Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector...

55
Van Postbus 60055, 6800 JB Arnhem Velperplein 8, 6811 AG Arnhem Telefoon (026) 355 13 55 Fax (026) 355 13 99 [email protected] www.kplusv.nl Rapport Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen Opdrachtgever Cedris Referentie Arnhem, 27 mei 2011 Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Transcript of Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector...

Page 1: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

Van

Postbus 60055, 6800 JB Arnhem

Velperplein 8, 6811 AG Arnhem

Telefoon (026) 355 13 55

Fax (026) 355 13 99

[email protected]

www.kplusv.nl

Rapp

ort

Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen

Opdrachtgever

Cedris

Refe

rentie

Arnhem, 27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Page 2: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Inhoud Samenvatting 1 1 Inleiding 4 2 Het huidige speelveld voor het SW-bedrijf 6

2.1 De actoren 6 2.2 De SW-er 7 2.3 De gemeente 8 2.4 Het SW-bedrijf 9 2.5 De marktsector 9 2.6 Het SW-bedrijf in exploitatie 10 2.7 Samenvatting van het huidig speelveld 15 3 Werken naar Vermogen 16

3.1 De aanloop 16 3.2 De uitwerking 16 3.3 De opvattingen 17 3.4 Consequenties voor de SW-populatie 17

3.5 Financiële consequenties 18 4 Strategische vragen voor het SW-bedrijf en gemeente 20

4.1 Welke doelgroepen? 21 4.2 Welke producten/diensten? 24 4.3 Markt en overheid 27 4.4 Efficiënte uitvoering 29 5 Bedrijfsmodellen en bedrijfsvoering 32

5.1 De producten/diensten bepalen het soort bedrijf 32 5.2 Ondernemingsrisico's 36 5.3 Eisen aan de interne bedrijfsvoering 37 6 Organisatiemodellen 39

6.1 Verbreden of specialiseren 39 6.2 Schaalvergroting of lokaal maatwerk 41 7 Sturing door de gemeente 44

7.1 Financiële afspraken op maat 44 7.2 Aanvullende afspraken 46 7.3 Een passende wijze van aansturing 47

Bijlagen 1 Wie betaalt 'het gat in de markt'?

2 Geïnterviewden

Page 3: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 1

Samenvatting

In april 2011 is de hoofdlijnennotitie van de staatssecretaris van SZW verschenen waarin

invulling van de nieuwe regeling aan de onderkant van de arbeidsmarkt wordt gegeven. In de

komende maanden zal de beoogde Wet werken naar vermogen (Wwnv) worden uitgewerkt.

Vermoedelijk zal het wet- en regelgevingtraject rond de zomer 2011 worden afgerond. De ver-

wachte inwerkingtreding is 1 januari 2013.

In opdracht van brancheorganisatie Cedris heeft KplusV organisatieadvies de afgelopen

maanden bij een aantal SW-bedrijven onderzocht op welke wijze de bedrijfsvoering in elkaar

steekt, wat de huidige financiële situatie is en welke strategische vragen nu voorliggen om goed

in te kunnen spelen op de toekomst. In dit rapport bespreken wij de vragen en geven voor de

SW-bedrijven een aantal bouwstenen aan om deze vragen in overleg met de gemeenten de

komende tijd te gaan beantwoorden.

Expliciet hebben wij er voor gekozen om in dit rapport geen voorkeuren uit te spreken. De te

maken keuzes zijn naar onze mening mede afhankelijk van de lokale omstandigheden en poli-

tiek/ bestuurlijke voorkeuren. Daarnaast beschouwen we de strategiebepaling vooral als een

proces dat samen met de gemeenten moet worden ontwikkeld in plaats van voorafgaand hier-

over een standpunt in te nemen.

Eerst beschrijven wij in dit rapport het huidige speelveld van het SW-bedrijf. Wij laten enkele

karakteristieken zien van de SW-er, het SW-bedrijf, de gemeente en de marktpartijen. Daar-

naast schetsen wij hoe een exploitatiebegroting van een SW-bedrijf er uit ziet en op welke wijze

de begroting in 2011 onder druk komt te staan. Het beïnvloedbare deel van de kosten is beperkt

vanwege de loonverplichtingen aan de SW-ers (hoofdstuk 2).

Vervolgens worden de hoofdlijnen van de nieuwe Wet werken naar vermogen geschetst voor

zover op dit moment bekend (hoofdstuk 3). Dit rapport heeft niet tot doel om de voors en tegens

van de nieuwe wet te bespreken noch de exacte uitwerking. Het rapport concentreert zich op de

strategische vragen die hieruit voortvloeien en de consequenties voor de bedrijfsvoering

In ons onderzoek zijn we tot de conclusie gekomen dat op dit moment het SW-bedrijf in de kern

antwoord moet krijgen op de volgende vier strategische vragen:

1. Wie ondersteunt welke doelgroepen?

2. Welke diensten moeten daarbij geleverd worden?

3. Wat doet de overheid en wat doet de markt?

4. Wat is binnen de overheid een efficiënte taakverdeling?

Bij deze strategische vragen schetsen wij een aantal mogelijke antwoorden en geven wij over-

wegingen om tot een verantwoorde keuze te komen (hoofdstuk 4).

Vervolgens gaan wij dieper in op de consequenties voor de bedrijfsvoering.

Ieder product/dienst heeft zijn eigen specifieke bedrijfskarakteristieken. Bekeken wordt wat de

financiële risico's zijn bij deze producten/diensten en welke eisen dit stelt aan de interne

bedrijfsvoering (hoofdstuk 5).

Page 4: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 2

Op basis hiervan voorzien wij substantiële veranderingen in de organisatiestructuur van het

SW-bedrijf van nu. Voor veel SW-bedrijven zal het organisatiemodel veranderen. Uitgangspunt

bij het ontwikkelen van deze organisatiemodellen moet zijn dat ‘structuur volgt strategie'. In het

rapport geven wij handvaten voor het beantwoorden van vragen naar de gewenste breedte en

schaalgrootte van de nieuwe organisatie (hoofdstuk 6).

Tenslotte gaan we in op de sturing door de gemeente. Onze inschatting is dat de wijze waarop

een gemeente het integrale budget besteedt en dit vertaalt naar financiële afspraken met een of

meerdere opdrachtnemers aan de gemeente zelf wordt overgelaten. Dit betekent dat nieuwe

financiële afspraken gemaakt moeten worden tussen opdrachtgever (gemeente) en opdracht-

nemer (bijvoorbeeld het SW-bedrijf). Aanvullend hieraan zullen over prestatie-indicatoren als

uitstroom en ontwikkeling van medewerkers aanvullende afspraken moeten worden gemaakt

om negatieve financiële prikkels te vermijden (hoofdstuk 7).

Wij spreken hierbij geen expliciete voorkeur uit of het toekomstige SW-bedrijf juist meer of min-

der op afstand van de gemeente moet staan. Wel willen wij benadrukken om vooral eerst de

strategische vragen te beantwoorden en op basis daarvan de gewenste bedrijfsvoering en or-

ganisatiemodel in te richten. Op basis daarvan kan een passende wijze van aansturing worden

vastgesteld ('aansturing volgt op organisatiemodel').

De vervolgstappen voor SW-bedrijf en gemeente

Voortbouwend op de conclusies van de commissie de Vries en anticiperend op de nieuwe rege-

ling zijn veel SW-bedrijven en gemeenten inmiddels aan de slag om de mogelijke consequen-

ties uit te werken. Wij hopen met dit rapport een bijdrage te leveren aan dit veranderproces.

Voor de invulling van dit proces bevelen wij de volgende stappen aan:

Stap 1: Ken elkaars situatie

Onbekend maakt soms onbemind. Een goede kennis van het SW-bedrijf bij de gemeente en

vice versa is een noodzakelijke eerste stap om tot een gezamenlijke strategievorming te komen.

Stap 2: Creëer helderheid over de financiële uitgangssituatie en stel scenario's op

Belangrijk voor SW-bedrijf en gemeente is om transparantie te krijgen over de financiële situatie

in 2011, de vooruitzichten voor de komende jaren en de reservepositie. Het zal naar verwach-

ting langere tijd duren voordat nieuwe budgetten en budgetverdeling helder zijn, maar dit moet

beide partijen er niet van weerhouden om scenario's te gaan ontwikkelen.

Stap 3: Voer gezamenlijk het strategische gesprek

In veel situaties zal het strategische gesprek gevoerd moeten worden met in ieder geval de

portefeuillehouder Sociale Zaken, management Sociale Zaken en SW-directie. Afhankelijk van

de gemeentelijke organisatie zullen ook andere belanghebbenden hierbij betrokken moeten

worden (Maatschappelijke Ontwikkeling, Welzijn, Financiën).

Als het SW-bedrijf te maken heeft met een groot aantal deelnemende gemeenten compliceert

dit het bestuurlijke proces en vraagt dit om meer afstemming en bestuurlijke aandacht om het

proces met de betrokken partijen op een zorgvuldige wijze te voeren.

Page 5: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 3

Op basis van onze ervaringen in de afgelopen maanden zijn wij over het geheel positief

gestemd over het verloop van deze gesprekken. Wij ervaren bestuurlijk en ambtelijk een sterke

inhoudelijk gedreven motivatie om tot een goede nieuwe werkwijze voor de mensen aan de

onderkant van de arbeidsmarkt te komen.

Stap 4: Ontwikkel in onderling overleg het organisatiemodel voor het toekomstige SW-bedrijf

De verschillende producten/diensten hebben wezenlijk verschillende marktkarakteristieken en

financiële risico's. Gevolgen voor het organisatiemodel in breedte/specialisme en in schaalgroot-

te kunnen substantieel zijn. Als een uitvoeringsorganisatie op afstand staat van de gemeente

kan dit beschouwd worden als een intern bedrijfsvoeringsvraagstuk. Het ligt dan voor de hand

dat het SW-bedrijf bij de beantwoording de lead zal nemen. Toch menen wij dat dit dusdanig

verregaande consequenties heeft dat het organisatiemodel in onderling overleg moet worden

ontwikkeld.

Stap 5: Denk als opdrachtnemer mee met de gemeente over het ontwikkelen van een stimule-

rend sturingssysteem

Bij het ontwikkelen van de financiële sturing zal de gemeente als opdrachtgever een leidende

rol vervullen. Vaste subsidiebedragen voor de gehele doelgroep zoals deze in het verleden

gehanteerd werden kunnen tot de verkeerde prikkels leiden (cherry picking). Een te gedetail-

leerd systeem leidt ook tot suboptimalisatie en strategisch handelen. Wij beschouwen het als

een gezamenlijk belang van opdrachtgever en opdrachtnemer om een werkend financieel

systeem te creëren.

Page 6: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 4

1 Inleiding

Brancheorganisatie Cedris heeft eind 2010 een onderzoek ingesteld naar bedrijfsvoerings-

modellen binnen de SW-sector. Aanleiding voor het onderzoek is het kabinetsvoornemen om in

het verlengde van het advies van commissie De Vries1 één brede regeling voor de onderkant

van de arbeidsmarkt in te voeren. Cedris wil met het onderzoek SW-bedrijven helpen bij het

versterken van de bedrijfsvoering in de (SW) sector, zodat opdrachtgevers ook in de toekomst

effectief en efficiënt bediend kunnen worden. Het onderzoek is geïnitieerd vanuit Cedris en is

uitgevoerd door KplusV organisatieadvies.

Het onderzoek had primair tot doel om antwoord te krijgen op de vraag welke bedrijfsvoerings-

modellen (de activiteiten en instrumenten waarmee sturing gegeven wordt aan de relatie tussen

kosten en opbrengsten) op hoofdlijnen in de SW-sector te onderscheiden zijn en een oordeel te

vormen over de toekomstbestendigheid van deze modellen.

In de gesprekken met betrokkenen en in bijeenkomsten met de projectgroep en expertgroep

werd duidelijk dat de nieuwe Wet werken naar vermogen zijn schaduw vooruit werpt. Van be-

lang is vooral om met de gemeente tot een nieuwe strategie/positionering te komen en dat als

afgeleide daarvan de interne bedrijfsvoering moet worden ingericht. Om deze reden is besloten

het accent van het onderzoek te verplaatsen naar het in beeld brengen van de strategische

vragen die nu voorliggen en de consequenties die dit heeft voor de interne bedrijfsvoering en

organisatiemodellen.

In het project hebben we de volgende stappen onderscheiden:

1. Interviews met een tiental SW-bedrijven geselecteerd uit de verschillende regio's en grootte-

klassen waarin onderzocht is op welke wijze de bedrijfsvoering is ingericht.

2. Een financiële analyse van benchmarkgegevens en het opstellen van de exploitatie van een

'gemiddeld' SW-bedrijf.

3. Een expertmeeting met een aantal experts uit de omgeving van de SW-sector waarmee de

betekenis van de nieuwe regeling onderzocht is om zo de toekomstverwachtingen aan te

scherpen.

4. Een aantal verdiepingsgesprekken met gemeenten (bestuurders en management SZ en

SW-bedrijven) waarin mogelijke strategische keuzes zijn verkend.

Het onderzoek is uitgevoerd door KplusV. Tijdens deze stappen is het project begeleid door een

begeleidingsgroep vanuit Cedris (zie bijlage 2).

Opzet van het rapport

In hoofdstuk 2 geven we een korte karakterisering van het speelveld van het SW-bedrijf. Voor

de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk

2.7.

In hoofdstuk 3 geven we een korte schets van de nieuwe regeling Werken naar Vermogen. Wij

beschouwen de voorliggende plannen hierbij als een gegeven en voeren in dit rapport niet de

inhoudelijke discussie over de voors en tegens van deze regeling.

1 Advies van de Commissie de Vries 2008 en toelichting: http://www.werken-naar-vermogen.nl/.

Page 7: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 5

Hoofdstuk 4 vormt de kern van het rapport. De ons inziens essentiële strategische vragen over

de te onderscheiden doelgroepen, het soort dienstverlening, een oordeel over de mate van

marktwerking en de taakverdeling binnen de overheid worden hier toegelicht. Wij schetsen bij

iedere strategische vraag een aantal mogelijkheden gevolgd door enkele aandachtspunten.

Hoofdstuk 5 geeft een schets van de verschillende bedrijfsvoeringsmodellen. Iedere soort

dienstverlening heeft zijn eigen bedrijfsvoeringkarakteristieken en heeft zijn eigen onderne-

mingsrisico's.

Hoofdstuk 6 schetst verschillende organisatiemodellen. Centraal staan hier de vragen of een

SW-bedrijf in de toekomst moet verbreden dan wel specialiseren en wat een optimale schaal-

grootte is.

Hoofdstuk 7 sluit af met het schetsen van het (financiële) sturingssysteem waarmee in de toe-

komst de opdrachtgever- opdrachtnemerrelatie kan worden ingevuld, zodat averse prikkels

kunnen worden vermeden en gewenste ontwikkeling en uitstroom naar de arbeidsmarkt wordt

gestimuleerd.

Page 8: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 6

2 Het huidige speelveld voor het SW-bedrijf

2.1 De actoren De Sociale Werkvoorziening (SW) is bedoeld voor mensen die door lichamelijke, psychische

en/of verstandelijke beperkingen geen 'gewone' baan kunnen vinden. Zij kunnen alleen werken

in de SW met een zogenoemde indicatie Wet Sociale Werkvoorziening (WSW). Om hiervoor in

aanmerking te komen moet de desbetreffende medewerker (SW-er in het vervolg) verschillende

stappen doorlopen.

In de eerste plaats moet bij het UWV-werkbedrijf een aanvraag worden ingediend. Aan de hand

van een beslisboom wordt beoordeeld of aan een aantal voorwaarden is voldaan. Het UWV

beoordeelt vervolgens de voorziening, geldigheidsduur, mate van handicap en begeleid werken.

Met deze indicatie kan de SW-er vervolgens gaan werken bij de Sociale Werkvoorziening (SW)

of begeleid werken bij een reguliere werkgever.

De gemeente is vervolgens verantwoordelijk voor het zoeken van een geschikte plek voor de

SW-er. In de praktijk is er vaak sprake van een wachtlijst, waardoor het enige tijd duurt voordat

de medewerker aan de slag kan gaan bij of via het SW-bedrijf.

In een (complexe) financieringsystematiek wordt jaarlijks van Rijkswege voor iedere afzonderlij-

ke gemeente vastgesteld wat de omvang is van het minimum aantal gebudgetteerde SW-

plaatsen en het bijbehorende budget.

Afhankelijk van de capaciteiten van de SW-er zijn er verschillende mogelijkheden om via het

SW-bedrijf te werken:

beschut werken: werken binnen een bedrijf voor sociale werkvoorziening;

detachering: in dienst zijn van het SW-bedrijf maar werken bij een regulier bedrijf;

begeleid werken: werken bij een reguliere werkgever. Het SW-bedrijf biedt de werkgever

een loonkostensubsidie en begeleiding op de werkplek.

Het SW-bedrijf heeft vervolgens een wisselwerking met verschillende marktpartijen:

leveren van goederen en diensten aan de markt;

detacheren van medewerkers;

begeleiden van medewerkers.

In de volgende paragrafen wordt een beknopt overzicht gegeven van de verschillende karakte-

ristieken van de SW-er, de gemeente, de markt en het SW-bedrijf. In dit onderzoek staat het

SW-bedrijf centraal.

(nieuwe)

SW-erUWV Gemeente SW-bedrijf Markt

Page 9: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 7

2.2 De SW-er In onderstaande tabel hebben wij enkele kengetallen beknopt weergegeven over het aantal

SW-ers, de wachtlijsten, de mate van handicap, de reden van in- en uitstroom en de herindica-

ties.

Karakteristieken van de SW-er

100.000 SW-ers werken in SW-bedrijven: Beschut intern

Werken op locatie

Individueel gedetacheerd

Groepsgedetacheerd

Begeleid werken

Gemiddelde wachtduur tot plaatsing: 15 tot 20 maanden

Redenen van instroom (op wachtlijst): Circa 6.000 nieuwe instroom

wv lichamelijke beperking (24%)

wv verstandelijk (27%)

wv psychisch (50%)

Mate van arbeidshandicap: Matig (76%)

Ernstig (24%)

Gemiddelde duur in SW: 14 jaar

Leeftijdsopbouw: Gemiddelde leeftijd 46 jaar

Jonger dan 27 jaar: 7%

Tussen de 27 jaar en 45 jaar: 33%

Tussen de 45 jaar en de 65 jaar: 60%

Bestemming na uitstroom SW: Circa 6.000 uitstroom

wv pensionering (25%)

wv ziekte en arbeidsongeschiktheid (19%)

wv overlijden (7%)

wv wachtlijst Wsw (23%)

wv reguliere arbeid buiten Wsw (2 %)

wv overige redenen (24%)

Herindicaties: Jaarlijkse herindicaties (circa 5.000)

wv SW-indicatie in stand (95%)

wv gewijzigd (5%)

Periodiek worden deze statistieken opgesteld en gepubliceerd. Voor een nadere toelichting

verwijzen wij naar deze publicaties2.

Wat opvalt in de statistieken is dat de SW-ers een zeer vaste groep zijn. Het aantal mensen dat

jaarlijks instroomt en uitstroomt is beperkt (circa 6%). Dit bevestigt de lange gemiddelde duur

waarmee mensen in de SW zitten.

Inzoomend op de redenen van uitstroom zien we dat dit voor een belangrijk deel veroorzaakt

wordt door natuurlijke redenen (pensionering, ziekte en overlijden). Daarnaast zien we dat een

aanzienlijk deel van de personen terugkeert op de wachtlijst. Het percentage dat uitstroomt

richting reguliere baan is minimaal.

2 In de Wsw-statistiek worden door SW-bedrijven per halfjaar gegevens op persoonsniveau opgeleverd over de personen-

kring in het kader van de Wet sociale werkvoorziening en digitaal aangeleverd aan Research voor Beleid. Eén keer per

kalenderjaar leidt dit tot een landelijke rapportage.

Page 10: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 8

Dit beeld wordt mede bevestigd in de jaarlijkse herindicaties. Het overgrote deel bevestigt de

eerdere indicatiestelling dat er sprake is van zodanige lichamelijke, psychische en/of verstande-

lijke beperkingen dat de desbetreffende medewerker geen 'gewone' baan kan vinden.

2.3 De gemeente In onderstaande tabel staat de omvang van het aantal SW-ers, WWB-ers en Wajongers

samengevat voor een 'gemiddelde' gemeente van 30.000 inwoners.

Gemiddeld is het aantal SW-ers circa 200 personen, en daarmee 0,7% van de bevolking.

Tussen gemeenten zijn er behoorlijke verschillen, variërend van circa de helft van het

gemiddelde (0,35%) tot twee keer het gemiddelde (1,4%).

Ook voor de WWB en Wajong zijn de aantallen opgenomen en gelden vergelijkbare fluctuaties.

De onderkant van de arbeidsmarkt voor een gemeente van 30.000 inwoners

Doelgroep Aantal % van bevolking Bandbreedte

SW-ers 200 0,7% 0,35%- 1,4%

WWB-ers 600 2% 0,5% - 3%

Wajongers 300 1% 0,5% - 2%

Totaal 1.100 3,7% 1,35% – 6,4%

Niet alleen zijn er verschillen in het aantal klanten in de verschillende doelgroepen, we zien ook

dat in de relatie tussen gemeente en SW-bedrijf, de gemeente één of meerdere rollen heeft:

uitvoerder Wsw-subsidieregeling;

aandeelhouder/eigenaar ;

contractant RI-activiteiten;

uitbesteden van werk door de gemeente aan SW-bedrijf.

Vrijwel iedere gemeente besteedt de uitvoering van de SW uit aan het eigen SW-bedrijf. Er

wordt zelden of nooit van andere partijen gebruik gemaakt.

Daarnaast zien we dat een groot aantal gemeenten een contractuele relatie heeft met SW-

bedrijf voor het uitvoeren van diverse re-integratieactiviteiten. Tenslotte zien we dat het SW-

bedrijf vooral in de dienstverlening (groenvoorziening, schoonmaak, postbezorging) dienst-

verleningsovereenkomsten heeft afgesloten met de eigen gemeenten en anderen

Kijkend naar de opdrachtgever-opdrachtnemerrelatie tussen gemeenten en SW-bedrijf zien we

dat de door de gemeente van Rijkswege ontvangen SW-subsidies doorgaans 1:1 worden door-

gesluisd naar het SW-bedrijf. Bij gemeenten zien we de opvatting dat het landelijk vastgestelde

subsidiebedrag in principe toereikend zou moeten zijn voor de exploitatie. In de praktijk zien we

over de afgelopen jaren dat gemeenten gemiddeld een vaste bijdrage uit eigen middelen bijdra-

gen van gemiddeld € 1.000 per SW-fte.

In de jaarlijkse sturingscyclus ligt het accent op de omvang van het dividend bij een overschot

of cashflowbijdrage bij een tekort op de exploitatie. De onderlinge relatie kenmerkt zich door een

combinatie van enige terughoudendheid bij het SW-bedrijf en een veelal beperkte, doorgaans

met name financieel gestuurde interesse vanuit de gemeente. Gechargeerd gezegd geldt dat

beide partijen doorgaans tevreden waren met de relatie op afstand.

Page 11: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 9

2.4 Het SW-bedrijf In Nederland zijn circa 90 SW-bedrijven die de WSW uitvoeren voor zo'n 100.000 SW-ers. De

variaties zijn groot in aantal SW-ers, deelnemende gemeenten, juridische structuur en soort

dienstverlening.

Karakteristieken van het SW-bedrijf

90 SW-bedrijven

Variërend in grootte (van 200 tot 3.000 SW-ers)

Aantal gemeenten varieert (van 1 tot 10)

Juridische vorm: gemeentelijke afdeling, GR of BV

In de missie/strategie van SW-bedrijven is de afgelopen jaren een belangrijke verschuiving van

doelstellingen en activiteiten waarneembaar. De arbeidsontwikkeling van mensen met een Wsw

indicatie en het 'zo regulier mogelijk plaatsen' (op een zo hoog mogelijke trede van de zoge-

naamde werkladder) van deze mensen wordt inmiddels beschouwd als de kernopdracht van de

SW-bedrijven. Brancheorganisatie Cedris hanteert in dit kader het zogenaamde '3 x 1/3 model':

1/3 beschut binnen werkend, 1/3 beschut buitenwerkend in dienstverlening als groen en

schoonmaak en 1/3 individueel detacheren en begeleid werken.

Een andere recente ontwikkeling is het opstellen van een branchecode. De leden van Cedris

hebben te maken met kwetsbare mensen en werken met publieke middelen. Dat vraagt om een

zorgvuldige en transparante omgang met mensen en middelen, waarbij de belangen van de

mensen voorop staan. Daarom zijn de SW-bedrijven in het najaar van 2009 een branchecode

overeengekomen, waarin deze uitgangspunten zijn vastgelegd. Veel bedrijven passen (delen

van) de branchecode al toe. Vanaf 2010 is verder gewerkt aan de vertaling van de afspraken

naar de praktijk en aan nadere invulling van beginselen van Goed Bestuur: het transparant

regelen van toezicht en verantwoording.

Tenslotte zien we bij de 90 SW-bedrijven verschillende rechtsvormen, variërend van een ge-

meentelijke afdeling, een Gemeenschappelijke Regeling of een overheids-NV. Ook zien we

soms een wat complexere holdingstructuur waar binnen afzonderlijke BV's de verschillende

activiteiten plaatsvinden. Een van de achterliggende redenen is het op deze wijze verbijzonde-

ren van publieke en private activiteiten (Chinese muur bij de verantwoording van de re-

integratieactiviteiten).

2.5 De marktsector De SW-bedrijven zijn op verschillende wijzen in de marktsector actief. Als leverancier van pro-

ducten en diensten maar ook als aanbieder van bijvoorbeeld re-integratieactiviteiten.

In onderstaande tabel hebben wij de meest voorkomende diensten samengevat:

Soort diensten Voorbeelden

1. Productie Houtbewerking, metaal, grafisch

2. Dienstverlening Groen, schoonmaak, postbezorging, catering, verpakking

3. Begeleid werken Uiteenlopende sectoren, zie dienstverlening

4a. Detachering Uiteenlopende sectoren, zie dienstverlening

Page 12: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 10

Soort diensten Voorbeelden

4b. Groepsdetachering Uiteenlopende sectoren, zie dienstverlening

5. Re-integratieactiviteiten Leerwerktrajecten, workfirstactiviteiten

Het SW-bedrijf is doorgaans goed geworteld in de lokale/regionale arbeidsmarkt. Niet alleen

dankzij het brede dienstverleningspakket en het lidmaatschap van een groot aantal onderne-

mingsverenigingen, maar ook vaak als een van de grote werkgevers in de regio.

Met het leveren van deze diensten zijn SW-bedrijven in de markt actief, en daarmee in concur-

rentie met private marktpartijen die deze of vergelijkbare diensten leveren. Voorbeelden hiervan

zijn dat SW-bedrijven meedoen met openbare aanbestedingen met name in de dienstverlening

en re-integratieactiviteiten.

In de praktijk zien we dat relatief veel omzet uit opdrachten van de eigen gemeente komt (bijv.

de groenvoorziening of de re-integratie van de WWB-klanten). Ook dan is er – zij het indirect –

sprake van concurrentie met marktpartijen.

Om niet marktverstorend te werken hebben SW-bedrijven instrumenten ontwikkeld om tot een

marktconforme tariefstelling te komen (tarieven gecorrigeerd voor de improductiviteit van de

SW-ers). Ook door periodiek deel te nemen aan aanbestedingen of benchmarking in de desbe-

treffende marktsector ontstaat zicht op het al dan niet marktconform opereren.

Naast concurrentie worden ook samenwerkingsvormen en participaties tussen SW-bedrijven en

marktpartijen gezocht om van elkaars ervaringen te leren bij het efficiënt inrichten van bedrijfs-

processen, marktbenadering en het begeleiden en opleiden van medewerkers. Een voorbeeld

hiervan is dat brancheorganisatie Cedris een convenant gesloten heeft met Ondernemersorga-

nisatie Schoonmaak- en Bedrijfsdiensten (OSB).

Bij wet is verboden om de SW-subsidiegelden in te zetten voor marktactiviteiten. Daarom zien

we dat de private (re-integratie)activiteiten die los staan van de gesubsidieerde ondersteuning

van SW-ers vaak separaat zijn georganiseerd in een apart organisatieonderdeel of BV om geen

vermenging tussen publieke en private gelden te krijgen.

2.6 Het SW-bedrijf in exploitatie In onderstaande tabel is een gestileerd voorbeeld weergegeven van de exploitatie van een

gemiddeld SW-bedrijf met 1.000 SW-ers. Voor het grootste deel (€ 37 miljoen) worden de omzet

en de kosten bepaald door de uitvoering van de WSW. Voor een relatief klein deel (€ 3 miljoen)

betreft het omzet en kosten voor overige doelgroepen (cijfers 2009).

De totale kosten bedragen circa € 40 miljoen Dominant in de kosten zijn de loonkosten van de

SW-ers. Deze ontvangen een loon conform CAO. Inclusief algemene personeelskosten als

scholing is dit een bedrag van gemiddeld circa € 27.000 per medewerker.

Daarnaast zijn de loonkosten van de ongesubsidieerde professionals een belangrijke factor.

Deze categorie medewerkers bestaat uit management, begeleiding/staf en direct uitvoerenden

die geen SW-indicatie hebben. Gemiddeld is er bij een SW-bedrijf met 1.000 medewerkers

sprake van een omvang van 100 tot 150 fte aan overige functionarissen.

Tenslotte zien we dat de materiële kosten (kapitaalgoederen, huisvesting, administratie) met

€ 4 miljoen een relatief beperkt deel van de kosten uitmaken.

Page 13: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 11

Totale kosten SW+ overige doelgroepen 40

Kosten SW 37

Arbeidskosten Wsw-medewerkers 27

Arbeidskosten ongesubsidieerde professionals 6

Materiële kosten 4

Kosten overige doelgroepen 3

Arbeidskosten overige doelgroepen 1,5

Arbeidskosten ongesubsidieerde professionals 1

Materiële kosten 0,5

Totale omzet 39

Omzet SW 36

Arbeidsplaats gebondens subsidies* 26

Netto omzet uit eigen productie en dienstverlening** 7

Netto omzet uit detachering 3

Omzet overige doelgroepen 3

Begeleidingsvergoeding re-integratietrajecten 1

Arbeidsplaatsgebonden subsidies 1 Netto omzet uit detachering, productie en dienstverle-ning 1

Exploitatieresultaat -1

Bij de omzet in de SW zien we dat deze vooral bepaald wordt door de arbeidsgebonden subsi-

dies voor de WSW. Deze bedragen over 2009 gemiddeld € 26.000 per SW-plaats. Daarnaast

wordt voor circa € 10 miljoen aan netto omzet gerealiseerd door de SW-ers. Dit betreft omzet uit

eigen productie en dienstverlening (intern en op locatie) en opbrengsten uit detachering.

De omzet bij de overige doelgroepen bedraagt circa € 3 miljoen, bestaande uit vergoedingen,

subsidies en netto omzet.

Per saldo zien we dat het SW-bedrijf gemiddeld in zijn exploitatie tekort komt (- 1 miljoen; -2,5%

van de omzet). Het negatieve exploitatieresultaat wordt gecompenseerd door een gemeentelijke

bijdrage.

Zoals aangegeven betreft dit een gemiddelde weergave. Per SW-bedrijf zijn er verschillen.

Belangrijkste verschillen zitten in de loonkosten van de SW-ers, de arbeidskosten van ongesub-

sidieerde professionals en in de netto omzet. Overige variaties zijn relatief beperkt.

Gemiddeld bedragen de loonkosten van SW-ers circa € 27.000 en ligt daarmee met circa

€ 5.000 ruim boven het wettelijk minimumloon. Per SW-bedrijf kunnen de gemiddelde loon-

kosten verschillen (+/- € 2.000). Dit heeft onder meer te maken met de verdeling van

oud/nieuw bestand, de wijze waarop de verschillende tredes in het loongebouw worden toe-

gepast (startend met WML) en toezeggingen van de werkgever in het verleden over aanvul-

lingen op het cao-loon. Ervaring leert dat deze post voor een SW-bedrijf door de vastgeleg-

de afspraken op de korte termijn nauwelijks tot niet beïnvloedbaar is.

Page 14: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 12

De loonkosten van de ongesubsidieerde professionals is met circa € 6 miljoen een grote

post die deels beïnvloedbaar is. Gemiddeld is bij een bedrijf met 1.000 SW-ers sprake van

een omvang van professionals van circa 105 fte bestaande uit staf- en ondersteunende me-

dewerkers, direct leidinggevenden en uitvoerenden die ter ondersteuning direct in de pro-

ductie worden ingezet. (circa 40 fte). Gemiddeld is de 'overhead' in vergelijking met andere

sectoren beperkt.

Tenslotte zien we de netto toegevoegde waarde bij de verschillende SW-bedrijven uiteenlo-

pen, variërend van circa € 7.000 tot € 13.000 per SW-er. Verschillende oorzaken liggen

hieraan ten grondslag:

de wijze van toerekening van directe (materiële) kosten;

de kwaliteit en productiviteit van het personeelsbestand;

de mogelijkheden in de regionale arbeidsmarkt;

de afname en tarifering van werkzaamheden bij de eigen gemeenten;

de omslag van interne productie richting detachering (van binnen naar buiten).

Onderstaande figuur laat schematisch zien dat de kosten en de omzet bij een individuele SW-er

verschillen met de mate van arbeidsproductiviteit. Gemiddeld is er in de populatie van SW-ers

sprake van arbeidsproductiviteit rond de 35%. In de figuur is weergegeven dat een gebruikelijk

kostenniveau rond de € 37.000 per medewerker ligt. De omzet (netto omzet inclusief subsidie)

ligt met circa € 36.000 net iets lager: het verschil bedraagt circa € 1.000 per SW-er en wordt via

een gemeentelijke bijdrage gecompenseerd.

20% 25% 30% 35% 40% 45% 50%

26

28

30

32

34

36

38

40Kostenlijn per SW-er

VERLIES WINST

SITUATIE 2009

SW

-er

gem

idd

eld

1

Gemeentelijke

bijdrage

Mate van arbeidsproductiviteit

SW

-er

‘bre

ak-e

ven

Page 15: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 13

Voor medewerkers met een lagere arbeidsproductiviteit van bijvoorbeeld rond de 25% zien we

dat de omzet lager is en de kosten hoger onder andere door extra begeleiding die moet worden

ingezet. Deze medewerkers zijn doorgaans werkzaam in de beschutte werkplekken (eenvoudig

productiewerk binnen). Voor een individuele medewerker in deze categorie is er per saldo spra-

ke van een 'verlies' in de exploitatie.

Voor medewerkers met een hogere arbeidsproductiviteit van tegen de 50% zien we dat de om-

zet hoger is en de kosten lager. Deze medewerkers zijn actief in de eenvoudige dienstverlening

of worden gedetacheerd. De kosten zijn relatief laag omdat met detachering in verhouding min-

der kosten zijn gemoeid en in de markt hogere uurtarieven gevraagd kunnen worden. Voor een

individuele medewerker in deze categorie is per saldo sprake van een 'winst' in de exploitatie.

Tenslotte is in de figuur het zogenoemde 'break-even'-punt weergegeven: bij een arbeidspro-

ductiviteit rond de 37% zijn kosten en omzet ongeveer in evenwicht.

Afgelopen jaren zijn SW-bedrijven de omslag gaan maken van binnen naar buiten. Kern daarbij

is dat de medewerkers die een hogere arbeidsproductiviteit hebben, ook daadwerkelijk naar die

functies/ activiteiten worden begeleid waarbij zij de hogere omzet/ toegevoegde aarde kunnen

realiseren. Het ene SW-bedrijf is in deze omslag verder dan het andere. Met deze verschuiving

van binnen naar buiten hebben SW-bedrijven hun financiële situatie kunnen verbeteren.

Belangrijk naar de toekomst is echter om te realiseren dat deze veranderslag zijn grenzen heeft.

Een aantal SW-ers zal nooit in staat zijn om in een detacheringvorm te werken. Daarnaast wordt

steeds meer zichtbaar dat met het verdwijnen van de relatief goede SW-ers van productie naar

detachering, de productieresultaten van de overblijvende medewerkers sterk onder druk komen

te staan. Gevolg is dat het financiële resultaat bij productiebedrijven steeds geringer wordt.

Voor de langere termijn geldt zelfs dat er een verslechtering in de financiële situatie kan optre-

den. De huidige instroom is – onder meer door de aangescherpte indicaties– van een bedui-

dend lagere kwaliteit dan het gemiddelde SW-bestand. Dit betekent dat met de uitstroom van de

relatief productieve medewerkers gaandeweg het gemiddelde bestand een lagere productiviteit

krijgt.

Gevolgen van de bezuinigingen voor 2011

Met het nieuwe regeerakkoord is een bezuiniging van 120 miljoen (€ 1.300 per werkplek) op de

SW ingevoerd. Daarnaast is door het niet/deels doorgaan van prijscompensatie 2010/2011

sprake van een additionele bezuiniging van circa 80 miljoen ( € 900 per werkplek). Aan de hand

van bovenstaand voorbeeld SW-bedrijf wordt helder dat dit de exploitatie voor 2011 zwaar

onder druk zet: bij de door ons gehanteerde voorbeeldexploitatie is aan de omzetkant sprake

van een (relatieve) verslechtering van € 2,2 miljoen.

Aan de kostenkant is het belangrijkste deel (€ 27 miljoen loonkosten SW) niet beïnvloedbaar.

Het betreft de verplichting tot uitbetalen van het cao-loon aan de SW-ers dat in 2010/2011 con-

form reguliere prijsontwikkeling is gestegen. Dit betekent dat een besparing van de kosten ge-

vonden moet worden in de overige kosten (€ 11 miljoen). Deze zijn voor een groot deel perso-

nele en in beperkte mate materiële kosten. Ook deze liggen voor een belangrijk deel vast (vaste

medewerkers en bijvoorbeeld afschrijvingskosten huisvestingen).

Page 16: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 14

Aan de omzetzijde zijn (zeer) beperkte mogelijkheden tot extra inkomsten. Door de economi-

sche situatie staan de tarieven al onder druk en door het beperken van Re-integratiebudgetten

zijn de mogelijkheden voor extra omzet in re-integratieactiviteiten beperkt.

SW-bedrijven proberen onder meer door de beweging van 'binnen naar buiten' versneld door te

voeren, productietaken af te stoten en te snijden in overheadfuncties invulling te geven aan de

bezuinigingen. Per saldo verwachten wij dat deze in 2010/2011 maar ten dele door de SW-

bedrijven kunnen worden opgevangen. In de praktijk betekent dit dat in dit gemiddelde voor-

beeld de negatieve exploitatie van € 1 miljoen uit 2009 zal oplopen tot € 2 à 3 miljoen in

2010/2011.

In onderstaande figuur is dit schematisch weergegeven. De kostenlijn is iets gedaald door de

bezuinigingen, en de omzetlijn is door het lagere subsidiebedrag substantieel gedaald. Het

verschil bedraagt voor de gemiddelde SW-er € 2.500. Ook zien we dat het 'break-even' punt

waar kosten en omzet gelijk zijn opgeschoven is naar circa 40% arbeidsproductiviteit.

20% 25% 30% 35% 40% 45% 50%

26

28

30

32

34

36

38

40Kostenlijn per SW-er

VERLIES WINST

SITUATIE 2011

SW

-er

gem

idd

eld

Gemeentelijke

bijdrage

2,5

Mate van arbeidsproductiviteit

SW

-er

‘bre

ak-e

ven

Page 17: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 15

2.7 Samenvatting van het huidig speelveld In dit hoofdstuk hebben we een schets gegeven van het huidige speelveld met de SW-er, de

gemeente, de rol van de markt, en het SW-bedrijf. Daarna zijn we ingegaan op de exploitatie en

de financiële vooruitzichten voor 2011. Wij hebben het volgende kunnen constateren:

1. De SW-ers zijn een vaste groep medewerkers. Het aantal mensen dat jaarlijks in- en uit-

stroomt is beperkt (circa 6%). Bij de redenen van uitstroom zien we dat dit voor een belang-

rijk deel veroorzaakt wordt door natuurlijke redenen (pensionering, ziekte en overlijden).

Het percentage dat uitstroomt richting reguliere baan is minimaal (hoofdstuk 2.2.).

2. Vrijwel iedere gemeente besteedt de uitvoering van de SW uit aan het eigen SW-bedrijf.

Daarnaast is de gemeente ook aandeelhouder/mede-eigenaar van het SW-bedrijf. In de

jaarlijkse sturingscyclus ligt het accent op het dividend (bij overschot) of cashflowbijdrage

(bij tekort). De onderlinge relatie kenmerkt zich door enige terughoudendheid bij het SW-

bedrijf en een veelal beperkte interesse vanuit de gemeente (hoofdstuk 2.3.).

3. In Nederland zijn circa 90 SW-bedrijven die de WSW uitvoeren voor zo'n 100.000 SW-ers.

De variaties zijn groot in aantal SW-ers, deelnemende gemeenten, juridische structuur en

soort dienstverlening. In de missie/strategie van SW-bedrijven is de afgelopen jaren een

belangrijke verschuiving waarneembaar richting arbeidsontwikkeling van mensen met een

Wsw indicatie en het 'zo regulier mogelijk plaatsen' (hoofdstuk 2.4.).

4. De SW-bedrijven zijn in de marktsector actief. Als leverancier van producten en diensten en

ook als aanbieder van re-integratieactiviteiten. Het SW-bedrijf is doorgaans goed geworteld

in de lokale/regionale arbeidsmarkt. Niet alleen dankzij het brede dienstverleningspakket,

maar ook vaak als een van de grote werkgevers in de regio. In de praktijk zien we dat rela-

tief veel omzet uit opdrachten voor de (eigen) gemeenten komt (hoofdstuk 2.5).

5. De exploitatie van een gemiddeld SW-bedrijf met 1.000 SW-ers) wordt voor het grootste

deel (90%) bepaald door de uitvoering van de WSW. Voor een relatief klein deel (10%) be-

treft het omzet en kosten voor overige doelgroepen. Zoals aangegeven betreft dit een ge-

middelde weergave. Verschillen zitten in de loonkosten van de SW-ers, de arbeidskosten

van ongesubsidieerde professionals en in de netto omzet. Overige variaties zijn relatief be-

perkt Per saldo zien we dat het SW-bedrijf gemiddeld in zijn exploitatie tekort komt

(€ -1 mln). Het negatieve exploitatieresultaat wordt gefinancierd door een gemeentelijke

bijdrage (hoofdstuk 2.6.).

6. Met het nieuwe regeerakkoord is een bezuiniging van in totaal circa 200 miljoen gemoeid.

Zonder aanvullende maatregelen betekent dit een extra tekort op de exploitatie van € 2.200

per werkplek. De grootste kostenpost (loonkosten SW-ers) is niet beïnvloedbaar.

Dit betekent dat een besparing van de kosten gevonden moet worden in de overige kosten

(personeel en materieel). Per saldo verwachten wij dat de bezuinigingen in 2010/2011 maar

zeer ten dele door de SW-bedrijven kunnen worden opgevangen (hoofdstuk 2.6.).

Page 18: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 16

3 Werken naar Vermogen

3.1 De aanloop In het Regeerakkoord is in navolging van de bevindingen van commissie de Vries (2008) aan-

gekondigd dat er één regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt zou komen die WWB,

Wajong en de Wsw hervormt. In het voorjaar 2011 is bekend dat de regeling de naam Wet wer-

ken naar vermogen (Wwnv) zal krijgen.

In het Regeerakkoord is op hoofdlijnen een eerste invulling van de nieuwe regeling gegeven:

• voor jongeren die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn, blijft de Wajong bestaan;

• mensen met een indicatie voor een beschutte werkplek houden toegang tot de Wsw;

• huidige SW-ers worden niet herkeurd en kunnen gewoon in hun SW-bedrijf blijven werken;

• arbeidsgehandicapten met een beperkte verdiencapaciteit worden zoveel mogelijk via

loondispensatie aan de slag geholpen bij reguliere werkgevers. Voor deze groep is een

regeling voor begeleid werken beschikbaar, met loonaanvulling tot maximaal het WML en

persoonlijke voorzieningen (begeleiding, aanpassing werkplek);

• overige middelen voor re-integratie worden alleen nog selectief ingezet voor kwetsbare

groepen op de arbeidsmarkt.

3.2 De uitwerking Op 21 april 2011 heeft de staatsecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de hoofdlij-

nennotitie Werken naar Vermogen aan de Tweede Kamer verzonden. Enige dagen daarna zijn

door de brancheorganisaties Cedris en Divosa beknopte samenvattingen van de voorgenomen

maatregelen opgesteld3. In dit rapport volstaan wij met het noemen van de belangrijkste punten.

De doelgroep van de WWNV bestaat uit alle nieuwe aanvragers met arbeidsvermogen, die nu

nog een beroep zouden doen op WWB/WIJ, Wsw of Wajong. Ook niet-uitkeringsgerechtigden

kunnen aanspraak maken op de WWNV; gemeenten moeten dit vastleggen in een verordening.

Mensen die een beroep doen op de WWNV worden eerst beoordeeld op hun mogelijkheden om

(deels) te werken. Er ontstaan wat betreft de nieuwe instroom 3 groepen:

1. mensen die alleen in de beschutte omgeving kunnen werken (Wsw) ;

2. jonggehandicapten die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn (Wajong);

3. mensen die wel kunnen werken, werken bij voorkeur bij een reguliere werkgever. Onder-

steuning en/of begeleiding is beschikbaar voor wie dat nodig heeft. Voor hen gelden verder

de polisvoorwaarden van de WWB/WIJ.

De Wsw verandert niet voor mensen die op dit moment een Wsw-indicatie hebben . Mensen die

op of na 15 mei 2011 op de wachtlijst komen, worden als hun indicatie verloopt na 1 januari

2013 en ze dan nog op de wachtlijst staan, geherindiceerd volgens het nieuwe regime.

Nieuw instrument voor gemeenten is de loondispensatie, die vanaf 2013 kan worden ingezet.

De doelgroep omvat alle personen in de WWNV die als gevolg van een verstandelijk, lichamelij-

3 www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/wet-werken-naar-vermogen-wwnv; www.divosa.nl en www.cedris.nl;

Page 19: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 17

ke en/of psychische beperking, dan wel om andere redenen, niet in staat zijn zelfstandig 100%

van het WML te verdienen. De werkgever betaalt alleen de loonwaarde. Dat wordt periodiek

vastgesteld door een erkende methode die de arbeidsprestatie van een werknemer op de werk-

plek meet . De aanvulling van het loon mag gefinancierd worden uit het inkomensdeel van het

macrobudget.

De budgetten worden ontschot – WWB/WIJ-middelen en Wsw-budget worden samengevoegd4.

De ontschotting van de budgetten brengt ook een bezuiniging met zich mee, oplopend naar €

800 miljoen in 2015 en € 1,85 miljard structureel .

Er komt een herstructureringsfaciliteit sociale werkvoorziening om de transitieperiode te over-

bruggen. Het gaat om € 400 miljoen over 7 jaar. VNG en Rijk stellen objectieve criteria vast op

basis waarvan een onafhankelijke commissie de herstructureringsplannen gaat beoordelen.

3.3 De opvattingen Het beoogde doel van de nieuwe regeling wordt breed gedragen, maar de uitwerking hiervan

kent nu nog een aantal onduidelijkheden. Voorbeelden hiervan zijn:

de invulling en financiering van de Cao-afspraken;

de wijze waarop de toegangstoets en de loonwaardemeting wordt uitgevoerd;

onduidelijkheid over de verlaging van de Wsw-subsidie;

de wijze waarop met de huidige en toekomstige wachtlijsten moet worden omgegaan;

de besteding van de herstructureringsfaciliteit.

Op het moment van schrijven van dit rapport is nog niet duidelijk hoe het politiek-bestuurlijke

proces gaat verlopen. Een aantal gemeenten heeft aangegeven tegen het bestuursakkoord te

willen stemmen. Het VNG-bestuur heeft hierop aangegeven nogmaals met het kabinet te willen

spreken over de sociale paragraaf.

Een (politieke) beschouwing over de regeling zelf valt buiten het bestek van dit rapport. Wij

constateren wel dat bij veel gemeenten de grootste weerstand de omvang van de bezuinigingen

betreft en in mindere mate de vormgeving van de regeling zelf. Wij gaan er van uit dat de in dit

rapport geschetste strategische vragen (hoofdstuk 4 en verder) onverminderd relevant zullen

zijn ongeacht de definitieve budgetten en de precieze wettelijke vormgeving.

3.4 Consequenties voor de SW-populatie In deze paragraaf wordt kort stilgestaan bij de consequenties van de nieuwe regeling voor de

omvang van de SW-populatie. Doel is dat van de nieuwe instroom maximaal 1/3 een beschutte

werkplek krijgt. Het bestaande klantenbestand blijft dezelfde rechten behouden. Door de jaar-

lijkse uitstroom (in combinatie met een geringere instroom) zal de SW-populatie gaan dalen. Op

de zeer lange termijn is totale SW-populatie gedaald tot 1/3 van de huidige populatie.

4 De huidige financieringssystematiek van de WWB gaat gelden. VNG en kabinet werken gezamenlijk een systematiek uit

die voorkomt dat er onevenredig grote herverdeeleffecten ontstaan als gevolg van de huidige verdeling in de Wsw. De

systematiek is uiterlijk voorjaar 2012 uitgewerkt en treedt in 2013 in werking.

Page 20: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 18

Op dit moment is er sprake van een jaarlijkse uitstroom van 6%. Dit bestaat grotendeels (4,5%)

uit natuurlijke factoren als pensionering, ziekte en overlijden en voor een klein deel (1,5%) uit

overige factoren zoals tijdelijke contracten en ontslag op eigen verzoek.

Wij verwachten dat de zittende populatie met de bestaande rechten de eerste jaren niet meer

zal uitstromen anders dan op basis van de natuurlijke factoren. In onderstaande figuur zijn de

gevolgen voor instroom en uitstroom schematisch weergegeven. Uitgaande van een SW-

populatie van 1.000 klanten, zien we dat jaarlijks er een uitstroom is (-45) en een beperkte in-

stroom op basis van de strengere keuring (+15). Per saldo neemt het klantenbestand jaarlijks af

met circa 30 klanten.

3.5 Financiële consequenties Op het moment van schrijven is het budgettaire plaatje van de regeling nog niet helder. Sommi-

ge varianten gaan uit van een verdere verlaging van de SW-subsidie tot bijvoorbeeld het WML-

niveau (van € 25.500 naar circa € 22.000). In onderstaande figuur is schematisch weergegeven

wat de consequenties zijn van een dergelijke verlaging.

Uit: -45

In: + 15

Bestand

1-1-2013

1.000

Jaar 1

Uit: -45

In: + 15

Bestand

1-1-2014

970

Jaar 2

Uit: -45

In: + 15

Bestand

1-1-2015

940

Jaar 3

Uit: -45

In: + 15

Bestand

1-1-2016

910

Jaar 4

Bestand

1-1-2017

880

Page 21: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 19

Bij de gemiddelde SW-er is er sprake van een verschil tussen de kosten en de omzet van circa

€ 6.000. Bij een arbeidsproductiviteit van circa 50% is er sprake van een kostendekkend niveau.

20% 25% 30% 35% 40% 45% 50%

26

28

30

32

34

36

38

40Kostenlijn per SW-er

VERLIES

SITUATIE 2012 en later

SW

-er

gem

idd

eld

6

Gemeentelijke

bijdrage

Mate van arbeidsproductiviteit

SW

-er

‘bre

ak-e

ven

Page 22: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 20

4 Strategische vragen voor het SW-bedrijf en gemeente

Met de nieuwe Wet werken naar vermogen (Wwnv) verandert het speelveld voor het SW-bedrijf.

De omvang en samenstelling van de doelgroepen verandert, de producten en diensten die voor

deze doelgroepen geleverd worden gaan wijzigen. Opvattingen over de rol van markt en over-

heid leiden mogelijk tot een nieuwe taakverdeling en mede door de financiële druk zal binnen de

overheidsorganisaties een efficiënte inrichting van de processen moeten plaatsvinden.

In onderstaande figuur hebben wij het speelveld schematisch weergegeven.

In dit speelveld onderscheiden wij de volgende vier strategische vragen waarop een SW-bedrijf

met de gemeente antwoord zal moeten geven.

1. Welke doelgroepen onderscheiden we?

2. Welke diensten moeten daarbij geleverd worden?

3. Wat doet de overheid en wat doet de markt?

4. Wat is binnen de overheid een efficiënte taakverdeling?

In de komende paragrafen zullen wij voor deze vier strategische vragen een aantal mogelijke

richtingen schetsen en geven wij een aantal overwegingen om tot een verantwoorde keuze te

komen.

Arbeidsmarkt

Soc.ZakenSW-bedrijf Soc.Zaken UWV RIB OPL Det. WG

uitvoering = de uitvoeringsorganisatie. Dit kan zijn een overheidsorganisatie(SW-bedrijf, gemeentelijke afdeling Sociale Zaken en UWV)of marktpartijen als Reïntegratiebedrijven, Opleidingscentra, Detacheringsbureaus of Werkgevers

= het soort dienstverlening. Dit kan zijn een interne (beschutte) Productieafdeling, dienstverlening, detachering bij reguliere werk-gevers, begeleid werken

= de verschillende doelgroepen. Dit kunnen zijn SW-ers, Wajongers,WWB-ers maar ook andere Niet-Uitkeringsgerechtigden

Legenda:

Page 23: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 21

4.1 Welke doelgroepen?

In de huidige situatie zien we dat bij vrijwel alle gemeenten de volledige doelgroep aan SW-ers

via het eigen (regionale) SW-bedrijf werkzaam is. De enkele uitzonderingen zijn hierop meestal

ingegeven door gemeentelijke herindelingen. Het SW-bestand wordt dan ondersteund door

twee regionale SW-bedrijven die elk een deel van de gemeente verzorgen.

Ofschoon in de huidige wetgeving gemeenten de beleidsvrijheid hebben om SW-ers bij een

uitvoeringsorganisatie naar keuze te bemiddelen is de staande praktijk dat gemeenten het eigen

SW-bedrijf gebruiken.

Voor de SW-bedrijven geldt dat de omzet voor verreweg het grootste deel (circa 90%) bepaald

wordt door de SW-populatie. Daarnaast verrichten SW-bedrijven re-integratieactiviteiten (vaak

voor de eigen gemeente) en incidenteel ook trajecten in opdracht van het UWV (WW, Wajong).

Kijkend naar de toekomst is een breed spectrum aan keuzes mogelijk. In onderstaande tabel

staat een aantal mogelijkheden weergegeven en overwegingen voor deze keuzes. Als uit-

gangspunt hebben wij een SW-bedrijf genomen met op dit moment alleen maar SW-ers (1.000

klanten). In de rechterkolom geven wij een grove indicatie van de mogelijke omvang van het

klantenbestand in 2015.

Keuze doelgroep Toelichting Mogelijke overweging Prognose

klanten 2015

1. Oude SW populatie De integrale combinatie van SW-

ers die intern werken (beschut) +

detachering + begeleid werken

Continuering van de huidige situatie. Door beperking van de

instroom vanaf 2012 treedt geleidelijk een daling van het klan-

tenbestand op (aanname: circa 3 % daling per jaar).

900

2. Alleen SW beschut Concentratie van alleen SW-ers

die intern werken.

Een transparant bedrijfsvoeringmodel waarin de activiteiten en

de kosten per SW-plek relatief vergelijkbaar zijn en de aanstu-

ring overzichtelijk. De huidige gedetacheerde SW-ers (circa

35% van het bestand) worden door een andere partij overge-

nomen.

500

KplusV organisatieadvies, verschil zien verschil maken

Arbeidsmarkt

Soc.ZakenSW-bedrijf Soc.Zaken UWV RIB OPL Det. WG

1. Wie ondersteunt welke doelgroep?

Page 24: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 22

Keuze doelgroep Toelichting Mogelijke overweging Prognose

klanten 2015

3. Oude SW-populatie en

Wajong (oud + nieuw)

De combinatie van SW-ers + de

begeleiding van Wajongers

Verschillen in klantbehandeling per doelgroep zijn relatief be-

perkt. Vergelijkbare activiteiten kunnen eenvoudig worden voor

beide doelgroepen worden georganiseerd. De populatie Wajon-

gers is circa 1,5 groter dan de SW-populatie.

2.250

4. Oude SW-populatie en

Wajong (oud en nieuw) en

deel doelgroep Loondispensa-

tie (vgl met WWB)

Naast bovenstaande combinatie

wordt – in concurrentie met andere

bedrijven – een deel van de

begeleiding van de WWB-klanten

verzorgd

Het SW-bedrijf biedt een infrastructuur waarbinnen verschillen-

de leerwerkplekken gerealiseerd kunnen worden. De huidige

WWB-populatie is met 3.000 klanten substantieel groter dan de

SW-populatie. Bij bijv. 25% van de klanten leidt dit tot een

toename van 750 klanten.

3.000

5. Oude SW-populatie en

Wajong (oud en nieuw) en

volledige doelgroep Loondis-

pensatie

Integrale coördinatie en uitvoering

van alle werkgerelateerde activitei-

ten aan de onderkant van de

arbeidsmarkt

Het SW-bedrijf biedt een infrastructuur waarbinnen verschillen-

de leerwerkplekken gerealiseerd kunnen worden. De WWB-

populatie is met 3.000 klanten substantieel groter dan de SW-

populatie.

5.250

6. Oude SW-populatie en

(deel van) AWBZ-

dagbesteding

Een deel van de dagactiviteiten

wordt door het SW-bedrijf

verzorgd

Het SW-bedrijf biedt een infrastructuur waarbinnen verschillen-

de dagbestedingprogramma's gerealiseerd kunnen worden. De

wijze van ondersteuning voor beschut werken en zorgbehoef-

tigden is relatief vergelijkbaar. De AWBZ-populatie per gemeen-

te is vooralsnog weinig transparant. In deze tabel hebben we

een aanname gehanteerd van 500 trajecten.

1.400

De precieze omvang van de doelgroep zal mede bepaald worden door de exacte invulling van

de doelgroep loonwaarde en het aantal klanten dat een regulier integratietraject zal volgen.

Samengevat zien we dat de uiteindelijke doelgroep voor het SW-bedrijf fors groter dan wel aan-

zienlijk kleiner kan worden dan in de huidige situatie.

Wij spreken niet op voorhand een voorkeur uit voor een van deze varianten. Wel willen wij enke-

le aandachtspunten meegeven:

de onderlinge verschillen tussen de doelgroepen Wajong, WWB en SW worden door de

meeste betrokkenen als relatief klein beschouwd. Vanzelfsprekend zijn er in de klantenbe-

handeling verschillen tussen mensen met fysieke en psychische beperkingen. Deze ver-

schillen zijn echter ook aanwezig binnen de huidige doelgroep;

ook wordt een onderscheid naar bijvoorbeeld 'niet willen' (WWB) en 'niet kunnen' (SW) door

betrokkenen als weinig zinvol beschouwd voor het inrichten van een nieuw doelgroepenbe-

leid. Kern is het neerzetten van een stevige infrastructuur gericht op werk, waarmee fysieke

dan wel ervaren belemmeringen worden weggenomen;

daarnaast wijzen verschillende betrokkenen op een juiste fasering. Met de huidige bezuini-

gingen voor 2011 gevolgd door een latere overdracht van nieuwe klanten (2012 of later) be-

staat het risico dat een infrastructuur wordt ingekrompen die enkele jaren later weer moet

worden opgebouwd;

gezien de onzekere omvang van het klantenbestand is het hoe dan ook wenselijk om de

verschillende kostenposten waar nodig te flexibiliseren (huur in plaats van koop, tijdelijke

contracten in plaats van vaste). bij gemeenten en SW-bedrijven bestaat grote onduidelijk-

heid over de rol van het UWV. Verwachting is dat binnen afzienbare tijd de verantwoorde-

lijkheid ook naar de gemeenten komt, maar dat de daadwerkelijke uitvoering mogelijk gefa-

seerd op een later tijdstip plaatsvindt.

Tenslotte spreken bestuurders en managers hun zorg uit over de ontbrekende ondersteuning

van de 'overige doelgroepen'. Een deel van de voorgenomen Rijksbrede bezuinigingen vindt

niet plaats door een begeleide uitstroom naar de arbeidsmarkt maar door een korting in de

Page 25: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 23

inkomenssituatie (bijvoorbeeld door de toets op inkomen huishouden bij Wajongers). Voor deze

en voor andere doelgroepen zullen re-integratiemiddelen ontbreken. Breed gedragen zien wij in de praktijk nu de wens bij gemeenten en SW-bedrijven om het

nieuwe doelgroepenbeleid integraal op te pakken. In de uitwerking leidt dit tot verschillende

keuzes.

Voorbeelden van keuzes voor verschillende doelgroepen

Sociale Zaken Leiden heeft samen met het SW-bedrijf DZB de lijn ingezet om dit vraagstuk integraal te

benaderen. Het SW-bedrijf had de laatste jaren al een transformatie doorgemaakt in het ontwikkelen van

leerwerkplekken en het van binnen naar buiten plaatsen.

Vooruitkijkend naar de nieuwe regeling beschouwt de gemeente Leiden DZB als de logische partner om de

uitvoering ter hand te nemen. Belangrijk pluspunt is dat het SW-bedrijf – in tegenstelling tot private partijen

– een lange termijn doelstelling hanteert in het ontwikkelen van mensen. Juist bij deze doelgroep zijn korte

termijn rendementen niet reëel en niet wenselijk.

SW-bedrijf de Landergroep heeft samen met de 9 regiogemeenten (Tiel en omgeving) besloten om alle

werkgerelateerde activiteiten onder te brengen in één nieuw te ontwikkelen entiteit. De bestuurders uit de

regio hebben inmiddels de randvoorwaarden vastgesteld waarbinnen een dergelijke organisatie ontwikkeld

moet gaan worden. De sporen betaald werk, werken naar vermogen en vrijwilligerswerk gaan tot het do-

mein van de nieuwe entiteit behoren en uitgesproken is dat inkomen en inkomensondersteuning tot de

scope van de opdracht worden gerekend. Keuzes gaan gemaakt worden over onder meer het bedienen

van de verschillende doelgroepen en welke uitvoeringsorganisaties hierbij een rol spelen. De drie afdelin-

gen Sociale Zaken in de regio gaan samen met het SW-bedrijf een ketenplan opstellen hoe deze nieuwe

samenwerking er uit gaat zien.

Page 26: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 24

4.2 Welke producten/diensten?

In de huidige situatie zien we dat de meeste SW-bedrijven een breed scala aan diensten leve-

ren. In de kern kunnen de volgende hoofdcategorieën onderscheiden worden (hoofdstuk 2):

Producten/diensten Voorbeelden

1. Productie Houtbewerking, metaal, grafisch, montage

2. Dienstverlening Groen, schoonmaak, postbezorging, catering, verpakking

3. (Groeps)detachering Uiteenlopende sectoren, zie dienstverlening

4. Begeleid werken Uiteenlopende sectoren, zie dienstverlening

5. Re-integratieactiviteiten Leerwerktrajecten, workfirstactiviteiten

Afgelopen jaren heeft een trendmatige verschuiving plaatsgevonden van intern productiegericht

werk naar dienstverlening en gaandeweg het meer naar buiten plaatsen van medewerkers via

detachering. Deze beweging van 'binnen naar buiten' heeft er toe geleid dat een belangrijk deel

van de SW-ers inmiddels in een vorm van individuele of groepsdetachering buiten de muren van

het SW-bedrijf werkzaamheden verricht, onder de noodzakelijke begeleiding en ondersteuning

van het SW-bedrijf. Streefmodel is het zogenaamde '3 x 1/3 model': 1/3 beschut binnen wer-

kend, 1/3 beschut buiten werkend in dienstverlening als groen en schoonmaak en 1/3 individu-

eel detacheren en begeleid werken.

Kijkend naar de toekomst is in principe een breed spectrum aan diensten mogelijk. De Wwnv

maakt slechts op hoofdlijnen onderscheid in 'beschut werken' en 'begeleiding'. De wijze waarop

dit wordt vormgegeven is de beleidsvrijheid van de gemeenten. Beschut werken kunnen we

vergelijken met de bovengenoemde eerste twee producten/ diensten: de interne productie en

dienstverlening. De SW-er werkt onder directe aansturing van het SW-bedrijf in een vertrouwde

veilige omgeving.

KplusV organisatieadvies, verschil zien verschil maken

Arbeidsmarkt

Soc.ZakenSW-bedrijf Soc.Zaken UWV RIB OPL Det. WG

2. Welke diensten moeten geleverd worden?

Page 27: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 25

Onder begeleiding werken kunnen we vergelijken met de huidige vormen van detachering en

begeleid werken (in dienst bij werkgever met ondersteuning door SW-bedrijf). Wij gaan ervan uit

dat in de toekomst een gespecialiseerde organisatie nodig zal blijven waarbinnen de beschutte

werkplek kan worden gerealiseerd. Voor begeleid werken en detachering zijn andere organisa-

tievormen denkbaar.

Daarnaast roept de verandering in de AWBZ (dagbesteding) de vraag op wat een passend

aanbod van activiteiten is in het laagste segment van arbeidsproductiviteit (de categorie 0 tot

20%). Verschillende SW-bedrijven ontwikkelen sinds kort nieuwe diensten voor deze doelgroep.

Anders gesteld geeft de Wwnv-gemeenten en SW-bedrijven de ruimte om verschillende soorten

diensten aan te bieden en legt op voorhand geen beperkingen op.

De vraag is of de in gang gezette trendmatige verschuiving van interne productie naar dienst-

verlening gevolgd door detachering de komende jaren zal worden voortgezet en wat dan een

gewenst eindniveau is.

Bij deze strategische vraag willen wij enkele aandachtspunten meegeven.

Een kapitaalintensief productiebedrijf ondersteund door de overheid vinden wij niet aanne-

melijk. Om voor dergelijke bedrijven commercieel aantrekkelijk te zijn en blijven is een busi-

nessmodel nodig gericht op technologische verbeteringen, procesinnovatie en levering dicht

bij huis. Anders valt niet te concurreren tegen de lagelonenlanden. Belangrijke relativering is

overigens dat productiewerkzaamheden in de SW-sector doorgaans kapitaalextensief zijn.

Feitelijk zijn het vooral dienstverlenende activiteiten zoals eenvoudige assemblage et cetera.

De beweging van 'binnen naar buiten' is de afgelopen jaren voortvarend ingezet, maar de

behaalde resultaten per SW-bedrijf verschillen. Bij ieder afzonderlijk SW-bedrijf is het wen-

selijk om een oordeel te vormen welke aanvullende resultaten in de toekomst nog mogelijk

zijn.

Belangrijk vinden wij dat deze beweging vooral ingegeven moet zijn door het bieden van

passend werk voor de desbetreffende medewerker, gegeven de persoonlijke karakteristie-

ken. Dankzij het huidige subsidiestelsel (een uniforme SW-subsidie voor elke vorm van

dienstverlening) is detachering met de lagere uitvoeringskosten financieel aantrekkelijk voor

het SW-bedrijf. Dit lijkt een win-winsituatie maar is in zekere zin een 'toevalligheid' gecre-

ëerd door het uniforme subsidiestelsel. Bij een nieuw subsidiestelsel zou de financiële prik-

kel anders kunnen gaan liggen. Primair uitgangspunt is om voor iedere categorie medewer-

kers de optimale werkplek te creëren losstaand van een kosten/baten-analyse per persoon.

Mede door de druk van de economische situatie en de bezuinigingen zien wij op een aantal

plaatsen de opvatting dat de gemeente een medeverantwoordelijkheid heeft in het genere-

ren van omzet voor het SW-bedrijf. Gezien de financiële eindverantwoordelijkheid bij de

gemeente ligt het voor de hand om de mogelijkheden tot het verrichten van werkzaamheden

binnen de eigen gemeente goed te verkennen. Belangrijk vinden wij hierbij wel dat bij de

vergoeding van de diensten eenzelfde commerciële vergoeding gegeven wordt als bij priva-

te partijen. Anders zou sprake zijn van marktverstoring en indirecte subsidiëring.

Page 28: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 26

Voorbeelden van keuzes voor verschillende soorten van dienstverlening

SW-bedrijf Reestmond (Meppel en omgeving) heeft het bedrijf gepositioneerd als Bedrijfsverzamelgebouw

in de regionale markt. Zij bieden marktpartijen een infrastructuur waarin zij een deel van de huisvesting +

faciliteiten kan huren in combinatie met een detachering van medewerkers. De overwegingen hierbij zijn:

de commerciële risico's van kapitaalgoederen en omzet zijn voor de marktpartij;

medewerkers worden formeel gedetacheerd maar kunnen binnen hetzelfde gebouw werkzaam blijven

(en daarmee een overbrugbare mentale stap)Infrastructuur en begeleiding is dichtbij aanwezig;

optimaal gebruik van onroerend goed.

SW-bedrijf DCW (Enschede) heeft besloten om alle kapitaallasten en hulpmiddelen in de dienstverlening te

minimaliseren en daarmee de dienstverlening in de kern te richten op een vorm van detachering. Overwe-

ging daarbij is de noodzakelijke flexibiliteit in de bedrijfsvoering gericht op de toekomstige veranderingen,

en de overtuiging dat een commerciële partij een betere afweging kan maken wat de juiste hulpmiddelen

zijn. Ter illustratie: ook al is een groenbedrijf naar verhouding kapitaalextensief, een professionele markt-

partij kan een betere inschatting maken welk materieel en hulpmiddelen (bladblazers, schoffels, passende

werkkleding) voor het uitvoeren van deze dienst het beste zijn en draagt het commerciële risico van inves-

teringen en optimaal gebruik.

Page 29: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 27

4.3 Markt en overheid

In de huidige situatie zien we dat het zwaartepunt van de activiteiten voor SW-bedrijven de

uitvoering van de WSW betreft. De re-integratieactiviteiten beslaan maar een relatief klein deel

van de omzet. Meestal betreft dit activiteiten die vanuit de eigen gemeente/afdeling Sociale

Zaken worden uitbesteed.

Vanuit gemeenten bezien wordt de uitvoering van de WSW vrijwel altijd volledig uitbesteed aan

het eigen SW-bedrijf. Er wordt zelden of niet van andere partijen gebruik gemaakt.

Bij de uitvoering van de WWB zien we echter een brede schakering van besteding van de gel-

den uit het Participatiebudget. Deels betreft dit de inzet van eigen personeel (casemanage-

ment), trajecten aan re-integratiebedrijven en Opleidingsinstituten en vormen van loonkosten-

subsidies.

Afgelopen jaren is landelijk veelvuldig de discussie gevoerd of gemeenten het re-integratie- en

participatiebeleid zelf moeten doen, aanbesteden of samenwerken. Verschillende publicaties

zijn hierover verschenen onder meer van de Raad voor Werk en Inkomen (RWI)5.

In deze onderzoeken wordt een duidelijke trend gesignaleerd. Na het afschaffen van verplichte

aanbesteding in de markt wordt steeds vaker voor samenwerkingsvormen gekozen.

De weg naar de arbeidsmarkt werd in deeltrajecten en deelactiviteiten geknipt, waarvoor ver-

schillende aanbieders werden gezocht, waaronder de gemeente zelf.

Een groeiend aantal gemeenten lijkt nu de behoefte te hebben om zowel de aansturing als de

uitvoering van het re-integratiebeleid meer bij de gemeenten zelf te leggen.

5 De Raad voor Werk en Inkomen (RWI) heeft onderzoek gepubliceerd in 2008 ('Ontwikkelingen op de Re-integratiemarkt')

en 2009 ('Re-integratie door gemeenten: zelf doen, uitbesteden of samenwerken').

KplusV organisatieadvies, verschil zien verschil maken

Arbeidsmarkt

Soc.ZakenSW-bedrijf Soc.Zaken UWV RIB OPL Det. WG

3. Wat doet de overheid en wat doet de markt?

Page 30: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 28

Onderzoeken tot nu toe hebben geen uitsluitsel gegeven dat private uitvoering van re-integratie

succesvoller is dan publieke uitvoering. Geconstateerd kan worden dat naast het vraagstuk van

marktwerking er ook andere factoren zijn die het succes van re-integratie bepalen6:

bestuurlijk leiderschap en gemeenschappelijke visie van opdrachtgevers, uitvoerders en

ketenpartners;

kwaliteit van sturing door de opdrachtgever (zakelijkheid in combinatie met partnerschap);

kwaliteit en inzet van de mensen.

Kijkend naar de toekomst kunnen gemeenten een nieuwe afweging gaan maken hoe zij zich als

opdrachtgever willen verhouden tot marktpartijen en overheidsorganisaties. In ons perspectief

zijn hierbij verschillende afwegingen van belang:

Het speelveld ligt open. Op dit moment lijken in veel regio's de gemeenten en de SW-

bedrijven de vanzelfsprekende partners om deze activiteiten ter hand te nemen. Toch is

goed voorstelbaar dat andere partijen als re-integratiebedrijven, ROC's en zorginstellingen

een rol in deze markt willen blijven spelen of gaan spelen.

In de toekomst is sprake van substantieel kleinere re-integratiebudgetten. Moeilijk te voor-

spellen is in hoeverre dit leidt tot het geleidelijk 'opdrogen van de markt' of dat er juist een

concentratie plaats zal gaan vinden van een klein aantal spelers (vechtersmarkt, shake out).

De mogelijkheid tot samenwerking met marktpartijen wordt mede bepaald door de aanwe-

zigheid in de regionale arbeidsmarkt. Als in de regio verschillende commerciële partijen

eenvoudig productiewerk verrichten ligt het meer voor de hand om als SW-bedrijf/gemeente

vooral de (groeps)detachering/begeleiding te verzorgen in plaats van zelf een productiepro-

ces in te richten en te onderhouden7. Ook zien we dat detacheringbedrijven en uitzendbu-

reaus op basis van eigen commerciële afwegingen besluiten om al dan niet in een regio

aanwezig te zijn waardoor de mogelijkheden tot samenwerking/ uitbesteding kunnen varië-

ren.

Bij de grotere werkgevers en brancheverenigingen is een toenemende bezorgdheid over de

aanstaande krapte in de arbeidsmarkt, zeker in sectoren met relatief laag geschoold perso-

neel als schoonmaak, reiniging, transport en huishoudelijke verzorging. Deze partijen heb-

ben vanuit hun eigen continuïteit een intrinsiek belang om de toestroom van nieuwe ar-

beidskrachten te kunnen blijven realiseren. De wens bestaat om in samenwerkingsvormen,

allianties of ook via dochterbedrijven een deel van de (potentiële) nieuwe arbeidskrachten te

ondersteunen en begeleiden. Niet alleen op lokaal niveau maar ook op landelijk niveau wor-

den nu door Cedris, Divosa en VNG initiatieven ontwikkeld om in een landelijke stichting tot

nauwere samenwerking in de arbeidsmarkt te komen.

De ontwikkelingen bij de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) vanaf 2006 laat zien

dat gemeenten in de beginsituatie vooral negatieve ervaringen hadden met aanbestedingen

(minimaliseren van de tarieven voor de huishoudelijke hulp). Gaandeweg is bij gemeenten

het inzicht ontstaan dat het Europese aanbestedingsrecht de nodige ruimte biedt voor aller-

lei vormen van aanbestedingen waarin kwaliteitscriteria een belangrijke/bepalende rol ver-

vullen. Wij sluiten niet uit dat op termijn aan de onderkant van de arbeidsmarkt vergelijkbare

vormen van aanbestedingen ontwikkeld gaan worden.

Als uiteindelijk de afweging gemaakt is wat een gewenste taakverdeling is tussen markt en

overheid is van groot belang om tot de juiste financieringsafspraken en prikkels te komen.

6 In de notitie Werken aan de Stad van de gemeente Tilburg zijn de verschillende voor- en nadelen transparant uitgezet.

7 Concreter gesteld: deze afweging ligt anders in Rotterdam-Rijnmond/Haarlemmermeer dan in Oost-Groningen.

Page 31: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 29

In hoofdstuk 7 werken wij nader uit welke mogelijke financieringswijzen en overige afspraken

gehanteerd kunnen worden.

Voorbeeld van een keuze tussen marktwerking en overheid

De gemeente Tilburg heeft bij het nieuw te ontwikkelen Werkbedrijf voor de stad aan de gemeenteraad de

keuze voorgelegd in hoeverre dit werkbedrijf door private partijen dan wel door het SW-bedrijf (de Dia-

mantgroep) zou worden uitgevoerd. Hierbij zijn twee modellen onderscheiden:

Model 1: het huidige semi-marktgestuurde model blijft in tact, maar de sturing wordt geïntensiveerd op de

inzet van maatschappelijk nuttig werk bij de beklimming van de participatieladder.

Model 2: de re-integratie- en participatie inzet wordt nog méér gebundeld bij de Diamant Groep, die de

opdracht krijgt om daarbij het organiseren van maatschappelijk nuttig werk als uitgangspunt te hanteren.

Om tot een keuze te komen zijn beide modellen beoordeeld aan de hand van een uitgebreide checklist van

succesfactoren. De beoordeling hiervan is gebaseerd op een analyse van in- en externe stakeholders en

andere partijen. Daarna zijn beide modellen verder uitgewerkt aan de hand van een aantal aspec-

ten/indicatoren. Alles afwegende heeft dit geleid tot een voorkeursmodel waarin de activiteiten worden

geconcentreerd in de Diamant Groep.

4.4 Efficiënte uitvoering

In de huidige situatie zien we dat bij veel gemeenten het SW-bedrijf op relatief grote afstand

staat met een Gemeenschappelijke Regeling of een overheids-NV. Bij enkele grotere gemeen-

ten zien we dat het SW-bedrijf onderdeel uitmaakt van de gemeentelijke organisatie maar ook

dan als een vrijwel zelfstandige organisatie opereert.

De strategische contacten tussen SW-bedrijf en gemeente zijn hoofdzakelijk beleidsmatig en

financieel van aard (invulling van de opdrachtgever- opdrachtnemerrelatie).

KplusV organisatieadvies, verschil zien verschil maken

Arbeidsmarkt

Soc.ZakenSW-bedrijf Soc.Zaken UWV RIB OPL Det. WG

4. Wat is een efficiënte taakverdeling binnen de overheid?

Page 32: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 30

In de dagelijkse uitvoering van de WSW zijn de contacten tussen SW-bedrijf en gemeente door-

gaans zeer beperkt.

De indicatiestelling vindt plaats bij het UWV en vervolgens komt de SW-er op de wachtlijst. Als

er een plaats vrijkomt in het SW-bedrijf wordt de medewerker geplaatst. Het wachtlijstbeheer

wordt ofwel uitgevoerd door het SW-bedrijf ofwel door de gemeente. Als

uitvoerder van re-integratietrajecten heeft het SW-bedrijf meer operationele contacten met de

gemeente. Dan vindt frequent overleg plaats tussen bijvoorbeeld de klantmanager Sociale Za-

ken en de re-integratieconsulent van het SW-bedrijf.

Kijkend naar de toekomst zien wij een breed gedragen opvatting dat kritisch gekeken moet

worden naar een efficiënte rolverdeling tussen de verschillende overheidsorganisaties.

De taken en positie van het UWV zijn op dit moment nog ongewis. Wij beperken ons in deze

paragraaf daarom tot de taakverdeling tussen SW-bedrijf en de afdeling Sociale Zaken.

Een voor de hand liggend onderscheid is het beleggen van regie- en beleidstaken bij de ge-

meente/Sociale Zaken en de uitvoering bij het SW-bedriif. Een verdieping is noodzakelijk om tot

een efficiënte inrichting van de processen te komen. In onderstaande tabel onderscheiden wij in

de huidige situatie verschillende functies die samenhang dan wel een mogelijke overlap kunnen

vertonen.

Functie Afdeling Sociale Zaken SW-bedrijf

Beleid Re-integratiebeleid Uitvoeringsbeleid

Arbeidsmarktbenadering Werkgeversbenadering Detachering, matching, lokaal netwerk

Klantbeheer Indicatiestelling, participatieladder Wachtlijstbeheer, werkladder

Casemanagement Vaststellen begeleidingstraject case-

manager

Begeleiding door re-integratieconsulent

Financiële backoffice Subsidieverstrekking, uitkeringsadmini-

stratie

Subsidieverstrekking, personeelsadmi-

nistratie

Inkoop Opleidingen, ICT, externe capaciteit Opleidingen, ICT, externe capaciteit

De lokale opgave is ons inziens om kritisch te analyseren welke overlappen tussen de verschil-

lende organisaties bestaan. Dit wil niet zeggen dat vergelijkbare functies direct moeten worden

samengevoegd of geconcentreerd binnen één van de twee organisaties. Omwille van de inte-

grale samenhang binnen één afdeling Sociale Zaken of SW-bedrijf kan het toch gewenst zijn om

in beide organisaties dezelfde disciplines te hebben.

Bij deze strategische vraag voorzien wij in de toekomst een nauwere afstemming tussen afde-

ling Sociale Zaken en SW-bedrijf. Hierbij willen wij enkele aandachtspunten meegeven:

Vanuit werkgeversperspectief is wenselijk om de arbeidsmarktbenadering in één hand te

concentreren. Voor een werkgever is het moeilijk om onderscheid te maken naar de ver-

schillende soorten regelingen en ongewenst om te maken te hebben met meerdere acquisi-

teurs, vacaturebemiddelaars en aanspreekpunten.

Met de beperkte beschikbare budgetten waarmee re-integratiekosten, begeleiding en even-

tuele loonkostensubsidie moeten worden gefinancierd is zowel voor de ontvanger van de

subsidie als omwille van een goed budgetbeheer wenselijk om de subsidieverstrekking in

één hand te houden.

Voor de klant (WWB-er, Wajong of SW-er) is het wenselijk om één contactper-

soon/klantmanager te hebben.

Page 33: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 31

Voor een transparante opdrachtgever-opdrachtnemerrelatie is het noodzakelijk om aan

beide kanten de benodigde expertise in huis te hebben om deze relatie goed invulling te

kunnen geven.

Voorbeeld van een keuze voor een efficiënte uitvoering

SW-bedrijf DCW (Enschede) is onderdeel van de gemeentelijke organisatie. Anticiperend op de nieuwe

ontwikkelingen heeft bestuur en management besloten om de organisatie-inrichting van Sociale Zaken en

SW-bedrijf opnieuw te bezien.

Voorop staat de lijn dat de verschillende doelgroepen van SW, WWB en Wajong integraal worden opge-

pakt. Dit betekent dat een nieuwe organisatie ingericht gaat worden waarin voor SW en SZ gezamenlijk de

beleids-, ontwikkel- en uitvoeringsfuncties worden ingericht. Zo kunnen in de nieuwe organisatie de krach-

ten worden gebundeld, worden handelingen die tot nu in beide organisaties gecentraliseerd en wordt het

beste van '2-werelden' samengebracht. Een voorbeeld van dat laatste is de binnen DCW ontwikkelde

diagnose expertise die in de nieuwe situatie ook direct voor andere klantgroepen beschikbaar is.

Op dit moment is het management van beide organisaties aan de slag met de veranderopdrachten. Ko-

mende maanden ontstaat meer helderheid over de exacte inrichting.

Page 34: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 32

5 Bedrijfsmodellen en bedrijfs-voering

In het vorige hoofdstuk is besproken welke doelgroepen in de toekomst bediend kunnen wor-

den. Vervolgens is ingegaan op de vraag welke producten/diensten het SW-bedrijf in de toe-

komst aan zijn klanten kan bieden.

Vooral deze laatste vraag zal bepalend zijn voor het soort SW-bedrijf in de toekomst. In dit

hoofdstuk zullen wij antwoord geven op de volgende vragen:

1. Welke bedrijfskarakteristieken kunnen onderscheiden worden bij de verschillende soorten

producten/diensten?

2. Wat zijn de verschillende risico's bij deze producten/diensten?

3. Wat zijn eisen aan de bedrijfsvoering bij deze producten/diensten?

5.1 De producten/diensten bepalen het soort bedrijf In onze analyse onderscheiden wij in eerste instantie de 5 producten/diensten uit hoofdstuk 4.2.

die bij de SW-bedrijven het meest voorkomen ( productie, dienstverlening, detachering, begelei-

ding en re-integratie). Ieder van deze producten/diensten heeft zijn eigen karakteristieken. We

bekijken eerst vanuit een bedrijfseconomisch perspectief wat het betekent als een bedrijf een

dergelijk product/dienst levert en wat de overeenkomsten en verschillen zijn met de andere

producten/diensten.

Aan onze analyse hebben wij de producten/diensten van een uitzendbureau en een zorgverle-

ner toegevoegd.

Een uitzendbureau kan worden beschouwd als een specifieke vorm van detachering waarbij

(eenmalig) een medewerker wordt geplaatst bij een werkgever, zonder dat er sprake is van

een dienstverband met een regulier salaris.

Een zorgverlener is toegevoegd in het bijzonder omdat in de toekomst een SW-bedrijf mo-

gelijk ook dagbestedingactiviteiten kan gaan verrichten. Bij verschillende bedrijven zijn daar

eerste ervaringen mee opgedaan.

Bij de analyse van deze producten/diensten maken wij onderscheid naar de volgende aspecten:

Marktkarakteristieken De kernactiviteit

Het verdienmodel

De afnemer(s) van de diensten)

Interne bedrijfsvoering Benodigde competenties

Benodigde kapitaalgoederen

Interne sturing Kritische succesfactoren)

Ondernemingsrisico's Afzetrisico

Bepalende kostenfactoren

Page 35: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 33

Ieder product/dienst heeft zijn eigen karakteristieken.

De kernactiviteit bij een productiebedrijf is het verrichten van (eenvoudig) productiewerk. Zo

zien we dat bij productiebedrijven het zwaartepunt ligt op de prijs/kwaliteitverhouding van

het product. In hoeverre dit product tot stand gebracht is door bijvoorbeeld SW-ers is van

ondergeschikt belang. Bij begeleid werken staat juist het ondersteunen van deze medewer-

kers centraal.

Het verdienmodel verschilt naar prijzen per product, aantal uren * uurtarief, bemiddelingsfee

of integrale prijzen overeengekomen via offertes en aanbestedingen.

De afnemers van de producten/diensten variëren van werkgevers in de arbeidsmarkt (deta-

chering) tot uitvoerende managers in de gemeente (dienstverlening).

Benodigde competenties van het personeel lopen uiteen van procesinrichting tot matching

van vacatures.

Benodigde kapitaalgoederen variëren van vrijwel nihil tot forse investeringen in productie-

omgeving.

Kritische succesfactoren verschillen van bezettingspercentage, volumeproductie tot kwaliteit

dienstverlening.

Ondernemingsrisico's verschillen per soort dienstverlening. Bij ieder bedrijf is sprake van

een afzetrisico en zijn de loonkosten van de professionals een bepalende factor. Onder-

scheidend verschil is dat bij productie-, dienstverlenings- en detacheringsbedrijven het be-

drijf de loonkosten van de (geïndiceerde) medewerkers betaalt en daarmee het risico van

een optimale inzet.

Onze boodschap in dit rapport is dat per type product/dienst de bedrijfskarakteristieken substan-

tieel verschillen en om expliciete afwegingen vragen welke risico's gelopen (moeten) worden en

welke eisen dit stelt aan de bedrijfsvoering.

Page 36: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 35

Soort product/dienst Kernactiviteit Verdienmodel Afnemers van pro-

ducten/diensten

Benodigde compe-

tenties

(personeel)

Benodigde kapitaal

goederen (materieel)

Kritische succesfactoren Bepalende kostenfacto-

ren

Productiebedrijf Eenvoudig productie-

werk

Marge x volume Meestal van business

to business

Kwaliteitsmedewerker

en productieprocesin-

richting

Productieomgeving (loca-

tie en machines)

Kostprijs, voldoen aan

specs. snelheid, flexibiliteit

Kapitaallasten

Loonkosten professional

Loonkosten uitvoerend

medewerker

Dienstverleningsbedrijf Eenvoudige hand

matige handelingen

(schoonmaak, groen)

#uren * uurprijs me-

dewerker of totaal

prijs conform offer-

te/aanbesteding

Vaak vaste klanten,

bijvoorbeeld gemeen-

ten

Kwaliteitsmedewerker

en inrichting dienst-

verleningsproces

Ondersteunend materieel Kwaliteit dienstverlening,

productiviteit per mede-

werker

Loonkosten professional

Loonkosten uitvoerend

medewerker

Detacheringbedrijf Matchen en tijdelijk

plaatsen van eigen

arbeidskrachten

# uren * uurprijs

medewerker

Werkgevers (privaat

en overheid)

Accountmanager Beperkt Kwaliteit medewerker,

bezetting %.

Loonkosten professional

Loonkosten uitvoerend

medewerker

Uitzendbureau Matchen en plaatsen

van (externe) ar-

beidskrachten

Bemiddelingsfee Werkgevers (privaat

en overheid)

Intercedent Beperkt Snelheid succesvolle

plaatsing en volume

Loonkosten professional

Begeleid werken bedrijf Begeleiding van

derden op eigen

werkplek

# uren * uurtarief

begeleider of

conform offer-

te/aanbesteding

Werkgevers (privaat

en overheid)

Arbeidsdeskundige

Coach

Beperkt Kwaliteit dienstverlener,

bezetting %.

Loonkosten professional

RI bedrijf Opleidingstrajecten

en werkervarings-

plaatsen

# opleidingsuren *

uurtarief opleider of

conform offer-

te/aanbesteding

Vooral overheden

(gemeente, UWV)

Opleider

Stagebegeleider

Opleidingsfaciliteiten

(locatie)

Kwaliteit dienstverlener,

snelle uitstroom, volume

trajecten.

Loonkosten professional

Zorgbedrijf Dagbesteding-

activiteiten

# begeleidingsuren *

uurmarkttarief of

conform offer-

te/aanbesteding

Overheden (gemeen-

te, AWBZ) en indivi-

duen (PGB)

Medewerker dagbe-

steding

Zorgfaciliteiten (locatie) Kwaliteit zorg, optimalise-

ren opvangcapaciteit

Loonkosten professional

Page 37: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 36

5.2 Ondernemingsrisico's Het lopen van risico's en het benutten van kansen op rendement vormen de kern van onderne-

merschap. Belangrijke overweging voor een overheidsgerelateerd bedrijf is de mate waarin een

bedrijf volledig risicodragend kan en wil zijn en welke beheersmaatregelen genomen moeten

worden.

Bij ieder bedrijf opererend in de markt is sprake van een afzetrisico. Bij een bedrijf in eigendom

van de gemeenten wordt het doorgaans als wenselijk ervaren om dit afzetrisico te beperken,

bijvoorbeeld door dienstverleningsovereenkomsten of leveringscontracten voor de langere ter-

mijn af te sluiten.

Bij een productiebedrijf kan dat door allianties te sluiten met marktpartijen (gezamenlijke

investering, verplichte afname binnen bandbreedte et cetera).

Bij een dienstverleningsbedrijf kunnen contracten afgesloten worden met de eigen gemeen-

te. Voorbeelden zijn het functioneren als werkbedrijf voor de eigen gemeente waarin aller-

hande gemeentelijke activiteiten voor de lange termijn worden uitgevoerd (openbaar groen,

schoonmaak, post et cetera). Keerzijde is dat een te langdurige contractrelatie tot een indi-

recte subsidiestroom kan leiden.

Soort product/dienst Afzetrisico Loonkosten

professional

Kapitaallasten Loonkosten

Geïndiceerden

1. Productiebedrijf Ja Ja Ja Ja

2. Dienstverleningsbedrijf Ja Ja Beperkt Ja

3. Detacheringbedrijf Ja Ja Nee Ja

4. Begeleid werken bedrijf Ja Ja Nee Nee

5. RI-bedrijf Ja Ja Beperkt Nee

6. Uitzendbureau Ja Ja Nee Nee

7. Zorgverlener Ja Ja Beperkt Nee

Daarnaast zien we dat bij ieder product/dienst de loonkosten van de professionals een bepalen-

de factor zijn. De business case van het bedrijf moet zodanig zijn dat de verwachte loonkosten

van de benodigde professional (variërend van acquisiteur tot re-integratiecoach) uit de verwach-

te omzet gefinancierd kunnen worden.

Vooral bij productiebedrijven zien we dat de kapitaallasten een substantieel risico kunnen vor-

men. Investeringen in een productieomgeving moeten niet alleen over een langere termijn wor-

den terugverdiend maar zijn kwetsbaar voor de ontwikkeling van de technologie en concurrentie

van bijvoorbeeld lage lonenlanden.

Onderscheidend verschil tussen de verschillende soorten dienstverlening zijn de loonkosten

voor de geïndiceerde medewerkers. Bij productie-, dienstverlenings- en detacheringbedrijven

heeft de werkgever de verplichting het desbetreffende cao-loon aan de medewerker te betalen.

Bij een uitzendbureau, begeleid werken, RI-trajecten en AWBZ-dagbesteding ligt dit risico el-

ders (resp. bij werkgever en uitkeringsinstantie).

Ons uitgangspunt is dat het bedrijf dat de risico's draagt voor de loonkosten ook de aanvullende

kosten moet maken voor een optimale inzet van deze medewerker. Door het aansturen van

deze medewerker, het werk te organiseren et cetera kan het risico worden beperkt. Dit uit-

gangspunt geldt zowel voor een SW-bedrijf als voor een reguliere werkgever.

Page 38: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 37

In bijlage 1 hebben wij een analyse opgenomen wat dit betekent voor de benodigde toegevoeg-

de waarde van een medewerker en de financiering van aanvullende kosten om tot een rendabe-

le exploitatie te komen.

Samengevat zien we kijkend naar de zeven onderscheiden producten/diensten drie verschillen-

de categorieën van risico's:

Het productiebedrijf (risico van kapitaallasten en loonkosten geïndiceerde medewerkers).

Dienstverlening en detachering (beperkt tot geen risico van kapitaallasten en loonkosten

geïndiceerde medewerkers).

Overige producten diensten (beperkt tot geen risico van kapitaallasten en geen loonkosten

geïndiceerde medewerkers).

5.3 Eisen aan de interne bedrijfsvoering Een SW-bedrijf dat een aantal wezenlijk verschillende producten/diensten wil aanbieden moet

rekening houden met de eisen die dit stelt aan de interne bedrijfsvoering. Onderstaand geven

wij een korte schets dat de combinatie van een aantal verschillende producten/diensten gevol-

gen heeft voor imago/voorlichting, de marktbenadering, het inrichten van bedrijfsprocessen,

personeelsbeleid, kapitaalinvesteringen en de sturingscyclus.

Imago en voorlichting

Ieder product/dienst heeft zijn specifieke kernactiviteiten. Om een bedrijf in de markt te profi-

leren is het van belang om goed naar het gewenste imago kijken. Voor een afnemer van

een productiebedrijf zal van belang zijn dat de producten van goede kwaliteit zijn, op tijd ge-

leverd worden et cetera Voor een werkgever die eventueel een gedetacheerde in dienst

neemt, is van belang dat de goede match gemaakt wordt, de medewerker wordt bege-

leid/aangestuurd en bij mogelijk niet goed functioneren direct een andere medewerker kan

worden ingezet. Dit bepaalt de soort communicatieactiviteiten en voorlichting dat moeten

worden ingezet.

Marktbenadering

Ook hebben we gezien dat ieder product/dienst zijn eigen categorie afnemers kent. Bij een

dienstverleningsbedrijf zal bijvoorbeeld eerder geïnvesteerd moeten worden in een nauwe

relatie met de eigen gemeente (hoofd groenvoorziening) en bij een detacheringbedrijf juist in

een brede bekendheid in de regionale arbeidsmarkt (ondernemersverenigingen et cetera).

Dit betekent dat de acquisitiestrategie en de hiervoor benodigde inspanningen zullen ver-

schillen

Inrichten van bedrijfsprocessen

De primaire processen verschillen sterk per product/dienst. Bij productiebedrijven ligt de

aandacht bijvoorbeeld bij de logistieke stroom van de producten en het voorraadbeheer. Bij

vacaturebemiddeling gaat om een snelle matching van vraag uit de markt en aanbod uit het

eigen personeelsbestand. Ieder bedrijfsproces vraagt om specifieke bedrijfskundige kennis

van een optimale inrichting van de processen en verschillende systemen ter ondersteuning

(bijvoorbeeld voorraadbeheersysteem, klantvolgsysteem).

Personeelsbeleid

In de overzichtstabel hebben we kunnen constateren dat bij de producten/diensten met na-

me bij de professionals uiteenlopende soorten competenties en expertises nodig zijn.

Page 39: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 38

Wil een bedrijf dit op een professionele wijze vormgeven, dan zijn deze competenties vaak

niet in één functie te verenigen. Dit betekent dat het bedrijf verschillende functies hierop zal

moeten inrichten en heeft daarmee consequenties voor werving en selectie. Maar ook speelt

gezien een verwacht tekort aan (hogeropgeleide) arbeidskrachten in de toekomst de profile-

ring naar de arbeidsmarkt een rol. Het profiel van het bedrijf in de arbeidsmarkt bepaalt me-

de welke professional voor het desbetreffende bedrijf wil werken.

Kapitaalinvesteringen

In met name productiebedrijven speelt het vraagstuk welke kapitaalgoederen moeten wor-

den aangeschaft (productiestraat, machines, kassen et cetera). Bij andere produc-

ten/diensten zijn de kapitaalinvesteringen met name de huisvesting, opleidingsfaciliteiten. Bij

dit vraagstuk moet de afweging gemaakt welke investeringen in eigen beheer en met eigen

risico worden gedaan en wanneer op tijdelijke basis wordt gehuurd.

Sturingscyclus

Bij de verdienmodellen kunnen we zien dat de toegevoegde waarde op verschillende wijzen

wordt berekend variërend van productprijs tot opslag op de tarieven. Dit betekent dat de

P&C cyclus er zo op ingericht moet zijn dat van ieder product/dienst transparant in beeld

gebracht kan worden wat de toegevoegde waarde is en de berekening van het operationeel

resultaat.

Naast financiële aspecten moet in de sturingscyclus ook op een aantal andere kritische succes-

factoren gestuurd worden. Deze kunnen afhankelijk van de geleverde producten/ diensten uit-

eenlopen. Tenslotte geldt dat op basis van de verschillende financiële risico's (afzetrisico's,

kapitaallasten, loonkosten) een passende omvang van de reserves moet worden vastgesteld.

Page 40: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 39

6 Organisatiemodellen

Op basis van de strategische keuzes en het onderscheid naar verschillende producten/diensten,

de risico's en de eisen aan de interne bedrijfsvoering voorzien wij substantiële veranderingen in

de organisatiestructuur van het SW-bedrijf van nu. Voor veel SW-bedrijven zal het organisatie-

model veranderen. In dit hoofdstuk zullen wij antwoord geven op de volgende vragen.

1. Is het wenselijk om het pakket aan producten/diensten te verbreden of juist te specialise-

ren? (hoofdstuk 6.1.)

2. Wat is een gewenste schaalgrootte om goed op de regionale ontwikkelingen in te kunnen

spelen? (hoofdstuk 6.2.)

Uitgangspunt bij het ontwikkelen van deze organisatiemodellen moet zijn dat ‘structuur volgt

strategie’.

6.1 Verbreden of specialiseren Afgelopen jaren hebben de meeste SW-bedrijven hun missie gewijzigd. De focus is komen te

liggen in het positioneren van het SW-bedrijf als leerwerk- of mensontwikkelbedrijf.

Ingegeven door de nieuwe missie en gedwongen door financiële afwegingen hebben SW-

bedrijven een verbreding gezocht van productie naar dienstverlening en detachering. Voor veel

SW-bedrijven geldt dat de productieve taken de afgelopen jaren zijn afgebouwd in omvang en

minder kapitaalintensief zijn geworden maar (nog) niet zijn afgestoten.

De voorliggende strategische vragen rechtvaardigen de vraag om opnieuw te bezien welke

diensten het SW-bedrijf blijft doen en welke (nieuwe) diensten in de toekomst in combinatie

worden opgepakt.

Ook als een bepaalde dienst niet volledig in eigen beheer wordt uitgevoerd dan zijn er mogelijk-

heden tot combinaties met marktpartijen. Voorbeelden hiervan zijn groepsdetacheringen bij

bijvoorbeeld kringloopbedrijf/reiniging- en schoonmaakbedrijven, kwekerijen et cetera).

In de kern is een SW-bedrijf dan een detacheringbedrijf dat wel de personele risico's draagt

maar niet de risico's van omzet/productontwikkeling in een specifieke markt.

Productie Dienstverlening Detachering Begeleid werken RI-traject Dagbesteding

Vormen van dienstverlening

Specialisme

Breed

bedrijf

Tussen-

vormen

Page 41: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 40

In onderstaande tabel staan verschillende voordelen voor een breed en een gespecialiseerd

SW-bedrijf samengevat. Onder een 'breed' SW-bedrijf verstaan we een bedrijf dat een breed

spectrum aan diensten aanbiedt. Een 'gespecialiseerd' SW-bedrijf richt zich op een of enkele

diensten.

Voordelen van een breed SW-bedrijf Voordelen van een gespecialiseerd SW-bedrijf

Zichtbaarheid in lokale arbeidsmarkt Herkenbaar profiel in de markt

Kunnen afstoten/differentiëren. Gericht investeren in marktpositie en productontwik-

keling

Compenseren tekorten tussen bedrijfsonderdelen Transparante financiële situatie

Integrale gesprekspartner voor SZ Transparante prijsafspraken met gemeente. Duidelij-

ke opdrachtgever -opdrachtnemerrelatie

Brede ontwikkelmogelijkheden binnen bedrijf Opbouwen van benodigd specialisme en aandacht

voor benodigde competenties

Ruime keuze voor werknemers naar het soort werk

dat past

In deze afweging tussen de voordelen van een breed of een gespecialiseerd SW-bedrijf maken

wij geen expliciete keuze, maar we willen wel enkele aanbevelingen meegeven.

De geïndiceerde werknemers moeten in het SW-bedrijf keuzemogelijkheden hebben die

past bij de persoonlijke karakteristieken, aard van de handicap en de opleidingswensen. De

ene medewerker is gebaat bij een gestructureerde werkomgeving binnen, de andere werk-

nemer gedijt vooral bij fysiek buitenwerk. Deze activiteiten zijn zowel 'in eigen huis' te orga-

niseren als met vormen van detachering en begeleiding.

Daarnaast geldt dat het begeleidingsproces van medewerkers van een beschutte werkplek

naar 'buiten' (werkzaamheden verrichten voor andere werkgevers) veelal stapsgewijs moet

plaatsvinden om de medewerker de benodigde vaardigheden bij te brengen en te laten

wennen aan de nieuwe werkomgeving. Een voorbeeld van een dergelijke aanpak is startend

bij de interne productie via een trainingcentrum naar groepsdetachering tot uiteindelijk indi-

viduele detachering. Zo'n stapsgewijze aanpak pleit voor een organisatie-inrichting waarin

binnen de beschermde omgeving de medewerker de verschillende fasen kan doorlopen.

Belangrijk aandachtspunt zijn de personele risico's. Wie betaalt de loonkosten en de aanvul-

lende kosten? Als een toegevoegde waarde van de werknemer en eventuele aanvullende

subsidies ontoereikend zijn voor een rendabele exploitatie moeten tussen gemeente en op-

drachtnemer hierover expliciete afspraken worden gemaakt. De opdrachtnemer kan in dat

geval zowel een SW-bedrijf zijn als een andere werkgever (zie bijlage 1).

Als uiteenlopende activiteiten ondernomen worden, is het wenselijk om voor ieder van deze

activiteiten een expliciete risicoafweging te maken, te zorgen dat de benodigde competen-

ties in huis aanwezig zijn en vereiste beheersmaatregelen genomen worden.

In ons onderzoek zijn wij ook argumenten tegen gekomen voor een breed SW-bedrijf die wij

minder overtuigend vinden:

'Een breed SW-bedrijf met private activiteiten kan eventuele tekorten in het publieke deel

compenseren'.

Een deelname in een private onderneming vertegenwoordigt een waarde die een bepaald

rendement/dividend moet opleveren. Een publieke taak moet tegen zo laag mogelijke kos-

ten worden uitgevoerd. De som der delen in één bedrijf is niet per definitie goedkoper dan

de twee afzonderlijke delen. De toegevoegde waarde moet liggen in een kostensynergie of

in aantoonbare voordelen voor de klant.

Page 42: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 41

'Afstoten van bedrijfsonderdelen is te duur. De infrastructuur staat nu eenmaal'

Bij de afweging welke bedrijfsactiviteiten in de toekomst moeten worden uitgevoerd is het

verstandig om niet alleen naar de jaarlijkse exploitatie te kijken, maar ook naar de balans en

de benodigde afschrijvingen voor het geval activiteiten mogelijk moeten worden afgestoten.

Veel kosten zoals huisvesting zijn moeilijk beïnvloedbaar.

Keerzijde is wel dat als een onrendabele activiteit structureel in stand wordt gehouden, dat

dit op de lange termijn veel kosten met zich mee gaat brengen. Op de langere termijn zijn

ook kosten voor infrastructuur en huisvesting beïnvloedbaar en aan te passen.

Helder is dat vanuit een bedrijfsvoeringsperspectief een breed SW-bedrijf een aantal risico's

afdekt en daarmee voordelen biedt. De keerzijde is een toename aan complexiteit. Tussenvor-

men waarin een SW-bedrijf het zwaartepunt legt op enkele vormen van dienstverlening en/of

expliciet afbakent dat sommige activiteiten niet in eigen beheer worden uitgevoerd kunnen dan

een serieus alternatief zijn.

6.2 Schaalvergroting of lokaal maatwerk De strategische vragen naar de doelgroepen en de gewenste taakverdeling tussen markt en

overheid zal de omvang van het klantenbestand bepalen. De vervolgvraag is of met dit klanten-

bestand en het dienstverleningspakket een 'optimale schaal' voor het SW-bedrijf gaat ontstaan.

In de huidige praktijk zien we SW-bedrijven met uiteenlopende schaalgrootte. Wij onderschei-

den voordelen voor zowel een groter als een kleiner SW-bedrijf:

Voordelen van een groter SW-bedrijf Voordelen van een kleiner SW-bedrijf

Slagkracht bij investeringen. Financiële risico's

gemakkelijker kunnen opvangen

Sturen op toegevoegde waarde van het SW-bedrijf in

plaats van suboptimalisatie business units.

Professionalisering bedrijfsvoering Minder risico van bureaucratie met kostencalcula-

tie/interne facturering.

Beperkte kwetsbaarheid kritieke functies Weinig overhead.

Profilering in de markt en marktpositie in regionale

arbeidsmarkt

Herkenbaar profiel in lokale arbeidsmarkt. Gelijk-

waardige partner voor (kleinere) gemeente.

Mogelijkheden voor een interne (opleiding)

infrastructuur

Focus op corebusiness.

Ontwikkelmogelijkheden binnen bedrijf Eenduidige competenties.

Wij kennen geen literatuur of recente onderzoeken waarin expliciete keuzes of richtingen zijn

aangegeven wat nu een 'optimale schaal' is voor een SW-bedrijf.

Voor de beantwoording van dit vraagstuk biedt een vergelijkend onderzoek naar de schaalgroot-

te van Sociale Diensten een nuttige invalshoek. In de publicatie 'De mythe van de schaal' wordt

het volgende geconcludeerd:

Page 43: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 42

Schaalgrootte onderzoek Divosa (jaar 2007):

'De mythe van de schaal': er is geen ideale/minimum schaal.

• Schaal wel van belang voor mogelijkheid zelf uitvoeren specialistische functies.

• Kwetsbaarheid op onderdelen is op te heffen door samenwerking.

• Organiseren op een ‘natuurlijke schaal’ heeft de voorkeur:

– regionale arbeidsmarkt;

– geografische eenheid;

– regionale partners (UWV, Werkpleinen, SW-organisatie).

In deze afweging tussen de voordelen van een groter of kleiner SW-bedrijf maken wij geen

expliciete keuze. Ook voor deze sector geldt ons inziens dat 'een optimale schaalgrootte' niet

bestaat. Naar analogie van het Divosa-onderzoek willen wij wel enkele aanbevelingen meege-

ven.

Specialistische functies zijn noodzakelijk voor een goed functioneren in de markt. In de

analyse van de bedrijfsvoeringmodellen hebben we gezien dat ieder soort dienstverlenings-

bedrijf zijn eigen specialismen en deskundigheid vereist. Voorbeelden variëren van een ac-

quisiteur, een re-integratiecoach tot een specialist in aanbestedingen.

Bij de meeste SW-bedrijven is de omvang van het aantal gespecialiseerde stafmedewerkers

relatief beperkt en daarmee kwetsbaar. Ofschoon het aantal medewerkers in het bedrijf

vaak groot is, vormen de specialistische functies maar een zeer klein deel8. Deze kwets-

baarheid wordt vergroot als binnen het bedrijf een groot aantal verschillende bedrijfsvoe-

ringmodellen wordt gehanteerd die elk eigen competenties vereisen. Een breed SW-bedrijf

heeft daarmee een grotere schaalgrootte nodig dan een gespecialiseerd bedrijf

De geografische samenstelling van het SW-bedrijf is vaak historisch bepaald. Wij voorzien

dat bij een aantal gemeenten/SW-bedrijven een bestuurlijke heroverweging gaat plaatsvin-

den naar nieuwe regionale structuren. Overwegingen daarbij zijn:

1. Regionale samenwerking op verschillende beleidsterreinen/strategische samenwerking

met andere gemeenten/mogelijke herindeling.

2. Regionale arbeidsmarkt.

3. Huidige samenstelling van de SW-bedrijven in de regio.

4. Huidige samenstelling van de Sociale Diensten in de regio.

5. Huidige spreiding van de Werkpleinen.

Deze overwegingen vinden op dit moment op verschillende plekken plaats maar zijn veelal in

een prematuur stadium, in afwachting van onder meer de landelijke ontwikkelingen. Ter illustra-

tie hebben wij twee (geanonimiseerde) voorbeelden opgenomen.

8 Voor een analyse van de benodigde specialistische kennis is het zinvol om naar het aantal professionele functies te

kijken. Bij een gemiddeld bedrijf met 1.000 SW-ers zijn gemiddeld ruim 10% professionals (management, staf, directe

ondersteuning uitvoering). Specialistische staffuncties (acquisitie, beleidsmedewerker, ICT, juridische zaken, personeel,

financiën) zijn gemiddeld 2-3% van het totaal. Per functiegebied zijn dit bij een gemiddeld bedrijf dus maximaal enkele

fte's.

Page 44: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 43

Voorbeeld 1. Herordening afdeling Sociale Zaken

Gemeente x is aangesloten bij een SW-bedrijf. Deze heeft een centrale rol in de regionale ar-

beidsmarkt. De andere deelnemende gemeenten van het SW-bedrijf vormen één Intergemeente-

lijke Sociale Dienst. Overwogen wordt nu om met de eigen afdeling Sociale Zaken aan te sluiten

bij de ISD. Verwachting is dat in de toekomst het zwaartepunt van de dienstverlening door Sociale

Zaken komt te liggen bij de onderkant van de arbeidsmarkt en dat deze uitgevoerd gaat worden

door het regionale SW-bedrijf. Door nu aan te sluiten bij de ISD ontstaat een eenduidige op-

drachtgeverrol van de ISD naar het regionale SW-bedrijf.

Voorbeeld 2. Herordening verzorgingsgebied SW-bedrijf

SW-bedrijf x kent een uitgestrekt verzorgingsgebied met een aantal verschillende deelnemende

gemeenten. Voor één van de deelnemende gemeenten geldt dat haar oriëntatie en de arbeids-

markt voor een deel buiten dit verzorgingsgebied ligt. Voor een gemeente van een naastgelegen

SW-bedrijf geldt dat deze een sterkere samenhang heeft met dit verzorgingsgebied door de regi-

onale arbeidsmarkt, de positionering van het werkplein en de samenwerking met de afdeling

Sociale Zaken. Een van de mogelijkheden is dat op termijn een herordening plaatsvindt waarbij

de ene gemeente uittreedt uit het SW-bedrijf en een andere gemeente juist toetreedt om het

verzorgingsgebied optimaal in te richten naar de regionale arbeidsmarkt. Een andere mogelijkheid

is het samengaan van beide SW-bedrijven.

In deze afwegingen speelt ook de locatie van het Werkplein een rol. Onzekere factor daarbij is

de positie van het UWV en de gevolgen van de bezuinigingen. Verwachting is dat een aantal

locaties zal verdwijnen en dat de 'fysieke' dienstverlening verder wordt teruggebracht met een

focus op verdere digitalisering. Gegeven deze onzekerheid is de vraag gerechtvaardigd in welke

mate gemeenten en SW-bedrijven hun toekomstige positionering moeten inrichten/afstemmen

op de huidige locatie van het Werkplein.

Interessante voorbeelden zijn het verkennen van de mogelijkheden om in een regionale struc-

tuur van SW-bedrijf en afdelingen SZ een dependance van het Werkplein in te richten bij het

lokale SW-bedrijf.

Page 45: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 44

7 Sturing door de gemeente

Op dit moment (29 maart 2011) is nog niet helder welke financiële afspraken ten grondslag

zullen gaan liggen aan de Wwnv. Twee elementen lijken daarin centraal te staan:

Er komt één ongedeeld re-integratiebudget. Door het weghalen van de schotten tussen de

verschillende re-integratiebudgetten kunnen gemeenten het beschikbare geld gerichter en

efficiënter in zetten over de verschillende doelgroepen. In het Regeerakkoord is een forse

bezuiniging op re-integratiegelden ingeboekt. De uiteindelijke omvang van de budgetten is

mede afhankelijk van de onderhandelingen en een mogelijk bestuursakkoord tussen VNG

en Rijk.

Werkgevers hoeven – totdat iemand geheel zelfstandig het wettelijk minimumloon kan ver-

dienen - door toepassing van loondispensatie alleen de geleverde productiviteit te betalen.

De wijze waarop al dan niet het instrument van loondispensatie wordt ingevoerd is mede af-

hankelijk van de resultaten van de pilots loonwaardebepaling.

Onze inschatting is dat de wijze waarop een gemeente het integrale budget besteedt en dit

vertaalt naar financiële afspraken met een of meerdere opdrachtnemers aan de gemeente zelf

wordt overgelaten.

Dit betekent dat de gemeente zelf beleid zal moeten ontwikkelen welke doelgroep in aanmer-

king komt voor welke vorm van ondersteuning en op welke wijze hierover (financiële) afspraken

worden gemaakt tussen gemeente en uitvoeringsorganisatie(s).

In dit hoofdstuk zullen wij antwoord geven op de volgende vragen.

1. Welke financiële afspraken moeten tussen opdrachtgever (gemeente) en opdrachtnemer

(bijvoorbeeld het SW-bedrijf) gemaakt worden?

2. Over welke onderwerpen moeten aanvullende afspraken worden gemaakt?

3. Wat is een passende wijze van aansturing?

7.1 Financiële afspraken op maat Centrale vraag bij het maken van de financiële afspraken tussen gemeente en derden is de

vraag welke partij (uitvoeringsorganisatie, werkgever) verantwoordelijk is voor het betalen van

loonkosten/ uitkering. Daarnaast zal een passende vergoeding betaald moeten worden voor de

verschillende vormen van begeleiding. In onderstaande figuur hebben wij schematisch voor

klanten met een verschillende afstand tot de arbeidsmarkt verschillende soorten kosten onder-

scheiden.

Voor iedere doelgroep zal een standaardniveau aan kosten nodig zijn voor de uitvoering van

de regelingen en een minimaal niveau van begeleidingskosten (categorie 1 respectievelijk

categorie 2).

Daarnaast zullen afhankelijk van de doelgroep verschillende vormen/arrangementen van

begeleiding ontstaan. Wij veronderstellen dat voor de doelgroepen met een grotere afstand

tot de arbeidsmarkt gemiddeld meer begeleidingskosten en aanvullende kosten nodig zullen

zijn (categorie 3).

Page 46: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 45

Tenslotte worden de werkgevers volgens de huidige inzichten gecompenseerd voor het

verlies aan arbeidsproductiviteit. In het overzicht zijn de cijfers gebaseerd op het percentage

improductiviteit vermenigvuldigd met het wettelijk minimumloon (22.000). (categorie 4).

De exacte omvang van de bedragen voor categorie 1, 2 en 3 zal door iedere opdrachtgever

afzonderlijk bepaald worden op basis van de beschikbare budgetten en het gewenste niveau

van dienstverlening. Afhankelijk van de gewenste regie en de wijze van sturing door de ge-

meente kunnen verschillende financieringsmodellen onderscheiden worden:

1. Integraal budget voor de uitvoeringsorganisatie.

2. Standaardbedrag per klant.

3. Differentiatie van het subsidiebedrag naar verschillende doelgroepen.

4. Differentiatie van het subsidiebedrag naar verschillende soorten kosten (apparaatskosten,

begeleiding).

5. Prestatiebeloningen (bijvoorbeeld no cure less pay bij een re-integratietraject).

6. Differentiatie naar nieuwe klanten (eenmalige fee) en bestaande klanten (standaardbedrag).

Een voordeel van financiële sturing op hoofdlijnen (model 1 en 2) is dat dit de uitvoeringsorgani-

satie de ruimte biedt om eventuele opbrengsten/kosten per klant te middelen. Een strakkere

financiële sturing per klant/per kostenactiviteit (model 3 tot en met 6) heeft als risico dat voor

iedere klant gestuurd wordt op een minimale dienstverlening (budgettering per klant).

Tegelijkertijd constateerden wij over het huidige financieringsstelsel met één standaard subsi-

diebedrag (zie hoofdstuk 2.5.) dat de financiële prikkel binnen de WSW naar uitstroom negatief

was. Een medewerker met hoge productiviteit in het eigen SW-bedrijf zorgt immers voor een

goed financieel rendement. Dat levert een duidelijk spanningsveld op als SW-bedrijven juist de

onderkant van de arbeidsmarkt moet ondersteunen. Een differentiatie in het subsidiesysteem

naar klanten met een verschillende afstand tot de arbeidsmarkt of andersoortige afspraken zijn

noodzakelijk om dergelijke ongewenste prikkels te vermijden.

Een nadeel tenslotte van een te grote differentiatie naar verschillende soorten klanten is dat

daarmee veel energie/strategisch gedrag kan gaan zitten in de wijze van indicatiestelling. Iedere

hogere indicatiestelling leidt dan tot een neerwaartse bijstelling van het subsidiebedrag.

80%20% 35% 50%

1. Standaard app.kosten x

2. Standaard begeleiding

4.000

x

3. Aanvullende kosten +

extra begeleiding x

x

x

x

4. Compensatie werkgever17.600 14.200 11.000 4.400

xx

x x

xx

110%

x

x

Page 47: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 46

Samenvattend veronderstellen we dat bij het ontwikkelen van de financiële sturing de gemeente

een leidende rol vervult. Wel is het een gezamenlijk belang van opdrachtgever en opdrachtne-

mer om een werkend financieel systeem te creëren.

7.2 Aanvullende afspraken Naast financiële afspraken zijn afspraken gewenst over:

prestatie-indicatoren;

vaststellen van systematiek van loonwaarde/improductiviteit;

terugdringen van wachtlijsten;

voorkomen van marktverstoring.

Bij de prestatie-indicatoren moet in de eerste plaats gedacht worden aan de gewenste out-

put/outcome-indicatoren. Bij deze doelgroepen zal naar verwachting de uitstroom naar regulier

werk zeer beperkt zijn. Andere prestatie-indicatoren als sociale activering, ontwikkeling, vol-

waardig bestaan et cetera zullen vastgesteld moeten worden op basis waarvan resultaatafspra-

ken gemaakt kunnen worden. Met sturing op dergelijke prestatie-indicatoren kunnen negatieve

financiële prikkels gecorrigeerd worden.

Bij de vaststelling van de loonwaarde/mate van improductiviteit is van belang op grond van

welke criteria en voor welke doeleinden de vastgestelde loonwaarde wordt gehanteerd. Op

basis van de ervaringen in de pilots loonwaarde zal bepaald moeten worden hoe de compensa-

tie wordt vormgegeven. Wij veronderstellen dat er vanuit drie verschillende doelen behoefte is

aan inzicht in de mate van arbeidsproductiviteit.

1. bij de beoordeling van toegang tot het (gesubsidieerde) systeem;

2. bij het vaststellen van de juiste vorm van klantbehandeling en het daarbij behorende subsi-

diebedrag;

3. bij het vaststellen van een passende compensatie bij de werkgever.

Een op basis van medische gronden vastgestelde arbeidsimproductiviteit geeft niet automatisch

een passende compensatie voor de improductiviteit bij een specifieke baan. Daarnaast kunnen

er wijzigingen in de tijd optreden (groei, ontwikkeling of terugval) hetgeen een periodieke aan-

passing van de compensatie op termijn wenselijk maakt.

Openstaande vraag is hoe op een passende wijze deze verschillende doelen worden gereali-

seerd zonder in een bureaucratie terecht te komen van verschillende instrumenten die elk een

eigen niveau van improductiviteit vaststellen.

Bij de wachtlijsten is van belang om afspraken te maken in welk tempo deze worden terugge-

drongen. Belangrijk aandachtspunt hierbij is dat de eerstkomende tijd de wachtlijsten vermoede-

lijk zullen groeien. Anticiperend op de nieuwe regeling zal de toestroom op de wachtlijst in eer-

ste instantie toenemen en de uitstroom afnemen. Mogelijk zal het tot de beleidsverantwoorde-

lijkheid van de gemeente gaan behoren om in een eigen verordening op te nemen welke rech-

ten en termijnen aan een indicatiestelling kunnen worden ontleend.

Daarnaast is het risico dat in de nieuwe regelgeving de subsidie voor nieuwe klanten beduidend

lager zal zijn dan de verwachte kosten, hetgeen een negatieve financiële prikkel geeft aan zo-

wel gemeente als uitvoeringsorganisatie om het oplossen van de wachtlijst snel ter hand te

nemen.

Page 48: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Pagina 47

Tenslotte is van belang om in deze semipublieke markt tussen gemeentelijke opdrachtgever en

opdrachtnemer duidelijke afspraken te maken om marktverstoring te voorkomen:

Voor de gemeente als opdrachtgever is het belang om SW-bedrijven en private partijen

gelijke kansen te bieden (level playing field). Als een SW-bedrijf ook private activiteiten uit-

voert (bijvoorbeeld re-integratietrajecten) is een transparante verantwoording van de publie-

ke en private gelden van belang (Chinese muur in de bedrijfsvoering).

Ook is het van belang om checks and balances te ontwikkelen om in de prijsstelling van

producten en de gehanteerde tarieven van dienstverlening en detachering niet marktversto-

rend te werken. Voorbeelden zijn een op basis van objectieve criteria gecorrigeerd marktta-

rief, deelname aan aanbestedingen en periodieke audits in de desbetreffende sector.

Bij volledige investering door de overheid moet een goed stelsel van sturingsinstrumenten

worden ontwikkeld met niet alleen de juiste prikkels tot efficiency en een effectieve uitstroom

maar ook een incentive tot innovatie en samenwerking met maatschappelijke partijen.

7.3 Een passende wijze van aansturing In hoofdstuk 2 hebben we gezien dat de huidige structuren van SW-bedrijven verschillen, varië-

rend van een eigen gemeentelijke afdeling tot een holdingstructuur met verschillende BV's.

In ons perspectief zijn er weinig principiële verschillen tussen een overheids-NV of een Ge-

meenschappelijke Regeling. Beide vormen bieden voldoende mogelijkheden om tot een ge-

wenste afstand of juist tot een directere aansturing te komen. De verschillen in de praktijk zitten

niet zozeer in de structuur maar vooral in de uitwerking (taken en bevoegdheden Dagelijks en

Algemeen Bestuur, mandaat directie, dienstverleningsovereenkomsten, sturingscyclus et cete-

ra).

De nieuwe regeling Werken naar Vermogen zelf zal geen directe aanleiding geven voor het

aanpassen van de structuur. Wel voorzien wij een aantal strategische keuzes waardoor een

heroverweging van de wijze van aansturing een logisch gevolg kan zijn:

nieuw toetredende of uittredende gemeenten;

nieuwe taakverdeling tussen gemeente en SW-bedrijf;

andere diensten (taken afstoten, toevoegen nieuwe taken);

heroriëntatie marktactiviteiten en overheidsactiviteiten.

Wij spreken geen expliciete voorkeur uit of het toekomstige SW-bedrijf juist meer of minder op

afstand van de gemeente moet staan.

Een SW-bedrijf op afstand geeft ondernemersruimte, hetgeen het benutten van kansen in

de (arbeids)markt vergroot.

Een SW-bedrijf in directe aansturing geeft directere mogelijkheden tot efficiëntere taakver-

deling tussen Sociale Zaken en SW.

Een gemeente die meer op afstand staat zal minder snel in beeld komen als opdrachtgever

voor een aantal activiteiten (groenonderhoud, schoonmaken, postbezorging).

Wel willen wij benadrukken om vooral eerst de strategische vragen te beantwoorden zoals ge-

schetst in hoofdstuk 4, en op basis daarvan de gewenste bedrijfsvoering (hoofdstuk 5) en orga-

nisatiemodellen te bepalen (hoofdstuk 6.1. en 6.2). Op basis daarvan kan een passende wijze

van aansturing worden vastgesteld ('structuur volgt strategie').

Page 49: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Bijlage 1

Wie betaalt 'het gat in de markt'? Inleiding

Bij het opstellen van de Wet werken naar vermogen is bij het ontwerp van de onderkant van de

regeling gekeken op welke wijze de tekortschietende productiviteit in de loonkosten kan worden

gecompenseerd (loondispensatie en/of andere instrumenten).

In de hoofdlijnennotitie is gekozen voor het instrument van loondispensatie. De belangrijke

elementen hierbij zijn:

instrument loondispensatie voor iedereen die niet in staat is zelfstandig WML te verdienen;

de werkgever betaalt alleen voor de loonwaarde;

systematiek van de Tijdelijke wet loondispensatie;

naast het loon ontvangt een persoon met recht op WWNV een aanvullende uitkering van de

gemeente tot maximaal WML;

loon + aanvulling kan tijdelijk minder zijn dan WML (max. 9 jaar);

nuggers: wel instrument loondispensatie, geen loonaanvulling.

In deze bijlage wordt met verschillende voorbeelden geïllustreerd dat om tot afspraken tussen

gemeente/ SW-bedrijf en werkgever te komen over de inzet van personeel, er belangrijke ver-

schillen bestaan tussen:

de (marginale) loonkosten;

de integrale kosten;

de commerciële tarieven per productief uur.

Bij het hanteren van het instrument van loondispensatie op basis van het wettelijk minimumloon

(WML) ontstaan er twee financieringsproblemen:

de financiering van het verschil tussen cao-loon en WML;

de financiering van de aanvullende kosten.

In dit memo wordt dit aan de hand van een marktconformvoorbeeld uitgewerkt.

1. Wat kost een werknemer in de marktsector?

In onderstaand voorbeeld staat aangegeven wat een werknemer in de marktsector kost. We

hebben als voorbeeld genomen een laaggeschoolde productiemedewerker in een bedrijfstak

met een zeer beperkte overhead (denk bijvoorbeeld aan reiniging, schoonmaak, groenbeheer).

Uitgegaan is van brutoloonkosten van circa € 27.000 (circa € 5.000 boven WML). Voor iedere

werknemer zijn daarnaast aanvullende personele kosten zoals de aansturing, organisatie, staf

en materiële kosten en overige kosten.

In onderstaand rekenvoorbeeld is uitgegaan van een overhead van 1:20 voor aansturing (ma-

nagement inclusief directie) en 1:20 voor alle overige functies (van receptie tot beleidsmede-

werker). In een dergelijk bedrijf zou dit betekenen dat op de uitvoering circa 20% personele

overhead aanwezig is. Voor veel sectoren geldt dat dit percentage beduidend hoger ligt (20%

tot 40%). De hiervoor berekende loonkosten zijn ook laag gehouden (MBO-niveau). Bij hogere

management- en beleidsfuncties worden hogere salarissen betaald.

Page 50: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Kosten werknemer in de markt

1. Bruto loonkosten € 27.000

2. Aanvullende kosten € 8.000

- aansturing (1:20 medewerkers a € 45.000) € 2.250

- organisatie/staf (1:20 medewerkers a € 45.000) € 2.250

- huisvesting/ facilitaire zaken (10%) € 2.500

- overige kosten (5%) € 1.000

3. Integrale kosten € 35.000

4. Integrale kosten per productief uur (1.400 uur) € 25

De integrale kosten liggen daarmee circa € 8.000 hoger dan de brutoloonkosten. In totaal bete-

kent dit een opslag van circa 30%.

In de commerciële markt geldt dat de werknemer zich moet terugverdienen bij de klant. Dit

gebeurt in de zogenoemde productieve uren. Dit zijn de totale arbeidsuren minus vakantie,

ziekte, opleiding, persoonlijke verzorging et cetera. Het exacte aantal productieve uren varieert

enigszins per branche maar ligt grofweg tussen de 1.300 en 1.500 uur.

Praktijkvoorbeeld 1

In de reinigingsbranche worden medewerkers en materieel ingezet om het huishoudelijk afval en overige

afvalstromen in te zamelen. De opdrachtgever betaalt aan de marktpartij een bedrag per 'inzameluur' voor

de inzet van de auto en de medewerkers.

Niet ongebruikelijk is een markttarief van circa € 25 per uur voor de desbetreffende medewerkers.

Dit betreft dan een integrale prijs die de klant voor deze medewerker betaalt. Met dit tarief moet het reini-

gingsbedrijf het management, de organisatie, de huisvesting et cetera financieren.

Praktijkvoorbeeld 2

'Een tarief van € 25 kan toch veel goedkoper. Ik kan een (Poolse) uitzendkracht inhuren voor bijvoorbeeld

€ 16 -17 per uur'.

Het klopt dat er lagere inhuurtarieven in de markt betaald worden, maar ten opzichte van de hier genoem-

de tarieven zijn er een paar belangrijke verschillen:

in dit voorbeeld een cao-loon genomen dat een stuk boven WML ligt;

het uitzendbureau heeft geen aanvullende kosten zoals bijvoorbeeld huisvesting voor de werknemer;

dit tarief geldt voor alle uren, niet alleen de productieve uren.

2. Wat kost een SW-er?

In onderstaande tabel is een voorbeeld opgenomen wat een SW-er gemiddeld kost.

Voor een groot deel zijn de kosten vergelijkbaar met de werknemer in de marktsector. Op een

paar onderdelen zijn er extra kosten zoals diagnosestelling, opleiding, extra begeleiding in de

productie en werkplekaanpassing. In dit voorbeeld bedragen deze € 2.000 per werknemer, ruim

5% van de integrale kosten.

Page 51: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Kosten SW-er

1. Bruto loonkosten € 27.000

2. Aanvullende kosten € 10.000

- aansturing € 2.250

- organisatie/staf € 2.250

- diagnosestelling, opleiding € 500

- extra begeleiding in de productie € 1.000

- huisvesting/ facilitaire zaken € 2.500

- werkplekaanpassing € 500

- overige kosten € 1.000

3. Integrale kosten € 37.000

4. Integrale kosten per productief uur (1.400 uur) € 26,50

3. Wat is de toegevoegde waarde in de markt?

Om de integrale kosten van de medewerker terug te kunnen verdienen, moet de desbetreffende

medewerker een bepaalde omzet per productief uur kunnen realiseren. In het eerder genoemde

voorbeeld van het reinigingsbedrijf is het uurtarief € 25.

Werknemer in de marktsector Per uur Totaal

1. Integrale kostprijs € 25 € 35.000

2. Commercieel tarief/omzet € 25 € 35.000

3. Winst/verlies € 0 € 0

(NB. in dit voorbeeld hebben wij gemakshalve gekozen voor een winst/verlies van € 0. In de commerciële markt wordt ook

rekening gehouden met een winstopslag/risicotoeslag).

Als we nu op eenzelfde wijze naar de SW-er kijken, dan zien we dat in de praktijk een SW-er

maar voor een beperkt deel productief is, meestal variërend van 20% tot maximaal 50% produc-

tief.

Opdrachtgevers zijn bereid om – hiermee rekeninghoudend – een naar rato lager tarief te beta-

len. In onderstaand voorbeeld is gerekend met een commercieel tarief van € 7.50 (30% van

€ 25). Voor de SW-sector is dit gemiddeld niet ongebruikelijk.

SW-er Per uur Totaal

1. Integrale kostprijs € 26,50 € 37.000

2. Commercieel tarief/omzet € 7,50 € 10.500

3. Winst/verlies - € 26.500

In bovenstaand voorbeeld zien we dat bij de desbetreffende medewerker hierdoor een 'groot

gat' van € 26.500 ontstaan is tussen de integrale kostprijs en datgene dat in de markt verdiend

kan worden.

Page 52: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

4. Wat betekent nu de nieuwe regeling Werken naar Vermogen?

In de hoofdlijnennotitie is het instrument van loondispensatie naar rato van het WML geïntrodu-

ceerd. Wat betekent dat in dit voorbeeld? Een werkgever krijgt voor een medewerker die voor

30% productief is voor 70% * € 22.000 (= WML) = € 15.400 gecompenseerd.

Daarnaast wordt in de opzet gesproken over een nog niet nader omschreven tegemoetkoming

aan begeleidingskosten. In de vorige paragraaf was een bedrag van € 2.000 gehanteerd aan

directe begeleidingskosten.

In onderstaand voorbeeld wordt verondersteld dat zowel de improductiviteit naar WML als de

directe begeleidingskosten worden gecompenseerd:

NB: de in deze bijlage genoemde voorbeelden betreffen een uitwerking van het instrument

loondispensatie gebaseerd op een 100% aanvulling WML en wijken daarmee af van de percen-

tages zoals genoemd in de hoofdlijnennotitie.

SW-er Per uur Totaal

1a. Integrale kostprijs € 26,50 € 37.000

- tegemoetkoming directe begeleidingskosten - €-2.000

- compensatie/dispensatie improductiviteit - € 15.400

1b. Integrale kostprijs gecorrigeerd € 19.600

2. Commercieel tarief/omzet € 7,50 € 10.500

3. Winst/verlies - € 9.100

Met deze twee compensaties is er nog steeds sprake van een fors gat tussen (gecompenseer-

de) kosten en de gerealiseerde omzet in de markt. In een dergelijke kosten/batenafweging valt

niet te verwachten dat een individuele werkgever de bereidheid heeft om een dergelijk financieel

verlies te nemen.

5. Wat veroorzaakt dit 'gat in de markt'?

Het verschil wordt in de kern veroorzaakt door twee factoren.

1. het verschil tussen cao-loon en WML;

2. de niet-gefinancierde aanvullende kosten.

De SW-werknemer krijgt een cao-loon uitbetaald, dat boven het WML ligt. Loonkosten in de

branche liggen gemiddeld circa € 5.000 boven de loonkosten WML. Als de compensatie van de

improductiviteit plaatsvindt op basis van het WML, maar toch het hogere cao-loon betaald moet

worden, creëert dit een financieel gat. Dit is op geen enkele wijze terug te verdienen in de

markt, maar moet wel door de werkgever worden betaald.

Daarnaast hebben we kunnen zien dat een productieve werknemer in de markt aanvullende

kosten heeft die door de inzet van zijn productieve uren gefinancierd moet worden. Bij achter-

blijvende productieve uren en/of een naar rato lager commercieel tarief komt de financiering

hiervan in het geding.

Page 53: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Het 'gat in de markt' € 9.100

Verschil WML en cao-loon (70% van 27.000 versus 22.000) € 3.500

Ontoereikende financiering aanvullende kosten (70% van 8.000) € 5.600

6. Noodzakelijkheid van aanvullende kosten

Bij uiteindelijke vormgeving van de nieuwe regeling aan de onderkant van de arbeidsmarkt moet

de kritische vraag gesteld moet worden of (i) de aanvullende kosten noodzakelijk zijn en (ii) wie

zorg draagt voor de financiering.

In de geschetste voorbeelden is sprake van verhoudingsgewijs sobere aanvullende kosten

(30% van de loonkosten). Uiteindelijk heeft iedere werknemer in de commerciële markt te

maken met:

een vorm van aansturing met de daarbij behorende personeelskosten;

een bepaalde organisatiegraad met de daarbij behorende organisatiekosten;

huisvesting, andere faciliteiten en overige kosten.

In de eerder genoemde voorbeelden van een groenbedrijf of reinigingsbedrijf geldt dat deze

kosten hoe dan ook door de werkgever gemaakt moeten worden en moeten worden

terugverdiend.

Overigens geldt ook voor detacheringsbedrijven dat deze te maken hebben met een vergelijk-

bare kostenopslag. Medewerkers die werken bij een detacheringsbedrijf hebben een manager,

de organisatie heeft acquisiteurs en ondersteunend personeel in dienst, en bieden verschillende

vormen van faciliteiten (huisvesting, opleiding et cetera). Dit betekent dat een detacheringstarief

in de markt ook een tariefopslag kent bovenop het reguliere uurloon9.

In het andere voorbeeld van het inhuren van een uitzendkracht geldt dat deze aanvullende

kosten geheel bij de werkgever liggen. Met andere woorden het uitzendbureau doet alleen de

vacaturebemiddeling.

Kernafweging moet hierin zijn dat de organisatie die de risico's draagt voor de kosten (met

name de loonkosten) dat die aanvullende kosten moet maken om de medewerker aan te sturen,

het werk te organiseren et cetera.

Bij een dienstverlenings/detacheringsbedrijf is de medewerker in dienst van het bedrijf. Om de

medewerker optimaal in te kunnen zetten, zijn aanvullende kosten nodig, Deze moeten op de

een of andere wijze in de exploitatie gefinancierd kunnen worden.

7. Verdere uitwerking; verschillen per SW-er

In bovenstaande analyse is uitgegaan van een gemiddelde verdiencapaciteit van 30%10

. In de

praktijk zal dit variëren per categorie medewerkers. In onderstaande tabel zien we dat dit gat

groter is bij een verdiencapaciteit van 20% (€ 10.400) en afneemt tot € 6.500 bij 50% verdien-

capaciteit.

9 In de figuur uit hoofdstuk 2.6. is een gemiddeld kostenniveau van circa € 37.000 gepresenteerd, bestaande uit € 27.000

loonkosten en € 10.000 begeleidingskosten. Afhankelijk van de mate van arbeidsproductiviteit lopen de begeleidingskos-

ten uiteen van € 12.000 (lage productiviteit) tot € 8.000 (hoge productiviteit).

10 In deze berekening is uitgegaan van 30% verdiencapaciteit ten opzichte van het loonkostenniveau (€ 27.000). Als de

verdiencapaciteit wordt uitgedrukt in percentage van het WML (€ 22.000) is het percentage circa 35%.

Page 54: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Tenslotte laten we een voorbeeld zien dat voor een werkgever de inzet van 1 medewerker van

100% verdiencapaciteit tot fors andere financiële uitkomsten leidt als de inzet van 2 werknemers

van 50%, 3,33 werknemers van 30% of 4 werknemers van 25%.

Het in dit memo gepresenteerde 'gat in de markt' is een financieringsprobleem per werknemer.

Dat betekent dat als een werkgever een afweging moet maken of hij 1 werknemer in dienst

neemt voor 100% productiviteit of 4 werknemers a 25%, dat hij bij de keuze voor 4 werknemers

geconfronteerd wordt met 4 * een financieringsprobleem van € 9.750 = € 39.000.

Dit bevestigt en versterkt de conclusie dat als een werkgever in de commerciële markt de

bereidheid heeft om een werknemer in dienst te nemen met een substantieel lagere verdienca-

paciteit, dat aanvullende afspraken gemaakt moeten worden over de financiering van:

het verschil tussen WML en cao-loon;

de financiering van aanvullende kosten.

Verdiencapaciteit per SW-er 20% 25% 30% 40% 50%

Tarief in de markt (in €'s) 5,00€ 6,25€ 7,50€ 10,00€ 12,50€

Omzet in euro's (tarief * 1.400 uur) 7.000 8.750 10.500 14.000 17.500

Integale kosten excl begleiding 35.000 35.000 35.000 35.000 35.000

Compensatie productiviteit 17.600 16.500 15.400 13.200 11.000

Gat in de markt 10.400- 9.750- 9.100- 7.800- 6.500-

* verschil WML en CAO-loon 4.000- 3.750- 3.500- 3.000- 2.500-

* f inanciering aanvullende kosten 6.400- 6.000- 5.600- 4.800- 4.000-

Verdiencapaciteit per werknemer 100% 50% 30% 25%

Omzet in de markt (tarief in €'s) 25,00€ 12,50€ 7,50€ 6,25€

Aantal w erknemers 1 2 3,33 4

Omzet in euro's 35.000 35.000 35.000 35.000

Integale kosten excl begleiding 35.000 70.000 116.550 140.000

Compensatie productiviteit - 22.000 51.282 66.000

Gat in de markt - 13.000- 30.268- 39.000-

* verschil WML en CAO-loon - 5.000- 11.655- 15.000-

* f inanciering aanvullende kosten - 8.000- 18.648- 24.000

Page 55: Eindrapport Inspelen op de Wet werken naar vermogen...de lezer die goed bekend is met de sector verwijzen wij gelijk naar de samenvatting in hoofdstuk 2.7. In hoofdstuk 3 geven we

27 mei 2011

Ons kenmerk 1011584-007/rca/jba

Bijlage 2

Geïnterviewden SW-bedrijven

De Bolder (Texel) De heer Noordzij

Diamantgroep (Tilburg en omgeving) De heer Van Schijndel

Drechtwerk (Dordrecht en omgeving) De heer Wilke

DZB (Leiden en omgeving) De heer Van Drooge

DCW (Enschede) De heer Kelderman

IBN (Uden en omgeving) De heer Gielen

Lander (Tiel en omgeving) De heer Vogelaar

NLW groep (Venray en omgeving) De heer Van der Pas

Reestmond (Meppel en omgeving) De heer Veld

Tomingroep (Hilversum en omgeving) De heer Oskamp

Expertgroep De heer Slootweg (Divosa)

De heer Heekelaar (Berenschot)

De heer Schriever (VNG)

De heer Lukassen (bestuurder)

Mevrouw Heinsbroek (Cedris)

Begeleidingsgroep Cedris De heer De Wit (Cedris)

Mevrouw Damen (Cedris)

De heer Koorda (Cedris)