdheid over het voortbestaan van de eigen taal of cultuur. Dit zal uitmondden in een streven naar politieke autonomie binnen een federale structuur of zelf volledige onafhankelijkheid. De stromingen werden vaak gedragen door één bepaalde sociale groep.

Veel etnisch-cultuurnationalistische was op het einde van de 19de eeuw in de derde fase; door drie factoren:

- De weerstand van traditionele machtselites tegen verdere democratisering en modernisering

- Het opkomen van niet-traditionele sociale groepen, de intelligentie en werknemers in de tertiaire sectoren in het verstedelijkte Westen

- Het uitzwermen van allerlei volkeren overheen de wereld, als bedreiging voor het behoud van het eigene

Binnen de liberaal-democratische traditie deed de overheid steeds meer toegevingen aan het nationalisme. Vooral in landen zonder liberaal-democratische traditie werd het nationalisme beantwoord door strenge repressie en gewelddadige onderdrukking. Dit zorgde voor de nationalistische opwindingen in de Balkan en uiteindelijk voor het uitbreken van de eerste wereldoorlog.

België: het nationalisme was even sterk, maar meer vreedzaam. De taalstrijd was een communautair conflict, dat samenhing met een economische en politieke evolutie.

Op economisch vlak had Vlaanderen een inhaalbeweging gemaakt met de sterke uitbreiding van de tertiaire sector, vooral rond Antwerpen. De Nederlandstalige ambtenaren en bedienden voelden zich minderwaardig en zagen de taalstrijd als een strijd voor een stijging op de sociale ladder. Er kwam een vervlechting tussen de Vlaamse beweging en de beginnende christendemocratie. De Vlaamse beweging was een volksbeweging.

Op politek vlak zorgde het algemeen stemrecht voor een vergroting van de Vlaamse beweging, door de sterkere positie van de christendemocraten en de afzwakking van de liberalen. Men keurde wetten voor de principiële gelijkheid van de talen; de gelijkheidswet erkende de officiële gelijkwaardigheid van Frans en Nederlands.

94

Page 95: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

De Vlaamsgezinden vonden dat een tweetaligheid over het hele land steeds zou zorgen voor een verfransing, gezien de sociale meerwaarde van de taal. Daarom wou men streven naar een eentalig Vlaanderen! Deze ideologie werd versterkt door een sterker zelfbewustzijn. Het was niet louter een taalstrijd, maar een stroming gericht op de uitbouw van een zelfstandig cultureel, wetenschappelijk en economisch leven in Vlaanderen.

Het eerste belangrijke resultaat was de wet over de vernederlandsing van de UGent.

De groeiende bewustwording ging niet gelijk met de uitbouw van een taalwetgeving. Door het algemeen stemrecht waren meer Waalse verkozenen bij de katholieke partij. Ook was er een sterkere Waalse beweging. Die werd aangewakkerd door de economische opgang van Vlaanderen en de beklemtoning van de Waalse culturele en etnische identiteit.

Deze Waalse beweging ging nadenken over een bestuurlijke scheiding van België. De confrontatie tussen beide stromingen zorgde voor activisme in Vlaanderen. De leden van de beweging gingen de Duitse bezetter steunen, in de hoop dat ze enkele Vlaamse eisen zouden verwezenlijken.

Tegenover deze twee stromingen was er de Belgisch-nationale ideologie. Ze stelde dat niet de taal, maar wel de cultuur bepalend was voor de eigenheid van een volk. De Belgische eigenheid steunde op een Belgische cultuur. Ze waren voorstander van territoriale en economische expansie, een sterke staat. Ze waren tegen de partijpolitiek en de neutraliteit van België.

95

Page 96: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Het modern imperialismeImperialisme en nationalisme zijn twee fenomenen die invloed hebben op zowel de economie als de politiek, zowel met nuchtere berekeningen als met emotionele opwinding, zowel met binnenlandse ontwikkelingen als met internationale machtsverhoudingen. Het moderne gaat over de eigenheid van het imperialisme: de koloniale imperia waren na WOII geheel verdwijnen, als gevolg van de dekolonisatiebeweging. De consequenties zijn nog steeds voelbaar in de huidige Noord-Zuidspanning tussen geïndustrialiseerde en Derde-Wereldlanden.

Imperialisme = de weloverwogen actie of aansporing tot uitbreiding of handhaving van directe of indirecte staatkundige beheersing door een staat van welk ander bewoond gebied ook. Het is dus een weloverwogen wilsdaad. Het gaat over formele kolonisatie of over informele controle, dus de staatkundige overheersing van mensen. Het imperialisme gaat zowel over economische, als ideologische overheersing.

De wedloop naar koloniesRond 1870 was het koloniale bezit beperkt, met uitzondering voor Groot-Brittannië. Die overheersten Indië, Canada en West-Indië; met steunpunten in West- en Zuid-Afrika. Het kolonialisme was overal beperkt tot de kuststreken. Ze waren voornamelijk bedoeld als handelsposten en militaire steunpunten.

De andere imperiale staten Nederland, Portugal en Spanje waren minder dynamisch. Nederland had kolonies in Indonesië, Suriname en enkele eilanden in de Caraïbische Zee. Portugal had kolonies in Latijns-Amerika en steunpunten in West- en Zuidoost-Afrika en in Azië. Ook Spanje had kolonies in Latijns-Amerika en Noord-Afrika. Het Russische imperialisme verspreidde zich over het land richting Azië, waar ze dichter kwamen bij de Britse expansiedrang vanuit India.

Europa zocht naar nieuwe manieren om de wereld te veroveren, waardoor ze een toenemende belangstelling krijgen in andere continenten. Ontdekkingsreizigers werden belangrijke personen. Er kwam een snelle toename van koloniale bezittingen én van het aantal koloniserende landen. De expansieve Europese landen gaan snel veel nieuwe gebieden inpalmen, waardoor een wedloop naar kolonies ontstaat tussen 1870 en 1914. Heel Afrika, een groot deel van Azië en vele eilanden in de Stille Oceaan worden kolonies. Er zijn ook nieuwe koloniserende landen, zoals Duitsland, België en Italië. De relatieve schaartse van de ‘nog niet gekolonialiseerde gebieden’ leidde tot rivaliteit

tussen de belangstellende koloniserende landen, die uitdraaide op spanningen en oorlogen.

! Imperialisme werd gebruikt als bewuste strategie om het nationaal prestige te verhogen

96

Page 97: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

De kolonies worden nu een instrument in de militaire, strategische politiek.

Afrika: in 1880 gebeurde een sterke kolonisatie van Afrika. Engeland, Frankrijk, Italië, Duitsland, Portugal en België opende de wedloop naar Afrikaanse kolonies.

Afrika werd vaak gebruikt als politiek standpunt. Ter uitbreiding van de eigen kolonies, trok men steeds dieper het binnenland in. Zo werden de botsingen uit Europa verdergezet in Afrika en andersom! Het Afrikaanse binnenland blijft moeilijk bereikbaar; Leopold II ziet zijn kans want is ervan overtuigd dat een sterk Europees land gekenmerkt wordt door een kolonie. België had volgens hem nood aan zo’n kolonie, dus bezette Kongo-Vrijstaat in 1885 als eigen privébezit. Deze werd pas in 1908 door België overgenomen als kolonie. Leopold II zag Kongo als zijn eigen gebied, waar hij alles mocht doen wat hij maar zou willen. Hij benoemde het wel als Belgisch-Kongo, maar het was deel van zijn privé-eigendommen. Op zijn sterfbed heeft hij het aan België gegeven. Het grootste deel van de periode heeft hij het dus gewoon zelf gehouden, voor zijn eigen privékapitaal. Dit heeft hij wel geïnvesteerd in gebouwen in België, met het kapitaal van de kolonie.

De Conferentie van Berlijn (1884-1885) was cruciaal, aangezien deze de koloniale grenzen bepaalde. Voorwaarde voor het vestigen van een kolonie was een effectieve bezetting. De conferentie werd samengeroepen wegens een betwisting over het Kongo-bekken. Leopold II van België was in het persoonlijk bezit van centraal-Afrika, namelijk Kongo-Vrijstaat (1885). Kongo-Vrijstaat zou van Leopold II blijven, indien het Kongo-bekken openbleef.

Azië: het Aziatische vasteland werd eeuwenlang gedomineerd door China. Dit werd onder druk gezet door het militair en technisch superieure Europa. Groot-Brittannië nam initiatief, maar werd gevolgd door Frankrijk, Duitsland en Rusland. Het doel was om verschillende strategische punten te veroveren van China. Daarbij hadden de landen nieuwe concurrentie, namelijk Amerika en Japan!

Na de wedloop hadden de koloniserende mogendheden met hun kolonies een oppervlakte gelijk aan 85% van het aardoppervlak. Ze gingen daarnaast steeds meer ingrijpen op bestuurlijk en economisch vlak. De inlandse bevolking kende vaak wel voordelen van de koloniale verwezenlijkingen voor gezondheidszorg, onderwijs en sociale promotie. Deze vruchten werden vaak voorzien voor de bevolking op paternalistische-autoritaire wijze.

97

Page 98: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

VerklaringenDe verklaringen worden nog steeds bediscussieerd. Volgens de Fieldhouse-theorie zijn er vier groepen van verklaringen, waarvan drie verwijzen naar de dramatische veranderingen in de geïndustrialiseerde wereld en de laatste naar de minder ontwikkelde gebieden zelf.

1. Economische verklaring: het kapitalisme leidt tot imperialisme. De geïndustrialiseerde landen deelden de wereld omdat hun kapitalistische economie nood had aan de economische mogelijkheden van de kolonies. Dit is drievoudig! Het is niet duidelijk of het gaat om economisch imperialisme. Er was nog een bereidheid om staatkundige verantwoordelijkheid.

a. De kolonies konden markten zijn voor Europese producten; door het instorten van de Europese vrijhandel was dit nodig

b. De kolonies kunnen grondstoffen leveren voor de Europese industrie; de grondstoffenbevoorrading kwam in gedrang door het nieuwe protectionisme

c. De kolonies zijn nieuwe investeringsgebieden; kapitaalinvesteringen door leningen aan soevereine of koloniale regeringen, of directe investeringen

2. Politieke verklaring: het nationalisme leidt tot imperialisme. De verstoring van het Europese machtsevenwicht na de Duitse overwinning op Frankrijk én de Duitse eenmaking zorgde voor het toenemen van politieke spanningen in Europa. Dit zorgde voor een versterking van het nationale bewustzijn in verschillende landen. Het imperialisme zou een uiting zijn van dat extreem nationalisme! Staten die naar wereldheerschappij streven halen politieke en militaire voordelen uit kolonies of het is een betere overzeese uitlaatklep voor de Europese frustraties dan op het Europees grondgebied zelf. De zwakte van dit argument is de chronologie.

3. Ideologische verklaring: het biologisch racisme leidt tot imperialisme; de successen van de machtspolitiek die leidde tot de vorming van nieuwe nationale staten. Ze steunen zich op het sociaal darwinisme: de opvatting dat alleen grote volkeren met wil tot macht en tot strijd bestemd zijn tot heerschappij over minderwaardige gekleurde volkeren. Het resultaat van die evolutietheorie is de opvatting dat er hogere en lagere rassen bestonden, die ook het recht én de plicht hadden om de lagere rassen te beheersen. Het superieure van het Westers ras is conform de natuurlijke orde om gebieden te besturen en kan zelfs gebruikt worden om degeneratie tegen te gaan. Dit werd vertaald in missionairswerk; de overtuiging dat de blanken een morele plicht hebben om hun beschaving uit te dragen (beschavingsdrang). De superieure blanken zullen het zuiden redden. Het zwakke is opnieuw de chronologie.

4. Innerlijke verklaring: de derde wereld leidt zelf tot imperialisme. Het Westen probeerde reeds lang om het Zuiden in haar economische bedrijvigheid te betrekken, maar door plaatselijke botsingen tussen verschillende Europese nationaliteiten bleek dat onmogelijk, tenzij de landen gemoderniseerd zouden worden. Systeem van indirect rule met behoud lokale autonomie lijkt te falen, waardoor er nood was aan meer rechtstreekse interventie. Daarom zag Europa de noodzaak om te gaan helpen! Zo konden de nieuwe Europese factoren zoals het nationalisme, het kapitalisme en de nieuwe ideologieën deze gedachte versterken en de evolutie beïnvloeden

98

Page 99: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

De Eerste Wereldoorlog

Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 zorgde voor nationaal eenheidsgevoel en romantisch triomfalisme. Men dacht dat het een korte oorlog zou zijn om de machtsverhoudingen opnieuw te installeren. Echter door de bondgenootschappen was het een globale oorlog die lang zou duren.

Blokvorming in EuropaHet machtsevenwicht in Europa is definitief verstoord door de Duitse eenmaking. De internationale machtsverhoudingen worden steeds moeilijker te controleren.

De buitenlandse politiek van Bismarck was gericht op het bewaren van de Europese vrede én het verstevigen van de Duitse positie door Frankrijk te isoleren en Rusland als bondgenoot te hebben. Hij richtte de Driekeizersbond op met Oostenrijk en Rusland, maar die bestond niet lang door het belangenconflict in de Balkan. Daarom sloot hij een geheim militair verband met Oostenrijk (Tweebond) voor wederzijdse hulp bij een Russische aanval.

Bismarck probeerde eerst nog een nieuwe Driekeizersbond op te richten, maar ook die bleef niet bestaan. Hij sloot een Rückversicherungsvertrag met Rusland voor neutraliteit bij een aanval van derden. Daarnaast sloot hij met Oostenrijk en Italië de Triple Alliantie, voor wederzijdse steun bij een Franse aanval. Hij deed niet aan kolonialiseren, maar moedigde Frankrijk aan om dit te doen zodat ze niet bezig waren met Elzas-Lotharingen.

De nieuwe keizer Willem II (1859-1941) ontsloeg Bismarck als kanselier en koos voor een expansionistische koers. Hij vond dat Duitsland als grootmacht van Europa mee moest doen aan de wedloop naar kolonies door haar militaire en economische status, ze een vloot moesten bouwen én aan Weltpolitik moesten doen dus een wereldmacht worden.

Door die Duitse politiek kwam Frankrijk uit het isolement en werd bondgenoot van Rusland. Ze tekenden een verdrag voor wederzijdse bijstand bij een Duitse inval. Met Italië sloot men en verdrag tot ‘strikte neutraliteit’ bij een internationaal conflict.

Groot-Brittannië werd bondgenoot van Japan, tegen Rusland. Samen met Frankrijk vormde men het Entente Cordiale. Er waren lang spanningen tussen Engeland en Rusland, maar door de bemiddeling van Frankrijk kon de Anglo-Russische Entente opgericht worden, vooral omtrent de koloniale belangen.

Tegenover de Triple Alliantie stond nu dus de Triple Entente!

De internationale spanningen voerden men vooral in perifere gebieden, maar door de Balkancrisis van 1908 kwam het dicht bij Europa. Er was een grote rivaliteit tussen Rusland en Oostenrijk-Hongarije, alsook het agressieve nationalisme van de jonge staten. Dit leidde tot de eerste Balkanoorlog in 1912, gevolgd door de tweede Balkanoorlog in 1913.

99

Page 100: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

100

Page 101: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Hoofdstuk 5Een bipolaire wereldDe Tweede Wereldoorlog veranderde de wereld. Europa was verdeeld door Koude Oorlog en verzwakt door het verlies van de kolonies. Frankrijk en Engeland waren lang de grote wereldeconomieën, maar dat was na WOII anders! Amerika en de Sovjet-Unie waren nu de grootmachten! De West-Europese landen gingen economisch en politiek samenwerken.

Pax AmericanaNa WOI had Amerika een economische en politieke leiding. Niet tijdens het interbellum, maar wel na WOII wou men de politieke en economische wereldhegemonie bouwen tot een Pax Americana = de internationale regels worden door Amerika bepaald en afgedwongen. De voorwaarde was dat de Amerikaanse economie sterk was en bleef. Men kon hierover nadenken omdat Amerika zowel economisch als militair zéér sterk was; zeker tegenover de Sovjet-Unie die nooit een gelijkaardige impact zou hebben.

In contrast stond Europa. Na WOI was men arm en hoopten men geld van Amerika te krijgen. Dit was hun kans om hun hegemonie te vestigen. Men wou dit op twee manieren doen: de internationale instellingen en bilaterale economische en politieke akkoorden.

De Verenigde Naties werden opgericht door Amerikaans president Franklin D. Roosevelt om de vrede en veiligheid in de wereld te bewaren. Men wou niet dezelfde fouten maken als de Volkenbond dus men was bereid tot toegevingen tegenover de Sovjet-Unie om hun deelname te bevorderen. Bij de oprichting met 51 landen had men de mogelijkheid tot economische sancties én militaire tussenkomsten. De Veiligheidsraad had 11 (nu 15) leden, waarvan enkele permanenten met vetorecht: Amerika, Sovjet-Unie, Chine, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk.

Het financieel kader van bondgenoten werd opgericht door akkoorden van Bretton Woods in juli 1944. De deelnemende landen kozen voor een open wereldeconomie. Goud is niet meer de referentie; de dollar geldt als nieuwe referentie. Ook de Wereldbank en het IMF werden opgericht. De Wereldbank moet zorgen voor:

- Leningen aan de lidstaten om de wederopbouw mogelijk te maken- Buitenlandse investeringen aanmoedigen- Internationale handel bevorderen

Amerika wou de internationale vrijhandel herstellen op een conferentie in Genève. Ze waren economisch sterker en hun bedrijfsleven was agressiever van aanpak om goed te staan tegenover de internationale concurrentie. Maar er waren conflicten met de tegenstanders, die weer meer protectionistisch wouden zijn. Ook waren er reeds gesprekken over toltarieven in Genève. Amerikaanse bedrijven zullen zich in deze periode alsnog meer en meer vestigen in Europa.

Ook nu stellen de Amerikaanse bedrijven dat ze geen gesloten grenzen willen zoals Trump wilt, want zij en hun werknemers zullen het hardst onder leiden.

101

Page 102: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

102

Page 103: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Koude OorlogDe internationale samenwerking werd geblokkeerd door de Koude Oorlog. Dit was een toestand van scherpe, maar nietgewapende confrontatie tussen Amerika en de Sovjet; deze oorlog kan niet op Europees grondgebeid gevochten worden. Dit is het kenmerk voor de internationale verhoudingen tot 1990. De wereld werd verdeeld in twee kampen: Westers kapitalistisch tegenover communistisch.

Het ontstaan van de Koude Oorlog; twee mogelijke verklaringen.

1. Propaganda : de propagandistische voorstellingen van beide tegenover elkaar over een imperialistische politiek. Men beschuldigt elkaar van het willen domineren van de wereld.

2. Politiek-economische tegenstellingen : de landen waren bondgenoten tijdens WOII, maar hadden een conflicterende politieke en economische ideologie. Aan het einde van de oorlog waren er onduidelijke afspraken, waardoor een machtsvacuüm ontstond. De Sovjet wou haar invloed vergroten om de dominantie van Amerika te bemoeilijken. Ze vestigde haar invloed op Oost-Europa om de haar eigen veiligheid te garanderen. De lokale communisten manipuleren de verkiezingen of een staatsgreep, gesteund door het Rode Leger. De Sovjet werkt dus wél met repressie in sommige gevallen. Churchill was vooral verontrust over de communistische dictatuur die in de landen gevestigd werd. Hij gebruikte de term het ijzeren gordijn.

De vrees voor de uitbreidende Sovjetinvloed zorgde voor de Truman-doctrine: een containment policy (indammingspolitiek) waarin hij economische en militaire steun beloofde aan de niet-communistische landen die door Rusland bedreigd werden. De opstanden van het communisme in de Sovjet moeten beperkt blijven tot de Sovjet. Daarmee werd het Marshall-plan opgericht: een groot hulpprogramma voor de wederopbouw van Europa door onderlinge Europese samenwerking met financiële en technische Amerikaanse steun. In ruil:

- De landen vormen een economisch blok die de Amerikaanse dominantie erkent- De strategische grondstoffen die de VS niet heeft, worden geleverd en de overzeese

bezittingen worden opengesteld voor Amerikaanse investeringen.

! Men gaat dus investeren in de Europese niet-communistische landen om publieke opinie te kopen, naar hun kunnen trekken. Amerika stuurt een soort bezetting, maar geen militaire. Zonder repressie gaat men stimulerend werken aan de economische groei.

Door het Marshall-plan werd de Organisatie voor Europese Economische Samenwerking opgericht.

Als tegenzet richtte Stalin de Kominform: een overkoepelende organisatie van de Communistische Partijen in Europa om hun acties te coördineren. Als reactie op de OEES, richtte men de Raad voor Wederzijdse Economische Bijstand.

! De Pax Americana had geen universele dimensie meer. Ze werd beperkt tot het Atlantische en beïnvloed door de verdeling van Europa.

103

Page 104: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Amerika wou het communisme in Duitsland beperken door de westerse bezette gebieden te voorzien van economische en militaire herstelling. Stalin blokkeerde daardoor Berlijn, maar de geallieerden hadden een goed luchtverkeer waardoor men de gebieden alsnog kon bevoorraden.

Op 4 april 1949 werd de Noord-Atlantische Verdrags-Organisatie (NAVO) opgericht om de Amerikaanse hegemonie verder te vestigen. De drie Westerse geallieerden vormende de Bondsrepubliek Duitsland (BDR). O7 oktober de Duitse Democratische Republiek in het sovjet-bezettingszone als reactie. De verdeling van Duitsland bezegelde de verdeling van Europa.

Om de vlucht naar het Westen te stoppen werd in 1961 de Berlijnse Muur gebouwd. Ook andere Oost-Europese grenzen werden gesloten.

De Koude Oorlog werd ook beïnvloed door de naoorlogse ontwikkelingen in Azië. Door de nederlaag van Japan, wouden de VS en de Sovjet hun invloed in Azië vergroten. Dit kon door de dekolonisatietrend, waardoor de invloed van Europe verkleinde.

Het schiereiland Korea werd lang overheerst door Japan. Na die nederlaag, werd het lang in twee gesplitst en toegekend aan de bondgenoten. Daardoor was er een communistisch Noord-Korea gesteund door de Sovjet-Unie en een niet-communistisch Zuid-Korea gesteund door de VS. In 1950 begon een gewapend conflict tussen beiden. Dit deed de vrees voor een derde werldoorlog groeien, tot de wapenstilstand in 1953.

De Koude Oorlog was bepalend voor de internationale politiek tot 1990, maar ze was niet altijd even sterk aanwezig. De spanningen dooiden bij de dood van Stalin, maar werden weer sterker door de dekolonisatie van Afrika, de bouw van Berlijnse muur en de Cuba-raketcrisis. Die laatste gold als hoogtepunt én keerpunt! Nadien zou men contactkanalen aanleggen, respect hebben voor elkaars invloedssferen en zelf ontwapeningsafspraken centraal stellen.

De Koude Oorlog had een directe invloed op de binnenlandse politiek in de Westerse landen. Na de Bevrijding hadden de communistische partijen in West-Europa veel aanhang, door hun aandeel in het verzet en het prestige van de Sovjet-Unie. Dit veranderde door de Koude Oorlog, waardoor de communisten werden gezien als aanhangers van een nieuwe vijand. De communistische partijen werden uit de regering gezet en werden steeds meer verkleind door repressie. In de DBR werden ze zelfs verboden.

Tijdens de Koude Oorlog was er een enorme wapenwedloop. Nucleaire wapens werden gevreesd in brede kring voor een totale vernietiging. Daarnaast was er een technologische concurrentie en een wedloop voor de verovering in de ruimte.

De Koude Oorlog werd uitgevochten in de perifere gebieden, waarop de grootmachten hun invloed wilden vergroten: de Koreaanse oorlog, de Vietnamoorlog en oorlog in Afghanistan.

104

Page 105: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

DekolonisatieEuropa verloor na 1945 haar leidende positie in de wereld, mede door de dekolonisatie.

Het proces van dekolonisatie was reeds rustig begonnen na WOI. Groot-Brittannië erkende de onafhankelijkheid van de Commonwealth-landen in de Westminsterstatuten in 1931. Dit opende een perspectief voor de niet-blanke kolonies van Groot-Brittannië.

In Zuid-Oost-Azië werd het koloniaal gezag reeds openlijk gecontesteerd in de Europese imperia. De WOII zal hier de beslissende factor zijn voor de dekolonisatie van ZO-Azië, maar ook van het Midden-Oosten, de Arabische wereld en Afrika. Dit proces was ongelijktijdig, werd bevorderd door de VN en door de nieuwe machtsposities van de VS en de Sovjet die het kolonialisme door verschillende redenen veroordeelden. Vooral de onafhankelijkheid van het subcontinent India was een belangrijk keerpunt en invloedrijk voor de rest van Azië.

In deze omstandigheden was het onvermijdelijk dat ook Frankrijk en Nederland hun Aziatische bezettingen zouden verliezen; leidde tot gewapende conflicten met nationalisten! In Frans Indochina werd de onafhankelijkheidsstrijd verwikkeld in de Koude Oorlog. Men wou een zekere onafhankelijkheid wel geven aan de drie Franse gebieden, maar die werden versterkt door de Vietnamese nationalistische beweging; die riep de onafhankelijkheid uit en startte een guerrilla-oorlog. In de conferentie van Genève in 1954 werd de onafhankelijkheid erkend door Frankrijk van Cambodja, Laos en Vietnam.

In 1955 hielden de nieuwe ontvoogde staten een conferentie in Bandung om duidelijk te maken dat de dekolonisatie onomkeerbaar was.

In het Midden-Oosten zorgde WOII voor een versnelde, volledige beëindiging van het Britse en Franse mandaat. In 1945 werd de hele regio onafhankelijk, behalve Palestina. De Britten stonden voor een onoplosbaar probleem: de hadden in 1917 al een joodse staat in Palestina beloofd! Een grote Joodse immigratie naar het gebied stootte op verzet van de Arabieren; ze moesten land opofferen voor een Europees probleem!

De Verenigde Naties zorgden in 1947 voor een verdelingsplan als oplossing; de stad Jeruzalem heeft een internationaal statuut. Het plan werd door de Arabieren verworpen. De Britten verlieten Palestina in 1948, waarna de joden eenzijdige de staat Israël uitriepen. Dit leidde meteen tot een oorlog met de Arabieren in Palestina en de Arabische buurlanden. Het resultaat van de oorlog was in het voordeel van Israël, dat nu meer territorium had veroverd dan oorspronkelijk getekend in de VN-verdelingsplan.

Het ontstaan van Israël zorgde voor verhoogd nationalisme en sterk antiwesterse gevoelens bij de Arabische wereld. Dit komt vooral tot uiting in Egypte, die reeds onafhankelijk waren behalve voor de economische aanwezigheid van de Britten aan het Seuz-kanaal. Egypte stelde de nationalisatie van het kanaal; Groot-Brittannië en Frankrijk probeerden met de steun van Israël de macht te behouden. Onder druk van de VS moesten ze toegeven. De Suez-crisis van 1956 was een demonstratie van Arabisch zelfvertrouwen en van

Europese onmacht.

105

Page 106: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewIn de tweede helft van 1848 was de revolutie voorbij het hoogtepunt; de reactie werd ingezet. In Frankrijk werdden

Het Arabische nationalisme was te voelen in Noord-Afrika. Uiteindelijk bleef alleen Maghreb in Franse handen. In 1956 stelde Frankrijk de onafhankelijkheid van Marokko en Tunesië; maar Algerije met één miljoen Franse kolonialisten. Na de nederlaag in Indochina en de Suez-crisis, was er een uitzichtloge ‘koloniale oorlog’ in Algerije. Tegen het Algerijnse Nationale Bevrijdingsfront probeerden men het Franse gezag te vrijwaren met militaire middelen. Generaal De Gaulle kwam aan de macht in de 5de republiek en gaf snel een zelfbeschikking aan Algerije. Dit zorgde voor een wapenstilstand, een referendum en een toekenning van de onafhankelijkheid in 1962.

De politieke ontvoogding van Azië was rond in 1954, maar de nationale beweging moest in sub-Sahara Afrika nog beginnen! Het duurde slechts 10 jaar tot alle landen onafhankelijk waren. Het Europese imperialisme had geen toekomst meer, zelfs niet in ‘onderontwikkelde’ gebieden!

Frankrijk koos bewust voor een verdeling in kleine, zwakke staten van hun kolonies. In deze context zag België geen mogelijkheid meer om Kongo als kolonie te houden, dus stelde in 1960 uit het niets de onafhankelijkheid van de uitgestrekte kolonie.

Het Europese imperialisme was nog niet volledig geliquideerd! Er waren nog kolonies in Zuid-Rhodesië en Zuid-Afrika. Een blanke minderheidsregering werd nog voor enige tijd aangehouden. In beide landen was er een aanzienlijke blanke bevolking, die zich als inlanders én superieur tegenover de zwarte bevolking zag. Ze hielden vast aan hun leidende positie. De versterkten de politiek van apartheid: de raciale segregatie van blank en zwart. In 1965 riep Zuid-Rhodesië eenzijdig hun onafhankelijkheid uit, zodat men de macht moest afstaan aan zwarte meerderheid (Zimbabwe). In 1993 werd een zwart meerderheidsbewind gevoerd in Zuid-Afrika onder leiding van Nelson Mandela.

106