DHV publicatie Rondetafelgesprek "Over de stad gesproken"

28
>> Duurzaam bouwen is financieel voordeliger >> Werk integraal, maar pak niet alles tegelijk aan >> Gebruik water voor een sociale en gezonde leefomgeving >> Een innovatieplatform voor duurzame woningbouw geeft losse initiatieven richting << Over de stad gesproken DHV Rondetafelgesprek

description

DHV publicatie Rondetafelgesprek "Over de stad gesproken"

Transcript of DHV publicatie Rondetafelgesprek "Over de stad gesproken"

>> Duurzaam bouwen is financieel voordeliger >> Werk integraal, maar pak niet alles tegelijk aan >> Gebruik water voor een sociale en gezonde leefomgeving >> Een innovatieplatform voor duurzame woningbouw geeft losse initiatieven richting <<

Over de stad gesproken

DHV Rondetafelgesprek

>> Deelnemers DHV Rondetafelgesprek <<

<< Ina Adema is wethouder in Deventer met als portefeuille Ruimtelijke ordening, Volkshuisvestingsbeleid, Herstructurering, Onderwijs en Jeugd- en kinderbeleid.

<< Matthijs Bouw is directeur van architectuur- en stedenbouwbureau One Architecture. Hij was hoogleraar ‘Gebäudelehre’ aan de RWTH in Aken en gaf les aan Sci-Arc in Los Angeles.

<< Sybilla Dekker was minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Zij is onder andere commissaris bij de DHV Groep en de Bank van Nederlandse Gemeenten en voorzitter van de Strategische Adviesraad Bouw en Ondergrond TNO.

<< Lars Duursma werd in 2006 wereldkampioen debatteren. Sindsdien traint hij via zijn bedrijf Debatrix politici en topmanagers. Regelmatig treedt hij op als debatdeskundige in de media.

<< Sadik Harchaoui is voorzitter van de Raad van Bestuur van FORUM, Instituut voor multiculturele ontwikkeling. Hij is voorzitter van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO).

<< Diana de Jong is directeur van de business line Gebiedsontwikkeling van DHV met als belangrijkste aandachtsgebied stedelijke ontwikkeling.

<< Arnold Reijndorp is bijzonder hoogleraar sociaal-economische en ruimtelijke ontwikkelingen van nieuwe stedelijke gebieden aan de Universiteit van Amsterdam. Sinds 1994 is hij eigenaar/directeur van Reijndorp bv. Hij is gastonderzoeker bij het Planbureau voor de Leefomgeving en lid van de VROM-raad.

<< Karin Schrederhof is directeur van de Delftse vestiging van woningcorporatie WooKarin Schrederhof is directeur van de Delftse vestiging van woningcorporatie WooKarin Schrederhof nbron en voormalig bedrijfsdirecteur van Vestia Rotterdam Zuid en directeur van Ceres, de projectontwikkelaar van Vestia. Als programmamanager is zij gedetacheerd geweest bij Pact op Zuid.

Over de stad gesproken - DHV Rondetafelgesprek >> 1

De stad is hot. Steeds meer in letterlijke zin als gevolg van de klimaatverandering, maar ook op sociaal en economisch gebied vraagt ze onze aandacht. Wie geen vreemde is in Jeruzalem weet dat die drie aspecten nauw met elkaar verweven zijn.

Dit jaar leven voor het eerst in de geschiedenis meer mensen in stedelijke dan in landelijke gebieden, meldt het Wereldbevolkingsrapport 2007 van de UNFPA, het bevolkingsfonds van de Verenigde Naties. In Nederland is dat al sinds 2002 het geval. Die trend zet zich voort. Geen wonder, want steden bieden veel kansen aan haar bewoners. Ze kunnen zich er ontwikkelen op individueel, maatschappelijk en economisch vlak. Helaas is de realiteit dat stedelijke zegeningen niet altijd door alle inwoners worden genoten. Om dat tij te keren, zijn investeringen nodig op zowel sociaal, economisch als fysiek terrein.

Ook in Nederland vinden de komende decennia grote stedelijke veranderingen plaats. Dat geldt bijvoorbeeld voor de

Randstad. In de Structuurvisie Randstad 2040, waarmee het kabinet begin september instemde, wordt gepleit voor een half miljoen extra woningen. Daarvan komen 200.000 woningen, vooral in de vorm van compacte hoogbouw, binnen bestaand stedelijk gebied te staan.Veel steden staan voor de uitdaging om de gevolgen van de temperatuurstijging een halt toe te roepen. Naar verwachting stijgt de temperatuur in steden de komende jaren een graad of vier, meldt het KNMI-onderzoeksrapport ‘De toestand van het klimaat 2008’. Voor stadsbewoners heeft dat grote gevolgen voor de gezondheid.

Als maatschappelijk betrokken organisatie stimuleert DHV graag het debat over actuele ontwikkelingen in onze samenleving. Deze hebben immers betrekking op de inrichting van onze maatschappij en dus op ons werk: het aanbieden van multidisciplinaire diensten voor duurzame ontwikkeling van onze leefomgeving.Vanwege de actualiteit, koos DHV

In Holland staat een huis

stedelijke ontwikkeling als onderwerp voor het derde rondetafelgesprek. De aandacht ging daarbij vooral uit naar vraagstukken rond herstructurering en stedelijke vernieuwing. Zeven deskundigen spraken over trends in de stedelijke ontwikkeling. Dat deden ze in het Cultureel Educatief Centrum in Amsterdam Zuidoost onder leiding van Lars Duursma. Namens DHV dank ik de deelnemers voor hun tijd en aandacht.

Ik vond het opvallend dat een dergelijk gedifferentieerd gezelschap elkaar wist te vinden in de analyse van vraagstukken en van mogelijke oplossingen. Ik hoop dat de weergave van dit gesprek zal inspireren tot slimme oplossingen voor een duurzame leefomgeving.

Vic Prins, namens de directie van DHV B.V.

Amersfoort, oktober 2008

Over de stad gesproken - DHV Rondetafelgesprek >> 3

Duurzame stedelijke herstructurering kan alleen door een combinatie van sociale, economische en fysieke vernieuwing. De grootste winst valt te behalen in de herstructurering van oude stadswijken. Vooral voor de krachtwijken is investeren in de sociale binding, welzijn, onderwijs en economie van fundamenteel belang.

Willen we de zaak in de steigers krijgen, dan is de allereerste stap dat we stoppen met het stigmatiseren van probleemwijken. In veel van deze wijken barst het namelijk van de kansen en van talentvolle inwoners. Een negatief wijkimago belemmert de betrokkenheid uit de wijk en vertraagt het proces.

Een omslag valt alleen te bewerk-stelligen met langdurige en intensieve betrokkenheid van politiek, wijkorganisaties, corporaties en projectontwikkelaars. Het is dan wel van belang dat die betrokkenheid op lokaal niveau een praktische uitwerking krijgt.

Het zou een goede zaak zijn wanneer corporaties en gemeenten, die veelal een sleutelpositie vervullen bij stedelijke vernieuwing, zich daarbij committeren aan duurzame ontwikkeling.

Uiteindelijk kunnen mensen zichzélf het beste helpen. Dat blijft echter voor veel bewoners van aandachtswijken moeilijk zolang ze niet aan de touwtjes kunnen trekken. Plannen worden vaak nog steeds van boven af opgelegd. Deze implementatiekloof moet worden gedicht. Alleen wanneer bewoners zélf betrokken zijn bij hun leefomgeving, zal er echt wat veranderen.

Fundamentele zaken

De rol van water is een belangrijke, die tot nog toe onderschat wordt. Water kan enerzijds de leefkwaliteit in steden verhogen, anderzijds kan daarmee de toenemende wateropgave worden opgelost. Waterexperts en stedenbouwkundigen doen er goed aan op dat vlak hun expertise te bundelen.

Een innovatieplatform voor de woningbouwsector kan bijdragen aan duurzame stedelijke vernieuwing. Daarmee kan kennis uit verschillende projecten uitgelicht en benut worden door zowel consumenten, als overheden en het bedrijfsleven. Duurzame stedelijke vernieuwing biedt ons zo de kans om ook voor de toekomst een gezonde leefomgeving te creëren.

>> De stad is hot >> Juist in probleemwijken doen bewoners hun uiterste best om het leefklimaat te verbeteren >> Politiek is niet iets van de lange termijn >> De vraag is meer

Integraal is normaal

Over de stad gesproken - DHV Rondetafelgesprek >> 5

Krachtwijken hebben een slecht imago. Wijkbewoners kunnen

daar meer last van hebben dan van problemen die zijn gesignaleerd.

Deze wijken zijn niet alleen kostenposten. Ze bieden ook kansen.

Door wijk-initiatieven uit te voeren en duurzaam te investeren, wordt

de kracht van de wijk blijvend benut.

Achterstandswijken hebben vaak bewoners met een laag inkomen, zoals starters op de arbeidsmarkt en nieuwe immigranten. Voor hen zullen altijd goedkope woningen beschikbaar moeten zijn. Die wijken blijven dus steevast laag scoren. Wat is dan de zin van die scorelijstjes? “Kijk naar Rotterdam”, zegt Arnold Reijndorp, bijzonder hoogleraar Sociaal-economische en ruimtelijke ontwikkelingen van nieuwe stedelijke gebieden aan de Universiteit van Amsterdam, “de wijken die daar elk jaar verschijnen op de lijstjes met grote sociale achterstanden en meest kindonvriendelijke wijken, zijn altijd

dezelfde. Terwijl juist in díe wijken mensen hun stinkende best doen om er het leefklimaat te verbeteren.”

Dat we wijken als geheel problematiseren is volgens de hoogleraar een fundamen-teel probleem. Daarmee creëer je een negatief imago, terwijl er binnen de wijken veel verschillen zijn. “Dat verklaart ook reacties van mensen als ‘Wonen wij daar?’, wanneer ze horen dat ze in een probleemwijk blijken te leven. Waarom moeten er ook hele wijken gedefi nieerd worden? Vaak gaat het alleen om straatjes en buurten waar problemen zijn.”

Integraal is normaal >> De stad is hot >> Juist in probleemwijken doen bewoners hun uiterste best om het leefklimaat te verbeteren >> Politiek is niet iets van de lange termijn >> De vraag is meer

Slotervaart, onze eigen ‘banlieu’, is een duidelijk voorbeeld. Dat stadsdeel telt vier wijken waar veel hoogverdieners wonen die tot de meest verdienende mensen van Amsterdam behoren. Toch wordt de hele wijk neergezet als een probleemwijk. “En wat zie je”, signaleert Sadik Harchaoui, voorzitter van de Raad van Bestuur van FORUM, Instituut voor multiculturele ontwikkeling, “het hele kabinet gaat dáár naartoe om de temperatuur op te nemen. Terwijl ze juíst tegenwicht zouden moeten bieden aan negatieve beeldvorming in de media.”

Dergelijke imagoschade valt volgens Harchaoui enigszins te voorkomen door als bestuurder vaker te zwijgen en niet onmiddellijk bij elk probleem een persbericht uit te brengen. Al is dat alleen mogelijk, meent hij “als je het lef hebt om tegen de tijdgeest in te gaan en je niet te emotioneel bent.” Achterstandswijken hebben permanente aandacht nodig, zo bleek eerder. “Geld is daarbij het probleem niet. De grote vraag is veeleer of we bereid zijn de aandacht en

de investering een tijdje vol te houden”, zegt Karin Schrederhof. Zij is directeur van de Delftse vestiging van woningcorporatie Woonbron. Voormalig VROM-minister en DHV Groep commissaris Sybilla Dekker gelooft daar niet in. Op het moment dat de politiek kiest voor een langdurige betrokkenheid, committeert ze zich minimaal tien jaar aan een wijk. Dekker: “Maar politiek is niet iets van de lange termijn. De vraag is meer hoe je het probleem op de politieke agenda krijgt. Politiek heeft focus nodig. Het definiëren van aandachtswijken doet het Rijk in samenspraak met de betreffende gemeenten, vooral om er politieke aandacht en geld mee te krijgen. Toen ik minister was, viel het mij overigens op hoe graag bepaalde wijken van de lijst achterstandswijken af wilden omdat ze dat stempel niet, maar uiteindelijk wél de aandacht en het geld, wilden hebben. Als men van de lijst wilde, was dat de keuze van de gemeente zelf.”Willen we oplossingen vinden voor stedelijke vraagstukken, dan is het van belang dat deze op de politieke

6 >> Over de stad gesproken - DHV Rondetafelgesprek

hoe je het probleem op de politieke agenda zet >> De implementatiekloof, dat is hier een hardnekkige bottleneck >> Doordat we alles integraal willen aanpakken, wordt de

agenda staan. Het traject dat daarna volgt, kent echter weer zijn eigen drempels. “De bestuurlijke vertaling is nog veel erger”, is de ervaring van Ina Adema, de Deventer wethouder voor onder meer Volkshuisvestingsbeleid en Herstructurering. Het leidt volgens haar vooral tot veel overleg en afstemming van plannen tussen allerlei partijen. Ze illustreert dit met de lokale praktijk: “In Deventer betreffen problemen in onze Rivierenwijk niet alleen het terrein van het ministeries van VROM, Jeugd en Gezin en OCW. We lopen het risico dat we voor die ministeries aan allerlei eisen dienen te voldoen.”

“Het probleem is hier de stapeling van belangen”, concludeert Harchaoui. Juist dát leidt tot stagnatie in de uitvoering van projecten. “Op lokaal niveau doen allerlei instellingen mee, juist omdat die eis van integraliteit van fysieke, sociale en economische vraagstukken er ligt”, weet ook Reijndorp. “Daardoor komt de samenwerking tussen organisaties centraal te staan en niet het project. Het

Pact op Zuid, een investeringsprogramma voor Rotterdam Zuid dat is opgesteld door de woningcorporaties, de gemeente en deelgemeenten, ligt om deze problema-tiek stil. Laten we realistisch zijn.”

“De implementatiekloof is hier een hardnekkige bottleneck”, vat Diana de Jong samen. Zij is directeur Gebiedsontwikkeling bij DHV. “Er worden veel plannen bedacht op bovenstedelijk niveau. Dat leidt tot protocolisering. Beter is het om ontwikkelingen in de wijk te initiëren en te stimuleren, want wijken hebben juist zoveel potentie! Nu worden ze teveel gezien als kostenpost. Juist op wijkniveau gebeurt te weinig.” Dat komt vooral doordat degenen met de problemen niet degenen zijn die aan de touwtjes trekken. Het probleemeigenaarschap, zoals dat heet, is onduidelijk. De Jong: “Zolang dat zo blijft, is de voorspelling dat er niets zal veranderen een self fulfilling prophecy.” Dergelijke institutionele belemmeringen bemoeilijken praktische oplossingen. Het loont soms om als bestuurder je

hoe je het probleem op de politieke agenda zet >> De implementatiekloof, dat is hier een hardnekkige bottleneck >> Doordat we alles integraal willen aanpakken, wordt de

eigen weg te kiezen, zonder al te veel inmenging van landelijke en lokale overheden. Adema vertelt: “In Deventer stimuleren we bewoners al langere tijd om ondernemer te worden. De voorstellen van minister Vogelaar voor haar krachtwijken hebben we daar in een later stadium aan toegevoegd. Nu de bewoners van de Rivierenwijk achter onze plannen staan, zijn we aan de slag gegaan. Of we er nu wel of niet uitkomen met corporaties, wethouders of ministeries, wij wachten niet langer.” Daarbij komt dat we het allemaal tè goed willen doen. “Doordat we alles integraal willen

aanpakken, wordt de implementatie lamgelegd”, is De Jongs ervaring. “Dát is het mechanisme dat problemen in stand houdt.” Dekker beaamt dat. “Ook initiatiefnemers willen vaak alles tegelijk doen en dat kan niet. Tè vaak ontbreekt het aan een fundamentele projectanalyse en een passende projectaanpak.”

Matthijs Bouw, medeoprichter van architectenbureau One Architecture, heeft juist ondervonden dat vraagstukken wél goed integraal aan te pakken zijn. Door stapsgewijs te werken, is het volgens hem mogelijk op stedelijk niveau strategische

lijnen uit te zetten en die tegelijkertijd op wijkniveau praktisch in te vullen.Hij illustreert dit met een voorbeeld. One Architecture werkt aan een project met 35 basisscholen in Amsterdam. Doel is school- en buurtverbetering aan elkaar te koppelen, door de scholen om te bouwen tot ‘community schools’ en sociale en economische programma’s te organiseren. Er wordt nu in concrete pilots gewerkt, maar op termijn willen de opdrachtgevers – een corporatie en een scholengroep – de strategie over de hele stad uitrollen. De pilots mogen geen losstaande projecten blijven. Ook fysiek niet. Hoewel de scholen echt op de buurt gericht zijn, moeten ze ook aangesloten zijn op het grotere netwerk van de stad. Door die duidelijk zichtbare verbinding voelen bewoners van bijvoorbeeld Slotermeer zich nauwer verbonden met de stad Amsterdam. “Een van de problemen is vaak dat we tè strategisch denken, alle onderdelen tegelijkertijd aanpakken en op elkaar willen afstemmen”, is Bouws ervaring. “Projecten stagneren juist daardoor.” <<

Over de stad gesproken - DHV Rondetafelgesprek >> 7

implementatie lamgelegd >> Achterstandswijken hebben permanente aandacht nodig >> voorkom het waterbedeffect >> Het perspectief van de stedelijke vernieuwing moet

Sociaal gaat voor fysiekSociaal gaat voor fysiekimplementatie lamgelegd >> Achterstandswijken hebben permanente aandacht nodig >> voorkom het waterbedeffect >> Het perspectief van de stedelijke vernieuwing moet

Over de stad gesproken - DHV Rondetafelgesprek >> 9

Wie hoger stijgt op de sociale ladder, vertrekt vaak uit achterstandswijken. Hij maakt wooncarrière, zoals dat heet. Anderen blijven achter, met als resultaat dat de samenstelling van de wijkbevolking dezelfde blijft, inclusief bijbehorende problemen. Door veel meer te investeren in sociale, in plaats van in fysieke, vernieuwingen kan de overheid deze mensen helpen hogerop te komen op de sociale ladder. Dat stelde de VROM-raad in haar rapport ‘Stad en stijging’ uit 2006. “Het perspectief van de stedelijke vernieuwing moet inderdaad veranderen”, bevestigt Reijndorp, sinds jaren lid van de VROM-raad.

“We moeten mensen veel meer helpen bij sociale emancipatie.” Zijn huidige gesprekspartner, voormalig minister Sybilla Dekker, verzocht indertijd om een advies over de sociale pijler van het stedelijke-vernieuwingsbeleid.

Aan tafel heerst grote eenstemmigheid op dit punt. Schrederhof: “Het is niet alleen belangrijk om te investeren in dure woningen om zo hogere inkomens aan te trekken, dat óók natuurlijk, maar het is vooral belangrijk te investeren in de huidige bewoners. We laten veel te veel lopen op het terrein van onderwijs en jeugdzorg. En dat in een welvarende

maatschappij als Nederland. Dat vind ik echt stuitend. Dat doet echt pijn!”Blijvende investering in bewoners is vooral belangrijk om te voorkomen dat problemen verplaatsen van de ene naar de andere wijk – het zogenoemde waterbedeffect. Sociale investeringen dienen dan ook minstens gelijk op te gaan met fysieke aanpassingen. En dat vereist langdurige betrokkenheid. Dat besef leeft bijvoorbeeld in Utrecht, waar de gemeente samen met drie woning-corporaties tegelijkertijd werken aan sociale, economische én fysieke herstruc-turering in de wijk Overvecht-De Gagel.

Sociale vernieuwing is een wezenlijk onderdeel van stedelijke

herstructurering. Een sterke lokale economie is voor wijkbewoners

een belangrijke stimulans om te kunnen stijgen op de sociale ladder.

Het meeste baat hebben bewoners van aandachtswijken, en vooral de

jongeren onder hen, bij degelijk (beroeps)onderwijs.

veranderen >> Sociale vernieuwing moet centraal staan >> We laten veel te veel lopen op het terrein van onderwijs en jeugdzorg. Dat doet echt pijn! >> Een gezonde economie

Ook in Eindhoven weten ze dat het zo werkt. In de wijk Woensel-West werken de gemeente, woningcorporatie Trudo en DHV intensief samen met wijkbewoners. Er ligt geen masterplan met drastische wijkvernieuwingen over een periode van tien jaar, maar concrete kortetermijn-plannen volgen elkaar op. Die komen tot stand na intensief overleg en expliciete goedkeuring door de wijkbewoners.

Dergelijke langdurige investeringen kunnen op termijn niet zonder degelijke basis en die ligt volgens diverse gespreks-partners bij een goede lokale economie.

10 >> Over de stad gesproken - DHV Rondetafelgesprek

“Een gezonde economie”, stelt Dekker, “is dé motor die de ontwikkeling van een stad stimuleert.” “Laten we die economische stimulans dan wel richten op de diverse economieën die naast elkaar bestaan, maar die weinig met elkaar van doen hebben”, nuanceert Bouw, “In Amsterdam draait de markt voor financiële diensten uitstekend, maar tegelijk hebben in delen van het stadsdeel Geuzenveld-Slotermeer slechts 113 van de 1000 mensen werk”, vertelt hij. “Die bewoners zijn niet op de grote economie van Amsterdam aangesloten. Het lukt hen niet bij een bank als ABN Amro, dat hier een hoofdkantoor heeft, aan de slag te komen. Terwijl daar wel behoefte is aan mensen met een specifieke opleiding.”De wet van vraag en aanbod werkt hier blijkbaar niet. “Dat zal niet snel veranderen; dat is een grote illusie”, meent Harchaoui. “Tenminste, zolang er tè weinig huizen in die wijken zijn waarheen mensen kunnen doorstromen. Als studenten dan na een paar jaar een gezin stichten, vertrekken ze uit de stad en ben je ze kwijt.” De uittocht van

talent wordt alleen maar versterkt door de globalisering, stelt Harchaoui: “We kampen in Nederland met een forse uitstroom van kapitaal en veelbelovende jongeren. Het lijkt alsof Nederland last heeft van een ingesleten arrogantie. We denken dat de hele wereld op ons zit te wachten, maar dat is helemaal niet zo. Investeren in onderwijs is juist cruciaal om zo de juiste mensen te kunnen aantrekken.”“In Nederland lopen we om problemen heen”, zegt de FORUM-voorman. “Dan meten we weer eens of een programma in een wijk effect heeft gehad, of voeren we een benchmark uit, maar daardoor wordt alles zo bureaucratisch. Alles wordt zo geprotocoliseerd. Ik denk aan het streven van overheden om het allochtone ondernemerschap te stimuleren, terwijl dat nu juist een van de weinige ontwikkelingen is die wél goed gaat. Neem de Turkse telecomondernemer Celal Oruç, die inmiddels multimiljonair is. Als je het zo bekijkt, hebben we in Nederland vooral te maken met structurele institutionele problemen.”Allochtone

daarvan”, vervolgt Dekker, “ontstaat er segmentatie in de wijken en ontstaat er een markt van onder andere Turkse en Marokkaanse hypotheekverstrekkers.” Harchaoui vult aan: “Omdat ze nauwelijks terecht kunnen bij de grote banken gaan ze zelf maar wat aanklooien op dit gebied. Dat laatste onderschrijft Dekker niet. Het gaat om ondernemerschap in een bepaalde markt.” Opvallend genoeg legt Harchaoui een verband tussen economische ontwikkeling en het duurzaamheidvraagstuk. Juist de klimaatverandering vraagt volgens hem om een betere afstemming

ondernemers openen hun bedrijven vaak in hun eigen sociale omgeving. Is dat dan een probleem? Helemaal niet. Reijndorp: “Het winkelcentrum hier in Amsterdam Zuidoost” – waar het rondetafelgesprek gehouden wordt – “zit vol met allochtone ondernemers. Een paar jaar geleden zouden we daarover gesproken hebben in termen van verval. Nu blijken ze het juist heel goed te doen.”Zelfs op het vlak van financiële dienst-verlening ontstaan eigen netwerken. Uit noodzaak, want relatief weinig allochtone ondernemers kunnen kredieten loskrijgen bij grote banken. “Als gevolg

veranderen >> Sociale vernieuwing moet centraal staan >> We laten veel te veel lopen op het terrein van onderwijs en jeugdzorg. Dat doet echt pijn! >> Een gezonde economie

10 >> Over de stad gesproken - DHV Rondetafelgesprek

tussen arbeidsmarkt en innovatief ondernemen. Nu bestaat daar nog een mismatch tussen. “Die mismatch kunnen we uitstekend opheffen via onze ROC’s”, meent hij. Vakmanschap en innovatie moeten met elkaar verbonden worden. “Dat geldt niet alleen voor het terugdringen van CO2, maar ook voor bijvoorbeeld waterberging. Zorg dat je verbinding legt tussen het vakmanschap dat geleerd wordt op het VMBO én het MBO en duurzaamheid. Daarmee bereik je tegelijkertijd maatschappelijke emancipatie van specifieke groepen jongeren in het onderwijs.” <<

Over de stad gesproken - DHV Rondetafelgesprek >> 11

is de motor die de ontwikkeling van een stad stimuleert >> Er bestaan meerdere lokale economieën naast elkaar >> De wet van vraag en aanbod werkt daar niet >> Allochtone

Recent onderzoek in Amerika toont aan dat duurzame kantoorgebouwen 2% hoger rendement opleveren dan traditioneel gebouwde. Terecht hebben

Duurzaam bouwen rendeertDuurzaam bouwen rendeertSociale en economische vernieuwingen zijn cruciaal, maar ook puur

fi nancieel gezien rendeert duurzaam bouwen. Dat besef kan duurzaam

bouwen in Nederland stimuleren. Echt grootschalige toepassingen

van duurzaam bouwen ontbreken nog. Vooral vanwege gebrek aan

urgentiebesef en verstoorde marktverhoudingen.

is de motor die de ontwikkeling van een stad stimuleert >> Er bestaan meerdere lokale economieën naast elkaar >> De wet van vraag en aanbod werkt daar niet >> Allochtone

Over de stad gesproken - DHV Rondetafelgesprek >> 13

veel investeerders in de EU dan ook oog voor duurzaam bouwen. Méér dan hun Nederlandse collega’s. Dat wordt geïllustreerd door een tekenende ervaring van architect Bouw. Onlangs liet hij een Franse vastgoedinvesteerder twee mogelijke ontwerpen voor een zakenwijk zien. Een snelle, eenvoudige manier en een complexe, waarbij allerlei vraagstukken die in de toekomst spelen waren meegenomen. De Fransman koos voor de complexe variant. Hij zei: ‘Als ik nu niet duurzaam bouw, is mijn vastgoed over twintig jaar niets meer waard.’ “Die man zag Kyoto, hij zag de regelgeving die vanuit de EU op hem af komt en dan

concludeert hij: ‘Ik investeer niet meer in vastgoed dat niet duurzaam is.’ Dat is gewoon marktwerking. Terwijl een Nederlandse projectontwikkelaar tóch sneller voor de simpele oplossing zou hebben gekozen.”Waarom kiezen Nederlanders daar niet voor, als ook zíj te maken hebben met Kyoto en de EU? Volgens Bouw omdat een architect hier niet met een investeerder praat, maar met een projectontwikkelaar die slechts een scope van vijf jaar heeft. Investeerders en consumenten beschikken over onvoldoende informatie. “De Nederlandse woningmarkt is in veel gevallen verstoord”, stelt hij. “Vanwege de schaarste die er heerst, hebben keuzes voor energiegebruik, ruimtelijke kwaliteit en water relatief weinig invloed op het succes van een project. De huizen worden tóch wel verkocht. Daarom zijn hier ook zoveel regels en protocollen die de verstoorde marktverhoudingen in de juiste banen leiden.” Vorderingen worden desondanks gesignaleerd, bijvoorbeeld het concept cradle-to-cradle, waarin het uitgangs-

ondernemers openen hun bedrijven vaak in hun eigen sociale omgeving >> Architecten vinden nieuwe vormen van duurzaam bouwen >> Ook financieel hebben sociaal en

punt is dat kringlopen gesloten worden en waarbij gebruik gemaakt wordt van duurzame energie en hergebruikte materialen. “Dat geeft een heel positieve impuls aan het denken over stedenbouw en herstructurering”, meent De Jong. “Duurzaamheid omvat meer dan sociale en economische aspecten. Het draait ook om milieu en leefomgeving, om energieverbruik en het watervraagstuk.” Een makkelijke proces is het niet. Te denken valt aan het concept van de passiefhuizen. Dat zijn woningen die ’s zomers nauwelijks gekoeld en ’s winters nauwelijks verwarmd hoeven te worden en waar desondanks binnenshuis een aangenaam klimaat heerst. In Roosendaal staan inmiddels drie van die huizen en in Rotterdam worden drie portiekflats gerenoveerd volgens dit principe. Met beperkte extra kosten wordt daar voor ruim zestig procent op het energiever-bruik voor verwarming bespaard. De terugverdientijd bedraagt maar een paar jaar. Te denken valt ook aan het aan-brengen van energiezuinige installaties in bestaande bouw, zoals in de 72 woningen

14 >> Over de stad gesproken - DHV Rondetafelgesprek

in Leidschendam die nu vijftig procent minder energie verbruiken. Ook Reijndorp ziet positieve ontwikkelingen, al maakt hij er direct de nodige kanttekeningen bij. “Architecten ontdekken nieuwe vormen van duurzaam bouwen”, zegt hij, “maar tegelijk zie ik dat bij de bulk van de architectuur de installateur veel werk overgenomen heeft. Dat is gewoon heel slecht!”

Neem de Amersfoortse nieuwbouw-wijk Vathorst. Reijndorp zit in het kwaliteitsteam van die wijk. Hij vindt het zelf een van de meest geslaagde Vinexwijken. Desondanks zegt hij: “Ik zie dat daar ook veel knullige wonin-kjes gebouwd worden, waar nauwelijks over nagedacht is. Natuurlijk voldoen ze aan officiële voorschriften. Maar de energienormen worden gehaald door de installatietechniek, in plaats van dat architecten zich bij het ontwerp al richten op het gebruik van duurzaam materiaal en duurzame energie-oplossingen. De toegenomen aandacht voor duurzaam-heid zie je niet in dezelfde mate terug in

de bouw. Uit onderzoek naar recent gerealiseerde hoogbouw in het centrum van Rotterdam bleek dat de nieuwe torens wat dat betreft slechter waren dan wat er in de jaren tachtig werd gerealiseerd.”

Bouw signaleert de achteruitgang van zijn eigen vak eveneens: “Ik hoop dat we er weer dingen bij leren. Architecten kunnen nog wel eens wat autistisch zijn. Ze zouden veel meer open moeten staan voor de vraag naar duurzaam bouwen. Professioneel gezien is het een sector die weinig vernieuwend is. Architecten zijn vaak slecht in staat nieuwe ontwikkeling

ondernemers openen hun bedrijven vaak in hun eigen sociale omgeving >> Architecten vinden nieuwe vormen van duurzaam bouwen >> Ook financieel hebben sociaal en

14 >> Over de stad gesproken - DHV Rondetafelgesprek Over de stad gesproken - DHV Rondetafelgesprek >> 15

in de hoofden van medewerkers te krijgen. Het zou van wijsheid getuigen wanneer ze daar veel meer in gaan investeren.”“Het vak is natuurlijk vreselijk uitgehold”, is Schrederhofs ervaring, “Vroeger was de architect verantwoordelijk voor het totale ontwerp. Maar als ik nu een vraag bij onze corporatie neerleg, dan hoor ik: ‘dat kunnen de architecten niet meer’. Nee, maar dat is wel een verhaal van de kip en het ei, want ze hebben eerst alles uitbe-steed. Het vakmanschap bij de architecten moet terugkomen!”Al met al heeft de gespannen woning-markt in Nederland ver strekkende

consequenties. “Bij projectontwikkelaars zie je vaak een hit-and-run mentaliteit van snel geld maken en wegwezen”, meent Adema. “Wat er over twintig jaar komt, is voor hen niet van belang.” De machtspositie van projectontwik-kelaars wordt vaker gesignaleerd. Om een klacht van de producent van het verkeerd geïnstalleerde balanssystemen in Vathorst te citeren: “Het gaat in Nederland fout omdat de bewoner en de toeleverancier helemaal niets te vertellen hebben in de bouwketen. Bouwers en projectontwikkelaars zijn oppermachtig in Nederland.”

“Het is verstandig om stil te staan bij de vraag wie we wát laten ontwikkelen en wie de uiteindelijke afnemer is”, stelt Schrederhof. “Alleen projectontwikkelaars die een duurzame ambitie óók op de langere termijn willen vormgeven, komen in aanmerking voor samenwerkings-verbanden. Bij cruciale projecten zou het goed zijn dat we niet meer met partijen werken die niet duurzaam werken, maar meer met de belegger. De gemeente kan de condities voor duurzaam bouwen verbinden aan de gronduitgifte.”Een andere optie is consumenten meer bewust maken van de financiële voorde-len van sociaal en energetisch duurzaam bouwen. Consumenten mogen daar best kritischer op zijn. Al blijft dat lastig in een schaarste-economie. Schrederhof: “Een kritische consument bijt zichzelf in de staart in een imperfecte markt als de Ne-derlandse.”Wellicht zit de oplossing in het idee van Reijndorp: “Presenteer de hele zaak als een life-style. De meest kritische consu-ment betaalt tenslotte ook voor een designkeuken”. <<

energetisch duurzaam bouwen voordelen op de lange termijn >> Consumenten mogen best kritischer zijn op dit gebied >> Water biedt enorme kansen >> Nederlandse

Stedelijk water als kernkwaliteitStedelijk water als kernkwaliteituitmaken van stedelijke vernieuwing. Bij herstructurering valt tenslotte veel meer te halen dan bij nieuwbouw, zowel in recreatief als in sociaal opzicht. Dat blijkt uit allerlei projecten in het buitenland, zoals in het Zweedse Malmö, waar een grote visvijver is aangelegd waar mensen hun vrije tijd met vissen doorbrengen. Mensen vinden het prettig om aan water te wonen en uitzicht te hebben op water. Het vergroot de belevingswaarde van een leefomgeving.”Het is opvallend dat Nederlandse beleidsmakers bij stedelijke vernieuwing relatief weinig oog hebben voor het

Over de stad gesproken - DHV Rondetafelgesprek >> 17

Inzet van waterpartijen bij stedelijke herstructurering is een praktische

vorm van duurzame ontwikkeling. Dit mes snijdt aan twee kanten. Het

helpt de toenemende wateroverlast in Nederlandse steden tegengaan.

Daarnaast verbetert het de leefomgeving. Het is daarom opvallend dat

de aandacht voor water bij veel stedelijke herstructureringsplannen

zeer beperkt is.

De toenemende wateroverlast in onze steden is het gevolg van de grote hoeveelheid verhard oppervlak in combinatie met zwaardere buien. Waterschappen eisen daarom gemiddeld 8 tot 12 % van de beschikbare ruimte voor oppervlaktewater, om aan de groeiende wateropgave te kunnen voldoen. Dat is vrijwel altijd meer dan nu aanwezig is.Nu is water hét uitgelezen koelmiddel voor steden om er de toenemende hittestress mee tegen te gaan. Die hittestress duidt op de ontwikkeling dat steden een temperatuurstijging van

rond de 4 graden te verwerken krijgen. Daarmee wordt de kritische grens voor gezond leven overschreden. Kwetsbare bevolkingsgroepen, zoals ouderen, krijgen er steeds meer gezondheidsproblemen door. Het creëren van een koelere leefomgeving is van levensbelang. De inzet van water voor een betere leefomgeving is uitstekend te combineren met het tegengaan van wateroverlast.

”Water biedt enorme kansen.” Het komt bij De Jong recht uit haar hart. “Het gebruik ervan kan prima integraal deel

energetisch duurzaam bouwen voordelen op de lange termijn >> Consumenten mogen best kritischer zijn op dit gebied >> Water biedt enorme kansen >> Nederlandse

Energie en innovatie

beleidsmakers hebben weinig oog voor water bij stedelijke vernieuwing, terwijl rekening houden met de wateropgave nauwelijks extra geld kost >> Het lost direct een deel

waterelement. Dat blijkt bijvoorbeeld uit twee onderzoeken voor respectievelijk het Investeringsbudgetten Stedelijke Vernieuwing en het Landelijk Gebied. Beide onderzoeken tonen aan dat de noodzaak van het gebruik van water wordt onderkend, maar dat beleidsmakers, stedenbouwkundigen en waterdeskundigen te weinig gebruik maken van elkaars expertise. Waterplannen maken geen onderdeel uit van stedenbouwkundige plannen en gemeenten en woningcorporaties steggelen steeds opnieuw over de kostenverdeling van watermaatregelen.

18 >> Over de stad gesproken - DHV Rondetafelgesprek

Intussen groeit de noodzaak tot maatregelen. Dat blijkt bijvoorbeeld uit een inventarisatie in de gemeente Rijswijk die DHV maakte. De water-opgave bedraagt daar niet minder dan 50.350 m3, waarvoor12,5 ha nodig is. Dat is bijzonder veel in een dergelijk dichtbebouwd gebied. Die opgave kan worden aangepakt door open water aan te leggen in bijvoorbeeld de vooroorlogse herstructureringswijk Moerwijk. Daarnaast zijn echter innovatieve oplossingen onontbeerlijk, zoals waterberging onder sportparken en pleinen.

Het mooie is dat het nauwelijks extra geld kost om water mee te nemen in stedelijke herstructurering. Geïnvesteerd wordt er toch. “Als je waterberging mee kunt nemen bij de ontwikkeling van een wijk in de recreatieve sfeer, zou het heel dom zijn om dat níet te doen”, meent Adema. “Het openen van oude watergangen is een mogelijkheid. Dat gebeurt al op veel plaatsen in Nederland, zoals in de Rivierenwijk van Deventer. Daardoor is de eenheid in de waterhuishouding die er vroeger ook was, teruggebracht.” “Leeft het watervraagstuk dan wel bij

beleidsmakers hebben weinig oog voor water bij stedelijke vernieuwing, terwijl rekening houden met de wateropgave nauwelijks extra geld kost >> Het lost direct een deel

18 >> Over de stad gesproken - DHV Rondetafelgesprek

gemeenten en burgers?”, vraagt gespreksleider Duursma zich af. Schrederhof meent van wel. “Burgers vinden het belangrijk”, maar Dekker en Adema zien dat toch wat somberder in. “Het is nog niet echt een maatschappelijk item”, meent Dekker. “Willen we dat zover krijgen, dan is intensievere communicatie noodzakelijk.” Ook Adema legt op dat laatste de nadruk: “Als ik zo naar de inwoners van mijn gemeente kijk, krijg ik niet de indruk dat iedereen meteen denkt dat water veel kansen geeft om duurzaam te bouwen. In de communicatie daarover hebben we nog een heel eind te gaan.”

Over de stad gesproken - DHV Rondetafelgesprek >> 19

Creatieve acties stimuleren de betrokkenheid, zo blijkt uit het voorbeeld van de Vathorst-sloep. Reijndorp legt uit. “In Vathorst kunnen bewoners op een vaste plek hun eigen sloep bouwen. Met hun Vathorst-sloep kunnen ze onder de bruggetjes in de wijk doorvaren. Dat creëert een band met de nieuwe wijk. Dat laat zien dat water ook kansen creëert.”

Het watervraagstuk leeft dan misschien niet, maar water zélf roept warme gevoelens op bij Nederlandse stedelingen. Daarvan getuigen de reclames voor de Blauwe Stad, waarbij potentiële bewoners

gelokt worden met vogelgeluiden en waterpartijen. Nederlandse stedelingen worden enthousiast als ze over water praten, is zowel de ervaring van Harchaoui als van Bouw. “Water is een van de unieke kanten van Nederland, een van onze kernkwaliteiten.” <<

van de enorme stedelijke wateropgave op >> Water is een van onze kernkwaliteiten >> Koppel integraal werken los van grote ingrepen op collectief niveau >> Stedelijke

Discussieer op een niveau hoger Discussieer op een niveau hoger Duurzame stedelijke vernieuwing kunnen we stimuleren met het op-

richten van een nieuw innovatieplatform rond duurzame woningbouw

en gebiedsontwikkeling. Daarin kunnen wetenschappers, marktpartijen

en beleidsmakers gezamenlijk nadenken over relevante vraagstukken.

Zo krijgen de vele losse initiatieven op het gebied van duurzaam

bouwen een stevige impuls en vooral een duidelijker richting.

van de enorme stedelijke wateropgave op >> Water is een van onze kernkwaliteiten >> Koppel integraal werken los van grote ingrepen op collectief niveau >> Stedelijke

Over de stad gesproken - DHV Rondetafelgesprek >> 21

Hoe zorgen we er nu voor dat er écht duurzaam gebouwd wordt? Hoe zorgen we ervoor dat wat we bouwen over dertig, veertig jaar nog aansluit bij de maatschappelijke wensen en leefstijlen? Hoe kunnen we sociale duurzaamheid vertalen in fysieke duurzaamheid? Aandacht voor de beheerfase is daarin in ieder geval essentieel. “Wat ik ook erg belangrijk vind”, zegt De Jong, “is de signalering van de discrepantie tussen de wens om integraal te wíllen werken en het niet tot implementatie ervan komen. Hoe pel je zo’n proces nu

zodanig af, dat het wél integraal is, maar niet het volledige proces lamlegt? Hoe kunnen we dat in projectmanagement conceptueel benaderen? Dat zijn vragen waar ik verder over wil denken.” Insteken op diverse niveaus, zoals Bouw eerder voorstelde, lijkt een optie. Zijn advies is: koppel integraal werken los van grote ingrepen op collectief niveau, anders trekken we al gauw een tè grote broek aan. “Volgens mij is het beter om op een veel hoger abstractieniveau, strategisch fors in te grijpen en voor de rest burgers te helpen op lokaal niveau actie te

ondernemen. Integraal kán heel goed lokaal. Sterker nog: dat kan alléén maar lokaal!” De voornaamste belemmering daarbij is, volgens de architect, dat Nederland wordt bestuurd door de bestuurslaag tussen de strategische plannenmakers en de burgers die de gevolgen ervan ondervinden. Opnieuw blijkt dat de probleemeigenaren niet degenen zijn die invloed kunnen uitoefenen. Om op lokaal niveau integraal te kunnen werken, is het volgens Reijndorp belangrijk om een vanzelfsprekender manier te vinden waarop wijken duurzaam kunnen vernieuwen. Veel wijken functioneren best goed en hoeven helemaal niet gesloopt te worden, zoals in het verleden vaak gebeurde. Kleinschalige vormen van duurzaam bouwen kunnen vorm krijgen door de inzet van bouwmarkten als Praxis en Gamma. Reijndorp: “Het gaat erom dat die niet alleen duurzaam materiaal aanbieden, maar ook helpen bij het duurzaam verwerken ervan door bewoners. Wat mij betreft betrekken we ook sociale duurzaamheid erbij en stellen

er gaan al stemmen op om ze massaal te slopen. “Die woonervenwijken dreigen zo de nieuwe achterstandswijken te worden!”, stelt Reijndorp. “Natuurlijk moeten we gaan nadenken over die transformatieopgave, want de bevolking in die wijken gaat veranderen. Dat zijn hele logische demografische processen, maar dat leidt niet automatisch tot een nieuwe sloopoperatie. Door duurzaamheid en doorgroei nadrukkelijker op de agenda te zetten, dwing je politici, corporaties, bewoners en professionals na te denken over andere vormen van vernieuwing. Anders krijg je reacties als: ‘Breek die hofjes maar af, want je krijgt het toch nooit goed.’”

Stedelijke herstructurering zal in plaats daarvan steeds vaker een zaak worden van “heel minutieus, soms zelfs chirurgisch opereren door problemen zorgvuldig te definiëren en de tijd te nemen”, stelt corporatie-vestigingsdirecteur Schrederhof. Haar eigen rol ziet ze dan vooral in acties op wijkniveau. “Corporaties doen er

verstandig aan heel goed te weten wat er in de wijken speelt. Laten we vooral optreden als co-producenten van de bewoners.”

Willen vernieuwende plannen slagen, dan zijn goede kansen daarvoor een voorwaarde, maar daar schort het nog wel eens aan. Zo maken Adema en Schrederhof zich zorgen over de wetgeving die door het Rijk wordt opgelegd. Die leidt soms tot vreemde situaties, illustreert Schrederhof. “Als woningcorporatie zetten wij noodgedwongen eigen warmtebedrijven op om ervoor te zorgen dat we de investeringen kunnen terugverdienen die we in een bijzondere vorm van warmtelevering doen. De opbrengsten van die warmtelevering komen namelijk bij de bewoner terecht en niet bij ons. Dat is eigenlijk van de gekke, want we zijn helemaal geen warmteleverancier.”

“Vanuit het Haagse wordt nu heel erg op de instrumenten ingezet”, meent ook Dekker. “Terwijl het gaat om het besef

we niet de portfolio van corporaties centraal, zoals nu vaak gebeurt.”Duurzaam bouwen gebeurt in ieder geval niet langer door complete wijken te slopen en er nieuwbouw voor in de plaats te zetten. “We hoeven onszelf niet opnieuw schaakmat te zetten door een vraagstuk eerst enorm te problematiseren en daar vervolgens tè grote oplossingen voor aan te dragen”, meent Reijndorp. Als schrikbeeld heeft hij de zogenoemde bloemkoolwijken voor ogen - wijken met woonerven uit de jaren tachtig. Die wijken worden nu al weer geproblematiseerd en

herstructurering zal steeds vaker een zaak worden van heel minutieus opereren >> Een innovatieplatform voor duurzame woningbouw kan losse initiatieven richting geven <<

20 >> Over de stad gesproken - DHV Rondetafelgesprek

Over de stad gesproken - DHV Rondetafelgesprek >> 23

van hoe je duurzaamheid concreet kunt invullen zonder het een hoogdravend iets te laten zijn.” Zelf zit ze met een aantal universiteiten en bedrijven in het platform Kennis voor klimaat om verschillende ontwikkelingen en de kennis op klimaatgebied aan elkaar te verbinden. Ze is ervan overtuigd dat dergelijke positieve voorbeelden goede navolging krijgen. En vooral als daar veel over wordt gepubliceerd en gecommuniceerd op een originele en creatieve wijze.Dekker vertaalt haar ervaringen in het platform naar de woningbouwsector. “We moeten deze discussie een niveau hoger

tillen. Er moet een innovatieplatform komen waarin een aantal partijen meedenken om die ontwikkelingen rond woningmarkt, woningbouw en gebiedsontwikkeling véél duurzamer te krijgen. Zodat je een impuls zou kunnen geven aan al die losse initiatieven die veel gemeenten en woningcorporaties al nemen. Door zo eerder te investeren in onderhoud, kunnen we wellicht een nieuwe lijst van aandachtswijken voorkomen.”

Duursma: “Wordt het dan niet weer van bovenaf georganiseerd?” Dekker: “Nee,

we leggen juist niets van boven af op. Het is juist goed dat er een instelling op dat strategische niveau komt die deze ontwikkelingen stimuleert. Zo’n innovatieplatform kan voorbeelden laten zien, zodat we een veel snellere kennisontwikkeling genereren. Ik zie dat niet als het opleggen van conclusies die dat platform trekt uit bezinningssessies, maar vooral als het beter organiseren van kennisverspreiding en het betrekken van dé ervaringsdeskundigen: de bewoners.”Het voorstel valt goed. De Jong: “Dat triggert me wel. Ik vraag me direct af wat we daarin zouden kunnen betekenen.” <<

herstructurering zal steeds vaker een zaak worden van heel minutieus opereren >> Een innovatieplatform voor duurzame woningbouw kan losse initiatieven richting geven <<

20 >> Over de stad gesproken - DHV Rondetafelgesprek

“De groei van steden zal de allergrootste invloed hebben op ontwikkelingen in de 21e eeuw.” (Wereldbevolkingsrapport UNFPA, 2007)

DHV is een toonaangevend internationaal advies- en ingenieursbureau dat diensten verleent en innovatieve oplossingen aanbiedt op het gebied van mobiliteit, bouw & industrie, gebiedsontwikkeling, milieu & duurzaamheid en water. Onze dienstverlening richt zich op de totale projectcyclus en omvat management consultancy, adviesdiensten, ontwerp en engineering, project-, contract- en assetmanagement.

DHV, met het hoofdkantoor in Nederland, maakt deel uit van het wereldwijde netwerk van de DHV Groep. Onze klanten profiteren van de via dit netwerk beschikbare kennis, resulterend in een integrale projectaanpak gericht op een duurzame ontwikkeling van onze leefomgeving. De DHV Groep telt circa 5.000 medewerkers.

Veranderingen in steden, wijken en buurten vragen telkens om nieuwe oplossingen. Maatwerk, samenwerking en inzicht in de belevingswereld van de bewoners zijn daarbij sleutelbegrippen, want elke wijk is anders en steeds is de aandacht gevestigd op een andere plek of een ander thema.

DHV werkt aan duurzame ontwikkeling en vernieuwing van steden en laat partijen daarbij met elkaar samenwerken. De aanpak die daarbij wordt gekozen, is gebaseerd op kennis en ervaring van DHV, gecombineerd met die van samenwerkende partners. Het tonen van respect voor bewoners en voor de identiteit en geschiedenis van een gebied of locatie is bij dit werk cruciaal. Daardoor ontstaat een opwaartse spiraal in een stad of wijk die een stevig fundament legt onder ontwikkelingen waar weer decennia op voortgebouwd kan worden.

Duurzame stedelijke ontwikkeling krijgt bij DHV onder meer vorm in proces- en projectmanagement, het ontwikkelen van gebiedsvisies, het opstellen van vastgoed-, grond- en gebiedsexploitaties en het uitvoeren van haalbaarheidsonderzoeken.

“De groei van steden zal de allergrootste invloed hebben op ontwikkelingen in de 21e eeuw.” (Wereldbevolkingsrapport UNFPA, 2007)

Als maatschappelijk betrokken organisatie stimuleert DHV graag het debat over belangrijke ontwikkelingen in onze samenleving. Deze hebben immers betrekking op de inrichting van onze maatschappij en dus op ons werk: het aanbieden van multidisciplinaire diensten voor een duurzame ontwikkeling van onze leefomgeving. Stedelijke vernieuwing is een van de thema’s die de gemoederen sterk bezighoudt. Daarom belegde DHV hier een rondetafelgesprek over.

Over de stad gesproken