Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij...

60
Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten door thermografie en heart rate variability metingen in verschillende condities Sara BOBELYN Promotor: Prof. Dr. J. Devulder Co-promotors: Dr. G. Brusselmans, Lic. F. Descheemaeker Scriptie voorgedragen in de 2 de Master in het kader van de opleiding tot MASTER OF MEDICINE IN DE GENEESKUNDE

Transcript of Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij...

Page 1: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

Academiejaar 2013-2014

Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten door thermografie en

heart rate variability metingen in verschillende condities

Sara BOBELYN

Promotor: Prof. Dr. J. Devulder Co-promotors: Dr. G. Brusselmans, Lic. F. Descheemaeker

Scriptie voorgedragen in de 2de Master in het kader van de opleiding tot

MASTER OF MEDICINE IN DE GENEESKUNDE

Page 2: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten
Page 3: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

I

Academiejaar 2013-2014

Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten door thermografie en

heart rate variability metingen in verschillende condities

Sara BOBELYN

Promotor: Prof. Dr. J. Devulder Co-promotor: Dr. G. Brusselmans, Lic. F. Descheemaeker

Scriptie voorgedragen in de 2de Master in het kader van de opleiding tot

MASTER OF MEDICINE IN DE GENEESKUNDE

Page 4: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

Deze pagina is niet beschikbaar omdat ze persoonsgegevens bevat.Universiteitsbibliotheek Gent, 2021.

This page is not available because it contains personal information.Ghent University, Library, 2021.

Page 5: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

III

VOORWOORD

Aan het schrijven van deze masterproef ging een heel proces vooraf, waaruit ik erg veel

geleerd heb. Uit ondervinding heb ik ervaren dat het uitvoeren van een onderzoek niet

vanzelfsprekend is. Ik kreeg veel zelfstandigheid tijdens de uitvoering van het experiment,

wat voor mij een nieuwe ervaring was tijdens mijn opleiding. Een ervaring die ik zeker

meeneem naar de toekomst toe.

Het maken van de masterproef was niet mogelijk geweest zonder de steun en hulp van de

mensen rondom mij, waarvoor dank.

In het bijzonder wil ik Dr. Brusselmans en Lic. Descheemaeker bedanken, die me doorheen

het hele proces loodsten. Ik kon steeds met mijn vragen bij hen terecht, ook waar de deadline

dichterbij kwam. Voor de hulp met de statistiek wil ik Hugo Carvalho bedanken. Bedankt ook

aan Prof. Dr. Devulder voor het nalezen van de thesis en de snelle feedback.

Verder wil ik heel graag mijn ouders bedanken. Bedankt dat ik mag studeren en bedankt om

er altijd voor me te zijn.

Tenslotte wil ik graag mijn lieve zussen en vrienden bedanken die mij altijd steunden en

stimuleerden.

Page 6: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

IV

INHOUDSTAFEL

VOORWOORD...................................................................................................................................... III

INHOUDSTAFEL.................................................................................................................................. IV

ABSTRACT ............................................................................................................................................ 1

LIJST FIGUREN ..................................................................................................................................... 2

LIJST TABELLEN ................................................................................................................................. 3

LIJST AFKORTINGEN .......................................................................................................................... 4

1. INLEIDING ..................................................................................................................................... 5

1.1. Definitie ........................................................................................................................................ 5

1.2. Symptomen ................................................................................................................................... 5

1.3. Etiologie ....................................................................................................................................... 5

1.3.1. Genetische factoren ............................................................................................................... 5

1.3.2. Omgevingsfactoren/ Uitlokkende factoren/ Potentiële triggers ............................................ 6

1.4. Pathofysiologie ............................................................................................................................. 7

1.4.1. Dysfunctie van het pijn inhibitie systeem.............................................................................. 7

1.4.2. Neuro-endocriene dysfunctie ................................................................................................. 8

1.4.3. Autonoom zenuwstelsel dysfunctie ....................................................................................... 8

1.4.4. Vasculaire veranderingen ...................................................................................................... 9

1.5. Diagnose ..................................................................................................................................... 10

1.6. Therapie ...................................................................................................................................... 11

1.6.1. Farmacologisch ................................................................................................................... 11

1.6.2. Niet farmacologisch............................................................................................................. 12

2. ONDERZOEKSDOEL .................................................................................................................. 13

3. MATERIALEN EN METHODE .................................................................................................. 14

3.1. Materialen ................................................................................................................................... 15

3.2. Methode ...................................................................................................................................... 15

4. RESULTATEN ............................................................................................................................. 17

4.1. Beschrijving van de onderzoeksgroep d.m.v. de PainDetect vragenlijst .................................... 17

4.2. Beschrijving van de onderzoeksgroep via psychologische variabelen (HADS vragenlijst) ...... 18

4.3. Beschrijving van de onderzoeksgroep via de body mass index (BMI) en leeftijd ..................... 19

4.4. Beschrijving van de onderzoeksgroep via medicatiegebruik ..................................................... 19

4.5. Metingen in rusttoestand ............................................................................................................ 20

Page 7: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

V

4.5.1. Vergelijking temperatuurmetingen tussen FM patiënten en controles ................................ 20

4.5.2. Vergelijking vitale parameters tussen FM patiënten en controles ....................................... 21

4.6. Metingen tijdens en na inspanning (6MWT) .............................................................................. 23

4.6.1. Afgelegde afstand ................................................................................................................ 23

4.6.2. NRS score ............................................................................................................................ 23

4.6.3. Borg schaal .......................................................................................................................... 24

4.6.4. Temperatuurmetingen tussen FM patiënten en controles .................................................... 24

4.6.5. Vergelijking bloeddruk- en polswaarden tussen FM patiënten en controles ...................... 26

4.6.6. Vergelijking hartslag (HR) via Polar ................................................................................... 26

4.7. Metingen tijdens en na recuperatie ............................................................................................ 27

4.7.1. Vergelijking temperatuurmetingen tussen FM patiënten en controles ................................ 27

4.7.2. Vergelijking bloeddruk- en polswaarden tussen FM patiënten en controles ...................... 31

4.8. HRV metingen ............................................................................................................................ 34

5. DISCUSSIE ................................................................................................................................... 36

5.1 Beperkingen ........................................................................................................................... 40

6. CONCLUSIE ................................................................................................................................. 42

7. REFERENTIELIJST ..................................................................................................................... 43

BIJLAGEN .............................................................................................................................................. a

BIJLAGE 1 .................................................................................................................................... a

BIJLAGE 2 .................................................................................................................................... b

- Vragenlijsten PainDetect en HADS ........................................................................................ b

BIJLAGE 3 .................................................................................................................................... g

- Thermografiebeelden ............................................................................................................... g

BIJLAGE 4 .................................................................................................................................... h

Page 8: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

1

ABSTRACT

Doel: Het doel van het onderzoek is nagaan of er verschillen zijn in de functie van het

autonoom zenuwstelsel tussen FM patiënten (n = 22) en gezonde controles (n =14) in

navolging van een stressor (6MWT). In verschillende condities ( rust, inspanning en

recuperatie) worden verschillende parameters onderzocht: de temperatuur (t.h.v. oren en

huid), de bloeddruk, de pols, de hartslag en hartslagvariatie (HRV). Deze parameters worden

gereguleerd vanuit het autonoom zenuwstelsel.

Materiaal en methode: Er namen 22 FM patiënten en 14 gematchte gezonde vrijwilligers deel

aan het onderzoek. De patiënten voldeden aan de ACR criteria (2010). Vragenlijsten

(PainDetect en HADS) werden vooraf ingevuld. De hartslag en HRV metingen werden via de

Polar RS800CX geregistreerd. Bloeddruk- en polswaarden werden via een automatische

monitor gemeten. De metingen gebeurden in rust (zittende positie), tijdens inspanning

(6MWT) en gedurende een recuperatieperiode van 20 minuten. In de voornoemde condities

werden tevens thermografiebeelden gemaakt van voorarmen en benen (ventraal, dorsaal) in

rechtstaande positie.

Resultaten: In rust werd bij de FM groep een significant groter (p= 0.017) gemiddeld

temperatuurverschil gemeten tussen de armen en benen. De gemiddelde en systolische

bloeddruk, alsook de pols waren significant hoger (resp. p=0.021, p=0.003 en p=0.036) bij de

patiëntengroep. Tijdens inspanning (6MWT) legden de FM patiënten een significant kleinere

afstand af (p < 0.001). De LF% waarden waren bij de FM patiënten significant lager (p=

0.047). Het temperatuurverschil tussen armen en benen bleef significant (p<0.05) net na

inspanning bij de FM groep, i.t.t. de controles.

In de recuperatiefase bestond bij de FM groep een significant kleinere temperatuurtoename ter

hoogte van de huid, zowel t.h.v. de armen (p=0.035) als t.h.v. de benen (p=0.007). De

gemiddelde bloeddrukwaarden verschilden vanaf 5 minuten recuperatie significant (p <0.05).

Conclusie: Basaal bestaan contradictorische resultaten tussen HRV meting enerzijds en

bloeddruk en pols meting anderzijds, waarbij de laatstgenoemden een sympathische

hyperactiviteit veronderstellen. Verschillen in autonome reactiviteit tussen FM patiënten en

controles werden doorgaans niet gezien. Bij inspanning was enkel de LF% waarde significant

verschillend en bij recuperatie enkel de temperatuurtoename t.h.v. armen en benen.

Page 9: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

2

LIJST FIGUREN

Figuur 1 Pathophysiolgy of pain (7) ........................................................................................................ 7

Figuur 2 PainDetect bij FM patiënten ................................................................................................... 17

Figuur 3 HADS voor angst en depressie bij FM patiënten en controles ............................................... 19

Figuur 4 Medicatiegebruik bij FM patiënten ........................................................................................ 19

Figuur 5 Antidepressivagebruik bij FM patiënten ................................................................................. 20

Figuur 6 Oortemperatuur links en rechts .............................................................................................. 20

Figuur 7 Afstand 6MWT ........................................................................................................................ 23

Figuur 8 NRS score voor en na 6MWT ................................................................................................. 23

Figuur 9 Evolutie Borg schaal tijdens 6MWT ....................................................................................... 24

Figuur 10 Vergelijking verloop oortemperatuur ................................................................................... 27

Figuur 11 Vergelijking temperatuur armen ........................................................................................... 28

Figuur 12 Vergelijking temperatuur benen ........................................................................................... 28

Figuur 13 Verloop gemiddelde huidtemperatuur .................................................................................. 29

Figuur 14 Vergelijking verloop gemiddelde bloeddruk ......................................................................... 31

Figuur 15 Vergelijking systolische bloeddruk ....................................................................................... 32

Figuur 16 Vergelijking diastolische bloeddruk ..................................................................................... 32

Figuur 17 Vergelijking verloop gemiddelde pols .................................................................................. 33

Figuur 18 Thermografiebeelden in rust versus na inspanning ................................................................ g

Page 10: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

3

LIJST TABELLEN

Tabel 1 ‘Stressoren’ als triggers voor ontwikkeling van FM en gerelateerde aandoeningen (2;4;5) .... 6

Tabel 2 Demografische gegevens deelnemers ....................................................................................... 14

Tabel 3 Karakter van de pijn bij de FM patiënten volgens de PainDetect ........................................... 18

Tabel 4 Gemiddelde bloeddruk- en polswaarden in rust bij FM patiënten en controles ...................... 22

Tabel 5 Evolutie Borg-schaal tijdens de 6MWT bij FM patiënten en controles ................................... 24

Tabel 6 Gemiddelde temperatuur thermografie (rust, inspanning) bij FM patiënten en controles ...... 25

Tabel 7 Gemiddelde bloeddruk- en polswaarden (rust, inspanning) bij FM patiënten en controles .... 26

Tabel 8 Gemiddelde HR waarden (rust, inspanning) bij FM patiënten en controles ........................... 27

Tabel 9 Gemiddelde oortemperatuur bij FM patiënten en controles in verschillende condities .......... 27

Tabel 10 Gemiddelde temperatuur in verschillende condities bij FM patiënten en controles .............. 28

Tabel 11 Significantie van verschil in temperatuur tussen armen en benen in verschillende condities 30

Tabel 12 Gemiddelde bloeddruk in verschillende condities .................................................................. 31

Tabel 13 Gemiddelde pols in verschillende condities ........................................................................... 33

Tabel 14 HRV in rust ............................................................................................................................. 34

Tabel 15 HRV tijdens inspanning .......................................................................................................... 34

Tabel 16 Overzicht autonome reactiviteit via verschillende parameters vanuit FM groep .................... h

Page 11: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

4

LIJST AFKORTINGEN

FM Fibromyalgie

CVS Chronische Vermoeidheidssyndroom

IBS Irritable Bowel Syndrome

TMD Temporomandibular disorder

HPA-as Hypothalamic-pituitairy-adrenal axis

PTN Pijn transmissie neuron

NO Nitric Oxide

CRH Corticotropin-releasing hormone

AZS Autonoom zenuwstelsel

HRV Heart Rate Variability

ACR American College of Rheumatology

WPI Widespread Pain Index

SS Symptom Severity

CZS Centraal zenuwstelsel

TCA Tricyclische antidepressiva

SSRI Selectieve Serotonine Reuptake Inhibitor

SNRI Serotonine Norepinefrine Reuptake Inhibitor

6MWT 6 minuten wandeltest

BMI Body Mass Index

HADS Hospital Anxiety and Depression Scale

NRS Numeric Rating Scale

SPSS Statistical Package for Social Sciences

SDNN Standard Deviation of all NN interval

RMSSD Square root of the mean squared differences of successive NN intervals

NN50 Number of interval differences of successive NN intervals greater than 50 ms

pNN50 Proportion derived by dividing NN50 by the total number of NN intervals

LF (%) Percent power in low frequency range (0.04 - 0.15 Hz)

HF (%) Percent power in high frequency range (0.15 - 0.4 Hz)

LF/HF Ratio LF/ HF

LF norm (n.u.) LF power in normalised units: LF/ (Total Power – VLF) x 100

HF norm (n.u.) HF power in normalised units: HF/ (Total Power – VLF) x 100

NSAID Non-steroidal anti-inflammatory drugs

HR Heart Rate

T Temperatuur

Δ T Temperatuurverschil

RR, BD Riva Rocci, bloeddruk

t 0, 5, 10, 15, 20 Tijdstip (in minuten) na inspanning (6MWT)

Page 12: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

5

1. INLEIDING

1.1. Definitie

Fibromyalgie is een frequent voorkomende chronische aandoening (2-4% van de bevolking

(1)), gekenmerkt door wijdverspreide musculoskeletale pijn en allodynie (het ervaren van pijn

bij niet pijnlijke prikkels) (2). De aandoening kent een gradueel verloop en heeft een

belangrijke weerslag op het functioneren van de patiënt. Fibromyalgie komt meer voor bij

vrouwen (ratio 7:1) (3). Karakteristiek zijn variabel gelokaliseerde pijn, slaapproblemen en

vermoeidheid. De etiologische mechanismen zijn tot op de dag van vandaag niet duidelijk. Er

kunnen verschillende oorzaken naar voor worden geschoven en de oorsprong is doorgaans

multifactorieel (2;4).

1.2. Symptomen

Fibromyalgie manifesteert zich met multipele symptomen zoals: pijn, ochtendstijfheid,

vermoeidheid, moeheid, niet herstellende slaap, tintelingen, duizeligheid, verlies in

concentratie en geheugen, cognitieve dysfunctie, depressieve en/of angstige episodes enz.

(ACR criteria 2010).

Vaak zijn ook andere stoornissen aanwezig bij fibromyalgie, waaronder chronisch

vermoeidheidsyndroom (CVS), prikkelbare darm syndroom (IBS), interstitiële cystitis,

temporomandibulaire stoornis (TMD), hoofdpijn en depressie (3;4).

1.3. Etiologie

De etiologie van fibromyalgie is multifactorieel en complex. Verschillende mechanismen

kunnen een rol spelen in de ontwikkeling van fibromyalgie. Er werden abnormaliteiten in het

neuro-endocriene en autonome zenuwstelsel gevonden. Genetische, psychosociale en

omgevingsfactoren kunnen eveneens betrokken zijn in de etiologie van fibromyalgie (5).

1.3.1. Genetische factoren

Uit studies blijkt een familiale predispositie te bestaan. Zo hebben eerstegraadsverwanten een

tot 8 keer hoger risico op het ontwikkelen van FM in vergelijking met de algemene bevolking

Page 13: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

6

(4). Deze familiale aggregatie is enerzijds genetisch, anderzijds spelen ook

omgevingsfactoren hierbij een cruciale rol (2). Familieleden zijn vaak meer pijngevoelig en

hebben bijkomend een grotere kans op andere pijnstoornissen zoals: prikkelbare darm

syndroom (IBS), temporomandibulaire stoornis (TMD), hoofdpijn enz.

Specifieke genetische polymorfismen, meer bepaald in de genen van de serotonerge,

dopaminerge en catecholaminerge systemen, blijken geassocieerd te zijn met fibromyalgie

(2). Polymorfismen in de genen coderend voor de serotonine 5-HT2A receptor, de serotonine

transporter, de dopamine D4 receptor en de catechol-O-methyltransferase, werden bij FM

patiënten geobserveerd en hebben een invloed op het metabolisme of transport van

monoamines (2;4). Hun rol binnen het stress respons systeem is cruciaal.

1.3.2. Omgevingsfactoren/ Uitlokkende factoren/ Potentiële triggers

Tabel 1 ‘Stressoren’ als triggers voor ontwikkeling van FM en gerelateerde aandoeningen (2;4;5)

Perifere pijnsyndromen

Infecties (Hepatitis C, Herpes Zoster, EBV, parvovirus…)

Fysieke trauma (auto-ongeval, operatie, zwaar fysiek werk…)

Psychologische en emotionele stress (emotioneel, fysiek, seksueel misbruik…)

Catastrofale gebeurtenissen (PTSS, oorlog, maar niet natuurrampen…)

Inflammatoire reumatische aandoeningen (RA, SLE…)

Levensstijl m.b. roken, overgewicht, gebrek aan fysieke activiteit…

Fibromyalgie wordt vaak getriggerd door negatieve omgevingsfactoren, vooral wanneer deze

zich op kinderleeftijd manifesteren. De ontwikkeling van het autonoom zenuwstelsel en van

de hypothalame-pituitaire-adrenale (HPA-) as kan hierdoor beïnvloed worden. Aangezien

deze verstoorde systemen de sleutelcomponenten vormen in de neuro-endocriene respons op

stressoren, kunnen stoornissen als dusdanig aanleiding geven tot stress gerelateerde

aandoeningen, waaronder fibromyalgie (2). Andere stressoren die als triggers kunnen ageren

zijn o.a. fysieke traumata, slaapstoornissen, psychologische of emotionele stress, chronische

pijnlijke of stressvolle condities enz. (zie tabel 1).

Stress en chronische pijn bevorderen de sympathische activiteit door wijzigende

cardiovasculaire respons, het induceren van stijfheid van de arteriële wand en inductie van

endotheliale dysfunctie (4).

Page 14: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

7

1.4. Pathofysiologie

1.4.1. Dysfunctie van het pijn inhibitie systeem

Patiënten met fibromyalgie vertonen een toegenomen gevoeligheid voor tal van stimuli,

waaronder koude, warmte, mechanische of ischemische druk. Dergelijke stimuli met een

welbepaalde intensiteit veroorzaken een pijnrespons die niet aanwezig is bij een gezonde

populatie. Door een proces van centrale sensitisatie t.g.v. intense of aanhoudende blootstelling

aan pijnlijke stimuli, ontstaat een toename van sensorische input. Abnormale levels van

neurotransmitters (serotonine, noradrenaline), die betrokken zijn in de endogene pijn inhibitie

pathways, kunnen worden teruggevonden (4;6).

Figuur 1 Pathophysiology of pain (7)

In figuur 1C. (7) wordt een abnormaal pijnproces gezien. Pijnstimuli worden via primaire

afferenten (A en C vezels) naar de dorsale hoornen van het ruggenmerg gestuurd. Via

neuronen van de 2e orde worden deze verder geprojecteerd naar de hersenen. Er bestaan

echter fysiologische processen die deze sensorische input kunnen beïnvloeden, zoals de

dalende inhibitorische pijn pathways (via norepinefrine, serotonine en endorfines). De

presynaptische terminals van de primaire afferenten laten ook neuropeptides vrij zoals

Page 15: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

8

substance P en excitatoire aminozuren, bijvoorbeeld glutamaat. Deze activeren de

postsynaptische receptoren van de 2e orde pijn transmissie neuronen (PTN) en sturen alzo

sensorische informatie naar verschillende regio’s in de hersenen waaronder de thalamus, de

somatosensorische cortices en het limbisch systeem. Dit resulteert in pijnperceptie. Door

aanhoudende of sterk intense pijnstimuli kan echter sensitisatie optreden. Dit gebeurt onder

meer via overproductie van postsynaptisch NO, die voor een toename van de presynaptische

release van substance P en excitatoire aminozuren zorgt. De PTN’s worden bijgevolg

hyperexciteerbaar en geven aanleiding tot een toegenomen transmissie van pijnsignalen met

als resultaat hyperalgesie en allodynie (7).

Aangezien de oorsprong van de sensorische input bij FM onbekend blijft, heeft men het

eerder over centrale augmentatie van de sensorische input dan over centrale sensitisatie (7).

Tenslotte worden ook veranderdingen in structuren en functies van hersengebieden, die

betrokken zijn bij de cognitieve-emotionele verwerking van pijn gezien (5;8).

1.4.2. Neuro-endocriene dysfunctie

Een abnormale stress respons op het niveau van de HPA-as wordt frequent gezien bij

fibromyalgiepatiënten (5). Verschillende studies zagen dat in vergelijking met gezonde

controles FM patiënten zich presenteren met lagere 24u serum cortisolspiegels (2;3). Het

circadiaans patroon van cortisol kan verstoord zijn alsook de respons van cortisol onder

invloed van het corticotropine releasing hormoon (CRH). De normale reactie in stress

situaties wordt hierdoor ontoereikend. De dysregulatie op HPA as kan aanleiding geven tot

symptomen zoals moeheid, depressie en slaapproblemen (2;3;7).

1.4.3. Autonoom zenuwstelsel dysfunctie

Het autonoom zenuwstelsel (AZS) vormt een belangrijk regulerend systeem in ons lichaam.

Het staat in voor onwillekeurige functies zoals bloeddrukregulatie, pols, ademhaling en

temperatuur. Tevens zorgt het AZS voor het in balans brengen van de functies van de interne

organen. Het vormt een complex netwerk dat geactiveerd wordt door zenuwnetwerken in het

ruggenmerg, de hersenstam, de hypothalamus en thalamus. Het AZS ontvangt ook input van

de limbische systemen en andere hogere hersengebieden (link met de HPA-as) (2).

Verscheidene studies hebben abnormaliteiten in het AZS bij fibromyalgie patiënten

beschreven (7;9). Zo werden o.a. hogere pijnscores gedetecteerd na toediening van

Page 16: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

9

noradrenaline (10). Een chronische sympathische tonus kan aldus pijn onderhouden. Verder

werden ook posturale orthostatische tachycardie (11), algemene hogere bloeddruk en

toegenomen totale vasculaire weerstand gerapporteerd (12). Deficieten in de baroreflex

activiteit door een gereduceerde baroreflexsensitiveit wijzen tevens op een autonome

dysfunctie (13). Chronische hyperstimulatie van bèta-adrenerge receptoren kan zorgen voor

desensitisatie en downregulatie (14). Het antwoord op stressoren (bv. inspanning) via

sympathische reacties is bijgevolg afgestompt (bv. beperkte toename van de hartslag) (9).

R-R intervallen variatie (heart rate variability) is een maat voor de parasympathische reflex

activiteit. HRV analyses toonden een gedaalde 24u HRV met een persisterende nocturnale

sympathische hyperactiviteit, geassocieerd met een toename in het wakker worden ’s nachts

en met een gedaalde sympathische respons op verschillende stressoren (9). Anders gezegd

gaat het om een basaal toegenomen sympathische en een gedaalde parasympatische tonus

(15). In HRV metingen uit zich dit in hogere LF (zowel sympathische als parasympatische

activiteit) en lage HF (vagale activiteit) waarden (16). HRV metingen kunnen gecorreleerd

worden met kwaliteit van leven, fysieke functie, angst, depressie en stress bij FM patiënten

(9).

Vanuit deze bevindingen is het mogelijk HRV te beschouwen als een potentiële biomarker

voor fibromyalgie (16).

We moeten echter opmerken dat sommige studies ook normale bevindingen op vlak van

autonome reactiviteit aantoonden. De activiteit van de sympathische reflexboog bij FM

patiënten was hierbij bijvoorbeeld niet afwijkend (17).

1.4.4. Vasculaire veranderingen

Door een verhoogde sympathische activatie ontstaat een endotheliale dysfunctie via de

alfa/bèta receptoren. De relaxatie en dilatatie van bloedvaten in antwoord op endotheliale

signalen en fysische factoren (bv. hypoxie, stretching) blijken verstoord. Er ontstaat een

hypoperfusie door desensitisatie en dysfunctie van bèta-receptoren. Door een verlaagde

endotheliale NO activiteit worden de arteriën stijver. Vasospasmen kunnen worden

veroorzaakt door gestegen endotheline-1 levels. Er is een grotere alfa-adrenerge activiteit wat

een hogere vasoconstrictie en hogere bloeddruk geven.

Door pijn, deconditionering en verandering van het sympathisch zenuwstelsel ontstaat aldus

een gestoorde microcirculatie en musculaire doorbloeding, waarbij een gerelateerde

spierischemie kan optreden. Dit kan zorgen voor myalgische pijn (9).

Page 17: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

10

1.5. Diagnose

Men wordt gediagnosticeerd met fibromyalgie indien men aan de diagnostische criteria voor

fibromyalgie volgens de American College of Rheumatology (2010) voldoet. Volgende drie

criteria moeten aanwezig zijn (18):

Een widespread pain index (WPI) ≥ 7 en symptom severity (SS) scale score ≥ 5 OF

een WPI van 3 tot 6 en een SS score ≥ 9.

De symptomen zijn reeds minstens 3 maanden aanwezig op een gelijkaardig level.

De patiënt heeft geen andere aandoening die de pijn zou kunnen verklaren.

Ook de diagnostische ACR criteria (1990) worden nog steeds gehanteerd in het stellen van de

diagnose van fibromyalgie. Volgende criteria worden hierbij aangewend (3;18):

Aanwezigheid van ten minste 3 maanden gegeneraliseerde pijn. Hierbij is er pijn

zowel in de linker- als in de rechterhelft van het lichaam, alsook boven en onder het

middel. Verder dient ook axiale skeletpijn aanwezig te zijn (cervicaal, thoracaal of

lumbaal).

Aanwezigheid van pijn bij digitale palpatie van ten minste 11 van de volgende 18

drukpunten of ‘tenderpoints’. (De palpatie wordt uitgevoerd met een kracht van

ongeveer 4 kg.)

Steeds bilateraal:

- Occiput: t.h.v. de suboccipitale spierinserties.

- Laag cervicaal: t.h.v. de anterieure intertransversale ruimtes (C5-C7).

- Trapezius: in het midden van de bovenrand van de spier.

- Supraspinatus: t.h.v. de oorsprong, boven de spina scapulae, nabij de mediale grens.

- Tweede rib: t.h.v. de costochondrale junctie.

- Laterale epicondylus: 2 cm distaal van de epicondylus.

- Gluteaal: in het buitenste bovenste kwadrant.

- Trochanter maior: net posterieur van de prominentia trochanterica.

- Knie: t.h.v. de mediale vetkwab proximaal van de gewrichtsspleet.

Page 18: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

11

1.6. Therapie

Fibromyalgie is een complexe aandoening met een heterogene symptomatologie. Door deze

heterogeniteit tussen patiënten onderling, bestaat er geen standaard therapie voor FM. In het

behandelingsplan moet rekening gehouden worden met de individuele presentatie van het

syndroom, de noden van de patiënt, de voorkeur van therapie en eventuele aanwezige

comorbiditeiten (3). Combinaties van educatie, medicatie, oefening en cognitieve

gedragstherapie worden aanbevolen en berusten op klinische evidentie (19).

Speciale aandacht dient uit te gaan naar de non-farmacologische therapie (inclusief evidence-

based complementaire en alternatieve therapie), aangezien FM chronisch is en medicatie een

belangrijke impact heeft op zowel economisch vlak (hoge kost) als op gezondheidsvlak

(bijwerkingen, orgaandysfuncties, interacties met andere medicatie) (8).

1.6.1. Farmacologisch

De belangrijkste medicatie gebruikt in het kader van FM behandeling zijn de antidepressiva,

CZS agentia en analgetica (20).

Antidepressiva hebben een invloed op een groot deel van de symptomen van FM waaronder

pijn, depressie, slaapstoornissen en moeheid. Amitriptyline (TCA) vertoont een sterke

efficaciteit. Bijwerkingen vormen echter een probleem. SSRI’s en SNRI’s (o.a. venlafaxine,

duloxetine, milnacipran) worden beschouwd als matig tot sterk effectief en ze vertonen

minder bijwerkingen (19).

CZS agentia, meer bepaald pregabaline en gabapentine (anti-epileptica), bleken beiden

statistisch significant in de reductie van pijn geassocieerd met FM in vergelijking met een

placebo. Pramipexole, een dopamine agonist, verlaagt de pijn bij FM patiënten en werd als

sterk effectief opgegeven (19).

De eerste keuze binnen de groep analgetica is tramadol in monotherapie (opioïde activiteit +

inhibitie van serotonine/noradrenaline reuptake) of de combinatiepil van tramadol met

paracetamol. Zij vertonen een matige efficaciteit in de reductie van FM pijn. Andere opiaten

zijn niet effectief gebleken in de behandeling van FM (3;20).

Page 19: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

12

1.6.2. Niet farmacologisch

De non-farmacologische therapie met actieve patiënt participatie dient integraal deel uit te

maken van de behandeling volgens de meeste guidelines.

Zowel oefentherapie (aerobe oefentherapie), multicomponent therapie (combinatie van

oefentherapie met op zijn minst één psychologische therapie) en cognitieve gedragstherapie

zijn effectief gebleken in het reduceren van de ernst van de symptomen bij fibromyalgie en

worden sterk aanbevolen. Andere interventies zoals acupunctuur, biofeedback,

balneotherapie, relaxatietherapie, hypnose enz. vertonen wisselende evidentie (19).

Page 20: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

13

2. ONDERZOEKSDOEL

Fibromyalgie is een aandoening met een belangrijke prevalentie en weerslag op het

functioneren van de patiënt. Toch blijft de aandoening vaag omschreven, zijn de criteria tot

het stellen van de diagnose erg summier en geven ze geenszins de variatie en origine van het

lijden weer. Het onderzoek naar een beter begrip en aldus betere definiëring van fibromyalgie

is in volle opmars. Zo werd al degelijk onderzoek verricht naar het functioneren van het

autonoom zenuwstelsel bij deze patiëntenpopulatie. Het meten van de heart rate variability

werd hierbij als parameter naar voor geschoven (16) .

In deze studie wil men de functie van het autonoom zenuwstelsel in navolging van of als

reactie op een stressor (6 minute walking test) vergelijken tussen FM patiënten en gezonde

controles. De focus wordt op drie vergelijkingsmomenten gelegd: waarden in rust, waarden

tijdens een stressor en waarden tijdens de recuperatiefase (20 minuten volgend op de

wandeltest). Bloeddrukwaarden, hartslag en HRV metingen d.m.v. een Polar worden hierbij

gemeten.

Het autonoom zenuwstelsel regelt ook de lichaamstemperatuur. Meting van de

huidtemperatuur en de lichaamstemperatuur (d.m.v. resp. infraroodbeelden en

oorthermometer) laat toe deze temperatuur regulerende functie van het autonoom

zenuwstelsel te evalueren. Eventuele temperatuurverschillen tussen patiënten en controles in

de verschillende fasen kunnen als dusdanig nagegaan worden.

Page 21: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

14

3. MATERIALEN EN METHODE

Patiënten

De 22 patiënten (vrouwen tussen 20 en 60 jaar) die deelnamen aan de studie werden via de

pijnkliniek van het UZ Gent gerekruteerd. De gemiddelde leeftijd was 46 jaar. Volgens de

New ACR (American College of Rheumatology) criteria kon bij hen de diagnose van

fibromyalgie gesteld worden. Bij de deelnemers golden volgende exclusiecriteria:

vaatwandaandoeningen, diabetes mellitus, radiculopathieën, ernstig longlijden of astma en

ernstig roken. Veel patiënten bleken medicatie zoals antidepressiva en anxiolytica te nemen.

Ondanks het feit dat deze medicatie een mogelijke invloed op de activiteit van het autonoom

zenuwstelsel kunnen hebben, werden deze patiënten toch geïncludeerd om de realiteit meer te

kunnen benaderen.

Controles

De controlegroep werd gematcht met de patiënten op basis van leeftijd, BMI en rookgedrag.

De controles waren gezond en vrij van enige pijnklacht of algemene aandoening. Hun

gemiddelde leeftijd bedroeg 44 jaar. Zij voldeden niet aan de New ACR criteria ter diagnose

van fibromyalgie. Dezelfde exclusiecriteria als bij de patiëntengroep werden hier toegepast.

De studie werd goedgekeurd door het Ethisch Comité van het UZ Gent en werd uitgevoerd

volgens de richtlijnen voor de goede klinische praktijk (ICH/GCP) en de verklaring van

Helsinki, opgesteld ter bescherming van mensen deelnemend aan klinische studies. Na een

nauwkeurige uitleg van het onderzoek werd door alle deelnemers het informatie- en

toestemmingsformulier ondertekend.

Tabel 2 Demografische gegevens deelnemers

FM PATIËNTEN

N= 22

CONTROLES

N = 14

Leeftijd (jaar) Gemiddelde (SD)

(min, max)

45.6 (7.8)

(26, 58)

44.2 (9.5)

(24, 57)

Lengte (cm) Gemiddelde (SD)

(min, max)

162.7 (8.2)

(147,5, 181)

168.14 (6.45)

(157, 176)

Gewicht (kg)

Gemiddelde (SD)

(min, max)

67.6 (14)

(44.9, 98.5)

66.5 (8.4)

(55.2, 84.2)

Page 22: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

15

3.1. Materialen

De thermografische beelden werden gemaakt met behulp van een computer geassisteerde

infraroodcamera (Thermacam SC300, FLIR, Danderyd, Sweden). De lichaamstemperatuur

werd opgemeten met een oorthermometer (Genius 2 IR Tympanic Thermometer). Dit

gebeurde zowel rechts als links.

De bloeddruk en de pols werden via een automatische monitor type Propaq Encore Welch

Allyn verkregen.

De Polar RS800CX (Polar Electro Oy, Kempele, Finland) werd gebruikt voor de registratie

van hartslag en HRV. Deze werd enerzijds onder de vorm van een band rond de borst

aangebracht en anderzijds onder de vorm van een horloge t.h.v. de linker pols bevestigd.

Als gevalideerde vragenlijsten werden de PainDetect en de Hospital Anxiety And Depression

Scale (HADS) gebruikt om respectievelijk pijn, depressie en angst te exploreren. De ACR

criteria (2010) werden gebruikt ter bevestiging van de diagnose van fibromyalgie.

3.2. Methode

Het experiment werd uitgevoerd in de pijnkliniek, gebouw 3B2 in het UZ Gent in de zomer

van 2013. Het onderzoek werd steeds door dezelfde persoon uitgevoerd. De temperatuur van

het lokaal was gemiddeld 24°C, de buitentemperatuur was gemiddeld 18°C. De deelnemers

werden gevraagd om 4 uur voorafgaand aan het onderzoek geen alcohol/koffie te drinken,

alsook niet te roken.

Bij het begin van het onderzoek diende elke deelnemer 2 vragenlijsten in te vullen: de

Hospital Anxiety And Depression Scale (HADS) en de PainDetect vragenlijst (zie bijlage 2).

Daarna werd elke deelnemer bevraagd volgens de vernieuwde lijst met ACR criteria (2010)

om fibromyalgie al dan niet te diagnosticeren.

De deelnemers werden vervolgens gevraagd zich te kleden in sportuitrusting, zijnde T-shirt

met korte mouw, korte short, alsook gemakkelijke (loop)schoenen. De Polar werd

aangebracht. Gedurende 10 minuten diende de deelnemer in stilte te acclimatiseren in het

lokaal, gelijktijdig werd de HRV geregistreerd. Dit gebeurde in zittende positie, waarbij enkel

het zitvlak in contact was met de stoel (zodanig dat de positie de huidtemperatuur van de

bovenbenen niet kon beïnvloeden). Hierna werden bloeddruk, pols en oortemperatuur

Page 23: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

16

gemeten. Dit werd gevolgd door het maken van thermografiebeelden (in rechtstaande

houding) van onderarmen en benen (ventraal en dorsaal zicht) om alzo tot drie

infraroodbeelden te komen (zie bijlage 3).

Verder hield het onderzoek het uitlokken van een stressreactie in door een wandeltest van 6

minuten (6MWT). De deelnemer wandelde hierbij naar eigen vermogen zoveel mogelijk

meter in 6 minuten. Tijdens en na het wandelen werd de inspanning door de deelnemer

beoordeeld via een score volgens de BORG-schaal. De pijnscore werd na de 6MWT opnieuw

bevraagd via de Numeric Rating scale (NRS).

Na de wandeltest werd onmiddellijk een tweede thermografische meting van de onderarm en

benen gedaan. Ook bloeddruk, pols en oortemperatuur werden terug opgemeten.

Nadien werden in de herstelfase na 5, 10, 15 en 20 minuten de thermografische metingen,

alsook de bloeddruk- en polsmeting herhaald.

Na het onderzoek werd vanuit de verschillende bekomen thermografiebeelden de gemiddelde

temperatuur van de voorarmen en benen (ventraal en dorsaal) berekend via een

softwareprogramma dat deel uitmaakt van de thermografische camera. Met behulp van het

softwareprogramma Polar Pro Trainer 5 werden de registraties vanuit de Polar verkregen.

Wegens falen van correcte registratie of t.g.v. technische problemen (tijdens rust, inspanning

en/of recuperatie) waren er enkele data die niet gebruikt konden worden en dan ook als

‘missings’ ingegeven werden in SPSS. De HRV analyse werd uitgevoerd via de ARTiiFACT

software. De HRV analyse gebeurde tijdens rust tussen 4 en 9 minuten, tijdens inspanning

tussen 1 en 6 minuten. Aldus werden registraties van 5 minuten gebruikt. Artefacten van

interbeat intervallen werden automatisch geïdentificeerd en gecorrigeerd via Artifact

Correction. Uiteindelijk werden zowel time domain variabelen als frequency variabelen

berekend. Daar het ging om korte metingen (5 minuten) verdienden de frequency domain

variabelen de voorkeur. SDNN,RMSSD, NN50 en pNN50 als time domain variabelen kunnen

ook gebruikt worden bij korte duur HRV registraties, doch zijn moeilijker te interpreteren

(21).

Alle bekomen resultaten werden in een database bijgehouden en werden via het statische

pakket SPSS 20.0 verwerkt. Parametrische variabelen werden via Student’s T-testen

vergeleken, terwijl niet-parametrische variabelen geanalyseerd werden met Mann-Whitney U

testen. Indien de p waarde ≤ 0.05 was, werden de resultaten als significant beschouwd.

Page 24: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

17

4. RESULTATEN

4.1. Beschrijving van de onderzoeksgroep d.m.v. de PainDetect vragenlijst

De PainDetect vragenlijst (zie bijlage 2) werd ontwikkeld en gevalideerd in Duitsland en heeft

als doel neuropathische van nociceptieve pijn te onderscheiden. De patiënt kan zelf de

vragenlijst invullen. De PainDetect bevat 9 items, 7 beschrijvende items en 2 items

gerelateerd aan de spatiële en temporele karakteristieken van het individuele pijnpatroon. Het

diagnostisch vermogen van de vragenlijst om een pijnpatiënt in de juiste subgroep onder te

brengen is 83%. De sensitiviteit en specificiteit is respectievelijk 85% en 80%. Cut-off scores

die gebruikt worden bij de PainDetect zijn: ≤ 12 (neuropathische pijncomponent is

onwaarschijnlijk), ≥ 19 (neuropathische pijncomponent is waarschijnlijk) en scores tussen 12

en 19 (niet eenduidige uitkomst) (22). Hoewel de PainDetect niet gevalideerd werd voor FM

patiënten, wordt de vragenlijst toch gebruikt teneinde op een gestandaardiseerde wijze

informatie te bekomen omtrent pijnscores en sensorische symptomen (22;23).

Zowel de FM patiënten als de gezonde vrijwilligers vulden de vragenlijst in. Bij de FM

patiënten (figuur 2) hadden 17 patiënten (77,3%) een score hoger dan 19 (zie figuur 2).

Slechts één (4.5%) patiënte vertoonde een nociceptieve pijncomponent. Bij 4 patiënten was de

uitkomst niet eenduidig, wat een neuropathische pijncomponent echter niet uitsluit. Hun

gemiddelde score bedroeg 21.95.

Bij 13 controlepersonen (92,9%) was een neuropatische pijncomponent - zoals verwacht -

afwezig, niemand van de gezonde vrijwilligers had een score ≥ 19. Eén controle persoon

(7.1%) had een twijfelachtige uitkomst (score tussen 12 en 19).

Neuropathische pijn

Niet eenduidig

Nociceptieve pijn

Figuur 2 PainDetect bij FM patiënten

Page 25: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

18

Via de PainDetect werd ook het karakter van de pijn nagegaan. De mate waarin de pijn al dan

niet branderig, prikkelend, elektrisch enz. van aard is, kon aangegeven worden via volgende

scoring: 0 = ‘nooit’, 1 = ‘nauwelijks’, 2 = ‘weinig’, 3 = ‘matig’, 4 = ‘hevig’, 5 = ‘zeer hevig’.

In de pijngebieden werd de pijn door de patiëntengroep het meest gekarakteriseerd door

schietende pijnaanvallen/ elektrische scheuten. Stimuli zoals lichte druk in het pijngebied

leveren doorgaans matige tot zeer hevige pijn op. Ook koude in het pijngebied wekt vaak pijn

op. Het karakter van de pijn blijkt in overeenstemming met voorgaande studies (23).

Tabel 3 Karakter van de pijn bij de FM patiënten volgens de PainDetect

AARD VAN DE PIJN Gemiddelde (min,max)

Branderig 2.32 (0 - 5)

Tintelend, prikkelend 2.76 (0 - 5)

Lichte aanraking pijnlijk 2.14 (0 - 4)

Elektrische scheuten 3.77 (1 - 5)

Koude/warmte pijnlijk 3.14 (1 - 5)

Doof gevoel 2.55 (1 - 4)

Lichte druk pijnlijk 3.77 (2 - 5)

4.2. Beschrijving van de onderzoeksgroep via psychologische variabelen (HADS

vragenlijst)

De Hosptital Anxiety and Depression Scale (HADS) is een vragenlijst die gebruikt wordt om

angst en depressie symptomen in kaart te brengen. Pijn heeft namelijk ook invloed op de

psyche. De schaal bestaat uit 14 items verdeeld in twee subschalen: 7 items m.b.t. angst en 7

items m.b.t. tot depressie. De items worden gescoord van 0 tot 3, waardoor de scores voor

angst en depressie kunnen variëren van 0 tot 21. Waarden beneden 7 sluiten angst/depressie

a.h.w. uit. Waarden tussen 8 en 10 zijn suggestief voor een mogelijke angst/depressie. Bij

scores vanaf 11 is aanwezigheid van een klinische angst/depressie waarschijnlijk (figuur 3)

(24).

Het vergelijken van de HADS scores tussen FM patiënten en de gezonde controles toonden

voor zowel angst (p=0.010) als depressie (p<0.001) significante verschillen.

Fibromyalgiepatiënten scoorden op angst gemiddeld 10.14 en op depressie gemiddeld 7.36.

Bij 11 patiënten (50%) was de score suggestief voor klinische angst en bij 6 patiënten (27.3%)

was een klinische depressie waarschijnlijk. De gezonde vrijwilligers daarentegen vertoonden

significant lagere gemiddelde waarden voor angst en depressie, respectievelijk 6.21 en 2.36.

Bij de controles vertoonde slechts één iemand (7.1%) een klinische angst. Er werd geen

depressie gezien.

Page 26: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

19

Opiaten

NSAID's

Paracetamol

Antidepressiva

Anti-epileptica

Antihypertensiva

Hypnotica, sedativa

Ketamine

Andere

Er dient rekening gehouden te worden met het feit dat een groot deel van de

fibromyalgiepatiënten antidepressiva gebruiken in hun therapie. Hun scores kunnen bijgevolg

reeds afgezwakt zijn.

4.3. Beschrijving van de onderzoeksgroep via de body mass index (BMI) en

leeftijd

De controlegroep werd gematcht met de patiëntengroep op basis van leeftijd, BMI en

rookgedrag. De gemiddelde BMI bedroeg bij de FM groep 25,73 kg/m2. Aangezien de

controlegroep gematcht werd op basis van o.a. lengte en gewicht zagen we bij de gezonde

vrijwilligers geen significant verschil (p= 0.227) voor wat BMI betreft. De gemiddelde BMI

bij de gezonde groep bedroeg 23,57 kg/m2.

De gemiddelde leeftijden waren in beide groepen eveneens vergelijkbaar. De gemiddelde

leeftijd was 46 jaar bij de FM groep en 44 jaar bij de controlegroep.

4.4. Beschrijving van de onderzoeksgroep via medicatiegebruik

Bij alle deelnemers van het onderzoek

werden vooraf eventuele medicatie

nagevraagd. Bij de patiënten groep worden

vooral antidepressiva (72.7%), opiaten

(68.2%) en paracetamol (54.5%) gebruikt.

Figuur 3 HADS voor angst en depressie bij FM patiënten en controles

Figuur 4 Medicatiegebruik bij FM patiënten

Page 27: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

20

23%

20%

17%

20%

20%

SSRI (Fluoxetine, Escitalopram...)

SNRI (Duloxetine…)

TCA (Amitriptyline, Nortriptyline…)

Andere (Trazodon,Mirtazapine…)

Geen antidepressivum

Daar antidepressiva veel gebruikt worden

(72.7%), werd ook gekeken om welke

antidepressiva het vooral gaat. Globaal kan men

stellen dat de verschillende soorten

antidepressiva (SSRI’s, SNRI’s, TCA) in gelijke

mate gebruikt worden, met een licht overwicht

voor de SSRI’s.

4.5. Metingen in rusttoestand

4.5.1. Vergelijking temperatuurmetingen tussen FM patiënten en controles

4.5.1.1. Oortemperatuur

Wanneer we de gemiddelde basale oortemperatuur vergelijken tussen FM patiënten (37.4 °C)

en gezonde vrijwilligers (37.3 °C) zien we geen significante verschillen (p= 0.282).

4.5.1.2. Rechter–linkeroortemperatuur verschil

Er werd een significant verschil in de temperatuur

van het linkeroor versus het rechteroor gemeten,

zowel bij de patiënten als bij de niet-patiënten. De

linkeroortemperatuur bleek bij beide groepen

telkens significant (p= 0.001) hoger te zijn. Dit

temperatuurverschil tussen linker- en rechteroor

was groter bij de FM patiënten (0.20 °C versus

0.13°C). Dit was echter niet significant (p= 0.318).

Figuur 6 Oortemperatuur links en rechts

Figuur 5 Antidepressivagebruik bij FM patiënten

Page 28: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

21

4.5.1.3. Huidtemperatuur

Bij het meten van de huidtemperatuur in rust d.m.v. infrarood thermografiebeelden werd de

temperatuur van de voorarmen en van de benen (de ventrale en dorsale zijde) opgemeten. Het

gemiddelde van de gemeten lichaamsoppervlakken werd berekend en dan groep per groep

vergeleken.

De huidtemperatuur ter hoogte van de armen was 0.18 °C hoger bij de FM groep (niet

significant, p= 0.535), terwijl de temperatuur ter hoogte van de benen 0.34 °C lager was (niet

significant, p= 0.143). We vonden geen significant verschil in de gemiddelde huidtemperatuur

((armen + benen)/2) tussen FM patiënten (32.58 °C) en de gezonde controlegroep (32.66 °C)

bij rust (zie tabel 6).

4.5.1.4. Verschil huidtemperatuur armen en benen

Als we het temperatuurverschil tussen armen en benen vergeleken, dus bovenste ledematen

versus onderste ledematen, vonden we een significant temperatuurverschil (p < 0.001) zowel

bij de patiënten als bij de gezonde vrijwilligers.

Het gemiddelde temperatuurverschil tussen de armen en benen bedroeg bij de FM patiënten

2.17 °C. Dit is een significant (p= 0.017) groter verschil in vergelijking met de gezonde

controlegroep, alwaar het verschil slechts 1.64 °C bedroeg.

4.5.2. Vergelijking vitale parameters tussen FM patiënten en controles

4.5.2.1. Bloeddruk- en polswaarden in rust

In rust was de gemiddelde pols en bloeddruk niet gelijk tussen patiënten en controles. De

gemiddelde pols en bloeddruk lagen significant hoger (resp. p =0.036, p = 0.021) bij de FM

groep. De FM patiënten vertoonden een gemiddelde pols van 81/min, de gezonde controles

daarentegen een gemiddelde pols van 72/min. De gemiddelde bloeddruk bedroeg bij de

patiënten 87 mmHg, terwijl dit bij de gezonde controlegroep gemiddeld 81 mmHg was.

De systolische bloeddruk was sterk significant hoger (p= 0.003) bij de patiëntengroep, terwijl

de diastolische bloeddruk niet significant hoger was (p= 0.310).

Page 29: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

22

Tabel 4 Gemiddelde bloeddruk- en polswaarden in rust bij FM patiënten en controles

FM PATIËNTEN CONTROLES

Bloeddruk (mmHg) 87.27 (8.33) 81.07 (6.86)

Systolische druk (mmHg) 116.95 (11.36) 104.93 (10.75)

Diastolische druk (mmHg) 71.91 (11.11) 68.43 (7.50)

Pols (slagen/min) 81.36 (12.79) 71.71 (12.81)

HR (slagen/min) 82.31 (15.03) 73.66 (13.49)

Weergave gemiddelde (SD)

4.5.2.1. Hartslag in rust

Via de Polar registratie werd ook de gemiddelde hartslag (HR) berekend. Het gaat om een

gemiddelde hartslag gedurende 5 minuten, meer bepaald van minuut 4 t.e.m. minuut 9 van de

10 minuten rustfase. De harstslag is vergelijkbaar met de pols die net na de 10 minuten rust

werd gemeten (tabel 5). In tegenstelling tot de pols is de hartslag net niet significant hoger bij

de FM groep (p= 0.092).

Page 30: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

23

4.6. Metingen tijdens en na inspanning (6MWT)

De deelnemers van het onderzoek voerden allen de 6 minuten wandeltest (submaximale

inspanning) uit. Hierbij is het de bedoeling zoveel mogelijk meter te wandelen in 6 minuten.

Tijdens het wandelen werd de hartslag en HRV geregistreerd via de Polar. Onmiddellijk na de

inspanning werd opnieuw de oor- en huidtemperatuur gemeten. De deelnemers werden

eveneens bevraagd volgens de Borg- en NRS schaal.

4.6.1. Afgelegde afstand

Tijdens de 6 minuten wandeltest zien we dat de

controlegroep een significant (p < 0.001) grotere

afstand gewandeld heeft. Deze bedroeg gemiddeld

575,71 meter bij de gezonde groep, terwijl bij de FM

groep de gemiddelde afstand 446,59 meter was.

4.6.2. NRS score

Zowel in rust als net na de 6MWT werden de deelnemers gevraagd hun pijn te scoren. Een

numerieke schaal werd hiervoor gebruikt (Numeric Rating Scale, NRS). Score 0 betekent

hierbij ‘geen pijn’, terwijl score 10 ‘de ergste pijn die men zich kan voorstellen’ is. De

pijnscores waren in het algemeen significant hoger (p < 0.001) bij de FM groep, gemiddeld

score 6 t.o.v. score < 1 bij de gezonde groep. Er kon geen significante verandering

aangetoond worden tussen de scores voor en na

de inspanning, noch voor de FM patiënten, noch

voor de gezonde groep. De gemiddelde score

(SD) in rust was bij de FM groep versus de

controlegroep 6.34 (1.51) vs. 0.57 (0.94). Na de

inspanning werd dezelfde schaal gehanteerd en

kregen we volgende scores: 6.46 (2.2) en 0.71

(1.64).

Figuur 8 NRS score voor en na 6MWT

Figuur 7 Afstand 6MWT

Page 31: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

24

4.6.3. Borg schaal

De Borg schaal peilt naar hoe zwaar een

inspanning is op een bepaald moment door de

patiënt waargenomen. Het is een subjectieve

belastingsschaal. Tijdens (na 40 meter

wandelen en na 3 minuten) en net na het

wandelen (na 6 minuten) werd de inspanning

door de deelnemer beoordeeld via een score

volgens deze Borg schaal.

De scores variëren van 6 (= geen gevoel van inspanning) tot 20 (= maximale inspanning).

We vergeleken de resultaten tussen patiënten en controles. Hieruit bleek dat op de

verschillende tijdstippen de FM scores telkens hoger lagen. Ook werd op elk verschillend

tijdstip een significante toename van de scores gezien, dit echter in beide groepen.

Tabel 5 Evolutie Borg-schaal tijdens de 6MWT bij FM patiënten en controles

Borg (na 40 m wandelen) Borg na 3 min. Borg na 6 min.

FM PATIËNTEN 8.36 (zeer licht) 12.32 (redelijk zwaar) 14.64 (zwaar)

CONTROLES 6.36 (geen inspanningsgevoel) 8.71 (zeer licht) 9.71 (zeer licht)

Weergave gemiddelde

4.6.4. Temperatuurmetingen tussen FM patiënten en controles

4.6.4.1. Oortemperatuur

De oortemperatuur daalde na de inspanning bij beide groepen (zie tabel 9). De gemiddelde

oortemperatuur net na de inspanning bedroeg voor de FM patiënten en de gezonde

vrijwilligers respectievelijk 37.1 °C en 36.9 °C. De temperatuurdaling was voor beide

groepen significant (p < 0.001). Een gemiddelde daling van 0.32 °C was te zien bij de FM

groep, terwijl een gemiddelde daling van 0.36 °C bij de controlegroep aanwezig was. Deze

daling was niet significant (p= 0. 518) groter bij de controles.

Figuur 9 Evolutie Borg schaal tijdens 6MWT

Page 32: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

25

4.6.4.2. Rechter–linker oortemperatuur verschil

Opnieuw bestond er een significant verschil in de temperatuur gemeten in het linker- versus

het rechteroor. Net zoals in rust was de linkeroortemperatuur significant (p= 0.005) hoger. Dit

temperatuurverschil bleek groter te zijn bij de controles, echter niet significant (p= 0.895).

4.6.4.3. Huidtemperatuur

De huidtemperatuur van zowel de armen als de benen daalden significant (p < 0.001) bij de

twee groepen na het uitvoeren van de wandeltest, onafhankelijk van het lokaal waar de

metingen plaatsvonden.

De temperatuur daalde het meest in de controlegroep. Zowel ter hoogte van de armen als ter

hoogte van de benen was deze grotere daling niet significant (resp. p = 0.279 , p = 0.095). In

beide groepen werd de grootste temperatuurdaling gezien t.h.v. de armen.

Uit de statistiek blijkt bij de FM patiënten een significante positieve correlatie te bestaan

tussen de afgelegde wandelafstand en de temperatuurdaling geobserveerd t.h.v. de armen en

de beide zijden van de benen.

Dit werd niet geobserveerd bij de controlegroep. Bij hen was er enkel een positieve correlatie

te zien tussen de afgelegde afstand en de temperatuurdaling ter hoogte van het ventrale deel

van de benen. Luchtstroming tijdens beweging is dus niet de enige factor die voor afkoeling

zorgt.

Tabel 6 Gemiddelde temperatuur thermografie (rust, inspanning) bij FM patiënten en controles

Rust Na inspanning Daling

FM PATIËNTEN T armen 33.66 (0.86) °C 30.78 (0.96) °C 2.88 (0.74) °C

T benen 31.50 (0.65) °C 30.43 (0.72) °C 1.06 (0.42) °C

T huid 32.58 (0.68) °C 30.61 (0.76) °C 1.97 (0.53) °C

CONTROLES T armen 33.48 (0.86) °C 30.32 (0.89) °C 3.16 (0.70) °C

T benen 31.84 (0.69) °C 30.49 (0.64) °C 1.35 (0.57) °C

T huid 32.66 (0.75) °C 30.41 (0.72) °C 2.25 (0.58) °C

Weergave gemiddelde (SD)

Page 33: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

26

4.6.5. Vergelijking bloeddruk- en polswaarden tussen FM patiënten en controles

Na de stressor (6MWT) stegen in beide groepen zowel de polsslag als de bloeddruk. Opnieuw

waren de pols en bloeddruk gemiddeld hoger bij de FM patiënten, echter niet meer significant

(resp. p = 0.210, p = 0.130). De gemiddelde pols en bloeddruk waren bij de FM groep 83/ min

en 93 mmHg t.o.v. 75/ min en 89 mmHg bij de controlegroep.

De gemiddelde bloeddruk, de systolische bloeddruk en de pols stegen het meest in de

controlegroep. Deze grotere toename was niet significant (resp. p = 0.380 , p = 0.099, p =

0.520 ). De diastolische bloeddruk daarentegen steeg sterker bij de FM groep dan bij de

gezonde vrijwilligers. Ook dit was niet significant (p = 0.744).

De toename in pols net na de 6MWT was het grootst bij de controle personen (tabel 7).

Tabel 7 Gemiddelde bloeddruk- en polswaarden (rust, inspanning) bij FM patiënten en controles

Rust Na inspanning Stijging

FM PATIËNTEN Gemiddelde RR (mmHg) 87.27 (8.33) 92.95 (8.31) 5.67 (5.86)

Systolisch (mmHg) 116.95 (11.36) 125.67 (12.01) 9.76 (8.46)

Diastolisch (mmHg) 71.91 (11.11) 73.52 (8.85) 2.67 (6.78)

Pols (per min.) 81.36 (12.79) 82.86 (11.48) 1.05 (8.64)

CONTROLES Gemiddelde RR (mmHg) 81.07 (6.86) 88.71 (10.26) 7.64 (6.76)

Systolisch (mmHg) 104.93 (10.75) 119.50 (14.18) 14.57 (7.85)

Diastolisch (mmHg) 68.43 (7.50) 70.36 (8.31) 1.93 (6.01)

Pols (per min.) 71.71 (12.81) 75.14 (17.97) 3.43 (13.10)

Weergave gemiddelde (SD)

4.6.6. Vergelijking hartslag (HR) via Polar

Via de Polar werd de hartslag geregistreerd. De gemiddelde hartslag over een verloop van 5

minuten werd berekend (van minuut 1 tot minuut 6 van de 6MWT). Uit de metingen zien we

dat tijdens de wandeltest de hartslag gemiddeld 104.02/ min. was bij de FM groep en 103.55/

min. bij de controles.

De toename in hartslag o.i.v. de inspanningstest is hoger bij controles. Hun hartslag stijgt

gemiddeld met 30 slagen per minuut. De FM patiënten vertonen een stijging van gemiddeld

21 slagen per minuut. De grotere HR stijging bij de controles blijkt niet significant te zijn (p =

0.106).

Page 34: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

27

De intensiteit van de inspanning werd voor de beide groepen berekend via de formule: HR

(inspanning) = HR (rust) + (HR (reserve) x factor (intensiteit)) (25). Hieruit blijkt dat de FM patiënten

gemiddeld aan 22% van hun geschatte totale hartfrequentie wandelden, terwijl de controles dit

aan 28% deden.

Tabel 8 Gemiddelde HR waarden (rust, inspanning) bij FM patiënten en controles

Rust Tijdens inspanning Stijging

FM PATIËNTEN Gemiddelde HR 82.31 (15.03) 104.02 (11.87) 21.34 (18.09)

CONTROLES Gemiddelde HR 73.66 (13.49) 103.55 (13.21) 29.90 (7.88) Weergave gemiddelde (SD)

4.7. Metingen tijdens en na recuperatie

4.7.1. Vergelijking temperatuurmetingen tussen FM patiënten en controles

4.7.1.1. Oortemperatuur

Bij zowel de FM patiënten als de controles

wordt na 20 minuten recuperatie de

oorspronkelijke oortemperatuur (rust) net niet

bereikt.

De oortemperatuur 20 minuten volgend op de wandeltest blijkt echter niet significant

verschillend te zijn van de waarden die in rusttoestand werden gemeten. Opnieuw werd bij de

FM patiënten een hogere temperatuur waargenomen. De stijging van de oortemperatuur na de

inspanning kent een gelijkaardig verloop.

Tabel 9 Gemiddelde oortemperatuur bij FM patiënten en controles in verschillende condities

T oor (rust) °C T oor (na insp.) °C T oor (t 20) °C

FM PATIËNTEN 37.44 (0.34) 37.12 (0.33) 37.38 (0.27)

CONTROLES 37.31 (0.37) 36.95 (0.32) 37.25 (0.31) Weergave gemiddelde (SD)

Figuur 10 Vergelijking verloop oortemperatuur

Page 35: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

28

4.7.1.2. Huidtemperatuur

Verschil tussen rust en recuperatie na 20 minuten (t20)

De huidtemperatuur na 20 minuten recuperatie vergeleken met de huidtemperatuur in

rusttoestand toont bij de FM groep een significant verschil ter hoogte van alle gemeten

huidoppervlakken. Na 20 minuten recuperatie is het herstel van de huidtemperatuur nog niet

compleet. Het temperatuurverschil t.h.v. de armen bedraagt gemiddeld 1.07 °C (p<0.001).

T.h.v. de benen ventraal is het verschil 0.23 °C (p = 0.003) en t.h.v. de benen dorsaal bestaat

een verschil van 0.18°C (p = 0.036).

Bij de controles daarentegen merken we enkel een significant temperatuurverschil (p < 0.001)

ter hoogte van de armen, hoewel dit verschil gemiddeld slechts 0.75°C is. Ter hoogte van de

benen was de temperatuur niet significant verschillend van de rusttemperatuur. Ventraal

bestaat er een verschil van 0.10 °C (p= 0.373), dorsaal 0.05 °C (p = 0.686). Hun

oorspronkelijke beentemperatuur wordt dus bijna bereikt na 20 minuten.

Tabel 10 Gemiddelde temperatuur in verschillende condities bij FM patiënten en controles

Na inspanning (t0) Na recuperatie (t20) Toename(t20 – t0)

FM PATIËNTEN

T armen 30.78 (0.96) °C 32,60 (1.06) °C 1.82 (0.80) °C

T benen 30.43 (0.72) °C 31,30 (0.69) °C 0.86 (0.37) °C

T huid 30.61 (0.76) °C 31.95 (0.82) °C 1.34 (0.52) °C

CONTROLES

T armen 30.32 (0.89) °C 32.73 (0.90) °C 2.41 (0.77) °C

T benen 30.49 (0.64) °C 31.76 (0.48) °C 1.27 (0.48) °C

T huid 30.41 (0.72) °C 32.25 (0.61) °C 1.84 (0.56) °C

Weergave gemiddelde (SD)

Figuur 11 Vergelijking temperatuur armen Figuur 12 Vergelijking temperatuur benen

Page 36: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

29

Verschil tussen t0 en t20

De huidtemperatuur net na inspanning vergeleken met de temperatuur na de recuperatiefase

van 20 minuten is voor beide groepen sterk significant verschillend (p<0.001). Beiden

vertonen een significant herstel van de huidtemperatuur na 20 minuten recuperatie, doch

bereiken niet hun oorspronkelijke rusttemperatuur.

De temperatuurtoename na de inspanning is het sterkst bij de controles. Dit is significant

sterker, zowel ter hoogte van de armen (p= 0.035) als ter hoogte van de benen (p= 0.007).

Daar waar in rust en na inspanning de armtemperatuur bij de FM steeds hoger lag, zien we dat

tijdens de recuperatiefase de controles, door hun sterkere recuperatie, uiteindelijk een hogere

armtemperatuur vertonen (figuur 11). De beentemperatuur blijft over het gehele verloop van

de test lager bij de FM patiënten (figuur 12).

Bijgevolg krijgt men tijdens de recuperatiefase vanaf 15 minuten het ontstaan van significante

temperatuurverschillen tussen de FM patiënten en de controles. Dit is in tegenstelling tot de

resultaten in de rust- en inspanningsfase. Vanaf 15 minuten recuperatie wordt een significant

temperatuurverschil tussen de groepen gezien in de huidtemperatuur van het rechterbeen

(ventraal) (p = 0.050). Na 20 minuten is er in het linkerbeen (dorsaal) een significant

temperatuurverschil (p= 0.028), alsook in het rechterbeen (ventraal) (p = 0.022).

Figuur 13 Verloop gemiddelde huidtemperatuur

Page 37: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

30

4.7.1.3. Verschil huidtemperatuur armen en benen

Als in rust de temperatuur tussen armen en benen (anterieur en posterieur) vergeleken wordt,

wordt een significant verschil (p<0.001) gevonden, zowel bij patiënten als bij gezonde

vrijwilligers.

Wanneer dezelfde vergelijkingen worden nagegaan na de uitvoering van de wandeltest, wordt

bij de FM patiënten gezien dat deze temperatuurverschillen tussen armen en benen significant

blijven, met uitzondering van het temperatuurverschil tussen de armen en de dorsale zijde van

de benen (net niet significant (p=0.060)).

Bij de gezonde deelnemers daarentegen waren in de eerste 5 minuten (t0 en t5) na de

uitgevoerde wandeltest de temperatuurverschillen tussen armen en benen niet significant

verschillend. Na 10 minuten bleek enkel het temperatuurverschil tussen voorarm en ventrale

zijde van de benen net niet significant (p= 0.055) te zijn. Vanaf 15 minuten na de wandeltest

kon er op dit vlak geen onderscheid meer gemaakt worden tussen de FM patiënten en de

controlegroep.

Tabel 11 Significantie van verschil in temperatuur tussen armen en benen in verschillende condities

FM patiënten Controles

∆T voorarm en

benen (ventraal)

∆T voorarm en

benen (dorsaal)

∆T voorarm en

benen (ventraal)

∆T voorarm en

benen (dorsaal)

Rust S S S S

t0 S NS (p = 0.060)* NS (p= 0.424) NS (p= 0.212)

t5 S S NS (p= 0.461) NS (p= 0.096)

t10 S S NS (p= 0.055)* S

t15 S S S S

t20 S S S S S = Significant: p < 0.05

* Borderline significant

Page 38: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

31

4.7.2. Vergelijking bloeddruk- en polswaarden tussen FM patiënten en controles

Bloeddrukverloop

Voor wat de bloeddrukwaarden betreft, zien we dat op 5, 15 en 20 minuten na de wandeltest

de bloeddrukwaarden significant (p = 0.008, p= 0.013, p= 0.003) hoger liggen bij de FM

patiënten. Op 10 minuten na de inspanningstest wordt eerder een trend richting significant (p

= 0.07 (>0.05)) verschil in bloeddrukwaarden gezien.

Tabel 12 Gemiddelde bloeddruk in verschillende condities

Rust t 0 t 5 t 10 t 15 t 20

FM PATIËNTEN

Gemiddelde BD

(mmHg)

87.27 92.95 89.57 88.57 88.29 88.24

CONTROLES Gemiddelde BD

(mmHg)

81.07 88.71 82.57 83.36 82.14 80.93

De daling van de gemiddelde bloeddruk in de 20 minuten recuperatie is sterker in de

controlegroep, meer bepaald 7.79 mmHg. Bij de FM groep is deze daling 4.71 mmHg. De

sterkere daling bij de controlegroep was echter onvoldoende om statistisch significant (p=

0.126) te zijn.

Uit figuur 14 ( blijkt de sterkste daling van de gemiddelde bloeddruk in de eerste 5 minuten

plaats te vinden. Zo hebben we een daling in de controlegroep van 6.14 mmHg, terwijl de FM

groep een daling van 3.38 mmHg vertoont. Ook hier is de sterkere daling niet significant (p=

0.098).

Figuur 14 Vergelijking verloop gemiddelde bloeddruk

Page 39: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

32

Figuur 16 Vergelijking diastolische bloeddruk

De systolische bloeddruk kent in de beide groepen een gelijkaardig verloop, hierbij is de

systolische druk bij de FM patiënten steeds hoger. Het verloop van de diastolische bloeddruk

vertoont onderling een ander verloop. Daar waar de patiëntengroep een stijging van de

diastolische bloeddruk kent t.o.v. de rustwaarde, wordt het omgekeerde bij de controles

waargenomen. Vanaf het moment net na de inspanning (t0) tot 20 minuten later (t20) zien we

dat de diastolische bloeddruk bij de gezonde vrijwilligers daalt met 3.43 mmHg. De

patiëntengroep daalt slechts met 0.57 mmHg. Voor wat de systolische bloeddruk betreft gaat

het om een daling van respectievelijk 13.64 mmHg vs. 10.24 mmHg. Er werden echter geen

statistisch significante dalingsverschillen gevonden.

Dus globaal gezien bereiken de FM patiënten in de 20 minuten recuperatie hun

oorspronkelijke bloeddrukwaarde niet. Dit kan vooral verklaard worden door hun beperkte

herstel van diastolische bloeddruk, die meer gestegen was na de inspanning. De controles

bereiken een gemiddelde bloeddrukwaarde die zich net onder hun rustwaarde bevindt. Zij

kennen bijgevolg wel een volledige recuperatie.

Polswaarden

De polsfrequentie die in rust significant hoger was bij de FM groep, is na het uitoefenen van

de inspanningsproef nog steeds hoger bij de FM groep, doch dit is niet meer significant. Ook

tijdens de verdere recuperatie van 20 minuten worden geen significante verschillen in polsslag

tussen beide groepen gemeten. Op tijdstip t20 vertoont de pols eerder een trend richting

significant verschillend (p= 0.061).

Figuur 15 Vergelijking systolische bloeddruk

Page 40: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

33

Na 20 minuten daalde de pols bij de FM

patiënten tot net onder de pols in rust. De pols

van de controles bereikte na 20 minuten

recuperatie net niet de beginnende rust pols.

De sterkte van de daling tijdens de herstelfase

was bij de controlegroep groter, maar werd als

niet significant verschillend bevonden.

Tabel 13 Gemiddelde pols in verschillende condities

Rust t 0 t 5 t 10 t 15 t 20

FM PATIËNTEN

Pols (per min.) 81.36 82.86 80.86 81.48 81.76 80.90

CONTROLES Pols (per min.) 71.71 75.14 74.86 74.79 74.50 72.07

Figuur 17 Vergelijking verloop gemiddelde pols

Page 41: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

34

4.8. HRV metingen

Zowel time domain variabelen als frequency variabelen werden berekend. Gezien het ging om

korte metingen (5 minuten) verdienden de frequency domain variabelen de voorkeur in de

vergelijking van de hartslagvariatie tussen gezonde controles en FM patiënten. SDNN,

RMSSD, NN50 en pNN50 als time domain variabelen kunnen gebruikt worden bij korte duur

HRV registraties, doch zijn moeilijker te interpreteren (21). Daar bij de time domain

variabelen geen significante resultaten gevonden werden, worden ze hier niet weergegeven.

Tabel 14 HRV in rust

FM Patiënten (n=19) Controles (n=13) Significantie p

Frequency-domain variabelen

LF (%) 29.51 (16.22) 31.65 (12.27) 0.690

HF (%) 17.48 (12.11) 18.99 (13.43) 0.742

LF/HF 2.76 (2.58) 3.45 (4.53) 0.584

LF norm (n.u.) 61.33 (22.33) 65.11 (18.50) 0.619

HF norm (n.u.) 38.67 (22.33) 34.89 (18.50) 0.619

Weergave gemiddelde (standaarddeviatie)

Tabel 15 HRV tijdens inspanning

FM Patiënten (n=21) Controles (n=13) Significantie p

Frequency-domain variabelen

LF (%) 28.26 (13.18) 39.25 (17.84) 0.047 *

HF (%) 14.45 (13.04) 12.47 (9.56) 0.637

LF/HF 3.43 (2.89) 6.17 (7.23) 0.213

LF norm (n.u.) 68.76 (16.65) 75.56 (15.23) 0.242

HF norm (n.u.) 31.24 (16.65) 24.44 (15.23) 0.242

Weergave gemiddelde (standaarddeviatie)

*Significant: p < 0.05

In rust kunnen geen significante verschillen tussen de beide groepen aangetoond worden,

noch bij de time domain variabelen, noch bij de frequency variabelen (tabel 14).

Tijdens inspanning (tabel 15) zien we een significant hogere (p = 0.047) LF (%) waarde bij de

controles. De LF component wordt verondersteld de activiteit van zowel sympathisch als

parasympatische activiteit weer te geven (16). Op basis van de time domain variabelen en de

HF waarden is de vagale activiteit niet significant verschillend in de beide groepen. De LF/HF

Page 42: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

35

waarden (sympatho-vagale balans) zijn hoger bij controles, doch niet significant. Algemeen

zien we dus vooral t.h.v. de sympathische tak van het AZS een verschil tussen controles en

FM patiënten, waarbij een sympathische hyporeactiviteit bij de FM patiënten een mogelijke

verklaring zou kunnen zijn.

De veranderingen in de HRV componenten zijn tussen beide groepen niet significant

verschillend (p > 0.05).

Page 43: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

36

5. DISCUSSIE

Het doel van dit onderzoek was om temperatuurmetingen, vitale parameters en HRV

metingen te vergelijken tussen mensen met fibromyalgie en gezonde controles en dit zowel in

rust als na een stressor, in dit geval de 6MWT. Temperatuur, bloeddruk, hartslag alsook

hartslagvariatie (HRV) worden allen gereguleerd vanuit het autonoom zenuwstelsel.

Abnormaliteiten in de functies van het autonoom zenuwstelsel kunnen bijdragen tot pijn en

andere klinische problemen geassocieerd met fibromyalgie. Dit uit zich via veranderingen in

de normale fysiologische respons, nodig voor het adequaat omgaan met stress en inhibitie van

pijn (26). Er lijkt een abnormale stressrespons bij de FM patiënten aanwezig te zijn.

Hyperactiviteit van het autonoom zenuwstelsel alsook verstoringen in de hypothalame-

pituitaire as kunnen hier betrokken zijn (5;9).

Vooraf werden de deelnemers gevraagd vragenlijsten in te vullen. De PainDetect vragenlijst

maakte duidelijk dat vooral stimuli zoals lichte druk en koude, de pijn kunnen uitlokken.

Bijkomende onderzoeken zijn nodig om FM patiënten met neuropathische pijn te kunnen

diagnosticeren (22). Uit de HADS vragenlijst bleken de scores van de FM patiënten

significant te verschillen van de controles. De scores van de patiënten waren meer suggestief

voor klinische depressie en angst. Deze comorbiditeit kan verstoringen in de HPA-as

teweegbrengen, wat verder de functie van het autonoom zenuwstelsel kan beïnvloeden. Er kan

echter niet geantwoord worden op de vraag wat oorzaak dan wel gevolg is (2). De angstige en

depressieve stemming zou o.a. kunnen verklaard worden door chronische pijn en andere

symptomen van de aandoening, alsook door frustraties die ontstaan omwille van het niet

begrepen en/of geloofd worden door de omgeving van de patiënt.

Vervolgens werd de rustfase gestart. In rust vonden we geen significante verschillen in de

temperatuurmetingen, noch t.h.v. het oor, noch t.h.v. de huid. De asymmetrie in de oor

temperatuur bij patiënten en controles met significant hogere waarden in het linkeroor werd in

voorgaande studies eveneens opgemerkt (27).

Het temperatuurverschil tussen bovenste en onderste extremiteiten was significant groter bij

de FM patiënten. Een dergelijke huidtemperatuur instabiliteit (warmere armen en koudere

benen) zou veroorzaakt kunnen worden door een gestoorde functie van de sympathische

zenuwvezels van het AZS, die mede verantwoordelijk zijn voor perifere vasculaire reacties.

Temperatuur beïnvloedt de perifere zenuwfunctie en een verschillende sensitiviteit voor

Page 44: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

37

temperatuurveranderingen werd beschreven in abnormale zenuwen (28). Wegens afwezigheid

van referentiewaarden is het echter niet mogelijke te weten of deze temperatuurverschillen al

dan niet afwijkend zijn.

De mechanismen van de regulatie van de huiddoorbloeding zijn complex en verschillende

factoren kunnen interageren met vasodilatatie- en vasoconstrictieprocessen, bovendien

bestaan hierin belangrijke individuele variaties (28;29). Zowel centrale activatie van het

sympathisch zenuwstelsel als regionale veranderingen in de sympathische innervatie en

circulatie in een welbepaald huidgebied kunnen veranderingen teweeg brengen. Zo kan pijn

sympathisch gemedieerde vasoconstrictie induceren ter hoogte van het cutane vasculaire bed

(28).

De vitale parameters in rust lieten significant hogere pols en bloeddrukwaarden (gemiddelde

en systolische bloeddruk) zien. De HR was hoger in de patiëntengroep, doch niet significant.

Deze bevindingen passen in de hypothese van een disfunctioneel AZS met een sympathische

hyperactiviteit, zoals in eerder onderzoek reeds werd aangetoond (17). Literatuur hieromtrent

blijkt echter inconsistent. In andere studies zijn de hartslag of bloeddruk bijvoorbeeld niet

significant verschillend (1;30). Ook dient opgemerkt te worden dat ondanks de hogere

vasculaire sympathische tonus in onze studie, de waarden wel binnen een normale klinische

range liggen. Verder kunnen het gebruik van medicatie zoals TCA en SNRI’s de hartslag

verhogen en de HRV reduceren (31). Nochtans werd de waarneming van een verhoogde

hartslag bij FM patiënten ook in studies gevonden waar dergelijke medicatie tot de

exclusiecriteria behoorden (32).

Uit de HRV metingen blijkt in rust een normale vagale functie (HF waarden en time domain

variabelen) aanwezig te zijn bij de FM groep. Dit is in tegenstelling tot sommige voorgaande

studies (15;17;33) en tot de gemeten bloeddrukwaarden en pols die significant hoger waren

bij de FM patiënten in rust. Daar de metingen in rust in zittende positie gemeten werden,

wordt een mogelijks hogere vagale activiteit bij de controles gemaskeerd door een

verschuiving naar sympathische dominantie ten gevolge van de orthostatische houding. De

invloed van lichaamshouding op HRV resultaten blijkt uit andere studies inderdaad een

belangrijk impact te hebben (34;35).

Bij het uitoefenen van de 6MWT werd door de FM patiënten een significant kleinere afstand

afgelegd. Dit werd ook in andere studies beschreven (1;36;37). Verschillende oorzaken

kunnen hier aan de basis liggen. Zo ervaren de FM patiënten meer vermoeidheid en

(musculaire) pijn. Andere factoren zoals minder fysiek actief zijn en toegenomen

Page 45: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

38

lichaamsgewicht, kunnen evenzeer een rol spelen. Hoewel de FM patiënten trager wandelden,

werd de 6MWT significant meer belastend (Borg) en meer pijnlijk (NRS) ervaren door de

patiënten (1). Desondanks was hun subjectieve pijngewaarwording na de inspanningstest niet

significant veranderd t.o.v. hun pijnscore in rust. Uit dit onderzoek blijkt dus dat submaximale

inspanning geen belangrijke pijntoename induceert, dit is inconsistent met voorgaande studies

(1;37).

De oor- en huidtemperatuurmetingen daalden na de inspanning. De controles kenden een

grotere daling, doch dit was niet statistisch significant. De oortemperatuur daalt door

processen die afkoeling van het lichaam met zich meebrengen, waarbij verdamping (zweten)

het belangrijkste proces blijkt te zijn bij inspanning, teneinde verhitting tegen te gaan (25). De

oorzaak van de temperatuurdaling van de huid kan verklaard worden door het uitvoeren van

inspanning (38). Inspanning zorgt voor hemodynamische veranderingen. Vasoconstrictie ter

hoogte van de huid t.g.v. catecholamine vrijstelling en andere vasoconstrictor hormonen leidt

tot meer bloedflow naar de werkzame spieren. Bijgevolg zien we een daling van de

huidtemperatuur in de beide groepen. De temperatuurdaling is o.a. afhankelijk van de initiële

huidtemperatuur (39). Indien basaal vasodilatatie overheerst, zal bij het hemodynamisch

recruteren van bloed n.a.v. inspanning een meer uitgesproken vasoconstrictie kunnen

plaatsgrijpen en aldus een sterkere temperatuurdaling van de huid gezien worden. Bijgevolg

verwachtten we dat de armtemperatuur bij de FM patiënten sterker zou gedaald zijn. Dit was

niet het geval. Het vermogen om tot oppervlakkige vasoconstrictie te komen in geval van

inspanning lijkt bij de FM patiënten dus vertraagd en/of afgestompt te zijn. Dit is suggestief

voor een sympathische hyporeactiviteit, maar kan niet geconcludeerd worden wegens niet

statistisch significant. In andere studies werden overeenstemmende bevindingen gevonden. Zo

werden bij mensen met fibromyalgie tijdens rust en inspanning algemeen lagere adrenaline en

noradrenaline plasmaspiegels gevonden (30;32). Een vertraagde sympathische huidrespons

werd ook beschreven (9). Aangezien de intensiteit van inspanning de sterkte van de

temperatuurdaling en/of stijging niet dermate blijkt te beïnvloeden (39), lijkt de verklaring

van de minder sterke temperatuurreactie door een relatief lagere inspanning bij de FM groep

minder van toepassing.

Een factor waaraan verder gedacht dient te worden is de meer sedentaire levensstijl die vaker

bij FM patiënten wordt gezien. Fysieke inactiviteit t.g.v. pijn leidt tot deconditionering. Dit

kan op zijn beurt een weerslag hebben op het autonoom zenuwstelsel (verhoogde

sympathische tonus, verlaagde parasympatische tonus) (17). Een verhoogde perifere

sympathische tonus kan regionale ischemie veroorzaken, wat kan resulteren in

Page 46: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

39

(veralgemeende) pijn (9;17). Een verhoogde perifere weerstand blijkt o.a. uit een verhoogde

diastolische bloeddruk bij de FM patiënten tijdens inspanning.

De bloeddruk, de pols en de hartslag stegen in beide groepen o.i.v. de 6MWT. De toename

was het grootst (niet significant) in de controlegroep, wat logisch is gezien zij een grotere

belasting uitvoerden. Een uitzondering hierop was de diastolische bloeddruk. De grotere

toename in diastolische bloeddruk bij de FM patiënten zou kunnen verklaard worden vanuit

het bestaan van een hogere perifere vaatweerstand bij de FM patiënten. Bij een inspanning

daalt normaal de vaatweerstand, ten einde voldoende bloed naar de spieren te kunnen sturen.

Aangezien de diastolische bloeddruk het product is van de cardiale output x de perifere

vaatweerstand, kan bij een verhoogde perifere weerstand een hogere diastolische druk

ontstaan (25). Hoewel niet significant, neigen de FM patiënten dus mogelijks naar een

sympathische hyporeactiviteit, waarbij de FM patiënten zich onvoldoende kunnen aanpassen

aan de stressor die zich voordoet. De HRV metingen in dit onderzoek neigen in dezelfde

richting, daar vooral de sympathische tak van het AZS minder geactiveerd lijkt bij de

patiënten.

In de recuperatieperiode werd de eindtemperatuur vergeleken met de oorspronkelijke

rusttemperatuur, dit om na te gaan of het herstel tussen beide groepen gelijk verliep. Bij beide

groepen was de recuperatie na 20 minuten niet volledig. De eindwaarden verschilden

significant van de beginwaarden bij de FM patiënten, wijzend op een onvolledig herstel. Bij

de controles daarentegen waren de beentemperaturen niet significant verschillend van de

rusttoestand. Ondanks hun grotere afkoeling na inspanning, recupereren de controles dus

blijkbaar sneller.

De temperatuurtoename tijdens de herstelfase was significant groter bij de gezonde

vrijwilligers zowel ter hoogte van de armen als de benen. In de late recuperatieperiode

ontstaat hierdoor een significant huidtemperatuurverschil tussen controles en patiënten, meer

bepaald ter hoogte van de benen.

Het temperatuurverschil tussen armen en benen bleef bij de FM patiënten gedurende de hele

test steeds (borderline) significant dit in tegenstelling tot de controles. Net na de inspanning,

tot ruim 5 minuten na de inspanning verschilden arm- en beentemperatuur bij de

controlegroep niet significant.

Dit alles zou suggestief kunnen zijn voor een verstoorde temperatuurregeling bij de FM

patiënten, met vertraagde en/of verstoorde perifere vasodilatatie/vasoconstrictie. Dit past bij

Page 47: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

40

de vasculaire veranderingen bij FM patiënten, die in de inleiding aangehaald werden. Het is

echter moeilijk deze bevindingen in te schatten daar referentiewaarden voor normale

huidtemperatuurverschillen niet aanwezig zijn.

We stelden geen significante verschillen vast in de gemiddelde bloeddruk- en polsdaling

volgend op de inspanning, deze was nochtans sterker bij de controles. De gemiddelde

bloeddruk van de controles zakte tot onder de basale bloeddruk na 20 minuten. Bij de

patiënten bleef de bloeddruk verhoogd. Een bijna afwezig herstel van de diastolische

bloeddruk bij de patiënten speelde hierbij een rol.

5.1 Beperkingen

De metingen werden uitgevoerd bij groepen die relatief klein waren. Indien het onderzoek zou

uitgevoerd worden in grotere groepen, zouden misschien meer statistisch significante

resultaten kunnen bekomen worden. Bij het meten van de huidtemperatuur werd geen

rekening gehouden met de op dat moment aan- of afwezigheid van pijn ter hoogte van de

armen en/of benen. Lokale pijn of uitstralingspijn kan een impact hebben op de

huiddoorbloeding. Op dat vlak was de patiëntengroep dus niet volledig homogeen, niet

iedereen had pijn op dezelfde plaats. De mate waarin de deelnemers fysiek actief zijn in hun

dagelijkse leven werd eveneens niet bevraagd, fysieke inactiviteit heeft een belangrijke

impact op het functioneren van het AZS (39).

Verder moet men ook incalculeren dat de FM groep doorgaans antidepressiva innamen.

Antidepressiva kunnen de hartslagvariatie (HRV) verlagen. TCA en SNRI’s verhogen de

hartslag (31).

De HRV metingen waren doorgaans niet significant verschillend tussen de beide groepen. Dit

zou kunnen verklaard worden door een aantal beperkingen in deze studie die een belangrijke

invloed kunnen hebben op de heart rate variability. Ten eerste zijn de vergelijkende groepen

niet gelijk in aantal, 22 patiënten t.o.v. 14 gezonde vrijwilligers. Soms verliepen de Polar

registraties onvolledig, wat pas na de test gezien kon worden op de computer. Dit leverde

bijgevolg een aantal ‘missings’ op in de dataverzameling.

Verder werden de metingen in de rustfase uitgevoerd in een zittende positie, daar waar men

doorgaans in liggende houding HRV metingen uitvoert. De zittende positie gaat gepaard met

minder parasympatische reactiviteit (40). Er werd gekozen voor de zittende positie, daar op

Page 48: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

41

die manier geen interferentie met de thermografie van armen en benen kon bestaan. Een

andere beperking is, zoals reeds vermeld, de inname van vasoactieve medicatie zijnde

antihypertensiva (18.2% van de patiënten, 14.3% van de controles), opiaten en antidepressiva

(72.7% van de patiënten, 0% van de controles). Deze kunnen eveneens de HRV resultaten

beïnvloed hebben (31;33). Daar de meeste FM patiënten in het dagelijkse leven dergelijke

(pijn)medicatie gebruiken, is de groep wel representatief voor de algemene FM populatie.

Tenslotte kan HRV door ademhalingsfrequentie en -diepte gewijzigd worden, ook dit kan de

heterogeniteit tussen de beide groepen bepaald hebben (16;33). Ondanks deze beperkingen

werden de HRV resultaten toch gebruikt, daar deze beperkingen golden voor de beide

groepen.

Page 49: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

42

6. CONCLUSIE

Uit dit onderzoek kan men besluiten dat in rust de uitgevoerde metingen tegenstrijdig lijken te

zijn. De bloeddruk- en polswaarden zijn significant hoger bij de FM groep en veronderstellen

mogelijks een sympathische hyperactiviteit, nochtans vertonen de HRV metingen in rust

vergelijkbare waarden tussen beide groepen.

Verder mag gesuggereerd worden dat de autonome reactiviteit in navolging van een stressor

zoals de 6MWT bij FM patiënten grotendeels vergelijkbaar is met de controles (zie bijlage 4).

Hoewel autonome modulatie bij de controles sterker lijkt te zijn in vergelijking met de FM

patiënten, is dit doorgaans niet statistisch significant.

Toch kunnen bepaalde metingen ook verschillen in autonome reactiviteit o.i.v. de 6MWT

aantonen. Volgende significante waarnemingen werden in dit onderzoek gemeten:

De HRV metingen vertonen een significant verschil in LF% waarden gedurende de

inspanning.

Tijdens de recuperatie is het vasodilatatieproces ter hoogte van de huid significant

vertraagd, zowel ter hoogte van de armen als de benen.

Deze bevindingen lijken te passen in het vermoeden dat de functies van autonoom

zenuwstelsel gewijzigd zijn bij fibromyalgiepatiënten, aansluitend bij de hypothese van

sympathische hyperactiviteit en sympathische hyporeactiviteit.

Gezien de belangrijke beperkingen van de studie, is het aangewezen verder onderzoek uit te

voeren waarbij de voornoemde beperkingen in acht worden genomen, teneinde zo veel als

mogelijk de verstorende factoren in de vergelijking tussen FM patiënten en gezonde

vrijwilligers te vermijden.

Op de vraag of dergelijke niet-invasieve technieken voor het meten van de functie van het

ANZ van betekenis kunnen zijn in de diagnose en behandeling van FM, kan met deze studie

onvoldoende antwoord gegeven worden. Verder onderzoek is noodzakelijk teneinde

conclusies te kunnen trekken met betrekking tot de autonome functie bij mensen met FM.

Page 50: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

43

7. REFERENTIELIJST

(1) MacPhee RS, McFall K, Perry SD, Tiidus PM. Metabolic cost and mechanics of walking in

women with fibromyalgia syndrome. BMC Res Notes 2013;6:420.

(2) Stisi S, Cazzola M, Buskila D, Spath M, Giamberardino MA, Sarzi-Puttini P, et al.

Etiopathogenetic mechanisms of fibromyalgia syndrome. Reumatismo 2008 Jul;60 Suppl

1:25-35.

(3) Wierwille L. Fibromyalgia: diagnosing and managing a complex syndrome. J Am Acad

Nurse Pract 2012 Apr;24(4):184-92.

(4) Clauw DJ. Fibromyalgia: an overview. Am J Med 2009 Dec;122(12 Suppl):S3-S13.

(5) Sommer C, Hauser W, Burgmer M, Engelhardt R, Gerhold K, Petzke F, et al. [Etiology and

pathophysiology of fibromyalgia syndrome]. Schmerz 2012 Jun;26(3):259-67.

(6) Julien N, Goffaux P, Arsenault P, Marchand S. Widespread pain in fibromyalgia is related

to a deficit of endogenous pain inhibition. Pain 2005 Mar;114(1-2):295-302.

(7) Bradley LA. Pathophysiology of fibromyalgia. Am J Med 2009 Dec;122(12 Suppl):S22-S30.

(8) Smith HS, Harris R, Clauw D. Fibromyalgia: an afferent processing disorder leading to a

complex pain generalized syndrome. Pain Physician 2011 Mar;14(2):E217-E245.

(9) Kulshreshtha P, Deepak KK. Autonomic nervous system profile in fibromyalgia patients

and its modulation by exercise: a mini review. Clin Physiol Funct Imaging 2013

Mar;33(2):83-91.

(10) Martinez-Lavin M, Vidal M, Barbosa RE, Pineda C, Casanova JM, Nava A.

Norepinephrine-evoked pain in fibromyalgia. A randomized pilot study [ISRCTN70707830].

BMC Musculoskelet Disord 2002;3:2.

(11) Staud R. Autonomic dysfunction in fibromyalgia syndrome: postural orthostatic tachycardia.

Curr Rheumatol Rep 2008 Dec;10(6):463-6.

(12) Light KC, Bragdon EE, Grewen KM, Brownley KA, Girdler SS, Maixner W. Adrenergic

dysregulation and pain with and without acute beta-blockade in women with fibromyalgia

and temporomandibular disorder. J Pain 2009 May;10(5):542-52.

(13) Reyes del Paso GA, Garrido S, Pulgar A, Duschek S. Autonomic cardiovascular control and

responses to experimental pain stimulation in fibromyalgia syndrome. J Psychosom Res

2011 Feb;70(2):125-34.

(14) Vaeroy H, Qiao ZG, Morkrid L, Forre O. Altered sympathetic nervous system response in

patients with fibromyalgia (fibrositis syndrome). J Rheumatol 1989 Nov;16(11):1460-5.

(15) Cohen H, Neumann L, Shore M, Amir M, Cassuto Y, Buskila D. Autonomic dysfunction in

patients with fibromyalgia: application of power spectral analysis of heart rate variability.

Semin Arthritis Rheum 2000 Feb;29(4):217-27.

Page 51: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

44

(16) Staud R. Heart rate variability as a biomarker of fibromyalgia syndrome. Fut Rheumatol

2008 Oct 1;3(5):475-83.

(17) Kulshreshtha P, Gupta R, Yadav RK, Bijlani RL, Deepak KK. A comprehensive study of

autonomic dysfunction in the fibromyalgia patients. Clin Auton Res 2012 Jun;22(3):117-22.

(18) Hauser W, Wolfe F. Diagnosis and diagnostic tests for fibromyalgia (syndrome).

Reumatismo 2012;64(4):194-205.

(19) Ablin J, Fitzcharles MA, Buskila D, Shir Y, Sommer C, Hauser W. Treatment of

Fibromyalgia Syndrome: Recommendations of Recent Evidence-Based Interdisciplinary

Guidelines with Special Emphasis on Complementary and Alternative Therapies. Evid

Based Complement Alternat Med 2013;2013:485272.

(20) Ablin J, Fitzcharles MA, Buskila D, Shir Y, Sommer C, Hauser W. Treatment of

Fibromyalgia Syndrome: Recommendations of Recent Evidence-Based Interdisciplinary

Guidelines with Special Emphasis on Complementary and Alternative Therapies. Evid

Based Complement Alternat Med 2013;2013:485272.

(21) Heart rate variability. Standards of measurement, physiological interpretation, and clinical

use. Task Force of the European Society of Cardiology and the North American Society of

Pacing and Electrophysiology. Eur Heart J 1996 Mar;17(3):354-81.

(22) Gauffin J, Hankama T, Kautiainen H, Hannonen P, Haanpaa M. Neuropathic pain and use of

PainDETECT in patients with fibromyalgia: a cohort study. BMC Neurol 2013;13:21.

(23) Koroschetz J, Rehm SE, Gockel U, Brosz M, Freynhagen R, Tolle TR, et al. Fibromyalgia

and neuropathic pain--differences and similarities. A comparison of 3057 patients with

diabetic painful neuropathy and fibromyalgia. BMC Neurol 2011;11:55.

(24) Snaith RP. The Hospital Anxiety And Depression Scale. Health Qual Life Outcomes

2003;1:29.

(25) de Morree JJ, Jongert MWA, van der Poel G. Inspanningsfysiologie, oefentherapie en

training. Houten: Bohn Stafleu van Loghum; 2006. Hoofdstuk 4-6, p. 59-98.

(26) Bradley LA. Pathophysiologic mechanisms of fibromyalgia and its related disorders. J Clin

Psychiatry 2008;69 Suppl 2:6-13.

(27) Heusch AI, McCarthy PW. The patient: a novel source of error in clinical temperature

measurement using infrared aural thermometry. J Altern Complement Med 2005

Jun;11(3):473-6.

(28) Zaproudina N, Airaksinen O, Narhi M. Are the infrared thermography findings skin

temperature-dependent? a study on neck pain patients. Skin Res Technol 2013

Feb;19(1):e537-e544.

(29) Wallin BG, Charkoudian N. Sympathetic neural control of integrated cardiovascular

function: insights from measurement of human sympathetic nerve activity. Muscle Nerve

2007 Nov;36(5):595-614.

(30) Kadetoff D, Kosek E. Evidence of reduced sympatho-adrenal and hypothalamic-pituitary

activity during static muscular work in patients with fibromyalgia. J Rehabil Med 2010

Sep;42(8):765-72.

Page 52: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

45

(31) Licht CM, de Geus EJ, van DR, Penninx BW. Longitudinal evidence for unfavorable effects

of antidepressants on heart rate variability. Biol Psychiatry 2010 Nov 1;68(9):861-8.

(32) Riva R, Mork PJ, Westgaard RH, Okkenhaug JT, Lundberg U. Catecholamines and heart

rate in female fibromyalgia patients. J Psychosom Res 2012 Jan;72(1):51-7.

(33) Tak LM, Riese H, de Bock GH, Manoharan A, Kok IC, Rosmalen JG. As good as it gets? A

meta-analysis and systematic review of methodological quality of heart rate variability

studies in functional somatic disorders. Biol Psychol 2009 Oct;82(2):101-10.

(34) Perini R, Veicsteinas A. Heart rate variability and autonomic activity at rest and during

exercise in various physiological conditions. Eur J Appl Physiol 2003 Oct;90(3-4):317-25.

(35) Barak OF, Jakovljevic DG, Popadic Gacesa JZ, Ovcin ZB, Brodie DA, Grujic NG. Heart

rate variability before and after cycle exercise in relation to different body positions. J

Sports Sci Med 2010;9(2):176-82.

(36) Breda CA, Rodacki AL, Leite N, Homann D, Goes SM, Stefanello JM. Physical activity

level and physical performance in the 6-minute walk test in women with fibromyalgia. Rev

Bras Reumatol 2013 May;53(3):276-81.

(37) Homann D, Stefanello JM, Goes SM, Leite N. Impaired functional capacity and

exacerbation of pain and exertion during the 6-minute walk test in women with fibromyalgia.

Rev Bras Fisioter 2011 Nov;15(6):474-80.

(38) Merla A, Mattei PA, Di DL, Romani GL. Thermal imaging of cutaneous temperature

modifications in runners during graded exercise. Ann Biomed Eng 2010 Jan;38(1):158-63.

(39) Zontak A, Sideman S, Verbitsky O, Beyar R. Dynamic thermography: analysis of hand

temperature during exercise. Ann Biomed Eng 1998 Nov;26(6):988-93.

(40) Buchheit M, Al HH, Laursen PB, Ahmaidi S. Effect of body posture on postexercise

parasympathetic reactivation in men. Exp Physiol 2009 Jul;94(7):795-804.

Page 53: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

a

BIJLAGEN

BIJLAGE 1

Toelating gebruik figuur 1 Pathophysiology of pain (7)

Bradley LA. Pathophysiology of fibromyalgia. Am J Med 2009 Dec;122(12 Suppl):S22-S30.

Page 54: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

b

BIJLAGE 2

- Vragenlijsten PainDetect en HADS

Page 55: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

c

Page 56: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

d

Page 57: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

e

Page 58: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

f

Page 59: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

g

BIJLAGE 3

- Thermografiebeelden

23,2°C

34,4°C

24

26

28

30

32

34

23,2°C

34,4°C

24

26

28

30

32

34

AR01 AR02

23,2°C

34,4°C

24

26

28

30

32

34

23,2°C

34,4°C

24

26

28

30

32

34

AR01 AR02

23,2°C

34,4°C

24

26

28

30

32

34

23,2°C

34,4°C

24

26

28

30

32

34AR01 AR02

Figuur 18 Thermografiebeelden in rust versus na inspanning

Links: thermografiebeelden van een controlepersoon na 10 minuten rust. De temperatuur van de

voorarmen (ventraal) en van de benen (ventraal en dorsaal) werd berekend. Rechts:

thermografiebeelden van een controlepersoon na het uitvoeren van de 6MWT. Op deze beelden is te

zien welke zones gebruikt werden om de temperatuur de bepalen. De temperatuurschaal verloopt van

23.2 tot 34.4 °C.

Page 60: Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/163/965/RUG01-002163965...Academiejaar 2013-2014 Evaluatie van het autonoom zenuwstelsel bij fibromyalgiepatiënten

h

BIJLAGE 4

Tabel 16 Overzicht autonome reactiviteit via verschillende parameters vanuit FM groep

RUSTFASE SIGNIFICANTIE BEVINDINGEN Bloeddruk Sign. >

Pols Sign. >

HR Neiging sign. >

HRV (zittend) NS

Temperatuur NS

INSPANNINGSFASE

Bloeddruk NS

Δ Bloeddruk NS

Pols NS

Δ Pols NS

HR NS

Δ HR NS

HRV (tijdens inspanning) Enkel LF% waarden sign. <

Δ HRV NS

Temperatuur NS

Δ Temperatuur NS

RECUPERATIEFASE

Bloeddruk Sign. > op t5, t15, t20 ; Neiging sign. > op t10

Δ Bloeddruk NS

Pols NS ; Neiging sign. > op t20

Δ Pols NS

HR Niet geanalyseerd

Δ HR Niet geanalyseerd

HRV Niet geanalyseerd

Δ HRV Niet geanalyseerd

Temperatuur Sign. < op t15 en t20 rechterbeen (ventraal), op

t20 linkerbeen (dorsaal)

Δ Temperatuur Sign. < t.h.v. armen en benen

Sign.:Significant (p< 0.05)

NS: Niet significant (p> 0.05)

t 5, 10, 15, 20: tijdstip; minuten na inspanning

Δ: verschil t.o.v. vorige fase