Een literatuurstudie en een kwalitatief onderzoek naar de...
Transcript of Een literatuurstudie en een kwalitatief onderzoek naar de...
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN
Wetenschappelijke verhandeling
MAARTEN ALEXANDER
MASTERPROEF COMMUNICATIEWETENSCHAPPENafstudeerrichting FILM- EN TELEVISIESTUDIES
PROMOTOR: PROF. DR. DANIEL BILTEREYST
COMMISSARIS: lic. ERWIN PROVOOST
COMMISSARIS: lic. LIESBETH VAN DE VIJVER
ACADEMIEJAAR 2008 - 2009
FILMFESTIVALS IN TRANSITIE
Een literatuurstudie en een kwalitatief onderzoek naar de veranderende rol van filmfestivals.
aantal woorden: 23.101
- 2 -
- 3 -
ABSTRACT
Filmfestivals staan vandaag de dag meer dan ooit in de spotlights. Het staat daarbij vast dat
ze zowel het publiek als de filmprofessional heel wat te bieden hebben. Ook de interesse
vanuit de academische wereld is gewekt wat resulteert in een gestaag stijgend aantal
interessante onderzoekspublicaties over dit boeiende maar complexe fenomeen.
De vraag hoe de veranderende rol van filmfestivals in Vlaanderen omschreven kan worden
staat in dit onderzoek centraal. Via een kwalitatieve interviewstudie (N=16) wordt een
antwoord gezocht op vragen als hoe het concept van filmfestivals omschreven moet worden,
wat de kernfuncties van filmfestivals zijn en wat de belangrijkste veranderingen en
uitdagingen zijn waarmee filmfestivals vandaag de dag worden geconfronteerd.
In een eerste hoofdstuk wordt het methodologische kader van dit onderzoek gepresenteerd.
Vervolgens wordt in het tweede hoofdstuk uitgelegd hoe filmfestivals konden uitgroeien tot
een succesvol netwerk en komt de economische, maatschappelijke en culturele eigenheid van
filmfestivals aan bod. Filmfestival Open Doek, het onderzoekskader van deze studie, komt in
het derde hoofdstuk aan bod waarna in het vierde hoofdstuk de belangrijkste bevindingen
uit de interviews worden besproken.
Dat filmfestivals in Vlaanderen vooral als zogenaamde retailfestivals moeten worden
gedefinieerd, is een belangrijke vaststelling. Dit impliceert dat niet langer de promotiefunctie
centraal staat. Retailfestivals evolueren daarentegen steeds meer in de richting van een
alternatief vertoningplatform met een prominente distributieondersteunende functie. Daarbij
is het belangrijk dat ze zich als kwaliteitslabel presenteren. Steeds staat tevens de omkaderde
film centraal.
- 4 -
WOORD VOORAF
Zomer 2007. Deadline eindwerk. Eindelijk afgestudeerd. Een lange vrije zomer ligt in het
vooruitzicht. Een lange zomer om na te denken en plannen te maken. Maar eigenlijk is dat al
niet meer nodig want ik weet wat ik wil. Een erg boeiende stage bij Filmfestival Open Doek
heeft daarvoor gezorgd. Film boeit me, film intrigeert me, met film wil ik bezig zijn. Het
wordt dus een master in Gent. De master Film- en Televisiestudies. Hiermee is het plan
‘Gent’ geboren.
Zomer 2009. Een schakeljaar en een masterjaar, zeventien vakken en examens en een tiental
papers later: opnieuw die deadline. Van mijn masterproef deze keer, maar even
onherroepelijk naderend. En weer wordt mij duidelijk: alleen was dit niet gelukt.
Dank u wel, professor Biltereyst. Dank u wel om een goede promotor te zijn. Ik was
ongetwijfeld niet de meest op voorhand werkende student, maar toch kon ik rekenen op uw
hulp. Bedankt voor uw advies bij de afbakening van mijn onderwerp, de zoektocht naar
interessante lectuur, het nalezen van teksten en de feedback op vele vragen.
Daarnaast wil ik van harte een heel aantal mensen bedanken voor de interessante
gesprekken die we hebben gevoerd, voor het beantwoorden van vele vragen nadien en voor
het nalezen van de teksten. Zonder hun input was dit werk er nooit geweest. Ann
Overbergh, Christian De Schutter, Erik Martens, Freddy Sartor, Grace Winter, Jos Geysels,
Marc Boonen, Marijke De Valck, Mieke Leys, Nico Baert, Piet Sonck, Raf Butstraen, René
Wolf, Roger Delahaut en Wim De Witte, heel erg bedankt.
Marc Boonen wil ik graag ook apart bedanken. Heel erg merci Marc, voor de interessante
discussies, je advies, het verbeteren van teksten en voor de interessante mensen waarmee je
me in contact hebt gebracht. Ik ben erg blij dat ik de kans heb gekregen om bij Open Doek te
komen werken en hoop dat ik met dit werk iets terug kan doen.
- 5 -
En dan mijn ouders, hen wil ik het meeste van al bedanken. Mama en papa, bedankt dat
jullie mij de kans gaven om te studeren. Ook bedankt voor de hulp bij het uittypen van de
interviews, het verbeteren van mijn teksten en de steun die jullie mij gedurende het hele
proces gegeven hebben. Na vijf jaar studeren weet ik meer dan ooit dat ik ongelooflijk veel
aan jullie heb. Zonder jullie hulp, liefde en steun en niet aflatende toewijding was dit nooit
gelukt. Dankjewel.
Broeders! Ook al zien we elkaar de laatste tijd niet zo vaak, toch ga ik ook jullie niet vergeten.
Merci, grote tweelingbroer voor je hulp bij het uittypen van de interviews. En merci kleine
broer voor de USB-stick taxiritjes. En voor de broodjes op zondag. Ook zonder jullie had dit
er allemaal helemaal anders uitgezien. Gewoon merci ook alletwee om al 23 en 20 jaar lang
mijn grote broer, mijn kleine broer en goede vriend te zijn.
En tot slot: Dorien, mijn lieve schat ‘achter de schermen’. Bedankt voor al wat je de afgelopen
maanden en jaren voor me gedaan hebt. Je rust, je liefde, je hulp bij het zoeken, typen en
verbeteren, je steun en de inspirerende discussies die we hebben gevoerd, hebben me erg
geholpen, ook als het even wat moeilijker ging. Dankjewel om me al vijf jaar erg gelukkig te
maken.
- 6 -
Inhoudsopgave
INLEIDING .......................................................................................................................................- 9 -
1 METHODOLOGISCH KADER ............................................................................................- 11 -
1.1 INLEIDING .......................................................................................................................... - 11 -
1.2 ONDERZOEKSMETHODE..................................................................................................... - 11 -
1.3 PROBLEEMSTELLING EN ONDERZOEKSVRAGEN ................................................................ - 13 -
1.4 CONCRETE AANPAK........................................................................................................... - 13 -
1.5 ONDERZOEKSOBJECTEN .................................................................................................... - 15 -
1.5.1 Inleiding.........................................................................................................................- 15 -
1.5.2 Onderzoeksobjecten.......................................................................................................- 15 -
1.6 RELEVANTIE VAN DIT ONDERZOEK ................................................................................... - 19 -
1.7 SAMENVATTING................................................................................................................. - 20 -
2 CONCEPTUEEL KADER......................................................................................................- 21 -
2.1 INLEIDING .......................................................................................................................... - 21 -
2.2 GESCHIEDENIS VAN FILMFESTIVALS ................................................................................. - 23 -
2.2.1 Prehistorie .....................................................................................................................- 23 -
2.2.2 Het ontstaan van Europa’s Groten................................................................................- 24 -
2.2.3 Herdefiniëring noodzakelijk ..........................................................................................- 25 -
2.2.4 Definitieve internationale expansie ...............................................................................- 26 -
2.3 SOORTEN FILMFESTIVALS.................................................................................................. - 27 -
2.3.1 Een overzicht .................................................................................................................- 28 -
2.3.2 Wholesale- of retailfestival?..........................................................................................- 30 -
2.4 FILMFESTIVALS ALS NETWERK.......................................................................................... - 31 -
2.5 FILMFESTIVALS IN DE MAATSCHAPPIJ ............................................................................... - 34 -
2.5.1 Hollywood’s pages ........................................................................................................- 35 -
2.5.2 Filmfestivals en politiek - het Venetië van Mussolini ....................................................- 35 -
2.5.3 Het Franse en Duitse antwoord ....................................................................................- 36 -
2.6 ECONOMISCH BELANG VAN FILMFESTIVALS ..................................................................... - 37 -
2.6.1 Filmfestivals als nieuw distributie-platform..................................................................- 38 -
2.6.2 City marketing ...............................................................................................................- 43 -
2.7 FILMFESTIVALS ALS CINEFIEL MEKKA.............................................................................. - 44 -
2.8 SAMENVATTING................................................................................................................. - 46 -
3 ONDERZOEKSKADER – FILMFESTIVAL OPEN DOEK..............................................- 47 -
- 7 -
3.1 INLEIDING .......................................................................................................................... - 47 -
3.2 GESCHIEDENIS ................................................................................................................... - 48 -
3.3 VISIE EN MISSIE ................................................................................................................. - 48 -
3.4 WERKINGSKEUZES............................................................................................................. - 50 -
3.5 DOELSTELLINGEN EN ACTIVITEITEN ................................................................................. - 51 -
3.5.1 Film Kijken ....................................................................................................................- 51 -
3.5.2 Film Leren .....................................................................................................................- 53 -
3.5.3 Film Spreiden ................................................................................................................- 53 -
3.5.4 Film Delen.....................................................................................................................- 54 -
3.6 SAMENVATTING................................................................................................................. - 55 -
4 RESULTATEN KWALITATIEVE INTERVIEWSTUDIE................................................- 56 -
4.1 INLEIDING .......................................................................................................................... - 56 -
4.2 ALGEMENE CONCEPTAFBAKENING.................................................................................... - 58 -
4.3 FILMFESTIVALS IN TRANSITIE............................................................................................ - 59 -
4.3.1 Van value adding naar distributieondersteuning ..........................................................- 59 -
4.3.2 Betalen voor films?........................................................................................................- 62 -
4.3.3 Filmfeesten ....................................................................................................................- 64 -
4.3.4 Het belang van een degelijke omkadering.....................................................................- 65 -
4.3.5 Het festival als kwaliteitslabel.......................................................................................- 67 -
4.3.6 Van politieke naar maatschappelijke functie.................................................................- 68 -
4.3.7 Filmfestivals en innovatie..............................................................................................- 70 -
4.3.8 Wat met de economische crisis?....................................................................................- 72 -
4.4 OPEN DOEK IN TRANSITIE.................................................................................................. - 72 -
4.4.1 Voorbeeldfunctie............................................................................................................- 73 -
4.4.2 De omkaderde film centraal ..........................................................................................- 73 -
4.4.3 Filmfestival als educatief project ..................................................................................- 75 -
4.4.4 Lokale onmisbaarheid met (inter)nationale focus.........................................................- 75 -
4.5 FILMFESTIVALS TIEN JAAR LATER ..................................................................................... - 76 -
4.6 SAMENVATTING................................................................................................................. - 77 -
CONCLUSIE ...................................................................................................................................- 78 -
BIBLIOGRAFIE .............................................................................................................................- 81 -
BIJLAGEN ......................................................................................................................................- 88 -
BIJLAGE 1 – TOPICLIJST EERSTE RONDE: THEORIEVORMING ........................................................ - 88 -
BIJLAGE 2 – TOPICLIJST TWEEDE FASE: CASE FILMFESTIVAL OPEN DOEK ................................... - 93 -
BIJLAGE 3 – INHOUDSOPGAVE CD-ROM ‘INTERVIEWTRANSCRIPTIES’ ......................................... - 97 -
- 8 -
INTERVIEW MET CHRISTIAN DE SCHUTTER .......................................................................- 113 -
INTERVIEW MET DANA LINSSEN ...........................................................................................- 125 -
INTERVIEW MET ERIK MARTENS...........................................................................................- 155 -
INTERVIEW MET FREDDY SARTOR........................................................................................- 166 -
INTERVIEW MET GRACE WINTER ..........................................................................................- 187 -
INTERVIEW MET JOS GEYSELS ...............................................................................................- 198 -
INTERVIEW MET MARC BOONEN...........................................................................................- 210 -
INTERVIEW MET MARIJKE DE VALCK..................................................................................- 229 -
INTERVIEW MET MIEKE LEYS.................................................................................................- 238 -
INTERVIEW MET NICO BAERT.................................................................................................- 250 -
INTERVIEW MET PIET SONCK .................................................................................................- 261 -
INTERVIEW MET RAF BUTSTRAEN ........................................................................................- 276 -
INTERVIEW MET RENÉ WOLF..................................................................................................- 287 -
INTERVIEW MET ROGER DELAHAUT ....................................................................................- 306 -
INTERVIEW MET WIM DE WITTE............................................................................................- 319 -
- 9 -
INLEIDING
Vrijdag 24 april 2009, Turnhout, 20u00. Rachid Bouchareb’s visueel en narratief erg
geslaagde en op de Berlinale bekroonde laatste film ‘London River’ (2009) krijgt de eer om de
zeventiende editie van Filmfestival Open Doek op gang te trekken. Gedurende tien dagen
kunnen de bezoekers genieten van meer dan honderd kwetsbare kwaliteitsfilms van over de
hele wereld, aangevuld met verschillende evenementen en randactiviteiten.
Filmfestivals zijn niet meer weg te denken uit het hedendaagse filmlandschap. Alleen al in
België worden er elk jaar een kleine veertig georganiseerd. Dat de vele duizenden bezoekers
hier erg tevreden mee zijn, is niet verwonderlijk. Telkens opnieuw geven deze hoogdagen
van filmplezier hen de mogelijkheid om te genieten van magische beelden op het witte
scherm.
Filmfestivals zijn echter meer dan cinefiele hoogdagen en entertainment alleen. Ze spelen een
rol op verschillende domeinen, gaande van het (geo)politieke strijdtoneel tot de meer
zichtbare functies van ontspanning en cultuur. In bibliotheken en universiteiten zijn nogal
wat werken beschikbaar die handelen over dit boeiende fenomeen. De meest gangbare
publicaties gaan daarbij echter niet verder dan de beschrijving van een bepaald festival of
van belangrijke festivalfiguren en hun invloed op en bij een bepaald festival. Ook zijn er veel
werken te vinden die handelen over individuele filmsterren, over de glamour of schandalen
die vaak inherent verbonden zijn aan de grote festivals of over specifieke vaak historische
vragen m.b.t. filmfestivals1 (De Valck, 2007).
Waar filmfestivals tot voor kort dus zelden het onderwerp waren van fundamenteel
wetenschappelijk onderzoek, dit multifunctionele en multidimensionale karakter ten spijt,
zijn er vandaag de dag enkele degelijke onderzoekspublicaties te vinden over dit boeiende
1 In deze context worden vragen behandeld als ‘het filmfestival van Venetë en nationale identiteit’, ‘het filmfestival van
Cannes en Hollywood’, ‘het filmfestival van Rotterdam en cinefilie’ enzovoort. Steeds dus toegespitst op één specifiek
festival (De Valck, 2007).
- 10 -
maar complexe onderwerp. De interesse van de academische wereld is duidelijk gewekt.
Wetenschappers als Marijke De Valck, Lucy Mazdon, Thomas Elsaesser en Ben Nichols
verrichten baanbrekend werk op dit terrein en richten zich daarbij hoe langer hoe meer op
een meer universele benadering van filmfestivals als concept. Het boek ‘Film Festivals. From
European Geopolitics to Global Cinephilia’ (2007) van Marijke De Valck kan in deze context als
standaardwerk worden aanzien.
Dat er de laatste tijd steeds meer wordt gesproken over de veranderende rol van
filmfestivals, intrigeerde ons sterk. In deze eindverhandeling willen we hier graag verder
mee aan de slag. Het hoofddoel van deze studie is het onderzoeken van de veranderende rol
van filmfestivals. Om hier inzicht in te verkrijgen, interviewden we zestien mensen die allen
beroepsmatig betrokken zijn bij filmfestivals of er vanuit hun professionele bezigheid een
uitgesproken mening over hebben. Via deze interviews trachten we een antwoord te
formuleren op de verschillende onderzoeksvragen die aan de basis liggen van dit onderzoek.
In het eerste hoofdstuk presenteren we het methodologische kader van dit onderzoek.
Vervolgens gaan we in het tweede hoofdstuk van deze eindverhandeling op zoek naar een
theoretisch perspectief waarbinnen het concept van filmfestivals gevat kan worden. Een
historisch overzicht, aangevuld met de verfrissende inzichten van de actor-netwerk theorie,
helpt om het succes en de economische, maatschappelijke en culturele eigenheid van
filmfestivals te begrijpen. Het onderzoekskader van deze studie komt in het derde hoofdstuk
aan bod. Vanuit onze affiniteit met de organisatie kozen we ervoor om Filmfestival Open
Doek als case te nemen en aan een nader onderzoek te onderwerpen. In het vierde en laatste
hoofdstuk worden de belangrijkste bevindingen uit de interviews besproken. Doorheen dit
laatste hoofdstuk worden antwoorden geformuleerd op de verschillende onderzoeksvragen
van deze studie, eerst algemeen verwoord, daarna specifiek toegepast op Filmfestival Open
Doek. Deze verhandeling eindigt ten slotte met een aantal voorzichtige aanbevelingen die
betrekking hebben op de werking van Filmfestival Open Doek.
- 11 -
1 METHODOLOGISCH KADER
1.1 Inleiding
Zoals in de inleiding werd aangegeven, zijn er niet erg veel goede academische bronnen te
vinden die handelen over filmfestivals, hoewel er een trend zichtbaar is naar meer
wetenschappelijk onderzoek hierover. Dit verplicht ons om voor dit onderzoek een ietwat
andere werkwijze toe te passen. Het methodologische kader van deze wetenschappelijke
verhandeling zal dan ook enigszins verschillen van wat normaal in het
communicatiewetenschappelijk onderzoek gangbaar is.
Voor deze masterproef haalden we onze inspiratie bij een onderzoeksvorm die vooral wordt
toegepast in historisch wetenschappelijk onderzoek (D. Biltereyst, persoonlijke mededeling,
2009, 18 maart). Communicatiewetenschappelijk onderzoek kent over het algemeen een
duale structuur waarbij een theoretisch luik wordt aangevuld met en toegepast op een eigen
empirisch onderzoek of test (McQuail, 2005). Indien er echter, zoals in geschiedkundig
onderzoek vaak het geval is, over een bepaald onderwerp weinig tot geen literatuur
aanwezig is en er bijgevolg geen degelijke literatuurstudie uitgevoerd kan worden, is het niet
mogelijk om vast te houden aan de duale structuur zoals we die hierboven beschreven. In
dat geval wordt er ook voor het eerste deel al gebruik gemaakt van gegevens uit eigen
onderzoek. Voor dit onderzoek betekent dit dat de transcripties van de verschillende
interviews al vanaf het eerste deel als volwaardige bronnen worden gebruikt.
1.2 Onderzoeksmethode
De hoofddoelstellingen blijven desondanks dezelfde: via voorlopige inzichten uit de theorie
die beschikbaar is en via eigen onderzoeksresultaten trachten, naar analogie met Wester,
Renckstorf en Scheepers (2006, p. 509), te komen tot een theorie die inhoudelijk passend is
voor het empirische veld waarop de theorie betrekking heeft. Het onderzoekstype dat we
hiervoor gebruiken, is het kwalitatieve diepte-interview. Voor de uitwerking van ons
- 12 -
methodologisch kader, baseren we ons op basiswerken van Wester et al. (2006), Emans
(1990) en Lesthaeghe (1993).
Een kwalitatieve interviewstudie heeft steeds tot doel om aan de hand van een aantal
vraaggesprekken een overzicht te verkrijgen van een bepaald maatschappelijk fenomeen
(Lesthaeghe, 1993, pp. 26-30). Vaak gaat het daarbij om een fenomeen waar nog relatief
weinig over bekend is. Een kwalitatieve interviewstudie is dan de aangewezen manier om
dit verschijnsel in kaart te brengen, te beschrijven en te taxeren (Wester et al., 2006, p. 507).
Dit exploratieve karakter is eveneens kenmerkend voor het kwantitatieve survey-onderzoek.
Vandaar dat het kwalitatieve interviewonderzoek ook vaak met de naam kwalitatieve survey
wordt aangeduid. Om geen verwarring te scheppen, zullen we echter in de tekst de term
‘kwalitatieve interviewstudie’ hanteren.
Het open karakter van het onderzoeksonderwerp is typerend voor een kwalitatieve
interviewstudie (Lesthaeghe, 1993). Het referentiekader - begrippen en concepten - kan ten
allen tijde, ook tijdens de gesprekken zelf, worden uitgebreid en bijgeschaafd. Het is met
andere woorden een erg flexibele methode. Het grote voordeel ervan is de mogelijkheid om
door te vragen2. Op die manier komen eventuele achterliggende betekenissen en opinies naar
boven (Lesthaeghe, 1993, p. 27). Dit verhoogt zowel de interne validiteit als ook de
betrouwbaarheid, c.q. doordat zowel onderzoeker als respondent extra duiding kunnen
geven en doordat o.a. nuances beter tot uiting komen (Emans, 1990). Deze flexibiliteit is
echter ook het grote nadeel van deze onderzoeksvorm. Het gevaar van leidende
vraagstelling is immers reëel. Hierdoor vermindert zowel de externe validiteit als de externe
betrouwbaarheid. Hieraan moet dus voldoende aandacht worden geschonken.
2 Dit doorvragen wordt vaak ook met de naam ‘probing’ aangeduid.
- 13 -
1.3 Probleemstelling en onderzoeksvragen
De probleemstelling die aan de basis ligt van dit werk, ons vertrekpunt, kan als volgt
worden geformuleerd:
‘Hoe kan de veranderende rol van filmfestivals in Vlaanderen omschreven worden?’
Deze probleemstelling wordt verder uitgesplitst in de volgende vijf onderzoeksvragen:
Hoe wordt het concept filmfestival het beste omschreven?
Wat zijn de kernfuncties van filmfestivals in Vlaanderen?
Wat zijn de belangrijkste veranderingen waarmee filmfestivals in Vlaanderen vandaag worden
geconfronteerd?
Hoe kan de veranderende rol van filmfestivals in Vlaanderen worden gedefinieerd?
Wat zijn de belangrijkste uitdagingen voor filmfestivals in Vlaanderen?
1.4 Concrete aanpak
Het doel van onze gesprekken is om na te gaan of de rol, de functies en de taken van
filmfestivals aan het veranderen zijn. Om op deze vragen een antwoord te vinden, is het
noodzakelijk om eerst een zicht te krijgen op de situatie tot nu. Aan de hand van gesprekken
met autoriteiten op dit vlak (N= 16), hopen we een goed zicht te krijgen op de soorten
filmfestivals, de functies, de taken en de belangrijkste kenmerken ervan. Door deze inzichten
te koppelen aan de beschikbare literatuur, trachten we een zo volledig mogelijk en sluitend
concept te formuleren.
Zonder de discussie te beperken tot een beschrijving van theoretische concepten en functies,
willen we tijdens de interviews bij de deelnemers nagaan hoe zij staan tegenover dit
onderwerp en wat volgens hen de kern van de zaak is.
- 14 -
Het interviewonderzoek werd ingedeeld in twee reeksen. In de eerste reeks werden elf
personen geïnterviewd in België en Nederland aan de hand van een uitgebreide maar niet-
exhaustieve topiclijst3. Denkpistes en opvattingen uit de beschikbare literatuur waren in
gesprekken van gemiddeld anderhalf uur het vertrekpunt. De intensieve dialoog die hieruit
voortkwam, hielp ons om een algemene conceptuele omschrijving van filmfestivals, de
functies en de veranderende rol ervan te formuleren en daardoor een antwoord te geven op
de onderzoeksvragen.
Van de elf respondenten in deze eerst golf hadden er acht de Belgische nationaliteit en drie
de Nederlandse. We kozen er heel bewust voor om ook drie Nederlanders te interviewen. De
reden van deze kleine buitenlandse uitbreiding was dat we los wilden komen van de eigen –
Vlaamse/Belgische – nationale context in een poging om een degelijke definitie te verkrijgen.
We vonden het een enorme verrijking om ook de visie te weten te komen van Dana Linssen,
hoofdredactrice van De Filmkrant, van René Wolf van het Nederlanse Filmmuseum en
vooral ook van dr. Marijke De Valck, onderzoekster en docent aan de Universiteit van
Amsterdam en auteur van het boek ‘Film Festivals. From European Geopolitics to Global
Cinephilia (2007). Door ook hen te interviewen kregen we, door de vergelijking met hoe het in
Nederland is, een betere kijk op de situatie hier bij ons.
In het tweede deel van deze verhandeling passen we de inzichten uit het eerste deel toe op
een praktijkvoorbeeld. Door onze affiniteit met de organisatie, kozen we ervoor om de
werking van Filmfestival Open Doek van naderbij te bekijken. Om deze case op een degelijke
manier uit te werken, interviewden we vijf leden van de Raad van Bestuur van Open Doek
vzw. We gebruikten voor deze gesprekken een aangepaste topiclijst4 waardoor de
gesprekken met een gemiddelde duur van ongeveer drie kwartier, significant minder lang
duurden dan de interviews uit de eerste reeks. Op die manier wilden we achterhalen waar
Open Doek voorkomt in dit verhaal.
3 Zie: Bijlage 1, p. 83.
4 Zie: Bijlage 2.
- 15 -
1.5 Onderzoeksobjecten
1.5.1 Inleiding
Het is moeilijk om voor dit onderzoek een onderzoekspopulatie af te bakenen. Het selecteren
van respondenten die geschikt zijn om aan het onderzoek deel te nemen, is gebonden aan
inhoudelijke en theoretische overwegingen. Hierbij wordt niet de voor kwantitatief
onderzoek zo kenmerkende random sampling gehanteerd. Bij kwalitatieve interviewstudie
wordt daarentegen gebruik gemaakt van ‘theoretical’ of ‘purposive sampling’ (Wester et al.,
2006, p. 510). De selectie berust bij deze niet op de principes van toeval, maar wordt gestuurd
door bewust gereflecteerde keuzes.
Om een antwoord te kunnen geven op de probleemstelling zoals die eerder werd
geformuleerd, kozen we ervoor om respondenten te contacteren met een zo breed mogelijke
professionaliteit. We kozen ervoor om journalisten te interviewen daar zij zich op een ideale
– beschouwende – plaats in de samenleving bevinden en aldus goed in staat worden geacht
om trends en veranderingen op te pikken. Beleid-, opiniemakers en academici zijn een
logische tweede categorie omdat hun professionele bezigheden rechtstreeks ingrijpen op het
onderzoeksonderwerp van deze verhandeling. Dat ook het filmberoep zelf, met name
filmmakers, distributeurs en vertoners, betrokken moeten worden bij een onderzoek over
filmfestivals, staat buiten kijf. Zij zijn immers diegenen die van op de eerste rij
verantwoordelijk zijn voor en bijdragen tot een goed festivalgebeuren. De case ‘Filmfestival
Open Doek vzw’ vormt het tweede luik van deze verhandeling. Hiervoor interviewden we
verschillende leden van de Raad van Bestuur van Open Doek vzw.
1.5.2 Onderzoeksobjecten
Ann Overbergh is werkzaam bij BAM, steunpunt voor Beeldende-, Audiovisuele- en
Mediakunst in Gent. Vanuit haar functie bij BAM staat zij in voor het onderdeel
Audiovisuele kunst en werkt dus met de verschillende actoren uit de audiovisuele praktijk.
- 16 -
Naast producenten, onderzoekers, archieven en andere instanties en organisaties, komen
daarbij logischerwijze ook de vertoners, filmfestivals inclusief, aan bod.
Als hoofd promotie en communicatie is Christian De Schutter werkzaam bij het in Brussel
gevestigde Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF). Daarnaast is hij manager van Flanders Image,
de internationale promotiecel van het VAF, dat instaat voor de promotie in het buitenland
van in Vlaanderen of Brussel gecreëerde Belgische audiovisuele werken. Vanuit deze
promotionele functie, bezoekt hij regelmatig vooral internationale filmfestivals.
Dana Linssen woont en werkt in Nederland. Als hoofdredactrice van het Nederlandse
filmmagazine ‘De Filmkrant’ bezoekt ze het hele jaar door zowel de grote als de kleine
filmfestivals in Europa en daarbuiten. Ook Open Doek is geen onbekende voor haar.
Daarnaast onderzoekt zij oude en nieuwe vormen van filmkritiek en is zij werkzaam als
filmrecensent voor NRC Handelsblad.
Nadat hij tien jaar werkzaam is geweest als filmjournalist, werkt Erik Martens bij het
Koninklijk Filmarchief. Martens is tevens voorzitter van de Beoordelingscommissie
Audiovisuele Kunsten die omwille van haar adviesfunctie ook de subsidiëringdossiers van
de Vlaamse filmfestivals behandelt. Nu is hij ondervoorzitter van deze commissie en
hoofdredacteur van het Koninklijk Filmarchief (DVD's). Daar is hij ook verantwoordelijk
voor de digitalisering van films.
Freddy Sartor is sinds 1991 verbonden aan het filmblad Film&Televisie, nu Filmmagie, en is
sinds 1997 hoofdredacteur van het driemaandelijkse filmstudietijdschrift CineMagie. Ook
heeft hij tien jaar in de Filmcommissie gezeten, is hij medewerker Film voor het maandblad
MP* en verslaggever voor het persagentschap Belga. Sartor is tevens lid van de Raad van
Bestuur van het VAF.
Freddy Sartor is lid van de Raad van Bestuur van Open Doek en komt vanuit die
hoedanigheid in het tweede deel – de case – van dit onderzoek aan het woord.
- 17 -
Als voormalig directeur van het Belgische distributiehuis Progrès Films, werkte Grace
Winter lange tijd nauw samen met Filmfestival Open Doek. Nadat eind 2002 de deuren van
dit arthouse cinemahuis definitief gesloten werden, ging zij aan de slag bij het Koninklijk
Belgisch Filmarchief. Daarnaast is zij lid van twee festivalcomités in België, alsook consulente
voor het Internationaal Filmfestival van Rotterdam.
Als lid van de Raad van Bestuur van Open Doek komt zij in het tweede deel – de case – van
dit onderzoek aan het woord.
Jos Geysels was, na zijn studies sociologie, tien jaar lang coördinator van de
Volkshogescholen Elcker-Ik. Gedurende vijftien jaar nam hij een politiek engagement op bij
Agalev, eerst als volksvertegenwoordiger en fractievoorzitter, later als voorzitter van deze
partij. Op 28 januari 2002 kreeg hij de titel van minister van staat. Hij is tevens sinds 2007
voorzitter van 11.11.11.
Jos Geysels is voorzitter van Open Doek en aldus lid van de Raad van Bestuur van Open
Doek. In die hoedanigheid komt hij in het tweede deel van dit onderzoek – de case – aan het
woord.
Op vraag van de Turnhoutse Stedelijke Adviesraad voor Ontwikkelingssamenwerking,
organiseerde creatief duizendpoot en voormalig godsdienstleraar Marc Boonen zeventien
jaar geleden in Turnhout de eerste editie van Focus op het Zuiden, nu Open Doek vzw.
Anno 2009 is Open Doek onder zijn algemene en artistieke leiding uitgegroeid tot een van de
grootste filmfestivals van Vlaanderen. Naast zijn werk voor Open Doek zetelt hij in de
Adviescommissie Audiovisueel. Ook zetelt hij in de Raad van Bestuur van enkele vzw’s uit
het brede culturele veld.
De Nederlandse filmtheoreticus Marijke De Valck studeerde Theater, Film en
Televisiestudies aan de Universiteit van Utrecht. Na twee jaar voor een internetbedrijf
gewerkt te hebben, startte ze aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) met een doctoraat
over het internationale filmfestivalcircuit. Op dit moment werkt zij aan een CMI-project
(communicatie, media en informatie) voor de Koninklijke Nederlandse Kunst- en
- 18 -
Wetenschapsacademie. De Valck geeft als docente les aan het departement Media Studies
van de UvA.
Mieke Leys is als docent verbonden aan het departement Lerarenopleiding in Turnhout van
de Katholieke Hogeschool Kempen. Omdat studenten die de lerarenopleiding volgen met de
vakoverschrijdende eindtermen van het middelbaar bezig zijn en vanuit de visie dat film
vaak interessante themata behandelt, groeide het idee om een educatieve samenwerking uit
de grond te stampen tussen de lerarenopleiding en Open Doek.
Omwille van haar educatie-expertise zetelt Leys in de Raad van Bestuur van Open Doek. In
die hoedanigheid komt zij in het tweede deel van dit onderzoek – de case –aan het woord.
Nico Baert werkt bij BrunBro, een in Gent gevestigde Belgische filmdistributeur. Vanuit zijn
professionele bezigheden bezoekt hij elk jaar de grote internationale filmfestivals (Cannes,
Venetië, Berlijn, Rotterdam, …) en frequenteert hij ook de belangrijkste Belgische
filmfestivals. Vanuit de functie van filmdistributeur werkt hij al enkele jaren samen met
Open Doek.
Piet Sonck heeft als strategisch Business Development Manager lange tijd bij Belgacom
gewerkt. Hij was er verantwoordelijk voor de introductie en de uitvoer van de tax shelter-
dossiers. Nu is hij vanuit zijn eigen bedrijf Gypsy Productions werkzaam als onafhankelijk
scenarist, regisseur, producent en Media en Tax Shelter Consultant. Ook verzorgt hij de
Sneak Preview-programmatie en -animatie voor Kinepolis Leuven.
Als student geschiedenis aan de Katholieke Universiteit van Leuven zat Raf Butstraen op
kot boven een bioscoop. Als preses van zijn faculteitskring hielp hij het door Roland
Verhavert geregisseerde ‘Het afscheid’ van Ivo Michiels lanceren onder zijn medestudenten.
Dat initiatief viel op in de filmwereld en hielp Raf de redactie van De Standaard binnen.
Gestart op de redactie Buitenland, stapte hij al snel over naar de redactie Cultuur en volgde
later als filmredacteur Maria Rosseels op. Na 33 jaar bij De Standaard, volgt hij nog altijd van
nabij het filmgebeuren en is hij op vrijwillige basis actief bij het Filmfestival Gent.
- 19 -
René Wolf werkt al sinds 1988 in het in Amsterdam gevestigde Nederlandse Filmmuseum.
Hij is er verantwoordelijk voor de aankoop van films voor nationale (Nederlandse)
distributie en voor de eigen collectie. Daarnaast doet hij ook een deel van de programmering
van het filmmuseum, met name de programmering van distributietitels en alles wat daar
omheen gebeurt. Doordat het Filmmuseum een eigen distributiepoot heeft en over eigen
vertoningfaciliteiten beschikt, kunnen ook erg kwetsbare films toch een wat langer leven
gegeven worden. Eerder was hij ook medewerker van het filmtijdschrift Skrien.
Gedelegeerd bestuurder van Open Doek Roger Delahaut heeft een economische
achtergrond. Na zijn studies Handelswetenschappen aan het voormalige UFSIA in
Antwerpen, was hij werkzaam bij ING. Hij startte zijn carrière bij ING in een commerciële
functie. Nadien werkte hij in het departement Organisatie om tijdens zijn laatste 20 jaar te
eindigen als personeelsverantwoordelijke.
Sinds 2004 is hij actief bij Open Doek, waar hij onmiddellijk aangesteld werd als
afgevaardigde bestuurder. In die hoedanigheid komt hij in het tweede deel van dit
onderzoek – de case – aan het woord.
Wim De Witte werkt bij het Internationaal Filmfestival van Vlaanderen – Gent, het grootste
filmfestival van België. Hij startte er halftijds in 1988, het jaar dat hij met een diploma Pers- &
Communicatiewetenschappen afstudeerde aan de universiteit van Gent. Nadat hij in 1997 in
vast dienstverband aan de slag was gegaan, werd hij in 2000 programmator van dit festival.
Naast zijn betrekking bij het filmfestival, zetelt hij ook in de Raad van Bestuur van vzw
Brasart, het gezelschap rond theatermaker Leen Braspenning.
1.6 Relevantie van dit onderzoek
Met dit onderzoek hopen wij een document af te leveren dat kan helpen bij de ontwikkeling
van een toekomstvisie voor Filmfestival Open Doek. Specifiek voor Open Doek gaan we er
van uit dat de interviews veel interessante aspecten zullen bevatten met betrekking tot de
veranderende functie van filmfestivals. We willen daarbij benadrukken dat we niet
- 20 -
pretenderen sluitende antwoorden te formuleren op de verschillende onderzoeksvragen. Dit
kan echter de aanzet zijn voor mogelijk toekomstig onderzoek.
1.7 Samenvatting
In dit hoofdstuk hebben we het methodologische kader toegelicht. Achtereenvolgens
kwamen de methodologie, de probleemstelling en onderzoeksvragen, de concrete aanpak en
een voorstelling van de onderzoeksobjecten aan bod.
In het volgende hoofdstuk wordt het conceptuele kader van dit onderzoek geschetst. Hierin
komen de verschillende soorten filmfestivals aan bod, een historisch overzicht van het
ontstaan ervan, en een presentatie van de actor-netwerk theorie. Met een schets van
verschillende belangrijke economische, maatschappelijke en culturele aspecten van
filmfestivals sluiten we dit hoofdstuk af.
- 21 -
2 CONCEPTUEEL KADER
‘Everyone knows that acceptance to a high-profile fest
ratchets up the chances of a film’s success.’
(Thompson. Geciteerd in: Czach, 2004, p. 77).
2.1 Inleiding
Filmfestivals zijn niet langer een marginaal verschijnsel. De laatste jaren is het aantal enorm
gestegen zodat vandaag de dag meer dan ooit van een mondiaal fenomeen kan gesproken
worden. In quasi elk land ter wereld vinden er filmfestivals plaats en er komen nog
regelmatig nieuwe bij (Peters, 2006). Geschat wordt dat het totaal aantal filmfestivals dat
jaarlijks wordt georganiseerd, varieert tussen duizend tweehonderd en duizend
negenhonderd (De Valck, 2007, p. 68). Een weliswaar gedateerd onderzoek uit 1997 naar het
aantal filmfestivals in de 27 lidstaten van de Europese Unie, illustreert dit: tussen 1996 en
1997 steeg het totale aantal in Europa met meer dan één derde. Waar er in 1996 ongeveer
zeshonderd filmfestivals waren, steeg dit een jaar later naar een totaal van meer dan
achthonderd (Aas, 1997).
Parallel met dit stijgende aantal, is volgens Aas (1997) ook de trend zichtbaar naar een steeds
sterkere institutionalisering van individuele filmfestivals als Cannes, Berlijn en Venetië.
Daarnaast organiseren festivals en filmindustrieën zich ook meer en meer als sector op
nationaal en Europees niveau. Illustratief hiervoor is de oprichting van een organisatie als de
European Coordination of Film Festivals (ECFF), een in 1996 opgericht
- 22 -
samenwerkingsverband van honderd tachtig Europese filmfestivals. Het heeft als doel om de
belangen van festivals op nationaal en Europees niveau te behartigen en gezamenlijke
projecten op te zetten (Aas, 1997; ECFF, n.d.). Ook de International Federation of Film
Producers Associations (FIAPF) is daarvan een voorbeeld. De FIAPF groepeert vijfentwintig
producerorganisaties uit tweeëntwintig landen, verspreid over vier continenten. Als
organisatie representeert ze de economische en wettelijke belangen van de internationale
televisie- en filmindustrie (FIAPF, n.d.)5.
Oorspronkelijk stamt het woord ‘festival’ af van het Latijnse woord ‘festivalis’ of ‘festa’ wat
‘feest’ betekent (Oxford English Dictionary, 2009a). Ook in het Van Dale woordenboek (1995)
omschrijft men een festival als ‘een groot feest’. Een filmfestival wordt daar omschreven als
‘(internationaal) evenement waarbij nieuwe films geïntroduceerd worden (vaak met de bedoeling ze
door een jury te laten beoordelen)’ (Geerts & Heestermans, 1995). Andere auteurs sluiten zich
daarbij aan (Berneman & Petit, n.d., p. 2). Zij stellen dat waar het woord ‘festival’
oorspronkelijk refereerde naar religieuze evenementen, een festival in zijn hedendaagse
betekenis het beste omschreven wordt als ‘an organized series of concerts, films, etc., typically one
held annually in the same place’ (Oxford English Dictionary, 2009a). Kenmerkend voor een
festival is dus de specifieke, meestal jaarlijkse periodiciteit, de spatiale gebondenheid tijdens
een vaste periode die beperkt is in tijd en een specifiek onderwerp – muziek, dans of film –
waar het evenement rond is opgebouwd.
In dit eerste hoofdstuk schetsen we de geschiedenis van filmfestivals. Aan de hand van de
beschikbare literatuur gaan we op zoek naar een theoretisch perspectief waarbinnen het
concept van filmfestivals een plaatsvindt. We starten met een overzicht van verschillende
soorten filmfestivals. Vervolgens schetsen we een uitgebreid historisch overzicht van het
5 Zelf omschrijft de FIAPF dit op haar website als volgt: '[…] FIAPF is also a regulator of international film festivals,
including some of the world's most significant ones. FIAPF' International Film Festivals' Regulations are a trust contract
between the film business and the festivals who depend on their cooperation for their prestige and economic impact. Being
accredited simply means that the international festival commits itself to implementing standards defined by FIAPF members
as suppliers of films, such as clear procedures for submission and competition and strong concern regarding the security of
screeners, prints and piracy in theatres' (FIAPF, n.d.).
- 23 -
ontstaan van filmfestivals. Deze geschiedenis helpt om het succes en de eigenheid van
filmfestivals te begrijpen. Na deze geschiedenis behandelen we een aantal mogelijke
manieren om filmfestivals in te delen waarna we de actor-netwerk theorie voorstellen. Met
een omschrijving van economische, maatschappelijke en culturele aspecten van filmfestivals
sluiten we dit hoofdstuk af.
2.2 Geschiedenis van filmfestivals
Filmfestivals kennen een lange en rijke geschiedenis. Om het succes ervan te vatten en om te
begrijpen hoe filmfestivals konden evolueren tot hun huidige vorm, is het aangewezen om
een blik te werpen op deze geschiedenis. Het helpt ons om in te zien waarom filmfestivals
erin geslaagd zijn zich te ontwikkelen en uit te groeien tot zogenaamde ‘nodal points’ in een
succesvol internationaal netwerk (De Valck, 2007, pp. 15-19) (cfr. infra).
2.2.1 Prehistorie
De filmgeschiedenis is – zeker voor de ‘jeugd’-jaren van het medium – altijd een beetje een
Europese geschiedenis met een duidelijke Westerse invalshoek als kern (Cook, 1996; De
Valck, 2007). Dit is ook het geval voor de geschiedenis van filmfestivals. De historische
ontwikkeling van filmfestivals kan worden bekeken als een geschiedenis in drie
hoofdperiodes, voorafgegaan door een periode van experimenteren waarin de grenzen van
het nieuwe medium werden afgetast.
Het spreekt vanzelf dat het, vanaf het prille ontstaan van film op het einde van de
negentiende eeuw met het baanbrekende werk van onder andere Edison en de gebroeders
Lumière, de bedoeling was om films in het openbaar te vertonen (Cook, 1996). Het duurde
dan ook niet lang voor het eerste filmfestival werd georganiseerd. Op nieuwjaarsdag van het
jaar 1898 werd in Monaco voor de eerste keer een aantal films samen vertoond (De Valck,
2007, p. 47). Spoedig werden ook andere festivals georganiseerd. Onder andere Torino,
- 24 -
Milaan, Palermo (Italië), Hamburg (Duitsland) en Praag (toenmalig Tsjecho-Slowakije)
hadden al snel een eigen filmfestival. Het eerste festival waar een prijs werd uitgereikt, vond
plaats in Italië en werd georganiseerd door de gebroeders Lumière.
2.2.2 Het ontstaan van Europa’s Groten
De eerste hoofdperiode van de geschiedenis van filmfestivals start halfweg de jaren 1920 en
eindigt eind jaren 1960. Het betreft een periode die een erg woelig verloop kende, niet alleen
op maatschappelijk vlak met de recessie en de wereldoorlogen, maar ook op het vlak van de
filmproductie met de introductie van kleur en geluid. Dit bracht belangrijke evoluties en
veranderingen met zich mee6. Het is in deze woelige periode dat zich het ontstaan situeert
van de grote filmfestivals zoals we die vandaag nog kennen. Zo opende op 6 augustus 1932
Rouben Mamoulian’s DR. JEKYLL AND MR. HYDE (VS, 1931) in Venetië de eerste editie van de
Mostra Internazionale d’Arte Cinematografica (De Valck, 2007, p. 47). Dit was het eerste
echte, grote en internationale filmfestival dat op regelmatige basis werd georganiseerd.
Het filmfestival van Cannes werd zeven jaar later, in 1939, opgericht. De Berlinale vond pas
een heel stuk later voor de eerste keer plaats, met name in 1951. Naast het ontstaan van deze
grote filmfestivals kende Europa in de onmiddellijke periode na de Tweede Wereldoorlog
een eerste ‘boom’ van nieuwe filmfestivals (De Valck, 2007, p. 49). Het is in deze periode dat
onder andere de filmfestivals van Locarno (1946), Edinburgh (1946) en Oberhausen (1954)
werden gesticht. Ook werd in 1946 in het Tsjechische Karlovy Vary het gelijknamige
filmfestival opgericht als Sovjet-antwoord op de oprichting van Cannes en Berlijn (Evans,
2007). Volgens De Valck (2007) moest dit festival samen met het filmfestival van Moskou
fungeren als een tegengewicht voor de Westerse Grote Drie. Daarnaast moesten deze twee
festivals ook dienst doen als vertoningplatform voor de eigen filmproductie die, in het kader
van de Koude Oorlog, vaak volledig werd geboycot door de Westerse filmfestivals.
6 In de context van de snel evoluerende filmproductie is de Europese website http://www.europafilmtreasures.eu/
erg interessant. Op deze website krijgt de bezoeker de kans om gerestaureerde filmpareltjes uit honderd jaar
filmgeschiedenis te bekijken (zwart-wit, handgekleurd, kleur, stille film, …).
- 25 -
In de beginjaren van de Europese filmfestivals was het voornamelijk de bedoeling om een
tegengewicht te bieden aan de algemene dominantie van Hollywood in het Europese
vertoningcircuit (De Valck, 2007). De focus werd vooral op de eigen nationale filmproductie
gelegd (Czach, 2004). Hier kwam echter al snel verandering in. Vanaf dan gingen De Grote
Drie (Cannes, Berlijn en Venetië na de val van Mussolini) voornamelijk fungeren als
showcases voor nieuwe glamoureuze Hollywoodproducties.
2.2.3 Herdefiniëring noodzakelijk
Waar filmfestivals dus tot de jaren 1960 werden aanzien als showcases voor
Hollywoodproducties, kwam daar vanaf de jaren ‘60 verandering in. Vooral in Frankrijk
werd er, vanuit de zich ontwikkelende Nouvelle Vague, sterke kritiek geuit op de
filmindustrie in het algemeen en op het filmfestival van Cannes in het bijzonder (De Valck,
2007, pp. 61-64). In hun kritiek klonk vooral de frustratie door dat het filmmedium als kunst
niet genoeg aandacht kreeg en dat jonge filmmakers die buiten de lijntjes van de status quo
tekenden, al dan niet bewust vergeten werden. Mede door de vaststelling dat festivals steeds
meer verworden waren tot showcases voor Hollywood, weerklonk de roep om
onafhankelijke filmfestivals steeds luider.
De langzaam groeiende ontevredenheid van begin de jaren 1960, kristalliseerde zich in 1968
tot concreet protest op het filmfestival van Cannes (De Valck, 2007, pp. 61-68; Chin & Qualls,
2001, p. 35). Aangevoerd door Francois Truffaut, Jean-Luc Godard, Alain Resnais, Claude
Berri en Claude Lelouch, de critici van de Nouvelle Vague, eiste men de reorganisatie van
het festival. Ook in Venetië werd hevig geprotesteerd. Men eiste dat het format ‘filmfestival’
werd omgevormd tot een onafhankelijk instituut waar de promotie van film als kunst, met
artistieke kwaliteit als belangrijkste selectiecriterium, centraal kon staan. Nu film, onder
invloed van de Nouvelle Vague, hoe langer hoe meer als hogere kunst werd aanzien en
cineasten als auteur en kunstenaar bekendheid verwierven, pikte men het niet langer dat
filmfestivals verworden waren tot lanceerplatform voor nieuwe grootschalige
Hollywoodproducties.
- 26 -
Waar de filmfestivals van Cannes en Venetië er na de protesten van 1968 in slaagden om zich
te herdefiniëren, duurde het in Berlijn twee jaar langer voor een conflict ertoe leidde dat er
significante veranderingen aan het festivalformat werden doorgevoerd (De Valck, 2007, pp.
47-68). De belangrijkste verandering in Berlijn was, naar analogie met de oprichting van de
Quinzaine Des Réalisateurs in Cannes twee jaar eerder, de stichting van het ‘Forum Des
Jungen Films’. Al bij al hadden de protesten hun effect dus niet gemist. Vanaf dan vervulden
filmfestivals een nieuwe functie. Vanaf dan groeiden ze uit tot instituties voor de promotie
van cinema als kunst en werd programmeren de core business van filmfestivals.
2.2.4 Definitieve internationale expansie
De tweede periode van de geschiedenis van filmfestivals eindigt in de vroege jaren 1980 op
het moment dat overal ter wereld filmfestivals beginnen op te duiken (De Valck, 2007). In de
derde periode die hierop volgt, neemt het fenomeen pas echt mondiale proporties aan en
krijgt de term ‘internationaal filmfestivalcircuit’ echt betekenis. In de nasleep van de
wereldwijde dekolonisatie, genoten ook filmculturen die tot dan onbekend waren gebleven,
meer en meer de aandacht. Het is in deze periode van veranderende festivalformats, dat het
ontstaan van de gespecialiseerde filmfestivals gesitueerd wordt (De Valck, 2007, pp. 166-170)
(cfr. infra).
Het Forum in Berlijn is een goed voorbeeld van deze algemene trend naar meer
gespecialiseerde festivals (De Valck, 2007, pp. 66-70). Filmfestivals geraakten geïnteresseerd
in onbekende, exotische filmculturen en vertoonden meer en meer een panorama van wat de
wereldcinema te bieden had. Men wilde de festivalbezoeker een venster aanreiken waardoor
een blik kon worden geworpen op de diverse wereldfilmproductie. Uitgangspunt was de
assumptie dat een filmfestival, door haar diverse programmatie, de plaats bij uitstek was om
onbekende culturen te exploreren. Volgens Nichols (1994a, p. 18) hebben filmfestivals de
potentie ‘to make the strange familiar and to recover difference as similarity’. Hij gaat ervan uit dat
de festivalbezoeker via het filmfestival in staat wordt gesteld om zich, als een soort
antropoloog, via de filmbeelden onder te dompelen in een tot dan onbekende wereld die
- 27 -
hem via de film wordt aangeboden. Op die manier wordt een ontmoeting met het
onbekende gefaciliteerd, het is ‘going native’ (Nichols, 1994a, p. 17) vanuit een luie
bioscoopzetel. Nichols stelt daarnaast dat het grote voordeel van het medium film erin ligt
dat dit leren kan gebeuren in een ongedwongen sfeer van ontspanning en entertainment, iets
wat door zowel het publiek als de filmprofessional sterk wordt geapprecieerd.
In haar boek ‘Film Festivals - From European Geopolitics to Global Cinephilia’ stelt Marijke De
Valck (2007, p. 73) dat filmfestivals ‘can be seen as technologically advanced gateways to an
alternative film culture, controlling the exposure in global media. Film festivals are places where
movies are discovered, receive worldwide media attention and are sold to distributors or television.’
Deze visie gaat uiteraard enkel op voor de grote internationale filmfestivals. Voor de kleinere
festivals geldt dit in mindere mate. In wat volgt geven we een overzicht van verschillende
soorten filmfestivals.
2.3 Soorten filmfestivals
Het concept ‘filmfestival’ omvat verschillende subvormen en is heel divers. Er zijn grote
verschillen tussen filmfestivals onderling. Een indeling in een beperkt aantal
hoofdcategorieën geeft inzicht in deze grote diversiteit. Voor deze indeling baseren we ons
hoofdzakelijk op het werk van Kathleen Weyts (1997). Ook het boek ‘Film Festivals. From
European geopolitics to global cinephilia’ (2007) van Marijke De Valck is in deze context erg
interessant. Later in dit hoofdstuk toetsen we deze indeling aan nieuwe verhelderende
inzichten die ons worden aangereikt door Marijke De Valck (persoonlijke mededeling, 2009,
12 juni) en Gideon Bachmann (‘Insight into the growing festival influence’ 2000, 28 augustus).
- 28 -
2.3.1 Een overzicht
Volgens Weyts (1997) kunnen filmfestivals op een aantal verschillende manieren worden
ingedeeld. In totaal kunnen vijf verschillende indelingen worden gehanteerd. Een eerste
ruwe opdeling is het onderscheid tussen filmfestivals voor professionelen (Cannes, Berlijn en
Venetië) waar vooral mensen uit de filmwereld aanwezig zijn (filmcritici, acteurs, regisseurs,
producenten, distributeurs, …) en filmfestivals die voornamelijk gericht zijn op reguliere
bioscoopgangers en filmliefhebbers an sich. Uiteraard zijn ook hier vaak filmprofessionals
aanwezig, maar het betalende vrije tijdspubliek vormt de hoofdgroep op een dergelijk
publieksfestival.
Een tweede onderscheid kan gemaakt worden op basis van de manier van programmeren.
Generalistische festivals proberen enerzijds een zo breed en representatief mogelijk
programma samen te stellen dat een goed beeld schetst van de wereldfilmproductie van dat
moment. Om het overzicht te bewaren wordt het programma onderverdeeld in verschillende
secties die bij elk festival dezelfde naam meekrijgen. Deze festivalvorm plaatst men vaak
tegenover gespecialiseerde filmfestivals die een specifiek thema hanteren waarbinnen de
geprogrammeerde films een plaats vinden. Deze gespecialiseerde festivals richten zich vaak
tot een specifiek en/of een sterk afgebakend publiek (Weyts, 1997). Onder dit type
filmfestivals kunnen de zogenaamde ‘identity-based’ filmfestivals worden geplaatst als
bijvoorbeeld het London Lesbian & Gay Film Festival (Loist & De Valck, 2008, 7 december).
In concreto gaat het hier om zogenaamde LGBT of Lesbian, Gay, Bisexual & Transgender7 en
queerfilmfestivals. Het zijn filmfestivals die betrekking hebben op de representatie van
bepaalde groepen of subculturen in cinema. Ook het ‘Festival International de Films de Femmes
de Créteil’, vlakbij Parijs, is een voorbeeld van een identity-based filmfestival.
Als derde onderscheid kunnen gespecialiseerde filmfestivals, naar analogie met Loist en De
Valck (2008), op verschillende manieren worden gegroepeerd. Allereerst zijn er filmfestivals
7 LGBT is als Engelse afkorting van "Lesbian, Gay, Bisexual & Transgender", dé afkorting geworden van de
internationale sociale beweging van homo- en biseksuelen en de transgenderbeweging van transseksuelen,
travestieten en transgenderisten (Wikipedia, 2009, 29 juni).
- 29 -
die hun films selecteren op basis van een bepaald genre of thema. Een voorbeeld van een
genrefestival is het Brussels International Fantastic Film Festival. Filmfestival Open Doek in
Turnhout kan als voorbeeld gelden van een thematisch filmfestival. Ook het Internationaal
Filmfestival van Vlaanderen-Gent zou, door haar focus op filmmuziek, als een thematisch
festival kunnen worden gecategoriseerd. De programmatie is echter algemeen, waardoor het
vaak eerder als een generalistisch festival wordt beschouwd. Het non-conformistische
‘experimentele’ Age D’Or in de Cinematek in Brussel en het documentaire filmfestival
Docville in Leuven zijn festivals die stilistische of narratieve eigenschappen als
selectiecriterium hanteren. Een laatste groep van gespecialiseerde festivals zijn die festivals
die films selecteren op basis van de lengte van het format. Het Internationaal Kortfilmfestival
van Leuven is daar het beste Belgische voorbeeld van.
Een vierde omschrijving die hier redelijk nauw bij aansluit, maar die op zich in de praktijk
moeilijk hanteerbaar is, is het onderscheid tussen alternatieve of arthouse filmfestivals en
commerciële filmfestivals. Bij alternatieve festivals komen films aan bod die binnen het
reguliere bioscoopcircuit weinig of nooit getoond worden. Vaak is een filmfestival voor deze
films de enige kans om te worden getoond aan een publiek op de manier zoals hun makers
het bedoeld hadden: op een groot bioscoopscherm (State of the Fest, Part one: do festivals
matter?, 2008, 20 augustus). Strathaus (2004, p. 3) verwoordt dit treffend: ‘making visible of
“invisible” cinemas’. Bachmann sluit zich hierbij aan wanneer hij stelt dat ‘Eight-five percent of
films shown at film festivals never reach commercial screens. On TV and video, they cannot be
properly seen or appreciated: dubbed and grainy, they do little justice to the intention of their creators’
(2000, 28 augustus). Ook commerciële festivals hebben meestal een sectie in hun programma
met alternatieve-, arthouse- of wereldcinema. Een groot deel van de films die op deze
festivals worden getoond, hebben echter al een distributeur en worden er in avant première
voorgesteld.
Om het potentiële – theoretische – bereik van een filmfestival te omschrijven, is een
geografische indeling interessant gebleken. In deze vijfde indeling worden drie niveaus
onderkend: internationale, nationaal en lokale filmfestivals (De Valck, 2007; Weyts, 1997).
Om de titel ‘internationaal’ te mogen dragen, moet een festival door de FIAPF gehonoreerd
- 30 -
worden met een A-status (W. De Witte, persoonlijke mededeling, 2009, 10 juni). Eenmaal een
festival officieel erkend is, kan het genieten van verstrekkende commerciële en artistieke
voordelen. Deze festivals groeien vaak uit tot verzamelplaatsen voor de internationale pers
en filmprofessional (De Valck, 2007). Nationale filmfestivals zoals het Internationaal
Filmfestival van Vlaanderen-Gent, hebben een kleiner geografisch bereik. Het belangrijkste
kenmerk van deze festivals is het onder de aandacht brengen van nieuwe buitenlandse films
en het stimuleren van de aankoop van deze films voor nationale distributie. Vaak gaat het
om nationale premières van films die al op een van de grote internationale filmfestivals hun
wereldpremière gekend hebben. Lokale festivals hebben geen internationale intenties. Deze
festivals hebben in tegenstelling tot de grote(re) festivals niet de mogelijkheid om voor hun
selectie dezelfde media-aandacht te genereren. Zij zijn er vooral op gericht de lokale
bevolking de kans te geven om onbekende films te bekijken. Daarom presenteren ze een
staalkaart van films, meestal in een bepaald thema.
Deze opdelingen zijn op zich redelijk rudimentair, maar dat is het geval met elke poging om
een fenomeen in afgebakende vakjes te plaatsen. In voorgaande paragrafen hebben we – niet
limitatief – een aantal mogelijke opdelingen omschreven. We willen daarbij benadrukken dat
filmfestivals steeds mengvormen zijn. Zo kan het Internationaal Filmfestival van Vlaanderen
– Gent zowel worden aanzien als een internationaal (want erkend door de FIAPF) en
commercieel festival met arthouse-insteek, alsook als een generalistisch festival voor
professionals. Filmfestival Open Doek in Turnhout is daarentegen een typevoorbeeld van
een lokaal publieksfestival met een thematische arthouse- en wereldfilmprogrammatie als
kern.
2.3.2 Wholesale- of retailfestival?
In een artikel in Variety (2000, 28 augustus) reikt de Amerikaanse filmcriticus en European
Film Institute–regisseur Gideon Bachmann een nieuwe, frisse en erg verhelderende opdeling
aan die de verhoudingen tussen filmfestivals aanstipt, waarop we ook verderop in deze
verhandeling nog terug komen. In dit artikel spreekt Bachmann over whole sale en
- 31 -
retailfestivals, termen die hij geleend heeft uit de handelswetenschappen/economie. Ook De
Valck (persoonlijke mededeling, 2009, 12 juni) gebruikt deze opdeling. Met de term whole
sale filmfestivals wordt verwezen naar die festivals ‘where films are first seen, compete and are
discovered by the directors of festivals not in that category’ (Bachmann, 2000, 28 augustus). Met
deze term wordt dus in de eerste plaats verwezen naar de grote internationale filmfestivals
die door de FIAPF een zogenaamde A-status hebben verkregen. Zij staan aan de top van een
internationale filmfestivalhiërarchie en doen in de eerste plaats dienst als internationale
filmfora voor professionals (Bachmann, 2000, 28 augustus). Deze festivals zijn daarbij zowel
vertoningplek als filmmarkt waar nieuwe films ontdekt en verhandeld wordt.
Op een tweede niveau staan de zogenaamde retailfestivals, ‘bringing the films to end users
outside of normal exhibition’ (Bachmann, 2000, 28 augustus). Retailfestivals zijn die festivals die
eerder als nationaal, regionaal of lokaal werden omschreven. Bachmann illustreert dit door
te stellen dat het publiek van een retailfestival, in tegenstelling tot bij wholesalers, niet naar
het festival reist (2000, 28 augustus). Het retailfestival komt daarentegen naar het publiek.
Dit uitgangspunt is vooral voor de kleinere filmfestivals erg interessant. In extremis kunnen
we vanuit deze visie stellen dat wholesalers, omwille van hun filmmarkten annex
professionele ontmoetingsplaatsen, vooral een economische functie vervullen. Bij retail
festivals helt de balans in de andere richting over. Zij hebben voornamelijk een
vertonerfunctie. Over het algemeen kunnen we aannemen dat gespecialiseerde filmfestivals
meestal retailfestivals zijn, hoewel meer onderzoek noodzakelijk is om hierover
verantwoorde uitspraken te doen.
2.4 Filmfestivals als netwerk
Om een betere – theoretische - kijk op het fenomeen van filmfestivals te krijgen evenals op de
verhoudingen die hier spelen, is Marijke De Valck’s (2007) benadering van filmfestivals als
een netwerk erg interessant. Zij baseert zich daarbij op netwerk- en systeemtheorieën in het
algemeen en op de actor-netwerktheorie in het bijzonder.
- 32 -
De actor-netwerk theorie werd op het einde van de jaren 1980 ontwikkeld door de Franse
wetenschapssociologen Bruno Latour en Michel Callon in samenwerking met de Britse
socioloog John Law. In haar boek schrijft De Valck dat ‘the development of globalization in
general and the boom in information and communication technologies in particular have stimulated
the interests in the investigation of societies, subjects and objects and their global interrelationship’
(2007, p. 29). Door het wijdverspreide gebruik van internet, door populaire films als THE
MATRIX (USA, Wakowski & Wakowski, 1999) en doordat ‘netwerk(en)’ in bedrijfscontexten
een erg populair modewoord is, raakte het publiek vertrouwd met deze term.
Toch benadrukt Latour in zijn boek ‘Reassembling the social: an introduction to actor-network
theory’ (2005) expliciet dat deze dagdagelijkse betekenis van het woord ‘netwerk’ niet de
betekenis is die hij in zijn boek hanteert. Het woord ‘netwerk’ veroorzaakt hier, zoals blijkt,
meer verwarring dan dat het duidelijkheid verschaft. Daarom schrijft hij in een bijdrage in
het boek ‘Actor network theory and after’ van John Law en John Hassard (1999) de
ondubbelzinnige woorden: ‘I will start by saying that there are four things that do not work with
actor-network theory: the word actor, the word network, the word theory and the hyphen!’. Zonder
zich over de inhoud uit te laten, stelt hij dat hij aan het woord ‘netwerk’ een andere, meer
kritische betekenis geeft, vergelijkbaar met de term ‘rhizome’ van Gilles Deleuze en Félix
Guattari (Latour. Geciteerd in: Law & Hassard, 1999, p. 15). In hun boek ‘A thousand plateaus:
capitalism and schizophrenia’ (2004) omschrijven zij rhizomes als horizontale, niet-
hiërarchische, heterogene verbindingen tussen dingen die op het eerste zicht niets met elkaar
te maken hebben, ‘always in the middle, between things, interbeing, intermezzo’ (Deleuze &
Guattari, 2004, pp. 3-27). Voor Latour is een netwerk hiermee vergelijkbaar. Een netwerk is ‘a
series of transformations – translations and transductions – which could not be captured by any of the
traditional terms of social theory’ (Latour. Geciteerd in: Law & Hassard, 1999, p. 15). Een
netwerk heeft voor Latour ongeveer dezelfde betekenis. Door de popularisering van het
woord ‘netwerk’ is deze betekenis volgens Latour8 echter helemaal vervaagd en
8 ‘With the new popularisation of the word network, it means […] an instantaneous, unmediated access to every peace of
information. That is exactly the opposite of what we meant. What I would like to call ‘double click information’ has killed the
last bit of the critical cutting edge of the notion of network. I don’t think we should use it anymore at least not to mention the
- 33 -
getransformeerd in de richting van de simplificaties die in het dagdagelijkse gebruik worden
gehanteerd.
De actor-netwerk theorie, waarvoor we in de verdere tekst het door Latour gehanteerde
acroniem ‘ANT’ zullen gebruiken, is een interdisciplinaire benadering van de sociale en de
technologische wetenschappen en is nauw verwant aan complexiteits- en
activiteitstheorieën, semiotiek, wetenschapsfilosofie en aan de kennis- en systeemsociologie
(Latour, 2005; Law & Hassard, 1999; Dusek, 2007; Czarniawska-Joerges & Hernes, 2005;
Stalder, 1997). ANT tracht de sociale en technologische evoluties uit te leggen, te verklaren
en te interpreteren en maakt daarbij noch gebruik van technisch-materiëel noch van sociaal
reductionisme. ANT hanteert daarentegen een 'principle of generalized symmetry' (ISCID,
2005). Dit impliceert dat zowel deze menselijke als niet menselijke actoren worden
geïntegreerd in hetzelfde paradigma, zonder een hiërarchische verhouding centraal te stellen
(Latour, 1999). Wanneer al deze verschillende actoren in al hun verschillende vormen met
alle mogelijke beïnvloedende factoren die ook onderlinge samenhang vertonen, met elkaar
worden verbonden, vormt zich een actor-netwerk. Ole Hanseth verduidelijkt dit door te
stellen dat ‘an actor network consists of and links together both technical and non-technical elements.
Not only the car's motor capacity, but also your driving training, influences your driving. Hence,
ANT talks about the heterogeneous nature of actor networks’ (Hanseth. Geciteerd in: Ryder, M.,
2009, 5 april).
Als reactie op het structuralisme formuleerden auteurs als Deleuze, Derrida en Lyotard in de
jaren 1960 verschillende kritische perspectieven op het moderne wereldbeeld. Volgens De
Valck (2007) is het hierbij belangrijk dat niet langer werd uitgegaan van de structuralistische
visie waarin hiërarchische structuren met duidelijke dichotome distincties centraal werden
gesteld. In de plaats daarvan was ‘attention re-directed towards the immanence of ramifications
and the hybridity of relations; […] exchange was explored […] and theorists began to analyse
processes of transformation and translation’ (De Valck, 2007, pp. 29-30). Ook ANT wordt
ingeschreven in dit poststructuralistische paradigma.
type of transformations and translations that we want to explore’ (Latour. Geciteerd in: Law & Hassard, 1999, pp. 15-
16).
- 34 -
Latour’s afwijzing van enig onderscheid tussen menselijke en niet-menselijke actoren is erg
inspirerend en geeft volgens De Valck (2007) een interessante kijk op filmfestivals als
netwerk. Via ANT kunnen de verhoudingen tussen de verschillende actoren die op een
filmfestival aanwezig zijn, er direct of indirect mee te maken hebben of er invloed op
uitoefenen, worden bestudeerd en in kaart gebracht. Het verhaal van city marketing
indachtig, waarbij filmfestivals als economische motor worden aanzien voor de locale
middenstand in de regio’s waar ze plaatsvinden (cfr. infra), wordt hierdoor een beweging
ingezet ‘away from geopolitics and “the nation”, towards the global economy and “the city”’ (De
Valck, 2007, p. 20).
Het is daarbij belangrijk om op te merken dat het internationale filmfestivalcircuit zelf wel
enigszins hiërarchisch is (De Valck, 2007, pp. 123-128). Dit heeft tot gevolg dat het
zogenaamde ‘value adding’ potentieel niet bij elk afzonderlijk festival even groot is. Met value
adding wordt verwezen naar het gegeven dat films die langs (prestigieuze) filmfestivals
reizen, hun marktwaarde significant zien stijgen door hun selectie en eventueel door het
winnen van belangrijke prijzen. Het is daarbij duidelijk dat de kleinere – retail – festivals
geen hoge positie innemen op deze hiërarchische schaal. Behalve in de eigen regio moet het
potentieel van deze festivals om de waarde van een film significant te verhogen, dan ook niet
overschat worden.
2.5 Filmfestivals in de maatschappij
Met ANT krijgen we dus de mogelijkheid om een frisse blik op het fenomeen van
filmfestivals te werpen. Dat filmfestivals een erg complexe materie zijn, is duidelijk. ANT
helpt om hier inzicht in te verkrijgen. Het helpt om te begrijpen dat het internationale
filmfestivalcircuit functioneert als een netwerk van actoren die allen met elkaar verbonden
en van elkaar afhankelijk zijn. Gecombineerd met de wholesale en retailopdeling die we
eerder behandelden, geeft het ons daarnaast ook inzicht in de plaats die een bepaald festival
heeft binnen het internationale filmfestivalcircuit. Steeds hebben filmfestivals daarbij een
aantal kenmerken in meerdere of mindere mate gemeen. In wat volgt geven we een synthese
- 35 -
van een aantal belangrijke eigenschappen die aan filmfestivals worden toegeschreven.
Belangrijk daarbij is dat de volgorde die hier wordt gehanteerd, geen enkele hiërarchische
betekenis suggereert.
2.5.1 Hollywood’s pages
Zoals eerder werd beschreven, vonden de eerste filmfestivals hun oorsprong in Europa (De
Valck, 2007, Mazdon, 2007; Czach, 2004). De relatie tussen deze eerste Europese filmfestivals
en de filmindustrie in Hollywood was hierbij steeds erg ambigu. Mazdon stelt vast dat het
ontstaan van de eerste filmfestivals langs de ene kant duidelijk was ingegeven vanuit de wil
om de heersende dominantie van Hollywood te doorbreken. Hollywood werd in deze
context steeds gelijkgesteld met typische ‘box-office’ populaire cultuur en ‘star system’
massa-entertainment waarbij vooral gefocust werd op plezier en opwinding (De Valck,
2007). De Europese filmindustrie werd daarentegen vereenzelvigd met gesubsidieerde hoge
auteurscultuur die de grenzen van pijn, inspanning en menselijke tegenslag exploreerde
(Cook, 1996), een binair schema dat in het hedendaagse filmlandschap niet langer houdbaar
is. Langs de andere kant was de invloed van de Amerikaanse cinema-industrie in deze prille
jaren wel overduidelijk aanwezig in de Europese filmsector. Wat volgens De Valck (2007)
ook hier belangrijk is, is dat een binaire opdeling in de praktijk een veeleer karikaturaal
beeld schetst dat er niet in lijkt te slagen om de diverse realiteit op een degelijke manier te
representeren. Zij illustreert dit zeer duidelijk in het volgende fragment over het Filmfestival
van Cannes: ‘Hollywood stars, glamour, scandals and an enchanting location were the main
ingredients in the success of Cannes in the 1950s and Hollywood’s presence continued to influence
Cannes in the years to follow’ (De Valck, 2007, p. 15).
2.5.2 Filmfestivals en politiek - het Venetië van Mussolini
Filmfestivals staan niet los van de context waarbinnen ze opereren (De Valck, 2007). Steeds
liggen ze ingebed in een specifieke maatschappelijke en politieke context. Ze zijn er
onlosmakelijk mee verbonden en zijn zelfs vaak openlijke spelers in het (geo)politieke
- 36 -
landschap. De vroege jaren van de Viënnale in Venetië, het Filmfestival van Cannes en de
Berlinale in Berlijn zijn hiervan de beste voorbeelden. Vanaf hun ontstaan hadden deze drie
festivals een duidelijke politieke kleur.
Toen de Viënnale in 1932 werd opgericht, reageerde de Italiaanse en internationale
filmwereld in eerste instantie erg positief (De Valck, 2007, pp. 47-49). Al snel werd echter
duidelijk dat het festival niet onafhankelijk was onder het fascistische regime van Mussolini,
hoewel de fascistische invloed nog niet erg uitgesproken was bij de eerste festivaleditie.
Geleidelijk werd echter duidelijk dat de eigenlijke controle niet in handen van de
festivalorganisatie lag, maar in Rome moest worden gezocht. Dat de Italiaanse filmindustrie,
mede onder impuls van de in 1923 opgerichte LUCE9, sterke steun kreeg uit de hoek van het
toenmalige fascistische regime van Benito Mussolini, was algemeen bekend (Landy, 2000,
pp. 48-53). Mussolini en zijn regering percipieerden cinema namelijk als ‘l’arma piú forte’ en
zagen in het filmfestival een krachtig nationaal en internationaal propaganda-instrument dat
hem in staat kon stellen om het ideeëngoed van het fascisme te legitimeren10.
2.5.3 Het Franse en Duitse antwoord
Dit openlijk dwepen met het fascistische gedachtegoed leidde ertoe dat Frankrijk, de
Verenigde Staten en Engeland in 1939 in Cannes een ‘counter-festival’ opgerichtten (De Valck,
2007). Dit festival moest een duidelijk tegengewicht bieden aan het door het fascistische
9 Om terug grip te krijgen op de slabakkende nationale filmmarkt, werd, naar analogie met de agitki uit de Sovjet
Unie, in 1923 L’Unione Cinematografica Educativa of LUCE opgericht (Landy, 2000). De duidelijk politiek getinte
films, documentaires en newsreels die door de LUCE werden geproduceerd, werden over het hele land gebruikt
als zwart gekleurd medium voor educatie en propaganda van het fascistische doctrine.
10 Tekenend voor het filmfestival van Venetië was het bezoek in 1936 van Joseph Goebbels, de latere Duitse
propagandaminister van het Hitler-regime (De Valck, 2007, p. 48). Ook op het vlak van de filmselectie en –
competitie volgde het festival een duidelijk ideologische discours: voor buitenlandse films, en dan vooral voor
Amerikaanse en Britse films, was het enorm moeilijk om een gelijkwaardige behandeling te krijgen. Films van
bijvoorbeeld Leni Riefenstahl werden in Venetië dan weer wel erg gesmaakt.
- 37 -
regime van Mussolini geadopteerde festival van Venetië. De eerste editie kon, door het
uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, maar pas zeven jaar later, in 1946, effectief van start
gaan.
De Berlinale ten slotte werd met een dubbel doel opgericht. Enerzijds was er de behoefte om
de zieltogende Duitse filmindustrie nieuw leven in te blazen (De Valck, 2007, pp. 47-55).
Anderzijds was de belangrijkste reden om in Berlijn een internationaal filmfestival uit de
grond te stampen niet van economische maar van geopolitieke aard. Dat de festivals van
Cannes en Venetië niet blij waren met de oprichting van een derde internationale filmfestival
in Europa, bleek uit het feit dat voor de eerste editie van de Berlinale in 1951 zowel Frankrijk
als Italië geen films instuurden voor het officiële programma.
Omdat het festival van Berlijn, in tegenstelling tot de festivals van Cannes en Venetië, niet
kon pronken met een exclusieve en glamoureuze locatie met zon, zee en strand, plaatste het
vanaf het begin ten volle haar politieke en ideologische boodschap in de kijker (R. Butstraen,
persoonlijke mededeling, 19 juni 2009). Vooral in de beginjaren werd het festival door de
Verenigde Staten gebruikt als een statement, een strategie, een instrument in de Koude
Oorlog die op dat moment nog volop woedde (Cook, 1996). In concreto kreeg dit vorm door
de beslissing dat films uit de invloedsfeer van de Sovjet Unie expliciet werden uitgesloten
van de festivalselectie, maar eveneens door het tonen van (Westerse) films aan de grens met
de Oost-Berlijnse Sovjet-sector (De Valck, 2007). De Berlinale vervulde op die manier haar rol
als Westers propagandafestival en streefde er openlijk naar om ‘the Western cultural showcase
in the East’ te worden, ‘a celebration of Western values’ (De Valck, 2007, p. 53).
2.6 Economisch belang van filmfestivals
Filmfestivals hebben op dit vlak een grote evolutie doorgemaakt. De (geo)politieke functie
die ze een halve eeuw geleden zo prominent vervulden, is volgens De Valck (2007) vandaag
de dag – enkele uitzonderingen daar gelaten – echter zo goed als verdwenen en is daarmee
eigenlijk een anachronisme geworden. De meeste auteurs zijn het er echter over eens dat
- 38 -
filmfestivals nog steeds niet los staan van de context waarin ze zich situeren. Op zich is dat
natuurlijk ook logisch. Dit impliceert echter dat ze, door onder andere haar maatschappelijke
en economische impact, hoe dan ook nauw verbonden zijn met en een grote invloed
uitoefenen op het politieke beslissingsapparaat (De Valck, 2007; Nichols, 1994a; Mazdon,
2007; Berneman & Petit, n.d.).
2.6.1 Filmfestivals als nieuw distributie-platform
Naar analogie met de bevindingen van Marijke De Valck (2007), Lucy Mazdon (2008) en
andere auteurs, lijkt het erop dat filmfestivals meer en meer een alternatief distributie-
platform aan het worden zijn. Om te begrijpen van waar deze evolutie komt, is het nuttig om
– opnieuw – een duik in het verleden te nemen.
Het filmdistributiesysteem zoals we dat de dag van vandaag nog kennen, ontstond ongeveer
honderd jaar geleden (Cook, 1996). In de beginjaren van de cinema reisden filmmakers zelf
met hun films van stad naar stad. Toen rond het jaar 1905 deze reizende cinemashows meer
en meer verdwenen ten voordele van de permanente filmtheaters die toen ontstonden, werd
het systeem van nationale filmdistributie ontwikkeld (De Valck, 2007). Voor de grote vaak
Amerikaanse filmbedrijven was dit een gedroomd systeem omdat hierdoor verregaande
verticale integratie mogelijk was. In hun streven naar een feitelijk monopolie op de nationale
en internationale filmmarkten, richtten deze grote internationale filmbedrijven naast hun
productiefaciliteiten eigen netwerken van filmzalen op (Cook, 1996). Op die manier hadden
ze greep op de volledige productieketen en commerciële carrière van hun films.
Waar de Amerikaanse filmindustrie in het begin van de twintigste eeuw vooral werd
aanzien als concurrentie voor de eigen nationale filmproductie, kwam daar ook na de
Tweede Wereldoorlog geen verandering in (Mazdon, 2007). Door het ontstaan van de Koude
Oorlog kwamen twee op ideologisch vlak totaal verschillende machtsblokken radicaal
tegenover elkaar te staan. Elk hadden ze hun eigen visie op de aanpak van de na-oorlogse
wederopbouw van de verwoeste gebieden die zich in hun invloedssfeer bevonden. In West-
- 39 -
Europa diende het Amerikaanse kapitalistische model als voorbeeld. Dit model, waarin vrije
productie en handel met winstoogmerk, ook van cultuurgoederen, binnen en tussen de
deelnemende landen als belangrijkste economische pijler voorop werd gesteld, werd
geconsolideerd met de ondertekening van de GATT-akkoorden in 1947 (De Valck, 2007, p.
92).
Mede door de ondertekening van deze GATT-akkoorden werd film meer dan ooit aanzien
als een economisch product. Illustratief in dit verband is het Blum-Byrnes akkoord tussen
Frankrijk en de Verenigde Staten, dat eveneens in 1947 ondertekend werd door Léon Blum,
de vertegenwoordiger van de Franse overheid, en door Amerikaanse staatssecretaris James
F. Byrnes. Door dit akkoord werden een aantal grote Franse schulden volledig
kwijtgescholden (Wikipedia, 2009, 7 april). Als compensatie eisten de Verenigde Staten dat
alle Franse cinema’s, op één week per maand na, volledig werden opengesteld voor
Amerikaanse films. Via zulke akkoorden werd de Amerikaanse dominantie op de Europese
filmmarkt verder bestendigd.
Deze dominantie werd veel Europese filmbedrijven steeds meer een doorn in het oog
(Czach, 2004). Uiteindelijk was deze concurrentieslag ook een van de redenen die aan de
grondslag lag van de eerste Europese filmfestivals. In eerste instantie werden deze festivals
vooral gepercipieerd als ‘events where films were exhibited as an expression of national identity and
culture. Here, economic considerations did not rule the programming. Instead, nations were invited to
participate in international competitions with a more equitable ratio of national representation’ (De
Valck, 2007, p. 92). Illustratief hiervoor is het feit dat niet minder dan 21 landen deelnamen
aan het eerste filmfestival van Cannes in 1946, een mate van nationale diversiteit die
ondenkbaar was in de toenmalige door de filmindustrie uitgebate filmhuizen.
Twee redenen lagen aan de oorzaak van het feit dat het aantal filmfestivals al snel enorm
toenam. De eerste reden was de reeds aangehaalde mogelijkheid om de Amerikaanse
dominantie te omzeilen. Filmfestivals gaven immers de mogelijkheid om films te vertonen in
een prestigieuze internationale setting zonder de vervelende afhankelijkheid van
distributeurs. Belangrijker was echter dat filmfestivals dienst deden als nationale en
internationale vertoningsplekken en ontmoetingsplaatsen voor filmprofessionals (Mazdon,
- 40 -
2007; De Valck, 2007, p. 93). Veel heeft te maken met het feit dat de grote filmfestivals, naast
het vertonen van films en in navolging van het filmfestival van Cannes, ook een filmmarkt
installeerden. Dit kan als een van de belangrijkste innovaties voor het internationale
filmberoep worden aanzien sinds het ontstaan van filmfestivals omdat deze filmmarkten
fungeren als de ontmoetingsplek pur sang. Ook tegenwoordig zijn het plekken waar
producenten, distributeurs en vertoners elkaar ontmoeten, waar ze onderhandelen over aan-
en verkoop van rechten voor een bepaald territorium en waar contracten worden afgesloten
in verband met financiering van nieuwe projecten (Kay, 2008, 16 september; Nyed. Geciteerd
in: BAM, 2009).
De dubbele rol die de grote filmfestivals vervullen, is enorm belangrijk. Het is daarbij
interessant om op te merken dat filmfestivals, naast de filmmarkt als ontmoetingsplek, steeds
meer een alternatief distributieplatform aan het worden zijn. De Valck (2007) stelt dat dit een
trend is die zich vandaag de dag steeds meer aan het doorzetten is. Ook de filmmarkt zelf is
nog altijd ontzettend belangrijk, ondanks het feit dat de communicatiemogelijkheden in onze
digitale samenleving enorm zijn toegenomen. Andere auteurs maken eveneens gewag van
het feit dat filmfestivals een steeds belangrijkere plaats innemen in de commerciële carrière
van films. Films die op een groot filmfestival een prijs winnen, hebben over het algemeen
meer kans om wereldwijde media-aandacht te genereren en aldus profijt te halen uit de
selectie. Uit onderzoek blijkt wel dat dit enkel opgaat voor de grote filmfestivals (De Valck,
2007; Czach, 2004; Lebeer, 2008) (cfr. infra).
Filmfestivals krijgen op deze manier een duidelijke plaats binnen de commerciële loopbaan
van een film. Naast het feit dat de grote filmfestivals fungeren als marktplaatsen en als
ontmoetingsplek voor het kruim van de internationale filmproductiewereld, speelt verder de
vertonerfunctie van filmfestivals een belangrijke rol. Vaak worden films door distributeurs
weerhouden om op filmfestivals in avant première te worden voorgesteld in de hoop dat dit
hun commerciële waarde verhoogt of toch op zijn minst de zo gegeerde exposure bij publiek
en in media oplevert (De Valck, 2007; Bachmann, 2000; Winter, persoonlijke mededeling,
2009, 26 juni). Filmfestivals met internationale uitstraling zoals Cannes, Berlijn, Venetië en
Toronto genieten uiteraard de voorkeur omdat de kans groter is dat de eventueel
- 41 -
gegenereerde media-exposure internationaal is en dus ook een eventuele internationale
weerslag kent (N. Baert, persoonlijke mededeling, 2009, 22 juni). Filmfestivals die we in het
begin van dit hoofdstuk omschreven als nationaal, regionaal of lokaal, streven er eveneens
naar om zoveel mogelijk films in avant première te kunnen voorstellen (Open Doek, 2009a).
Deze trend zet zich door bij verschillende filmfestivals in Vlaanderen.
Verschillende redenen liggen hieraan ten grondslag. Een van deze redenen is dat het voor
filmfestivals een gedroomd scenario is om belangrijke prijswinnaars van grote internationale
filmfestivals in avant première te kunnen voorstellen. Dat films die op belangrijke
buitenlandse filmfestivals erg worden gewaardeerd voor het eerst op een bepaald festival te
zien zijn, verleent een zekere legitimiteit en een niet te versmaden prestige aan het
betreffende festival. In het kader van een positieve beeldvorming van het festival kan dit erg
belangrijk zijn. Ook distributeurs die een film voor een bepaald territorium hebben
aangekocht, zien graag dat deze films worden opgenomen in festivalprogramma’s. Vaak
weerhouden zij films om ze op een bepaald filmfestival in avant première te laten gaan.
Grace Winter, lange tijd werkzaam als directeur van arthousedistributeur Progrès voordat
het in 2002 de deuren sloot, werkte in haar functie nauw samen met Filmfestival Open Doek
in Turnhout. Ze vertelt hierover: ‘Open Doek zorgde er dan voor dat er voor de drie of vier films die
ik weerhield, gasten naar België konden komen. Dat was natuurlijk ook voor Progrès erg interessant
omdat er dan wat pers kwam en we op die manier ook zichtbaar konden zijn’ (persoonlijke
mededeling, 2009, 26 juni).
Er zijn uiteraard uitzonderingen op deze regel. Zo weigert de Nederlandse distributeur
Contact Film om haar films op filmfestivals te laten voorstellen vanuit de visie dat op die
manier het potentiële publiek dat de film na de festivalscreenings nog zal bekijken, voor een
groot deel wordt gekannibaliseerd (R. Wolf, persoonlijke mededeling, 2009, 12 juni). Nico
Baert van BrunBro sluit zich hierbij aan: ‘festivals kunnen uiteraard interessant zijn op dat
moment dat ze kunnen mobiliseren voor mijn films. Maar dan ook enkel als er voor betaald wordt. […]
Ik weiger nog om films gratis ter beschikking te stellen’ (persoonlijke mededeling, 2009, 22 juni).
- 42 -
Het voorstellen van films in avant première kan bijna als een volwaardig kenmerk van
filmfestivals worden aanzien. Met dit gegeven in het achterhoofd, kunnen we stellen dat
filmfestivals in hun programma twee verschillende soorten films presenteren. Enerzijds
worden films vertoond die al zijn aangekocht door distributeurs en die na het festival in de
bioscopen te zien zullen zijn en waarvan een deel op het festival in avant première wordt
voorgesteld. Anderzijds worden veel films vertoond die nog geen distributeur gevonden
hebben of die er zelfs nooit een gaan vinden. Voor deze films zijn festivals belangrijker dan
ooit omdat zij via het festivalscherm de kans krijgen om een veel groter publiek aan te
spreken en mondiaal te circuleren.
Filmfestivals worden in deze context als zogenaamde ‘nodal points’ aanzien (De Valck, 2007,
pp. 15-19). Het zijn kruispunten die in die hoedanigheid optreden als facilitators van een
continu en internationaal patroon van ‘traffic in cinema’ (Nichols, 1994b, p. 68). Films krijgen
via dit netwerk van kruispunten de kans om internationaal te worden vertoond. Voor kleine
films gebeurt dat vaak slechts op een heel beperkt aantal filmkopieën. Omwille van de
eigenheid van filmfestivals als kruispunten in dit internationale actor-netwerk, slagen deze
films er toch in om wereldwijd te circuleren (Nichols, 1994b; N. Baert, persoonlijke
mededeling, 2009, 22 juni). Kleine(re), alternatieve, arthouse of lokale producties hebben hier
bijgevolg het meeste profijt van daar het voor hen vaak de enige manier is om nog vertoond
te worden (De Valck, 2007). Op die manier komen we opnieuw bij de vaststelling dat
filmfestivals voor veel films alternatieve distributiekansen creëren. Ze bieden kansen om
vertoond te worden buiten het klassieke vertonerscircuit waar dit hoe langer hoe moeilijker
is geworden. Op die manier wordt ook de filmproductie buiten de grote filmindustrieën
sterk gestimuleerd (De Valck, 2007; Evans, 2007).
Bijkomend voordeel van filmfestivals is dat films er niet alleen door het publiek worden
bekeken. Ook voor filmvertoners en distributeurs zijn filmfestivals de ideale plek om nieuwe
films te ontdekken. En hoewel de filmmarkten van de grote festivals zich hier bij uitstek voor
lenen, bieden de kleinere – retail – festivals in ideale omstandigheden de film de
mogelijkheid om opgemerkt en eventueel aangekocht te worden door een plaatselijke of
internationale distributeur (Bachmann, 2000, 28 augustus; Kay, 2008, 16 september). Al
- 43 -
moeten we hier meteen een belangrijke kanttekening bij plaatsen. In de praktijk blijkt immers
dat dit meestal een te idealistisch beeld is dat theoretisch wel lijkt te kloppen, maar waar in
de praktijk niet veel van te merken is (N. Baert, persoonlijke mededeling, 2009, 22 juni; W. De
Witte, persoonlijke mededeling, 2009, 10 juni). Ook het eventuele promotionele nut van het
organiseren van avant premières op filmfestivals moet met de nodige nuance worden
bekeken. Uit de praktijk blijkt dat dit enkel effect heeft indien de film direct na het festival in
de zalen verschijnt. Meer onderzoek hieromtrent is echter noodzakelijk om hierover
sluitende conclusies te kunnen formuleren.
2.6.2 City marketing
Een economische functie van filmfestivals die minder met de films zelf te maken heeft, is de
benadering van het filmfestival als economische motor voor de lokale middenstand op de
plaats waar het festival plaatsvindt (Prentice & Andersen, 2003; Evans, 2007; Berneman,
n.d.). Een filmfestival brengt immers een gigantische groep mensen op de been die zich
uiteraard niet exclusief op het festival richten. Restaurants, café’s, hotels, … allemaal
profiteren ze van de aanwezigheid van een filmfestival in hun directe omgeving.
Steden en regio’s zijn maar wat blij als een groot (film)festival zich ontplooit op hun
grondgebied. Zoals elk groot evenement geven ook filmfestivals een enorme boost aan de
plaatselijke economie en zijn het erg belangrijke toeristische aantrekkingspolen (Prentice &
Andersen, 2003). City marketing is dan ook een uitstekend concept om de hedendaagse
populariteit van festivals bij lokale overheden te illustreren en kan als één van de redenen
worden aanzien voor de enorme toename van het aantal filmfestivals sinds de jaren 1980 (De
Valck, 2007, pp. 75-77; Bakker, 2009, mei).
Het is daarbij belangrijk om te benadrukken dat het concept van city marketing ook in het
ontstaan van de eerste filmfestivals al een rol speelde. Evans (2007, p. 29) benadrukt dat ‘the
choice of Cannes as the location for the festival in France was principally governed by tourism (its
- 44 -
rival for the honour of hosting the event was the Atlantic resort of Biarritz)’. Het filmfestival van
Venetië werd om dezelfde reden niet zomaar in eender welke stad georganiseerd.
Een unieke locatie blijkt een duidelijke troef te zijn die door een filmfestival wordt
uitgespeeld. Uiteraard is het voor de betreffende stad zelf ook heel erg interessant om een
filmfestival, al dan niet met wereldfaam, te herbergen. Door stijgende concurrentie,
ééngemaakte markten en globalisering, zijn steden het belang van een aantrekkelijk imago
steeds meer gaan inzien (Avraham, 2004). Een aantrekkelijk imago dat zorgt voor de nodige
input van investeerders, bewoners en bezoekers die de stad levendig en interessant maken,
is daarbij erg belangrijk. Zo stellen Prentice & Andersen (2003) vast dat festivals
uitdrukkelijk bijdragen aan het aantrekkelijk maken van een stad. Ze kunnen er mee voor
zorgen dat een stad een positief imago krijgt of kan behouden. Ook andere auteurs maken
gewag van het feit dat filmfestivals deze functie kunnen vervullen (Berneman & Petit, n.d.).
Over het algemeen zullen culturele troeven volgens Avraham (2004) in de diensteneconomie
van de eenentwintigste eeuw, steeds belangrijker worden. En steden hebben dat volgens
Berneman & Petit (n.d.) duidelijk begrepen: ‘the increase in out-of-town visitors during a festival
has a significant impact on tourism-related incomes for the venue. New jobs are created, either in the
cultural or the tourism sector, but in addition, many smaller municipalities benefit from the presence
of a festival as it tends to reverse rural depopulation and give them a new boost’. Voor de
filmfestivals zelf is dit eveneens handig omdat ze op die manier een goede
onderhandelingspositie verkrijgen in de zoektocht naar plaatselijke sponsors en partners
(Berneman, n.d.; Prentice & Andersen, 2003). Er kan immers directe ‘return on investment’
worden gegarandeerd.
2.7 Filmfestivals als cinefiel Mekka
Dit alles geeft aan dat filmfestivals een duidelijke commerciële en economische functie
vervullen. Bij de grote internationale filmfestivals die we als wholesalers omschreven, is deze
functie zeer expliciet aanwezig, maar ook bij retailfilmfestivals is er een duidelijke
economische functie te ontdekken, zij het op een minder uitgesproken manier. Filmfestivals
- 45 -
zijn meer dan enkel geografisch af te bakenen filmfeesten die met een bepaalde periodiciteit
worden georganiseerd. Ze kunnen worden geanalyseerd in termen van de onderlinge
afhankelijkheid tussen de verschillende actoren.
Zowel De Valck (persoonlijke mededeling, 2009, 12 juni), Butstraen, (persoonlijke
mededeling, 2009, 19 juni) als Winter (persoonlijke mededeling, 26 juni 2009) wijzen op een
andere belangrijk aspect van filmfestivals. Zij wijzen op het feit dat filmfestivals als hét
absolute cinefiele Mekka kunnen worden aanzien. Maar al te vaak krijgt deze term echter
een negatieve connotatie waarbij verwezen wordt naar een elitaire ‘high brow’
cultuurbeleving, hoewel het woord ‘cinefilie’ eigenlijk enkel een neologisme is dat bestaat uit
de woorden ‘cinema’ en het Griekse woord ‘philia’, wat ‘liefde’ betekent. Daarmee kan het als
een zogenaamde ‘portmanteau’ worden beschouwd, een gecombineerd woord dat zowel de
klank als de betekenis van de beide samenstellende woorden bevat (Oxford English
Dictionary, 2009b). Thomas Elsaesser verwoordt dit mooi in zijn bijdrage in het boek
‘Cinephilia. Movies, Love and Memory’ van Marijke De Valck en Malte Hagener: ‘as an adjective,
”cinéphile” describes a state of mind and an emotion. […] it evokes […] more than a passion for going
to the movies, and only a little less than an entire attitude toward life. In all its scintillating
indeterminacy, then, cinephilia […] can by now claim the allegiance of three generations of film-
lovers’ (2005, p. 27).
Zoals eerder al werd aangehaald, werden filmfestivals onder invloed van de Nouvelle Vague
vanaf het einde van de jaren 1960 aanzien als plekken waar film als kunst centraal kon staan
(Elsaesser. Geciteerd in: De Valck & Hagener, 2005, pp. 27-43). De grote verdienste van deze
filmmakende critici, was dat zij met hun ‘politique des auteurs’ vanaf dan de filmmaker zelf als
kunstenaar onder de aandacht brachten (De Valck & Hagener, 2005). Daarmee kreeg cinefilie
echter tezelfdertijd een democratische en een elitaire connotatie. Democratisch omdat voor
het eerst een vorm van populaire cultuur serieus werd genomen. Maar op hetzelfde moment
kreeg de term cinefilie dus ook een elitaire bijklank omdat ‘it replaces traditional hierarchies (in
which film was found at the lower end of the continuüm) with new, similarly dogmatic taste
preferences. In it’s classical form, cinephilia distinguishes between “auteurs” and “metteurs-en-scène”
on the one side, and, on the side of reception, between those who can recognize certain distinctions –
- 46 -
namely the cinephiles – and those who cannot’ (De Valck & Hagener, 2005, pp. 11-12). Ook nu is
dit nog erg relevant. Het gevaar van cinefiel elitarisme is immers reëel (D. Linssen,
persoonlijke mededeling, 2009, 12 juni). Dat filmfestivals met beide uitersten worden
geconfronteerd, staat daarbij vast. Het is daarom als festival erg belangrijk om hierin
duidelijke en bewuste keuzes te maken en die als dusdanig ook te communiceren naar het
publiek.
2.8 Samenvatting
In dit hoofdstuk hebben we geprobeerd om een conceptueel kader te schetsen voor
filmfestivals. Achtereenvolgens kwamen daarbij een omschrijving van mogelijke opdelingen
aan bod, gevolgd door een schets van het ontstaan van het fenomeen. Vervolgens werd met
ANT een nieuwe manier geïntroduceerd om met een frisse blik naar het erg complexe
fenomeen van filmfestivals te kijken waarna een omschrijving van maatschappelijke en
economische aspecten van filmfestivals dit hoofdstuk afsloot.
In het volgende hoofdstuk presenteren we kort het onderzoekskader van deze studie. Hierin
komen het ontstaan, de visie en missie, de werkingskeuzen en een overzicht van
doelstellingen en activiteiten aan bod.
- 47 -
3 ONDERZOEKSKADER – FILMFESTIVAL OPEN DOEK
3.1 Inleiding
‘Filmfestival Open Doek. Een oase voor minder evidente films
uit minder evidente streken’
(Van.Dienderen, Janssens & Smits, 2007, p. 267)
Zo wordt Filmfestival Open Doek in ‘TRACKS, Artistieke praktijk in een diverse samenleving’
(Van.Dienderen, Janssens & Smits, 2007, pp. 267-278) omschreven. Elk jaar organiseert deze
vzw uit Turnhout, een provinciestad van veertigduizend inwoners midden in de Antwerpse
Noorderkempen, een filmfestival met wereldallures. Niet zozeer omwille van het hoge
society-gehalte van het festival, een gegeven dat bij Filmfestival Open Doek nagenoeg
volledig afwezig is, wel omdat er elk jaar kwetsbare kwaliteitsfilms van uit de hele wereld
worden geprogrammeerd die vaak enkel tijdens het festival te zien zijn. Naast het
programmeren van deze kwetsbare kwaliteitsfilms, wordt er een waaier van activiteiten
georganiseerd en dit zowel tijdens het festival zelf als tijdens het jaar dat erop volgt. De
werking van Open Doek is daarmee even divers als de samenleving waarbinnen ze een
plaatsje vindt.
In het eerste deel van dit hoofdstuk focussen we op de werking van Filmfestival Open Doek.
Achtereenvolgens behandelen we – summier – de historiek, de visie en missie, de
werkingskeuzes en de doelstellingen van de organisatie. Ook schetsen we kort de
verschillende activiteiten die door Open Doek worden gerealiseerd.
- 48 -
3.2 Geschiedenis
Filmfestival Open Doek ontstond zeventien jaar geleden als een klein lokaal initiatief vanuit
de vaststelling dat in de toenmalige lokale en regionale filmprogrammatie geen waarde werd
toegekend aan niet-westerse filmproducties (Open Doek, 2009b). Tot dan was er in het
culturele en audiovisuele Kempense filmlandschap weinig plaats voor zogenaamde
wereldcinema, films uit Latijns-Amerika, Azië en Afrika. Daar wilde men iets aan doen.
Het mondiale gegeven van het festival kan als rode draad doorheen het bestaan van de
organisatie worden beschouwd. Op vraag van de Turnhoutse Stedelijke Adviesraad voor
Ontwikkelingssamenwerking werd in 1992 een eerste editie georganiseerd onder de naam
Focus op het Zuiden. Deze naam weerspiegelde duidelijk de richting die men wilde inslaan.
Men wilde door films te tonen mensen een andere kijk geven op de veel te vaak onbekende
wereld buiten hun eigen (Westerse) leefomgeving. In 2002 werd de naam veranderd in
Filmfestival Open Doek (Open Doek, 2009b). De naam Focus op het Zuiden werd te
beperkend bevonden voor een festival dat ondertussen regionale proporties had
aangenomen. Met de nieuwe naam was het mogelijk om de focus op de hele, globaliserende
wereld te richten en om films te vertonen uit alle werelddelen.
3.3 Visie en missie
Film is een laagdrempelig medium met een grote emotionele impact op de toeschouwer
(Fasting, 1996; Proost, 2007, Goris, 2007). Deze assumptie ligt ook Open Doek nauw aan het
hart. Open Doek gaat ervan uit dat film als kunstuiting en medium in staat is om een grote
rol te spelen in duurzame ontwikkelings- en emancipatieprocessen bij haar publiek (Open
Doek, 2007b).
Marc Boonen (Open Doek, 2007a), artistiek directeur van Open Doek, stelt dat duurzame
ontwikkeling ‘meer betekent dan effectieve financiële steun. Het betekent ook bewustmaking hier bij
ons. Die bewustmaking vertrekt bij het moment dat men de andere als gelijkwaardig beschouwt. Om
- 49 -
dit te kunnen, moet men die ander echter eerst leren kennen. Open Doek wil daartoe een bijdrage
leveren door films te tonen van over de hele wereld.’ Uitgangspunt van deze stelling is de
aanname dat wanneer een toeschouwer zich laat meevoeren met de beelden die een
regisseur voor hem of haar heeft gearrangeerd, hij via die beelden een blik kan werpen op
een vaak onbekende cultuur (Goris, 2007; Van.Dienderen et al, 2007). In die zin kan
aangenomen worden dat filmmakers, net als andere vooral beeldende kunstenaars, bezig
zijn met een artistieke herschepping van de leefwereld en cultuur waarin zij leven.
Dit betekent daarom niet dat zij in hun hoedanigheid van cultuurmaker als een soort ‘mini-
ambassadeurs’ hun land vertegenwoordigen. Vaak willen zij dat ook niet (M. Boonen,
mondelinge mededeling, 2009, 11 juni). Hun films moeten dan ook los hiervan bekeken
worden. Zo niet dreigt men te vervallen in een instrumentaliserend denken, een ‘polariserend
denken dat Westerse tegenover niet-westerse kunst plaatst, Noord tegenover Zuid, de Eerste tegenover
de Derde Wereld’ (Van.Dienderen et al., 2007). Film is en blijft in de eerste plaats een
kunstuiting (De Valck, 2007), iets wat door Open Doek erg belangrijk wordt bevonden.
Deze op ontmoeting en bekendmaking gerichte functie is de kern van de missie die Open
Doek heeft geformuleerd. Via hun werken kan de toeschouwer een blik werpen op de
cultuur en leefwereld waarin de kunstenaar/cineast zich situeert (De Valck, 2007). Hierdoor
krijgt hij de kans om binnen te kijken in de door de regisseur herschapen wereld die
voordien voor velen onbekend was en zou gebleven zijn.
Naast de informerende functie wil Open Doek ook resoluut meehelpen aan een
imagoverandering voor de niet-westerse film. Daar waar films uit het Zuiden vroeger
synoniem waren voor ‘warm-menselijke en kleinschalige feelgood-films’ of bekend stonden als
kommer-en-kwel-cinema’ (Open Doek, 2007a), bewijzen hedendaagse producties dat het ook
echt anders kan. Het lijkt of steeds meer ‘typische’ Open Doek-films de dag van vandaag hun
weg vinden naar het reguliere cinemapubliek. Daar worden ze ook door het publiek
gesmaakt. Films dus die vroeger enkel door organisaties als Open Doek getoond werden
maar die vandaag de dag door hun kwalitatieve vooruitgang niet meer moeten onderdoen
- 50 -
voor de Westerse filmindustrieproductie. Of dit een directe weerslag heeft op de
vertoningsdiversiteit in de zalen, is echter nog maar de vraag (cfr. infra).
3.4 Werkingskeuzes
De core business van Open Doek is het programmeren van ‘kwetsbare’ films uit de hele
wereld met een voorkeur voor films uit regio's buiten het Westen. Open Doek wil hiermee
aandacht schenken aan films die het moeilijker hebben om een weg te vinden in de huidige
maatschappelijke omgeving waar gecommercialiseerde cultuurproducten domineren (De
Valck, 2007; Open Doek, 2007b).
In haar visie voegt Open Doek hier nog de notie ‘kwaliteit’ aan toe (Open Doek, 2007b).
Hiermee verwijst ze naar het belang en de noodzaak om de artistieke merites van een film
niet uit het oog te verliezen (G. Winter, mondelinge mededeling, 2009, 26 juni). Het is niet
omdat een film van ver komt dat hij a priori goed moet bevonden worden (J. Geysels,
mondelinge mededeling. 2009, 3 juli; G. Goris, mondelinge mededeling, 2007, 16 mei).
Hiermee plaatst ze de film an sich centraal.
In haar werking staat het tonen van diversiteit en het streven naar interculturaliteit centraal
(Open Doek, 2007b). Interculturaliteit verwijst hierbij naar een bepaalde houding die men
kan aannemen in een cultureel diverse omgeving. Zonder films te willen instrumentaliseren
en met in het achterhoofd de hierboven beschreven prioritaire aandacht voor de niet-
westerse niet-Hollywood filmproducties, kiest Open Doek voor films die te maken hebben
met deze twee brede thema’s (G. Goris, mondelinge mededeling, 2007, 16 mei). Film wordt
hier op een secundair niveau een ad hoc middel om de toeschouwers de kansen, uitdagingen
en wrijvingen te tonen die diversiteit en interculturaliteit met zich meebrengen. De keuze
voor deze centrale thema's betekent voor Open Doek dat ze bewust bijkomende ruimte in
het programmatie creëert voor films en initiatieven die niet te vatten zijn in het simpele
schema van een Noord-Zuid tegenstelling. Open Doek staat hiervoor bekend in het culturele
landschap van Vlaanderen. Zo schreef Jan Goossens, artistiek leider van de Koninklijke
- 51 -
Vlaamse Schouwburg in een opiniestuk in De Morgen (2007, 30 april) ‘wie nog beweert dat er
in de culturele sector in Vlaanderen geen werkingen zijn die investeren in participatie en creatieve
antwoorden zoeken op de interculturele uitdagingen, wordt niet gehinderd door echte kennis van
zaken’.
3.5 Doelstellingen en activiteiten
Open Doek is meer dan één filmfestival per jaar, het heeft ook een uitgebreide jaarwerking
waarbij de andere activiteiten minstens even belangrijk zijn als het jaarlijkse filmfestival. De
kern van haar werking kan worden samengevat in vier woorden: presentatie of film kijken,
educatie of film leren, distributie of film spreiden en samenwerking of film delen (Open
Doek, 2009b).
3.5.1 Film Kijken
Presentatie van film, het film kijken, is de meest voor de hand liggende doelstelling. Open
Doek wil werken aan een filmaanbod waarbij mensen in optimale omstandigheden kunnen
genieten van mondiale films die ofwel worden geselecteerd omwille van hun artistieke ofwel
omwille van hun maatschappelijke kwaliteiten. Het tien dagen durende filmfeest is hiervan
het filmische hoogtepunt en is ook het uithangbord en ijkpunt van de jaarwerking (Open
Doek, 2009a). Tijdens het filmfestival wil Open Doek een staalkaart tonen van de recente
wereldcinema, aangevuld met familiefilms, klassiekers, panorama’s, retrospectieven,
themareeksen en documentaires. Tijdens het filmfestival zet Open Doek eigen
- 52 -
multidisciplinaire en crossmediale producties op. Zo geeft Open Doek boeken uit11, zet ze
tentoonstellingen op12 en organiseert ze spin-offs van het festival in de brede regio.
Naast het algemene aanbod, zijn ook een aantal films geselecteerd voor de verschillende
festivalcompetities (Open Doek, 2009c). De belangrijkste competitie is de Canvas-award. De
distributeur die na het festival de winnaar van deze competitie uitbrengt, ontvangt daarvoor
een distributiepremie ter waarde van 15.000 Euro. Ook de Behind the Scenes-jury bekijkt de
competitiefilms van het festival. Deze jury van gedetineerden uit de gevangenis van
Merksplas, reikt een gelijknamige award uit. Verder wordt door een aparte jongerenjury de
Nationale Loterij-award uitgereikt. Dit is opnieuw een distributiepremie, dit keer ter waarde
van 2.500 Euro. De Kidz-award bekroont de beste kinderfilm en de Gazet Van Antwerpen-
publieksprijs ten slotte, wordt uitgereikt door het volledige publiek waarmee het de ideale
festivalbarometer is.
Na het festival is het echter niet gedaan: vanaf 1997 programmeert Open Doek één avond per
maand een film. Vanaf 2003 wordt de frequentie opgedreven. Vanaf dan wordt er elke
dinsdagavond in Utopolis Turnhout een film geprogrammeerd (Open Doek, 2009b). Op deze
dinsdagavondvoorstellingen worden zowel films uit de vorige festivaledities getoond als
films die voor het eerst in de regio te zien zijn. Ook worden er tijdens het jaar af en toe
bijkomende themareeksen of cyclussen georganiseerd (Open Doek, 2009a). Voorbeelden
hiervan zijn ‘Wake Up Cinema’ op zondag, een concept waarbij een documentaire wordt
geprogrammeerd met een inleiding vooraf en nadien een debat, Cinéma Méditerranéen, een
11 Tijdens het festival werd dit jaar door uitgeverij International Theatre & Film Books het boek ‘The Other
Director’ uitgegeven. Dit boek van de Nederlanse filmjournaliste Gerlinda Heywegen is een bundeling van
interviews met acht verschillende directors of photography en is een co-productie met het Vlaams-Nederlands
Huis deBuren en Filmfestival Open Doek.
12 In 2009 werden er drie tentoonstellingen georganiseerd. (1) De expo ‘World One Minutes’, een reizende
tentoonstelling die bestaat uit de beste videofilmpjes van één minuut uit 100 verschillende Europese landen. (2) In
cultuurcentrum De Warande vond de expo ‘De Man met de Camera’ plaats, een tentoonstelling met werk van
Sven Augustijnen, Johan Grimonprez, Hans Op De Beeck en Nicolas Provost. 80 jaar na Dziga Vertov’s klassieker
‘Man With A Movie Camera’, reflecteerden ook zij over de objectieve weergave van de werkelijkheid. Als laatste
(3) werd er een tentoonstelling rond duurzaam toerisme opgezet.
- 53 -
selectie films uit het Middellandse Zeegebied tijdens de zomermaanden en Open Doek Wijkt
Af waarbij Open Doek de Turnhoutse wijken intrekt.
3.5.2 Film Leren
Naast het tonen van film hecht Open Doek veel waarde aan filmeducatie (Open Doek,
2009a). Dit omdat ze het ontzettend belangrijk vindt om jongeren kennis te laten maken met
de minder evidente films die ze programmeert. Dit film leren krijgt onder andere vorm via
filmworkshops voor kinderen, filmcolleges voor volwassenen, de schoolvoorstellingen die
worden gebundeld in twee festivalperiodes in april en november-december en door het
uitwerken van een specifiek educatief aanbod rond de films voor de leerlingen en
leerkrachten en voor leerkrachten in opleiding (Open Doek, 2009b). Tijdens de 17e editie van
Filmfestival Open Doek genoten ongeveer 25.000 schoolkinderen in Turnhout, Antwerpen
Stad, Maasmechelen, Hasselt en Neerpelt van een film uit het programma van Open Doek.
3.5.3 Film Spreiden
Open Doek wil via haar programmatie een stimuleringsbeleid – film spreiden – voeren voor
kwaliteitsfilms uit de hele wereld (Open Doek, 2009b). Enerzijds door via het festival en via
de dinsdagavondvoorstellingen vertoningsmogelijkheden te creëren in België, maar
anderzijds ook door zelf actief in te zetten op het bevorderen van nationale Belgische
distributie. Dit doet Open Doek enerzijds door een distributiepremie te verbinden aan de
film die als winnaar uit het festival komt, en anderzijds door zichzelf te profileren als
filmdistributeur voor films die in haar ogen een zeker cultureel belang hebben maar die niet
aan een Belgische distributeur geraken. Open Doek koopt dus zelf kwetsbare kwaliteitsfilms
aan en brengt die in de zalen. Ook wil Open Doek zich profileren als expertisecentrum voor
wereldcinema om te werken aan een permanent aanbod van kwetsbare kwaliteitsfilms in de
regio (Open Doek, 2009a). Vanuit deze doelstelling helpt Open Doek bibliotheken uit de
provincie Antwerpen met selectieadvies en een vormingsaanbod bij hun collectievorming.
- 54 -
Op deze manier worden filmmakers op een directe manier ondersteund en vinden hun films
een weg naar een breed publiek.
3.5.4 Film Delen
Vanuit een maatschappelijk engagement wil Open Doek mensen bij haar werking betrekken
die niet zomaar in staat zijn om een film te komen bekijken in het reguliere circuit. In het
kader van dit film delen wordt al enkele jaren de ‘Behind the Scenes Jury’ samengesteld (Open
Doek, 2009a), een jury die volledig bestaat uit gedetineerden uit de penitentiaire instelling
van Merksplas. Ook programmeert Open Doek in het open vluchtelingencentrum van
Arendonk. Verder wil Open Doek actief investeren in samenwerkingsverbanden in binnen-
en buitenland (Open Doek, 2009b). Zo organiseert ze in Lier een light-versie van het
Turnhoutse festival. Ook werkt ze samen met onder andere Amnesty International,
Moussem (een Marokkaanse vereniging uit Antwerpen), Durga (Antwerp Indian Festival),
0090 (Turkse vereniging), Vormingplus Kempen, het Holebi Filmfestival FOKUS, de VDAB
en de muziekfestivals Mano Mundo in Boom en Fiesta Mundial in Balen.
Open Doek gaat ervan uit dat publieksdifferentiatie en een specifieke doelgroepenwerking
een vorm van drempelverlaging inhouden. Daarom werkt de vzw aan een actief
doelgroepenbeleid. Door gerichte acties, een doordachte programmering en de intensieve
begeleiding van bepaalde sociale groepen, tracht men het aanbod ook voor minder evidente
doelgroepen toegankelijker te maken (Open Doek, 2008a). In het beleidsplan voor de
komende subsidieperiode onderscheiden we de volgende doelgroepen:
seniorenverenigingen, organisaties uit hulp- en dienstverlening, jongeren en
jeugdbewegingen, families en gezinnen, langdurig werklozen, gedetineerden, taalcursisten
en (toekomstige) leerkrachten. Qua publiekssamenstelling merkt Open Doek trouwens een
verjonging op: sinds enkele jaren nemen steeds meer jongvolwassenen op regelmatige basis
deel aan Filmfestival Open Doek. De organisatie schrijft deze opmerkelijke tendens toe aan
de educatieve werking: jongeren komen in hun tienerjaren via de school met Open Doek in
aanraking en blijven ook na de schoolloopbaan zelfstandig participeren.
- 55 -
3.6 Samenvatting
Open Doek is een organisatie die zich gedurende haar zeventienjarige bestaan heeft
ontwikkeld tot een belangrijke speler in het Kempense cultuuraanbod. Binnen het
zogenaamde Warandemodel13, waarbij Open Doek samen met zes andere vzw’s onderdak
vindt in het Turnhoutse cultuurhuis, kreeg Open Doek de kans uit te groeien tot een van de
grootste filmfestivals van Vlaanderen. De organisatie heeft daarbij meermaals bewezen dat
ze, ondanks het feit dat de financiële draagkracht niet evenredig toeneemt, toch kan groeien,
nieuwe waardevolle initiatieven op poten kan zetten en haar vitaliteit kan behouden.
In het volgende en laatste deel van deze verhandeling staat een analyse van de afgenomen
interviews centraal. In dit deel confronteren we de resultaten van ons kwalitatieve
interviewonderzoek met de theorie uit het voorgaande hoofdstuk. Vervolgens gaan we op
zoek naar een antwoord op de onderzoeksvragen die eerder werden geformuleerd.
13 Naast Filmfestival Open Doek ressorteren nog zes vzw’s tot dit zogenaamde Warandemodel. Deze zes
organisaties zijn: architectuurvereniging ‘Ar-Tur’, volwassenenvorming ‘Dinamo’, kunstuitleen ‘Kunst in Huis’,
kunsteducatie ‘Kunst in Zicht’, stripwerking ‘Strip Turnhout’ en kinderkunstenfestival ‘Storm op Komst’. (De
Warande, 2009, 27 juli).
- 56 -
4 RESULTATEN KWALITATIEVE INTERVIEWSTUDIE
4.1 Inleiding
Zoals in de inleiding al werd aangegeven, wordt er de laatste tijd steeds vaker gesproken
over de veranderende rol van filmfestivals. Dat dit een erg actueel thema is, wordt
geïllustreerd door internationale conferenties als degene die eind 2008 door BAM, het
Instituut voor beeldende, audiovisuele en mediakunst, en MEDIA Desk België-Vlaamse
Gemeenschap, in het kader van het Internationaal Kortfilmfestival Leuven (IKL) werd
georganiseerd (BAM, 2009). Onder de titel ‘De veranderende rol van filmfestivals’ stelden vijf
internationale gasten hun organisatie voor, gevolgd door een panelgesprek.
Als inspiratiebron en voorbereiding op het kwalitatieve onderzoeksluik van deze
verhandeling, was deze conferentie erg leerrijk. In het panelgesprek werden vijf
verschillende visies met elkaar geconfronteerd. Dat leverde een interessant beeld op van de
verschillende mogelijkheden die er zijn om met de vele veranderingen om te gaan waarmee
de audiovisuele sector wordt geconfronteerd.
Voor dit onderzoek interviewden we tussen 10 juni en 3 juli 2009 zestien personen waarvan
13 in België en drie in Nederland. Allen zijn ze beroepsmatig betrokken bij filmfestivals of
hebben er vanuit hun professionele bezigheid een uitgesproken mening over. In dit
onderzoek gaan we op zoek naar mogelijke antwoorden op de vraag wat die veranderende
rol van filmfestivals juist inhoudt. Hierbij kwamen volgende onderzoeksvragen aan bod:
Hoe wordt het concept ‘filmfestival’ het beste omschreven?
Wat zijn de kernfuncties van filmfestivals in Vlaanderen?
Wat zijn de belangrijkste veranderingen waarmee filmfestivals in Vlaanderen vandaag worden
geconfronteerd?
Hoe kan de veranderende rol van filmfestivals in Vlaanderen worden gedefinieerd?
Wat zijn de belangrijkste uitdagingen voor filmfestivals in Vlaanderen?
- 57 -
In dit hoofdstuk geven we een overzicht van de bevindingen die uit de interviews naar
boven zijn gekomen. We starten met een algemene afbakening van het concept van
filmfestivals, waarmee we een antwoord geven op de eerste onderzoeksvraag. Vervolgens
geven we een synthese van de belangrijkste bevindingen uit de interviews met betrekking tot
de andere vier onderzoeksvragen. Hierin komen de kernfuncties van filmfestivals aan bod
samen met de belangrijkste veranderingen en uitdagingen waarmee filmfestivals vandaag
worden geconfronteerd. We trachten een algemeen antwoord te formuleren op de
onderzoeksvragen die aan de basis liggen van dit onderzoek.
Deze bevindingen zijn in hun globaliteit allen ook van toepassing op Filmfestival Open
Doek, de case die we in het kader van dit onderzoek uitwerkten. In de tekst zullen we dan
ook af en toe naar Open Doek refereren. We sluiten dit hoofdstuk af met een laatste deel
waarin zaken aan bod komen die specifiek voor Open Doek belangrijk zijn.
We willen er de aandacht op vestigen dat de bevindingen uit dit onderzoek alles behalve
algemeen geldend zijn en daarom als indicaties moeten worden aanzien. Voor de selectie
van de respondenten maakten we immers gebruik van purposive sampling, een techniek
waarbij de selectie van respondenten niet op toeval berust maar daarentegen op basis van
weloverwogen criteria gebeurt (Wester et. al, 2006).
We willen ook duidelijk stellen dat we niet pretenderen een sluitend en definitief antwoord
te formuleren op de verschillende onderzoeksvragen. We kunnen dat ook niet omdat het een
onderzoeksveld in volle transitie betreft. We willen daarentegen proberen om in deze
verhandeling een tipje van de sluier op te lichten. We kijken met een frisse nieuwsgierigheid
naar een onbekende toekomst die misschien, gelet op de tendensen die zich de laatste jaren
ontplooien, een klein stukje van zichzelf onthult. Het is dat kleine stukje dat we in de
gesprekken hebben opgezocht in een poging er vat op te krijgen.
- 58 -
4.2 Algemene conceptafbakening
De algemene vraag hoe een filmfestival het beste gedefinieerd kan worden, was het
vertrekpunt van de verschillende interviews. In de antwoorden op deze vraag kwamen een
aantal evidente maar belangrijke kenmerken naar boven. Het belangrijkste en meest logische
kenmerk van een filmfestival is dat de film op zich centraal staat en ook moet staan (D.
Linssen, persoonlijke mededeling, 2009, 12 juni). Samenvattend kunnen we stellen dat een
filmfestival wordt aanzien als een evenementieel kader waar, binnen een bepaald genre of
thema, aan de bezoeker een geconcentreerd aanbod, een staalkaart wordt gepresenteerd van
wat de wereldfilmproductie op dat moment en binnen dat bepaalde genre of thema te
bieden heeft. Dit gegeven wordt algemeen beschouwd als de evidente en blijvende core
business van een filmfestival (A. Overbergh, persoonlijke mededeling, 2009, 19 juni; F.
Sartor, persoonlijke mededeling, 2009, 19 juni). Het is een evenement, een filmfeest en
ontmoetingsplaats die met een bepaalde vaste periodiciteit en beperking in tijd op een vaste
geografische plaats wordt georganiseerd (W. De Witte, persoonlijke mededeling, 2009, 10
juni). Deze spatiale en temporele afbakening is erg belangrijk (De Valck, 2007).
De voornaamste vaststelling is dat het volgens de meeste respondenten duidelijk is dat er in
Vlaanderen en bij uitbreiding in heel België geen grote festivals met internationale weerklank
te vinden zijn (F. Sartor, persoonlijke mededeling, 2009, 19 juni; E. Martens, persoonlijke
mededeling, 2009, 15 juni). En hoewel het Internationale Filmfestival van Vlaanderen-Gent
dat door het FIAPF geaccrediteerd is, nog het dichtste in de buurt komt, zegt programmator
Wim De Witte hierover het volgende:
‘We moeten daar uiteraard realistisch in zijn. Hier zijn maar een beperkt aantal journalisten
aanwezig, waar het in Cannes zo is dat alle journalisten die zichzelf serieus nemen, daar
aanwezig zijn’ (persoonlijke mededeling, 2009, 10 juni).
We kunnen bijgevolg stellen dat er in Vlaanderen geen enkel festival is dat beantwoordt aan
de in een vorig hoofdstuk omschreven criteria van de zogenaamde wholesale festivals. Open
Doek kan in deze context als een typevoorbeeld van een retailfestival worden omschreven
- 59 -
met een stevige regionale verankering als het gaat om het vertonen van kwetsbare
wereldfilms. Hiernaast willen we benadrukken dat als in de verdere tekst van dit hoofdstuk
de term ‘filmfestival’ wordt gehanteerd, het - tenzij anders vermeld – over filmfestivals gaat
die als retailfestival kunnen worden omschreven. Festivals dus waar het vertonen van films
centraal staat.
4.3 Filmfestivals in transitie
Als aanvulling op de definitie geven we een overzicht van de belangrijkste functies die door
de respondenten aan filmfestivals kunnen worden toegeschreven en de voornaamste
veranderingen en uitdagingen waarmee filmfestivals worden geconfronteerd. Het woord
‘kunnen’ is daarbij erg belangrijk. Zoals blijkt uit de interviews, vinden de meeste
respondenten dat niet elk festival in dezelfde mate invulling hoeft te geven aan dezelfde
functies. Het gaat hierbij enkel over filmfestivals die als retailfestival kunnen omschreven
worden. Uitzonderingen daargelaten heeft dit betrekking op quasi elk filmfestival in
Vlaanderen of België. Verder is het belangrijk om op te merken dat de verschillende functies
die aan bod komen, niet per definitie voor elk festival relevant zijn.
4.3.1 Van value adding naar distributieondersteuning
Als een van de belangrijkste functies van filmfestivals wordt steevast de economische functie
vernoemd. De vraag naar deze economische functie, wordt echter niet zo belangrijk
bevonden omdat dit als een retorische vraag wordt beschouwd. Op elk festival worden er
immers films vertoond. En ondanks het feit dat een filmfestival niet in de eerste plaats wordt
gepercipieerd als een plek waar omzet moet worden gecreëerd, is er bij retailfestivals een
duidelijke evolutie in die richting merkbaar (De Valck, 2007).
We hebben eerder al vermeld dat wholesale festivals door hun specifieke vorm (filmmarkten
als professionele ontmoetingsplaats voor filmprofessionelen) vooral voor de filmprofessional
- 60 -
een economische functie vervullen. Retailfestivals als Open Doek hebben de filmprofessional
significant minder te bieden, maar vervullen wel degelijk een duidelijke economische functie
die steeds nadrukkelijker op de voorgrond komt. Enerzijds omdat een filmfestival voor
sommige films (avant premières, exclusieve voorstellingen, films waarvan gasten of acteurs
aanwezig zijn, …) extra media exposure genereert maar daarnaast ook omdat een aantal
films via de verschillende competities op een festival in aanmerking komen om een prijs te
winnen. Ter illustratie: op de afgelopen 17e editie van Filmfestival Open Doek werden in vijf
verschillende competities awards uitgereikt. Aan twee prijzen was ook een geldprijs
verbonden (cfr. supra).
Het proces van ‘value adding’ door de mogelijkheid tot het winnen van prijzen op festivals,
blijkt voor films erg belangrijk te zijn. Het zit volgens De Valck ook vervat in de campagne
die rond een film wordt opgezet: ‘attending film festivals is an (obligatory) part of promotional
tours (2007, p. 125). Prijzen van retailfestivals hebben echter niet zo’n groot potentieel op het
vlak van ‘value adding’ als de prijzen van wholesale filmfestivals. Toch hebben deze prijzen,
die bij retailfestivals als Open Doek en op het Internationale Filmfestival van Vlaanderen-
Gent de vorm van een distributiepremie aannemen, een erg belangrijke functie (C. De
Schutter, persoonlijke mededeling, 2009, 9 juni). Wim De Witte van het Internationaal
Filmfestival van Vlaanderen-Gent illustreert dit aan de hand van het voorbeeld van THE
MARKET (Ben Hopkins | Groot-Brittanie/Duitsland/Turkije/Kazachstan | 2008), de winnaar
van de afgelopen 35ste editie van het filmfestival in Gent die werd aangekocht door BrunBro:
‘Die film is uiteindelijk aangekocht en zal nu in juni uitgebracht worden in België, en
waarschijnlijk later ook met een partner in Nederland. De distributiepremie van 25.000 Euro
heeft uiteraard hierbij geholpen. Het heeft een tijdje geduurd, maar de film wordt nu dus
uitgebracht’ (persoonlijke mededeling, 2009, 10 juni).
De visie van Nico Baert van distributeur BrunBro sluit hierbij aan. Op de vraag of er
winnaars van vorige edities van Filmfestival Open Doek in de catalogus van BrunBro zitten,
zegt hij:
- 61 -
‘Ik kan enkel zeggen dat het zonder die ondersteuning niet mogelijk was geweest. Die steun is
dus echt wel belangrijk als je die films in de zalen wil brengen’ (persoonlijke mededeling,
2009, 22 juni).
Deze distributieondersteuning wordt erg belangrijk bevonden, temeer omdat duidelijk
wordt dat men verwacht dat het alleen maar moeilijker zal worden om in de toekomst
kleinere films te produceren en uit te brengen. Deze films kunnen in de meeste gevallen
immers niet profiteren van een grote al dan niet wereldwijde mediacampagne. ‘Mijn visie is
pessimistisch over de klassieke manier van films verspreiden’, stelt Grace Winter (persoonlijke
mededeling, 2009, 26 juni). Het is enorm belangrijk om zulke prijzen te blijven uitreiken,
zeker voor retailfestivals.
Een probleem dat daarbij soms de kop opsteekt, is dat zodra een film een prijs gewonnen
heeft ‘sales agents […] die gewoon voor zichzelf proberen te innen door de prijs van de film op te
drijven. De rechten worden dan duurder, en dat is een groot probleem’ (N. Baert, persoonlijke
mededeling, 2009, 22 juni). Dit kan ten dele via goede communicatie tussen de verschillende
actoren worden opgelost.
Vanuit de visie dat kleine kwetsbare cinema gesteund moet worden, kan het een functie van
filmfestivals zijn om naast een distributiepremie, eventueel ook zelf voor een deel een
distributietaak op te nemen (E. Martens, persoonlijke mededeling, 15 juni). Omdat festivals
vaak niet afhankelijk zijn van het succes van een film, kunnen zij risico’s nemen die
commerciële spelers minder snel zullen nemen. En als distributeurs deze risico’s niet meer
durven nemen, acht men de kans reëel dat zulke films in de toekomst veel minder of zelfs
niet meer zullen worden gemaakt wat resulteert in een sterke verschraling van het
filmaanbod.
De vraag is echter of het zin heeft om zich als nieuwe speler op de verzadigde Vlaamse
filmmarkt te begeven (cfr. infra). De visie van Wim De Witte sluit hierbij aan:
- 62 -
‘ik vind dat een beetje gevaarlijk omdat je jezelf dan op een terrein begeeft waarbij je plots als
concurrent tegenover je leveranciers komt te staan. […] Als je films wil uitbrengen, wil je ook
je plaats vinden in deze verzadigde markt, wat mij niet zo zinnig lijkt. Wel release op DVD, en
Video On Demand lijkt me ook een interessant alternatief, maar theatrical zelf lijkt me op dit
moment niet zo verstandig’ (persoonlijke mededeling, 2009, 10 juni).
Het staat vast dat filmfestivals een toegevoegde waarde betekenen voor films. Dit moet
echter wel steeds in het juiste perspectief worden geplaatst. Het adagium dat festivals een
belangrijke stap zijn in de promotie van een film, lijkt aan belang in te boeten. De visie van
Contact Film in Nederland is hiervoor illustratief14. Ook in het gesprek met Nico Baert komt
dit naar boven. Volgens hem werken een aantal filmfestivals nog te veel:
‘volgens de oude opvatting dat ze deel uitmaken van de promotiecampagne van een film. Maar
wat voor een promotiecampagne is het als ze een zaal van duizend tweehonderd mensen vol
hebben zitten voor een film van mij? Duizend tweehonderd mensen die geen ticket meer
betalen om die film te gaan zien als die film in de bioscoop uitkomt. Ze hebben het publiek dus
eigenlijk opgegeten’ (persoonlijke mededeling, 2009, 22 juni).
4.3.2 Betalen voor films?
De tendens dat er vandaag de dag door steeds meer festivals15 voor het vertonen van een
film een screening fee betaald moet worden, vinden de meeste geïnterviewden niet meer dan
normaal. Naar de toekomst toe zal dat hoe langer hoe meer gangbaar worden (C. De
Schutter, persoonlijke mededeling, 2009, 9 juni). Ook voor Nico Baert is dit erg belangrijk:
14 Zie 2.6.1, p. 36.
15 De grote internationale filmfestivals (Cannes, Berlijn, Venetië, Rotterdam, …) betalen doorgaans géén screening
fee. Het significante ‘value adding’ potentieel van deze wholesalers ligt volgens De Valck (2007) aan de basis
hiervan.
- 63 -
‘Ik weiger nog om films gratis ter beschikking te stellen. […] De meeste festivals die
geïnteresseerd zijn in onze core business zijn nogal correct. Die snappen dat wel, ook al omdat
ze merken dat als ze een niet verdeelde film willen screenen, ze die fee ook moeten betalen. Ook
sales agents doen daar niet meer aan mee, aan het gratis ter beschikking stellen van films. Wat
dat betreft, dringt die boodschap stilaan door. Er zijn echter een aantal notoire uitzonderingen
[…], daar weiger ik films ter beschikking te stellen’ (persoonlijke mededeling, 2009, 22
juni).
Het is tegenwoordig erg moeilijk om in Vlaanderen nog een film uit te brengen en ook terug
uit de kosten te geraken (N. Baert, persoonlijke mededeling, 2009, 22 juni). Het erg
verschraalde Vlaamse arthouselandschap is daar voor een deel verantwoordelijk voor. De
vergelijking met Nederland is hier erg interessant. De situatie daar is op dat vlak veel minder
problematisch:
‘Nederland heeft […] een betere infrastructuur. […] In België, zeker in Vlaanderen, heb je
eigenlijk maar zeven theaters die op regelmatige basis arthouse-cinema vertonen. In Nederland
zijn het er wel 100 […]. Dat is ongelooflijk belangrijk voor de doorloop van lastige titels. […]
In Nederland is het premièrecircuit ook belangrijk, maar er zit nog zoveel achter, de film blijft
veel langer leven’ (R. Wolf, persoonlijke mededeling, 2009, 12 juni).
‘Ik ken geen land ter wereld dat dit aanbod heeft en waar het aanbod ook zo rijk is als in
Nederland […] waar je […] een heel fijnmazig netwerk hebt’ (D. Linssen, persoonlijke
mededeling, 2009, 12 juni).
Volgens de meeste respondenten nemen filmfestivals in Vlaanderen voor een deel de functie
van de arthouses over. Ze vullen een leemte op. Het is erg belangrijk dat festivals zich
hiervan bewust zijn en dat ze beseffen dat hun betekenis voor veel films significant is. Ze
zorgen er mee voor dat het leven van een film verlengd wordt of dat een film überhaupt de
kans krijgt om vertoond te worden. Het is frappant dat een aantal films enkel nog een
festivalcarrière hebben. Het is echter wel duidelijk dat het betalen van een screening fee
vanuit deze visie alleen maar belangrijker zal worden. Dat dit budgettaire gevolgen heeft, is
- 64 -
logisch en het is begrijpelijk dat beperkte budgetten dit niet altijd mogelijk maken. Dit mag
echter geen reden zijn om de kwaliteitscriteria voor de selectie van films uit het oog te
verliezen en populairder te gaan programmeren om het bezoekersaantal te doen stijgen.
4.3.3 Filmfeesten
Wat het festival zelf betreft, benadrukken een aantal respondenten dat het een echt filmfeest
moet zijn waar mensen elkaar kunnen ontmoeten, samen film kunnen kijken en kunnen
discussiëren over wat ze juist gezien hebben. Zowel De Valck (persoonlijke mededeling,
2009, 12 juni), Winter (persoonlijke mededeling, 2009, 26 juni), Linssen, (persoonlijke
mededeling, 2009, 12 juni), Delahaut (persoonlijke mededeling, 2009, 30 juni) als Butstraen
(persoonlijke mededeling, 2009, 19 juni) vermelden dit uitdrukkelijk. Volgens De Valck gaat
het om de liefde voor film en om het vieren van film in al haar variëteiten en vormen. In die
zin is een filmfestival een soort filmforum: het is een plek waar ook die films te zien zijn die
niet op andere plaatsen worden vertoond. De visie van Christian De Schutter sluit hierbij
aan:
‘een filmfestival is een soort van platform, evenement, waar je films kan gaan zien die je
anders niet of zeer moeilijk zal kunnen zien. Het is ook een platform waar je nieuwe trends in
film maken kan ontdekken, nieuwe talenten, …[…] Op filmfestivals kan je in contact komen
met films van over de hele wereld die anders niet of bijna niet in de bioscoop zouden te zien
zijn ’ (persoonlijke mededeling, 2009, 9 juni).
Het significante ‘event’-gehalte van filmfestivals blijkt erg belangrijk te zijn. De verwachting
is dat dit naar de toekomst toe nog belangrijker zal worden, zonder dat het zich daarbij moet
‘prostitueren aan het publiek’ (M. Boonen, persoonlijke mededeling, 2009, 11 juni). Het publiek
houdt van de speciale en specifieke totaalervaring die een festival kan bieden. Dit lijkt een
trend te zijn die ook het succes van filmfestivals kan verklaren:
- 65 -
‘We staan op dat gebied echt op een overgangsmoment, een turning point. Dat heeft te maken
met het feit dat filmfestivals […] enorm hebben kunnen groeien en toenemen door iets wat een
cultureel verschijnsel is. Mensen willen graag naar een event kunnen gaan. Ze gaan graag
ergens heen wat een meerwaarde heeft boven het kleine gebruikelijke uitje. […] Mensen zijn
bereid om bijvoorbeeld minder geslaagde films te zien, net omwille van die totaalervaring. […]
bijvoorbeeld met eten en met muziek zodat mensen het gevoel hebben dat ze bijna een soort reis
maken’ (D. Linssen, persoonlijke mededeling, 2009, 12 juni).
Het gevoel aan iets speciaal deel te nemen blijkt voor een publiek erg belangrijk te zijn. In het
kader daarvan lijkt het een groot voordeel om het festival zoveel mogelijk te concentreren op
één of een beperkt aantal centrale plaats(en) zodat versnippering vermeden wordt. Het
aangaan van samenwerkingsverbanden met bijvoorbeeld andere festivals kan wel
interessant zijn en groeimogelijkheden bieden naar de toekomst toe (J. Geysels, persoonlijke
mededeling, 2009, 3 juli).
4.3.4 Het belang van een degelijke omkadering
Gedurende het festival zelf is het erg belangrijk om ervoor te zorgen dat de film centraal
staat. Ter illustratie stelt Bachmann (2000, 28 augustus) dat ‘festivals are not only the sole arena
for them, they are also a better arena than a normal theater because the viewing is more intimate,
intensive and properly backgrounded’. Hiermee duidt hij op een erg belangrijk aspect dat ook
door de meeste respondenten wordt aangehaald: het is belangrijk dat de film an sich op een
festival niet in de steek gelaten wordt. Hiermee wordt verwezen naar de waarde van een
goede locatie die zowel gezellig als functioneel is, een locatie waar mensen graag naartoe
komen. Ook wordt hiermee het belang benadrukt van een degelijke omkadering voor de
geprogrammeerde films, zowel praktisch als inhoudelijk (M. Leys, persoonlijke mededeling,
2009, 1 juli). Dana Linssen zegt hierover:
‘Het (filmfestival) is […] een met zorg samengesteld programma van films, waarbij de
geselecteerde films niet alleen vertoond worden maar waar er ook context en duiding aan
- 66 -
wordt gegeven. Het is een vrijhaven voor films die de veilige beschutting en de steun van een
filmfestival nodig hebben om aan de wereld gepresenteerd te kunnen worden en te kunnen
overleven’ (persoonlijke mededeling, 2009, 12 juni).
Als filmfestival heb je volgens Erik Martens de mogelijkheid en de expertise om meerwaarde
te bieden (persoonlijke mededeling, 2009, 15 juni). Een aantal respondenten sluiten zich
hierbij aan en stellen dat film tonen op zich niet genoeg is. Het is erg interessant en
verrijkend als er naast de vertoningen ook wordt geïnvesteerd in allerhande extra
omkaderingsactiviteiten. Seminaria en congressen worden daarbij als mogelijk interessante
voorbeelden aangehaald (P. Sonck, persoonlijke mededeling, 2009, 16 juni). Daarnaast
worden filmlessen erg belangrijk bevonden. Grace Winter stelt:
‘Het publiek van een filmfestival is, met alle respect, in mijn ogen niet echt cinefiel ‘opgevoed’.
Ze komen voor de thema’s en zien daarbij niet genoeg het verschil tussen een goede en een
slechte film. Als het thema hartverscheurend is, dan is het bijna per definitie een prachtige
film. Je zou bijvoorbeeld na een goede en een slechte film de mensen uit kunnen nodigen om
bijeen te zitten om te praten over wat er nu zo goed is aan die film en wat cliché en banaal is
om ze zo inzicht te geven in hoe je naar iets kunt kijken. Open Doek is niet een soort Amnesty
International scherm. Voor een deel wel natuurlijk, maar het gaat toch nog altijd over film en
filmcultuur’ (persoonlijke mededeling, 2009, 26 juni).
Voor het publiek kan het verder erg boeiend en verrijkend zijn om op een gestructureerde
manier in debat te kunnen treden met (inter-) nationale acteurs, regisseurs, scenaristen,
cameramensen, producenten of pers. Hierin zit ook een duidelijke educatieve functie vervat,
een functie waarvan het belang niet mag worden onderschat. Dit kan bij uitbreiding
eveneens voor filmprofessionals interessant zijn.
- 67 -
4.3.5 Het festival als kwaliteitslabel
Tijdens de interviews werd er meermaals op gewezen dat het belangrijk is om meer te doen
dan enkel het organiseren van een festival:
‘activiteiten door het jaar heen zorgen ervoor dat je kwaliteitsmerk niet alleen die korte tijd
zichtbaar is en dat er dus ook een uitstraling is van het festival door het jaar heen, een soort
van nazorg zou je bijna kunnen zeggen’ (R. Wolf, persoonlijke mededeling, 2009, 12 juni).
Een regelmatige jaarprogrammatie, aangevuld met andere activiteiten en een adviesfunctie,
is ook volgens De Schutter erg interessant en wenselijk (persoonlijke mededeling, 2009, 9
juni). Beide partijen halen hier voordeel uit. Langs de ene kant is het voor kwetsbare, kleine
of arthousefilms een goede zaak als filmfestivals buiten hun korte geconcentreerde
festivalperiode filmvertoningen organiseren en zodoende vertoningsmogelijkheden creëren
(P. Sonck, persoonlijke mededeling, 2009, 16 juni). Langs de andere kant geeft een
regelmatige programmatie en de profilering als kenniscentrum een festival de kans om
gedurende een volledig jaar actief te zijn en eventueel haar naam te exploiteren in andere
(distributie)vormen en samenwerkingsverbanden. Dit is een belangrijke uitdaging waar veel
festivals nog een lange weg in hebben af te leggen. Filmfestivals krijgen op die manier de
mogelijkheid om zich te profileren als een kwaliteitslabel:
‘waarom niet, ik zeg maar iets, een betaaltelevisienet opzetten […]. Of een DVD-collectie met
de naam van het festival. Of een website waar je films kan downloaden, uiteraard legaal.’ (C.
De Schutter, persoonlijke mededeling, 2009, 9 juni).
Niet iedereen vindt dit echter een prioriteit voor filmfestivals vanuit de visie dat het vooral
noodzakelijk is dat filmfestivals zich met hun core business bezig houden. Films vertonen
dus, en dat goed doen. Het festival treedt hier op als gatekeeper en bemiddelaar16: ze filteren,
16 Het begrip ‘gatekeeper’ bestaat al geruime tijd. Al in 1947 werd de term door de Duitse psycholoog Kurt Lewin
gebruikt (University of Twente, 2006, 18 oktober). De kern van het concept is de assumptie dat een gatekeeper
beslist welke informatie er aan het systeem wordt doorgegeven en welke niet. Toegepast op filmfestivals betekent
- 68 -
selecteren en stellen een kwalitatief hoogstaand aanbod samen dat ze dan aan een publiek
presenteren (A. Overbergh, persoonlijke mededeling, 2009, 19 juni). Dit betekent ook dat
festivals vanuit hun positie als filmexpert goed geplaatst zijn om, gebruik makend van alle
mogelijke middelen die het ter beschikking heeft, films waar ze echt achter staan een zo
breed mogelijk publiek te geven (F. Sartor, persoonlijke mededeling, 2009, 19 juni). In het
kader hiervan kan het interessant zijn om samenwerkingsverbanden op te zetten:
‘verenig een aantal initiatieven […] allemaal mooi onder éénzelfde noemer […] Een soort van
umbrella waarbij je veel gemakkelijker ondersteuning kunt krijgen […] Ook voor sponsors is
dat veel interessanter, want leg de respectievelijke hoofdsponsors van die aparte initiatieven
samen, en je hebt een werkingsmiddelenbudget dat even groot is, maar dat gemakkelijker
functioneel gebruikt kan worden’ (P. Sonck, persoonlijke mededeling, 2009, 16 juni).
4.3.6 Van politieke naar maatschappelijke functie
Waar filmfestivals zich vanaf hun ontstaan duidelijk op het (geo)politieke strijdperk
begaven, kwam daar na de protesten halfweg de jaren 1960 verandering in. Over het
algemeen zijn de respondenten het erover eens dat deze politieke functie vandaag niet langer
belangrijk is. Ze kunnen wel een politieke rol spelen maar de meeste festivals gaan daar niet
zo ver in (M. Boonen, persoonlijke mededeling, 2009, 11 juni). Dit wil niet zeggen dat
filmfestivals vandaag de dag een neutrale positie innemen. Vaak vervullen ze een
maatschappelijke functie (R. Delahaut, persoonlijke mededeling, 2009, 30 juni).
Filmfestivals kunnen een belangrijke community-gerichte functie opnemen. Filmfestivals
situeren zich steeds in een bepaalde regio waar ze als een ‘real life’ ontmoetingsplek kunnen
fungeren (D. Linssen, persoonlijke mededeling, 2009, 12 juni). Dit schept een aantal
mogelijkheden die erg verrijkend kunnen zijn:
dit dat een programmator gezien kan worden als een gatekeeper. Hij beslist vanuit zijn erkende expertise welke
films het publiek wel te zien krijgt en welke niet (A. Overbergh, persoonlijke mededeling, 2009, 27 juni).
- 69 -
‘het heeft […] te maken met lokale verankering en community-werking. Tribeca doet dat
bijvoorbeeld door buurtfeesten en events te doen. Andere festivals zouden dat kunnen doen
door bijvoorbeeld lokale sociale groepen te betrekken […] Het is werken aan een community,
aan stadsweefsel,… Je zou dat kunnen omschrijven als een sociale functie. Je moet dat dan niet
noodzakelijk gaan interpreteren als ‘mensen helpen’, wel als ontmoeting faciliteren, mensen
betrekken, lokale netwerking. En dat zowel professioneel als publiek’ (A. Overbergh,
persoonlijke mededeling, 2009, 19 juni).
In dit kader kan een al dan niet uitgebreide doelgroepenwerking worden ontwikkeld waarbij
minder evidente sociale groepen worden betrokken, doelgroepen die door het festival anders
niet zouden worden bereikt. Dit is volgens Freddy Sartor een grote uitdaging (persoonlijke
mededeling, 2009, 19 juni). Hierbij wordt vooral aan ouderen, kinderen en allochtonen
gedacht, maar ook bijvoorbeeld voor mensen met een verstandelijke handicap kan een
festival veel betekenen:
‘Je zou kunnen gaan naar initiatieven voor mensen met een verstandelijke handicap omdat het
absoluut niet evident is om films te vinden die een dergelijk publiek aanspreken: ofwel zijn ze
te kinderachtig ofwel zijn ze te ingewikkeld en verstaan ze er niets van. Het is voor een
dergelijk doelpubliek verruimend wanneer je in de wereld kunt zijn en met een kleine groep in
de zaal kunt zitten tussen de andere mensen. […] Zo heb je bijvoorbeeld bij Dinamo
volwassenenonderwijs17 de ‘cursussen met een knipoog’. Dit zijn cursussen waaraan ook
mensen met een mentale handicap zinvol kunnen deelnemen’ (A. De Causmaecker,
persoonlijke mededeling, 2009, 10 juli).
Ook Jos Geysels (persoonlijke mededeling, 2009, 3 juli) vindt het een kans voor filmfestivals
om via een gedegen doelgroepenbeleid een maatschappelijke functie op te nemen.
Filmfestivals kunnen zich hier uitdrukkelijk profileren als kenniscentra en met hun expertise
een duidelijke dienstverlenende functie opnemen. Dat film hierbij als kunstvorm in de eerste
17 Volgens de website van cultuurcentrum De Warande is Dinamo: ‘het verzamelpunt voor vorming voor volwassenen
[…] In het aanbod: cursussen, workshops, lezingen, uitstappen en projecten. Alle activiteiten worden bijna uitsluitend door
vrijwilligers begeleid. De keuze voor vrijwilligers maakt dat de band met het publiek heel sterk is’ (De Warande, 2009).
- 70 -
plaats op de eigen merites moet worden beoordeeld, wordt door de respondenten erg
belangrijk bevonden. De tendens tot instrumentalisering van films is immers reëel.
Dat film echter meer is dan sterke en inspirerende beeldtaal, gedurfde camerabewegingen,
speciale belichting en knappe montage, staat vast. Film is vorm én inhoud. Steeds vertellen
films ook een bepaald verhaal waar je mee aan de slag kan (J. Geysels, persoonlijke
mededeling, 2009, 3 juli). In die zin is film een erg dankbaar medium en een interessante
kunstvorm die door haar duale structuur erg veel mogelijkheden biedt. Dit kan resulteren in
een geëngageerde werking die met het publiek een debat voert over diversiteit en ecologie,
zonder dat daarbij de core business – het vertonen van films – in de verdrukking komt.
4.3.7 Filmfestivals en innovatie
Dat er op dit vlak veel aan het veranderen is, is voor alle respondenten duidelijk. Een van de
belangrijkste evoluties op dat vlak heeft te maken met de verdere digitalisering van het
audiovisuele productie- en vertoningapparaat. Deze verdere digitalisering zal, in combinatie
met de mogelijkheden die digitale distributie en exploitatievormen van film te bieden
hebben, bepalend zijn voor filmfestivals (C. De Schutter, persoonlijke mededeling, 9 juni). In
het kader hiervan zijn de voorbeelden die aan bod kwamen op de eerder aangehaalde
conferentie over de veranderende rol van filmfestivals, erg interessant. Deze voorbeelden
kunnen als illustratie en inspirerend voorbeeld dienen voor de vele veranderingen die zich
afspelen en de verschillende mogelijkheden die dit biedt.
Lisa Nyed van het Zweedse Nordisk Panorama en Karin Johansson-Mex van het Deense
Filmkontact Nord stelden hun reizende festival voor. Dit documentairefestival trekt
afwisselend naar Malmö (Zweden), Reykjavik (IJsland), Bergen (Noorwegen), Arhus
(Denemarken) en Oulu (Finland) (BAM, 2008, 6 december). Naast het festival organiseren zij
netwerkbijeenkomsten en seminaries en beheren een digitaal platform waarop de door hen
geselecteerde films bekeken kunnen worden. Elliot Grove van het Londonse Raindance
filmfestival vertelde een soortgelijk verhaal. Zij stellen via een eigen zogenaamde ‘IP-TV’-
- 71 -
poot eveneens hun festivalselectie online ter beschikking. Daarnaast zijn ze ook actief in de
filmproductie en organiseren naast hun reguliere vertoningen ook workshops. Maggie Kim
van het Tribeca Film Festival in New York vertelde over hun inspanningen om een
uitgebreide gemeenschapswerking op poten te zetten, naast een kwaliteitsvolle jaarwerking
in combinatie met een online distributieplatform waar de meer geëngageerde films in V.O.D.
(Video On Demand) worden aangeboden. Annie Doerfle van het Duitse Reelport kwam als
laatste aan bod. Zij presenteerde Reelport als een digitaal platform waar films beschikbaar
worden gesteld, zowel voor particulieren als ook voor professionelen en
filmfestivalprogrammatoren, een belangrijke klantengroep van het festival. Daarnaast
regelen zij ook de omgang met copyrights.
De digitale evoluties die zich vandaag de dag in steeds sneller tempo opvolgen, stellen
filmfestivals voor grote uitdagingen. Zoals bovenstaande voorbeelden illustreren, is op dit
vlak enorm veel mogelijk. Het digitale verhaal biedt voor filmfestivals erg interessante
kansen die stilaan maar erg voorzichtig worden geëxploreerd. Zo heeft het Internationaal
Filmfestival van Vlaanderen-Gent een mapje ‘Filmfestival’ in de filmbibliotheek van
Belgacom TV. Dit is ook interessant vanuit de eerder behandelde stimuleringsfunctie van
filmfestivals:
‘Eigenlijk heeft het ook voor een stukje te maken met de vaststelling dat je het je als festival
niet zomaar kan permitteren om bij filmmakers te gaan aankloppen met de vraag zijn of haar
film één, twee of maximum drie keer te vertonen en daarna te doen of die film niet meer
bestaat’ (W. De Witte, persoonlijke mededeling, 2009, 10 juni).
Het is voor de meeste respondenten duidelijk dat dit digitale verhaal erg veel kansen biedt.
Of het in de praktijk erg snel zal gaan, wordt – vaak ook om budgettaire redenen –
meermaals in vraag gesteld. Op middellange termijn verwacht men dat filmfestivals zich
steeds meer op het digitale terrein zullen begeven, al dan niet in samenwerking met
strategische partners, zonder dat dit al te grote veranderingen of verschuivingen teweeg zal
brengen in de specifieke vorm van filmfestivals. Men verwacht dat het steeds ook gewoon
‘filmfestivals’ zullen blijven. Wel verwacht men dat er steeds meer aspecten bij zullen komen,
- 72 -
zoals een online-aanbod, Video On Demand, digitale online distributie enzovoort. Men ziet
er kansen in om bijvoorbeeld andere publieksgroepen te bereiken, communicatie en
distributie efficiënter aan te pakken en films een lange tijd beschikbaar te maken waardoor
filmfestivals hun vertonings- en filmspreidingsfunctie nog beter kunnen invullen. Daarbij
wordt echter steeds vermeld dat men verwacht dat de kern van een filmfestival, de
eigenheid zoals die eerder beschreven werd, behouden zal blijven.
4.3.8 Wat met de economische crisis?
De laatste tijd is de economische crisis een erg ‘hot’ topic. Ook voor filmfestivals zal dit
waarschijnlijk budgettaire en artistieke gevolgen hebben (C. De Schutter, persoonlijke
mededeling, 2009, 9 juni). Nu al wordt gewag gemaakt van sterk dalende budgetten en een
teruglopende filmproductie in de grote filmindustrieën van de Westerse landen (“Activiteit
in Hollywood loopt drastisch terug”, 2009, 24 juli). Het staat vast dat dit een trend is die zich
niet enkel in Hollywood afspeelt. De vraag naar hoe het met de productie van kleinere films
gesteld is, dringt zich dan ook steeds meer op. Grace Winter zegt hierover het volgende:
‘Er komen momenteel bijna geen films uit Afrika. Dat is niet omdat er geen mensen zijn die
visueel denken, maar omdat ze niet kunnen produceren omdat er gewoon geen geld voor is’
(persoonlijke mededeling, 2009, 26 juni).
Met de huidige financiële crisis in het achterhoofd, is het sterk de vraag of dit in positieve zin
zal evolueren. De toekomst zal uitwijzen of er zich op dit vlak significante veranderingen
zullen voordoen en welke invloed dit op filmfestivals zal uitoefenen.
4.4 Open Doek in transitie
In de voorgaande paragrafen hebben we de belangrijkste bevindingen uit de interviews
gebundeld. We hebben hierbij getracht om een zo volledig mogelijk en algemeen antwoord
- 73 -
te formuleren op de onderzoeksvragen die aan de basis liggen van dit onderzoek. Hierbij
moet benadrukt worden dat de thema’s, functies, veranderingen en uitdagingen die in dit
algemene deel worden beschreven, ook van toepassing zijn op Filmfestival Open Doek. Het
gaat dan zowel over het proces van value adding, distributieondersteuning of het betalen
voor filmvoorstellingen, als over een degelijke omkadering, het positioneren als
kwaliteitslabel, de maatschappelijke functie en innovatie. In dit laatste deel komen als
aanvulling een aantal zaken aan bod die specifiek voor Open Doek belangrijk zijn.
4.4.1 Voorbeeldfunctie
Over het algemeen wordt de werking van Open Doek erg positief geëvalueerd. In die mate
zelfs dat Open Doek vaak een voorbeeldfunctie krijgt toebedeeld. Open Doek wordt daarbij
aanzien als een erg vitale organisatie die goed nadenkt over zichzelf en haar plaats en
functies in de bredere maatschappelijke en economische context (A. Overbergh, persoonlijke
mededeling, 2009, 19 juni). De woorden van Nico Baert zijn in dit kader erg illustratief:
‘een vertoningmethode via een Open Doek-achtige werking is ideaal. Het is eigenlijk zelfs zo
dat in een ideale situatie elke provincie zijn Open Doek heeft’ (persoonlijke mededeling,
2009, 22 juni).
Het lijkt logisch dat een distributeur een werking als die van Open Doek sterk apprecieert.
Toch is het daarom geen minder groot compliment. Zeker als ook anderen zich positief
uitlaten over de organisatie (D. Linssen, persoonlijke mededeling, 2009, 12 juni).
4.4.2 De omkaderde film centraal
Wat Open Doek betreft, kunnen we uit de verschillende interviews een aantal interessante
denkpistes destilleren. De belangrijkste vaststelling is dat uit de interviews nadrukkelijk naar
voor komt dat film an sich centraal moet staan. Hoewel dit al een aantal keren aan bod
- 74 -
kwam, is het toch belangrijk om dit nog even te onderstrepen. Binnen het thema van Open
Doek, de kwetsbare wereldfilm met inhoud, verdient film als kunstvorm die aandacht ook
echt. Mieke Leys zegt hierover:
‘Als dat weg is, dan hoeft de rest niet meer. Dan ben je een festival, geen filmfestival. Dan ga
je vervallen in een themafestival. Het moet in wezen echt om film gaan’ (persoonlijke
mededeling, 2009, 1 juli).
In die zin is het belangrijk om de aandacht niet te veel te verleggen in de richting van de
randactiviteiten. Film vertonen is en blijft de absolute core business van een filmfestival.
Dit neemt echter niet weg dat deze randactiviteiten erg belangrijk worden bevonden en
daarom ook de nodige aandacht verdienen (E. Martens, persoonlijke mededeling, 2009, 15
juni). Dit lijkt in eerste instantie een contradictie te zijn hoewel dat niet het geval is. Zoals
eerder al werd vermeld, wordt juist de totaalervaring die een filmfestival kan bieden, zo
positief bevonden. Men is het erover eens dat dit wel uitgebreid kan worden.
Filmgerelateerde initiatieven als filmlessen, discussiefora en seminaria voor professionals
worden daarbij als voorbeeld aangehaald (G. Winter, persoonlijke mededeling, 2009, 16 juni).
Ook Dana Linssen vindt dit belangrijk:
‘Je kunt ook meer associatief werken, meer open, meer gebruik makend van die enorme
mediatisering in de wereld om ons heen, daar creatieve verbanden in leggen, cross-overs
maken van film met andere uitingen in andere media of in de cultuur of in de geschiedenis of
in de politiek, de gevoeligheid prikkelen bij mensen om dat te zien. Dat is denk ik echt
filmeducatie van de toekomst’ (D. Linssen, persoonlijke mededeling, 2009, 12 juni).
Het gaat over niet-belerend film-leren, over leren film te ont-dekken en uit te pluizen op een
interactieve manier. Dit is een erg uitdagende en misschien ook ideale en misschien
utopische visie. Als denkpiste is het echter wel interessant.
- 75 -
4.4.3 Filmfestival als educatief project
Het belang van een degelijke educatieve werking wordt meermaals aangehaald (G. Winter,
persoonlijke mededeling, 2009, 26 juni). Het aanbod naar jongeren toe wordt daarbij erg
goed geëvalueerd. Er zitten echter nog een aantal leemtes in het aanbod naar andere groepen
toe. Zo is bijvoorbeeld een educatieve werking voor volwassenen quasi onbestaand. Het kan
interessant zijn om hierin verder te gaan dan het sporadisch organiseren van een debat of
thema-avond.
In de context hiervan zou het erg nuttig zijn om te onderzoeken wat de reële wensen en
noden van het publiek zijn (M. Leys, persoonlijke mededeling, 2009, 1 juli). Hier komt ook de
visie op doelgroepen terug op de voorgrond. Het kan erg inspirerend zijn om het eigen
publiek te leren kennen en te weten te komen wat de noden zijn. Dit kan echter ook ruimer
worden opgevat en bijvoorbeeld gaan over wat film teweeg brengt bij mensen.
4.4.4 Lokale onmisbaarheid met (inter)nationale focus
Een ander belangrijk punt is dat filmfestivals met hun expertise een erg interessante positie
kunnen innemen in de regio waar ze actief zijn (M. Boonen, persoonlijke mededeling, 2009,
11 juni). Het wordt erg boeiend bevonden om een actieve adviesfunctie op te nemen naar
scholen, bibliotheken, culturele centra en andere organisaties toe die van de diensten van een
filmfestival gebruik wensen te maken. Filmfestivals kunnen op die manier actief bijdragen
aan een verdere verspreiding van films.
In extremis kunnen filmfestivals ook verder gaan dan het faciliteren van een gedegen
verspreiding van films. Het kan erg interessant zijn om zelf effectieve ondersteuning te
geven aan nationale filmmakers of filmmakers uit landen waar er voor film weinig tot geen
geld beschikbaar is (A. Overbergh, persoonlijke mededeling, 2009, 19 juni). Ook Freddy
Sartor is deze mening genegen:
- 76 -
‘Ik denk dat een festival voor dergelijke mensen wel iets kan betekenen. Al is het maar een
scenariopremie, zodat die mensen eens een verhaal kunnen schrijven. […] Dan leg je ergens
een zaadje. Natuurlijk komen niet al die zaadjes uit. Maar het kan wel een begin zijn’
(persoonlijke mededeling, 2009, 19 juni).
In deze context kan dus zowel aan scenariosteun als aan pre- of postproductiesteun gedacht
worden, verbonden aan bijvoorbeeld een gegarandeerde vertoning op het festival zelf in
aanwezigheid van de filmmaker. Op die manier werkt een filmfestival actief mee aan een
stimuleringsbeleid voor jonge talentvolle filmmakers.
4.5 Filmfestivals tien jaar later
Op het einde van elk interview kwam de vraag aan bod hoe men verwacht dat een
filmfestival er over tien jaar uit zal zien. De antwoorden op deze vraag waren erg divers.
Toch is het mogelijk om hierin een aantal lijnen te ontdekken.
De meeste respondenten verwachten niet dat filmfestivals er over tien jaar drastisch anders
zullen uitzien. Hoe technologie zal evolueren, weet natuurlijk niemand. Desondanks denkt
men niet dat de cinema zoals we die vandaag kennen, binnen tien jaar een anachronisme zal
geworden zijn. Wel is er een lichte weemoed merkbaar wanneer de digitale (r)evolutie aan
bod komt, een in de ogen van sommigen nogal kwalijke evolutie omdat ze ten koste gaat van
de klassieke 35mm projectie. Verder hoopt men dat in de toekomst vooral meer jongeren de
weg naar het festivalscherm zullen vinden, zodat het doorsnee festivalpubliek dat meer en
meer lijkt te verouderen, nieuwe impulsen krijgt.
Wat de retailfestivals betreft, denkt men dat de sociale functie nog belangrijker zal worden.
Men verwacht dat filmfestivals in deze context zullen evolueren naar interactieve
vertoningplatformen waar de bezoeker actief betrokken wordt en op een nieuwe uitdagende
manier zijn weg kan en moet zoeken in:
- 77 -
‘een heel gedurfde mix van nieuwe films en een soort vulkaanuitbarstingen van verwijzingen
naar oude films en naar allerlei andere kunst- en mediavormen eromheen, maar met de film in
het hart; met daar omheen een flexibele schil van films die bekeken kunnen worden door
toeschouwers op monitoren of in kleine screeningrooms met tientallen mensen. Films die niet
meer tot dat hoofdprogramma behoren, maar die wel zo geordend zijn dat, als mensen iets
willen, ze dat kunnen zoeken en bekijken’ (D. Linssen, persoonlijke mededeling, 2009, 12
juni).
Filmfestivals kunnen hier worden gepercipieerd als een soort ‘poëtische zoekmachine’ waarbij
mensen ook kunnen zoeken naar films met bijvoorbeeld de kleur groen erin18 (D. Linssen,
persoonlijke mededeling, 2009, 12 juni). Dit visionaire ideaalbeeld van filmfestivals is erg
inspirerend. De toekomst zal uitwijzen in hoeverre dit ook structureel mogelijk is.
4.6 Samenvatting
In dit hoofdstuk hebben we, na een afbakening van het concept van filmfestivals, een
overzicht gepresenteerd van de belangrijkste bevindingen die uit de interviews naar boven
zijn gekomen. Zowel de belangrijkste functies als interessante veranderingen en uitdagingen
kwamen hierin aan bod. In het tweede deel van dit hoofdstuk bespraken we enkele
bevindingen die specifiek voor Open Doek belangrijk zijn.
Het is duidelijk dat filmfestivals zich in een woelige periode bevinden waarin veranderingen
elkaar snel opvolgen. Dat Open Doek goed wordt geëvalueerd en zelfs als voorbeeld wordt
opgedragen, betekent dat ze op de goede weg zijn.
18 In het kader van de 16e editie van Filmfestival Open Doek werd een filmseminarie georganiseerd rond Naomi
Kawase’s Mogari no mori/The Mourning Forest (2007). Dit sobere en intieme drama over het rouwproces van
een bejaarde man en zijn jonge verzorgster werd in Cannes bekroond met de ‘Grand Prix’. Vanuit Mogari no mori
werd op basis van vergelijkende, esthetische en inhoudelijke criteria een aanvullend programma samengesteld
van lezingen en films die een dialoog kunnen aangaan met het oeuvre van Naomi Kawase (Zebracinema, n.d.).
- 78 -
CONCLUSIE
Zondag 3 mei 2009. Het Iraanse drama ‘About Elly’ (2009), de nieuwste film van de Iraanse
Asghar Farhadi die hiervoor in Berlijn de Zilveren Beer voor beste regie kreeg, sluit na tien
festivaldagen de zeventiende editie van Filmfestival Open Doek stijlvol af. Het is goed
geweest. Na meer dan 200 filmvertoningen, aangevuld met allerhande randactiviteiten en
verschillende evenementen, keren vijf en veertigduizend festivalbezoekers terug naar huis
(Open Doek, 2009a). Qua bezoekersaantallen is dat een evenaring van de recordcijfers van
het jaar voordien en een vermenigvuldiging met factor negentig ten opzichte van de eerste
editie zeventien jaar eerder, toen er voor acht filmvertoningen ongeveer vijfhonderd
toeschouwers werden geteld (M. Boonen, persoonlijke mededeling. 2009, 16 juli).
Filmfestivals zijn hot. Meer dan ooit staan ze in de belangstelling van de filmprofessional én
van het publiek. Filmfestivals bieden hen een venster op een diverse wereld, een venster
waardoor het publiek een blik kan werpen op beelden van andere culturen en andere
gebruiken kan leren kennen (Nichols, 1994a). De beste getuige van de grote populariteit van
filmfestivals is het stijgende aantal bezoekers van het Internationaal Filmfestival van
Vlaanderen-Gent, een trend die ook waarneembaar is bij het Open Doek filmfestival in
Turnhout (Open Doek, 2009b). Ook de academische wereld lijkt stilaan te ontwaken. Waar
filmfestivals tot voor kort quasi nooit het onderwerp waren van wetenschappelijk
onderzoek, stijgt het aantal gedegen onderzoekspublicaties over dit onderwerp vandaag de
dag gestaag.
De vraag hoe de veranderende rol van filmfestivals in Vlaanderen omschreven kan worden,
lag aan de basis van dit onderzoek. Via de theoretische en empirische verkenningen uit de
vorige hoofdstukken, worden we in staat gesteld om enkele voorzichtige conclusies te
formuleren. In wat volgt geven we hiervan een summier overzicht. Deze conclusies zijn allen
ook van toepassing op Filmfestival Open Doek.
- 79 -
Over het algemeen wordt een filmfestival in Vlaanderen, omwille van de beperkte
geografische context, als retailfestival gedefinieerd. Een filmfestival dus waar de
vertoningfunctie centraal staat. Een dergelijk retailfestival wordt daarbij gedefinieerd als een
spatiaal en temporeel afgebakend evenementieel kader waar, binnen een bepaald thema of
genre, een geconcentreerd en omkaderd aanbod van kwaliteitsfilms wordt gepresenteerd.
Samen vormen deze verschillende aspecten de core business van een retailfestival.
Waar een filmfestival vroeger voornamelijk een promotiefunctie kreeg toebedeeld, is het
duidelijk dat het vandaag voor kleine, kwetsbare (arthouse-) films steeds meer evolueert in
de richting van een alternatief vertoningplatform. Dit bleek ook uit de interviews. Men is het
erover eens dat een retailfestival een film op het vlak van ‘value adding’ niet zoveel te bieden
heeft. Dit wordt echter ruimschoots goedgemaakt door de steeds prominentere
distributieondersteunende functie die ze opnemen. Deze rol zal, zeker wat kleine en
kwetsbare films betreft, naar de toekomst toe alleen nog maar aan belang winnen en verdient
daarom meer dan ooit de aandacht. In het kader hiervan blijven distributiepremies erg
waardevol. Ook kan het interessant zijn om al in een vroeger stadium in te grijpen en
filmmakers zelf te ondersteunen gedurende het productieproces van een film. Of
filmfestivals zich zelf ook actief op de filmdistributiemarkt moeten begeven, wordt echter
sterk in vraag gesteld. Welke rol een filmfestival ook opneemt of welke activiteiten het ook
ontplooit, steeds is het belangrijk dat het zich duidelijk als kwaliteitslabel profileert.
Een andere belangrijke conclusie is dat filmfestivals worden gepercipieerd als filmfeesten
waar de film an sich centraal moet staan. Tegelijkertijd wordt echter benadrukt dat de film
niet in de steek gelaten mag worden. Een gebalanceerde omkadering is daarom cruciaal.
Vooral filmgerelateerde activiteiten als filmlessen, seminaria, en congressen worden hierbij
belangrijk bevonden. Dit terrein wordt nog bijna niet geëxploreerd en biedt dus
exploitatiekansen voor de toekomst. Men is het er in dit kader over eens dat het erg
interessant kan zijn wanneer filmeducatie in de toekomst voor alle leeftijden en sociale
groepen toegankelijk zou zijn.
- 80 -
Filmfestivals bevinden zich op een terrein dat een snelle evolutie doormaakt. De verdere
digitalisering van het audiovisuele productie- en vertoningapparaat zal, in combinatie met
de mogelijkheden die digitale distributie en exploitatievormen van film te bieden hebben,
bepalend zijn voor filmfestivals en hun toekomst. Afhankelijk van het budget is er op dit
vlak ontzettend veel mogelijk. Gezien de erg beperkte Vlaamse context, heeft het volgens ons
echter geen zin dat elk festival bijvoorbeeld zijn eigen digitaal platform gaat ontwikkelen.
Uitgekiende samenwerkingsverbanden kunnen hier uitkomst bieden.
Hoe filmfestivals er dus over tien jaar uit zullen zien, blijft een beetje gissen. Toch verwacht
men niet dat er veel structurele veranderingen zullen plaatsvinden. Wel zullen er al maar
meer aspecten bijkomen, zoals een online aanbod of Video On Demand. Wat retailfestivals
betreft, verwacht men dat de sociale functie nog belangrijker zal worden. Men verwacht dat
filmfestivals in deze context zullen evolueren naar interactieve vertoningplatformen waar de
bezoeker actief betrokken wordt en op een nieuwe uitdagende manier zijn weg kan en moet
vinden. De toekomst zal echter uitwijzen in hoeverre dit ook structureel te verwezenlijken is.
Voor deze studie gebruikten we de methode van het kwalitatieve interviewonderzoek. Aan
de hand van een niet-exhaustieve topiclijst interviewden we zestien personen. Omdat we bij
de selectie van de respondenten niet volgens de principes van random sampling werkten
maar daarentegen onze respondenten kozen op basis van weloverwogen criteria, kunnen de
bevindingen uit dit onderzoek niet als representatief worden aanzien. Het zijn indicaties die
dus ook als zodanig moeten worden geïnterpreteerd. We kunnen met andere woorden niet
pretenderen een sluitend perspectief te hebben geformuleerd. We hopen dan ook dat dit
onderzoek mee als aanzet kan dienen voor verder wetenschappelijk onderzoek naar de kern
en de eigenheid van dit boeiende fenomeen.
- 81 -
BIBLIOGRAFIE
Boeken en bijdragen uit) verzamelwerken
BAM (2008, 6 december). Conferentie de veranderende rol van filmfestivals. Leuven: BAM/IKL.
Cook, D.A. (1996). A history of narrative film (4th ed.). New York: Norton.
Czarniawska-Joerges, B. & Hernes, T. (2005). Actor-network theory and organizing. Malmö:
Liber.
Deleuze, G. & Guattari, F. (2004). A thousand plateaus: capitalism and schizophrenia
London: Continuum.
De Valck, M. & Hagener, M. (2005). Cinephilia. Movies, Love and Memory. Amsterdam:
Amsterdam University Press.
De Valck, M. (2007). Film Festivals. From European Geopolitics to Global Cinephilia. Amsterdam:
Amsterdam University Press.
Dusek, V. (2006). Philosophy of technology: an introduction. Malden: Blackwell.
Emans, B. (1990). Interviewen: theorie, techniek en training. Groningen: Wolters-Noordhoff.
Fasting, B. (1996). Emotion and the structure of narrative film: film as an emotion machine.
Mahwah: Lawrence Erlbaum Associates Inc.
Festival Guide (2008). Gent: Internationaal Filmfestival van Vlaanderen vzw.
Geerts, G. & Heestermans, H. (1995). Van Dale Groot Woordenboek Der Nederlandse Taal.
Utrecht: Van Dale Lexicografie.
- 82 -
Goris, G. (2007). TRUTH*OUT, Revenge of the Real World. Turnhout: Filmfestival Open
Doek.
Landy, M. (2000). Italian film. Cambridge: Cambridge University Press.
Latour, B. (1999). On Recalling ANT. In: Law, J. & Hassard, J. (Eds.). Actor network theory and
after. Oxford: Blackwell.
Latour, B. (2005). Reassembling the social: an introduction to actor-network theory. Oxford:
Oxford University Press.
Law, J. (1999). After ANT: complexity, naming and topology. In: Law, J. & Hassard, J. (Eds.).
Actor network theory and after. Oxford: Blackwell.
Law, J. & Hassard, J. (Eds.) (1999). Actor network theory and after. Oxford: Blackwell.
Lesthaeghe, R. (1993). Onderzoeksmethoden in mens- en maatschappijwetenschappen: een inleiding.
Brussel: Vrije Universiteit Brussel.
McQuail, D. (2005). McQuail's mass communication theory. London: Sage.
Van.Dienderen, A., Janssens, J. & Smits, K. (2007). TRACKS, artistieke praktijk in een diverse
samenleving. Berchem: EPO.
Wester, F., Renckstorf, K. & Scheepers, P. (2006). Onderzoekstypen in de
communicatiewetenschap. Dordrecht: Kluwer.
- 83 -
Artikels uit wetenschappelijke tijdschriften
Avraham, E. (2004). Media Strategies for improving an unfavourable city image. Cities, 21(6),
pp. 471-479.
Chin, D. & Qualls, L. (2001). Open Circuits, Closed Markets. Festivals and expositions of Film
and Video. Performing Arts Journal, 23(1), pp. 33–47.
Czach, L. (2004). Film Festivals, Programming and the Building of a National Cinema. The
Moving Image, 4(1), pp. 76-88.
Evans, O. (2007). Border Exchanges. The role of the European Film Festival. Journal of
Contemporary European Studies, 15(1), pp. 23–33.
Mazdon, L. (2007). Transnational ‘French’ Cinema: The Cannes Film Festival. Modern &
Contemporary France, 15(1), pp. 9-20.
Nichols, B. (1994a). Discovering Form, Inferring Meaning. New Cinemas and the Film
Festival Circuit. Film Quarterly, 47(3), pp. 16-30.
Nichols, B. (1994b). Global image consumption in the age of late capitalism. East-West Film
Journal, 8(1), pp. 68-85.
Prentice, R. & Andersen, V. (2003). Festivals as Creative Destination. Annals of Tourism
Research 30(1), pp. 7–30.
Strathaus, S. S., Heidenreich, R. & Rossi, R. (2004). “Showing Different Films Differently”:
Cinema as a Result of Cinematic Thinking. The Moving Image, 4(1), pp. 1-16.
- 84 -
Artikels uit kranten en tijdschriften
Bachmann, G. (2000, 28 augustus). Insight into the growing festival influence. Fest vet
discusses 'wholesale' and 'retail' events. Variety.
Bakker, N. (2009, mei). Festivalexplosie – “We zijn een breekijzer”. De Filmkrant (310), p. 10.
Bruni, F. (2002, 7 september). Venice Film Festival Triest o Quit Sinking. The New York Times.
Goossens, J. (2007, 30 april). De wereld op een filmdoek, het smaakt naar meer. De Morgen,
Opinie.
Kay, J. (2008, 16 september). What Jimmy Greaves can teach us about the Toronto film
festival. The Guardian.
Peters, J. (2006, 19 november). Director’s Smorgasbord: Apply to 650 Festivals at Once. The
New York Times.
Onuitgegeven werken
Lebeer, M. (2008). Est-il important pour la carrière future d’un film qu’il soit séléctionné ou primé
dans un festival? Niet-gepubliceerde eindverhandeling. Institut des Arts de Diffusion
Louvain-La-Neuve.
Open Doek (2007a). Sensibilisering, Educatie, Dienstverlening. Niet-gepubliceerd dossier,
Turnhout.
Open Doek (2007b). Jaarverslag 2006 uitgebreid. Turnhout: Open Doek vzw.
- 85 -
Open Doek (2008a). Aanvraag van een meerjarige subsidie voor het geheel van de werking.
Turnhout: Open Doek vzw.
Open Doek (2009a). Jaarverslag Open Doek vzw 2008. Turnhout: Open Doek vzw.
Open Doek (2009b). Evaluatie festival 2009. Niet-gepubliceerd evaluatierapport.
Open Doek (2009c). 17e filmfestival Open Doek. Turnhout: Open Doek vzw.
Proost, I. (2007). Film en emoties. Niet-gepubliceerde eindverhandeling, Universiteit Antwerpen,
Faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen, vakgroep Communicatiewetenschappen.
Weyts, K. (1997). Filmfestivals: koorddansers tussen cultuur en commercialiteit: drie Belgische
filmfestivals onder de loupe. Niet-gepubliceerde eindverhandeling, Katholieke Universiteit
Leuven, Faculteit Sociale Wetenschappen, Departement Communicatiewetenschappen.
Wouters, R. (2007). Zot van A en andere kopzorgen. Citymarketingbeleid Antwerpen: een
eigengereide koers? Niet-gepubliceerde eindverhandeling, Universiteit Antwerpen, Faculteit
Politieke en Sociale Wetenschappen, vakgroep Communicatiewetenschappen.
Elektronische bronnen
Aas, N. K. (1997). Flickering Shadow. Quantifying the European Film Festival Phenomenon.
Geraadpleegd op 15 juli 2009 op:
http://www.obs.coe.int/online_publication/expert/00001262.html.en
Berneman, C. & Petit, C. (n.d.). Festivals and Product Life Cycle: An Exploratory Study in the
Rhône-Alpes Region. Geraadpleegd op 17 juli 2009 op:
www.escp-eap.net/conferences/.../2006.../Berneman_Petit.pdf
- 86 -
De Standaard (2009, 24 juli). Activiteit in Hollywood loopt drastisch terug. Geraadpleegd op 24
juli 2009 op: http://www.standaard.be/Artikel/Detail.aspx?artikelId=DMF20090724_024
De Warande (2009). Warandemodel. Geraadpleegd op 27 juli 2009 op:
http://www.warande.be/index.php?ps=partners
ECFF (n.d.). Geraadpleegd op 15 juli 2009 op: http://www.femmetotale.de/z_pages/ecff_e
European Film Treasures (n.d.). Geraadpleegd op 25 juli 2009 op
http://www.europafilmtreasures.eu/
FIAPF (n.d.). Welcome. Geraadpleegd op 21 juli 2009 op: http://www.fiapf.org/
Gaines, C. (2008, 20 augustus). State of the Fest | Part one: do festivals matter? Geraadpleegd op
20 mei 2009 op: http://www.variey.com/blog/1390000339/post/1980031998.html
Gaines, C. (2008, 21 augustus). State of the Fest | Part two: Things gotta change. Geraadpleegd
op 20 mei 2009 op:
http://www.variety.com/blog/1390000339/post/50032005 .html?query=film+festival
ISCID (2005). Actor-Network Theory. Geraadpleegd op 24 juli 2009 op:
http://www.iscid.org/encyclopedia/Actor-Network_Theory
Loist, S. & De Valck, M. (2008, 7 december). Film Festival Research: Thematic, Annotated
Bibliography. Compiled for the Film Festival Research Network. Geraadpleegd op 23 juni 2009 op:
http://www1.uni-hamburg.de/Medien/berichte/arbeiten/0091_08.html
Open Doek (2009a). Profiel. Geraadpleegd op 22 juni 2009 op:
http://www.opendoek.be/content.php?navigatieid=20&toonsubvannavigatieid=20
- 87 -
Open Doek (2009b). Historiek. Geraadpleegd op 22 juni 2009 op:
http://www.opendoek.be/content_images/B_161_NL/bijlage6.pdf
Oxford English Dictionary (2009a). Geraadpleegd op 18 juli 2009 op:
http://www.askoxford.com/concise_oed/festival?view=uk
Oxford English Dictionary (2009b). Geraadpleegd op 22 juli 2009 op:
http://www.askoxford.com/concise_oed/portmanteauword?view=uk
Ryder, M. (2009, 5 april). What is Actor-Network Theory?. Geraadpleegd op 17 juni op:
http://carbon.cudenver.edu/~mryder/itc_data/act_net.html
Stalder, F. (1997). Actor-Network-Theory and Communication Networks: Toward Convergence.
Geraadpleegd op 17 juni 2009 op: http://felix.openflows.com/html/Network_Theory.html
University of Twente (2006, 18 oktober). Gatekeeping. Geraadpleegd op 27 juli 2009 op:
http://www.cw.utwente.nl/theorieenoverzicht/Theory%20clusters/Media,%20Culture%20an
d%20Society/gatekeeping.doc/
Wikipedia (2009, 12 juli). Actor-Network Theory. Geraadpleegd op 17 juni 2009 op:
http://en.wikipedia.org/wiki/Actor_network_theory#Background_and_context
Wikipedia (2009, 29 juni). LGBT. Geraadpleegd op 20 juli 2009 op:
http://nl.wikipedia.org/wiki/LGBT
Zebracinema (n.d.). Seminaries. Geraadpleegd op 27 juli 2009 op:
http://www1.limburg.be/zebra/html/seminaries.html
- 88 -
BIJLAGEN
Bijlage 1 – Topiclijst eerste ronde: theorievorming
1 Voor het interview:
De deelnemers wijzen op het feit dat de gesprekken worden opgenomen
De registratie gebeurt a.d.h.v digitale dictafoon.
Voorstelling van het onderzoeksproject. Drie delen zijn belangrijk:
i. hoe nu: afbakening concept
ii. welke veranderingen worden zichtbaar?
iii. toekomstperspectief
Inhoud interview: concept FF, filmbeleving, … .
Nog vragen nu, en ei kwijt op het einde.
2 PERSOONLIJKE INFORMATIE OVER DE PERSOON
Wie: kort.
Wat: professionele functie & affiniteit met het onderwerp
3 ALGEMEEN: AFBAKENING CONCEPT EN EIGENHEID
WAT
3.1 Wat is een filmfestival
3.1.1 Definiëring: afbakening van het concept
3.1.2 Kan er gesproken worden van verschillende soorten filmfestivals?
Vier verschillende manieren:
FF voor professionals versus publieksfilmfestivals
Soortbepaling o.b.v. het thema: generalistisch of specifiek
Commerciële filmfestivals versus arthouse?
- 89 -
Geografische indeling: internationaal (lijst FIAPF) versus nationaal versus regionaal
versus lokaal?
3.1.3 Is deze opdeling nog van belang? Verandert dit?
3.2 Geldt definiëring tot nu ook voor filmfestivals in Vlaanderen?
FUNCTIES
3.3 Welke functies vervult een filmfestival / moet een filmfestival vervullen?
3.3.1 Economische functies: Welke?
Quote Marijke De Valck: ‘filmfestivals are nodal points in an international network’, ze
zijn facilitator van zogenaamde ‘traffic in cinema’: ze creëren visibiliteit en
vertoningsmogelijkheden voor kleine(re), alternatieve, arthouse of lokale
producties. Klopt dit? Is dit ook voor de Vlaamse filmfestivals relevant? En
specifiek voor Open Doek filmfestival?
Zijn filmfestivals een ondersteuning voor of concurrenten van de klassieke
arthouse bioscopen?
Crisis in arthouse als
illustratie
van filmfestivallisering
(filmuitbreng te duur;
filmfestivals als
alternatief)
VERSUS
Stimulans voor
arthouse
(opstap naar
aankoop
en dus vertoning
in land van
aankoop)
Citymarketing: filmfestivals als regionale economische motor: belangrijk?
3.3.2 Is dit hetzelfde voor filmfestivals in Vlaanderen?
3.3.3 Vervult een filmfestival politieke functies?
Agenda-setting?
- 90 -
3.3.4 Culturele: Welke?
3.3.5 Andere?
3.4 Filmfestivals en netwerktheorie: ‘The ANT perspective attempts to explain and interpret social
and technological evolution […] it incorporates a 'principle of generalized symmetry', that what is
human and non-human should be integrated into the same conceptual framework. As a result,
humans and non-humans are sometimes both referred to as 'actants.'’. Reactie.
3.5 Ligt dat anders voor filmfestivals in Vlaanderen? Als ja, definieer.
3.6 Wat zijn de prioritaire kernfuncties van filmfestivals? In Vlaanderen?
4 VERANDERING?
4.1 De laatste tijd wordt er nogal wat gesproken over ‘de veranderende rol van filmfestivals’:
4.1.1 Waar zit deze verandering volgens u en op welk vlak manifesteert zich die dan?
Veranderende vertoningsmogelijkheden/-manieren: quote’s (Olivier Père):
* ‘De filmbeleving in zijn huidige vorm (de collectieve ervaring van projectie op een wit
doek in een donkere zaal) zal alleen nog beschikbaar zijn op festivals of in filmmusea
(kunstcentra en filmbegraafplaats in één)’.
* Veranderend kijkgedrag bij jongeren: ‘films die vooral gekeken worden door één
persoon achter een computerscherm – is dat nog de cinema zoals ze honderd jaar geleden
ontstond? […] tot cinema opgaat in de virtuele wereld zullen filmfestivals deze niet
kunnen vergezellen/volgen zonder zelf virtueel te worden’. Welke invloed zal dit
hebben op filmfestivals?
* ‘We voorspellen niet langer de dood van de cinema (film-kijken), maar zijn metamorfose.
Die is al begonnen. Filmfestivals pasten zich daaraan aan.’ Wat moeten we hieronder
verstaan en hoe krijgt dit vorm?
Digitaal verhaal
- 91 -
Gigantische en diverse internationale productie die mondiale verspreidingsmogelijkheden
heeft: hebben filmfestivals hier een gidsfunctie op te nemen?
Veranderende distributie?
Veranderende vrije tijd gekoppeld aan een enorm (cultuur-)aanbod
Is het vertonen van films op zich nog langer genoeg?
4.1.2 Wat zal het resultaat zijn van deze veranderingen?
4.1.3 Is er een verschuiving van functie en rol(len) waarneembaar?
4.2 Ligt dat anders voor filmfestivals in Vlaanderen? Als ja, definieer.
5 TOEKOMSTPERSPECTIEF
5.1 Welke veranderingen gaan volgens u bepalend zijn voor de toekomst van filmfestivals?
5.2 En in Vlaanderen
BEDREIGINGEN
5.3 Wat zijn volgens u vandaag de dag de belangrijkste bedreigingen voor filmfestivals?
5.4 Hoe moeten ze hierop reageren?
5.5 Lars Henrik Gass (International Kortfilmfestival van Oberhousen) vraagt zich af of
filmfestiavls eigenlijk niet al anachronismen geworden zijn. Ook Olivier Père (Quinzaine
des Réalisateurs, Cannes) stelt zich die vraag. Wat denkt u daarvan?
5.6 Hoe zit het voor Vlaanderen?
UITDAGINGEN
5.7 Wat zijn volgens u de belangrijkste uitdagingen naar de toekomst toe?
- 92 -
5.8 Tot slot: hoe zal een filmfestival er over 10 en vervolgens over 20 jaar uitzien?
5.9 En helemaal als laatste: zelfde vraag, maar dan voor Vlaanderen?
- 93 -
Bijlage 2 – Topiclijst tweede fase: case Filmfestival Open Doek
1 DEFINITIE:
1.1 Wat is de eigenheid van een filmfestival: algemeen: waarneming versus idealiter
1.2 Wat is de eigenheid van Open Doek tot nu
1.3 Welke soorten festivals zijn er:
i ‘Whole sale’ versus ’Retail’
ii Algemeen versus gespecialiseerd/thematisch
iii Internationaal versus nationaal versus regionaal
1.4 Wat voor soort festival is Open Doek: waarneming versus idealiter
1.5 Wat voor soort festival zou Open Doek moeten zijn? Waarneming versus idealiter
1.6 Slaagt Open Doek er in om dat soort festival te zijn?
2 Functies
2.1 Wat zijn de belangrijkste functies van een festival: waarneming versus idealiter
i. CULTURELE FUNCTIE: hoe uit zich dat?
1. Film tonen omdat die film het waard is: cinefilie (liefde voor de film) in
plaats van promotie?
2. Ontsluitingsfunctie? Slagen festivals er beter in om ‘kwetsbare’,
‘moeilijke(re)’ filmcultuur bij een publiek te krijgen: festivals kunnen meer
tonen dan wat klassieke arthouse of multiplex filmhuizen kunnen
programmeren?
3. Ondersteunende rol: promoten van moeilijkere films?
- 94 -
4. Gidsfunctie: zelfde verhaal
5. Culturele uitwisseling: zicht op andere culturen?
ii. ECONOMISCHE FUNCTIE?
1. Ontmoetingsplek: professioneel?
2. Value adding: filmfestival als springplank?
= overgaan van de culturele in een economische functie
3. Veranderende distributie: festivals als alternatief vertoningscircuit voor
‘high brow’ arthouse: op een toegankelijke(re) manier mensen in contact
brengen met filmcultuur?
4. Ondersteuning distributie: via premie belangrijk? Zelf ondersteunende rol
gaan spelen (cfr. in extremis de visie van Lars Henrik Gass, directeur van
kortfilmfestival van Oberhausen: filmfestivals moeten gaan investeren in
productie)
5. ‘Long tail’-theorie?
iii. MAATSCHAPPELIJKE FUNCTIE?
1. Agenda setting: thema’s onder aandacht?
2. Aanzetten tot engagement?
iv. SOCIALE FUNCTIE: samen film kijken?
v. EDUCATIEVE FUNCTIE?
vi. FILMFESTIVAL ALS CULTUREEL INSTITUUT OF ALS ECONOMISCHE SPELER?
vii. GEOGRAFISCHE FUNCTIE: FILM IN REGIO’S BRENGEN?
viii. CONTEXT BIEDEN: een verhaal vertellen/interpreteren in programma’s, trajecten,
thema’s, … Hertalen en contextualiseren van het filmlandschap?
- 95 -
2.2 Wat zijn de belangrijkste functies van Open Doek
2.3 Is Open Doek er in geslaagd om deze functies voldoende uit te oefenen en uit te bouwen?
2.4 Is vertonen nog genoeg?
2.5 Wat had beter gekund
3 Verandering:
3.1 Er wordt nogal wat gesproken over ‘de veranderende rol van filmfestivals’. Waar zit die
verandering juist?
3.2 Waar zit die verandering voor Open Doek?
3.3 Welke veranderingen/bedreigingen gaan bepalend zijn voor de toekomst van Open
Doek?
ix. Curator versus programmator?
x. Enorm aanbod: hoe moet Open Doek daar volgens u mee omgaan?
xi. Veranderende distributie (filmfestivalcircuit): ff als alternatief distributiecircuit.
Hoe moet Open Doek daar mee om gaan?
xii. Veranderende distributievormen (digitale platformen, VOD, i-phone, …):
opportuniteit of bedreiging (anachronisme): hoe moet Open Doek daar volgens
u op reageren? Of zal dit minder belangrijk zijn voor Open Doek omdat er een
‘critical mass’ nodig is om het haalbaar te maken?
xiii. Veranderend kijkgedrag (digitaal/online/individueel): hoe moet Open Doek
daar volgens u mee omgaan?
xiv. Is enkel het vertonen van films (nog) genoeg?
xv. Filmfestivals anachronisme?
- 96 -
3.4 Hoe zal Open Doek er over 10 jaar uitzien?
3.5 Wat zou u aan Open Doek aanbevelen met het oog op die veranderende toekomst?
- 97 -
Bijlage 3 – Inhoudsopgave CD-rom ‘Interviewtranscripties’
Ann Overbergh (BAM). Interview afgenomen in Brussel op 19 juni 2009.
Christian De Schutter (VAF). Interview afgenomen in Brussel op 9 juni 2009.
Dana Linssen (De Filmkrant). Interview afgenomen in Amsterdam op 12 en 13 juni 2009.
Erik Martens (Cinematek). Interview afgenomen in Antwerpen op 15 juni 2009.
Freddy Sartor (Filmmagie, Raad van Bestuur Open Doek). Interview afgenomen in Brussel
op 19 juni 2009.
Grace Winter (Filmmuseum, Raad van Bestuur Open Doek). Interview afgenomen in Brussel
op 26 juni 2009.
Jos Geysels (voorzitter Open Doek). Interview afgenomen in Turnhout op 3 juli 2009.
Marc Boonen (directeur Open Doek). Interview afgenomen in Turnhout op 11 juni 2009.
Marijke De Valck (Universiteit van Amsterdam). Interview afgenomen in Amsterdam op 12
juni 2009.
Mieke Leys (Katholieke Hogeschool Kempen, Raad van Bestuur Open Doek). Interview
afgenomen in Turnhout op 1 juli 2009.
Nico Baert (Brunbro Entertainment Group NV). Interview afgenomen in Brussel op 22 juni
2009.
Piet Sonck (Belgacom, Gypsy Productions). Interview afgenomen in Brussel op 16 juni 2009.
- 98 -
Raf Butstraen (journalist). Interview afgenomen in Gent op 19 juni 2009.
René Wolf (Filmmuseum Nederland). Interview afgenomen in Amsterdam op 12 juni 2009.
Roger Delahaut (gedelegeerd bestuurder Open Doek). Interview afgenomen in Turnhout op
30 juni 2009.
Wim De Witte (Internationaal Filmfestival van Vlaanderen-Gent). Interview afgenomen in
Gent op 10 juni 2009.
- 99 -
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN
Wetenschappelijke verhandeling
MAARTEN ALEXANDER
MASTERPROEF COMMUNICATIEWETENSCHAPPENafstudeerrichting FILM- EN TELEVISIESTUDIES
PROMOTOR: PROF. DR. DANIEL BILTEREYST
COMMISSARIS: lic. Erwin Provoost
COMMISSARIS: lic. Liesbeth Van de Vijver
ACADEMIEJAAR 2008 – 2009
FILMFESTIVALS IN TRANSITIE
Interviewtranscripties
- 100 -
Interview met Ann Overbergh
Wat is een filmfestival?
Dat is interessant. Wij hebben daar geen expliciete definitie voor. Maar als je me vraagt wat
vandaag een filmfestival is – dus niet verbonden aan toekomstscenario’s – dan zou ik zeggen
dat filmfestivals een evenement zijn, afgebakend in tijd en in hoge mate in plaats.
Filmfestivals zijn ook iets waar audiovisuele content wordt vertoond en waar er idealiter ook
omkadering rond wordt gegeven.
Films en omkadering dus?
Ja, maar niet altijd. Idealiter eigenlijk. Er zijn ook filmfestivals die gewoon films tonen,
eventueel gelinkt aan een bepaald thema of genre. Misschien is dat dan de kern: het vertonen
van audiovisuele werken rond een bepaald genre of thema op een afgebakende plek en
binnen een vastgestelde periode.
Zijn er nog dingen die daarin belangrijk zijn?
Niet voor die definitie. Wat ik er wel zelf nog belangrijk aan vind, is dat er op een
filmfestival ook dingen aan bod komen die bijvoorbeeld niet in het cinema/arthouse-circuit
aan bod komen.
Kan er gesproken worden van verschillende soorten festivals? Of is dit een
allesomvattend concept dat op elk festival van toepassing is?
Er zijn zeker soorten festivals. Er zijn festivals die zich op een genre toespitsen, op een format
of op een thema dat als een rode draad door hun festival loopt. Festivals als Afrika
Filmfestival, BIFF, IKL, Courtisane,… het zijn er best veel.
Past Open Doek in dat rijtje?
Ik zou zeggen van wel, maar het is te zien hoe breed je ‘thematisch’ definieert, hoe je precies
de thematiek van Open Doek definieert, dat laat ik liever aan Marc over. Het gaat voor mij
ook niet enkel over films, maar over audiovisuele content in het algemeen. Als je dan meer
- 101 -
naar hedendaagse toepassingen kijkt, kan je ook naar dingen kijken als platforms, … of aan
festivals die zich gedeeltelijk online afspelen.
Is Babelgum een voorbeeld van een online festival? Dat kwam toen op die conferentie op
het IKL mee aan bod.
Neen, dat is meer een platform waarop je muziek en audiovisuele content kan
bekijken/beluisteren. Ze hebben inderdaad ook een online festival, maar ze zijn meer dan
dat. Er was tijdens die conferentie bijvoorbeeld wel het verhaal van Raindance in Londen dat
als festival zwaar inzet op technologische vernieuwingen. Dat is dan natuurlijk meer een
functie, één van de activiteiten, en ik denk niet dat je dat als definitie kan hanteren. Andere
festivals zetten meer in op kennis en inhoud. Rond de vertoning van actuele films
organiseren zij bijvoorbeeld masterclasses, workshops, netwerkplatformen, … Dat kan dus
misschien ook als categorie gelden. Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld het reizende
festival Nordisk in Scandinavië, ook aanwezig op de conferentie toen.
We hebben dan: qua genre, qua duur van het format en qua platform.
Een platform kan enerzijds een online platform zijn, maar ook een fysieke plek voor
ontmoeting: voor networking, pitchings, kennisuitwisseling,… Maar ik vraag mij steeds af
wat er overblijft als kern van het fenomeen ‘filmfestival’. volgens mij is dat toch de
verdichting in tijd: de korte periode waarin alles gebeurt.
Wat zijn functies van filmfestivals: wat zijn ze, wat zou kunnen en wat kan worden?
De klassieke functie naar publiek toe is altijd de ontdekking: iets tonen dat mensen nog niet
hebben gezien en/of te zien zouden krijgen. Het eerste gaat dan over de grote premières die
dan wat later in de (arthouse)zalen zal komen en met het tweede bedoel ik die films die hier
niet in distributie zullen gaan. Ik vermoed dat ook het evenementiële en/of sociale aspect
belangrijk zijn: een leuke en interessante dag/avond, al dan niet in gezelschap. Dan is er
natuurlijk ook het inhoudelijke: het uitdiepen van een bepaald thema in en met film. Een
ander ding – traditioneel – is de promotiefunctie voor films. Het gaat dan om films een prijs
laten winnen, regisseurs/acteurs in de kijker zetten, enz. Ook is de gidsfunctie erg belangrijk.
Alle andere bijkomende functies zullen samenhangen met wat ik net verteld heb over de
- 102 -
verschillende soorten festivals. Als ik zeg dat er een groep festivals is die vooral inzet op
masterclasses en dat evenementiële, dan is dat voor mij ook een functie. Kennisdeling.
We hebben nu vier functies: ontdekking, promotie, gids en kennisdeling. Zijn er nog
waarvan je denkt dat ze belangrijk zijn?
Als je Marc hoort praten en als je kijkt naar wat Tribeca te vertellen heeft en dat op twee heel
verschillende manieren, heeft het telkens ook te maken met lokale verankering en
community-werking. Tribeca doet dat bijvoorbeeld door feesten en events te doen. Andere
festivals zouden dat kunnen doen door bijvoorbeeld lokale sociale groepen te betrekken, ik
zeg maar iets. Dat je daar met je festival iets rond doet.
Is dat een sociale functie?
Dat mag een sociale functie genoemd worden. Het is werken aan een community, aan
stadsweefsel, aan … Je zou dat als een sociale functie kunnen omschrijven. Je moet dat dan
niet noodzakelijk gaan interpreteren als ‘mensen helpen’, wel als ontmoeting, betrekken van
mensen, lokale netwerking. Zowel professioneel als publiek. Bij die communitywerking is
het uiteraard vooral publiek. Bij uitbreiding kan je zo’n community/maatschappelijke
werking meer structureel bekijken. Het gaat dan bijvoorbeeld over relaties aangaan met
bibliotheken in functie van een optimalisering van het lokale audiovisuele aanbod, en zorgen
dat die structureel zijn, dat je afspraken maakt met hen, … Het kan gaan over keuzes inzake
diversiteit, ecologie, kansen,…
Is het belangrijk dat festivals dat doen?
Het is leuk en belangrijk dat het gebeurt. Maar dat hoeft niet specifiek door een festival
gedaan te worden, een kerntaak kan je het niet noemen. Toen ik laatst aan Marc die vraag
stelde, zei hij: ‘misschien evolueert Open Doek wel van een filmfestival naar iets anders’. Maar of
specifiek de filmfestivals zo’n zaken moéten doen? Ik denk van niet. Wel gaat het om een
ingesteldheid, iets wat voor heel vele organisaties belangrijk kan zijn of is. Festivals én
structurele vertoners zijn goed geschikt om bijvoorbeeld rond community en lokaal aanbod
te werken. Tenslotte: als het maar gebeurt. Je vertrekt dus van de communityfunctie, een
verankering in de stad die een soort van sociale functie is, maar dat hoeft niet enkel tijdens
- 103 -
een festival te zijn. Het voorbeeld met de bibs is dan interessant, maar evengoed kan dat met
organisaties die rond ecologie werken, met kansarme mensen, … Eigenlijk dus gewoon je
verantwoordelijkheid opnemen. Dat zou een functie of taak van een festival kunnen zijn.
Maar het hoeft dus niet hé.
Hebben festivals een economische functie?
Ik betwijfel of je dat als een functie moet beschouwen. Het is wel een effect, doorgaans een
gunstig effect: horeca, werkgelegenheid,… maar het is niet dé taak, de core business van een
festival. Hetzelfde geldt voor functies als community-werking, facilitering van ontmoeting,
kennisverspreiding,… Allemaal zijn het eerder positieve effecten. Een beetje een kip-en-ei
verhaal ook. Kijk, een festival heeft zijn plaats in de productieketen met het klassieke verhaal
van de vertoningswindows. Een film wordt gemaakt, wordt gedistribueerd en komt op de
een of andere manier in handen van een festival die de film huurt en de film dan ter
beschikking stelt. Dit kan zowel online als in de zaal zijn, digitaal of 35mm, 16mm,... Een
festival kan misschien ook, omwille van artistieke overtuigingen, een distributiefunctie
opnemen van films die moeilijk te distribueren zijn. Maar ik weet niet in hoeverre je dit een
economische functie kan noemen. Dat is een kwestie van definiëring. Het is wel belangrijk
voor de productieketen. Een groot festival stelt ook mensen te werk, zorgt er mee voor dat
filmmakers films kunnen blijven maken, stimuleert waarschijnlijk ook de horeca in de directe
omgeving, creëert aandacht in de media en op die manier misschien meer publiek, … Dat
kan je natuurlijk allemaal ‘economische’ zaken noemen.
Volgens Marijke de Valck zijn filmfestivals ‘kruispunten in een internationaal netwerk. Ze
creëren visibiliteit en vertoningsmogelijkheden voor kleine(re), alternatieve, arthouse of
lokale producties’. Klopt dit?
Ja, dat klopt zeker. Ik denk wel dat er soms problemen zijn hiermee, dat kleine festivals
bijvoorbeeld harder moeten vechten om een bepaalde film vast te krijgen of gedwongen
worden om packages te programmeren. Pakketverkoop komt erop neer dat distributeurs
pakketten samenstellen die samen genomen moeten worden. Dat is zo. Het is ook zo dat er
steeds meer festivals zijn, dat hoor ik toch maar ik heb dat niet onderzocht, maar afhankelijk
van de uitstraling van je festival kan je gemakkelijker de films van je keuze krijgen dan
- 104 -
andere. Wat Marijke de Valck stelt, is dus waar, maar wel enkel in ideale omstandigheden.
Er zijn nogal wat kantlijnen. Dat bijvoorbeeld het ene festival het andere niet is, het ene
sterker is dan het andere, het ene in Brussel ligt en het andere in Turnhout, … Belangrijke
makers en distributeurs komen uiteraard het liefst op grote festivals op bezoek maar die
festivals eisen dan wel een soort van exclusiviteit. Zo’n dingen.
Marijke de Valck maakt ook een onderscheid tussen ‘whole sale’ en ‘retail’ filmfestivals.
De whole sale festivals doen alles, zijn generalistisch (Cannes) en de retail festivals zijn
de kleinere die enkel vertonen. Wat denkt u daarvan?
Ja, volgens mij klopt dat wel. Maar ik denk dat dit natuurlijk ook weer afhankelijk is van wat
een festival doet. Wordt er al digitaal gewerkt, …? Vergelijkbaar met het verhaal van
Raindance waar regisseurs zelf online audiovisueel werk konden opsturen waardoor die
makers en producenten niet meer de moeite en kosten moesten doen om DVD’s te maken, op
te sturen naar al die festivals… Gewoon uploaden is enorm gemakkelijk. Volgens de
redenering, generalistische wholesale, zal het gros van de retail festivals zich dan op een
genre, extra functie, format,… toespitsen. Specifiëring en verdieping dus. Maar enkel
vertonen doen die kleinere niet, daarover hebben we het al gehad: communitywerking,
kennisuitwisseling, omkadering, distributie,… komen daar ook bij kijken. Het whole sale en
retail verhaal vind ik wel interessant, maar dan wel mits aantekeningen en bedenkingen
erbij. Bijvoorbeeld wat nieuwe communicatietechnologieën en digitale distributie betreft.
Hoe omschrijf je de ontdekkersrol van filmfestivals?
Door premières, of in België toch de Belgische premières. Bijvoorbeeld als er in Gent een film
voor het eerst in België te zien is. Dat kan ook qua genre: animé bijvoorbeeld. Dat is dan ook
een ontdekking. Het gaat er steeds om dat je dingen ziet die nog niet te zien waren of die je
niet meer te zien zal krijgen.
Als je dit verhaal toepast op retailfestivals, dan kan je jezelf de vraag stellen wie eigenlijk
de ontdekker is. Het festival of het publiek?
Het publiek is de ontdekker hé. Het festival treedt op als gatekeeper. Zij filteren en zetten
een aanbod samen gedurende een afgebakende periode.
- 105 -
Wat wordt er bedoeld met ‘gatekeeper’?
Als ik als programmator werk als een gatekeeper, dan beslis ik wat jij als publiek gaat zien.
En als jij vindt dat wij een goed merk zijn, dan vertrouw jij op mij als programmator. Ik ben
dan dus jouw gatekeeper. Ik heb uit de hoeveelheid die ik elders, in Cannes enzovoort, heb
gezien, beslist om je die specifieke films te tonen. Jij gaat waarschijnlijk niet naar Cannes
maar wel naar mijn festival, dus dat komt dan voor jou goed uit.
Het begrip ‘gatekeeper’ bestaat al lange tijd, ik vermoed sinds het betoog van McLuhan over Cultural
Industries, of zoniet zeker al een aantal decennia. Een gatekeeper, het woord zegt het, staat voor de
deur en laat sommige mensen of zaken door en andere niet. Als er theoretisch gezien keuze is tussen
10 films zal een festivalprogrammator van die 10 films er bvb 2 uitkiezen. Jij als publiek zal die 2
zien, en die overige 8 niet. De gatekeeper heeft de keuze voor jou gemaakt, hij heeft als een soort filter
gefungeerd. Normaalgezien zal jij er ook wel van uitgaan dat hij die films gekozen heeft die jij wil
zien... als zijn festival een sterk merk is tenminste. Bvb de films die Marc op Open Doek zet: je weet
‘min of meer’ welk soort films het zullen zijn, en je kunt er min of meer op vertrouwen dat het
kwaliteit zal zijn. MAAR hij heeft voor jou gekozen, je hebt niet de keuze om de overige 8 te zien’
(Overbergh, 2009, 27 juni. Persoonlijke mededeling)
Vergelijk het eens met muziek. Je gaat naar Pukkelpop want je verwacht dat je daar een
staalkaart zal krijgen van de mainstream/alternatieve hedendaagse muziek van een zekere
kwaliteit. Je kan niet kiezen welke groepen geprogrammeerd staan op Pukkelpop, je gaat
erheen en de programmator heeft de keuze voor jou gemaakt, gefilterd uit een heel groot
aanbod van groepen.
- 106 -
‘Instellingen moeten hun rol als gatekeeper (zij bepalen wat we te zien krijgen en ook waarom) laten
varen en samenwerkingsverbanden opzetten over de grenzen van de eigen instelling en sector heen.
Waarom bijvoorbeeld niet samenwerken met de ‘gamewereld’ waar interactiviteit één van de
sleutelwoorden is? Ook het werk van nieuwe media kunstenaars die nieuwe technologieën bevragen
kan als inspiratie dienen’. (Van Mechelen, 2008, p.3)
Is dat hetzelfde als een gidsfunctie?
Als je naar te toekomst kijkt, kan je verwachten dat iedereen altijd en overal alles kan
bekijken. Het risico bestaat dat mensen hun weg kwijtraken in dat gigantische aanbod. Een
bepaald merk, of dat nu een festival of een arthouse is, kan daar dan zijn label op plakken.
Het heeft zo op het eerste zicht heel veel met gatekeeping te maken, maar het is niet het
zelfde. Voor mij is het verschil dat een gids je suggereert om iets te zien maar dat jij nog kan
kiezen. Een gatekeeper heeft meer een doorsluisfunctie: als jij bijvoorbeeld niet naar Cannes
gaat, selecteer ik als gatekeeper voor jou een aantal films. Ik beslis wat er te zien zal zijn en
het is dat of niets.
Dat is redelijk gelijklopend hé.
Het lijkt inderdaad op elkaar. Maar het belangrijkste verschil is dat een gids suggereert en
dat een gatekeeper omwille van de aard der dingen, iets kiest dat jij zúlt zien.
De GIDS is iemand die je wegwijs maakt in het enorme audiovisuele aanbod, hetzij on-line (nu nog
niet zo enorm maar het zit eraan te komen... bvb de andersoortige content op Youtube en consoorten is
toch echt al een jungle), hetzij doordat cinema gaandeweg digitaliseert wat, zo mogen we verwachten,
een grotere diversiteit in aanbod zal teweegbrengen. In dat enorme aanbod, stel dat je een ‘gids’ hebt
die je suggereert welke film wellicht iets voor jou zal zijn. Of anders gezegd, dat een organisatie een
bepaald aanbod aan films kiest, en aangezien jij het merk van die organisatie kent en vertrouwt ga jij
hun suggesties volgen. Dit kan online zijn, via VOD, of eventueel COD... Waar het om gaat is dat je
- 107 -
als publiek geconfronteerd wordt met een sterk gegroeid audiovisueel aanbod, en je kunt kiezen wat je
wil zien, maar je weet niet wat gekozen. Dan kan een gids je de weg wijzen. Door die films te
programmeren, of door ze op een of andere manier van een label te voorzien (een stickertje in de
mediatheek, de suggestie van de film op de website van de cinema of andere organisatie)
Vergelijk het eens met muziek. Een website als www.boomkat.com, een organisator/label als Kraak3,
een site als www.last.fm die je muziekkeuzes bijhoudt en dan andere muziek suggereert die je wellicht
ook graag zou horen... fungeren allemaal als gidsen in een breed aanbod aan muziek waarin de
consument anders misschien zijn weg kwijtraakt (Overbergh, 2009, 27 juni. Persoonlijke mededeling).
Wat is het beste van toepassing op filmfestivals?
Hoe festivals vandaag de dag voornamelijk zijn, zijn ze vooral gatekeeper. Meer specifiek: de
programmator is de gatekeeper, en bijvoorbeeld de trajecten in het festival gidsen het
publiek doorheen dat aanbod. Volgens mij kunnen we verwachten dat binnen onafzienbare
tijd de gatekeeperfunctie zal verdwijnen en overgaan in die van gids. En dit naarmate de
keuzevrijheid van de consument blijft groeien.
Gatekeepers zijn dus erg dirigistisch?
Ja, helemaal juist. Maar dat is ook juist de aard van de traditionele productieketen.
Als je dat dan concreet moet maken, is een gids dan iemand die bijvoorbeeld zegt: ‘je hebt
nu deze film gezien. Als je die goed vond, dan ga je die en die film zeker ook leuk vinden’.
Klopt dat?
Ja, dat kan een voorbeeld zijn. Zoals bijvoorbeeld Amazon doet. Of stel dat je als festival een
soort nieuwsbrief hebt waarin je elke maand iemand aan het woord laat komen die een hele
maand rondreist en niet anders doet dan films kijken en die dan daar verslag van
uitbrengen. Jij als consument kan de film eventueel via VOD bekijken. Schrijven over wat
kan en suggesties doen, dus. Ik vind het moeilijk om te zeggen of een festival eerder
gatekeeper is dan een gids. De vraag is of wat je op een festival kan zien, enkel daar te zien
- 108 -
is. Op dat moment heeft het festivalteam echt voor de bezoeker gekozen. Dan is het enkel
dat. Maar als dan bijvoorbeeld de documentaire van Renzo Martens eerst op Open Doek te
zien is, en daarna ook in Brussel, dan is Open Doek misschien een gids omdat ze er haar
label op plakken. Iemand die de documentaire wil zien, kan die dan nog gaan zien. Het is
echt een minieme nuance. Het loopt sterk in elkaar over…
Wat denk je dat het in de toekomst voornamelijk zal zijn?
Stel dat online beschikbaarheid in de toekomst exponentieel groeit, dan kan een festival als
Open Doek een sterke gidsfunctie krijgen.
Tot daar. Worden festivals concurrenten van arthouse? En hoe moeten ze daarmee
omgaan?
Wat heeft een festival dat de arthouse niet heeft? Een festival kan, door zijn
geconcentreerdheid in tijd en door de bundeling, al eens iets moeilijker voorstellen. Omdat
het in het geheel ingekaderd zit. Die gidsfunctie kan een arthouse volgens mij even goed
vervullen. Die verdichting in tijd is de grootste troef van filmfestivals: je kunt dan moeilijkere
dingen programmeren omdat het in de cluster past. Het brengt mensen samen waardoor je
ook meer kan creëren.
Wat kunnen we onder de veranderende rol van filmfestivals verstaan?
ik denk dat er verschillende dingen zijn, dat er verschillende festivalprofielen zullen
ontstaan, net zoals je verschillende vertonersprofielen hebt.
Wat is het profiel tot nu dan?
Ik denk dat het hier gaat over wat we al besproken hebben. Je kan gemakkelijk een festival
hebben dat zich profileert op het scherp van de technologische snee: met locative gaming,
VOD, online aanbod. Of tegelijkertijd in New York en in Parijs de films screenen. Dat is één
ding. Een ander ding kan zijn: een community, events, netwerkplatforms. Misschien is het
wel belangrijk dat we niet denken aan HET festival in de toekomst maar aan verschillende
mogelijkheden en verschillende profileringen.
- 109 -
Bijvoorbeeld voor Open Doek?
Het gaat dan over cross-overs met andere kunsten, geld voor productie- en/of
productiesteun, over meer werken aan de verhouding tussen Utopolis (vertoningen) en de
Warande (omkadering) en hoe je die context op een goede manier kan uitwerken. Ook het
hele ecologische vraagstuk: hoe krijg je bijvoorbeeld het café ‘groen’, … Maar dat is allemaal
heel concreet. En hoe je het publiek daarin kan betrekken.
Is dat een maatschappelijke functie? Staan festivals op de juiste plaats om zo’n dingen te
doen?
Ja, die staan op de juiste plaats daarvoor. Maar je gaat mij niet horen zeggen dat ze dat
allemaal MOETEN doen. Ik zou het leuk vinden natuurlijk. Maar dat geldt evengoed voor
arthouses, kunstencentra, …
Hoe kan je het succes van filmfestivals verklaren? Of zijn, naar analogie met wat
bijvoorbeeld Olivier Père daarover zegt, filmfestivals een anachronisme aan het worden?
Kijk naar de recente sociologische studies over de consument: evenementialisering, het feit
dat we heel erg hard shoppen in onze vrije tijd die enorm is toegenomen, … dat zijn een paar
mogelijke verklaringen. Ik denk dat het film kijken belangrijk zal blijven. In welke vorm dan
ook. Filmfestivals zijn volgens mij helemaal niet dood. Ze moeten wel, net als elke
organisatie, nadenken over hun toekomst, hun profiel, hun activiteiten, marketing,…Eerst
even over de arthouses. Als die, door digitale projectie, door een bredere werking of door
meer in te zetten op communitywerking, erin slagen om hun aanbod zodanig te maken dat
mensen het niet ergens anders kunnen zien of dat mensen het zodanig tof vinden
(bijvoorbeeld dat sociale, het plaatselijke), dan denk ik dat een arthouse zeker een toekomst
heeft. Als dat evenementiële in onze maatschappij blijft, dan kan je ook zeggen dat het leuk is
om naar een film te gaan en daarna er nog over te kunnen praten. Context is dus belangrijk,
maar zonder dat te verengen naar enkel een inleiding, een nabespreking, … Bij uitbreiding
geldt dat evenzeer voor de festivals. Maar dan met nadruk op wat zij hebben wat structurele
vertoners niet hebben. Het is niet mijn idee, maar je zou ook een wedstrijd kunnen
uitschrijven: de beste kortfilms worden dan getoond op het festival of zo. Traditionele
festivals en filmhuizen hebben, naar analogie met bovenstaande, dus zeker minder kans om
- 110 -
te overleven. Ook die filmhuizen, multiplexen en andere moeten nadenken over hun
toekomst en hoe ze daarmee om zullen gaan. Maar ik zou zeker het kind niet met het
badwater weggooien.
In plaats van over de dood van de cinema (Nouvelle Vague), spreekt men nu over de
metamorfose van film. Wat is die metamorfose en hoe moeten festivals daar mee omgaan?
Dat houdt onder andere de metamorfose van drager in: van 35mm naar digitaal. Ook
vermoed ik dat er meer en meer films gemaakt zullen worden die specifiek voor bepaalde
kanalen gedistribueerd worden, zoals online. Vanaf het ontstaan van de film zijn er
experimenten met film (denk aan interactieve cinema, digitale experimenten), dat is constant
in evolutie. Je ziet dat nu dus ook weer.
Wat zijn vandaag naar de toekomst toe de belangrijkste bedreigingen van filmfestivals?
Dat de relevantie in de klassieke vorm in vraag wordt gesteld. Ze zijn ook met veel te veel.
Dat zijn allemaal dingen die ik hoor. Zelf heb ik dat niet onderzocht, maar ik vang dat overal
wat op. Ook het digitale verhaal kan je als een dreiging zien, maar dat is ook heel erg
interessant natuurlijk. Meer algemeen moeten filmfestivals, maar dat geldt voor elke
organisatie en bedrijf, moeten ze alert blijven voor ontwikkelingen in de maatschappij en de
technologie. Dat is zeker ook noodzakelijk. De belangrijkste bedreiging is dat ze niet op zijn
minst zouden onderzoeken welke nieuwe technologieën zeer zullen komen, dat ze niet
zouden nadenken over hoe ze daar mee moeten omgaan en hoe ze zich moeten profileren als
ze met zoveel zijn. Ze moeten zich de vraag stellen waarom een filmmaker, het publiek, een
distributeur wel naar het ene festival zou gaan en niet naar het andere. Het is een verhaal
van kansen en bedreigingen onderzoeken en meegaan met de tijd.
Heb je ideeën over hoe ze dat moeten doen?
Er zijn mensen die zeggen dat er over 10 jaar alleen nog online festivals zijn. Dat geloof ik
niet. Wel geloof ik dát er zullen zijn en dat die steeds meer uitgewerkt zullen zijn. Dat het
festivallandschap veel meer heterogeen zal zijn. En de tijd zal wel uitwijzen welke
categorieën er zal overblijven, maar er zullen er een heel aantal afvallen.
- 111 -
Hoe ziet het er binnen 10 jaar uit?
Het is moeilijk om daar op te antwoorden omdat er zoveel mogelijk is. Het zou kunnen dat
er festivals zijn die constant reizen, zich alleen maar online bevinden, anderen die zich totaal
inzetten op mobiele vertoningsvormen, of festivals die zich met games in de stad bezig
houden. Bijvoorbeeld: een festival houdt zich bezig met locative gaming. Een beetje een
adventureverhaal, maar dan in cross over met film.
Moeten festivals daar zelf op inzetten?
Moeten... Het zijn allemaal alternatieven om om te gaan met de toekomst. Ze moeten
allemaal nadenken over de toekomst, net als iedereen.
En Open Doek?
Open Doek moet niets van mij. Ik denk dat Open Doek juist een voorbeeldfestival is dat heel
erg goed nadenkt over zichzelf. En ik zie ze nog niet direct met bijvoorbeeld een locative
game afkomen. Dat kan, maar ik zie ze eerder inzetten op educatie, toeleiding, …
Ja, daar heb ik wat schrik voor. Hoe kan ik nog iets nieuws vertellen… (lach).
Ik zou graag een soort lijstje met aanbevelingen formuleren. Wat zou jij Open Doek
aanbevelen?
Ten eerste: zich lokaal, regionaal onmisbaar maken. Ik denk dat ze daar goed in bezig zijn.
Zet goed in op die lokale vernetwerking en die maatschappelijke verantwoordelijkheden die
ze voor zichzelf hebben geformuleerd, want ze moeten daarin een voorbeeldfunctie
vervullen. Dat is dan bijvoorbeeld het hele bibtraject, de toeleiding van mensen, … Alle
maatschappelijke thema’s waar Marc zo hard mee bezig is. Ten tweede: daar waar het gaat
over internationale werking, zouden makers uit andere landen op een of andere manier
geholpen, gesteund kunnen worden. Door productiesteun, masterclasses of zo. Daar is Open
Doek in elk geval mee bezig. Zorg dat je de grenzen kent van je uitstraling, van Turnhout, en
zoek goede partners. Zowel financieel als qua uitstraling. Een derde ding: denk na over de
mate waarin je een filmfestival wil blijven of dat je iets anders wil worden. Een
kunstencentrum, … Als je bijvoorbeeld samenwerkt met mediatheken, als je een
- 112 -
ondersteuningsplatform voor postproductie of zo wil uitwerken, … Denk na over je vorm:
misschien dat een andere vorm dan wel beter past.
Nog aanbevelingen?
Voor Open Doek zijn dat de drie belangrijkste. Het is heel goed als een festival
distributiebevorderend werkt. Misschien voelen ze zich daar niet altijd toe geroepen, maar
het is in ieder geval goed. Maar je hoort meer en meer dat festivals meer een
distributiefunctie opnemen. Om moeilijk te verspreiden films een kans te geven. Dat vind ik
belangrijk.
Oké, hartelijk dank voor het interview.
- 113 -
INTERVIEW MET CHRISTIAN DE SCHUTTER
Wat is een filmfestival? Hoe kan een definitie van filmfestival het beste omschreven
worden?
Voor mij is een filmfestival een filmfestival is een soort van platform, evenement, waar je
films kan gaan zien die je anders niet of zeer moeilijk zal kunnen zien. Het is ook een
platform waar je nieuwe trends in filmmaken kan ontdekken, nieuwe talenten, … Een deel
van de festivals op dit ogenblik bestaan uit avant-premières die daarna in de bioscoop
komen. Dat is de realiteit op dit ogenblik, maar dat vind ik niet echt één van de kerntaken
van een festival. Naar de toekomst toe denk ik zeker niet dat het de bedoeling is om gewoon
avant-premières te organiseren. Op filmfestivals kan je in contact komen met films van over
de hele wereld die anders niet of bijna niet in de bioscoop zouden te zien zijn.
Het gaat dus eerder om films die in het reguliere circuit geen plekje vinden?
Ja, moeilijk, of ergens in een arthouse terecht komen, maar daar dan één week spelen of
alleen ergens in Brussel terecht komen, niet in Antwerpen of Turnhout of weet ik waar.
Filmfestivals vergemakkelijken, faciliteren, maakt het mogelijk om in aanraking te komen
met films die je anders moeilijk of niet te zien zou krijgen.
Wat zijn functies van filmfestivals?
Vooral de ontdekkersrol is belangrijk, naast het ontsluiten van het product, met name de
films, die anders niet tot hier zouden geraken. Voor mij zijn dat de belangrijkste functies van
een festival, in een ideale wereld. Er zijn natuurlijk festivals waar het voorstellen van avant-
premières het belangrijkste is. Ik vind echter dat dit niet meteen de kerntaak van festivals is.
Zie je dat ook? Is er een verschil tussen hoe dat op festivals in het buitenland is en in
Vlaanderen?
Bwoa, het enige dat je misschien ziet is dat er in Vlaanderen conservatiever over film wordt
gedacht. In het buitenland heb je meer en meer festivals die, hoe zal ik het zeggen, ook meer
- 114 -
richting de beeldende kunst neigen. Die dus ook meer op zoek gaan naar de raakvlakken
met andere kunstuitingen (videokunst, … vb. Almost Cinema in Gent), programmeren in
een cultuurcentrum, …. Rotterdam doet dat bijvoorbeeld, Berlijn doet dat, Toronto is daar
meer en meer mee bezig, … Ik heb de indruk dat dit op andere, buitenlandse festivals meer
geïntegreerd is in het centrale programma.
Kan er gesproken worden van verschillende soorten festivals? Kan dat afgebakend
worden?
Ja. Ten eerste heb je de internationale en de lokale festivals. Internationale festivals hebben
echt de ambitie om ook mensen uit de vakwereld te bereiken, te bedienen en aan te trekken.
Zij proberen om dus ook een professioneel element te organiseren (filmmarkt,
coproductiemarkt of iets dergelijks). Met het oog op een goede internationale lancering, is
het interessant om te proberen je film in de selecties van dit soort festivals te krijgen.
Nationale/lokale festivals zijn er in de eerste plaats om het lokale publiek ofwel in aanraking
te laten komen met filmvormen die anders moeilijk te zien zijn, ofwel het publiek met andere
culturen of met avant-premières in aanraking te brengen. Als je dan gaat kijken naar zo’n
nationaal festival, dan heb je verschillende onderverdelingen hierin. Zo heb je
gespecialiseerde, thematische of nichefestivals. Open Doek is een gespecialiseerd festival,
maar festivals kunnen dus ook thematisch zijn opgebouwd cfr. gay & lesbian festivals,
kunstfilmfestivals zoals L’Age D’Or. Echte gespecialiseerde festivals die zich richten op een
bepaalde niche in het filmaanbod. Met niche bedoel ik hier niet dat het daarom zeer eng of
beperkt is, maar dat een bepaald thema aangehouden wordt, waarin alle films die worden
geprogrammeerd, in moeten passen (LAFF, Docville, …). Een andere vorm van een nationaal
filmfestival, is het algemene publieksfestival (Oostende, Internationaal Filmfestival van
Vlaanderen – Gent) die meestal heel veel avant-premières organiseren en een algemeen
generalistische programmatie hebben. Voor deze festivals is het interessant om je film
vertoond te krijgen om hem daarna een goede release in die specifieke markt te garanderen.
Het festival van Hamburg bijvoorbeeld, daar ga je eerder een film tonen of daar ga je eerder
een film zetten waarvan je zeker weet dat die daarna in dat territorium uitkomt. Je probeert
dan om de mond aan mond reclame in gang te zetten, een goede recensie te krijgen en
zodoende de lancering voor te bereiden.
- 115 -
Is deze opdeling relevant in België/Vlaanderen?
Ik denk dat er in Vlaanderen en bij uitbreiding in België niet echt een festival is waarvan je
kan zeggen dat er genoeg professionele kopers of producenten aanwezig zijn om ervoor te
zorgen dat je film daardoor internationaal verkocht zal worden of heel veel
festivaluitnodigingen zal krijgen. Ik denk dat de festivals hier echt een lokale functie hebben
en daar ook op moeten inzetten. Als films hier goed onthaald werden, kan het goed zijn dat
die film een goede lokale release kent door de aandacht in de pers, doordat er een event rond
ontstaan is (in Vlaanderen of België) of door dit goede onthaal een Belgische distributeur zal
vinden.
Krijgt een festival op die manier ook een economische functie?
Uiteraard.
Filmfestivals als Open Doek en ook het festival van Gent, reiken een distributiepremie
uit. Ze vervullen als het ware een distributiebevorderende functie. Is dat een rol die
filmfestivals moeten opnemen en vervullen ze op dat moment een economische functie?
Dat vind ik wel. Het is een trend dat filmfestivals meer en meer een alternatieve vorm van
distributie worden (cfr. nodal points in international netwerk die ‘traffic in cinema’
genereren) en er dus mag uitgegaan worden van een economisch objectief. Dit is echter
relatief omdat je ziet dat veel festivals het bijvoorbeeld niet evident vinden om een screening
fee te betalen. Dit zal volgens mij toch hoe langer hoe meer gangbaar (moeten) worden juist
omdat festivals een alternatief distributienetwerk aan het worden zijn. Vroeger werden films
zoals die bij Open Doek worden vertoond, meer aangekocht door lokale distributeurs. Je ziet
vandaag de dag dat dit hoe langer hoe minder gebeurt. Dit komt ook deels doordat er
vroeger meer vertoningmogelijkheden waren doordat ook door televisie meer films werden
aangekocht. Dat is iets wat vandaag de dag minder en minder gebeurt, zeker voor niet-
Nederlandstalige films, waardoor het risico voor distributeurs om een film aan te kopen,
zwaarder wordt. Je moet nu meer rekenen op de bioscooprelease en de DVD-verkoop, maar
ook die DVD-verkoop voor vooral deze kleinere films is heel beperkt. Nieuwe
distributiemogelijkheden via en op filmfestivals is dan een nieuwe bijkomende incentive
- 116 -
voor de distributeur om te zeggen ‘oké, als ik deze film aankoop en daardoor bijhorende
distributiepremie krijg van festival X, betekent dit dat mijn investering met een substantieel
deel verminderd wordt’. Dit is zeker belangrijk voor distributeurs omdat dit hen helpt toch
wel om eruit te komen. Filmfestivals als Cannes, Berlijn e.a. hebben, mede doordat hun
doelpubliek de professionelen zijn en omdat ze een filmmarkt organiseren, een duidelijke
economische functie vervullen (Cannes, Berlijn, …). Daar heb je veel kopers en verkopers die
daar speciaal naartoe komen om zaken doen.
Filmfestivals creëren visibiliteit voor kleine(re), arthouse, … filmproducties. Klopt dit?
Tot op zekere hoogte klopt dat. Het is natuurlijk zo dat als een film op een festival geweest is
en als die daar goed onthaald is geworden en goede mond aan mond reclame gehad heeft en
in de pers is geweest, dan kan het zeker helpen eenmaal de distributie op gang komt. Maar
dit heeft uiteraard maar effect als de film daarna een distributeur kan vinden want anders is
de film terug weg. Als de film dus wel distributie heeft en zij kunnen de film enkele weken
later uitbrengen, dan zal die film waarschijnlijk kunnen genieten van visibiliteit die hij op het
festival gehad heeft en misschien ook van mond aan mond reclame. Hoewel het zeker voor
Vlaanderen en ik denk voor veel nationale festivals eerder om een locaal effect gaat. Er zijn
weinig festivals, niet in Vlaanderen en niet in het buitenland, die dit lokale overstijgen. Press
coverage is natuurlijk meegenomen, maar deze press coverage kan je enkel te gelde maken
als je ervoor zorgt dat de release direct na het festival is. Als je press coverage krijgt en de
film komt maar drie of vier maanden later uit, gaat dit effect uiteraard verloren. Mensen zijn
de film dan al lang vergeten en dan kan je dus opnieuw beginnen. Voor media is dat dan
oud nieuws, net als dat bij een publiek ook zo kan zijn. Voor hen is dat dan al een oude film,
gezien het grote aanbod. Maar nogmaals: festivals in Vlaanderen zijn voornamelijk
publieksfestivals met een klein lokaal en regionaal bereik. Ik denk dat het overgrote deel van
het publiek van eender welk Vlaams – en bij uitbreiding Belgisch – festival uit de stad of
directe regio zelf afkomstig is. Heel weinig mensen zullen van Antwerpen naar Turnhout of
Gent gaan om een film te gaan kijken. Er zullen er zijn, maar dat gaat dan om een zeer
beperkte groep van echte ‘die hard fans’ die de moeite ondernemen om de reis te maken.
Maar verder denk ik dat het qua publieksbereik echt lokaal is. Dat betekent natuurlijk ook
dat het effect van die festivalvisibiliteit, door mond aan mond reclame of aanwezigheid in de
- 117 -
pers, lokaal blijft en niet nationaal is. En dan van Turnhout weet ik dus niet in hoeverre de
media-aandacht daar is. Komen alle journalisten om iedereen te interviewen en films te
bekijken of is dat eerder beperkt of gaat het dan om af en toe een enkele journalist.
Een andere mogelijke festivalfunctie kan een politieke functie zijn, vergelijkbaar met de
initiële – Koude Oorlog – motieven voor de oprichting van het filmfestival van Berlijn.
Heeft een festival een politieke functie?
Bepaalde festivals zullen inderdaad een politieke functie hebben. Tribeca in New York
bijvoorbeeld werd deels uit politieke overwegingen opgericht om ervoor te zorgen dat men
na 09/11 kon laten zien dat men zich niets aantrok van wat er aan het gebeuren was. Men
wilde een statement maken. De politieke functie van festivals is echter eerder beperkt. Je hebt
natuurlijk nichefestivals waar er toch wel een politieke drijfveer zal zijn, zoals de Amnesty-
festivals. Tot op zekere hoogte zal Open Doek ook die ambitie hebben.
We kunnen festivals ook een culturele functie toedichten. Klopt dat?
Dat is altijd zo geweest en zal in de toekomst zo blijven. Nogmaals, je hebt altijd festivals die
enkel avant-premières organiseren waarbij je jezelf kan afvragen waar de culturele functie
dan zit. Maar de meeste festivals hebben een culturele functie of hebben de ambitie om deze
te hebben.
Moeten filmfestivals een soort gatekeeper zijn om mensen de weg te wijzen in het
gigantische cultuuraanbod?
Ik denk het wel. Ik denk dat, tot op zekere hoogte, het programma dat ze voorstellen of
selecteren, een duidelijk programma is waar de modale festivalbezoeker zijn weg in kan
terugvinden. Dat er genoeg duiding wordt gegeven, routes in worden aangebracht. Ze
moeten een soort van gidsfunctie vervullen. Het heeft geen zin om 130 films te
programmeren en het publiek daar dan op los te laten. Je moet duiden en ook duidelijk
maken waarom die films juist geselecteerd werden. Naar de toekomst toe denk ik dat het
belangrijk is dat niet de kwantiteit maar de kwaliteit moet primeren. Je kunt iedereen
- 118 -
overbluffen met een programma van 450 films, maar ik denk dat een programma met een
duidelijke signatuur belangrijk is. Dat het dus echt een programma is dat door één of enkele
programmatoren echt samengesteld is en dat zij ook uitleggen waarom ze juist deze films
kozen. Dit is voor elk festival belangrijk en ik denk dat daar meer aandacht naar moet gaan.
Ik denk dat, en dat is bij andere kunstenfestivals ook zo, er een curator moet zijn die een
programma samenstelt die duidelijk ook een soort van mission statement of een soort van
uitleg geeft over waarom deze films zijn samengebracht. Ik denk dat dit op dit moment meer
gebeurt in het buitenland en hier dus nog veel te weinig. In Gent heb je de aanzet hiervan
met ‘A Look Apart’ bijvoorbeeld. Dat is een programma met een duidelijke signatuur
waarbij Cis Bierincks als programmator ook echt duidelijk maakt waar zijn programma dat
jaar voor staat, welke evoluties hij heeft gezien en waarom hij films geselecteerd heeft en
waarom andere niet. Een programma met een duidelijk gezicht dus. Het festival van de
toekomst zal moeten kunnen steunen op curatoren die een duidelijke selectie kunnen maken
en dat programma ook kunnen verdedigen. Het publiek krijgt zo een houvast en een
leidraad. Dit sluit dus deels aan bij de culturele functie, die op dit moment de belangrijkste
is, samen met de ontdekkingsfunctie en de ontsluitingsfunctie. Dit hangt echter samen. De
economische functie is minder belangrijk ondanks het feit dat ze dus distributiepremies
hebben en dit ook moeten blijven doen om de redenen die ik al gaf.
Er wordt nogal wat gesproken over de veranderende rol van filmfestivals. Hoe omschrijf
je dat?
Ik denk dat de veranderende rol vooral is dat ze meer en meer een alternatief
distributiesysteem aan het worden zijn. Maar dat daar natuurlijk ook de opmerking gemaakt
moet worden dat vele festivals het nog moeilijk hebben met het betalen van een screening
fee. Wat eigenlijk ook, zeker ook bij lokale festivals, min of meer normaal zou moeten zijn
omdat een film maken veel geld kost. Als de distributie van films al maar moeilijker wordt,
wie gaat dan het risico nemen om ze nog te maken als er op geen enkele manier een
vergoeding tegenover staat? Pak dat er 1500 festivals zijn in de wereld en pak dat een film 50
festivals aandoet of 40, meestal is het op dit moment nog met 35mm, die kopieën slijten, er is
een kost die gemaakt moest worden bij het aanmaken, je kan ze maar een aantal keren
- 119 -
gebruiken, de handling kost veel geld, het nakijken, … Langs de andere kant is de
economische ‘long tale’-theorie hier natuurlijk ook van toepassing.
the Future of Business Is Selling Less of More: the distribution and inventory costs of these businesses
allow them to realize significant profit out of selling small volumes of hard-to-find items to many
customers, instead of only selling large volumes of a reduced number of popular items. The group that
purchases a large number of "non-hit" items is the demographic called the Long Tail.
Het gevaar blijft natuurlijk dat als men merkt dat het te lang duurt voor men de kosten
terugverdiend heeft, men zal afstappen van dit long tale-verhaal. Naar de toekomst toe zal
het volgens mij meer en meer normaal worden dat er een fee betaald zal (moeten) worden.
Zeker voor kleinere festivals is dit belangrijker omdat de economische functie die
kenmerkend is voor de grotere festivals, voor hen quasi irrelevant is, behalve dan eventueel
de voorbereiding van de lokale release. Dat je in Cannes niet direct geld verdient met je film,
is ook te motiveren. Het kost geld om in Cannes aanwezig te zijn, maar je kunt daar ook
business uit genereren. Naast deze verandering, verwacht ik dat festivals meer en meer de
deur zullen openzetten naar andere kunstvormen zoals beeldende kunsten, het opzoeken
van raakvlakken ertussen; ook meer en meer open gaan staan voor televisie en webfilm
bijvoorbeeld. Ook denk ik dat de goede festivals die eigenlijk ook zelf een label zijn, meer en
meer ook gaan proberen om hun label aanwezig te hebben in andere distributievormen.
Bijvoorbeeld een distributiemaatschappij of DVD-releases, of betaaltelevisiekanaal, Video On
Demand, een website waar bepaalde films te bekijken zijn tegen betaling eventueel.
Festivals zullen dus echt een distributiefunctie gaan vervullen?
Ja, dat festivals hun naam jaar in jaar uit zullen exploiteren. De goede festivals staan voor
bepaalde kwaliteiten dus waarom niet, ik zeg maar iets, een betaaltelevisienet dat
filmfestival Gent heet. Of een DVD-collectie met de naam van het festival. Of een website
- 120 -
waar je films kan downloaden, uiteraard legaal. Hetzelfde voor Open Doek uiteraard omdat
zij natuurlijk een bepaalde expertise hebben in een bepaald domein.
Als je dat dan op die manier bekijkt, maakt een festival zich dan niet op een bepaald
moment overbodig?
Je moet het natuurlijk goed aanpakken en bijvoorbeeld je films eerst op je festival vertonen.
Maar zoals ik daarstraks al aangaf, denk ik dat het grootste deel van de mensen die een
festival bezoeken uit de streek zelf afkomstig zijn. Op die manier creëer je een sterk label dat
je ook exploiteert in andere vormen waardoor je ook andere mensen kan bereiken. Ik denk
niet dat elk festival dit zomaar kan doen. Je moet uiteraard een goede naam hebben die
enigszins bekend is.
‘De filmbeleving in zijn huidige vorm (de collectieve ervaring van projectie op een wit doek
in een donkere zaal) zal alleen nog beschikbaar zijn op festivals of in filmmusea
(kunstcentra en filmbegraafplaats in één)’. Wat denkt u daarvan?
Dat zou kunnen. Ik denk echter dat er altijd bioscopen zullen zijn. Maar het is wel zo dat als
je naar het huidige aanbod kijkt, dat vooral mainstream is. Er zijn bepaalde soorten films die
gewoon niet meer aan bod komen in het gewone circuit en dus meer en meer nood hebben
aan een alternatief vertoningcircuit. Filmfestivals dus.
Zijn festivals op dat moment concurrentie voor arthouses?
Dat is een dubbel verhaal. Er zijn distributeurs zoals het Nederlandse Contact Film die
steevast weigert om haar films op festivals te vertonen omdat ze ervan uitgaat dat hierdoor
een hap genomen wordt uit het kijkerspotentieel voor een latere commerciële uitbreng. In
zekere zin kan je dus inderdaad van concurrentie spreken.
Is de crisis in de arthouse een illustratie van de filmfestivalisering die nu plaatsvindt?
In zekere zin wel ja. Het wordt inderdaad vaak te duur om een kleinere film aan te kopen
waardoor een festival de enige vertoningmogelijkheid wordt. Het wordt dan economisch
niet meer te verantwoorden om zo’n film uit te brengen. Is het festival dan echt een
concurrent? Is de stelling helemaal juist? Dat is uiteraard dubbel.
- 121 -
‘Films die vooral gekeken worden door één persoon achter een computerscherm – is dat nog
de cinema zoals ze honderd jaar geleden ontstond?’ Wat denkt u daarvan?
Film is nog een vrij jonge kunstvorm die de voorbije 100 jaar enorm geëvolueerd is en nog
zal evolueren. Op dit moment zijn er al mensen die films bekijken op hun i-phone. Ik denk
dat de manier waarop naar film wordt gekeken, minder belangrijk is. Je weet allemaal dat
het op een groot scherm met goed geluid de ideale omstandigheden zijn, maar ik denk dat
ook andere consumptiemogelijkheden voor film mogelijk moeten zijn, maar dat je daarom
nog wel naar film kijkt. De echte ervaring is dan in een zaal, hoewel dat soms thuis al
benaderd wordt als je veel kan investeren in een home cinema. De kijkervaring blijft echter
belangrijk. Of je het nu op je pc of in de filmzaal bekijkt, de emoties die komen kijken bij wat
je te zien krijgt, is doorslaggevend. Het verhaal dat verteld wordt, de mindblowing ervaring,
… En als je het dan op een i-phone bekijkt, zal het waarschijnlijk minder impact hebben als
dat je het op een filmscherm bekijkt.
Lars Henrik Gass (International Kortfilmfestival van Oberhousen) vraagt zich af of
filmfestivals eigenlijk niet al anachronismen geworden zijn. Ook Olivier Père (Quinzaine
des Réalisateurs, Cannes) stelt zich die vraag. Als we film ook kunnen bekijken op onze i-
phone, op internet en via VOD, waar staat een filmfestival dan ?
Deze nieuwe toepassingen zullen volgens mij meer gericht zijn op de mainstream producten
waarvoor een zogenaamde ‘critical mass’ noodzakelijk is. Genoeg mensen moeten er gebruik
van willen maken zodat het commercieel interessant blijft. Filmfestivals zullen daarentegen
eerder films vertonen die niet via de geijkte kanalen in Turnhout of Gent geraken omdat men
ervan uitgaat dat er een te kleine groep mensen geïnteresseerd is in dat specifieke product.
Filmfestivals zullen dus zeker nog een functie hebben in de toekomst en misschien zelfs meer
dan ooit.
Is het een functie van filmfestivals om met deze nieuwe aanbiedingsvormen aan de slag te
gaan?
- 122 -
Filmfestivals kunnen met hun naam een label zijn. Ze kunnen dus zeker via deze nieuwe
aanbiedingsvormen, zoals VOD, internet, i-phone, aan de slag gaan om zo ook de niet zo
goed beschikbare films toch tot bij een publiek te krijgen.
Zal de economische crisis invloed hebben op filmfestivals?
Je merkt erg goed dat het moeilijker gaat in de film- en televisiesector. Zo werd er op de twee
beurzen in Cannes die in het voor- en najaar worden georganiseerd, 40% minder verkocht.
Dat is deels een trend denk ik. Zo kan je jezelf de vraag stellen of twee beurzen nodig zijn.
Vroeger was het nodig. Je had immers nog geen fax en internet zodat de nood om twee keer
per jaar iedereen te ontmoeten, reëel was. Nu is die er niet meer. Diezelfde vraag kan je jezelf
ook voor filmfestivals stellen. Ik denk ook dat hier slachtoffers zullen vallen, zeker bij de
nationale festivals. Er zullen er een heel aantal verdwijnen. De beste zullen overblijven na
een grote schoonmaak. Dat is ook niet zo erg. Het is af en toe goed om een soort van
‘zuivering’ te hebben omdat ik niet denk dat het nodig is om in België zoveel festivals te
hebben. Voor het publiek is dat ook niet goed omdat je dan een soort van gewenning krijgt.
Als er dan minder festivals overblijven, pak 50%, dan gaat het festival terug iets speciaals
worden, zal het terug meer een festief en evenementieel karakter krijgen. Iets wat festivals de
laatste jaren ietwat verloren zijn. Dat is ook beter om gasten op je festival te krijgen.
Is het belangrijk om gasten op je festival te krijgen?
Je moet iets meer bieden. Anders is een festival enkel maar een soort veredelde arthouse met
een programma. Ik denk dat het goed is om publiek in contact te laten komen met acteurs en
zeker met filmmakers. Zo kunnen ze hen ontmoeten, hen vragen stellen, hen horen spreken
over hun film, …
Het film tonen en het film programmeren is niet genoeg?
Je kunt uiteraard niet voor alle films gasten uitnodigen. Maar een filmfestival moet zich toch
onderscheiden van cinema door iets extra te doen. Het moet publiek en filmmakers met
elkaar in contact brengen waardoor een soort van wisselwerking ontstaat.
De gidsfunctie?
- 123 -
Ja, een afgeleide daarvan. Je probeert mensen naar je programma te krijgen zodat je hen kan
confronteren met wat je – als curator – hebt geprogrammeerd. Dat kan je uiteraard niet
hebben met toepassingen als VOD. Hoewel je dat dan kan opvangen door de confrontaties
tussen publiek en film bijvoorbeeld op te nemen en ook weer ter beschikking te stellen,
eventueel zelfs online.
Welke veranderingen of bedreigingen zullen volgens u bepalend zijn voor de toekomst
van filmfestivals?
De verdere digitalisering en digitale distributie en exploitatievormen van film zullen
bepalend zijn voor filmfestivals. Het zal veel gemakkelijker worden om films te verzenden.
Die kost zal deels wegvallen. Het zal gemakkelijker zijn om films wereldwijd te verspreiden.
Films zullen ook gemakkelijker op veel plekken tegelijkertijd kunnen zijn, iets wat nu door
de fysieke drager moeilijker is. Digitaal opsturen kan je bij wijze van spreken naar
verschillende adressen tegelijkertijd. Normaal gezien zal het dus nog gemakkelijker worden
om films over de hele wereld te verspreiden. Natuurlijk zit je nog met het feit dat bepaalde
regio’s achterstaan op het gebied van digitalisering, zoals Afrika, zodat je de kans loopt dat
de films die daar gemaakt worden, nog moeilijker verdeeld en vertoond kunnen worden op
festivals. Naar de toekomst toe denk ik dat er voor de festivals die eerder kwaliteit bieden,
altijd een toekomst zal zijn. Tenzij we natuurlijk in een situatie komen dat alles online of via
VOD beschikbaar zal zijn. Maar dat zie ik niet gebeuren. Heel het online verhaal biedt
festivals ook een opportuniteit. Er is ontzettend veel mogelijk.
Tot slot: hoe zal een filmfestival er over 10 en vervolgens over 20 jaar uitzien?
Ik denk dat festivals over 10 jaar nog zullen bestaan en er nog ongeveer hetzelfde zullen
uitzien. Als het iets evenementieels blijft natuurlijk, als er echt een festivalsfeer is, dan denk
ik dat festivals er over 10 jaar nog zullen zijn. Maar, ik denk dat over 10 jaar een verdere
ontwikkeling zichtbaar zal beginnen worden in de richting van en met raakvlakken met
andere mediavormen zodat je bijvoorbeeld een soort van ‘net-gemist’ functie krijgt. Als je dus
niet aanwezig kan zijn op de vertoning tijdens het festival, je de film nog via andere kanalen
kan bekijken. Via betaaltelevisie, via VOD, internet of op je i-phone, … Dat er dus nog –
betalende – mogelijkheden zijn om de film nog te zien. Een deel van de opbrengst gaat dan
uiteraard ook naar de makers. Het gebeurt nu regelmatig dat een film op een festival één of
- 124 -
twee keer wordt vertoond en daarna terug verdwijnt. Die mensen die er enthousiast over
waren, hebben dan geen impact meer op een nieuw bijkomend publiek. Door een soort van
‘ooit-‘ of ‘net-gemist’ functie counter je dit. Of dit binnen tien jaar al gaat zijn, weet ik
uiteraard niet. Ik denk dat bepaalde festivals er al mee bezig zullen zijn. Vergelijkbaar met
Sundance bijvoorbeeld, die Sundance Channel hebben gecreëerd. Ook films die net het
programma niet gehaald hadden, kunnen daar een plekje vinden. Het probleem blijft
natuurlijk steeds de beperkte markt hier. In Toronto is een leuk voorbeeld van hoe het in de
toekomst kan. Ze bouwen daar aan een gebouw, de Bell Light Box, waarin ze 365 dagen per
jaar filmprogrammatie gaan doen. Het wordt een soort van audiovisueel huis waarin naast
filmvertoningen, ook beeldende en audiovisuele kunstenaars een plek kunnen krijgen. Er
komen ook appartementen die o.a. een privé-screeningsruimte hebben.
Dank voor dit interview.
- 125 -
INTERVIEW MET DANA LINSSEN
Wat is een filmfestival?
Op de vraag ‘wat is een filmfestival’ is geen eenduidig antwoord te geven. Wellicht heeft dat
ook te maken met het feit dat er verschillende filmfestivals zijn met verschillende doelen. Er
zijn heel duidelijk filmfestivals, lokale of nationale, die bijvoorbeeld avant-premières laten
zien of films die anders niet in bioscopen zouden komen. Of het beste wat er in jaren is
geweest, of gewoon de vaderlandse productie. De grote internationale filmfestivals hebben
natuurlijk allemaal de ambitie om een selectie te maken uit het premièreaanbod. Het gaat
dus om nieuwe films. Daarmee willen ze het beste laten zien van wat er op dat moment op
filmgebied aan de hand is. Dan heb je het over Cannes, Berlijn en Venetië, maar omdat
Cannes en Berlijn ook een markt hebben, spelen ook altijd economische motieven een rol.
Daarnaast zijn er ook nog andere filmfestivals, meer zoals Turnhout of zelfs Rotterdam,
hoewel ze in schaal wel enorm verschillen, maar ook Wenen. Dat zijn allemaal filmfestivals
die eigenlijk uit het aanbod hun kijk op film willen laten zien. De programmators werken
veel meer als curatoren in een museum die hun visie geven op film.
Is dat al een soort van definitie? Dat van het curator zijn?
Het geven van een visie op film vind ikzelf een essentieel onderdeel van een filmfestival, wat
ook wel te maken heeft met die veranderende rol, want er is natuurlijk ook een
overweldigend aanbod. Het heeft alleen maar zin om een programma samen te stellen, of
een competitie van 20 films, als je ook duidelijk een visie hebt op wat film is, waar film staat
en dat vanuit een breed pallet aan criteria, zowel cultureel als politiek, sociologisch,
esthetisch, etc. Louter en alleen een vlootschouw interesseert mijzelf als criticus minder.
Hoe kan je een filmfestival omschrijven of er een definitie van geven?
Het is in ieder geval een met zorg samengesteld programma van films, waarbij de
geselecteerde films niet alleen vertoond worden maar waar er ook context en duiding aan
wordt gegeven. Het is een vrijhaven voor films die de veilige beschutting en de steun van
een filmfestival nodig hebben om aan de wereld gepresenteerd te kunnen worden en te
kunnen overleven. Dus films die ook dat steuntje in de rug nodig hebben. Dan kom je
- 126 -
natuurlijk al snel bij de kwetsbare film of artfilm of auteurscinema. Dat zijn mindere films
die op die manier in de woeste, wijde wereld van de filmmarkt kunnen overleven. Maar ook
omdat ze binnen dat filmfestival context en duiding kunnen krijgen. Een film zoals
bijvoorbeeld Terminator 4 heeft dat niet nodig. Die film heeft al een eigen context en
geschiedenis dat door de marketingmachinerie zo wijd bekend is dat het niet nodig is dat er
als het ware ‘een stempel van Koninklijke goedkeuring’ op wordt gezet van een filmfestival
als Cannes dat zegt ‘dit vinden wij de meest bijzondere film die we zijn tegengekomen het
afgelopen jaar’.
Het gaat dus duidelijk om het gegeven om de kwetsbare film ook een kans te geven.
Dat vind ik een belangrijke verantwoordelijkheid van een filmfestival. Dat is één van hun
rollen vind ik. Ik zou niet durven zeggen dat het dé rol is van filmfestivals.
Dan komen we onmiddellijk bij de volgende vraag. Wat is de functie of wat zijn de
functies van een filmfestival?
De functie van een filmfestival is om uit het overweldigende aanbod van films die films
uitkiezen die zij, om een veelheid van redenen die zowel esthetisch als cultureel, historisch of
politiek of sociologisch kunnen zijn, de moeite waard vinden om in samenhang met andere
films aan andere mensen te presenteren die ze dan ook gezamenlijk bekijken en waardoor ze
dus een gedeelde ervaring hebben. Dat laatste is ook een belangrijke taak of functie van een
filmfestival.
De sociale functie?
Ja, de sociale functie. Of dat nu voor een publiek is dat meer een uitgaanspubliek is of een
publiek van meer filmliefhebbers, maar ook een publiek van professionals, geestverwanten
of filmmakers die elkaar ontmoeten. Het gaat erom dat er ook een plek is in de wereld waar
ze weten van ‘oké, daar kan dat gebeuren’. Je merkt dat zoeken op deze manier naar een
ideale definitie niet eenvoudig is, maar op het einde van het gesprek zal er ongetwijfeld een
definitie uit voortvloeien.
Ja, ik denk dat we ook moeten oppassen dat het niet helemaal een ideaalbeeld wordt.
- 127 -
Ja, maar ik denk dat dit wel gestoeld is op mijn ervaringen met filmfestivals. Dan kan je
zeggen dat je door de structuur die een filmfestival heeft, hogere eisen kan stellen aan de
inhoud van het programma. Berlijn heeft ook andere redenen waarom het filmfestival
belangrijk is, bijvoorbeeld als springplank voor Amerikaanse films naar de Europese markt.
Zij hebben ook een hele belangrijke filmmarkt, dus dat heeft ook zijn weerslag op het
programma. Maar ik vergelijk een filmfestival altijd met zo’n glaasje waarin sneeuw naar
beneden dwarrelt als je ermee schudt over een heleboel huisjes. Voor mij is dat een hele
werkbare metafoor. De programmeurs hebben daar die huisjes neergezet en die contouren
gepland. Je begint aan het filmfestival en alles is geschud. Gedurende het filmfestival en
gedurende het kijken naar films, wat die huisjes zijn, zakt langzamerhand het stof en rumoer
neer. Je krijgt dan zicht op een momentopname, want meer dan dat is het niet. Het is ook iets
wat daar door de mens is neergezet. De ene keer is dat de skyline van Rotterdam, de andere
keer van Berlijn of Antwerpen. Maar dat is wat er staat en wat de programmeurs hebben
uitgekozen om tal van redenen. Net zoals een stad toevallig groeit. Maar ook daar is een
architect aan het werk geweest. Het is een samenspel van een visie en toevalligheid. Het
heeft ook te maken met films die af zijn, films die gelukt zijn. Want zelfs al heb je, zoals
Cannes, alle grote namen ter wereld bij elkaar, dan moeten die filmmakers toch nog steeds
hun best hebben gedaan en een goede film hebben gemaakt. Dus het is iets wat deels
gestuurd is en deels toevallig. En hoe beter je programmeurs hun werk doen en hoe
gedurfder ze ook zijn in het maken van keuzes, hoe hoger het soortelijk gewicht van het
programma kan zijn. Maar hoe meer ze dus moeten durven, bijvoorbeeld zoals Cannes dit
jaar de nieuwe film van Jim Jarmusch… niet geselecteerd heeft, hoe meer iedereen zich
afvraagt van ‘waarom, waarom’. Maar blijkbaar vonden de programmators van Cannes dat
die film niet in het door hen geselecteerde pallet van films paste. Die keuzes maken dat
filmfestivals zo anders zijn.
Dus die samenbrengfunctie, is dat dan ook een ontsluitingsfunctie naar het publiek toe?
Kunnen we dat zo omschrijven?
Je kunt dat inderdaad ‘ontsluiten’ noemen, maar dat publiek kan om het even welk publiek
zijn, bijvoorbeeld filmliefhebbers, professionals of noem maar op. Maar ik denk dan dat je
moet zeggen ‘samenbrengen, ontsluiten’, maar toch ook ‘context’ en ‘duiden’.
- 128 -
We hebben nu over Cannes gesproken, maar geldt dit even goed voor een kleiner
filmfestival zoals bijvoorbeeld Open Doek?
Ja, dat vind ik wel. Juist Open Doek heeft natuurlijk een hele specifieke kijk op film en een
grote interesse in wereldcinema en auteurscinema en heeft daarnaast ook wel een
geëngageerde blik op de werkelijkheid. Vanuit die interesse gebeurt hetzelfde: je brengt
films samen, je brengt mensen samen, je geeft ze een gedeelde kijkervaring, je ontsluit
bepaalde films voor een publiek. En je geeft er, door de manier waarop je die films uit alle
windstreken hebt verzameld, ook context en duiding aan. Je zegt ook ‘dit zijn de dingen die
nu spelen en die wij zijn tegengekomen’. Met name van Open Doek vind ik dat je dat heel
goed kunt zeggen, want zij reizen ook wat af om films te bekijken en zij leggen heel goed
hun oren te luister. Dus de selectie die zij uiteindelijk maken is heel erg weloverwogen.
Binnen dat terrein hebben zij het beste wat er is. Dus zelfs voor een kleiner filmfestival met
een speciale invalshoek moet dat ook op die manier gelden.
Daarjuist zei je ook dat door het programma dat je samenstelt, het ook geëngageerd kan
zijn. Is dat engagement ook een functie van filmfestivals?
Niet persé. Traditioneel heeft een film twee poses: entertainment en engagement. Maar het
engagement is niet persé altijd in politieke zin, het is wel vaak een engagement met de
wereld. Dus filmmakers die niet louter willen vermaken, willen wel vaak vragen
beantwoorden over hoe het in de wereld is gesteld, hetzij in hun speelfilms, hetzij in hun
documentaires. Maar er zijn natuurlijk filmmakers die zich duidelijker politiek engageren
dan anderen, of sociologisch of antropologisch. Het gaat mij te ver om te zeggen dat dit
engagement een vooropgelegde functie is, maar het is wel bij heel veel filmfestivals een
bijverschijnsel. Ik denk dat dit voor Open Doek geldt, voor Rotterdam, voor bepaalde
onderdelen van Berlijn of in zelfs in Cannes. Het is wel een belangrijk bijeffect van het
filmfestival.
Een effect dus, geen functie?
Ja, ik vind het lastig om dat te zeggen, want er zijn mensen die dat zo zullen bekijken en
anderen zullen het niet doen. Het is een bijfunctie of een bijeffect. Ik vind niet dat je kunt
- 129 -
zeggen dat het in eerste instantie een functie is. Ik vind persoonlijk wel dat het dat zou
moeten zijn, want film is een te kostbaar goed om in die zin lichtzinnig mee om te gaan.
Maar als we het verstaan als een bijfunctie of een bijeffect, dan is het een goede
omschrijving?
Ja, het is wel belangrijk, maar het zit niet in de eerstelijns functieomschrijving of definitie van
een filmfestival. Dat zou te idealistisch zijn. Ik zou het er graag in hebben, maar dat is iets
anders.
Een filmfestival als Open Doek of bij uitbreiding het Amnesty-filmfestival of dat soort
evenementen, …
Maar zo’n Amnesty-filmfestival is heel duidelijk een geëngageerd filmfestival. Het heeft een
doel, het wil mensen films laten zien over mensenrechten in alle soorten maten. Daar staat
dat engagement natuurlijk wel in de eerstelijns functieomschrijving. Maar dat is dan wel een
heel speciale soort van filmfestivals, voor een doelgroep met een doel. En zover gaat het niet
voor de meeste filmfestivals denk ik.
Goed, nu komen we bij de vraag naar soorten filmfestivals. Wat voor soorten filmfestival
zijn er? Twee soorten hebben we al besproken, geëngageerde en …
Ja, je hebt natuurlijk de grote internationale filmfestivals zoals Cannes, Berlijn en Venetië die
gericht zijn op premières, op nieuwe films, op het belangrijkste wat er op dat moment op
filmgebied gebeurt in de wereld en die dat tentoonstellen. Daarnaast heb je een aantal
kleinere filmfestivals die nog steeds internationaal zijn. Die geven een combinatie van
premières en van best-of-the-best die vaak een meer nationale of een grensoverschrijdend-in-
de-eigen-regio-functie hebben. Dan kijk je naar filmfestivals in Duitsland die dan voor
Duitsland belangrijk zijn. Of een filmfestival als Wenen dat voor Europa belangrijk is. Dan
heb je nog kleinere filmfestivals die zich bijvoorbeeld richten op een land: het Iraanse of
Israëlische, Zuid-Afrikaanse, Japanse, Chinese filmfestival die vaak alleen maar een
nationale functie hebben, maar die graag het beste willen laten zien van wat er in dat land is
- 130 -
gemaakt. Daarnaast heb je ook nog thematische filmfestivals zoals Amnesty, Gay and lesbian
filmfestival, … die voor een bepaalde doelgroep, hetzij liefhebbers of gelijkgestemden, films
bij elkaar brengen. Die filmfestivals hebben vaak geen grensoverschrijdende functie. Dat is
vaak erg landelijk, lokaal of regionaal met de bedoeling om voor een gemeenschap of een
community te vertonen. Dan heb je ook nog filmfestivals die over genres gaan, zoals
animatiefilmfestival, of documentairefilmfestival. Een aantal daarvan heeft wel heel
duidelijk een internationale functie. Het documentairefilmfestival in Amsterdam heeft
bijvoorbeeld ook heel duidelijk een internationale functie.
Een filmfestival zoals het Latin American Filmfestival, is dat dan een regionaal
filmfestival of een thematisch of een combinatie van beide?
Dat is een thematisch, op landelijk gericht filmfestival voor een Nederlands publiek. Ik
vermoed dat een heel groot gedeelte van de bezoekers ook uit Utrecht en omstreken zullen
komen, maar ze hebben wel een landelijke ambitie.
Terug even naar de functies, we hebben daarjuist al even het economische aspect
aangeraakt, is dat een belangrijke functie voor filmfestivals?
Ja, daar is niet heel erg simpel ‘ja’ of ‘nee’ op te antwoorden. Door de economische
component die in film veel groter is dan in andere kunsten, omdat het enerzijds een heel
duur product is om te maken en anderzijds omdat er echt een hele industrie aan gebonden is
waaraan veel mensen hun inkomen ontlenen, is film natuurlijk altijd economisch. Daarmee
samenhangend heeft film ook altijd belangen die anders zijn, strijdig met de artistieke
belangen, maar er zijn verschillende manieren om dat in te vullen. Filmfestival Rotterdam
heeft een fonds dat films en filmmakers ondersteunt in derde wereldlanden. Dat blijft
economisch natuurlijk, maar er zit ook een ideële achtergrond aan. Ze hebben ook, de
coproductiemarkt waar mensen projecten kunnen indienen die nog een coproducent zoeken.
Dat is ook economisch, het blijft over geld gaan. Door de selectie van de producten
stimuleren zij echter in hun doelstelling meer artistieke projecten, dus is het ook zinnig. Op
de markt, en dat is heel erg belangrijk, ook al merk je er als gewone of professionele bezoeker
weinig van, wordt er allerlei rotzooi verkocht die wij in ons hele leven niet te zien zullen
- 131 -
krijgen. Het gaat van artfilm tot porno tot obscure horror tot slechte historische drama’s op
de Mongoolse steppe. Maar dat is wel een redelijk belangrijk iets. Het zit er niet voor niets in
de kelder, een soort ondergrond waar ook de rest van die artistieke producties kunnen
floreren. Je ziet maar heel weinig dat er een filmcultuur is. Alleen in landen die tien films
voortbrengen zie je soms dat het aantal artistiek hoogwaardige producties groter is dan het
aantal commerciële succesfilms. Maar bijna altijd is een filmcultuur gebaseerd op een
commerciële productie, bijvoorbeeld voor de binnenlandse markt. En een aantal artistieke
uitschieters reflecteert zich op één of andere manier altijd op een filmfestival. Het enige
filmfestival dat ik ken wat dat niet heeft, is bijvoorbeeld het filmfestival in Wenen waar het
echt alleen maar over filmkunst en filmgeschiedenis gaat, maar dan wel met een duidelijk
geëngageerde insteek.
Dat is een historisch filmfestival?
Nee, maar ze hebben altijd een samenwerking met het Oostenrijkse filmmuseum voor een
retrospectief dat een maand duurt. En daarmee hebben ze dan echt een enorm belangrijk
programmaonderdeel.
Dat maakt deel uit van het filmfestival?
Ja.
Is dat dan ook een functie van filmfestivals? Dat historisch belangrijke filmerfgoed
ontsluiten?
Ik vind het niet een hoofdtaak, want ik vind het eigenlijk gewoon een taak van filmmusea,
maar ik vind de contextualisering en de duiding daarvan wel een taak waar filmmusea en
filmfestivals samen aan zouden moeten werken. Dat is bijvoorbeeld wat in Wenen gebeurt.
Heel zelden zijn het retrospectieven van een persoon. Het zijn zeer vaak thematisch
georiënteerde retrospectieven. Vorig jaar had Tom Andersson, een filmmaker uit Los
Angeles, de film ‘Los Angeles places itself’ gemaakt, een retrospectief, samengesteld met alle
- 132 -
films waarin Los Angeles een rol speelde die hij voor de documentaire had gebruikt. Het zijn
ook vaak onbekende, vergeten of verloren gewaande films. Dus dan contextualiseer je iets,
dus dan is het meer dan ze alleen maar tonen. En dan is het prachtig dat je als filmfestivals
samenwerkt met een filmmuseum, vooral als je als filmfestival ook geïnteresseerd bent in
onafhankelijke Amerikaanse cinema, want dan zit er ook nog een hedendaagse component
aan.
De economische functie, ik heb er een interessante quote over van Marijke De Valk:
‘Filmfestivals are nodal points in an international network’. Dat is een economische
insteek. Wat vindt u daarvan?
Is dat perse economisch?
Ja, het is een vraag natuurlijk.
Ja, dat zijn ze. Maar het is duidelijk dat het knooppunten zijn en soms ook heel letterlijk.
Filmmakers die een nieuwe film hebben, reizen vaak een half jaar of een jaar lang alle
filmfestivals af in een soort karavaan over de wereld. En zo ontmoeten ook distributeurs,
sales agents, bioscoopeigenaars, maar ook journalisten elkaar een aantal keer per jaar op
filmfestivals, dus in die zin zijn filmfestivals ook voor hen knooppunten of kruispunten of
‘vliegvelden’. Het is erg mooi wat Rem Koolhaas over vliegvelden schrijft: ‘het zijn plekken
waar mensen voortdurend onderweg zijn en elkaar even ontmoeten’. Dat zijn filmfestivals
natuurlijk ook, dus van daaruit komt er een soort uitstraling naar lokale markten. Je hebt
natuurlijk in elke beroepssector een circuit van congressen, maar in de filmbusiness is dat
tamelijk geavanceerd. Niet alleen begint er elke dag wel ergens ter wereld een filmfestival,
maar elke week begint er ook een belangrijk filmfestival. Dus in principe kunnen mensen
voortdurend onderweg zijn en elkaar ontmoeten. De festivalwereld is in die zin ook weer
een virtuele wereld of een soort filmische landkaart die over de echte wereld heen ligt.
Als het zo hard samenhangt, is het dan een goede zaak dat filmfestivals samenwerken? Of
is dat niet nodig?
- 133 -
Nee, ik vind dat het niet perse hoeft. Volgens mij gebeurt het ook niet bijzonder veel, want
volgens mij zijn filmfestivals ook ergens concurrenten van elkaar, zeker op het gebied van
programma. Misschien dat kleine filmfestivals samenwerken, maar die zullen elkaar niet in
de weg zitten. Cannes en Berlijn gaan niet samenwerken. Rotterdam en Berlijn ook niet. Er is
wel informeel overleg over titels, maar iedereen wil natuurlijk toch zelf de exclusiviteit van
een bepaalde titel hebben en dat is ergens ook wel goed. Alhoewel je je soms kan afvragen
van ‘in Rotterdam of Berlijn draaien zoveel films. Als er vijf films hetzelfde zijn, gaan
mensen daar niet over vallen want ze zullen dan wel een andere film gaan kijken’. Maar het
heeft met veel meer andere dingen te maken. Als een film bijvoorbeeld ergens een
wereldpremière is, dan is dat ook weer goed voor wat erover wordt geschreven, hoeveel
reclame erover verschijnt, en dat is dus goed voor de naam van je filmfestival. Dat is dus een
heel complex gegeven.
Wat daarbij aansluit, filmfestivals hebben een kruispuntfunctie om ‘traffic in cinema’ te
creëren.
Ja, maar is het één het gevolg van het ander? Dat weet ik dus niet. Wat is de kip en wat is het
ei?
Filmfestivals zijn een facilitator?
Ja, deels, maar ze zijn deels ook steeds meer doel. Er zijn steeds meer films, en dan kom je al
een beetje op die veranderende functie, die alleen op filmfestivals vertoond zullen worden.
Die films hebben een hele lange, rijke carrière op 17 filmfestivals. Ze trekken daar meer
bezoekers dan ze zouden hebben getrokken dan wanneer ze ergens in de bioscoop zouden
zijn uitgekomen. Maar dat is wel een circuit waar heel erg rekening mee te houden is en
zeker voor de toekomst rekening mee moet worden gehouden. Aan de ene kant creëren
filmfestivals verkeer, aan de andere kant is het feit dat de filmfestivals er zijn misschien een
doel om films daar te vertonen die anders niet vertoond zouden worden. Ik vind niet dat je
zover kan gaan dat er ook films speciaal gemaakt worden om alleen maar daar te vertonen.
Dus eerder de context van ‘het kan op de duur niet meer anders’?
- 134 -
Ik denk dat het zo is. Maar er zijn natuurlijk wel films die worden omschreven door mensen
als typische festivalfilms.
En wat is dan een typische festivalfilm?
Dat zijn toch doorgaans meer op artistieke prestaties gerichte films die wat experimenteler
zijn en wat meer vergen van de toeschouwers. Doordat er natuurlijk een plek is om die films
te vertonen, worden ze ook gemaakt. Dus het werkt wel in twee richtingen.
Is dat een trend?
Ik denk dat je dat wel voorzichtig een trend zou kunnen noemen. Of toch een ontwikkeling
waar ik de indruk van heb dat die versterkt.
Worden filmfestivals op die manier een grote concurrent van de klassieke arthouses?
Ja, dat is echt waar. We staan op dat gebied echt op een overgangsmoment, een turning
point. Dat heeft te maken met het feit dat filmfestivals, en dan heb ik het voornamelijk over
filmfestivals als Gent of Rotterdam, enorm hebben kunnen groeien en toenemen door iets
wat een cultureel verschijnsel is. Mensen willen graag naar een event kunnen gaan. Ze gaan
graag ergens heen wat een meerwaarde heeft boven het kleine gebruikelijke uitje. Daarom
gaan ze naar Pinkpop of Werchter en zien dan zeven bands op een dag, of ze gaan naar een
hele grote massatentoonstelling waar je al maanden van tevoren een toegangsticket voor
moet kopen bij een plaatselijke supermarkt. En de rest van het jaar gaan ze niet meer naar
kleine bandjes, niet meer naar musea en ook niet meer naar de film. Dus mensen willen
graag iets doen in een weekend of in een gecomprimeerde hoeveelheid tijd met de schijn van
avontuurlijkheid, maar eigenlijk is het een tamelijk voorgeprogrammeerd tracé dat ze
moeten aflopen. Mensen zijn bereid om bijvoorbeeld minder geslaagde films te zien, net
omwille van die totaalervaring. Zoiets als een ‘Latin-American filmfestival is een heel goed
voorbeeld van een filmfestival waar mensen ook bijvoorbeeld met eten en met muziek zodat
mensen het gevoel hebben dat ze bijna een soort reis maken. Het is meer dan alleen de
cinema dat telt. Het is de totaalervaring. Door dat soort filmfestivals, waardoor je zou
kunnen zeggen dat misschien het bezoek aan dat soort films wel gelijk is gebleven of
- 135 -
misschien gestegen, is het niet al te speculatief om te zeggen dat het bezoek aan dat soort
films in de reguliere uitbreng in bioscopen zal dalen, want die mensen hebben hun
filmquotum gehad en vaak hebben ze dat soort films al in zo’n festivalcontext gezien. Wat je
ook ziet als gevolg daarvan is dat de arthouses ook meer als cinematheken zijn gaan
programmeren, dus niet meer één film drie keer dag inzetten, maar veel films vertonen. In
Nederland is dat zeer opmerkelijk: om half acht, om negen uur en om half elf worden telkens
andere films gespeeld. Het keuzeaanbod en de diversiteit is daarmee enorm vergroot.
Daarvan vraag ik me serieus af of dat uiteindelijk ten goede komt aan de films, ‘de film’ zelf.
De hoeveelheid onzin en secundaire kwaliteit is natuurlijk ook enorm vergroot door de groei
van het aanbod en de groei van de diversiteit. Het zou wel eens goed zijn als er striktere
keuzes zouden worden gemaakt qua distributie waardoor er beter en met meer aandacht
naar goede films zou kunnen worden gekeken. Wat er uitkomt in filmtheaters, wat er op die
manier aan een publiek wordt gepresenteerd. In Nederland komen bijvoorbeeld heel veel
Franse films in bioscoop die hier eigenlijk niet persé zouden moeten uitkomen. Dat komt
door allerlei combinatiedeals met rechten die veel de hele Benelux worden gekocht. Die films
ontnemen als het ware ook het zicht op de goede, de betere Franse films die er wel zijn. Want
Nederlanders gaan niet naar veel Franse films. Dus in plaats van 20 Franse films waarvan 5
goede en 5 uit het middensegment, waarom niet de 10 beste films nemen en die dan goed
programmeren? En ze ook enige tijd laten draaien zodat mensen ze ook kunnen vinden. En
dat vind ik heel erg het gevolg van die verstrooiing die door die minifestivalletjes is ingezet.
En zijn die filmfestivals dan de oorzaak?
Het is een cultuursociologisch fenomeen, ik ga me niet aan ‘kip of ei’ uitspraken wagen. De
filmfestivals zijn misschien niet de oorzaak, maar de filmfestivals zijn er goed op
ingesprongen en hebben misschien daarvoor zo’n maatschappelijke tendens versterkt. In
ieder geval zijn ze daardoor wel medeverantwoordelijk.
Als we dit bekijken, is dat dan wat we juist behandeld hebben? Of is dat een andere
discussie?
Nee, dit is voor een deel wat we behandeld hebben. Het zijn gewoon twee opvattingen. Ik
sta, denk ik, meer op dit punt en dit is het positieve argument, namelijk dat filmfestivals juist
- 136 -
goed zijn voor de arthouses. Dat is met name in Nederland in de jaren ’70 zo geweest toen de
filmhuizen of filmtheaters opkwamen als gevolg van de oprichting van het filmfestival van
Rotterdam. Ook het feit dat Hubert Bals ook films ging distribueren, heeft ertoe geleid dat
een heel circuit van die kleinere arthouses gekomen is in Nederland waar die films ook
vertoond konden worden. Rotterdam had toen een heel gunstige invloed op wat er in de rest
van de filmtheaters te zien was. Dat is echt een beweging die in de jaren ’70 is ingezet.
Eigenlijk gebeurde het ten gevolge van het feit dat Bals eerst met filminternational en later
ook met filmfestival Rotterdam ook films ging distribueren. Een beetje verglijkbaar met wat
Open Doek doet door zelf films in distributie te nemen: het verlengen van de films, ze een
langer leven gunnen in de zalen, ook na afloop van het filmfestival. Nu vind ik dat we in
Nederland, hoewel we nog steeds een heel goed arthouse-circuit hebben, internationaal
gezien uniek zijn. Ik ken geen land ter wereld dat dit aanbod heeft en waar het aanbod ook
zo rijk is als in Nederland. Maar nu hebben we duidelijk te maken met een crisis in de
arthouse die je in de ons omringende landen ook ziet. Wellicht gaat het daar om andere
redenen. Je zou eigenlijk ook de situatie in Denemarken erbij moeten nemen, waar je door de
stimulans van het filminstituut ook een heel fijnmazig netwerk hebt waar films meer in
buurthuizen worden vertoond. Ik weet dat het in Duitsland, Engeland, België of Frankrijk
met die arthouses anders is gesteld. En de reden dat ze dan ook nog de deuren moeten
sluiten komt niet perse door die filmfestivals, maar in België komt het volgens mij meer door
die multiplexen.
Is dat niet zo in Nederland?
In Nederland hebben we er eigenlijk nog steeds geen op die manier. Er zijn er wel een aantal
maar die zijn toch veel kleiner. Ik denk dat dat in België een veel belangrijkere reden is
geweest voor het feit dat het bezoek uit de binnensteden is weggetrokken waardoor die
arthouses niet meer konden overleven in een stedelijke situatie. Het is voor elk land een
beetje anders. Ik denk dat je in Nederland kan zeggen dat op dit moment de crisis in de
arthouses, wat overigens niet met neergaande bezoekersaantallen gepaard gaat, maar meer
met een soort indifferentie in de programmering, het gevolg is van die festivalisering. Maar
de filmtheaters in Nederland reageren daar wel redelijk adequaat op, ook al is het misschien
te laat, door van hun arthouses ook weer totaalplekken te maken waar mensen ook naar het
- 137 -
café kunnen gaan, waar ze ook kunnen eten, waar ze langer kunnen blijven dan alleen maar
voor de film. En daarmee houden ze de bezoekers wel vast. De conclusie van dit alles is dat
het twee kanten op werkt, maar het lijkt het er in mijn opinie op dat de toename van het
aantal filmfestivals een concurrentie dreigt te worden voor de arthouses.
Moeten filmfestivals daar aandacht voor hebben? Is dat belangrijk? Of moeten ze gewoon
verder doen zoals ze bezig zijn en de functies vervullen die we reeds hebben besproken?
Nee, filmfestivals moeten daar wel degelijk aandacht voor hebben want ze maken natuurlijk
onderdeel uit van een filmcultuur, of die nu lokaal, nationaal of internationaal is. En die
moeten ze niet kannibaliseren. Op het moment dat er geen leven is buiten het filmfestival,
creëer je zo’n reservaten van film waarbuiten film niet kan bestaan. Dan creëer je ook een
soort cinefiele elite die alleen maar kennis heeft van films, maar dan vindt er geen cross-over
meer plaats naar een groter of ander publiek. Dus ik vind dat filmfestivals daar zeker een
taak of zelfs een verantwoordelijkheid in hebben.
Hoe moeten ze daar dan mee omgaan?
Dat is lastig, want hun belang is op dat moment natuurlijk strijdig aan het belang van de
filmtheaters. Want zolang de filmfestivals zoveel mogelijk premières en interessante films
kunnen vertonen, is dat goed voor het filmfestival want er komen veel mensen naar kijken.
Dan zouden ze kunnen gaan denken van ‘who cares’ dat die films naderhand nog in de
bioscopen te zien zijn en dat ze daar minder bezoekers trekken. Maar ze moeten zich
realiseren dat met name de kleine en onafhankelijke distributeurs die zich hard maken voor
dat soort films, ook alleen maar kunnen bestaan als dat soort films een leven hebben buiten
de filmfestivals. En als ze dat kannibaliseren, kannibaliseren ze uiteindelijk ook zichzelf want
dan is er geen bedding meer voor die films om in te vallen, cultureel gezien dan. Filmcultuur
is niet iets dat ophoudt na tien dagen, ook niet waar we het al eerder over hadden in het
kader van dat event-denken van je gaat ergens heen en dan heb je jouw dosis film voor een
jaar gehad. Maar als het daar ophoudt, dan vindt er ook geen discours plaats en kunnen er
geen tradities en geen kijkgewoontes ontstaan.
- 138 -
Zijn die kijkgewoontes belangrijk voor een filmfestival? Ik bedoel dat een filmfestival er
mee moet voor zorgen dat mensen zin krijgen in bepaalde soorten films?
Dat hoeft een filmfestival niet perse te doen, maar het is wel een cultureel bijverschijnsel van
een volwassen filmcultuur dat mensen geavanceerd kunnen kijken naar een bepaalde film en
naar wat er op filmgebied aan de hand is. Zo’n filmcultuur kan alleen ontstaan als het
permanent is en niet alleen maar aan een filmfestival gekoppeld. Ik denk dat de meeste
filmfestivals zichzelf natuurlijk ook een educatieve taak toedichten, gezien ze ook
hoogwaardige films programmeren die iets vereisen van de toeschouwers. Ik ben altijd een
beetje huiverig om dat heel erg directief te willen zien en te zeggen dat een filmfestival dat
moét doen. Het zijn absoluut dingen die meespelen, dat is zeker.
Is dat ook zo voor kleine filmfestivals?
In principe geldt dat natuurlijk voor alle filmfestivals, dus ook voor de kleine, maar wat we
ook eerder al zagen was dat kleinere filmfestivals vaak ook kleinere ambities hebben,
bijvoorbeeld in het aanspreken van een doelgroep. En die doelgroep is vaak al wat gewend,
die mensen hoef je niet meer echt te sturen of op te voeden of te informeren in hun
kijkgewoontes. De mensen die bijvoorbeeld op een horrorfilmfestival komen, weten vaak
beter dan de programmeurs wat er speelt en wat ze belangrijk, vernieuwend, interessant en
eng vinden. Zo zal het voor een Latin American filmfestival iets anders zijn omdat het ook
een iets ander doel heeft, het heeft meer te maken met mensen te laten kennis maken met een
cultuur in iets bredere zin waar film een belangrijke uitloper van is.
Een volgende grote functie die filmfestivals kunnen hebben en vroeger zeker hadden, is
de politieke functie. Is dat belangrijk?
Ik vind het engagement van een filmfestival om dingen te agenderen, niet alleen in politieke
zin, maar in hele brede zin, zeker iets wat een filmfestival een meerwaarde geeft boven een
verzameling films. Als programmeurs of de directie van een filmfestival iets neerzetten, iets
meegegeven, dan kan dat enerzijds door het vertonen van politieke cinema, maar dat hoeft
niet. Ik vind dat het bijvoorbeeld ook een soort, een vorm van politiek is als je met thema’s
- 139 -
werkt, bijvoorbeeld ‘de dood’. In die zin geloof ik dat alles een politieke dimensie heeft.
Misschien is ‘de dood’ of malaise of neerslachtige depressieve gevoelens nu wel iets wat
speelt in de maatschappij of mee gaat spelen ten gevolge van de kredietcrisis en dat soort
dingen. Dus dan kan je wel denken dat we films moeten hebben over de armoede of
dergelijke thema’s. Maar je kan ook denken dat we aandacht moeten hebben voor de
existentiële component daarvan. Je ziet dat filmmakers zich plots met vragen gaan
bezighouden over de zin van het leven. Dat vind ik eigenlijk het geven van een politieke
dimensie aan de programmering, ook al is het geen politiek onderwerp. Het gaat om
inspelen op wat er heerst in de wereld en dat vind ik altijd politiek. Maar dat komt ook een
beetje door bijvoorbeeld hoe de Nouvelle Vague de auteurspolitiek ontwikkelde, zij
noemden dat ook de ‘politique des auteurs’ omdat ze het een statement vonden om
filmmakers als auteurs te zien. En dan denk ik dat je zo ook kan spreken over anderen
vormen van politiek. Bijvoorbeeld de politiek van de festivaldirecteurs om een statement te
maken over film. Want hoe moet je het anders noemen? Je zou het een esthetisch statement
kunnen noemen, maar dat is het niet helemaal want het zijn wel altijd films die zich
betrekken op de wereld. Daarom hecht ik er wel aan om dat ook politiek te noemen.
Een soort van onderwerpen en thema’s onder de aandacht brengen?
Ja, en herkennen. Je hoeft het niet eens zo zeer van bovenaf op de agenda te zetten. Het gaat
ook om de fijngevoeligheid van de programmeurs om te herkennen wat er speelt en om het
te herkennen als een film uit Uruguay en een film uit Duitsland en een film Thailand over
hetzelfde onderwerp handelen. Dat kan toeval zijn, maar je kan ook denken dat het meer een
vorm van gelijktijdigheid is. Er zijn misschien op verschillende plekken in de wereld mensen
die zich ergens mee bezig houden en dat komt naar voor in die films. Je kan dat nooit
bewijzen want er zijn natuurlijk meer films dan je fysiek kunt zien, dus het kan ook echt
toeval zijn, want waarom zou toeval geen rol mogen spelen in wat je laat zien. En waarom
mag de programmeur ook niet een handschrift hebben in wat hij of zij belangrijk vindt?
Dus het gaat om verhalen vertellen door middel van uw programmatie?
Ja.
- 140 -
Wordt het dan op die moment ook een culturele functie?
Ja, zeker. Dat kan ik alleen volmondig beantwoorden.
Is dat dan het enige dat we een culturele functie kunnen noemen? Of is de culturele
functie breder dan dat?
Nee, het is natuurlijk ook breder want je zegt iets over de filmcultuur op dat moment of over
hoe de filmcultuur zich tot de rest van cultuur verhoudt. Wat ik ook belangrijk vind is dat je
als programmeur van een filmfestival altijd bezig bent met het maken van scenario’s en op
die manier signaleer je wat er mogelijk aan de hand zou kunnen zijn. Je bent in die zin ook
een avant-gardistisch, je loopt voor de troepen uit. Ik ben niet zo zeer geïnteresseerd in
filmfestivals die mij een stand van zaken laten zien, ik ben altijd geïnteresseerd in dingen die
dat net een beetje op de spits weten te drijven, me tegen de grenzen aan weten te duwen. Net
zoals dat gaat met kranten, ik ben niet geïnteresseerd in journalisten die schrijven over
filmzaken die we al weten. Het is toch veel interessanter om te zoeken naar wat nieuw is en
wat ons daarin uitdaagt.
En hoe zie je dat dan concreet?
Het is niet zo spannend om naar een filmfestival van Cannes te gaan en als journalist te
schrijven over ‘Indiana Jones 4’, want de hele wereld weet al, door de marketing, dat die film
daar draait. Het is veel interessanter om op zoek te gaan naar iets wat de Indiana Jones van
de toekomst kan worden of iets wat nooit de Indiana Jones van de toekomst kan worden om
een bepaalde reden. Kortom op zoek gaan naar andere trends die van nu en van morgen zijn.
Dat vraagt wel heel veel van de persoon die daar uiteindelijk voor in staat. Zijn kunde om
dat te bereiken is belangrijk. Heeft hij die vaardigheden niet, dan is het er niet.
Ja, maar dat geldt voor alles. Ik vind dat je aan filmfestival-programmeurs en alle mensen
daarom heen de hoogst mogelijk eisen moet stellen op het gebied van het hebben van
affiniteit met wat er aan de hand is met film. Het gaat om kennen, deels traditioneel, deels
gevoelsmatig en deels omdat ze geluk hebben dat ze door hun ervaring en kennis goeie
dingen weten te vinden. Dat is niet altijd te beredeneren, dus voor een deel is dat ook geluk.
- 141 -
Altijd in eerste instantie doen met wat er is en daar moet je dan mee werken.
Ja, maar er is genoeg. Mensen klagen wel eens dat er te weinig films zijn. Er zijn te weinig
echt hele goeie films, maar als je een programma maakt, kijk je natuurlijk ook naar meer dan
alleen maar goede films. Waarom ging het fout met het Nederlandse elftal? Omdat er alleen
maar solisten in speelden. Het gaat om een team, een team dat ook met elkaar iets moet
hebben. En bij films is dat ook zo. Op een filmfestival moeten de films ook met elkaar
resoneren en met elkaar in gesprek gaan en elkaar aanvullen en elkaar uitdagen. Zo moet je
aan het einde van een filmfestival het gevoel hebben dat je iets hebt meegemaakt, dat de drie
competitiefilms die je op één dag ziet, jou iets vertellen, met elkaar. En dat moet bij voorkeur
een groot en verwarrend verhaal zijn, maar het moet wel een verhaal zijn.
Je zei juist dat er niet veel goede films zijn. Is het dan een functie van filmfestivals om
daar een soort van gate-keeper, een gids te zijn?
Ja, maar ook om bij de films die niet 100% geslaagd zijn, of die moeilijk zijn of weerbarstig,
zoveel vertrouwen in te hebben dat ze die films vertonen. En dan gaat de hele filmcultuur
spelen: er zijn mensen die erover schrijven, er zijn journalisten en de critici die daarover
willen schrijven omdat ze de dingen waarop de film zich beroept interessant genoeg vinden;
er zijn distributeurs die het toch willen vertonen; er zijn, in het geval van Cannes dan,
kleinere filmfestivals die ook in hun land willen vertonen. Het gaat natuurlijk niet alleen
maar om die onbetwistbare meesterwerken, het gaat om films die communiceren op een
manier met toeschouwers, een publiek van zichzelf, waardoor ze iets losmaken. En daarvoor
hoef je niet perse een onbetwist meesterwerk of een succesfilm te zijn, want dan krijg je ook
weer van die ‘Hollywoodfilms’ zoals Indiana Jones of Batman. Die films hebben, ondanks
alle subtekst, toch maar één manier waarop ze al hun toeschouwers willen bereiken, want
anders bereik je niet die moderne toeschouwers. Maar andere films raken een beetje in
gesprek en dan moet je ook als toeschouwer tijdens het kijken iets teruggeven. De rol van het
filmfestival is dan om te faciliteren dat het gesprek er is. Cannes is op dat gebied natuurlijk
showcase. Daar vindt de discussie plaats in de pers. Maar bij kleinere filmfestivals kun je
debatten organiseren, Q&A’s, retrospectieven, publicaties, filmmakers die met het publiek
praten, … Cannes is voor de professionals. Maar de dingen die ik zei, is meer voor
filmfestivals als Gent, Rotterdam, … En dat is gewoon een beetje de volgende cirkel of de
- 142 -
volgende trap. Maar ik Cannes gaan wel al die filmmakers met de pers praten, dus door de
interviews die de pers maakt, komt ook wel een deel van de communicatie op gang. Hhoe
fijnmaziger dat netwerk zich vervolgens uitbreidt, hoe dichter je dat bij het publiek laat
komen en hoe meer die communicatie ook tot stand komt.
Komt daar dan ook een educatieve functie naar boven?
Ja, zeker bij kleinere filmfestivals die meer context kunnen aanbieden en die meer kunnen
programmeren in communicatie met het publiek, komt er een educatieve functie naar voren.
Maar ik weet nooit precies wat een educatieve functie is als we erover praten.
Wat is voor u een educatieve functie van een filmfestival?
Waar het mij aan doet denken, is zoals je het op school geleerd hebt, waar er iemand komt
vertellen van ‘deze film is zo en zo en dat en dat wordt ermee bedoeld’, alsof het een
wiskundige formule is. Eerlijk gezegd, ik weet het niet goed. Ik zie wat filmfestivals doen
met scholierenvoorstellingen, met inleidingen, met nagesprekken, met lesmappen, … en ik
vind dat alles tamelijk primitief omdat het directief is. Er is iemand die het beter weet en die
gaat aan de toeschouwers uitleggen hoe het zit. Volgens mij is de enige echte educatie die je
bij film kunt geven, niet te geven, want iedere mens heeft ogen en een verstand en die moet
hij gebruiken. Maar hoe leer je iemand zijn ogen te gebruiken, hoe leer je iemand kijken? Hoe
leer je nou geconcentreerd te zijn op dit gesprek als je ondertussen al lang hebt gezien dat er
daar naast de bar een hele rare witte kaketoe zit met een fel fluorescerend ding waar ie af en
toe op mag spelen. Met film is het ook zo. De actie of de dialoog is hier, maar de filmmaker
heeft bewust iets in een hoek gezet, dus moet je daar ook op letten. Vaak moet je dan heel
flauw zeggen van ‘kijk ook eens naar daar’ of ‘kijk ook eens naar de kleur’. Maar er is niets
mooier om dat zelf te ontdekken. Dus hoe leer je mensen dat te ontdekken? Ik doe dat graag
en ik vertel ook graag over film en ik geef graag les of ik ontwikkel graag methodes
daarvoor, maar ik blijf het echt heel primitief vinden. Wat ik echt een supergoed voorbeeld
vindt is wat vorig jaar de filmkrant Filmmagie, Open Doek en het Dommelhof in Neerpelt
hebben gedaan: toen hebben we bewust nagedacht over een andere manier om over één film
te praten, namelijk niet historisch, niet cultureel, niet echt thematisch, maar we hebben toen
meer een associatiepallet samengesteld. De film was ‘The morning forest’ en ging over
- 143 -
rouwverwerking, bos. Toen zijn we gaan associëren en fantaseren over thema’s, kleuren,
motieven, stijl en daar hebben we toen een pro forma rond samengesteld. Zo hebben we ook
heel veel verschillende bossen laten zien aan de mensen die er waren waardoor als het ware
het genot ook geïntensifieerd werd om naar het bos in ‘the morning forest’ te kijken. Ik vind
dat er op dat terrein veel meer zou moeten gebeuren om dat soort dingen te ontwikkelen.
Het is wat mij betreft echt een braakliggend land op dit moment. Want het gebeurt niet. Ik
vind dat filmfestivals daar echt iets laten liggen, want dat zijn tegelijkertijd nieuwe vormen
van programmeren. Je kunt ook meer associatief werken, meer open, meer gebruik makend
van die enorme mediatisering in de wereld om ons heen, daar creatieve verbanden in leggen,
cross-overs maken van film met andere uitingen in andere media of in de cultuur of in de
geschiedenis of in de politiek, de gevoeligheid prikkelen bij mensen om dat te zien. Dat is
denk ik echt filmeducatie van de toekomst. Dat gaat gelijk op met de filmkritiek van de
toekomst en dat gaat, wat mij betreft, ook gelijk op met hoe filmfestivals in de toekomst zich
zullen moeten gaan registreren.
En hoe, om daar iets concreet rond te maken, zie je dat dan?
Je laat het lineaire programmeren en het lineaire los en je gaat meer dimensionaal denken
over film. Dat is sowieso een ontzettend leerzaam moment omdat daarmee ook het
plotgerichte denken over film wordt losgelaten. Net zoals film niet een verhaal is, is film ook
niet een ding dat je van a tot z kunt navertellen of analyseren. Film is iets wat als het ware
voortdurende erupties heeft naar andere werelden toe. In onze beperkte driedimensionale
ruimte moet je toch meer dimensionale modellen ontwikkelen voor hoe film aanleiding kan
zijn om in een educatief moment, maar dus ook in een programma, even een videoclip te
laten zien of iemand die een gedicht komt verlezen of iemand die iets komt vertellen over de
geschiedenis. Dit omdat film al onze ervaringen ook bundelt. Film is niet, zoals alle kunst,
één ding. Film is én taal én beeld én tijd én ruimte én kostuums én muziek én geschiedenis.
Waarom zou je je dan moeten beperken om, zoals zo vaak gebeurt, alleen maar te kijken naar
de plot en de betekenis van het verhaal.
Dat je bijvoorbeeld een traject maakt rond het gebruik van kleuren in films of kostuums
in film?
- 144 -
Dat en waarom het heel erg dringend wordt om zo na te denken over film heeft ook te
maken met het feit dat onze beleving van tijd heel erg verandert op dit moment in de
maatschappij omdat we de virtuele ruimte hebben gecreëerd door middel van internet. We
kunnen dus tegelijkertijd op vele plaatsen zijn. Je zit achter je computer en iedereen is
multimediaal bezig. Je bent aan het werk, ondertussen aan het chatten en facebooken, nog
even de laatste nieuwtjes lezen en naar muziek luisteren. Je kan het niet allemaal met
dezelfde concentratiespanne krijgen, maar er is wel een vorm van gelijktijdigheid waardoor
mensen al die dingen waarnemen en meemaken. En één van de reacties daarop is dat de
filmmakers juist niet zo’n soort films gaan maken, maar films zijn gaan maken die duren.
Tegenover tijd is opeens het begrip van duur komen te staan. Maar je kan de duur van films
alleen maar ervaren als je je bewust bent van je omgang met tijd. Je kunt je namelijk alleen
maar overgeven aan iets wat opeens wel of niet lineair is als je weet dat je de tijd allang
achronologisch en alineair ervaart. Maar hoe leg je dat aan iemand uit, want dit kun je niet
uitleggen door het te zeggen. Dat leer je toch best door het te doen.
Als je dan de nieuwe programmatievorm neemt, dan vraag je enorm veel van je publiek,
niet? Want zij moeten op een heel andere manier met film gaan omgaan?
Maar ze doen het al. Ik vind het niet een soort populaire manier om aan te sluiten bij hoe je
alles laagdrempelig maakt, daar ben ik echt allergisch voor.
Voor het laagdrempelig werken om mensen naar de film te krijgen?
Ja, want dat vind ik namelijk ook een heel erg dedain voor mensen, ook voor mensen die
misschien om wat voor reden dan ook geen enorme culturele bagage hebben. Die mensen
moet je altijd serieus op hun eigen merites aanspreken en dat mag je nooit laagdrempelig
noemen. Ik geloof niet dat kunst democratisch is, dus ik geloof ook niet dat het voor iedereen
op dezelfde manier te ervaren is. Maar iedereen is zo gewend om tegelijkertijd impulsen
binnen te krijgen en een plek te geven, bewust of onbewust. Het moet liggen in het gegeven
dat je mensen gewoon bewust maakt van het plezier. En er zijn ook filmmakers die zo filmen
en die zo werken en zo denken en die moet je daar ook zeker bij betrekken. Bovendien zijn
dat de toonaangevende filmmakers van nu. Dat zijn mensen die heel intuïtief kunnen
werken, maar die wel een soort ratio geven aan het proces. En in dat proces zou je het
- 145 -
publiek moeten meenemen. Dan krijg je een soort stap waarmee niet alleen de cinema als het
ware in zijn tijd staat, maar ook het nadenken en het praten en het ervaren van cinema. En
als het abstract klinkt, het is lastig om concrete voorbeelden te geven. Bijvoorbeeld de film
‘Liverpool’ van een Argentijnse filmmaker. Het is een rustige, trage film over een man die
terugkeert naar zijn dorp en daar een aantal dingen ontdekt. En er is misschien wel iets
verschrikkelijks gebeurd, maar dat kom je nooit te weten. Je kan over die film denken als een
trage film die ook al niet op al je vragen antwoord geeft. Maar je kan je ook bewust maken
van het feit dat we altijd een plot willen hebben en dat we altijd een reden willen hebben
voor dingen. Dat is iets wat we erg gewend zijn om te doen, iedereen houdt van thrillers en
spannende misdaadverhalen met plots en antwoorden. Maar wat doet het eigenlijk met ons
als we ergens bespeuren dat er iets verschrikkelijks is gebeurd en je krijgt er geen reden
voor?
Een beetje zoals ‘Lake Tahoe’?
Ja, dat is heel goed hetzelfde verhaal. ‘Liverpool’ heeft namelijk bijna hetzelfde wat ‘Lake
Tahoe’ heeft. In ‘Lake tahoe’ wordt nog uitgelegd wat de titel betekent, in ‘Liverpool’ wordt
het niet eens meer uitgelegd. Maar de beide filmmakers hebben daar wel een reden voor. Het
zijn leuke jonge jongens, ze weten wel hoe ze ons moeten verleiden en ze kunnen goed
uitleggen wat ze doen. Maar nu geven ze grote, ellenlange interviews, waarom doen we niet
ons best om van hun verhalen de heldenverhalen te maken omdat die twee films veel meer
vertellen over hoe we de wereld kunnen ervaren.
We zijn nu over verandering bezig en hoe het dan concreet wordt. Zijn er dingen waaraan
je nog denkt?
Ik denk dat het enige filmfestival dat niet echt zal veranderen het filmfestival van Cannes is.
Dat heeft zo’n naam en zo’n traditie en zo’n uitstekende locatie, daar zou iedereen graag de
beste films van de wereld willen blijven vertonen en daar zal iedereen ook graag over de
rode loper gaan. Zij kunnen een traditioneel filmfestival blijven. De enige grote bedreiging
voor Cannes is natuurlijk de digitalisering en de piraterij. Op het moment dat films heel erg
snel al digitaal beschikbaar komen zou de reden voor mensen kunnen verdwijnen om naar
het filmfestival te gaan. Anderzijds moeten mensen natuurlijk elkaar blijven ontmoeten om
- 146 -
zaken te doen, maar dat hangt ook met heel veel andere dingen samen. Als reizen heel duur
wordt, als de economie instort, … dan kunnen er redenen zijn waarom filmfestivals niet
meer door al die duizenden mensen worden bezocht. Er kunnen externe factoren zijn, maar
voor de rest zal het filmfestival van Cannes niet heel erg veranderen. Ik denk ook dat Berlijn
niet heel erg zal veranderen omdat Berlijn een belangrijke springplank is voor de
Amerikaanse en nieuwe films. Berlijn heeft ook de ‘talent camp’ opgericht. Ze investeren in
talenten en daarmee in de toekomst. Daarmee creëren ze een soort nieuwe community die
het filmfestival bestaansrecht geeft. Het is ook een binding. Die mensen zouden graag
terugkomen om daar hun film in première te laten gaan. Het is echt een uitstekend ding. Dat
is een hele goede zet geweest van het filmfestival van Berlijn om in de toekomst te
investeren. Het filmfestival van Venetië zal ook nog wel blijven bestaan omdat het iets heeft,
maar dat hangt altijd van af wie daar de directeur is en wat voor films er draaien. Het kan
ook altijd minder belangrijk worden omdat het geen markt heeft. Dat is een andere reden
waarom Cannes ook nog blijft bestaan. Ik heb een aantal artikels waarin festivaldirecteurs
aan het woord komen. Zo is er bijvoorbeeld de directeur van Toronto, een heel bescheiden
man, die zegt dat het succes van het filmfestival van Toronto ook te wijten is aan het publiek.
Ik denk dat dat in bepaalde mate bijvoorbeeld ook geldt voor het filmfestival van Rotterdam.
Zolang mensen bereid zijn om te komen, kun je veel doen. Maar ik ben nog nooit op het
filmfestival van Toronto geweest, dus ik vind het lastig om dat te bepalen. Venetië en ook
Locarno hebben een bepaald soort tradities waarvan ik denk dat die altijd wel zullen blijven
bestaan. Maar een heel aantal filmfestivals zoals Rotterdam en de kleinere filmfestivals, gaan
zich wel voor een aantal uitdagingen geplaatst zien. Heel veel daarvan zijn speculatief, dus
daar moeten we ons niet echt toe laten verleiden om lang over te praten. Maar er zijn
natuurlijk bedreigingen of uitdagingen die van binnenuit komen, zoals de digitalisering en
de veranderende beleving van film. Het is eigenlijk het voortdurend afvragen of mensen nog
de deur zullen uitgaan voor iets wat ze thuis ook kunnen krijgen. Daar moet je wel ‘ja’ en
‘nee’ op antwoorden. Er zijn zeker veel minder mensen die buiten geen pizza meer gaan eten
sinds ze een pizza kunnen bestellen bij een koerier of een pizza uit de supermarkt in de oven
kunnen schuiven, dus moeten restaurants iets anders bieden. Het gaat dan om meer
gezelligheid, meer service, betere pizza. Dus filmfestivals kunnen daartegenover zetten van
‘oke, je kan die film thuis kijken’, maar een echte bioscoopervaring is om een aantal redenen
- 147 -
niet thuis te evenaren. Dus moet je ook films vertonen die het waar maken om in zo’n ruimte
anderhalf uur van je tijd te spenderen en ernaar te kijken. Dat kan een meerwaarde hebben
omdat je daar met meer mensen zit te kijken en mensen zullen altijd andere mensen willen
blijven ontmoeten. Een andere meerwaarde kan zijn omdat de regisseur er is, dus omdat de
regisseur jou iets kan vertellen over de film waardoor je een persoonlijke band met iets krijgt.
Dat zijn allemaal dingen die filmfestivals nu ook al doen.
Ja, maar ze zullen er zich veel meer bewust van moeten zijn om dat te doen, want er zijn
maar heel weinig filmfestivals die echt goede gesprekken doen met regisseurs, waar er tijd
voor is, die erin slagen om mensen in de zaal te houden, die erin slagen om mensen in de
zaal vragen te laten stellen. Daar ligt een totaal open terrein om te bedenken hoe je dat doet
en hoe je dat beter aankondigt. Dat gaat van simpele dingen zoals voor de film in de zaal
aankondigen dat de regisseur komt, tot er in je programma rekening mee houden dat
mensen niet perse ergens anders heen kunnen. Er zijn filmfestivals die dat zo doen en die er
ook rekening mee houden. Het filmfestival in Oberhausen doet dat bijvoorbeeld. Die
programmeren zo dat er tussen de films zoveel ruimte zit dat de mensen wel met elkaar
moeten praten, bij wijze van spreken. Het is een klein filmfestival, een kleine locatie. Je kunt
niet haastig van de ene film naar de andere rennen. Zo creëer je ook omstandigheden. Maar
dit zijn eigenlijk allemaal nog uitbreidingen van bestaande taken die belangrijker worden.
De belangrijkste functie van een filmfestival van de toekomst ligt voor mij echt in de manier
waarop ze programmeren, welke films ze naast elkaar zetten, hoe ze kruisbestuivingen
tussen films laten zien en misschien ook wel tussen moderne en oudere films. Stel dat je in
een jaar met ‘Lake Tahoe’ en ‘Liverpool’ zit, dan kan je denken van ‘ik ga die twee films in de
programmering aan elkaar koppelen’. Je kan zeggen dat dit verwante films zijn. Je kan het
ook heel anders doen. Je kunt ook ‘Liverpool’, die niks met Liverpool heeft te maken en
‘Time in the city’ samen doen. Dat laatste is een film die wel gaat over de stad Liverpool.
Beide films hebben gemeen dat een man terugkeert naar een plek die belangrijk is en daar
omgaat met zijn herinneringen. Dus dan heb je eigenlijk de grappigheid dat er twee films
zijn die iets met Liverpool hebben. Eigenlijk hebben ze thematisch een soort verband omdat
ze gaan over hoe je omgaat met je herinneringen en hoe je dat filmt. Dan kan je bijvoorbeeld
een ‘double bill’ programmeren en met een beetje geluk kan je beide regisseurs uitnodigen,
- 148 -
naar elkaars films laten kijken en met elkaar in gesprek laten gaan. Dan krijg je bijna een
soort talkshow en dat is dan ook echt een programma. Dat is niet programmering in de zin
van dat je een soort treinboekje hebt met vertrektijden, maar dan heb je echt nagedacht.
Misschien betekent dat dan dat je als filmfestival minder films in zalen vertoont, maar dat je
in de zalen meer iets totaals aanbiedt, waar mensen de kans hebben om iets meer mee te
maken over de film waardoor ze aan het denken worden gezet. En misschien klopt het niet,
want misschien werkt het de ene keer wel en de andere niet, maar dan moet je dat maar goed
voorbereiden en zorgen dat die filmmakers ook mee willen doen. Ik denk dat het een soort
verrijking oplevert. In principe zijn dat dingen die ook in musea gebeuren: een samensteller
van een tentoonstelling bekijkt ook welke twee schilderijen hij naast elkaar zal hangen zodat
er iets gebeurt. Het idee van het chronologische museum waar alle schilderijen hangen van a
tot z wordt steeds meer losgelaten. Er wordt steeds meer gezocht naar manieren om
schilderijen tussen beeldhouwwerken te hangen of om ouderwetse schilderijen naast
moderne schilderijen te hangen. Het is niet gezegd dat dit het enige zaligmakende middel is,
maar het levert wel veel op omdat wij ook met allemaal dingen omgeven zijn. Soms zie je dit
en soms zie je dat en dan denk je opeens ‘die man die een uitsmijter zit te eten, lijkt me een
opa’ en dat zet je dan weer op een spoor. Die manier van associatief denken gaat ons ergens
brengen. En daar ligt echt een taak van filmfestivals denk ik.
Zijn er nog functies waarvan je denkt dat ze echt belangrijk of relevant zijn?
Ik vind ook dat filmfestivals niet te groot moeten zijn. Daar zijn heel veel discussies over,
want volgens sommigen moet een filmfestival afrekenen met een soort kritische massa -
minstens x-aantal bezoekers hebben om te kunnen overleven. Maar ik denk zeker dat hoe
meer de wereld verspreid en verstrooid raakt, hoe meer filmfestivals ook als een community
moeten werken. Niet alleen voor de professionals, want die kennen elkaar toch na verloop
van tijd, maar ook voor het publiek. Zij gaan dan ook meer mensen ontmoeten om mee te
praten. Als iedereen alleen maar de hele tijd van de ene zaal naar de andere aan het rennen
is, dan gaat het niet. Zeker een publiek gaat niet tien dagen naar een filmfestival, dat is
uitzonderlijk, en dan is het goed als ze met hun gevoelens over de films die ze bekijken iets
kunnen doen, bijvoorbeeld erover praten. Zo komt het dan tot een gesprek. Het is misschien
- 149 -
heel erg banaal, maar ik vind het heel belangrijk dat er echte ‘real life’ community’s kunnen
ontstaan over het publiek.
Ik denk nu even aan een onderzoek dat in België is gevoerd naar waarom mensen online
spelletjes spelen zoals ‘World of war craft’. Het belangrijkste wat de respondenten zeiden
was dat het een sociale functie had. Maar het blijft virtueel. Als de mogelijkheden van
msn, facebook, enz. er niet waren, dan zouden ze het niet spelen, geven ze aan. Dat is toch
maf?
Ja, maar dat spelletje is bijna een excuus om gewoon met elkaar in contact te komen.
Ja, maar van op een afstand dan?
Er worden ook voortdurend congressen georganiseerd voor gamers waarbij ze dan gaan
zitten gamen en elkaar in ‘real life’ kunnen ontmoeten. Ik ben ouderwets. Ik geloof dat
menselijk contact goed is als het effectief in de fysieke ruimte plaatsvindt en niet alleen in de
virtuele wereld.
Ik weet niet of dat ouderwets is. Is dat iets wat je ook merkt op filmfestivals? Dat er
mensen zijn die dat ook belangrijk vinden?
Ja, zeker op publieksfilmfestivals vinden mensen het belangrijk om filmmakers te
ontmoeten, om elkaar te ontmoeten. De sociale functie van filmfestivals is echt enorm en die
kan ook alleen nog maar groeien omdat die films iedereen stof tot overdenken bieden.
Misschien wordt dat wel meer op het moment dat de traditionele media verdwijnen, omdat
dan de reflectieve functie ervan, de kunst, misschien wel een grotere rol gaat spelen. Dat
hoop ik toch.
Volgende vraag die daarbij aansluit is een quote van Olivier Père van de Quinzaine. Hij
zegt: ‘de filmbeleving in zijn huidige vorm, de collectieve ervaring van projectie op een
doek in een donkere zaal, zal alleen nog beschikbaar op filmfestivals of in filmmusea. Op
- 150 -
die manier of op dat moment worden die plekken, filmfestivals en filmmusea,
tegelijkertijd kunstcentra en filmbegraafplaats’. Dat is een uitdagende stelling.
Ik vermoed dat hij gelijk heeft, maar ik hoop het niet. Ik hoop dat er nog meer plekken zullen
zijn waar mensen naar film kijken en dat die collectieve ervaring niet verloren gaat. Maar is
er ook nog iets anders aan de hand. Het bekijken van een film op een moment met een
aanvangstijd in een zaal met andere mensen, is ook de enige manier om die film te ervaren
zoals hij bedoeld is. Die filmmaker heeft niet voor niets een film gemaakt van 90 min of 120
min met de bedoeling om die achter elkaar te bekijken in een donkere ruimte, want dat is
namelijk de conventie van het medium. Misschien dat er op een dag films worden gemaakt
die in hoofdstukken zijn opgedeeld en waarvan de filmmaker zegt dat het prima is om elke
dag een deel te zien. De manier waarop we met boeken of geschreven teksten omgaan, zo
gaan we niet met films om. En dit om de simpele reden dat het vroeger niet mogelijk was.
Toen kon er alleen maar film op een filmrol gezien worden. Je kon niet zomaar even
terugkijken als je iets wilde weten. Met DVD gaat dat tegenwoordig wel. Maar films zijn er
nog niet door veranderd. Misschien heeft één van de dingen waarom er nu in Cannes zoveel
ontzettend lange films waren, wel te maken met het idee dat er een ander kijkritme ontstaat
wat niet meer gebonden is aan die ene aandachtspanne in de bioscoop, maar met iets wat
men inderdaad thuis op DVD gaat kijken.
Moeten filmfestivals daar ook op inspelen?
Ik vind niet dat ze al dit soort onderwerpen op de agenda moeten zetten.
En bijvoorbeeld films voor op de mobiele telefoon en dergelijke, is dat iets waar ze mee
bezig moeten zijn?
Nee, waarom zouden ze zich ermee bezig moeten houden? Er zijn al filmfestivals met films
voor de mobiele telefoon. Het wordt heel ingewikkeld als Cannes opeens in de competitie
een film voor de mobiele telefoon gaat programmeren.
- 151 -
En in de nevenfilmfestivals?
Dat zal blijken op het moment dat er genoeg aanbod is. Ik vind dat een fss altijd vrij moet
zijn om, als ze iets zien dat ze zo bijzonder vinden en het is nog steeds film te noemen en ze
kunnen het argumenten waarom het erbij moet, de film te programmeren. Maar het
omgekeerde, waarbij een filmfestival krampachtig op zoek gaat, daar geloof ik totaal niet in.
Verder schrijft hij ook nog: ‘ik voorspel niet langer de dood van cinema, maar zijn
metamorfose’.
Ja, dat denk ik wel. Daar zitten we middenin.
Hoe krijgt dat dan vorm?
Dat weet niemand want de cinema is nu uit zijn dode huid aan het kruipen. Voor een deel
zal er ook niet zoveel veranderen. Ik denk niet dat die collectieve kijkervaring zal
verdwijnen. Ik denk wel dat de manier waarop we met film omgaan al veranderd is. Twaalf
jaar geleden, toen ik begon als filmjournalist, had je geen DVD’s en amper internet, dus je
informatie kwam op een andere manier. Toen was het echt ondenkbaar dat je een film die je
op VHS ging bekijken, in twee delen zou bekijken. En nu gebruik je een DVD inderdaad net
zoals je een boek leest of beter nog, je gebruikt een DVD net zoals een kopie van iets, als een
studieobject, als een ding dat naast het artefact, naast de film bestaat, als een kopie of een
reproductie om je te kunnen informeren of je te kunnen verdiepen. Het heeft niet de plaats
ingenomen van het artefact. Alleen doordat je meer kopieën of reproducties krijgt, ga je wel
anders, zorgvuldiger met het artefact om. In die zin is de museumvergelijking heel erg
terecht en is een filmfestival op een bepaalde manier ook een museum waar je de nieuwe
werken tentoon gesteld ziet. En film is een werk wat je in een bepaalde tijd in een bepaalde
ruimte moet zien, dus heb je die vertoningen en voor de rest van de tijd blader je in de
catalogus en zijn die DVD’s de catalogus van de filmgeschiedenis. Dat is veranderd en daar
ga je anders mee om. Dat creëert andere kijkgewoontes en kijkconventies, maar tegelijkertijd
creëert dat dus ook die alertheid om een stukje film te zien, iets op Youtube te kunnen
terugvinden. De filmjournalisten die mij hebben opgeleid, zouden mij echt stenigen als ik ze
wisten dat ik een filmpje op Youtube bekeken heb. Maar het is iets anders. Ik heb niet naar
- 152 -
de film gekeken, ik heb naar een fotokopie gekeken om me te kunnen voorbereiden op iets.
Ik vind dat eigenlijk wel een enorme bevrijding.
Maar wat is dan een filmfestival?
Het filmfestival is de tentoonstelling, het is het museum.
Filmfestivals hebben meestal nieuwe werken.
Ja, dus is het een biënnale, net zoals de biënnale van Venetië waar nieuwe werken voor
worden gemaakt. Misschien gaat het ook wel zo worden dat filmfestivals de budgetten
hebben om filmmakers films te laten maken, als dat niet meer uit de markt komt
bijvoorbeeld. Ik denk dat het één van de dingen is waarover Lars Hendrik Gass, de directeur
van het kortfilmfestival van Oberhausen veel opmerkingen over heeft. Hij stelt dat
filmfestivals economische bronnen worden voor filmmakers. Ik vind dat zeer gedurfd dat hij
dat zegt en zeer terecht. Dat soort dingen zullen ongetwijfeld gaan gebeuren, net zoals je nu
in Parijs ziet dat bijvoorbeeld het Louvre filmmakers in de gelegenheid heeft gesteld om
films te maken met iets uit het museum erin. Wat er in de film zit is zo minimaal, dat is bijna
een grap, dat het geen product placement meer is. Maar die musea weten dat het een manier
is om hun museum goed te profileren. Dat zal met filmfestivals ook gaan gebeuren, dat
moet.
Hoe zien filmfestivals er over tien jaar uit?
Mijn ideaalbeeld zou zijn:
- kleine filmfestivals wat betreft het zaalprogramma met een hele gedurfde mix van
nieuwe films en een soort vulkaanuitbarstingen met verwijzingen naar oude films en
naar allerlei andere kunst- en mediavormen eromheen, maar met de film in het hart
- met een flexibele schil eromheen van films die bekeken kunnen worden door
toeschouwers op monitoren of in kleine screeningrooms met tientallen mensen, en
die niet meer tot dat hoofdprogramma behoren, maar die wel zo geordend zijn dat,
als mensen iets willen, ze dat kunnen zoeken;
- dat filmfestivals ook gaan werken als een soort poëtische zoekmachine, zodat je kan
zeggen van ‘oké, ik wil films met de kleur groen erin’, dat het dan ook kan.
- 153 -
Een soort archief dan?
Ja, maar wel op een hele speelse manier. Die manier en het feit dat de parameters nu
zoekmachines zijn, weerspiegelt de affiniteiten van je programmeurs en van je filmfestival. Je
moet dus geen saaie dingen zoals echtscheidingen of mensenrechten programmeren, maar
wel ‘rare’ dingen waardoor mensen op andere manieren gaan leren kijken.
Zitten mensen daarop te wachten? Is dat niet een abstracte benadering?
Nee, ze hoeven er ook niet op zitten te wachten. Als ze het niet willen, dan kunnen ze nog
steeds, zoals nu, in een catalogus bladeren en naar de film gaan. Het gaat om nieuwe
manieren om die veelheid te structuren die niet thematisch, niet lineair, niet al die
ouderwetse parameters zijn, maar die zoeken naar nieuwe links. Uiteindelijk zijn dat links
die werken hoe ons brein ook werkt: soms analytisch, soms associatief en soms intuïtief. Het
lijkt me geweldig als je dat kan blootleggen als een soort plattegrond, want op dat moment
wordt film en de hele filmproductie een soort geavanceerde landkaart van de hele wereld.
Maar wel een landkaart die te groot is om op de wereld te passen omdat die voortdurend
nieuwe landschappen creëert.
Je begon met te zeggen ‘mijn ideaalbeeld’. Hoe zit het met de realistische kijk op
filmfestivals?
De realistische manier is dat ik denk dat filmfestivals zich meer rekenschap zullen gaan
geven van de digitalisering, dat er meer kleinere vertoningen zullen komen voor ‘niche-
publieken’, en dat er meer gedeelde ervaringen komen voor grote publieken. Ik denk dat
filmfestivals nog meer dan nu een economische factor zullen worden met
coproductiemarkten en fondsen.
Ook de kleinere filmfestivals?
De filmfestivals die zich richten op professionals zullen dat in ieder geval moeten doen en
die zullen misschien ook wel films moeten laten maken, dus die moeten misschien ook wel
filmmakers stimuleren of een budget geven om iets te maken. Over de kleine filmfestivals
die er echt alleen maar voor het publiek zijn, vind ik het lastig om dat te zeggen. In
Nederland krijgen ze vijf jaar subsidie en daarna moeten ze op eigen benen staan. Heel veel
- 154 -
van die filmfestivals, Latin American, Mexicaans, Japans, zitten nu aan die vijfjarengrens,
dus we zullen de komende jaren zien of ze dat zullen overleven of niet. Ik denk dat een
aantal ervan wel zullen overleven omdat mensen wel in die ‘niche’ programmeren of dat
‘filmfestival als reis’, dat je het gevoel hebt dat je als het ware in Mexico bent, dat je
Mexicaans eten erbij krijgt, zelfs Mexicaanse muziek, dat het een soort ‘event’ is. Dat zal wel
blijven bestaan denk ik. Maar tegelijkertijd, door de digitalisering, zullen mensen ook meer
kritisch worden over wat ze daar te zien krijgen, dus zullen ze niet zomaar meer kritiekloos
alles aanzien. Eigenlijk zal zo’n soort filmfestival, misschien zelfs Open Doek en Wenen, die
het heel erg moeten hebben van hun sterke programmering, in die zin dat het programma
samenhang vertoont, zich enerzijds heel goed kunnen profileren, maar anderzijds heel erg
hun best moeten doen om naar een publiek te communiceren dat ze niet zozeer een
filmfestival zijn, maar ook een soort mentaliteit. Ik heb bijvoorbeeld het filmfestival van
Wenen ooit een mentaliteit genoemd omdat je daar echt ook heengaat voor het programma.
Hoe geef je het programma een gezicht? Het gaat wel om wat er daar voor jou is
samengesteld. En die filmfestivals zullen daarom echt moeten nadenken over hoeveel
mensen ze willen bereiken en hoe ze zullen communiceren. Dat zal ze lukken, denk ik, juist
omdat ze zo uitgesproken zijn. Gelukkig ben ik geen marketingexpert en hoef ik niet te
bedenken hoe dat moet, want dat lijkt me verschrikkelijk moeilijk te zijn. Nog iets anders dat
zal gebeuren is, denk ik, dat filmfestivals allianties zullen aangaan met het filmdiscours, en
daarmee met musea, maar ook met de serieuze filmkritiek, omdat wanneer de traditionele
media wegwaaien in hun aandacht voor entertainment en sterren, er niet meer over dit soort
films wordt geschreven. Dat is dan al het eerste ding hoe het publiek niet geïnformeerd
wordt. Daar kan je dan nog zo’n prachtige reclamecampagne tegenover stellen, maar het
publiek heeft natuurlijk ook behoefte aan informatie en duiding. Het zou dus wel eens
kunnen dat filmfestivals het debat ook in de filmkritiek meer gaan incorporeren, dus dat ze
ook wel eens films, niet alleen ze laten inleiden door iemand die hem prachtig vindt, maar
ook wel eens door iemand die de film verschrikkelijk vindt, dat ze dat gaan presenteren als
opties. Dat is goed denk ik zolang het maar met serieuze argumenten gebeurt. Ik denk dat de
filmkritiek in die zin ook meer een natuurlijke samenzweerder wordt met die filmfestivals.
Oké Dana, heel erg bedankt voor je tijd.
- 155 -
INTERVIEW MET ERIK MARTENS
Wat is een filmfestival?
Er zijn geen twee festivals die dezelfde zijn. Er zijn zeer veel verschillende soorten festivals.
Hier in Antwerpen bijvoorbeeld is er een festival dat zich alleszins zo noemt (het festival van
de sociale film) maar dat eigenlijk meer een soort filmweek is. Ze noemen zich echter wel een
festival. Ze reiken een prijs uit, maar de meeste films zijn hier voordien al uitgekomen.
Wat maakt het dan tot een filmweek en waarom is het geen festival?
Ik denk dat je een beetje moet teruggaan naar wat de essentie is van festivals. Waarvoor
dient dat eigenlijk? Veel verschillende aspecten spelen hierin een rol. Als je bijvoorbeeld kijkt
naar Cannes. Dat is echt een festival dat ontstaan is als een soort commercieel tegengewicht
om Europese cinema een kans te geven tegenover een distributieapparaat dat eigenlijk
volledig in handen was van de Amerikaanse Hollywoodstudio’s. Het was opgezet als een
soort alternatief circuit waar distributeurs elkaar konden zien en een aanvullend
distributiemodel konden ontwikkelen.
Is dat een economische functie?
Ja, ik denk het wel. Het is films helpen een distributiekanaal te vinden. Nationaal dan, omdat
distributie altijd nationaal georganiseerd is. Via festivals probeert men dus om op zoveel
mogelijk territoria toegang te krijgen, buiten de grote snelwegen van Hollywood om. Deze
studio’s zijn heel erg industrieel georganiseerd. Berlijn is dan weer helemaal iets anders.
Berlijn is een politiek festival. Het is ontstaan om in een stad die vlak na de oorlog ook
cultureel een puinhoop was en waar de tegenstelling tussen Oost en West erg tastbaar
waren, een soort brug te vormen, om met cultuur daar iets te doen. En dat schemert nu nog
een beetje door. Veel van de films uit Berlijn zijn traditioneel maatschappelijk en politiek
geladen. Venetië is een festival uit de jaren ’30, ook met – Mussolini – politieke inslag. Je hebt
dan nog de festivals die vooral publieksfestivals zijn met nationale of regionale/lokale
weerklank. Cannes is een festival voor de industrie. Er zijn dus verschillende functies voor
festivals. Ook in Vlaanderen zijn er verschillende festivals. Wat in de oorsprong een festival
onderscheidt van een reguliere vertoning, is dat je op festivals films te zien krijgt die je
- 156 -
normaal niet te zien krijgt. Daarmee bedoel ik dat het om films gaat die geen nationale
distributie hebben voor dat land. Die je normaal op die plek dus niet eens MAG zien omdat
de rechten voor dat land niet aangekocht zijn. Het gaat dus om sporadische vertoningen,
vaak voor mensen die daar echt in zijn geïnteresseerd. Het kan echter ook gaan om mensen
uit de filmbusiness.
Als je het concept festival moet definiëren, hoe omschrijf je dat dan?
Als je het echt heel zuiver bekijkt, gaat het om films die niet in distributie zijn, die dus op
uitzonderlijke basis te zien zijn. Het is tijdelijk (één, twee of drie vertoningen). Het mag dus
niet gaan om films die hier al zijn. Het moet iets exceptioneels hebben. Da’s de essentie van
een festival denk ik. Daarom dat ik het festival van de sociale film geen filmfestival wil
noemen omdat het om films gaat die hier al in omloop zijn. We hebben die al allemaal eens
gezien, die waren hier vorig jaar al, werden hier gedistribueerd, … Nu wordt dat dan nog
eens samen gegooid en wordt aan één van die films een prijs gegeven. Wat de
wereldfilmfestivals betreft, zowel in Brugge als in Turnhout, heb je een beetje de twee. Daar
worden zowel films vertoond die hier al te zien waren maar nog niet in bijvoorbeeld
Turnhout geraakt zijn. Anderzijds hebben deze festivals ook films die nog geen verdeling in
België hebben, die nog geen verdeling hebben. Soms hangt daar dan een bepaalde vorm van
omkadering aan vast met als meest voorkomende vorm dat cineasten worden uitgenodigd
zodat ze in gesprek kunnen gaan met het publiek of met de pers.
Als we de verschillende functies van festivals op een rijtje zetten, welke functies zijn dan
belangrijk?
De meest primaire functie is een pulbliek films leren kennen die het nog nooit gezien heeft
en die het, omdat die film hier geen distributie heeft, normaal ook niet gezien kan worden.
Dat is de eerste functie. Een volgende functie is dezelfde, maar dan voor de industrie.
Distributiekanalen voor dat soort films zoeken. Voor de rest kan het ook zijn dat een
filmfestival door de verschillende dingen die het samenbrengt, ook een soort extra kan
bieden, een speciale context die je in een normale vertoning ook niet hebt. Maar dan dus in
een zuivere vorm, met films dus die hier nog niet te zien zijn of waren. En voor de rest
komen er nog altijd nieuwe functies bij. Retrospectieven bijvoorbeeld, alle grote festivals
- 157 -
hebben een retrospectief luik. Het is dus vaak een soort hoogmis voor de cinefielen, een soort
stand van zaken van de cinema, een soort herinterpretatie van het verleden van de cinema.
Een ordening. De grote festivals hebben ook als doel dat pers over belangrijke films schrijft;
ze hebben ook als doel dat kleinere festivals films leren kennen om daar hun festivals mee
vorm te geven. Of coproductiemarkten. Allemaal zijn het activiteiten die erop gericht zijn om
filmproductie te stimuleren.
Een ontmoetingsplek?
Ja, een ontmoetingsplek. Wat zeker een evolutie is in de grote festivals, is dat ze maar blijven
groeien. Elk jaar komt er op een bepaald festival wel een luik bij. Een nieuwe sectie gefocust
op dat soort film, een sectie met als doel om nieuw talent aan het publiek voor te stellen, …
Conferenties over film, over nieuwe ontwikkelingen in cinema. De digitale ontwikkelingen
bijvoorbeeld. We kunnen dus duizend-en-één functies bedenken die allemaal in meerdere of
mindere mate relevant zijn. Ik zou dus zeker niet spreken over maar één functie.
Wat mij interesseert, is de vraag welke functies tot vandaag belangrijk waren en of dat zo
zal blijven of dat er misschien andere functies belangrijker worden.
Dat hangt natuurlijk af van het soort festival. In Vlaanderen zijn er opvallend veel festivals
die niet de klassieke festivalfunctie vervullen.
Wat is die klassieke festivalfunctie?
Een week, twee weken films tonen. Je ziet dat festivals zelf een eigen distributie gaan
ontwikkelen, dat ze zelf in sommige gevallen co-productiefondsen op poten zetten.
Vertoning dus, maar daarnaast ook distributie én productie zelf. Daarnaast proberen veel
festivals natuurlijk een kenniscentrum te zijn. Ze proberen het moment van die twee weken
vast te houden voor de rest van het jaar. En natuurlijk ook educatie. De meeste festivals
hebben een educatieluik, een luik dat vaak een leven op zich gaat leiden. Wat je ook vaak
hebt is dat festivals meer doen dan alleen maar één plek bedienen. Dat is een van de
belangrijkste eigenschappen van een festival: de gebondenheid aan tijd en ruimte. Ze zijn
daarin heel bepaald. We zien nu dat festivals zijn hoe langer hoe minder gebonden aan één
vaste plek en aan een vast moment in het jaar. Met andere wooren. de decentralisaties. Open
- 158 -
Doek is daar uiteraard het beste voorbeeld van. Dit heeft allemaal een beetje te maken met
het feit dat de klassieke plekken en instrumenten die de cinefilie – het is breder, maar ik wil
dat woord gebruiken – moesten voeden (arthouses), dat die blijkbaar veranderd zijn.
Enerzijds komt dit natuurlijk door de hele evolutie naar thuiskijken door de opkomst van de
DVD. Vroeger hadden cinefielen een hekel aan elektronische schermen, video. De DVD heeft
dat doen kantelen, zeker toen de kwaliteit zoveel beter bleek dan de klassieke videoband.
Dat heeft de arthouses een enorme tik gegeven: er zijn intussen zoveel kanalen waar mensen
film kunnen kijken, jonge mensen downloaden film, met andere woorden de klassieke
systemen worden door elkaar geschud. Ze verliezen wat van hun marktaandeel.
En de klassieke systemen, wat bedoel je daar dan mee?
De arthouses. En het is ook maar de vraag in hoeverre in de toekomst de collectieve beleving
nog belangrijk zal zijn. In hoeverre gaan de individuele belevingsmanieren – DVD’s,
computerschermen, … de dingen waar je alleen of in beperkte groep naar kijkt – al dan niet
belangrijker worden? Dat is zeker veranderd. Het overwicht is – naar mijn aanvoelen –
eerder naar het individuele aan het overhellen. Wat ik wil zeggen is dat ik denk dat de
klassieke arthouses die eigenlijk nog altijd commerciële ondernemingen zijn, anders als in
Nederland, onder druk komen te staan en misschien zelfs zullen verdwijnen als er geen
andere financieringsmodellen voor ontwikkeld worden. De overheid zal daar een grotere rol
(moeten) gaan spelen. Het is een beetje zoals theater dat ook niet bestaat zonder de overheid.
Plekken zoals Open Doek, Brugge, Cinematek, MuhkaMedia, CinemaZed, … zijn eigenlijk
allemaal overheidsinitiatieven. Het is zoals de culturele centra, die werken allemaal met
overheidsgeld. Blijkbaar werkt het commerciële model niet meer zoals het hoort voor de
'culturele film'.
Hebt u het nu over filmfestivals ook?
Neen. Filmfestivals worden meestal gesteund door overheden, het is bij filmfestivals geen
vrije markt zoals in de klassieke (arthouse)bioscopen.
- 159 -
Krijgen festivals op dat moment een culturele functie? En komt hier geen contradictie
tussen twee functies van films naar boven: film dat enerzijds een cultuurproduct is en
anderzijds ook betaald moet worden en dus een commerciële tint krijgt?
Dat hangt van de film af. Films die heel commercieel zijn hebben geen festival nodig. Het
gaat dus om die andere films die niet thuishoren in dit dominante commerciële circuit zit.
Daarbij, vroeger werd er nooit betaald voor films die op een festival draaiden. Da’s vandaag
de dag wel anders: nu moeten films ook in dat festivalcircuit op gaan brengen. Vanuit
cultureel oogpunt kan je jezelf dan de vraag stellen of dat wel zo positief is. Maar dat
product waar we zoveel van houden, moet natuurlijk ook in de toekomst nog gemaakt
kunnen worden. Da’s dan de commerciële kant.
Zijn filmfestivals anachronismen aan het worden?
Ik denk het niet. Het is hetzelfde verhaal als met kranten en boeken: hebben die nog een
toekomst? De markt is inderdaad ingewikkelder geworden en de koek moet gedeeld worden
met meer spelers, maar de vraag gaat volgens mij enkel over de vraag hoe groot festivals nog
zullen zijn en welk het economisch model zal zijn waarbinnen festivals kunnen bestaan.
Hoeveel zal er nog van overblijven? In ieder geval denk ik niet dat festivals anachronismen
zijn of worden. Integendeel: er komen er altijd maar bij. Anderzijds is het ook zo dat onze
communicatiemanieren heel fundamenteel veranderd zijn. Filmfestivals waren vroeger
plekken waar men samenkwam. Die ontmoetingsfunctie was echt belangrijk omdat er geen
andere mogelijkheid was. Er bestond ook nog geen internet. Het was de enige manier om die
films te zien. Er zijn ontwikkelingen die meer die richting lijken uit te gaan. Anderzijds kan
ik mij moeilijk inbeelden dat zelfs een commerciële wereld het kan stellen zonder die
ontmoetingsplekken.
Hoe moet een festival hierop reageren?
Dat hang er vanaf.. Een kinderfestival is zo anders dan een documentair festival of een
kortfilmfestival dat echt op de makers gericht is. Begrijp je? Die vraag verschilt van festival
tot festival.
En voor Open Doek?
- 160 -
Wat Open Doek voor heeft op andere festivals, is dat ze zich die vragen ook stellen terwijl
veel festivals het gewoon maar afzien. Hoewel dat natuurlijk ook niet noodzakelijk slecht is.
Ik denk dat het antwoord van Open Doek is dat een festival iets positiefs is omdat het heel
geconcentreerd is (het genereert meer media-aandacht + voor iets evenementieels kan je
makkelijkers mensen mobiliseren) maar dat het ook meer is dan alleen dat. Dat moment
moet zeker gebruikt worden. Maar je kan dat moment ook gebruiken om andere dingen een
duwtje te geven. Alles wat er aan educatieve projecten loopt, de jaarwerking, het DVD-
project, sociale projecten met de gevangenissen, … Noem maar op. Als je één kernacitviteit
hebt die energie kan overbrengen op andere dingen, dan heb je een goed model. Het
Jeugdfilmfestival doet dat ook, net als het Animatiefilmfestival. Idem voor het IKL en
Docville in Leuven. Het is dus een algemeen fenomeen.
Het vertonen van film alleen is niet genoeg?
Ik denk dat het gegroeid is uit een overweging dat ‘de middelen schaars zijn’ en vanuit de
visie dat je beter een aantal activiteiten kan samen leggen. Of dat je die tenminste niet los van
elkaar laat bestaan. Zo kunnen ze elkaar ondersteunen. Eerder dan dat we een aparte
organisatie hebben die educatie doet rond films, een organisatie die het festival organiseert,
kan je dat bundelen. Dat is zoveel efficiënter. Je kunt dezelfde communicatiekanalen
gebruiken, … wat heel flexibel en voordelig is. Het verhaal dat ik nu vertel, geldt natuurlijk
alleen voor de Vlaamse context. Het is niet relevant voor Cannes of zo. Zelfs Gent is daar
mee bezig, hoewel op kleine schaal. Je merkt dat het zelfs daar wat doordringt. Gent is een
beetje een speciaal geval. Ik vind dat ze in Gent vrij mainstream omgaan met hun thema
filmmuziek. Dat is een beetje verrassend omdat dat thema beeld en muziek inderdaad heel
erg belangrijk zijn. Bij hen gaat het vaak niet veel verder dan John Williams. De blockbusters
van de filmmuziek. Maar het is de evidente muziek. Ik vind dat Gent een vrij evident
discours heeft.
Moeten filmfestivals verder gaan dan het aanbieden van de common sense?
Ja, uiteraard! Absoluut. Zeker als je een focus hebt op een specifiek onderdeel. Dan vind ik
echt dat je daar dieper op moet ingaan. Gent is ook een beetje het festival van Cannes maar
dan aan de Schelde. Ergens hoopt men die glamourdroom op te roepen. En dat is niet nodig,
- 161 -
los van de vraag of dat goede of slechte smaak is. Dat rode loperding, dat is niet mijn ding. Ik
vind dat als je toch met overheidsgeld werkt, met cultureel geld, dat je beter kunt proberen te
verdiepen en wat inhoudelijk erop in te gaan. Dat geldt trouwens ook voor het Festival van
de Sociale film, en ook voor het Brussels Filmfestival: die droom, dat klatergoud.
Wat zou dan beter zijn?
Ik stel het nu misschien een beetje te sterk. Sowieso moet een festival iets leuks, iets
aangenaams hebben. Het is ten slotte en filmfeest. Maar ik denk dat een festival hoe dan ook
rond cinefilie moet draaien, commerciële films mogen niet de hoofdzaak worden. Je moet
toch proberen iets meer te bieden. De miserie met heel veel festivals, is dat het gewoon
avant-première festivals zijn. Veel films die daar draaien, komen even later gewoon in de
zalen. De enige verdienste van zo’n festival is dan dat films daar dan de eerste keer vertoond
worden. Dat is volgens mij niet de roeping van een festival.
Wat dan wel?
Proberen een selectie aan films te tonen waarvan mensen van het festival vanuit gaan dat ze
iets te bieden hebben. Een meerwaarde bieden: mensen films tonen die iets speciaal hebben.
De vinger houden aan de pols van de internationale cinefilie, dat is voor mij de kern.
Daarstraks kwamen we erop uit dat filmfestivals een economische functie hebben. Waar
komt dit voor in dit cinefiel verhaal?
Ik denk dat de economische functie van festivals juist is om dit soort films in een economisch
systeem te krijgen. In een distributiesysteem. Commerciële films hebben geen festivals nodig.
Het is belangrijk dat films die niet evident zijn, via festivals een etalage krijgen die ze anders
nooit zouden kunnen krijgen. Door de etalage die zo gecreëerd wordt, wordt de film
misschien aangekocht. Of ten minste toch gezien op het festival;
Een festival an sich heeft dus vooral een culturele functie die zich daarna vertaald in een
economisch verhaal. Klopt dat?
Neen, culturele dingen hebben ook een economische logica. Een theater kan puur cultuur
zijn maar ook daar moeten rekeningen worden betaald. Cultuur moet verhandeld worden.
- 162 -
Het is niet eerst dit, dan dat. En ik zeg het, er zijn altijd nog andere dingen ook. Er zijn ook
genrefestivals. Het BIFF bijvoorbeeld. Een nichefestival. Een filmfestival dient niet om de
nieuwe Blinker te gaan kijken. Die films hebben dat niet nodig. Festivals moeten er net zijn
voor die producties die veel minder gemakkelijk zichtbaarheid krijgen. Als je dan je
programma volstopt met Blinkers, dan schiet er van je publiek niet veel meer over om die
andere films te gaan bekijken. Mensen die echt geïnteresseerd zijn moeten als doelpubliek
worden aanzien.
Zijn filmfestivals kruispunten in een internationaal netwerk?
Ja. Dat is waarschijnlijk wel zo.
Is dat ook relevant voor Vlaamse festivals?
Niet voor de industrie, maar festivals zijn gelinkt met elkaar omdat de films vaak van andere
festivals komen, op andere festivals gekozen zijn. Het is denk ik wel zo dat we ons hier in
Vlaanderen op het onderste niveau van de hiërarchische ladder bevinden. Vlaamse festivals
halen hun films op buitenlandse festivals, maar niet andersom. Ik denk dat de Vlaamse
festivals internationaal weinig functie hebben. Eigenlijk zelfs niet. Op Vlaamse festivals gaan
geen grote films in wereldpremière, hooguit is het een première voor de Benelux of zelfs
maar voor Vlaanderen.
Hebben festivals een entertainende functie?
Festivals hebben in ieder geval geen popcornfunctie. Er wordt gezegd dat als je nog mensen
naar je cinema wil krijgen, in een bioscoop, er iets meer moet zijn dan enkel een zaal met
stoelen, scherm en projector. Voor de commerciële film is dat waarschijnlijk dan de popcorn,
het massapubliek, de videogames enz. Voor arthouse impliceert dat waarschijnlijk dat je ook
een andere soort context moet geven. Op het filmarchief hebben we ook vaak die discussie.
Wij moeten meer context bieden, maar ook weer niet alleen dat. Als festival moet je
meerwaarde bieden, maar je moet ook niet eender wat doen om maar meer publiek te
krijgen. Niet zoals wat nu in multiplexen gebeurd: omdat de bezoekerscijfers dalen, wordt er
live opera of voetbal getoond. Je kan in extremis natuurlijk van je zaal ook een zwembad
maken, maar dan doe je dingen die niets meer met cinema te maken hebben. Je doet dan
- 163 -
gewoon iets anders. Je bent dan bezig met ‘hoe kan ik het economisch zo goed mogelijk
aanpakken’.
Uit eerdere interviews is gebleken dat men vindt dat festivals op andere manieren moeten
omgaan met film tonen. Dat festivals ook op andere manieren films moeten vertonen.
Ik denk dat festivals daar altijd mee bezig zijn. Maar of het moet is iets anders. Het is
natuurlijk wel een trend. Het feit dat er expertise zit bij festivals. Dat moeten ze gebruiken.
En die nieuwe mogelijkheden, da’s uiteraard logisch dat die geëxploreerd worden.
De film is dus het belangrijkste?
Ja, dat is voor mij echt wel zo. En natuurlijk dat je een goeie dynamiek op gang brengt, dat je
doelpubliek bereikt wordt, dat je mix van films klopt en dat je een goede plek hebt om je
festival vorm te geven. Dat is wat Open Doek een klein beetje voor en tegen heeft. Ik bedoel:
Utopolis biedt natuurlijk goede projecties en dat is zeker positief. Maar anderzijds blijft een
multiplex voor festivals een beetje vreemd. Dat heeft Brugge dan weer wat voor vind ik. Die
zitten echt op een goede plek. Maar het werkt. En dat het ondanks de plek toch echt blijkt te
werken, is fantastisch.
En over 10 jaar?
Het zelfde als nu denk ik. Dat is niet zoveel, tien jaar. Tegelijk is de werkelijkheid vaak
onvoorspelbaar. Hoe technologie zal evolueren, kan je nu niet zeggen. Als je ziet hoe snel
eerst de cd’s en dan de DVD’s de markt veroverd hebben, dan kan je jezelf alleen maar
nederig opstellen. In hoeverre zal er een gigantisch VOD systeem ontstaan dat ook effectief
werkt? Technisch kan het misschien wel, maar zal het bijvoorbeeld op het vlak van rechten
wel mogelijk zijn? Dat vergt een gigantische ommezwaai in de fundamenten van de
filmindustrie. Volgens welke mechanismen zullen producenten en distributeurs dan hun
geld zien?
- 164 -
Maar als ik uw woorden van daarnet erbij neem, is georganiseerde liefhebberij ook niet
een beetje synoniem voor wat voor u een filmfestival is?
Daar is iets van. Maar het gekke is dat op een of andere manier, omdat het massaal door de
overheden wordt gesteund (in Europa dan toch), genereer je een soort van economie. Zoals
ook mensen die werken in het theater: daar leven theaterschrijvers, regisseurs, acteurs, …
van. Als die puur commercieel moesten werken op basis van de reële ticketverkoop, dan zou
dat uitmonden in een drama. Tenzij ze heel commercieel zouden werken. Maar door het feit
dat de overheid daar massaal veel geld in kapt, creëer je een soort semi-publieke industrie.
En de filmindustrie is daar een voorbeeld van, zeker in België. Er leven veel mensen van,
maar zonder subsidie zou het niet mogelijk zijn. Vergelijkbaar het met het onderwijs: die
mensen hebben een beroepsinkomen, maar worden betaald door de overheid.
Zal dat zo blijven?
Er is geen enkele reden aan te nemen dat dit zal veranderen. Het zal nog toenemen, denk ik.
De semi-arthouse-cinema die vroeger nog rendabel kon zijn, die zal het denk ik het
moeilijkste hebben. Ik denk niet dat de dingen zo verschrikkelijk zullen veranderen. Ik denk
dat dingen gaan verschuiven. En het is niet omdat de dingen gaan verschuiven en
evenwichten anders worden – dat er meer mensen thuis gaan kijken en minder in de zalen –
dat daarom zalen of festivals zullen verdwijnen.
Dat is uiteindelijk wat ik me ook afvraag. Wat zal er verschuiven of veranderen.
Dat arthouses vandaag nog commerciële ondernemingen zijn maar allicht binnenkort ook
subsidie gaan krijgen, geeft aan dat dit commerciële model niet meer heel levenskrachtig is.
Die sector is niet meer sterk genoeg om puur commercieel te werken. De samenleving vindt
de sector blijkbaar wel belangrijk en is bereid om er geld aan te geven. Om het in leven te
houden. Het is zoals het verhaal van de theaters. Wat is er met theater gebeurd toen de
cinema is opgekomen. Eigenlijk is de commerciële theateromgeving totaal ingezakt omdat
cinema veel krachtiger bleek en meer alom aanwezig. Theater is daar een heel zwak broertje
tegen, als economische kracht dan toch. Maar theater is niet verdwenen. Er zijn zelfs nog
restanten van commercieel theater. Maar daarnaast heb je de meeste theaters die
gesubsidieerd worden. En het is allemaal specifieker geworden omdat er natuurlijk geen
ruimte is voor honderden theaters. Dat zie ik met cinema ook gebeuren. Maar cinema is niet
- 165 -
dood. Er worden meer films gemaakt dan vroeger en we leven in een entertainment-
samenleving. Er is ook meer geld voor vrije tijd.
Maar van waar komt dan dat idee van die grote verandering?
Omdat er een soort verschuiving is maar ook niet meer dan dat.
En hoe omschrijf je die verschuiving dan? Wat verschuift er?
Voor de filmfestivals zie ik niet meteen grote problemen omdat die altijd cinefiele vehikels
geweest zijn. Commerciële films hebben geen festival nodig. Er komen meer festivals. Wat er
veranderd is, is dat er nu geld wordt gevraagd voor een vertoningen enz.
Je zegt ‘enzovoort’. Wat dan nog?
Door het feit dat er zoveel festivals zijn, wordt het hoe langer hoe moeilijker om
regisseurs/acteurs/alle mensen die daar rond hangen, naar je festival te krijgen. Gewoon
omdat er veel te veel festivals zijn. Alles is ontzettend gefragmenteerd en uitgesmeerd over
tientallen verschillende spelers. De spoeling wordt dan heel dun. Sommige hele grote spelers
kunnen af en toe nog iets exclusiefs krijgen. Dat is zeker een belangrijke evolutie. Het
moeilijke aan het onderwerp is dat het om heel veel verschillende dingen tegelijker tijd gaat.
Het is de maatschappij die ook verandert. Vroeger zat heel de festivalsector in een
alternatieve culturele sfeer. Nu zijn dat vaak dure instellingen geworden geleid door
cultuurmanagers. Dat is helemaal uit de marge gekomen. Het is de officiële cultuur
geworden. Het gaat dus om heel veel veranderingen tegelijkertijd. Als je dat dus van op
afstand bekijkt, dan kan je zeggen ‘amai, dat is veranderd!’. Maar eigenlijk is de functie nog
altijd quasi dezelfde. En als laatste ook nog dit: filmfestivals zijn de (economisch) meest
ongestructureerde vorm van vertoning. Er is geen context voor nodig, geen
distributienetwerk, er is alleen een organisator die de boer opgaat op zoek naar films en die
vervolgens zijn festivalfilms vertoond aan zijn publiek. Of de films rendabel zijn en wat er
nadien mee gebeurt, is niet zijn probleem. Met andere woorden: ook al doet de economische
logica elke gestructureerde filmvertoning finaal de das om, festivals zijn daar - dank zij hun
fundamenteel oneconomische karakter - in zekere zin onkwetsbaar voor.
Oké, hartelijk dank voor je interview.
- 166 -
INTERVIEW MET FREDDY SARTOR
Wat is voor u de kern van een filmfestival?
Ik denk dat je een verschil moet zien. In België hebben we eigenlijk geen filmfestival. We
hebben een twintigtal festiviteiten die men gemakshalve een filmfestival noemt. Een
filmfestival zoals ik het zie is een geheel. Er is een directeur die zegt: ‘ik heb gedurende het
voorbije jaar een aantal films gezien. Ik maak nu een soort kunstwerk van al de dingen die ik
gezien heb en ik bied dat aan de kijker aan’. Het is dus geen hoop films. Het kunnen
kortfilms zijn, lange films, documentaires, enz. Het kan vanalles zijn, maar die directeur zegt:
‘ik heb zo’n mozaïek voor u samengesteld en dat vind ik nu de stand van zaken op
filmgebied’. Dat was bijvoorbeeld wat Bals deed in Rotterdam destijds. Zo is dat ontstaan.
Wat je nu ziet, vooral bij de drie grote filmfestivals, is een competitie. Bals in Rotterdam was
geen competitie, er waren geen prijzen, met uitzondering van een persprijs misschien, maar
het was geen competitie. De drie grote filmfestivals, waaronder Cannes en Berlijn, gaan wel
in competitie. Is dat belangrijk? Wij mensen zijn competitiebeesten. Waarom lopen wij om
het snelst de 100m, waarom spelen we voetbal of basket? Omdat we competitiedieren zijn.
Wij meten ons graag met iemand anders. Nu is dat qua film totaal absurd. Hoe kan je de ene
film met de andere vergelijken? Hoe kan je zeggen: ‘die film geven we de grote prijs en die
andere film krijgt niets’? Dat is totaal absurd vind ik, maar toch doen de drie grote
filmfestivals dat en die doen het blijkbaar niet slecht. Want als je de titels bekijkt van de
voorbije 60 jaar, want zolang bestaan ze al denk ik, en als je hun palmares bekijkt, dan zijn
alle films die ze bekroond hebben, films die een beetje voorlopen op hun tijd. Ze pakken er
gewoonlijk één film uit die voorloopt op zijn tijd. Er zitten natuurlijk ook wel een paar
miskleunen bij. Het feit dat er cineasten, acteurs en ook componisten en schrijvers in die
jury’s zitten, maakt dat zo’n palmares toch zeer interessant is. Men vergeet af en toe wel een
film. Zo is men vorig jaar ‘Delta’ vergeten in Cannes. En in 1990 waren ze tot mijn grote
consternatie ‘You do’ van Zang Li Mu vergeten.
Hoort competitie bij de definitie van een filmfestival?
Ik vind dat wel. Zo wek je interesse. Hoe krijgt men mensen geïnteresseerd voor een
filmfestival? Als er een competitie-element bij zit. Het is zeer boeiend als men aan de mensen
- 167 -
die gekomen zijn naar zo’n festival – en die zijn er tegenwoordig in steeds grotere getale –
op het einde kan zeggen: ‘die bepaalde film willen wij op een ‘pied de stalle’ zetten’.
Daarmee zegt men eigenlijk: ‘ga die film zien, want die zegt iets over deze tijd’. Ik vind dat
boeiend. Het aantal films in die competitie mag wel niet te groot zijn: 10, maximum 20 films.
Daarnaast is er ook het ‘stergegeven’. Wij haspelen daar een beetje mee. In Europa hebben
we geen sterren. Misschien toch wel, maar die zijn dan 80 jaar! Sterren zijn er wel in
Hollywood. En hoe geraakt men tegenwoordig in contact met film? Via de Amerikaanse
film. Veel mensen in het Amerikaanse filmcircuit. Er is een kleine doorstroom naar de
Wereldfilm en ook naar de animatiefilm. Een kleine groep zoekt ook verder, bijvoorbeeld bij
de Aziatische film. Wil men nu het filmmedium aantrekkelijk houden, dan moet men die
sterren in de watten leggen. Dan is er wat meer glamour en dan komt er ook meer pers. Zo
hoopt men dat de kleine films, die eigenlijk de competitie uitmaken, daar kunnen van
profiteren, zodat ze ook aan de bak komen.
Geldt dat ook voor de kleine festivals?
In het buitenland of in het binnenland? In België, ja, dat zou eigenlijk ook kunnen gelden
voor België, maar we hebben geen festivals.
Wat hebben we dan wel in België?
In België hebben we filmweken of filmdagen waarop een hoop films te zien zijn. Dat is goed
op zich. Die filmdagen hebben vooral een regionaal karakter. Men zal daar amper een
buitenlander zien. Er zijn ook amper gasten. Daardoor hebben die filmdagen of filmweken
eerder de functie van een filmclub. Vroeger had men in allerlei dorpen filmclubs in
parochiezalen als aanvulling op het aanbod van de plaatselijke cinema. Die kleine cinema’s
zijn nu verdwenen. Er zijn alleen nog cinema’s in de grote steden. De filmclubs zijn
geëvolueerd naar de culturele centra. Nu probeert men om op bepaalde locaties, voor een
bepaalde regio, een aantal films te concentreren op een bepaald moment. Zo kan men het
publiek nog iets geven van dat waarvoor men vroeger naar een filmclub trok. Dat is heel
verdienstelijk, maar dat kan men totaal geen filmfestival noemen.
- 168 -
Wanneer u spreekt over de eigenheid van een filmfestival, dan spreekt u over de
competitie en het programma. Dat hebben die festivals hier in België ook. Wanneer u zegt
dat er in België geen filmfestivals zijn, gaat het dan om het niet hebben van een
internationale weerklank?
Ja, het niet hebben van de gasten en van de internationale weeklank. Er komen in Gent wel
wat gasten, maar dat zijn er veel te weinig om dat een filmfestival te kunnen noemen. In
Namur komen ook gasten. Maar wat Franse films betreft, kunnen we ons de vraag stellen of
de kwaliteit van de Franse film op dit ogenblik sterk genoeg is om zo’n festival te kunnen
dragen. Dat is een ander paar mouwen. Elke film in Namur, zeker elke competitiefilm, heeft
zijn gasten en die worden ook voorgesteld. Als je een festival wilt noemen dat aan het
criterium ‘buitenlandse gasten’ voldoet, dan is dat het festival van de Franse film in Namur.
Wat is dan wel de eigenheid van een festival hier? Bijvoorbeeld van filmfestival Open
Doek?
Bij Open Doek gaat het om een bepaald genre, over wereldfilm, hoe breed of hoe smal dat
ook moge zijn, want daar is ook discussie over. Men brengt een aantal films uit een bepaald
genre samen en men programmeert die gedurende een week of 10 dagen. Een hele groep
mensen uit de regio, zouden, indien dit festival er niet zou zijn, misschien anders enkel
toevallig eens één van die films zien in Antwerpen na het shoppen of als ze daar een pint zijn
gaan drinken. Nu zeggen ze ‘dat is interessant, films uit Peru of van elders’. Ze worden
nieuwsgierig doordat men die films samenbrengt. Die films zijn er dan toch, men moet ze
niet gaan zoeken. De kopieën liggen opgeslagen in de kelders van de distributeurs. Het is
een kleine moeite om die te selecteren en bij elkaar te brengen om ze aan het publiek te laten
zien als een soort evenement.
Dat is een kenmerk van Open Doek?
Ja, er kan daar wel eens iemand van Antwerpen langskomen en die zegt: ‘tiens, interessant’.
Maar veel verder dan dat reikt het niet. Regionaal betekent dat wel iets. Het is van zeer grote
betekenis voor de regio. Het zijn topdagen voor Turnhout, zeker als men geïnteresseerd is in
film, nog meer als men geïnteresseerd is in wereldfilm. Maar als ik een Hollywood-fan ben
en ik woon in Brussel, dan is daar in Turnhout voor mij niets te zien. Bij Open Doek zijn ze
- 169 -
geëvolueerd vanuit de filmclub en appelleren ze aan de nieuwsgierigheid van mensen die
reeds geïnteresseerd waren in wereldfilm. De grote uitdaging is echter om nieuwe mensen
aan te trekken. Waarom is die doorstroom zo moeilijk? In Turnhout zie je amper
Marokkanen of zwarten in de zaal. Maar je komt ze wel tegen in Turnhout. Of ze daar ook
wonen weet ik natuurlijk niet, maar je ziet ze wel. En toch komen ze niet naar de films. Het is
mijn grote uitdaging en ook wel frustratie. Ik ben zelf een allochtoon, half Italiaan, half Belg.
Ik vind het erg dat die doorstroom daar niet kan gevonden worden.
Het doelgroepenverhaal en het feit dat je die zo moeilijk kunt betrokken krijgen, is een
belangrijk minpunt?
Ja, want vermits zo’n festival zo belangrijk is voor de regio, moet men daar zeker ook de
groepen bij betrekken die de culturele rijkdom van die regio versterken. En als je daaraan
kunt meehelpen door het organiseren van een filmfestival, waarom kan je die mensen er dan
niet bij betrekken?
Dat is dus een uitdaging voor Open Doek?
Ja, dat vind ik. Hetzelfde geldt voor Brugge. Waarom kan Leuven dat wel met hun Afrika
Filmfestival? Dat is trouwens nog enger en specifieker dan wereldfilm. Waarom kunnen ze
dat in Turnhout en Brugge dan zo moeilijk?
Als je dit totaalplaatje bekijkt, ligt daar een grote uitdaging voor Open Doek?
Ja, voor mij persoonlijk is dat een heel belangrijke factor.
Wat voor een festival is Open Doek volgens u?
Een ‘niche-festival’ met regionale weerslag.
Open Doek is dus een ‘niche-festival’, regionaal en publiek. Wat is de kern volgens u?
Wat verstaat u onder ‘niche’?
De niche is de wereldfilm.
Wereldfilm wordt dan een naam?
- 170 -
Laten we zeggen dat de niche alles behalve Hollywoodfilms is. Hollywood is een ander soort
cinema. Er worden ook Hollywoodfilms gemaakt in België of in Nederland. Anders waren er
maar een 200-tal echte Hollywoodfilms. Het zijn allemaal films die volgens een bepaald
stramien gemaakt worden en dat kan je samenvatten in ongeveer vijf regeltjes: met sterren,
een gemakkelijk verhaal, een held die een bepaald probleem krijgt en dat dan kan oplossen
en een happy end. Een onafhankelijke film zoals ‘Precious’ die dit jaar in Cannes gedraaid
werd, is voor mij geen Hollywoodfilm, al speelt de film zich af in het hart van New York met
zwarte mensen. Voor mij is Wereldfilm alles behalve het Hollywoodgenre. Ook het
Bollywoodgenre vind ik geen Wereldfilm.
En wat doet u dan met de grote Chinese films of de Koreaanse film? Dat is evengoed een
gigantische industrie.
Dat is niet helemaal hetzelfde genre. Zolang het authentiek blijft en als de regisseur echt iets
wil vertellen over zichzelf, dan vind ik het oké. Maar op het moment dat men gaat rekenen,
dan vind ik het industrie. Maar dat is soms heel moeilijk om te zien.
Is rekenen dan niet eigen aan film?
Het is altijd een kostbaar product en daar ligt een dubieuze grens die voor mij belangrijk is.
Hoe beoordeel je dat?
Dat is uw buik die dat zegt. Je voelt of iets echt is of dat het flauwe kul is. Flauwe kul in de
zin van: ‘men mag mij bedriegen, maar teveel is teveel’. Bijvoorbeeld de film ‘35 shots of
rum’ van Claire Denis is echt. Dat voel je. Claire Denis is Afrikaan, hij heeft verschillende
jaren in Afrika gewoond en kent dat leven daar. Je voelt die warmte in de relatie tussen die
vader en die dochter. Die film, daar zit geen verhaal in, het is alleen het leven zelf. Dat is
waar.
Wat is Open Doek voor u? Wat voor soort filmfestival zou Open Doek idealiter moeten
zijn?
- 171 -
De competitie is goed. Alleen zou men de competitie moeten beperken tot één grote prijs en
geen 16 andere prijzen en dan ook nog speciale vermeldingen à volonté. Want ik weet
achteraf absoluut niet wie een prijs gewonnen heeft. Van Cannes weet ik dat wel en van
Venetië weet ik dat ook nog.
Bedoelt u dat die nevencompetitie niet nodig is? De jongerencompetitie, de kinderen
bijvoorbeeld?
Jawel, dat mag wel, maar trek dat los. In Cannes is dat ook. Maak dat los van die competitie.
Maak dat tot uw ‘core business’. Maak er één grote prijs van waardoor die film bijna
onmiddellijk kan uitkomen en niet pas over twee jaar of zo. Dat zou ideaal zijn. Dan zou zo’n
film niet eerst alle distributeurs moeten afgaan om dan uiteindelijk een kleine distributeur te
vinden die de film wil uitbrengen. Het gaat om die uitstraling, een grote prijs heeft een
uitstraling en als je dat niet kunt bewerkstellingen, moet je het afschaffen. Je hebt een
competitie en ook nog de films die hier in omloop zijn en waarvoor je moet betalen.
Daarnaast vind ik het informatief programma belangrijk. Wat ik bedoel met een informatief
programma is ‘mee zijn met wat er in de rest van de wereld aan de hand is’. Vorig jaar was
er bijvoorbeeld veel te doen rond Tibet. Op zo’n moment zou men dan alle zeilen moeten
bijzetten en daar iets mee doen, namelijk films over Tibet aanbieden. Ik heb daar behoefte
dan aan. En wat zie ik op televisie? Waar ik jarenlang niets over dit land zag, zie ik nu op
televisie beelden van schietende ordediensten op betogende Tibetanen. Het gaat om
Tibetanen die ik al twintig jaar niet meer gezien heb op het nieuws. Ik ken ze enkel van in
films. Op hetzelfde moment waren op het filmfestival in New York 18 films te zien over
Tibet. Ik denk dan ‘verdorie, zo’n festival van Wereldfilm bij ons, zou toch zijn ogen moeten
open trekken en dergelijke films op het programma zetten, ook al zijn dat films van twee jaar
geleden of zijn het documentaires. Zet dat in de kijker. Dat moet je hebben’.
Een ander voorbeeld is bijvoorbeeld dat ik twee jaar geleden in Amsterdam een boeiende
documentaire over Ingrid Betancourt zag, de diplomatendochter en politica die jaren vastzat
in Colombia. Ik vond dat een heel goede film. Bij het buitenkomen was er een standje van
één of andere drukkingsgroep en ik kocht het boek. Het was een boeiend geschreven boek
over haar leven. En pas een jaar later, als ze vrijkwam, komt er ineens interesse en aandacht
voor haar en voor de film. Maar hoe is het mogelijk dat er daarvoor geen enkel filmfestival
- 172 -
was dat iets met die film gedaan heeft, terwijl dit een goede film is en Ingrid Betancourt al
jaren in het nieuws zit, zowel internationaal als in Colombia. En toch bestaat die film met
Nederlandse ondertiteling. Ik snap dat niet. Als je op dit gebied films programmeert, en je
doet niets met zo’n film, dan vind ik dat een gemiste kans en dat is onvergeeflijk. Zo kan ik
nog wel tien andere voorbeelden geven.
Als je zo’n verhaal wilt vertellen kom je bij de functie van filmfestivals. Heeft een
filmfestival een maatschappelijke of een politieke functie? Hoe zou je dat in één woord
omschrijven?
Informeren. Een link leggen.
Is dat een politieke of een maatschappelijke functie?
Soms zegt men: ‘film is ontspanning, is escapade’. Voor mij heeft film alles met de wereld te
maken en met onszelf. Dat is absoluut geen escapisme. Als ik me wil ontspannen, dan ga ik
zwemmen of in mijn tuin lopen, maar dan ga ik niet naar een actiefilm kijken. Wat de
maatschappelijke link betreft, kan ik het volgende zeggen. Vorig jaar waren er drie films
geprogrammeerd over Che Guevarra. Het gaat om ‘Che part 1’ en ‘Che part 2’ van Steven
Soderbergh en ‘The Motorcycle Diaries’ van Walter Salles. Die drie films zouden een
prachtig geheel kunnen vormen om te zeggen: ‘Wie kent Che Guevarra nog?’. Wij hebben
die man gekend omdat hij op ons T-shirt stond toen hij al dood was. Waarom die drie films
niet samenbrengen? Twee heel verschillende regisseurs, een Amerikaan en Braziliaan, die
een film gemaakt hebben over een zeer geëngageerde Argentijn, die het liefst uit de media
weg wou blijven. Hoe komt het dat hij vooral na zijn dood zo belangrijk is geworden? Wat is
zijn rol nog? Heeft hij nog een rol of is dat achterhaald?
Een debat organiseren?
Wat zou moeten gebeuren is dat presenteren aan de mensen. Ik weet niet of je een gestuurd
debat moet organiseren. Dat mag natuurlijk, maar dat moet niet. Met een maatschappelijk
debat bedoel ik het ‘presenteren’ aan mensen zodat ze er nadien nog met elkaar over kunnen
praten. Samengevat kan ik zeggen: ‘als je een nichefestival bent en je bent van groot
- 173 -
regionaal belang, dan vind ik dat het maatschappelijk debat in uw programma aanwezig
moet zijn. Niet elke dag of elke minuut, maar op een dergelijk festival moet het er zijn’.
Maatschappelijke functie, maatschappelijk debat?
Men moet mensen stof geven om te debatteren en om linken te leggen tussen wat er leeft en
geleefd heeft, aanvullend op wat de media hoe langer hoe meer links laten liggen. Het
buitenland bestaat eigenlijk niet meer. Voor Wallonië is Vlaanderen buitenland. Als je daar
vraagt om drie Vlaamse cineasten te noemen, dan kennen ze er misschien één.
Kan jij drie Waalse cineasten noemen, behalve de gebroeders Dardenne?
Ja, ik ken ze allemaal. Ik heb het hier over mensen die in film geïnteresseerd zijn, over
Waalse, Franstalige filmjournalisten. Dan zijn wij, Vlaanderen, hier zoiets als Tsjechië of
Roemenië.
Dat is één functie: een maatschappelijke functie. Kunnen we het een politieke functie
noemen, een engagement dat je hebt of dat zo’n festival idealiter zou moeten hebben?
Maatschappelijk vind ik een betere benaming, maatschappelijke relevant, maatschappelijk
debat aanzwengelen, aanreiken, dat vind ik interessant. Politiek is nogal zwaar beladen.
Mijn vraag houdt verband met de geschiedenis van de filmfestivals. Ik vraag dat met in
mijn achterhoofd het ontstaan van de grote filmfestivals zoals dat van Venetië, Cannes en
Berlijn.
Ja dat was politiek.
Klopt het als ik zeg dat de grote filmfestivals initieel werden opgericht vanuit politieke
drijfveren en dat dit nu niet meer perse zo is, maar dat de maatschappelijke functie
belangrijk gebleven is juist omdat ze via dat evenement dingen kunnen aanreiken of is
dat een droomvisie?
Je hebt het nu over de grote filmfestivals. Ik had het over de nichefilmfestivals.
- 174 -
De grote filmfestivals zijn dus ontstaan vanuit dat discours. Hebben de kleine
filmfestivals nog die maatschappelijke functie? Is dat nog belangrijk?
In die grote festivals is de kwaliteit overheersend. In Cannes werden ongeveer 1600 films
aangeboden en alles bij elkaar geteld werden daaruit 57 films geselecteerd voor de
competitie. Ik neem aan dat men dan ongeveer de beste heeft gekozen, dus de kwaliteit. In
Venetië zal dat hetzelfde zijn en in Berlijn ook. Alleen liggen er, door de geschiedenis en de
achtergrond, andere accenten in elk filmfestival.
Heeft een filmfestival een maatschappelijke functie?
Die grote filmfestivals hebben dat sowieso.
En de kleine filmfestivals?
Voor mij zou dat moeten. Ze komen uit de filmclubcultuur waar één van de drijfveren was
om mensen te engageren voor de film, dus moest er af en toe over gedebatteerd worden. Zo
zijn de filmclubs ontstaan in de jaren ’20, ‘30. Zo zijn ze doorgegroeid. Door het wegvallen
van allerlei ontmoetingsplaatsen waar je film kan zien en de filmfestivals die in dat open gat
zijn gevallen, vind ik dat dit moet, om de kritiek te counteren dat film puur escapisme is.
Terwijl voor de meeste cineasten, die geëngageerd zijn en die een film willen maken, de film
een deel van zichzelf is. Het is een getuigenis over het leven, over hoe de wereld is en over
hoe de wereld eruit ziet en over hun plaats daarin als kunstenaar. Ik vind dat wel heel
belangrijk, zeker ook naar de artiest toe
Je bedoelt dat je niet alleen de film laat zien? De film tonen op zich is niet genoeg? Wat
moet er dan meer zijn? Debatten?
In sommige gevallen wel denk ik. In vele gevallen denk ik dat de aanwezigheid van de
cineast of van een acteur of van de componist die een getuigenis aflegt van de passie die
achter zo’n werk zit, heel belangrijk is. Dat heeft ook altijd – voor die keren dat ik cineasten
mocht voorstellen in de zaal – echt zijn belang. Mensen worden daar graag mee
geconfronteerd. Die stellen graag eens een vraag of gaan aan de toog een babbel slaan. Het
- 175 -
mooiste voor iemand is toch - en dat is niet alleen voor film zo, dat kan ook over een
schilderij gaan of over een beeldhouwwerk, of een zanger - de passie die je van zo iemand
krijgt als toeschouwer? Dat is heel belangrijk. Dat vertaalt zich niet altijd in de beelden.
Doorheen de gesprekken komt de culturele functie van een filmfestival nogal sterk naar
boven. Hebben filmfestivals een culturele functie?
Film is cultuur voor mij. Wanneer je goeie, sterke films programmeert, dan zijn dat
getuigenissen van een bepaalde cultuur. Dat kan Colombia zijn, of het zuiden van India of
Afrika. Dat zijn allemaal uitingen van cultuur. Je wordt daarmee geconfronteerd als kijker.
Wanneer er dan ook nog iemand iets daarover komt vertellen, dan is dat een verrijking. Elke
verrijking is een culturele verrijking op dat vlak of natuurlijk ook een verstandelijke
verrijking. Cultuur is meer dan alleen uw verstand, het is ook uw menszijn. Heel uw
menszijn is verrijkend. Dat vind ik belangrijk op dat vlak.
Doet filmfestival Open Doek dat voldoende?
Ik neem aan van wel. De culturele verrijking ligt voor een groot stuk in de programmatie.
Dat er een paar kansen niet worden genomen, daar hebben we het al over gehad. Maar
Ronaldo laat ook soms kansen liggen. Daarmee is hij nog geen slechte voetballer. Hij is nog
94 miljoen waard! Maar dat is een ander verhaal. Ik blijf altijd een beetje op mijn honger
zitten als ik de programmatie van filmfestival Open Doek bekijk. Dan denk ik: ‘allé Marc
jongen, met een klein beetje meer moeite had je toch dit of dat nog kunnen doen’. Dat denk
ik dan. Je kunt natuurlijk niet alles hebben, maar toch.
Gaat het dan over titels die er niet tussen zitten?
Ook. Of over iets creëren, of over visie. Bij Open Doek heeft het vooral te maken met visie
Is er te weinig visie bij Open Doek?
Ja.
Hoe zou dat beter kunnen? Gaat dat dan over wat u bijvoorbeeld zei in verband met
Tibet?
- 176 -
Ja, ik snap niet hoe dit mogelijk is. Men zou toch wat meer research kunnen doen zodat men
goed op de hoogte is van wat er reilt en zeilt. Misschien kan ook een meer open geest helpen.
Men is nu te zeer gefocust op: ‘die film uit dat land moeten we zeker hebben’, terwijl er
misschien nog vijf, zes andere films zijn over dat land die op andere filmfestivals wel
weerklank hebben.
Het culturele aspect van een filmfestival kan je uitsplitsen in deelfuncties. De film tonen
is daar één element van. We hebben het daar al uitgebreid over gehad. Toen ik dit besprak
met Marijke Devalck, een Nederlandse professor, stelde ze dat het kernbegrip voor een
filmfestival ‘liefde voor de film’ is. Klopt dat ook voor u?
Ja. Toen we ons nummer 500 hebben gemaakt, hebben we ons afgevraagd of we het begrip
filmkritiek niet moesten herdefiniëren en dan hebben we als eerste zin geschreven: wij
schrijven uit liefde voor de film. Dus het komt eigenlijk op hetzelfde neer. De passie en de
liefde voor het medium moet vooraan staan. Dat betekent natuurlijk niet dat je alles
kritiekloos moet slikken. Het betekent wel dat je open moet staan voor wat een cineast wil
vertellen in zijn film en dat je daar maximaal moet kunnen in meegaan. Je mag niet te snel
zeggen: ‘dat zie ik niet zitten’. In mijn beroep als filmcriticus is dat belangrijk. Je bent een
brug tussen wat de cineast bedoelt met zijn film, wat hij wil vertellen en het publiek dat
hopelijk in die film zal kunnen komen. Daar moeten wij ergens de brug zijn.
Journalisten zijn dan voor een deel ontsluitend, moeten filmfestivals dat ook zijn en hoe?
Door te programmeren en door te durven.
Wat te durven?
De kwaliteit van uw films.
Ligt die te laag bij Open Doek?
Dat is een gevaarlijke uitspraak. Om daarop te kunnen antwoorden zou ik alle films van alle
filmfestivals van Open Doek moeten gezien hebben en dat heb ik niet. Daar durf ik me dus
niet over uit te spreken. Ik neem aan dat de kwaliteit goed is want die films zijn toch eerst
- 177 -
een aantal sluizen doorgegaan. Maar ik wou iets anders zeggen eigenlijk. Ik wou iets zeggen
over durven. ‘Durven’, dat is een beladen woord. Ik herinner me en film ‘Hamaca Paraguya’.
Open Doek heeft hem geprogrammeerd.
Dat was twee jaar geleden.
Ja. Het is een zeer gedurfde film uit Paraguay. Daar maken ze niet elk jaar een film,
misschien was het wel de eerste. Die film had een zeer aparte filmtaal, maar hij was zo
ongelofelijk sterk. Ik weet niet hoeveel mensen die gezien hebben. Ja, ik weet het wel, ik ben
nog terug gaan zien. Er zaten vier mensen en er zijn er nog twee terug buiten gegaan. Dan
denk ik dat een filmfestival zijn rol nog veel sterker zou moeten spelen, want het zou niet
mogen dat er bij een film maar vier toeschouwers zitten. Het zou niet mogen dat er op een
zondagmiddag bij ‘Les yeux secs’, de debuutfilm van de Marokkaanse feministe Narjiss
Nejjar, maar zes mensen in de zaal zitten en dat er dan achteraf één van die mensen mij komt
vragen: ‘hoe komt het dat er hier maar zes mensen zijn?’. Iemand uit het publiek stelt die
vraag. Zo’n film en maar zes mensen in de zaal. Ik vind dat verschrikkelijk. Dergelijke films
zijn zeer extreem qua filmtaal. Moeilijk zijn ze niet, maar ze hebben lange stiltes en lange
shots. Men moet dan kunnen zeggen: ‘oef, ik zit hier in de zaal en laat nu de schoonheid
maar eens afkomen’. Dat is durven en daarin moet een filmfestival als Open Doek zijn rol
niet voor 100% spelen, maar voor 500%.
En hoe dan? Door die films extra te promoten?
Niet te reageren zoals dat nu gebeurt. Nu zegt men: ‘k heb hier 70 of 80 of 100 films
geprogrammeerd voor u en kies maar uit’. Neen!
Hoe dan?
Ofwel maak je in uw evenement nog een aantal onderevenementen, zoals bijvoorbeeld een
dag over Che Guevara. Je kan ook een dag koppelen aan bijvoorbeeld een cursus over de
beeldesthetiek van die films. Kortweg door er iets mee te doen. Je laat voelen aan je publiek
dat dit films zijn waar wij als festival voor 500% achter staan. Die moet je gezien hebben. Dit
is een evenement en deze films die moet je gezien hebben. Dat moet een eventuele
- 178 -
toeschouwer voelen. Als je films zoals de Oscarfilm ‘Slumdog miljonair’ programmeert, dan
moet je daar niets voor doen. Mensen komen daar toch naar toe. Daar is de publiciteit al
uitgebreid voor gemaakt in allerlei kranten en met rode lopers. Daar moet je niets meer voor
doen. Maar die andere films, als je door een gepaste publiciteit, in plaats van vijf mensen
misschien wel 50 mensen in de zaal krijgt, dan heb je gewerkt. Dan heb je ook de voldoening
dat je gewerkt hebt om aan die kleine films een iets grotere insteek te geven in plaats van ze
te laten doodbloeden.
Is dat dan vooral een culturele functie, een gidsfunctie?
Ja, daarom ben je dan ook festivaldirecteur. Anders moet je dat niet zijn, dan ben je gewoon
programmator.
Krijgen filmfestivals op dat moment een distributieondersteunende rol of is dat een rol
die ze moeten opnemen? Want je wilt aandacht genereren voor die films.
De films die ik vernoemde waren twee films die al een distributeur hadden. Die waren al
verdeeld.
Ik bedoel niet in de zoektocht naar een distributeur. Ik bedoel dat je ze in de promotie, in
de campagne ondersteunt. Is het een taak van filmfestivals om die ondersteunende rol te
spelen?
Ja. Dat is gecombineerd met uw engagement als filmfestival en je pikt er dan altijd dingen uit
om te zeggen: ‘voilà, ga dat nu eens kijken, want dat is de cinema van vandaag, die je niet
elke dag ziet’. Het is wederzijds natuurlijk. Je mag dat eigenlijk niet zeggen, maar ik zal het
toch zeggen. Je tracht je publiek op te voeden. Je moet daar geen schrik van hebben. Maar je
moet je publiek ook niet onderschatten. Daar gaat het niet over. Je mag ze wel een weg
tonen. Er komen immers elke week minstens tien nieuwe films uit in de cinemazalen en dan
heb ik het nog niet over DVD’s. Hoe wil je nu dat die mensen hun weg vinden in dat
overaanbod? Je mag je gidsfunctie een beetje meer exploiteren, daar is niets op tegen.
Ja, zonder daarbij je publiek bij het handje te pakken
Ja.
- 179 -
Zijn filmfestivals een ontmoetingsplek?
Ja.
Zowel cultureel als economisch?
Ja
Dus ook economisch? Moeten we daar meer op inspelen?
Ja, betekent economisch een pint drinken en iets eten? Is dat economisch?
Nee, ik bedoel voor de professionele filmindustrie.
Ik vind niet dat het uw eerste functie moet zijn, maar het kan een bijkomende functie zijn.
Als je bijvoorbeeld een cursus zou geven over beeldesthetiek, dan ga je daar de
professionelen en ook de studenten niet ontmoeten. Een professionele ontmoetingsplaats zie
ik niet als een prioritaire functie voor een filmfestival.
De cultureel-maatschappelijk functie ziet u als de meest belangrijke functie van een
filmfestival. Mag ik dat zo zeggen?
Ja.
Is agendasetting belangrijk voor filmfestivals? Ik bedoel daarmee het inspelen op
onderwerpen die verband houden met de actualiteit?
Ik vind dat belangrijk voor ons, mensen van de 21e eeuw, voor wie het buitenland steeds
kleiner is geworden en voor wie de wereld een dorp geworden is. Op elk moment kun je
overal naartoe en dan gaat men hoe langer hoe meer zien hoe de mens op zichzelf
terugplooit. Dat is zo tegendraads. Ik vind dat zo’n filmfestival daar moet tegen ingaan. Dat
is een maatschappelijke opgave. Dat is bijkomend. Hoe men dat concreet kan doen, weet ik
niet. Maar dat kan als je bijvoorbeeld zegt ‘Tibet komt nu plots in de actualiteit’ en dan
‘Tibet, Tibet ,Tibet’ gedurende tien dagen en dan hoor je weer jaren niets meer van Tibet.
Maar die mensen leven daar nog altijd en die problematiek ook. Dus ik vind dat op dat
- 180 -
ogenblik een filmfestival een rol kan spelen om het venster en de spotlights daar sterker op
te richten. Er leven potverdorie heel wat Tibetanen in België. Zet nu eens de spot op dat land,
via een aantal bestaande fictiefilms, of ja, meestal zijn het documentaires. Doe daar iets mee.
Doe daar iets aan. Zoals Rwanda nu nog altijd in de actualiteit staat. Waarom? Dankzij de
films, niet dankzij de televisie, want die zijn al lang weg. Waar zitten die nu? Bij de piraten
van Somalië misschien.
We zullen het even over de economische functie hebben. Klopt het dat een filmfestival
een extra waarde moet geven aan films of een soort label moet toekennen aan die films
die we met onze naam verder kunnen promoten?
Ja.
Moet een filmfestival daar dan verder in gaan dan het labeltje op de doos van de DVD
door bijvoorbeeld zelf de DVD uit te brengen?
Dat mag, maar ik zou dat ook weer niet als prioriteit zien, want dan blijf je bezig. Ik vind wel
dat je alle drukkingsmethodes moet aanwenden om de films waar je achter staat een zo
breed mogelijk publiek te geven.
Een filmfestival kan een springplank zijn voor films. Is Open Doek ook zo’n
springplank?
Dat zou kunnen. Eigenlijk is het darvoor te regionaal gebonden. Stel nu dat er dit jaar een
Koreaanse film een filmfestival wint. Is dat een springplank? Die film zal in Vlaanderen
verdeeld worden, maar in Nederland al niet meer. Het blijft dus regionaal. Toch kan het voor
die cineast wel van belang zijn. Stel dat een Koreaanse film hier een prijs krijgt. Die cineast
heeft misschien nog nooit een prijs gehad. Dat kan toch zijn weerslag hebben in zijn eigen
land. want dan kan hij zeggen: ‘Kijk ik heb een prijs gewonnen in een land waar ze mij niet
eens kennen’. En misschien weet hij ook zelf niet eens waar ons land ligt. Het feit dat hij aan
de andere kant van de wereld een prijs heeft gekregen, kan hem ook in zijn land meer
bekendheid geven. Het kan misschien de mogelijkheid openen om een nieuwe film te
maken. Dat is hetzelfde voor een Vlaamse film die in Shangai een prijs wint. Die film kan dat
ook gebruiken om te zeggen: ‘kijk eens hier, ik heb een grote prijs gekregen in Shangai. Ik wil
- 181 -
nog een film maken.’ Op die manier kun je meewerken aan de carrière van een cineast, dus
dat zou kunnen. Maar je moet dat niet overschatten.
Is de ondersteuning van de distributie hier bij ons belangrijk? Moet een filmfestival dat
blijven doen? Of er misschien juist meer aan doen?
Dat doet Open Doek al door de programmatie van het jaarprogramma. Dat is zeer belangrijk.
Anders moeten er morgen een aantal distributeurs gewoon stoppen. Ik denk dat dit
belangrijk is. Je ondersteunt distributeurs die hun nek uit steken om bepaalde films, die niet
zo simpel zijn, op de markt te brengen. Wij hebben daar een taak. Een filmfestival is een brug
tussen de maker en het publiek. Wij moeten zeggen tegen dat publiek: ‘Kijk die film is hier in
België, ga dat alstublieft zien!’
Lars Hendrik Gass van Oberhausen heeft eens in een openingsspeech gezegd dat
filmfestivals actief mee de productierol moeten spelen, heel ondersteunend met andere
woorden, en dat in een vroeg stadium, niet achteraf.
Hubert Bals had dat destijds al gezien. Vandaar het Hubert Bals Fonds. Eigenlijk moeten wij
de landen die geen subsidiefonds hebben, of waar er gewoon helemaal geen geld is, zeker
niet om films te maken, helpen. We moeten die cineasten daar helpen, zodat ze hun dingen
kunnen doen en niet iets anders moeten gaan doen.
Gaat de economische functie van Open Doek dus verder dan enkel film aandacht geven?
En moet het festival ook door de jaarprogrammatie en de distributiepremie meehelpen?
Of kan een eerder klein, lokaal ‘nichefestival’ niet zoveel betekenen?
Maar er zijn in België of in Vlaanderen misschien ook een aantal jonge mensen die met film
bezig zijn, eventueel zelfs van Marokkaanse, Turkse of Afrikaanse afkomst, en wellicht
komen er in de toekomst nog meer die iets te bieden hebben. We moeten het niet per sé ver
gaan zoeken. Ik denk dat een festival voor dergelijke mensen wel iets kan betekenen.
Ook puur economisch door bijvoorbeeld preproductiesteun of zo?
Al is het een scenariopremie, zodat die mensen eens een verhaal kunnen schrijven.
Met de garantie op vertoning op het festival erbij.
- 182 -
In eerste instantie zou je kunnen beginnen met het uitschrijven van een premie voor mensen
die hun verhaal kunnen uitschrijven. Een scenariopremie, en dat bedraagt ongeveer 12500
euro, is eigenlijk niks. Als je er zo drie of vier kunt geven om de twee jaar, dan doet je iets.
Dan leg je ergens een zaadje. Natuurlijk komen niet al die zaadjes uit. Maar het kan wel een
begin zijn. Dan doe je iets meer dan gewoon een hoop films vertonen.
Zijn cross-overs belangrijk?
Aan wat denk je dan?
Met ander kunstvormen?
Ja, maar het is te zien hoe je uw ‘core business’ ziet. Ben je een filmfestival of ben je een
filmfestival. Je kunt daar ver in gaan. En wat neem je er dan bij? Ook muziek, ook beeldende
kunst, ook fotografie? Je kunt er ook nog toneel bij nemen. Waar ga je dan de meeste
aandacht aan besteden? Ik heb al veel filmfestivals bezocht en ik zie dat men aan die cross-
overs niet veel tijd en ruimte geeft. In Cannes is er wel eens een fototentoonstelling. Die heeft
dan betrekking op het filmfestival van Cannes zelf.
Dus in die richting en niet andersom?
Ja. Als de regisseur Kusturica in Cannes een zigeunerfilm heeft draaien, dan treedt er ’s
avonds een zigeunerorkest op als de sterren op de rode loper komen. En als U2 een 3D-film
had, dan was er ’s avonds een optreden van U2 voor het paleis. Ze hebben daar vijf
nummers gespeeld. Heel Cannes kon daar mee van genieten. Dat is oké. Dat houdt dan
rechtstreeks verband met die film.
We hebben al een heleboel veranderingen aangetoetst. Uit verschillende gesprekken is
naar boven gekomen dat het beter zou zijn als er in plaats van een programmator, een
curator werd aangesteld die een programma samenstelt voor het filmfestival. Wat vindt u
daarvan?
What’s in a name? Een curator, als je bedoelt dat bijvoorbeeld Tom Barman gedurende een
jaar aangesteld wordt om Open Doek te programmeren, dan zeg ik ‘nee’, met alle respect
voor Barman. Een programmator die zit al jaren in het vak en die weet bijvoorbeeld dat
- 183 -
Walter Salles een nieuwe film gaat maken, dat die film dan af is en dat hij die film op zijn
festival wil hebben. Dat weet iemand als Barman niet.
Die kan dan eerder een retrospectieve functie hebben?
Ja. Als ik naar Vlaanderen kijk, dan zou ik niet weten wie je als curator zou kunnen vragen of
aan wie je zou kunnen denken als curator voor zo’n ‘nichefestival’.
Waar zit de verandering dan voor een filmfestival als Open Doek naar de toekomst toe?
Wat zou er moeten veranderen?
Ik vind dat het maatschappelijk engagement moet veel sterker worden.
Kom je dan niet in een verhaal van instrumentalisering terecht? Kan dat? Mag dat? Mag
men dat een film aandoen?
Je bedoelt een film ten dienste stellen van het debat over ik weet niet wat?. Nee, dat vind ik
niet. Ik vind dat film centraal moet blijven staan
Kom je dan niet in een straatje terecht?
Men is natuurlijk in dat straatje. Filmeducatie, jammer genoeg, zit al in dat straatje. Dat vind
ik verschrikkelijk. En dan heb ik het over de kwaliteit van de film. Een goeie film heeft het
over vanalles en nog wat. En als jij nu een film wilt over alcoholisme, dan zeg ik ‘nee’.
Anderzijds kan ik je wel goeie films aanraden, waar het thema alcoholisme aan bod komt,
naast nog zeven andere thema’s die even belangrijk zijn. Dat vind ik het filmmedium
verengen tot alleen Hollywood. Want daar heb je natuurlijk a volonté zulke films. En dan
heb je ook nog een hele serie films op de televisie die over dergelijke thema’s gaan. Maar ‘de
film’ is veel rijker dan dat.
De maatschappelijke functie moet, wat u betreft veel belangrijker worden, zonder daarbij
in een straatje te komen van instrumentalisering?
Liefst zover mogelijk daarvan weg. Toch vind ik het nog anders als je bijvoorbeeld een film
geeft over Che Guevarra. Dan is het niet de film over Che Guevarra die dag en daar hang je
dan maar drie andere films aan op omdat die daar toevallig zijn. Nee, je kiest drie films die
- 184 -
een beeld geven van de visie van de mensen die in 1998 en 2008 een film maakten over het
leven van een revolutionair. Wat willen ze daarmee? Waarom maakt Soderberg, 40 jaar na
datum, een film over Che Guevarra? Wat is nu de link, wat is de insteek?
Moet Open Doek aan de slag met veranderende distributievormen? Ik denk dan heel
concreet aan internet? In Gent werkt men daar bijvoorbeeld al mee (VOD). Hoe maak je
dat concreet?
Het zal waarschijnlijk niet anders kunnen.
Hoe wordt dat dan concreet? Is het belangrijk dat Open Doek zijn films online aanbiedt?
Ik denk dat wel. Zoals je ook de films van de bibliotheek online vindt.
Ik bedoel niet de titel alleen. Ik bedoel dat ook de vertoning online komt, zodat je ook een
andere vertoningmanier krijgt.
Ja, dat vind ik wel. Het is niet mijn ding, want ik vind dat men een film in een zaal moet zien.
Maar dan heb ik liever dat men dat doet dan dat men naar een Amerikaanse film zit te zien
of naar porno. Als kennismaking of als drempelverlagend kan dat interessant zijn en daarom
zou ik dat zeker niet negeren.
En waar denk je dan aan?
Dat je het hele jaar door die films kunt downloaden.
Een digitaal platform waarop die films beschikbaar zijn, zoals men daar nu in Gent mee
bezig is in samenwerking met Belgacom. Is dat iets?
Je moet natuurlijk zien dat je uw filmfestival daardoor niet ondergraaft.
Wordt een filmfestival op die manier geen anachronisme?
Er zullen altijd mensen blijven die de film willen zien in de zaal. Dat publiek zal misschien
wel kleiner worden, maar dat publiek zal er altijd blijven zijn.
Ook jongeren?
- 185 -
Ik denk het wel. Het probleem is momenteel dat, dankzij Kinepolis, film kijken veel te duur
is geworden. Want wat deden zij? Telkens als zij kijkers verloren, hebben ze de prijs van het
ticket verhóógd. En zo hebben we ondertussen een ticket van bijna 10 euro voor een film. Als
hij op DVD is uitgebracht, kost hij ongeveer 4,5 euro, soms minder. Dat zijn geen prijzen
meer, dat is niet meer te doen. Je gaat ook niet naar een frituur waar je voor uw frietje 5 euro
moet betalen of naar een café waar uw pint ik weet niet wat kost. Dan moet het al iets heel
speciaals zijn! Anders doe je dat niet. Kinepolis heeft op een gegeven moment gezegd: ‘We
willen mikken op de jongeren en al die anderen, die hoeven we niet meer’. Nu zouden ze
veel liever de mensen van dertig jaar hebben, want hun prijs is veel te duur voor die
jongeren. Maar die ouderen zijn weg hé en die komen niet meer terug. Eigenlijk moet
Kinepolis nu weg en zouden er weer andere zalen moeten komen om die filmcultuur terug
te instaleren.
Is het Nederlandse systeem waar men in elk dorp een klein huis heeft waar een tiental
mensen film kunnen kijken, dan beter?
Ja, maar dat is ook weer verloederd. Men heeft daar ook te weinig in geïnvesteerd. Als men
één keer iets gezet heeft, dan denkt men dat het voor 50 jaar goed is. Dat werkt zo niet. Je
moet constant vernieuwen. Op de duur zit je daar te kijken naar een schermpje dat even
groot is als een goed televisiescherm. Ja, dan kun je inderdaad beter thuis kijken. En dat is
ook nog comfortabeler, want daar heb je een betere zetel, betere chips en beter gezelschap.
Hoe zou het filmfestival Open Doek er volgens u moeten uitzien over 10 jaar?
Duidelijker keuzes maken.
Enkele aanbevelingen?
Niet al te strikt. Je hebt uw 80 films waarvan er 50 gekend zijn, zeker bij een publiek van
Open Doek. Wat ga je dan met de overige 30 films doen? Dat zijn dan wat mij betreft 10
competitiefilms. Die zijn meestal nog niet ondertiteld. Wat ga je daarmee doen? Hoe gaan we
die programmeren? En dan die 20 andere films waar we moeten aan trekken en duwen om
er toch wat mensen naartoe te krijgen? Dat zijn films die staan voor wat wij willen en die ook
de culturele uitstraling hebben die wij willen aanbieden. Laat ons zeggen dat die 50 andere
- 186 -
film staan voor het maatschappelijke en die laatste 20 voor het artistieke en het culturele
aspect. En daar moeten we op inzetten. Meer dan nu het geval is.
En hoe ziet Open Doek er dan uit? Meer thematisch geprogrammeerd?
Sterker.
Geprogrammeerd in trajecten?
Ja, je mag nooit bang zijn om keuzes te maken. En maak dan een goede keuze. En zeg dan
niet: ‘dit jaar is het jaar van de Zuid-Afrikaanse film’. Nee! Zeg dan veeleer: dit jaar is het jaar
van de Zuid-Afrikaanse filmer Kevin Hood, een retrospectieve van Kevin Hood. Maar dan
moet Kevin Hood hier ook zijn natuurlijk. Anders heeft dat geen zin. Programmeer zijn vijf
films en die man is daar. Dat is een keuze. Hetzelfde geldt als ze mij vragen om in Italië zes
Vlaamse films te programmeren. Wat weet een Italiaan over de Vlaamse film? Niets. Maar
geef een cineast, Robbe De Herdt of Stijn Conincx, nodig die mens uit en stel interessante
vragen. Zo gaat dat nu al bij het filmfestival van Rome. Daar doen ze goede dingen. Die
vragen Croonenburg en ze zetten daar een journalist een filmestheticus en een
universiteitsprofessor naast en die mannen hebben daar drie uren lang een interessant
gesprek gevoerd over zijn films met filmuittreksels en al. Dat is tenminste iets. En dat was
een voor volle zaal van wel 1000 man. Het is natuurlijk Rome. Dat was boeiend. Zo’n keuzes
bedoel ik!
En concreet, hoe ziet Open Doek eruit, waar zijn ze mee bezig?
Ideaal, als ik mag dromen, is dat je zo’n cineast uitnodigt en hem aan de mensen laat
uitleggen hoe hij film ziet, hoe hij films maakt, wat hij ziet als maatschappelijk belang van
film, wat de link is met uw eigen maatschappij en hoe hij ziet het buitenland. Kortom, alles
wat film interessant maakt en wat cultuur interessant maakt.
Heb je nog aanbevelingen?
Ik heb er al veel teveel gegeven denk ik! Meer keuzes en meer engagement. Meer keuzes en
meer engagement is meer inzet. Meer keuzes betekent misschien ook meer research.
Oké, hartelijk dank voor het interview.
- 187 -
INTERVIEW MET GRACE WINTER
Wat is voor u een festival?
Voor mij is een festival een plek waar er andere activiteiten worden voorgesteld, waar je
ontmoetingen kunt hebben met filmmakers, waar eventueel filmlessen worden gegeven aan
mensen, om de mensen te leren kijken. Maar dat is nog niet gelukt. Dat moet er toch eens
komen. Het publiek van een filmfestival is, met alle respect, in mijn ogen niet echt cinefiel
‘opgevoed’. Ze komen voor de thema’s en zien daarbij niet genoeg het verschil tussen een
goede en een slechte film. Als het thema hartverscheurend is, dan is het bijna per definitie
een prachtige film. Je zou bijvoorbeeld na een goede en een slechte film de mensen uit
kunnen nodigen om bijeen te zitten om te praten over wat er nu zo goed is aan die film en
wat cliché en banaal is om ze zo inzicht te geven in hoe je naar iets kunt kijken. Open Doek is
niet een soort Amnesty International scherm. Voor een deel wel natuurlijk, maar het gaat
toch nog altijd over film en filmcultuur. Ik vind dat dat andere aspect er ook zou moeten zijn.
Of het verwezenlijkbaar is, weet ik niet. Van het standpunt van de animatie vind ik Open
Doek ook zeer goed.
Maar hier in Brussel, op dat festival, gaat het vooral om de film laten zien. Dat is al iets.
Dat is een manier om ze te zien. Maar voor mij is dat niet genoeg voor een festival.
Bij Open Doek zie ik bijvoorbeeld al het werk dat Greet doet en ik vind dat fantastisch.
Die context die zij rond film biedt, dat film maar een stuk is en dat je vooral ook inzicht krijgt
over film.
Is dat het belangrijkste functie van filmfestival?
De belangrijkste functie van een festival is de culturele functie. Voor mij gaat een festival
altijd over filmtaal, over filmcultuur. Op de tweede plaats komen de thema’s. Die kun je op
veel andere manieren een plaats geven. Je hebt de kranten, je hebt allerlei andere manieren
waar je met de thema’s kunt bezig zijn en in een zekere zin op een veel actievere manier.
Wanneer je begaan bent met de derde Wereld, dan zou je beter in een organisatie werken die
daar mee bezig is, in de plaats van gewoon te gaan zitten en naar films te kijken. Als je echt
wilt dan zijn er andere middelen. Als je op een festival als Open Doek films vertoont, dan
- 188 -
moet je de mensen bewijzen dat er over de hele wereld kunstenaars zijn en niet alleen bij ons
en dat filmkunst een universele taal is, die je zowel in Pakistan of ergens in een of ander
Afrikaans land vindt. Daar zijn ook heel goede artiesten. Er komen momenteel bijna geen
films uit Afrika. Dat is niet omdat er geen mensen zijn die visueel denken, maar omdat ze
niet kunnen produceren omdat er gewoon geen geld voor is. Het soort festival dat we met
Open Doek doen, heeft ook de functie om de mensen uit onze geïndustrialiseerde landen
hier open te maken voor die andere landen. Want je hoort vaak: ‘ja, hier is de crisis, waarom
zouden we nog geld geven aan die andere landen?’. Het feit dat men met zo’n festival die
andere landen een beetje dichter in onze horizon brengt, waardoor we niet vergeten dat ze er
zijn, dat is ook een functie, een maatschappelijk, politieke functie. Ik vind dat belangrijk,
maar dat heeft dan niet meer veel met kunst te maken. Festivals die zich met wereldfilms
bezighouden, hebben een maatschappelijke functie naast het artistieke. Maar uiteraard alleen
met heel goede films.
Dat is het uitgangspunt voor u?
Ja, voor mij toch. Ik heb met Progrès ook altijd geprobeerd om alleen echt goede films te
verdelen. De films die wel een mooi thema hadden, maar die filmisch banaal waren of zelfs
clichés, die nam ik niet. Ik probeer ook in te gaan tegen de verloedering van de geesten van
de mensen die de televisie brengt. Filmcultuur met mooie films moeten we in stand houden.
Er zijn helemaal geen criteria meer voor kunst, voor visuele kunst. Als ik kijk naar televisie,
naar series en zo, dan vraag ik me af wat dat nog gemeen heeft met filmkunst, zoals dat
bestaat sinds 100 jaar.
Is dat iets waar festivals rekening moeten mee houden, moeten ze dat opvolgen?
Dat is heel belangrijk. Ik denk ook dat ze dat al doen. Je kunt natuurlijk niet alleen
superfilms hebben. Maar zeker tijdens de laatste uitgave waren er echt heel wat goede films
qua filmtaal.
- 189 -
Film tonen op zich is dus niet genoeg. Het contextverhaal is belangrijk. Ook voor Open
Doek en doet Open Doek dat genoeg?
Ik vind van wel. Ik ben niet zo iemand die alles goed vindt wat mensen doen. Maar over
Open Doek zeg ik altijd, aan iedereen die het wil horen, dat ze een modelfestival zijn. In alle
opzichten. Ik vind ook dat een festival zich niet arrogant moet opstellen: wij zijn diegenen
dat alles weten over grote kunst. Ik vind dat ze conviviaal zijn, dat ze de mensen die
uitgenodigd worden heel goed behandelen,…
U noemt het belang van ‘het tonen van films’. Kunnen we spreken van een
ontsluitingsfunctie? Is dat een goede omschrijving?
Ja, de mensen laten zien wat ze nog niet kennen en wij hopen op het festivaleffect opdat de
mensen dan ook zouden gaan zien. Want films gewoon op een affiche zetten en dat hier op
de Arenberg vertonen, werkt blijkbaar niet.
Dat is het grote probleem dat Nico aanhaalt en vergelijkbaar met de visie van Contact
Film in Nederland. Contact Film wil geen films van hen op festivals hebben omdat ze
uitgaan van de redenering dat ze dan hun publiek kwijt zijn.
Ze moeten zich maar laten betalen hé, zeker omdat een festival haar toeschouwers ook laat
betalen. Ik had altijd een minimum afgesproken met Marc. Als er daarna heel veel
toeschouwers zijn geweest voor mijn film, dan wilde ik daar ook nog iets van zien, want
misschien was ik daarna die toeschouwers kwijt. Maar echt, dat kun je financieel regelen.
Maar het argument is dan dat ze geen films meer kunnen uitbrengen omdat de carrière na
de festivals zogezegd korter wordt door de passage op het festival.
Ik ben daar niet mee akkoord. Want sommige van die films trekken meer volk op een festival
dan in de hele periode daarna. Het belangrijkste is dat je ze hebt gehad. Waar je ze hebt
gehad is toch niet zo belangrijk zeker! Heb je ze in normale zaalvertoning gehad of heb je ze
in een klap bij Marc die 400 toeschouwers in de zaal heeft zitten. Het belangrijkste is dat je ze
- 190 -
hebt gehad. Zeggen dat je geen van je films ter beschikking wil stellen van festivals, heeft
voor mij geen zin.
Ja, maar festivals betalen niet altijd.
Festivals betalen altijd voor een film.
Blijkbaar niet altijd
Dat is niet waar.
Is dat altijd geweest bij u?
Ja. Behalve soms, maar dan is er iets anders in ruil. Gasten bijvoorbeeld. Ook daarom ben ik
helemaal niet akkoord met Contact Film. Want je krijgt toch heel wat terug? Zeker in
Nederland waar er niet zoveel festivals zijn. In ruil heb je bijvoorbeeld dat het festival voor
één of twee mensen helemaal hun reis en hun verblijf in een hotel betaalt waarmee je dan je
promotie kunt doen. Dat is ook geld waard. Dat zou ik misschien niet eens uitgeven voor een
Indonesische film. Dus, als Marc dat dan deed en hij bracht die mensen naar hier, dan
betaalde hij niet meer voor die film, maar dan betaalde hij voor die mensen. In de tijd dat ik
met Marc werkte, hadden we een afspraak over een minimumprijs en daarna rekenden we af
afhankelijk van hoeveel mensen er voor die film waren geweest. Dat scheen hem normaal en
mij ook. Maar het risico dat een festival neemt, is dat je dat basisbedrag betaald hebt en als je
dan geen mensen hebt, dan ben je dat bedrag verloren. Maar voor mij hoort het ook bij de rol
van een festival om soms films te tonen waar amper mensen naar toe komen. Dan heb je
soms zo’n film als Hamaca Paraguaya, waar zes mensen in de zaal zitten en dan gaan er nog
vier van naar buiten. Er zijn nog meer films van hetzelfde soort, waarvan je weet dat die
geen grote zalen gaan trekken, maar die zijn het wel waard om getoond te worden. Voor mij
is het een taak van het festival om films te tonen voor mensen die artistiek geïnteresseerd
zijn. Er is geen doorsnee film. Je moet een waaier aan films aanbieden, van gemakkelijk tot
moeilijk. Maar je moet altijd zorgen dat het een kunstvorm blijft. Anders hoeft het niet voor
mij.
Kom je dan in een economisch verhaal terecht?
- 191 -
Dat is een moeilijke discussie. Aan de ene kant begrijp ik dat de mensen geld vragen voor
hun films. Dat zijn de producenten of de verkopers, omdat het circuit van de festivals nu in
de plaats gekomen is als mogelijkheid om de film nog te verkopen aan distributeurs.
Dat is in de plaats gekomen?
Sommige films hebben alleen nog maar een festivalcarrière. Die reizen naar alle festivals van
de wereld die deze film vragen. Maar dat is omdat die gewoon niet meer worden verdeeld.
Ik vind wel dat ze enorm overdrijven. Ik vind het schandalig dat ze aan een festival 1000
euro vragen.
Is dat een trend denkt u?
De meeste vragen veel te veel. Ze proberen die festivals onder druk te zetten en uiteindelijk
gaan ze meer geld verdienen dan vroeger, toen ze voor een paar duizend euro de rechten
van een film verkochten aan een distributeur. Ik vind dat ze van de situatie profiteren. Dat
vind ik niet ernstig. Dat ze geld vragen vind ik wel normaal. Vroeger gaven ze soms de films
en vroegen ze om de transportkosten te betalen. Nu vragen ze allemaal voor alles geld.
Sommigen zijn nog goedkoop.
Dat heeft dan niets meer met de film zelf te maken. Die mensen willen gewoon geld.
Ja. Het zijn bepaalde sales die dat doen. Normaal begrijpen ze wel dat ze aan een festival in
een kleine stad met zo’n 30.000 inwoners, geen grote sommen kunnen vragen. Maar
sommigen zeggen dan: ‘ja, maar jullie zijn gesubsidieerd en wij willen ook een deel van die
koek’. Ik ben akkoord dat je ze moet betalen, want inderdaad, sales agents die sommige films
nemen, die weten dat ze nergens of bijna nergens distributie gaan hebben. Ze nemen ze
omdat ze die films willen verspreiden. Ze nemen ze uit goede wil. Dan moeten ze er ergens
toch ook geld voor krijgen.
Het verhaal dat festivals voor sommige films een nieuw circuit aan het vormen zijn, is dat
een trend die belangrijker zal worden?
Ik denk dat, ja. Ik denk dat de distributie nog meer zal afnemen, zeker voor dat soort films
waar we het over hebben. Als we het programma bekijken van Filmvondsten bijvoorbeeld.
- 192 -
Daar zitten een groot aantal Russische films in die we nooit in de zalen gaan zien. Als je wilt
weten wat er in Rusland nu artistiek gebeurt, dan is dat uw enige kans om die te zien en dan
moet je op zo’n festival gaan kijken.
Dit is een overgangsperiode denkt u?
Ja, omdat de festivals nu die rol spelen. Maar op termijn zullen die kleinere films niet meer
gemaakt worden. Niet die prestige dingen die altijd zullen gemaakt worden. Maar
bijvoorbeeld die eerste film in Italië of de eerste film in Spanje, waarvan men op voorhand
weet dat die nergens naartoe zal kunnen, dat die niet verdeeld gaat worden. Een
minimalistisch filmpje, dat misschien opgepikt wordt door één festival.
Zal dat dan niet tot een enorme vervlakking leiden?
Ik denk dat dit vooral ook te maken heeft met de financiële crisis. Ik ben wel een beetje bang
van wat er daardoor gaat gebeuren. We moeten hoeveel, 7 miljard, besparen? Waar gaan ze
dat halen? Gaan ze op de cultuur beginnen te besparen, op de productie van films? Gaan we
nog werk vinden? Ik ben een beetje bang van dat financiële verhaal dat zal maken dat ze de
komende jaren minder gaan produceren. Ik denk dat het een overgangsperiode is. Ik weet
niet waar het naartoe gaat. Dat weet niemand, maar op termijn gaan er minder films
beschikbaar zijn, daar ben ik zeker van.
De productie zal dus echt minder zijn. En gaat dat dan ook het aanbod niet veranderen?
Gaan films die niet de potentie hebben om een groot publiek te trekken, al vanaf het
begin geschrapt worden?
Ja, ik denk dat echt. Ik denk dat die trend al bestaat. Ik heb iets gelezen van een vergadering
in Frankrijk, waar verschillende mensen naartoe waren gekomen, regisseurs en zo. Vooral
jonge regisseurs die zeiden dat het voor hen moeilijk was om gewoon hun film gemaakt te
krijgen.
Financieel dan?
- 193 -
Financieel, ja.. Nu zijn er nog films waarvan een sales agent kan zeggen ‘het is er, ik neem het
en ik vertoon dat op 20 festivals. En telkens vraag ik 300€. Dat maakt dat ik uit de kosten
kom en misschien kan ik nog iets geven aan de regisseur’. Ik weet van mensen die ik goed
ken, hoe hard dat je moet knokken om gewoon uw film te kunnen financieren.
Is dat een pessimistische visie?
Ja, mijn visie is pessimistisch over de klassieke manier van films verspreiden. De laatste jaren
zien we andere manieren van verspreiding. Ik hoop dat er dan nog gemaakt worden. Via
internet zullen we films kunnen bekijken. Er zijn allerlei alternatieve manieren om ze te laten
zien. In Amerika is dat al lang zo. Er zijn een heel aantal films die geen distributeurs meer
hebben in Amerika, maar bijvoorbeeld vooral draaien op plekken als een universitair circuit.
Er is een soort organisatie die zich bezighoudt met films aankopen en die daarmee van de
ene universiteit naar de andere gaat om die te laten zien. Maar dat is niet meer in de gewone
zalen. Dat is een ander kanaal. Heel veel arthouse films kennen nog slechts deze manier van
distributie in de Verenigde Staten. Echte arthouse distributeurs in de Verenigde Staten…?
Als er nog 10 zijn dan is het veel. Ik denk dat het er geen zes meer zijn die draaien in de grote
zalen van de hele grote culturele steden zoals Boston, New York en San Francisco en in nog
een aantal andere kleinere steden. En daarnaast heb je nu dus andere ‘distributeurs’ die
alleen maar in dat universiteitscircuit draaien. Er kunnen hier ook allerlei kanalen ontstaan.
Maar dan niet meer met een pellicule of een scherm.
Aan wat denkt u dan?
Wel, dat de films gemaakt worden en daarna onmiddellijk op internet gepost worden en dat
men dan tegen betaling van een euro of twee, die kan bekijken. Als je dat nog wilt.
Is dat een tendens?
ik denk dat. Nu nog niet. Want nu kun je nog altijd naar de cinema gaan. Maar later, als je de
keuze niet meer hebt en als arthouse zalen verdwenen zijn. Als je dan iets hebt gelezen over
en bepaalde film en je witl die zien, dan kun je die op internet opzoeken. En je koopt dan de
DVD. De grote klassiekers kun je kopen voor 7 euro. De nieuwe kosten 18 euro.
- 194 -
Wat zijn de functies van Open Doek en wat zal daarin belangrijker worden in de
toekomst?
Ik denk dat ze de meeste functies goed invullen. Dat ze in de eerste plaats een artistiek
niveau blijven behouden is zeer belangrijk In onze gesprekken gaat het vaak over de vraag of
een film een publieksfilm is of een artistieke film. In het aanbod komen er ook films waarvan
we weten dat het publiek die graag zal willen zien en omdat het thema interessant is. Het
aanbod moet alle lagen dekken van de mensen die kunnen komen: dus zowel voor de
artistiek geïnteresseerde mensen als voor de mensen die voor thema’s komen. Aan de
programmatie denk ik dat er niets moet veranderen. Ik vind dat er veel nevenactiviteiten zijn
die interessant zijn.
Wat moet nog uitgebreid worden?
Dat is die opvoeding rond film. Ik vind dat we een vorm moeten bedenken om dat te doen
via het festival. Dat we ook aan de mensen leren om naar films te kijken. Dat wordt niet op
school onderwezen. Ik zie dat en ik spreek soms met mensen die niets met film te maken
hebben. Om u een voorbeeld te geven. je hebt gehoord van dat schandaal op de RTBF die
Bye bye Belgium heeft uitgezonden. Het feit dat mensen daar zijn ingetrapt toont toch dat
mensen niet het minste benul hebben van hoe een film wordt gemaakt. Hoe zou dat kunnen
dat al die camera’s, op hetzelfde moment, op al die plaatsen waren. Ze toonden daar die
tram die naar Tervuren reed en die werd gestopt door mensen die zegden ‘hier is
Vlaanderen, hier kunt ge niet binnen want hier is Vlaanderen, hier is de grens’. Een andere
camera was ik weet niet waar, aan het Paleis waar ze stonden te zwaaien met Vlaamse
vlaggen. Denk toch na mensen! Als dit vanavond is gebeurd, hoe komt het dan dat daar
overal, op hetzelfde moment, camera’s waren? Men heeft geen benul hoe een film gemaakt
wordt en dat die dan ook nog moet gemonteerd worden. Het is op tv, dus het is de
waarheid. Men denkt niet na. Een ander voorbeeld. Mijn broer, die in Amerika woont,
vertelde me over een interessante serie. Toen ik daar eens was, hebben we samen gekeken.
Het is een serie over belangrijke processen. Al na vijf minuten kon ik zeggen: ‘dit is gespeeld
want er is gefilmd vanuit vier verschillende hoeken’. Het kan toch niet dat er in een
rechtszaal op vier verschillende plaatsen camera’s hangen. Mijn broer had dat niet gezien.
Mensen die geen filmervaring hebben, kunnen dit niet zien. Ik vind dat een groot deel van
- 195 -
het plezier van film kijken ligt in het kunnen waarnemen van de verschillende aspecten van
filmtaal: het zien dat een bepaalde scène bijvoorbeeld van ver is gedraaid en het achterhalen
waarom. Zoals wanneer je naar een schilderij kijkt het er toch ook niet om gaat of de madam
die op dat schilderij staat dik of mager is. Maar wanneer ik een tentoonstelling bezoek, hoor
ik mensen zeggen: ‘amaai, wat een lelijke madam’ en dan lopen ze naar een ander schilderij.
Het gaat om een manier van naar de dingen te kijken. Ik denk dat mensen, vooral vanwege
de vervlakking door de televisie, steeds minder kunnen kijken en dat de filmtaal aan het
verdwijnen is. Ik denk dat dit ook een taak is. Ik heb dat ook al dikwijls gezegd. Marc is
akkoord, maar we hebben nog niet de vorm gevonden om er iets mee te doen. Het gaat om
de manier waarop. Ik weet de oplossing niet. Ik vind dat filmfestivals één van de enige
plekken zijn waar men nog aan filmopvoeding kan doen, in de zin van de mensen nog leren
kijken waar men het over de basis kan hebben. Mensen tonen wat een algemeen shot is, of
een long shot, een medium shot of een close up en hen vertellen waarom men dat gebruikt
en wanneer een long shot meer gepast is dan een close up.
Dat is ook een deel filmgeschiedenis dat men daarbij moet kennen.
Niet noodzakelijk. Je geeft voorbeelden uit de films van vroeger, maar je kunt een hele les
geven met als basis een goede film van nu. Neem nu de film Ché (Part One) van Soderbergh.
Waar gebeurt er nog iets met dat thema? Waar wordt er nog over onderwezen? Alleen nog
op de filmschool. Ik zie, als ik naar een museum ga, dat er daar wel klassen komen, met
kindjes of met groteren en dan ziet men de kinderen zitten voor een schilderij en is er een
dame die uitleg geeft. Zij vertelt dat er een diagonaal in het schilderij is. Ze zegt niet dat er
een boom staat, neen, ze toont dat er een mooie diagonaal is en dat er daar rood is gebruikt
en daar een andere kleur. Ze spreekt niet meteen over wat er op staat, maar leert de kinderen
hoe ze kunnen kijken. Daar gebeurt het nog een beetje. Maar met film, nee… film is
entertainment hé, dat is geen kunst. Ik vind het verschrikkelijk dat de rijkdom van de
filmtaal niet wordt onderwezen. Dat er maar weinig mensen zijn die de rijkheid van de
filmtaal zien, dat snappen en daarvan genieten. Soms zijn er films waarbij ik ontroerd ben,
gewoon door de manier waarop de camera beweegt. Niet om wat er daar gebeurt, maar
gewoon om de manier waarop die camera de werkelijkheid vat, op een zekere manier en niet
op een andere.
- 196 -
Is dat voor u een prioriteit?
Voor mij blijft dat een mogelijkheid om nog rijker te zijn in een festival door iets te doen met
het propageren van de filmtaal. maar ik weet niet hoe. Als ik iets in mijn zak had dat ik zo op
tafel kon leggen, dan zou ik dat al gedaan hebben.
Open doek over 10 jaar, hoe ziet dat eruit.
Dat weet ik niet.
U mag dromen…
Laat ons eerst hopen dat de film nog op pelicule gemaakt zal worden, dat vind ik erg
belangrijk. Behalve als de HD zo prachtig is dat het de kwaliteit van de film evenaart. Dat is
nog niet voor morgen, maar u spreekt over tien jaar. Dan zullen ze wellicht HD hebben die
even mooi is. Een ander van mijn ‘dada’s’ is dat het visuele van de films aan het verdwijnen
is. Ze mogen van mij filmen met goedkope cameraatjes, dat mag gebruikt worden voor
reportages, maar is dat mooi om naar te kijken? Ik denk van niet. Ik zou gewoon willen dat
het verder gaat zoals nu. Ik ben daarin heel conservatief!
Is dat een nostalgisch verhaal?
Het is nog niet nostalgisch omdat het nog bestaat. Ik zou willen… Wat zou ik willen? Een
plek waar mensen samen komen, tijdens een week, waar ze veel komen, meer als gewoonlijk
omdat het een evenement is, waar ze samen naar films kijken. Ik zou willen dat dit concept
blijft. En niet dat alles de individuele spijsvertering wordt. Ik kijk alleen in mijn kamer naar
mijn DVD of naar de film die ik koop op internet. Ik spreek daar met niemand over, want ik
zit daar alleen of met mijn compagnon. Ik zou willen dat niet alles zo wordt. Ik zou willen
dat het collectief kijken nog blijft bestaan.
Het is te hopen!
- 197 -
Ik denk niet dat dit nostalgisch is, het is een element. En ook het fenomeen festival waar de
mensen op dreef zijn, waar ze niet zeggen ‘één keer per week naar de cinema’ maar waar ze
zeggen: ‘deze week ga ik zes keer naar de cinema’ om ondergedompeld te worden in iets.
Dat vind ik ook belangrijk.
Wat zou je Open Doek nog aanbevelen?
Niet veel. Ik vind dat het oké is zoals het is. Als Marc dit zou lezen, dan zou hij allerlei
dingen tegenkomen waar we het al over gehad hebben. Filmeducatie, daar zou nog meer aan
gewerkt kunnen worden. Mensen zien maar de helft van wat er te zien is. Ze kijken naar het
verhaal, ze kijken of de acteurs goed spelen of niet, ze luisteren naar de muziek,… Maar als
men hen achteraf vraagt welke stijl het was, of er veel of weinig montage is,… dan kunnen ze
daar niet op antwoorden. Ze kennen de filmtaal niet en dat vind ik een verarming. Dat gaat
niet meer filmtaal, dat is dan entertainment! En dat vind ik spijtig, want als men naar de
filmtaal kijkt, zeker in de gouden tijd van de cinema, dan zegt dat zo heel veel meer. En zo
komen we dan aan de geschiedenis. Ik vind niet dat iedereen de geschiedenis van de film
moet kennen. Ik ken de geschiedenis, maar dat moet niet. Denk maar aan de schoonheid van
de films van de jaren ‘40, ‘50 en ‘60. Neem er ook maar de films van de jaren ‘70 bij. De
Amerikanen hebben toen heel veel mooie films gemaakt, dat zie je nu nog.
U bedoelt dat die films niet mogen vergeten worden?
Dat is de rol van het Filmarchief, niet de rol van de festivals. Ik vind het goed dat er
retrospectieven worden maakt, maar dat is niet hun belangrijkste taak. Dat is de
belangrijkste taak van de archieven. Ze moeten ook met geld worden gesteund, zodat de
filmgeschiedenis levend blijft. En dat kan gebeuren in de cinema of ook via de televisie, via
betaaltelevisie.
Hartelijk dank voor dit interview.
- 198 -
INTERVIEW MET JOS GEYSELS
Wat is een festival voor u, of wat moet een festival zijn? Wanneer is een festival een
festival?
Een filmfestival is, (a) eigenlijk een ruimte waar films en alles wat daarrond hangt, op
geconcentreerde wijze opengesteld is voor het publiek, en (b) is een ontmoetingsruimte, een
discussieruimte voor mensen die meer professioneel of van meer nabij de film volgen, en (c)
idealiter, zou het een soort van voorbode of opvolging kunnen zijn van nieuwe
ontwikkelingen, van nieuwe trends, nieuwe visies, nieuwe uitingen, nieuwe vormgeving
van alles wat met film te maken heeft. Maar financieel zo opgevat dat het vatbaar en open
staat voor iedereen. Mijn motto is, kunst is er voor iedereen. Niet van iedereen, want niet
iedereen maakt kunst, maar wel voor iedereen. Men mag de twee niet met elkaar verwarren,
want dan krijg je ofwel slechte kunst, ofwel elitaire vormen.
En Open Doek, waar staat Open Doek daarin?
Ja, Open Doek. Specifiek in een filmfestival is – en daarin onderscheidt het zich van andere,
maar daarin ben ik misschien maar een toeschouwer – als ik Gent zie of Oostende – Open
Doek heeft als specifieke vorm vind ik films die door professionals aanzien worden als
belangrijk, kwalitatief, inspirerend, maatschappelijk betrokken…
Dat is heel belangrijk?
Voor mij is dat de inbedding, de focus (vroeger heette het Focus op het Zuiden, maar het
gaat niet alleen over Noord-Zuid) op maatschappelijke betrokkenheid. Dat is één van de
uitgangspunten. Voor mij blijft dat ook. Ook al kunnen dat films zijn die op het eerste zicht
wat moeilijker liggen. Als vormgeving, zoals in de litteratuur, waar ik iets meer over weet.
Maar er is maatschappelijke betrokkenheid. Het gaat altijd over iets. L’art pour l’art,
behoudens enkele uitzonderingen. Ik denk niet dat we dat moeten doen. Natuurlijk, wat is
l’art pour l’art? Dat is een discussie van vandaag tot morgen. Er zit ook een educatief project
achter, doorheen het jaar, wat ook met de scholen te maken heeft. Er is ten eerste
maatschappelijke betrokkenheid, en ten tweede het type film dat wat moeilijker ligt in de
distributie, de documentaires die niet in het normale circuit terechtkomen, worden toch
- 199 -
ontsloten. Dat vind ik een specifieke functie. En dat is geen kritiek op meer algemene
festivals zoals bijvoorbeeld Gent. Maar het betekent dat je een algemene invulling geeft in de
filmmarkt. M.a.w. Open Doek vervult t.o.v. andere filmfestivals en andere segmenten in de
filmwereld, de rol van litteratuurmanifestaties t.a.v. boeken in het algemeen. Wat behoudt de
begeerte, Passa Porta is wat betreft litteratuur, non fictie en poëzie, in het algemeen
boekenbeleid hetgeen Open Doek doet voor de filmwereld. Dat is zijn bestaansreden. Als je
naar een meer algemeen festival gaat, dan zijn er anderen die dat beter doen, centraler
gelegen, gemakkelijker voor de nationale pers… Gent bijvoorbeeld, of Brussel, zoveel hebben
we er niet. Gans Vlaanderen is ook maar een zakdoek groot, dat mag je niet vergeten. Dan
komen er nog secundaire kenmerken bij, dat is de vrijwilligers, de opvatting…
Als we spreken over filmforum, ontmoetingsplek, voorbode, trends… Is Open Doek daar
genoeg mee bezig volgens u?
Je zou kunnen zeggen dat ze iets te weinig daarmee bezig zijn. Een aantal professionele
mensen die nog iets meer gefocust zijn op film als kunst zullen daar terecht kritiek over
hebben. Maar dat heeft meer te maken met budgetten dan met opvattingen. Ik denk dat onze
directeur niet liever zou hebben, als er wat meer geld zou zijn , om daar wat meer op te
focussen. En dus ook wat meer risico te kunnen nemen. Maar de budgettering is zo krap dat
men op dit moment toch ongeveer aan de verwachtingen voldoet. Maar het kan nog altijd
beter zijn.
Wat zou dan beter kunnen zijn?
Bijvoorbeeld de ontmoetingplaats voor de filmmakers en alles wat daar rond hangt. Om dat
soort films nog wat meer bij elkaar te brengen met masterclasses enz. Idealiter zou men nog
een parallel programma kunnen doen.
Dat je die ontmoetingplek, en vooral van de professionele filmsector zou versterken?
Ja, van journalisten tot scenaristen, van regisseurs tot … Dat zou fantastisch zijn. Maar ik zou
niet weten hoe je dat moet financieren. Iedereen weet wat het kost om ontmoetingen te
organiseren. Die mensen moeten naar hier komen. Honoraria moeten betaald worden. Ik
- 200 -
denk dat we minstens een verdubbeling van het budget nodig hebben als je dat fatsoenlijk
wil doen.
Je hebt al eens gezegd dat het niet is omdat je films toont, dat je een festival bent.
Wanneer ben je dan wel een filmfestival?
Ik heb getracht een aantal van die criteria te geven. Die drie of vier functies ongeveer, maar
ik ben geen wetenschapper. Ook het geconcentreerd karakter is belangrijk. Je zou ook
kunnen zeggen een filmfestival van een jaar. Bijvoorbeeld het filmfestival van Vlaanderen is
een festival dat doorloopt met een aantal highlights. Goed, maar voor mij is een festival die
bundeling in een aantal dagen. En Oostende: ik ben meestal in Oostende wanneer daar het
filmfestival is. Daar worden goede films getoond. Premières weinig denk ik, maar dat is
meer een bundeling van films, met daarover een koepel gezet. Voor mij geen probleem, ik
spreek geen waardeoordeel uit, maar als ik kijk naar theaterfestivals of litteratuurfestivals,
dan is dat een soort bundeling, met een centraal idee, dat dan ingevuld wordt in de
programmatie.
Wat voor type festival is Open Doek? Kan je Open Doek in een bepaalde soort
inschrijven?Als dat bestaat: type van festival…
Het is een klein tot middelgroot festival. Er is ook Gent. Hoeveel toeschouwers heeft Gent?
110.000 toeschouwers, ongeveer op dezelfde tijd, tien tot elf dagen.
Dan is Open Doek een relatief klein festival. Als je gaat kijken bij anderen, dan is het klein tot
middelgroot naar afmeting, maar niet op een centrale plaats in Vlaanderen gelegen, niet
zoals cultuurtempels in Gent of Brussel, wat een nadeel is. Als je een theaterstuk in Gent laat
komen, dan is het moeilijker in Turnhout. Het heeft nog teveel het beeld van een gezellig,
goed georganiseerd, regionaal, sympathiek festival. Dat vind ik te weinig. Het is niet omdat
het in Turnhout is. Voor de filmwereld geldt de dertig tot vijfendertig km regel, mensen gaan
heel weinig daarbuiten – buiten bijvoorbeeld de openingsavond in Gent, wat een
societyavond is. De uitstraling is niet conform met de ambities en de realiteit van de
programmatie. En dat ligt voor een stuk aan de typisch Kempense mentaliteit. Dat ligt voor
een stuk aan technieken, technieken uitvinden, creativiteit voor het begrip uitstraling. Wat
- 201 -
zich niet rechtstreeks moet vertalen in meer toeschouwers, want we zitten bijna aan onze
limiet. Pak nog 5.000 erbij. Ofwel moeten we meer zalen bezetten. Je moet middelen vinden
om dat nog meer te plaatsen in de filmwereld. Ik bedoel niet meer professioneel. Ik denk als
je buiten Turnhout komt, en je laat de naam Marc Boonen vallen, dat er weinig mensen
opmerkingen hebben op de professionaliteit van Marc Boonen. Maar dat moet in het festival
geraken. Ik denk dat de creativiteit van Marc groter is dan dat van het festival. En dus vind
ik dat dit ook tot uiting moet komen. Dat betekent voor mij dat Open Doek Festival op
termijn minder moet verbonden worden met alleen Turnhout.
Wat wil dat dan concreet zeggen
Uitbreiden. Geografisch. Er zijn kansen: Lier, Mechelen. En meer samenwerken met
bestaande festivals: Leuven, Brugge. Dat is mijn mening. Maar je kent de Raad Van Bestuur.
Krijg je dan een beter of groter festival?
Je moet in Turnhout niet proberen aan de 100.000 toeschouwers van Gent te geraken. Dat
kan niet in Turnhout. Je hebt nog wel wat technieken in die zin, maar dat is niet de
bedoeling. Het gaat erom dat je de plaats krijgt met Open Doek in heel de filmsector, wat
belangrijke en grote litteratuurfestivals hebben in de algemene boekenwereld. En dat hoeft
daarom niet op één locatie te zijn. Dus laat ons a.u.b. Turnhout verder uitbouwen met Lier en
Mechelen, zonder je imperialistisch te gedragen. Op termijn is er in de cultuur en kunst
plaats om na te denken over het vertonen van zulke films in gans Vlaanderen, op aparte
locaties. Het is misschien een moeilijke oefening. Open Doek, dat is een concept, een
opvatting. En hoe je dat realiseert… dat kan je bijvoorbeeld ook in Tilburg doen. Cirque du
Soleil is een concept, is een uitwerking, een merk: doe maar, een product placement, voor mij
geen probleem, doe dat maar… Misschien een pretentieuze vergelijking, dat wil ik niet doen.
Je hebt er ook andere. Je hebt ook theater. De KVS gaat ook op locatie.
Maar in de definitie van daarnet was er ook dat afgebakende, op plaats, is dat ook
belangrijk, dat evenement?
Neen, neen, de vraag was: wat is een festival. Ik heb het over Open Doek. Open Doek is voor
mij niet gelijk aan een festival. Het is de creativiteit die we moeten hebben. Open Doek is een
- 202 -
concept, is een opvatting, een bepaalde definitie om binnen de kunstsector met het
filmaspect iets te doen. Dat heeft te maken locaties. Maar dat moet niet alleen verbonden
worden met een festival. Een festival is er een absoluut noodzakelijk element ervan. Zelfs op
verschillende plaatsen. Maar je hebt ook de jaarwerking. Maar die kan perfect uitgebreid
worden – het klinkt misschien ambitieus –over heel Vlaanderen. Wat Greet doet in
Antwerpen of in Limburg, kan ook in Oost-Vlaanderen. Ik ben er zeker van dat de nood of
de vraag daar even groot is als hier. Dit is niet lokaal gebonden. Dat is het voordeel trouwens
van film.
Wat zijn dan functies van een festival, bijvoorbeeld educatie?
Educatie is iets dat meer doorloopt. Dat aspect kan aan bod komen. Daarom is het ook goed
dat scholen naar het festival komen. Trouwens het gaat om 19.000 mensen, dat is niet min.
Het festival is op een bepaald moment de concentratie van uw concept. Dat is heel simpel.
Voor de algemene boeken heb je de Boekenbeurs. Dat loopt van 1 tot 11 november. Dat geeft
een boost aan het algemene boek. Daarnaast heb je ook litteratuurfestivals. Die zijn
geconcentreerd tot twee of drie dagen. Dat kan gaan over het spannende boek. In het
voorjaar is er de Litteraire Lente. In het najaar is er Zuiderzinnen in Antwerpen. Er worden
auteurs uitgenodigd, er worden bepaalde thema’s uitgediept zoals bij Open Doek gebeurt. Er
wordt geconcentreerd op bepaalde invalshoeken. Als je dat verspreidt over een heel jaar, dan
geeft dat meer mogelijkheden voor het krijgen van aandacht, meer mensen die het bezoeken,
als uitstraling naar buiten uit. Dat is de bedoeling van het festival.
Wat is dan het functieverhaal voor het festival?
Je hebt de vzw festival. Uw belangrijkste bedoeling kan zijn een festival. Dat is heel goed,
daar is niets mis mee. Er zijn genoeg kleintjes. Bijvoorbeeld je hebt muziekfestivalletjes. Je
hebt er duizenden in Vlaanderen. Elk jaar, professioneel, semi-professioneel of vrijwilligers.
Dat weekend is er jazz enz. Open Doek is daar niet mee te vergelijken. Een festival is deel
van, een belangrijk deel van, een concentratiepunt, maar niet het geheel. Het is een
deelverzameling van Open Doek.
Het concept Open Doek, heeft dat bepaalde functies?
- 203 -
Die zijn dezelfde als degene die ik daarstraks gezegd heb over het festival. Dat is een bepaald
soort film dat jij beter kan omschrijven dan ik. Ten tweede film dat beantwoordt aan een
bepaald begrip van kwaliteit, aan maatschappelijke betrokkenheid, ontsluitend, toegankelijk
makend voor een breed publiek. Ik gebruik altijd democratisering en kwaliteit, daar hang ik
alles aan op. Daar kan ik alles mee uitleggen. Dat betekent wel twee punten. Democratie, en
twee: kwaliteit. En ik heb het dus niet – wat soms een misverstand is in deze sector, en dat
geldt ook voor andere sectoren die ik een beetje ken – democratisering van de kwaliteit
betekent niet nivellering. Dat is juist het tegenovergestelde van cultuuropvattingen van één.
Ik wil verbreden, maar niet door het product te veranderen. Kunst is meestal een zeer
autoritaire taak. Alleen, of met een paar mensen zeggen: ik beslis. Maar je doet dat natuurlijk
niet voor jezelf. Dat is het verschil met een klein kringetje, of voor snobs. De films die
gemaakt worden zijn per definitie niet gemaakt voor een kleine club, maar zijn gemaakt voor
een groot publiek. Als dat niet het geval is, dan mag het voor mij stoppen. Ik heb niet gezegd
dat avant-garde niet belangrijk is. Maar dat is niet Open Doek, dat is heel iets anders. Ik ben
niets tegen avant-garde. Avant-garde van vandaag, kan het populaire van morgen zijn. De
eerste plaat van Bob Dylan was een heel klein wereldje, een stuk van de Oostkust van de VS.
Nu is dat een megaproject. Maar dat is niet Open Doek. Want we leven voor een groot stuk
van subsidies. Sommigen in de professionele wereld denken dan, we gaan verwateren. Het
worden wat gemakkelijkere films. Ik vind dat een voorbijgestreefde opvatting.
En wat dan wel?
Wat we nu ongeveer doen. Er zit een film bij die in de grote zalen geweest is. So what? Wat
is het probleem? Is Tom Lannoye minder goed omdat hij tienduizenden boeken verkoopt? So
what? Het is een verkeerde opvatting: als iets goed verkoopt, dan is het niet goed.
Want dan is het gemakkelijk…
Wat is dat, gemakkelijk? Dat is ook absolute flauwekul. Ik vind bepaalde games heel
moeilijk, ik snap daar niets van. Ik vind ‘heel moeilijk om volgen’ een bepaald soort
turbotaal. Maar als ik mij daar wat mee bezig houdt, dan wordt dat gemakkelijker. Dat geldt
ook voor litteratuur, en ook voor film. Maar je moet mensen wel de gelegenheid geven. En
- 204 -
als je 800 man in de zaal hebt, dan moet je geen film tonen waarvan de helft zegt, dat is niets
voor mij. En misschien hebben ze ongelijk, en heeft de programmator gelijk.
Is dat het verhaal van gate-keeper gids, dat Wim de Witte is komen vertellen? Is dat een
functie van het concept Open Doek?
Ook, ja, maar dan is de gate hetgeen de kunstvorm betreft. Voor mij is het ook de gate naar
de wereld, dat is even belangrijk.
Dat maatschappelijk verhaal.
Het moet over iets gaan.
Is dat één van de kernfuncties van Open Doek, dat maatschappelijke?
Dat is één van de kernfuncties. De betrokkenheid. Dat wil niet zeggen, propagandafilms. Er
was dit jaar een film over het milieu. Ik ben daar goed geplaatst… Ik vond dat geen goede
film.
Welke film was dat weer?
Een Engelse film in het kader van het project Schone Film. Ik ben zijn naam al vergeten. Het
moet een goede film zijn. Je hebt in de litteratuur ook puur pamfletten. Nu dat is ook een
genre. Ook in film. Pure propaganda. Maar het moet ook goed gemaakt zijn. We zijn geen
festival van vormingfilms. De vorm zit in het ding zelf, en niet erbuiten. Het moet goed in
mekaar zitten. Entre Les Murs is gewoon een goede film. Het gaat over iets.
Omdat het over iets goed gaat, iets interessant.
Neen, dat komt er niet bij, dat is de film zelf. Dat is de kunst van een goed boek of
kunstwerk: het zit in het ding zelf. Het moet niet als ondertitel komen, dit is een
geëngageerde film, en nu gaan we eens met het vingertje wijzen. Dat is juist het heerlijke van
kunst dat het iets kan overbrengen, en dat het in het ding zelf zit. De context zit erin. Het
moet niet verklaard worden. Als het alleen maar context is, dan krijg je van die films die
beelden van opwarming van de aarde enz… Ik zeg niet dat dit slecht is. Voor een leraar, of
- 205 -
voor een jeugdvereniging… Neen, het is voor Open Doek. Film heeft toch nog iets met kunst
te maken.
Mag ik het als een startpunt aanzien om te zeggen dat een film om de film belangrijk is,
en dat het leuk is als die film in zich…
Leuk…dat is niet het goede woord. Wat mij betreft is dat dan een pluspunt.
Het moet over iets gaan. Als de film dan goed is, en het gaat over iets…
Voor Open Doek hé! Er zijn geweldig veel Amerikaanse actiefilms die goed gemaakt zijn.
Maar dat past dan niet in het Open Doek concept. Of zou het kunnen? Het is allemaal zo
zwart-wit niet…
Want ‘The Chaser’ zat er ook in. Ik heb hem spijtig genoeg gemist. Je hebt een bepaald deel
in de sector zoals in de muziek: als het van Zuid-Amerika komt, dan is het goed. Ik herinner
me met Open Tropen, toen was er een Midden-Amerikaanse band, en die zongen teksten op
het niveau van Eddy Wally. Ik zei, waarom lach je met Eddy Wally, en hier zit je er dan op te
dansen. En een paar mensen waren geshockeerd. Dat is de aanbidding voor het exotische.
Men dicht het exotische criteria toe die men niet ziet, of wil zien, of een beetje verafschuwt
hier. We moeten misschien soms ermee oppassen met films uit het Zuiden of de Derde
Wereld. Maar over het algemeen valt het nogal mee, omdat je een artistieke directeur hebt en
geen programmator vormingswerker. Die kijkt naar de kwaliteit van het ding zelf. En in een
goed ding zit dat er in. Ik denk niet dat je veel goede films of boeken kunt noemen waar dat
niet inzit. Van daar is kwaliteit het rechte woord.
Heel het verhaal van veranderende distributievormen, het feit dat mensen op heel andere
manieren naar film kunnen kijken dan op groot scherm geboden wordt, is dat belangrijk
om mee bezig te zijn? Natuurlijk, als daarvoor budgetten aanwezig zijn. Maar los
daarvan.
Ja, ik denk dat wel. Je krijgt een soort van individualisering. Naar een film in een cinema
gaan, is af en toe een collectief ding. Je ziet elkaar tijdens de pauze. Natuurlijk, als je thuis
alleen zit te kijken, is er niet alleen het feit dat er een klein scherm is (wat voor bepaalde films
- 206 -
geen goede zaak is, omdat de kunstvorm minder tot uiting komt). Maar het is een totaal
ander gegeven. Je zit met je pak chips, dat zit te kraken, en niemand om te storen… Je moet
daarmee rekening houden wat betreft distributie, attitudes, de manier waarop mensen ermee
omgaan. Je moet er dus in de programmatie voor zorgen, maar toch met de bedoeling
mensen bijeen te krijgen. Met film lukt dat vrij aardig, met vormingsavonden lukt dat veel
moeilijker. Dat is heel eigenaardig. Hoe komt dat?
In Gent hebben ze nu een akkoord met belgacom TV. Is het belangrijk dat Open Doek
ook op die manier probeert?
We hadden vroeger een overeenkomst met RTV. Voor mij kan dat allemaal.
Het kan allemaal. Of is het ook iets waar we echt mee bezig moeten zijn?
Als hier Marc of Bart opportuniteiten in zien, en dat is een bijdrage, waarom niet dan? Ik ben
geen purist. Je moet doen wat je denkt te moeten doen wat het beste is. Buiten een aantal
ethische criteria waarmee je bepaalde zaken misschien uitsluit, kan voor de rest van mij bijna
alles.
We gaan even terug naar het begin. Is films vertonen alleen nog genoeg?
Is film vertonen genoeg? Dat is zoiets als: is een boek lezen genoeg? Dan komen weer
vormingspakketten, en daar krijg ik iets van. Kijk, ik ben een grote aanhanger van het idee
‘don’t tell it, show it’. Daarstraks hebben we ook gezegd, de kwaliteit zit in het ding zelf. Dus
een goede film in een bepaalde sfeer, in een bepaalde omgeving, in een bepaalde ruimte,
vanuit een bepaalde optiek, en met een bepaalde boodschap, zegt al veel. Wat bedoel ik
daarmee: als iedereen weet dat drie vierde van de mensen aan wie de film wordt getoond in
het festival of erbuiten, nooit de film alleen bekijken. Die zien ook wat er in de brochure
staat, op de website staat, in welk kader het zit. Soms zeer uitdrukkelijk, bijvoorbeeld op
thema-avonden, ik denk dan aan vorig jaar aan Amnesty, sorry, die ging niet alleen over de
filmvertoning, dat ging over een boodschap verkondigen. De vraag is, als het dan meer is
dan een film tonen (want een film bekijken, dat moet je niet onderschatten), hoe doe je dat?
- 207 -
Ik ben geen geweldige voorstander van grote inleidingen, geweldige uitleidingen, en grote
belerende boodschappen. Daar ben ik niet voor. Ik kom uit vormingswerk lang geleden. Het
werkt niet.
En wat dan wel? Is er een alternatief?
Dat weet ik niet. Met een korte inleiding heb ik geen probleem. Een acteur die iets vertelt…
We hebben ooit Guantanamo vertoond. Er waren drie mensen. Uiteraard, hun verhaal is zo’n
versterking van de film, en andersom, dat je dat niet vergeet. We hebben het alle twee
onthouden, dat wel. Maar het meer traditionele, wat men vroeger in de filmfora deed. Ik heb
het meegemaakt. Dat waren gigantische inleidingen. Dan gaan ze eerst de cineast situeren.
Het is meer de manier waarop. Dus ook nadenken over de manier waarop je het doet. Niet
belerend, wel enthousiasmerend, inspirerend en dan vinden mensen hun weg wel hoor.
Het gaat dan misschien ook heel praktisch over de evaluatie: films in alfabetische
volgorde, of ga je dat in trajecten steken? Ga je er thema’s op plakken, ga je er iets mee
doen?
Ik ben voorstander, als het over een festival gaat, van één overkoepelende idee.
Een soort rode draad…
Meer dan een rode draad. Een soort containerbegrip, dat is ook goed voor de marketing,
waarmee je kan zeggen: dat is het voor dit jaar. Het is niet altijd even duidelijk. We dwingen
nu Marc al (dat is niet om op te schrijven): korter. Bijvoorbeeld met de persconferentie is dat
wel gelukt. Marc zegt: dat is het, en we gaan dat en dat en dat doen. Punt. Dus wel met
trajecten werken. En het traject, dat is de boodschap.
Omdat je daar iets mee kunt doen?
Bijvoorbeeld: het traject is: foltering. Democratieën folteren ook. Dat is ook zo. Dan vertoon je
niet alleen een film. Dan neem je mensen mee op een bepaald traject. Dat vind ik wel. Daar
ben ik voorstander van.
En heel het verhaal van leren film kijken?
- 208 -
Ja, goed hoor.
Is dat belangrijk? Is dat dan niet belerend?
Lerend film kijken, ja, maar…
Neen, leren film kijken, …
Ja, ik weet het wel, dat is gelijk leren lezen. Je hebt het over het educatief aspect, dat de
mensen leren, maar niet van…(groot gezucht). Ik wordt daar moe van. Ik bedoel… je hebt
ook de Stichting Leren, … Waarom lezen kinderen boeken? Dat is omdat ze in een omgeving
zitten waarin boeken worden gelezen. Dat is heel simpel. Er zijn prachtige onderzoeken
gedaan. Dat geldt ook voor films. Dank zij Open Doek kan ik nu films appreciëren waarvan
ik tien jaren geleden zei, daar ben ik te lomp voor. Maar niet omdat ik een cursus heb
gevolgd. Ik denk dat Greet dat wel zo doet. Het feit dat je een goede film vertoont, met in dit
geval een brochure, leer je jongeren naar films kijken en ze appreciëren, waar ze anders nooit
naartoe zouden gegaan zijn. Filmpagina’s in de krant, zoals er ook boekenbijlagen zijn, wel,
doe daar gewoon over. Een film kijken. Dat is goed. Mijn eerste Raad van Bestuur hier, heb
ik voorgesteld, toen ze mij vroegen, wat zijn uw favoriete films, dan zei ik, Die Hard één ,
twee, drie, vier. En sommige mensen dachten, waarom heb je die gevraagd. Ik bedoel ermee:
je moet er gewoon over doen, en niet zeggen, ja, dat is een belangrijke film, maar toch wel
iets moeilijker. Dat is allemaal flauwe kul. Kwaliteit kan je promoten door gewoon te doen
over de kunstvorm. Daar zou ik proberen een bijdrage in te leveren.
Laatste vraag: hoe ziet Open Doek er over tien jaar uit?
Ik hoop we dat met Open Doek over tien jaar op vier of vijf plaatsen een klein of groot
festival doen, dat de scholenwerking over meer provincies gebeurt, en dat er een fantastisch
samenwerkingsverband is met Leuven en Brugge, in één koepel VZW, waarvan de naam
voor mijn part gekozen kan worden. Als er maar op de één of andere manier openheid in
blijft.
En is het festival nog altijd een Utopolis in de zaal, of is er ook een traject op TV, of is er
iets op de GSM?
- 209 -
Oh, fantastisch! Ja, natuurlijk. Open Doek vliegt om 12 u op Canvas. Fantastisch. Goed om
multimediaal te werken. Ik zou zeggen dat Marc Boonen dan de inleiding moet geven, maar
de keuze zou ik wel doen. En dan kunnen we een heel mooi traject maken: ‘Dit is Open Doek
voor dit jaar’. En dan een link leggen met de festivals, en de festivalletjes, en met de
scholenwerking. Fantastisch.
Hartelijk dank voor dit interview.
- 210 -
INTERVIEW MET MARC BOONEN
Dus je was gisteren op sites van filmfestivals?
Awel ja, en dan zie je dat veel festivals eigenlijk allemaal een soort verhaal vertellen.
Een verhaal, wat bedoel je daarmee?
Er zijn een aantal zaken die bijna overal terug te vinden zijn. Zo merk je bijvoorbeeld dat
men films wil bundelen. Het valt echt op dat de meeste festivals een panorama bieden,
aangevuld met ontmoetingen met regisseurs, masterclasses. Wat mij dus eigenlijk opviel is
dat de meeste festivals werken in dezelfde concepten, het concept van het bundelen van
films in een verhaal dat ze willen vertellen. Festivals zijn eigenlijk de plekken die films
presenteren meestal in een bepaalde context.
Bedoel je met die context dan een geografische context, bedoel je een stad, een…
Dat kan van alles zijn…
…of een verhaal dat je wilt vertellen
Ja, het verhaal kan een retrospectieve zijn, dat kan gelijk wat zijn en dat is eigenlijk
interessant. Vraag is, als men die verhalen vertelt, wat dat doet met het publiek. Competitie
is eigenlijk ook een verhaal dat je vertelt…
Look apart…
Look apart, Focus op China. Dus je probeert altijd manieren te vinden om films in de context
te plaatsen, om verbanden te leggen tussen films. Dat is eigenlijk een rol die bijna alle
festivals spelen. Het is ook methodiek om te programmeren, om te kiezen. Dus dat is voor
mij nu echt iets dat opvalt, dat festivals verhalen willen vertellen, films willen bundelen in
verhalen, in een voor hen belangrijk stramien
Je stelt dat vast, maar is dat dan de kern van wat je als filmfestival kunt omschrijven? Is
dat wat een filmfestival is, het bundelen van films? Of wat is dan het filmfestival? Als je
dat moet definiëren, hoe definieer je dat?
- 211 -
Ja natuurlijk het presenteren van films, maar in vergelijking met bijvoorbeeld een bioscoop
worden in festivals heel dikwijls films gebundeld. Een bioscoop doet dat niet. Die
programmeert losse films. Als festival doe je dat altijd. Verhalen vertellen, verbanden leggen.
En wat ook nog gedaan wordt, maar misschien toch niet veel, en waarvan je dan kunt
zeggen dat dit misschien jammer is, dat is het contextualiseren. Dat is mensen duiding geven
bij het verhaal dat je vertelt. Wat ik mij soms afvraag als ik naar een festival ga, is hoe een
publiek kijkt naar het programma, naar de films. In Cannes hou ik rekening met de secties
die daar zijn. Je hebt de competitie, je hebt Certain Regard, je hebt de Quanzaine des
Realisateurs en je hebt de Semaine de la critique. En je weet van ‘ah ja, deze film is
geselecteerd voor dit luik’. Dat geeft op zich al context. In Rotterdam hebben ze ook een
indeling, maar daar hou ik dan weer geen rekening mee. Daar kies ik op basis van de film
zelf. In Rotterdam hebben ze heel veel tijd gestoken in het zoeken naar een format
waarbinnen ze hun verhaal kunnen vertellen. En dat verhaal heeft te maken met een
proberen. Bij Rotterdam is dat heel uitgesproken, het filmlandschap hertalen in blokken. Zij
programmeren in drie grote delen die als kapstokken kunnen fungeren waarbij ze zowel
bezig zijn met het nieuwste van het nieuwste, de grote meesters, de opkomende regisseurs,
… Zij proberen ook het filmverhaal op allerlei mogelijke manieren te vertellen: je kunt dat
vertellen vanuit de regisseur, vanuit de herkomst van de films, vanuit thema’s of vanuit
genre van film, zoals in Brugge met die VIVO reeks waar de horror en dat soort cinema in
zit. Er zijn dus allerlei mogelijkheden waarbij je voelt dat men eigenlijk altijd maar
interpreteert. Een festival interpreteert films in een context die voor hen belangrijk is.
Waarom zeg je ‘interpreteert’? Omdat ze dat plaatsen in die bepaalde context?
Het klassieke voorbeeld is dat ooit Salif Keita, een Afrikaanse zanger, in een interview
gezegd heeft ‘ik ben eigenlijk gefrustreerd dat mijn cd’s alleen maar in de bak zitten van
wereldmuziek. Ik voel mij zo niet. Ik heb contacten met Youssou ’n Dour, met Peter Gabriel,
of met iemand anders, ik ben even gelijk aan een Europese zanger, maar omdat ik zwart ben
zit ik in dat hokje’. Zo zal Ang Lee in Rotterdam altijd in het concept zitten van Masters,
terwijl hij misschien eens zin heeft om iets heel tegendraads te doen, iets kleins. Coppola
heeft dit jaar in Cannes geweigerd om in de competitie te zitten, hij wilde eigenlijk in de
Quanzaine De realisateurs zitten omdat hij dat voor zijn film heel belangrijk vond. Dus
- 212 -
eigenlijk interpreteren festivals altijd. Vorig jaar het verhaal van Vrouwenkracht, was toch
een heel sterke interpretatie. Denk je dat al die vrouwelijke cineasten blij waren dat ze in dat
hokje zaten van Vrouwenkracht? Snap je?
Wat is dan de bedoeling van dat interpreteren?
Dat is een manier om je programma te presenteren. Dat is de discussie die wij ook hebben,
elk jaar opnieuw, van zet je de films nu alfabetisch of niet? Je moet eens nagaan hoe weinig
festivals dat doen. Een festival is eigenlijk in zijn genre, in zijn manier, iets dat voortdurend
interpreteert en films bundelt vanuit hun eigen keuze. Nu, dat kan ook , dat is ook een
bewust artistieke keuze dikwijls. Het kan ook zijn dat je daardoor een statement maakt, een
artistiek statement, dat je echt iets wilt zeggen daarmee, door die films bij elkaar te zetten.
Maar wat doe je, in feite ben je aan het instrumentaliseren. Ik voel aan dat dit interpreteren
een heel belangrijk gegeven is voor festivals. Dat is een ding wat voor mij een festival maakt
tot wat het is. Het tweede belangrijke element is dat, en dat mag niet onderschat worden,
festivals voor een groot stuk meeting points zijn, ze zijn een sociale ontmoetingsplek. Het is
ontzettend belangrijk dat mensen samen films zien, samen op dat festival zijn, er samen
dingen meemaken. Dat is zo op het niveau van het publiek, en ook op het niveau van de
professionelen. Cannes is eigenlijk een ontmoetingsplek voor professionals, daar komen alle
professionelen samen, die babbelen met elkaar, die onderhandelen,… De meeste andere
festivals zijn publieksfestivals waar mensen samen naartoe gaan en achteraf nog iets drinken
en het leuk vinden om daar iemand te zien. Dat is eigenlijk ook een ontzettend belangrijke
waarde die festivals hebben maar dat eigenlijk cultuur in het algemeen wat heeft. Cultuur is
voor mij ook altijd een contradictie tussen de meest individuele beleving en een
groepsbeleving. De contradictie tussen ik kijk naar die film, ik vind die film goed of slecht, ik
ga naar dat concert, ik word daar door aangesproken, je ziet, dat is een rechtstreekse relatie
tussen de artiest en mij, maar tegelijkertijd beleef ik dat context in groep, ik beleef dat samen
en ik kan met mensen achteraf daarover praten. Ik vond die toch goed, ik vond het een goed
concept, ik vond het een goede film, ik vond dat er goed aan en echt, dat heeft me
meegesleept en noem maar op. Dat is ook die wisselwerking tussen de individuele beleving
en groepsbeleving, het samen dingen doen id heel belangrijk. Als je hier de kaartenverkoop,
de abonnementenverkoop van de Warande bekijkt, ondanks de crisis nemen mensen toch
- 213 -
nog een abonnement. Daar hadden ze wat schik voor maar dat heeft eigenlijk goed
gemarcheerd. Dus op dat vlak denk ik dat festivals ook een rol hebben als een sociale plek en
daardoor heeft een filmfestival ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Een
filmfestival kan via zijn programmatie een stukje maatschappelijke betekenis krijgen om
dingen ter sprake te brengen. Het feit dat er Open Doek is, dat dat hier in Turnhout is, dat
wij dat soort films programmeren, dat is een maatschappelijk statement.
Dus we hebben dan nu verbanden leggen…
… in de manier waarop je gaat presenteren.
…interpreteren, dat het belangrijk is. En ook, we zijn nog altijd met die definiëring bezig
he, dat festivals ook een meetingpoint is: ontmoeten, samen dingen doen, sociale functie,
maatschappelijke verplichting bijna. Zijn er zo nog, om die definitie zuiver te krijgen?
Als je echt kijkt van wat is een filmfestival, wanneer is een filmfestival een filmfestival?
Of wat is de eigenheid van een filmfestival, wat maakt een event tot een filmfestival? Wat
is een filmfestival?
In de eerste plaats is het iets dat beperkt is in tijd, en dat een bundeling is. Het bundelen van
voorstellingen in de tijd. Dat is eigenlijk een definitie van wat festival is. eigenlijk een
muziekfestival is dat ook he, bundeling in tijd, een of twee dagen, drie dagen soms, en
gebundeld. Evengoed, waarom is er in Werchter niet elke week een concert? Waarom zijn er
dan festivals, omdat je op die manier, door te bundelen, veel meer aandacht genereert. Dat
brengt mechanismen op gang in communicatie die gemakkelijker werken doordat je met een
gebundelde formule zit i.p.v. met een reguliere. En dat is niet onbelangrijk.
We hebben dan het verbanden leggen, de sociale functie, zijn er zo nog belangrijke
dingen in die definitie? Zonder helemaal uit te wijden over de functies, want daar komen
we later nog bij
Ja, ik denk dat dat toch voor mij de essentie is.
Christian had het ook over die ontmoetingsplek die belangrijk is, dat je ontsluit.
Wat bedoelt hij met ontsluiten?
- 214 -
Awel, dat je films aanbiedt, dat mensen ook de kans krijgen om iets te zien, omdat ze niet
altijd de kans krijgen. Vandaar dus: ontsluiten en de ontdekkersrol.
Maar dan is de vraag, wie is de ontsluiter, en wie is de ontdekker. Is het festival de ontsluiter,
of is het festival zowel ontsluiter als ontdekker?
Ik denk dat dit in mekaar overloopt, dat hoef je niet apart te definiëren denk ik.
Ik herinner mij vroeger, rond culturele diversiteit, was het de doelstelling van ‘in feite
moeten we festivals overbodig maken en moeten we zorgen dat culturele diversiteit
aanwezig is in de reguliere programmatie van het film- of muziek- of
cultuurcentrumaanbod’ omdat als je dat bundelt, het nadeel van het bundelen in tijd in een
festivalcontext, is dat je dat ook als een soort excuus om in die periode daar iets aan te doen,
en voor de rest niets.
Om dat cru te zeggen, dan maak je jezelf om den duur overbodig. Is dat het streven van
een filmfestival? Is dat de bedoeling? Of zou dat idealiter zo moeten zijn?
Nee, dat mag niet je streven zijn maar je moet je daar van bewust zijn dat een filmfestival …
… een stap is naar…
Nee, het is wat complexer. Enerzijds het verlangen dat films gezien kunnen worden, dat
mensen de kans krijgen om films in een reguliere context te zien. Dat men geen onderscheid
maakt tussen een Afrikaanse arthouse film en een Europese arthouse film en een
Hollywoodfilm. Het zou misschien een ideaal scenario zijn dat alles gelijkwaardig is, en dat
voor alles er een publiek is, en dat iemand die in Utopolis naar de nieuwe Highschool 3 gaat
kijken, dat die evengoed naar iets Afrikaans gaat. Dat zou een ideaal verhaal zijn, dat alles
beschikbaar is en regulier aanwezig. De realiteit is dat dit nooit zo zal zijn. Dus blijven
filmfestivals noodzakelijk. Maar door zeker met thematische filmfestivals te werken, en dan
denk ik aan Anime, kortfilm, documentaire, wereldcinema, bundel je dat eigenlijk in een
soort… misschien in een getto. Gewoon al de vaststelling dat heel de arthouse in een soort
getto van filmfestivals terecht komt…
- 215 -
Dat is een pessimistische visie hé?
…ja, dat is het negatief interpreteren. Maar ik vind dat je jezelf daar bewust van moet zijn. Je
moet je ervan bewust zijn dat je het filmaanbod dat je als festival brengt daardoor eigenlijk al
kleurt. Guy heeft daar vroeger altijd op gehamerd: hoe wil een regisseur dat zijn film
gepresenteerd wordt? Dat moet de centrale vraag zijn. Het klassieke voorbeeld dat ik
daarvan geef is Basek Bakobio, een Kameroenese regisseur die bij ons op het festival te gast
was. Op een bepaald moment was ik met hem aan het praten en het ging over subsidies die
wij kregen. Toen ik zei dat wij krijgen geld van ontwikkelingssamenwerking krijgen, werd
hij kwaad. Hij zei ‘hoe, zijn wij dan niet ontwikkeld?’ Snap je? In het geval van Open Doek is
het heel belangrijk om je daar bewust van te zijn:door films te bundelen geef je die ook een
stempel. Ons Open Doek Approved label is daar een positief voorbeeld van. Dat is positief
geïnterpreteerd, daar gebruik je die stempel om je publiek op waardevolle films te wijzen. In
feite is het gevaar echter reëel dat je films in een enge context plaatst. Maar je kan langs de
andere kant ook niet anders. Ik weet niet hoe je het anders moet doen he. De regisseurs en
distributeurs zouden ook liever hebben dat hun films hier vertoond worden, dat die twee
weken in Turnhout op het programma zouden staan en volle zalen zouden trekken. Maar ja,
dat is het niet hé. Daarmee, omwille van de realiteit, omwille van de werkelijkheid, kan je
bijna niet anders dan films presenteren in een festivalcontext want dat zijn, en daar heeft
Christian dan gelijk mee, de plekken waar je films kunt laten zien die anders niet getoond
zouden worden. Festivals hebben ook een context om dingen te doen die je anders niet kunt
doen. Meer en meer worden bij Open Doek films getoond die nergens anders een plek
hebben om getoond te worden. Films die niet verdeeld zullen worden hebben een festival
nodig.
Dan komen we bij functies van festivals. Hoe zou je die functie die je nu net omschrijft,
kunnen noemen?
Dat is misschien het ontsluiten. Dat is eigenlijk wel een goede definitie, dat je films de
mogelijkheid biedt om een publiek te bereiken. Eigenlijk ben je als festival een beetje
intermediair. Je bent iets dat probeert om contact te creëren tussen het cultuurproduct en het
publiek. Die rol heb je: film en publiek, vraag en aanbod samenbrengen. Daar komt het op
- 216 -
neer en jij bent degene die dat moet realiseren. Ik doe een festival om ze allemaal naar die
films te doen komen. Je doet een festival om die films in contact te brengen met een publiek
en omgekeerd, het publiek in contact te brengen met die films. Dat is een heel belangrijke
functie die je als festival hebt. Bemiddelaar zijn, tussen publiek en creatie. Dat is eigenlijk ook
de rol die een cultureel centrum heeft en dat is iets anders dan de rol die bijvoorbeeld een
theatergezelschap heeft. Een theatergezelschap maakt een productie, een productiehuis
maakt een film. Ik noem mij dus ook geen kunstenaar hé, ik ben eigenlijk maar een
bemiddelaar, zoals de VDAB eigenlijk ook een bemiddelaar is
Jij bent de VDAB van de film?
Ja awel ja, wij zijn eigenlijk de bemiddelaars.
Dat is een eerste functie…
…en een heel belangrijke functie die eigenlijk dicht ligt bij het wezen van een filmfestival. En
dan heb je natuurlijk al die andere functies: vertonen, spreiden, … Het feit dat Open Doek in
Turnhout is, heeft te maken met het gegeven dat je film ook geografisch kunt spreiden.
Zijn filmfestivals kruispunten in een internationaal netwerk? En is dat die
spreidingsfunctie? Je hebt filmfestivals, films reizen daarlangs en filmfestivals zijn
facilitator van zogenaamde traffic in cinema...
Stationnetje…
… dat een filmfestival films de kans aanbiedt om rond te reizen, publiek te vinden. Klopt
dat?
Awel ja, dat is eigenlijk een macrobenadering, gedacht vanuit het standpunt van de film
klopt dat ook. Je ziet hoe bij ons op het festival films van over heel de wereld komen en
direct ook terug weg zijn. Dat is wat wij ook temporary import noemen, een tijdelijke import.
Het verhaal dat je, als je echt geïnteresseerd bent in wat er beweegt op het vlak van film en
echt de filmsector wilt volgen, tot nu toe eigenlijk de filmfestivals moest volgen. Ik zeg
moesten, omdat ik denk dat er vandaag ook andere manieren zijn. Internet kan een
belangrijke rol spelen om filmevoluties te volgen. Maar het klopt dat wij op kruispunten
- 217 -
staan: je bent een kruispunt. Even komen al die films bij ons, die botsen op mekaar en die
breken terug uit. En dan zijn er allerlei instrumenten om zo’n film toch vast te houden.
Bijvoorbeeld de distributiepremie, waarbij je er via die premie eigenlijk ervoor zorgt dat een
film hier een plekje kan vinden. Zoals dat dit jaar ook weer met ‘For a moment, freedom’ is
gebeurd, de winnaar van de competitie,. Die zat ook eerst gewoon hier in Turnhout, maar
wordt nu vastgepakt en blijft hier.
Even terzijde: heb je een zicht op de carrière van de films die vorige jaren gewonnen
hebben?
Heel wisselend.
De premie, draagt dat bij?
Ja. Hoe groter de premie is, hoe gemakkelijker een distributeur geïnteresseerd geraakt om
die film aan te kopen. Ze krijgen die premie wel pas als ze een contract kunnen laten zien dat
ze die film effectief hebben aangekocht. In Gent is die wel wat strikter, want dan moet je ook
zoveel kopies uitbrengen en…
…nee, niet aantal kopies. Wat Wim mij gisteren verteld heeft was dat de premie pas wordt
betaald als de film in Vlaanderen uitkomt en minstens vijf weken gedraaid heeft. Dat
hoeft niet op vijf kopies te zijn, dat mag op één kopie, maar hij moet wel 5 weken achter
elkaar gedraaid hebben.
Gewoon het aantal weken…
Ja, hij moet gedraaid hebben, hij mag niet na twee dagen al uit de bioscoop verdwenen
zijn.
Gent hanteert een dubbel principe in zijn competitie, daar zitten ook films bij die al
aangekocht zijn. Als zo’n film wint, dan is dat eigenlijk voor de distributeur een surplus. Dat
is wat Chantal Krakowsky ook altijd zegt: waarom geef je geld voor een film die we niet
gekocht hebben, en niet voor een film die we wel gekocht hebben? Zij zou eigenlijk willen
- 218 -
dat festivals nog meer distributie-ondersteunend zijn, vanuit de redenering dat zij ervoor
moeten zorgen dat wij als festivals films kunnen hebben. Voor distributeurs kan een festival
een belangrijke plek zijn. In Nederland is daar heel wat discussie over. Gerard Huisma van
Contact Film bijvoorbeeld, weigert om zijn films in festivals te steken. Zijn redenering is dat
als hij zijn film op het festival presenteert, hij zijn publiek gehad heeft en er daarna geen volk
meer naartoe komt. En omdat men in Nederland het systeem hanteert dat de film gratis aan
het festival moet aangeboden worden. Rotterdam betaalt niet, of heeft tot nu toe niet betaald
voor de films. Hoe gaat dat in Gent?
Jaja, Gent betaalt… Dus festivals moeten een distributieondersteunende functie hebben.
Ja, en die verantwoordelijkheid heb je een beetje, ervoor zorgen dat de films ook op de
reguliere manier vertoond worden. We moeten toch proberen te vermijden dat we op een
bepaald moment alleen nog overblijven. Dat festivals de enige plekken zijn waar nog films
vertoond worden.
Dus dat is een economische functie?
Ja, een heel belangrijke economische, en dan de spreidingsfunctie. Ik vind dat festivals daar
eigenlijk nog niet ver in gaan. Wij doen dat wel hé, wij hebben eigenlijk wat ik noem het
nomadisch arthouse circuit waarbij je de concepten hebt die we met bibliotheken
ontwikkelen. Ik vind dat dat ook een rol is die festivals moeten spelen, het spreiden. Het
zorgen dat bij wijze van spreken films in alle uithoeken getoond worden.
Zowel binnen Turnhout met Wijkt Af en…
Ja, dat je ook een manier moet vinden om mensen terug bij een film te krijgen.
Is dan de functie, corrigeer me als ik niet juist ben, is dan de functie van een festival, als je
het dan cru wilt zeggen, alleen maar die film zoveel mogelijk in de aandacht te brengen,
proberen zoveel mogelijk mensen daar naartoe te krijgen?
- 219 -
Nee, het gaat niet over zoveel mogelijk mensen, dat vind ik een foute instelling. Je kan
gemakkelijk meer volk krijgen. Je past je programmatie aan en klaar. Je moet als festival een
soort katalyserende functie hebben: mensen laten ontdekken dat film kijken iets heel leuk is,
zeker de ervaring van samen film kijken. Dat kan in een buurt, maar ook op andere
manieren. Het beste voorbeeld is toch onze voorstelling in openlucht in de Jef Buyckxstraat,
dat je op die manier als mensen samen naar een film kijkt, het gevoel van dat samen kijken
naar een film in open lucht is een ervaring die misschien effect kan hebben. De manier hoe
wij als festival hier in de regio staan, hebben wij de laatste jaren heel veel gemobiliseerd,
dingen in gang gezet. Misschien niet altijd even bewust, en niet vanuit onszelf, maar eerder
‘ah ja, we kunnen iets met film doen’. Hoogstraten is zo begonnen in die bibliotheken. Door
een aantal dingen te lanceren en ballonnetjes op te laten gaan mensen ineens iets
programmeren. Het feit dat ze in Lier ineens zijn wakker geschoten: ‘ah, zoiets als in
Turnhout, dat kunnen wij ook’, en dat wij dan zeggen ‘oké, daar doen wij aan mee’. Dat je
eigenlijk ook een soort beweging errond op gang brengt. Ik heb het gevoel dat sommige
festivals daar niet mee bezig zijn.
Vind jij dat dit een belangrijke functie is die festivals moeten vervullen of is dat eerder
vrijblijvend?
Dat heeft natuurlijk met de aard van het beestje te maken. Ik zou het erg vinden moest een
festival daar niet mee bezig zijn. Dat mag je core business niet in de weg staan. Maar het
heeft ook te maken met een manier waarop je in het veld staat. Als een organisatie naar ons
komt en zegt ‘de derdewereldraad wil iets doen, kunnen jullie daar een film voor
programmeren?’. Wij kunnen daar dan negatief op antwoorden. Dat kan je doen, en daar
zullen die mensen misschien ook begrip voor hebben. Wij hebben hier echter altijd de
attitude gehad dat we open staan voor zulke vragen en daarop willen ingaan. We hebben
onze expertise die we opgebouwd hebben, van waaruit we een consultancy functie kunnen
hebben en ook moeten opnemen. We moeten onze expertise laten renderen buiten onszelf
om. Ik vind dat mensen nogal vaak veel te gesloten zijn.
Je expertise ten dienste stellen van, spreiding nastreven en niet enkel op je eigen eilandje
zitten?
- 220 -
Ja, niet enkel qua spreiding, maar ook gewoon ten dienste stellen van mensen die iets willen
doen. Spreiding wil eerder zeggen dat je zelf aan de slag gaat.
Ten dienste stellen dus.
Ja. Open Doek is film kijken, film leren, film spreiden en film delen. Dat zijn de functies die
we voor onszelf bepaald hebben. Ik denk dat het bijna niet anders kan dan dat dit erbij zit.
De educatieve functie van festivals is noodzakelijk vind ik, iets waar veel festivals ook wel
mee bezig zijn, het film leren, het educatieve. Gent is op dat vlak echt wel wat magertjes. Een
schoolwerking is bij hen onbestaande.
Moet er meer samenwerking komen tussen festivals onderling? Zou dat goed zijn?
Dat is eigenlijk een romantische visie op het gegeven. In de praktijk zijn festivals vaak toch
vooral concurrenten van elkaar, niet op het vlak van publiek, maar wel zeker op het vlak van
subsidiering, media en sponsoring. Als het over de centen gaat.
En internationaal?
Vooral dan misschien op het vlak van netwerken, omdat daar die concurrentie nog minder
speelt. Utrecht bijvoorbeeld is geen concurrent omdat we geen enkele gemeenschappelijke
communicatie, sponsoring of subsidie hebben. Zo kan je met een aantal festivals wel wat
samenwerken. Ik denk ook dat dit een verhaal voor Open Doek in de toekomst is. Ik heb al
eens lachend gezegd dat we misschien een netwerk moeten opzetten met festivals die rond
duurzaamheid willen werken. Ik weet dat ze in Tokio daar mee bezig zijn, maar ook in Italië.
We zouden dan kunnen zeggen: ‘mannen, kom volgend jaar maar eens naar Open Doek’. We
kunnen dan een congres organiseren. En de hoofdzetel, die is hier hé. Je hebt dan direct op
hoog niveau geld voor zo’n project. Internationaal is het dus volgens mij wel interessant en
belangrijk om netwerken op te zetten.
Zijn filmfestivals concurrenten van arthouses?
Ik denk dat een filmfestival mensen terug naar dat soort films brengt waardoor het
stimulerend kan zijn voor de arthouses en voor de arthousedistributie. Maar ja, omgekeerd is
het natuurlijk ook het geval. Je hebt dan het verhaal dat ze in Nederland ook vertellen.
- 221 -
Mensen komen één keer per jaar naar een groot filmevenement, zien daar veel films en
komen voor de rest van het jaar niet meer in de cinema. In Rotterdam is dat zo hé. Daar zijn
mensen die verlof nemen. Ooit heb ik eens een interview gelezen met een facteur die dus
echt een verlof neemt voor het festival daar, er een klein kamertje huurt en 10 dagen films
ziet. Voor de rest van het jaar ziet hij geen films meer. Nu, je voelt dat ook. De filmwereld
heeft zo iets heel catchy. Mensen willen daar op de een of andere manier graag iets mee te
maken hebben. Je merkt dat ook als mensen vragen ‘amai, bent gij naar Cannes geweest!’. Ik
denk dan ‘amai, dat is verschrikkelijk’. Cannes is voor mij een plek om te werken. Het is
natuurlijk wel zo dat je af en toe eens iemand erg bekend tegenkomt en daar dan wat mee
kan uitpakken. Het blijft natuurlijk wel de hoogmis van de film, ondanks dat het zo
ongelooflijk opgeblazen is, m door de media natuurlijk. Die maken er zo’n circus van. Ik
maak me daar soms wel wat ongerust over. Op een of andere manier spreekt dat mensen
aan. Daar mee bezig mogen zijn, ik heb dat al een paar keer gemerkt. n onze dienstensector
zijn de belevings- en vrijetijdssector twee sectoren die nog kunnen groeien.
Filmfestivals ook dus?
Ja, zeker. Ook in heel het verhaal van citymarketing spelen festivals een hele belangrijke rol.
Is dat een functie van festivals? Mee die de toeristische toer opgaan?
Nee, zo cru kan je dat niet zeggen. Wel is dat een intrinsiek maar bijkomstig gegeven.
Daarom investeert Gent ook in het filmfestival omdat het de exposure van Gent enorm
verhoogt. Turnhout heeft dat ondertussen ook door. Open Doek kan veel betekenen voor de
uitstraling van Turnhout. Als ze de campagne op Canvas waar Turnhout op verschijnt, zelf
moesten betalen, dan was dat niet haalbaar.
Is dat een deeltje van het economische verhaal dan?
Ja, inderdaad. Alles wat met kunst en cultuur te maken heeft, heeft uiteraard ook een
economische kant. De economische impact van Open Doek voor de omgeving is nog relatief,
temeer omdat we ook zelf een café hebben, maar bijvoorbeeld voor Utopolis zijn wij een
belangrijke bron van inkomsten. Wij betalen veel geld aan hen, wat ze niet zouden verdienen
met gewone voorstellingen. Wij zitten daar eigenlijk in een voor hun comfortabele positie
- 222 -
omdat zij ons nodig hebben. Maar bijvoorbeeld in Cannes, als daar 100.000 man komt die
allemaal moeten slapen, eten, … Dat is gigantisch. Dat speelt ook voor een stad een
belangrijke rol, dit economische verhaal. Maar zeker ook op het vlak van imago. Vandaag de
dag wordt er veel gedaan rond beleving. Daar wordt sterk op ingezet: hoe kunnen we een
stad zijn waar mensen dingen kunnen beleven. En meer dan ooit spelen o.a. festivals daar
een belangrijke rol in, in dat beleven.
Vervult een festival een politieke functie vergelijkbaar met hoe het vroeger was (cfr.
Berlijn, …)?
Wij hebben dat. Door de keuze voor wereldcinema hebben wij een politieke functie. Bij Open
Doek is dat afgesproken. Je probeert daarmee een dam te bouwen tegen een soort van eng
nationalistisch denken. Over grenzen kijken, overtuigd zijn dat andere culturen ook iets voor
je kunnen betekenen.
Hebben festivals een soort van agenda-setting functie? Doordat je thema’s belicht, dingen
bespreekmaar maakt, zaken aanbiedt? Streven festivals daarnaar?
Dat zou heel schoon zijn.
Maar is dat zo of niet? Of beter: streven festivals daarnaar?
Sommigen wel ja, sommigen zijn daar heel expliciet mee bezig. Berlijn bijvoorbeeld, iets wat
ik niet wist maar dat met hun Panorama te maken heeft waardoor het voor mij ineens
duidelijk werd. Daar reiken ze naast de Gouden Beer ook de Teddy Bear uit. Dat is voor de
beste homofilm.
En dat noemt de teddybear?
Ja, dat is toch ferm hé. Dat heeft te maken met het feit dat de directie daar ook homo is. Ik
vind dat een politiek statement, dat je daar als festival ook aandacht aan geeft. Het is wel een
aparte prijs natuurlijk. Je hebt ook hele specifieke festivals, de Amnesty-festials bijvoorbeeld.
Dit komt natuurlijk ook omdat men ontdekt heeft dat in het hele mensenrechtenverhaal het
beeld een enorm belangrijk wapen is. Als je bijvoorbeeld Burma VJ ziet, dan besef je pas
welke politieke impact beeld kan hebben.
- 223 -
Maar nu op het festival draait dan bijvoorbeeld ‘The Damned of the Sea’. De regisseur is
daar en er zit honderd man in de zaal. Zo’n film heeft een duidelijke boodschap, zonder te
instrumentaliseren. Is dat dan een functie?
Ja, die films breng je ook om mensen een inzicht te geven. Je hebt toch wel een aantal
specifieke festivals die een hele sterke politieke ondertoon hebben. Internationaal is dan
Afrika een goed voorbeeld. Zo is er een nieuw project met Afrikaanse films die ze willen
laten toeren om mensen als het ware hun eigen cultuur te laten ontdekken. In heel wat niet-
Westerse landen is film toch iets dat te maken heeft met de eigen identiteit. Heel wat
filmmakers zijn ook politiek bewust, iets wat je vaak duidelijk merkt in hun films.
Culturele functie hebben we al gehad.
Ja, maar je kan daar natuurlijk heel veel over zeggen. De vraag is: moet een filmfestival – en
specifiek voor ons Open Doek dan – moeten we eigenlijk een soort staalkaart brengen van
wat wereldcinema is vandaag. Dat is een discussie die ik altijd met Greet heb. Zij vindt dat
we dat heel zeker moeten doen en dat we ook de marge moeten opzoeken van de filmgenres.
Zij denkt heel sterk in termen van genres: ook horror, fantasy, anime, … brengen waarmee je
dan eigenlijk je festival ziet als een dwarsdoorsnede van wat er is. Dat is het verhaal dat je
wil vertellen: we laten alles zien wat er in alle uithoeken van de wereld en in alle mogelijke
genres te vinden is. Je wil dan mensen het zo volledig mogelijke plaatje presenteren. Dat is
het culturele verhaal. Ik heb daar minder behoefte aan omdat ik het festival niet zie als in de
eerste plaats een film-esthetisch verhaal waarin je mensen laat kennis maken met alle genres.
Ik vind dat niet onbelangrijk, maar ik vind niet dat het gegeven dat je alle mogelijke genres
brengt een soort van conditio sine qua non moet zijn. Ik voel dat niet als een evidente
noodzaak. Dat is belangrijk maar niet als evidente noodzaak. Voor mij is het vertellen van
verschillende verhalen, dat interpreteren en context leggen, belangrijker. Dat is een hele
belangrijke culturele benadering van een festival.
Die eerste culturele functie, die doorsnede geven, is dat wat er met ‘gatekeeper’ wordt
bedoeld?
- 224 -
Dat heeft daarmee te maken, maar ook met de andere interpretatie. Dat kan alle kanten
uitgaan, maar dat wat denk ik een hertaling is van wat ik verbanden en herinterpreteren
noem. Snap je? Ik interpreteer dat als: er is een enorm aanbod en festivals zijn eigenlijk een
beetje filter. Ze helpen mensen uit dat aanbod te kiezen.
En dat kan je dan in extremis op twee manieren doen?
Je kunt dat natuurlijk op allerhande manieren doen, maar dat is voor mij de kern: kies een
puur filmesthetische, filmhistorische contextuele benadering of kies je de meer
interpretatiegerichte manier van werken. Maar alles blijft interpretatie. Maar als je het
interpreteren als een methodiek beziet, wordt het iets anders. Daar komt nog bij dat wat wij
zien, al een selectie van een selectie is. Daarom ook dat ik het interessant vind – en dat is een
beetje wat Greet daarover denkt maar ik dan anders interpreteer – is het soms goed om
bijvoorbeeld eens een panorama te doen over een land en over dat land echt alles te zien,
eventueel in combinatie met een aantal filmmakers die je naar hier haalt. Films dan die niet
langs die normale filters gepasseerd zijn. Als je in Chili gaat en je kijkt daar films, dan zie je
films die niet langs Cannes gepasseerd zijn geraakt. Je krijgt dan de kans niet om die te zien.
Soms kan het dan zijn dat een film wel ergens op één van die festivals wordt vertoond of op
een ander festival omdat het niet zo is dat de grote festivals alles bepalen, er zijn ook andere.
Maar wij staan natuurlijk onderaan omdat wij onze selectie maken op basis van de zeven,
acht grote festivals die we elk jaar bezoeken. Als je dan rechtstreeks van boven begint, zie je
een hele reeks films die je anders nooit zou zien. Wat ik nu gedaan heb met Mexico. Je krijgt
dan films te zien die rechtstreeks uit een Nationaal Filminstituut komen.
We hebben nu heel veel functies. Zijn er prioritaire functies voor festivals?
Dat is moeilijk. Ik voel een beetje aan dat het moeilijk is om je festivalwerking te verengen tot
één functie. Elke functie heeft zijn betekenis. Het heeft ook te maken met de manier waarop
je ernaar kijkt en met welke doelstellingen je naar een festival kijkt dat je een bepaalde
functie prioritair kunt stellen. Ik vind ook dat dit een dynamisch verhaal moet zijn waarbij al
die functies op elkaar moeten inspelen. Daar moet je jezelf bewust van zijn. Daardoor is het
heel belangrijk dat je als festival tijd neemt om te reflecteren omdat dat iets is wat in de
- 225 -
stroom van altijd maar meer doen en organiseren, wel eens erbij inschiet. Jezelf dwingen om
na te denken over hoe je bezig bent.
De laatste tijd wordt er nogal wat gesproken over ‘de veranderende rol van filmfestivals’.
Waar zit deze verandering volgens u en op welk vlak manifesteert zich die dan?
Ik denk dat dit op een aantal niveaus moet bekeken worden. Een grote verandering heeft te
maken met evoluties in het kijkgedrag, in de manier waarop er naar film gekeken wordt. Dat
heeft ook allemaal te maken met de beschikbaarheid van film. 30 jaar geleden, toen er zelfs
nog geen videobanden waren, kon je enkel in de cinema naar film gaan kijken. Vandaag is
film zo gemakkelijk beschikbaar dat dit het kijkgedrag van mensen aan het veranderen is.
Het enige wat we daar als festival tegen kunnen zetten, is de sociale dimensie, de
ontmoetingsplek. Ik zie daar enigszins een verschuiving in, maar anderzijds ook in het veel
meer internationaal worden. Dat kruispuntverhaal. Elke dag komen er festivals bij. Je bent
eigenlijk een onderdeeltje van een heel groot netwerk. Dat netwerk, die horloge, wordt maar
ingewikkelder en ingewikkelder, groter en groter. De manier van communiceren is ook veel
gemakkelijker geworden. De dag dat films doorgestuurd kunnen worden, dat er geen
fysieke transporten meer zijn, ben ik ervan overtuigd dat de filmfestivalsector nog zal
exploderen. Nu is het fysieke nog een beperking omdat je vaak een film erg moeilijk vast kan
krijgen omdat er maar zo weinig kopies zijn. Dat zal enorm toenemen. Desondanks zal je als
organisator en programmator nog fundamentelere keuzes moeten maken. In de toekomst zal
er een grotere verantwoordelijkheid bij festivals komen te liggen omdat het aanbod blijft
groeien. Dat is waar we gisteren nog op uitgekomen zijn. Ik kan zonder problemen 200 films
programmeren. En eigenlijk moeten we voor het publiek nog veel scherper kiezen.
‘We voorspellen niet langer de dood van de cinema (film-kijken), maar zijn metamorfose.
Die is al begonnen. Filmfestivals pasten zich daaraan aan.’ Wat moeten we hieronder
verstaan en hoe krijgt dit vorm?
Een belangrijke metamorfose zal zijn dat er minder publiek in een klassiek cinemaverhaal zal
meegaan. Er zullen een aantal festivals zijn die in een heel ander verhaal komen. Als jonge
mensen nu een festival zouden beginnen, dan doen ze dat op een andere manier: met
internetmodellen, … Er zijn dus festivals die hier al mee bezig zijn: die anders zijn
- 226 -
opgebouwd en anders presenteren. Je zal een hele nieuwe beleving van interactie krijgen
tussen nieuwe vormen en nieuwe ontwikkelingen die er zijn, ook in manieren van
presenteren dus. Maar boven alles staat toch wel het belang van het gemeenschappelijke. Dat
overstijgt alles. Dat primeert. Dat zal steeds boven alles staan.Toen we naar Bristol waren
geweest, werd ons getoond hoe jonge gasten met nieuwe media omgaan. Men is daar bezig
met lichtprojecties, … noem maar op. Daar gebeuren hele straffe dingen. Maar tegelijkertijd
zijn daar nog altijd filmzaaltjes waar ze film programmeren en daar komt in eerste instantie
het volk naartoe. In de marge pikken zij dan iets mee van die nieuwe dingen die daar
gebeuren. Omgekeerd ook hé: er zijn jonge gasten die in dat verhaal zitten en dat meemaken
en voor de rest eigenlijk die klassieke cinema niet meer beleven.
Moet een festival dus ook daarop inspelen?
Jaja. Een festival presenteert. Je moet dus op een bepaalde manier die nieuwe
ontwikkelingen kunnen presenteren. Die nieuwe ontwikkelingen hebben heel veel te maken
met hoe er met beeld wordt omgegaan. Het loslaten van het narratieve bijvoorbeeld, daar
denk ik dat er oefeningen moeten gebeuren zowel in het tonen als in het presenteren van de
film. Eigenlijk zijn er ook bijvoorbeeld theatervoorstellingen die quasi individuele
belevingen geworden zijn. Denk maar aan de vele black boxen die tegenwoordig in musea
en theaters opduiken.
Dan ga je weg van dat sociale hé.
Ja, inderdaad. Daar moet telkens een balans in gevonden worden. Ik geloof niet in het ene. In
deze evoluties gaat het naar mijn aanvoelen om processen die nog wat tijd gaan vragen. Ik
zie ze nog niet zomaar direct gebeuren. Zeker als je dan naar de Turnhoutse context vertaalt,
denk ik dat wij nog lang in Utopolis films gaan vertonen. Wij gaan er wel over moeten
waken dat we nieuwe modellen erbij pakken. Een digitaal platform, … dat soort dingen.
Daar zullen we als festival mee bezig moeten zijn, daar zullen we dingen moeten rond doen.
Wil je mee en wil je evolueren, dan moet je als festival op dit moment inzetten op
verschillende dingen en moet je alle technologische evoluties volgen maar ook alle manieren
waarop je als festival dingen kan presenteren. Je moet telkens natuurlijk in de gaten houden
hoe het publiek daarop reageert. Je kan dat immers nooit bruskeren.
- 227 -
Je kunt dat dus niet in gang zetten? Volg je dus wat er gebeurt en spring je daar dan bij
op?
Vooral ook omdat je een publieksfunctie hebt. Jij bent degene die het publiek moet
meenemen. Je moet ze meenemen in dat verhaal. Je moet dus een aantal dingen in gang
steken.
Wat zijn voor Open Doek de belangrijkste uitdagingen naar de toekomst toe?
Één: wat voor mij heel belangrijk is, is het vergroten van de professionele context van het
festival. We willen meer en meer mensen uit de filmsector naar Turnhout krijgen. Dit jaar
hebben we daar de eerste goede stap in gezet met die masterclass in de Warande. Op dat
niveau moeten we verder doen, dat is heel belangrijk. Ook het niveau van het inbrengen van
die nieuwe media, van nieuwe vormen van presenteren. Daar moeten we heel veel zorgen
aan besteden omdat ik echt geen zin heb om hier nog eens een tentoonstelling te doen met
allemaal beeldkunst maar waar geen kat naar komt kijken. Je moet zorgen dat je dingen doet
en dat je publiek dat weet en dat je weet wat je publiek wil.
Is de kans dan niet dat je jezelf gaat prostitueren aan je publiek?
Neen. Je moet jezelf niet prostitueren. Wat je wel moet doen is ervoor zorgen dat je publiek
mee is. Dat is een hele moeilijke oefening. Het is gemakkelijk om de meest straffe en hippe
dingen te doen, maar de vraag die je jezelf dan moet stellen is voor wie je dat doet. Als je dan
tot de eerlijke conclusie moet komen dat je dat bijna enkel voor eigen eer en glorie doet, dan
is dat absoluut verkeerd. Je hebt, omdat je van de overheid subsidies krijgt, ook een rol om
mensen mee te krijgen in dat verhaal. Dat is een verantwoordelijkheid die je als festival hebt.
Hoe ziet Open Doek er over tien jaar uit?
Als ik daarop zou antwoorden, denk ik dat ik lomp zou zijn. Daar mogen we niet op
antwoorden. Dit omdat ik er wel van overtuigd ben dat er een evolutie is en komt. Dat er
dingen gaan veranderen. Hoe een festival er over tien jaar uitziet, daar durf ik niet aan te
beginnen. Ik zie wel een aantal evoluties, zoals andere presentatievormen, dat je moet
durven dat klassieke filmzaalverhaal in vraag te stellen, het hele digitale verhaal dat soort
- 228 -
dingen. Je moet dat loslaten. Want waar dat gaat uitkomen? Als je de meest visionaire
dingen leest daarover, dan merk je dat dit heel ver gaat. Ik wil daar nog wel eens voort over
nadenken hoor, over hoe een festival er over tien jaar zal uitzien.
Oké Marc, heel erg bedankt voor dit interview.
- 229 -
INTERVIEW MET MARIJKE DE VALCK
Wat is voor u een filmfestival en wat is de veranderende rol hierin?
Zoals ik in mijn boek beschrijf, als je wil begrijpen hoe festivals werken, is het belangrijk dat
je ziet dat er heel veel partijen zijn die een bepaald belang bij filmfestivals hebben. Er zijn
heel veel verschillende terreinen die van invloed zijn op wat er gebeurd met filmfestivals.
Als je het dus over de veranderende de rol hebt, kan dat gaan over of naar aanleiding van
veranderingen die in elk van die gebieden plaats vinden. Daar zal je bijvoorbeeld wat
specifieker moeten zijn.
Bijvoorbeeld:
- ik ben geïnteresseerd in wat er gebeurt op het gebied op veranderende
financieringsstructuren. Zo is er in Nederland een trend dat sponsoring een steeds
grotere rol zal spelen. Dat is nu in tijden van financiële crisis, een gevaar.
- Een ander belangrijk terrein heeft met de digitalisering te maken. Filmfestivals kan je
eigenlijk zien als oplossing voor de dominantie van Hollywood en commerciële films
in het reguliere filmcircuit en met digitalisering ligt een heel distributiemodel
eigenlijk potentieel op zijn kop omdat als films digitaal gedistribueerd kunnen
worden, dan ben je niet meer gebonden aan de beperkingen die verbonden zijn aan
een klassieke drager. Je moet dan een relatief grote kritische massa hebben die naar je
plaatselijke bioscoop komen om je film te zien, anders is het financieel niet
kostendekkend om een fysieke kopie van een bepaalde film naar je bioscoop te gaan.
filmfestivals bieden daar gewoon een alternatief voor. Stel dat het hele
distributiemodel verandert en er veel meer digitaal films vraaggestuurd bij mensen
kan brengen, maakt het niet meer zo uit
Nu is het bijvoorbeeld zo dat filmfestivals ook aantrekkelijk zijn omdat het de evenementen
zijn waar je als eerste een bepaalde film kan zien. Als films direct digitaal beschikbaar
aangeboden worden, is die functie misschien minder interessant. Dat zijn twee voorbeelden
van veranderingen die plaatsvinden. Je onderzoek is dus een tikje breed. Je kunt ook als doel
hebben om al die verschillende veranderingen in kaart te brengen. Ik denk dat je dat dan
moet specificeren voor Open Doek. Dat moet je vraag zijn en daar moet je dan antwoord op
geven. Je vertrekt dan met iets algemeens te zeggen over filmfestivals. Punt is dat er niet één
- 230 -
soort festival bestaat die ook allemaal een eigen functie kunnen hebben. Een algemeen
antwoord geven op je vraag is om deze reden niet echt mogelijk. Maar meer specifiek voor
Open Doek kan je natuurlijk wel een antwoord formuleren.
Hoe baken je het concept ‘filmfestival’ af? Welke soorten kan je onderscheiden?
Er zijn een aantal auteurs die een onderscheid hebben gemaakt in verschillende typen. Een
hele bruikbare vind ik zelf het onderscheid tussen ‘whole sale’ en ‘retail’ festivals. Dat zijn
economische bedrijfskundige termen; De whole sale festivals zijn de grote internationale
festivals die ook een markt hebben. Zij fungeren als plekken waar films worden gelanceerd
en waar films worden opgepikt. Het zijn de festivals waar de grote premières plaatsvinden.
De retail festivals zijn die festivals die eigenlijk vooral laten zien. Het merendeel van de
festivals is natuurlijk retail festivals.
Wat zijn de belangrijkste functies die filmfestivals vervullen?
De kern van filmfestivals zit eigenlijk al in de naam zelf. Voor mij si het belangrijkste dat het
om films gaat. Je zou kunnen zeggen dat de basisfilosofie achter een festival moet zijn dat
fantastische films een publiek verdienen. Als een film fantastische is, moeten mensen die film
kunnen zien. Dat is wat festivals moeten doen. Die laten heel goede films zien omdat ze
gewoon goed zijn en het waard zijn om vertoond te worden. En het verschil met het
commerciële bioscoopbezoek is dan natuurlijk dat het daar primair gaat om het maken van
winst.
Dus een culturele functie? En is dat de belangrijkste functie of zijn er andere
belangrijker?
Neen, voor mij is dat de functie die voorop staat.
En andere functies?
Wat daar uiteraard mee te maken heeft, is een context bieden voor deze films. Het is niet dat
ze alleen maar vertoond worden. Een festival voegt nog iets toe aan die vertoning en dat is
denk ik ook een heel erg belangrijke functie van het festival. Het gaat vaak om films waar het
niet altijd even gemakkelijk is die niet altijd evenveel van films weten waarom dit nu zo’n
- 231 -
goede films zijn. Filmfestivals bieden dan een context die meer is dan enkel het laten zien
van die film. Dat kan bijvoorbeeld door in een catalogustekst extra achtergrondinformatie te
geven, door na de filmvertoning een Q&A te organiseren of door een film onder een bepaald
label of als onderdeel van een bepaald programma aan te bieden. Daardoor stat die film niet
op zich maar wordt die onderdeel van een programma dat het festival aanbiedt en waarmee
zij misschien iets meer zeggen over hoe die film in een trend past. Bijvoorbeeld nieuwe
animatiefilms uit Tsjechië, of het past in een trend van politieke films naar aanleiding van de
oorlog in Afghanistan. Zo krijgen films nog extra waarde.
Past dit onder het stuk over ‘value adding’ waarover je het in je boek hebt?
Ja, klopt. Een andere functie als je het over value adding hebt, is dat je kan zeggen dat
festivals kunnen fungeren als springplank voor verdere vertoningmogelijkheden na het
festival doordat het festival prestige heeft of omdat het een evenement is en daardoor de pers
kan trekken en zo aandacht genereren voor zo’n film waardoor het daarna ook nog op
andere manieren vertoond kan worden.
Kom je dan in de economische context en functie terecht?
Ja, daar zou je een vertaling van de culturele in de economische functie kunnen zien. Met
dan weer het verschil dat het niet hoofdzakelijk is om daar dan een zo groot mogelijke winst
door kan bereiken maar gewoon zoveel mogelijk mensen die film laten zien.
Vanuit het verhaal van festivals als ‘nodal points’, is het dan voor festivals interessant
voor kleinere festivals om samen te werken, om met andere festivals uit te wisselen?
Ik denk dat het verhaal van nodal points samenhangt met het onderscheid tussen whole sale
en retailfestivals. De whole sale festivals zijn meer de echte nodal points en de retailfestivals
maken heel erg gebruik van wat er uit die nodal points komt. Het is dus inderdaad zo dat
filmfestivals zeer zeker met elkaar moeten samenwerken, ook de kleinere festivals zullen
meer vanuit de regionale functie hiermee aan de slag moeten. Zij trekken immers
voornamelijk mensen uit de omgeving die graag films willen zien die ze niet ergens anders
kunnen zien of omdat ze die films in zo’n stimulerende context als het festival willen zien.
- 232 -
Het is dus voor zo’n lokaal festival dus wel van belang dat je aanbod afstemt op wat er nog
meer wordt aangeboden. Ik denk dat het belangrijk is dat kleine festivals hun eigen ding
hebben, een eigenheid ontwikkelen waarmee ze zich onderscheiden van andere festivals die
in de buurt plaatsvinden.
Als je het economische verhaal en het culturele verhaal naast elkaar zet, dan zie je dat het
langs de ene kant belangrijk is om goede films te vertonen. Maar blijft het doel niet, kort
door de bocht gesteld, om de film te promoten en dus en economische functie te
vervullen? Want een festival vervult op het zelfde moment deze twee tegenstrijdige
functies. Door het een doe je het andere. Zijn festivals dus een cultureel instituut of
vooral een economisch gegeven?
Film op zich is een product dat ook altijd een economisch product zal zijn. Het is immers
heel erg kostbaar om te maken. Het heeft dus altijd zowel cultureel als economische
dimensie. Die twee functies zullen er dus ook altijd aan blijven vast zitten. In de context van
filmfestivals hebben culturele prioriteiten de overhand maar dat wil niet zeggen dat de
economische belangen opeens geen rol meer spelen omdat dat bij film niet kan. J e kan niet
opeens in een soort van vrijzone iets aanbieden. Films moeten uiteindelijk gemaakt kunnen
worden en dar is gewoon geld voor nodig. Ik denk dus dat als je het vergelijkt met het
commerciële filmcircuit, de balans anders ligt.
Filmfestivals als facilitator en/of creator van visibiliteit voor films, en dan als
belangrijkste voor kleine(re) films, moeten festivals meer inzetten op het promoten van
deze kleine(re) films?
Vanuit de filosofie die ik al aanhaalde, willen filmfestivals aandacht geven aan films die deze
aandacht waard zijn. Je kunt dat promotie noemen, maar je kunt daar ook de term cinefilie
voor gebruiken. Het gaat om de liefde voor film, om het vieren van film in al haar variëteiten
en vormen. De term ‘promotie’ is dan wat ongelukkig.
Zijn festivals concurrenten van arthouse en/of worden ze dat steeds meer?
Dat is altijd een lastige vraag. De indruk die ik heb, is dat arthouses het steeds moeilijker
krijgen en dat er steeds meer festivals bijkomen. In die zin nemen festivals dus de plaats in
van arthouses. Dat betekent dat arthouses het financieel zwaarder zullen krijgen. Het korte,
- 233 -
afgebakende evenement zoals festivals stappen dan in dat gat en nemen hun plaats in. Hoe
ze daarmee moeten omgaan? Wat je in een soort ideaalbeeld als een functie van filmfestivals
zou kunnen omschrijven, is mensen op een wat makkelijkere en aantrekkelijkere manier in
contact brengen met filmcultuur. Een evenement is dan uiteraard laagdrempeliger dan een
arthouse. Door filmliefhebbers met een festivalprogrammatie aan te spreken kunnen festivals
ertoe leiden dat mensen in een tweede fase misschien eens een film gaan kijken in een
arthouse.
Is dat een ontsluitfunctie? Slagen festivals er beter in om kwetsbare film bij een publiek
te krijgen?
Zo zou je dat inderdaad kunnen zeggen. Het idee achter het nodal point verhaal is dat films
langs festivals moeten reizen. Het zijn plekken waar een soort belangrijke keuze wordt
gemaakt. Als je kijkt naar de programmering van filmhuizen, dan zie je dat zij hun films
voornamelijk van filmfestivals halen. Dat zijn de plekken waar zij scouten. Dit zijn dan
echter vooral de whole sale festivals. Het aanbod van films is natuurlijk groter dan wat er in
de filmhuizen draait. Filmfestivals kunnen dus in dat opzicht in een gat springen omdat zij
meer films kunnen laten zien dan dat er plek is in het plaatselijke filmhuis. Dat heeft dan ook
weer te maken met het distributieverhaal dat ook al is een filmhuis geen commerciële
onderneming en draait het op financiering van de overheid, dan nog moet je ook wel
rekening houden met het feit dat je met belastinggeld werkt. Je moet films draaien die
mensen aanspreken. Je hoeft daarom nog niet ontzettend commercieel te zijn, maar je kan het
jezelf niet veroorloven om zomaar alles te programmeren. Er zijn dus twee niveaus van
filmfestivals met de whole sale festivals aan top en daaronder een grote laag retailfestivals. Je
hebt daarnaast natuurlijk heel veel gespecialiseerde festivals zoals de gay en lesbian festivals
die ook een hele specifieke functie hebben. Zij zitten meer in het tweede verhaal (retail)
hoewel zij vaak ook hun eigen netwerkje hebben.
Vervullen festivals een politieke functie?
Ja, zeker, hoewel het niet iets is wat persé hoeft. Je kan ook zeggen dat festivals zich op
vernieuwing moeten richten. Hier komt dan echter terug de dubbele functie van festivals –
economisch en cultureel – naar boven. Films hebben steeds een esthetische en een politieke
- 234 -
waarde. Dat is ook een discussie onder filmliefhebbers: voor de ene mogen films enkel op
hun esthetische merites worden beoordeeld, anderen willen dan weer vooral de nadruk op
de inhoud, de ‘politieke’ boodschap leggen. Natuurlijk doen beide ertoe. Wel is het goed dat
er duidelijk wordt gemaakt waarop een film beoordeeld wordt. Het is prima als een festival
zegt ‘wij willen een politiek geëngageerd festival zijn en dat is een van de selectiecriteria. Dat
is voor ons belangrijker dan de esthetiek’. Het omgekeerde is uiteraard ook prima: dan gaat
het vooral om de esthetische vernieuwing. Én er zijn festivals die hier geen onderscheid
willen maken. Je moet daar echter wel duidelijk in zijn.
Zijn er nog functies die belangrijk zijn?
Ik vind inderdaad wel dat je als festival iets meer moet doen dan alleen maar films laten
zien. Festivals hebben wel een soort verplichting om die in een context aan te bieden. Of je
daar een gids in wil zijn, dan is dat mooi. Het is mooi als er aan festivals eigenzinnige
programmeurs verbonden zijn die een visie hebben maar dat hoeft geen normatieve of
sturend te zijn. Ik denk dat je vooral iets aan moet bieden aan je publiek. Je moet
verschillende opties aanbieden: verschillende thematische programma’s, verschillende
programmeurs, een directeur die zijn stempel op iets drukt, … Maar uiteindelijk is het de
bezoeker die zijn weg moet zoeken.
Maar deze bezoeker zoekt zijn weg toch in een a priori gekozen weg?
Uiteraard. Het is niet zo als een school die wat meer sturend werkt.
Is dat belangrijk dat er niet sturend gewerkt wordt?
Ja. Als je kijkt naar de ontwikkelingen van musea door de jaren heen, zie je dat vroeger veel
meer sturend, meer dwingend gewerkt werd. ‘Wij laten deze items zien, er staat een bordje
bij met uitleg en we stellen het op zodat je er op een bepaalde manier langs moet lopen’. Dat
wordt tegenwoordig meer los gelaten, er is veel meer vrijheid voor programmator die dan
curator wordt, én voor het publiek. Er is meer plaats voor het geven van een eigen betekenis.
Dat is voor filmfestivals ook zo. Programmeurs moeten wel iets in een context aanbieden en
mensen daarmee prikkelen of de mogelijkheid bieden om betekenis aan die films te geven,
maar dat moet niet te afgebakend zijn, te strikt.
- 235 -
Wat zijn volgens u de belangrijkste evoluties waarmee festivals de komende tijd zullen
worden geconfronteerd?
Volgens mij is het digitale distributieverhaal belangrijk, iets wat potentieel grote gevolgen
kan hebben. Ook de veranderingen in de financiering zijn belangrijk. Ik verwacht in ieder
geval dat filmfestivals een belangrijke rol zullen blijven spelen omdat kwetsbare film baat
heeft bij die context die door filmfestivals wordt aangeboden. Ik denk ook dat het juist het
feit dat filmfestivals op een korte tijde plaatsvinden, dat ze op een fysieke plek plaatsvinden
en heel veel mensen bij elkaar brengen, dat erg veel meerwaarde biedt dan het individuele
kijken op internet. Het is een totaal andere context. Kwetsbare films hebben erg veel baat bij
zo’n intensief evenement als een filmfestival en zullen dat ook altijd blijven nodig hebben.
Wat het effect voor de kleine festivals zal zijn, weet ik niet zo goed. Ik denk dat mensen een
behoefte zullen blijven hebben om, als ze een passie voor film hebben, dit te delen met
medeliefhebbers in een zaal en in een context als een festival. Ik denk dat dat zal blijven.
‘De filmbeleving in zijn huidige vorm (de collectieve ervaring van projectie op een wit doek
in een donkere zaal) zal alleen nog beschikbaar zijn op festivals of in filmmusea
(kunstcentra en filmbegraafplaats in één)’. Wat denkt u daarvan?
Ik denk dat die ervaring van in het donker zitten en naar film kijken, zal blijven. Dat heeft
een bepaalde magie die niet zo snel losgelaten zal worden. Maar ik ben natuurlijk niet meer
de jongste generatie. Misschien dat nu mensen daar minder waarde aan hechten en massaal
film kijken op een computerscherm. Ik heb daar geen cijfers van en durf daar dus geen
definitieve uitspraken over te doen. Ik denk echter dat die collectieve ervaring belangrijk zal
blijven.
René Wolf haalde het voorbeeld aan van upload cinema: mensen die samen naar
YouTube-filmpjes gaan kijken. Is dat een illustratie hiervan? Mensen hebben blijkbaar
toch nood aan die collectieve ervaring, ondanks het feit dat alles ook online beschikbaar
is.
Voor mij is het iets heel anders, eerder iets symptomatisch. De ervaring om naar bewegende
beelden te kijken met je volle aandacht in een setting is heel anders dan wanneer je even
- 236 -
tussendoor televisie kijkt of zo. Het is net als met boeken. Mensen die van hele mooie
literatuur houden, zullen die toegewijde aandacht blijven geven aan het lezen van een boek.
Ik denk dat dat met film ook zo zal zijn.
‘We voorspellen niet langer de dood van de cinema (film-kijken), maar zijn metamorfose.
Die is al begonnen’. Klopt dat? En als dat zo is, hoe manifesteert die metamorfose zich
dan?
Er zijn inderdaad mensen die stellen dat film geen film meer is als er geen celluloid meer is
en als je het niet meer met de hulp van een projector laat zien. Dat digitale cinema dus geen
cinema meer is. In dat opzicht denk ik dat er nu met de vele technologische veranderingen
eerder van een metamorfose gesproken moet worden. Dat het dus gewoon een andere vorm
aanneemt en dat er in sé weinig verandert. De vorm verandert, maar de ziel niet.
De vraag stelt zich of filmfestivals geen anachronismen aan het worden zijn?
Gezien wat we hiervoor allemaal al gezegd hebben, stelt die vraag zich eigenlijk niet. Geen
enkele indicatie wijst erop dat festivals niet populair meer zijn. Vooralsnog komen er elke
dag nieuwe festivals bij. De vraag stelt zich dan natuurlijk of er op een gegeven moment niet
teveel aanbod zal zijn. Blijft dat leefbaar?
Hoe zal een filmfestival er over 10 of 20 jaar uitzien?
Dat hangt ook erg van het festival af. Wat nu gebeurt is dat filmfestivals vaak aan
‘cherrypicking’ doen. Ze verzamelen als het ware, alle mooie producties van de grote festivals
van afgelopen jaar, en brengen die dan op hun plaatselijke festival waardoor ze het
toegankelijk maken voor een regionaal publiek. Dat kan potentieel veranderen voor kleine
festivals. Het kan zijn dat mensen door een betere distributie, de winnaar van bijvoorbeeld
het Sundance Filmfestival direct na dat festival via internet kunnen bekijken, dat ze niet meer
willen wachten voor de film op het plaatselijke filmfestival te zien is. Voor kleine
filmfestivals wordt het dus vooral belangrijk om die meerwaarde in de context van hun
programma aan te bieden. Verder gaan dan tonen alleen, films in een context tonen en door
het aanbieden van die context het voor de bezoekers waardevol maken om daarnaar toe te
komen.
- 237 -
Hartelijk dank voor het interview.
- 238 -
INTERVIEW MET MIEKE LEYS
Wat is voor u een filmfestival?
Een geconcentreerd aanbod van films en dingen die samenhangen met films.
Zoals?
Mensen die film maken, die daarmee bezig zijn. Het kan ook zijn dat je iets gaat doen met de
muziek van een film of met de thematieken die erin aanbod komen. Het gaat natuurlijk in
wezen om de film zelf, maar tegelijkertijd heb je een unieke kans om daar een aantal andere
dingen mee te verbinden en dat maakt dan dat je op dat moment ook niet filmliefhebbers
naar de film kan halen.
Door de dingen die eraan hangen
Ja, die maken dan dat bijvoorbeeld. iemand die een bijzondere interesse heeft voor Cuba,
maar die anders niet veel naar de film gaat, nu misschien wel wil zin heeft om te gaan zien.
Het kan ook even goed gaan over muziekgenres. Daarnaast moet ook de filmliefhebber moet
hier een kans krijgen om een aantal dingen te zien die hij anders niet zo gemakkelijk te zien
krijgt. Zo zou ik een festival willen zien.
U ziet dus enerzijds de films zelf en de randactiviteiten?
Ik zou dat niet splitsen
Twee delen die aan elkaar vastzitten?
Ja. Ik wil echter niet zeggen dat de randactiviteiten het enige zou zijn om de niet
filmliefhebber erbij te betrekken. Ik zie het meer als iets waardoor het voor die mensen iets
makkelijker wordt om zich toch te interesseren voor de film.
Doet Open Doek dat genoeg? Past Open Doek binnen die definitie?
Ik denk dat Open Doek daar erg goed rond werkt, op die manier
Goed genoeg?
- 239 -
Soms vind ik wel dat men moet oppassen om zich niet te verliezen in de randactiviteiten.
Men moet de kern genoeg blijven bewaken. In wezen gaat het om film. Om het product dat
getoond kan worden en dat ook nog meer dan om de regisseur die erachter zit. Het gaat
daarom.
Is het cinefiele dus de kern?
Precies. Als dat weg is, dan hoeft de rest niet meer. Dan ben je een festival, geen filmfestival.
Dan ga je vervallen in een themafestival. Het moet in wezen echt om film gaan.
Is Open Doek niet ergens een themafestival?
Ik denk dat Open Doek meer en meer een breder filmfestival aan het worden is, van de niet
meteen commerciële producties. Maar themafestival… zeker als je kijkt naar het programma
van doorheen het jaar, wat een soort spin-off is van het festival is, en ook naar wat er in de
zomer aan bod komt, kun je moeilijk zeggen dat het om een themafestival gaat. Vroeger was
dat misschien meer toen het nog vooral gericht was op de Zuiderse film.
Het thema, dat specifieke thema van vroeger, is dat nu verbreed?
Het is inderdaad verbreed en ik denk dat dit goed is. Het gaat om kwaliteitsfilm die niet
doorsnee is en wel kansen moet krijgen.
Wat maakt een film tot een typische Open Doek film?
Het is heel moeilijk om daar de vinger op te leggen. Ik denk dat het een film is die meestal
wel wat durft op cinefiel vlak, qua beelden en filmtechnisch en ook qua thema ook wel
dingen aandurft. Films die minder vanzelfsprekend zijn, niet altijd entertainend, maar langs
de andere kant ook zeker niet belerend. Ik denk dat we dat hoekje, waaruit soms het gevaar
dreigde, achter de rug aan het laten zijn. We tonen echter niet eender wat en dat is
belangrijk, blijft belangrijk en moet er ook blijven inzitten.Ik denk dat het moet gaan over een
film die breed wil kijken. Je kunt een kunstzinnig knappe film hebben, die heel dogmatisch
is. Dat niet. Het moeten films zijn die intrigeren en die aanzetten tot denken, zonder te
zeggen hoe je moet denken. Dat is dan een tweede niveau, want de film op zich die staat
- 240 -
daar en die is het belangrijkste. Mag ik dat zo zeggen? Ja, dat is zo en dan komt er nog iets
bij.
En dat is bij Open Doek heel belangrijk?
Dat is daar, denk ik, wel een criterium. Het is niet enkel goed als het filmtechnisch in orde is,
het is ook belangrijk. Het moet filmtechnisch in orde zijn en daarnaast vind ik het ook heel
belangrijk dat de film ook een relevantie heeft. Maatschappelijk relevant aan de ene kant en
daarnaast ook persoonlijk. Het moet mensen rijker maken als ze buiten komen. Als je buiten
komt moet je er iets aan gehad hebben. Je hebt iets geleerd, iets op een andere manier leren
bekijken. Je gaat je vragen stellen over jezelf of over de gang van zaken. Dit zijn allemaal
zware woorden, maar een luchtige film kan dat ook bewerkstellingen. Bekijk het eens
anders.
Is het brengen van een boodschap een functie van festivals?
Dat is een keuze van Open Doek. Het hoeft niet noodzakelijk voor elk festival zo te zijn. Dat
vind ik iets helemaal anders. Ik zou een festival, waar het alleen gaat over het experimenteel
filmtechnische, even zo kunnen verdedigen. Dat kan ook mensen interesseren, is ook de
moeite om eens samen te brengen en is dan evenzeer belangrijk. Hier heeft men echter een
bepaalde keuze gemaakt waar ik me in kan vinden, maar dat hoeft niet zo te zijn voor
iedereen. Ik heb er niets tegen wanneer er een festival zou komen waar men zou zeggen ‘nu
gaan we eens kijken wat er aan pornografische films is’. Dat is ook een insteek, ook een
thema. Daar kun je ook bijzonder veel dingen mee doen. Het hoeft niet te zijn dat de keuze
die hier nu gemaakt wordt, een keuze is die altijd geldt.
Maar Open doek maakt die keuze?
Inderdaad ja.
Open Doek maakt die keuze. Gebeurt daar genoeg mee?
Voor mij is hier belangrijk dat wat ze doen, niet belerend is. Dat zou een valkuil kunnen zijn,
zeker als ik het bekijk vanuit mijn insteek, het educatieve. Ik vind dat de medewerkers van
- 241 -
Open Doek er over waken om daar niet in te trappen. Educatie wil ook niet zeggen dat je
alles gaat invullen voor anderen. Het wil wel zeggen dat je mensen helpt om verder na te
denken en de thema’s waarover, die liggen hier dan een beetje in een zelfde lijn. Ik denk ook
dat Open Doek niet zal verhullen welke eigen standpunten er zijn. Het is niet omdat een film
uit Israël of Cuba komt … leer eens genuanceerd kijken naar zo’n land, naar die mensen en
diegenen die tegen Cuba zijn en laat ons dit beeld verbreden via goede films. Dat lijkt mij
een zaak die de moeite waard is.
Open Doek kiest dus voor een educatieve functie. Wordt er genoeg gedaan daarmee?
Naar scholen en naar jongeren toe vind ik dat dit goed bolt. Ik vind zelf het zwakke broertje
de werking naar volwassenen toe. Wanneer je educatie ruim bekijkt dan kun je zeggen ‘we
hebben toch soms een debat’, maar in feite bereiken we daar weinig mensen mee. Ik heb het
gevoel dat we daar op een dood spoor zitten. Daar hapert er iets.
Wat zou daar mogelijk zijn? Wat zou beter werken denkt u?
Ik denk dat je daar ook vooral met de andere dingen naast film zou moeten werken. Neem
bijvoorbeeld een thema naast film als insteek, waardoor mensen die niet erg verbonden zijn
met film toch zouden kunnen geïnteresseerd zijn om te komen. Ik denk dat we dingen meer
op tijd moeten aanbieden. Het lijkt me ook belangrijk om de mensen te bevragen. Ik denk
ook dat wij zelf erg overtuigd zijn van een aantal dingen, maar interesseert dat de andere
mensen wel. We moeten dat in vraag stellen en bevragen en dat dit een manier zou kunnen
zijn om het open te trekken. Ik vermoed ook dat je met een groep mensen zit waarvan men
zich meer en meer de vraag moeten stellen: hoe bereik ik die mensen. Want met de wereld
van de nieuwe media: jonge mensen spreek je daarmee aan, jong volwassen mensen spreek
je daar mee aan, maar in hoeverre is mijn generatie daar mee vertrouwd of niet. Is dat dan
het kanaal? Of niet.
Moet Open Doek zich bezig houden met de nieuwe media?
Ik denk dat Open Doek, zeker op lange termijn, daar grandioos zal moeten in investeren.
In wat soort dingen?
- 242 -
Laten zien hoe beelden ook op die manier kunnen werken en iets kunnen betekenen
Hoe wordt dat dan concreet?
Ik denk dat je zeker een aantal mensen zou kunnen aanspreken door informatief een aantal
dingen aan te bieden, zoals wat zijn nu die dingen en wat doe je daar nu mee.
Jonge mensen gaan bijvoorbeeld zelf een aantal dingen opnemen en ze zetten dat dan op
You Tube. Veel jongeren kijken daar ook. Mensen boven de 30 doen dat niet meer, ook
omdat velen niet weten hoe dat dit moet. Misschien zouden mensen dat wel doen, indien ze
wisten hoe ze dat moesten doen. Ze weten dat dit gebeurt Daar kun je vanuit sociologisch
onderzoek wellicht een heel aantal dingen over vertellen en brengen. En dat zou je kunnen
koppelen aan zelf iets daarmee doen. Ik denk dat dit mensen wel kan interesseren. Met
educatie mikt men in hoofdzaak op jongeren: film eens iets en monteer. Maar waarom
zouden volwassenen daar ook niet in geïnteresseerd kunnen zijn.
Een workshop animatiefilm voor volwassenen of zo?
Ja zoiets. Maar dan kun je zo’n reeks beter niet in de paasvakantie aanbieden. Je zou daar
dan meer geschikt moment kunnen voor kiezen. Voor je daar aan begint, zou je eerst heel
goed moeten onderzoeken wat hieromtrent de vragen en ook de belangstelling van de
mensen zijn. Dat bevragen van mensen doen we niet zoveel.
Dat bevragen en u informeren en daar uw werking meer op baseren is belangrijk?
Ik denk dat wel.
En dan concreet, hoe doe je dat? Met vragenlijsten?
Je moet eerst al goed nadenken over wie je wil bereiken, wie je wil bevragen en wat je wilt te
weten komen. Wat kan voor die mensen een interessante manier zijn? Er zijn mensen die op
de loop gaan van zodra ze nog maar een vragenlijst zien. Ik denk ook dat het niet interessant
is om de mensen te bevragen die op dinsdagavond in de filmzaal zitten. Die juist niet. Die
zijn er en die hebben hun verwachtingpatroon ten aanzien van Open Doek. Ik denk dat we
juist op zoek moet gaan naar de mensen die daar buiten staan. Waarom gaan die niet naar de
film of wanneer naar welke film gaan die wel. Hoe en waar bereik je die mensen?
- 243 -
Zo zou Open Doek haar werking kunnen verbreden? Is dat een functie?
Ik weet niet of dat geen functie is van een Filmfestival zijn.
Hoe zou u die functie dan benoemen?
Noem dat een vorm van onderzoek. Onderzoek naar wat brengt film teweeg en wat film
teweeg kan brengen.
Gaat het ook om een aspect van mensen leren kijken? Zit het bij het educatieve luik?
Dat leunt aan bij het educatieve luik. Maar uw bevraging kan ook heel andere dingen
opleveren. Als mensen aangeven film te zien als ontspanning, dan wil dat zeggen dat je in
uw festival dat aspect meer ruimte moet geven en dat ik, met mijn winkel van educatie, daar
niet veel moet verwachten. Maar dan weet je dat ook. Ik denk dat je als festival ook moet
zien dat je kunt overleven. Je doet het om de film, maar je moet ook zien dat je een relevantie
hebt. Dat moet je aftoetsen.
Zijn er nog functies die u ziet en die belangrijk zijn voor Open Doek?
Ik denk ook dat je moet waken over het eventkarakter. Het moet duidelijk zijn dat er op zo’n
moment iets heel belangrijk gebeurt, dat zich onderscheid van de rest van het jaar of van
andere dingen die er zijn. Het moet iets heel speciaal blijven. Dat vind ik ook een functie van
een festival. Anders heb je een jaarprogramma of wordt je een filmclub. Of dat een echte
functie is? Misschien toch wel. Het gaat om mensen samen brengen rond iets dat hen op een
of andere manier boeit.
Een sociale functie dus?
Ja. En dat geldt bij Open Doek zowel voor het publiek als ook voor bijvoorbeeld een
masterclass voor professionelen.
Ik denk dat je dat ook moet proberen.
Nu is dat heel summier. Is het belangrijk om meer in te zetten op dat soort initiatieven?
Eigenlijk denk ik van wel. Daar gaat de massa niet op af komen, maar het is van daar dat er
ideeën en misschien initiatieven of impulsen kunnen komen, die dan verder opgepakt
- 244 -
kunnen worden. Men hoeft daarom niet massaal aanwezig te zijn. Dat is net hetzelfde als
met een heel gedurfde of moeilijke film. Die hoort daarbij, maar stop niet heel uw
programma daar mee vol. Biedt, in dit opzicht, in die masterclass iets aan wat sterk is. Dat
zal zijn effect wel hebben. Daar moet je over waken. De vraag is tegelijkertijd wat je rest van
het festival kunt doen voor de mensen die daar naar toe komen. Die vertaalslag moet je dan
wel maken.
Kunt u ook nog iets zeggen over de artistieke of culturele functie?
Cultureel is breder dan artistiek. Daar ligt voor mij een belangrijke nuance. Het artistieke
mogen we vooral niet vergeten. Ik zou niet tevreden zijn met eentje dat alleen maar cultureel
was.
Wat zou een culturele functie zijn en waarom is dat niet genoeg?
Cultuur is eigenlijk alles wat … ja, een frietkot is ook cultuur…In het artistieke ga je verder,
daar gaat het eigenlijk om een heel persoonlijke expressie van iemand die iets maakt, in dit
geval een film. Het gaat over een hele zoektocht, die daarom ook niet alleen samenvalt met
esthetische. Het gaat veel dieper en verder. Als je esthetiek wilt uitbreiden tot een manier
van leven en van zijn, ok, dan mag dat van mij. Iets cultureel, een mooie documentaire, dat is
iets cultureel. Ik vind dat waardevol maar daarom niet een artistiek product. Dat is dan
misschien wel de uitdrukking van een
Is het dus belangrijk om film te tonen omwille van haar eigen merites?
Ja. dat is belangrijk. Net zoals je naar het theater kunt gaan of naar een muziekoptreden, kun
je ook naar de film gaan. Je kunt naar de vrijdagen in Turnhout gaan en dat is leuk en ik wil
daar absoluut niet denigrerend over doen, maar dat is niet dat artistieke.
Heeft Open Doek ook een economische functie?
Ja, zeker. Film is een cultuurproduct en daar mag, daar moet best voor betaald worden. In
die zin economisch, ja. Dit gebied is ook iets waard en je moet er over waken dat die waarde
ook economisch, financieel wordt omgezet. Leven van de subsidies…pas op die zijn nodig,
keihard nodig, maar je moet ook zien wat je met uw budgetten doet. Ook voor de film zelf.
- 245 -
Filmen kost geld. Mensen leven ook van het maken van een film. Als je geen vraag creëert,
dan zal dat aanbod er wel blijven maar niet in die mate dat het rendabel blijft.
Publiek ’opvoeden’, vaak is dat een beladen term, publiek goesting leren krijgen in die
film, uw vraag creëren. Is dat belangrijk?
Opvoeden beladen? Kijk eens, als men mij nooit had meegenomen naar het theater, dan zou
ik toch ook niet gaan en als men mij niet had leren lezen dan zou ik nu toch niet van boeken
houden. Zo is dat ook voor de film. Je moet mensen het aanbod geven en laat hen dan doen.
En als mensen dan zeggen dit zegt mij niets, ja dan is dat zo. Maar geef ze wel de kans. Er
kunnen zulke waardevolle dingen zijn. En als er dan iemand is die met festivals bezig is en
die zegt: dit is iets wat de wereld (van Turnhout) moet zien dan is dat toch fantastisch dat dit
kan.
Is er nog een functie waarvan je denkt dat Open Doek er mee bezig is of waar Open Doek
mee bezig zou moeten zijn?
Open Doek probeert ook om geen eiland te zijn. Dat doet ze door met andere initiatieven
samen te werken. Zo kun je een synergie krijgen. Het samenwerken met de bibliotheken is
daar een voorbeeld van. Zo kom je terug bij het creëren van een vraag en bereik je weer
andere mensen. Ik denk dat Open Doek daar mee bezig is en goed mee bezig is.
Wat gaat er veranderen in de toekomst en wat is daarbij belangrijk voor Open Doek?
Waar moeten ze aandacht aan besteden?
Vanuit mijn standpunt bekeken denk ik dat men het educatieve losser moet zien van de
scholenwerking. De scholenwerking is heel belangrijk, dat is een hele mooie inrijpoort. Maar
men kan dit ruimer zien dan dat. We moeten proberen om een jonger publiek te bereiken
met een niet-schoolse programmatie. Ik denk dat dit heel belangrijk is want de doorsnee
Open Doek kijker is niet de jongste mens en ik vind wel dat er een potentieel is om jongere
mensen aan te spreken. We moeten ons heel bewust zijn dat het aanbod heel groot is.
Mensen zijn mobieler. Je kunt zo in Antwerpen geraken om iets te zien. Er is niet alleen film,
er is zoveel meer dat men ook nog kan zien. Die film kun je niet alleen in de zaal zien. Al
heel snel kun je die ook in de videotheek zien. Dat in het oog houden is denk ik heel
- 246 -
belangrijk. Het is belangrijk om te zien waar de gaatjes in de markt zijn en hoe ook daar onze
film gepromoot kan worden. Ook moeten we heel goed waken over het aantrekken van een
jonger publiek, want dat is het toekomstige publiek.
Zijn er nog dingen die belangrijk voor de toekomst? Ik denk dan bijvoorbeeld aan een
wat Dirk De Witte van Bam zei over de gidsfunctie, …?
Dat is ook wel zo. Er is zoveel dat je kan doen. Als er iemand is, in heel die brede waaier, die
zegt dat je dat ene specifieke pareltje zeker niet mag missen (in Turnhout) dan is dat
geweldig! Zeker wanneer je weet dat als je daar kan gaan kijken, je zeker iets heel bijzonder
te zien krijgt, omdat dat aanbod daar sowieso is. Er is heel veel te doen en toch, zelfs in de
vrijetijdssector willen mensen heel gericht kunnen kiezen. Als je daar dan, als festival, met
een soort kwaliteitslabel ’Open Doek’ op kunt inspelen, ja dan weet het publiek dat het om
een goede film zal gaan.
Open Doek moet een kwaliteitslabel worden?
Jaja! Zodat mensen zeker kunnen zijn van de kwaliteit van de aangeboden films.
Is dat groot scherm belangrijk? Blijft dat belangrijk?
Andere media gaan meer en meer een rol spelen.
Wordt het festival zoals het tot hier toe bestond dan geen anachronisme?
Neen, geen anachronisme. Wel denk ik dat je die ander vormen erbij zult moeten betrekken.
De vorm zal veranderen maar de inhoud niet?
Inderdaad. Het zal in wezen toch altijd mensen intrigeren en uitdagen om op groot scherm
iets te tonen en te zien. De zwart wit fotografie is ook niet verdwenen bij de opkomst van de
kleurenfotografie en het gewone afdrukken verdween ook niet toen foto’s digitaal werden.
Het digitale brengt er iets naast. En ik denk ook dat, wanneer de film meer digitaal wordt en
dus gemakkelijker hanteerbaar, je mensen ook daarop kunt aanspreken. Misschien moeten
we juist naar die nieuwe media kijken en zitten mensen daar op hun honger en zouden ze
graag willen weten hoe zo iets werkt. Misschien moet dat dan ook een luikje worden en dan
zou ik daar ook naartoe gaan, want ik weet daar ook nog niet veel over.
- 247 -
Hoe ziet Open Doek er over 10 jaar uit?
Als ik mag spreken zonder belemmeringen, dan denk ik dat het nog altijd een festival is, dat
een jong publiek weet aan te spreken en te boeien, dat men zeker kan zijn dat wat daar
geprogrammeerd en getoond wordt de moeite waard is om gezien te worden en dat dit ook
iets meer interactief zal zijn. Nu is het nog heel sterk: je komt om te kijken, maar misschien
kan er dan vanuit het publiek ook wel iets komen. Misschien mensen die zelf aandragen wat
ze zouden willen zien of die zelf met beelden een of ander verhaal brengen of doen. Ik weet
het niet goed hoe het zou moeten zijn. Misschien ook meer en meer keuze
Ook op het festival?
Ja, soms is het zo dat je een film zou willen zien en hij staat dan toevallig twee keer
geprogrammeerd op een moment dat je niet er niet kunt zijn. Ik zou dan graag op een ander
moment die film alsnog willen zien. Misschien kunnen films vaker worden getoond in
kleinere zaaltjes. Zo bedoel ik het. Ik denk dat het een trend is, mensen willen veel meer zelf
kunnen kiezen en beslissen. Misschien is dat ook een vorm van dat interactieve. Het is niet
alleen het aanbod, maar ook hoe kan ik met dat aanbod omgaan. Misschien willen mensen
daar ook nog iets anders mee dan alleen maar dat dingske scheuren van ik vond hem goed
of minder goed… ik weet het niet..
En op het vlak van vertoningsvormen: nog steeds in Utopolis op groot scherm, met het
café ernaast of zal dat anders zijn?
Dat moet zeker blijven, omdat we het al eerder hadden over die sociale functie die er is, maar
de vraag is of dat alleen volstaat. Je gaat nu al naar gevangenissen, misschien moet je ook
naar ziekenhuizen gaan of naar bejaardentehuizen of naar kindercrèches, weet ik veel. Er zijn
nog zoveel dingen waar we nog niet aan gedacht hebben of niet mee bezig zijn. Misschien is
er een spin-off van het festival ook daar te zien of te merken of te doen. Misschien wordt het
ook wel zo: scholen komen misschien niet meer naar hier, maar Open Doek gaat met de films
naar school. Of dat nu een evolutie is die je moet stimuleren, weet ik niet. Ik zou liever zien
dat ze naar de zaal blijven komen.
- 248 -
Dat zaalverhaal, het ’ik wil dat dit blijft’, is dat een nostalgisch verhaal? Is dat iets dat toch
zal verdwijnen?
Ja, ik denk het wel. ’Ik wil dat dit blijft’, dat is een nostalgisch verhaal. Ik denk dat je daar
realistisch in moet zijn en dat het ook zal moeten inboeten, omdat er zich zoveel andere
mogelijkheden ontwikkelen om het anders te tonen. Anderzijds maakt het dat ook tot
cultureel erfgoed, om weer een nogal beladen woord te gebruiken. Dat mag je niet laten. Ik
denk dat het te tonen van films aan een groot publiek, op een publiek forum, bepalend is
geweest voor de ontwikkeling van film en van cinema. En met dat interactieve is het
misschien ook zo dat als ik thuis voor mijn tv roep van ’allé, wat doe je nu….’dan roep ik dat
daar in mijn woonkamer voor een film op mijn tv, maar in een zaal zitten er nog andere
mensen. Wat er daar opborrelt aan ideeën, aan emoties , aan reactie, … dat is anders. En net
dat anders zijn van emotie, dat haal je nooit thuis voor je tv. Misschien moeten we op het
vlak van het interactieve ook daar iets mee doen. En ik bedoel dan niet therapeutisch hoor!
Weet ik veel, misschien gaan we daarna vieren of zo… Ik denk dat een filmmaker heel
bewust – of dat dit zeker zo geweest is – een product maakt dat hij wil tonen in een publieke
ruimte waar mensen samen, gezamenlijk, naar eenzelfde iets kijken. Ik denk dat je een
andere film maakt als je beoogt dat daar individueel, in hun celleke of in hun zetelke zitten te
kijken, dan maak je iets anders.
Dat is wel iets wezenlijk.
Dat vind ik wel. Je gaat geen dialoog aan met een individu, maar met een publiek, in een
filmzaal. En dat verdwijnt. Ik heb ooit, na het zien van ‘Darwins nightmare’, gezegd dat ik
nooit meer Victoriabaars zou eten. Als ik mensen waar mee ik toen mee in de film zat, weer
tegen kom dan vragen die: ’zeg, eet je die vis nog?’ ‘Nee, nog altijd niet!’ Dat zou ik niet
meemaken indien ik die film alleen, in mijn zetel thuis bekeken had. Dan at ik wellicht ook
geen Victoriabaars meer, maar … Het is misschien een stom voorbeeld maar zo begrijp je
wat ik wil zeggen. Je maakt iets voor een publiek. Bij de films van Open Doek gaat het om
mensen die iets willen zeggen. Iets willen zeggen of u ergens willen raken, daar gaat het om.
Heel hartelijk bedankt!
- 249 -
Zo’n vragen vind ik zelf zo interessant. Als jij dan vraagt: maak dat nu eens concreet. Zo’n
vragen zou je 10 keer moeten herhalen, want dat dwingt om nog dieper te gaan.
Dank u wel.
- 250 -
INTERVIEW MET NICO BAERT
Als je het concept filmfestival moet afbakenen, hoe definieer je dat dan?
Ja, sorry, maar ik ben daar niet mee bezig. Dat is uw probleem, niet het mijne. Ik merk alleen
dat bepaalde filmfestivals – hoewel je dat absoluut niet kan veralgemenen, er zijn
verschillende soorten festivals en ook in bijvoorbeeld Nederland zal dat helemaal anders zijn
met zijn 150 filmhuizen – in feite toch een belangrijke werking hebben en dat ze daarmee
hier bij ons een leemte in het aanbod vullen. En dat klinkt als een cliché, maar het is wel iets
fundamenteler dan het lijkt omdat die leemte in het aanbod vullen, in feite een verhaal is dat
filmfestivals al van oudsher van zichzelf vertellen. Maar het probleem is voor een stuk dat
festivals als evenement een publiek blijken te kunnen werven dat je met gewone releases
nooit op de been krijgt. En op een of andere manier is dat ook echt een beetje tragisch omdat
– en dan heb ik het niet over festivals als Open Doek maar wel over, laten we zeggen, een
categorie hoger waardoor je in Vlaanderen dan in Gent uitkomt – het heel twijfelachtig is wat
de promotiewaarde is van een filmfestival. Ik heb het gevoel dat filmfestivals het publiek
kannibaliseren. Namelijk, tot meerdere eer en glorie van zichzelf steken ze een programma
in elkaar en trekken volle zalen. Maar als je dan die zelfde film uitbrengt in het gewone
circuit, zitten er in diezelfde zaal 2 mensen. Dan hebben we dus een probleem. In die zin
denk ik dat die categorie onder de grote, zoals Open Doek, dan in feite zelfs explicieter een
steun voor de distributie betekenen omdat ze ook echt een bredere werking hebben.
Bijvoorbeeld Open Doek werkt het hele jaar door, mobiliseert een heel jaar lang mensen voor
films die niet in de regio beschikbaar zijn. Blijkbaar kunnen ze daar zelfs meer mensen mee
mobiliseren dan met een gewone bioscooprelease. In die zin zijn festivals als Open Doek dus
erg belangrijk. Zonder plekken als Open Doek denk ik dat een heel aantal kleinere films
gewoon niet verdeeld zouden geraken.
Dus festivals nemen daar op dat moment een echte distributiebevorderende functie op.
Worden ze een alternatief distributiesysteem?
Dat alternatief circuit van vertoningsmogelijkheden zou wat mij betreft nog meer
uitgebouwd moeten worden. Wat ik zie is dat er eigenlijk geen cinema’s meer bestaan. Zeker
- 251 -
niet bij ons. Er wordt overal steen en been geklaagd, maar eigenlijk heeft de moeilijkere
auteursfilm in Vlaanderen nog nauwelijks vertoningsmogelijkheden. Of zelfs in heel België.
Je hebt bij ons nog maar een drietal zalen die niet tot het gesubsidieerde circuit behoren. Er is
een rush naar die schermen toe en in feite zijn de bezoekersaantallen eigenlijk navenant. Ze
zijn vaak niet groot genoeg om een echte release te rechtvaardigen. Een vertoningsmethode
via een Open Doek-achtige werking, is ideaal. Het is eigenlijk zelfs zo dat in een ideale
situatie elke provincie zijn Open Doek heeft. Eventueel aan de hand van een festival, maar
wel met een werking die het hele jaar door films programmeert. Helaas bestaat dat niet of is
dat niet uitgewerkt, behalve in Turnhout dan. En dat is erg jammer. Eigenlijk zouden we per
provincie zo iets nodig hebben.
Worden filmfestivals dan partners voor distributeurs, eerder dan dat nu op dit moment
arthouses of zeker multiplexen dat kunnen zijn?
Ja, want blijkbaar kunnen zij beter mobiliseren. Blijkbaar weten zij beter hoe zij het publiek
moeten bereiken.
We komen dan natuurlijk wel in een verhaal dat festivals concurrenten gaan zijn voor
arthouses of zelfs arthouses gaan vervangen. Hoe moeten ze daarmee omgaan? Als ik uw
verhaal hoor, dan hoor ik dat het goed is dat er filmfestivals bestaan. Worden filmfestivals
dan geen concurrenten voor arthouses? En zo ja, is dat dan een evolutie die in het oog
moet gehouden worden? Want pakt uiteindelijk het ene dan niet gewoon de plek van het
andere in? De vraag is dan of dat een goede evolutie is.
Pakt het ene de plaats van het andere in? Goh. Ik zie dat natuurlijk niet zo. Ik merk alleen dat
bioscopen hun publiek blijkbaar niet bereiken. Maar eerst nog iets over het woord arthouse
dat mij niet aanstaat. Meestal is dat een methode, een woord, dat door leeghoofdige
mainstream bedacht is om te zeggen ‘dat zijn moeilijke films waar niemand naartoe moet’,
waarmee men feitelijk hun lot al bezegeld. Door dat label te plakken op films. Ik denk dat de
situatie bij ons erger is dan in onze buurlanden, en dat is ook de enige vergelijking die ik kan
maken. Ik merk dat als je bijvoorbeeld naar Duitsland gaat, dat je naar de grote steden daar
gaat, je op elke hoek van de straat een cinema vindt. Een modern uitgeruste cinema, wat wij
dan een multiplex noemen. Qua programmatie vindt je daar een mix. En die mix, die bestaat
- 252 -
niet meer hier bij ons. Bij ons zit de programmering van de multiplexen bij Kinepolis, die bij
wijze van spreken in al hun complexen dezelfde zeven films programmeren. Hoe dommer
hoe liever. En als alternatieve film draaien ze dan Brian de Palma, de brothers Coen en
Almodovar. Dat is dus pure volksverlakkerij én ze kannibaliseren daardoor ook de plaatsjes
voor de moeilijkere film. Ik denk dat elke cinema een mix nodig heeft om te kunnen
overleven, maar dan moet iedereen meedoen. Maar dat gaat dus niet meer hier. En het
publiek: wat weg is komt niet meer terug. Eenmaal je publiek niet meer naar de cinema
komt, weet ik niet hoe je het daar terug moet krijgen.
En daar komen festivals dan nu op de voorgrond?
De enige interessante uitzondering is – of all places! – Beringen-Koersel! Kijk, voila, bij hun
lukt het wel. Die slagen er – en dat is voor mij gevaarlijk om te zeggen – blijkbaar wel in om
mensen naar hun zalen te halen. In een uithoek, op een plek waar men ook over heel weinig
middelen beschikt, slaagt men er toch in om mensen te mobiliseren. Met andere woorden:
waarschijnlijk heeft elk dorp zijn Ludo Vangenechten nodig. Dan zal de filmproductie en -
vertoningswereld er in Vlaanderen totaal anders uitzien.
Maar, gezien de situatie hier nu, komen festivals dan op de voorgrond?
Ik weet dat niet. Ik denk dat dit veel te vaag en algemeen is. Het woord festival betekent om
te beginnen eigenlijk niks. Het is te zeggen, heel specifiek heb je een wildgroei aan festivals.
Iedereen noemt zich een festival. 2 dagen hierover, 3 ergens anders daarover, … maar om nu
te zeggen dat die in hun algemeenheid een bepaalde lijn zouden kunnen uitzetten voor een
veranderend filmlandschap, lijkt me nogal hoog gegrepen. Ook al omdat het verhaal Ludo
Vangenechten van Beringen-Koersel in extensio ook geldt voor de festivals. Met andere
woorden: of ze een bepaalde dynamiek te weeg kunnen brengen, hangt sterk af van het
engagement van een bepaalde ploeg.
Maar is het dan, gezien de situatie, een goede zaak dat er veel festivals zijn?
Die vraag is niet in termen van ja of neen te beantwoorden. Ieder initiatief dat bijdraagt aan
een divers aanbod, daar kan je natuurlijk op zich moeilijk tegen zijn. Als de versnippering zo
groot is dat je als distributeur je zware uitbrengkosten niet meer kan terug verdienen, dan
- 253 -
kunnen festivals uiteraard interessant zijn op dat moment dat ze kunnen mobiliseren voor
mijn films. Maar dan ook enkel als er voor betaald wordt.
Is dat een evolutie die u heel belangrijk vindt? Dat betalen voor films?
Natuurlijk, anders doe ik gewoon niet mee. Ik weiger nog om films gratis ter beschikking te
stellen. Ik ben dit jaar nog een beetje voor voldongen feiten geplaatst door Rotterdam, maar
zelfs dat is voor mij niet langer houdbaar. De meeste festivals die geïnteresseerd zijn in onze
core business zijn nogal correct. Die snappen dat wel, ook al omdat ze merken dat als ze een
niet verdeelde film willen screenen, ze die fee ook moeten betalen. De sales agents doen daar
ook niet meer aan mee, aan het gratis ter beschikking stellen van films. Wat dat betreft,
dringt die boodschap stilaan door. Er zijn echter een aantal notoire uitzonderingen hé.
Bijvoorbeeld het BIFF, daar weiger ik films ter beschikking te stellen. Ik word kwaad als ik ze
aan de telefoon heb, als ik er aan denk. Dat is geen armlastige vereniging die werken volgens
de oude opvatting dat ze deel uitmaken van de promotiecampagne van een film. Maar wat
voor een promotiecampagne is het als ze een zaal van duizend tweehonderd mensen vol
hebben zitten voor een film van mij? Duizend tweehonderd mensen die geen ticket meer
betalen om die film te gaan zien als die film in de bioscoop uitkomt. Ze hebben het publiek
dus eigenlijk opgegeten. En ik moet dat dan als promotie beschouwen?
Is dat het verhaal dat Contact Film in Nederland ook vertelt?
Ik ken Gerard (van Contact film) niet. Ik denk dat dit voor René, vanuit zijn positie als
vertegenwoordiger van een door de staat gesubsidieerde instelling, nog iets anders ligt. Hij
kan soms misschien niet anders dan een tegenprestatie leveren. In die zin stelt hij zijn films
zonder morren ter beschikking van het festival van Rotterdam. Het is echter wel zo dat in
Nederland – meer nog dan bij ons, en daar staan wij dan misschien iets verder in als
distributeurs dan – nog meer geprobeerd wordt om niet te betalen. Maar ik denk dat dit ook
aan het veranderen is. Nog een paar jaar, het dringt daar ook stilaan door dat betalen
normaal zou moeten zijn. Pas op, er is daar natuurlijk ook minder dan bij ons een wildgroei
aan filmfestivals. Dat komt natuurlijk ook door die 150 filmhuizen die ze in Nederland
hebben. Ik kan dat dus moeilijk vergelijken, gezien het feit dat er daar wel een ruim circuit is
om de moeilijkere films te tonen en dat er daar sowieso een beperkt aantal filmfestivals zijn.
Het is dan misschien niet helemaal fout dat die paar festivals dan toch iets kunnen betekenen
- 254 -
in de promotie van een film die daarna nog langs alle bioscopen en al die filmhuizen moet.
Hier kan niemand ons dat vertellen. Niemand kan zeggen dat als een film hier op een
festival draait, die film daarna nog naar 150 zalen kan. Dat bestaat hier gewoon niet. Met
andere woorden, de situatie is niet helemaal dezelfde.
Maar het is wel dezelfde argumentatie: dat het niet meer anders kan dan dat festivals een
fee betalen. Hoe reageren festivals daarop?
De meeste festivals hebben dat hier wel begrepen ja, op die paar uitzonderingen na. We
hebben hier geen 150 op geen enkel niveau gesubsidieerde modern uitgeruste zalen waar je
dan ook nog eens digitaal kan projecteren. We zijn hier eigenlijk gewoon de wildernis
geworden. Onze infrastructuur is verouderd en er bestaat geen beleid dat daar iets voor
doet. Het wordt niet opgenomen vanuit het beleid.
Moeten festivals meer een distributieondersteunende functie vervullen? Even terzijde:
hebben jullie winnaars van Open Doek in jullie portefeuille zitten? En hoe hebben die
films het gedaan?
Ik kan enkel zeggen dat het zonder die ondersteuning niet mogelijk was geweest. Die steun
is dus echt wel belangrijk als je die films in de zalen wil brengen. Er zit echter wel een hele
verraderlijke kant aan. Het probleem is kort samen te vatten: van het moment dat sales
agents weten dat er zo’n premie bestaat, proberen ze die gewoon voor zichzelf te innen door
de prijs van de film op te drijven. De rechten worden dan duurder, en dat is een groot
probleem. Daardoor dreigen die steunmaatregelen – die natuurlijk goed en essentieel en
goed bedoeld zijn – een deel van hun effect te verliezen. Soms lukt het om uit te leggen dat
dit niet de bedoeling van een distributiepremie is, maar soms lukt dat ook niet.
Is dat een trend?
Daar kan ik niet op antwoorden omdat ik niet weet hoe het vroeger was. Ik begrijp het
psychische mechanisme natuurlijk hé. Het is noch voor organisatoren, noch voor festivals
een interessante evolutie.
- 255 -
Hoe kan dit worden opgevangen? Wat kan er wel dat dit mechanisme niet zou spelen?
Zeer moeilijk, zeer moeilijk. Ik zou zeggen: maak je prijs niet publiek. Zorg ervoor dat de
verkoper het niet te weten komt (lacht). Maar dat is utopisch. Dat is voor een stuk
onmogelijk omdat festivals die prijs ook soms als argument gebruiken om films in hun
competitie te krijgen. ‘Als je wint, maak je kans om je film te verkopen’. Het is dus een zeer
moeilijke oefening.
Hoe zou dat vanuit uw standpunt beter kunnen?
Als ik het wist, had ik het al lang opgelost. Kijk, ik ben echt niet optimistisch. Ik zie dat niet
goed komen.
Hoe zie je dat dan bijvoorbeeld over tien jaar?
Een van de redenen dat het niet goed komt, is dat ik niet geloof dat er morgen de bereidheid
zal zijn vanuit het beleid om iets te doen voor de sector. Er worden natuurlijk wel dingen
gedaan voor de filmsector, maar men is niet bereid om iets te doen voor het behoud van een
divers gevarieerd aanbod. Daarvoor is men niet bereid. Dat geloof ik niet. Om de
vergelijking te maken. Twintig jaar geleden lag het cinemawezen in Nederland op zijn gat en
keken zij met jaloerse blikken naar hier. De bouwprojecten van Kinepolis, de modern
uitgeruste multiplexen, waren toen aan het opkomen. Twintig jaar na datum zijn de zaken
compleet omgekeerd, ligt het bij ons compleet op zijn gat en hebben ze daar op kleinschalige
maar brede manier een infrastructuur opgezet die vandaag ook is aangepast om ook digitaal
te tonen. De zwakte van het systeem is dat het gesubsidieerd is, maar de sterkte is echt dat
het zo wijdverspreid is én dat het gesubsidieerd is op lokaal niveau. Dat betekent dat als
gemeente A er de stekker uittrekt, dat niet betekent dat het hele systeem ineenstuikt. Dat
terwijl als subsidies vanuit een centrale overheid komen, volstaat één pennentrek om het
geheel teniet te doen. Of dat systeem importeerbaar is, dat is de vraag. Niet alleen is er
beleidsmatig de bereidheid niet. Het is ook zo dat iedereen twintig jaar geleden min of meer
in de zelfde richting dacht over wat de filmstandaarden waren. Nu denkt iedereen dat er iets
- 256 -
zal veranderen. Maar: het kan goed zijn dat waarin men investeert, binnen vijf jaar toch niet
datgene is wat uiteindelijk is doorgebroken. Dat werkt echt verlammend.
Wat bedoelt u daar dan mee?
Misschien is het allemaal veel eenvoudiger dan wat we nu denken. Misschien zitten we over
tien jaar wel gewoon naar een blue ray te kijken dat op een apparaat van 50€ wordt
afgedraaid.
Maar festivals: is dat dan een ander verhaal of geldt dat daar ook voor?
Festivals moeten zich aanpassen aan welke dragers de producenten of sales agents hen
aanbieden. Zij zijn dus daar afhankelijk van. Dat komt dus zoals het komen zal.
En wat denkt u dat het gaat worden? Hebt u daar ideeën over?
Het meest ontwikkelde idee dat ik daarover heb, is het idee van daarnet. Misschien is het
zodanig poepsimpel dat we weigeren het te zien. Trouwens, wat ik u daar vertel, heb ik niet
zelf uitgevonden. Dat is mij aangereikt door Cinema Zed in Leuven. Niet dat ik het altijd
eens ben met hen, ik heb een fundamenteel meningsverschil met hen. Zij organiseren twee
filmfestivals: Docville en het IKL. Wat mij betreft is de werking van Docville eerder de kwaal
dan de remedie. Namelijk, via marketingmethodes gaan we tot meerdere eer en glorie van
onszelf films tonen waarvoor ze weigeren te betalen. Ik heb daar een discussie over gehad
naar aanleiding van een bepaalde documentaire die ze wilden draaien en merk dat zij nog in
het idee zitten dat wij als distributeur blij maar blij moeten zijn dat zij ons komen vragen om
een film van ons te vertonen. Dat is dan een groot verschil met Open Doek, hoewel Marc
natuurlijk ook zijn winkel moet laten draaien. Het gaat er bij Open Doek echter duidelijk
over om in de diepte te werken en ook moeilijke films op de markt te krijgen. Zij gaan
duidelijk mee proberen te steunen dat goede films op de markt komen en hebben geen
probleem om daar dan ook voor te betalen. Zij vinden dat ook niet meer dan correct. Films
gewoon gratis tonen, daar heb ik echt niks aan.
Maar de filmsector bij uitbreiding ook niet.
- 257 -
Neen, je hebt gelijk. Maar ze maken het zich natuurlijk vanuit hun thema niet gemakkelijk.
Kortfilms zijn sowieso al een aparte wereld, en documentaires eigenlijk ook. Maar echt, voor
elke documentaire die ze in het buitenland moeten gaan halen, moeten ze ook een fee
betalen. Zij leven gewoon echt nog met het idee dat als een film hier is aangekocht, die
distributeur een gratis festivalvertoning maar als promotie moet beschouwen.
En u gelooft daar absoluut niet in?
Neen, absoluut niet. Niet gezien ons magere vertoninglandschap. Er zijn gewoon geen
kanalen om nadien daar iets aan te hebben. Dat zijn dan gewoon toeschouwers die hem
gezien hebben.
Zijn dat dan ook geen toeschouwers die reclame kunnen maken…
Get real…
… of is daar het vertoningscircuit te klein voor?
… je geeft zelf al het antwoord. Kijk, ik zal je eens de meest krankzinnige anekdote vertellen
die zo kenschetsend is voor hoe je me in de gordijnen kunt jagen. Ik krijg op een bepaald
moment een telefoontje van iemand met de volgende boodschap. Hij zei: ‘kijk meneer, u bent
de verdeler van de film ‘Esra’. We kunnen daar fantastisch promotie mee maken. We kunnen daar
vertoningen voor scholen mee organiseren. We hebben allen geen budget. Maar, dat is fantastische
promotie voor film!’. Ik zeg: ‘pardon? Je gaat mijn film aan duizenden mensen vertonen, je hebt geen
budget om ervoor te betalen en dat is dan promotie voor mijn film? Een film die nota bene een jaar
geleden is uitgekomen?’. Leg maar eens uit hoe dat promotie kan zijn voor mijn film.
En het antwoord?
Het gesprek was ten einde.
En het ‘long tail’-verhaal? Dat een film een lang leven heeft. Hij brengt weinig op maar
door zijn lange ‘loopbaan’, is de opbrengst op het einde toch nog oké. Hoe staat u daar
tegenover? Is dat relevant?
- 258 -
Dat is een zeer moeilijke vraag. Wat ik nu zeg, is zeer belangrijk. Wat ik vrees dat er gebeurt,
is dat dit in steeds toenemende mate geldt voor een beperkt aantal titels die alle middelen
opslorpen. Ik geloof inderdaad dat dit van toepassing gaat zijn op de ‘Slumdog Millionaires’
dezer aarde. En ik geef bewust dit voorbeeld en niet dat van een film met Brat Pitt omdat
deze film zijn carrière gestart is als een zogenaamde arthousefilm. Terwijl dat eigenlijk een
puur commerciële film si maar in eerste instantie niet op die markt is gepercipieerd. Maar
uiteindelijk eet die film om te beginnen heel veel box office op, omdat heel veel culturele
centra in plaats van ‘Esra’ natuurlijk ook ‘Slumdog’ willen programmeren. Al die subcircuits –
en dat is een van de grote problemen uiteraard –volgen in feite dezelfde logica, Open Doek
en TheRoxy daargelaten. En daaraan zeg ik ook: als je dan dat systeem veranderd, zal het
toch nog altijd afhangen van de visie en het engagement van een aantal mensen ter plaatse.
Tot nader orde willen ze ‘Slumdog Millionaire’ tonen. Met andere woorden: die theorie gaat
op voor zo’n films die al gigantische winsten gemaakt gaat hebben op theatrical alleen,
terwijl je meestal verliest daarop. Wij maken bijna altijd verlies daarop. Een gewone release
is voor ons verlieslatend. Tenzij je een bepaalde muur doorbreekt, dan worden het
geldmachines. En daar is ‘Slumdog’ een voorbeeld van.
Maar wordt het tegelijkertijd dan ook een kannibaliserend fenomeen?
Ja. En voor die titels zal die theorie dus kloppen. Die gaan aan alle tv-kanalen verkocht
worden en binnen drie jaar opnieuw, de DVD’s daarvan worden aan dumpingprijzen maar
in massale aantallen op een bepaald moment in acties gestoken. In de Carrefours en
Colruyts, bij de Humo en weet ik nog wat allemaal. Daar klopt dat dus voor. Maar het
gevolg is dat het voor de grote massa films het omgekeerde is. De kern van de zaak is de
volgende: ik ben zelf lang een creatieve filmshopper geweest op het internet. Plots, door de
opkomst van de DVD en door de opkomst van het internet en de online retailers, kon je
overal ter wereld films gaan zoeken. En die dingen waarvan je gevreesd had dat je ze nooit
zou vinden of nooit meer terug zou zien of te zien zou krijgen als je er niet in geslaagd was
om op een godvergeten donderdagavond om 22u30 van Leuven naar Gent te reizen omdat
die daar op het festival vertoond werd, tot tien jaar geleden vond je die niet. Door de
opkomst van de DVD dacht ik dus dat het aanbod zeer divers zou zijn. Dit ook omdat de
productiekost voor een DVD relatief laag is en het zelfs met kleine oplages toch rendabel kan
- 259 -
zijn om een film op de markt te brengen. Dit blijkt dus niet zo te zijn. Recent onderzoek heeft
uitgewezen dat het juist het omgekeerde is. Namelijk, door de doorbraak van de DVD en het
internet, gaat een steeds kleiner aantal commerciële titels met een steeds groter deel van de
koek lopen.
Dus zelfs op de DVD-markt maken deze kleine titels quasi geen kans?
Ik heb er nu vijf die uitkomen op 1 juli: ‘The Trap’, ‘Esra’, ‘El Violin’, ‘Son of Man’ en nog eentje
die we samen met Bevrijdingsfilms uitgeven. We doen dat niet zelf, maar werken daarvoor
samen met Filmfreaks. Zij doen alle praktische werk. Het probleem met de DVD-markt nu is
dat volgens mij het vet van de soep is. Er zijn hele goede jaren geweest waarbij de startprijs
van één DVD rond de 20€ lag en waarbij elk ticket dat niet in de cinema werd verkocht,
ruimschoots werd goedgemaakt door elke DVD die je verkocht. Maar ik hoor van onze
partners zoals Filmfreak – ik moet daar wel de cijfers nog van zien – dat de rentalmarket
bijvoorbeeld volledig is ingestort. DVD’s die aan videotheken worden verkocht dus.
Maar wat komt er dan in de plaats? Want die moeten dan toch iets in de plek verhuren?
Pas op, er zijn er heel veel dicht he! Het is niet gemakkelijk voor videoshops. Mensen
downloaden, maken illegale kopies, … het is schijtegemakkelijk om een DVD te kopieren.
Hoe zie je dat evolueren?
Ik probeer dat vooral niet te zien eigenlijk... Ik weet het dus niet.
Als je aanbevelingen zou mogen formuleren aan festivals, wat zou u dan zeggen?
Wel, ik denk dat het in de diepte werken nog veel meer aandacht moet krijgen. Ik bedoel
daarmee dat ze gewoon moeten proberen om niet eenmalig als evenement je werking op te
zetten maar dus te proberen die zogenaamde ‘unserved audience’ te bedienen. En wat is een
unserved audience? Dat is een zeer wankel begrip. Ik kom dan terug op een van mijn
stokpaardjes: het verhaal van een obscure Zuid-Amerikaanse film die op een festival loopt,
volledig uitverkocht is en waar ze bij wijze van spreken staan te vechten om binnen te
mogen. Als je dan aan de deur van zo’n volle zaal staan, dan is de gedachte niet ver dat de
reguliere distributie in gebreke blijft. Hier staat een publiek dat niet bediend wordt. Helaas
- 260 -
blijkt uit de realiteit dat dit verhaal niet klopt. Waarom niet? Omdat ik elke keer opnieuw
merk dat als je diezelfde film uitbrengt, er amper twee man in de zaal zit. De voorbeelden
daarvan zijn legio. Wat is dan de conclusie? De conclusie is dat je publiek kan werven voor
een evenement maar niet voor iets cultureels op zich. Er moet op een of andere manier een
soort gevoel gecreëerd worden dat men ergens deel van uitmaakt. Dat is dan de meerwaarde
van festivals zogezegd. En daarom is het heel belangrijk dat ze in de diepte werken. Dat
betekent dan dat ze – en het is niet meer van deze tijd om die woorden te gebruiken – dus
blijkbaar als ze in de diepte werken en een hele jaarwerking opzetten zoals Open Doek doet,
je dus eigenlijk een publiek aan je kan binden en dus eigenlijk ook een beetje kan opvoeden.
Het woord opvoeden is hier misschien beladen maar eigenlijk komt het daar op neer. Je moet
op een of andere manier heel lokaal – en ik denk dat het niet anders kan dan lokaal – je
publiek máken. Het voorbeeld dat we aanhaalden van het eiland Beringen-Koersel, is in feite
het zelfde. Dat dit dan gebeurt door een geëngageerde cinema-exploitant of door een
festivalorganisator, maakt mij eigenlijk helemaal niet uit. Dat raakt me totaal niet en is me
om het even. Als men er maar in slaagt om een publiek dat verdwenen was, terug opnieuw
te maken. En met de gewone middelen lijkt dat niet te lukken. Om ten slotte helemaal
volledig te zijn, wil ik hier nog eens teruggrijpen naar wat ik zei over die screening fees. Het
zou niet meer als normaal moeten zijn, het is gewoon normaal. Maar ik denk dat het zo
stilaan door dringt. Het is al vrij ver doorgedrongen.
Hartelijk dank voor dit interview.
- 261 -
INTERVIEW MET PIET SONCK
Wat zijn volgens u filmfestivals?
Je hebt een duidelijke strekking. Je hebt de oude filmfestivals en de nieuwe filmfestivals. Met
oud bedoel ik filmfestivals die een zekere reputatie hebben, die al tien, vijftien, twintig jaar
bestaan misschien. Ik heb er al een aantal bezocht ondertussen en ik heb de indruk dat die
moeilijk los geraken van hun klassieke opdeling. Opdeling is: wij willen nieuw talent
ontdekken en brengen. Ze werken allemaal rond een bepaald thema, de meesten hebben een
onderliggend thema. Bij het filmfestival van Gent is dat de filmsoundtracks; Rotterdam heeft
meer de vernieuwende aspecten; Cannes is eigenlijk buiten categorie, dat is ondertussen een
mengelmoes geworden en Venetië heeft iets meer de cinefielere film. En zo kan je verder
gaan. De oude filmfestivals houden vast aan de oude manier hoe een filmfestival is
opgebouwd. Mooi filmrepertoire, een keuze die ze maken uit nieuwe talenten, uit
oudgedienden die met een nieuwe film afkomen, een thema dat er al dan niet aan gekoppeld
is en een bescheiden markt. En afhankelijk van het filmfestival is dat heel erg verschillend. In
Cannes is dat klassiek, en is dat van alles en nog wat. Rotterdam is dan meer de
vernieuwende dingen, wat dikwijls ook samenhangt met de thema’s die ze hebben of
waarvoor het festival gekend is. Het is algemeen bekend dat Rotterdam zo wat de
afdankertjes krijgt van Cannes en Venetië. Wie dan zelfs daar niet op geselecteerd wordt gaat
verder en verder naar andere festival(letjes). Daar is niets verkeerd aan, het is gewoon een
vaststelling. Wat je merkt is dat de nieuwe filmfestivals het toch wel over een andere boeg
gooien. Jammer genoeg is er in Vlaanderen maar één dat je zo kan bekijken, en dat is
Oostende. Het is te zeggen, filmfestivals zorgen wel een beetje dat ze een thema hebben, om
zichzelf wat te differentiëren van de rest, vermits er honderden filmfestivals in de wereld
zijn. Niet elke filmmaker kan zijn films overal gaan aanbieden, dat doen ze niet en de grote
filmfestivals zijn natuurlijk de meest gegeerde klanten. Maar ze hebben wel een andere
invalshoek, en die andere invalshoek hangt heel dikwijls samen met de nieuwe
technologieën. Want de klassieke filmfestivals redeneren zo van, OK wij hebben een 35 mm
of 70 mm copij die wordt getoond in de cinema en that’s it. Wordt die film niet
gedistribueerd in een bepaald land, dan heb je pech, en dan is die niet te zien. De
videomarkt, die eigenlijk ondertussen volledig overgenomen is door de DVD markt, zowel
- 262 -
rental als koop, bieden daar een extra window aan, want vroeger had je alleen het cinema
window bij wijze van spreken, en dan moest je wachten tot dat het op TV kwam – ik schets
het nu heel cru. Die videomarkt heeft dat voor een stuk opgevangen, en de DVD markt heeft
dat eigenlijk perfecter gemaakt in die zin dat bijna alles, zowel back catalogue als nieuwe
films, heel snel op DVD ter beschikking zijn, meestal ook in verschillende edities met
bonustoestanden en wat weet ik allemaal. Eigenlijk, iemand die nu wil filmen, moet niet eens
naar de filmschool gaan want je kan beter je tijd spenderen voor je TV en al de bonussen
bekijken. Je zal daar heel veel van opsteken. Enfin, dat gaan ze bij Narafi of Rits of Sint Lucas
of zo niet graag horen natuurlijk. Het is algemeen geweten dat de jonge generatie hun extra
kennis haalt uit het bekijken van film op een iets andere manier en met tekst en uitleg die
hun gratis wordt aangeboden als je een DVD huurt. Dat extra circuit is belangrijker en
belangrijker geworden en daar stopt het eigenlijk niet meer. Nu heb je alles via internet. Je
hebt zelfs filmfestivals die zich enkel daarop focussen, puur on-line filmfestivals bij wijze
van spreken, dat bestaat. Filmfestivals trekken dat nu al door naar alles wat VOD is
toestanden, er zijn al bepaalde filmfestivals die zelfs rechten beheren.
Gebeurt dat al, VOD filmfestivals?
Puur VOD festivals bestaan nog niet, maar ik denk bijvoorbeeld aan Bubble Gum. Dat is
volgens mij een on-line filmfestival. Die doen enkel dingen on-line en zijn zo echt permanent
aanwezig. De reden waarom ik dat zeg komt straks, dat is ten minste mijn bescheiden
conclusie van het ganse verhaal. Mobiele platformen komen daar ook meer en meer bij. Laat
ons zeggen dat on-line TV min of meer is ingeburgerd, al dan niet gekoppeld aan een
interactieve TV, dus de klassieke TV, maar dan met interactiviteit. Daar gaat binnenkort een
extra platform bijkomen, namelijk een mobiel luik. Dat betekent dat je op een gewone GSM
eigenlijk vrij goed naar TV kunt kijken, al dan niet on demand. Dan kom ik terug tot het
verhaal van het filmfestival, want wat al deze innovaties zijn extra pistes die ze kunnen
bewandelen, iets waar op dit moment zeker niet door de oude filmfestivals aan wordt
gedacht. Ze weten niet hoe dat werkt. Maar de nieuwe beginnen daar wel over na te denken.
De nieuwe houden zich ook niet alleen meer vast aan film. Ze zien het ruimer. Voor hen
heeft bijvoorbeeld gaming een link met film. Er zijn veel films die in games zijn uitgebracht,
er zijn games die films inspireren. Pirates of the Caribean is een sterke attractie in game die
- 263 -
dan wordt uitgebreid naar een film. Zelfs alle Resident Evils zijn in de filmwereld terecht
gekomen. Je krijgt dus die cross-overs, je begint eigenlijk meer en meer concepten te krijgen
die onmiddellijk denken aan de twee pistes tegelijk. En het is heel verstandig van een
filmfestival om dat al mee te incorporeren in hun aanbod. Dat is ets wat Gent nooit zal doen,
omdat zij blijkbaar vinden dat die dingen niets voor hen zijn, dat die dingen niets met film te
maken hebben. Maar een jongere generatie waarvan je jezelf misschien als voorbeekd kan
nemen, denk ik niet dat zij er een probleem mee zouden hebben als een filmfestivals ook iets
rond gaming zouden doen. Weliswaar met een duidelijke link naar film, wat typisch in
Oostende gebeurt. Het is nog een beetje teveel spelelement, maar er beginnen meer en meer
duidelijke linken te komen. Een extra luik – sommige oude grote festivals hadden dat wel
heeft te maken met de professionalisering van de sector. Filmfestivals zouden in die zin
cursussen en seminaries kunnen geven en congressen organiseren rondom de sector van de
audiovisuele industrie. Dat gebeurt met mondjesmaat, en zeker in Vlaanderen gebeurt dat
veel te weinig volgens mij. Natuurlijk is Vlaanderen ook beperkt en bescheiden op dat vlak,
dus je kan moeilijk verwachten dat ze echt grote dingen doen. Maar ook daar zijn weer
mogelijkheden. Gent heeft bijvoorbeeld nooit een filmmarkt gehad. Er zijn er al zoveel, je kan
u afvragen, is dat wel de moeite waard, maar ze zouden misschien wel een keer kunnen
nadenken over al die nieuwe technologieën die er aan komen of die er al zijn, en waar ze bij
op de kar zouden kunnen springen, iets wat ze op dit moment helemaal niet doen.
Er is dus zogezegd een trend die u een trend naar meer mobiel kijken noemt?
Mobiel niet alleen. Er zijn meer technologieën, er zijn meer distributieplatforms. En die
distributieplatforms worden niet benut in het kader van het filmfestival. Het is een beetje de
rollen omdraaien eigenlijk. De enige distributieplatform die een filmfestival beheert of
propageert is cinema. Maar cinema is ruimer dan enkel en alleen de complexen die wij
kennen. Ik zou zelfs meer durven zeggen: cinema is bijlange niet meer de belangrijkste
inkomstenbron voor de filmproductie. De belangrijkste inkomstenbron zit tegenwoordig in
rechten, die verkocht worden voor de verschillende platformen die zich aanbieden.
- 264 -
Maar dan kom je toch altijd terug op het vertonen van de film? Het zijn allemaal
middelen om te vertonen.
Jamaar, vertonen is één stuk, maar je kan ook meer business gaan doen, door bijvoorbeeld
zo’n markt te creëren.
Is dat mogelijk in het kleine territorium ‘Vlaanderen’?
Vlaanderen is klein, en de Vlaamse cinema heeft weinig mogelijkheden. Wat kan de Vlaamse
cinema doen om bekend te worden? Ze moeten naar buiten treden, ze moeten zich fel
begeven naar Rotterdam of naar Cannes, of naar een ander filmfestival, om een beetje
bekendheid te krijgen. En dan krijg je daar een positieve weerklank van. Maar hoe dan ook,
ze zouden het beter doen vanuit het enige Vlaamse filmfestival dat een beetje naam heeft,
maar dat gebeurt dus niet. Dat is eigenlijk onbegrijpelijk. Maar zolang de personen die aan
het hoofd zitten niet onmiddellijk een beetje verder nadenken dan de klassieke zaken, zal dat
niet veranderen. Nu, ze hebben ook andere problemen natuurlijk – dat is dan een tweede
punt, en dat is dan algemeen – er is effectief een crisis, en dat betekent dat een filmfestival,
wat geld kost om dat te organiseren, ergens zijn werkingsmiddelen moet halen. Zeker voor
Gent is dat heel belangrijk. Ze krijgen van de stad Gent subsidie, ze krijgen van de provincie
subsidie, ze krijgen misschien ook andere soort subsidies, omdat ze een educatief element in
zich hebben. Maar ze moeten ook sponsoring hebben, want zonder die sponsoring komen zij
er niet. Daar wringt dikwijls het schoentje, voor de oude, maar ook voor de nieuwe. De vraag
is waar je de balans legt: kies je ervoor om een commercieel festival te worden waarbij je in
extremis bij wijze van zeggen uw broek moet afdoen om de commerciële sponsors tegemoet
te komen, of houd je vast aan een redenering waarbij je zegt dat een filmfestival in de eerste
plaats een happening is voor de filmfanaat die niet wil overdonderd worden of bestookt
worden met reclame allerhande. Ik denk dat ze daar in Oostende serieus mee worstelen.
Is dat niet eigen aan festivals, de slappe koord tussen commercie en cultuur? Dat is toch
een heel moeilijke zaak?
Dat is een heel moeilijke,oefening, maar dat is omdat velen niet even afstand nemen van het
festival tout-court, en zich de vraag stellen of er andere mogelijkheden zijn om de naam van
het filmfestival te gebruiken in mindere commerciële mate, maar het wel uit te breiden. Want
- 265 -
wat is het grootste probleem van filmfestivals: een filmfestival duurt zeven tot tien dagen. En
that’s it. Over het filmfestival van Gent wordt, los van de persconferentie en de voor en de
naweeën, alleen maar gesproken tijdens het filmfestival. En dat is heel kort. Dat betekent dat
je ook naar uw commerciële sponsors toe kunt zeggen, wij kunnen u een zekere return
geven, maar die return kan ik u alleen maar bezorgen in functie van die tien dagen dat het
filmfestival draait. Het Sundance Institute van Robert Redfort is vertrokken vanuit een
andere premisse, namelijk het ondersteunen van de independent filmmakers. Ze zijn
ondertussen al heel lang een gerenommeerd filmfestival geworden, juist voor die
onafhankelijke producenten en filmmakers – zij zijn een filmfestival die op dat vlak veel
ruimer denkt: ze hebben een on-line filmfestival, ze zijn verbonden aan verschillende andere
filmfestival, ze verlenen hun naam aan een aantal initiatieven, en op die manier zijn zij bij
wijze van spreken permanent aanwezig, en dat maakt juist dat ze op een andere manier
sponsors kunnen aantrekken. Wat kan Gent zeggen? Wij hebben 120.000 bezoekers en een
aantal gasten, wij hebben een festivaldorp en wij kunnen de media een beetje bespelen
gedurende tien dagen. That’s it. Wat zegt Sundance? Sundance zegt: als jullie sponsor
worden bij ons, dan zijn jullie sponsor voor een gans jaar. Maar we hebben verschillende
initiatieven en afhankelijk van de inbreng die ge doet hebt ge veel meer coverage, enz. De
sponsor hoort dat natuurlijk graag. Maar dat is dus iets waar ze hier niet aan denken. Er zijn
in Scandinavië gelijkaardige initiatieven. Scandinavië heeft vergelijkbare problemen als wij
hier in België, en zeker Vlaanderen – we hebben een beperktere culturele groep waar we op
kunnen focussen. Denemarken heeft met zes miljoen inwoners niet veel meer inwoners,
waardoor het potentieel ongeveer dezelfde groep aan klanten heeft. Maar wat doen zij? In
Scandinavië bestaat er een filmfestival dat meerdere steden aandoet, verspreid over een gans
jaar. Ze hebben vijf steden, en één keer om de zoveel jaar wordt het festival daar
georganiseerd. Ik zeg niet dat we hetzelfde concept moeten kopiëren, maar daar hebben ze
wel een oplossing gevonden om op een meer permanente wijze aanwezig te zijn. Dat zou je
bijvoorbeeld ook hier kunnen doen hé.
Zou het dan belangrijk kunnen zijn dat een filmfestival een jaarprogrammatie heeft, of
een ander initiatief neemt?
- 266 -
Als ik zie hoeveel initiatieven er genomen worden in Vlaanderen met kleinere evenementen:
er is bijvoorbeeld viewmaster in Gent, een zomer openlucht filmfestival, en zo zijn er talloze
evenementen die los staan van mekaar, en die allemaal dezelfde problematiek hebben van
sponsoring zoeken, publiek bereiken, … Viewmaster heeft een beperkt budget van 7000€ of
zo. Die mensen hebben moeite om alles voor elkaar te krijgen. OK, ze houden een beetje vast
aan hun ‘gratis’ evenement. Dat is zeer nobel, maar dan zijn er twee mogelijkheden. Ze gaan
dat drie keer doen. En als ze de derde keer hun broek gaan scheuren of bijna hun broek
eraan scheuren, dan moeten ze er ofwel mee gaan, wat heel jammer is voor het initiatief,
ofwel moet het – ik ga het cru zeggen – plat commercieel gaan. Er is echter misschien een
oplossing met te zeggen, koppel dat aan een festival dat al een naam heeft. Of verenig een
aantal van die kleinere initiatieven en zet die samen, zodat je in de zomer iets hebt, in het
najaar iets hebt, in het voorjaar iets hebt, en die allemaal mooi onder éénzelfde noemer. Dat
hoeft dan geen filmfestival te zijn, maar een soort van umbrella waarbij je veel gemakkelijker
ondersteuning kunt krijgen van minister Anciaux en dat soort van zaken. En ook voor uw
sponsors is dat veel interessanter, want leg de drie hoofdsponsors samen van die drie aparte
initiatieven, en je hebt een werkingsmiddelenbudget die even groot is, maar die
gemakkelijker functioneel gebruikt zal worden. Uw sponsor gaat ook veel meer waarde voor
zijn geld krijgen. Waardoor deze meer geneigd zal zijn volgend jaar iets meer te doteren. Of
je kunt een extra sponsor zoeken in een sector die je nog niet hebt, die gemakkelijker zegt dat
dat voor hem wel de moeite waard is. Zonder afbreuk te doen aan de initiatieven ga je dan
een veel sterker economisch model hebben om alles te kunnen pushen. En uw publiek is
misschien verschillend van elkaar, maar je gaat wel een doelpubliek hebben dat in het geheel
groter is, die de sponsors ook veel meer zullen zien. Dat hangt allemaal beter aan mekaar.
Maar wat zijn voor u dan de belangrijkste functies die een festival idealiter moet
vervullen, vervult en zou moeten vervullen?
Ik denk dat alle festivals het idee hebben dat ze op educatief vlak iets moeten brengen. Ze
proberen nieuwe talenten te ontdekken of met nieuwigheden voor de dag te komen die er
nog niet zijn. Ik denk dat dit hun voornaamste functie is. Eigenlijk moet je die vraag stellen
aan mensen die echt werken in het kader van een filmfestival. Dat is één van de belangrijkste
dingen. Informatiedoorstroming gebeurt volgens mij te weinig.
- 267 -
Wat bedoelt u met informatiedoorstroming?
Wel dus het organiseren van seminaries, congressen. Nieuwe trends aangeven, sommigen
zijn daar beter in dan anderen. Het probleem is dat het filmfestivals na een tijd zichzelf wil
ondersteunen. Gent moet het filmfestival organiseren, ongeacht de kwantiteit en de kwaliteit
die ze kunnen brengen. Omdat ze gewoon vastzitten in dat stramien. En die reflectie, dat
afstand nemen, dat is er misschien soms te weinig bij.
Is de vaststelling dat er een gigantisch aanbod is, een positieve trend of een probleem?
Het probleem is dat elk festival wil uitpakken met iets nieuws.
Moet een festival die functie hebben?
Voor mij als filmliefhebber – ik zet even een ander petje op – en als onafhankelijk
filmproducent, moeten filmfestivals nieuwe trends kunnen aangeven en tonen. Dat kunnen
nieuwe talenten zijn, dat kunnen nieuwe genres zijn, die je op de een of andere manier toch
wat in de verf zet. Maar eigenlijk moet je volgens mij vooral lokaal talent ondersteunen. Dat
is wat het filmfestival in Gent tenminste met mondjesmaat doet. Als ik zie wat ze in Leuven
doen op het vlak van documentaires! Daar houden altijd de betere documentairemakers van
Vlaanderen hun voorstelling. Ga vervolgens dan gewoon na welke Vlaamse film de laatste
vijf jaar gekoppeld is geweest aan bijvoorbeeld het filmfestival van Gent. Dat zijn er erg
weinig. Men wil het filmfestival steeds perse openen met een internationale film. Laat het
duidelijk zijn, ik vind nog altijd dat een filmfestival internationaal moet kijken. Op zoek
gaan, naar nieuwe trends en nieuwe talenten. Maar ik vind vooral ook dat ze films van hier
lokaal moeten pushen. Dat heeft het filmfestival van Oostende goed begrepen. Zij leggen een
beetje meer de focus op de Belgische film.
Je komt dan in een ander verhaal terecht, als je kijkt naar verschillende soorten
filmfestivals. Voor een nichefestival zoals Cinema Novo of Open Doek is de core business
juist de kwetsbare wereldcinema, de eerder cinefiele film. Wat is hun functie dan, want
die komen niet aan de bak met de films die van hier komen. Dat is niet wat zij willen
tonen. Wat is hun functie dan?
- 268 -
Het eerste punt blijft valabel natuurlijk, de educatie. Dat is ook de reden waarom ze het
filmfestival hebben opgericht. Omdat ze een betere focus willen leggen op een bepaald soort
van genre. Of dat nu documentaire is of wereldcinema, Afrikaanse film of animatie. In se
blijft dat hetzelfde. Die educatiefunctie is het belangrijkste punt denk ik, samen met de
professionalisering van de sector mee helpen ondersteunen. Want dat kunt ge op heel veel
verschillende manieren interpreteren. Het feit dat je lokaal talent wat ondersteunt, al dan
niet binnen uw bepaalde niche, is daar eigenlijk een onderdeel van. Uiteindelijk vind ik dat
als je uitpakt met zo een initiatief, het er op aan komt dat je laat zien dat je de sector
ondersteunt via de focus van je filmfestival. Afhankelijk van het filmfestival wordt dat dan
anders ingevuld.
Vindt u dat de Belgische festivals per definitie de professionalisering hier moeten
ondersteunen, of kan dat bijvoorbeeld ook elders?
Neen, ze mogen dat ruim bekijken, maar ze moeten niet vergeten dat er ook een lokale
industrie is. Het probleem is dat je altijd focust op de grote filmfestivals. Cannes, Berlijn en
Venetië staan een beetje buiten categorie, dat zijn niet het soort festivals waar je moet naar
kijken. Je moet volgens mij kijken naar bijvoorbeeld het filmfestival van Amsterdam of
Rotterdam. Of Brussel zelfs, het festival dat een beetje de Europese cinema propageert.
Waarom niet, Brussel is de hoofdstad van Europa, daar is het thema vrij logisch en goed
gekozen. En ze doen dat ook vrij correct, zij het met beperkte middelen. En dat is een beetje
het probleem. Als je naar een schaalvergroting zou gaan, zou je volgens mij een veel grotere
waarde krijgen. En dus ook een grotere weerklank, en waarschijnlijk ook meer bezoekers.
Want de mensen die daar naartoe komen, willen iets leren, of willen iets nieuws ontdekken.
En dat is volgens mij hun eerste en voornaamste functie. Ontdekken of herontdekken, maar
in ieder geval ontdekken. Soms is dat heel goed weggestopt waardoor het zelfs naar
commercialisering neigt. Als je een filmvoorstelling hebt van één van de top vijf films die
worden aangeboden op je festival en die zaal zit voor de helft vol door tickets die zogezegd
verkocht zijn aan de sponsors waarvan dan slechts de helft gekomen is omdat die mensen
een slechte campagne hebben gedaan of omdat ze de mensen niet hebben kunnen bewegen
voor een film die net iets te cinefiel is voor de klantenrelaties die ze hebben uitgenodigd, dan
vind ik dat jammer omdat dat niet de bedoeling kan zijn van een filmfestival. Maar
natuurlijk kom ik terug op de balans van hoe koppel je kunst aan de commerciële belangen
- 269 -
die in dit geval gelinkt zijn aan de sponsor. Dat is altijd de eeuwige vraag natuurlijk. Idealiter
heb je festivals die het puur doen voor de kunst, maar die dan ook de middelen krijgen om
dat te doen. Het tax shelter verhaal bijvoorbeeld heeft dat op vlak van productie toch goed
opgevangen. Misschien moeten de beleidsmensen eens een keer nadenken over een tax
shelter achtig verhaal voor filmfestivals. Het is beetje een open vraag natuurlijk. Ik kan mij
inbeelden dat je zegt dat in plaats van gewone platte sponsoring te doen, je de investeerder
een fiscale return geeft voor het ondersteunen van een festival zonder dat ze bij dat festival
daar de grote communicatieacties aan moeten koppelen zodat die sponsor zijn return terug
krijgt. Hij krijgt het immers fiscaal al terug. Waarom zou dat niet kunnen?
Er wordt gesproken van de veranderende rol van filmfestivals. Dat wordt niet erg concreet
wanneer men daarover praat. Maar vooral de vertoningmogelijkheden zijn belangrijk
lijkt mij. Is dat zo? En als dat zo is, hoe krijgt dat dan vorm volgens u? Wat zijn
mogelijkheden, en dan echt heel concreet. Wat kunnen filmfestivals bijvoorbeeld doen
met dat mobiele verhaal?
Je moet de platformen bekijken dan denk ik. Ik vermoed dat je het schema kent van film:
eerst zes maanden cinema, dan huur, koop, VOD en tenslotte pay TV. Mobiele TV is nog iets
nieuws, dus dat zit daar nog niet echt in, maar die zal waarschijnlijk wel samenvallen met
het VOD window vermoed ik, en dan daarna de klassieke TV. Dan heb je daarna nog de
culturele centra natuurlijk. Als je die volledige keten bekijkt, dan focust een filmfestival zich
enkel en alleen op het eerste stuk, namelijk cinema, en eigenlijk nog daarvoor wat erger is.
Want ze willen films vertonen die nog niet uit zijn uiteraard. Dus eigenlijk zou dat alleen
maar positieve winst voor de film in kwestie moeten zijn, maar dat is ook het enige
hulpmiddel dat filmfestivals aanbrengen. Er zijn wel bepaalde filmfestivals die op dit
moment al een stuk verder staan. zo worden er initiatieven genomen, vooral in het
buitenland, om de distributieplatformen ook te linken aan filmfestivals. Het probleem is dat
als ze dat online willen doen, dat meestal beperkt wordt per land. Dat is de
rechtenproblematiek. De IPR’s, de Intellectual Property Rights, die dan uiteraard vooral voor
de grote films door de studio’s worden beheerd. Die zijn daar heel strikt in en willen daar
niet van afwijken. Dat is ook de reden waarom Belgacom TV en Telenet voor een interactieve
digitale TV toch wel wat moeilijkheden hadden in het begin om vooruit te geraken. Nu
- 270 -
hebben ze een deftige catalogus omdat ze een kritische massa hebben overschreden en
natuurlijk, vanaf het moment dat het business is zijn de mannen bereid iets te doen. Als het
geen business is, niet. Dat is een beetje het probleem. Een filmfestival zal zich in principe
lokaal moeten oriënteren waardoor de markt een heel stuk kleiner wordt. Ik denk dat daar
voor filmfestivals een rol is weggelegd om ook weer te werken aan educatie.
Hoe ziet u die educatie?
Dat is vooral het organiseren van seminaries en congressen om juist die nieuwigheden te
belichten. Dat doen ze bijna niet. Ook niet naar mogelijkheden toe van de sector: er zijn
zoveel initiatieven die worden genomen. Waarom organiseren ze bijvoorbeeld niet een dag
van de professional waarin dan een aantal dingen worden belicht. Dat wordt occasioneel wel
een keer gedaan als ze een sponsor hebben. Maar dat vind ik een totaal foute redenering. De
redenering zou moeten zijn: we gaan iets organiseren, want dat is noodzakelijk in het kader
van ons filmfestival en we zullen wel zien hoe we het gefinancierd krijgen. Ik heb natuurlijk
gemakkelijk spreken want ik ben niet verbonden aan het filmfestivals. Ik begrijp ook wel dat
voor een filmfestival, elke euro die ze moeten betalen of toekennen goed wil spenderen. In
dat opzicht nemen ze volgens mij nog veel te weinig initiatief. Er zijn bijvoorbeeld
filmfestivals, vooral nieuwe filmfestivals, die in een bepaalde niche proberen te doen en dan
een bepaald specifiek distributieplatform proberen te pushen. Zoals Babelgum bijvoorbeeld,
ik heb het al gezegd, die doen vooral on-line dingen. Ik denk zelfs dat het een permanent
filmfestival is als ik me niet vergis. Je hebt filmlot, dat zijn zo van die initiatieven die vooral
komen van de on-line wereld, en die daar dan een filmfestival aan koppelen die op gestelde
tijdstippen een selectie een beetje pushen of in de picture zetten. Sundance doet ook wel een
beetje, die hebben een eigen TV kanaal. Maar dus: waarom festivals hier weinig pogingen
omeen filmfestival TV kanaal op te richten? Met de digitale TV van tegenwoordig kan men
dat permanent doen. Daar wordt maar weinig over nagedacht.
En moeten de rechten dan door het festival beheerd worden?
Dat is een beetje afhankelijk van het business model dat werkt voor zulke initiatieven. Ik heb
daar mijn visie over. Ik denk dat ze daar beter een samenwerking doen met een operator. In
België heb je er maar twee, ofwel is het Telenet, ofwel is het Belgacom. Dat zijn de enige twee
aanbieders van digitale TV. Een andere optie is het eventueel koppelen aan een zender. Dat
- 271 -
zou men ook nog kunnen doen. Maar ook dat is een probleem omdat dan alleen nog maar de
VRT overschiet in Vlaanderen. Ik kan mij moeilijk inbeelden dat een VTM of VT4 daar
interesse in heeft. Misschien wel, maar dan puur voor de commerciële film, maar dan zit je
fout met je festivals. Wat de American Movie Days doen kan je ook doortrekken. In se is dat
ook een filmfestival. Het is maar één dag, maar er zijn daar veertien avant-premières. Ik snap
niet waarom bijvoorbeeld VT4 of VTM er niet aan denken om met zo’n gegeven iets te doen.
U zegt dan VOD. Wat zijn nog mogelijkheden?
Mobiele TV is volgens mij tussen nu en drie jaar het meest gegeerde distributiemodel.
Ook voor een nicheproductie?
Ja, want ten eerste, iedereen heeft een GSM. Nog niet die 3G toestellen die je wel nodig hebt
voor een deftige beelddoorstroming en beeldkwaliteit. Het is ook een kleiner scherm, dus je
moet een goede kwaliteit hebben om dat te kunnen bekijken. Je moet een model bedenken
dat de mensen de mogelijkheid biedt om in VOD achtige mode film kan kijken. Ik bedoel
daarmee dat je bijvoorbeeld niet binnen de 24 u een film moet zien want als jij een film wil
bekijken op tram, bus, metro of wanneer je maar wilt, maar je moet hem binnen de 24 u
bekijken, met een duur van anderhalf uur, dat lukt niet. Je moet een model hebben waarbij je
bijvoorbeeld drie dagen hebt om hem te bezien. Voor 2 of 3€, afhankelijk wat het is. Als het
iets recent is, zal het iets duurder zijn. De beste oplossing is dat ze het niet beperken tot één
platform, bijvoorbeeld het is te bekijken op TV mobiel, maar je kan het ook bekijken op VOD,
thuis op uw PC of uw interactieve TV. Het systeem is zo snugger dat ze met je log-in perfect
weten wanneer je gestopt bent. Dat is volgens mij een zeer werkbaar model waar de mensen
geld voor over zullen hebben. Je hebt een doelgroep bereikt. Niche of geen niche maakt
eigenlijk niet zoveel uit, zolang het aanbod maar groot genoeg is. En daar gaan we naartoe.
Kom je dan niet in een situatie terecht waar films die geen nationale promotiecampagne
hebben, daar niet in kunnen passen?
- 272 -
Neen, juist niet, want je gaat een veel groter aanbod hebben. Want alle onafhankelijke films,
of klassieke films die geen release hebben, die zitten ook in dat aanbod. Stel dat je Katie
Holmes eens wil zien in één van haar minder gekende films die bijvoorbeeld niet is
uitgekomen in de cinema of die je hebt gemist op TV. Stel dat je die dan voor anderhalve
euro kan krijgen waardoor je je tijd niet moet verprutsen, waarom zou je dat dan niet doen?
En dat geldt evengoed voor: ik zoek op genre, en ik wil alleen Afrikaanse cinema zien. Dat is
volgens mij één van de fundamentele dingen, maar om daar te komen, moeten we dat nu al
voorbereiden. En één van die mogelijke voorbereidende initiatieven zijn: trek uw zaak open
naar bijvoorbeeld een zender of een bepaald programma. Ik ben op dit moment bezig met
nadenken over een multiplatform filmprogramma. Dat wordt echt opengetrokken naar alles.
Dat is print, mobiel, TV, on-line – alle platformen tegelijk. In eerste instantie educatief, maar
in een tweede luik ook een selectie. Dit programma biedt u deze films aan.
En hoe zou dat dan werken?
De klassieke sponsoring die uiteraard binnen het product placement in het ding zitten. Het is
ge-item-iseerd, dus je kan item sponsoring doen. Als je dan een operator vindt die daarin
interesse heeft en die dan uiteraard de exclusiviteit zal opeisen, en in ruil daarvoor wil
betalen, dan zijn we vertrokken. Werkingmiddelen zijn niet zo groot: om en bij 1 miljoen
euro op jaarbasis. Dat is op zich vrij doenbaar. Er zit een printmagazine in. Er bestaat geen
filmmagazine in Vlaanderen. Het bestaat wel in Nederland.
Wat is een modern filmmagazine voor u?
Een modern filmmagazine is er één die niet alleen speelt op print, of alleen op TV, maar die
een combinatie doet.
Zou het interessant zijn dat een festival ook een soort van magazine zou aanbieden?
Een festival zou dat inderdaad kunnen incorporeren. Concreet zijn daar eindeloze
mogelijkheden. Een klassiek systeem is dat het filmfestival een bijlage heeft in een magazine,
waarbij ze een aantal films belicht, hetzij voorbeschouwing, hetzij nabeschouwing.
Filmfestivals zijn maar een ijkpunt, je kan het op voorhand bespreken, en zeggen dat je er
- 273 -
naartoe moet komen, en je kunt hem nadien bespreken, want hij gaat uitkomen in de cinema
of op DVD, VOD, … Tegen dan ben je een gans jaar rond.
Dus filmfestivals moeten meer doen dan alleen maar films tonen, daar komt het dan op
neer?
Inderdaad ja, want film vertonen was hun eerste en vooral enige doelstelling, maar die
doelstelling is veel te beperkt op dit moment om nog te overleven. En ofwel gaan we dan
naar hele kleine niche-initiatieven die met de hakken over de sloot kunnen overleven, ofwel
verdwijnen ze gewoon.
Olivier Père van de Quinzaine in Cannes stelt in een bepaald artikel het volgende: ‘we
voorspellen niet langer de dood van de cinema, van het film kijken, maar wel zijn
metamorfose. Die is ook al begonnen’. De volgende vraag die zich stelt is dan, maken de
filmfestivals zoals ze nu zijn, zichzelf dan niet overbodig? Zijn ze dan geen anachronisme
aan het worden?
Dat is een mooie stelling. Dat is een beetje dezelfde vraag als zich afvragen of een krant al
dan niet overbodig is in deze huidige tijden. Het antwoord op die vraag is dezelfde voor
filmfestival denk ik. Nog niet… Nog niet omdat volgens mij de filmfanaten nog nood hebben
aan een referentie of een ijkpunt om één keer op een jaar een aantal mensen te groeperen
rond het filmgebeuren om nieuwe dingen te ontdekken, om eventueel iets extra op te steken.
Dat is volgens mij belangrijk. Vergeet ook niet dat zeker de filmfestivals die een economisch
aspect hebben (met name filmmarkt, wat voor alle duidelijkheid Gent en Oostende niet
hebben, Amsterdam wel, en Rotterdam ook als ik me niet vergis), deze niet gaan verdwijnen.
Als filmfestivals al gaan verdwijnen, dan zullen het die filmfestivals zijn die allen een
educatief aspect hebben. Degene die een economisch luik hebben, bijvoorbeeld een
filmmarkt, die zullen niet meteen verdwijnen. Want dat is juist de manier om de business elk
jaar opnieuw te doen draaien. Maar los daarvan gaan we initiatieven krijgen die dat meer en
meer gaan doorkruisen, zoals VOD, of on-line filmfestivals. Eén van de grote pijnpunten
bijvoorbeeld is bijvoorbeeld dat kortfilms nergens te zien zijn. Je moet al veel geluk hebben,
en bij wijze van spreken af en toe iets onder de tafel steken, om geselecteerd te worden op
een filmfestival. Eigenlijk is dat jammer, want er worden heel veel goede kortfilms
- 274 -
afgeleverd, maar die zijn nergens te zien. Dat vind ik jammer. Er zouden veel meer
initiatieven moeten genomen worden om dat te ondersteunen. Een kortfilmfestival is heel
tof, maar ook weer zeer beperkt in tijd. Als je dat kan doortrekken naar een on-line verhaal,
is dat goed. Het kortfilmfestival van Leuven doet dit op dit moment eigenlijk al een beetje.
Zij hebben begrepen dat zij best ook de rechten beheren van een aantal kortfilms om die ter
beschikking te stellen op de klassieke distributiemanieren, maar eventueel ook on-line. Er
zijn nog een aantal andere zulke initiatieven die niet gekoppeld zijn aan een filmfestival, die
dat ook doen. Dat geldt voor de kortfilm, maar evengoed voor de animatie film, voor de
documentairefilm of voor andere niches of genres. Ik denk dat er voldoende mogelijkheden
zijn. De meeste filmfestivals hebben zoiets van: ‘we hebben ons ding, en we blijven erbij’. Ik denk
dat ze beter een keer een stap terug zetten, de brede nieuwe wereld rondom hen grondig
bekijken en dan bekijken of ze zich niet beter kunnen positioneren. De festivals die gaan
overleven zijn degene die daar nu al mee bezig zijn, laat ons daar duidelijk over zijn.
En hoe zien ze er over tien jaar uit?
Multiplatform. Multiplatform en permanent. En met permanent bedoel ik niet alleen die tien
dagen. Dat zou ridicuul zijn. Het feit dat we evolueren naar dat soort van wereld, noopt dat
je uw concept van het filmfestivals ook moet durven herbekijken. Dat is een beetje het
probleem. Het ontbreekt een beetje aan durf om dat ruimer te bekijken. Je kunt zeggen dat
het dan wel veel geld kost, maar dat vind ik een verkeerde redenering. Je moet het
economische model aanpassen aan de technologieën die er nu zijn, en die je vooruit kunnen
helpen. Niet omgekeerd.
Maar dat is toch erg moeilijk als je afhankelijk bent van subsidie en sponsoring?
Maar dat kan je niet vermijden. Wat de meeste filmfestivals niet doen is hun eigen naam ook
gebruiken. Daar zijn voldoende mogelijkheden voor. Ze moeten het alleen doen. En de
kennis hebben of vergaren – want dat is een probleem tegenwoordig. Er wordt heel veel op
vrijwillige basis gedaan op dat soort filmfestivals. Ofwel blijf je daarin zitten, maar dan ga je
nooit superprofessioneel zijn. Want die 5 of 10 mensen die er bijna fulltime mee bezig zijn,
dat zijn wel professionals. Die weten waarmee ze bezig zijn. Maar daarmee ga je niet de zaak
uitbreiden want die hebben hun tijd nodig om zich daarmee bezig te houden. Je moet het
- 275 -
uitbreiden. Tax shelter is een goed verhaal, dat heeft een hele boost gegeven voor de
filmproductie. Maar op het vlak van filmfestivals zijn we niet mee geëvolueerd. Waarom
zeggen die niet ‘we gaan een soort van consultingtak maken naast ons filmfestivals, om dat mee te
ondersteunen’. Daar denken die nooit over na. Je kunt festivals verder organiseren zoals het
nu gebeurt, of je kan ze meer op een economische leest gaan schoeien. Ofwel zeg je: het
artistieke boven alles waardoor je dan je maar één mogelijkheid hebt om te overleven.
Subsidiëring krijgen. Maar dat is in onze huidige tijden echt een anachronisme aan het
worden. Je kan ook kiezen voor een (al dan niet beperkte) commerciële ondersteuning. Dat is
denk ik het grootste pijnpunt, niet alleen van filmfestivals, maar ook van andere initiatieven
die in de culturele sfeer zitten. Kijk naar de theatergezelschappen. Ik begrijp niet waarom een
theatergezelschap dat niet rondkomt zichzelf niet verhuurt. Bijvoorbeeld: wanneer een groot
bedrijf teambuilding wil doen, zou je dat in een soort van rollenspel kunnen gieten.
Acteurgezelschappen zijn toch typisch mensen die rollekes spelen. Ik heb lang genoeg bij
Belgacom gewerkt om te weten wat die willen geven. Theatergezelschappen zouden zo
2500€ voor een dag kunnen verdienen als ze een beetje de onnozelaar komen uithangen om
in het kader van een bepaald afgelijnd scenario, dat ze al dan niet zelf opstellen, het bedrijf
een beetje wegwijs te maken in één van hun problematieken. Ik vind mijn idee echt niet
supergeweldig, uniek of origineel. Maar er is niemand die daar aan denkt. En meestal
redeneren ze dan dat dit plat commercieel is en willen ze het daarom niet doen. Maar wat
wil je? wil je artistieke projecten doen die je op een deftige manier kan managen? Dan moet
er misschien toch nagedacht worden over dat soort dingen.
Hartelijk dank voor het interview.
- 276 -
INTERVIEW MET RAF BUTSTRAEN
Wat is een filmfestival? Hoe was dat vroeger? En is dat nu veranderd?
Het klinkt misschien vreemd maar filmfestivals maakten bij hun ontstaan een politiek
statement. Het filmfestival van Venetië kwam er met de zegen van Benito Mussolini en films
werden er bekroond met de Coppa Mussolini. De Franse politieke en culturele wereld was
daarover verontwaardigd en zo is Cannes ontstaan. Het filmfestival van Berlijn, de Berlinale,
kwam er als een vuist van het geïsoleerde West-Berlijn naar het Oostblok. Dat politieke
randje is lang in Berlijn blijven nazinderen. Uiteindelijk is Berlijn een soort bruggenhoofd
geworden tussen de twee grote politieke blokken en sloot iedereen op de duur iedereen in de
armen. Maar je voelde bijvoorbeeld de internationale spanning aan de lijve toen de directie
van de Berlinale weigerde om Michel Cimino’s The Deer Hunter van het programma af te
voeren, zoals dat door de Sovjetunie was gevraagd. De Russen trokken weg, gevolgd door
hun satellietstaten. Je kan dus beweren dat de festivals van een politiek tot een feestelijk
gebeuren zijn uitgegroeid. Ze werden een showroom waar films worden vertoond en
rondom het geheel hangt een feestelijke strik. Filmfestivals zijn op de eerste plaats
filmfeesten en naarmate ze groeiden werd aan dat feest een andere invulling gegeven. De
oorspronkelijke competitie werd aangevuld door nevensecties. Dat laatste gebeurde niet
zonder slag of stoot. Mei ’68 is op dat vlak cruciaal. In Cannes kwamen jonge cineasten in
opstand tegen de zogenaamde ‘cinéma de papa’ en eisten een plaats voor de zogenaamde
auteursfilm. Zo is de ‘Quinzaine des réalisateurs’ ontstaan. Ook in Berlijn was er rumoer en
werd het festival stilgelegd. En zo is het ‘Forum des Jungen Films’ ontstaan. Venetië ging aan
de herrie ei zo na kapot en er was een drietal jaren zelfs geen festival meer. Toen het festival
daar werd her op gestart, gebeurde dat zonder dat er prijzen werden uitgereikt. Geleidelijk
aan viel alles in zijn oude plooi. En later kwamen op de festivals ook de filmmarkten bij.
Want film heeft naast een artistieke ook een economische dimensie. De schaalvergroting is
dus de voornaamste evolutie van de filmfestivals. Je hebt er nu, zoals gezegd, geen
allesomvattende greep meer op. Collega’s die nog grijzer zijn dan ik vertellen over hun
Venetiaanse filmdag die uit twee films bestond. Dat waren dus nog eens tijden. Daarnaast is
er de intrede van de marketing in de filmwereld. De tijd van de bombastische door de
- 277 -
zaaluitbater of de filmverdeler aangemaakte reclameslogans is definitief voorbij.
Professionele marketeers namen hun plaats in en er werden strategieën uitgedokterd om een
film naar het publiek te brengen. Filmfestivals speelden daar vaak een rol in. Een film was
voor Cannes, Berlijn of Venetië bestemd (we houden het even en gemakshalve bij de grote
drie). Venetië was daarbij vooral op de najaarsfilms en op Italië gericht. Berlijn kreeg vele
potentiële Oscarkandidaten over de vloer en Cannes was natuurlijk het festivalmekka. Als
journalist raakte je ook in dat mechanisme betrokken. Want op een festival (maar ook
daarbuiten, was dat het geval) kon je interviews krijgen met regisseurs, producenten, acteurs
en actrices. Je werd dus gewild of ongewild een schakel in bepaald proces. Dat zoiets tot
excessen kan leiden, is duidelijk en enkelingen gingen daarbij erg ver over de schreef.
Bepaalde briljante interviews bleken volledig fake! Tegen beïnvloeding helpt slechts één
remedie: je onafhankelijkheid bewaren. Globaal gezien zou je kunnen stellen dat vroeger de
films aan het feest waren en dat het nu de vedetten zijn die centraal staan. Die evolutie kan je
niet los zien van die in de media. De vrije radio’s waren de eerste die het klassieke
mediapatroon overhoop haalden. Bij de explosie van internet moet ik geen tekening maken.
Dat is op de grote A festivals. Is dat ook zo op de kleintjes?
Ik ben het meest vertrouwd met de A-festivals. Hoe graag ik ook naar Locarno, San
Sebastian, Rotterdam zou gegaan zijn. Er dienden keuzes te worden gemaakt, festivals
betekenden een serieuze investering voor een krant. Naast de A-festivals heb je inderdaad de
meer lokale maar sommigen hebben een zodanig eigen accent dat ze daarvoor alleen al
belangrijk waren. Rotterdam is lange tijd supercinefiel geweest, Locarno was belangrijk voor
de Aziatische film tot die ook in Venetië aan bod kwam en ten slotte ook door Cannes werd
omarmd. Het Filmfestival Gent koos voor de impact van de muziek op film en heeft met die
thematiek een eigen, internationaal erkende, plaats verworven in het grote festivalaanbod.
Niemand minder dan Robert Redford zette zich in voor de onafhankelijke Amerikaanse film
en zo is zijn Sundance filmfestival ontstaan. Dat is niet meer weg te denken uit het
festivalcircuit en is zelfs een voedingsbodem geworden voor de Europese festivals. Toronto
is dan weer een festival der festivals. Omdat niet iedereen naar Cannes, Berlijn en Venetië
kan gaan, maken de organisatoren een selectie uit die en andere festivals en tonen die aan de
Noord-Amerikaanse markt. Intussen zijn er daar ook al premières. Je kan dus van
- 278 -
verschillende types van festivals spreken maar vast omlijnen valt niet mee. Er is altijd een
mix, een cocktail van films. Er zijn wel nationale en internationale filmfestivals. Zo heb je de
Hongaarse filmweek, de Noorse filmdagen en indertijd was er zelfs het Belgisch
filmfestival…
Een filmfestival heeft dus verschillende functies. Welke?
Gewoon bekend maken natuurlijk. In de eerste plaats. Tonen dat iets bestaat. En dan
profiteren van de aandacht van de media om naast grote films ook andere minder bekende
of voor de hand liggende films onder de aandacht te brengen. Ontdekkingen mogelijk
maken. Als programmator voor verrassingen zorgen. De polsslag van de filmwereld laten
voelen. In 2008 ontdekten we zo wat voor interessante films er in Roemenië werden
gedraaid. Eigenlijk is het nu vooral een showcase geworden. Zo van ‘kijk, we hebben dat en
dat en we maken er een feest van. Een soort van vlootschouw dus eigenlijk. Vergeet ook niet
dat festivals als stadsmarketing belangrijk geworden zijn en dat ze industriële dimensies
hebben - Cannes draait de jaaromzet van een gemiddelde kmo - en dus gevoelig zijn voor
crisissituaties. Wat zal het effect op Berlijn zijn nu een van de hoofdsponsors afhaakt?
Anderhalf miljoen euro in een pennentrek verliezen...
Hebben kleine festivals die economische functie ook? Bijvoorbeeld Cinema Novo in
Brugge of Open Doek in Turnhout?
Niet echt. Zij werken met een eigen niche en geven ons op een beperkte tijd de kans om met
hun niche-ontdekkingen in contact te komen. Cinema Novo levert bijvoorbeeld uitstekend
werk door hun ‘drie continenten’ films onder de aandacht te brengen. Ze brengen films die
anders nooit tot in Brugge of in West-Vlaanderen zouden geraakt zijn.
Wat zijn andere functies voor zulke festivals?
Ieder festival moet bekend maken, van film een evenement maken en daar rond een platform
bouwen zodat er aandacht komt. Er moet tevens een mogelijkheid zijn om films op te pikken
voor latere vertoningen. De manier waarop dat laatste gebeurt is nu aan een snel tempo aan
het veranderen. Gent hielp met prijzen de films de bioscoop in maar nu is er al in
- 279 -
samenwerking met Belgacom Video On Demand (VOD). Met arthouses in volle crisis, moet
de mogelijkheid toch bestaan om dat soort films eventueel nog op te vragen via de kabel.
Is dat iets dat gaat komen? En zo ja, in welke vorm dan?
Het is er nu al en dat zal zich nog verder uitbreiden. Er zullen minder festivals zijn. Hoewel,
het is zo’n evenement geworden, zo’n belangrijk sociaal gebeuren. Mensen verwachten het
ook. Er is niets mis met een sociaal gebeuren en met het aanbieden van bedrijfsavonden.
Zolang het product dat aangeboden wordt, de film, maar goed is. Zo krijgt een festival ook
een maatschappelijk draagvlak. Want als dat wegvalt…
Festivals blijven dus wel bestaan, door het economische belang en de sociale functie?
Zeker, ze zullen nog even blijven. Mensen zijn immers sociale wezens. Maar er zijn zeker
evoluties in het kijken naar films Nu is het fenomeen waarschijnlijk dat jongeren zelf een
DVD huren en thuis een bioscoopje maken. Of gezamenlijk naar YouTube staren. Maar af en
toe komen ze dan toch nog de grote blockbusters in de bioscoop bekijken. Heel die
diversificatie in het vertoningspatroon is iets dat zal blijven veranderen.
In mijn gesprek met Dana Linssen vertelde zij mij een grappig voorbeeld van dit sociale
aspect van filmfestivals: ze had het over uploadcinema. Jongeren die samen naar YouTube
filmpjes kijken. Is deze uploadcinema een symptoom van een trend die zich aan het
ontwikkelen is? En welke vorm zal dit film-kijken dan krijgen?
Ik denk niet dat één vorm het zal halen. Diversiteit, amalgaam dat worden de slagwoorden
als het om vertoningsmogelijkheden gaat. Je mag nooit vergeten dat er vanaf het begin
gezegd is dat de cinema dood is of zou ten onder gaan. Het begon al met de klankfilm, de
televisie zou de definitieve doodsteek betekenen. Maar de film is springlevend. Anders dan
vroeger maar wel springlevend. Juist door zijn vele technische mogelijkheden. Denk nu maar
aan de digitale revolutie. Die maakt zelfs de oerdrager, de pellicule overbodig. Film is
ontzettend afhankelijk van techniek: van camera tot vertoning. Men zoekt altijd nieuwe
mogelijkheden. Nu heb je bijvoorbeeld de 3d-film. Men probeert altijd met nieuwe middelen
- 280 -
het publiek te trekken. Gaat men op een bepaald moment uitgekeken zijn? Misschien, ik
weet het niet, maar ik denk het niet.
Als er gesproken wordt over de metamorfose van film, klopt dat dan? En hoe krijgt dat
vorm? Wat is die metamorfose?
Die metamorfose is gelinkt aan de techniek. Kijken naar film via internet, of via gsm. Wie
had dat tien jaar geleden gedacht? Is dat een eindpunt, ik geloof het niet, mensen zijn
creatieve wezens.
Moeten festivals daarop inspelen?
Festivals kunnen en moeten daarop inspelen. Maar ze moeten hun eigen identiteit behouden.
Wat is dan de eigen identiteit van een filmfestival?
Die valt moeilijk precies te omschrijven en dat maakt het ook boeiend. We proberen in
willekeurige volgorde: het grote sociale gebeuren, een evenement, en filmfeest, met
mogelijkheid tot vedetten te ontmoeten, discussiefora organiseren, een heel gerichte werking
naar een specifiek publiek. Da’s een rol die festivals echt moeten spelen. Ze moeten zeggen
welke films er zijn. Festivals mogen zich nooit afsluiten van wat er gaande is in de wereld.
Film is een vorm van communicatie, om een verschrikkelijk beladen woord te gebruiken. Je
mag je niet afsluiten van wat er in je omgeving is. De vorm zal dus veranderen, de inhoud in
mindere mate. De ene zal een blockbuster kunnen krijgen, de andere niet. Maar moeten
festivals blockbusters spelen, da’s ook maar de vraag. Vroeger dacht ik als ik in Cannes was
‘waarom is de nieuws Star Wars hier niet?’. Later stelde ik me de vraag of dat wel moest.
Maar nu staan dat soort films wel op festivals. En is dat de taak van een festival? Of is het
eerder omgekeerd: dat soort films krijgen al veel aandacht, dus kunnen beter andere films
gekozen worden. Over een en ander kan je urenlang discussiëren. Maar het probleem
beslechten? Hoeft voor mij ook niet, er zijn er andere in de wereld. De concentratie van het
aanbod op een festival, zeker op een A festival, is zo groot dat je als je het alleen maar
mathematisch en financieel bekijkt, je vanuit de filmproductie met een minimum van
investering een exposure hebt die je op geen enkele andere manier kan hebben. Is dat de taak
van een festival? Ik weet het niet. Waarom eigenlijk niet? Als het leeft bij mensen, als
- 281 -
iedereen er naar uitkijkt? De Da Vinci Code, daar waren zo’n hoge verwachtingen over.
Moet dat op een festival zijn? Ja en neen. Men dacht en men heeft gehoopt – en daar zijn ze
allemaal bedrogen uitgekomen – dat het een meesterwerk zou zijn. Dat was na de Cannes
vertoning ook duidelijk. En bij het ‘vervolg’ Angels and Demons was men dus voorzichtiger.
Maar is de Da Vinci Code een commerciële flop geworden? Integendeel. Gouden Palmen
hebben overigens in de Amerikaanse bioscopen zelden commercieel succes gekend.
Gelukkig dat potentieel succes dus geen criterium is bij festivalbekroningen.
U zegt daarnet: ‘ja en neen’. Waarom wel en waarom niet?
Sommige films hebben een festival nodig en andere niet. Kadosh bijvoorbeeld of een nieuwe
Ken Loach of Red Road. Maar de organisatoren pronken graag met vedetten als Brad Pitt,
Angelina Jolie en programmeren hun films alleen maar in functie van hun aanwezigheid.
Want zo komen ze ook als festival in de media. Het is een kwestie van geven en nemen.
Een klein aantal films krijgt dus veel aandacht en een heel aantal films niets. Is het dan
niet juist een functie van festivals om net die kleine films ook onder de aandacht te
brengen?
Ja, natuurlijk. En dat doen ze ook. Men tracht altijd een beetje een mix te maken van de twee.
Hoewel ik het dit jaar in Cannes niet goed begreep. Op den duur zijn het altijd dezelfde
regisseurs die terug komen. Hoeveel Gouden Palm winnaars waren er dit jaar, zes of zeven?
Natuurlijk zijn mensen zijn ook wel nieuwsgierig naar hun nieuwe films. Het is altijd zo
dubbelzinnig he. Je bent benieuwd. Is het feit dat ze al een Palm hebben gewonnen op zich
een voldoende reden om hun film dan niet te vertonen? Neen, maar wie weet welke andere
interessante films dan de competitie niet halen. Het product zou eigenlijk voor zich moeten
spreken. Het is zeker een functie van filmfestivals om een gezonde mix te maken van grote
en kleine films. En dat gebeurt ook. Sex, Lies and Videotape, die film werd in Cannes
getoond. En dat heeft de carrière van Soderbergh gelanceerd. En zo zijn er nog talrijke
voorbeelden.
Zijn filmfestivals kruispunten in een internationaal netwerk van filmfestivals? En geldt
dat ook voor kleine festivals?
Jaja, absoluut. Maar dan op een andere schaal.
- 282 -
Welke plaats hebben kleine festivals dan in dat netwerk?
Laat het ons concreet bij Gent houden en het ontstaan van de World Soundtrack Academy
(WSA). In het kader van de festivalthematiek kwamen componisten naar hier. Ze werden er
goed ontvangen, ontmoetten er collega’s en er groeide een nood aan meer. Ze creëerden een
eigen netwerk waardoor ze nog meer en beter samen konden komen. Je ziet dus hoe iets
groeit. Uit een klein festival komt iets onverwachts. Dat kan je niet voorspellen. Je moet
initiatief nemen, eigen accenten leggen en een eigen visie hebben. Onverwachte dingen
bloeien dan open. Het Filmfestival Gent reikte muziekprijzen uit. Dat werd internationaal
opgepikt en Gent heeft er voor gezorgd dat er jaarlijks een Europese muziekprijs komt. .Is
dat dan een functie van een filmfestival? Ja, natuurlijk. De functie van een festival is gewoon
ook de zaken rond film levendig te houden.
Het gaat dus ook zeker om de liefde voor de film. Cinefilie is het belangrijkste, dat zou de
leidraad moeten zijn. Wat denkt u daarvan?
Liefde voor de film, dat is het inderdaad.
Een andere vraag die wat aansluit bij wat we al behandeld hebben. Veranderende
vertoningsmogelijkheden: Olivier Père zegt daarover dat ‘de filmbeleving in zijn huidige
vorm (collectieve beleving van projectie op een wit scherm) in de toekomst enkel nog
beschikbaar zal zijn op filmfestivals en in filmmusea. Zij worden op dat moment
kunstcentrum en filmbegraafplaats in één worden’. Wat denkt u daarvan?
Straffe uitspraak. Ik herhaal nog eens dat de bioscoop altijd al ten dode was opgeschreven.
Maar ze bestaat nog, en nu zelfs meer dan ooit. Er zal in ieder geval een selectie komen.
Arthouses, daar houd ik mijn hart voor vast.
Zijn filmfestivals concurrenten van arthouses?
Dat zou niet mogen. Ze moeten er voeding voor zijn.
Maar in de praktijk?
In de praktijk is dat iets anders. Maar je moet altijd beseffen dat film het eerste is en dat
daarna, met films, het festival komt. En met die arthousefilms gaat het niet altijd de goede
- 283 -
richting uit. Verre van. Vele arthouse uitbaters hielden in Cannes hun hart vast. Zullen ze
met het aanbod volk trekken? Geef ons betere arthousefilms. Dat is een veel gehoorde
smeekbede. Er is dringend wat bezinning nodig: arthouse mag geen synoniem worden van
vervelende films.
Hoe moet dat dan wel zijn? Wat is het probleem met die films?
Dat ze gewoon slecht zijn. Ze boeien niet, zijn slecht gemaakt. Maar wat de ene slecht vindt,
is goed voor de andere. Filmcriticus is het meest verspreide beroep ter wereld. Iedereen
vindt een film goed of slecht. Ik zie graag een experimentele film of een film met een
originele invalshoek. Maar je hebt zo van die films die geen mens aankan gewoon.
Heb je daar voorbeelden van?
Independence, een Filippijnse film, gezien in Cannes. Die is zo hermetisch. Als cinefiel kan ik
er een beetje Murnau in herkennen, maar als die filmers de arthouses moeten redden, zal
het niet lukken. Met alle respect nogmaals voor hen die Independence wel een goede film
vinden.
Welk soort films kunnen dan wel?
Ze moeten in de eerste plaats iets toegankelijker zijn dan veel van de films die vandaag de
dag gemaakt worden. Red Road bijvoorbeeld, dat is ten minste vernieuwende arthouse. Dat
moet op een festival zijn en was er ook.
Als je festivals bekijkt vanuit het verhaal van de veranderende vertoningmogelijkheden,
zijn festivals dan op één of andere manier anachronismen aan het worden?
Dat kan, maar dat hangt van het festival af. Ze moeten zichzelf een beetje vernieuwen. Dat
gebeurt onder andere door nieuwe afdelingen in het leven te roepen. Ik vind persoonlijk dat
dit ook kan door bijvoorbeeld wat meer studiewerk aan te leveren. Dat gebeurt al in Cannes
en ook in Gent is men daarmee bezig. Er zijn seminaries, workshops en debatten. Wat is de
rol van filmkritiek? Waar gaan we naartoe met de Vlaamse film? Wat is de rol van montage?
Festivals worden dan meer dan het vertonen alleen. Zo is er in Cannes een debat geweest
over 3D. Hoe moet je dáármee omgaan? Dat is een belangrijke vraag! Het filmmedium moet
- 284 -
zich vernieuwen, moet zich aanpassen aan de wereld waarin we leven. Het moet zichzelf
durven in vraag stellen.
Wil dat dan concreet zeggen dat film tonen niet genoeg is?
Inderdaad. Film tonen WAS genoeg, maar is dat nu niet meer.
Wat zijn de belangrijkste veranderingen of bedreigingen waarmee filmfestivals worden
geconfronteerd?
Een publiek wil altijd vedetten hebben, maar het wordt moeilijker om die te krijgen. Er treedt
ook een vervlakking op, wat naar boven komt in het verhaal dat ik vertelde over de
journalisten. Die mogen niet meer schrijven wat ze willen. Het mag geen ‘ recenserend
verslag’ meer zijn. Het moet de rode loper zijn, met quotes. Starfucking journalism, zei me
een collega. Je hebt dan heel veel mensen die rond een tafel zitten om één iemand te
interviewen. Maar drie vierde van die mensen spreekt niet meer. De serieuze journalisten
hebben dan wat meer ruimte, maar die grote hoop gebruikt gewoon wat quotes. Totale
vervlakking. Je moet geven wat de lezers willen, en dat is een quote en een grote foto.
Kan je dat ook doortrekken naar filmfestivals?
Je krijgt als lezer enkel nog de grote films. Je moet gewoon niet meer afkomen met kleine
films. Je kan natuurlijk nog interviews hebben met bijvoorbeeld Ken Loach, maar dat is dan
‘weeral met hem’. Maar met ‘Looking for Erik’ moeten ze niet Ken Loach meer hebben, neen,
ze willen Cantona. Voila. En je kunt dan zeggen: ‘maar meneer de hoofdredacteur, ik wil dat
zo niet doen’. En dan zal die zeggen: ‘meneer X, u bent niet meer mee met uw tijd’. Het past
niet meer in ons concept, de lezer wil Cantona. Men gaat naar het fenomenale fenomeen..
Moeten festivals erover waken dat het niet alleen deze richting ingaat?
Ja. Maar het zijn de mensen in de grote studio’s die de touwtjes in handen hebben. In
hoeverre zijn filmdirecties nog echt onafhankelijk? Bij de kleinere festivals komen de sales
agents op de voorgrond. Zij vragen ook van kleine festivals geld. En dan komen die kleintjes
- 285 -
in budgettaire problemen. Het wordt dus niet alleen vertonen, het moet ook geld opbrengen
op festivals. Want dat is in veel gevallen de enige vertoningmogelijkheid.
Bij filmmakers en distributeurs wordt het belangrijk bevonden dat festivals ook een
distributiebevorderende rol spelen. Dat dit betalen voor films eigenlijk noodzakelijk is of
aan het worden is.
Ik vind dat een gevaarlijke evolutie. Je zal zo minder kans krijgen om films in je programma
te krijgen omdat de budgetten beperkt zijn. In de filmwereld is het altijd hetzelfde: betaling
gebeurt altijd door anderen. Er was zelfs een tijd dat men eiste dat zaaluitbaters investeerden
in films.. Dat is toch niet de taak van een zaaluitbater?
Een voorbeeld uit de oude doos? Ooit hoorden we eens dat er een film zou uitkomen met
Sylvia Christel in regie van Hugo Claus. Wij naar de redactie om dat te checken: Sylvia
Christel zou Mme. Bovary spelen in een regie van Hugo Claus. Maar wat bleek de bedoeling
te zijn? Investeerders lokken voor dat project. Er is nooit iets van gekomen. Al eens gemerkt
hoeveel financiers er tegenwoordig bij een project betrokken zijn? Kijk naar de pregeneriek
of de aftiteling van een film Filmfestivals zijn daar via hun investeringsmarkten ook bij
betrokken: Cinemart van Rotterdam, Huub Bals fonds enz.
Maar er zijn mensen die dat belangrijk vinden. Zo ook bijvoorbeeld Lars Hendrik Gass
van het Kortfilmfestival van Oberhausen. Ze hebben daar geen geld voor, maar hij vindt
dus dat ook festivals meer en meer filmmakers in het (pre)productieproces steun moeten
geven.
Ja, maar ik vind dat eigenlijk een wanhoopskreet hé. Men is als beginnend regisseur zo
afhankelijk van financiële steun. En als het dan niet meer lukt, moeten festivals dan zeggen
dat zij het wel zullen doen? Ik vind dat gevaarlijk.
Is het dan nu een trend dat filmfestivals een alternatief distributiecircuit aan het worden
zijn? Dat films dus echt op festivals hun pay back moeten bekomen?
- 286 -
Ja, dat zou je in vorig verhaal kunnen verstaan. Maar dat is ook niet zomaar evident. Dat is
ook een bedreiging. Want films worden dan wel erg afhankelijk.
Wat ziet u dan als een mogelijke oplossing?
Dat mensen echt terug meer naar goede films moeten gaan kijken zodat films niet meer zo
afhankelijk zijn van externe financiering. (lacht)
Nog één kort vraagje: hoe zien festivals er over 10 jaar uit?
Geen idee.
En wat verwacht je?
Ik denk dat het een afgeslankte vorm zal zijn van wat het nu is. Want bijvoorbeeld, je mag
niet vergeten dat Cannes begonnen is als een festival van veertien à vijftien dagen. Het eerste
dat men doet is afslanken. Berlijn is van twaalf dagen naar tien gegaan, ook om de
onkostennota’s van journalisten in te perken. Ik denk dat het heftiger zal zijn,
geconcentreerder. Festivals zullen ook echt meer een studiefunctie krijgen. Dat vind ik wel
een interessante tendens, dat nadenken over het medium. Maar dat is juist het boeiende, dat
je alle aspecten naast elkaar kan leggen. Maar je hebt er geen greep meer op. En dat is
frustrerend en boeiend tegelijkertijd.
Hartelijk dank voor het interview.
- 287 -
INTERVIEW MET RENÉ WOLF
Om te starten wil ik graag proberen te omschrijven wat een filmfestival is. Heb je daar
een definitie van vanuit uw achtergrond of een algemeen definitie. Wat is voor u een
filmfestival?
Ik denk dat het belangrijkste kenmerk het tijdelijke karkater is. Wij omschrijven bijvoorbeeld
wel eens het filmmuseum als een permanent festival, maar een filmfestival is natuurlijk ‘in
een beperkte tijd een aantal films presenteren die binnen een bepaald specifiek thema of een
meer algemeen thema vallen met als belangrijkste kenmerk, waarin het zich onderscheidt
van bijvoorbeeld de permanente programmering van het filmmuseum, dat het ook makkelijk
een eventkarakter kan hebben’.
Is dat dan de eigenheid, de definitie van een filmfestival voor u?
Ja.
Zijn er verschillende soorten filmfestivals?
Ja, ik vind zelf over het algemeen festivals met een heel duidelijk profiel wel sterk, zoals die
ik net noemde. Festivals die zich heel geconcentreerd bezighouden met één bepaald thema,
zoals het Latijns-Amerikaans filmfestival of een festival waarbij je ziet dat bijvoorbeeld
literatuurverfilming een heel belangrijk kenmerk uitmaakt. Maar de belangrijkste festivals,
zoals het filmfestival Rotterdam, hebben een breder opzet, alhoewel ik denk dat nog steeds
ook die filmfestivals een heel duidelijk profiel hebben in de afbakening van wat ze wel of
niet laten zien. Het zijn geen filmfestivals waarin ze commerciële films ook in avant-première
tonen. Ze streven echt naar een bepaald artistiek gezicht.
Als je dat in een term zou moeten vatten, spreken we dan van een artistiek filmfestival of
hoe je dat omschrijven?
Ik denk dat filmfestival Rotterdam wel echt een publieksfestival is, maar wel een
publieksfestival voor de artistieke film. Als je het vergelijkt met Gent, kan je zeggen dat men
- 288 -
daar niet op sterren of grote namen kickt. De regisseurs zijn de belangrijkste sterren, ook al
zijn het debutanten uit Maleisië. Het gaat echt om auteurscinema in de hedendaagse situatie.
Hoe zou je de kern van een filmfestival vatten in een definitie of een omschrijving? Wat
vind jij de kern van een filmfestival, functies, … hoe omschrijf je dat?
Ik denk dat één van de grootste pro’s van een festival toch samenhangt met dat tijdelijke en
dat eventkarakter. Dan krijg je ook een concentratie van goede films en een bepaald publiek
in een korte tijd waardoor er ook gewoon een meerwaarde ontstaat doordat mensen met
elkaar praten over de films, dat er ruimte is voor debatten, dat er regisseurs uitgenodigd
kunnen worden. Dat is bij permanente vertoners een ander verhaal. Daar is veel minder
homogeniteit in het publiek en daar is een langere uitspreiding van activiteiten, terwijl de
samenballing binnen een festival een meerwaarde heeft in de zin van ontmoetingen tussen
mensen onderling, makers en publiek. Ik denk dat dit een heel belangrijke kern van een
festival is.
Een festival dat tien dagen lang iets doet, een korte afgebakende periode, dat is dus een
filmfestival. Maar sommige festivals, zoals Open Doek, hebben daarnaast ook een
jaarprogrammatie. Is het belangrijk dat een festival dat doet? Want dan kom je uit de
definitie die we juist omschreven hebben.
Ik denk dat het geen absolute voorwaarde is, maar ik denk wel dat het op zich goed is voor
een festival. Het kenmerk is dat jaarlijkse festival, maar die activiteit door het jaar heen zorgt
aan de ene kant ook dat je kwaliteitsmerk niet alleen die korte tijd zichtbaar is en dat er dus
ook een uitstraling is van het festival door het jaar heen, een soort van nazorg zou je bijna
kunnen zeggen. Tegelijkertijd is het ook promotie, reclame voor je festival. Bijvoorbeeld ‘film
by the sea’ in Vlissingen doet dat ook. Die hebben tien dagen per jaar festival, eigenlijk in een
bioscoop waarin alleen maar heel erg commercieel geprogrammeerd wordt. En in heel de
provincie Zeeland zijn bijna geen filmhuizen of is er bijna geen artistieke film te zien. Zij
hebben door het jaar heen één film elke dinsdag. Daardoor komen bepaalde films in Zeeland
die er anders helemaal niet te zien zouden zijn. Zo is er een mix tussen hele commerciële
titels en een artistieke film. Ik denk dat het wel heel goed is voor de naamsbekendheid van
het festival en voor het vertoningsklimaat in die stad. Maar filmfestival Rotterdam hoeft dat
- 289 -
helemaal niet te doen. Dat is gewoon tien dagen per jaar. Het is ook het lanceerpodium van
een aantal films. Die vinden daarna hun weg wel, bijvoorbeeld in Nederland. Het zou raar
zijn als het festival gewoon zelf nog door het jaar heen ging programmeren.
Is dit een ontmoetingsfunctie? En zijn er nog functies die belangrijk zijn voor
filmfestivals?
Film is niet zo gauw een medium waar mensen voor gaan reizen. Stel dat in Groningen een
filmvoorstelling plaatsvindt. Ik geloof er helemaal niet in dat mensen uit het hele land naar
Groningen gaan reizen om die film te zien. Maar bij een filmfestival is dat wel, dan is er dus
een bereidheid om te reizen voor film. Voor muziek is dat al veel makkelijker: als er ergens
een concert is, en je bent fan van een bepaalde groep, dan ga je gewoon dat concert bekijken,
ook al is het ver van je woonplaats. Voor film is dat veel minder gewoon, behalve voor een
gerenommeerd festival. Dus ik denk dat het ook wel een belangrijke meerwaarde is dat
mensen ervoor reizen als ze het de moeite waard vinden.
Hoe kun je dat dan omschrijven? Als je het moet in een woord vatten?
Dat is moeilijk. Het is een activiteit waarvoor men bereid is om te reizen. Het is het
evenementkarakter dat een meerwaarde creëert.
Nog andere functies?
Bijvoorbeeld in België hebben veel festivals een distributiepremie, maar in Nederland
kennen we dat niet. Maar ik denk dat het juist heel belangrijk is dat in ze België filmfestivals
een distributiepremie geven. Die filmfestivals zorgen ervoor dat een film een langer leven
krijgt of dat gewoon de vertoning op een festival er uiteindelijk toe leidt dat zo’n film
aangekocht wordt en dan ook nog in het lang verder te zien is en dat het niet blijft bij die
enkele vertoning tijdens het festival zelf. Ik denk dat het heel belangrijk is dat een festival
een dergelijke katalysatorrol kan vervullen. In Nederland bestaat het niet. Als er al prijzen
worden uitgedeeld, dan gaan die naar de makers of zijn het symbolische prijzen, maar ze
kennen eigenlijk geen prijzen die bevorderen dat de film ook blijft en niet meteen weer
verdwijnt na het festival.
- 290 -
Dat is een economische functie dan?
Ja, eigenlijk wel.
Ik heb hier een quote die in die context wel interessant is: ‘filmfestivals are nodal points
in an interntional network’, dus filmfestivals zijn kruispunten in een internationaal
netwerk, klopt dat?
Nee, dat klopt wel op allerlei gebied. Het is een ontmoetingspunt voor makers en vertoners
en distributeurs en verkopers. Maar het festival is over het algemeen ook een plek om
ontdekkingen te doen die ertoe kunnen leiden dat een film daarna ook aangekocht wordt en
blijft.
En in Nederland bestaat dat niet?
Nee, maar ik denk dat het een historische achtergrond heeft. In Nederland had je een aantal
een gesubsidieerde distributeurs die elk jaar een vaste hoeveelheid geld kregen en die
werden vrij gelaten om dat geld te besteden aan de aankoop van films. Het waren
voornamelijk films die zonder die subsidie aan ons land voorbij zouden gaan. Dat is nu
afgeschaft, maar het feit dat het er was, heeft er ook toe geleid dat er nooit sprake was van
dergelijke distributiepremies. Terwijl er in België, juist omdat er geen structurele subsidie
was voor die distributie, dit soort prijzen gekomen zijn om te bevorderen dat bepaalde films
aangekocht worden voor de Benelux. En nu zie je dat, omdat dat in Nederland nooit nodig
was vanwege die structurele subsidie, er wat dat betreft, een achterstand ontstaan is ten
opzichte van België. Er wordt nu wel meer ook Benelux gekocht, maar het leidde ertoe dat
bijvoorbeeld een aantal films wel voor België waren gekocht, en niet voor Nederland, terwijl
eigenlijk de afzetmarkt in Nederland veel groter is. Ik denk niet dat België een cinefieler
klimaat heeft, wel dat Belgen meer nieuwsgierig zijn naar het onbekende en dat Nederland
meer een ‘hype-publiek’ heeft. Ze gaan of massaal wel of ze blijven massaal weg. Maar
Nederland heeft wel een betere infrastructuur. Nederland heeft wel 100 kleinere of grote
filmhuizen die allemaal in potentie een lastige film kunnen draaien. In België, zeker in
Vlaanderen, heb je eigenlijk maar zeven theaters die op regelmatige basis arthouse-cinema
vertonen. In Nederland zijn het er wel 100, variërend van grotere arthouse-theaters die
dagelijks meerdere voorstellingen programmeren, tot echt kleintjes die één keer per week of
- 291 -
één keer per maand een bepaalde film vertonen. Maar dat is ongelooflijk belangrijk voor de
doorloop van lastige titels. Het circuit is dus ook veel uitgestrekter. In België is het ook zo,
als je in het premièrecircuit komt, je het moet verdienen en daar komt heel weinig achteraan.
In Nederland is het premièrecircuit ook belangrijk, maar er zit nog zoveel achter aan vast, de
film blijft veel langer leven. Wij hebben in oktober vorig jaar hebben we ‘The Morning
Forest’ uitgebracht en die draait in Nederland nog steeds in een aantal kleinere theaters. We
hebben dus in dit kalanderjaar nog meer dan 2000 bezoekers met die film gedaan, terwijl in
België, als een film in oktober uitkomt, dan is het eind december echt gedaan. Wij krijgen
dan nog een hele sleep van kleinere theaters die de film nog gaan draaien.
En hoe komt dat die kleintjes dat nog doen?
Ik denk dat het van de ene kant ook historisch zo gegroeid is, we hadden echt ook een vrijer
circuit. In de jaren ‘70 zijn heel veel initiatieven ontstaan om wat lastigere films te vertonen.
Voor een ander deel heeft het met lokale subsidies te maken waarbij gemeenten en
provincies dat soort activiteit ook ondersteund hebben, maar het zijn ook heel veel
vrijwilligers die dat runnen. Er is dus belangrijke ondersteuning in het hele land om niet
alleen de meest commerciële titels te draaien, maar ook wat lastigere kleine films. En dat zijn
vaak hele mooie initiatieven, bijvoorbeeld een filmtheater dat erg ruim van tevoren
programmeert en een jaarplanning maakt, maar één keer per week een film draait. Maar juist
omdat zij dat doen, hebben zij een vaste achterban. Bijna ongeacht de titel zie je dat die
mensen komen. Daarin zie je dat zelfs hele lastige films toch gewoon hele hoge bezoekcijfers
scoren omdat er een heel goede band is tussen de programmeur en het publiek. In grote
steden is dat veel naamlozer. Je ziet in Nederland ook dat in zo’n multicomplex één dag per
week of per maand een kleine groep vrijwilligers de zaal huurt om daar zo’n arthousetitel te
draaien.
En het is heel belangrijk dat filmfestivals dat ook blijven doen?
Het hoeven niet festivals te zijn om dat te doen, maar het is inderdaad belangrijk dat het
gebeurt.
- 292 -
Om terug te keren naar filmfestivals: in eerste instantie zou je kunnen zeggen dat
filmfestivals visibiliteit en vertoningmogelijkheden creëren voor arthouse en kleinere
films. Klopt dit?
Ja, hoewel daar wel twee kanten aan zitten. Langs de ene kant denk ik dat ze dat zeker
stimuleren. Tegelijkertijd, en dat is een beetje een bezwaar dat bij sommige distributeurs ook
leeft, in sommige gevallen is het hele publiek voor een bepaalde film gewoon weg na het
festival. In Rotterdam, wat natuurlijk vrij groot is, draait elke film zeker drie keer. In totaal
kunnen ze dus zo’n 1500 bezoekers op een bepaalde film halen. In sommige gevallen haalt
een film op dat festival meer bezoek dan er nog na het festival in het reguliere circuit is. Je
zou dus in sommige gevallen kunnen zeggen dat het filmfestival de vertoningmogelijkheden
daarna bijna uitholt, want de investeringen die gemoeid zijn met een release zijn vrij groot.
Het is dan een beetje zuur om te zien dat een film 1500 bezoekers heeft tijdens het
filmfestival en dat er dan daarna nog geen 1000 bezoekers meer aan toegevoegd worden. In
die gevallen moet je jezelf wel afvragen wat de rol van het festival is. Je weet het nooit
helemaal zeker. Ook een hele kleine film kan juist doordat die opgepikt wordt op een
festival, daarna een veel groter publiek bereiken dan zonder het filmfestival.
Is dat ook het verhaal van Contact Film?
Ja, Contact Film wil gewoon dat het filmfestival meer betaalt voor de vertoningen omdat ze
zeggen ‘die 1500 bezoekers kunnen we aftrekken van wat we daarna nog in het land zouden
zien’. Zo zwart-wit ligt het natuurlijk niet, maar er zit wel ergens een midden. Je weet nooit
van tevoren of de vertoning van een film op een filmfestival juist promotie van die titel
oplevert zodat hij het beter gaat doen, of dat je erna je bezoekers gewoon kwijt bent.
De pro versus contra die hier staat, hoe sta je daar tegenover?
Beide is gewoon waar. Film uitbrengen is heel duur. Daarom wordt er in toenemende mate
screenings fees aan filmfestivals gevraagd. Op een filmfestival kun je je permitteren om een
Engels ondertitelde film te laten zien, terwijl uitbrengen in de regel gebeurt met nieuwe
prints die Nederlands en soms Nederlands en Frans ondertiteld zijn. De investeringen zijn
veel groter dan de investeringen die een festival doet. En die investeringen moeten er wel
weer uitkomen.
- 293 -
Maar zijn filmfestivals dan concurrentie?
In sommige gevallen wel, in andere gevallen is het een stimulans. Wij gebruiken heel vaak
het filmfestival van Rotterdam als platform om een film uit te brengen. Het filmfestival
nodigt dan ook de regisseur uit, en neemt dus ook een aantal investeringen weg die wij
anders moeten doen. En in zulke gevallen helpt het elkaar en profiteren we van de publiciteit
van het festival. We streven er dan ook naar dat de films binnen een bepaald aantal maanden
na het festival uitgebracht worden. Maar op een gegeven moment is het effect wel weg. Als
je die film op Rotterdam draait en je gaat hem pas een jaar of driekwart jaar later uitbrengen,
dan is de vraag of je nog enige baat hebt van de promotie en publiciteit die een film
genereerde op een festival. Sterker nog, een krant zal ook zeggen ‘we zitten met een
verouderd interview’. Dus dan is het nut klein. Maar ik ben ervan overtuigd dat ook in
sommige gevallen, zeker met lastige regisseurs met een hele kleine, fanatieke aanhang, die
aanhang de films zo snel mogelijk wil zien. Als die dus op Rotterdam draait, gaan ze
daarheen en zien ze de film. Je zou dan kunnen zeggen dat je dat publiek kwijt bent als je
dan de film zelf uitbrengt. Dus soms is het wel degelijk lastig, maar ik moet zeggen, ook als
aankoper en als distributeur kijk je soms naar een film en dan zeg je van ‘uitbrengen is te
hoog gegrepen, het is een typische festivalfilm, daar vindt zo’n film zijn publiek en
uitbrengen heeft gewoon geen zin want dat is voor ons veel te duur’.
Wil dat dan zeggen dat we kunnen spreken van een echte festivalfilm? Een film die
ergens anders geen kans maakt? Was dat vroeger ook? En zal dat zo blijven?
Ik denk dat het altijd wel zo geweest is. Ik denk alleen wel dat er veel meer gemaakt wordt
tegenwoordig, dat er ook veel meer filmfestivals zijn, en dat in sommige gevallen het
evenement, het filmfestival, een reguliere uitbrenging in de weg staan; Het is allemaal ook
complexer geworden: er zijn heel veel distributeurs, er gaan heel veel films elke week uit,
veel meer dan vroeger, waardoor ook veel meer sneuvelt. Het betekent ook dat elke
distributeur voorzichtiger moet worden omdat de investeringen in een release vrij pittig zijn.
Je hebt geen enkele zekerheid over de bezoekcijfers. Je hebt ook geen zekerheid dat je film
ook aan televisie zal verkopen of dat de DVD het goed doet. Het is riskanter geworden.
- 294 -
Is het dan ook een functie van filmfestivals om daar echt een rol te gaan spelen?
Ik denk dat filmfestivals zich er waarschijnlijk wel bewust van zijn of van moeten zijn dat, in
sommige gevallen, zij de enige zullen zijn die een film vertonen. Ik denk wel dat het heel
belangrijk is dat een festival er niet alleen maar voor zichzelf is en dat het festival ook echt
een rol dient te spelen in de stimulering van een bepaald klimaat. En daarom denk ik dat
bijvoorbeeld die distributiepremies van groot belang zijn. Dus het festival is niet alleen de
markt aflopen en tien dagen lang een aantal films zien. Ik denk dat het filmfestival echt een
actieve rol dient te spelen bij het stimuleren van bepaalde films die zij een warm hart
toedragen. Op die manier kunnen die films ook een langer leven leiden.
Dat is dus echt wel een belangrijke functie van filmfestivals?
Ja, en dat zit hem dus in een aantal dingen. Voor ons is het heel belangrijk dat een
filmfestival als Rotterdam regisseurs uitnodigt en zorgt dat ze geïnterviewd worden. Dat
maakt distributiepremies ook tot een belangrijk ding. Wij brengen echt kleine films uit, bij
ons is een film die meer dan 10 000 bezoekers lokt, een succes en bij meer dan 15 000
bezoekers spreken we echt van een hit. Als je kijkt naar wat dat dan opbrengt in inkomsten,
dan moeten echt alle kosten bekeken worden: elke print meer is een extra kost, vertaling
ondertitelen, promoties, dat is een extra kostenpost. Op het moment dat wij een Koreaanse
film uitbrengen en een ticket van een regisseur kost 1000den euro’s, dan kunnen wij dat
eigenlijk niet betalen voor zo’n film. Maar een festival heeft daar speciale potjes voor, werkt
samen met ambassades en andere instellingen en kan veel makkelijker de regisseur
uitnodigen. Daar profiteren wij dan ook van. Dat is voor ons ook een belangrijke
ondersteunde rol van een filmfestival.
Even tussendoor, ik heb geen idee wat het kost om een film uit te brengen op pelicule?
Wij brengen films uit waar we aan minimumgarantie tussen de 0 en 30 000 euro aan de
Benelux betalen, dat zijn alleen de rechten. Dan moet je nog een investering doen in de
prints, de vertaling en ondertiteling en de promotie. En ik denk dat het vrij safe is om te
stellen dat een ondertitelde kopie tussen de 1500 en 2000 euro kost. Een print is ongeveer
- 295 -
1000 tot 1500 en als je de kosten per vertaling en ondertiteling bekijkt per print, komt er nog
een 500 tot 600 euro bij. Dus voor een ondertitelde print ben je al gauw tussen de 1500 en
2000 kwijt.
En digitaal?
Digitaal is een lastig verhaal. De printprijs daalt wel, maar op dit moment is voor ons de
distributie van digitale films nog niet echt een alternatief. In Nederland zijn de bioscopen
nog niet dusdanig digitaal uitgerust dat wij de film op een goeie manier digitaal kunnen
distribueren.
Is dat bezig?
Het speelt, maar in Nederland is er bijvoorbeeld weliswaar een voorsprong dat ook kleinere
theaters digitaal kunnen draaien, maar die kunnen draaien op 1,4k, dus dat is geen 2k. Dat
betekent, zeker voor een filmmuseum, als we klassiekers uitbrengen en je hebt 2k
gedigitaliseerd, dan moet je downsizen om hem daar vertoond te krijgen. Dat stuit ons erg
tegen de borst. Het tweede punt is dat wij films zo klein uitbrengen dat de kosten die
gemoeid zijn met het geschikt maken voor digitale distributie bijna niet opwegen tegen de
voordelen. Je betaalt een paar 1000 euro om een digitale mastercopy te maken en dan betaal
je veel minder voor elke digitale kopie die start en je kunt best lang daarmee doen. Maar
probleem 1 is dat het 1,4k is, probleem 2 is dat de meeste theaters niet in elke zaal digitale
apparatuur hebben. Met de 35 mm kunnen ze dus in de grote zaal starten en als het tegenvalt
kunnen ze naar een kleinere of een nog kleinere zaal gaan, digitaal kan soms maar in één
zaal. Dus als een film tegenvalt, dan gooien ze hem er meteen uit. En er zijn ook theaters die
nog niet digitaal uitgerust zijn. We zullen in deze periode dus én 35 mm én digitaal
uitbrengen en dan zie dat het totale voordeel gewoon niet opweegt. Plus natuurlijk dat wij
vaak films kopen samen met België, dat we de kopieën delen, dat wij bijvoorbeeld drie
maanden voor België uitgaan en daarna een paar kopieën naar België gaan of andersom, dat
uitwisselen van die prints is met digitaal ook lastiger. Dus wij hebben op het moment weinig
voordelen. Maar dat komt er natuurlijk wel, dat is een kwestie van tijd.
- 296 -
Maar is deze evolutie ook belangrijk voor festivals? Of speelt dat zo geen rol?
Ik denk dat voor filmfestivals transportkosten gigantisch zijn en dat het feit dat het digitaal
wordt veel voordelen heeft. Maar voor reguliere vertoningen zie ik wel degelijk ook gevaar,
want nu is een print een schaars goed en dat maakt ook dat mensen er op die manier
tegenaan kijken en je ziet al allerlei kleinere vertoners die denken dat ze, op het moment dat
het digitaal wordt, veel makkelijker ook aan grotere titels kunnen komen. Dat gaat denk ik
toch ten koste van de kleintjes. Soms is het volkomen onterecht, maar de perceptie is nu
eenmaal zo. Bijvoorbeeld Slumdog Miljonaire staat in heel veel kleinere theaters, maar neemt
ook ruimte in beslag waar anders een kleinere titel gestaan had.
Dat is wat ik juist ook nog wilde vragen, je zegt dan ‘die films hebben dan een heel lang
leven in die kleine zaaltjes’, maar willen die dan ook geen grote titels programmeren?
Want als dat lang duurt, is dat met heel veel vertraging, dus hoe komt het dat ze die kleine
titels dan nog nemen?
Voor een deel denk ik omdat het toch wel degelijk mensen met idealistische en
smaakmotieven zijn die daar werken. Maar ik denk voor een deel ook dat het hemd toch
nader is dan de rok: op het moment dat je Slumdog veel vroeger kunt krijgen dan anders,
zullen een aantal theaters dat zeker doen. En ik vind dat toch een gevaar. Bijvoorbeeld ook
films als Memet van Moodysson of Ricky van Ozon, die zijn alle twee volkomen geflopt.
Maar in de perceptie van een theater is dat toch een grotere titel dan het merendeel van wat
wij uitbrengen. En dus, nu kunnen ze vaak niet kiezen, maar straks kunnen ze zo’n titel
waarschijnlijk makkelijker krijgen, zie ik nog wel een groot gevaar. Want heel veel mensen
denken ook ‘groter uitgaan is gunstig’. ‘Als een bepaalde film uitgaat staat alle promotie van
dat moment in de kranten, dus hoe vroeger je een film dan hebt, hoe beter de cijfers’. Dat is
helemaal niet het geval. Wij zien heel vaak dat vooral lastigere titels het gewoon in de
tweede of derde tranche het beter doen of minstens even goed. En dat komt omdat sommige
films gewoon veel meer tijd nodig hebben om hun publiek te vinden.
Is dat dan ook een rol van filmfestivals, moeten zij daarop inspelen?
Ik zou niet goed weten hoe festivals daarop kunnen inspelen.
- 297 -
Of zouden ze daarin een rol moeten spelen? Dat ook die kleinere films die in eerste
instantie in de verdrukking van de grotere komen, een platform krijgen?
Ja, maar hoe ze dat moeten doen, dat weet ik niet zo goed. Maar ik zie daar nog wel een
groot gevaar. Wij hadden laatst bijvoorbeeld een filmhuis dat na drie weken al van ons ‘la
vie mordienne’ kreeg. Ze zaten niet in het premièrecircuit, maar we gingen redelijk groot uit,
dus zij konden al vrij snel die film krijgen. In de eerste week dat ze die film draaiden, dus in
de vierde week van de reguliere release, draaiden ze die film niet op vrijdag en op zaterdag
of zaterdag en zondag, dus twee heel belangrijke dagen. En waarom? Omdat ze ‘bienvenue
chez les justice’ voor de zoveelste week moesten draaien. En dan denk je toch ‘ja, je bent
verkeerd bezig als theater, dan denk je echt toch alleen aan de centen. Als je die film op dat
moment krijgt, dan moet je hem ook dagelijks draaien. En anders moet je maar gewoon
zeggen dat je er nog geen plek voor hebt en hem later draait.
Om terug naar filmfestivals te gaan: als we het over de kruispuntfunctie hebben, moeten
of kunnen filmfestivals op dat moment ook een alternatief circuit worden? Klopt dat of
niet?
Ja. Hoewel, dat is eerder een gevaar denk ik. Dat zal ertoe leiden dat een bepaalde film
helemaal niet meer in het land blijft of helemaal niet meer gedistribueerd wordt, want dan
wordt het gewoon op het festival getoond en daar eindigt het daar dan. Ik denk dat
filmfestivals een belangrijke rol zouden moeten blijven spelen in het echt stimuleren dat een
film langer leeft dan alleen een festival. En dat is een lastig ding want je ziet dat er dit jaar in
Nederland weer een paar filmfestivals bijgekomen zijn. Al die filmfestivals concurreren met
elkaar om bepaalde films. Je moet, denk ik, wel oppassen dat op een gegeven moment het
publiek niet alleen nog maar naar de filmfestivals gaat en door het jaar heen niet gaan. Een
goed voorbeeld is bijvoorbeeld de Volkskrantdag bij het filmfestival van Rotterdam. Op de
laatste dag van Rotterdam worden de hoogtepunten uit de publieksenquête, dus de films die
het hoogste scoren bij de publieksenquête, in een aantal routes nog een keer vertoond. Daar
gaan geloof ik wel zeker 6000 mensen naar toe. Die krijgen dan een route van ’s morgens
vroeg tot ’s avonds laat waarin ze dan vijf films van het festival kunnen zien. Daar zitten vrij
veel mensen bij waarvoor dit het enige bezoek aan de bioscoop is in jaren. Die gaan gewoon
dan hun verantwoorde uitje doen en zeggen dan ‘nou, dat was film voor ons dit jaar’. Die
- 298 -
hebben dan vijf films gezien en die gaan de rest van het jaar niets meer bekijken. En dat is
natuurlijk vrij kwalijk. Je wil juist dat mensen ook op zo’n festival zien hoe fijn het is om naar
de bioscoop te gaan en door het jaar heen ook vaker gaan. Maar daar zitten echt een aantal
bezoekers bij die alleen dan komen en die zie je daarna ook niet meer terug.
Is dat een trend?
Ik weet niet of het een trend is, maar ik denk wel dat, zeker met het toenemen van het aantal
festivals, er een aantal dingen worden afgeroomd. Ik denk dat dit niet uniek is voor film,
maar dat het bijvoorbeeld ook geldt voor een jazzfestival of voor een ‘loland’. Voor een
aantal mensen is dat festival het enige moment op een jaar dat ze naar concerten gaan. En
voor de rest van het jaar gaan ze niet. Maar ja, dat kun je ze tot op zekere hoogte niet kwalijk
nemen natuurlijk, want dat zijn ook de goede dingen van een festival. Dat momentkarakter,
van ‘s ochtends vroeg tot ’s avonds laat elkaar ontmoeten, dat is anders dan bij een reguliere
vertoning van door het jaar heen.
Maar het is wel een beetje een ambigue situatie. Langs de ene kant spelen filmfestivals
een rol als platform voor kwetsbaardere films, langs de andere kant maken ze juist
daardoor reguliere uitbrenging moeilijker.
Ja, dat klopt. Maar de baat waarop kun je nooit definiëren en het kan ook een stimulans zijn.
Dat geldt ook voor de Volkskrantdag bijvoorbeeld waar 6000 mensen misschien maar één
keer per jaar naar de film gaan. Maar het zijn wel deze mensen die vervolgens ook over de
film gaan praten. En het zijn ook deze mensen die, misschien gewild of ongewild,
reclameborden kunnen worden voor een bepaalde film en dan heb je er natuurlijk wel weer
baat bij dat die daar gedraaid werd.
Maar dat is een hele dunne, slappe koord?
Ja, dat is een slappe koord, het is niet 1 op 1. Je kan niet zeggen voor die film is het
belangrijk, voor die film niet, voor die film is het promotie, voor die film niet.
- 299 -
Maar het is belangrijk dat daar aandacht voor is?
Ja, dat vind ik wel. Daarom vind ik het heel belangrijk dat een filmfestival zich bewust is van
het feit dat ze zelf een rol spelen in een verder leven van een bepaalde film.
Goed, over een aantal functies die ik wilde bespreken, hebben we het al gehad.
Bijvoorbeeld dat filmfestivals een soort van gids moet zijn, toch ook in hun aanbod. En
dan uiteraard ook de culturele functie. Is dat belangrijk voor filmfestivals om die functie
ook te vervullen. Hoe zie je dat?
Wat bedoel je precies met culturele functie?
Dat het belangrijk is om ook films van bijvoorbeeld de andere kant van de wereld te
vertonen en daar een publiek voor naar de zalen te halen.
Ik vind dat dat ook wel samenhangt met die gidsfunctie. Er is een overaanbod van titels. Een
filmfestival selecteert en daardoor labelt het ook bepaalde films. Idealiter is bijvoorbeeld een
vertoning op filmfestival Rotterdam een soort van kwaliteitslabel, dat bijvoorbeeld laat zien
‘dit is heel erg de moeite waard’.
En dat is belangrijk dat daar aandacht voor is?
Ja. Ik bedoel, bij grote Amerikaanse films wordt je doodgegooid met reclame. Iedereen weet
dat bepaalde grote films eraan komen, terwijl van de juist kleine kwetsbare films, die niet
‘top of bill’ zijn, niet iedereen weet dat die eraan komt. Daar speelt een festival een belangrijke
rol in, om een bepaalde film een grotere naamsbekendheid te geven.
Maar dan kom je weer bij het slappe touw, in het spoor van de gewone reguliere
uitbrenging? Of juist niet, is dat dan weer de stimuleringspraktijk op langere termijn?
Al die dingen zitten gewoon aan twee kanten. Het kan promotie zijn, het kan ook publiek
wegnemen. Sommige films passen gewoon wel in een festival, ook omdat je een passe-
partout kunt kopen bijvoorbeeld. Er zijn films waar mensen gewoon nooit een kaartje voor
zullen kopen, terwijl het toch films zijn die de moeite waard zijn. Wel, laat die dan gewoon
op zo’n filmfestival zien. Dat is een unieke mogelijkheid. Maar er zijn ook.
- 300 -
Films die anders geen kansen krijgen?
Ja.
Als we kijken naar de veranderingen waarover gesproken wordt, dan zie je dat de rol en
de functies van filmfestivals veranderen. Zie jij daar veranderingen? Zo ja, welke?
(denkt lang na) Ja, veranderingen zijn relatief. Ik denk dat een festival gewoon ook midden
in het klimaat staat en dat ze ook hun rol moeten vinden in de veranderingen die zij zien of
waar ze zelf mee te maken hebben. Maar er zijn gewoon een aantal tendensen aan de hand.
Ik denk dat filmfestivals gewoon steeds vaker screeningsfees moeten betalen, terwijl ze
vroeger veel meer films gratis kregen, omdat de verkopers de filmfestivals ook als een
belangrijk promotiemiddel zagen. Dat heeft ook weer gevolgen. Je ziet bijvoorbeeld ook dat
sommige filmfestivals commerciëler worden, dat ze meer op hun geld moeten letten en dat
soort dingen. En dat vind ik ook wel een bepaalde gevaarlijke tendens. Het kan ertoe leiden
dat je ook gemakkelijker gaat programmeren.
En dat is een gevaar, dus daar moet echt over gewaakt worden?
Ja, dat vind ik wel.
Zijn er zo nog tendensen waarvan je denkt dat ze belangrijk zijn?
Daarstraks zei ik wel dat bijvoorbeeld het uitnodigen van die regisseurs enz. goed is voor
filmfestivals om te doen. Maar tegelijkertijd zie je, denk ik, ook dat filmfestivals op dat
terrein ook concurrentie zijn van reguliere vertoners en distributeurs, in die zin dat zij
natuurlijk de contacten met de ambassades maar ook de contacten met de sponsors enz.
onderhouden. Zij nemen soms mogelijkheden weg voor onszelf om financieringbronnen te
vinden. En dan zie je ook dat het voor een sponsor aantrekkelijker is om een festival te
sponsoren wat in een korte tijd een hoop publiek genereert en in korte tijd ook de media-
aandacht heeft. Dat is voor hen vaak aantrekkelijker dan permanente vertoners of een
permanente distributeur. Ook voor een ambassade is het natuurlijk glamoureuzer om op een
filmfestival een gast te sponsoren of te financieren, dan wanneer die door het jaar heen bij
een filmtheater komt.
- 301 -
En zijn er veranderingen die bepalend gaan zijn voor de toekomst van filmfestivals?
Ik denk dat toch de belangrijkste de wildgroei aan filmfestivals is, dat er gewoon steeds
meer filmfestivals komen en dat het juist ook belangrijker wordt je te onderscheiden en een
vast publiek te vinden. Maar het rare is wel dat soms ook het artistieke gezicht er niet eens
toe doet, maar veel meer bepaalde motieven die daarbuiten om liggen.
Zoals?
In Nederland is er een nieuw festival bijgekomen, in Breda, waarvan ik denk dat het best een
interessant festival kan zijn. Maar het is niet zoals Open Doek of zoals een paar andere
belangrijke filmfestivals, ontstaan vanuit een initiatief dat langzaamaan gegroeid is. Mensen
wilden gewoon dat er iets gebeurde en begonnen ermee, het wordt opgepikt en het groeit
langzaam door. Nee, in dit geval is het bijna geparachuteerd. De gemeente Breda wil in 2018
culturele hoofdstad van Europa worden, heeft gewoon bedacht dat ze een paar troeven in
huis moeten hebben, en dat is dat men een tentoonstelling, een fotomanifestatie en een
filmfestival moet hebben. Ze pompen heel veel geld in een festival wat niet vanuit de
bevolking of iets anders is gegroeid. Het wordt echt opgelegd. En toch denk ik dat het ons
verslagen heeft. Ik sympathiseer meer met filmfestivals die tegen de verdrukking in gegroeid
zijn en zelf hun ontstaansgeschiedenis en hun bestaansrecht hebben afgedwongen. Maar ja,
wat dat betreft zie je gewoon dat geld belangrijk is. Als je een hartstikke goed particuliere
initiatief hebt, maar het krijgt onvoldoende ondersteuning vanuit de financiers, dan houdt
het gewoon op te bestaan of blijft het een marginaal ding. Terwijl iets waar zo’n gemeente
gewoon tonnen voor over heeft, uiteindelijk makkelijker kan. Dat kan natuurlijk ook
andersom. Er kan ook makkelijker de stekker uit getrokken worden, maar als ze voldoende
publiek trekken, dan komt het er wel. Maar dan krijg je dus ook weer concurrentie tussen de
filmfestivals en dan kan soms een heel goed initiatief verdwijnen omdat ze te weinig
ondersteuning krijgen en andersom. Een festival waar misschien maar een handvol mensen
op zaten te wachten, dat komt er dan toch omdat het voldoende ondersteuning heeft van de
overheid.
Is de wildgroei ook een gevaar?
- 302 -
Ik denk wel dat als er steeds meer filmfestivals komen, dan kan het ertoe leiden dat bijna
niemand meer regulier gaat, dat is wel een gevaar. Als lanceerpodium maken wij ook
gebruik van een filmfestival dus ik denk dat een festival belangrijk is, maar op een gegeven
moment zie je door de bomen het bos niet meer. Als er elke maand filmfestivals zijn, die
allemaal pretenderen bepaalde films te lanceren, dan verliest het ook voor een deel die
functie.
Zijn er nog veranderingen die bepalend zijn voor de toekomst van filmfestivals?
Ja, wat dat betreft, is het voor mij wel van belang dat een filmfestival een duidelijk profiel
heeft en een duidelijk zicht, en dat het niet zomaar het zoveelste festival is, wat lijkt op zijn
buurman. Wat dat betreft vind ik Open Doek een erg sterk festival, met een heel duidelijk
profiel, maar ik denk wel dat het op lange termijn van belang is. Persoonlijk vind ik het
belangrijk dat een festival als drager van films een rol speelt. En ik zie wel, en dat zie ik met
lede ogen, dat het evenementenkarakter belangrijker is dan dat en dat bij sommige
filmfestivals de inhoud belangrijker is dan de vorm. Dus dat het eigenlijk bijna niet uitmaakt
of film de drager is, dat het vooral gaat om een bepaald thema. Ik vind het een heel groot
verschil tussen bijvoorbeeld het voormalige Amnesty International Film Festival en Open
Doek. Open Doek heeft het hart gewoon duidelijk op de juiste plaats, laat gewoon heel veel
films zien met een maatschappelijk bewogen thema, maar volgens mij staat bij de selectie
buiten kijf dat het ook een belangrijke visuele ervaring is, dat de filmmaker juist film heeft
gekozen als uitdrukkingsmiddel. Terwijl bijvoorbeeld bij Amnesty International, als het een
film is over vrouwenbesnijdenis doet het er bijna niet toe hoe lelijk die gemaakt is, als het er
maar over gaat, dan wordt de film geselecteerd. En dat snap ik niet. Ik zie wel een tendens
dat het er minder toe doet.
Dat het niet meer om de film zelf draait?
Dat film als drager een ondergeschikte rol speelt ten opzichte van het inhoudelijke thema. En
dat vind ik zorgwekkend. Ook in termen van financieringen. Het is dus gewoon cultuurgeld,
of ja, dat weet ik niet, soms halen ze gewoon hun bronnen ook elders vandaan, maar ik vind
het toch een beetje een lastig verhaal dat het ‘filmfestival’ heet, maar dat ze, wat mij betref,t
- 303 -
die ‘f’ van film weg kunnen laten. Noem het dan gewoon festival, als de film als drager toch
niet een belangrijk criterium is.
Zijn er zo nog?
Nee, ik denk dat dit de belangrijkste zijn.
Als je filmfestivals bekijkt als plekken waar films worden getoond, op een bepaald
moment, met mensen samen, … dan zijn er mensen die de vraag stellen of filmfestivals
geen anachronismen aan het worden zijn met de hele digitale revolutie en de
veranderingen die zich afspelen? Bijvoorbeeld Hendrik Gass van het kortfilmfestival van
Oberhausen stelt zich die vraag. Wat denkt u daarvan?
Ik denk van niet, ik geloof daar helemaal niet in. Eén van de meest succesvolle activiteiten op
het moment is uploadcinema dat begonnen is in ‘de uitkijk’ en wat ook steeds vaker op
andere plekken voorkomt. Dat is dus, één kaar per maand, dat mensen met elkaar naar
Youtube-filmpjes gaan zitten kijken in de bioscoop. Dus een thematische rangschikking
daarvan. Ik vind dat vrij kenmerkend, symptomatisch. Van de ene kant is er dus een tendens
van individualisme, een tendens naar individuele consumptie van cultuur. Achter je
computer kun je gewoon films binnenhalen en noem maar op. Maar tegelijkertijd blijkt er
toch een minstens even grote behoefte te zijn om dat collectief te bekijken en te ondergaan.
Dus Youtube, hyperindividueel medium, en men gaat er gezamenlijk naar kijken. En ik denk
dat dat blijft. Je ziet ook dat, ondanks de problemen met downloaders en ondanks het feit dat
je tegenwoordig bijna alles op DVD kunt krijgen, mensen toch gewoon naar de
filmvoorstelling blijven komen. Sommigen kopen daarna de DVD, maar ze willen de film
gewoon op doek zien. Dus dat geldt volgens mij ook voor filmfestivals, misschien nog wel
meer dan voor reguliere vertoningen. Juist de collectieve consumptie, met elkaar erover
praten, de fysieke aanwezigheid, is minstens zo belangrijk. En bij muziek zie je dat ook
natuurlijk. Alles is te downloaden, maar concerten zijn populairder dan ooit.
Oké, dat is interessant. Dus hoe dat het ook evolueert, mensen blijven het belangrijk
vinden om toch samen film te kijken op een groot scherm. Er zijn bijvoorbeeld ook
mensen die zeggen dat de filmbeleving in de huidige vorm enkel nog beschikbaar zal zijn
- 304 -
op de filmfestivals en in filmmusea die op dat moment kunstcentra en filmbegraafplaats
in één worden.
Ja, ten dele is dat natuurlijk waar. Ik maak mij over onze toekomst nog het minste zorgen.
Een filmmuseum, je ziet het publiek wel wat verouderen, maar het blijft volgens mij een
filmmuseum met de mogelijkheid om oude en nieuwe films te vertonen. Daar blijft gewoon
zeker behoefte naar. Voor een filmfestival is dat denk ik ook zo. Zij blijven een hele
belangrijke rol spelen om bepaalde films te kunnen laten zien, en vanuit hun
evenementenkarakter blijven ze voor het publiek aantrekkelijker dan reguliere vertoners.
Hoe ziet een filmfestival er binnen 10 jaar uit?
Ik denk dat er een veel groter gedeelte aan films digitaal vertoond zal worden. Ik denk
daardoor dat ook bepaalde kostenposten zullen verschuiven binnen filmfestivals, dat ze daar
minder geld aan kwijt zijn en misschien wat meer aan screeningsfeas of promotie. Maar echt
heel grote veranderingen zie ik eigenlijk niet. Wat wel nog een rol zal spelen is de onderlinge
concurrentie. Een filmfestival als Rotterdam heeft bijvoorbeeld het internationaal moeilijk
om bepaalde films eerder te krijgen ten opzichte van bijvoorbeeld Berlijn. Ik denk dat het
voor het gros van het publiek niet zoveel uitmaakt. Wel voor een internationale positie in de
wereld, wel voor kopers, journalisten en gasten, en uiteindelijk is dat wel heel belangrijk.
Maar er worden zoveel films gemaakt, voor een groot gedeelte van het publiek maakt het
bijna niet uit wat er draait. Of bepaalde films nu draaien of niet, wat er wel draait is
voldoende motivatie om te komen.
Dat is aantrekkelijk genoeg. Is het belangrijker om toch echt lokaal verankerd te zijn voor
filmfestivals? Om meer op dat regionale, eigen publiek te spelen?
Ik denk dat het voor een filmfestival inderdaad afhangt van festival tot festival. Voor
Rotterdam is de internationale positie wel heel belangrijk, ook voor het krijgen van fondsen
en dergelijke. Maar voor kleinere filmfestivals is die verankering in de regio minstens zo
belangrijk of veel belangrijker. En wat je trouwens ook ziet bij filmfestivals - wat bijvoorbeeld
weinig mensen weten - is dat er aan de festivals als Cannes, Berlijn en Venetië, ook al win je
prijzen, geen geldbedrag aan vast zit. Maar natuurlijk de selectie voor Berlijn, Cannes of
Venetië levert geld op in die zin dat je daardoor makkelijker verkocht wordt. Maar er zijn
- 305 -
natuurlijk films die op zo’n groot filmfestival totaal ondersneeuwen. Dan kun je beter kiezen
voor een strategisch traject bij kleinere festivals, waar vaak zelfs ook geldbedragen aan de
competitie verbonden zijn. Dat soort elementen speelt ook een belangrijke rol. Maar je kunt
ook niet alle filmfestivals over één kam scheren. Rotterdam heeft totaal andere problemen en
mogelijkheden dan een gespecialiseerd filmfestival. En de internationale positie of de
nationaal of regionale positie varieert ook heel erg van festival tot festival. Een filmfestival
kan perfect gedijen wanneer het alleen in de stad voldoende publiek genereert. Bijvoorbeeld
het Leidse Filmfestival, dat is een initiatief dat ontstaan is bij enkele studenten daar. Ik geloof
niet dat veel mensen naar Leiden zullen afreizen om daar naartoe te gaan, maar binnen de
stad Leiden heeft het de perfecte functie gevonden en groeit het elk jaar. Dat gaat prima
door. Het is niet dat de rest van het land daar wakker van ligt. Ik denk ook dat het op een
gegeven moment zijn invloed heeft op de promotie: maak je alleen lokale promotie, of ga je
ook nationale promotie maken, dat soort dingen. Daar speelt dan wel weer zo’n achtergrond
een rol van bijvoorbeeld in Breda. Als Breda culturele hoofdstad wil worden, dan willen zij
natuurlijk ook dat mensen vanuit het hele land naar Breda komen. Dan willen ze niet het een
lokaal evenement wordt. Ze willen echt dat het filmfestival een landelijke uitstraling heeft.
Hartelijk dank voor het interview.
- 306 -
INTERVIEW MET ROGER DELAHAUT
Wat is voor u een filmfestival? Wat moet een filmfestival zijn?
Voor mij is het in ieder geval een vertoningplek, geconcentreerd in tijd en ruimte, de plaats
waarop een aantal films vertoond worden in een globalere context. De kracht van een
filmfestival is de gebeurtenis in zijn totaliteit, niet alleen het vertonen van die film, maar het
algemene geheel, het ontmoeten van mensen daar. Daarom ook gekoppeld aan andere
activiteiten die rond dat filmfestival hangen, zoals conferenties, tentoonstellingen, allerhande
activiteiten die aan het filmfestival gelieerd zijn. Dus een ontmoetingplaats van mensen, die
in dat soort filmen, waarin het filmfestival as such op gericht is, elkaar kunnen ontmoeten.
En wat is het Open Doek Filmfestival?
Voor mij is Open Doek een filmfestival binnen een bepaalde invalshoek, duidelijk niet
commercieel, en ik denk dat ze een dubbele rol heeft. Eén: het algemene, namelijk het
vertonen van films die specifiek zijn in het globale kader van Open Doek, open op de wereld,
de wereldcinema, maar dan de kwalitatieve wereldcinema voornamelijk.
Het tweede aspect, specifiek voor Open Doek, is het regionale aspect. Je kunt kilometers in
de omtrek zoiets van dat soort niet meemaken, en dus is het heel belangrijk voor deze regio
dat het in Turnhout gebeurt.
Dan komen we bij het functieverhaal. Wat voor functies heeft een filmfestival in het
algemeen, wat is belangrijk voor een filmfestival, waar moet een filmfestival mee bezig
zijn?
De eerste opdracht moet zijn: het vertonen van nieuwe films die morgen niet in het normale
circuit komen. Dat is het specifieke, het unieke ook. Het gaat hier om films die je vaak enkel
op een filmfestival kunt zien. Maar dan heb je daarnaast, naargelang het festival, een heel
andere reeks films. Je kunt ook op een festival, want het is een feest, oudere films terug laten
zien: van een bepaalde regisseur, van een bepaalde periode, van een bepaald onderwerp. Dat
kan er volledig in passen. Omdat het in zijn globaliteit, naast het hoofddoel, namelijk het
vertonen van een aantal onuitgegeven niet commerciële films, kan het gekoppeld worden
- 307 -
aan andere films. Tussen haakjes, festiviteiten, dat kan inderdaad gaan over een bepaald
land, regisseur, een bepaald thema, noem maar op.
Als dat een algemene functie is van een filmfestival, doet Open Doek dat dan genoeg?
Ik vind eerst en vooral, we hebben ons algemeen beeld nog altijd van die brede, niet
commerciële wereldfilm. Ik vind dat nog altijd de essentie. En daarnaast, maar dat is in
mindere mate, hebben we wel kleine items over landen, regisseurs, … Maar dat is nog niet
heel uitgebreid, … Door de beperktheid van Open Doek, kunnen we ook niet heel veel doen.
Wat is die beperking dan?
Die is vooral budgettair. Dat is ook weer het regionale karakter. Voor een bepaalde regisseur,
voor een bepaald thema in de film, kan je in een kleine regio onvoldoende publiek genereren
om er commercieel iets aan te hebben.
Wat vind je belangrijk als je die functies in het algemeen bekijkt? Wat zijn
aandachtspunten?
Ik zie niet veel meer dat Open Doek kan doen, omdat ik permanent blijf botsen op de
financiële draagkracht van Open Doek. Dat heeft er heel veel mee te maken. Je kunt heel
mooie dromen hebben, maar dat moet ook financieel haalbaar zijn. Er moet, los van de
subsidiëring, ook toch voldoende publiek zijn om dat te doen. En dat is dan het voordeel van
Turnhout, het unieke, we zitten ver afgesloten van alles. Maar dat is ook het nadeel van
Turnhout: door het afgesloten zijn van alles, kan je geen extra publiek genereren. Mensen
komen niet van verder dan 30 km.
Je zei juist, niet commerciële films. Hoe passen dan de grote Chinese filmregisseurs
daarin, of Slumdog Millionaire?
Dat soort films werkt als een trekker voor ons randpubliek. De die-hards zijn er altijd, wat je
ook programmeert, die gaan komen. Maar je moet permanent proberen ook een nieuw
publiek aan te trekken. En daar kunnen commerciëlere films belangrijk zijn, maar dan goede
films naar onderwerp en vormgeving. Een commerciële film kan goed zijn. Er zijn zeker
- 308 -
goede commerciële films. Maar wanneer ze goed gemaakt zijn - en dat zijn de meeste –
moeten ze ook nog passen in de filosofie van Open Doek, de algemene waarden die door
Open Doek gedragen worden: het wereldbeeld, open op de wereld, de multiculturaliteit, alle
grote thema’s van vandaag.
Vervult Open Doek een culturele functie?
Zeker en vast. Door het vertonen van een aantal films, die filmtechnisch en cultureel heel
hoogstaand zijn. Voor mij zijn er twee aspecten belangrijk bij film: vorm én inhoud. We
worden trouwens ook door die twee departementen gesubsidieerd, zowel Noord-Zuid, als
Cultuur. Ik denk dat die twee altijd permanent aanwezig zijn, en dat Open Doek zeker, zelfs
in zijn aanbod van derdewereld films, de kwaliteit moet bewaken. Eén van de normen moet
zijn: elke film die je vertoont uit Afrika, Azië, Zuid-Amerika, of weet ik veel, moet cultureel
én artistiek waardevol zijn. Niet enkel het een of het andere dus.
Het is dus de film op zich die ook belangrijk is.
Voor mij kunnen beide naast elkaar staan. Om het heel cru te stellen: als een film over de
armoede in Afrika slecht gemaakt is, hoort die niet thuis bij Open Doek. Maar hetzelfde
onderwerp, met een goede documentaire, filmtechnisch goed gemaakt, met een zekere
inhoud, is voor mij wel vertoonbaar. Voor mij zijn de twee dus verbonden, het moet passen
in het globale kader van Open Doek. Inhoudelijk, maar ook qua vorm.
We hebben gezegd dat het belangrijk is dat we film tonen. Dat is één. Gebeurt dat
genoeg, nog los van het budgettaire verhaal?
Ik denk dat dat vandaag in zijn context genoeg is.
Zit Open Doek op zijn bovenniveau?
Wij zitten tegen ons plafond, ja.
Hoe moet Open Doek daarmee omgaan?
- 309 -
Het enige wat je kunt zeggen is, als je niet meer kan groeien in volume, dan moet je groeien
in kwaliteit. Telkens in functie van de markt, van wat aanwezig is - want je maakt zelf geen
film - het beste laten zien.
Daarnet is in de definitie aangehaald dat het sociale erg belangrijk is. Is een festival dan
ook een ontmoetingplek?
Dat is voor mij heel belangrijk. Dat betekent, al lachend, dat het café de kern is van Open
Doek, en inderdaad, dat café is voor mij heel essentieel als ontmoetingplaats. Al die zalen die
daar bijeen zijn, al dat volk, dat is heel belangrijk dat je daar mensen ontmoet die naar
hetzelfde komen. En niet zomaar voor één vertoning, neen, die de hele tien dagen rondlopen.
Dat vind ik heel belangrijk.
En werkt dat bij Open Doek op deze manier? Is Open Doek een ontmoetingplek?
We zijn voor een stuk geholpen door onze dinsdagavond voorstellingen, waar al een harde
kern bestaat. Wat is het succes van Open Doek op dinsdagavond? Het heeft te maken met
twee aspecten: de kwaliteit van de films enerzijds, maar anderzijds ook, dat hoor je van alle
mensen, omdat ze weten wie ze daar gaan tegenkomen. Dus als ik morgen zeg dat ik weer
naar de film ga, dan weet ik dat er bekenden zullen zijn.
Is dat op het festival ook zo?
Dat is op het festival ook zo. Minder omdat daar het accent nog meer op de film ligt, op het
evenement.
Zijn er zaken waarvan je denkt dat ze nog beter zouden kunnen?
Alles kan beter. Maar om nu direct te zeggen, dat hadden we anders moeten doen, dan
hadden we dat al lang moeten doen. Als dat heel duidelijk was, dan hadden we het al lang
gedaan. Als ik er even over nadenk, dan is het niet zo evident, want anders had ik het al
gedaan.
Welke aanbevelingen zou je formuleren?
- 310 -
We kunnen het over onze communicatie hebben: is onze communicatie perfect? Uiteraard
niet. Je kunt nog altijd beter. Kan het filmaanbod nog beter? Je hebt een dubbele rol: je hebt
het publiek van het festival en je hebt het publiek van de dinsdagavonden. Voor die
dinsdagavonden denk ik dat we voldoende informeren. Voor de festivals, moet Open Doek
nog wat meer sturen, daar denk ik dat we een rol hebben. Dat kan zijn dat je iemand vraagt,
niet van Marc Boonen, want dat is een specialist, maar van een sportfiguur of een openbaar
figuur van Turnhout, een niet specialist die zegt, voor mij zijn dit de vijf films die ik zeker
wil zien. Er zouden meer sporen moeten worden gecreëerd zodat mensen kunnen zeggen:
‘awel, da’s een type van mijn niveau, die volg ik’. Daar moeten we nog een stuk gaan. Omdat ik
vandaag teveel ervaar dat massa’s mensen ieder van ons aanklampen, en vragen welke films
ze moeten gaan zien.
Is dat een gidsfunctie?
Ik denk dat dit belangrijk is. We moeten dat meer doen. En dat kan in verschillende vormen.
De top 5 van Jos, van Louis, waarin mensen zich herkennen. Want wat doe ik nu feitelijk? Ik
heb gemakkelijk aan twintig mensen vijf of zes films opgegeven. Daar is duidelijk nood aan.
Moet dat dus meer worden uitgewerkt?
Het zou aan de mensen duidelijker moeten gemaakt worden, niet een programma van 80
films. Want de meeste mensen zien toch maar tussen de drie en de zes films. Als je lijstjes
van vijf, zes films maakt, dan is dat perfect
Wat is voor u het verschil tussen een gate-keeper en een gids?
Je bent eerst en vooral een Een gate-keeper in uw selectie. Die 80 films, dat is gate-keepen.
Daarna ga je daar nog eens een onderverdeling maken, ga je daarin gidsen. Marc is eerst de
gate-keeper, maar verschillende mensen kunnen gidsen zijn. Als ik dat lijstje maak, ben ik
een gids, maar ik ben geen gate-keeper, Marc is de gate-keeper.
Heeft Open Doek ook een economische functie?
Ja, in het kader van onze Awards, hebben we voor een stuk een economische rol. We een
bepaalde film een financiële stimulans. We ondersteunen productiehuizen, een regisseur, een
- 311 -
distributeur. We geven een distributiepremie. Daarin spelen we een stukje van een
economische rol. Meer in het algemeen gaan we door ons filmfestival een aantal mensen
warm maken voor een bepaald soort film. Ik denk dat we elk jaar opnieuw een aantal
nieuwe fans maken. Mensen die op een bepaald moment door iemand worden meegesleurd
en worden verleid door de film. En dat kan gaan om een film, waar die persoon weer andere
mensen naartoe stuurt om die te gaan zien. En van elke toeschouwer die naar ons komt,
dragen we een stuk af aan het productiehuis. We betalen per stoel aan de producent, via de
distributeur. Dat is onze economische rol.
Uit alle interviews die ik tot nu toe heb gedaan, blijkt dat die productiesteun belangrijk
wordt bevonden.
Geld is een onontbeerlijke factor. En gewild of ongewild, spelen we daarin mee door het feit
dat we geld vragen. Als we geen inkom zouden vragen, dan zouden we alles op subsidies
moeten afwentelen. Maar door het feit dat je inkom vraagt, draag je bij tot het financiële,
economische luik van de film.
Ook op economisch vlak kan je de vraag stellen of Open Doek een ontmoetingsfunctie
moet hebben of vervullen, voor de filmsector dan.
Dan kom je op de masterclasses, op de markten. Wij hebben geen markt waar producenten,
distributeurs en TV stations elkaar kunnen ontmoeten. Dat hebben we niet. Onze enige rol is
- maar dat vind ik niet commercieel, dat is eerder educatief – de masterclasses. Maar we zijn
zeker geen economische ontmoetingplaats.
Is Open Doek een springplank voor films?
In mindere mate, we zijn te klein. Dat wil zeggen dat wanneer een film hier op
dinsdagavond of op het festival speelt, deze meestal al lang op een ander festival gespeeld
werd. Het is dus niet dat wij een film lanceren, omdat we te klein zijn. Maar dat kan. Op
good luck zou dat eens kunnen, maar ik denk niet dat we daarnaar moeten streven.
Er wordt dikwijls gezegd dat festivals niet betalen, ook in België. Dat is bijvoorbeeld de
grote frustratie van distributeurs.
- 312 -
Voor hem is het natuurlijk vooral een business.
Ja inderdaad, maar daarmee komen we weer terug op die economische functie. Het is echt
business.
Inderdaad, moesten er geen festivals zoals Open Doek zijn, dan zouden een massa films
nooit gemaakt kunnen worden. Op zulke festivals, in zo’n filmclubs - en op dinsdagavond
zijn wij eigenlijk een filmclub, namelijk één keer per week een filmpje geven. Zonder die
clubs zouden veel films gewoon niet bestaan. In die zin spelen we zeker een economische rol.
Filmclubs, wat bedoel je daarmee?
Een vereniging, die éénmaal per week of per maand een film vertoont.
Is dat niet heel beperkt in Vlaanderen?
Er zijn er zeker nog een aantal.
Is dat juist? Is er een leven voor kleinere films hier in Vlaanderen, en België? Vaak wordt
gezegd dat de vertoningsmogelijkheden hier bij ons zo ongelooflijk beperkt zijn. Er zijn
niet genoeg plekken waar die films kunnen worden vertoond.
Dat is inderdaad heel beperkt in Vlaanderen. Maar naast de filmclubs worden er ook in
culturele centra, bibliotheken of scholen (zoals Lille, Turnhout, Mol of Geel) films
geprogrammeerd. Misschien één keer per week of per maand. Hierdoor worden ze ook een
beetje een filmclub. Dus alle vertoningplaatsen buiten de normale commerciële zalen en
circuits, daar leven veel van die art-house films van. En festivals zitten hier ook in.
Moet Open Doek daarin meer een rol spelen?
Ik vind dat daar de commerciële sector zijn rol moet spelen die ze niet spelen. Als je ziet dat
de Milleniumfilm van Steve Glass – de eerste in nu in de zalen – twee keer geprogrammeerd
stond in Utopolis, een keer op zaterdagmiddag om vijf uur, een keer op zondagmiddag om
vijf uur. Toen ik er met mijn vrouw naartoe ging, zaten mijn vrouw en ik met twee alleen
midden in de zaal. Ik zal straks een vriend zien – die kon niet die zaterdag en is dan zondag
- 313 -
geweest – en ik zal straks weten te zeggen hoeveel mensen er dan zaten. Uiteraard volledig
fout qua communicatie. Indien ik niet toevallig in de programmatie van Utopolis die film
had zien staan, dan had ik het ook niet geweten. Op twee verloren momenten een film
programmeren, wie weet dat? En dan, als je toch weet dat die film draait, dan moet je nog
tijd hebben. Ik denk inderdaad dat zij enkel commercieel doen, en dat ze niet gaan investeren
in cinéclubs. Ze hebben dat een tijd gedaan in cinemania, maar dat doen ze nu niet meer.
Is dat weg?
Zeker wel in Turnhout. Ik weet niet in Antwerpen, maar hier doen ze het in ieder geval niet
meer. Daar denk ik dat het voordeel van de dinsdagavond en van Open Doek – die groep,
dat ze dat niet hebben, en dat je daar veel te lang in moet investeren. Dat kan voor hen niet
rendabel zijn. Wij kunnen dat een tijd doen, omdat we zwaar gesubsidieerd worden. Maar
wanneer zij direct rendement willen, dan kunnen ze wel eens een maand of voer maand of
drie maand aan toegeven, maar daar gaat het mee ophouden. En daar denk ik dat Open
Doek, en de Open Doeks op een ander, toch wel een rol hebben.
Dat wordt dan eigenlijk een parallel vertoningcircuit? Nemen de festivals die functie dan
over in Vlaanderen?
Ik denk dat de clubs en de festivals de rol van de arthouses moeten gaan overnemen. Want
daar gebeurt dat nog wel, daar zijn nog wel de goede films.
Omdat er nog maar drie of vier arthouses zijn?
Ja, zoiets is het. Er is er één in Brugge, twee in Gent, één in Antwerpen, en dan Brussel nog.
Voor de rest in Vlaanderen zijn het de filmclubs en de festivals die dat (moeten) overpakken.
Maar een festival kan dat eigenlijk te weinig. Met tien festivaldagen kan dat niet. Vandaar
dat we bij Open Doek de dinsdagavonden nodig vinden.
Dat is belangrijk. Is het dus niet meer doenbaar om een festival te beperken tot die tien
dagen als je het in een breder filmcontext wil doen?
- 314 -
Inderdaad. Ofwel zeg je, goed, voor het Afrikafestival moet er niet gans het jaar Afrikafilms
getoond worden, omdat hun segment te compact is, maar de filmfestivals met ons gamma
qua films hebben die functie wel.
Komt dan het verhaal van ondersteuning van de distributie naar voor?
Maar ook het onderhoud van uw publiek.
Dat is een beladen term, het publiek opvoeden.
En service geven aan het publiek. Ik vind dat wij onze rol hebben om ons festival ook in de
loop van het jaar, één keer per week of om de veertien dagen, iets te beiden. Ik vind dat wel,
ja.
Heeft Open Doek een maatschappelijke functie?
Ja, zeker en vast. Ik denk dat we een belangrijke rol hebben om inderdaad in de discussie, in
het debat die her en der spelen, over hoofddoeken vandaag, en morgen over honger, Kyoto,
over Kopenhagen. Wij hebben in ons aanbod daar een taak, zoals informatie.
Een voortrekkersrol spelen. Werkt dat? Of gebeurt daar genoeg mee?
Ik denk het wel. Ik denk dat wij eerst en vooral, door het feit dat Marc door duizend en één
organisaties wordt gevraagd een programmatie te leveren, mogen zeggen dat we daarin
geslaagd zijn. Dat in de Kempen iedereen naar Marc belt om hen met dit of dat project te
ondersteunen, toont dat dit feitelijk gelukt is. En dat is begonnen vanuit het festival.
Maar die vraag stelt zich ook i.v.m. de twee poten van waaruit Open Doek gesubsidieerd
wordt – namelijk cultuur, anderzijds de maatschappelijke DGOS. Gebeurt daar genoeg
mee? Een film tonen kan men doen voor twee zaken: voor de film zelf omdat die
ontzettend knap is, of omdat die een boodschap heeft. Maar dan is dat filmisch niet meer
zo belangrijk.
Voor Open Doek vind ik in eerste instantie dat die twee luiken aanwezig moeten zijn. We
zijn niet in eerste instantie een Mondiale Raad. We zijn een filmfestival. Film blijft onze core-
- 315 -
business. Op de tweede plaats, wat ermee gedaan moet worden, dat is niet in eerste instantie
onze rol. Maar het kan opgepikt worden door gespecialiseerde organisaties die daarmee
bezig zijn. Samenwerking met de Mondiale Raad, een jongerenclub,… Maar we zijn geen
Mondiale Raad, we moeten die rol niet overpakken.
Over de sociale functie hebben we het nu gehad. Wat met de educatieve functie van Open
Doek?
Heel belangrijk. In vind dat het project dat Greet doet, het scholenproject, maximaal moet
blijven.
Is dat één van de poten van de core-business van Open Doek?
Eén van de essentiële poten, ja.
Is daar ruimte genoeg voor, of zou dat nog beter kunnen?
Het kan altijd breder, maar vandaag hebben wij daar geen ruimte meer voor. Maar daar
moet maximaal op ingezet blijven worden.
Het geografisch aspect, films naar de regio brengen, is dat belangrijk?
Dat is heel belangrijk. En vooral naar de toekomst toe nog belangrijker, omdat ik blijf
geloven in de film in de zaal. Ik geloof niet dat de nieuwe TV schermen, en andere vormen
van individueel kijken, dat zal vervangen.
Dan komen we bij de veranderingen in de distributievormen. Dat verhaal van de film in
de zaal, gaat dat blijven denk je?
Dat gaat blijven.
Is dat een nostalgisch verhaal, in de zin dat je vindt dat dit moet blijven?
Dat blijft. Het is misschien een slecht voorbeeld, maar er blijft volk op de voetbal, ondanks
dat het rechtstreeks uitgezonden wordt. Neen, ik denk dat die dimensie blijft – en dat is niet
in dezelfde mate als het voetbal natuurlijk. Waarom gaan mensen naar de voetbal? Om
voetbal te zien? Op TV kan je ook voetbal zien. Maar die hype, die atmosfeer… Die is niet
- 316 -
dezelfde op het kleine televisiescherm. En dat is hetzelfde met een festival. In een donkere
zaal naar een film kijken, is nog altijd op een groot scherm. Zo heb je thuis geen scherm.
Neen, dat is voor mij geen heimwee naar, het is essentieel.
En denk je dat dit essentieel gaat blijven
Voor zover ik dat vandaag kan in schatten wel. Maar wie ben ik, en op welke termijnen…
Is het belangrijk voor Open Doek om aan de slag moet gaan met heel dat digitaal verhaal?
VOD, mobiele cinema,…
Voor mij zijn dat wat triggers om ons publiek wat uit te breiden, maar dit is voor mij niet de
kern van het verhaal. Trouwens, Marc is de eerste om te zeggen, je vindt prachtige zalen met
een groot scherm, en dan ga je soms een film geven in wat voor omstandigheden soms. Maar
het gaat meer om de happening dan om de film. En dat mag. Maar dat maakt nooit de
toekomst. Dat gaat nooit de zalen uitschakelen.
Er zijn mensen die daarover spreken. Bijvoorbeeld Olivier Père van de Quinzaine in
Cannes, of de directeur van het festival van Oberhausen. Zij stellen zich de vraag of
filmfestivals geen anachronisme worden met al die digitale evoluties.
Neen, dat geloof ik niet. Omdat het samenkomen voor mij belangrijk blijft. En zelfs met die
digitalisering zie ik niet in hoe je bijvoorbeeld in de wijk ’t Stokt een voorstelling kunt geven
die die naam waardig is. Je hebt ze ook meegemaakt, die locatieprojecten, dat kan beter zijn,
maar dat gaat nooit de Utopolis-ervaring kunnen evenaren.
Open Doek binnen tien jaar, of twintig jaar - je mag kiezen - hoe ziet dat eruit?
Ik heb daar geen antwoord op, omdat er teveel afhangt van de subsidiënten. Als die
wegvallen, dan is Open Doek weg. En je hebt dat niet zelf in de hand. Onze groei, of onze
inkrimping, of ons voortbestaan op ons huidig niveau, heeft volledig te maken met
subsidies. Blijven de subsidies hetzelfde, dan zal er niet veel veranderen. Worden ze minder,
dan zullen we kleiner worden. Verhogen ze, dan kunnen we groeien. Maar dat heb je dus
zelf niet in de hand.
- 317 -
Maar als je er zelf mag over dromen?
Uiteraard hoopt iedereen dat Turnhout het festival wordt waar iedereen in de wereld over
spreekt.
En een meer realistische droom?
Ik zou graag een festival worden waarin onze zalen vanaf ’s middags, en zelfs vanaf ’s
morgens een bezettingsgraad hebben van meer dan 80 %.
En hoe kan dat? Hoe komt dat dit nu niet zo is? Wat denk je daarover? Natuurlijk, als je
het al lang wist, was dat al lang gebeurd.
Ik blijf erbij dat we vandaag hier in Turnhout het potentieel niet hebben om die zalen vol te
krijgen vanaf twee uur of vanaf tien uur. Dat heeft te maken met onze belangrijke oefening
dat onze programmatie evenredig is met het niveau van het publiek. Als we meer volk
willen, zullen we meer commerciële films circuit moeten brengen. De vraag is natuurlijk of
we dat willen. Maar ik blijf erbij dat Turnhout te klein is. Wie kan er in de dag komen? Dat
zijn op de eerste plaats mensen die verlof pakken, dat zijn de freaks die dat doen. Die komen
dertig films zien. Maar zo hebben we er in Turnhout maar een beperkt aantal. In grote
festivals zijn dat er honderden. Ten tweede zijn er de gepensioneerden, de 55 of 60 plussers.
En daar heb je niet voldoende mensen die, één, voldoende niveau hebben om die films ‘aan
te kunnen’, en twee, dat ook willen. Ik bedoel, ik heb misschien wel het geld om te gaan
golfen, maar ik moet dat ook nog willen doen. Als golfen mij nu niet interesseert… Er zijn in
Turnhout wel voldoende ouderen die het niveau van de films van Open Doek aankunnen,
maar als één op tien mensen maar geïnteresseerd is in film, dan moet je daar rekening mee
houden. Dat kan je niet verhogen.
En hoe dan wel? Samenwerking zoals in Lier en Tilburg?
Dan moet je uitbreiden. Uiteraard ga je daar de zalen hier niet vol mee krijgen, maar je gaat
wel een groter publiek trekken in het algemeen. Het blijft dus een hele moeilijke oefening.
Mag ik ook nog een droom hebben? Ik ben altijd jaloers als ik in San Sebastian, gewoon op
- 318 -
een weekdag - om negen uur ’s morgens is ginds de eerste vertoning - een file zie van een
straat lang omdat de deuren op een weekdag pas om kwart voor negen open gaan. En dan
staat er een file van een paar honderd meter. En inderdaad, dat zijn veelal oudere mensen,
die tijd hebben…
Laten we hopen dat de rijen volgend jaar even lang worden.
Ik hoop dat.
Hartelijk dank voor het interview.
- 319 -
INTERVIEW MET WIM DE WITTE
Wat is een filmfestival?
De FIAP hanteert een definitie waarin ik me wel kan vinden. Zij hebben het over een
afgelijnde periode waarbinnen, op een evenementiële manier, een reeks films getoond
worden op een bepaalde plaats. Dat is eigenlijk heel kort wat een filmfestival is en dat lijkt
mij ook de beste omschrijving. Natuurlijk heb je dan ook een definitie van dat evenementiële
nodig. Bij ons is dat dan vanuit de insteek van filmmuziek, we voegen er concerten en gasten
aan toe.
Beperkt het zich tot dat evenement?
Het hangt natuurlijk af hoe die evenementiële omkadering uitgewerkt wordt. Bij sommige
festivals gaan ze niet verder dan het uitnodigen van een aantal gasten en hier en daar nog
een seminarie. Er kan echter ook een werking zijn naar professionelen toe, vergelijkbaar met
wat Cannes en Berlijn in het groot doen. Wij proberen in eerste instantie een filmfestival te
zijn voor het publiek met weliswaar een belangrijke rol voor het binnenlandse filmberoep en
met uiteraard die focus op filmmuziek.
Zijn er verschillende soorten festivals?
Er kan inderdaad een onderscheid gemaakt worden. Je kan festivals onderverdelen in genres
(BIFF, kortfilmfestivals, Docville, …) of je kan een algemeen festival organiseren zoals wij dat
doen. Hier in onze Vlaamse regio denk ik dat je enkel kan spreken van publieksfestivals, in
tegenstelling tot Cannes dat zich voornamelijk tot professionele sector richt. Niet
tegenstaande een aantal van hun nevensecties ook duidelijk naar het publiek gericht zijn en
ook voor hen openstaan.
U zegt dat er in Vlaanderen enkel publieksfestivals zijn. Is Gent ook een
publieksfestival?
- 320 -
Het grootste deel van onze bezoekers bestaat inderdaad uit betalend niet-professioneel
publiek. We proberen uiteraard om dat professionele publiek ook te bereiken door ze om te
beginnen allemaal al een accreditatie te geven. We proberen een beetje een
ontmoetingsplaats te creëren maar het merendeel van de extra’s die je wil organiseren,
hebben natuurlijk budgettaire consequenties. Je moet je dan gaan afvragen wat de
prioriteiten van je festival zijn. We proberen echter wel om de Belgische professionals zoveel
mogelijk te betrekken.
Is dat belangrijk in Vlaanderen?
Het is uiteraard ook een afspraak die we gemaakt hebben met de Vlaamse gemeenschap. Er
wordt duidelijk van ons verwacht om die rol op te nemen. Vroeger stond dat heel letterlijk in
de overeenkomst die we met hen hadden en ook in een aantal adviezen van de verschillende
commissies is dat een aantal keren naar boven gekomen. We worden geacht om als grootste
Vlaamse algemeen festival een belangrijke rol te spelen en die ook op te nemen.
Belgisch of Vlaams?
Dat is het contradictorische. Ondanks dat het kunstendecreet Vlaamse materie is, stond er
heel expliciet en letterlijk in dat we een verantwoordelijkheid moeten opnemen ten aanzien
van de Belgische filmprofessional, en niet enkel de Vlaamse. Maar uiteraard kan een Waalse
cineast evengoed een accreditatie aanvragen.
Gebeurt dat ook?
Natuurlijk. Zeker ook in onze politiek naar Belgische films, hebben we een soort van
basisnota waarin staat welke return we geven en wat we verwachten van een distributeur op
het moment dat een Belgische film ingeschreven wordt. Dat geldt uiteraard voor zowel
Nederlandstalige als Franstalige producties.
Is het geografische gebied ‘Vlaanderen’ te klein om een al dan niet internationale
betekenis te hebben voor de sector?
Er is een duidelijke professionele sector, zelfs industrie, aanwezig in Vlaanderen en België.
Uiteraard is dat niet vergelijkbaar met een industrie zoals in Frankrijk of Italië bijvoorbeeld.
- 321 -
Maar hoe klein ook, het is uiteraard belangrijk om daar iets voor te doen. We proberen er een
goede relatie mee op te bouwen omdat we ook wel weten dat we ooit in een andere relatie
komen ten opzichte van die mensen, wanneer je de volgende keer met die bepaalde
filmmaker of producent aan tafel wil gaan zitten om over de programmatie van zijn of haar
volgende film te praten.
Het is eigenlijk ook een soort van relatiebinding? Is dat de economische kant van een
filmfestival?
Uiteraard. Zo bieden we als filmfestival aan lokale filmmakers de mogelijkheid om eventueel
buitenlandse filmmakers te ontmoeten. Het is natuurlijk altijd moeilijk om ontmoetingen te
organiseren maar dat is alleszins een betrachting.
Is dat een functie die filmfestivals moeten opnemen?
Dat is een functie die een festival kán opnemen. Je kunt ook kiezen om je enkel naar een
publiek te richten en het professionele publiek niet aan te spreken. Maar wat ons betreft, is
dat dus wel degelijk een van de taken die ooit letterlijk in de communicatie met de Vlaamse
Gemeenschap heeft gestaan. En ook nu blijven we dat hoe dan ook belangrijk vinden.
Welke functies vervult een filmfestival?
Dit is een van de punten die de laatste jaren sterk veranderd is. Bij het ontstaan was er een
duidelijke nood aan een vertoningsinitiatief voor films die anders uit de boot vielen. Dat was
en is een van de belangrijkste functies van filmfestivals, ook bij ons. We brengen elk jaar een
120 tal langspeelfilms en ongeveer 50 kortfilms die meestal nog geen Belgische distributeur
hebben. Het is dan duidelijk een van de functies om die films een platform te geven om die
films en vooral ook de filmmakers in de belangstelling te brengen door hen één tot drie
screenings te bieden. Op die manier geef je hen ook de mogelijkheid om naambekendheid te
genereren. Ik ben ervan overtuigd dat dit ook in de toekomst een van de sterkhouders zal
zijn en dat deze functie altijd op een of andere manier zal blijven bestaan. Filmmakers zullen
op zoek blijven gaan naar plaatsen waar er awareness rond hun film en hun figuur gecreëerd
kan worden. Dat kan op verschillende manieren. Anderzijds is natuurlijk ook gewoon erg
belangrijk om uitgenodigd te worden op festivals zodat je daar je film kan voorstellen. Er
- 322 -
kan dan interactie ontstaan. Dat is de functie waaruit filmfestivals ontstaan zijn en die ook
altijd zal blijven.
‘The Market’, de prijswinnaar van vorig jaar, had nog geen distributeur. Hoe is de verdere
carrière van die film verlopen? Is het winnen in Gent een doorslaggevende factor?
Die film is uiteindelijk aangekocht en zal nu in juni uitgebracht worden in België, en
waarschijnlijk later ook met een partner in Nederland. De distributiepremie van 25.000€
heeft uiteraard hierbij geholpen. Het heeft een tijdje geduurd, maar de film wordt nu dus
uitgebracht. Een prijs zoals de onze heeft enkel impact op de release in België. Dat heeft
uiteraard te maken met de coverage die een winnaar krijgt. De Gouden Palm krijgt
bijvoorbeeld enorm veel internationale aandacht, iets wat een prijswinnaar hier niet zal
krijgen. We moeten daar uiteraard realistisch in zijn. Hier zijn maar een beperkt aantal
journalisten aanwezig, waar het in Cannes zo is dat alle journalisten die zichzelf serieus
nemen, daar aanwezig zijn. Veel heeft ook te maken met de uiteindelijke datum van
uitbreng. The Market komt nu pas uit, waardoor het overgrote merendeel van het publiek
absoluut niets meer weet over die film. De campagne moet dus helemaal opnieuw gevoerd
worden. Wat je natuurlijk wel hebt, is dat je ergens een referentie hebt als een film ergens,
hier bijvoorbeeld, een prijs gewonnen heeft. De voorwaarde voor het uitbetalen van onze
prijs, is dat de film in minstens 5 zalen gedraaid heeft.
Daarnet zei je dat er veel zal veranderen. Wat bedoel je daarmee?
De functie van festivals wordt in vraag gesteld. Maar hoe dan ook ben ik ervan overtuigd dat
de functie van het creëren van awareness rond een bepaalde film en rond bepaalde
filmmakers ook in de toekomst nog belangrijk zal blijven. Ook de ontmoetingsplaats van
publiek met filmmakers en filmprofessionals onderling zal blijven. Ik geloof er nogal in dat
dit sterke elementen zijn die festivals ook in de toekomst moeten blijven vervullen. Ze
moeten dat ook doen. Dat proberen we nu ook al, maar die ontmoetingsplaats betekent
natuurlijk dat je dat omkadert, hen de kans geeft om naar het festival te komen (we geven
professionals een accreditatie) en organiseert in informele momenten van recepties, … waar
een prijskaartje aan hangt. De vraag is dan of je op den duur geen cateringbedrijf aan het
worden bent, iets waar een middenweg in gevonden moet worden: op welke manier kan je
- 323 -
lokale filmprofessionals ondersteunen? Seminaries, masterclasses, … organiseren zal nog
belangrijker worden. Zeker in ons eigen thema, filmmuziek, zijn we er absoluut in geslaagd
om een ontmoetingsplek te worden, vooral ook voor de filmmuziekprofessionals.
Verschillende mensen die toch erg belangrijk zijn in de filmmuziekwereld, nemen
tegenwoordig zelf al contact op met de vraag of ze mogen komen. Het wordt alsmaar
moeilijker om als kleiner festival in een kleine regio bijna geen kans meer maken op
belangrijke internationale premières, tenzij lokaal. Om dat een beetje te counteren wilden we
iets unieks vinden: de filmmuziek. Naast het Filmfestival van Vlaanderen is er ook nog het
Festival van Vlaanderen. Hiermee hebben we al samengewerkt en van daaruit kwam die
focus die we nu leggen op filmmuziek en die ons internationale erkenning bezorgt. Na een
eerste filmmuziekconcert zijn er een aantal deuren open gegaan omdat we hier de
mogelijkheid hebben om samen te werken met een symfonisch orkest met internationale
faam.
Als je dat samenvat, kan je dat dan een economische functie noemen?
Is dat een economische functie? Ik zou dat zo niet omschrijven omdat het uiteindelijk weinig
met commercialiteit te maken heeft. De economische functie van ons festival is dat we er als
festival bewust voor gekozen hebben om 2/3 van ons budget uit privé-middelen te halen. We
zijn dus vrij onafhankelijk van de overheid, iets wat volledig omgekeerd is in bijvoorbeeld
Namen. Voor ons is dat een voordeel, hoewel dat natuurlijk in deze tijden van crisis ons wel
een stuk kwetsbaarder maakt. Gelukkig hebben we met een aantal van onze grote sponsors
langdurige contracten, wat erg belangrijk is.
Zijn filmfestivals zogenaamde ‘nodal points in een international network’?
Absoluut. Filmfestivals zijn de plaatsen waar mensen elkaar ontmoeten en waar ze
samenkomen, het zijn de plaatsen waar nieuwe projecten ontstaan. In een aantal gevallen
komt dat omdat de festivals dat zelf stimuleren (co-productiemarkten zijn daar een goed
voorbeeld van). Zo kan je natuurlijk ontmoetingsplaatsen creëren. Wij zijn bijvoorbeeld één
van de veertien festivals die samen een competitie organiseren voor Europese kortfilms. Wij
zijn het eerste festival waar dat doorgaat. Wij stellen dus elk jaar een nieuw programma
voor. Tot vorig jaar stelden we ook nog een programma voor met alle winnaars van
- 324 -
afgelopen jaar. We nodigen van die 14 winnaars ook alle filmmakers uit waardoor ze elkaar
kunnen ontmoeten en elkaars werk kunnen zien alvorens ze in december naar de uitreiking
van de European Film Award waar de uiteindelijke winnaar van beste Europese Kortfilm
gekozen wordt. Die winnaar nodigen we uit bij ons in de jury. Zo is bijvoorbeeld ooit een
Kroatische filmmaker in de jury beland in het jaar dat Jeanne Morreau juryvoorzitster was.
Hij was bezig aan zijn eerste langspeelfilm. Nadat ze er met elkaar over hadden gepraat, is
zij uiteindelijk co-producente geworden. Dat soort ontmoetingen faciliteren is natuurlijk erg
mooi en nuttig. We hebben zijn film dan ook voorgesteld hier op het festival. Dat soort van
dingen willlen we absoluut actief blijven doen. Er zijn zo nog een aantal voorbeelden (30: 40 -
Morgan Freeman – Sum of All Fears – producent Mace Neufeld – elkaar ontmoet in Gent –
samenewerking daaruit – …). Festivals zijn dus duidelijk ergens kruispunten, iets waar je
anders binnen je territorium blijft daar waar cinema per definitie iets is wat in groep en
internationaal geconsumeerd wordt en de plek bij uitstek is waar je die
mensen/filmmakers/… kan ontmoeten.
Filmfestivals creëren visibiliteit en vertoningsmogelijkheden voor kleine(re), alternatieve,
arthouse of lokale producties. Klopt dit?
Ik zou het niet willen beperken tot kleine films. Het is natuurlijk zo dat vooral de kleine films
hier baat bij hebben. Het grootste deel van wat hier op het festival draait, kan die aandacht
goed gebruiken. Maar je kan je bijvoorbeeld ook richten op het vertonen van avant
premières. Het Filmfestival van Brussel vroeger is hiervan een voorbeeld.
Is dat relevant voor Vlaamse festivals? Die kruispuntfunctie?
Uiteraard. Of dat we daarin slagen is een andere vraag. In een aantal gevallen wel, maar dat
is natuurlijk niet altijd even evident. Als festival kan je daar ook niet altijd de vruchten van
plukken. We moeten proberen dat dit altijd kan blijven bestaan. Er zijn echter een heleboel
voorwaarden waaraan moet worden voldaan voor dit mogelijk is. Je hebt geld nodig,
filmmakers moeten de tijd hebben om naar hier te komen, je moet toegang blijven krijgen tot
het product, de films, want dat is veel veranderd. Meer en meer zullen films day on date
uitkomen wat wil zeggen dat ze wereldwijd op dezelfde dag worden gereleased. Als je dan
met je festival niet juist in die periode valt, wordt het natuurlijk moeilijk. De films die dan
- 325 -
niet binnen je festival vallen, net ervoor of erna, ben je dan kwijt. Dat is een evolutie die je,
als je ambieert om premières te hebben van commerciële of de betere arthousefilms, moet je
die in de gaten houden. Je zou ook een festival kunnen hebben met niet-gedistribueerde
films, iets wat een duidelijke functie kan zijn. Maar dan wordt het natuurlijk wel moeilijker
om privé partners te vinden. Want hoe je het ook draait of keert, de manier hoe wij
gefinancierd worden, heeft consequenties op de manier waarop we ons festival organiseren.
Het gezicht wordt daar mede door bepaald. In de ogen van velen zijn wij een heel
commercieel festival wat volgens mij zeer onterecht is. Het is natuurlik wel waar dat
commercie hier aan bod komt maar dat is nu eenmaal dat heel dubbele van cinema, dat
kunst en commercie op een of andere manier samenkomen. Het is natuurlijk wel waar dat
het rode loper gebeuren van hier in Kinepolis, meer media aandacht krijgt. Alles hangt
echter aan elkaar vast. Om partners te vinden, moeten we in de media komen waardoor we
gasten als Woody Hareldsson nodig hebben. Zo krijg je de perceptie dat je een heel
commercieel festival bent. We gaan niet onder stoelen of banken steken dat we commerciële
insteek hebben, maar als je ons programma zou analyseren, dan zou je merken dat er maar
een klein deel zogenaamde commerciële films tussen zitten. Ik denk dat je die meestal op één
hand kan tellen. Als je kijkt waar onze films vandaan komen, de gedistribueerde films dan,
komt 90% van onze films van de indipendents. We werken natuurlijk met de majors en
hebben daar goede relaties mee, maar het gebeurt zelden dat zij een film ter beschikking
(kunnen) stellen. Dat heeft natuurlijk met een heleboel zaken te maken, o.a. met die day on
date releases, iets wat ingegeven is uit angst voor piraterij als een film in het buitenland te
zien is eerder dan in de VS. Dat zorgt er dus voor dat films die nog niet uit zijn op de
Amerikaanse markt, vaak gewoon niet beschikbaar zijn voor festivals wereldwijd.
Zijn filmfestivals een ondersteuning voor of een concurrent van arthouse?
Ik vind dat festivals een ondersteunende functie vervullen. Met ons programma zullen we
zeker meer concurrentie zijn voor de klassieke arthouse dan de grote multiplexen. Maar ik
denk het niet. Het is een discussie die we met een aantal mensen af en toe voeren omdat er
soms op het festival films lopen die hier in Gent twee, drie vertoningen krijgen en dan bij de
uiteindelijke release een paar maanden later het soms heel slecht doen waarbij er dan al eens
gezegd wordt dat we de vertoning moeten beperken tot één voorstelling i.p.v. drie of zo. De
- 326 -
crisis in de sector ligt voor een stuk aan de sector zelf. Naar mijn aanvoelen doen ze veel te
weinig inspanningen om hun publiek te bereiken. Echt veel te weinig. Je ziet die nauwelijks
nog communiceren over wat er loopt bij hen. Ze lopen enkel mee op de communicatie van
een bepaalde distributeur over een film. Een tweede reden is dat er veel te veel films worden
uitgebracht en vaak om de verkeerde reden worden uitgebracht. De Europese Gemeenschap
geeft distributiesubsidies aan Europese films. Op zich heeft dat natuurlijk zijn goede kanten,
hoewel er ook een aantal negatieve kanten aan verbonden zijn. Zo worden sommige van die
films uitgebracht om het quotum te halen van x-aantal Europese films. Dat is uiteraard de
foute reden om een film uit te brengen met als gevolg dat het leven van een film heel vaak,
zeker bij de arthouses als mini-megaplexen met 5 zalen en met een divers programma, erg
kort is. Vroeger kon een film lang overleven maar dat gaat nu niet meer. Nu komen er elke
week op zijn minst vijf of zelfs dertien nieuwe films uit. Je vraagt je dan af hoe je daar op een
goede manier rond kunt communiceren omdat ook de kranten onmogelijk over al deze films
kunnen berichten. Ze maken dus een keuze van twee, drie films met als gevolg dat er vaak
geen awareness is rond een film en dat mensen dus niet weten dat een film in de zalen is. Dit
werkt volgens mij piraterij ook in de hand omdat mensen wel weten dat een bepaalde film er
is maar niet weten dat die bepaalde film in de zalen is, er dan naar op zoek gaan en dan een
downloadbare versie op internet tegenkomen. De verleiding is dan natuurlijk heel groot.
Wat we zelf ook vaststellen is dat een aantal films die hier gedraaid hebben, in de zalen
komen en daar dan maar één week spelen. Mensen spreken ons daar dan ook op aan in de
zin dat ze ons daarnaar vragen maar niet weten waar ze die kunnen vinden. Elke week
komen er zoveel films uit dat het leven van een film enorm kort geworden is. Mensen gaan
dan naar een cinema waar ze merken dat die film niet speelt. Ze gaan dan naar een andere
film kijken, in een aantal gevallen is dat dan een mindere film omdat die om de verkeerde
reden is uitgebracht (quota), ze komen teleurgesteld buiten en zullen dan de volgende keer
misschien wachten tot de film op tv komt.
De crisis in arthouse is dus niet per definitie een illustratie van de filmfestivalisering?
Filmfestivals bewijzen dat er nog steeds interesse is in film. Als je dat op de juiste manier
kunt over communiceren en daar een evenementwaarde aan kunt geven, komen mensen nog
buiten voor een film. Ik ben er daarnaast ook rotsvast van overtuigd dat mensen altijd wel op
- 327 -
een of andere manier zin zullen hebben om in groep iets samen te doen, te beleven. Dat is
iets anders dan achter je tv, hoe gemakkelijk dat ook is, in je eentje iets te doen. Mensen
zullen altijd het verlangen hebben om een film in groep te bekijken omdat de cinemabeleving
iets anders is dan het in je eentje thuis bekijken. 35mm projectie en televisiebeelden worden
op een andere manier verwerkt in onze hersenen. Het is gewoon ook anders hé. Bij tv zijn
het beelden die flikkeren, samengesteld zijn uit pulserende lichtpuntjes terwijl het bij 35mm
projectie gaat om verschuivende beelden. Dat wil dus zeggen dat de cinema-ervaring een
andere ervaring is. Niet alleen gewoon omdat het op een andere locatie is, maar ook hoe je
het verwerkt.
Zijn festivals stilaan een anachronisme aan het worden?
Ik zou niet weten waarom. Mensen komen nog altijd samen, gaan ook nog altijd naar
muziekconcerten, naar theater, naar opera. Wat men er ook van zegt, er is geen enkele reden
om aan te nemen om aan te nemen dat dit zo zou zijn. Als je nu kijkt naar de cinema, klaagt
iedereen. Dat is uiteraard ook een beetje een middenstandershouding. Het is nooit goed. Als
het mooi weer is, zal en ooit genoeg volk in de cinema zitten. Je ziet genoeg dat er nog volk
naar de cinema komt. Ik denk dat de interesse voor film nog altijd aanwezig is en ook nog
nooit zo groot geweest is. Kijk ook maar op internet. Er leeft van alles rond en over film.
Alleen: de verplaatsing naar een bioscoop om film te gaan kijken en de consumptie van
audiovisueel materiaal in het algemeen, is nog nooit zo groot geweest. Het is alleen wel zo
dat dit niet meer exclusief in de bioscoop gebeurt.
‘De filmbeleving in zijn huidige vorm (de collectieve ervaring van projectie op een wit doek
in een donkere zaal) zal alleen nog beschikbaar zijn op festivals of in filmmusea
(kunstcentra en filmbegraafplaats in één)’. Wat denkt u daarvan?
Nee, niet akkoord. Ik denk dat het altijd zal blijven bestaan. Wat er wel misschien zal
verdwijnen, zijn die typische arthouses. Maar megaplexen als Decascoop zullen altijd blijven
bestaan.
De rol van filmfestivals is dus nog niet uitgespeeld?
- 328 -
Het zou natuurlijk raar zijn moest ik zeggen dat dit niet zo zou zijn. Wat er op termijn
natuurlijk wel zal gebeuren, is dat er een interventie van de overheid zal komen om die
arthouses te ondersteunen, zoals nu opera, theater, … ondersteund wordt. Vanuit die visie is
het verdedigbaar dat ook filmhuizen die zich echt richten op arthouse, ondersteund worden.
Daar komt de dunne lijn tussen kunst en commercie natuurlijk terug naar boven. De
overheid zal zich dan natuurlijk de vraag stellen ’maar het zijn commercanten, waarom moeten
wij die subsidiëren’ maar ik ben er van overtuigd dat als die overheidssteun er niet komt, de
arthouses op termijn zullen verdwijnen en dat die commerciële cinema qua aanbod enorm
zal verschralen. Meer van hetzelfde. Ze zullen dan misschien nog een complex bijzetten,
hoewel dat dan nog eens 10 zalen hetzelfde is. Absoluut een verschraling dus. Dat maakt de
rol van festivals dus nog pertinenter omdat ze dan zeker nog de enige plaats zijn waar
arthouse films een plaats kunnen krijgen. Naast uiteraard video, tv en VOD. Maar zover is
het nog niet. Het zal niet gemakkelijk zijn als cinema-uitbater, zeker niet, maar ik denk dat er
een aantal mensen zich er wel ene beetje te gemakkelijk van af maken. Je moet als
bioscoopuitbater meer het heft in handen nemen om te durven films een kans te geven, om
misschien ook meer voeling te hebben met hun publiek?
Zoals bioscopen?
Zoals bioscopen ja. Wat gebeurt er nu? Dat is dat bioscoopuitbaters naar een distributeur
gaan en gaat luisteren welke films er gaan uitkomen. Vervolgens selecteert hij een aantal
films. Je zou echter ook omgekeerd kunnen denken. Je zou kunnen denken: waar is de
cinema gevestigd, welk potentieel publiek is hier gevestigd en zou er een manier bestaan om
die te betrekken bij of in te spelen op dit publiek? Dat is een discussie die gevoerd wordt
naar aanleiding van gans dat digitaliseringsverhaal en alle nieuwe content die er beschikbaar
zou zijn. Dat heeft ook een aantal interessante voorbeelden opgeleverd. Bijvoorbeeld van een
bioscoop in Engeland die gevestigd was in een regio waar veel Poolse migranten waren. Zij
hebben zich dan de vraag gesteld of ze dan geen films uit Polen moeten tonen. Hoe zit het
daarmee? Moeten we misschien proberen op een andere manier aan mijn content te geraken
en toch te proberen, niet elke week maar toch, te proberen door dergelijke initiatieven meer
in te spelen op het publiek dat rond je cinema woont en hen op die manier meer te
betrekken. Dat is een denkoefening die ik nog geen enkele exploitant heb horen maken.
- 329 -
Het gaat dan om exploitanten en niet over filmfestivals?
Voor filmfestivals geldt dit natuurlijk ook, hoewel ik denk dat wij ons aanbod op een andere
manier samenstellen. Wij gaan ook naar distributeurs, maar gaan ook op exploratie. Wij
nodigen uit. Ik ga je echter ook eerlijk toegeven dat het niet allemaal mijn lievelingsfilms zijn
omdat het anders een filmfestival voor mezelf zou zijn, wat niet onze doelstelling is (breed
festival). Ik probeer de abstractie te maken dat een film waar ik absoluut geen fluit aan vindt,
toch een potentieel publiek kan bereiken. Het valt natuurlijk niet altijd mee om dat publiek te
vinden.
Maar ga je dan in functie van je publiek programmeren of ga je voor je film een publiek
zoeken? En wat is het belangrijkste?
De beide gebeuren. Je moet daar een evenwicht in zoeken. Wij gaan, en ook dat heeft een
beetje met andere zaken te maken, een van de grote stokpaardjes van de vorige minister van
cultuur, was cultuurparticipatie. Voor dat dit een modewoord was, zijn wij in de
samenwerking gestapt met een Turkse vereniging in Gent die hadden gezien dat er in het
programma twee, drie Turkse films zaten. Zij waren dan geïnteresseerd om samen te
werken. Wij deden de programmatie, hoewel zij wel suggesties konden doen, waarna zij ook
mee de publicatie ondersteunden in het Turks en Nederlands. Zij verdeelden dit dan ook.
Op die manier konden we voor die bepaalde films een publiek zoeken en eigenlijk is het ook
een voorbeeld van het omgekeerde.
Kunnen we een festival een politieke functie geven? Problemen aankaarten, thema’s
onder de aandacht brengen, … Ik zeg maar iets?
Ik denk dat dit vandaag de dag minder pertinent is, hoewel het dat vandaag de dag
misschien nog een beetje heeft. Als er één festival is waar politieke statements gemaakt
worden door middel van de prijs die wordt uitgereikt, is het wel Berlijn. Veel hangt
natuurlijk ook af van welke films beschikbaar zijn. We zijn altijd op zoek naar films die iets
kunnen teweeg brengen, waar je iets evenementieels rond kunt bouwen. Dat hoeft natuurlijk
niet altijd een media-event te zijn. We hebben bijvoorbeeld al heel wat documentaires
gedraaid waar er nadien ook een debat aan gekoppeld is. Vorig jaar bijvoorbeeld nog met
- 330 -
‘Nacht For Augen’, hebben we daar nadien nog een debat over georganiseerd met een aantal
vertegenwoordigers, beleidsmensen en de scenariste zelf. We proberen dat dus wel te doen,
maar veel hangt daar af van de films zelf en de thema’s die daarin worden aangeboden. Je
hebt daar niet altijd in te kiezen. Je kunt niet een programma opbouwen rond een aantal
thema’s en daar dan nieuwe films bij gaan zoeken, of je moet heel erg veel geluk hebben. Een
retrospectieve is dan natuurlijk wel mogelijk. Dat is soms wel een beetje frustrerend omdat
dat soms wel interessant kan zijn. Soms kan dat natuurlijk wel, als er zich een aantal films
aanbieden rond een bepaald thema. We proberen dan in onze communicatie dat grotere
verhaal mee te geven. In de Focus Knack, op de website, … Dit omdat we geleerd hebben dat
dit wel een interessante manier aan mensen bekend te maken, vooral programma’s die
doelgroep gericht zijn. Bijvoorbeeld in ons onderdeel Xplore Zone: dat is een
programmaonderdeel met een 20-tal films voor jongeren waarbij we ook proberen te
vermelden dat als ze een bepaalde film goed vonden, ze misschien ook naar een andere film
moeten gaan kijken die dan niet in dat parcours zit omdat die thematisch of qua stijl overeen
komen. Ik denk dat dit cruciaal is hé, dat je probeert om je publiek te vinden en de films die
op het programma staan, naar dat publiek te brengen. Een thematisch opgebouwd
programma is dan natuurlijk erg handig omdat je dan je communicatie kan opbouwen rond
één van de films uit dat onderdeel.
We hebben nu een aantal functies overlopen. Zijn hier volgens u zwaartepunten in te
onderscheiden? Welke zijn de belangrijkste?
De ontmoetingsplaats is erg belangrijk. We hebben het ook nog niet gehad over de
educatieve waarde, een van mijn stokpaardjes die niet zo gemakkelijk is uit te werken.
En hoe zie je die educatieve waarde? Kom je dan in de buurt van agenda setting, thema’s
onder de aandacht brengen, …?
Al iets meer ja, hoewel ik grijs haar krijg van de trend om cinema te gebruiken om je les of
verhaal te stofferen. Ik bedoel: cinema mag ook wel eens gebruikt worden in het onderwijs
omwille van zichzelf: omwille van hoe men probeert om beelden over te brengen. Ik vind dat
dit in deze maatschappij super belangrijk is geworden. We leren jongeren nog altijd lezen en
schrijven, iets wat natuurlijk ontzettend belangrijk is, maar we leren mensen niet kijken. We
- 331 -
leren mensen veel te weinig hoe bijvoorbeeld een redactie van een journaal een keuze maakt
over welke items in het nieuws komen waardoor een heleboel mensen de indruk krijgen dat
wat niet in het nieuws komt, niet belangrijk is. Ze beseffen veel te weinig dat dingen soms
niet in het nieuws komen omdat er geen beeldmateriaal van is. Dat is een voorbeeld van
dingen die erg belangrijk zijn en met beeldcultuur te maken hebben. Wij als festival kunnen
daar een rol in spelen. Toegegeven, ook daar is dat prijskaartje aan verbonden. Je zou daar
eigenlijk iemand voor in dienst moeten nemen die daar tijd in kan steken. Puur logistiek
zitten we ook een beetje moeilijk in het begin van het schooljaar waardoor het moeilijk is om
leerkrachten te bereiken. We hebben al verscheidene keren geprobeerd om de juiste formule
te vinden hiervoor.
Maar hoe zie je die educatieve functie dan?
Dat gaat dan over schoolvoorstellingen organiseren. Waar je ook filmmakers in contact kan
brengen met dat jonge publiek. Dat is iets wat we al een aantal keren geprobeerd hebben.
Wat we wel al een paar keer geprobeerd hebben en wat volgens mij ook de juiste weg is. Wat
we wel proberen te doen, en dat is een beetje de weg die we dan zijn ingeslagen wat de
educatieve weg van het festival betreft, is dat we al de filmstudenten een accreditatie geven.
Zij kunnen gratis naar de persvisies gaan en kunnen daar ook seminaries mee bijwonen. En
daarnaast schoolvoorstellingen natuurlijk. Het educatieve project hangt ook sterk van de
leerkracht zelf af. Een project dat we zo opgestart hebben, is het schrijven van educatieve
dossiers die massaal opgevraagd werden. Jammer genoeg heeft dat niet geresulteerd in meer
filmvoorstellingen, zonder daarmee financiële voordelen na te streven. Wat je natuurlijk wel
krijgt is een publiek dat je festival kent. Dat is ook de manier hoe ik met het festival in
contact ben gekomen. Dat is ook de functie daarvan: creëren van een nieuw publiek, je
publiek veilig stellen, aan publiekswerking te doen. Niet enkel voor ons, maar ook voor de
arthouse. Mensen leren kijken, leren appreciëren. We kunnen daar als festival een stukje aan
bijdragen, maar anderzijds heb je natuurlijk wel een aantal partners nodig daarin. Daar zijn
we vaak op vastgelopen. Leerkrachten vonden dat idee vaak wel goed, maar er was te
weinig tijd, het paste niet in de eindtermen, ze moesten een bus inleggen, … Uiteindelijk
kwam het erop neer dat we binnen de scholen merkten dat er een goed georganiseerd
filmforum ontstond. Vaak had dat echter vooral te maken met een cinefiele leerkracht.
- 332 -
Vandaar dat we ons niet meer op middelbare scholen richten, maar wel naar het
leerkrachtonderwijs zelf. Die moeten warm gemaakt worden om iets met film te doen. Dat is
een van de mooiste educatieve projecten geweest die we al ooit gedaan hebben. (project:
tijdens festivals kijken studenten een film, bespreken/analyseren die en bekijken hoe ze die
kunnen gebruiken in de klas. Dan: op eigen stage: project met film doen: ganse week rond
film werken). Dat is gestopt omdat het niet een van onze kerntaken is. Het kost geld
(docenten, begeleiding, zaal- en filmhuur, …). Dat eerste initiatief werd betaald door de
school zelf, Jekino en ons. De school evalueerde het erg positief maar voor hen was het maar
een eenmalig initiatief. Ook hier loop je dus weer vast op geld.
‘Films die vooral gekeken worden door één persoon achter een computerscherm – is dat nog
de cinema zoals ze honderd jaar geleden ontstond?’ Is het individuele kijken een trend? En
zo ja, hoe moeten festivals daarmee omgaan?
Het is alleszins iets waar je als festival oog voor moet hebben om te zien hoe het evolueert.
Ook wij denken, vanuit onze partnership met Belgacom, na over hoe we dit verhaal in het
festivalverhaal kunnen betrekken. We spreken dan over VOD.
En gebeurt dat nu al?
Dat gebeurt nu voor een stukje maar nog veel te weinig in die zin dat Belgacom een library
heeft met een heel aantal films. Sinds vorig jaar staat daar ook een mapje ‘Filmfestival’.
Daarin staan allemaal films die op een bepaalde manier een link hebben met het festival.
Omdat ze hier gespeeld hebben, omdat de componist of regisseur hier was, … Dat zijn dus
dingen die nu al bestaan maar uiteraard is daar de droom om op een bepaald moment, ooit,
naast het live festival een kleiner on demand festival te hebben. Dit omdat het zeker een
verhaal is waar we willen in meegaan. Eigenlijk heeft het ook voor een stukje te maken met
de vaststelling dat je het je als festival niet zomaar kan permitteren om bij filmmakers te gaan
aankloppen met de vraag zijn of haar film één, twee of maximum drie keer te vertonen en
daarna te doen of die film niet meer bestaat. Dat gebeurt heel vaak. Wij proberen dat een
beetje te counteren door bijvoorbeeld doorheen het jaar de films die hier gedraaid hebben,
ook tijdens het jaar aandacht te geven op het moment dat ze in de zalen komen of op DVD
verschijnen. Dat kan nu natuurlijk omdat we een vaste persmedewerker in dienst hebben.
- 333 -
We doen dus een soort van opvolging. Uiteraard zou dat VOD verhaal daar ook absoluut
een plaats kunnen vinden. Zo zijn we aan het bekijken of we samen met Belgacom films die
niet in de zalen geweest zijn maar wel op het festival gespeeld hebben of die hier niet op
DVD verschijnen, via VOD aan kunnen bieden. Dat is natuurlijk geen evident verhaal omdat
je o.a. met rechtenkwesties zit, ondertiteling, vertalingen, … Het is een moeilijke oefening
maar we zijn daar met Belgacom mee bezig.
Je moet dan wel een abonnement bij Belgacom hebben?
Ja, uiteraard. Die map is heel het jaar door beschikbaar, ook vandaag kunnen die films die in
de library zitten en die een verleden hebben op het festival, nog geconsulteerd worden. Voor
ons als festival is dat natuurlijk erg leuk om iets verder te laten leven omdat je uiteindelijk
gans het jaar werkt voor die ene festivalweek. Het is dan leuk om dat nog een beetje een
verder leven te laten leiden.
Is een jaarwerking daar geen goede oplossing voor?
Ja, dat zou kunnen. Een jaarwerking kan uiteraard ook bestaan uit een aantal evenementen
zoals we in het verleden al hebben gedaan en in de toekomst misschien nog zullen doen. Dat
zijn dan natuurlijk eenmalige activiteiten. Zo hebben we een aantal keren de organisatie van
de Jozef Plateau-prijzen op ons genomen. Ook concerten in binnenland en vooral ook in het
buitenland (Berlijn, …) hebben we al gedaan.
‘We voorspellen niet langer de dood van de cinema (film-kijken), maar zijn metamorfose.
Die is al begonnen. Filmfestivals pasten zich daaraan aan.’ Wat moeten we hieronder
verstaan en hoe krijgt dit vorm?
Als festivals willen blijven bestaan, zullen ze zich moeten aanpassen aan de realiteit en aan
wat er rondom de cinema allemaal gebeurd. Ze gaan dus inderdaad de evoluties die de
cinema doormaakt, op nauwe voet moeten volgen en daar ook mee aan de slag gaan. We
hebben in het verleden, toen de digitale cinema zowel op het vlak van productie als projectie
aan het opkomen was, lang een programma gehad met de naam Digiforum. Dat was een
plaats waar in samenwerking met BARCO de eerste digitale projecties doorgingen. Het ging
hier ook in gesprekken over wat mogelijk was met digitale cinema. Vandaag de dag is dat
- 334 -
allemaal een beetje minder pertinent geworden. Dat Digiforum bestaat niet meer, zij het dat
er nog altijd wel aandacht is. Bijvoorbeeld op de exploitantendag vorig jaar dat voor één stuk
het voorstellen van nieuw product was en in de namiddag twee programma’s omvatte. In
het eerste programma werden een aantal klassieke gedigitaliseerde films voorgesteld die
beschikbaar waren op het JPEG 2000 formaat. In het tweede luik, in elkaar gestoken door
BAMART, werd er gepraat over de toekomst van digitale cinema in de arthouse. Een
seminarie.
Die metamorfose, wat houdt dat dan concreet in?
Dat is koffiedik kijken. De belangrijkste metamorfose is de digitale cinema die nu stilaan zijn
plaats aan het vinden is. Zo heeft Kinepolis hier in Gent al zijn zalen, op 3 van de 12 na,
uitgerust met zowel een digitale als een 35mm projector. De digitale evolutie is er wel, maar
in de arthouse is er nog geen sprake van. Er is nog geen enkele arthouse waar een 2K
projector met server te vinden is. Er zal wel een keer een projectie zijn van op BlueRay of zo
iets, maar er is volgens mij geen enkel arthouse die daarover beschikt. Dat is de grootste
metamorfose waar iedereen ook al jaren over spreekt en waar al een aantal keren over
gezegd is ‘nu is het cruciale moment, het keerpunt’, iets wat echter nog altijd niet gebeurd is.
Wat is daar de reden voor denk je?
Ook daar moet je een budget hebben natuurlijk. Dat is de belangrijkste drempel. Zolang de
arthouses geen budget hebben voor digitale projectoren, gaan filmhuizen ook geen films
digitaal uitbrengen. Waar moeten ze die immers uitbrengen? Want wat is het leven van een
film? Die start in een grote zaal, gaat dan naar een kleinere zaal en verhuist dan eventueel
naar een dorpszaal of zo. Maar als je als distributeur je film dan enkel digitaal uitbrengt, kan
je enkel nog maar die eerste stap en misschien die tweede stap doorlopen. Wat gebeurt er
dus nu met films als ze digitaal uitgebracht worden? Ze moeten ook nog in 35mm
beschikbaar zijn. Een kostelijke zaak natuurlijk. Dat betekent dat verdelers op dit ogenblik
een dubbele kost moeten maken. Het een heeft met het ander te maken natuurlijk. Een aantal
exploitanten zeggen dat ze nog geen digitale projectie willen installeren omdat er ngo te
weinig product is, maar die distributeur zegt dat het nog geen zin heeft om digitaal uit te
brengen omdat er nog geen zalen zijn waar die getoond kunnen worden. Dat is een vicieuze
- 335 -
cirkel. Kinepolis neemt daar nu een beetje het initiatief in, maar de rest moet natuurlijk
volgen. Heel de omswitch heeft natuurlijk ook operationele problemen. De kennis die er nu
opgebouwd is door bijvoorbeeld de operateurs, die is bij digitale cinema plots niet meer
nodig. Je hebt dan plots helemaal andere mensen nodig, bijna IT-ers. Dat is ook een
probleem. De mensen die vandaag de arthouses exploiteren, kunnen een 35mm projector
van binnen en van buiten. Maar geef die mensen een computer en dat valt weg. Dat is een
cruciale factor in de omswitch en één van de redenen waarom dat allemaal nog niet is
doorgebroken. De belangrijkste reden is echter dat de arthouse het nu al moeilijk heeft, laat
staan dat er budgettaire ruimte is om te investeren in digitale projectie. In het buitenland zijn
er wel heel veel voorbeelden hiervan. Daar is echter vaak een andere cultuur, vaak gestuurd
vanuit de overheid, met subsidies. In Engeland bijvoorbeeld, een cinema die 550.000£ krijgt
en twee zalen heeft.
Om terug te keren naar filmfestivals. Is het vertonen van films genoeg?
Neen, zeker niet. Het moet in een evenementiële omkadering. Dat kan bestaan uit
presentatoren die de film aankondigen, filmmakers die aanwezig zijn, een feestje dat er rond
gebouwd wordt, specifieke communicatie, … Dat is de kracht van een festival ten opzichte
van een gewone bioscoop. Als er evenementieel iets gekoppeld wordt aan film, komen
mensen zeker nog naar buiten. Dat is ook een van de grote problemen van de arthouse.
Hoewel, in Koersel bijvoorbeeld, in de Roxy, wordt er elke maandag een event
georganiseerd. Dat zit daarom niet altijd helemaal vol, maar vaak zitten die met volle zalen!
In Koersel of all places! Natuurlijk is de concurrentie daar iets kleiner, maar toch. Ze
proberen het ook met moeilijkere films en dat lukt de ene keer al beter dan de andere keer.
Dat is echt een voorbeeld van een cinema die daar niet per sé veel geld wil aan verdienen
maar die wel zoiets heeft van ‘laten we nu eens iets doen met film, laat ons proberen iets te
creëren’. Ik ben er echt van overtuigd dat het zo kan werken. Natuurlijk, als elke cinema zijn
eigen festivalletje gaat organiseren, zal het concept en de eventwaarde sterk devalueren.
Wat zijn de grote veranderingen die bepalend zullen zijn voor filmfestivals in de
toekomst?
- 336 -
Zeker de concurrentie van andere vrije tijd bestedingen. Dat is zeker iets waar we mee te
maken zullen hebben. Een ander belangrijk ding is de marketingstrategie van releases waar
een festival moet kunnen inpassen. Dat is veel veranderd. Daar waar je vroeger bij een
distributeur kon aankloppen voor een film die ze pas het jaar nadien uitbrachten, zullen ze
nu meer geneigd zijn om je films te geven die direct na of zelfs tijdens het festival in roulatie
gaan. Ze willen vooral en bijna enkel nog daar rond samenwerken omdat ze het vaak te
vroeg vinden om een film te geven die pas veel later in roulatie gaat. Je moet als festival in
het time-slot vallen dat de marketingmachine van die bepaalde film heeft uitgezet, wat
natuurlijk veel te maken heeft met die day on date releases waar nu veel meer mee wordt
gewerkt. Films die in Amerika nog niet uit zijn, zijn daardoor vaak automatisch geblokkeerd
voor festivals. Dat is een evolutie van de laatste jaren die toch wel zeer sterk geworden is.
Nog een andere evolutie die zeer begrijpelijk is maar toch veel consequenties heeft, is dat het
vaak erg kostenintensief wordt om je programmatie rond te krijgen. Er zijn quasi geen films
meer die je kunt programmeren zonder dat je er een screening fee voor moet betalen.
Gaat het hier om veranderende distributievormen?
Ja. Dat heeft natuurlijk te maken met het feit dat veel meer films gekocht worden. Er zijn veel
meer sales companies dan vroeger, waardoor er veel meer films gekocht worden die zij weer
proberen verder te verkopen. De markt is natuurlijk niet groter geworden en nu dus zeer
verzadigd waardoor veel films niet verkocht en dus vertoond geraken. Festivals, waarvan er
nu honderden of zelfs duizenden zijn, vormen dan een nieuw soort van distributie voor
zulke films. Sales agents proberen dan op die manier om een film toch iets te laten
opbrengen. De ganse digitale evolutie is uiteraard zeer belangrijk, en dan vooral hoe zich dat
verder zal ontwikkelen. Dit omdat je uiteraard afhankelijk bent van de faciliteiten die je
worden aangeboden. Wij moeten nu x-aantal zalen zelf uitrusten met videoprojectie omdat
we in Studio Scoop en Sfinx enkel 35mm projectie kunnen doen, daar waar we in Kinepolis
quasi alle formaten kunnen spelen. We moeten daar rekening mee houden, maar het is iets
waar je zelf weinig impact op hebt, maar die is er wel. Het digitale verhaal houdt verder ook
in dat festivals concurrentie krijgen van VOD, DVD en dat soort van dingen.
- 337 -
Moet een festival daar dan een rol in spelen? Moet een festival dan ook DVD’s gaan
uitgeven en distributie gaan doen?
Ik vind dat een beetje gevaarlijk omdat je jezelf dan op een terrein begeeft waarbij je plots als
concurrent tegenover je leveranciers komt te staan. Dat vind ik in zekere zin wel interessant
maar in zekere zin ook gevaarlijk. We hebben dat al vaak overwogen, maar dat is minder
evident.
Je wordt dan natuurlijk in de zaal zelf een concurrent, net als voor het publiek. Je wilt dan
ook publiek trekken.
Inderdaad. Dat is het hé. Als je films wil uitbrengen, wil je ook je plaats vinden in deze
verzadigde markt, wat mij niet zo zinnig lijkt. Wel release op DVD, en VOD lijkt me ook een
interessant alternatief, maar theatrical zelf lijkt me op dit moment niet zo verstandig.
Wat zijn de belangrijkste bedreigingen waarmee filmfestivals worden geconfronteerd?
Uitdagingen zijn op hetzelfde moment ook bedreigingen. VOD bijvoorbeeld, als je probeert
om daar een poot in te krijgen, besta je misschien voor je het weet niet meer. VODfestivals
lijken me heel onwaarschijnlijk, maar je weet maar nooit. Wat nog? Die day on date releases
zeker ook. Als dat voor de meeste films zal gebeuren, zal er nog weinig overblijven om te
programmeren. Je wordt dan enkel nog een vehikel voor de films die dan toevallig
uitkomen.
We komen dan terug bij de vraag of festivals geen anachronismen zijn, aan het worden
zijn of gaan worden.
Ik begrijp dat niet. Ik zou absoluut niet weten waarom dat zou zijn. Alle uitdagingen en
‘bedreigingen’ zoals ik al gezegd heb, zijn langs de andere kant heel erg interessant en
kunnen dienen om je festival een langer leven te geven. Om bijvoorbeeld ook te werken aan
het label ‘filmfestival, het merk filmfestival ook onder het jaar te hanteren. Want wat moeten
wij nu doen? Wij moeten nu in september onze communicatie opstarten voor een wéék
filmfestival in oktober en dan ligt dat weer een gans jaar stil. Wat dan interessant zou zijn, is
dat je met het label ‘filmfestival’ het hele jaar iets zou doen Die VOD is dat voor een stukje
nu al, we proberen dat ook te doen met onze mailing rond films die uitkomen en ander
- 338 -
festival- of filmnieuws, maar op dit ogenblik is dat nog allemaal miniem, niet uitgesproken.
Maar ik denk dat er nog veel water door de zee zal stromen vooraleer festivals ophouden te
bestaan. Nogmaals, er gaan altijd filmmakers zijn die publiek moeten zoeken. En oké, je kan
natuurlijk je publiek via het belangrijkste medium van de laatste jaren zoeken, internet met
name, maar dan nog gaan we op lokale markten zelf een aantal spelers nodig hebben die ook
hun (de filmmakers’) naam kunnen maken. Als je ook nu weer kijkt wat er in Cannes te zien
was. Het grootste deel van die films zou ik als distributeur niet durven aan te kopen om in
de cinema te brengen.
Echt?
Ja, want het zijn bijna allemaal nichefilms geworden waarmee je waarschijnlijk maar een
klein publiek kan bereiken maar waar in deze tijden van verzadiging eigenlijk geen plaats
meer voor is om ze op een goede manier te positioneren, er tijd voor te maken.
Maar is dat dan niet juist een functie van een festival om dat dan juist wel te doen?
Ja, maar een festival is maar een beperkte periode per jaar. Dus ja. Je kan proberen om
awareness rond een film te creëren en dat is ook wat er gebeurd. Als er nog auteurscinema
is, is dat waarschijnlijk voor een groot stuk te danken aan het feit dat er festivals zijn die hen
maken. Daar geloof ik wel in, daarom dat ik niet zo pessimistisch ben. Dat gaat altijd op
zekere manier blijven bestaan. En ook wij als klein festival zullen niet zo’n grote impact
hebben, maar we kunnen wel een impact hebben, hoe klein ook. Zodat hier op de Vlaamse
markt en misschien ook de Belgische of de Beneluxmarkt, een miniem klein rolletje te spelen.
Zeker in de nichemarkt van de filmmuziek spelen we zeker een rol.
Hoe ziet een filmfestival er over tien jaar uit?
Dat gaat niet veel anders zijn. Ik denk dat er niet zoveel zal veranderen. Het gaat basically op
het zelfde neerkomen: in eventuele aanwezigheid van filmmaker of acteur een film aan
publiek tonen, de confrontatie tussen hen is belangrijk. De filmmaker kan daaruit lessen
putten voor zijn volgende film en kan bij verschillende soorten publiek over de hele wereld
kijken al dan niet werkt. Het zal misschien andere tentakels krijgen. Er zullen misschien
andere dingen bijkomen. Maar basically geloof ik er sterk in dat het niet zoveel zal
- 339 -
verschillen van vandaag. De projectie zal misschien anders zijn omdat er in de toekomst
misschien enkel nog 3D films gemaakt worden, ik weet het niet. Maar ik ben er van
overtuigd dat het in sé altijd op hetzelfde zal neerkomen. Mensen komen samen om film te
kijken en festivals kunnen daar een interactie, een context doen ontstaan die anders niet
mogelijk is.
Hartelijk dank voor dit interview.
- 340 -
BIBLIOGRAFIE
Ann Overbergh (BAM). Interview afgenomen in Brussel op 19 juni 2009.
Christian De Schutter (VAF). Interview afgenomen in Brussel op 9 juni 2009.
Dana Linssen (De Filmkrant). Interview afgenomen in Amsterdam op 12 en 13 juni 2009.
Erik Martens (Cinematek). Interview afgenomen in Antwerpen op 15 juni 2009.
Freddy Sartor (Filmmagie, Raad van Bestuur Open Doek). Interview afgenomen in Brussel
op 19 juni 2009.
Grace Winter (Filmmuseum, Raad van Bestuur Open Doek). Interview afgenomen in Brussel
op 26 juni 2009.
Jos Geysels (voorzitter Open Doek). Interview afgenomen in Turnhout op 3 juli 2009.
Marc Boonen (directeur Open Doek). Interview afgenomen in Turnhout op 11 juni 2009.
Marijke De Valck (Universiteit van Amsterdam). Interview afgenomen in Amsterdam op 12
juni 2009.
Mieke Leys (Katholieke Hogeschool Kempen, Raad van Bestuur Open Doek). Interview
afgenomen in Turnhout op 1 juli 2009.
Nico Baert (Brunbro Entertainment Group NV). Interview afgenomen in Brussel op 22 juni
2009.
Piet Sonck (Belgacom, Gypsy Productions). Interview afgenomen in Brussel op 16 juni 2009.
- 341 -
Raf Butstraen (journalist). Interview afgenomen in Gent op 19 juni 2009.
René Wolf (Filmmuseum Nederland). Interview afgenomen in Amsterdam op 12 juni 2009.
Roger Delahaut (gedelegeerd bestuurder Open Doek). Interview afgenomen in Turnhout op
30 juni 2009.
Wim De Witte (Internationaal Filmfestival van Vlaanderen-Gent). Interview afgenomen in
Gent op 10 juni 2009.