DID TDS nr9 nov07 SPEC...instructie en cognitieve doelen, leiden over het algemeen tot betere...

16
SPECIAL Kansen bieden Investeren in voor- en vroegschoolse educatie resulteert in economische groei. Voorwaarde is wel dat vve-programma’s goed uitgevoerd worden door gekwalifi- ceerd personeel. Volgens Nobelprijswinnaar (economie) James Heckman is het zelfs effectiever dan investeren in hoger onderwijs. Vve is het beste dat een over- heid kinderen van kansarme ouders kan bieden. Door effectieve vve zullen ont- wikkelingsachterstanden niet verdwijnen, maar minstens met de helft afnemen, stelt ook éminence grise Wim Meijnen. In deze special staan de belangrijkste voorwaarden voor professionele vve op een rij: gekwalificeerd personeel, een gestructureerde aanpak, doorgaande leerlijnen. Er is aandacht voor Vversterk, een landelijk nascholingsprogramma om de kwali- teit van vve te verbeteren. Wie alvast op zijn eigen school aan de slag wil, vindt hier een handvat: het toetsingskader van de inspectie is tevens een nuttig kwali- teitsinstrument. Wie alleen inspiratie zoekt, kan virtueel op bezoek in Alkmaar, waar rk school ’t Baeken en kdv Rollebol een succesformule gevonden hebben. VVE didaktief NR 9 / NOVEMBER 2007 1

Transcript of DID TDS nr9 nov07 SPEC...instructie en cognitieve doelen, leiden over het algemeen tot betere...

Page 1: DID TDS nr9 nov07 SPEC...instructie en cognitieve doelen, leiden over het algemeen tot betere resultaten op cognitieve tests en schoolprestatietoet-sen. Ontwikkelingsgerichte programma’s,

S P E C I A L

Kansen biedenInvesteren in voor- en vroegschoolse educatie resulteert in economische groei.Voorwaarde is wel dat vve-programma’s goed uitgevoerd worden door gekwalifi-ceerd personeel. Volgens Nobelprijswinnaar (economie) James Heckman is hetzelfs effectiever dan investeren in hoger onderwijs. Vve is het beste dat een over-heid kinderen van kansarme ouders kan bieden. Door effectieve vve zullen ont-wikkelingsachterstanden niet verdwijnen, maar minstens met de helft afnemen,stelt ook éminence grise Wim Meijnen.In deze special staan de belangrijkste voorwaarden voor professionele vve op eenrij: gekwalificeerd personeel, een gestructureerde aanpak, doorgaande leerlijnen.Er is aandacht voor Vversterk, een landelijk nascholingsprogramma om de kwali-teit van vve te verbeteren. Wie alvast op zijn eigen school aan de slag wil, vindthier een handvat: het toetsingskader van de inspectie is tevens een nuttig kwali-teitsinstrument. Wie alleen inspiratie zoekt, kan virtueel op bezoek in Alkmaar,waar rk school ’t Baeken en kdv Rollebol een succesformule gevonden hebben.

VVE

didaktief NR 9 / NOVEMBER 2007 1

DID_TDS_nr9 nov07_SPEC.qxd 24-10-2007 15:03 Pagina 1

Page 2: DID TDS nr9 nov07 SPEC...instructie en cognitieve doelen, leiden over het algemeen tot betere resultaten op cognitieve tests en schoolprestatietoet-sen. Ontwikkelingsgerichte programma’s,

door Wim Meijnen

De belangstelling voor de educatie van jonge achterstands-kinderen groeide in de jaren tachtig snel. Dat kwam door-dat basisscholen niet in staat bleken de ontwikkelingsach-terstanden van deze leerlingen drastisch te verminderen.

KASPLANTJEIn 1994 werd een advies uitgebracht aan de ministeries vanVWS en OCW over de ontwikkelingsstimulering van ach-terstandskinderen: (Allochtone) kleuters meer aandacht. Aan-bevolen werden centrumgerichte programma’s die op basisvan evaluatieonderzoek effectief waren gebleken. De startvan Piramide en Kaleidoscoop was het gevolg.In de jaren daarvoor was veel geëxperimenteerd met gezins-gerichte programma’s zoals Instapje, Opstapje en Opstap. De-ze hadden als basis groepen buurtmoeders die elke dagthuis een tiental minuten ontwikkelingstaken met hun jon-ge kinderen uitvoerden. Deze moeders werden begeleiddoor een andere moeder, eveneens uit de buurt, die doordeskundigen was geschoold. Het ontwikkelingsmateriaalwas gratis. De programma’s werden meestal zonder mede-werking van basisscholen uitgevoerd. De effecten, op basisvan gedegen evaluatieonderzoek, bleken positief maar rela-tief bescheiden. Meer beslag leggen op de gezinssituatie omde effectiviteit te verhogen, was praktisch onmogelijk. Bij-gevolg leek een meer centrumgerichte aanpak de kans tevergroten om kansarme kinderen langduriger gerichte ont-wikkelingsstimulering te bieden.

Na een aantal jaren experimenteren op kleine schaal metPiramide en Kaleidoscoop kregen gemeenten geld van het mi-nisterie van Onderwijs om op scholen met meer dan zeven-tig procent achterstandskinderen één van beide program-ma’s in te voeren, al of niet in samenwerking met een peu-terspeelzaal. Kinderen van twee tot zes jaar die deelnemenaan een vve-programma zijn nu te vinden in kinderdagver-blijven, peuterspeelzalen en basisscholen.Kinderdagverblijven hebben als primaire functie opvang

Vve is het meest effectief als er in de opvang of op school aan wordt gewerktdoor gekwalificeerde mensen met goedeprogramma’s. Eensgezinde inspanningvan alle betrokkenen is noodzakelijk. On-derzoek wijst uit dat de investering hetdubbel en dwars waard is.

Vve is investering dubbel en dwars waard

S P E C I A L | V V E

2 didaktief NR 9 / NOVEMBER 2007

INHOUD

Vversterk impuls voor professionaliseringKinderen in peuterspeelzalen, kinderdagverblijven engroep 1 en 2 van de basisschool ontwikkelen zich nietaltijd optimaal. Toch is juist die periode heel bepa-lend voor hun latere ontwikkeling. Het landelijke pro-ject Vversterk beoogt verdere professionalisering enkwaliteitsverbetering in de voor- en vroegschoolseeducatie. Pagina 4

Laat ze praten!Voor kinderen met een beperkte beheersing van hetNederlands staat taalontwikkeling centraal in groep 1en 2. Leerkrachten zorgen voor een aangepast taal-aanbod. Maar kinderen moeten ook zelf veel kunnenpraten. Taalproductie is een motor van de taalont-wikkeling. Pagina 7

Kwaliteit metenDe Inspectie van het Onderwijs onderzoekt in 2007de kwaliteit van vve in de vier grote steden. De in-spectie heeft hiervoor een toetsingskader ontwikkelddat scholen ook kunnen gebruiken als kwaliteitsin-strument. Pagina 8

School en kdv vinden succesformuleScholen die een vaste samenwerking hebben met eenpeuterspeelzaal zijn geen uitzondering. Scholen dieeen kinderdagverblijf als vaste partner hebben zijnzeldzamer. Toch kan ook die samenwerking heelvruchtbaar zijn, zoals blijkt op basisschool ’t Baekenen kinderdagverblijf Rollebol in Alkmaar. Pagina 10

Spelen doe je met je hele lijfHet onderwijsaanbod is steeds cognitiever gewor-den. Bewegen als middel om de wereld te verkennenen tot leren te komen wordt veronachtzaamd. Maarniets is leuker en méér voor de hand liggend dan dat.Pagina 12

Lokale educatieve agendaHet ministerie van Onderwijs wil dat in het hele landminimaal drie dagdelen vve gedurende minimaal eenjaar aan meer kinderen dan nu, wordt aangeboden.Op lokaal niveau staan betrokken voor de noodzaakom binnen de budgettaire grenzen aan deze eisen tevoldoen. Dat vraagt om afspraken in het kader van deLokale Educatieve Agenda. Pagina 14

DID_TDS_nr9 nov07_SPEC.qxd 24-10-2007 15:03 Pagina 2

Page 3: DID TDS nr9 nov07 SPEC...instructie en cognitieve doelen, leiden over het algemeen tot betere resultaten op cognitieve tests en schoolprestatietoet-sen. Ontwikkelingsgerichte programma’s,

voor kinderen van nul tot vier jaar. Hoewel nog een zeld-zaam verschijnsel, worden vve-programma’s er steeds vakertoegepast. Peuterspeelzalen bieden groepsopvang voor kin-deren van twee tot vier jaar gedurende enkele uren per dag,een aantal malen per week. De stimulering van de sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling door middel vanspel en contact met andere kinderen is de belangrijkstedoelstelling. In een aanzienlijk aantal peuterspeelzalenwordt, in samenwerking met basisscholen, een vve-pro-gramma uitgevoerd.De meeste vve-programma’s worden uitgevoerd op basis-scholen met kinderen uit achterstandssituaties, al of niet insamenwerking met een peuterspeelzaal. Een aantal scholen,met name in de grote steden, heeft zogenoemde voorscho-len waarbij kinderen vanaf drie jaar al kunnen instromen.Gestreefd wordt naar een ononderbroken leerlijn van drietot en met zes jaar. Dat is niet eenvoudiger geworden door

de invoering van de zogenoemde knip: gemeenten krijgennu de middelen om programma’s in te richten voor driejari-gen en basisscholen voor de groepen 1 en 2, terwijl vroegerde gemeente alle middelen ontving (zie artikel pagina 14van deze special).Het beleidsvoornemen is om in 2010 minimaal zeventigprocent van de doelgroepleerlingen te bereiken. In 2006 iszelfs een motie aangenomen om op termijn alle doelgroep-leerlingen vve aan te bieden. Met het heterogener wordenvan de groepen leerlingen rijzen veel organisatorische en fi-nanciële vragen. Moeten de doelgroepleerlingen van driejaar worden bijeengebracht in speciale of in bestaandevoorzieningen, onderscheiden van de andere kinderen? Ofmoet, ter wille van de integratie, de hele groep kinderen

van een programma profiteren hoewel velen niet tot dedoelgroep behoren? Vragen te over.

MAATSCHAPPELIJKE PRIORITEITKinderen van zeer laaggeschoolde Turkse of Marokkaanseouders hebben op vierjarige leeftijd gemiddeld een ontwik-kelingsachterstand van anderhalf jaar. Surinaamse en Antil-liaanse kinderen van laag opgeleide ouders lopen één jaarachter en kinderen van autochtone ouders met lagere soci-aal-economische status ongeveer tweederde jaar. Het gaatdan om achterstanden op cognitief terrein. Ontwikkelings-achterstanden op andere gebieden zijn er ook, maar die zijnvaak minder groot.Wat kunnen we verwachten van de inzet van vve-program-ma’s in dit opzicht? Evaluatie-onderzoek heeft aanvankelijkwisselende resultaten opgeleverd. Niet alle programma’sbleken effectief. Het Perry Preschool Program uit Ypsilanti,Michigan (VS) uit de jaren zestig is daarop een uitzonde-ring. De leerlingen zijn tot in hun volwassenheid gevolgden de resultaten waren en bleven zo positief dat het PPP we-reldberoemd werd. Het Kaleidoscoop-programma in Neder-land is een bewerking daarvan. Ook de evaluaties van de be-ginsituatie in Nederland waren niet alle even positief. Meerrecente evaluaties leveren betere uitkomsten.De internationale resultaten hebben de aandacht getrokkenvan James Heckman die in 2000 de Nobelprijs voor econo-mie won. Hij heeft al het wetenschappelijk evaluatie-onder-zoek omtrent goed uitgevoerde programma’s in de vve op eenrij gezet en geconcludeerd dat investeren in vve een van debeste investeringen is die een overheid kan doen. Dat levertmeer economische groei op dan bijvoorbeeld investeren inhet hoger onderwijs. De conditie goed uitgevoerd is wel door-slaggevend. Deze condities zijn bij de startfase van het vve-beleid geformuleerd:• er is een gestructureerde didactische aanpak; >>

didaktief NR 9 / NOVEMBER 2007 3

School, thuis en opvang:gouden combi voor vve

AN

DR

É R

UIG

RO

K F

OT

OS

TU

DIO

BV

Lees verder op pagina 6 van deze special

DID_TDS_nr9 nov07_SPEC.qxd 24-10-2007 15:03 Pagina 3

Page 4: DID TDS nr9 nov07 SPEC...instructie en cognitieve doelen, leiden over het algemeen tot betere resultaten op cognitieve tests en schoolprestatietoet-sen. Ontwikkelingsgerichte programma’s,

4 didaktief NR 9 / NOVEMBER 2007

door Loes van Tilborg

Vve-programma’s die door scholen en peuterspeelzalen wor-den uitgevoerd onder bepaalde voorwaarden kunnen posi-tieve effecten hebben op het cognitieve domein en de taal-ontwikkeling bij kinderen. Dat concludeert Paul Leseman opbasis van onderzoek in binnen- en buitenland (zie artikelenvan Dré van Dongen en Sjak Rutten voor de aard van deze‘bepaalde’ voorwaarden, pagina’s 8 en 14 van de special). Di-dactisch georiënteerde programma’s, die de nadruk leggen opinstructie en cognitieve doelen, leiden over het algemeen totbetere resultaten op cognitieve tests en schoolprestatietoet-sen. Ontwikkelingsgerichte programma’s, die meer ‘kindvol-gend’ zijn, leiden meestal tot betere resultaten op het gebiedvan sociaal-emotionele en metacognitieve vaardigheden,met name zelfvertrouwen, zelfstandigheid en zelfbeeld alsleerlingen. De effectiviteit van programma’s neemt toe als erin aanvulling op de activiteiten in de instelling ook thuis ge-richt wordt gewerkt aan de ontwikkeling van kinderen.Maar het gaat niet alleen om de programma’s. De kwaliteitvan de mensen die werken met jonge kinderen is zeker zobelangrijk. Op dat laatste richt Vversterk zich. Dit landelijkeproject biedt in 2007 en 2008 op het terrein van de voor- envroegschoolse educatie een nascholingsprogramma voortweeduizend leerkrachten, drieduizend leidsters van peuter-

Kinderen in peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en groep 1 en 2 van de basis-school ontwikkelen zich niet altijd optimaal. Toch is juist die periode heel bepalendvoor hun latere ontwikkeling. Het landelijke project Vversterk beoogt verdere pro-fessionalisering en kwaliteitsverbetering in de voor- en vroegschoolse educatie.

Vversterk impuls voorprofessionalisering

speelzalen en vijftienhonderd leidsters van kinderdagver-blijven. Daarnaast is er een ondersteuningsprogramma voormanagers van de speelzalen en instellingen en beleidmakersin de gemeenten om in de instellingen het kwaliteitsbeleidvoor de vve verder te ontwikkelen. Zij kunnen er immersvoor zorgen dat er een kwaliteitsbeleid van de grond komt.Zij kunnen personeel in staat stellen en motiveren om zichte laten bijscholen. Ze verdelen de uren aan het personeelom werkwijzen en methodieken af te stemmen met andereinstellingen, enzovoort.

Voor de roc’s en pabo’s die de opleidingen voor de leidstersen leerkrachten verzorgen is er een apart ondersteuningstra-ject, met een uitgebreider programma voor de cursisten enscholing van docenten. Uit een recent onderzoek van Sardesonder roc’s en pabo’s blijkt namelijk dat er op veel opleidin-gen weinig aandacht wordt besteed aan jonge kinderen envoor- en vroegschoolse educatie. Daarom ontwikkelt Vver-

S P E C I A L | V V E

Vve ontbreekt of komt matig aanbod in de initiële opleidingen. Datzegt bijna de helft van de ruimhonderd leidinggevenden in roc’sen pabo’s die deelnamen aan eenonderzoek door Sardes naar de po-sitie van vve in de opleidingen.

Tweederde van de instellingen geeftaan weinig of geen aandacht te be-steden aan de basisbegrippen metbetrekking tot vve zoals doelstellin-gen, beleid en doelgroepen. Slechtssporadisch wordt in het hbo aan-

dacht besteed aan specifieke vve-programma’s zoals Kaleidoscoop,Piramide en Ko-totaal. Het program-ma Startblokken kan zich nog in demeeste belangstelling verheugen;de helft van de bevraagde instellin-gen besteedt hier aandacht aan.Aan taalontwikkeling zeggen demeeste opleidingen veel aandachtte besteden. Toch is er nog een klei-ne minderheid die aangeeft in hetgeheel geen tijd te besteden aan be-grippen als ontluikende geletterd-heid, taalleermechanismen, een pas-

send taalaanbod en het stimulerenvan de taalproductie.De instellingen ondervinden vanbuitenaf veel kritiek op het rekenon-derwijs. Zelf scoren zij het aanbodvoor realistisch rekenen/wiskundegericht op jonge kinderen overwe-gend als goed tot zeer goed. Slechtsde begrippen ‘opereren’ en ‘grafi-sche presentaties’ zijn volgens eenkwart van de bevraagden onvol-doende verwerkt in het aanbod. Insommige opleidingen tot onderwijs-assistent ontbreekt realistisch reke-

Vve in de pabo

<<

Leidster en juf moeten samen optrekken

DID_TDS_nr9 nov07_SPEC.qxd 24-10-2007 15:03 Pagina 4

Page 5: DID TDS nr9 nov07 SPEC...instructie en cognitieve doelen, leiden over het algemeen tot betere resultaten op cognitieve tests en schoolprestatietoet-sen. Ontwikkelingsgerichte programma’s,

didaktief NR 9 / NOVEMBER 2007 5

sterk voor de pabo-opleidingen‘kennisobjecten’ op dit gebied.Dat zijn afgeronde eenhedenvan kennis en vaardigheden, dieop maat in de opleidingen inge-zet kunnen worden (zie ook ka-der). Dit is een belangrijk onder-deel van het project, want debeste plek om te zorgen voorgoed personeel is tenslotte bin-nen de opleidingen. Vandaar datVversterk niet alleen zorgt voorbijscholing van het huidige per-soneel, maar ook voor verster-king van de opleidingen. Zoalseen directeur van een voorschoolzegt: ‘Je wilt alles eruit halen waterin zit. Dat lukt alleen als je leid-sters en leerkrachten hebt, die we-ten wat een kind nodig heeft om een stapje verder te komenen hoe ze dat kind kunnen helpen om dat stapje te maken.’

SAMENWERKENVversterk is onafhankelijk van een vve-programma. Het gaatbovendien verder dan alleen kennis en vaardigheden overtaalstimulering. Taalstimulering is immers wel heel belang-rijk, maar kinderen ontwikkelen zich op meer terreinen enhet een hangt vaak samen met het ander. Daarom komen inVversterk diverse ontwikkelingsgebieden aan bod – cognitie(taal, cijferen), sociaal-emotionele ontwikkeling – en is eraandacht voor de overgang naar de basisschool, voor ouder-betrokkenheid en voor het gebruik van ict om de ontwikke-ling te stimuleren.Samenwerking tussen scholen en peuterspeelzalen is een vande voorwaarden voor effectieve voor- en vroegschoolse edu-catie. Zonder die samenwerking is de kans groot dat het re-sultaat dat is behaald op de peuterspeelzaal ‘uitdooft’ op debasisschool. Daarom moeten leidsters en leerkrachten zichsamen inspannen voor een doorgaande lijn op punten alshet vve-programma (één programma voor de gehele leef-tijdsperiode van 3 tot 6 jaar), de werkwijzen, het pedago-gisch klimaat (huis- en omgangsregels, gedrag van leidsters

nen geheel in het onderwijsaanbod.Aan een stimulerende speelleeromge-ving en aan sociaal-emotionele ont-wikkeling besteden alle opleidingennaar eigen zeggen goed tot zeergoed aandacht. Daarentegen komt desenso-motorische ontwikkeling veelminder aan bod; een derde van de in-stellingen geeft aan daar geen totmatig aandacht aan te besteden. Hetbijna klassieke, maar steeds weer ac-tuele, thema ouderbetrokkenheid isvoor de meerderheid van de instellin-gen geen zaak om veel tijd aan te be-

steden. Tweederde van de instellin-gen doet (bijna) niets aan educatiefpartnerschap en het ondersteunenvan goed ouderschap in de thuissitu-atie ontbreekt nagenoeg in het aan-bod. De inzet van ict en multimediagericht op jonge kinderen ontbreektin meer dan de helft van het oplei-dingsaanbod. Driekwart van de oplei-dingen heeft geen oog voor de over-gang van voorschool naar basis-school.Meer dan de helft van de responden-ten schat de eigen deskundigheid op

het terrein van vve in als onvoldoendetot voldoende; driekwart beoordeeltde team-deskundigheid als onvol-doende tot voldoende. Kennelijk gaanniet alleen studenten ‘voor een zesje’.Positief is dat er brede ondersteuninglijkt te zijn voor de ontwikkeling vanaanbod, materiaal en passende trai-ning voor docenten. / Wander van Es

Wander van Es werkt bij Sardes en isbinnen Vversterk verantwoordelijkvoor de activiteiten gericht op mbo en hbo.

en leerkrachten in spel- en lessituaties), ouderbetrokkenheid(gezamenlijk ouders informeren en dezelfde verwachtingenlaten blijken van hun betrokkenheid) en het volgen van deontwikkeling van kinderen (signalerings- en diagnose-in-strumenten van voor- en vroegschool sluiten op elkaar aan).Dit alles komt in de scholing aan bod, evenals de over-drachtsprocedures en de instrumenten die daarbij gebruiktworden, zoals overdrachtsformulieren, toetsgegevens enportfolio’s.

VAN THEORIE NAAR PRAKTIJKOm te laten zien hoe je met kinderen binnen een thema aanalle belangrijke ontwikkelingsgebieden kunt werken, heb-ben deskundigen van het Expertisecentrum Nederlands, hetNederlands Jeugd Instituut, de CED-Groep, Sardes en hetFreudenthal Instituut voor peuters en kleuters de activitei-tencyclus ‘Horen doe je met je …’ ontwikkeld. Het themavan deze cyclus is ‘zintuigen’. De cyclus biedt uitgewerkteactiviteiten voor een periode van ongeveer drie weken. Perdag wordt er ongeveer een uur aan het thema besteed. Deactiviteiten zijn gericht op de ontwikkelingsgebieden taal,rekenen/wiskunde, sociaal-emotionele ontwikkeling, senso-motorische ontwikkeling, ouderbetrokkenheid en ict en >>

AN

DR

É R

UIG

RO

K F

OT

OS

TU

DIO

BV

DID_TDS_nr9 nov07_SPEC.qxd 24-10-2007 15:03 Pagina 5

Page 6: DID TDS nr9 nov07 SPEC...instructie en cognitieve doelen, leiden over het algemeen tot betere resultaten op cognitieve tests en schoolprestatietoet-sen. Ontwikkelingsgerichte programma’s,

6 didaktief NR 9 / NOVEMBER 2007

multimedia. In het overzicht van de activiteiten kunnenleerkrachten precies zien welke ontwikkelingsgebieden aande orde zijn bij bepaalde activiteiten. Het maken van eenbeeldwoordenweb is bijvoorbeeld goed voor de taalontwik-keling: de kinderen bedenken woorden bij een afbeelding ende leerkracht schrijft die woorden erbij en maakt er een teke-ning bij. Het observeren van appels en het vastleggen van dieobservaties is vooral goed voor de ontwikkeling van reken-vaardigheden. Aan de hand van deze activiteitencyclus ont-dekken leerkrachten hoe de kennis uit de Vversterk-scholin-gen op een geïntegreerde manier in praktijk kan worden ge-bracht. De cycli zijn beschikbaar op de Vversterk website.

LANDELIJK PROJECTUit het onderzoek naar de eerste reeks scholingen blijkt dathet overgrote deel van de cursisten zeer tevreden is over hetnascholingsaanbod: 80 procent van de deelnemers heeftnieuwe dingen geleerd, 91 procent heeft een beter beeld ge-kregen van vve, 89 procent heeft meer kennis opgedaan, 71procent heeft door de oefeningen extra ideeën opgedaanvoor in de werksituatie en 84 procent wil het geleerde gaantoepassen in de werksituatie. Het algemene beeld uit dit on-derzoek wordt bevestigd door trainer Hugo van den Broek,die scholingsbijeenkomsten leidt in Poortugaal: ‘Deelne-mers zijn zich na de cursus bijvoorbeeld meer bewust vanhet belang van ouderbetrokkenheid. Een van hen zei: “Ikheb de ouders nu meer geobserveerd. Wat gebeurt er eigen-lijk precies bij het brengen en halen? Dat geeft mij een bete-re kijk op ouders”.’Van den Broek bevestigt dat de cursus een aanwijsbare in-

vloed heeft op het werk van de deelnemers: ‘Ik hoor bijvoor-beeld dat ze de praatplaten bij Doe meer met Bas veel interac-tiever gebruiken.’ Er zijn ook meer kritische geluiden. Eendeelnemer had meer diepgang en meer nieuwe informatieverwacht in de cursus: ‘Wij doen al heel veel op dit gebied.Wat ik hier hoor is vooral een bevestiging van wat wij aldoen.’ De kritische kanttekeningen van trainers en cursistenzijn overigens verzameld en gebruikt om de cursusmateria-len aan te passen.Inmiddels hebben zich al zo’n drieduizend leidsters en leer-krachten aangemeld voor de nascholing. De deelnemers ko-men uit alle delen van het land; de nascholingscursussenworden gegeven door 34 trainende instellingen, merendeelsonderwijsbegeleidingsdiensten en de landelijke pedagogi-sche centra. Met de vier grote steden Amsterdam, Rotter-dam, Utrecht en Den Haag zijn aparte contracten gesloten:zij gaan met behulp van de scholingsmaterialen van Vver-sterk aan ruim dertienhonderd leerkrachten en een evengroot aantal peuterleidsters een vve-nascholingstraject opmaat aanbieden. Het doel is dat aan het einde van 2008 zo’nzevenhonderdvijftig kinderdagverblijven, vijftienhonderdpeuterspeelzalen en duizend basisscholen aan de scholinghebben deelgenomen.

Het project Vversterk loopt tot 1 januari 2009. Het wordt ge-coördineerd door Sardes en gesubsidieerd door het ministerie vanOnderwijs, Cultuur en Wetenschap. Informatie over de scholin-gen is te vinden op: www.vversterk.nl.Loes van Tilborg werkt bij Sardes en is verantwoordelijk voor decoördinatie van Vversterk.

S P E C I A L | V V E

<<

<<

>>

>> • er is intensieve begeleiding van de kinderen;• het programma wordt verzorgd door gekwalificeerd perso-

neel;• kinderen dienen minimaal vier dagdelen per week te parti-

ciperen;Uit evaluatie-onderzoek van vve blijkt dat op alle locaties weleen of meer van deze voorwaarden worden geschonden: erzijn niet altijd twee leidsters op een groep aanwezig, ze zijnniet altijd gekwalificeerd voor het uitvoeren van het pro-gramma, het programma wordt vaak niet integraal uitge-voerd en niet alle kinderen participeren minimaal vier dag-delen. Op sommige locaties is meer regel dan uitzonderingdat minimaal twee van de vier voorwaarden gedurende lan-gere tijd worden geschonden.

GOEDE INVESTERINGUit onderzoek is voorts gebleken dat de combinatie van eengezinsgerichte en een centrumgerichte aanpak het meesterendement oplevert. Dat betekent een centrumgerichte door-gaande leerlijn die loopt van twee- of driejarige leeftijd tot enmet het zesde jaar in combinatie met opeenvolgende en aan-sluitende gezinsprogramma’s. Die moeten dan bovendienconsequent door een kind worden gevolgd en niet met inter-

vallen. Het realiseren van een dergelijke aanpak is in de huidi-ge situatie bijna onmogelijk: het voorschoolse vve-traject is inhanden van de gemeente, het traject voor de vijf- en zesjari-gen behoort de scholen toe en gezinsprogramma’s moetenhet nu vrijwel zonder financiële ondersteuning doen.Als aan al deze voorwaarden wel wordt voldaan, wat mogenwe dan verwachten? Zullen de kinderen van kansarme ou-ders dan geen ontwikkelingsachterstand meer hebben opzesjarige leeftijd? Dat is niet te verwachten. Maar het zou mijniet verwonderen als kinderen van laag opgeleide Turkse enMarokkaanse ouders dan hun achterstand van anderhalf jaarvoor de helft zouden hebben ingelopen. Deze schatting is ge-baseerd op de onderzoeksresultaten van de laatste jaren.Heckman heeft uitgerekend wat dat aan economische op-brengst betekent, winst op het vlak van persoonlijk welzijnliet hij buiten beschouwing. De combinatie van beide op-brengsten lijkt mij meer dan voldoende reden om de profes-sionalisering van vve met verve ter hand te nemen.

Wim Meijnen was voorzitter van de commissie die het in 1994het advies ‘(Allochtone) kleuters meer aandacht’ uitbracht. Hij isemeritus hoogleraar onderwijskunde aan de Universiteit van Am-sterdam.

Vervolg pagina 3

Vve is investering dubbel en dwars waard

DID_TDS_nr9 nov07_SPEC.qxd 24-10-2007 15:03 Pagina 6

Page 7: DID TDS nr9 nov07 SPEC...instructie en cognitieve doelen, leiden over het algemeen tot betere resultaten op cognitieve tests en schoolprestatietoet-sen. Ontwikkelingsgerichte programma’s,

didaktief NR 9 / NOVEMBER 2007 7

door Kees Broekhof

Praten is heel belangrijk voor taalverwerving. Want wat ge-beurt er als een kind iets probeert te zeggen? Dan merkt hetdat het iets nog niet precies weet; daardoor gaat het goedletten op de taal om zich heen. Zo krijgt het nieuwe kennis,die het direct kan gebruiken. We noemen dit het taalleerme-chanisme. Mensen verwerven taal doordat zij bij hun ge-sprekspartner(s) de elementen zoeken die zij nodig hebbenom iets te zeggen. Iedereen die wel eens in het buitenland isgeweest, weet hoe dit voelt. Niemand leert de Franse woor-den voor pijn, kies, boren, verdoving en wortelkanaalbe-handeling sneller dan een toerist die een Franse tandartsprobeert uit te leggen wat eraan schort en te begrijpen wat ledentiste van plan is te gaan doen.

GESPREKSTECHNIEKENDe leerkracht doet er dus goed aan om situaties te creërenwaarin kinderen graag zelf aan het woord zijn, zoals rollenspelen, ontdekactiviteiten en gesprekken over verha-len, bijzondere voorwerpen (een vergrootglas, gereedschap,keukenspullen) en prikkelende vragen, zoals ‘Waar ga je sla-pen als je geen huis hebt?’ Om de kinderen echt aan het

praten te krijgen, gebruikt de leerkracht speciale gespreks-technieken. Zij kan verschillende soorten vragen stellen(van gesloten ja/nee-vragen tot heel open vragen naar de ei-gen ervaringen van kinderen), stiltes laten vallen, instem-mend knikken, verwonderd de wenkbrauwen optrekken,doorvragen (‘Wat bedoel je daar precies mee?’) en bewerin-gen doen die reacties uitlokken (‘Ik vind pannenkoeken he-lemaal niet lekker’). Jochem van Gelder, de presentator vanPraatjesmakers, is een meester in het toepassen van dezetechnieken. Kijk maar eens hoe de kinderen reageren wan-neer hij zegt: ‘Vertel eens, hoe gaat dat dan precies?’ Leer-krachten die deze technieken consequent toepassen, mer-ken dat kinderen meer gaan praten, ook ‘stille kinderen’

ICT EN TAALPRODUCTIEDe computer kan een waardevolle rol spelen bij het stimule-ren van de taalproductie van kinderen. Steeds meer leer-krachten maken zelf digitale foto’s en gebruiken die vervol-gens voor PowerPoint-presentaties. Een leerkracht kan foto’svan een uitstapje laten zien als diaserie, waarbij zij de kinde-

Voor kinderen met een beperkte beheersing van het Nederlands staat taalontwik-keling centraal in groep 1 en 2. Veel leerkrachten zorgen voor een aangepast taal-aanbod. Maar kinderen moeten ook zelf veel kunnen praten. Taalproductie is eenmotor van de taalontwikkeling.

Laat ze praten!

ren stimuleert om te praten over wat ze gedaan hebben. Zokomen de woorden en uitdrukkingen die horen bij de activi-teit weer terug in hun actieve taalgebruik.Ook zijn deze gesprekken nuttig om te oefenen met gram-maticale constructies voor de verleden tijd. Anderstaligekinderen hebben vaak de neiging om werkwoordvervoegin-gen te omzeilen. Een kind dat zichzelf op een foto op de glij-baan ziet, zal dan bijvoorbeeld zeggen: ‘En toen ging ik naarbeneden glijden’ in plaats van: ‘Toen gleed ik naar bene-den’. Een leerkracht die hier alert op is, geeft het kind directfeedback in de vorm van ‘herverwoorden’: ‘Oh, je gleed naarbeneden!’ Ook foto’s van bijvoorbeeld de thuissituatie(huisdieren, gezinsleden) of de buurt (een ontdektocht) ofbijzondere activiteiten (een zoektocht naar kleine beestjes ofeen interview met een gast in de klas) zijn zeer geschikt voordit soort gesprekken.Ervaring leert dat kinderen weinig aanmoediging nodig heb-ben om te praten over digitale foto’s zodra ze zichzelf zien,beginnen ze te praten. En ook na een aantal keren blijven zedat leuk vinden. Vooral kinderen bij wie het Nederlands nogniet goed is ontwikkeld, hebben baat bij dit soort herhaling.

Deze suggesties voor taalstimulering zijn gebaseerd op De Taal-lijn: interactief onderwijs voor groep 1 en 2 (Nijmegen, Expertise-centrum Nederlands, 2006) en zijn onderdeel van de Vversterk-scholing. Kees Broekhof werkt bij Sardes als taalkundige.

Digitale foto’s stimuleren gesprekken

“O ja, en toen ging jij...”

<<

WIL

MA

EB

REG

T

DID_TDS_nr9 nov07_SPEC.qxd 24-10-2007 15:03 Pagina 7

Page 8: DID TDS nr9 nov07 SPEC...instructie en cognitieve doelen, leiden over het algemeen tot betere resultaten op cognitieve tests en schoolprestatietoet-sen. Ontwikkelingsgerichte programma’s,

8 didaktief NR 9 / NOVEMBER 2007

door Dré van Dongen

Het toetsingskader van de inspectie is bedoeld om de vol-gende vragen te beantwoorden:1. Hoe effectief is vve op deze voor- en vroegschool?Kunnen kinderen die vve hebben gehad ‘gewoon’ mee ingroep 3?2a. Wat is de kwaliteit van de uitvoering van vve 2b. In welke mate wordt aan de voorwaarden (personeel,huisvesting, toegankelijkheid et cetera) voor vve voldaan?2c. In welke mate draagt de context bij aan de kwaliteitvan vve?Deze vragen zijn uitgewerkt in elf indicatoren. Een indica-tor van ‘kwaliteit van uitvoering’ is bijvoorbeeld ‘het aan-bod’. Een teken van kwaliteit is bijvoorbeeld dat het aan-bod ‘opklimt in moeilijkheidsgraad’. Een inspecteur kantot een kwaliteitsoordeel komen dat varieert van ‘het aan-bod zit als los zand in elkaar’ tot ‘de instelling heeft eenaanbod in moeilijkheidsgraad dat beredeneerd beter is danhet standaardstramien’.De centrale vraag in het toetsingskader is: wat zijn de op-brengsten van vve? Kunnen de kinderen die vve hebben ge-had ‘meekomen’ in groep 3. De andere vragen zijn van bete-kenis, omdat die een verklaring of een onderbouwing kun-nen geven waarom vve (minder) goede opbrengsten heeft.

De Inspectie van het Onderwijs onderzoekt in 2007 de kwaliteit van vve in de viergrote steden. De inspectie heeft hiervoor een toetsingskader ontwikkeld dat scho-len ook kunnen gebruiken als kwaliteitsinstrument.

Toetsingskader inspectie nuttig kwaliteitsinstrument

Kwaliteit meten

Instrumenten om de opbrengsten van vve te beoordelenblijken vooral te gaan over de ‘smalle’ opvatting van hetdoel van vve. Dat betekent dat men kijkt naar scores op dedrieminuten toets voor technisch lezen in groep 3 en op deCito-toetsen Ordenen en Taal voor eind groep 2. Tochwerkt vve ook aan zaken als zelfstandigheid, sociaal gedragen de motorische en creatieve ontwikkeling. Daarom is erin het toetsingskader ook aandacht voor deze aspecten.

COMPLICERENDE FACTOREen complicerende factor is dat kinderen soms ‘maar’ tweejaar vve gehad hebben (in groep 1 en 2). Ook bestaan erverschillen in werkwijze tussen peuterspeelzalen en tussenverschillende groepen 1 en 2 op één school. En er zijn na-tuurlijk niveauverschillen tussen kinderen onderling, en-zovoorts. Een inspecteur probeert daarom de kinderen ingroep 3 in drie groepen te verdelen: kinderen die geendoelgroepkind zijn, kinderen die wél doelgroepkind zijn envoldoende vve gehad hebben en kinderen die wél doel-groepkind zijn en onvoldoende of geen vve gehad hebben.Of vve heeft gewerkt kan vanuit drie invalshoeken nage-gaan worden. Ten eerste zijn er nauwelijks of geen ver-schillen tussen de resultaten van de niet-doelgroepkinde-ren en de doelgroepkinderen mét vve. Het kan ook zijn datde verschillen tussen de doelgroepkinderen die wél vve endie géén vve gehad hebben, juist heel duidelijk zijn; tenslotte kunnen de doelgroepkinderen mét vve voldoendepresteren: er zitten dus niet of nauwelijks kinderen bij diepresteren op de Cito-niveaus D en E. Welke invalshoek hethandigst is, hangt af van de specifieke vve-locatie.

EDUCATIEF HANDELENEen belangrijk aspect bij de kwaliteit van uitvoering is devve-scholing en certificering van leidsters en leerkrachten(vraag 2a). Zo zijn er verschillende certificaten voor ver-schillende programma’s, zoals Piramide, Kaleidoscoop, Ko to-taal, et cetera. Bij het beoordelen van de kwaliteit van heteducatief handelen kijkt de inspecteur bijvoorbeeld of deleidster de interactie tussen kinderen bevordert, of zij dekinderen actief betrekt bij spelen en werken en of zij activi-teiten afstemt op verschillen in de ontwikkeling van kinde-ren. In vve-scholingen komt de ene keer wel, de anderekeer minder de betrokkenheid van ouders aan bod. Ook iser niet altijd evenveel aandacht voor de individuele ont-wikkeling van de kinderen en de zorg en begeleiding (zoals

S P E C I A L | V V E

De kwaliteitsindicatoren van vve

Vraag 1: De effectiviteit van vve1. OpbrengstenVraag 2a: De kwaliteit van de uitvoering2. Aanbod (het programma)3. Pedagogisch klimaat4. Educatief handelen5. Ouders6. Ontwikkeling, zorg en begeleiding7. Inbedding in een bredere zorgketenVraag 2b: Voorwaardelijke aspecten8. Personeel en huisvesting 9. Toegankelijkheid en tijd 10. Kwaliteitszorg van de voorschool resp. de

vroegschoolVraag 2c: Kwaliteit van de context11. De voor- en de vroegschool samen en hun

context

DID_TDS_nr9 nov07_SPEC.qxd 24-10-2007 15:03 Pagina 8

Page 9: DID TDS nr9 nov07 SPEC...instructie en cognitieve doelen, leiden over het algemeen tot betere resultaten op cognitieve tests en schoolprestatietoet-sen. Ontwikkelingsgerichte programma’s,

didaktief NR 9 / NOVEMBER 2007 9

‘tutoring’) die ze nodig hebben. Of deze aspecten op locatieaandacht krijgen, wordt meegenomen bij de beoordeling.Het is gebruikelijk om bij de beoordeling van de kwaliteitvan vve vooral te kijken naar personeel, huisvesting, toe-gankelijkheid en tijd (vraag 2b). Hiervoor krijgen peuter-speelzalen subsidie van de gemeente en moeten ze zichverantwoorden. Ook in het toetsingskader zijn deze aspec-ten opgenomen. Men kijkt bijvoorbeeld naar de scholingvan het personeel, de grootte van de groepen, de aanwezig-heid van een dubbele bezetting en het voldoen aan veilig-heids-, gezondheids- en lokale voorschriften.

KWALITEIT METENVraag 2c van het toetsingskader gaat over de context vanvve. Er wordt bijvoorbeeld bekeken of de instellingen goe-de afspraken hebben over het beheer en uitwisselen vankindgegevens en of die afspraken nagekomen worden. Ooktellen financiële afspraken, afstemming, de doorgaandelijn van peuterspeelzaal naar basisschool, het eigen vve-kwaliteitsbeleid en het bereik van de doelgroep. In de prak-tijk is een bereik van vijftig procent van alle doelgroeppeu-ters al een opgave.

Dit toetsingskader is onderdeel van het aanbod van hetlandelijke project Vversterk. Scholen kunnen het toetsings-kader gebruiken om hun eigen sterke én minder sterkepunten in beeld te brengen en zo aan hun kwaliteitsbeleidte werken. Ze kunnen de voorwaardelijke aspecten en decontext bespreken in het overleg van de gemeente, deschoolbesturen, de welzijnsorganisaties en anderen. Voorde beoordeling van de kwaliteit van de uitvoering is vol-doende expertise vereist. Dit kan bijvoorbeeld gedaan wor-den door een intern begeleider, de schoolbegeleidings-dienst of de instantie die de vve-scholing verzorgt. De sco-res die aan de (sub)indicatoren gegeven worden, biedeneen handvat voor maatregelen. Er is een instrument ont-

wikkeld waarin die scores kunnen worden ingevuld. Dat in-strument komt beschikbaar op internet (zie www.owinsp.nl).Het kan automatisch een rapport maken waarin de verbe-terpunten én de voorbeelden voor anderen mét toelichtingkeurig op een rijtje staan.

Dré van Dongen is werkzaam bij de Inspectie van het Onder-wijs. Zie ook ‘Onderzoek in de voor- en vroegschoolse periode:trends en nieuwe vragen’ van Paul Leseman (NWO/PROO,2002) en het ´factsheet vve´ op ww.onderwijsachterstanden.nl.

Hoe goed ben jij eigenlijk?

Wat is een goede vve-leerkracht? Die vraag is nietzo makkelijk te beantwoorden. Want wat betekent‘goed’ precies en hoe betrek je dat op jezelf? Tochis het belangrijk om te weten waar je staat in jeprofessionele ontwikkeling, want alleen door je ei-gen plussen en minnen in kaart te brengen, kun jebesluiten op welke gebieden je je verder wilt ont-wikkelen. Om leerkrachten te helpen dit soort keu-zes te maken, heeft het Cito een zelfbeoordelings-instrument ontwikkeld voor onderbouwleerkrach-ten. Door een beknopte vragenlijst op het internetin te vullen, kan iedere leerkracht vaststellen wathaar sterke en minder sterke kanten zijn. De uitslagvan de vragenlijst is alleen toegankelijk voor deleerkracht zelf en wordt bewaard onder haarwachtwoord. Ga naar de website www.versterkv-ve.nl en log in met een zelfgekozen wachtwoord.Daarna kun je doorklikken naar de Quickscan. Naastde quickscan zijn nog een situatiebeoordelingstesten een portfolio in ontwikkeling. Deze twee instru-menten komen in 2008 beschikbaar. / KB

<<

AN

DR

É R

UIG

RO

K F

OT

OS

TU

DIO

BV

DID_TDS_nr9 nov07_SPEC.qxd 24-10-2007 15:03 Pagina 9

Page 10: DID TDS nr9 nov07 SPEC...instructie en cognitieve doelen, leiden over het algemeen tot betere resultaten op cognitieve tests en schoolprestatietoet-sen. Ontwikkelingsgerichte programma’s,

10 didaktief NR 9 / NOVEMBER 2007

door Kees Broekhof

De rooms-katholieke basisschool ’t Baeken staat in eengemêleerde wijk in Alkmaar. De school heeft 234 leerlin-gen, vrijwel allemaal afkomstig uit de wijk. Vlak naast deschool staat kinderdagverblijf Rollebol. Het kinderdagver-blijf is een initiatief van twee ‘ex-ouders’ van de school.Eén van hen is Wim Berghuijs: ‘Wij wilden heel graag eenkinderdagverblijf beginnen en we kenden de school na-tuurlijk goed, omdat onze kinderen erop gezeten hebben.Op een gegeven moment zijn we gewoon op de mensen af-gestapt en hebben gezegd: “Wij willen hier graag een kin-derdagverblijf beginnen, wat vinden jullie daarvan?” Dereacties waren direct positief. Dat was het begin van een

Scholen die een vaste samenwerking hebben met een peuterspeelzaal zijn geen uit-zondering. Onder de noemer ‘voorschool’ zijn al veel van dit soort combinaties ac-tief. Scholen die een kinderdagverblijf als vaste partner hebben zijn zeldzamer.Toch kan ook die samenwerking heel vruchtbaar zijn, zoals blijkt op basisschool ’tBaeken en kinderdagverblijf Rollebol in Alkmaar.

School en kdv vindensuccesvolle formule

lang traject van overleg met de schooldirectie, het school-bestuur en de gemeente. Er moest nieuwbouw komen endat vraagt veel voorbereiding. Al met al heeft het nog driejaar geduurd voordat we in 2003 open gingen.’

OPVANG IN HUISDe Rollebol biedt opvang van 7.00 tot 19.00 uur: kinderop-vang voor de kleintjes, voor-, tussen- en naschoolse op-vang voor schoolgaande kinderen. ‘Voor ouders is dit eenideale oplossing’, zegt adjunct-directeur Hans Beljon van ’tBaeken. ‘Ze weten dat de kinderen de hele tijd in dezelfdevertrouwde omgeving blijven en met deze openingstijden

S P E C I A L | V V E

Trendsetters in Alkmaar

AN

DR

É R

UIG

RO

K F

OT

OS

TU

DIO

BV

Wim Berghuijs (l) en Hans Beljon: succesformule gevonden.

DID_TDS_nr9 nov07_SPEC.qxd 24-10-2007 15:03 Pagina 10

Page 11: DID TDS nr9 nov07 SPEC...instructie en cognitieve doelen, leiden over het algemeen tot betere resultaten op cognitieve tests en schoolprestatietoet-sen. Ontwikkelingsgerichte programma’s,

didaktief NR 9 / NOVEMBER 2007 11

hoeven ze zich niet te haasten om de kinderen op tijd tehalen of te brengen.’ Sinds kort wordt ook de tussenschool-se opvang verzorgd via Rollebol. ‘Voorheen werd dit doorvrijwilligers gedaan’, zegt Beljon, ‘maar met zo’n professio-nele organisatie zie je toch meer kwaliteit.’ Voor activitei-ten in de buitenschoolse opvang (bso) werken ‘t Baeken enRollebol samen met de Alkmaarse welzijnsorganisatie Kern8. De bso is zo in trek dat er ruimtegebrek ontstond. Daar-om zijn inmiddels twee schoollokalen in gebruik genomenvoor de buitenschoolse opvang.De samenwerkingspartners bieden het complementairepakket van onderwijs en opvang aan onder de noemer‘eduzorg’. Dat is een combinatie van educatie en zorg, metals uitgangspunten: veiligheid (een veilige en vertrouwdeomgeving voor de kinderen), kwaliteit (inhoudelijke kwali-teit en afstemming van activiteiten) en openheid (samen-werking met andere instellingen). De meerwaarde van desamenwerking zit dus niet alleen in de praktische aanwe-zigheid van opvang buiten de lesuren.Er wordt ook inhoudelijk samengewerkt. ‘Daar hebben we

vanaf het begin naar gestreefd en dat hebben we ook vast-gelegd in een convenant’, licht Berghuijs toe, ‘samenwer-ken is voor ons: samen werken aan de doorgaande ontwik-keling van kinderen. Dat betekent bijvoorbeeld dat wij dekinderen in het laatste jaar op het kinderdagverblijf voor-bereiden op de overgang naar groep 1. Onze oudste kinde-ren hebben het gevoel dat ze bij “de groten” horen en zevinden het geweldig interessant om “schooltje te spelen”,een beetje zoals de kinderen op de basisschool. Met dezeDrie-plusgroep voeren we het programma Puk & Ko uit. Wehebben daarvoor gekozen, omdat ’t Baeken al werkte metIk & Ko in de onderbouw. Met Puk & Ko voor de driejarigenkrijg je precies die doorgaande lijn die we zo belangrijkvinden.’De keuze om in de kinderopvang te werken met een vve-programma is uitzonderlijk. Er zijn nog maar weinig kin-derdagverblijven die deze stap hebben gezet. Uit een on-derzoek van Deloitte is gebleken dat van de circa driedui-zend kinderdagverblijven in Nederland er slechts dertig totveertig een vve-programma aanbieden. En dat terwijl be-kend is dat ook kinderen van de vve-doelgroep kinderdag-verblijven bezoeken.Dat geldt ook voor Rollebol. Alle kinderen vanaf drie jaardoen mee met het programma. Dat Rollebol vlakbij de ba-sisschool staat, is daarbij een groot voordeel. Doordat demeeste kinderen van de kinderopvang doorgaan naar ’t Baeken, dat met hetzelfde programma werkt, heeft hetprogramma meer effect. ‘Je merkt dat de kinderen al ge-wend zijn aan de manier van werken als ze in groep 1 ko-men’, zegt Beljon, ‘en omdat we zo dicht bij elkaar zitten,kennen ze de school al en de gezichten van de leerkrach-ten. De overgang naar de basisschool gaat zo dus heel soe-pel, omdat veel dingen al heel vertrouwd zijn.’Berghuijs beschrijft de meerwaarde van de samenwerking

als ‘opvang-plus en school-plus’: Rollebol biedt meer dande standaard-opvang voor jonge kinderen. De opvang isvoor alle leeftijdsgroepen, onder schooltijd en buitenschooltijd, en heeft een hoge, ook educatieve, kwaliteit. ’t Baeken biedt meer dan onderwijs: de school wordt voorouders extra aantrekkelijk door de ruime opvangmogelijk-heden. Bovendien profiteert de school van de voorberei-ding die de kinderen in de Drie-plusgroep krijgen op deovergang naar groep 1.De samenwerking heeft wel grenzen. De formele samen-werking vindt voornamelijk plaats op directieniveau. Opde werkvloer zijn er weinig formele contacten. Er zijn bij-voorbeeld nog geen gezamenlijke scholingen gevolgd ende overdracht van kindgegevens bij de overgang naargroep 1 is beperkt tot het ‘kinddossier’ en dan alleen vankinderen die speciale zorg behoeven.Op het gebied van pedagogisch beleid informeert men el-kaar wel (op directieniveau), maar er is nog geen gezamen-lijke discussie geweest over dit onderwerp. ‘Aan die dingenkun je nog wel zien dat we twee afzonderlijke organisatieszijn’, zegt Berghuijs, ‘dat geeft niet, dat zijn we tenslotteook. Iedereen is tevreden over de huidige samenwerking.Misschien dat we in de toekomst wat meer aandacht gevenaan de samenwerking op de werkvloer. We zijn nog niet zolang bezig, er kan nog veel gebeuren.’

COMMERCIËLE PARTNEROp de website van Rollebol kunnen ouders lezen: ‘De prak-tijk leert dat u als ouder duidelijk behoefte hebt aan vroe-ger open en later dicht. Vele ouders in onze regio (foren-zen) moeten zich haasten (fileproblemen) om op tijd uithun werk weer bij het kinderdagverblijf te zijn. Vroegeropen en later dicht geeft u meer comfort.’ Dat is duidelijkde wervende taal van een commercieel bedrijf. Gaat datwel goed samen met een school, die op een heel andere ba-sis met ouders omgaat? Beljon vindt het geen enkel pro-bleem: ‘Het klikte vanaf het begin. Dat is een belangrijkebasis voor wederzijds vertrouwen. Er is nog nooit een on-vertogen woord gevallen.’ De Rollebol heeft inmiddels be-wezen ook voor de school een wervende kracht te zijn. Erzijn ouders van buiten de wijk die hun kind komen opge-ven juist vanwege de combinatie van onderwijs en opvang.Beljon wijst ook zelf de ouders tijdens voorlichtingsge-sprekken op de voordelen van de opvangmogelijkheden.Toch werd het kinderdagverblijf niet direct door het heleteam met open armen ontvangen: ‘Het is een hele verande-ring en niet iedereen houdt van veranderingen. We moes-ten een stuk van ons terrein afstaan voor de nieuwbouw ener komen nieuwe mensen bij je in de school. Daar moet jeje team goed op voorbereiden en je moet ze de tijd gevenom aan dat idee te wennen.’ Dat vindt hij de belangrijksteraad voor scholen die ook aan dit avontuur willen begin-nen: ‘Neem de tijd om je team te masseren. Dat betaaltzich uiteindelijk terug in de samenwerking.’Het initiatief van de ondernemende ‘ex-ouders’ heeft gere-sulteerd in een gezond bedrijf, een school met een groei-end aantal leerlingen en groot aantal tevreden ouders. Deformule is zelfs zo succesvol, dat Berghuijs met drie anderescholen in Alkmaar bezig is een soortgelijke samenwerkingop te zetten.

Soepel van kdv naar school:‘alles is al zo vertrouwd’

<<

DID_TDS_nr9 nov07_SPEC.qxd 24-10-2007 15:03 Pagina 11

Page 12: DID TDS nr9 nov07 SPEC...instructie en cognitieve doelen, leiden over het algemeen tot betere resultaten op cognitieve tests en schoolprestatietoet-sen. Ontwikkelingsgerichte programma’s,

12 didaktief NR 9 / NOVEMBER 2007

door Titia Sikkema

Sinds kleuterscholen zijn ingelijfd bij het basisonderwijszijn zij er op bepaalde gebieden op achteruitgegaan: verliesvan buitenterrein met gras en bosjes waar de kinderen hunspeelplek hadden, verlies van materiaal en voorzieningenzoals deze waren beschreven in het kleuterbouwbesluit.Doordat de Klos (kleuterleidsters opleiding school) is opge-gaan in de pabo, is er ook veel kennis en ervaring over hetonderwijs aan kleuters ‘zoek geraakt’. Consequentie daar-van is onder meer dat het onderwijsaanbod veel cognitieveris geworden.Leerkrachten gaan op zoek naar structuur en de zekerheidvan het volgen van een lesmethode, om goed aan te kun-nen sluiten op de voorwaarden waaraan kinderen in groep3 moeten voldoen. Prima, maar er is méér dan dat! Want

wat is er zo specifiek aan het onderwijs aan jonge kinderen?De kern ligt in deze fase in het ervaren, beleven, benoemenen automatiseren. Het leren gaat via ervaren naar verwoor-den naar begrijpen, via experimenteren naar geordend be-zig zijn, van bekend naar onbekend.Elk kind ontwikkelt zich in zijn eigen tempo en het kan pasleren als het eraan toe is. Dit heeft met het natuurlijke pro-ces van rijping te maken. Een leerkracht van jonge kinderenis dus bezig met observeren in een goed ingerichte, inspire-rende omgeving; hij geeft ruimte aan de natuurlijke onder-zoekingsdrang. De leerkracht geeft het kind de gelegenheidzelf te ontdekken en begeleidt het door suggesties en op-drachten te geven, maar hij kan ook sturen.Verder is luisteren naar kinderen essentieel. Wat geeft eenkind aan, welke signalen geeft het (non)verbaal af? Soms ishet nodig een kind even te laten, soms is het nodig extra uitte dagen.

MIDDEL ÈN DOELJonge kinderen bewegen van nature graag. Bij het leerpro-ces is bewegen een middel: kinderen die zich motorischgoed ontwikkelen leren veelal sneller nieuwe vaardigheden

Het onderwijsaanbod is steeds cognitiever geworden. Bewegen als middel om dewereld te verkennen en tot leren te komen wordt veronachtzaamd. Maar niets isleuker en méér voor de hand liggend dan dat.

Spelen doe je met je hele lijf

zoals schrijven. Maar bewegen is ook een doel op zich. Kin-deren met een vaardige en handige motoriek hebben veelvóór. Vanuit gevarieerde bewegingsactiviteiten maakt eenkind zich een gezonde levenstijl eigen en bouwt het een po-sitief zelfbeeld op.Hoe krijg je het als leerkracht voor elkaar om gerichte be-weegmomenten in een schooldag in te bouwen. Hoe kanhet proces centraal komen te staan en niet alleen de presta-tie? Immers als het proces goed kan verlopen, komt het metde prestatie dik voor elkaar. Meer bewegen betekent gééntijdverlies, maar uiteindelijk tijdwinst. Een leerkracht zalinzicht en overzicht moeten hebben in wat de mogelijkhe-den zijn en kan daarbij al zijn of haar creativiteit inzetten.Het vraagt vooral om lef. Lef om patronen die ontstaanzijn, te doorbreken.Leerkrachten kunnen de sensomotorische ontwikkeling vankinderen gemakkelijk stimuleren in spellessen. Wat is sen-somotorische ontwikkeling? Dit wijst op de relatie tussende informatie die we krijgen via de zintuigen van ons li-chaam en vanuit de omgeving én onze motorische reactiedaarop. Voorbeelden uit het dagelijkse leven zijn: je raaktmet je hand de kachel aan en trekt je hand terug omdat dekachel heet is. Je wilt een doos optillen, voelt dat hij zwaaris en spant je spieren extra aan. Je ziet een stoeprand enweet hoe hoog je je been moet optrekken om niet te strui-kelen. Met het eigen lijf moet het kind leren voelen wat bij-voorbeeld hoog en laag is, links en rechts, voor en achter, ertussen in. Vanuit de ruimte komt pas het leren in het plattevlak.Er zijn verschillende manieren om de sensomotorische ont-wikkeling te stimuleren. Kinderen vinden het bijvoorbeeldaltijd heel spannend om te voelen. Dat kan een leerkracht

S P E C I A L | V V E

Spreek af met de groep:na ‘t bewegen is het stil

MA

RLE

ENV

AN

ENG

ELEN

DID_TDS_nr9 nov07_SPEC.qxd 24-10-2007 15:03 Pagina 12

Page 13: DID TDS nr9 nov07 SPEC...instructie en cognitieve doelen, leiden over het algemeen tot betere resultaten op cognitieve tests en schoolprestatietoet-sen. Ontwikkelingsgerichte programma’s,

didaktief NR 9 / NOVEMBER 2007 13

stimuleren door kinderen verschillende lichaamsdelen meteen zwachtel, stroken stof of wc papier te laten inpakken.Hoe voelt dit? Een variatie is mummies maken, elkaar lateninpakken of vingers inpakken met gekleurd lint. Ook ge-schikt is een opzegliedje als ‘de maan is rond’, het lijf ‘wak-ker wrijven’ onder het zingen van een liedje en variatiesdaarop met washand, spons, borstel, scheerschuim of lo-tion.Ook goed voor de sensomotorische ontwikkeling is aan-dacht voor bewegen, bijvoorbeeld door rollen over de mat,een schuin vlak, in of uit een deken, liggen op een kleed engesleept worden, gewiegd worden in een deken of laken, be-wegen en stilstaan met muziek, variaties met slap en strakbewegen, een standbeeld maken of rijden op een plank metwieltjes (een rola, skateboard of buitenband op wielen).Manieren om leerlingen ruimte te laten beleven en benoe-men zijn blindemannetje spelen of een doolhof makendoor een waslijn kriskras door de ruimte te hangen en ergordijnen/vitrage/lakens aan te hangen.Lang niet alle spelmateriaal is duur en ingewikkeld. Iederekleuterleerkracht kan met de volgende spullen aan de slag:bodylotion, borstels, dozen, elastiek, gordijnen, inpakmate-riaal met luchtbobbeltjes, plankje op wielen, spons, strokenstof, verschillende soorten vloerbedekking, voelzakje of wc-papier.

FACILITEITENOm gerichter aandacht te besteden aan motoriek in het on-derwijs aan jonge kinderen is een duidelijk schoolbeleidwenselijk. Kunnen leerkrachten bijvoorbeeld wel één keerper dagdeel naar het speellokaal? Verder helpt het opbou-wen van een gevarieerder spelaanbod op het schoolplein.Een leerkracht kan kinderen ook de mogelijkheden van bui-ten spelen leren zien, door enthousiast te vertellen en uit tenodigen, en vooral ook door zelf een keer mee te spelen.Voorbeelden van spelletjes die leuk blijven zijn ‘Moekemoeke de beer is los’, kringspelen, ‘schipper, mag ik overvaren’, ‘landje pik’, knikkeren, touwtje springen, verstop-pertje en handje-klap spelletjes met liedjes.Tevens is het goed dat een leerkracht voor afwisseling inhet lesaanbod zorgt: na inspanning hoort ontspanning. Deervaring leert dat kinderen na even te hebben bewogenalerter zijn en zich beter kunnen concentreren.Wie moeite heeft met het inpassen van bewegen in het da-gelijkse aanbod, doet er goed aan na een werkles een struc-tureel vast moment te kiezen voor een motoriek spelletje.Bijvoorbeeld door allemaal te gaan staan, zingen, gekkebekken trekken, lopen op de plaats, zwaaien met je armen,één draai in de rondte, muziek, klappen, stem- en adem-spelletjes, rek- en strekbewegingen. De mogelijkheden zijngroot en een creatieve leerkracht bedenkt de leukste vor-

men. Dit soort activiteiten is overigens voor alle leerlingenplezierig, ook in de bovenbouw. Neem er enkele minutenvoor en spreek met de groep af: na het bewegen is het stil inde klas.Wie als leerkracht hierbij weerstand voelt, of niet goed weetwat hij hiermee aan moet, die kan er eens over praten metcollega’s, hoe geven zij daar vorm aan? Na een motoriekmoment heeft een kind het hoofd weerleeg, vrij en kan het de aandacht richten op iets nieuws.Ben je geïnspireerd geraakt? Gun jezelf dan een onderzoek,probeer iets uit.

Titia Sikkema werkt als fysiotherapeute bij het Regionaal Exper-tise Centrum (REC) Noordoost Nederland cluster 3, provinciesGroningen en Drente. Meer info in Spelen doe je met je hele lijf,te koop via www.recno3.nl; Aanraken een levensbehoefte, Marijke Sluyter, Uitgeverij SWP, Amsterdam, 1e druk 2002,ISBN 9066654345; Speelkriebels voor kleuters, Veerle Florquinen Els Bertrands, uitgeverij Acco,Leuven, 20e druk 2002,ISBN 9033431041.

AN

DR

É R

UIG

RO

K F

OT

OS

TU

DIO

BV

DID_TDS_nr9 nov07_SPEC.qxd 24-10-2007 15:04 Pagina 13

Page 14: DID TDS nr9 nov07 SPEC...instructie en cognitieve doelen, leiden over het algemeen tot betere resultaten op cognitieve tests en schoolprestatietoet-sen. Ontwikkelingsgerichte programma’s,

14 didaktief NR 9 / NOVEMBER 2007

door Sjak Rutten

Voor gemeenten en basisscholen is er vanaf 1 augustus2006 het een en ander veranderd in de voor- en vroeg-schoolse educatie. De wetgever heeft een bestuurlijke en fi-nanciële knip aangebracht tussen het voorschoolse deelvan de vve en het vroegschoolse deel. Tot de wijziging vande wetgeving voor het onderwijsachterstandenbeleid in2006 ontvingen basisscholen het geld voor vve van de ge-meente. Vanaf 1 augustus 2006 zijn de middelen voor debestrijding van achterstanden in het onderwijs opgenomenin de lumpsum. De gemeente is alleen nog verantwoorde-lijk voor de bekostiging van het voorschoolse deel van devve, dat wordt aangeboden in peuterspeelzalen, kinderdag-verblijven en voorscholen. Het vve-beleid hoeft op lokaalniveau niet meer te worden vastgelegd in een onderwijsach-terstandenplan. De wet verplicht gemeente, schoolbesturenen besturen van voorschoolse instellingen wel minimaaleens per jaar te overleggen over een aantal onderwerpen,waaronder het realiseren van een doorgaande lijn tussenvoor- en vroegschoolse educatie.In het vve-beleid wordt veel belang gehecht aan de door-gaande lijn tussen de voorschoolse en de vroegschoolse pe-riode. Effectieve vve-programma’s voldoen aan een aantalcriteria (kader).

DOORGAANDE LEERLIJNEen van de belangrijkste kwaliteitscriteria is de doorgaandelijn tussen de peuterspeelzaal en de basisschool, zodat peu-ters en kleuters drieënhalf jaar lang een gestructureerd vve-programma kunnen doorlopen. In die doorlopende lijn isin de afgelopen jaren veel geïnvesteerd.Peuterspeelzalen en basisscholen hebben koppels gevormd,ze hebben gezamenlijk een vve-programma uitgekozen, zehebben zich geschoold en ze hebben afspraken gemaaktover een soepele overgang van de peuters naar de basis-school. En dan blijkt vve te werken. Een aantal gemeenten,waaronder Amersfoort, Dordrecht en Zeist hebben de effec-ten van hun vve-beleid op kinderen laten onderzoeken. Uitdeze gemeenten komt hetzelfde beeld naar voren. Wanneerkinderen op de peuterspeelzaal en in de kleutergroepen eenvve-programma volgen dat voldoet aan de kwaliteitseisen,

Het ministerie van Onderwijs wil dat in het hele land minimaal drie dagdelen vvegedurende minimaal een jaar aan meer kinderen dan nu, wordt aangeboden. Oplokaal niveau staan alle betrokken voor de noodzaak om binnen de budgettairegrenzen aan deze eisen te voldoen. Dat vraagt om afspraken in het kader van deLokale Educatieve Agenda.

Inhoud lokale educatieveagenda bepaalt kwaliteit

dan zijn de resultaten duidelijk zichtbaar op de Taaltoetsvoor Kleuters van het Cito-leerlingvolgsysteem in groep 3.In plaats van 42 procent scoort nog maar 22 procent van dekinderen op de twee laagste niveaus (D en E) van deze toets.Vve zorgt dat kinderen beter voorbereid in groep drie vande basisschool starten en draagt zo bij aan het voorkomenvan vroegtijdige uitval van vooral de zwakste kinderen.

SCHOOLBESTUREN AAN ZETHet is dus belangrijk om de doorgaande lijn door te zettenen ervoor te zorgen dat de bestuurlijke en financiële knipvan de rijksoverheid niet leidt tot een boedelscheiding tus-sen gemeente en schoolbesturen op lokaal niveau. Dat eistaandacht van de schoolbesturen en de schoolleiders. Zijmoeten meer dan vroeger beslissingen nemen over de posi-tie van de vve in hun instelling.In het recente verleden was er sprake van geoormerkte mid-delen die alleen voor vve mochten worden gebruikt. Het be-

S P E C I A L | V V E

Kwaliteitseisen vve-programma’s

Het programma is geschikt voor twee- en/of drie-jarigen en loopt door tot en met groep 2 van debasisschool;Er is sprake van een gestructureerde didactischeaanpak;Er is intensieve begeleiding van de kinderen, het-geen betekent dat de peuters twee extra dagdelennaar de peuterspeelzaal of voorschool komen endat er sprake is van twee gekwalificeerde leidstersop een groep;Het programma wordt gegeven aan een voor-schoolse voorziening of basisschool.

De effectiviteit van vve-programma’s kan nog ver-hoogd worden door het uitvoeren van een ouder-component, waardoor ouders thuis de ontwikke-ling van hun kind kunnen stimuleren.

DID_TDS_nr9 nov07_SPEC.qxd 24-10-2007 15:04 Pagina 14

Page 15: DID TDS nr9 nov07 SPEC...instructie en cognitieve doelen, leiden over het algemeen tot betere resultaten op cognitieve tests en schoolprestatietoet-sen. Ontwikkelingsgerichte programma’s,

didaktief NR 9 / NOVEMBER 2007 15

stuur en management van een basisschool hoefde zich al-leen maar af te vragen of de school mee zou doen aan vve.Was het antwoord positief, dan kon het management deuitvoering overdragen aan een vve-coördinator of onder-bouwcoördinator. Sinds de schoolbesturen hun vve-uitke-ring van het ministerie van Onderwijs ontvangen als onder-deel van de lumpsum moeten besturen en schoolleiders zelfafwegingen maken over de plaats van de vve.

GEMEENTEN STAAN VOOR MOEILIJKE KEUZESIn vrijwel alle gemeenten staat vve prominent op de LokaleEducatieve Agenda. Schoolbesturen en gemeenten willende samenwerking voortzetten en afspraken maken, zodat dedoorgaande lijn kan worden gerealiseerd. Dat is niet altijdgemakkelijk. Er is in de meeste gemeenten een spanningtussen het bereiken van voldoende doelgroepkinderen meteen effectief vve-programma en het beschikbare budget.Grote gemeenten hebben hier minder moeite mee dan klei-ne gemeenten. Hun budgetten zijn groter en de doelgroep-kinderen wonen meer geconcentreerd.Maar ook de grotere gemeenten moeten scherpe keuzes ma-ken tussen kwantiteit en kwaliteit. Kiezen we voor hethandhaven van de kwaliteitsnormen van de vve met als ge-volg dat er minder kinderen worden bereikt of verhogen wehet bereik door vve-programma’s aan te bieden op een ma-nier die niet aan de effectiviteitscriteria voldoet? Je biedtdan minder dagdelen aan of laat de dubbele bezetting gedu-rende een of meer dagdelen achterwege: vve ‘light’Het ministerie wil dat in het hele land vanaf 2007 minimaaldrie dagdelen vve gedurende minimaal een jaar wordt aan-geboden. Grote gemeenten zijn hier niet gelukkig mee. Zehebben altijd vastgehouden aan kwaliteit in de vve omdatvve-light, onder andere volgens internationaal vergelijkendonderzoek van Leseman, niet werkt. Gecombineerd met deeis om het doelgroepbereik te verhogen naar zeventig pro-cent gaat van de regelgeving van het ministerie de suggestieuit dat het wel wat minder kan met de kwaliteit. Kleine ge-meenten zijn ook ongelukkig met de eis van drie dagen vve

omdat ze dat met hun geringe budgetten nooit kunnen ha-len. Er is in het regeerakkoord meer geld toegezegd voorvve, maar de omvang en de verdeling zijn nog onduidelijk.

Op lokaal niveau staan alle betrokken voor de noodzaakom binnen de budgettaire grenzen, aan zoveel mogelijkdoelgroepkinderen vve-programma’s van goede kwaliteitaan te bieden. Dat vraagt om afspraken in het kader van deLokale Educatieve Agenda. Punten waarover afspraken no-dig zijn:Wat is onze gezamenlijke ambitie? Hoeveel kinderen wil-len we bereiken en welke kwaliteit willen we realiseren?Wie is de doelgroep van het beleid: kinderen in concentra-tiewijken of alle kinderen? En hoe bepalen we de doel-groep? Doen we dat aan de hand van de gewichtenregelingof speelt een indicatie door het consultatiebureau mee?Betrekken we de kinderopvang bij de vve, gezien de toena-me van het aantal doelgroepkinderen en de toenemendebelangstelling voor vve daar?Hebben we een sluitende aanpak voor werving en toelei-ding naar de voorschoolse educatie?Is het zinvol om voor kinderen die geen vve in de voor-schoolse periode hebben gehad een schakelklas tussengroep 2 en 3 in te richten? Bieden we ouderprogramma’saan, zodat ouders thuis hun kinderen kunnen stimuleren?Wat is er nodig om vve professioneel aan te bieden? Hoekunnen we gebruik maken van de mogelijkheden vanVversterk? Is er een aanvulling op Vversterk nodig in devorm van begeleiding en coaching op de werkvloer? Watdoen we aan de toenemende behoefte aan zorg in de voor-schoolse periode? Moeten de peuterspeelzalen gaan deelne-men aan zorgadviesteams? Welke afspraken maken we overhet meten van de resultaten van het vve-beleid en hoe leg-gen we daar verantwoording over af?Kortom: er is weinig aanleiding om op lokaal niveau tot eenboedelscheiding tussen het voor- en vroegschoolse deel vande vve over te gaan. Er zijn te veel vragen waar gemeentenen besturen samen een antwoord op moeten vinden. <<

AN

DR

É R

UIG

RO

K F

OT

OS

TU

DIO

BV

DID_TDS_nr9 nov07_SPEC.qxd 24-10-2007 15:04 Pagina 15

Page 16: DID TDS nr9 nov07 SPEC...instructie en cognitieve doelen, leiden over het algemeen tot betere resultaten op cognitieve tests en schoolprestatietoet-sen. Ontwikkelingsgerichte programma’s,

16 didaktief NR 9 / NOVEMBER 2007

S P E C I A L | V V E

Deze special over voor- en vroegschoolse educatie is gemaakt door de redactie van Didaktief in samenwerking metSardes en de onderstaande auteurs.

De special is mede mogelijk gemaakt dankzij een financiële bijdrage van Sardes.

Coördinatie: Kees Broekhof en Monique MarreveldAuteurs: Kees Broekhof, Dré van Drongen, Wander van Es,

Wim Meijnen, Sjak Rutten, Loes van Tilborg,Titia Sikkema

Eindredactie: Monique MarreveldOmslagfoto: André Ruigrok Fotostudio BVVormgeving: Fizz reclame + communicatie

De special is verschenen in Didaktief, november 2007, en is niet los verkrijgbaar.

Voor meer informatie over specials kunt u zich wenden tot de redactie van Didaktief, Molukkenstraat 200, 1098 TW Amsterdam, tel. 020 – 5900099, fax 020 – 5900098, www.didaktief.nl.

De redactie dankt de volgende sponsor:SardesPostbus 23573500 GJ Utrechttelefoon: 030-2326200fax: 030-2333017website: www.sardes.nl en www.Vversterk.nl

didaktiefO P I N I E E N O N D E R Z O E K V O O R D E S C H O O L P R A K T I J K

DID_TDS_nr9 nov07_SPEC.qxd 24-10-2007 15:04 Pagina 16