BEDACHTZAAM INSPELEN OP RESISTENTE ONKRUIDEN

7
DOSSIER Wintertarwe in het voorjaar Boerenbond • Management&Techniek 4 • 26 februari 2016 40 • dossier BEDACHTZAAM INSPELEN OP RESISTENTE ONKRUIDEN Tijdens de voorjaarsonkruidbestrijding moeten we aandacht hebben voor resistentie bij een aantal courante onkruiden in graan. Tijdens de veertigste Fytodag van Volsog bracht prof. Benny De Cauwer van de vakgroep Plantaardige productie (UGent) een interessante bijdrage over de oorzaken en het beheer van resistentie. – Patrick Dieleman S teeds meer onkruiden zijn in staat om herbicidendosissen te overle- ven die normaal dodelijk zouden moeten zijn. Duist komt wellicht het meest ter sprake, maar in graan merken we ook meer en meer problemen met windhalm. Ook vogelmuur, grote klap- roos en echte kamille beginnen resisten- tie te ontwikkelen. Prof. De Cauwer ontdekte in graanvelden in de kustpol- ders types van deze 3 onkruiden met resistentie tegen herbiciden die inwerken op de ALS-inhibitoren. Sinds 1980 wer- den in Vlaanderen al 22 unieke gevallen van resistentie gemeld, op wereldvlak zijn dat er zelfs al 450. Ontstaan van resistentie Een herbicide kan een bepaald onkruid doden door in te werken op een essenti- eel levensproces van die plant. Meestal bindt het herbicide op een enzym. Dit is een eiwit dat een sleutelrol speelt in dat levensproces. Ten gevolge van een muta- tie in het eiwit, waar normaal het herbi- cide op ingrijpt, kan het herbicide niet meer binden en verliest het zijn werking. Er is dan sprake van resistentie door gewijzigd doelwit(enzym). Er is nog een tweede, meer geleidelijke vorm van resistentieontwikkeling, namelijk resis- tentie door verhoogd metabolisme. Hierbij begint het metabolisme van de plant ten gevolge van de aanwezigheid van meerdere zwakkere resistentiegenen sterker te werken, waardoor de plant erin slaagt om het herbicide grotendeels te detoxifiëren alvorens het de ingrijpplaats bereikt. Je ziet dan in het veld enkele planten die een behoorlijke knauw kre- gen van het herbicide, maar erin slagen om kwijnend te overleven en uiteindelijk te bloeien en zaad te produceren. Doordat de overlevers mekaar bestuiven, ontstaat een populatie van planten met een ver- minderde gevoeligheid. Resistentie door verhoogd metabolisme ontstaat voorna- melijk wanneer planten blootgesteld worden aan te lage dosissen. Resistentie ontstaat door doorgedreven selectiedruk vanwege eenzijdig herbici- dengebruik. Er is sprake van extreme selectiedruk wanneer alle niet-gemu- teerde gevoelige planten sterven, terwijl de spontaan gemuteerde ongevoelige plant overleeft en zaden produceert. Daardoor kan heel snel een populatie Pak plekken met resistente onkruiden aan voordat het probleem zich over het hele perceel verspreidt. © PATRICK DIELEMAN Copyright strij en in uwer van de v ver de oorza zijn in staat sen te overle- delijk zoud mt wellicht he e, maar in graan en meer probleme Ook vogelmuur, grote echte kamille be ie te ontwikkelen. Prof. D ontdekte in graanv es resistentie op de ALS een lev Boerenbond d SPEL NKRUI g moet

Transcript of BEDACHTZAAM INSPELEN OP RESISTENTE ONKRUIDEN

Page 1: BEDACHTZAAM INSPELEN OP RESISTENTE ONKRUIDEN

40

DOSSIER Wintertarwe in het voorjaar

Boerenbond • Management&Techniek 4 • 26 februari 201640 • dossier

BEDACHTZAAM INSPELEN OP RESISTENTE ONKRUIDEN

Tijdens de voorjaarsonkruidbestrijding moeten we aandacht hebben voor resistentie

bij een aantal courante onkruiden in graan. Tijdens de veertigste Fytodag van Volsog

bracht prof. Benny De Cauwer van de vakgroep Plantaardige productie (UGent) een

interessante bijdrage over de oorzaken en het beheer van resistentie. – Patrick Dieleman

Steeds meer onkruiden zijn in staat om herbicidendosissen te overle-ven die normaal dodelijk zouden

moeten zijn. Duist komt wellicht het meest ter sprake, maar in graan merken we ook meer en meer problemen met windhalm. Ook vogelmuur, grote klap-roos en echte kamille beginnen resisten-tie te ontwikkelen. Prof. De Cauwer ontdekte in graanvelden in de kustpol-ders types van deze 3 onkruiden met resistentie tegen herbiciden die inwerken op de ALS-inhibitoren. Sinds 1980 wer-den in Vlaanderen al 22 unieke gevallen van resistentie gemeld, op wereldvlak zijn dat er zelfs al 450.

Ontstaan van resistentieEen herbicide kan een bepaald onkruid doden door in te werken op een essenti-eel levensproces van die plant. Meestal bindt het herbicide op een enzym. Dit is

een eiwit dat een sleutelrol speelt in dat levensproces. Ten gevolge van een muta-tie in het eiwit, waar normaal het herbi-cide op ingrijpt, kan het herbicide niet meer binden en verliest het zijn werking. Er is dan sprake van resistentie door gewijzigd doelwit(enzym). Er is nog een tweede, meer geleidelijke vorm van resistentieontwikkeling, namelijk resis-tentie door verhoogd metabolisme. Hierbij begint het metabolisme van de plant ten gevolge van de aanwezigheid van meerdere zwakkere resistentiegenen

sterker te werken, waardoor de plant erin slaagt om het herbicide grotendeels te detoxifiëren alvorens het de ingrijpplaats bereikt. Je ziet dan in het veld enkele planten die een behoorlijke knauw kre-gen van het herbicide, maar erin slagen om kwijnend te overleven en uiteindelijk te bloeien en zaad te produceren. Doordat de overlevers mekaar bestuiven, ontstaat een populatie van planten met een ver-minderde gevoeligheid. Resistentie door verhoogd metabolisme ontstaat voorna-melijk wanneer planten blootgesteld worden aan te lage dosissen.Resistentie ontstaat door doorgedreven selectiedruk vanwege eenzijdig herbici-dengebruik. Er is sprake van extreme selectiedruk wanneer alle niet-gemu-teerde gevoelige planten sterven, terwijl de spontaan gemuteerde ongevoelige plant overleeft en zaden produceert. Daardoor kan heel snel een populatie

Pak plekken met resistente onkruiden aan voordat het probleem zich over het hele perceel verspreidt.

©

PATR

ICK

DIE

LEM

AN

Copyri

ght strij

en in

uwer van de v

ver de oorza

zijn in staat sen te overle-delijk zoud

mt wellicht hee, maar in graan

en meer problemeOok vogelmuur, grote

echte kamille beie te ontwikkelen. Prof. D

ontdekte in graanves

resistentieop de ALS

een lev

Boeren

bond

enbo

nd

SPELNKRUI

g moet

Page 2: BEDACHTZAAM INSPELEN OP RESISTENTE ONKRUIDEN

41Boerenbond • Management&Techniek 4 • 26 februari 2016 dossier • 41

The World of HerbicidesAccording to HRAC classification on mode of action 2010

HERBICIDES AFFECTING: Light Processes Cell Metabolism Growth/Cell Division

C2

C3

C1 C Inhibition ofphotosynthesis at PS II

B Inhibition of ALS (branched)chain amino acid synth.)

K1Inhibition of

microtubule assembly K2Inhibition of

microtubule organisation

M Uncoupler (membrane disruption)

E Inhibition ofprotoporphyrinogen oxidase

D PS-I-electron diversion

F Inhibition of pigmentsynthesis (bleaching)

N Lipid synthesis inhibition(not ACCase)

A Lipid synthesis inhibition(inhibition of ACCase)

K3Inhibition of cell division

(inhibition of VLCFAs)

L Inhibition ofcellulose synthesis

F1 Inhibition of PDS

F4Inhibition of

DOXP synthase

F3 Unknown target

F2Inhibition of

4-HPPD

I DHP-inhibition

Z Unknown modeof action

O Synthetic Auxins

P Auxin transportinhibition

H Glutamine synthetase inhibition

G Inhibition ofEPSP synthase

Phenyl-pyridazines

Diphenyl ethers

Thiadiazoles

Diphenylether

Pyrimidinediones

Cyclohexanediones (DIMs)

Chlorocarb. acids

Others

Glycines

Others

Others

Ureas

Uracils

Amides

Triazolinone

Triazines

Phenylpyrazoles

Imidazolinones

Triazolopyrimidines

Chloroacetamides

Pyridine-carboxylic acids

Benzoic acids

Phenoxy-carboxylic acids

Tetrazolinones

Acetamides

Semicarbazone

Phthalamate

Benzamide

Alkylazines

Nitriles

Pyridines

Phosphoroamidates

DinitrophenolsBipyridyliums

Phosphorodithioate

Benzofuranes

Quinolinecarboxylic acids

Phosphinic acids

Carbamate

Sulfonylamino-carbonyl-triazolinones

Sulfonylureas

Pyrimidinyl (thio) benzoates

Oxadiazoles

Triazinones

Triazolinones

Pyridazinone

Nitriles

Phenylcarbamates

N-Phenyl-phthalimides

Oxazolidinedione

Benzothiadiazinone

Benzoic acid

Carbamates

Dinitroanilines

Benzamides

Oxyacetamides

Aryloxyphenoxy-propionates (FOPs)

www.hracglobal.com

Thiocarbamates

Phenylpyrazoline (DEN)

Arylaminopropionic acid

Triazolocarboxamide

O

O

NH

Cl

Cl

Clomeprop

O

OH

O

Cl

Cl

Dichlorprop=2,4-DP

O

OH

O

Cl

Cl

2,4-D

O

OH

OCl

MCPA

O

Cl

Cl

OH

O

2,4-DB

OCl

OH

O

MCPB

OCl

OH

O

Mecoprop = MCPP = CMPP

FF

N

NN

ONH2

Cl

OFF

F

Flupoxam

NCl

Cl Cl

OOH

O

Triclopyr

NCl

Cl

O

OH

Clopyralid

NF

Cl Cl

OOH

O

NH2

Fluroxypyr

NCl

Cl Cl

NH2

O

OH

Picloram

NCl

Cl

NH2

O

OH

Aminopyralid

NH

NOO

O

O

Isoxaben

Cl

Cl NH2

OHO

Chloramben

OHO

O

Cl

Cl

Dicamba

OHO

Cl

Cl

Cl

TBA

Cl ClCN

Dichlobenil

Cl Cl

SNH2

Chlorthiamid

NH

O

OH

O

Naptalam

N

OOH

Cl

Quinmerac

N

Cl

OOH

Cl

Quinclorac

O

O

NNNH

NH

O

F

F

Na

Diflufenzopyr-sodium

N

SO

Cl

O

O

Benazolin-ethyl

+

N

N

N

NH2

F

NH

O

Triaziflam

Indaziflam

N N

N

NH2

F

CH3

CH3

NH CH3

N

N

N

NH NH

S

Desmetryne N

N

N

Cl

NH

NH

Propazine

N

N

N

NH

NH

S

Ametryne

N

N

N

NH

NH

Cl

Atrazine

N

N

N

NH

S NH

Dimethametryn

N

N

N

NH

NH

Cl

Simazine

N

N

N

NH

NH

Cl

Terbuthylazine

N

N

N

NH

NH

S

Terbutryne

N

N

N

NH

NH

S

SimetryneN

N

N

NH

NH

O

PrometonN

N

N

NH

NH

Cl

CN

Cyanazine N

N

N

NH

NH

S

Prometryne N

N

N

NH

NH

O

Terbumeton

N

N

N

N NH

Cl

Trietazine

NH

N

O

Fenuron

S

NN

NHO

Methabenzthiazuron

NH

ClN

O

Chlorotoluron

NH

ON

OCl

Chloroxuron

NH

N

O

FF

F

Fluometuron (also F3)

Cl

Cl

NH

NO

Neburon

NH

N

ClN

O

O

N

O

Dimefuron

NH

N

O

Isoproturon O

Cl

NH

ON

Metoxuron

NH

NH

O

Siduron

NH

Cl

Cl

N

O

Diuron

NO

NH N

O

Isouron

Cl

NH

N

O

O

Monolinuron

N N

S N

O

NH

Tebuthiuron

Br

Cl

NH

NO

O

Chlorobromuron

S

NN

NS

O

O

NH

O

Ethidimuron

Cl

Cl

NH

NO O

Linuron

N

SNH

O

OO

Bentazone

N

NH

O

Br

O

BromacilN

NH

O

O

LenacilN

NH

O

Cl

O

Terbacil

NH

ONH

O

O

OPhenmedipham

NNCl

O

O

S

Pyridate

N N

OH

Cl

Pyridafol

NN

OCl

NH2

Chloridazon/Pyrazon

N N

NN

O

O

Hexazinone

N

NN

O NH2

MetamitronN N

NO

NH2

S

Metribuzin

N

NN

O

NH2

O

NH

Amicarbazone

N+

N+

Br Br

N+

N+

Cl Cl

Diquat

Paraquat

Cl

Cl

NH

O

Propanil

Cl

NH

O

Pentanochlor

Br

OH

Br

N O

NO2

O2N

Bromofenoxim (also M)

I

OH

I

CN

Ioxynil (also M)

Br

OH

Br

CN

Bromoxynil (also M)

O

NHO

O

NH

ODesmedipham

Br

NH

O

N

O

Metobromuron

O NNH

O

F

FF

F

Picolinafen

N

O

FF

F

Fluridone

NN

OCl

NH

FF

F

NorflurazonN

OCl

ClF

FF

Flurochloridone

O

ClNH2

O2N

AclonifenNH

NO

FF

F

Fluometuron(also C)

NO

Cl

O

Clomazone

ON

O

Cl

S

O

O

Isoxachlortole

NN

OO Cl

Cl

O

Pyrazoxyfen

NN

OOH S

F

FF

OO

Pyrasulfotole

O

O

O Cl

SO

O

O O

Tefuryltrione

ONH

O

FF

F

Flurtamone

ON

O

NH

F F

FF

F

DiflufenicanBeflubutamid

F

F FF

OO

NH

Isoxaflutole

ON

O

F

FF

SO

OBenzofenap

NN O

O

OCl

Cl

PyrazolynateN

N OS

O

OCl

Cl

O

Sulcotrione

ClOO

O

O

SO O

Mesotrione

O O

O

N+O O

SO O

Benzobicyclon

S O Cl

SO O

Tembotrione

O

O

O Cl

OF

F

F

SO O

Topramezone

O

NN

OH

ON

SOO

O

OH O

N

FF

F

OO

Bicyclopyrone

Amitrole (Inh. of lycopene cyclase)

NH

N

N

NH2

NH

ONH

Dymron = Daimuron

NH N

O

Methyldymron

NH

NH

OCl

Cumyluron

OH

O

Pelargonic acid

N N

S S

Dazomet

(CH2)7CO2H

(CH2)7CH3

Oleic Acid

O

N

Cl

ClO

Oxaziclomefone

NH2

PO

O

O

OH

Fosamine

ClCl

NH

O

OO

Etobenzanid

O

O

CinmethylinN NO

S

O

Pyributicarb

DSMA

AsO

O

O

Na+

Na+

MSMA

As

O

OH

O Na+Metam

S

S

NH

Na+

Bromobutide

NH

O

Br

DifenzoquatMetilsulfate

NN

+CH3SO-4

Indanofan

OO

O

Cl

Chlorflurenol

OH OH

O

Cl

N

NO

O

NH

NH

OS OO

NS O

O

Amidosulfuron

N

NO

O

NH

NH

OS OO

N N

N

NNN

Azimsulfuron

N

NO

O

NH

NH

OS OO

OO

Bensulfuron-methyl

N

N

O

NH

NH

OS OO

OO

Cl

Chlorimuron-ethyl

NN

NO

NH

NH

OS OO

Cl

Chlorsulfuron

NN

NO

O

NH

NH

OS OO

OO

Cinosulfuron

N

NO

O

NH

NOS O

O

N

O

FF

F

Na+

Trifloxysulfuron-sodium

N

NO

O

NH

NH

OS OO

NHO

Cyclosulfamuron

NN

NO

NH

NH

NH

OS OO

OO

Ethametsulfuron-methyl

N

NO

O

NH

NH

OS OO

O

O

Ethoxysulfuron

N

NO

O

NH

NH

OS OO

N

FF

F

Flazasulfuron

N

NO

O

NH

NOS O

O

N

OO

FF

FNa+

Flupyrsulfuron-methyl-sodium

N

NO

O

NH

NH

OS OO

N N

ClOO

Halosulfuron-methyl

N

N

NO

O

NH

NH

OS OO

N

Cl

Imazosulfuron

NN

NO

NH

NOS O

O

I

OO

Na+

Iodosulfuron-methyl-sodium

NN

NO

NH

NH

OS OO

OO

Metsulfuron-methyl

N

NO

O

NH

NH

OS OO

NH

ON

O

H

Foramsulfuron

N

NO

O

NH

NH

OS OO

N

ON

Nicosulfuron

N

NNH

NH

OS OO

OOO

Oxasulfuron

N

NO

O

NH

NH

OS OO

O

F

F

F

F

O

Primisulfuron-methyl

NN

NO

NH

NH

OS OO

FF

F

Prosulfuron

N

NO

O

NH

NH

OS OO

OO

NH

SO O

Mesosulfuron-methyl

N

NO

O

NH

NH

OS OO

N N

OO

Pyrazosulfuron-ethyl

N

NO

O

NH

NH

OS OO

N

S OO

Rimsulfuron

N

NNH

NH

OS OO

OO

Sulfometuron-methyl

N

NO

O

NH

NH

OS OO

N

N

SO

O

Sulfosulfuron

NN

N

O

NH

NH

OS OO

FF

F

FF

F

Tritosulfuron

NN

NO

NH

NH

OS OO

S

OO

Thifensulfuron-methyl

NN

NO

NH

NH

OS OO

OCl

Triasulfuron

NN

NO

NNH

OS OO

OO

Tribenuron-methyl

NN

NO

NH

NH

OS OO

O

N

O

FFF

Triflusulfuron-methyl

N

NO

O

NH

NH

OS OO

OO

NO

F

Flucetosulfuron

N

NO

O

NH

NH

OS OO

NHN O

Orthosulfamuron

NH

NO

N

OOH

Imazapic

NH

NO

N

OOH

Imazapyr

NH

NO

OONH

NO

OO+

Imazamethabenz-methyl

NH

NO

N

OOH

Imazaquin

NH

NO

N

OOH

O

Imazamox

NH

NO

N

OOH

Imazethapyr

OH

NO2

NO2

DNOC

OH

NO2

NO2

Dinoterb

OH

NO2

NO2

Dinoseb

O ON

N N

N

O

O

O

O

O O Na+

Bispyribac-sodium

O ON

N N

N

O

O

O

O

O ON

Pyribenzoxim

S

N

N

O

O

O O

Cl

Na+

Pyrithiobac-sodium

S

N

N

O

OO O

Pyriftalid

O

N

N

O

O

O O

NO

Pyriminobac-methyl

NH

N

N

O

OOH

O

SOO

FF

Pyrimisulfan

S NOO

ON

N

NO

O

OO

Na+

O S NOO

ON

N

NO

O

FF

F

Na+

Flucarbazone-sodium

Propoxycarbazone-sodium

S

S NH

N

O

NN

O

O

OO

O O

Thiencarbazone-methylN

N

NNS

NH

Cl

OO

OO

F

O

Cloransulam-methyl

N

N

NNS

NH

Cl

Cl

OO

F

O

Diclosulam

N

N

NNS

NH

F

F

OO

O

F

Florasulam

N N

NNS

NH

F

F

OO

Flumetsulam

N N

NNS

NH

Cl

Cl

OO

O

O

Metosulam

N

N

NNNH

S

O

OO

O

O

FF

FF

FPenoxsulam

N N

NNNH

SN

O

O

OO O

FF

F

Pyroxsulam

OHP N

H

OH

O O

OH

Glyphosate

OHP N

H

OH

O O

O

(CH3)3 S+

Sulfosate

POH

O

ONH2

O

NH4+

Glufosinate-ammonium

NH2 SNH

OO

O

O

Asulam

Propyrisulfuron

N

N

S NH

NHO

NNN

Cl O

OOO

Bialaphos

CH3PO

OH NH2

HNH

O CH3

HNH

O

CH3

H O

OH

SNH

SP

O O

S

OO

Bensulide

S N

O

Tiocarbazil

S N

O

Cl

Thiobencarb = Benthiocarb

S N

O

Esprocarb

S N

O

Cycloate S N

O

EPTCNS

O

Dimepiperate

N S

O

Molinate

S N

OCl

Orbencarb

S N

O

Pebulate

S N

O

Prosulfocarb

S N

O

VernolateS N

O

Cl

Cl

Cl

Tri-allate

OH

O

Cl

Cl Cl

TCA

OH

O

ClCl

Dalapon

OH

O

FF

F

F

Flupropanate

O

O

O O

NO

Alloxydim

O

O

O

N O

Butroxydim

Clethodim

O

OS

N O ClCycloxydim

O

O

NO

S

Sethoxydim

O

O

NO

S

Profoxydim

S

O

O

N OO

Cl

Tepraloxydim

O

OO

N O Cl

Pinoxaden

O NN

O

O

O

Tralkoxydim

O

O

NO

Cyhalofop-butyl

OF

N OO

O

CH3

H

Diclofop-methyl

Cl Cl

O

OO

O

Fluazifop-P-butyl

N

F

FF

O

OO

O

CH3

H

Fenoxaprop-P-ethyl

Cl O

N O

O

OO

CH3H

Metamifop

O

N

Cl

O

OO

NFCH3

Haloxyfop-P-methyl

N

F

FF Cl

O

OO

O

CH3

Propaquizafop

N

N

O

Cl O

CH3

O

OON

Quizalofop-P-methyl

N

N

O

Cl O O

O

CH3

Quizalofop-P-tefuryl

N

N

O

Cl O

OCH3OO

Ethofumesate

OO

OS

O OBenfuresate

O

OSO O

Butylate

S N

O

Clodinafop-propargyl

N

Cl F

O

OO

O

CH3

N

Cl

O

ClN

O

O

Oxadiazon

O

Cl

Cl

N

ON

O

Oxadiargyl

NN

O

OO

O

O

O

FF

F

Benzfendizone

Cl

O N

F

O

O

O

Pentoxazone

NN

F

H O

O

F

Cl

NH

SCl

OO

Profluazol

NN O

F

O

Cl

O

OF

F

F

Flufenpyr-ethyl

SN

NN

O

NO

F

Thidiazimin

N

ClF

OCl

ONN

O

F

F

Carfentrazone-ethyl

NN

N

O Cl

Cl

O

Azafenidin NCl

OO

Cl

O

O

Cinidon-ethyl N

O

Cl

O

O

F

OO

Flumiclorac-pentyl

N

O

O

F

N

O

O

Flumioxazin

O

Cl

F

FF

OO

N+

O

ONa+

Acifluorfen-sodium

O

Cl

Cl

OO

N+

O

O

Bifenox

OCl

F

FF

N+

O

O

OOO

O

Fluoroglycofen-ethyl

O

Cl

Cl

ON

+O

O

Chlomethoxyfen

O

F

FF

O

N+

O

O

NH

SO O

Cl

Fomesafen

OF

F

FF Cl

NH

OS

O O

N+ O

O

Halosafen

O

Cl

F

FF

N+

O

O

OOO

O

Lactofen

O

ClF

FF

O

N+ O

O

Oxyfluorfen

OF

FF Cl

O

O CH3

HO

OCl

Ethoxyfen-ethyl

NN

O

O

FF

FCl

OO

O

O

Butafenacil

NNN

N

ClCN

N

Pyraclonil

N

F

Cl

S

OO

NN

S

O

Fluthiacet-methyl

ClCl

N

N

NNH

SO

O

O

FF

Sulfentrazone

N N

FCl

O

OF

FF

Br

Fluazolate

N N

FCl

OO

ClF

FO

O

Pyraflufen-ethyl

Bencarbazone

NN

N

O

FFF

F

NH

NH2

S

SO

O

Saflufenacil

N

N

O

OF

FF

F Cl

O

NH

S NO O

N

O Cl

O

Acetochlor

N

O Cl

O

AlachlorN

O Cl

PropachlorN

O Cl

O

Butachlor

N

O Cl

O

Dimethachlor

N

O Cl

S

OThenylchlor

S

N

O

Cl

O

Dimethenamid

N

O Cl

NN

Metazachlor

N

O Cl

O

MetolachlorN

O Cl

O

Pretilachlor N

O Cl

O

Propisochlor

N

O

Cl

O

Pethoxamid

Cl Cl

ClCl

O

OO

O

Chlorthal-dimethyl = DCPA

N

NO2

NO2

SNH2

O

O

N

NO2

NO2

FF

F

Ethalfluralin

NH

NO2

NO2

Pendimethalin

NH

NO2

NO2

Butralin

Oryzalin N

NO2

NO2

FF

F

Trifluralin

N

NO2

NO2

FF

FNH2

Dinitramine

NH

OO

Cl

Chlorpropham NH

OO

Propham

N

NO2

NO2

FF

F

Benefin = Benfluralin

S

PNH

OO

NO2

S

PNH

OO

NO2

Amiprofos-methyl

Butamifos

NH

OCl

ClPropyzamide = Pronamide

NO

Tebutam

PS

OSO

N

OCl

Anilofos

N PS

OSO

O

Piperophos

SO O

NN

N

N

O

Cafenstrole

O

NH

O

Naproanilide

N

O

Diphenamid

N

S

O

S

O

FF

F F

F

Dithiopyr

N

O

O

FF

F F

F

S

N

Thiazopyr

ON

NN

S

O F

FF

F

Flufenacet

ON

N

S

O

Mefenacet

N NNN N

OO

Cl

Fentrazamide

Carbetamide

NH

O

O

NH

OH

Napropamide

O

O

N

SNN

ON

OOO

FF

FFF

Pyroxasulfone

Ipfencarbazone

F

F

N

OO

N NN

CI CI

Flamprop-m

N

Cl

F

C H3O

H

O

O H

A (1) Lipid synthesis inhibition (inh. of ACCase)B (2) Inhibition of ALS (branched chain

amino acid synthesis)C (5, 6, 7) Inhibition of photosynthesis PS IID (22) PS I electron diversionE (14) Inhibition of protoporphyrinogen oxidaseF Inhibition of pigment synthesis (bleaching)F1 (12) Inhibition of PDSF2 (27) Inhibition of 4-HPPDF3 (11, 13) Unknown targetF4 Inhibition of DOXP synthaseG (9) Inhibition of EPSP synthase

H (10) Inhibiton of glutamine synthetaseI (18) Inhibition of DHPK1 (3) Inhibition of microtubule assemblyK2 (23) Inhibition of microtubule organisationK3 (15) Inhibition of cell division (VLCFA)L (20, 21) Inhibition of cellulose synthesisM (24) Uncoupler of oxidative phosphorylationN (8, 26) Inhibition of lipid synthesis (not ACCase)O (4) Synthetic auxinP (19) Auxin transport inhibitionZ (17, 25,) Unknown mode of action

( ) WSSA Group

A free copy of this poster can be downloaded from www.hracglobal.com Designed and produced by Syngenta 2010

Figuur 1 Indeling van herbiciden volgens hun werkingswijze - Bron: HRAC

isoproturonchloortoluron

diflufenican

sulfosvoorjaar

flufenacet

StompAqua

ontstaan van planten die extreem minder gevoelig zijn voor een specifieke wer-kingswijze. Wie steeds hetzelfde herbi-cide gebruikt, of een herbicide van een ander merk maar met dezelfde wer-kingswijze, bespoedigt die selectie. Na enkele jaren blijven uiteindelijk bijna alleen resistente planten over.Figuur 1 toont de indeling van werkings-wijzen van herbiciden volgens het Herbi-cide Resistance Action Committee (HRAC). In de praktijk blijken veel onkruiden ook kruisresistentie te ontwikkelen. De herbiciden van groep A (HRAC), met name de FOP’s (bijvoorbeeld fluazifop- P-butyl), DIM’s (bijvoorbeeld clethodim) en DEN’s (bijvoorbeeld pinoxaden), werken allemaal in op ACCase-inhibito-ren. Sommige populaties van duist zijn door een wijziging in hun ACCase-enzym minder of zelfs ongevoelig geworden voor de 3 groepen. Gelukkig zijn ze niet noodzakelijk ongevoelig voor elke actieve stof binnen die groepen of voor alle groepen.

SamenspelVolgens De Cauwer is resistentieontwik-keling afhankelijk van de interactie tussen 3 factoren: herbicide, onkruid-soort en landbouwpraktijk. Sommige herbiciden zijn risicovoller dan andere. Tabel 1 (p. 42) toont een lijstje van wer-kingswijzen met het hoogste aantal resistente onkruidsoorten, op basis van meldingen wereldwijd. “ALS-inhibitoren (groep B) en ACCase-inhibitoren (groep A), 2 groepen die we courant gebruiken in de graanteelt, zijn bijzonder risicovol. De groep van de ureums (C2) is iets minder risicovol. Groepen met weinig risico zijn onder meer K1 (pendimethalin) en K3 (flufenacet). Over de groep van de HPPD-remmers hoor je nauwelijks iets. Daarin zitten herbiciden die veel gebruikt worden in maïs, type mesotrion.”Sommige onkruidsoorten zijn gevoeliger voor resistentieontwikkeling. Dit geldt algemeen voor grassen, en duist staat daarbij met stip op kop binnen Europa. “Bij ons doen problemen met duist zich

voor in de Wase polders, de kustpolders en de zware gronden in Henegouwen en de Condroz, kortom in de natuurlijke habitat van dat onkruid. Daar zijn al complexe gevallen van meervoudige resistentie, waar ons nog weinig rest om het probleem onder controle te houden. Problemen met windhalm zien we vooral in Waals-Brabant, een deel van het Waasland en in de streek van Doornik. Er is windhalm met resistentie tegen isopro-turon, ACCase-remmers en ALS-rem-mers. We kunnen ook resistentieontwik-keling verwachten bij raaigrassen en Europese hanenpoot. Voor die laatste zitten de problemen al vlakbij. In Duits-land en Frankrijk zijn er al problemen met nicosulfuron-resistente hanenpoot. Hoelang gaat het nog duren vooraleer die bij ons opduiken?”In België zijn er in wintergranen voor wat de dicotylen betreft vooral problemen met de grote klaproos en verder ook met echte kamille en vogelmuur. Die hebben volgens De Cauwer resistentie ontwikkeld

Copyri

gightt

ghth

(branched)id synth.)

yCoC

F Inhibition of pigmentthesis (bleaching)

C

igPhenyl-pyridazines

yrgh

pypyrazoles

ht

pes

oones

ghitriles

riridiazinone iiiririririggggigigigrigiriiriigigrigrigrigriririgriririgrighhhighggighghiggigigigigigighrigigrigigigrigrigrigrigrigrigigigigigigigrigi

NO

Tebuthiuron

riO

O

Bentazone rigriririgrigghigiggggN

NCl

OS

N N

OH

ClIoxynil

Br

CN

Bromo

CoCoCoCoCoCoCoCoCCCCCCCCCCCCCoCoCoooopooooooooooooooooooCCoCCCCoooooooCooCooCooCooCO

N

OON

NH

D

OOCl

hthththththththththhhhhttttttttttttttttttt tttttttt tttttththththththththtAmidosulfuron

OOH

NH

NO

O

Im

N

N

N

OOH

opyppopy

opy

opopopopypypypypypypypyppypypypypypypypypypypppypypypypypyppppppppppypypypypypypypypyyryryyyyyyyrpypypypypypypypypypypypypypypypyppppppypypypypyppppppppppyryrpypyyryyyrpyr

pypypypypypypypypypypypypypypypypypypypypypypypypyppppppppyryryryryryryryyyyyyyyyyyyyyyyyyyyyyyyyyyyyyyyyyypypypyppppyypyypyyyyr

pO

O

adiazon

N

F

NN

O

F

F

arfentrazone-ethylopopopoppopopopopopopopppppypyopyyyyyyyyyyryryrpyyryyypypypypypypypyypypyyyyyryryryryyryyyyyyypopp

yypyyryryryryryyyryryryryryryryryr

Cl

O

O

F

Na+

OO

N+

O

O

FN

OOO

O

ethyl

O

Cl

ON

+

O

O

N+NO

O

NH

SO OO

OF

Cl

NH

O

N+ O

O

F

FF

OOF

FCl

Ethoxyfen-et

poppypyypyopopopopopopopopopopopopopopopopopopopopopopopopop

NN N

Cl

O

O

azolateO

O

one

NN

N

O F

NHSS

O

O

CCCCCCCCCCCCCCCCCCCCCCCCCdd ffffffiiiifiiiifffffffffOO FF

Boeren

b

BBorld of Herbassification onBBBBNN

H

OS OO

NHOO

r

staat uropa.

t duist zic

nbon

dst omden.

von he

an Doornik. Er e tegen isop

ers en ALS-rk resistentieo

wachten bij raaigrasshanenpoot. Voor d

blemen al vn Frankrijk zijn e

nicosulfuron-reHoelang gaat hebij ons opduikIn België de dicot

e

Page 3: BEDACHTZAAM INSPELEN OP RESISTENTE ONKRUIDEN

42

DOSSIER Wintertarwe in het voorjaar

Boerenbond • Management&Techniek 4 • 26 februari 201642 • dossier

tegen meerdere ALS-remmers. “De grote klaproos levert vooral problemen op in het Hageland en de kustpolders, waar ze het gezelschap krijgt van sulfonylurea-resistente kamille en heel lokaal ook van sulfonylurea-resistente vogelmuur. Afgaand op wat in Europa gebeurt kun-nen we problemen verwachten met reukloze kamille.” In suikerbieten zijn er al langer problemen met metamitron-resistente melganzenvoet. Nu is er een nieuwkomer uit dezelfde familie: uit-staande melde. “Dicht bij Tienen hebben we een type gevonden met resistentie tegen fenmedifam en metamitron, 2 belangrijke componenten uit het FAR-mengsel. Resistentieontwikkeling is een kwestie van aantallen. Soorten die veel zaad produceren, zoals grote klaproos en melganzenvoet, hebben meer kans om resistentie te ontwikkelen. Soorten met een heel korte levenscyclus, zoals vogel-muur, kunnen meerdere selectiecycli per jaar doorlopen.”

Gebrekkig arsenaalProf. De Cauwer ziet dat resistentie toeneemt en dat er meer meervoudige resistenties optreden. “Daartegenover staan we met een verouderd chemisch arsenaal. De jongste nieuwe werkings-wijze dateert al van 1982. We hebben

verschillende werkingswijzen nodig om meervoudige resistenties te kunnen aanpakken. Daar komt nog bij dat we verwachten dat heel wat erkenningen zullen vervallen in de toekomst, waardoor we zelfs werkingswijzen verliezen. Daar-door rust steeds meer gewicht op de resterende werkingswijzen, waardoor we

nog minder kunnen roteren. De ALS-remmers hebben al een groot gewicht in ons huidige arsenaal. Dit is net een groep die gevoelig is voor resistentieontwikke-ling en het is zowat de enige groep waarin nog nieuwe actieve stoffen worden ont-wikkeld. Tegen 2025 verwachten we hooguit een vijftal nieuwe herbiciden,

Tabel 1 Kans op resistentieontwikkeling naargelang de werkingswijze van het herbicide - Bron: UGent 2015

Risico HRAC/werkingswijze HRAC/ Groep

Voorbeeld Aantal soorten met resistentie

% van totaal

Hoog ALS-inhibitoren B Mesosulfuron-methyl (Atlantis en andere) 156 34

PS II-inhibitoren (triazines) C1 Terbuthylazin 73 16

ACCase-inhibitoren A Fenoxaprop-P-ethyl (Foxtrot, Puma) 47 10

Gemiddeld EPSP synthase-inhibitoren G Glyfosaat 32 7

Synthetische auxines O MCPA 32 7

PS I-afleiding elektronenstroom D Paraquat1 31 7

PS II-inhibitoren (ureums/amiden) C2 Isoproturon 28 6

Laag Microtubuli-inhibitoren K1 Pendimethalin (Stomp en andere) 12 3

Remming elongase-enzym N Tri-allaat (Avadex) 10 2

PPO-inhibitoren E Carfentrazon-ethyl (Allié en andere) 7 1

Remming carotenoïdenbiosynthese F3 Aclonifen (Challenge) 5 1

Remming synthese langeketenvetzuren K3 Metolachloor (Dual Gold en andere), flufenacet (Artist, Herold, Liberator, Malibu en andere)

4 1

PS II-inhibitoren (nitriles) C3 Bromoxynil (Bromotril, Xinca en andere) 4 1

Remming phytoene desaturase F1 Diflufenican (Diflanil, Toucan en andere) 4 1

Cellulose-inhibitoren L Dichlobenil1 3 1

Zeer laag HPPD-inhibitoren F2 Mesotrion (Callisto en andere) 2 <1

Glutamine-synthetase inhibitor H Glufosinaat-ammonium (Basta) 2 <1

Microtubuli-organisatie inhibitoren K2 Chloorprofam 1 <1

Ontkoppelaars M DNOC1 0 0

DHP-inhibitoren I Asulam1 0 01 Niet (meer) erkend in België

Figuur 2 Chemische bestrijding van erg resistente duist: implementatie van laag risico herbici-den en optimalisatie bestrijding - Bron: UGent 2015

Sequentie van werkingswijzen binnen teelt

Najaar

Voorkomst isoproturon/chloortoluron(C2)/diflufenican (F1) combinaties (bijvoorbeeld Javelin)

Eerstebladstadium van tarwe: flufenacet (K3) bevattende producten (bijvoorbeeld Malibu, Herold, Liberator)

Voorjaar

Roteer werkingswijzen in opeenvolgende gewassen

Maximale bestrijding

Optimaal stadium duist: behandel vroeg op actief groeiende duist

Optimaal weer: Wel: Temperatuur≥ 12°C ; RV ≥60% Niet: bij nachtvorst & temperatuurschommelingen >15°C

+ koolzaadolie + volle dosis

Atlantis WG/ Othello (B) & synergistische mengpartners (bijvoorbeeld pendimethalin (K1) en/of pyroxsulam (B), flupyrsulfuron-methyl (bijvoorbeeld Capri of Lexus)

Laagrisicobodemherbiciden : flufenacet, pendimethalin Betere bestrijding duist (70-80% bestrijding mogelijk) echter variabel Metabolische resistentie tegen bodemherbiciden: vaak slechts partieel en traag evoluerend

Copyri

gheten zijn emitron-

u is er een amilieTienen he

n met resistentm en metamitro

mponenten uit het esistentieontwikkelin

van aantallen. Szaad produceren, zoals gmelganzenvoet, he

tieeen heel komuur, kun

ghtthtght Voorkomst

roturotol

diflcog

BoeBoerenen

bononddnddddddndndndndonnonnbbobbobbonbbnenereereereoeBoe

7

2

5

old,

4

a)

BoBoequentie van wB

Page 4: BEDACHTZAAM INSPELEN OP RESISTENTE ONKRUIDEN

43Boerenbond • Management&Techniek 4 • 26 februari 2016 dossier • 43dossier • 43

maar geen enkel met een innovatieve werkingswijze.”De Cauwer plaatst daartegenover de vaststelling dat bij duist bijna alle wer-kingswijzen al doorbroken zijn. Gelukkig zijn die doorbraken niet allemaal gebeurd bij dezelfde plant, maar er zijn al heel wat gevallen bekend van meervoudige resis-tentie waarbij planten resistent zijn ten aanzien van meerdere werkingswijzen als gevolg van meerdere resistentiemecha-nismen. De situatie is iets minder ernstig voor windhalm en gelukkig nog minder

voor dicotylen, waar resistentie voorlopig nog vooral in de B-groep zit. “Toch heb-ben we niet zo veel herbiciden die echte kamille kunnen aanpakken. Als de B-groep zou wegvallen, moeten we in grote mate leunen op de C-groep, de ureum-verbindingen. Welke toekomst staat ons te wachten als we weten dat die geregeld gevonden worden in oppervlaktewater? Nochtans blijven ureumverbindingen een belangrijke hoeksteen in de strijd tegen resistente duist.”

Goede landbouwpraktijkenVolgens De Cauwer is IPM het enige wat we hier tegenover kunnen stellen, met een samenspel tussen niet-chemische en chemische methoden. Het vertraagt resistentieontwikkeling en is vaak het enige reddingsmiddel tegen onkruiden met meervoudige resistentie. “De effecti-

viteit van niet-chemische methoden is zeer sterk afhankelijk van de probleem-soort waar je mee te maken krijgt. Be-langrijke parameters zijn: de langlevend-heid van de zaden, het kiemingsvenster en de maximale kiemingsdiepte van die soort. Duist en grote klaproos, bijvoor-beeld, zijn winterannuellen. Ze kiemen in het najaar. Daarom is afwisseling met zomervruchten een heel goede maatre-gel. Maar dat geldt niet voor vogelmuur en echte kamille, want die kiemen het jaar rond. Ploegen is gunstig in de strijd tegen duist, want de kans dat je onderge-ploegde zaden nog levend zal boven ploegen is klein. Dat komt omdat dit zaad maximum 5 jaar kiemkrachtig blijft en ondiep kiemt. Maar de zaden van grote klaproos en melganzenvoet blijven langer dan 40 jaar kiemkrachtig. Voor die soor-ten zal al dan niet een kerende bodembe-werking weinig uitmaken. Er bestaan bijgevolg geen passe-partoutsystemen. Het komt erop aan de effectieve systemen te combineren (zie kader). Bij mechani-sche onkruidbestrijding is een mes een mes, een dergelijke techniek maakt geen verschil tussen een gevoelige en een resistente plant.”Bij IPM is preventie de hoeksteen. We moeten voorkomen dat resistente bio-types verspreid geraken. “Dat betekent dat geen enkel individu in zaad mag komen. Wanneer je resistente melgan-zenvoet in zaad laat komen, dan heb je daar de rest van je carrière problemen

mee. Voorkom verspreiding van zaden via machines en mest. Preventie houdt in dat we de resistentieopbouw proberen te vertragen. Dit kan door grote zaadbanken te voorkomen. Resistentie blijft een zaak van grote getallen. Daarom geven teelten die een hoge onkruiddruk meebrengen ook risico. Hoe meer plantjes er van een bepaalde soort opkomen, hoe groter de kans op een individu dat spontaan gemu-teerd is. Daarom is een ruime rotatie van goudwaarde om de dominantie van bepaalde onkruidsoorten te verminderen. Een ruime rotatie laat bovendien toe om meerdere werkingswijzen te roteren.Soms heeft men een ruime rotatie, bijvoorbeeld met aardappelen, granen, groenten en maïs. Bij die teelten maken we in hoge mate gebruik van dezelfde werkingswijzen. Bijvoorbeeld in de C-groep heb je terbutylazin in maïs, chlori-dazon/fenmedifam/lenacil/metamitron in suikerbieten en in aardappelen is metri-buzin een sleutelherbicide. Op die manier roteer je eigenlijk bijzonder weinig in werkingswijze. Wanneer je plekken met resistente onkruiden krijgt, moet je die aanpakken voordat het probleem zich verspreidt over het volledige perceel. Bij duist kan het probleem zich door bestui-ving via de wind ook snel verspreiden naar aanpalende percelen. Doe je dit niet, dan zal je tientallen jaren met hoge bestrijdingskosten geconfronteerd wor-den.”Bij duist zijn bijna alle werkingswijzen al

doorbroken. Gelukkig zijn die doorbraken niet allemaal gebeurd bij dezelfde plant.

VERTRAAG /MINIMALISEER RESISTENTIE-OPBOUW Ontwikkel IPM beheerssystemen• Integreer methoden die geen selectiedruk veroorzaken, bijvoorbeeld

mechanische onkruidbestrijding, competitieve cultivars• Vruchtafwisseling

Optimaliseer herbicidenwerking • Fijn verkruimeld zaaibed, dosis aangepast aan bladstadium, toegepast

onder optimale weersomstandigheden (bijvoorbeeld ’s morgens of ’s avonds bij een hogere luchtvochtigheid) met de juiste toepassingstechniek);

• Schakel laag-risico herbiciden in, bijvoorbeeld van de F-groep;• Exploiteer negatieve kruisresistentie (soms zijn dergelijke planten veel

gevoeliger voor een andere werkingswijze dan niet-resistente types);• Roteer werkingswijzen binnen (in sequentie of mengsel) en tussen teelten• Streef naar maximale bestrijding, zeker van grassen en soorten met een

hoog risico.

©

PATR

ICK

DIE

LEM

AN

Copyri

ght

tie voorlopig “Toch heb

biciden die echtpakken. Als de

len, moeten we in p de C-groep, de ureu

en. Welke toekomwachten als we weten dat

gevonden worden in oNochtans blijvbelangrijke ho

sistente du

htn versp

geen enkel inkomen. Wanneer zenvoet in zadaar de g

Boerene-

emen. systemen

j mechans een mes een

jke techniek maakn een gevoelige en ee

ant.”entie de hoek

en dat resken

nbon

deeltegen n e

groter de ontaan gemu-me rotatie va

ominantie vanorten te vermi

rotatie laat bovendi werkingswijzen te

men een rubeeld met aarda

nten en maïs. Bwe in hoge matewerkingswijzgroep hedazon/fe

b

Page 5: BEDACHTZAAM INSPELEN OP RESISTENTE ONKRUIDEN

44

DOSSIER Wintertarwe in het voorjaar

Boerenbond • Management&Techniek 4 • 26 februari 201644 • dossier

BESTRIJDING GRAANHAANTJE, EEN STAP RICHTING IPM

Graanhaantjes kunnen in jaren van hoge druk zorgen voor belangrijke opbrengst-

verliezen. Van teelttechniek tot biologische bestrijding: welke tactieken zijn momen-

teel voorhanden voor een geïntegreerde bestrijding? – Naar: UGent, Inagro & BDB

Vanaf mei tot juni voeden de larven van het graanhaantje zich op de bladeren van verscheidene graan-

gewassen. De schade die ze aanrichten in de Vlaamse tarweteelt varieert sterk van jaar tot jaar, maar de financiële schade kan belangrijk zijn in jaren met hoge druk. Begin 2015 startte Universiteit Gent, vakgroep Toegepaste bioweten-schappen (Faculteit Bio-ingenieurs-wetenschappen) samen met Inagro en de Bodemkundige Dienst van België (BDB) een nieuw onderzoeksproject om blad-luizen en graanhaantjes in de graanteelt beter te beheersen. Met beter beheersen bedoelen we: meer geïntegreerd, met verschillende technieken én met aan-dacht voor het milieu.

Nood aan nieuw adviessysteemGeïntegreerde bestrijding (IPM) steunt op monitoring, preventieve beheersings-maatregelen en een integratie van verschillende bestrijdingstechnieken. Het monitoren is primair om te beslissen of een bestrijding al dan niet verant-woord is. Samen met schadedrempels zijn ze de bouwstenen voor een goed waarschuwingssysteem. Dat bestaat in Vlaanderen momenteel nog niet voor het graanhaantje. Een van de redenen hier-voor is dat in het verleden de schade in onze graanregio’s als onbelangrijk werd beschouwd. Nadat in 2011 voor het eerst veel schade werd aangericht in de tarwe-teelt, groeide de nood aan een goed adviessysteem.

Een van de doelstellingen van het project is de opbouw van een waarschuwings-systeem voor het graanhaantje. Om dit te realiseren, moeten eerst waarnemings-data worden verzameld. Hiervoor volgen de onderzoekers meer dan 30 graanper-celen op, gespreid over Vlaanderen. Ze voeren gedurende 4 jaar tellingen en waarnemingen uit, waarna ze uit de resultaten inzicht hopen te verwerven in de populatiedynamiek van dit plaaginsect. Ook zullen schadedrempels worden bepaald. Deze vormen de basis voor een ‘geleide’ en dus economisch verantwoor-de bestrijding. Het vernieuwende in het project is dat de schadedrempel ook rekening zal houden met de aanwezig-heid van nuttige insecten in het gewas.

©

UG

EN

T

Copyri

ght IC

n jaren van

techniek tot

oor een geïnte

ot juni voeden dgraanhaantje zich o

ren van verscheidenen. De schade die

de Vlaamse tarweteelt vajaar tot jaar, maar

angdruk. BeginGent, vakg

BoeGRAAHTI

d

Page 6: BEDACHTZAAM INSPELEN OP RESISTENTE ONKRUIDEN

45Boerenbond • Management&Techniek 4 • 26 februari 2016 dossier • 45dossier • 45

Daarmee hoopt men te komen tot een rationeler gebruik van gewasbescher-mingsmiddelen.

Bestrijding vandaagHet bestrijden van insecten in de graan-teelt gebeurt vandaag bijna uitsluitend chemisch. Naast een wettelijk kader rond IPM, vraagt het grote areaal tarwe een correct insecticidengebruik. Een foutieve timing met een breedwerkend middel kan een herbehandeling noodzakelijk maken. Het graanhaantje kan vandaag enkel bestreden worden met middelen op basis van pyrethroiden. Deze breed werkende middelen zijn echter niet selectief voor nuttige insecten in het gewas, waardoor een herbehandeling vaak nodig is.Frequent spuiten met eenzelfde product-groep geeft bovendien milieutechnische problemen zoals resistentie. Het onvol-doende naleven van toepassingstijdstip-pen kan deze problematiek nog vergro-ten. Een van de manieren om resistentie te voorkomen, is het afwisselend gebruik van middelen met een verschillende werkingswijze. Specifiek voor de plaag-bestrijding in de graanteelt zijn de moge-lijkheden hiervoor momenteel te beperkt. Ook over toepassingstijdstippen voor een correcte bestrijding van het graanhaantje is de kennis te beperkt.

Graanhaantje onder de loepEr is vaak verwarring omtrent de naam-geving van het graanhaantje. Het is een soortencomplex van kevertjes die erg op elkaar lijken. Hiertoe behoren verschei-dene soorten: Oulema melanopus, Oulema duftschmidi en Oulema rufocyanea. Deze 3 soorten lijken erg goed op elkaar en worden bij determinatie daarom ook vaak met elkaar verward. Naast het graan-haantje wordt ook het grashaantje (Ou-lema gallaeciana) geregeld gevonden in onze tarwepercelen.Graanhaantjes hebben slechts één generatie per jaar. Zoals bij de meeste insecten is de levenscyclus sterk tempe-ratuurafhankelijk: hoe hoger de tempera-tuur, hoe sneller de ontwikkeling. Het volwassen insect is een kever van 4 tot 5 mm groot met glanzende, metaal-blauwe dekschilden. De kevers overwin-teren op beschutte plaatsen in of naast het veld, bijvoorbeeld graanstoppels, bosranden of hagen. In het voorjaar, vanaf een gemiddelde temperatuur van 10 °C, worden de kevers terug actief. Dan vestigen ze zich in de granen. Afhankelijk

van de temperatuur starten de kevers ongeveer 2 weken later met de eileg.Eitjes worden afgelegd langs de midden-nerf op de bovenzijde van de graanblade-ren. De eerste eitjes zijn meestal te zien omstreeks begin mei. Elk wijfje kan honderden eitjes afleggen over een periode van 2 maanden. De eitjes zijn slechts 1 mm lang, maar ze zijn door hun bleekgele tot bruine kleur wel met het blote oog zichtbaar op het gewas. Eitjes worden afzonderlijk of per 2 afgelegd.

Men vindt zelden 3 eitjes samen.Een week later komen de eerste larven tevoorschijn. Ze zijn geel en enkele millimeters groot. Ze groeien naarmate ze ouder worden, en worden actiever. Ze bedekken zichzelf met een zwarte kleve-rige massa (hun uitwerpselen) en worden daardoor vaak verward met slakjes. De larven veroorzaken schade door zich te voeden met de bovenste bladlagen van de graanbladeren. Dit zorgt voor een verlies aan fotosynthetische capaciteit van de plant. Het zijn voornamelijk de oudere larven die economische schade veroorza-

ken aan het gewas. Vooral wanneer het vlagblad wordt aangetast, is er kans op een aanzienlijke daling van de korrelop-brengst. Het laatste blad van de tarwe-plant heeft namelijk de grootste fotosyn-thetische capaciteit en daardoor een grote impact op de suikervorming in de plant.Het graanhaantje verpopt in de grond, maar het grashaantje verpopt in witte cocons op de stengel, dikwijls tegen de basis van de aar. Het graanhaantje over-wintert niet als pop maar nog voor de winter komen de nieuwe kevers tevoor-schijn. Zij voeden zich initieel nog op bijvoorbeeld grassen en maïs, maar migreren in de late zomer/herfst naar hun overwinteringsplaatsen. De schade die door de kevers veroorzaakt wordt aan gras of graangewassen is meestal niet significant.

IPM- preventieve maatregelenEr heerst nog onzekerheid over de effec-tiviteit van sommige teelttechnische preventiemaatregelen. Toch weten we al dat rassenkeuze een belangrijke teelt-technische maatregel is, die kan helpen de uiteindelijke schade door plaaginsec-ten als bladluizen en graanhaantjes onder controle te houden. Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat graanhaantjes onbehaarde rassen verkiezen voor ei-afleg. Bovendien is de daarmee gepaard gaande vraatschade vaak kleiner bij behaarde rassen. De minuscule haartjes

Doordat de larven van het graanhaantje zich bedekken met hun uitwerpselen, worden ze vaak verward met slakjes.

©

INA

GR

O

Een goede populatie predatoren en parasitoïden kan het graanhaantje reduceren met 70%.

e erg op sche

, Oulemaanea. Deze 3 kaar en

daarom ook va. Naast het graa

k het grashaantje () geregeld gevonde

percelen.aanhaantjes hebben slech

generatie per jaar. Zoinsecten is deratuurafhanke

ur, hoe sne

ghere

nbon

dnn de

e grond, opt in witteijls tegen de

graanhaantjemaar nog voor

men de nieuwe kevervoeden zich initiee

grassen enen in de late zom

overwinteringsdie door de kevegras of graansignifican

Page 7: BEDACHTZAAM INSPELEN OP RESISTENTE ONKRUIDEN

46

DOSSIER Wintertarwe in het voorjaar

Boerenbond • Management&Techniek 4 • 26 februari 201646 • dossier

zorgen ervoor dat het insect zich minder goed kan vastklampen op het blad. Ook worden de eitjes minder stabiel afgelegd op de plant. Naast beharing is ook de bladbreedte van belang bij de rassen-keuze. Het graanhaantje verkiest breed-bladige rassen voor eiafleg. Onderzoek toont ook aan dat de vraatschade kleiner is bij smalbladige rassen.Naast rassenkeuze kan ook de rest van de teelttechniek een effect hebben op het uiteindelijke opbrengstverlies. Zo zijn ook zaaidatum en -dichtheid belangrijk. Als het seizoen het toelaat, wordt een late

zaai best vermeden. De kevertjes verkie-zen namelijk jonge planten voor hun eiafleg. Bovendien is de schade vaak hoger in zomertarwepercelen. Ook rotatie, grondbewerking en bemesting spelen een rol in de aanwezigheid van insecten op je perceel. Een brede rotatie zorgt voor een biodiverse fauna, wat de biocontrole ten goede komt. Daarnaast zorgt het ervoor dat de populatie plaag-insecten zich moeilijker kan handhaven over de jaren en dus op zoek moet naar andere voedplaatsen. Een minimalisti-sche bodembewerking kan ervoor zorgen dat de populatie natuurlijke vijanden zich kan uitbreiden in je perceel. Ook dit komt de biocontrole ten goede.

Andere technieken?In Noord-Amerika heeft men met succes een biologisch bestrijdingsprogramma opgezet voor het graanhaantje. Ameri-kaans onderzoek toont aan dat men op percelen waar een goede populatie van predatoren/parasitoïden is opgebouwd, de populatie van het graanhaantje met 70% kan reduceren en de opbrengstver-liezen kan beperken tot 1%.Een grote verscheidenheid aan soorten staat in voor de biocontrole van het graan-haantje. Op onze akkers komen veel polyfage predatoren (die verschillende

insecten gebruiken als voedselbron) voor zoals zweefvliegen, gaasvliegen, lieve-heersbeestjes, loopkevers, kortschild-kevers, weekschildkevers, roofmijten en roofwantsen. Naast deze predatoren zijn er ook een aantal parasitoïden, die eitjes leggen in het eitje of de larve van het graanhaantje. Er zijn meerdere sluipwes-pen actief op het graanhaantje. Sluipwes-pen kiezen hun prooi selectief, het zijn specialisten. Afhankelijk van de soort sterft het graanhaantje dan in het larvale of popstadium. Parasitoïden zijn heel effectief en kunnen een chemische be-handeling onnodig maken: Amerikaans onderzoek beschrijft dat de parasiterings-graad van deze insectjes over de 90% kan

bedragen. Ook onze eerste resultaten bevestigen een significante parasitering van de larven van het graanhaantje.Biodiversiteit rond en eventueel in de percelen verhoogt het aantal en de verscheidenheid van natuurlijke vijanden. Volgende maatregelen zijn nuttig om meer natuurlijke vijanden te bekomen: laat de zijkanten van het perceel onbe-handeld bij een insecticidenbehandeling. We zien in de literatuur dat een rand van 10 m al voldoende kan zijn. Ook een bloemenrand (meerjarig of eenjarig), haag, akkerrand of grasboord stimuleert de biodiversiteit door (alternatieve) voedingsbronnen en schuil- of overwinte-ringsplaatsen aan te bieden aan de natuurlijke vijanden.Indien preventieve maatregelen en de aanwezigheid van natuurlijke vijanden onvoldoende zijn, kan chemisch gecor-rigeerd worden. In België zijn 2 insectici-den op basis van zetacypermethrine erkend: Minuet en Fury 100 EW. De inzet van een insecticide moet gesteund zijn op monitoring en het gebruik van schade-drempels. De huidige schadedrempels zijn echter verouderd en vaak opgesteld voor andere teeltgebieden dan Vlaande-ren. Onderzoek uit 2004 stelt 0,4 larven per halm voor als economische schade-drempel. In de praktijk worden vaak hogere drempels gebruikt. Redenen voor deze variatie zijn dat de schade afhangt van andere stressfactoren die de stand van het gewas beïnvloeden (weersom-standigheden, aanwezigheid van bladlui-zen, ziektedruk …). Zo zien we dat de schade in het gewas hoger kan zijn na droogtestress en bij aanwezigheid van bladluizen.Rond de bestrijding van het graanhaantje blijven veel vragen hangen. Het lopende project wil op veel van die vragen een antwoord bieden en de bestrijding van het graanhaantje dan ook meer IPM-gericht maken.

Aan dit artikel werkten mee : Elias Van De Vijver & Geert Haesaert, Universiteit Gent; Femke Temmerman & Jonas Claeys, Inagro; Daniel Wittouck, LCV & Jill Dillen, BDB

Elias Van de Vijver op het proefveld in Bottelare: “Met het oog op de uitwerking van een waarschu-wingssysteem voeren we gedurende 4 jaar tellingen en waarnemingen uit.”

©

PATR

ICK

DIE

LEM

AN

Copyrmeden. De kevertjes

jk jonge planten voorBovendien is de

hoger in zomertarwepercrotatie, grondbew

eeninsecten opzorgt voor

yrigrigfveld in Bottelare: “Met h

rende 4 jaa

renbo

ndvijan om

komen: erceel onb

denbehandelingdat een rand

kan zijn. Ookeerjarig of eenj

kkerrand of grasboodiversiteit door (alte

bronnen ensplaatsen aan te

atuurlijke vijandIndien prevenaanwezighonvoldrigeere