EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den...

85
UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2010-2011 EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE LAGERE SCHOOL KINDEREN IN EEN INTERVENTIE- EN CONTROLEREGIO Een onderzoek dat kadert binnen het Europese IDEFICS-project Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de Gezondheidsvoorlichting en Bevordering Door Annemans Silke Promotor: Prof. Dr. Stefaan De Henauw Co-promotor: Dr. Ir. Isabelle Sioen Begeleider: Nathalie Michels

Transcript of EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den...

Page 1: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

UNIVERSITEIT GENT

Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

Academiejaar 2010-2011

EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE

LAGERE SCHOOL KINDEREN IN EEN INTERVENTIE- EN

CONTROLEREGIO

Een onderzoek dat kadert binnen het Europese IDEFICS-project

Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van

Master in de Gezondheidsvoorlichting en –Bevordering

Door Annemans Silke

Promotor: Prof. Dr. Stefaan De Henauw

Co-promotor: Dr. Ir. Isabelle Sioen

Begeleider: Nathalie Michels

Page 2: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht
Page 3: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

UNIVERSITEIT GENT

Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

Academiejaar 2010-2011

EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE

LAGERE SCHOOL KINDEREN IN EEN INTERVENTIE- EN

CONTROLEREGIO

Een onderzoek dat kadert binnen het Europese IDEFICS-project

Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van

Master in de Gezondheidsvoorlichting en –Bevordering

Door Annemans Silke

Promotor: Prof. Dr. Stefaan De Henauw

Co-promotor: Dr. Ir. Isabelle Sioen

Begeleider: Nathalie Michels

Page 4: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

I

ABSTRACT

Probleem- en

doelstelling:

Obesitas bij kinderen kent in Europa een stijgende prevalentie. Deze

stijging gaat gepaard met een toename van voedingsgerelateerde

chronische ziekten. Vanuit dit opzicht werd de „Identification and

prevention of Dietary- and lifestyle-induced health EFfects In

Children and infantS‟ (IDEFICS) studie opgericht. In deze

masterproef worden de resultaten geëvalueerd van de interventie van

dit IDEFICS-project, meer bepaald het effect ervan op de

lichaamssamenstelling van Vlaamse lagere school kinderen.

Methode: Gedurende het vijfjarige IDEFICS project zijn allerlei gegevens

verzameld bij 654 kinderen in de interventiegroep en 590 kinderen in

de controlegroep. Inzake lichaamssamenstelling werden de BMI z-

scores, de IOTF-graad en de huidplooidikte bepaald voor en na de

interventie. Aan de hand van statistische testen werd het effect van de

interventie op de verandering in de lichaamssamenstelling nagegaan.

Resultaten: De lichaamssamenstelling evolueerde minder goed bij de kinderen uit

de interventieregio ten opzichte van die van de kinderen uit de

controleregio. Het relatieve lichaamsgewicht bij kinderen met een

laag tot normaal gewicht nam significant meer toe in de

interventieregio ten opzichte van de controleregio. Het netto-inkomen

van gezinnen uit de controleregio lag significant hoger dan het netto-

inkomen van de gezinnen uit de interventieregio. De kinderen uit

gezinnen met een lager inkomen evolueerden wel beter in de

interventieregio.

Conclusies: De gevonden resultaten voldoen niet aan de verwachte uitkomsten, nl.

dat het relatieve lichaamsgewicht zou dalen bij kinderen uit de

interventieregio en dat dit significant zou verschillen van kinderen uit

de controleregio. Een verklaring in het verschil in inkomen werd niet

gevonden.

“Aantal woorden masterproef: 14626 (exclusief bijlagen en bibliografie)”

Page 5: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

II

Inhoudsopgave

Inleiding ........................................................................................................ 1

Hoofdstuk 1: Overgewicht en obesitas bij kinderen ................................ 4

1.1. Definitie ............................................................................................................. 4

1.2. Prevalentie ........................................................................................................ 5

1.2.1. Europa ......................................................................................................... 5

1.2.2. Vlaanderen .................................................................................................. 5

1.3. Determinanten .................................................................................................. 6

1.4. Gevolgen van overgewicht tijdens de kindertijd ........................................... 9

1.4.1. Gevolgen op korte termijn .......................................................................... 9

1.4.2. Gevolgen op lange termijn ....................................................................... 11

1.5. Het belang van een effectieve interventie..................................................... 12

Hoofdstuk 2: IDEFICS ............................................................................. 15

2.1. Wat is IDEFICS ............................................................................................. 15

2.2. Doel .................................................................................................................. 15

2.3. Het programma .............................................................................................. 16

2.3.1. Dimensies ................................................................................................. 16

2.3.2. De IDEFICS interventie modules ............................................................. 18

2.3.2.1. Educatie van kinderen ....................................................................... 20

2.3.2.2. Educatie van ouders .......................................................................... 21

Hoofdstuk 3: Evolutie van de lichaamssamenstelling ............................ 22

3.1. Probleem- en doelstelling .............................................................................. 22

3.2. Onderzoeksmethode ...................................................................................... 22

3.2.1. Onderzoeksdesign ..................................................................................... 22

Page 6: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

III

3.2.2. Dataverzameling ....................................................................................... 24

3.2.3. Methodologie antropometrie .................................................................... 25

3.2.4. Variabelen ................................................................................................. 26

3.2.5. Analysemethode ....................................................................................... 27

3.3. Resultaten ....................................................................................................... 31

3.3.1. De lichaamssamenstelling op T0 .............................................................. 31

3.3.2. De lichaamssamenstelling op T1 .............................................................. 33

3.3.3. Interventie-effect op de lichaamssamenstelling ....................................... 35

3.3.3.1. IOTF-categorieën .............................................................................. 35

3.3.3.2. BMI z-score en huidplooidikte .......................................................... 36

3.3.4. Evolutie van de lichaamssamenstelling per IOTF-categorie .................... 39

3.3.5. Invloed van gezinsinkomen op het effect van de interventie ................... 44

3.3.5.1. De socio-economische status ............................................................ 44

3.4. Overzicht bekomen resultaten ...................................................................... 51

Discussie ..................................................................................................... 54

4.1. Effect van de SES op gewichtsverandering ................................................. 54

4.2. Andere mogelijke verklaringen .................................................................... 55

Conclusies ................................................................................................... 57

Bibliografie ................................................................................................. 59

Bijlagen ....................................................................................................... 66

Page 7: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

IV

Woord vooraf

Het schrijven van deze masterproef was voor mij een enorme opdracht. De laatste

opdracht die nog tot een goed einde moest gebracht worden om mijn diploma als

gezondheidsvoorlichter te kunnen behalen. Dit vergde heel wat inzet en werd mede

mogelijk gemaakt door tal van personen die hierbij een woordje van dank verdienen.

Allereerst gaat mijn dank in het bijzonder uit naar Dr. Ir. Isabelle Sioen en Nathalie

Michels om mij in dit werk respectievelijk als copromotor en begeleider bij te staan. Zij

zorgden steeds voor continue goede begeleiding en ondersteuning. Zij lazen met veel

geduld regelmatig mijn thesis na om hierop feedback te geven. Ik kon altijd iets leren

uit de opmerkingen die zij over het geleverde werk maakten. Ook stonden zij steeds

klaar om mijn vragen te beantwoorden en hielpen mij enorm met de dataverwerking en

het analyseren van de resultaten. Ik dank Isabelle en Nathalie ook voor de voortdurende

positieve houding ten opzichte van het geleverde werk.

De volgende persoon die ik wil bedanken is Prof. Dr. Stefaan De Henauw voor het

toezicht dat hij als promotor hield op het goede verloop van deze masterproef. Ondanks

de minder frequente contacten is zijn coördinatie van groot belang geweest. Hij zorgde

er immers voor dat ik een goed contact kon opbouwen met Isabelle en Nathalie wat

voor een meerwaarde aan deze masterproef zorgde.

Erg veel dank gaat ook uit naar het IDEFICS-team uit Gent dat het mede mogelijk

maakte dat ik de data van het onderzoek kon analyseren door alle gegevens in te voeren

in het statistisch programma PASW Statistics 18.0.

Mijn dank gaat ook uit naar Estefania Cruz voor het aangename gezelschap op de dag

dat we samen gegevens verzamelden in scholen in Geraardsbergen. Het was een lange

vermoeiende dag, maar jouw professionele en tevens vriendelijke attitude liet de dag

vlot verlopen.

Page 8: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

V

Tevens wil ik voor Barbara Vanaelst een woordje van dank voorzien voor het goed

coördineren van mijn stagedagen en voor de aangename manier waarop zij mijn

opdrachten uitlegde. Ook heeft zij de moeite genomen om naar een tussentijdse

voorstelling van mijn thesis te luisteren waarbij zij relevante vragen stelde en

opmerkingen maakte die mij later hielpen bij het schrijven van mijn discussie.

Tot slot wil ik nog even mijn ouders, broers, zus en vriend aanhalen voor het eeuwige

geduld wanneer ik aan deze scriptie moest werken. Zonder hen was het afwerken van

deze immense opdracht niet gelukt.

Allemaal van harte bedankt!

Silke

Page 9: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

1

Inleiding

De voorbije decennia is de omgeving van kinderen in Europa drastisch veranderd met

ongezonde voedingsgewoonten en een sedentaire levensstijl als gevolg. Door het gebrek

aan gezonde voedingsgewoonten en fysieke activiteit ontwikkelen kinderen steeds vaker

overgewicht en obesitas en hebben ze daardoor op latere leeftijd een verhoogd risico

voor het metabool syndroom, diabetes, cardiovasculaire ziektes, osteoporose en

beenderafwijkingen zoals scoliose (Bammann, Peplies, Pigeot, Ahrens, 2007). Omwille

van deze gezondheidsproblemen is er nood aan goede preventiestrategieën om deze

stijging in de prevalentie van obesitas bij kinderen tegen te gaan.

In deze masterproef wordt onderzoek verricht naar de evolutie van de

lichaamssamenstelling bij Vlaamse lagere school kinderen in een interventie- en

controleregio aan de hand van gegevens uit het Europese „Identification and prevention

of Dietary- and lifestyle-induced health EFfects In Children and infantS‟ (IDEFICS)

project. Binnen dit project werd er een interventie, onder andere gericht naar gezonde

voeding en fysieke activiteit, uitgevoerd in diverse regio‟s in Europese landen waarbij

er telkens ook een controleregio geselecteerd werd. Dit IDEFICS-project beoogt de

opkomende epidemie van dieet- en levensstijl geïnduceerde morbiditeit in te dijken. Het

focust zich daarbij op twee hoofdzaken, namelijk (1) het verband tussen onevenwichtige

voedingsgewoonten, een toenemende sedentaire levensstijl en het veranderen van de

sociale omgeving op de gezondheid en welzijn van twee- tot tienjarige kinderen en (2)

het ontwikkelen van effectieve preventiestrategieën (Hebestreit, Ahrens, 2009). Met

deze masterproef wordt er getracht bij te dragen in de evaluatie van deze

preventiegerichte interventie van de IDEFICS-studie. De bedoeling is om tot besluiten

te komen inzake de effecten van deze interventie op de lichaamssamenstelling van

kinderen.

Om een goede situatieschets te kunnen bieden wordt allereerst gedetailleerdere

informatie geboden over de IDEFICS-studie vooraleer dieper in te gaan op het

onderzoek van de masterproef zelf. Het IDEFICS-project is een vijf jaar durende

Europese studie die liep van september 2006 en eindigt in augustus 2011. Via de

Page 10: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

2

interventie van deze studie trachtte men voornamelijk de dagelijkse fysieke activiteit en

de dagelijkse consumptie van fruit, groenten en water te stimuleren, het aantal uren

televisie kijken te verminderen, gezinnen er toe aan te zetten meer tijd samen te

spenderen en er voor te zorgen dat kinderen voldoende nachtrust hebben. In Vlaanderen

werd de interventie uitgevoerd in lagere scholen uit de interventieregio Geraardsbergen

en werden lagere scholen uit Aalter gebruikt als controlegroep. Gedurende een volledig

schooljaar werden in Geraardsbergen negen gezonde weken voorzien die elk handelden

hetzij over gezonde voeding, hetzij over fysieke activiteit of het belang van voldoende

slaap.

Voorafgaand aan dit schooljaar werden zowel in de interventie- als in de controleregio

metingen verricht. Deze worden verder in de masterproef steeds aangehaald als

metingen op „T0‟ of baselinemetingen. Na dit schooljaar werden dezelfde metingen

verricht die in de masterproef zullen vermeld worden als metingen op „T1‟ of

postmetingen. Op deze beide tijdstippen werden tijdens de metingen gegevens

verzameld die van belang zijn voor het onderzoek van deze masterproef: het geslacht en

de leeftijd van de kinderen, lengte, gewicht en de dikte van de triceps- en de

subscapulaire huidplooi. Hieruit werden dan nieuwe variabelen berekend (BMI, de

IOTF-graad en de huidplooidikte) om analyses mee uit te voeren en het effect van de

IDEFICS-interventie op de lichaamssamenstelling van de kinderen te kunnen nagaan.

De analyses van de gegevens werden verricht met statistische testen aan de hand van het

statistische programma „PASW Statistics 18.0‟. Voor alle variabelen werd er een

frequentie-analyse uitgevoerd en vervolgens bepaald welke testen het meest geschikt

waren. Statistische testen die werden gebruikt waren: de Independent-Samples T Test,

χ2toets, Wilcoxon signed-ranks toets, Repeated Measures MANOVA en logistische

regressie-analyse. Met de resultaten van deze tests konden conclusies getrokken worden

over de geschiktheid van de interventiestrategieën om als preventiestrategieën in de

toekomst te worden gehanteerd.

De masterproef wordt opgedeeld in een inleidend gedeelte over overgewicht en obesitas

bij kinderen (hoofdstuk één) en een inleidend gedeelte over het IDEFICS-project

Page 11: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

3

(hoofdstuk twee). Dit om belangrijke achtergrondinformatie te kunnen verschaffen over

het belang van dit onderzoek en de opbouw van de studie waarop het onderzoek is

gebaseerd. Daarna volgt een derde hoofdstuk dat het volledige onderzoek naar de

evolutie van de lichaamssamenstelling omvat, met de probleem- en doelstelling, de

onderzoeksmethoden, resultaten, conclusies en discussie.

Page 12: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

4

Hoofdstuk 1: Overgewicht en obesitas bij kinderen

1.1. Definitie

Wereldwijd bestaat er geen eenduidige definitie voor overgewicht en obesitas (Cole,

Bellizzi, Flegal, Dietz, 2000; Flegal, Tabak, Ogden, 2006; Van den Hurk et al., 2006).

Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht heeft wanneer deze

teveel lichaamsvet heeft (Van den Hurk et al., 2006). Obesitas wordt dan weer

gedefinieerd als het gevolg van een disbalans gedurende lange tijd tussen enerzijds de

energie-inname en anderzijds het energieverbruik. Deze disbalans wordt bepaald door

de voedselinname en de fysieke activiteit en wordt beïnvloed door biologische factoren

en omgevingsfactoren (Kleiser et al., 2009).

Het meten van het percentage lichaamsvet wordt als de beste manier gezien om

overgewicht na te gaan, echter dit is niet eenvoudig. Daarom wordt overgewicht op een

indirecte manier bepaald via de Body Mass Index (BMI), ook wel Quetelet index

genoemd. Toch moet er in acht genomen worden dat het meten van de BMI uitsluitend

een hulpmiddel is om te screenen naar overgewicht, maar niet om een diagnose te

stellen (Flegal et al., 2006). De BMI wordt berekend door het gewicht in kilogram te

delen door de lichaamslengte in meter in het kwadraat (kg/m2) (Van den Hurk et al.,

2006, Flegal et al., 2006). Wanneer de BMI-waarde boven 25 kg/m2 ligt, dan spreekt

men bij een volwassene van overgewicht. Wanneer de waarde boven 30 kg/m2 komt te

liggen dan is een volwassen persoon obees. Deze waarden worden de grenswaarden

genoemd.

Deze grenswaarden van de BMI zijn echter niet bruikbaar bij kinderen. De

lichaamssamenstelling en de lichaamsbouw van kinderen verschilt immers sterk van die

van volwassenen en daarenboven verandert deze gedurende de groei (Van den Hurk et

al., 2006). In 2000 hebben Cole en collega‟s getracht een internationaal aanvaardbare

definitie te ontwikkelen voor overgewicht en obesitas bij kinderen. Daarenboven

streefden zij ook naar leeftijd en geslachtspecifieke grenswaarden waarmee overgewicht

en obesitas bij kinderen en adolescenten van twee tot achttien jaar kan worden bepaald.

Page 13: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

5

In bijlage 1 is de tabel met deze grenswaarden voor BMI naar geslacht en leeftijd terug

te vinden. Met behulp van deze tabel kan vandaag overgewicht eenduidig en

gestandaardiseerd vastgesteld worden bij kinderen.

1.2. Prevalentie

Obesitas bij kinderen is een stijgend publiek gezondheidsprobleem (Kleiser et al., 2009;

McKee, Maber, Deen, Blank, 2010). Wereldwijd is er een snelle stijging van de

prevalentie van obesitas (Cole et al., 2000). De verhoogde prevalentie van overgewicht

en obesitas gaat gepaard met vele voedingsgerelateerde chronische ziekten zoals

diabetes mellitus, cardiovasculaire ziekte, beroerte, hypertensie en bepaalde kankers.

Dit zijn slechts enkele gevolgen. Een gedetailleerdere opsomming is verderop terug te

vinden.

1.2.1. Europa

Overgewicht treft 30-80% van de volwassenen uit de Europese zone van de de WHO

(World Health Organisation). In deze landen hebben ongeveer 20% van de kinderen en

adolescenten overgewicht en een derde hiervan zijn obees (Branca, Nikogosian,

Lobstein, 2007).

Een cross-sectioneel onderzoek, uitgevoerd door Lissau en collega‟s in 2004, heeft de

BMI boven het 85ste

en 95ste

percentiel vergeleken tussen kinderen uit dertien Europese

landen, Israel en de Verenigde Staten. Hieruit bleek de hoogste prevalentie van

overgewicht voor te komen in de Verenigde Staten, gevolgd door Ierland, Griekenland

en Portugal. De laagste prevalentie werd gevonden in Litouwen.

1.2.2. Vlaanderen

Lissau en collega‟s (2004) vonden dat in Vlaanderen 5,2% van de vijftienjarige jongens

en 5,8% van de vijftienjarige meisjes een BMI hadden boven het 95ste

percentiel. Daar

Page 14: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

6

tegenover staat wel dat in de Verenigde Staten 13,9% van de vijftienjarige jongens en

15,1% van de vijftienjarige meisjes een BMI boven het 95ste

percentiel hadden.

In Vlaanderen blijkt dat meisjes vaker een ongezond gewicht hebben dan jongens en dit

op elke leeftijd. Dit blijkt uit onderstaande figuur vrijgegeven door het team van

Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging van het Vlaams Agentschap Zorg en

Gezondheid.

Figuur 1: Procentuele verdeling BMI-categorieën van jongens en meisjes (2,5 tot 18 jaar),

Vlaams Gewest, 2003-2008

Bron: Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging

1.3. Determinanten

In een longitudinale studie lopende van 2003 tot 2006 hebben Kleiser en collega‟s

(2009) onderzocht wat de mogelijke determinanten zijn van obesitas bij Duitse kinderen

en adolescenten. De sterkste positieve associatie met obesitas was gevonden voor

overgewicht bij de ouders en voor een lage SES (Socio-economische Status).

Daarenboven kwamen de determinanten van obesitas vaker voor bij kinderen en

adolescenten met een lage SES. Hierbij dient nog vermeld te worden dat de SES van

een gezin een sterk verband heeft met het inkomen en de opleiding van de ouders en de

omgeving waarin het gezin woont (Van Kippersluis, Van Doorslaer, Van Ourti, 2009;

Mohnen, Groenewegen, Völker, Flap, 2011).

Verder werd er een positieve associatie gevonden tussen overgewicht en obesitas bij

moeders die tijdens de zwangerschap rookten en veel in gewicht toenamen en bij een

Page 15: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

7

hoog geboortegewicht. Daarenboven bleek – zoals verwacht – ook een hoge inname van

energieleverende voeding en drank significant geassocieerd met overgewicht en

obesitas bij kinderen van drie tot tien jaar oud. Een lange slaaptijd bleek dan weer

negatief geassocieerd met obesitas.

Zoals aangehaald in het boek van Huybrechts (2008) bestaat er volgens de „World

Health Organisation‟ (WHO) een bepaalde levenscyclus die aantoont dat risico‟s voor

overgewicht zich reeds kunnen voordoen vanaf de uterus en zo evolueren naar de

kindertijd, de adolescentie en uiteindelijk naar het volwassen leven (Huybrechts, 2008;

WHO, 2001). Zo kan de voeding van de foetus al een rol spelen bij de ontwikkeling en

de groei van een kind naar zijn volwassen leven. Globaal zijn optimale voeding,

gezondheid en zorg de voornaamste parameters voor de ontwikkeling van de mens.

Verder blijken ook frequente infecties in de kleutertijd een belangrijke rol te spelen.

Het Amerikaanse „Institute of Medicine‟ (IOM) heeft een model ontwikkeld,

geïllustreerd in figuur 2, dat alle invloeden op het voedingspatroon van kinderen en de

gezondheidsuitkomsten die ermee gepaard gaan omvat. De door Kleiser en collega‟s

(2009) gevonden determinanten van obesitas zijn terug te vinden in dit model, zijnde

genetische en biologische invloeden (overgewicht bij ouders), economische factoren en

buurt en gemeenschap (SES), familie (overgewicht tijdens de zwangerschap) en

voeding (de inname van energieleverende voeding en drank).

Figuur 2: Invloeden op de voeding en de gerelateerde gezondheidsuitkomsten bij kinderen en

jeugd Bron: Institute of Medicine (2006)

Page 16: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

8

Ook marketing, cultuur en waarden, publiek beleid, individuele- en

ontwikkelingsfactoren en de school kunnen de voedingskeuzes van kinderen

beïnvloeden en dus de ontwikkeling van overgewicht in de hand werken. Uit dit model

valt onrechtstreeks af te leiden dat ouders het gewicht van hun kind mee kunnen bepalen

zowel door de omgeving als via de genen. Gezondheidsgedragingen worden reeds van

op jonge leeftijd aangeleerd, zoals bijvoorbeeld de voorkeur naar bepaalde

voedingsmiddelen en ook eetpatronen (Espinoza, Ayala, Arredondo, 2010). Ouders

bepalen bijvoorbeeld welke voeding zij beschikbaar stellen en kunnen ook een rol

spelen in de fysieke activiteit of het sedentaire gedrag van hun kind. Omdat ouders hier

een grote rol in spelen blijkt hieruit het belang van het betrekken van ouders in obesitas

interventies bij kinderen. Belangrijk is dat vooral kinderen onder de leeftijd van vijf jaar

hiervoor het meest in aanmerking komen (Espinoza et al., 2010; Hesketh, Campbell,

2010)

De voorbije drie decennia hebben de omgevingsgerelateerde factoren significante

veranderingen ondergaan (Huybrechts, 2008). Voornamelijk de media zijn in de

voorbije jaren steeds een belangrijkere rol gaan spelen in het dagelijkse leven van het

kind (Lobstein, Dibb, 2005). Lobstein en collega‟s vonden dat er een significante

associatie bestaat tussen de ernst van overgewicht en het aantal reclamespots per uur op

de televisie en dan voornamelijk wanneer het gaat om reclamespots die de consumptie

van energierijke voeding, arm aan micronutriënten, aanmoedigt.

Tot slot dient nog vermeld te worden dat ondanks plagen eerder een gevolg is van

overgewicht en obesitas (zie verder) dit ook kan aanzien worden als een onrechtstreekse

oorzaak. Kinderen die reeds kampen met gewichtsproblemen en geplaagd worden

rapporteren een verhoogd ongenoegen over hun lichaam en meer gestoorde

eetgewoonten. Hierdoor kunnen zij nog verder in gewicht toenemen en lopen zij het

risico om een eetstoornis te ontwikkelen (Field et al., 2003).

Verderop zal er dieper ingegaan worden op het onderzoek naar de evolutie van de

lichaamssamenstelling bij Vlaamse lagere school kinderen. Hier is de interventie gericht

op omgevingsveranderingen gebaseerd op het ecologische model van Bartholomew en

Page 17: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

9

collega‟s (2007). Met deze interventie trachtte men immers het gedrag van de kinderen

te beïnvloeden door in te spelen op hun omgeving namelijk hun familie, de school en de

gemeenschap met zijn stakeholders.

1.4. Gevolgen van overgewicht tijdens de kindertijd

Overgewicht bij volwassenen brengt verschillende gezondheidsproblemen met zich

mee. In tegenstelling tot wat vroeger gedacht werd, blijken deze gevolgen van obesitas

zich ook te manifesteren bij kinderen. (Daniels, 2006). Diabetes Type 2, hoge

bloeddruk, ademhalingsproblemen en een vervette lever zijn hiervan slechts enkele

voorbeelden. Uit deze ziekteontwikkelingen blijkt duidelijk de nood aan

preventiecampagnes en interventies met als doel het voorkomen en verminderen van

overgewicht en obesitas bij kinderen.

De gevolgen van obesitas bij kinderen op de gezondheid kunnen zich voor het individu

en zijn omgeving algemeen opsplitsen in onmiddellijke risico‟s (gevolgen op korte

termijn) en risico‟s die zich in de toekomst mogelijks voordoen (lange termijn

gevolgen) (Daniels, 2006; Reilly et al., 2003). Bovenop de korte en lange termijn

gevolgen voor het individu zelf en zijn omgeving kan obesitas verantwoordelijk zijn

voor een grote maatschappelijke economische last (Wang, Dietz, 2002 in Kleiser et al.,

2009).

1.4.1. Gevolgen op korte termijn

Reilly et al. (2003) hebben een systematische review gepubliceerd over de gevolgen van

obesitas op de gezondheid. Zij concludeerden dat kinderen met obesitas een grotere

kans op psychologische en psychiatrische problemen hebben dan niet-obese kinderen en

dat meisjes hiervoor een groter risico lopen dan jongens. De oorzaak hiervan is het

stereotyperen van zwaarlijvige personen daar zij dikwijls als lui, lelijk, stom en vuil

aanzien worden (Daniels, 2006, Staffieri, 1967). Deze stigmatisering kan leiden tot

depressie, ook bij kinderen, en ontevredenheid over het lichaam (Daniels, 2006; Pi-

Sunyer, 2009). Bij adolescenten kan overgewicht leiden tot uitsluiting en een kleiner

Page 18: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

10

sociaal netwerk (Pi-Sunyer, 2009; Strauss, Pollack, 2003). Reilly en collega‟s (2003)

vonden eveneens dat het risico op psychologische morbiditeit stijgt met de leeftijd.

Hieronder verstaat men een laag zelfbeeld en gedragsproblemen bij het kind. Ook Wang

en collega‟s (2009) vonden na een studie van vier jaar dat kinderen die bij aanvang van

de studie obees waren na deze tijdspanne bijna twee maal meer kans hadden om een

laag gevoel van eigenwaarde te rapporteren ten opzichte van kinderen met een normaal

lichaamsgewicht. Zoals eerder vermeld is deze stigmatisering een gevolg van obesitas,

maar eveneens een oorzaak. Het is dan ook belangrijk om de impact van dit probleem

niet te onderschatten (Haines, 2010).

Sociale discriminatie, een lagere kwaliteit van leven, een stijging in de prevalentie van

cardiovasculaire risicofactoren, chronische ontstekingen en ziekten zoals astma zijn

eveneens gevolgen van obesitas bij kinderen die zich reeds op korte termijn kunnen

voordoen (Daniels, 2006; Kleiser et al., 2009; Reilly et al., 2003). De cardiovasculaire

risicofactoren die zich bij kinderen het meeste voordoen zijn een hoge bloeddruk,

dyslipidemie, onregelmatigheden in de linker ventriculaire massa en/of functie,

arteriosclerose, onregelmatigheden in de endotheelfunctie en hyperinsulinemie en/of

insulineresistentie met de ontwikkeling van diabetes type 2 als gevolg (Daniels, 2006;

Reilly et al., 2003).

Daniels (2006) maakte bij de directe ongunstige gevolgen van obesitas onderscheid

tussen de bovengenoemde cardiovasculaire problemen, pulmonale complicaties (zoals

astma), metabolische stoornissen (diabetes type 2) en psychologische problemen en

voegde daar nog gastro-intestinale stoornissen en afwijkingen aan het skelet aan toe.

Het gastro-intestinale systeem is dus niet alleen betrokken bij obesitas door zijn rol bij

de voedselinname, maar eveneens omdat obesitas op zich het gastro-intestinale systeem

kan beïnvloeden. Leverstoornissen (zoals een vervette lever en steatohepatitis) en

gastro-oesofagale reflux kunnen zulke gastro-intestinale gevolgen zijn. Heupproblemen,

osteoarthritis of een abnormale groeiontwikkeling zijn dan weer voorbeelden van

afwijkingen aan het skelet.

Page 19: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

11

1.4.2. Gevolgen op lange termijn

De systematische review van Reilly en zijn collega‟s (2003) heeft eveneens de gevolgen

op lange termijn van het hebben van obesitas als kind in kaart gebracht. Hieruit blijkt

onder andere dat obesitas in de kindertijd later ongunstige effecten heeft op sociaal en

economisch vlak, zoals bijvoorbeeld een significant lager inkomen bij personen die als

kind obees waren ten opzichte van personen die als kind niet obees waren. Ook brengen

de ziekten gerelateerd aan obesitas een bepaalde kost met zich mee (Daniels, 2006;

Gortmaker, Must, Perrin, Sobol, Dietz., 1993; Reilly et al., 2003). Echter tot op heden

zijn er geen gegevens beschikbaar over de totale directe en indirecte kosten die kunnen

ontstaan door het hebben van obesitas als kind (Daniels, 2006).

In een onderzoek van Gortmaker en collega‟s (1993) werd gevonden dat vrouwen die

als adolescenten overgewicht hadden op latere leeftijd minder educatie bleken te hebben

gehad, minder vaak getrouwd bleken te zijn, minder huishoudelijk inkomen hadden en

meer in armoede leefden.

Ook werd ontdekt dat personen die reeds obees zijn in hun kindertijd de tendens

vertonen om ook als volwassene obees te zijn (Daniels, 2006; Reilly et al., 2003). Een

studie uitgevoerd door Guo en collega‟s (2002) en aangehaald in het artikel van Daniels

(2006) vond dat personen die obees waren als kind meer kans liepen om ook als

volwassenen obees te zijn en daarenboven verhoogt deze kans evenredig met de leeftijd

waarop de personen obees waren als kind (Guo, Wu, Chumlea, Roche, 2002). Ook

Whitaker en collega‟s (1997) vonden dat 69% van de obese zes- tot negenjarigen en

83% van de obese tien- tot veertienjarigen in de USA obees waren als volwassenen. Tot

slot vonden zij dat obese kinderen met obese ouders meer kans liepen om obees te

blijven als volwassene. Een obese drie- tot vijfjarige met één obese ouder loopt hiervoor

62% kans ten opzichte van 24% bij eenzelfde kind waarvan geen van beide ouders

obees is (Whitaker, Wright, Pepe, Seidel, Dietz, 1997).

Zoals hierboven vermeld loopt men als kind met overgewicht het risico om reeds op

jonge leeftijd cardiovasculaire aandoeningen te ontwikkelen. Dat die mogelijkheid zich

Page 20: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

12

dan doortrekt naar de volwassen leeftijd lijkt dan heel waarschijnlijk. Uit de review van

Reilly en collega‟s (2003) blijkt dat cardiovasculaire morbiditeit op latere leeftijd zijn

oorsprong kan vinden in het hebben van obesitas als kind. Het is echter nog niet

geweten hoeveel groter het risico is op een cardiovasculaire aandoening als volwassene

wanneer je als kind obees was ten opzichte van volwassenen die als kind niet obees

waren.

Zou het dan mogelijk zijn dat door de toegenomen prevalentie van obesitas bij kinderen

en de risico‟s hieraan verbonden, zowel voor het kind als voor de volwassene later, de

levensverwachting van de mens in de toekomst weer zal dalen? Volgens Olshansky en

collega‟s (2005) is dit alleszins zo in de Verenigde Staten: zij analyseerden het effect

van obesitas op de levensduur en concludeerden dat kinderen vandaag het risico lopen

om een kortere levensverwachting te hebben dan hun ouders. Zij houden hierbij

rekening met de verhoogde risico‟s op allerlei aandoeningen die gepaard gaan met

obesitas en een verhoogde morbiditeit en mortaliteit met zich meebrengen. Vooral de

minderheidsgroepen zouden het zwaarst getroffen worden door deze daling van de

levensverwachting aangezien zij minder toegang hebben tot gezondheidszorg en over

minder middelen beschikken om obesitas te bestrijden. De winst op vlak van

gezondheid en levensduur die de voorbije decennia verworven werd zou dus wel eens

verloren kunnen gaan (Olshansky et al., 2005).

1.5. Het belang van een effectieve interventie

Wereldwijd zijn er reeds vele onderzoeken en interventie- en preventiecampagnes

opgestart, gericht naar het voorkomen van overgewicht en obesitas bij kinderen. Het

„Identification and prevention of Dietary- and lifestyle-induced health EFfects In

Children and infantS‟ project (IDEFICS-project) dat verderop besproken wordt is daar

slechts één van. Echter niet alle interventies behalen steeds een verwacht of gewenst

resultaat. Het is daarom belangrijk te weten wat essentieel is bij het ontwikkelen en

implementeren van interventies gericht naar de preventie van overgewicht en obesitas

bij kinderen opdat de interventie effectief zal zijn.

Page 21: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

13

Een systematische review uitgevoerd door De Bourdeaudhuij en collega‟s (2011) ging

na wat mogelijk een goede, effectieve aanpak is voor interventies met de focus op

obesitas bij kinderen. Hun uitgangspunt was dat in het verleden meerdere malen

gebleken is dat interventies die zich enkel op het individu en zijn determinanten

focussen slechts kleine effecten teweeg brachten op het gedrag van de kinderen en

amper effecten veroorzaakten op de BMI (De Bourdeaudhuij et al., 2011). Uit de review

bleek dat interventies die zich richten op zowel gezonde voeding als fysieke activiteit en

daarenboven zowel op individueel niveau, als op omgevingsniveau worden

geïmplementeerd, een positieve impact hebben op obesitas bij adolescente meisjes. Bij

jongens daarentegen werd dit effect niet gevonden aangezien bij hen de focus op

gezonde voeding geen effect bleek te hebben. Hieruit blijkt het belang van een

interventie die fysieke activiteit en gezonde voeding combineert en bij voorkeur op

schoolniveau wordt geïmplementeerd (De Bourdeaudhuij et al., 2011).

Een meta-analyse uitgevoerd door Gonzalez-Suarez en collega‟s (2009) toonde aan dat

interventies georganiseerd op schoolniveau effectief zijn. Nog vonden zij dat hoe langer

een interventie geïmplementeerd werd in de school hoe effectiever deze bleek te zijn

(Gonzalez-Suarez, Worley, Grimmer-Somers, Dones, 2009).

Behalve de school als omgevingsfactor zijn ook de ouders belangrijke actoren uit de

omgeving ter preventie van overgewicht en obesitas bij kinderen. Zoals eerder vermeld

kunnen ouders zowel invloed hebben op de voedingskeuzes als op de fysieke activiteit

van hun kinderen (Espinoza et al., 2010). Espinoza en collega‟s (2010) onderzochten

het belang van deze invloeden en vonden dat interventies waarbij ouders

vaardigheidstrainingen krijgen in combinatie met gedragsverandering en educatie over

voeding en fysieke activiteit een effectieve strategie vormen voor de preventie en

behandeling van obesitas bij kinderen.

Het ziet er dus naar uit dat men via een multicomponente interventie die

geïmplementeerd wordt in de micro-omgeving (de thuis- en schoolomgeving) op een

effectieve manier positieve effecten kan hebben op het gewicht, de voeding en de

fysieke activiteit van kinderen (Ward, Ries, Tabak, 2010). Toch mag men het belang

Page 22: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

14

van de macro-omgeving, waaronder de overheid en de voedselindustrie, niet uitsluiten

(Ward et al., 2010). Het is namelijk mogelijk dat interventies die enkel worden

geïmplementeerd in de micro-omgeving niet slagen indien de interventie niet kadert

binnen een grootschalig project dat via de gemeenschap en maatschappij wordt bekend

gemaakt. Ook is het van belang dat via de overheid financiële steun kan geboden

worden om de interventie zo goed mogelijk te ontwikkelen en te implementeren

(Lissau, Burniat, Poskitt, Cole, 2002). De overheid is eveneens in staat om van zijn

positie gebruik te maken om het belang van gezonde voeding en fysieke activiteit over

te brengen naar de bevolking. Zij kan meldingen maken over de kosten van obesitas

voor de economie en hoe dit effect kan hebben op eenieder (Lissau et al., 2002).

Page 23: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

15

Hoofdstuk 2: IDEFICS

2.1. Wat is IDEFICS

„Identification and prevention of Dietary- and lifestyle-induced health EFfects In

Children and infantS‟ (IDEFICS) is een geïntegreerd project dat opgestart werd in

september 2006 en vijf jaar duurt. Het werd voorgesteld en wordt gefinancierd binnen

het zesde kaderprogramma van de Europese Commissie (Ahrens et al., 2006).

Het project onderzoekt allereerst de voeding, de sociale leefomstandigheden en het

gezondheidsgedrag van twee- tot tienjarigen (www.ideficsstudy.eu). Ook gaat het de

gezondheidseffecten van de veranderende omgeving van de kinderen na en vervolgens

worden er specifieke interventies ontwikkeld en geïmplementeerd om zo de prevalentie

van dieet- en levensstijl gerelateerde ziektes en stoornissen in de EU te reduceren

(Ahrens et al., 2006). Het Bremen Institute for Prevention Research and Social

Medicine van de Universiteit van Bremen te Duitsland coördineert het project.

Binnen dit project wordt de focus gelegd op de leeftijdsgroep twee- tot tienjarigen,

zodat de kritische periode voor het ontwikkelen van zwaarlijvigheid wordt overbrugd

(Ahrens et al., 2006). Aan het IDEFICS-project nemen elf Europese landen deel

(België, Cyprus, Denemarken, Estland, Frankrijk, Duitsland, Hongarije, Italië, Spanje,

Zweden, Verenigd Koninkrijk), waarvan in acht landen een onderzoekscentrum is

opgericht (Ideficsstudie, 2006). In bijlage 2 staat een overzicht van deze landen en hun

bijdrage. In totaal nemen 17 onderzoeksinstellingen en 6 kleine en middelgrote

ondernemingen deel.

2.2. Doel

IDEFICS werd opgestart met als doel de opkomende epidemie van dieet- en levensstijl

geïnduceerde morbiditeit in te dijken. IDEFICS focust zich hierbij op twee hoofdzaken,

namelijk (1) het verband tussen onevenwichtige voedingsgewoonten, een toenemende

Page 24: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

16

sedentaire levensstijl en het veranderen van de sociale omgeving op de gezondheid en

welzijn van twee- tot tienjarige kinderen en (2) het ontwikkelen van effectieve

preventiestrategieën (Hebestreit, Ahrens, 2009). Daarom worden de risicofactoren voor

het ontstaan van overgewicht en obesitas bij kinderen en de bovengenoemde

aandoeningen binnen het IDEFICS-project onderzocht. Daarnaast probeert IDEFICS

effectieve preventiestrategieën te ontwikkelen door enkele determinanten van

overgewicht te beïnvloeden met behulp van een interventie in een interventieregio en te

vergelijken met een controleregio. De voornaamste boodschappen van deze IDEFICS

interventie zijn:

Dieet:

- De dagelijks consumptie van water stimuleren

- De dagelijkse consumptie van fruit en groenten stimuleren

Fysieke activiteit:

- Het Tv-kijken verminderen

- Dagelijkse fysieke activiteit stimuleren

Stress, coping en relaxatie:

- Meer tijd samen doorbrengen

- Voldoende slaap

2.3. Het programma

2.3.1. Dimensies

De IDEFICS-onderzoekers hebben zich bij het ontwikkelen van de interventie

gebaseerd op het ecologisch model zoals beschreven in het boek van Bartholomew en

collega‟s (2006). Zo werd bepaald op welke niveaus de interventie werd doorgevoerd

om het kind en zijn determinanten te beïnvloeden vanuit de omgeving.

Page 25: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

17

Per definitie wordt bij een sociale ecologische aanpak gezondheid aanzien als een

onderdeel van individuen en de omgevingen waarin individuen leven. Die omgevingen

kunnen families, sociale netwerken, organisaties, gemeenschappen en maatschappijen

inhouden (Bartholomew, Parcel, Kok, Gottlieb, 2006).

Hier gaat men ervan uit dat de kinderen voornamelijk worden beïnvloed door de familie

en de school die dan weer gesitueerd zijn in een grotere sociale context van de

gemeenschap en de maatschappij (D5.3 Report, UGent, 2007). Deze dimensies worden

weergegeven in figuur 3. Elk van deze dimensies staan verticaal in verbinding met

elkaar en horizontaal met de aangrenzende dimensie (Bartholomew et al., 2006).

Het idee is dat karaktereigenschappen van het kind interactie vertonen met processen in

de familie en op school welke op hun beurt worden beïnvloed door

karaktereigenschappen van de gemeenschap binnen de maatschappij (Davison &

Lawson, 2006 in D5.3 Report, UGent, 2007).

Uit onderstaande figuur blijken duidelijk de drie niveaus waarop de IDEFICS

interventie zich richt: het familieniveau, het schoolniveau en het gemeenschapsniveau.

Verder worden ook mogelijke stakeholders van de gemeenschap die een impact kunnen

hebben op de preventie van obesitas geïllustreerd. Elk onderzoekscentrum moet zelf de

gemeenschap van de interventieregio analyseren en de belangrijkste stakeholders

identificeren.

Page 26: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

18

Figuur 3: Dimensies van de IDEFICS interventie

Bron: D5.3 Report, 2007

2.3.2. De IDEFICS interventie modules

Aan de hand van dit ecologisch model werd besloten om de interventie uit te voeren op

drie niveaus: het gemeenschapsniveau, het schoolniveau en het familieniveau. Per

niveau wordt een andere IDEFICS interventie module geïmplementeerd. De verdeling

van deze modules wordt weergegeven in tabel 1.

Page 27: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

19

Tabel 1: De IDEFICS interventie modules

Gemeenschap School Familie Individu

Voeding Module 1

Module 2

Module 3

Module 4

Module 8

Module 9

Module 10 Module 5

Fysieke activiteit Module 1

Module 2

Module 3

Module 4

Module 6

Module 7

Module 10 Module 5

Stress, coping en

relaxatie

Module 1

Module 2

Module 3

Module 4 Module 10 Module 5

Bron: D5.3 Report, UGent, 2007

- Module 1: Betrokkenheid van gemeenschapspartners

- Module 2: Media campagnes en voorlichtingstrategieën

- Module 3: Lobbying voor omgeving- en maatschappelijke interventies

- Module 4: Samenstellen van personenvennootschappen

- Module 5: Educatie van kinderen

- Module 6: Omgevingsveranderingen gerelateerd aan fysieke activiteit – De

actieve speelplaats

- Module 7: Leerplannen gezondheidsgerelateerde fysieke educatie

- Module 8: Omgevingsveranderingen en schoolbeleid gerelateerd aan

waterconsumptie

- Module 9: Omgevingsveranderingen en schoolbeleid gerelateerd aan fruit en

groenten

- Module 10: Educatie van ouders

Voor het hierop volgende onderzoek zijn vooral module 5 (educatie van kinderen) en

module 10 (educatie van ouders) van belang. Beide zijn zeer belangrijk voor het

welslagen van de interventie en worden later besproken bij het evalueren van de

onderzoeksresultaten.

Page 28: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

20

2.3.2.1. Educatie van kinderen

In het schooljaar 2008 – 2009 werd de module „educatie van kinderen‟ doorgevoerd op

schoolniveau in de deelnemende scholen uit de interventieregio. Met de educatie

beoogde men de voornaamste boodschappen van de interventie te integreren in het klas

curriculum en deze boodschappen te promoten in de school. Voor de kinderen houdt dit

in (1) de dagelijkse fysieke activiteit verhogen, (2) het aantal uren televisie verminderen

en (3) de voedingskeuzes beïnvloeden zodanig dat het dagelijks eten van groenten en

fruit en het dagelijks drinken van voldoende water worden bereikt. Dit tracht men te

behalen door de kennis, vaardigheden en zelfeffectiviteit van de kinderen te verhogen.

Om het gedrag van de kinderen als dusdanig te beïnvloeden hanteerde men vooraf

gekozen strategieën voor gedragsbeïnvloeding. Deze strategieën zijn uitgebreid

weergegeven in bijlage 3 en gelden enkel als een handleiding. Ze werden door elk

onderzoekscentrum aangepast voor de deelnemende regio en vervolgens door de

scholen afhankelijk van het plaatselijke schoolbeleid.

De scholen organiseerden gedurende deze interventieperiode acht „gezonde weken‟

waarin de strategieën voor determinantbeïnvloeding en de voornaamste boodschappen

aan de kinderen konden geïntegreerd worden. Van deze acht weken werden er vier

georganiseerd in het kader van fysieke activiteit en vier in het kader van gezonde

voeding. Ook de boodschap over het belang van voldoende slaap kon geïntegreerd

worden, maar dit bleef optioneel.

De gezonde weken aangaande fysieke activiteit behandelden het stimuleren van de

dagelijkse fysieke activiteit en het verminderen van het aantal uren Tv-kijken. De

weken die zich richtten op gezonde voeding focusten zich op het stimuleren van de

dagelijkse consumptie van fruit en groenten en op het stimuleren van de dagelijkse

consumptie van water.

Er werd verzocht de gezonde weken synchroon te laten verlopen met raam- en

straataffiches en informatiefolders. Deze folders en affiches waren voornamelijk wel

voor de ouders bestemd, maar eveneens de kinderen werden hier mee bereikt. De

affiches werden in de scholen en hun omgeving opgehangen (onderdeel van module 2).

Page 29: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

21

2.3.2.2. Educatie van ouders

Door ook educatie van de ouders als module op te nemen trachtte men de gedragsmatige

vaardigheden van de ouders te verbeteren om zo de sociale steun, de toegankelijkheid

en de beschikbaarheid van groenten en fruit thuis te verhogen, alsook de determinanten

zelfeffectiviteit en bewustzijn. Daarom werden er voor de ouders informatieve folders

en video‟s ontwikkeld voor het aanleren van opvoedingsstrategieën zodat ze barrières

kunnen wegnemen en met praktische tips om een gezondheidsbevorderende omgeving

te ontwikkelen. Elk onderzoekscentrum ontwikkelde vijf folders; twee gaande over

gezonde voeding, twee over dagelijkse fysieke activiteit en één over het belang van

voldoende slaap. In de folders werd ook de focus gelegd op vier aspecten van

opvoeding, namelijk (1) overtuigingen en kennis van de ouders, (2) ouderlijke

„modeling‟, (3) beschikbaarheid en/of toegankelijkheid en (4) vorming. Ook voor deze

vier thema‟s is er in bijlage 4 (Crawford & Jeffery, 2005) een tabel te vinden met

bijhorende opvoedingsstrategieën.

Page 30: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

22

Hoofdstuk 3: Evolutie van de lichaamssamenstelling

3.1. Probleem- en doelstelling

Zoals eerder vermeld is de prevalentie van obesitas bij kinderen in Europa met een

enorme snelheid gestegen en wordt dit nu beschouwd als een erkend maatschappelijk

gezondheidsprobleem (Pigeot et al., 2009). Het lijkt dan ook belangrijk om reeds op

jonge leeftijd aan preventie van overgewicht en obesitas te doen.

Via het grootschalige Europees project „Identification and prevention of Dietary- and

lifestyle-induced health EFfects In Children and infantS‟ (IDEFICS) beoogt men dit

gezondheidsprobleem te onderzoeken en aan te pakken. Dit door allereerst onderzoek te

verrichten naar voeding, sociale leefomstandigheden en het gezondheidsgedrag van

twee- tot tienjarige kinderen (IDEFICS studie, 2006).

Het vijf jaar durende IDEFICS project ging van start in september 2006 en eindigt in

2011. Gedurende één schooljaar werd een interventie omtrent gezonde voeding, fysieke

activiteit en voldoende slaap geïmplementeerd in acht interventieregio‟s in de acht

verschillende deelnemende landen. In ieder land werd ook een controleregio voorzien.

Voor en na deze interventieperiode zijn tal van gegevens verzameld op individueel

niveau van de kinderen. Aan de hand van de data uit de Vlaamse interventie- en

controleregio stellen we als doel te onderzoeken wat het uiteindelijke effect is van deze

interventie en dan met name op de lichaamssamenstelling van de Vlaamse lagere school

kinderen.

3.2. Onderzoeksmethode

3.2.1. Onderzoeksdesign

De IDEFICS studie is een project da t in verschillende Europese landen werd

geïmplementeerd. Voor deze masterproef worden enkel de gegevens gebruikt die in

Page 31: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

23

Vlaanderen verzameld werden. Om het effect van de interventie na te gaan werd een

onderzoeksdesign opgezet waarbij één interventieregio (Geraardsbergen) werd

vergeleken met één controleregio (Aalter).

Interventieregio: In de interventieregio Geraardsbergen namen in totaal 654 kinderen uit

lagere scholen deel aan de interventie, waarvan 50,6% meisjes en 49,4% jongens. Zij

kregen educatie over gezonde voeding en fysieke activiteit.

Controleregio: In de controleregio Aalter werden gegevens verzameld van 590 kinderen

uit lagere scholen. Hiervan waren 49,8% meisjes en 50,2% jongens. Daar gebeurde geen

enkele vorm van een interventie.

De tijdslijn van de IDEFICS interventie is verdeeld in drie delen (zie tabel 2):

Deel 1: De eerste interventieperiode = Inburgeringfase

Deze fase strekte zich uit over de periode van April 2008 tot Augustus 2009.

Tijdens deze periode werd de IDEFICS interventie gelanceerd en geplaatst in de

gemeenschap, de familie en de scholen. Deze periode werd gekarakteriseerd

door continue input en steun via materiaal en logistiek van het lokale IDEFICS

interventieteam in elke regio en met een continue wetenschappelijke supervisie.

Deel 2: De tweede interventieperiode = Implementatiefase

Deze fase strekte zich uit over de periode van September 2009 tot Augustus

2010. Tijdens deze periode werd de IDEFICS interventie opgevangen en in

detail uitgewerkt door de gemeenschap, de scholen en de families zelf. Hier was

er geen continue steun met materialen van het IDEFICS team, maar er was wel

nog steeds wetenschappelijke supervisie.

Deel 3: De derde interventieperiode = Uitbreidingsfase

Deze periode startte in September 2010 en heeft als doel dat de IDEFICS

interventie blijft doorgaan, nog voorbij de officiële periode van IDEFICS als een

EU project, en dat het wordt verspreid naar andere gemeenschappen.

Page 32: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

24

Tabel 2: Tijdslijn van de activiteiten van de IDEFICS interventie in relatie tot de

onderzoeksactiviteiten

Jaar 1 Jaar 2 Jaar 3 Jaar 4 Jaar 5

2006-2007 2007-2008 2008-2009 2009-2010 2010-2011

Sep

T0

Inburgering fase (steun en

wetenschappelijke

supervisie)

T1

Imp

lem

enta

tief

ase

(E

nk

el w

eten

sch

app

elij

ke

super

vis

ie)

T2

Uit

bre

idin

gsf

ase

(g

een

ste

un

en

gee

n w

eten

schap

pel

ijk

e

sup

erv

isie

)

Oct

Nov

Dec

Jan

Feb

Mar

Apr Inburgering fase

(steun en

wetenschappelijke

supervisie)

Mei

Jun

Jul

Aug

Er werden metingen uitgevoerd voor de inburgeringfase (= Tijdstip T0), tussen de

inburgeringfase en de implementatiefase (= Tijdstip T1) en tussen de implementatiefase

en de uitbreidingsfase (= Tijdstip T2). Deze metingen worden uitgevoerd in beide

regio‟s.

Binnen deze masterproef worden de analyses gebaseerd op volgende metingen,

genomen op T0 en T1:

- Het invullen van een algemene vragenlijst en een voedingsvragenlijst voor elk

kind

- Het meten van het lichaamsgewicht en de lichaamslengte van elk kind

- Het meten van de huidplooidikte van elk kind

3.2.2. Dataverzameling

In de periode oktober 2007 tot en met mei 2008 werden de eerste data verzameld

voordat de interventie werd opgestart, op tijdstip T0. Dit zijn de baseline data. Deze

data werden verzameld, zowel in de interventieregio (Geraardsbergen) als in de

controleregio (Aalter). In die periode werden vragenlijsten en voedingsvragenlijsten

door de ouders ingevuld en werden de antropometrische gegevens van de kinderen

verzameld.

Page 33: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

25

Na de implementatiefase werden er van de periode van oktober 2009 tot en met juni

2010 opnieuw data verzameld op tijdstip T1. Aan de hand van deze post-test data kan

nagegaan worden wat het effect geweest is van de interventie.

3.2.3. Methodologie antropometrie

Voor en na de IDEFICS interventie werden er tal van gegevens verzameld op een

vooraf bepaalde wijze.

Om de BMI z-scores te kunnen berekenen werden lengte en gewicht van elk kind

gemeten. De metingen van de lengte (cm) gebeurden blootsvoets en zonder haarspelden

met een telescopisch instrument (SECA 225) dat hoogte meet tot op 0,1 cm nauwkeurig.

Het gewicht (kg) werd gemeten met een elektronische schaal (TANITA BC 420 SMA)

tot op 0,1 kg nauwkeurig. Voor de meting moesten alle kledingstukken, met

uitzondering van ondergoed en T-shirts, worden uitgedaan.

Met behulp van de Britse 1990 groeireferentie data en de BMI werden de BMI

Standaard Deviatie Scores (BMI SDS) of nog de BMI z-scores berekend (Cole,

Freeman, Preece, 1995).

De huidplooidikte (mm) van de triceps huidplooi en de subscapulaire huidplooi werd

gemeten aan de hand van een huidplooi caliper (Holtain, V.K., bereik 0-40 mm). De

triceps huidplooi werd gemeten aan de achterzijde van de rechterbovenarm. De meting

vond plaats tussen de acromeon (top van de schouder) en de olecranon (elleboogspunt).

De subscapulaire huidplooimeting gebeurde op 20 mm onder het onderste punt van de

scapula (rechterschouderblad) in een hoek van 45° naar de laterale zijde van het

lichaam. In dit onderzoek werd de som van beide huidplooidiktes gebruikt.

Page 34: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

26

3.2.4. Variabelen

Uit de gegevens die werden verzameld werden er variabelen ontwikkeld. In dit

onderzoek naar de lichaamssamenstelling werden alleen volgende variabelen

geselecteerd:

T0 T1

Geslacht BMI z-scores

Leeftijd IOTF-graad

BMI z-scores Huidplooidikte

„grade of the International Obesity Task

Force‟ (IOTF-graad)

Huidplooidikte

Er werd gekozen om bij de analyse gebruik te maken van de BMI z-scores en niet van

de BMI aangezien BMI z-scores gecorrigeerd zijn voor leeftijd en geslacht (Cole, Faith,

Pietrobelli, Heo, 2005).

Met behulp van de leeftijd, de lengte en het gewicht van de kinderen werd de IOTF-

graad van elk kind apart berekend. Deze IOTF-graad is een standaard maat die toelaat

om wereldwijd het lichaamsgewicht van kinderen met elkaar te kunnen vergelijken. Het

werd ontwikkeld door Cole en collega‟s (2000) en sindsdien wereldwijd gebruikt. In dit

onderzoek werd de IOTF-graad oorspronkelijk verdeeld in zes categorieën (-3, -2, -1, 0,

1 en 2). Deze categorieën kunnen als volgt geïnterpreteerd worden: met de waarden

onder nul beschouwen we kinderen met een lichaamsgewicht, lager dan de norm. Met

een waarde boven 0 beschouwen we kinderen met een te hoog lichaamsgewicht, dus

hoger dan de norm. De oorspronkelijke IOTF-graad variabele die uit zes categorieën

bestond werd later gehercodeerd naar drie categorieën (zie verder).

Er werd gekozen om eveneens de waarden van de huidplooidikte op te nemen als

parameter voor de lichaamssamenstelling. De huidplooidikte is de som van de triceps

huidplooi en de subscapulaire huidplooi. Met de huidplooidikte kan nagegaan worden

Page 35: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

27

of iemand al dan niet een hoog vetpercentage heeft, ongeacht het lichaamsgewicht.

Mogelijks heeft iemand een hoog gewicht met als gevolg een hoge BMI en BMI z-

score, maar dit betekent niet dat deze persoon een hoge vetmassa heeft. Ook een hoge

spiermassa kan immers zorgen voor een hoger lichaamsgewicht.

3.2.5. Analysemethode

Voor de gegevensverwerking werd gebruik gemaakt van het statistisch programma

PASW Statistics 18.0 voor Windows.

In een eerste fase werd voor alle variabelen een frequentie analyse uitgevoerd. Hieruit

bleek dat enkel de variabelen huidplooidikte gemeten op T0 (Skewness = 1,568;

Kurtosis = 4,437) en T1 (Skewness = 2,332; Kurtosis = 7,833) niet normaal verdeeld

waren. De verdeling was in beide gevallen scheef naar rechts en meer gepiekt dan bij

een normale verdeling. Om deze twee variabelen te laten voldoen aan de normen voor

parametrische testen werd van beide variabelen het natuurlijk logaritme (log10)

berekend. Uit de frequentie analyse van de logaritmen van de huidplooidikte bleek de

verdeling van deze twee nieuwe variabelen normaal (T0: Skewness = 0,515 en kurtosis

= 0,711; T1: Skewness = 0,985 en kurtosis = 1,155).

Verder bleek dat in bepaalde categorieën van de IOTF-waarden er te weinig

proefpersonen aanwezig waren om een betrouwbare analyse mee uit te voeren (vb. 5

proefpersonen in laagste categorie op T0). Er werd dan ook besloten om de

oorspronkelijke zes categorieën te hercoderen naar drie categorieën, namelijk de

kinderen met ondergewicht (categorie 1, T0: N = 176, T1: N = 153), de kinderen met

een normaal lichaamsgewicht (categorie 2, T0: N = 980, T1: N = 937) en de kinderen

met overgewicht (categorie 3, T0: N = 87, T1: N = 128). Door deze hercodering

bevinden zich in alle categorieën voldoende proefpersonen (zie tabel 3 en tabel 5).

Tot slot werden nog twee nieuwe variabelen aangemaakt: (1) een variabele die de

evolutie weergeeft van de BMI z-scores: „BMI z-scores na de interventie‟ min „BMI z-

scores vóór de interventie‟ en (2) een variabele die de evolutie weergeeft van de

Page 36: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

28

huidplooidikte: „huidplooidikte na de interventie‟ min „huidplooidikte vóór de

interventie‟. Deze twee nieuwe variabelen zijn respectievelijk „evolutie BMI z-scores‟

en „evolutie huidplooidikte‟.

Er werden verschillende statistische testen toegepast op de gegevens, afhankelijk van de

te onderzoeken variabelen. Resultaten werden als statistisch significant beschouwd

vanaf een p-waarde ≤ 0,05.

Allereerst werd er een „Independent-Samples T Test’ uitgevoerd om de gemiddelden

van de variabelen BMI z-scores en huidplooimetingen te vergelijken tussen de

interventie- en de controleregio. Dit werd uitgevoerd voor T0 en voor T1. Zo kon

nagegaan worden in hoeverre de metingen van elkaar verschilden naargelang de regio

waarin een proefpersoon zich bevindt.

Om na te gaan of er een verband bestaat tussen de regio en de IOTF categorie werd er

een χ2toets uitgevoerd eveneens voor T0 en voor T1.

Met de „Wilcoxon signed-ranks toets’ werd er getest of er een verschil bestaat tussen de

verdeling van de IOTF-categorie op T0 en de verdeling van de IOTF-categorie op T1.

Vervolgens werd een „Repeated Measures Multivariate analysis of variance‟ (Repeated

Measures MANOVA) uitgevoerd. Via deze statistische test werd onderzocht wat het

effect is geweest van de interventie op de lichaamssamenstelling van de kinderen in de

interventieregio ten opzichte van de controleregio. De „WITHIN-subjects‟ variabelen

waren de BMI z-scores en de logaritmen van de huidplooidikte zowel op T0 als op T1.

De „BETWEEN-subjects‟ variabele was de regio waarin een proefpersoon zich bevindt.

Om na te gaan in welke IOTF-categorie de toe- of afname van de BMI z-scores

(lichaamsgewicht) en de huidplooidikte zich voornamelijk situeert, werd dit binnen elke

populatie voor elke IOTF-categorie apart onderzocht. Belangrijk is te weten of kinderen

van verschillende IOTF-categorieën ook een verschillende toename of afname van het

gewicht en/of de huidplooidikte vertonen. De huidplooidikte is een indicatie voor het

Page 37: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

29

vetgehalte. Om te onderzoeken waar de toe- of afname in lichaamsgewicht en / of

huidplooidikte zich vooral situeert werd een „Multivariate analysis of variance‟

(MANOVA) uitgevoerd met als afhankelijke variabelen de „evolutie BMI z-scores‟ en

de „evolutie huidplooidikte‟. De „Fixed factors‟ zijn de variabele IOTF-graad

(opgedeeld in drie categorieën, gemeten voor de interventie) en de variabele die

weergeeft in welke regio een proefpersoon voorkomt.

Na uitvoering van deze analyses wordt er nog verder analyse uitgevoerd om eventueel

gevonden verschillen tussen de regio‟s te verklaren. Hiervoor wordt gebruik gemaakt

van de variabele netto-inkomen van het gezin. Dit maandelijks huishoudelijk inkomen

bestaat uit drie groepen. Elke groep krijgt een code, gaande van één tot drie (1 = Minder

dan €1.100/maand tot €1.800/maand = laag totaal netto-inkomen / 2 = €1.800/maand tot

€3.500/maand = gemiddeld totaal netto-inkomen / 3 = €3.500/maand tot meer dan

€5000/maand = hoog totaal netto-inkomen). Er werd een χ2toets toegepast om het netto-

inkomen tussen de regio‟s met elkaar te vergelijken.

Met een logistische regressie-analyse werd onderzocht of een laag netto-inkomen een

grotere kans geeft op overgewicht. Hiervoor wordt een nieuwe variabele „overgewicht‟

(waarbij 0 = ondergewicht en normaal gewicht en 1 = overgewicht en obesitas) als

afhankelijke variabele ingegeven. Deze variabele werd gehercodeerd uit de variabele

„IOTF-graad‟ van T0, dus aan de hand van de IOTF categorie waarin kinderen zich

bevonden voor de interventie van start ging. Verder werd de variabele „netto-inkomen‟

ingevoerd als „covariaat‟. Deze variabele bestaat uit drie categorieën, namelijk (1) laag

totaal netto-inkomen, (2) gemiddeld totaal netto-inkomen en (3) hoog totaal netto-

inkomen. Daarom wordt deze variabele aangeduid als een categorale variabele met „laag

totaal netto-inkomen‟ als referentiecategorie. Het statistisch programma PASW

Statistics 18.0 maakt daarbij nog een dummy aan voor „gemiddeld totaal netto-

inkomen‟ en voor „hoog totaal netto-inkomen‟.

Tot slot werd er met een „Multivariate analysis of variance‟ (MANOVA) onderzocht of

de evolutie van de lichaamssamenstelling als gevolg van de interventie afhankelijk is

van het inkomen van de gezinnen en of deze evolutie verschillend is tussen de

Page 38: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

30

interventie- en controleregio. De afhankelijke variabelen hierbij waren de variabelen

evolutie van de BMI z-scores (BMI z-scores T1 – BMI z-scores T0) en evolutie van de

huidplooidikte (Log huidplooidikte T1 – Log huidplooidikte T0). Het inkomen verdeeld

in drie categorieën (Laag, gemiddeld, hoog) en de regio waren de onafhankelijke

variabelen. Met een „Independent-Samples T Test’ werd nagegaan of er tussen de

regio‟s significante verschillen bestaan voor de evolutie van de BMI z-scores en de

evolutie van de huidplooidikte en dit afhankelijk van de inkomensklasse waarin de

kinderen zich bevinden. Hiervoor werd de output georganiseerd weergegeven per

inkomensklasse.

Page 39: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

31

3.3. Resultaten

3.3.1. De lichaamssamenstelling op T0

Onderstaande tabel 3 geeft de gemiddelde BMI z-score en de huidplooidikte weer,

alsook de mediaan, de standaard afwijking en het minimum en maximum, gemeten op

tijdstip T0 voor de interventie- en controleregio.

Tabel 3: Lichaamssamenstelling in de interventie- en controleregio op tijdstip T0

Aantal Gemiddelde Mediaan Std. Afw. Minimum Maximum

Interventie- en controleregio

BMI z-score 1243 -0,22 -0,24 0,99 -3,89 3,70

Huidplooi 1125 16,16 15,40 4,34 7,80 41,40

Controleregio

BMI z-score 590 -0,30 -0,29 0,94 -3,31 3,70

Huidplooi 547 15,88 15,10 4,17 8,80 39,40

Interventieregio

BMI z-score 653 -0,14 -0,19 1,03 -3,98 3,07

Huidplooi 578 16,43 15,60 4,48 7,80 41,40

Tabel 4: IOTF categorieën op tijdstip T0

Aantal Percentage (%)

Interventie- en controleregio

Ondergewicht 176 14,2

Normaal gewicht 980 78,7

Overgewicht 87 7,0

Controleregio

Ondergewicht 89 15,1

Normaal gewicht 473 80,2

Overgewicht 28 4,7

Interventieregio

Ondergewicht 87 13,3

Normaal gewicht 507 77,6

Overgewicht 59 9,0

In tabel 4 staan de IOTF categorieën op tijdstip T0. Hieruit blijkt dat er op tijdstip T0 in

de interventieregio meer kinderen zijn met overgewicht ten opzichte van de

controleregio. In de controleregio is er op T0 meer ondergewicht (15,1 %) dan in de

interventieregio (13,3 %).

Wanneer de gemiddelden van de interventie- en controleregio voor de twee variabelen

met elkaar worden vergeleken, rapporteren we voor de BMI z-scores een t-waarde

Page 40: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

32

gelijk aan -2,97, het aantal vrijheidsgraden (df) gelijk aan 1240,95 en een p-waarde

gelijk aan 0,003. De logaritmen van de huidplooimetingen hebben een t-waarde gelijk

aan -2,17, de df-waarde is 1123 en de p-waarde is gelijk aan 0,030.

De χ² toets toont een significante associatie tussen het percentage per IOTF-categorie en

de regio (χ² = 9,079, p = 0,011).

Uit deze waarden kan besloten worden dat het gevonden verschil tussen de gemiddelden

van de interventie- en controleregio uit tabel 3 en het verschil tussen de percentages uit

tabel 4 significant is. De kinderen uit de interventieregio hadden voor de interventie een

significant hoger lichaamsgewicht en een significant hogere huidplooidikte dan de

kinderen uit de controleregio.

Page 41: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

33

3.3.2. De lichaamssamenstelling op T1

Hieronder geeft tabel 5 de gemiddelde BMI z-score en de huidplooidikte weer, met

eveneens de mediaan, de standaard afwijking en de minimum en maximum, gemeten op

tijdstip T1 voor de interventie- en controleregio.

Tabel 5: De lichaamssamenstelling in de interventie- en controleregio op tijdstip T1

Aantal Gemiddelde Mediaan Std. Afw. Minimum Maximum

Interventie- en controleregio

BMI z-score 1218 -0,10 -0,17 1,05 -4,13 4,09

Huidplooi 1150 18,15 16,20 7,21 8,60 71,70

Controleregio

BMI z-score 575 -0,23 -0,26 0,95 -3,14 3,23

Huidplooi 562 17,01 15,30 6,38 8,60 60,40

Interventieregio

BMI z-score 643 0,01 -0,07 1,12 -4,13 4,09

Huidplooi 588 19,23 16,90 7,76 8,90 71,70

De verdeling van de kinderen per IOTF categorie op T1 wordt weergegeven in tabel 6.

Tabel 6: IOTF categorieën op tijdstip T1

Aantal Percentage (%)

Interventie- en controleregio

Laag gewicht 153 12,6

Normaal gewicht 937 76,9

Hoog gewicht 128 10,5

Controleregio

Laag gewicht 75 13,0

Normaal gewicht 465 80,9

Hoog gewicht 35 6,1

Interventieregio

Laag gewicht 78 12,1

Normaal gewicht 472 73,4

Hoog gewicht 93 14,5

Na de interventieperiode blijkt uit de gemiddelden van de variabelen uit tabel 5 dat de

kinderen uit de controleregio nog steeds gemiddeld een lagere BMI z-score hebben dan

de kinderen uit de interventieregio.

Voor de vergelijking van de gemiddelden heeft de BMI z-score als t-waarde -3,90, de

df-waarde is gelijk aan 1212,46 en de p-waarde < 0,001. De t-waarde van de logaritmen

van de huidplooidikte is -5,92, de df-waarde is 1143,32 en de p-waarde < 0,001.

Page 42: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

34

Tenslotte geeft voor de IOTF-categorie de χ²-toets aan dat er een χ2

waarde is van

22,667 met p < 0,001.

Er is dus een significant verschil tussen de interventie- en controleregio voor zowel de

BMI z-scores als voor de huidplooimetingen op T1. Ook is er een significante associatie

tussen de regio en de IOTF-categorie. De kinderen uit de interventieregio hebben na de

interventie nog steeds een significant hoger lichaamsgewicht en een significant hogere

huidplooidikte dan de kinderen uit de controleregio.

Page 43: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

35

3.3.3. Interventie-effect op de lichaamssamenstelling

3.3.3.1. IOTF-categorieën

Door tabel 4 en tabel 6 met elkaar te vergelijken valt op dat zowel in de interventie- als

in de controleregio er op tijdstip T1 meer kinderen in de categorie overgewicht zitten

dan op tijdstip T0, respectievelijk 6,1% in plaats van 4,7% voor de controleregio en

14,5% in plaats van 9,0% voor de interventieregio.

Bij verdere analyse blijkt voor de controleregio dat 27 van de 575 kinderen (4,7%) op

T1 zich in een lagere IOTF-categorie bevinden dan op T0, maar daar tegenover staat dat

45 van de 575 kinderen (7,8%) op T1 zich in een hogere IOTF-categorie bevinden.

Verder bleven 503 kinderen (87,4%) in dezelfde IOTF-categorie. Er zijn meer kinderen

die in relatief lichaamsgewicht toenemen dan dat er kinderen zijn waarvan hun relatieve

lichaamsgewicht vermindert. Ook geeft de Wilcoxon signed-ranks toets een significant

verschil aan tussen de verdeling van de IOTF-categorieën op T0 en T1 (p = 0,034). Op

T1 bevinden zich - voor de controleregio - gemiddeld meer kinderen in een hogere

IOTF-categorie dan op T0.

In de interventieregio blijken er 43 van de 641 kinderen (6,7%) zich op T1 in een lagere

IOTF-categorie te bevinden dan op T0, maar er zijn ook 84 van de 641 kinderen

(13,1%) die zich op T1 in een hogere IOTF-categorie bevinden. Het merendeel, 514

kinderen (80,2%), bevinden zich op T1 in dezelfde IOTF-categorie als op T0. Ook hier

zijn er dus meer kinderen waarvan het lichaamsgewicht toeneemt dan dat er kinderen

zijn waarvan het relatieve lichaamsgewicht daalt. Tot slot blijkt er een significant

verschil tussen de verdeling van de IOTF-categorieën op T0 en T1 (p < 0,001). In de

interventieregio bevinden zich op T1 gemiddeld meer kinderen zich in een hogere

IOTF-categorie dan op T0.

Een verdere uiteenzetting van de evolutie van de lichaamssamenstelling per IOTF-

categorie wordt verderop behandeld.

Page 44: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

36

3.3.3.2. BMI z-score en huidplooidikte

Er wordt nagegaan wat het effect is geweest van de IDEFICS studie op de BMI z-scores

en de (logaritmen van de) huidplooidikte van de kinderen zowel uit de interventie- als

uit de controleregio via het uitvoeren van de statistische test Repeated Measures

MANOVA. De resultaten worden weergegeven in tabel 7.

Tabel 7: Interventie-effect op de BMI z-scores en de huidplooidikte

F-waarde p-waarde

WITHIN

Multivariate test (Wilks’ Lambda)

Hoofdeffect Tijd 73,79 < 0,001

Interactie-effect Tijd*Regio 18,53 < 0,001

Univariate test

Tijd BMI z-scores 35,71 < 0,001

Huidplooimetingen 146,47 < 0,001

Tijd*Regio BMI z-scores 1,13 0,288

Huidplooimetingen 34,88 < 0,001

BETWEEN

Hoofdeffect Regio 7,65 0,001

Intercept BMI z-scores 49,37 < 0,001

Huidplooimetingen 118908,53 < 0,001

Regio BMI z-scores 5,76 0,017

Huidplooimetingen 15,26 < 0,001

Allereerst blijkt uit de tabel dat er zowel voor tijd als voor de regio een significant

hoofdeffect is. Dit betekent dat er globaal voor alle proefpersonen een significant

verschil is tussen de metingen voor de interventie en na de interventie. Dit betekent ook

dat er algemeen een significant verschil is tussen de metingen in de controleregio en de

metingen in de interventieregio.

Vervolgens bestaat er globaal een significant interactie-effect waaruit besloten kan

worden dat het verschil tussen de metingen voor en na de interventie afhankelijk is van

de regio (interventie of controle) waarin een proefpersoon zich bevindt.

Wanneer de metingen vervolgens afzonderlijk bekeken worden blijkt dat er zowel voor

de BMI z-scores als voor de huidplooimetingen er een significante evolutie is doorheen

de tijd. Enkel voor de huidplooimetingen blijkt deze significante evolutie afhankelijk te

zijn van de regio waarin een proefpersoon zich bevindt.

Page 45: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

37

Figuur 4: Evolutie van de BMI z-scores

Figuur 4 illustreert duidelijk de stijging van de BMI z-scores over de tijd. De

gemiddelde waarde van de BMI z-scores op T1 is significant hoger ten opzichte van de

gemiddelde waarde van de BMI z-scores op T0 (p < 0,001) en dit zowel voor de

interventieregio als voor de controleregio.

Figuur 5: Evolutie van de huidplooimetingen

Page 46: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

38

Uit tabel 7 valt af te leiden dat de huidplooidikte significant stijgt doorheen de tijd én

dat deze stijging significant verschilt tussen de controleregio en de interventieregio (p <

0,001). Na de interventieperiode is de huidplooidikte significant hoger dan voor de

interventieperiode en deze stijging van de huidplooidikte is significant sterker in de

interventieregio. Deze bevindingen worden geïllustreerd in figuur 5.

Ook blijkt nogmaals uit figuur 4 en figuur 5 dat de gemiddelden van de twee variabelen

steeds hoger zijn in de interventieregio (zie tabel 3 en tabel 5) en dat dit verschil tussen

de regio‟s - zoals eerder beschreven - op beide tijdstippen (T0 en T1) significant is.

Page 47: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

39

3.3.4. Evolutie van de lichaamssamenstelling per IOTF-categorie

Zoals eerder vermeld wordt met een MANOVA nagegaan in welke IOTF-categorie op

T0 zich de toe- of afname van de BMI z-scores (lichaamsgewicht) en de huidplooidikte

zich voornamelijk situeert. Dit moet binnen elke populatie voor elke IOTF-categorie

apart worden onderzocht. De output van de MANOVA geeft volgende resultaten weer:

Tabel 8: Evolutie van de lichaamssamenstelling per IOTF-categorie

Variabele IOTF-categorie Regio Gemiddelde St. dev. Aantal

Evolutie

BMI z-scores

Ondergewicht Controleregio 0,28 0,56 85

Interventieregio 0,41 0,87 86

Totaal 0,34 0,74 171

Normaal gewicht Controleregio 0,06 0,49 463

Interventieregio 0,12 0,65 497

Totaal 0,09 0,58 960

Overgewicht Controleregio -0,21 0,75 27

Interventieregio -0,05 0,58 58

Totaal -0,10 0,64 85

Totaal Controleregio 0,08 0,52 575

Interventieregio 0,14 0,69 641

Totaal 0,11 0,62 1216

Evolutie

Huidplooi

Ondergewicht Controleregio -0,01 0,06 76

Interventieregio 0,05 0,07 72

Totaal 0,02 0,07 148

Normaal gewicht Controleregio 0,02 0,08 423

Interventieregio 0,05 0,10 410

Totaal 0,04 0,10 833

Overgewicht Controleregio 0,07 0,13 24

Interventieregio 0,06 0,11 39

Totaal 0,06 0,12 63

Totaal Controleregio 0,02 0,09 523

Interventieregio 0,05 0,10 521

Totaal 0,03 0,09 1044

Multivariate test (Wilks’ Lambda)

F-waarde p-waarde

IOTF-graad 18,46

3,20

1,64

< 0,001

0,041

0,161 Regio

IOTF-graad*Regio

‘BETWEEN-subjects’ effecten

F-waarde p-waarde

BMI z-scores IOTF-graad 18,743

4,001

0,386

< 0,001

0,046

0,68 Regio

IOTF-graad*Regio

Huidplooi IOTF-graad 4,693

6,4

2,805

0,009

0,012

0,061 Regio

IOTF-graad*Regio

Page 48: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

40

Tussen de verschillende IOTF-categorieën blijkt voor de BMI z-scores er een

significant verschil (p < 0,001) te bestaan in evolutie van het lichaamsgewicht zowel

voor de interventie- als voor de controleregio. Ook voor de huidplooimetingen is er

significantie (p = 0,009). Dus ook hier is er een significant verschil in evolutie,

weliswaar van de huidplooidikte, zowel voor de interventie- als voor de controleregio.

Figuur 6 toont de evolutie van het lichaamsgewicht en figuur 7 toont de evolutie van de

huidplooidikte.

Eveneens tussen de regio‟s blijkt er een significant (p = 0,041) verschil, zowel voor de

BMI z-scores (p = 0,046) als voor de huidplooimetingen (p = 0,012).

Figuur 6: Evolutie van het lichaamsgewicht (BMI z-scores) per IOTF-categorie

De gemiddelden (van de evolutie van de BMI z-scores) per IOTF-categorie voor de

interventie- en controleregio (zie tabel 8) en de grafische voorstelling hiervan (zie figuur

6) geven aan dat de kinderen met ondergewicht het meest zijn toegenomen en dat de

kinderen met overgewicht zelfs wat in gewicht zijn afgenomen. Doch geldt dit zowel

voor de interventie- als voor de controleregio. Daarenboven blijkt dat in de

controleregio (µ = -0,21) de kinderen met een hoog gewicht significant meer zijn

Page 49: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

41

afgenomen in lichaamsgewicht ten opzichte van de kinderen met een hoog gewicht uit

de interventieregio (µ = -0,05). Of anders, de gemiddelde waarden uit tabel 8 geven aan

dat voor de BMI z-scores de kinderen uit de controleregio met een laag of normaal

gewicht steeds significant minder zijn toegenomen in lichaamsgewicht en dat de

kinderen uit de controleregio met een hoog gewicht steeds significant meer in

lichaamsgewicht zijn afgenomen ten opzichte van de kinderen uit de interventieregio.

Figuur 7: Evolutie van de huidplooidikte (huidplooimetingen) per IOTF-categorie

Uit tabel 8 blijkt dat er voor het interactie-effect bij de huidplooidikte (IOTF-

graad*Regio) een trend tot significantie bestaat (p = 0,061). Ook uit de grafische

voorstelling hiervan valt dit uit de kruisende grafieklijnen af te leiden. De kinderen met

overgewicht uit de interventieregio hebben doorheen de interventie een significant

lagere toename van de huidplooidikte dan de kinderen uit de controleregio. Echter dit

geldt dus louter voor de kinderen met overgewicht. De huidplooidikte van de kinderen

van de interventieregio met een normaal gewicht verhoogt significant meer dan bij de

kinderen met een normaal gewicht uit de controleregio. Ten slotte is de huidplooidikte

Page 50: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

42

bij de kinderen met ondergewicht in de controleregio afgenomen (µ = -0,01) en in de

interventieregio toegenomen (µ = 0,05).

Om te weten tussen welke IOTF-categorieën de significante verschillen in

gewichtstoename en huidplooidikte zich situeren wordt er een Post Hoc Multiple

Comparisons Toets gebruikt, namelijk de Scheffé. In tabel 9 worden enkel de

significante resultaten van de Post Hoc toets weergegeven.

Tabel 9: Situering van de significante verschillen in gewichtstoename en huidplooidikte

Afhankelijke variabele IOTF-categorie (T0) IOTF-categorie (T0) p-waarde

Interventie- en controleregio samen

Evolutie BMI z-scores Ondergewicht Normaal gewicht < 0,001

Overgewicht < 0,001

Normaal gewicht Overgewicht 0,004

Evolutie huidplooi Ondergewicht Overgewicht 0,011

Controleregio

Evolutie BMI z-scores Ondergewicht Normaal gewicht 0,004

Overgewicht < 0,001

Normaal gewicht Overgewicht 0,039

Evolutie huidplooi Ondergewicht Normaal gewicht 0,035

Overgewicht 0,001

Normaal gewicht Overgewicht 0,021

Interventieregio

Evolutie BMI z-scores Ondergewicht Normaal gewicht 0,005

Overgewicht < 0,001

Normaal gewicht Overgewicht 0,065

Voor de interventie- en controleregio samen blijkt uit de Post Hoc toets dat er een

significant verschil is in evolutie van de BMI z-scores tussen de kinderen met

ondergewicht, een normaal gewicht en overgewicht. Alle drie de IOTF-categorieën

verschillen significant van elkaar. Voor de evolutie van de huidplooidikte doorheen de

interventie geldt dat voor de interventie- en controleregio samen de kinderen met

ondergewicht voor de interventie significant verschillend evolueren van de kinderen met

overgewicht.

Ook voor de controleregio is er een significant verschil in evolutie van de BMI z-scores

tussen de kinderen uit alle drie de IOTF-categorieën. Verder is er in de controleregio

niet enkel een significant verschil in evolutie van de huidplooidikte tussen de kinderen

met ondergewicht en kinderen met overgewicht, maar ook tussen kinderen met

Page 51: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

43

ondergewicht en een normaal gewicht en kinderen met een normaal gewicht en

overgewicht, zoals bij de evolutie van de BMI z-scores.

Tot slot evolueren de kinderen uit de interventieregio niet significant verschillend van

elkaar wat betreft de huidplooidikte. Er is enkel voor de evolutie van de BMI z-scores

een significant verschil tussen alle drie de verschillende IOTF-categorieën. Kinderen

met ondergewicht voor de interventie evolueren met hun gewicht dus significant

verschillend van kinderen met een normaal gewicht en met overgewicht en daarenboven

evolueren kinderen met een normaal gewicht voor de interventie significant verschillend

van kinderen met overgewicht.

Page 52: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

44

3.3.5. Invloed van gezinsinkomen op het effect van de interventie

Er is gevonden dat bij de kinderen uit de hoogste gewichtscategorie de BMI z-score

significant meer gedaald is in de controle- dan in de interventieregio (zie figuur 6).

Aangezien dit resultaat tegenstrijdig is met het gehoopte effect van de interventie zal de

invloed van gezinsinkomen op deze resultaten onderzocht worden. Er wordt dus gezocht

naar een verklaring voor het significante verschil in gewichtstoename en -afname tussen

de regio‟s.

Omwille van de beperkte tijd binnen het kader van een masterproef werd besloten om

enkel de socio-economische status te onderzoeken om na te gaan of deze de resultaten

kan verklaren. De keuze voor de SES te onderzoeken komt uit de literatuur waaruit

reeds bleek dat dit een belangrijke determinant is van overgewicht. Kleiser en collega‟s

(2009) vonden dat een lage SES de sterkste positieve associatie met obesitas vertoont.

Daarenboven kwamen de andere factoren die aan de basis liggen van het ontwikkelen

van obesitas vaker voor bij kinderen en adolescenten met een lage SES.

3.3.5.1. De socio-economische status

Mogelijks bestaat er een verschil in SES (socio-economische status) tussen de

interventieregio en de controleregio. Deze denkwijze groeit voort uit het artikel van

Kleiser en collega‟s (2009) die vonden dat het hebben van obesitas als kind het sterkst

was geassocieerd met overgewicht bij de ouders, maar ook als het kind opgroeit in een

gezin met een lage SES. Daarenboven kwamen andere determinanten van obesitas vaker

voor bij kinderen en adolescenten met een lage SES.

Allereerst wordt hiervoor het gemiddelde totale netto-inkomen (van beide ouders

samen) van de beide regio‟s met elkaar vergeleken. Dit maandelijks huishoudelijk

inkomen wordt opgedeeld in drie groepen. Elke groep krijgt een code, gaande van één

tot drie:

Page 53: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

45

1 = Minder dan €1.100/maand tot €1.800/maand

Laag totaal netto-inkomen

2 = €1.800/maand tot €3.500/maand

Gemiddeld totaal netto-inkomen

3 = €3.500/maand tot meer dan €5000/maand

Hoog totaal netto-inkomen

Om te onderzoeken of er tussen de regio en het totaal netto-inkomen op T0 een

statistisch significant verband bestaat wordt er een χ2-toets uitgevoerd. Uit deze toets

blijkt een χ2

waarde van 41,41 met een p-waarde kleiner dan 0,001. Er kan dus besloten

worden dat er een significant verschil is in het totaal netto-inkomen tussen de

interventie- en controleregio.

Uit de kruistabel blijkt dat het netto-inkomen van de gezinnen uit de controleregio

significant hoger ligt dan het netto-inkomen van de gezinnen uit de interventieregio (zie

ook tabel 10).

Tabel 10: Netto-inkomen per regio

Aantal Percentage (%)

Interventie- en controleregio

Laag 114 10,4

Gemiddeld 589 53,5

Hoog 397 36,1

Controleregio

Laag 27 5,1

Gemiddeld 276 52,0

Hoog 228 42,9

Interventieregio

Laag 87 15,3

Gemiddeld 313 55,0

Hoog 169 29,7

Ook kan er uit tabel 10 afgeleid worden dat er in de interventieregio een hoger

percentage van de kinderen uit een gezin komt waarvan de ouders in totaal een laag

netto-inkomen hebben (respectievelijk 15,3% in de interventieregio ten opzichte van

5,1% in de controleregio). Verder valt er nog op te merken dat er in de controleregio een

Page 54: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

46

hoger percentage kinderen uit een gezin komt met een hoog netto-inkomen (42,9%) ten

opzichte van de kinderen uit de interventieregio (29,7%).

Uit de logistische regressie-analyse blijkt er een trend tot significantie voor netto-

inkomen als voorspeller van overgewicht op T0 (p = 0,058) (zie tabel 11). Gezien dit

sterk rand significant is werd er besloten om de daaropvolgende resultaten te bespreken,

mits nog steeds in acht genomen dat deze resultaten door de rand significantie niet

volledig betrouwbaar zijn. Uit de volgende resultaten blijkt dat kinderen die uit een

gezin komen met een gemiddeld netto-inkomen (p = 0,025; B = -0,77) en kinderen uit

een gezin met een hoog netto-inkomen (p = 0,032; B = -0,79) significant minder kans

hebben op overgewicht dan kinderen die uit een gezin komen met een laag netto-

inkomen.

Tabel 11: De kans op overgewicht afhankelijk van het netto gezinsinkomen

B S.E. Wald df p-waarde Exp(B)

Laag netto-inkomen 5,703 2 0,058

Gemiddeld netto-inkomen -0,77 0,35 5,015 1 0,025 0,462

Hoog netto-inkomen -0,79 0,37 4,575 1 0,032 0,456

Constante -2,05 0,29 48,411 1 < 0,001 0,129

Chi2 (df=2) 4,981 p = 0,083

Allereerst kan er uit de χ2 (uit de „Hosmer-Lemeshow Goodness of Fit Test‟) besloten

worden dat het model betrouwbaar is (p = 0,083). Verder valt uit tabel 11 af te leiden

dat de kans om wel overgewicht te hebben ten opzichte van de kans om geen

overgewicht te hebben met een factor 0,462 kleiner is voor kinderen uit een gezin met

een gemiddeld netto-inkomen ten opzichte van kinderen uit een gezin met een laag

netto-inkomen. Deze kans is ook met een factor 0,456 kleiner voor kinderen uit een

gezin met een hoog netto-inkomen als voor kinderen uit een gezin met een laag netto-

inkomen. Om te weten hoeveel kans een kind uit een gezin met een laag totaal netto-

inkomen loopt op overgewicht wordt eerst de logit en vervolgens de kans (P) berekend:

Logit = -2,050 – 0,772 * 0 – 0,786 * 0 = -2,050

POvergewicht = e-2,050

= 0,1140

e-2,050

+ 1

Page 55: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

47

De kans dat een kind uit een gezin met een laag netto-inkomen overgewicht heeft is

11,4%. Uit een gelijkaardige berekening blijkt de kans dat een kind uit een gezin met

een gemiddeld netto-inkomen overgewicht heeft 5,6% en een kind uit een gezin met een

hoog netto-inkomen heeft 5,5% kans op overgewicht. Een kind dat uit een gezin met

een laag netto-inkomen komt heeft dus een significant grotere kans op overgewicht ten

opzichte van kinderen uit een gezin met een gemiddeld of hoog totaal netto-inkomen.

Met een „Multivariate analysis of variance‟ (MANOVA) werd er onderzocht of

kinderen uit een gezin met een gemiddeld of hoog netto-inkomen een andere evolutie

hebben in lichaamssamenstelling dan kinderen die uit een gezin komen met een laag

netto-inkomen en of er voor deze evolutie een verschil bestaat tussen de regio‟s.

Tabel 12 toont de gemiddelden, standaard deviatie en het aantal kinderen per

inkomensklassen en per regio, zowel voor de evolutie van de BMI z-scores als voor de

evolutie van de huidplooidikte.

Tabel 12: Beschrijvende statistieken voor de lichaamssamenstelling per inkomensgroep

Variabele IOTF-categorie Regio Gemiddelde St. dev. Aantal

Evolutie

BMI z-scores

Laag inkomen Controleregio 0,15 0,50 20

Interventieregio -0,09 0,86 65

Totaal -0,04 0,79 85

Gemiddeld inkomen Controleregio 0,10 0,56 246

Interventieregio 0,20 0,67 247

Totaal 0,15 0,62 493

Hoog inkomen Controleregio 0,09 0,49 210

Interventieregio 0,11 0,67 147

Totaal 0,10 0,57 357

Totaal Controleregio 0,10 0,53 476

Interventieregio 0,13 0,71 459

Totaal 0,11 0,62 935

Evolutie

Huidplooi

Laag inkomen Controleregio 0,03 0,10 20

Interventieregio 0,05 0,10 65

Totaal 0,05 0,10 85

Gemiddeld inkomen Controleregio 0,02 0,08 246

Interventieregio 0,06 0,10 247

Totaal 0,04 0,09 493

Hoog inkomen Controleregio 0,01 0,08 210

Interventieregio 0,05 0,10 147

Totaal 0,03 0,09 357

Totaal Controleregio 0,02 0,08 476

Interventieregio 0,05 0,10 459

Totaal 0,03 0,09 935

Page 56: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

48

Tabel 13 toont de resultaten van de MANOVA test. De evolutie van de BMI z-scores

per inkomensgroep en per regio wordt ook geïllustreerd in figuur 8 en de evolutie de

huidplooidikte wordt geïllustreerd in figuur 9.

Tabel 13: Evolutie van BMI z-scores en huidplooidikte afhankelijk van het inkomen

F-waarde p-waarde

WITHIN

Multivariate test (Wilks’ Lambda)

Hoofdeffect Netto-inkomen 1,30 0,267

Regio 7,66 < 0,001

Interactie-effect Netto-inkomen*Regio 1,21 0,306

BETWEEN

Netto-inkomen BMI z-scores 1,49 0,227

Huidplooimetingen 1,21 0,299

Regio BMI z-scores 0,50 0,479

Huidplooimetingen 10,55 < 0,001

Netto-inkomen*Regio BMI z-scores 2,24 0,107

Huidplooimetingen 0,26 0,775

Uit tabel 13 blijkt dat de evolutie van de lichaamssamenstelling niet significant verschilt

tussen de verschillende inkomensklassen (p = 0,267). Verder onderzoek aan de hand

van een Post Hoc test geeft wel aan dat in de interventieregio er tussen kinderen die uit

een gezin komen met een laag netto-inkomen en kinderen die uit een gezin komen met

een gemiddeld netto-inkomen een significant verschil bestaat in de evolutie van de BMI

z-scores (p = 0,011).

Dit is ook zichtbaar in figuur 8 waaruit duidelijk blijkt dat de kinderen uit een gezin met

een laag netto-inkomen uit de interventieregio een betere evolutie vertonen voor de

BMI z-scores ten opzichte van de kinderen uit een gezin met een gemiddeld netto-

inkomen uit de interventieregio.

Page 57: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

49

Figuur 8: Evolutie van de BMI z-scores per inkomensklasse

Ondanks dat de figuur suggereert dat er zich een mogelijke interactie voordoet tussen

het netto-inkomen van de gezinnen en de regio blijkt uit de test dat er geen significant

interactie-effect bestaat (p = 0,107).

Uit figuur 8 blijkt wel dat de BMI z-scores van de kinderen uit de interventieregio uit de

lage inkomensklasse beter evolueren dan de kinderen uit een gezin met een laag netto-

inkomen uit de controleregio. Uit een „Independent-Samples T Test’ bleek dit verschil

echter niet significant (wat wellicht ook met de kleine aantallen in die groepen te maken

heeft). Wel werd een significant verschil gevonden tussen de evolutie van de BMI z-

scores tussen beide regio‟s bij de kinderen uit gezinnen met een gemiddeld inkomen (p

= 0,037).

Page 58: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

50

Figuur 9: Evolutie van de huidplooidikte per inkomensklasse

Tot slot toont figuur 9 dat er tussen de regio‟s een verschil bestaat voor de evolutie van

de huidplooidikte. Uit de test bleek dit verschil significant (p < 0,001) (zie tabel 13). Uit

de figuur blijkt dat de huidplooidikte van de kinderen uit de interventieregio significant

sterker toeneemt dan de huidplooidikte van de kinderen uit de controleregio. Ook valt

op dat in de controleregio er een negatief verband bestaat tussen de evolutie van de

huidplooidikte en de inkomensklasse waarin een kind zich bevindt. Hoe lager de

inkomensklasse in de controleregio, hoe meer de huidplooidikte van de kinderen is

toegenomen. Toch zijn deze verschillen in evolutie niet significant.

Ook bestaat hier geen significant interactie-effect tussen het netto-inkomen van de

gezinnen en de regio waarin deze gezinnen leven (p = 0,775). Met andere woorden,

indien er een verschil bestaat in evolutie van de huidplooidikte bij kinderen uit de

verschillende inkomensklassen, dan is dit verschil niet afhankelijk van de regio waarin

deze kinderen wonen.

Page 59: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

51

Wel geeft een „Independent-Samples T Test’ weer een significant verschil tussen de

middenste inkomensgroepen (p < 0,001) en de hoogste inkomensgroepen (p < 0,001)

van beide regio‟s.

3.4. Overzicht bekomen resultaten

De belangrijkste hierboven gevormde besluiten en conclusies worden hier nogmaals

herhaald om een overzichtelijk geheel te bieden.

Alvorens de eigenlijke resultaten aan te halen is het belangrijk te weten dat vooraleer de

interventie werd geïmplementeerd er reeds een verschil gemeten werd tussen de

interventie- en controleregio. De kinderen uit de interventieregio hadden voor de

interventie een significant hoger lichaamsgewicht en een significant hogere

huidplooidikte dan de kinderen uit de controleregio. Ook na de interventie hadden de

kinderen uit de interventieregio nog steeds een significant hoger lichaamsgewicht en

een significant hogere huidplooidikte dan de kinderen uit de controleregio.

Als de evolutie van de IOTF-graad nader bekeken wordt blijkt (1a) dat zowel in de

interventie- als in de controleregio er op tijdstip T1 zich een hoger percentage in de

categorie overgewicht bevindt dan op tijdstip T0. Zowel voor (1b) de controleregio als

voor de interventieregio blijkt dat er meer kinderen in relatief lichaamsgewicht waren

toegenomen dan dat er kinderen waren waarvan hun relatieve lichaamsgewicht was

verminderd.

Uit de analyses blijkt ook dat (2) vooral de kinderen met ondergewicht het meest zijn

toegenomen na de interventie en dat de kinderen met overgewicht zelfs wat in relatief

gewicht zijn afgenomen. Dit bleek te gelden voor zowel de interventie- als voor de

controleregio. Ook werd er gevonden dat (3) de kinderen uit de controleregio met een

laag of normaal gewicht steeds significant minder waren toegenomen in relatief

lichaamsgewicht ten opzichte van de interventieregio, en dat (4) de kinderen uit de

controleregio met een hoog gewicht steeds significant meer in lichaamsgewicht bleken

te zijn afgenomen ten opzichte van de kinderen uit de interventieregio.

Page 60: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

52

Nog te vermelden is dat (5) de gemiddelde waarde van de BMI z-scores na de

interventie significant hoger was ten opzichte van de gemiddelde waarde van de BMI z-

scores voor de interventie en dit zowel voor de interventieregio als voor de

controleregio.

Ook nog (6) bleek na de interventieperiode de huidplooidikte significant hoger dan voor

de interventieperiode en deze stijging van de huidplooidikte was significant sterker in

de interventieregio.

Uit de analyses betreffende de huidplooidikte werd vastgesteld dat (7a) de kinderen met

overgewicht uit de interventieregio na de interventie een significant mindere toename

van de huidplooidikte (en dus het vetgehalte) bleken te hebben dan de kinderen uit de

controleregio. Echter dit bleek louter te gelden voor de kinderen met overgewicht. De

huidplooidikte van de kinderen van de interventieregio met een normaal gewicht (7b)

verhoogde significant meer dan bij de kinderen met een normaal gewicht uit de

controleregio. Ook (7c) was de huidplooidikte bij de kinderen met ondergewicht in de

controleregio afgenomen en in de interventieregio toegenomen.

Wegens het eerder vermelde significante verschil bij aanvang tussen de interventie- en

controleregio wat betreft BMI z-scores en huidplooidikte werd er nagegaan of er tussen

beide regio‟s een significant verschil bestond tussen de SES. Er werd gevonden dat het

netto-inkomen van de gezinnen uit de controleregio significant hoger ligt dan het netto-

inkomen van de gezinnen uit de interventieregio. Inderdaad, in de interventieregio

kwam een hoger percentage kinderen uit een gezin met een laag netto-inkomen en een

lager percentage kinderen uit een gezin met een hoog netto-inkomen ten opzichte van de

controleregio.

Het netto-inkomen van gezinnen blijkt een voorspeller te zijn van overgewicht bij de

kinderen uit die gezinnen, dit met een drempel significantie. De kinderen die uit een

gezin met een laag netto-inkomen komen hebben een significant grotere kans op

overgewicht ten opzichte van kinderen uit een gezin met een gemiddeld of hoog totaal

netto-inkomen. Maar er werd eveneens gevonden dat de BMI z-scores van kinderen uit

Page 61: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

53

een gezin met een laag netto-inkomen uit de interventieregio significant beter zijn

geëvolueerd dan de BMI z-scores van kinderen uit een gezin met een gemiddeld

inkomen. De BMI z-scores van kinderen uit een gezin met een laag netto-inkomen uit

de interventieregio zijn gedaald doorheen de interventie terwijl ze bij de kinderen uit

een gezin met een gemiddeld netto-inkomen net gestegen zijn. Opvallend is dat deze

daling zich voordoet bij de kinderen uit de lage inkomensklasse uit de interventieregio

terwijl uit eerdere analyse bleek dat er meer kinderen in de interventieregio waren in een

lage inkomensklasse ten opzichte van de controleregio waardoor zou verwacht worden

dat indien er een daling zou zijn dit zich eerder zou voordoen bij de kinderen uit de

controleregio. Het probleem lijkt eerder in de middelste inkomensgroep te zitten waar

de kinderen uit de interventieregio het significant slechter doen inzake evolutie van de

lichaamssamenstelling dan de kinderen uit de controleregio.

Page 62: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

54

Discussie

Uit dit onderzoek bleek dat de IDEFICS interventie in Vlaanderen niet het verwachte

resultaat heeft teweeg gebracht, nl. dat het relatieve lichaamsgewicht zou dalen bij

kinderen uit de interventieregio en dat dit significant sterker zou dalen ten opzichte van

het lichaamsgewicht bij de kinderen uit de controleregio. Aangezien de SES van de

controleregio significant hoger ligt dan de SES van de interventieregio werd initieel

gedacht dat hier de verklaring kon gezocht worden. Toch blijkt dat deze SES

onvoldoende is om de gevonden resultaten te verklaren. In deze discussie wordt er

gezocht naar andere mogelijke verklaringen en nagegaan waar er nog nood is aan verder

onderzoek.

4.1. Effect van de SES op gewichtsverandering

In dit onderzoek baseerden we ons enkel op het netto-inkomen van het gezin als

benadering voor de SES. Maar ook andere factoren, zoals opleiding van de ouders, de

buurt waarin men woont en de beroepssector waarin de ouders werken, bepalen mee of

een gezin een lage SES heeft of niet. Er wordt hier aan de hand van het netto-inkomen

de conclusie getrokken dat doorgaans de kinderen uit de controleregio een hoger SES

hebben dan de kinderen uit de interventieregio. Men zou zich kunnen afvragen of we,

indien we bijvoorbeeld de determinant opleiding van de ouders onderzocht hadden,

misschien tot een andere conclusie waren gekomen. Toch dient er gezegd te worden dat

het netto-inkomen en de opleiding van de ouders sterk met elkaar geassocieerd zijn

(Van Kippersluis et al., 2009). Ook de buurt waarin een gezin woont hangt vaak samen

met het gezinsinkomen (Mohnen et al., 2011). Dit blijkt nogmaals uit het model van

„The Institute of Medicine‟ (IOM), dat alle invloeden op het voedingspatroon van

kinderen en de gezondheidsuitkomsten die ermee gepaard gaan omvat (zie figuur 2).

Omwille van deze samenhang werd er gekozen enkel met het totale netto

gezinsinkomen te werken om een beeld te scheppen over de SES.

De analyses suggereren dat andere factoren een rol kunnen gespeeld hebben bij het

verloop van dit onderzoek, maar deze zijn binnen deze masterproef niet verder

Page 63: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

55

onderzocht aangezien de SES volgens een onderzoek van Kleiser en collega‟s (2009) de

sterkste positieve associatie vertoont met obesitas.

4.2. Andere mogelijke verklaringen

Voldoende slaap blijkt enorm belangrijk bij de preventie van overgewicht. De slaaptijd

is negatief geassocieerd met obesitas. In de instructies voor de onderzoekscentra over

hoe de interventie zou moeten verlopen stond dat elk onderzoekscentrum voor zich kon

bepalen of er al dan niet, buiten de acht gezonde weken, ook nog een week zou

georganiseerd worden omtrent het belang van voldoende slaap (D5.3 Report, 2007). In

Geraardsbergen, de interventieregio voor Vlaanderen, werd deze week wel ingevoerd.

Toch kan men zich afvragen of één week wel voldoende is. De onderwerpen fysieke

activiteit en gezonde voeding werden elk in totaal vier weken behandeld. Misschien is

het nodig om in de toekomst hier meer aandacht aan te besteden en in de handleiding te

voorzien dat er meer weken moeten geïmplementeerd worden omtrent voldoende slaap

en deze te aanschouwen als obligatoir.

Ook de rol van de ouders is belangrijk bij de preventie van obesitas (IOM,2006).

Allereerst is overgewicht bij de ouders een belangrijke factor voor de ontwikkeling van

overgewicht bij kinderen (Kleiser et al., 2009). Verder bepalen ouders ook bijvoorbeeld

welk voedsel zij beschikbaar stellen en kunnen zij ook een rol spelen in de fysieke

activiteit of het sedentaire gedrag van hun kind. De IDEFICS-interventie heeft de

ouders opgenomen als „peers‟ (= belangrijke anderen) en voor hen eveneens strategieën

ontwikkeld om hen te overtuigen en om hun kennis te verschaffen over het belang van

gezonde voeding. Daarbuiten werd ook getracht hun te laten beseffen dat ze als ouder

een belangrijk rolmodel zijn voor hun kind. Ook was het de bedoeling dat de ouders

uiteindelijk de beschikbaarheid en/of toegankelijkheid van groenten, fruit en gezonde

voeding in het algemeen zouden verhogen en dat ze zouden leren hoe te reageren in

bepaalde situaties, bijvoorbeeld als hun kind frisdrank wil drinken. Het is dan ook de

vraag of de gevonden resultaten deels te verklaren vallen door een eventueel tekort in

het betrekken en vormen van de ouders via de interventie. Misschien is het te

opdringerig aangepakt waardoor ouders uit de interventieregio juist averechts hebben

gereageerd. Hiervoor is verder onderzoek nodig naar hoe ouders het best kunnen

Page 64: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

56

beïnvloed worden zonder zich op te dringen en onbewust te bruusk te willen integreren

in het gezinsleven. Het is mogelijk dat ouders moeilijk weten om te gaan met

opmerkingen die erop wijzen dat ze de opvoeding van hun kind nog kunnen verbeteren.

Bij de kinderen wilde men de kennis en het bewustzijn, de zelfeffectiviteit en de

vaardigheden verhogen. Dit gebeurde aan de hand van verschillende strategieën die

door elk onderzoekscentrum zelf werden bepaald. Ze konden zich hiervoor baseren op

een handleiding over hoe deze determinanten het best konden worden beïnvloed (zie

bijlage 3). Een foute strategiekeuze of het onvoldoende implementeren van de

strategieën waardoor de determinanten niet of onvoldoende werden beïnvloed kan een

deel van de resultaten verklaren. Over het verloop van deze implementatie van

strategieën bestaat er echter geen duidelijkheid. Hieromtrent is reeds onderzoek verricht

en zijn data verzameld, maar de analyse dient nog uitgevoerd te worden.

Uit de literatuur bleek nog dat men het belang van de macro-omgeving (de overheid)

niet mag uitsluiten (Ward et al., 2010). Het is namelijk mogelijk dat interventies die

enkel worden geïmplementeerd in de micro-omgeving (thuis- en schoolomgeving) niet

slagen indien de interventie niet kadert binnen een grootschalig initiatief dat via de

gemeenschap en maatschappij wordt bekend gemaakt. De IDEFICS-interventie die

geïmplementeerd werd in Geraardsbergen werd via de scholen, maar eveneens via de

stad bekend gemaakt. Zowel de stad als het LOGO (Lokaal GezondheidsOverleg) en

andere partners, zoals sportclubs, jeugdverenigingen, sociale diensten hebben het

IDEFICS-project verspreid. Gezien de omvang van de betrokkenheid van vele partners

en actoren kan hier niet meteen een verklaring worden gezocht voor de onverwachte

resultaten.

Een andere mogelijke verklaring voor de gevonden resultaten is de tijdsperiode tussen

de baselinemetingen (T0) en de postmetingen (T1) en dus de tijdsperiode voor de

interventie. Mogelijks was deze te kort om een effect te kunnen zien. De IDEFICS-

studie voorziet eveneens verdere follow-up metingen (T2), maar deze data konden voor

deze masterproef niet gebruikt werden aangezien de dataverzameling nog niet was

vervolledigd. De mogelijkheid bestaat dat na analyse van de follow-up metingen de

resultaten tot andere, eventueel meer verwachte, conclusies zullen leiden.

Page 65: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

57

Conclusies

In het kader van deze masterproef werd de Vlaamse interventie van het Europese

IDEFICS-project geëvalueerd om na te gaan wat het effect hiervan is geweest op de

lichaamssamenstelling van Vlaamse lagere school kinderen.

Samengevat blijken de resultaten over het effect van de interventie niet overeen te

komen met wat er werd verwacht, namelijk dat de interventie een positiever effect zou

hebben op het lichaamsgewicht bij de kinderen uit de interventieregio ten opzichte van

kinderen uit de controleregio. Er werd integendeel gevonden dat de kinderen uit de

interventieregio na de interventie significant sterker toegenomen zijn in relatief

lichaamsgewicht dan de kinderen uit de controleregio. De BMI z-scores van de kinderen

die bij aanvang van het onderzoek overgewicht hadden waren significant meer gedaald

in de controleregio ten opzichte van de BMI z-scores van de kinderen met overgewicht

uit de interventieregio. Daarenboven verhoogde de huidplooidikte van de kinderen met

een normaal gewicht uit de interventieregio significant meer dan de huidplooidikte van

de kinderen met een normaal gewicht uit de controleregio.

Er werd gedacht een mogelijke verklaring te vinden bij het verschil in de socio-

economische status tussen beide regio‟s aangezien uit de literatuur blijkt dat de SES van

een persoon een belangrijke determinant is voor de ontwikkeling van overgewicht en

obesitas. Ook lopen kinderen die opgroeien in een gezin met een lage SES meer kans op

de ontwikkeling van obesitas (Kleiser et al., 2009). Het totale netto-inkomen van een

gezin wordt in deze masterproef aanzien als een maat voor de SES van dat gezin.

Doorgaans geldt dat hoe lager het inkomen, hoe lager de SES is. Het netto-inkomen van

de gezinnen uit de controleregio (en daarmee dus de SES) ligt significant hoger dan het

netto-inkomen van de gezinnen uit de interventieregio, wat dus een mogelijke

verklarende factor kon zijn.

Uit de analyse blijkt echter dat het verschil tussen de regio‟s in de evolutie van de

lichaamssamenstelling zich voordoet ongeacht de inkomensklasse waarin de kinderen

zich bevinden. Dit suggereert dat niet zozeer het netto-inkomen, maar andere factoren

Page 66: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

58

een rol kunnen gespeeld hebben bij het verloop van de interventie met de gevonden

resultaten als gevolg. Dit zijn bv. overgewicht bij de ouders, onvoldoende slaap, de

betrokkenheid van de ouders bij de interventie en de tijdspanne tussen de twee metingen

waarop de analyses zijn gebaseerd. Al deze factoren dienen nog verder onderzocht te

worden, hetzij aan de hand van gegevens die verzameld zijn tijdens de follow-up

metingen van de interventie, hetzij via nieuw onderzoek.

Page 67: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

59

Bibliografie

1. Ahrens, W., Bammann, K., De Henauw, S., Halford, J., Palou, A., Pigeot, I., et al.

(2006). Understanding and preventing childhood obesity and related disorders –

IDEFICS: A European mulitlevel epidemiological approach. Nutrition, Metabolism

& Cardiovascular diseases, 16, 302-308.

2. Bammann, K., Peplies, J., Pigeot, I., Ahrens, W. (2007). IDEFICS: A mulitcenter

European project on diet- and lifestyle-related disorders in children. Med Klin

(Münich), 102(3), 230-235.

3. Bartholomew, L.K., Parcel, G.S., Kok, G., Gottlieb, N.H. (2006). Planning Health

Promotion Programs: An Intervention Mapping Approach. Tweede editie. San

Francisco, Jossey-Bass.

4. Branca, F., Nikogosian, H., Lobstein, T. (2007). The challenge of obesity in the

WHO European Region and the strategies for response. Opgehaald op 15

november, 2010, van http://www.who.int/topics/obesity/en/

5. Cole, T.J., Bellizzi, M.C., Flegal, K.M., Dietz, W.H. (2000). Establishing a

standard definition for Child overweight and obesity worldwide: international

survey. BMJ, 320(7244), 1240-1245.

6. Cole, T.J., Faith, M.S., Pietrobelli, A., Heo, M. (2005). What is the best measure of

adiposity change in growing children: BMI, BMI %, BMI z-score or BMI centile?

European Journal of Clinical Nutrition, 59, 419–425

7. Cole, T.J., Freeman, J.V., Preece, M.A. (1995). Body mass index reference curves

for the UK, 1990. Archives of Diseases in Childhood, 73(1), 25-29

Page 68: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

60

8. Crawford, D., Jeffery, R.W. (2005). Obesity Prevention and Public Health. Oxford:

University Press.

9. Daniels, S.R. (2006). The Consequences of Childhood Overweight and Obesity.

The Future of Children, 16(1), 47-67

10. Davison, K.K., Lawson, C.T. (2006). Do attributes in the physical environment

influence children's physical activity? A review of the literature. Int. J. Behav. Nutr.

Phys. Act., 3, 19.

11. De Bourdeaudhuij, I., Van Cauwenberghe, E., Spittaels, H., Oppert, J.M., Rostami,

C., Brug, J., Van Lenthe, F., Lobstein, T., Maes, L. (2011). School-based

interventions promoting both physical activity and healthy eating in Europe: a

systematic review within the HOPE project. Obesity Reviews, 12(3), 205-216.

12. De Vocht, A. (2009). Basishandboek SPSS 17: Statistiek met SPSS statistics 17.

Utrecht: Bijleveld Press.

13. Espinoza, N., Ayala, G.X., Arredondo, E.M. (2010). Chapter 26: Interventions

targeting childhood obesity involving parents. In O‟Dea, J.A. & Eriksen, M. (Eds.),

International research, controversies, and interventions (pp. 300-308). Oxford:

Oxford University Press.

14. Field, A.E., Austin, S.B., Taylor, C.B., Malspeis, S., Rosner, B., Rockett, H.R.,

Gillman, M.W., Colditz, G.A. (2003). Relation between dieting and weight change

among preadolescents and adolescents. Pediatrics, 112, 900-906.

15. Flegal, K.M., Tabak, C.J., Ogden, C.L. (2006). Overweight in children: definitions

and interpretation. Health Education Research, 21(6), 755–760.

Page 69: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

61

16. Ghent University (UGENT) (October 2007). D5.3 Report containing the core set of

intervention modules, communication strategies and the corresponding SOPs for

use in pre-school and primary schools and in other settings and dissemination

channels.

17. Gonzalez-Suarez, C., Worley, A., Grimmer-Somers, K., Dones, V. (2009). School-

Based Interventions on Childhood Obesity: A Meta-Analysis. American Journal of

Preventive Medicine, 37(5), 418-427.

18. Gortmaker, S.L., Must, A., Perrin, J.M., Sobol, A.M., Dietz, W.H. (1993). Social

and economic consequences of overweight in adolescence and young adulthood.

The New England Journal of Medicine, 329(14), 1008-1012.

19. Guo, S.S., Wu, W., Chumlea, W.C., Roche, A.F. (2002). Predicting overweight and

obesity in adulthood from body mass index values in childhood and adolescence.

American Journal of Clinical Nutrition, 76(3), 653-658.

20. Haines, J. (2010). Chapter 31: Weight-related teasing and anti-teasing initiatives in

schools. In O‟Dea, J.A. & Eriksen, M. (Eds.), International research,

controversies, and interventions (pp. 363-379). Oxford: Oxford University Press.

21. Hebestreit, A., Ahrens, W. (2009). Relationship between dietary behaviours and

obesity in European children. International Journal of Pediatric Obesity,

Supplement 1, 45-47.

22. Hesketh, K. & Campbell, K. (2010). Chapter 34: Obesity prevention interventions

for early childhood: An updated systematic review of the literature. In O‟Dea, J.A.

& Eriksen, M. (Eds.), International research, controversies, and interventions (pp.

396-407). Oxford: Oxford University Press.

Page 70: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

62

23. Huybrechts, I. (2008). Dietary habits in preschool children: as a basis for the

development of a methodological framework for future dietary surveillance.

Nederland: Gildeprint Drukkerijen.

24. IDEFICS: Identificatie en preventie van voedings- en levensstijlgeïnduceerde

gezondheidseffecten bij kleuters en kinderen, Opgehaald op 30 maart, 2011, van

http://www.ideficsstudy.eu/Idefics/webcontent?cmd=innerDoc&path=1062&back=

true

25. Ideficsstudie (2006). Flyer, Opgehaald op 16 december, 2010, van

http://www.idefics.eu/Idefics/webcontent?cmd=innerDoc&path=1072&start=true

26. Ideficsstudie (2006). IDEFICS: Identificatie en preventie van voedings- en

levensstijlgeïnduceerde gezondheidseffecten bij kleuters en kinderen. Opgehaald op

16 december, 2010, van

http://www.idefics.eu/Idefics/webcontent?cmd=innerDoc&path=1064&back=true

27. Institute of Medicine. 2006. Food Marketing to Children and Youth: Threat or

Opportunity? Washington, DC: The National Academies Press.

28. Kleiser, C., Rosario, A.S., Mensink, G.B.M., Prinz-Langenohl, R., Kurth, B.M.

(2009). Potential determinants of obesity among children and adolescents in

Germany: results from the cross-sectional KiGGS study. BMC Public Health,

9(46).

29. Lissau, I., Burniat, W., Poskitt, E.M.E., Cole, T. (2002). Prevention and

management: Prevention. In Burniat, W., Cole, T., Lissau, I. & Poskitt, E.M.E.

(Eds.), Child and Adolescent Obesity: Causes and Consequences, Prevention and

Management (pp. 243-269). Cambridge: Cambridge University Press.

Page 71: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

63

30. Lissau, I., Overpeck, M.D., Ruan, J., Due, P., Holstein, B.E., Hediger, M.L. (2004).

Body Mass Index and Overweight in Adolescents in 13 European Countries, Israel,

and the United States. Archives of Pediatrics & Adolescent Medicine, 158, 27-33.

31. Lobstein, T., Dibb, S., (2005). Evidence of a possible link between obesogenic food

advertising and child overweight. Obesity Reviews, 6(3), 203–208.

32. McKee, D., Maber, S., Deen, D., Blank, A.E. (2010). Counseling to Prevent

Obesity Among Preschool Children: Acceptability of a Pilot Urban Primary Care

Intervention. Annals of family medicine, 8(3), 249-255.

33. Mohnen, S.M., Groenewegen, P.P., Völker, B., Flap, H. (2011). Neighborhood

social capital and individual health. Social Science & Medicine, 72(5):660-667.

34. Olshansky, S.J., Passaro, D.J., Hershow, R.C., Layden, J., Carnes, B.A., Brody, J.

et al. (2005). A Potential Decline in Life Expectancy in the United States in the 21st

Century. The New England Journal of Medicine, 352(11), 1138-1145.

35. Pigeot, I., Barba, G., Chadjigeorgiou, C., De Henauw, S., Kourides, Y., Lissner, L.,

et al. (2009). Prevalence and determinants of childhood overweight and obesity in

European countries: pooled analysis of the existing surveys within the IDEFICS

Consortium. International Journal of Obesity, 33, 1103-1110.

36. Pi-Sunyer, X. (2009). The Medical Risks of Obesity. Postgraduate Medicine,

121(6), 21–33.

37. Reilly, J.J., Methven, E., McDowell, Z.C., Hacking, B., Alexander, D., Stewart, L.

et al. (2003). Review: Health consequences of obesity. Arch Dis Child, 88, 748–

752.

38. Staffieri, J.R. (1967). A Study of Social Stereotype of Body Image in Children.

Journal of Personality and Social Psychology, 7, 101–104.

Page 72: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

64

39. Strauss, R.S., Pollack, H.A. (2003). Social Marginalization of Overweight

Children. Archives of Pediatrics and Adolescent Medicine, 157, 746–752.

40. Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging. Body Mass Index bij

schoolkinderen [Online publicatie]. Brussel: Vlaams Agentschap Zorg en

Gezondheid, Afd. Informatie en Ondersteuning, Opgehaald 15 oktober, 2010, van

http://www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers/

41. Thompson, D., Edelsberg, J., Colditz, G.A., Bird, A.P., Oster, G. (1999). Lifetime

health and economic consequences of obesity. Archives of Internal Medicine,

159(18), 2177–2183.

42. Van den Hurk, K., van Dommelen, P., de Wilde, A., Verkerk, P.H., van Buuren, S.,

HiraSing, R.A. (2006). TNO-rapport: Prevalentie van overgewicht en obesitas bij

jeugdigen 4-15 jaar in de periode 2002-2004. Opgehaald 15 november, 2010, van

http://www.ggdkennisnet.nl/kennisnet/uploaddb/downl_object.asp?atoom=35094&

VolgNr=0

43. Van Kippersluis, H., Van Doorslaer, E., Van Ourti, T. (2009). Gezondheid,

inkomen en werk gedurende de levenscyclus. VGE Bulletin, 26(2), 18-23.

44. Wang, F., Wild, T.C., Kipp, W., Kuhle S., Veugelers, P.J. (2009). The influence of

childhood obesity on the development of self-esteem. Health Reports, 20(2), 21-27.

45. Wang, G., Dietz, W.H. (2002). Economic Burden of Obesity in Youths Aged 6 to

17 Years: 1979–1999. Pediatrics, 109(5), 81-86.

46. Ward, D.S., Ries, A.V., Tabak, R. (2010). Chapter 28: Environment and policy

interventions to prevent obesity in children. In O‟Dea, J.A. & Eriksen, M. (Eds.),

International research, controversies, and interventions (pp. 321-332). Oxford:

Oxford University Press.

Page 73: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

65

47. Whitaker, R.C., Wright, J.A., Pepe, M.S., Seidel, K.D., Dietz, W.H. (1997).

Predicting obesity in young adulthood from childhood and parental obesity. The

New England Journal of Medicine, 337, 869–673.

48. WHO (2001). The First Action Plan for Food and Nutrition Policy, WHO European

Region 2000-2005, World Health Organization, Regional Office for Europe,

Copenhagen, Denmark.

Page 74: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

66

Bijlagen

1. Afkapwaarden voor BMI naar geslacht en leeftijd

2. De deelnemende landen van het IDEICS project

3. Handleiding voor de educatie van kinderen (Module 5)

4. Voorbeelden van opvoedingsstrategieën voor voeding en fysieke activiteit

(Crawford & Jeffery, 2005)

Page 75: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

1

Bijlage 1: Afkapwaarden voor BMI naar geslacht en leeftijd

Tabel: Afkapwaarden op basis van Cole et al., 2000.

Leeftijd Jongens Meisjes

Overgewicht Obesitas Overgewicht Obesitas

2,00 18,41 20,09 18,02 19,81

2,50 18,13 19,80 17,76 19,55

3,00 17,89 19,57 17,56 19,36

3,50 17,69 19,39 17,40 19,23

4,00 17,55 19,29 17,28 19,15

4,50 17,47 19,26 17,19 19,12

5,00 17,42 19,30 17,15 19,17

5,50 17,45 19,47 17,20 19,34

6,00 17,55 19,78 17,34 19,65

6,50 17,71 20,23 17,53 20,08

7,00 17,92 20,63 17,75 20,51

7,50 18,16 21,09 18,03 21,01

8,00 18,44 21,60 18,35 21,57

8,50 18,76 22,17 18,69 22,18

9,00 19,10 22,77 19,07 22,81

9,50 19,46 23,39 19,45 23,46

10,00 19,84 24,00 19,86 24,11

10,50 20,20 24,57 20,29 24,77

11,00 20,55 25,10 20,74 25,42

11,50 20,89 25,58 21,20 26,05

12,00 21,22 26,02 21,68 26,67

12,50 21,56 26,43 22,14 27,24

13,00 21,91 26,84 22,58 27,76

13,50 22,27 27,25 22,98 28,20

14,00 22,62 27,63 23,34 28,57

14,50 22,96 27,98 23,66 28,87

15,00 23,29 28,30 23,94 29,11

15,50 23,60 28,60 24,17 29,29

16,00 23,90 28,88 24,37 29,43

16,50 24,19 29,14 24,54 29,56

17,00 24,46 29,41 24,70 29,69

17,50 24,73 29,70 24,85 29,84

18,00 25,00 30,00 25,00 30,00

Page 76: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

1

Bijlage 2: De deelnemende landen van het IDEICS project

Page 77: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

1

Bijlage 3: Handleiding voor de educatie van kinderen (Module 5)

PHYSICAL ACTIVITY

STIMULATING DAILY PHYSICAL ACTIVITY

Awareness - Interactive communication between teacher and children in combination

with education material (posters, photographs, …):

What is being active?

What are the advantages of being active?

When can you be active at home and at school?

How much do we have to be active each day?

- Self report activities in class or for home work: children can fill in the

physical activities they performed the day before on an attractive

education worksheet, children can make a collage in which they present

their physical activities or children can report their activities by

assigning pictures (depending on the age)

- Compare the self reports with the daily recommendation related to

physical activity

Skills - Teach children to set physical activity goals

Interactive communication (what are physical activity goals,

what are the most important characteristics, …) and discuss

some examples (case study)

Provide educational worksheets on which children can report

their physical activity goals at school and at home (“My

accomplishment plan”)

In a next step, the children have to report which activities

they really have done (review of the accomplishment plan)

Performance of physical activity goals can be associated with

a game: a child can gain a stamp or a sticker if he/she

performed an activity goal

- Teach children how to motivate themselves to be physical active and

how to motivate themselves while being physical active. For example:

organise an interactive communication about “talking to yourself”

Page 78: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

2

are following sentences examples of positive or negative

things that you can say to yourself?

what are your feelings about …?

how can you change negative sentences into positive

sentences?

- Play easy activity games in class (especially for toddlers and the

youngest pre-school child) in order to teach locomotive skills

Self-efficacy - Help students to set realistic and challenging goals related to physical

activity (see above)

- Compliment children on the skills they have developed (positive

feedback)

- Encourage students to use effort as an explanation for failure, and the

skills they have developed as an explanation for success. Do not

attribute poor performance to lack of ability (and caution parents to

avoid it as well).

- Help children recognise the skills they are acquiring: make the children

aware of what they have learned

- Success in the past is the best way to build confidence for future

success: help children recognise their progress

Let the children make an individual line graph of their

progress

Give students frequent opportunities to update their progress

Provide a monthly calendar to record their daily progress

(avoid class charts where individual progress is displayed.

Children will compare their progress in relationship to others.

This will have a detrimental effect on the self-efficacy of

those who do not progress as fast as others. Children have to

learn to compare with themselves)

- Use peer modelling during the lessons by working in small groups (this

has an important influence on children‟s self-efficacy during skill

acquisition)

Page 79: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

3

REDUCE TV-VIEWING

Awareness - Interactive communication between teacher and children:

Which TV shows did you watch yesterday?

When did you start watching? When did you stop?

How many hours can we watch a day? Is it good to watch

television?

- Self report activities in class or for home work:

Encourage group reporting about time spent in TV viewing

Self report activities by means of an attractive education

worksheet (did you watch TV while eating supper? - did you

turn on the TV before school? - did you turn on the TV when

you came home from school?, …)

- Compare the self reports with the daily recommended limit of TV-

viewing

Skills - Have students brainstorm a list of fun alternatives

- Teach children how to watch television selectively (for example: select

the programs you want to see and than turn off the television, help your

mother in the kitchen during advertising, …)

- Teaching self-monitoring techniques to children (for example: children

make a diary in which they can report the amount of hours they watched

television, the programs, …)

Self-efficacy - See guidelines provided in the table above (daily physical activity) and

use them for the activities related to the key message about TV-viewing

Page 80: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

4

DIET

STIMULATING DAILY CONSUMPTION OF FRUIT AND VEGETABLES

Awareness - Interactive communication between teacher and children in

combination with education material (posters, photographs, …):

What is good about eating fruit and vegetables?

How many fruit and vegetables do we have to eat each day?

Where can we buy and eat fruit and vegetables?

How can we eat fruit and vegetables?

- Self report activities in class or for home work: children can fill in the

amount of fruit and vegetables they did eat the day before on an

attractive education worksheet (or report it by making a collage or

assigning pictures)

- Compare the self reports with the daily recommendation related to

fruit and vegetables

- Visit a local fruit and vegetable farmer, grocery stores

Skills - Prepare fruit and vegetables in the class: show how to cut vegetables

and how to peel fruit and provide the opportunity to practice in small

groups (you can also provide an action plan that visualise the different

steps in cutting a certain vegetable)

- Organise recipe competition in which children can use their

preparation skills

- Organise recognition games

Self-efficacy - See guidelines provided in the table above (daily physical activity) and

use them for the activities related to the key message about fruit and

vegetables

- Additional: help children to serve as their own model

If a video camera is available, tape the children while

participating in the preparation of fruit and vegetables and

allow to view themselves being successful (or take

photographs of the activity). While showing the tape or

photographs, give positive feedback about the skills that the

children acquired and were demonstrating.

Page 81: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

5

Taste/preference - Organise taste testing activities and games in the class

- Provide fruit and vegetables that children have not tasted before on

repeated occasions

- Teachers have to be role models: taste the fruit and vegetables in front

of the children and show that you like them

STIMULATING DAILY CONSUMPTION OF WATER

Awareness - Interactive communication between teacher and children in combination

with education material (posters, photographs, …):

What are the advantages of drinking water? What is bad

about drinking to much soft drinks?

How many water do we have to drink each day?

Where can we drink water? In which forms can we drink

water?

- Self report activities in class or for home work: children can fill in the

amount of water they did drink the day before on an attractive education

worksheet (or report it by making a collage or assigning pictures)

- Compare the self reports with the daily recommendation related to the

daily consumption of water

Skills - Show the children how to prepare flavoured water (e.g. with a leaflet of

mint, with pieces of apple or strawberry)

- Teach children how to deal with the daily recommended guidelines

(always fill you favourite cup with water and try to drink it out while

making home work, always take a bottle of water with you, …)

Self-efficacy - See guidelines provided in the table above (daily physical activity) and

use them for the activities related to the key message about the

consumption of water

Page 82: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

1

Bijlage 4: Voorbeelden van opvoedingsstrategieën voor voeding en fysieke

activiteit (Crawford & Jeffery, 2005)

DAILY PHYSICAL ACTIVITY

Beliefs and

knowledge

- use the daily recommended norm related to physical activity as a

guideline

- belief in the ability of your children to be physical active

Modelling - model a physically active lifestyle

- incorporate physical activity into family recreation (e.g. hiking, bicycle

riding)

- include children in physical activity or exercise routines

- plan and participate in family activities that include physical activity

(e.g., walking or bicycling together instead of driving, doing active

chores like vacuuming and mowing the lawn, playing outside) and

include physical activity in family events such as birthday parties,

picnics, and vacations.

Availability

and/or

accessibility

- make activity related equipment available at home (e.g. balls, bicycles)

- identify safe places in the community that children can easily access and

visit them with your children

- find activities to do outdoor for all weather conditions

- drive or take children to places, such as playgrounds sports

organisations, where they can be active

Shaping

- use amusing physical activities as a reward for a behaviour with positive

outcomes

- do not use physical activity as a punishment for a behaviour with

negative outcomes

REDUCE TV VIEWING

Beliefs and

knowledge

- use the daily recommended norm related to watching television as a

guideline

Modelling - reduce parents‟ TV viewing time

- reduce the family reliance on TV as a recreational activity

Page 83: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

2

- do not watch TV while eating

Availability

and/or

accessibility

- limit children‟s TV viewing hours no more than 1 – 2 hours per day for

school children and less for kindergarten children

- encourage children to adopt selective and circumscribed viewing

practices (e.g. select certain programs to watch and then turn TV off)

- remove TV and computers from children‟s bedroom

- provide alternative and amusing activities for TV viewing

Shaping - do not use watching television as a reward for a behaviour with positive

outcomes

DAILY CONSUMPTION OF WATER

Beliefs and

knowledge

- use the daily recommended norm related to water as a guideline

Modelling - do not always drink unhealthy beverages but model the consumption of

water at every moment of the day

- show your child that you like water and that water is tasty

- do not show your own dislike for water

Availability

and/or

accessibility

- provide water during meals

- provide sometimes alternatives for clear water, for example flavoured

water with a leaflet of mint or pieces of strawberry, apple, …

- provide your child a nice tin or his/her favourite cup which is always

filled with water and accessible to take

- set regulations about the consumption of unhealthy beverages: e.g. only

one can of soft drink a week, only in the weekend, only at parties, …

Shaping - do not use sugar sweetened beverages or other unhealthy beverages as a

reward for a behaviour with positive outcome

- do not use drinking water instead of sugar sweetened beverages as a

punishment for a behaviour with negative outcomes

Page 84: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht

3

DAILY CONSUMPTION OF FRUIT AND VEGETABLES

Beliefs and

knowledge

- use the daily recommended norm related to fruit and vegetables as a

guideline

Modelling - model healthy eating practices: eat yourself enough fruit an vegetables

on a daily basis

- enable children to participate in selecting, growing and preparing fruit

and vegetables

Availability

and/or

accessibility

- make a wide variety of fruit and vegetables available and accessible

- provide fruit and vegetables that your child never has tasted before

- put healthy foods in places that are easily accessed by children and in

forms in which they can be readily eaten: e.g. place pre-cut vegetables

and peeled fruit in the refrigerator

- provide peeled fruit and/or pre-cut vegetables to your child as a snack at

school (instead of unhealthy snacks)

Shaping - do not use fruit and vegetables as a punishment for behaviours with

negative outcomes

- do not use unhealthy snacks and foods as a reward for behaviours with

positive outcomes

Page 85: EVOLUTIE VAN DE LICHAAMSSAMENSTELLING BIJ VLAAMSE … · 2012-03-14 · EVOLUTIE VAN DE ... den Hurk et al., 2006). Men is het er echter wel over eens dat een persoon overgewicht