Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van...

175
1 WAAROM RITUEELBEGELEIDERS BESTAAN Angela Stoof November 2014 Deelrapport I Theoretisch kader van het onderzoek “Eigenheid, waarde en authenticiteit: Een onderzoek naar de profilering van ritueelbegeleiders” Dit onderzoeksrapport omvat de theoretische verkenning van werkvormen waarmee ritueelbegeleiders de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding op een authentieke wijze expliciet kunnen maken. Bij tien ritueelbegeleiders is onderzocht wat de reactie op en het draagvlak voor deze theoretische verkenning is. Ook hebben vier deskundigen feedback gegeven.

Transcript of Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van...

Page 1: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

1

WAAROM  RITUEELBEGELEIDERS  BESTAAN  

Angela Stoof     November 2014

Deelrapport I

Theoretisch kader van het onderzoek “Eigenheid, waarde en authenticiteit: Een onderzoek naar de profilering van ritueelbegeleiders”

 

Dit  onderzoeksrapport  omvat  de  theoretische  verkenning  van  werkvormen  waarmee  

ritueelbegeleiders  de  eigenheid  en  waarde  van  ritueelbegeleiding  op  een  authentieke  wijze  

expliciet  kunnen  maken.  Bij  tien  ritueelbegeleiders  is  onderzocht  wat  de  reactie  op  en  het  draagvlak  

voor  deze  theoretische  verkenning  is.  Ook  hebben  vier  deskundigen  feedback  gegeven.  

Page 2: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

2

Inhoudsopgave    

INLEIDING   3  

1   THEORETISCH  KADER   5  

1.1   HET  VERTREKPUNT:  IDENTITEITSMARKETING   5  1.2   IDENTITEITSMARKETING:  EEN  VOORBEELD   8  1.3   PARADIGMA’S   9  1.4   RELEVANTIE  VAN  IDENTITEITSMARKETING  VOOR  RITUEELBEGELEIDERS   10  1.5   MOREL  OVER  IDENTITEIT  EN  BETEKENIS   13  1.6   AUTHENTICITEIT   14  1.7   “DOWN  THE  RABBITHOLE”   17  1.8   VAN  MOREL  NAAR  EISENSTEIN   18  1.9   VAN  EISENSTEIN  NAAR  ECKHART   19  1.10   VAN  ECKHART  NAAR  IDENTITEITSMARKETING   22  1.11   ECKHART  EN  AUTHENTICITEIT   24  1.12   RESUMEREND:  WERKWIJZEN  VOOR  RITUEELBEGELEIDERS   25  

2   REACTIES  EN  DRAAGVLAK  BIJ  RITUEELBEGELEIDERS   28  

2.1   SELECTIE  EN  KENMERKEN  VAN  DE  PARTICIPERENDE  RITUEELBEGELEIDERS   28  2.2   DE  VRAAGSTELLING,  VRAGENLIJST  EN  ANALYSE   31  2.3   DE  RESULTATEN  VAN  HET  VRAGENLIJSTENONDERZOEK   33  

3   FEEDBACK  DOOR  DESKUNDIGEN   37  

3.1   KENMERKEN  VAN  DESKUNDIGEN,  VRAAGSTELLING  EN  ANALYSE   37  3.2   RESULTATEN   37  

4   DISCUSSIE,  CONCLUSIE  EN  VERVOLG   41  

4.1   BELANGRIJKSTE  BEVINDINGEN   41  4.2   CONCLUSIE   43  4.3   PRAKTISCHE  AANKNOPINGSPUNTEN  VOOR  WERKVORMEN   44      

Page 3: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

3

Inleiding   De Landelijke Beroepsvereniging voor Ritueelbegeleiders (LBvR) heeft als missie om “vanuit samenwerking en verwantschap het beroep ritueel begeleiden bij afscheid landelijke bekendheid en status geven”.1 Dat doet zij bijvoorbeeld door kennis en ervaringen over het vak in kaart te brengen en uit te dragen in bijvoorbeeld media en netwerken, door leden de mogelijkheid te bieden voor kennisontwikkeling en door hen instrumenten aan te bieden om in het vak te blijven leren. In gesprekken tussen de LBvR en het lectoraat Theologie en Levensbeschouwing van Windesheim bleek zich, in de context van deze missie, het volgende handelingsprobleem voor te doen: “We weten niet hoe we ons als beroepsgroep van ritueelbegeleiders kunnen profileren, en dat is een probleem omdat we ons daardoor niet zichtbaar kunnen maken in de markt, moeite hebben om opdrachten te verwerven en inkomsten te genereren, en niet goed in staat zijn om een beroepsprofiel te ontwikkelen en tot een interne kwaliteitsborging te komen.” De mate waarin individuele ritueelbegeleiders zich in dit handelingsprobleem herkennen, zal overigens per ritueelbegeleider verschillen. In overleg is toen een onderzoeksvoorstel2 geschreven waarin de volgende doelstelling werd geformuleerd: “Het doel van dit onderzoek is om een advies uit te brengen aan de LBvR omtrent de wijze waarop men tot een profilering van het beroep van ritueelbegeleider kan komen, door: (1) te beschrijven welke werkvormen voor ritueelbegeleiders geschikt zijn om, met elkaar, de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding op een authentieke wijze expliciet te maken; en (2) te beschrijven wat ervoor nodig is om de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding op een authentieke wijze te communiceren in de media en de (uitvaart)markt.” Dit onderzoeksrapport heeft betrekking op het eerste deel van deze doelstelling. In hoofdstuk 1, Theoretisch kader, worden de theoretische uitgangspunten besproken van de werkvormen die in een volgende fase van het onderzoek zullen worden getest. De centrale vraagstelling in dit hoofdstuk is: “Welke werkvormen kunnen we ontwikkelen waarmee ritueelbegeleiders elkaar kunnen helpen om de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding op een authentieke wijze expliciet te maken?” Deze vraag wordt beantwoord op basis van literatuuronderzoek en kennismakingsgesprekken3 met de tien ritueelbegeleiders die in het gehele onderzoek participeren. Het theoretische kader is voorgelegd aan twee groepen belanghebbenden: ritueelbegeleiders en deskundigen.4 Hoofdstuk 2, Reacties en draagvlak bij ritueelbegeleiders, bespreekt de resultaten van een kleinschalig vragenlijstenonderzoek onder de tien participerende ritueelbegeleiders. Dit vragenlijstenonderzoek geeft antwoord op drie vragen: “Wat zijn de reacties van 1 http://www.lbvr.nl/organisatie.html 2 Stoof, A., Mulder, A., & Van Leeuwen, A. (2014). Eigenheid, waarde en authenticiteit: Een onderzoek naar de profilering van ritueelbegeleiders. Zwolle: Windesheim. 3 Kennismakingsgesprekken op 22 april 2014, 11 mei 2014 en 16 juni 2014 4 In dit onderzoek is voor deze benadering gekozen vanuit een onderzoeksperspectief dat bekend staat als ‘engaged scholarship’. Zie ook § 2.2.

Page 4: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

4

ritueelbegeleiders op het theoretische kader? Is er onder ritueelbegeleiders draagvlak voor het theoretische kader? Wordt de uit de literatuur bekende ‘moeilijkheid’ in het theoretische kader door ritueelbegeleiders herkend?” In hoofdstuk 3, Feedback door deskundigen, is de centrale vraag: “ Welke feedback geven deskundigen op het theoretische kader?”. Deze feedback is verkregen via informele gesprekken en correspondentie via email. In hoofdstuk 4, Discussie, conclusie en vervolg, worden de belangrijkste bevindingen geschetst naar aanleiding van de reacties en feedback op het theoretische kader en wordt een conclusie getrokken. Er wordt voorts een aanvullende verantwoording gegeven ten aanzien van bepaalde aspecten van het theoretische kader. Afsluitend worden er aandachtspunten geformuleerd voor de concrete werkvormen die in de volgende fase van het onderzoek zullen worden getoetst. Dit onderzoeksrapport is in eerste instantie geschreven voor de opdrachtgever van dit onderzoek: de LBvR. Om deze reden zijn de meer technische aspecten van het onderzoek opgenomen in de voetnoten. Voor de lezer met weinig tijd is er het volgende advies: lees § 1.12 en hoofdstuk 4. Veel leesplezier! Angela Stoof Arnhem, 14 november 2014

Page 5: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

5

1   Theoretisch  kader    

1.1   Het  vertrekpunt:  identiteitsmarketing   Zoals in de inleiding al werd vermeld is de centrale vraagstelling in dit hoofdstuk: “Welke werkvormen kunnen we ontwikkelen waarmee ritueelbegeleiders elkaar kunnen helpen om de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding op een authentieke wijze expliciet te maken?” De eerste stap in dit theoretische kader is om goed te kijken naar deze centrale vraagstelling: wat voor type vraag is het en van wie is het een vraag? De vraag naar het expliciet maken van de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding is een marketingvraag die wordt gesteld door de beroepsgroep van ritueelbegeleiders. Het is dus een marketingvraag die niet wordt gesteld door de LBvR als organisatie, maar door de beroepsgroep van ritueelbegeleiders die door lidmaatschap verenigd zijn in een beroepsvereniging. De beroepsgroep weet niet hoe ze zich moet profileren; de beroepsgroep voelt de behoefte om de eigenheid en waarde van het beroep expliciet te maken. Een uitgangspunt in dit theoretische kader is om de beroepsgroep (of: gemeenschap) van ritueelbegeleiders als ‘organisatie’ te zien. Vanuit dit uitgangspunt kunnen namelijk marketingtheorieën worden gebruikt ter beantwoording van de centrale vraagstelling in dit theoretische kader. Dat wil zeggen: de beroepsgroep van ritueelbegeleiders wordt opgevat als een organisatie die zich in haar eigenheid en waarde wil profileren. Vanuit dit marketingperspectief wordt de vraag naar de eigenheid van ritueelbegeleiding een vraag naar de identiteit van de beroepsgroep van ritueelbegeleiders als organisatie. Als organisatie probeert zij, vanuit haar identiteit, een betekenisvolle plek in de samenleving in te nemen en als logisch

Page 6: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

6

gevolg daarvan te renderen. Marketing is in feite het realiseren van die betekenisvolle plek in de samenleving. Daarbij zijn twee partijen te onderscheiden: de organisatie en de klanten. ‘Organisatie’ is hier dus: de beroepsgroep van ritueelbegeleiders, aangesloten bij de LBvR. ‘Klanten’ zijn de partijen die gebaat zijn bij de diensten van ritueelbegeleiders. Wat er bij marketing gebeurt, is dat de ruilrelatie tussen organisatie en klanten wordt geoptimaliseerd. Dit is althans, volgens consumentenpsycholoog en lector identiteitsmarketing Kaj Morel (2010)5 de oorspronkelijke betekenis van marketing: “Marketing staat voor alle activiteiten die organisaties uitvoeren om een optimale ruilrelatie met hun klanten te bewerkstelligen. Een win-winruil. Een dergelijke gelijkwaardige ruil maakt beide partijen blij waardoor partijen in de toekomst meer geneigd zullen zijn om opnieuw met elkaar te ruilen.”6 Uit deze definitie blijkt ook het belang van profileren: een optimale ruil wordt bevorderd als de organisatie goed duidelijk weet te maken wie zij is en waarvoor zij staat. Zij heeft een duidelijke identiteit. Klanten die zich met die identiteit identificeren worden verleid om die ruilrelatie aan te gaan. Dit is marketing in de pure betekenis: “het wederzijds verbinden van organisaties en klanten.”7 Een cruciale vraag is hier het waartoe van profilering: waartoe wil de beroepsgroep van ritueelbegeleiders haar identiteit expliciet te maken? Morel onderscheidt hier twee antwoordcategorieën: een gerichtheid op het eigen belang en een gerichtheid op het belang van de ander. Een gerichtheid op het eigen belang wil zeggen dat men vooral nastreeft om zelf beter te worden van de ruil: “zolang je voor jezelf alles goed voor elkaar hebt, ben je gelukkig.”8 Deze gerichtheid komt voor bij zowel organisatie als klant, met als gevolg een ongelijkwaardige ruil: een van beide partijen profiteert meer van de ruil dan de ander. Bij een gerichtheid op het belang van de ander verschuift voor een organisatie de vraag van ‘wat is het beste voor mij?’ naar de vraag ‘Wat is het beste voor mijn klanten en voor de maatschappij? Hoe kan ik de ruil voor mijn klant geweldig maken?’ Het antwoord op die vraag hangt niet af van de vraag van de klant, maar van datgene wat de organisatie zelf kan en wil betekenen, vanuit haar identiteit. Een organisatie heeft bestaansrecht wanneer zij liefhebbers vindt bij wat zij wil betekenen.9 Dit laatste is in een notendop de gedachte van identiteitsmarketing. Morel stelt dat hij een verschuiving waarneemt in marketing: “van gerichtheid op het eigenbelang naar gerichtheid op het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie van marketing “draait 180 graden”11: in plaats van de vraag in de markt en/of het imago centraal te stellen, oriënteert een organisatie zich allereerst op haar eigen identiteit. Identiteitsmarketing begint bij de binnenkant en vertaalt deze vervolgens “in elke vezel van je organisatie zodat het aan de buitenkant zichtbaar wordt.”12 Hieruit volgt een belangrijke visie op wat profileren inhoudt. Profileren is geen kwestie van de identiteit vaststellen en deze vervolgens als een verhaaltje of reclameboodschap naar buiten toe communiceren. Profileren is iets dat de hele organisatie doet. Voor de beroepsgroep van ritueelbegeleiders betekent dit bijvoorbeeld dat eenieder ambassadeur13 of missiewerker14 wordt 5 Morel, K. (2010). Identiteitsmarketing: Waarom wij bestaan. Schiedam: Scriptum. 6 Ibid. p. 34 7 Ibid. p. 37 8 Ibid. p. 37 9 Ibid. p. 29 10 Ibid. p. 37 11 Ibid. p. 37 12 Ibid. p. 133 13 Ibid. p. 93

Page 7: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

7

van het beroep ritueelbegeleiding. Het betekent ook dat bijvoorbeeld een traject omtrent kwaliteitsborging en toelatingscriteria wordt ingestoken vanuit diezelfde identiteit. Immers, ook daarmee profileer je je in je eigenheid. Dat is identiteitsmarketing: een consequent doorvertalen van identiteit als het fundament van een organisatie. "Zo [...] zorgen organisaties ervoor dat hun hele handelen onderling samenhangt en voortkomt uit de ziel van de mensen in de organisatie. Zo krijgen organisaties een eigen gezicht. Ze worden herkenbaar en puur. En blijven dat ook. Dit is voor mij de schoonheid van het innerlijke. Pure organisaties die zichzelf sturen vanuit hun identiteit zijn de merken waaraan mensen zich in de 21e eeuw willen verbinden. Gekend worden, erkend worden en op basis van gelijkwaardigheid langdurig met elkaar omgaan."15 Organisaties die werken volgens het principe van identiteitsmarketing hebben volgens Morel de toekomst, omdat het organisaties zijn “met een bestaansrecht dat uitstijgt boven het belang van het bedrijf of de instelling zelf.”16 Het zijn organisaties die de basis vormen voor een evenwichtige en duurzame maatschappij.17

14 Ibid. p. 80 15 Ibid. p. 42-43 16 Ibid. p. 7 17 Ibid. p. 7

Page 8: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

8

1.2   Identiteitsmarketing:  een  voorbeeld   Morel reikt in zijn boek meerdere cases aan van organisaties die (succesvol!) werken volgens identiteitsmarketing, onder andere een bierbrouwerij, een ROC, een sociale dienst en een verzekeringsmaatschappij. Hij benadrukt dat hij ook zeer goede mogelijkheden ziet voor identiteitsmarketing in het midden- en kleinbedrijf (MKB) en bij niet-arbeidsorganisaties.18 De vraagstukken waar deze organisaties mee kampen, zijn van dezelfde aard als de vraagstukken in de cases die Morel presenteert. Het gaat bijvoorbeeld om de volgende typische marketingvraagstukken: Hoe zorgen we dat we voldoende klanten krijgen? Of: hoe zorgen we dat het beeld dat de buitenwereld van ons heeft overeenkomt met het beeld dat wij van onszelf hebben? En dan gebeurt er volgens Morel het volgende. “Het antwoord wordt in eerste instantie gezocht in reguliere marketingoplossingen: het uitvoeren van een marktonderzoek en het opstellen van een marketingplan inclusief communicatiecampagne. Maar dan blijkt dat de organisatie niet zo goed weet welke klanten ze wil hebben, waarom ze juist deze klanten wil bedienen en wat ze hen wil beloven. […] Een helder beeld over waar de organisatie voor staat ontbreekt. Medewerkers blijken niet goed te weten wat hen onderling bindt en wat hen naar buiten toe onderscheidt van andere, soortgelijke organisaties. Ze missen richting en lopen vast. De natuurlijke neiging in veel gevallen om nog nadrukkelijker houvast te zoeken in de buitenwereld: laat klanten maar bepalen wat wij moeten doen.”19 Morel stelt: daar begint de verwarring. Wat hier aan de orde is de dominantie van het vraaggestuurde marktdenken. Je kijkt naar wat andere bedrijven doen, je kijkt wat consumenten kopen en als je het niet weet, vraag je hen wat ze willen hebben. Dat ga je vervolgens aanbieden, en zo stel je je individuele veiligheid, welvaart en geluk veilig. Identiteitsmarketing is een volledig omgekeerde benadering: in plaats van naar buiten te kijken gaat de blik naar binnen. Je gaat uit van je eigen kracht en drijfveren. "Als je doet wat je wilt doen en doet waar je goed in bent, en als je bovendien weet voor wie je er wilt zijn, dan is je waarde voor je klanten het grootst. […] Je weet weer wat je gemeen hebt met je collega's en in welk opzicht je met elkaar anders bent dan anderen. […] Je weet wat je wilt bereiken voor klanten.”20 Van daaruit kun je tot een marketingstrategie komen, die vertrekt vanuit het bestaansrecht van de organisatie en langdurig van karakter is. Dat is wezenlijk anders dan het ad hoc inzetten van marketingtactieken in een veranderende markt, zonder echte samenhang, richting en continuïteit.21 Bierbrouwers met liefde voor mens en milieu Een voorbeeld van een bedrijf dat identiteitsmarketing toepast, is Bierbrouwerij Gulpener. Het bedrijf bestaat sinds 1825, en besloot in 1999 het roer drastisch om te gooien in een antwoord op veranderingen in de markt. Kleine brouwerijen zoals Gulpener werden aan de lopende band overgenomen door multinationals; iets dat Gulpener niet wilde. Dat betekende dat ze voor de vraag stonden: hoe zich, als kleine zelfstandige brouwerij, te profileren in een markt die werd beheerst door multinationals? Men koos voor een radicale ommekeer, vanuit een passie voor duurzaamheid en sociaal

18 Ibid. p. 11 19 Ibid. p. 30 20 Ibid. p. 30 21 Ibid. p. 42

Page 9: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

9

ondernemerschap. De nieuwe ambitie werd om zo milieuvriendelijk mogelijk bier te maken met grondstoffen uit de regio, voor de bewuste en kritische consument. Het is een ambitie die ruimschoots het eigen belang overstijgt. Men voelde zich verantwoordelijk voor de schoonheid en zuiverheid van de Limburgse natuur en voor de lokale gemeenschap en sloot daarom een ‘verbond met de natuur’. Concreet betekende dit een verandering in elke vezel van de organisatie. Het betekende bijvoorbeeld: niet langer meer grondstoffen voor bier inkopen op de wereldmarkt, maar bieren produceren met grondstoffen uit de regio. Die grondstoffen moesten met een zo laag mogelijke milieubelasting worden geteeld, en betekende weer: afspraken maken met de lokale boeren. Het betekende: fairtrade en eco-keurmerken aanvragen. Het betekende: de hop opnieuw introduceren in Nederland, want deze werd niet meer in Nederland verbouwd. Het betekende ook: tips geven aan horeca-ondernemers over duurzaamheid, de oprichting van een club en magazine voor de bewuste genieters van bier, enzovoort. En dit alles is succesvol gebleken. “We hebben 10 jaar geleden eerlijke keuzes gemaakt en die steeds weer consequent doorvertaald. We hebben gedaan wat we vonden dat moest, in de verwachting dat authenticiteit zichzelf op termijn gaat verkopen. […] We zijn financieel gezond en succesvol, dus duurzaamheid heeft ons ook wat dat betreft veel gebracht.”22

1.3   Paradigma’s   Morel maakt duidelijk dat er tenminste twee paradigma’s zijn als het gaat om marketing, en dus ook om profilering. Een paradigma is een zienswijze, een samenhangend stelsel van modellen en theorieën die een denkkader vormen waarbinnen de 'werkelijkheid' geanalyseerd en beschreven wordt.23 Langer bestaande paradigma's worden vaak niet eens meer als een denkkader ervaren: ze zijn zelf tot werkelijkheid geworden, iets dat ‘gewoon zo is’ of ‘zo hoort’. Het idee dat wij over het algemeen hebben van marketing is in feite een bepaald paradigma – een denkkader dus – dat tot werkelijkheid is geworden. De bovenstaande paragraaf maakt inzichtelijk hoe zo’n tot werkelijkheid geworden paradigma functioneert. Er is een vraag: Hoe zorgen we dat we voldoende klanten krijgen? En de volgende stap is, bijna als vanzelfsprekend: het uitvoeren van een marktonderzoek en het opstellen van een marketingplan inclusief communicatiecampagne. Wat hierbij over het hoofd wordt gezien is dat deze handelingen worden ingezet vanuit een achterliggend idee over wat marketing is. In dit geval: marketing die zich richt op het voldoen aan een vraag of behoefte in de markt, waarbij het achterliggende motief bestaat uit eigenbelang. Het motief is hier niet de vraag wat het beste voor de klant is, maar wat het beste voor mij is. De vraag of behoefte van de klant geeft mij iets in handen om mijn eigen behoefte (bijvoorbeeld bestaanszekerheid of winst) te vervullen. In dit theoretische kader duiden we dit aan als het dominante paradigma.

22 Ibid. p. 25 23 http://nl.wikipedia.org/wiki/Paradigma_(wetenschapsfilosofie)

Page 10: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

10

Morel laat dus zien dat er andere manieren zijn om marketing en profilering “te denken en te doen”.24 Identiteitsmarketing is een ander paradigma. Hij geeft niet voor niets aan dat het werken volgens identiteitsmarketing een ommekeer van 180 graden betekent: het is een ommekeer ten opzichte van het dominante paradigma, omdat het uitgangspunt – het denkkader – compleet anders is. Werken volgens identiteitsmarketing is dus niet het toepassen van zomaar een marketingmethode. Het is een fundamentele heroriëntatie op wat het betekent om een organisatie te zijn, op wat de plaats en waarde van een organisatie in de samenleving is, hoe je met elkaar een gemeenschap vormt binnen een organisatie, waaruit de relatie met je klant precies bestaat en wat je daarin nastreeft. Verderop in dit theoretische kader zal de diepte van die fundamentele heroriëntatie worden verkend, in relatie tot de identiteit van ritueelbegeleiders. Maar eerst volgt een overweging waarom identiteitsmarketing een geschikt paradigma lijkt te zijn voor ritueelbegeleiders.

1.4   Relevantie  van  identiteitsmarketing  voor  ritueelbegeleiders   Uit een eerder vragenlijstenonderzoek onder 24 ritueelbegeleiders25 weten we dat ritueelbegeleiding geen geïsoleerd ‘kunstje’ is dat een professional goed beheerst. Ritueelbegeleiding is verbonden met wie een ritueelbegeleider als mens is: in het bijzonder met het eigen hart. Voor de ritueelbegeleiders uit het onderzoek gold dat willen werken vanuit het hart gemiddeld genomen het belangrijkste inhoudelijke motief was om als zelfstandig ondernemend ritueelbegeleider aan de slag te gaan. In deze groep gold verder dat het hart de belangrijkste levensbeschouwelijke maatstaf was om te bepalen of men succesvol was als 24 Morel (2010), p. 8 25 Mulder, A. & Stoof, A. (2011). Ritual coaches and the communication of traditions. Paper presented at the ASDS conference on Death, Dying and Disposal: European Death Ways, September, Nijmegen.

Page 11: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

11

ritueelbegeleider. Het is natuurlijk de vraag wat ‘hart’ hier betekent, iets dat niet in het betreffende onderzoek is geëxploreerd. We zouden in ieder geval kunnen stellen dat zowel de drijfveer voor het werk als de maatstaf voor succes bij ritueelbegeleiders in belangrijke mate ‘van binnen’ zit. Men werkt van binnenuit, vanuit het hart; en datzelfde hart weet ook of dat werk goed is gedaan. Bij het expliciet maken van de identiteit van ritueelbegeleiders kan het hart daarom niet buiten beschouwing worden gelaten. Daarbij zouden we kunnen aannemen dat ‘hart’ een gratuit karakter heeft. Het hart ‘weet’ of iets goed is, niet op basis van externe maatstaven, maar van binnenuit, zonder ‘waarom’. Zo ook met ‘werken’: wat je vanuit je hart doet, komt van binnenuit, zonder ’waarom’. Dit heeft consequenties voor de profilering van ritueelbegeleiders. Op het moment dat men zich wil profileren met het oog op externe doelen – voldoen aan een vraag, opdrachten verwerven, winst maken, je voortbestaan garanderen – kan dat hart niet langer vrijelijk spreken. Het hart moet dan spreken in relatie tot bepaalde vastgestelde doelen. Bij deze wijze van profileren ontstaat er een probleem: de eigenheid en waarde, zoals die in het hart besloten ligt, kan niet als zodanig naar buiten komen. Dit is de reden waarom het dominante paradigma niet geschikt is als ‘denkkader’ voor profilering van ritueelbegeleiders. Met dit paradigma is het niet goed mogelijk om de eigenheid en waarde expliciet te maken, omdat het een ‘waarom’ oplegt aan het hart dat zonder ‘waarom’ spreekt. Het expliciet maken van de identiteit van ritueelbegeleiders moet dus zonder ‘waarom’ zijn. Dit is precies wat identiteitsmarketing nastreeft. De intentie om ertoe te doen voor een bepaalde groep mensen “komt voort uit de persoonlijke drijfveren van mensen, is ongevraagd, belangeloos en komt niet voort uit een berekenende houding.”26 Identiteitsmarketing vraagt dus om de bereidheid om je in jezelf te verdiepen, en om vertrouwen te hebben op de uitkomt van dat zelfonderzoek, zonder dat je van tevoren weet wat die uitkomst zal zijn. Het is een “vertrouwen op het niet weten”.27 Het is een vertrouwen op het hart dat zonder waarom spreekt. En dat is voor veel mensen onprettig en een grote uitdaging, zoals Morel terecht benoemt: “het botst met een fundamentele behoefte aan zekerheid.”28 Uit het bovenstaande blijkt wat het eigenlijke fundament van identiteitsmarketing is: de spirituele behoeften van de mens. Hier komen we later nog uitgebreid op terug. Voor nu is het belangrijk om te weten dat Morel spirituele behoeften invult als de behoefte om goed te doen, betekenisvol te zijn en ertoe te doen voor anderen. Deze gerichtheid op anderen is een fundamenteel uitgangspunt in identiteitsmarketing. Ook hier vinden we een reden waarom identiteitsmarketing relevant is voor ritueelbegeleiders. Uit het eerder genoemde onderzoek onder ritueelbegeleiders weten we dat hun drijfveer niet alleen is om te willen werken uit het hart; een bijna net zo belangrijke drijfveer is om iets voor mensen te willen betekenen. Kortom: identiteitsmarketing sluit aan bij de twee belangrijkste drijfveren van ritueelbegeleiders. In aanvulling op deze theoretische overwegingen is ook van belang om te benoemen wat er onder de LBvR-leden zelf leeft. Uit de kennismakingsgesprekken met de participerende ritueelbegeleiders kwam onder meer het volgende naar voren. De intentie die leefde was om het beroep op de kaart te zetten door zelf de regie te nemen, en deze dus niet van de vraag te laten afhangen. Er werd gesproken over de noodzaak om als ritueelbegeleider je eigen ruimte in te nemen, je niet te richten op wat gebruikelijk is of wordt verwacht door anderen, en – aansluitend bij het niet-weten – je in het onbekende te begeven. Dit alles sluit aan bij de beweging die

26 Morel (2010), p. 32 27 Ibid. p. 44 28 Ibid. p. 44

Page 12: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

12

identiteitsmarketing maakt: ‘van binnen naar buiten’. Of, zoals een van de participanten het verwoordde: “er is voor iedereen een plek - als jezelf.” Door dezelfde participant werd ook benoemd welke vrijheid hierin meekomt: je kunt niemand verplichten om voor jou te kiezen, je kunt alleen maar jezelf zijn. Vanuit identiteitsmarketing gezien is dat volkomen juist: het gaat er niet om om mensen tot jouw dienst te verplichten, maar om liefhebbers te zoeken bij wat je wilt betekenen. In dit verband is het goed om ook de pijn te benoemen die werd verwoord tijdens de kennismakingsgesprekken. Soms is er geen liefhebber voor wat je wilt betekenen; soms krijg je geen opdracht; soms krijg je slechts een fooi voor je werk. Dat zijn lastige situaties waarin de neiging kan bestaan om houvast te zoeken in ‘wat de ander wil’ en daarmee de regie te verliezen. Identiteitsmarketing opent juist op dit punt een perspectief van vertrouwen: vertrouwen in wie je bent, in je eigen-waarde. Het zet je in het middelpunt van je eigen identiteit. Dit zijn de voornaamste redenen waarom identiteitsmarketing een geschikt paradigma lijkt te zijn waarbinnen de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding op een authentieke wijze expliciet kan worden gemaakt. Eigenheid wordt binnen dit paradigma dus ingevuld als de identiteit van de beroepsgroep van ritueelbegeleiders. Waarde is de betekenis die de beroepsgroep van ritueelbegeleiders vanuit haar identiteit heeft voor haar klanten. Authentiek wil zeggen: het expliciet maken van eigenheid en waarde (of: identiteit en betekenis) zonder het hart een ‘waarom’ op te leggen. In de navolgende paragrafen worden eigenheid, waarde en authenticiteit nader besproken, uitmondend in een voorstel voor werkvormen.

Page 13: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

13

1.5   Morel  over  identiteit  en  betekenis   We gaan dus op zoek naar werkvormen waarmee de identiteit van ritueelbegeleiders en de betekenis van ritueelbegeleiders voor haar klanten expliciet kan worden gemaakt. Maar waar hebben we het dan precies over? Wat wordt er precies expliciet gemaakt? Het vertrekpunt is hier de wijze waarop Morel theoretisch en praktisch invulling geeft aan ‘identiteit’ en ‘betekenis’. Bij Morel heeft de identiteit van een organisatie de volgende betekenis: "organisatie-identiteit is het wezenlijke, de essentie, de ziel of de persoonlijkheid van een organisatie. Het zit in elke vezel van haar organisatie, het is haar DNA. De identiteit is wat de organisatie onderscheidt van andere organisaties, wat haar uniek maakt.”29 Morel fundeert zijn denken over de identiteit van een organisatie in de spirituele behoeften van de mens. Hij ontleent deze spirituele behoeften aan de behoeftenpiramide van de psycholoog Maslow30. Morel werkt spirituele behoeften uit als: “de behoefte om betekenis te hebben, de behoefte om verschil te maken en de behoefte om goed te doen. Spirituele behoeften zijn niet op onszelf gericht, maar op onze families, vrienden, collega’s, gemeenschap, wereld, planeet. […] Door betekenisvol te zijn, er toe te doen en goed te doen voor anderen, dragen we bij aan een betere wereld. We doen dit voor de wereld, maar ook voor onszelf. Omdat we het willen.”31 Deze spirituele behoefte van de mens om ertoe te doen is ongevraagd, belangeloos en niet voort uit een berekenende houding.”32 Een spirituele behoefte wordt dus niet vervuld door iets dat van buiten komt. Hij wordt vervuld “in de binnenwereld. We bepalen zelf de mate waarin we betekenisvol willen zijn, verschil willen maken en goed willen doen. Vervolgens beoordelen we zelf of we geslaagd zijn.”33 Met andere woorden: de identiteit van een organisatie is geworteld in de gezamenlijke spirituele behoeften van medewerkers om betekenis te hebben, verschil te maken en goed te doen. Vanuit die wortels kan een organisatie uitgroeien tot een organisatie van betekenis. De betekenis van een organisatie bestaat uit "het geheel aan positieve effecten voor klanten en maatschappij dat voortkomt uit de intrinsieke en oprechte intenties van medewerkers om deze effecten te bewerkstelligen."34 Bij Morel krijgen de spirituele wortels en daarmee de identiteit van een organisatie gestalte door antwoord te geven op 6 vragen:35 • Waar geloof ik in? (Ideologie) Waarom bestaat de organisatie en voor wie? Wanneer heffen

we onszelf weer op? Waarvoor kiezen we als puntje bij paaltje komt, bijvoorbeeld in tijden van economische tegenspoed?

• Hoe kijk ik naar de wereld? (Visie) Hoe kijken we naar de wereld, mensen, organisaties, markten, concurrenten? Wat zien we nu in de maatschappij gebeuren, en waar zou het heen moeten? Hoe willen we zaken doen? Hierdoor weten klanten of ze sympathiseren met de organisatie en of ze zich aan de organisatie willen verbinden.

• Wat wil ik betekenen voor mijn klanten? (Missie en merkbelofte) De missie is de taak die een organisatie zichzelf oplegt vanuit haar visie. Als dit is wat we nu zien, en als dat is wat we willen: wat gaan we dan doen om daar te komen? De merkbelofte is de vertaling van de

29 Ibid. p. 97 30 http://en.wikipedia.org/wiki/Maslow%27s_hierarchy_of_needs 31 Morel (2010), p. 65 32 Ibid. p. 32 33 Ibid. p. 65 34 Ibid. p. 33 35 Ibid. p. 97-111

Page 14: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

14

missie naar de betekenis voor klanten. Wie is je doelgroep en wat beloof je aan hen? Klanten willen niet weten wat jij doet, maar wat jij voor hen betekent.

• Waarin ben ik het allerbeste? (Unieke kracht) Waar ligt de grootste onderscheidende kracht van de organisatie? Richt je op datgene waar je echt goed in bent en doe geen dingen die je niet goed kunt. Maak ook (met feiten) duidelijk waaruit blijkt dat je ergens goed in bent. Wees niet bang om klanten te verliezen, een gat in de markt niet te benutten of iets anders te doen dan waar klanten om vragen. Door je hierop te richten heb je wel profijt op de korte termijn, maar tegen een hoge prijs: je investeert dan tijd en energie in iets waar je niet zo goed in bent, en dat gaat ten koste van datgene waar je wel goed in bent. En je verliest uiteindelijk je onderscheidende vermogen.

• Hoe wil ik werken? (Waardeoriëntatie en kernwaarden) Wat vindt de organisatie belangrijk, hoe wil de organisatie werken en waarop mag je een organisatie beoordelen? Hierbij gaat het niet om categoriewaarden (bv: elke bank wil betrouwbaar zijn) maar om merkwaarden (bv: een eigenwijze bank).

• Wanneer los ik mijn merkbelofte in? (Ambities) Wanneer heb je als organisatie je merkbelofte waargemaakt? Waar reken je jezelf op af? Wat wil je wanneer bereikt hebben?

Om deze vragen te beantwoorden, reikt Morel meerdere modellen, methoden en instrumenten aan. Hij stelt onder andere voor om identiteitssessies te houden met medewerkers, klanten en externe belanghebbenden. Technieken die in deze sessies kunnen worden gebruikt zijn onder andere: • Het symbolische voorwerp: alle deelnemers nemen een voorwerp mee dat symbool staat voor

de organisatie over 5 jaar.36 • Het identiteitsvragendoosje: deelnemers geven antwoord op de verschillende vragen omtrent

identiteit, waarbij de antwoorden met elkaar een verhaal vormen.37 • De finishfoto: de deelnemers maken een plaatje dat de organisatie voor ogen heeft wanneer

haar droom uitkomt. Welke betekenis heb je en voor wie? Wat ervaren klanten die met jou in aanraking komen? Wat merkt de samenleving van jouw aanwezigheid?38

• Het archetype: deelnemers zoeken een archetype dat meteen een intuïtief beeld schetst van de kernwaarden van een organisatie (bv. de zorgzaamheid van een moeder).39

1.6   Authenticiteit   Zoals we hierboven hebben gezien reikt Morel theoretische en praktische handvatten aan om de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding expliciet te maken in de vorm van identiteit en betekenis. Waar hij onvoldoende in voorziet, is hoe de technieken en vragen die hij aanreikt op een authentieke wijze kunnen worden toegepast. Zoals we eerder zagen heeft authentiek de betekenis: het expliciet maken van eigenheid en waarde zonder het hart een ‘waarom’ op te leggen. Daar waar het hart niet vrijelijk kan spreken, kan de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding niet goed expliciet worden gemaakt. Het hart spreekt zonder waarom: het spreekt omdat het spreekt. We zagen eerder dat dit goed aansluit bij

36 Ibid. p. 149 37 Ibid. p. 150 38 Ibid. p. 157 39 Ibid. p. 110/143

Page 15: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

15

identiteitsmarketing, omdat het fundament van identiteitsmarketing ook zonder ‘waarom’ is. Het fundament wordt gevormd door de spirituele behoeften van de mens die ongevraagd, belangeloos en niet berekend zijn, en vragen om een vertrouwen op het niet weten. Echter, Morel geeft niet aan hoe dit in zijn technieken en vragen kan worden verdisconteerd. Wat essentieel is in het toepassen van zijn technieken en het beantwoorden van de zes vragen is de intentie: waarom worden de technieken en vragen gebruikt? Is dat om concurrerend, rendabel, winstgevend te zijn? Of is dat omdat de eigen ongevraagde spirituele behoefte om vanuit de eigen identiteit betekenisvol te willen zijn voor anderen het fundament van de organisatie vormt, met daarbij het vertrouwen dat dat uiteindelijk rendeert? Oftewel: worden de technieken en vragen gebruikt binnen het dominante paradigma of het paradigma van identiteitsmarketing? In het eerste geval wordt er een ‘waarom’ op het hart gelegd; in het tweede geval wordt het hart vrijgegeven om als zichzelf en vanuit zichzelf te spreken. Wat Morel nalaat in zijn uitwerkingen is om zijn technieken en vragen expliciet te plaatsen binnen het paradigma van identiteitsmarketing. Als die koppeling niet expliciet wordt gemaakt, kan het maar al te gauw gebeuren dat de technieken en vragen van identiteitsmarketing worden beantwoord vanuit het dominante paradigma. De enige verwijzing naar deze valkuil is waar Morel schetst dat “het oude denken […] af en toe de kop opsteekt. […] de verleiding is groot om ‘terug te vallen’ in het oude vertrouwde, dat waarmee je bekend bent, waaraan je gewend bent, dat je minder moeite kost en waarover je meer controle denkt te hebben.”40

Wat ook mist in zijn uitwerkingen is hoe hardnekkig het dominante paradigma in ons denken is verankerd. We leven in een samenleving die in vrijwel alle lagen verzakelijkt en vercommercialiseerd is, vanuit het dominante paradigma. Een kritische reflectie hierop wordt bijvoorbeeld gegeven door Chris Lorenz (2012)41. Hij stelt dat zelfs de diensten in de publieke

40 Ibid. p. 57 41 Lorenz, C. (2012). If you’re so smart, why are you under surveillance? Universities, neoliberalism, and new public management. Critical Inquiry, 38, 599-629.

Page 16: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

16

sector, zoals onderwijs, zorg en sociale zekerheid, vandaag de dag zijn onderworpen aan het neoliberale dogma van de vrije markt (hij noemt dit ook wel marktfundamentalisme42). We weten niet beter dan dat we consumenten zijn die het recht hebben om diensten te kopen op een geprivatiseerde dienstenmarkt, waar bijvoorbeeld zorgaanbieders met elkaar concurreren om de meeste afnemers. Lorenz benoemt hoe dit ‘recht als consument’ feitelijk de vervanger is van het ‘recht als burger’: het recht op onderwijs, zorg en sociale zekerheid. De burger is een consument geworden en gedraagt zich dan ook zo, en streeft na om een maximale dienstverlening te krijgen tegen een zo minimaal mogelijke bijdrage. Dat wil zeggen: de consument participeert in deze vrije markteconomie en maakt zich vrijwel automatisch het achterliggende gedachtegoed eigen van het dominante paradigma: niet het belang van de ander staat centraal, maar het eigen belang. En dat principe wordt in vrijwel alle lagen van onze samenleving gepraktiseerd, bevestigd en verder geïnternaliseerd. De alomtegenwoordige aanwezigheid van het dominante paradigma in onze samenleving heeft twee belangrijke gevolgen voor het toepassen van identiteitsmarketing. Ten eerste betekent het dat het heel lastig is om de technieken en vragen van Morel te gebruiken zonder daarbij als doel te hebben om bijvoorbeeld concurrerend, rendabel en winstgevend te zijn. Dat is nou eenmaal wat in ons denken verankerd zit. Om opnieuw te benadrukken wat dit betekent: als je bijvoorbeeld de vraag ‘Waar geloof ik in?’ beantwoordt omdat je klanten wilt trekken met je aldus geformuleerde ideologie, dan is dat geen identiteitsmarketing. Je denkt dan vanuit het dominante paradigma. Vanuit het paradigma van identiteitsmarketing stel je de vraag ‘Waar geloof ik in?’ omdat je vanuit datgene wat je ten diepste drijft van betekenis wilt zijn voor anderen. Dat je daar vervolgens klanten mee aantrekt (of beter gezegd: aan je verbindt omdat ze zich met jou identificeren), is een logisch gevolg daarvan; geen doel op zichzelf. Ten tweede betekent het dat het toepassen van identiteitsmarketing nogal wat van mensen vraagt: het gaat in tegen wat bekend en vertrouwd is en overal in de samenleving wordt gepraktiseerd. Het betekent: pionieren in een samenleving die op heel veel plekken volgens een ander paradigma is georganiseerd. Morel is tamelijk optimistisch over deze pioniersrol, als hij bijvoorbeeld zegt: "We zijn met velen: mensen die ervan overtuigd zijn dat wij niet bestaan om louter winst te maken en ons eigenbelang te dienen. Mensen die bovendien de kans hebben om binnen [of: met] hun organisaties verandering te brengen."43 Maar ook al ‘zijn we met velen’, het is op dit moment nog steeds een kwestie van pionieren. En dat vraagt om moed en lef, en om de wijsheid om dit niet alleen te willen doen maar samen.

42 Ibid. p. 603 43 Morel (2010), p. 7

Page 17: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

17

In relatie tot de vraagstelling in dit theoretische kader en de zoektocht naar geschikte werkvormen voor ritueelbegeleiders betekent dit dat er iets extra’s nodig is bij de technieken en vragen van Morel. Er moet iets worden toegevoegd waardoor ritueelbegeleiders de technieken en vragen vanuit een juiste intentie kunnen toepassen, dat wil zeggen: vanuit een intentie die past bij het paradigma van identiteitsmarketing. Dat stelt ritueelbegeleiders in staat om de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding op een authentieke wijze expliciet te maken. In de volgende paragraaf gaan we op zoek naar concrete manieren om de intentie op een juiste wijze te richten.

1.7   “Down  the  rabbithole”   De uitdrukking ‘down the rabbithole’ komt onder andere voor in de film “The Matrix”. De hoofdpersoon, Neo, denkt de werkelijkheid te kennen. Maar Morpheus probeert hem duidelijk te maken dat er een andere werkelijkheid is, voorbij de werkelijkheid die Neo denkt te kennen. Daartoe moet Neo afdalen, ‘down the rabbithole’.44 De zoektocht naar manieren om de intentie bij identiteitsmarketing op een juiste wijze te richten, gaat ook via zo’n rabbithole. De zoektocht begint bij het dominante paradigma en eindigt bij twee concrete toepassingen van de mystieke theologie van Meister Eckhart. Het beginpunt en eindpunt zijn elkaars tegenovergestelde; het zijn twee verschillende werelden. In deze en de volgende paragrafen verkennen we ‘the rabbithole’ die deze twee werelden met elkaar verbindt. Morel maakt duidelijk dat het werken met identiteitsmarketing een ommekeer van 180 graden betekent ten opzichte van het alomtegenwoordige dominante paradigma: “De intentie waarmee we marketing bedrijven draait 180 graden: van gerichtheid op het eigenbelang naar gerichtheid op het belang van de ander.”45 Om die ommekeer van 180 graden te kunnen maken, zal je eerst goed moeten weten waar je staat, dat wil zeggen: in het vertrouwde dominante paradigma. Meer in het bijzonder gaat het om een bewustwording: waar is het dominante paradigma op gebaseerd? Waar komt de oriëntatie op eigenbelang vandaan?

44 https://www.youtube.com/watch?v=zE7PKRjrid4 45 Morel (2010), p. 37

Page 18: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

18

1.8   Van  Morel  naar  Eisenstein   Volgens Morel komt de oriëntatie op eigenbelang voort uit de gedachte dat “individuele veiligheid, welvaart en geluk alleen bereikt kunnen worden door jezelf te richten op puur eigenbelang.”46 Als consumentenpsycholoog gebruikt Morel uiteraard het verklaringsniveau van de psychologie, met concepten als ‘eigenbelang’ en ‘behoeften’. Als we een stap dieper gaan in ‘the rabbithole’ komen we op een ander verklaringsniveau: een meer integratief perspectief op economie. In zijn boek “Sacred economics” geeft de filosoof en wiskundige Charles Eisenstein (2010)47 een fundamentele verklaring voor de dominante economische praktijken en modellen. Mensen zien zichzelf als een ‘separate self’48, een zelf dat afgescheiden is van andere zelven. Dit klinkt ook door in de verklaring van Morel: het gaat om individuele veiligheid, welvaart en geluk. Als een ‘separate self’ zijn mensen rationele wezens die proberen om in een context van schaarste hun eigen economische voordeel te maximaliseren.49 Eisenstein stelt dat dit beeld van de mens als ‘separate self’ een verhaal is: een collectief narratief dat hij ‘story of self’ noemt.50 Hij zegt ook dat we toe zijn aan een ander verhaal, sterker nog: dat dat hard nodig is, omdat de huidige ‘story of self’ aan de basis ligt van alle grote problemen die we vandaag de dag kennen.51 Hij noemt bijvoorbeeld ook onze omgang met de natuur, waarvan wij net ons zo ‘separated’ voelen als van andere mensen. Als onze ‘story of self’ verandert, zo betoogt Eisenstein, kunnen we vervolgens ook een ander verhaal gaan vertellen over economie52: geen ‘economics of separation’ maar ‘sacred economics’. Hij heeft een economie voor ogen die net zo heilig is als al het andere in de wereld53, omdat ze intrinsiek met al het andere verbonden is. De intrinsieke verbondenheid of eenheid van alle dingen is wat alles heilig maakt. “It is the truth of the unity or the connectedness of all things, and the feeling is that of participating in something greater than ourselves, yet which also is oneself."54 In deze ‘sacred economics’ staat het geschenk centraal55: een product, een dienst die intrinsiek verbonden is met de gever. Een product of dienst is dus niet ‘separated’ van de gever. De gever geeft dus ook altijd iets van zichzelf, wat van onschatbare waarde is, en daarom kan het niets anders dan een geschenk zijn. Het geschenk dat mensen te geven hebben, zoekt ‘de lege plek’, dat wil zeggen: de plek waar het geschenk het meest nodig is.56 Dit doet denken aan de benadering van identiteitsmarketing: de diepste behoefte van de mens is om ertoe te doen voor anderen (ik heb een geschenk te geven, als mijzelf en van mijzelf), waarbij het erom gaat om de klanten te zoeken voor wie je als organisatie betekenisvol kunt zijn (ik zoek een plek waar mijn geschenk het meest nodig is). Gever en ontvanger zijn daarbij gelijkwaardig en worden er allebei beter van.57

46 Ibid. p. 35 47  Eisenstein,  C.  (2011).  Sacred  economics:  Money,  gift  &  society  in  the  age  of  transition.  Berkeley,  CA:  Evolver  editions. 48 Ibid. p. 1 49 Ibid. p. 11 50 Ibid. p. 1 51 Ibid. p. 1 52 Ibid. p. 2 53 Ibid. p. XI 54 Ibid. p. XVII 55 Ibid. p. 5 56 Ibid. p. 7 57 Ibid. p. 9

Page 19: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

19

In zijn boek werkt Eisenstein tot slot ook uit wat dat voor ‘geld’ betekent. De waarde van geld is net zo’n sociale constructie of narratief als de ‘story of self’.58 Geld heeft in zichzelf geen waarde; het heeft slechts de waarde die de mens daaraan toekent. De essentie van geld is een afspraak.59 Eisenstein wil een nieuw soort geld ontwikkelen waarin de essentie van dat geld andere afspraken belichaamt60: wie we zijn (verbonden met elkaar en de natuur), en hoe we met elkaar en alle dingen willen omgaan. Het integratieve perspectief van Eisenstein is vooral een visie of een visioen. Het mist de grondige onderbouwing die we zouden verwachten bij een wetenschappelijke verhandeling. De kracht van zijn werk ligt dan ook niet in de onderbouwing van zijn ideeën, maar in de integratie van vele disciplines – o.a. economie, filosofie, culturele antropologie – in relatie tot de grote problemen van deze tijd. Eisenstein zegt ook zelf: in het realiseren en verder uitwerken van dit visioen staat we pas aan het begin. Het zwaarste argument dat hij aanreikt om toch ‘op weg te gaan’ is de urgentie van de huidige mondiale problemen: tussen mensen, tussen mens en natuur, de mondiale economische en ecologische problemen.

 

1.9   Van  Eisenstein  naar  Eckhart61   Eisenstein spreekt dus over een soort ‘denkfout’ die mensen maken: mensen zijn niet ‘separated’ van elkaar en van de natuur (en ook niet van geld). In plaats daarvan spreekt hij over een intrinsieke verbondenheid of eenheid van alle dingen. Hiermee zegt Eisenstein hetzelfde als wat mystici van alle tijden en van alle religies zeggen. En hiermee gaan we nog een stapje dieper in ‘the rabbithole’. Mystici komen tot een verklaringsniveau dat verder gaat dan het integratieve perspectief van Eisenstein. Mystici leggen namelijk uit hoe die intrinsieke verbondenheid of 58 Ibid. p. 33 59 Ibid. p. 35-36 60 Ibid. p. 36 61 De oorspronkelijke tekst van deze paragraaf was geschreven in een christelijk-theologisch taalveld. Omdat de LBvR echter een vereniging zonder specifieke levensbeschouwelijke identiteit is, is in het voorliggende rapport de tekst van § 1.9 verwoord in een meer seculier taalveld. Ter verduidelijking is ook een korte passage over het yin-yang teken opgenomen.

Page 20: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

20

eenheid van alle dingen kan bestaan, hoe we dat kunnen ervaren en hoe we van daaruit kunnen leven. Een van de mystici die dat doet, is Meister Eckhart. Meister Eckhart (c. 1260-1328) is een van de belangrijkste christelijke mystici. In zijn talloze preken en traktaten legt hij uit dat de eenheid tussen de mens en alles wat is voortkomt uit wie de mens is. Dat wil zeggen: Eckhart legt uit wie de mens ten diepste is. Stoof62 heeft vanuit de mystieke theologie van Eckhart een theologisch-antropologisch model ontwikkeld, dat beschrijft wie de mens is en hoe de mens kan kennen. Het model laat zien hoe Eckhart onderscheid maakt tussen een uiterlijke mens en een innerlijke mens. De uiterlijke mens is de mens die leeft in de condities van ruimte en tijd. In die condities ervaart de mens onderscheid: er is een onderscheid tussen jou en mij, er is een onderscheid tussen waar ik nu ben en waar ik morgen ben, er is een onderscheid tussen mij en het gras en de vlieg, en, voor de gelovige mens: er is een onderscheid tussen mij en God. Dit fundamentele onderscheid vinden we ook terug in hoe de mens denkt en spreekt. Levend in de condities van ruimte en tijd ontwikkelt de mens een cognitieve representatie (woorden, concepten, logica e.d.) van een werkelijkheid die wordt gekenmerkt door onderscheid. Eisensteins ‘story of separation’ kan van hieruit worden verklaard, als een logisch gevolg van wie de mens is als uiterlijke mens. Het is logisch dat een mens zichzelf denkt en ziet als een individu dat losstaat van al het andere, en het is dus ook logisch dat een mens tot een ‘story of separation’ komt. Echter, Eckhart onderscheidt ook een innerlijke mens. De innerlijke mens is niet gebonden aan de condities van ruimte en tijd. De innerlijke mens bestaat uit “een licht dat zich in de ziel bevindt.”63 Het is een onderscheidsloze eenheid, en in die eenheid is de mens ook een met al het andere: mensen, het gras, de vlieg, en wederom, voor de gelovige mens: God. Voor de mens die vooral de ervaring heeft van de uiterlijke mens, levend in ruimte en tijd, is deze eenheid heel lastig te denken. Dit is de reden waarom Eckhart en andere mystici zo lastig te begrijpen zijn. Een belangrijke ‘sleutel’ is hier om te begrijpen wat eenheid betekent. Daar waar onderscheid is, kan geen eenheid zijn. Daar waar onderscheid is tussen jou en mij, kan geen eenheid zijn. Daar waar onderscheid is in plaats, in een ‘hier’ en ‘daar’, kan geen eenheid zijn. Daar waar onderscheid is in tijd, in een ‘nu’ en ‘morgen’, kan geen eenheid zijn. Daarom is eenheid ook eeuwig; het kán morgen niet anders zijn. Dat betekent ook dat de eenheid in de innerlijke mens eeuwig is. Dat de mens zo is en in het licht van de ziel een eenheid vormt met alles wat is, is bij Eckhart een gave van God als zichzelf: “in alle gaven die Hij geeft, geeft Hij in de eerste plaats Zichzelf.”64 In een seculiere taal zouden we kunnen zeggen: het licht van de ziel, waarin de mens eeuwig één is met alles wat is, dat is een geschenk van het leven. Die eenheid is iets dat ons gegeven is, buiten onze eigen verdienste om. Wat hier heel belangrijk is om te begrijpen, is dat er geen onderscheid is tussen het leven en datgene wat het leven ons geeft. Het is eerder zo dat het leven zichzelf vermeerdert, zonder dat het iets anders voortbrengt dan zichzelf. Eén plus één is hier dus één, en niet twee. De eenheid blijft intact. En die eenheid is dus onverbrekelijk in ons als mens aanwezig, als het licht in de ziel. Dit heeft een intrigerende consequentie. Als er geen onderscheid is tussen het licht in de ziel en het leven zelf, moet de mens wel participeren daar waar het leven iets schenkt. De mens heeft dus deel aan dat geschenk, als gever. De mens is niet slechts degene die wordt gegeven, maar is

62 Stoof, A. (in preparation). Toward a theological paradigm. 63 Jellema, C.O. (vert.) (2010). Meister Eckhart: Over God wil ik zwijgen: Preken en traktaten. Groningen: Historische uitgeverij. P 138-139. 64 Ibid. p. 97-98

Page 21: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

21

zelf ook gever. Met het leven geeft de mens zichzelf, als zichzelf. In een theologisch-christelijke taal schrijft Eckhart: “Want in hetzelfde zijn van God waarin God boven het zijn en boven elk onderscheid staat, daar was ik zelf, daar wilde ik mezelf en onderkende ik mezelf om mezelf tot deze mens te maken.”65 En dit is niet iets dat ‘ooit’ gebeurde, ergens in de tijd, maar wat aldoor gebeurt. Dit volgt weer uit het principe van eenheid: die schenkende beweging van het leven en dus ook van de mens, kan niet stoppen omdat daarmee de eenheid zou ophouden eenheid te zijn. Deze eeuwige dynamiek is het leven in de ziel. En hier zijn we aan de andere kant van ‘the rabbithole’ gekomen. Wie de mens ten diepste is, is een geschenk, en het kan niet anders zijn dan dat de mens zelf participeert in het geven van dat geschenk. Dus: het wezen van de mens is een geschenk, en tegelijkertijd is het wezen van de mens om te schenken. Uiteraard doet dit denken aan het geschenk van Eisenstein. Bij Eisenstein is een product of dienst niet ‘separated’ van de gever, en de gever geeft dus ook altijd iets van zichzelf. Daar waar de mens iets van zichzelf geeft, komt het diepste wezen van de mens komt tot uitdrukking. En dit geven is ‘zonder waarom’; de mens geeft omdat het zijn wezen is om te geven. Interessant is hier ook de gedachte van Eisenstein, dat een geschenk de lege plek zoekt: de plek waar het geschenk het meest nodig is. Bij Eckhart vinden we namelijk nog een tweede ‘dynamiek’ in de eenheid. De eerste dynamiek is, zoals we zagen, het leven dat zich als zichzelf geeft. Maar Eckhart zegt ook: “Alle gelijke dingen hebben elkaar lief en verenigen zich met elkaar, en alle ongelijke dingen ontlopen elkaar en hebben een afkeer van elkaar.”66 En hier vinden we de tweede dynamiek. Het licht in de ziel en het leven zijn ‘gelijke dingen’. En omdat ze gelijk zijn, worden ze ver-eend. We zouden daarom kunnen zeggen: het geschenk zoekt gelijkheid. Het wezen van de mens is een geschenk; het wezen van de mens is om te schenken; én het wezen van de mens is om één te worden met wat gelijk aan hem is. De laatste stap die we hier kunnen maken, is wat de betekenis van ‘ontvangen’ is. Daar waar het wezen van de mens is om één te worden met wat gelijk aan hem is, ontvangt de mens tegelijkertijd zichzelf. Samenvattend zouden we kunnen zeggen: de mens bestaat uit een uiterlijke mens, die leeft in ruimte en tijd; en uit een innerlijke mens, die eeuwig één is met alles wat is. Die eenheid is echter geen statische toestand, maar een dynamiek: de mens geeft en ontvangt zichzelf, als zichzelf. En daarin is de mens niet te onderscheiden van wat het leven zelf is. Het leven zelf is dus ten diepste: eenheid en dynamiek. Om dit visueel voorstelbaar te maken, zouden we het taoïstische yin-yang teken kunnen gebruiken (zie onder). Er is een eenheid (de cirkel) en in die eenheid speelt zich een dynamiek af: het witte gedeelte draagt in zich het zwarte ‘zaad’ en brengt het zwarte gedeelte voort; maar het zwarte gedeelte draagt ook weer het witte ‘zaad’ in zich, en brengt het witte gedeelte voort. Je zou dus kunnen zeggen dat het witte gedeelte schenkt, en dat het door te schenken ook zichzelf weer ontvangt. Hetzelfde geldt voor het zwarte gedeelte.

65 Ibid. p. 14 66 Ibid. p. 137

Page 22: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

22

1.10   Van  Eckhart  naar  identiteitsmarketing   Nogmaals, de mystiek van Eckhart is heel lastig te begrijpen. Maar het kan misschien duidelijker worden door zijn mystiek te koppelen aan de concrete marketingpraktijk. De mens bestaat dus volgens Eckhart uit een innerlijke mens en een uiterlijke mens. De innerlijke mens is wie we ten diepste zijn: de mens als geschenk, de mens als gever en ontvanger van het geschenk dat hij zelf is. De uiterlijke mens is de mens die we goed kennen. Het is de uiterlijke mens die onderneemt en marketingvragen heeft, binnen de condities van ruimte en tijd. Er zijn ‘anderen’: klanten, concurrenten. Vanuit de gedachte van identiteitsmarketing streef je ernaar om vanuit je eigen diepste drijfveren betekenisvol voor anderen te zijn. Wat Eckhart aanreikt, is een nieuw perspectief om naar ‘eigen’ en ‘ander’ te kijken. Ten diepste is er geen onderscheid tussen ‘eigen’ en ‘ander’; tussen ‘ik’ en ‘klant’ of ‘concurrent’. Eigenbelang bestaat niet voor de innerlijke mens, omdat er geen onderscheid tussen jou en mij kan bestaan. Precies op dit punt ligt de reden waarom het gedachtegoed van Eckhart relevant is voor het praktiseren van identiteitsmarketing. Zoals we eerder zagen, gaat het bij identiteitsmarketing om het maken van een ommekeer van 180 graden: van een gerichtheid op eigenbelang naar een gerichtheid op het belang van de ander. Eckhart reikt een perspectief aan waarin eigenbelang niet kan bestaan, én waaruit een vanzelfsprekende gerichtheid op de ander volgt. Zoals we zagen: het is het wezen van de mens om te geven. Voor de uiterlijke mens moet dit een geven zijn dat plaatsvindt in ruimte en tijd, waarin er een onderscheid is tussen jou en mij. ‘Ik’ geef iets aan ‘jou’. Maar dat geven heeft een diepe betekenis: in het aan jou geven, breng ik mijn diepste wezen tot uitdrukking. Ik geef zonder waarom. Ik geef omdat het mijn wezen is om te geven, en wel op een wijze die overeenstemt met het spirituele fundament van identiteitsmarketing: “ongevraagd, belangeloos en niet […] uit een berekenende houding.”67 Dat is de wijze waarop de mens werkelijk van betekenis kan zijn, ertoe kan doen, en goed kan doen voor anderen – de spirituele behoeften van de mens, zoals verwoord door Morel.

67 Morel (2010), p. 32

Page 23: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

23

Het geven in tijd en ruimte betekent ook dat je geeft vanuit je uiterlijke mens. Als uiterlijke mens kun je slechts datgene geven waarmee je bent toegerust: je talenten, je persoonlijkheid, je kennis, je vaardigheden, je inzicht en je wijsheid. Geen enkel ander mens is op dezelfde wijze toegerust als jij. Dat betekent dat je op een unieke wijze uitdrukking geeft aan het wezenlijke geschenk, dat één is. ‘Concurrentie’ komt hier dus ook in een heel ander daglicht te staan. Bezien vanuit de innerlijke mens kan er geen onderscheid zijn tussen mij en een concurrent; ten diepste zijn we één. Maar als uiterlijke mens is er wel onderscheid: we geven gestalte aan wie we beiden ten diepste zijn, maar dat doen we elk op onze eigen unieke wijze, volgens ons uiterlijke mens-zijn. Het ‘onderscheidend zijn’ komt dus automatisch mee met wie de mens is. Door jezelf te zijn, ben je onderscheidend. Onderscheidend zijn is dus niet een kwestie van marktonderzoek, maar van jezelf zijn. Het onderscheidende van anderen – dat wat concurrenten doen – is dan eigenlijk iets om je over te verheugen: het zijn andere manieren om uitdrukking te geven aan wie je ook zelf ten diepste bent. Bezien vanuit Eckhart is de bestemming van de mens om de handelingen die je als uiterlijke mens verricht (dus ook als ondernemer) steeds meer in overeenstemming te brengen met wie je als innerlijke mens bent. Dat betekent: steeds meer gaan handelen overeenkomstig je diepste wezen. Bij Eckhart licht hier overigens het christelijk-theologische perspectief van procreatie op, dat wil zeggen: een mee-scheppen met God. Immers, als je vanuit je diepste wezen handelt, dan kan dat handelen niet iets anders zijn dan het handelen van God. “Uit dezelfde oergrond van waaruit de Vader Zijn eeuwig woord voortbrengt, wordt zij [de ziel] vruchtbaar mede-voortbrengend.”68

68 Jellema (2010), p. 73

Page 24: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

24

Op dit punt is het mooi om het gedachtegoed van identiteitsmarketing naast Eckhart te leggen: “Door betekenisvol te zijn, er toe te doen en goed te doen voor anderen, dragen we bij aan een betere wereld. We doen dit voor de wereld, maar ook voor onszelf. Omdat we het willen.”69 De ‘betere wereld’ waar identiteitsmarketing over spreekt, heeft bij Eckhart de theologische betekenis van procreatie.

1.11   Eckhart  en  authenticiteit   We keren nu terug naar de eerdere concrete vraag: Hoe kan de mystieke theologie van Eckhart ritueelbegeleiders helpen om de vragen en technieken van Morel op een authentieke wijze toe te passen? Dat wil zeggen: vanuit een intentie zonder waarom, zonder iets anders na te streven dan te willen zijn wie je bent? Dat kan op twee manieren. De eerste manier wordt door Eckhart zelf aangereikt, in de vorm van het concept afgescheidenheid (‘Abgeschiedenheit’). Afgescheidenheid is een deugd die de mens kan oefenen om zich steeds minder te identificeren met de uiterlijke mens. Het is een deugd waardoor de mens op een ander spoor komt: het spoor van de innerlijke mens. Dat stelt de mens ook steeds meer in staat om vanuit die innerlijke mens te leven en te werken, en zijn diepste wezen tot uitdrukking te brengen. Het model van Stoof legt uit hoe verbeelding kan functioneren in het oefenen van afgescheidenheid. Eckhart plaatst de verbeelding tussen de innerlijke en de uiterlijke mens; het is als het ware de plek waar de innerlijke en uiterlijke mens elkaar ontmoeten. De verbeelding is, aldus Eckhart, in staat om de dynamiek in de innerlijke mens te volgen. Welnu, hoe kan de deugd van afgescheidenheid worden geoefend door de verbeelding? Dat kan door bij creatieve processen – zoals het werken met de technieken en vragen van Morel – de verbeelding niet aan te sturen, maar vrij te geven. Dat wil zeggen: de inhoud van de verbeelding hoeft zich niet te organiseren op een wijze zoals jij dat wilt, maar mag zichzelf organiseren. De verbeelding mag op een ongedacht en onverwacht punt uitkomen. Door de verbeelding ‘vrij te geven’ kan zij de dynamiek van de innerlijke mens volgen. Zo kan de mens op het spoor van de innerlijke mens komen. Dit is relevant voor identiteitsmarketing omdat de innerlijke mens wordt gekenmerkt door het ongevraagde, belangeloze en niet berekende dat het fundament vormt van identiteitsmarketing. De innerlijke mens kent geen ‘waarom’: een ‘waarom’ impliceert een doel of een reden, maar die kunnen niet bestaan daar waar eenheid is. Om deze reden kan afgescheidenheid helpen om de technieken en vragen van Morel op een authentieke wijze toe te passen. De mystieke theologie van Eckhart kan nog op een tweede manier worden toegepast, namelijk als een paradigma. Net zoals identiteitsmarketing een paradigma is over marketing, kan vanuit de mystieke theologie van Eckhart een paradigma worden geformuleerd over wie de mens is en hoe deze zich tot al het andere verhoudt. Vanuit Eckhart zouden we dat een paradigma van eenheid kunnen noemen. Het feit dat het om een paradigma gaat, wil zeggen dat het een aanname is. Een paradigma is dus geen dogma, in de alledaagse betekenis van ‘onomstotelijke waarheid’. Het is een aanname, een mogelijkheid van hoe de wereld en de mens in elkaar zouden kunnen zitten. Daar zijn genoeg andere aannames over te maken.

69 Morel (2010), p. 65

Page 25: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

25

Deze specifieke aanname van eenheid sluit echter aan bij wat identiteitsmarketing probeert te doen. Zoals we eerder zagen, reikt Eckhart een perspectief aan waarin eigenbelang niet kan bestaan, én waaruit een vanzelfsprekende gerichtheid op de ander volgt. Door expliciet aan te nemen dat een klant of een concurrent ten diepste niet iemand anders is dan wij zelf zijn, ontstaat er een heel ander perspectief op marketing en profilering. Dit zou bijvoorbeeld de tendens naar het bijna vanzelfsprekende denken in termen van eigenbelang kunnen doorbreken. Het zou ook ruimte kunnen maken voor het eigen ‘geschenk’, de eigen intrinsieke behoefte om er voor een ander te willen zijn. Een klant is vanuit een perspectief van eenheid niet langer iemand met een vraag waaraan ik zou willen voldoen. De klant is niemand anders dan wie ik zelf ten diepste ben, en daardoor verschuift de focus van ‘ander’ naar ‘zelf’. Dat is precies de beweging die identiteitsmarketing probeert te maken. Het gaat erom om te weten wat je vanuit je eigen diepste drijfveren voor een ander wilt betekenen, en daar zoek je vervolgens liefhebbers – klanten – bij. Op deze manier zou een paradigma van eenheid kunnen helpen om de technieken en vragen van Morel op een authentieke wijze toe te passen.

1.12   Resumerend:  werkwijzen  voor  ritueelbegeleiders   De centrale vraagstelling die we aan het begin van dit hoofdstuk stelden, was: Welke werkvormen kunnen we ontwikkelen waarmee ritueelbegeleiders elkaar kunnen helpen om de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding op een authentieke wijze expliciet te maken? In het beantwoorden van deze vraag was het uitgangspunt om de vraag naar eigenheid en waarde te zien als een marketingvraag die wordt gesteld door de beroepsgroep van ritueelbegeleiders. Het is de beroepsgroep van ritueelbegeleiders die de noodzaak voelt om zich in haar eigenheid en waarde te profileren. In het voorgaande zijn argumenten aangereikt waarom identiteitsmarketing een geschikt marketingparadigma lijkt te zijn voor ritueelbegeleiders. Het fundament van identiteitsmarketing wordt gevormd door de spirituele behoeften van de mens: de mens wil ertoe doen voor anderen, en die behoefte is ongevraagd, belangeloos en niet berekend. Dit fundament biedt ruimte aan ritueelbegeleiders om hun eigenheid en waarde op een authentieke wijze te formuleren. Ritueelbegeleiders willen ‘werken uit hun hart’, wat eveneens ongevraagd, belangeloos en niet berekend is. Identiteitsmarketing biedt ruimte omdat het een vorm van marketing is die niet de vraag van een klant centraal stelt, maar de eigen identiteit – als organisatie, beroepsgroep. Vanuit die eigen identiteit – die ongevraagd, belangeloos en niet berekend is – kun je betekenisvol zijn voor mensen. De concrete werkwijzen voor ritueelbegeleiders kunnen daarom worden ontleend aan identiteitsmarketing. ‘Eigenheid’ en ‘waarde’ kunnen expliciet worden gemaakt door antwoord te geven op 6 vragen:

Page 26: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

26

• Waar geloof ik in? (Ideologie) • Hoe kijk ik naar de wereld? (Visie) • Wat wil ik betekenen voor mijn klanten? (Missie en merkbelofte) • Waarin ben ik het allerbeste? (Unieke kracht) • Hoe wil ik werken? (Waardeoriëntatie en kernwaarden) • Wanneer los ik mijn merkbelofte in? (Ambities) Voor het beantwoorden van deze vragen kan gebruik worden gemaakt van verschillende technieken, zoals: • Het symbolische voorwerp • Het identiteitsvragendoosje • De finishfoto • Het archetype. Bij het werken met deze technieken en het beantwoorden van de 6 vragen is het van belang om dat met de juiste intentie te doen. Identiteitsmarketing is een marketingparadigma dat haaks staat op het dominante marketingparadigma dat we in alle lagen van onze samenleving aantreffen. Het dominante paradigma reikt ons het bijna vanzelfsprekende beeld aan dat marketing erop gericht is om concurrerend, rendabel en winstgevend te zijn. De valkuil is dat de technieken en vragen worden toegepast vanuit het dominante paradigma. Als bijvoorbeeld de vraag ‘Waar geloof ik in?’ word beantwoord met het oog op het trekken van klanten, dan is dat geen identiteitsmarketing. Vanuit het paradigma van identiteitsmarketing wordt de vraag ‘Waar geloof ik in?’ gesteld omdat je vanuit datgene wat je ten diepste drijft van betekenis wilt zijn voor anderen. Dat je daar vervolgens klanten mee aantrekt (of beter gezegd: aan je verbindt omdat ze zich met jou identificeren), is een logisch gevolg daarvan; geen doel op zichzelf. De technieken en vragen van identiteitsmarketing moeten daarom worden ingezet ‘zonder waarom’, met geen enkele andere intentie dan te zijn wie je bent, met je diepste drijfveren om betekenisvol te willen zijn voor anderen. Het gaat niet om de vraag van een klant, noch om het aanbod van concurrenten; het gaat erom wie je bent, en van daaruit kun je betekenisvol en onderscheidend zijn. Om deze intentie te realiseren, kan gebruik worden gemaakt van technieken die ontleend zijn aan de mystieke theologie van Meister Eckhart. In dit theoretische kader is beargumenteerd dat zijn gedachtegoed relevant is voor het praktiseren van identiteitsmarketing. Identiteitsmarketing vraagt van mensen om een ommekeer van 180 graden te maken ten opzichte van het dominante paradigma: van een gerichtheid op eigenbelang naar een gerichtheid op het belang van de ander. Eckhart reikt een perspectief aan waarin eigenbelang niet kan bestaan, én waaruit een vanzelfsprekende gerichtheid op de ander volgt. Meer in het bijzonder volgen uit zijn mystieke theologie de volgende twee technieken: • Afgescheidenheid • Een paradigma van eenheid. In de volgende fase van het onderzoek is voorzien in drie werkbijeenkomsten met tien ritueelbegeleiders. In deze werkbijeenkomsten gaan we in totaal drie werkwijzen uitproberen. Elke werkwijze bestaat uit één van de technieken van identiteitsmarketing, aangevuld met één van de technieken die zijn ontleend aan Meister Eckhart.

Page 27: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

27

Het doel is om te onderzoeken in hoeverre deze werkwijzen ritueelbegeleiders helpen om met elkaar de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding op een authentieke wijze expliciet te maken. Bij ‘eigenheid’ en ‘waarde’ gaat het erom in hoeverre de werkwijzen helpen om de 6 vragen van identiteitsmarketing te beantwoorden. Bij ‘authenticiteit’ gaat het erom in hoeverre de werkwijzen ritueelbegeleiders helpen om de eigenheid en waarde expliciet te maken ‘zonder waarom’.

Page 28: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

28

2   Reacties  en  draagvlak  bij  ritueelbegeleiders     Het theoretische kader, zoals verwoord in hoofdstuk 1, is voorgelegd aan de tien ritueelbegeleiders die participeren in het gehele onderzoek. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan op de selectie en kenmerken van de participerende ritueelbegeleiders (§2.1), de vraagstelling, vragenlijst en analyse (§2.2), en de resultaten van het vragenlijstenonderzoek (§2.3). Opmerking: de tekst over Meister Eckhart (§ 1.9) was in een eerdere versie van het theoretische kader in een christelijk-theologisch taalveld geschreven. Omdat de LBvR echter een vereniging zonder specifieke levensbeschouwelijke identiteit is, is in het voorliggende rapport de tekst van § 1.9 verwoord in een meer seculier taalveld. De onderstaande reacties van de ritueelbegeleiders op deze passage zijn dus gebaseerd op de oorspronkelijke, christelijk-theologische tekst.

2.1   Selectie  en  kenmerken  van  de  participerende  ritueelbegeleiders   De tien ritueelbegeleiders participeren, zoals gezegd, in het gehele onderzoek. Dat betekent dat de selectie van ritueelbegeleiders niet slechts is gericht op het vragenlijstenonderzoek in deze deelrapportage, maar op het gehele onderzoek. Een belangrijke leidraad voor wat betreft het aantal ritueelbegeleiders dat in het onderzoek participeert is methodologisch van aard. In het onderzoeksvoorstel staan zes werkbijeenkomsten gepland, waarin ritueelbegeleiders onder andere verschillende werkvormen uit gaan proberen. Deze worden met kwalitatieve methoden van onderzoek onderzocht. Om dit goed en op een praktisch haalbare manier te kunnen doen is de optimale groepsgrootte in dit onderzoek bepaald op 6-8 ritueelbegeleiders per werkbijeenkomst. Echter, vanwege de onvoorspelbare aard van het werk van ritueelbegeleiders (m.n. bij uitvaarten) is niet op voorhand vast te leggen dat elke participant telkens aanwezig kan zijn. Er moet dus rekening worden gehouden met ritueelbegeleiders die verhinderd zijn. Om een minimum van 6 ritueelbegeleiders per werkbijeenkomst beter te kunnen behalen is het aantal participerende ritueelbegeleiders verhoogd naar tien. De selectie van ritueelbegeleiders vond in eerste instantie op een informele en niet onderzoeksmatig aangestuurde wijze plaats. Acht van de tien ritueelbegeleiders hebben zich spontaan voor deelname aan het onderzoek aangemeld, nadat het LBvR-bestuur het voorgenomen onderzoek bekend maakte op een ledendag. De overige twee ritueelbegeleiders zijn benaderd door het LBvR-bestuur. De selectie van deze ritueelbegeleiders was iets gerichter: ten behoeve van de diversiteit was er een gerichtheid op mannelijke ritueelbegeleiders en ritueelbegeleiders met een andere opleidingsachtergrond dan Het Moment.70

70 Bij de laatste twee ritueelbegeleiders neemt de selectie meer de vorm aan van een beredeneerde steekproef met een maximale variatie m.b.t. geslacht en opleidingsachtergrond.

Page 29: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

29

Een vraag hierbij kan zijn hoe deze tien ritueelbegeleiders zich verhouden tot de gehele populatie van ritueelbegeleiders die lid zijn van de LBvR. Met andere woorden: hoe representatief is dit onderzoek? Belangrijk is dat het hier om een kwalitatief onderzoek gaat. In dit type onderzoek gaat het niet in eerste instantie om de vraag of het aantal van tien ritueelbegeleiders representatief is voor de hele populatie van ritueelbegeleiders.71 Het gaat veel meer om de inhoudelijke diepgang, detaillering van de inzichten, en de bruikbaarheid van de resultaten.72 Om dit te kunnen bereiken kan worden volstaan met een klein aantal participanten. Belangrijk daarbij is dat de participanten recht doen aan de populatie. Dat is het geval: alle participerende ritueelbegeleiders zijn lid van de LBvR. Om deze reden kan worden verondersteld dat de participerende ritueelbegeleiders ook een legitieme ‘afvaardiging’ zijn. Verder hebben de participerende ritueelbegeleiders ook de juiste kwalificaties: ze zijn immers zelfstandig ondernemend ritueelbegeleider. In het huidige onderzoek is de belangrijkste eis dat er diversiteit tussen de participerende ritueelbegeleiders is, zodat ondanks het kleine aantal toch zicht kan ontstaan op de diversiteit in het materiaal en daarmee op het geheel.73 Het is dus vooral de diversiteit tussen de tien ritueelbegeleiders en niet hun aantal dat dit onderzoek representatief maakt. De diversiteit tussen de tien ritueelbegeleiders is geïnventariseerd met behulp van een korte vragenlijst met open vragen. Het meetmoment is juni-november 2014. • Leeftijd: gemiddeld 52,7 jaar (min. 41 jaar, max. 64 jaar). • Geslacht: 8 vrouwen, 2 mannen. • Gevolgde opleidingen: alle ritueelbegeleiders hebben meer dan 1 opleiding gevolgd of zijn

deze aan het volgen. Voor alle ritueelbegeleiders geldt dat ze hoog tot zeer hoog zijn opgeleid. Zes ritueelbegeleiders hebben 1 of meer hbo-opleidingen gevolgd met daarna een post-hbo-opleiding en 1 geval ook nog een post-academische opleiding. Voor de andere vier ritueelbegeleiders geldt dat men resp. meerdere hbo-opleidingen heeft gevolgd; een hbo-, wo- en post-hbo opleiding; meerdere wo-opleidingen; en een wo-opleiding met aanvullend een doctoraat.

o HBO-opleidingen betreffen onder andere de pedadogische academie (3x), theologie (2x), verpleegkunde (1x), remedial teaching (1x), milieukunde (1x) en maatschappelijk werk en dienstverlening (1x).

o WO-opleidingen betreffen theologie (2x), religiewetenschappen (1x), en arbeids-en organisatiepsychologie (1x).

o Post-HBO-opleidingen betreffen met name ritueel begeleiden bij afscheid van Het Moment (6x) maar ook bijvoorbeeld rouw- en verlieskunde (1x).

o De post-academische opleiding betreft ethiek in de zorg (1x). o Het doctoraat betreft een doctoraat in de theologie (1x). o Daarnaast heeft men diverse cursussen en trainingen gevolgd, zoals bijvoorbeeld

rouw en gecompliceerde rouw van het LSR (1x), en stervensbegeleiding van het NIS (1x).

71 D.i., externe validiteit van het onderzoek. 72 D.i., interne validiteit van het onderzoek. Zie ook: Verschuren, P. (2009). Praktijkgericht onderzoek: Ontwerp van organisatie- en beleidsonderzoek. Den Haag: Boom Academic. P. 410. 73 D.i., maximale variatie of contrast. Ibid., p. 409-410.

Page 30: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

30

• Werkervaring: naast de werkervaring die men uiteraard heeft als ritueelbegeleider heeft men ook werkervaring op bijvoorbeeld 1 of meer van volgende terreinen:

o leerkracht/onderwijzer (3x) o geestelijke verzorging (2x) o predikant (1x) o antroposofische GGZ (1x) o psychologisch onderzoek (1x) o adviseur milieu (1x) o werken met mensen met een beperking (1x).

• Aantal werkzame jaren als zelfstandig ondernemend ritueelbegeleider: gemiddeld 4,9 jaar (min. 1 jaar, max. 12 jaar)

• Gemiddeld aantal gewerkte uren per week als ritueelbegeleider: van 2 ritueelbegeleiders is er geen opgave. Van de overige 8 wel, en daarbij geven 4 van de 8 aan dat het aantal uren per week zeer sterk wisselt. Dat is onder andere afhankelijk van het aantal opdrachten dat men krijgt. Het gemiddelde komt op 20,4 uur per week (min. 0 uur, max. 50 uur).

• De diensten die men aanbiedt als ritueelbegeleider: in algemene zin gebruikt men verschillende manieren om te verwoorden wat men als ritueelbegeleider doet, bijvoorbeeld: gedenken van het leven (1x), vieren van het leven (1x), schakelmomenten in het leven (1x), begeleiding bij grote veranderingen (1x), rituelen bij belangrijke levensitems (1x), enz. Meer in het bijzonder hebben de diensten betrekking op bijvoorbeeld:

o (afscheidsvieringen bij) uitvaarten (7x) o scheiding (3x) o sterven (2x) o rouw (2x) o huwelijk (2x) o verhuizing (2x) o uithuisgaan (2x) o rouwbegeleiding (1x) o afscheid nemen (1x) o doop (1x) o geboorte (1x) o wereldreis (1x) o avonddiensten (1x) o herdenkingen (1) o lezingen (1x) o scholing (1x) o voorlichting (1x) o coaching (1x)

• Baan in dienstverband naast het zzp’schap: 4 ritueelbegeleiders hebben geen baan in dienstverband, van 1 ritueelbegeleider is er geen opgave, en 5 ritueelbegeleiders hebben wel een baan in dienstverband. Hierbij vervult men bijvoorbeeld 1 of meer van de volgende functies:

o Geestelijk verzorger (2x) o Predikant (1x) o Ethicus (1x) o Voorganger (1x)

Page 31: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

31

o Begeleider verstandelijk gehandicapten (1x) o Chauffeur leerlingenvervoer (1x) o Postbezorger (1x).

• Levensbeschouwelijke / religieuze oriëntatie: divers, waarbij wel opvalt dat de helft van de ritueelbegeleiders een (rooms) katholieke oriëntatie of achtergrond noemt. Onderstaand een overzicht, waarbij alle termen van de ritueelbegeleiders zelf afkomstig zijn:

o Katholiek: 1x o (Rooms) katholieke wortels/achtergrond/opvoeding: 4x. Alle vier de RB's beschrijven

aanvullend hoe, vanuit deze achtergrond, hun huidige levensbeschouwlijke/religieuze oriëntatie gestalte heeft gekregen. In hun eigen woorden:

! "Nu leef ik vanuit respect voor een ieders levensovertuiging. Mijn eigen levensbeschouwing noem ik het. Maar wel duidelijk gevoed door katholieke tradities."

! "Mijn antwoord sluit aan bij de leuze van het humanistisch verbond, terwijl ik me verder niet zo betrokken voel bij deze stroming. Ik voel me namelijk thuis in en bij mijn katholieke roots, waarbij de Bijbel voor mij een verzameling verhalen is, zoals er zoveel verhalen zijn die inspirerend kunnen zijn."

! "Ik ben meer een ietsist geworden, maar ik geloof dat er een grondend principe en dat er meer is dan wij kunnen zien. Ik voel me vaak liefdevol gedragen .. en dat noem ik dan God."

! "Tegenwoordig geloof ik in de kosmos....de energieën van de mensen van hier en nu en het verleden."

o Ietsisme: 1x ("een mengelmoesje van vele windrichtingen") o Protestants-christelijk: 1x ("Ik heb de overtuiging dat De Schepping met zijn flora,

fauna en mensen aan ons in leen is gegeven met de opdracht om van deze aarde een goede aarde te maken. Daar dienen we dan ook zorgvuldig en bewust mee om te gaan. Elke dag zijn er nieuwe kansen en mogelijkheden om, met de talenten die ik heb, dienstbaar te zijn aan mezelf en hen die op mijn pad komen. Ik hoop de kracht daartoe te vinden in gebed, woorden en daden en in de Oerkracht die voor mij God heet.")

o Unitarian universalisme: 1x o Geloof in een God in de mens: 1x ("Ik geloof in een god in de mens: niet buiten ons.

elk mens is een individu en toch zegt ieder van ons ' IK' , wat voor mij een grote mensheids-IK betekent en we allemaal gelijk zijn, een zijn.”)

o Vrijzinnig religieus: 1x

2.2   De  vraagstelling,  vragenlijst  en  analyse   Het theoretische kader is aan de tien participerende ritueelbegeleiders voorgelegd, in precies dezelfde vorm als in hoofdstuk 1. Een reden hiervoor was om het draagvlak voor het theoretische kader te onderzoeken, maar anderzijds ook om het theoretische kader te openen voor de visie en perspectieven van de ritueelbegeleiders. In dit onderzoek is voor deze benadering gekozen vanuit een onderzoeksperspectief dat bekend staat als ‘engaged scholarship’. In deze vorm van onderzoek worden uitdrukkelijk ook andere perspectieven meegenomen naast die van de onderzoeker. Een belangrijke reden hiervoor is de opvatting dat onderzoek geen solitaire

Page 32: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

32

aangelegenheid is van 1 onderzoeker, maar een collectieve exercitie. Alleen zo kunnen complexe (praktijk)problemen worden opgelost. Een tweede reden is de opvatting dat professionals die in de praktijk werken – zoals ritueelbegeleiders – ‘praktische kennis’ hebben, die van een andere aard is dan de academische theoretische kennis. De praktische kennis van professionals voegt daarom fundamenteel iets toe en moet daarom in alle fasen van een onderzoek worden meegenomen. Een derde reden is dat het meenemen van verschillende perspectieven ervoor zorgt dat er kennis wordt ontwikkeld die zowel bijdraagt aan een (beroeps)praktijk als aan de wetenschap. Het is een vorm van onderzoek die de bekende ‘kloof’ tussen theorie en praktijk probeert te overbruggen.74 Bij het voorleggen van het theoretische kader aan de ritueelbegeleiders stonden drie onderzoeksvragen centraal, die uiteindelijk via een kleinschalig vragenlijstenonderzoek zijn beantwoord. Onderzoeksvraag 1. Wat zijn de reacties van ritueelbegeleiders op het theoretische kader? Deze eerste onderzoeksvraag is met opzet heel open geformuleerd, met de zeer algemene term ‘reacties’. De reden daarvoor is om, vanuit een perspectief van engaged scholarship, zoveel mogelijk ruimte te geven aan de perspectieven van ritueelbegeleiders. Specifiekere termen maken die ruimte kleiner. In de vragenlijst zijn de bijbehorende vragen:

• Wat is je eerste reactie na het lezen van het theoretische kader? • In het theoretische kader wordt benoemd dat voor ritueelbegeleiders het hart belangrijk

is. Als je luistert naar je hart, wat zegt dat dan over het theoretische kader? Onderzoeksvraag 2. Is er onder ritueelbegeleiders draagvlak voor het theoretische kader? In de vragenlijst is de bijbehorende vraag:

• Vind je het de moeite waard om de werkwijzen, zoals die in het theoretische kader worden gepresenteerd, uit te proberen in de drie bijeenkomsten? Licht je antwoord toe.

Onderzoeksvraag 3. Wordt de uit de literatuur bekende ‘moeilijkheid’ in het theoretische kader door ritueelbegeleiders herkend? Deze laatste onderzoeksvraag heeft betrekking op de onzekerheid die identiteitsmarketing op kan roepen: het is voor veel mensen onprettig om te vertrouwen op het niet-weten, op de uitkomst van een proces zonder te weten wat die uitkomst zal zijn (zie ook § 1.4). Hier ligt dus een mogelijke ‘hobbel’. In de aanloop naar concrete werkvormen en het testen daarvan is het goed om te inventariseren of deze ‘hobbel’ in dit theoretische stadium wordt herkend. In de vragenlijst is de bijbehorende vraag:

• In het theoretische kader wordt benoemd dat identiteitsmarketing onzekerheid op kan roepen: het botst met een fundamentele behoefte aan zekerheid. Herken je dat in jezelf? Licht je antwoord toe.

De antwoorden op de vier (open) vragen in de vragenlijst zijn geanalyseerd met behulp van QDA.75 74 Zie bijvoorbeeld: Van de Ven, A. H. (2007). Engaged Scholarship: A Guide for Organizational and Social Research. Oxford: Oxford University Press. 75 QDA is een softwarepakket voor kwalitatieve data-analyse. Een technische uitweiding is hier dat de analyse is verricht door 1 beoordelaar, en niet – zoals vaak wordt gedaan – door twee of meer beoordelaars. De reden hiervoor

Page 33: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

33

2.3   De  resultaten  van  het  vragenlijstenonderzoek   Onderzoeksvraag 1. Wat zijn de reacties van ritueelbegeleiders op het theoretische kader? Als eerste reactie na het lezen van het theoretische kader noemen ritueelbegeleiders onder andere de helderheid en duidelijkheid van de tekst (6RB). Met vindt het stuk “helder”, “duidelijk”, en “overzichtelijk”. Ook wordt een positieve waardering voor de tekst uitgesproken (4RB): het is een “goed stuk”, “knap uitgewerkt”, “goed onderbouwd”, en bovendien “enthousiasmerend en veelbelovend”. Op meer inhoudelijk niveau zegt men: “Mysticus Meister Eckhart kende ik niet, maar is een eye-opener” en “ik ben ook onder de indruk hoe de uitgangspunten van de identiteitsmarketing van K. Morel en de mystieke theologie van Eckhart samen kunnen komen, ook als je vanuit het Hart blijft werken/denken en voelen.” Veel antwoorden betreffen de herkenbaarheid en passendheid van de theoretische uitgangspunten (6RB). Het stuk is “heel herkenbaar”, “concludeert wat bij mij past [en] sluit bij mij aan”, “doet recht aan ons innerlijk willen en weten: een erkenning”. Een enkeling voelt zich bevestigd: “ik word bevestigd door de theorie als nieuw en toekomstmuziek. Ook praktisch gezien, omdat ik op de ‘oude’ ervaringen een basis ervaar om een verandering (180 gr.) in te zetten.” Identiteitsmarketing wordt gezien als een passend perspectief voor ritueelbegeleiders: “ik ben het ermee eens dat vanuit identiteitsmarketing het beste ingestoken kan worden en je geeft dit goed weer in de theorie, waarin je de verbinding maakt tussen je eigen kern en het verbinden naar het andere”, “mogelijkheden worden gezocht in identiteitsmarketing. Het klinkt allemaal logisch en vanzelfsprekend dat hierin de kracht ligt voor ons wezenlijke beroep”. Ook ziet men een passende verbinding tussen het theoretische kader en de vraag van de LBvR: “goed om steeds weer de verbinding te lezen tussen theorie en de vraag van de LBvR”, “het handelingsprobleem van de RB-er, het onderzoeksvoorstel en de centrale vraagstelling worden goed verwoord en uitgediept en mogelijkheden worden gezocht in identiteitsmarketing”. Voor sommige ritueelbegeleiders zijn delen van de tekst niet herkenbaar (2RB). Bij een ritueelbegeleider heeft dat te maken met de vraagstelling: “een deel van de vraagstelling herkende ik niet. Over het algemeen heb ik er geen problemen mee om opdrachten te krijgen en inkomsten te genereren”. Bij de ander gaat het om de drijfveren van een ritueelbegeleider: “gaat het bij de drijfveren van de RB-er om ‘iets voor mensen willen betekenen’ (en/) of gaat het om de drijfveer dat bij ieder ritueel het gaat om betekenisgeving? […] ik herken me niet in: iets voor mensen willen betekenen, dat kan ook door boodschappen te doen.” Er worden ook meerdere kritische kanttekeningen geplaatst bij het stuk (5RB). Het is “een redelijk technisch stuk” en “taaie stof”. Eén ritueelbegeleider noemt expliciet het deel over Eckhart als “lastig door te komen”, maar geeft daarbij wel aan: “voor mij past het echter heel goed in het denken over duurzame ontwikkeling en de Rijnlandse organisatiemodellen – misschien dat daar nog wat inspiratie voor ons te halen valt.” Men is ook kritisch op het theoretische karakter van de tekst en wellicht de keuzes daarin: “Ik vind het altijd lastig als een theorie alleen maar ‘gladjes’ in elkaar overloopt en waar de schrijver dan ook nog een is epistemologisch van aard. Vanuit een hermeneutisch perspectief vindt de interpretatie van teksten altijd plaats binnen subjectieve en persoonlijke interpretatiekaders. Een andere beoordelaar komt daarom per definitie tot een andere interpretatie. Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid is daarom niet relevant voor wat betreft de interpretatie. Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid is wel relevant wanneer het doel van het onderzoek is om tot theorievorming te komen met ondubbelzinnige, empirisch bruikbare concepten die ook door andere onderzoekers kunnen worden gebruikt. Maar in het huidige onderzoek is daarvan geen sprake. Het doel is: het incorporeren van andere perspectieven in het theoretische kader. Daarvoor is dus geen interbeoordelaarsbetrouwbaarheid vereist.

Page 34: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

34

zelfontwikkeld theologisch-antropologisch model laat samenvallen met de onderzoekslijn”. Twee ritueelbegeleiders missen wat in het stuk. In het ene geval gaat het om een nadere specificering van de afnemers en de consequenties voor marketing: “welke zijn de partijen die we bedienen? Is de marketing richting deze partijen gelijk. Ik denk van niet. Uitvaartondernemers benader je anders dan nabestaanden.” In het andere geval mist men “een theoretische onderbouwing van de implementatie van het geschenk en de waardering daarvan.” Er wordt ook een kritische vraag gesteld ten aanzien van een gemeenschap als organisatie: “ik vind een gemeenschap een bijzondere vorm van organisatie. En dus vraag ik me af wat dat überhaupt voor consequenties heeft voor het kunnen toepassen van bestaande marketing theorieën. Wellicht valt bij de denkers over ‘gemeenschap en organisatie’ ook nog wat inspiratie te halen als het gaat om identiteit en kwaliteiten/competenties en waarde.” Wanneer de ritueelbegeleiders vanuit hun hart reageren op het theoretische kader, blijkt dit hart toch wel iets toe te voegen aan de eerste reactie. Het hart voegt bijvoorbeeld een gevoelswaardering toe, dat wil zeggen: hoe het theoretische kader voelt (3RB). “Mijn hart zegt dat het goed voelt”, “Mijn hart zegt nu over het theoretische kader: wat een verrassing dit kader, he [eigen naam] zo doe jij dat dus. Ik voel blijdschap door de herkenning.” Het hart voelt zich ook erkend als bron van handelen en mag zichtbaar worden: “voel de uitdaging om het gericht te krijgen naar het werkveld”, “als ‘gever’ wordt mijn hart gezien, mag er zijn en krijgt handvatten om zichtbaar te worden.” Een kritische noot hierbij is dat het hart wel iets mist: het is niet alleen gever maar ook ontvanger. “Als ik luister naar mijn hart kom ik het vermogen te ontvangen tegen. Dat wordt niet benoemd in het theoretische kader. Het geven heeft geen bestaansrecht zonder te kunnen ontvangen.” Het hart voegt ook een perspectief van vertrouwen en geloof toe, in de zin dat de ideeën in het theoretische kader mogelijk zijn (3RB): “vertrouwen op identiteitsmarketing en je hart”, “durf te geloven in je geschenk/gave”, “dat het mogelijk is om vanuit je hart te werken”, “dat we als beroepsgroep een gezamenlijkheid uit kunnen stralen, waarin elke ritueelbegeleider authentiek mag/kan(moet) blijven.” Het hart zet ook aan om een moeilijke stap te zetten: “Het is niet gemakkelijk om met het theoretische kader aan de slag te gaan. Het is daarnaast wel goed om dit te doen.” Een andere toevoeging is dat het hart een verschil tussen hoofd en hart identificeert (4RB). Een ritueelbegeleider zegt: “Tevens botst bij mij ‘hart’ en ‘verstand’ in een soort dubbele, tegenstrijdige botsing. Van binnenuit wil ik graag samenwerken, een zijn (hart), maar mijn verstand zegt dat andere ritueelbegeleiders wel concurrenten zijn. Mijn verstand zegt echter tevens dat het goed is om samen te werken, samen sterk te staan. Waarbij mijn gevoel dan zegt: ‘maar we zijn toch wel allemaal wezenlijk verschillend.” Bij een andere ritueelbegeleider lijkt het alsof het hart zegt dat het theoretische kader klopt, maar dat het hoofd de vraag stelt of het theoretisch kader wel legitiem is: “Voor mij klopt het, maar ik word er ook dwars van. De zwakte zit er volgens mij namelijk nog in of het kader legitiem genoeg is […] maar ik weet pas of het voor mij legitiem is als we de waarden hebben ontdekt volgens mij”. Ook wordt door twee ritueelbegeleiders gezegd dat theorie en praktijk uit elkaar liggen. Tenslotte zeggen ritueelbegeleiders ook iets over hoe het hart spreekt (2RB). Een ritueelbegeleider zegt: het “hart spreekt niet direct.” Een andere ritueelbegeleider stelt kritische vragen bij de aanname dat het hart iets over het theoretische kader zou kunnen zeggen. “Deze metafoor [het hart] vind ik juist zwak. En op p7 wordt ook een wissel genomen die ter discussie

Page 35: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

35

staat. Het hart staat voor mij wel voor betrokkenheid, inzet, passie; maar niet voor een beoordelingsinstrument.” Onderzoeksvraag 2. Is er onder ritueelbegeleiders draagvlak voor het theoretische kader? Voor bijna alle ritueelbegeleiders geldt dat er draagvlak is voor het theoretische kader (9RB). Het antwoord op de vraag is bij zes ritueelbegeleiders expliciet “ja”. De andere drie geven resp. aan “ik vind het zeker de moeite waard”, “graag wil ik ervaren hoe en voor wie ik betekenisvol en onderscheidend kan zijn als ik ben wie ik ben en doe wat ik doe” en “ik denk dat het nuttig kan zijn om met praktijk-casussen uit te proberen om zichtbaar te maken wat onderliggende elementen kunnen zijn.” Bij één ritueelbegeleider is er wel maar ook geen draagvlak. Er is draagvlak mits het theoretische kader voldoende vlees en bloed krijgt. Op de vraag of het de moeite waard wordt gevonden om het theoretische kader uit te proberen, zegt deze ritueelbegeleider: “Wel en niet. Juist door deelnemers kan het ‘vlees en bloed’ krijgen, dat is een mooie uitwerking; anderzijds kan het te theoretisch blijven en wordt het een gesprek met enkelen. Abstractie ligt op de loer.” Sommige ritueelbegeleiders ervaren het als een uitdaging om met het theoretische kader aan de gang te gaan (2x): “Het is een uitdaging, een denken in oplossingen en mogelijkheden op grond van een goed onderbouwd vertrekpunt. Kansen ontdekken met elkaar, de problemen hebben we benoemd.” En: “het lijkt me een uitdaging om vanuit de beginselen van Eckhart de vragen van Morel te beantwoorden. Ik ben ontzettend benieuwd welke waarde/identiteit er uit komt.” De toelichting die ritueelbegeleiders geven op hun bereidheid om met het theoretische kader aan de gang te gaan heeft vaak betrekking op de relevantie voor profilering (6RB). Men zegt bijvoorbeeld: “het zijn vormen van workshops die goed kunnen helpen om waarden en waarde […] boven water te krijgen”, en “het zal mij helpen duidelijker te krijgen hoe ik mezelf beter kan profileren in een markt waar het altijd op het randje van scherpte [is om] sociaal dienstbaar [te] zijn en een eerlijke prijs [te] krijgen voor mijn diensten.” Daarbij reiken ritueelbegeleiders ook praktische tips en vragen aan: “hoe richten we ons op de ander, kan het ook samen met ons richten op de ander?”, “wie is de nemer van het geschenk en is dat gelijkwaardig?” en met betrekking tot het expliciet maken van eigenheid en waarde: “Ik denk wel dat ik dit vooral ‘sparrend’ met andere(n) kan, in het sparren komt naar voren of het duidelijk is voor een ander.” Onderzoeksvraag 3. Wordt de uit de literatuur bekende ‘moeilijkheid’ in het theoretische kader door ritueelbegeleiders herkend? Deze ‘moeilijkheid’ betreft zoals gezegd de onzekerheid die identiteitsmarketing op kan roepen, die gelegen is in het niet-weten, in het vertrouwen op de uitkomst van een proces zonder te weten wat die uitkomst zal zijn. Door vijf ritueelbegeleiders wordt die onzekerheid niet herkend. Uit de toelichting blijkt dat dat komt omdat sommige ritueelbegeleiders al doen wat het theoretische kader beschrijft (3RB). Men zegt: “Juist zoals identiteitsmarketing wordt omschreven is mijn drijfveer. Wat wil ik voor een ander betekenen en zijn er liefhebbers voor. Mijn zekerheid is te weten dat die liefhebbers er zijn. Een vraag is natuurlijk: hoe vinden die mij?” En: “Door mezelf open te stellen vanuit de kern wie ik ben (waarde/normen), mijn kwaliteiten/ontwikkeling durf te benoemen en te delen, maken voor mij het werk-pad vrij. Dit heeft het theoretische kader goed benoemd.” En: “materialisme [is] nooit mijn drijfveer geweest.” Een andere reden dat men niet onzeker is, is gelegen in het feit dat sommige ritueelbegeleiders niet afhankelijk zijn van het inkomen dat men als zelfstandig ondernemend ritueelbegeleider genereert (3RB). Men zegt bijvoorbeeld: “Ik heb makkelijk praten omdat ik me financieel geen

Page 36: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

36

zorgen hoeft te maken (100% afgekeurd)”, “ik ben voor mijn werk als ritueelbegeleider niet zo onzeker, misschien omdat ik een vaste baan heb en niet kies om alleen maar werkzaam te zijn als ritueelbegeleider.” Een ritueelbegeleider relativeert het belang van inkomen: “De zekerheid van je product (ook als predikant) is echter veel meer dan financiële zekerheid”. Vier ritueelbegeleiders geven aan dat de onzekerheid wel wordt herkend. Twee van hen geven aan dat dat te maken heeft met het uitblijven van opdrachten. “Als er geen opdracht komt ga ik twijfelen aan mezelf, terwijl ik weet dat ik mijn werk goed doe: met zorg, aandacht en respect.” En: “Net voor de zomervakantie was het extreem rustig. Er waren zelfs enkele weken zonder uitvaarten. Toen er daarna meer vragen waren, durfde ik bijna geen nee (je weet immers maar nooit wat de rest van het jaar brengt) te zeggen en liep ik mezelf net niet voorbij.” Bij één ritueelbegeleider heeft de onzekerheid te maken met het verbinden van de diverse facetten die horen bij het zelfstandig ondernemen als ritueelbegeleider: “Ik vind het enorm moeilijk om dienstbaarheid, kwetsbaarheid, commercie en professionaliteit samen te laten komen.” Afsluitend opent een ritueelbegeleider een ander perspectief op onzekerheid, door deze te verbinden met de afnemers van de diensten: “De verandering in de omgeving van ontvanger is uit balans. Mijn praktijk/bedrijf loopt goed, mensen weten me te vinden, maar vinden het erg prettig dat mijn bedrijf een keurmerk heeft. Ook al is dit keurmerk gericht op totaal andere zaken dan nodig is voor ritueelbegeleiders. Schijnveiligheid geeft dus zekerheid voor het borgen van een gevoel van vertrouwen en gelijkwaardigheid.”  

Page 37: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

37

3   Feedback  door  deskundigen  

3.1   Kenmerken  van  deskundigen,  vraagstelling  en  analyse   Het theoretische kader uit hoofdstuk 1 is eveneens voorgelegd aan vier deskundigen.76 Het betreft: • Deskundige 1. Een deskundige op het gebied van identiteitsmarketing (dr.-titel, werkzaam in

het bedrijfsleven en onderwijs, als adviseur, onderzoeker en docent). • Deskundige 2. Een deskundige op het gebied van levensbeschouwelijk/religieus

ondernemerschap (ma.-titel, werkzaam als zelfstandig ondernemer en met een breed netwerk onder ‘reli-ondernemers’)

• Deskundige 3. Een theoloog met deskundigheid op het gebied van onderzoeksmethodologie en ritueelbegeleiding (dr.-titel, werkzaam als onderzoeker en docent)

• Deskundige 4. Een bedrijfskundige/theoloog met deskundigheid op het gebied van spiritualiteit in organisaties (dr.-titel, werkzaam als onderzoeker en docent).

De centrale vraag is: “Welke feedback geven deskundigen op het theoretische kader?”. Deze feedback is verkregen via informele gesprekken en correspondentie via email. In principe was de vraag aan de deskundigen heel open: om feedback te leveren op het theoretische kader. Bij deskundige 1, echter, is er iets meer sturing aangebracht: door specifiek te vragen naar diens visie op de toepasbaarheid van identiteitsmarketing. Bij deskundige 1 en 4 is bovendien expliciet de vraag gesteld naar een visie op de verbinding tussen identiteitsmarketing en Eckhart. De emails en notities van gesprekken zijn geanalyseerd met behulp van QDA (zie ook § 2.2). Ook voor de feedback van de deskundigen geldt dat deze gebaseerd is op een eerdere versie van het theoretische kader, waarbij § 1.9 in een christelijk-theologisch taalveld was geschreven. Zie ook de opmerking bij de inleiding van H2.

3.2   Resultaten   Positieve waardering Als algemene feedback spreken deskundigen een positieve waardering voor het theoretische kader uit: “Je zet stap voor stap je gedachten helder en logisch uiteen en ik denk dat de doelgroep dat nodig heeft en prettig zal vinden” (desk.3). En: “Je stuk zit goed in elkaar en heeft me aan het denken gezet.” (desk. 1). En: “Je brengt voor mij nieuwe literatuur in en dat maakt het heel interessant om jouw stuk te lezen.” (desk. 4).

76 Dit komt eveneens voort uit het onderzoeksperspectief van ‘engaged scholarship’, zie § 2.2.

Page 38: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

38

Toepasbaarheid van identiteitsmarketing Inhoudelijk geven de deskundigen op verschillende punten feedback. Een eerste punt van inhoudelijke feedback betreft de toepasbaarheid van identiteitsmarketing op een gemeenschap van zzp’ers. Een belangrijke vraag is natuurlijk of dat kan, of een gemeenschap van zzp’ers als organisatie kan worden gezien. Deskundige 1 vindt van wel: “Een organisatie is niets anders dan een groep mensen die zich verbindt aan een gemeenschappelijk doel of althans dat zou moeten doen. En werkt vanuit een gemeenschappelijke identiteit. Voor een beroepsvereniging geldt nog meer dan voor een formele organisatie dat mensen zich bewust en uit vrije wil verenigen. Juist in die context speelt een gedeelde identiteit waarmee mensen zich identificeren een centrale rol. Je kunt dit ook beschouwen vanuit onderstroom en bovenstroom. Bij een formele organisatie speelt de bovenstroom vaak de dominante rol, terwijl dit bij een (beroeps)vereniging veel meer de onderstroom is.” Deskundige 3 vindt de keuze voor identiteitsmarketing een goede keuze: “De keuzes die je hebt gemaakt voor Morel en Eisenstein kan ik begrijpen en goed volgen. Goede keuzes!” Aan de andere kant weet deze deskundige niet zeker of het kan, gezien diens expertise: “Ook je keuze voor de benadering van de groep als organisatie vind ik interessant en nuttig, maar ook wel spannend. Is het echt een organisatie? [Naam] kan daar misschien meer over zeggen.” De feedback van deskundige 4 gaat vooraf aan de vraag of identiteitsmarketing geschikt is. Deze deskundige zegt: “De vraag naar het expliciet maken van de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding is geen marketingvraag, zoals jij stelt, maar een identiteitsvraag. In de tweede fase komt dan de marketing aan de orde. Naar mijn idee raken beide doelen in het theoretische kader met elkaar verstrengeld. Juist waar het gaat om identiteitsontwikkeling lijkt Morel me geen betrouwbare gids. Ik zou graag zien dat zijn opvatting over (organisatie-)identiteit tenminste wordt vergeleken met andere auteurs.” Daarbij lijkt het dat deskundige 4 ook vanuit een ander perspectief (d.i., een managementperspectief) naar de kwestie kijkt: het is te eng om slechts over marketing te denken, dat moet in een breder verband worden gezien. De deskundige zegt: “De manier van denken over marketing [staat] niet op zichzelf, maar is nauw verbonden met het denken over alle andere aspecten van het management van organisaties. Het probleem wordt dus niet opgelost met een andere manier van denken over marketing, maar vergt een andere benadering van management. Je merkt zelf ook op dat identiteitsmarketing een fundamentele heroriëntatie impliceert op wat het betekent om een organisatie te zijn.” Hiermee stelt deze deskundige de wetenschappelijke onderbouwing van identiteitsmarketing ter discussie. Daarbij hoort ook het volgende: “Voorts is niet duidelijk op welk onderzoek de vragen zijn gebaseerd die hij [Morel] stelt om de spirituele behoeften in kaart te brengen.” Deskundige 2 ziet een verschil tussen een vereniging en een organisatie. Een organisatie heeft 1 doel. Bij een vereniging kan het zo zijn dat het eigen doel van de zzp’er en het doel van de vereniging verschillen. De vraag is hier dan: wie krijgt het woord? Bij een organisatie zoals het Ignatiushuis werkt het heel goed om de organisatie vanuit een centrum van spiritualiteit vorm te geven. De vraag is of er bij de LBvR zo’n centrum is. Verbinding tussen identiteitsmarketing en Eckhart Een tweede punt van inhoudelijke feedback betreft de verbinding tussen identiteitsmarketing en de mystieke theologie van Eckhart. Deskundige 1 herkende en erkende dat er in het model van Morel iets ‘mist’ als het gaat om het juist richten van de intentie. Meer recente uitwerkingen van identiteitsmarketing gaan inderdaad

Page 39: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

39

ook op dit aspect in, waarbij onder andere wordt geput uit de presentietheorie van Andries Baart. Over Eckhart zegt deze deskundige: “Ik heb moeite om het verhaal van Eckhart te doorgronden. Zoals gezegd, ik heb meer tijd nodig om mijn menig hierover te vormen en je te laten weten wat ik ervan vind. Wat me aanspreekt is de stelling dat mensen een zijn en er dus geen onderscheid kan zijn tussen zelf en de ander. Tegelijkertijd vind ik dit nogal een vergezochte stelling waaraan heel wat aannames ten grondslag liggen waarvan ik niet weet of ik die deel.” Deskundige 4 zegt over dezelfde kwestie: “Je vraagt me specifiek naar de verbinding van het paradigma van identiteitsmarketing met de mystieke theologie van Eckhart. Ik snap dat je die verbinding legt in verband met de vraag naar authenticiteit. Maar daarvoor kun je prima terecht bij de discipline van spiritualiteit, zonder dat die toegespitst hoeft te worden op welke religie of levensbeschouwing dan ook.” Deskundige 3 zegt: “Ik vind het [gedeelte over Eckhart] voor dit stuk echter te moeilijk, te uitgebreid en te weinig toevoegen om het hier toe te passen. Met name het spreken over God als triniteit etc deed mij afhaken als ingebeelde LBvR persoon. Ik denk dat het over de hoofden van de doelgroep heengaat – een doelgroep die niet volledig als religieus of religieus geïnteresseerd te bestempelen is – en dat je daarmee je lezers verliest. Ik denk niet dat je Eckhart nodig hebt om een nog verdiepender laag aan te brengen in je betoog. Authenticiteit, het leven als gave om in verbinding met andere ook weer weg te schenken, dat moet genoeg zijn om de beweging naar de juiste intentie te maken.” Ontstaansgeschiedenis van identiteitsmarketing Deskundige 1 maakte enkele opmerkingen over de ontstaansgeschiedenis van identiteitsmarketing. Dit is relevant in relatie tot het theoretische kader omdat het meer licht werpt op de onderbouwing en legitimiteit van het model. Identiteitsmarketing is niet ontstaan vanuit een wetenschappelijke theoretische exercitie, maar heeft zijn fundamenten in de praktijk. Identiteitsmarketing werd gedaan, vanuit het bedrijf “De Betekenisfabriek”, en pas in tweede instantie heeft men geëxpliciteerd wat men dan precies deed. Het boek van Kaj Morel is hiervan het resultaat. Nu pas is men zover dat er ook echt onderzoek wordt gedaan met het model, onder andere een meerjarig onderzoek bij CHE (Christelijke Hogeschool Ede). Morel is tevens lector Identiteitsmarketing bij Saxion, en ook dat betekent dat er onderzoeksmatig steeds meer body zal worden gegeven aan het model. Nuancering van werken uit het hart Deskundige 3 maakt enkele opmerkingen die betrekking hebben op werken uit het hart. Deze deskundige zegt: “Gaat het niet om /zonder waartoe’ in de zin van niet-instrumentaliteit? Het woordje waarom dat hier zo vaak voortkomt vind ik lastig. Tegelijkertijd geven ritueelbegeleiders […] wel degelijk aan wat of wie ze voor mensen willen zijn: het nabij willen zijn dat voortkomt uit hun hart is een uiting daarvan. […] werken uit het hart wordt geconcretiseerd in het mensen nabij willen zijn.” Verder wordt een passend citaat bij ‘werken uit het hart’ genoemd: “het hart heeft zijn redenen die de rede niet kent.” (Blaise Pascal)

Page 40: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

40

Toepassing van het theoretische kader Deskundige 2 maakt meerdere opmerkingen die betrekking hebben op de toepassing van het theoretische kader. Deze deskundige noemt als praktische aandachtspunten:

• Er is geen leiderschap in de groep, en dat maakt het moeilijk om je als groep te profileren. Er is iemand nodig die kleur, een gezicht geeft aan de organisatie. Heb je zo iemand niet, dan is er de valkuil van eindeloze discussies. Iemand moet de keuze kunnen maken en dat uit kunnen dragen naar de wereld. En de anderen moeten het jou gunnen dat jij dat namens het geheel doet.

• Een belangrijk praktische aandachtspunt is dus: hoe zorg je ervoor dat eindeloze discussies worden vermeden en er een stroperig proces ontstaat waar de energie uit gaat? Hoe zorg je ervoor dat die energie blijft stromen? Een belangrijke factor is hier om te bepalen welk doel prioriteit heeft: Keurmerk? Buitenwereld? Intervisie? Als analogie werd het voorbeeld van een school genoemd. Is het doel om goed les te geven, of is het doel dat leerlingen goed les krijgen? Hier kwam ook het vermogen tot onderscheiding ter sprake (Ignatiaanse spiritualiteit).

• De energie van de gemeenschap is een vrouwelijke energie. De energie van het profileren is een mannelijke energie.

• Er is een spanningsveld tussen diversiteit en gezamenlijkheid.

Page 41: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

41

4   Discussie,  conclusie  en  vervolg   In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de reacties en feedback uit hoofdstuk 2 en 3 worden meegenomen in het onderzoek. In § 4.1 worden de belangrijkste bevindingen geschetst naar aanleiding van de reacties en feedback op het theoretische kader. In § 4.2 wordt een conclusie getrokken voor wat betreft het theoretische kader. In § 4.3 worden aandachtspunten geformuleerd voor de concrete werkvormen die in de volgende fase van het onderzoek zullen worden getoetst.

4.1   Belangrijkste  bevindingen   Op basis van de reacties en feedback op het theoretische kader door ritueelbegeleiders en deskundigen, kan op hoofdpunten het volgende worden geconcludeerd: • Het theoretische kader is door de tien participerende ritueelbegeleiders overwegend positief

ontvangen. Het stuk wordt door iets meer dan helft van de ritueelbegeleiders als herkenbaar en passend ervaren: het sluit bij hen aan, het doet recht aan hen, men voelt zich bevestigd en erkend. Identiteitsmarketing wordt als een passend perspectief gezien voor ritueelbegeleiders en men ziet een passende verbinding tussen het theoretische kader en de vraag van het LBvR. Als men vanuit het hart spreekt, blijkt voor enkele ritueelbegeleiders dat het theoretische kader goed voelt en dat men blijdschap voelt door de herkenning. Het hart voelt zich ook erkend als bron van handelen en mag zichtbaar worden. Sprekend vanuit het hart openen enkele ritueelbegeleiders ook een perspectief van vertrouwen en geloof. Hierbij gaat het om een vertrouwen en geloof in identiteitsmarketing, het hart, het eigen geschenk, en de mogelijkheid om als beroepsgroep een gezamenlijkheid uit te stralen terwijl elke ritueelbegeleider tegelijkertijd authentiek kan blijven. Het hart spoort ook aan om met het theoretische kader aan de gang te gaan, ook al is dat niet gemakkelijk. Een interessante bevinding is verder dat sommige ritueelbegeleiders aangeven dat zij in zekere zin al doen wat het theoretische kader beschrijft.

• Tegelijkertijd is het theoretische kader geen universeel passend model dat naadloos bij elke ritueelbegeleider aansluit. Sommige ritueelbegeleiders herkennen zich op specifieke onderdelen niet in het theoretische kader. Bij één ritueelbegeleider gaat het om de wijze waarop ‘de ritueelbegeleider’ wordt geschetst: niet elke ritueelbegeleider heeft moeite om opdrachten te krijgen. Een tweede ritueelbegeleider herkent zich niet in de metafoor van ‘het hart’. Het hart staat wel voor betrokkenheid, inzet en passie, maar niet voor een beoordelingsinstrument. Een derde ritueelbegeleider herkent zich niet in de drijfveer ‘iets voor mensen willen betekenen’. Dat is te algemeen: iets voor mensen willen betekenen kan ook door boodschappen te doen. De drijfveer bij een ritueelbegeleider kan specifieker zijn, bv: dat het bij ieder ritueel gaat om betekenisgeving.

• Er is veel draagvlak onder de ritueelbegeleiders om de werkwijzen, zoals geformuleerd in het theoretische kader, uit te gaan proberen. Dit draagvlak komt deels voort uit de gepercipieerde relevantie van het theoretische kader voor de profileringsvraag van ritueelbegeleiders.

Page 42: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

42

Sommige ritueelbegeleiders ervaren het als een uitdaging om met theoretische kader aan de slag te gaan. Een voorwaarde die wordt genoemd voor wat betreft draagvlak is dat de werkwijzen uit het theoretische kader door de deelnemers ‘vlees en bloed’ moeten krijgen.

• Het theoretische kader is door de ritueelbegeleiders tevens op een kritische wijze ontvangen. Een punt van kritiek betreft het theoretische karakter van de tekst. De meeste ritueelbegeleiders vinden de tekst helder en duidelijk, maar enkele ritueelbegeleiders noemen (aspecten van) de tekst technisch, taai en lastig door te komen. Het ‘gladjes in elkaar overlopen’ van de theorie roept een bepaalde argwaan op, en ook de keuzes in het theoretische kader worden door sommigen bevraagd. Kan een gemeenschap wel als organisatie worden gezien? Kan een door de auteur ontwikkeld theologisch-antropologisch model zo maar worden ingevoegd? Is het theoretische kader wel legitiem genoeg? De vragen rondom het theoretische karakter van de tekst komen ook terug als ritueelbegeleiders het hart laten spreken: theorie en praktijk liggen uit elkaar. Een tweede punt van kritiek is dat men soms iets in het theoretische kader mist: een specificering van de afnemers en de consequenties voor marketing; en een theoretische onderbouwing van de implementatie van het geschenk.

• De kritische vragen van de ritueelbegeleiders vinden weerklank bij de deskundigen. Hun feedback laat de mogelijkheid van andere keuzes zien. Een deskundige laat bijvoorbeeld zien dat in plaats van Eckhart ook had kunnen worden gekozen voor bijvoorbeeld de presentietheorie van Andries Baart. Een andere deskundige vindt op dit punt dat Eisenstein al genoeg biedt, en dat Eckhart een overbodige uitweiding is. Een derde deskundige laat zien dat het ook mogelijk is om authenticiteit in te brengen zonder het religieuze/specifiek levensbeschouwelijke taalveld zoals Eckhart dat hanteert. Dat kan bijvoorbeeld door te putten uit de discipline van de spiritualiteit, in plaats van theologie. Ook op andere terreinen zijn andere keuzes mogelijk. Een deskundige opent bijvoorbeeld de mogelijkheid om naast de identiteitsmarketing van Morel andere modellen over (organisatie)identiteit te leggen. Ook laat deze deskundige zien dat het mogelijk is om vanuit een ander perspectief naar marketing te kijken, namelijk vanuit een managementperspectief. Het denken over marketing is dan nauw verbonden met alle andere aspecten van het management van een organisatie. Op een nog hoger meta-niveau is het ook mogelijk om überhaupt anders te kijken naar de vraag van de LBvR, en om deze niet als een marketingvraag te zien, maar in de eerste plaats als een vraag naar identiteit.

• Bij de deskundigen zijn tevens aanknopingspunten te vinden voor de legitimiteit van de gemaakte keuzes. Een belangrijke kwestie is in hoeverre een gemeenschap van zzp’ers als organisatie kan worden gezien. Dit is een belangrijke kwestie omdat hierin de legitimatie ligt voor de toepasbaarheid van identiteitsmarketing op de vraag van de LBvR. De deskundigen verschillen hierover van mening. De deskundige op het gebied van identiteitsmarketing zegt dat identiteitsmarketing passend is, vanuit een idee over wat een organisatie is: namelijk een groep mensen die zich verbindt aan een gemeenschappelijk doel. Bij een beroepsvereniging geldt nog sterker dan voor een formele organisatie dat mensen zich bewust en uit vrije wil verenigen. Er is dan ook een gedeelde identiteit waarmee mensen zich identificeren. Een andere deskundige zegt niet dat identiteitsmarketing niet geschikt is, maar geeft wel aan dat er een spanning kan bestaan tussen het doel van individuele zzp’ers en het gezamenlijke doel. Die doelen kunnen verschillend zijn. Hier ligt een spanning tussen gezamenlijkheid en diversiteit. Een ander aspect van de legitimiteit van de gemaakte keuzes betreft de wetenschappelijke onderbouwing van identiteitsmarketing. Een deskundige vindt deze

Page 43: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

43

onderbouwing erg dun en vraagt zich bijvoorbeeld af waarop de vragen zijn gebaseerd die binnen identiteitsmarketing worden gesteld. Dit is een interessante vaststelling die in wezen ook klopt: de deskundige op het gebied van identiteitsmarketing geeft aan dat het model niet voortkomt uit een academische, theoretische exercitie, maar vanuit de praktijk ontwikkeld is. Je zou kunnen zeggen dat identiteitsmarketing daarmee in de eerste plaats een praktijkmodel is. Vanuit een perspectief van engaged scholarship (zie § 2.2) heeft dit model dus zijn waarde in de praktische kennis van professionals: het gaat om een type kennis dat bekend staat als praktische wijsheid of phronesis. Dit type kennis is van een fundamenteel andere orde dan de academische kennis. Het is dus niet mindere kennis, maar andere kennis; kennis die langzaam ook op een academische wijze wordt geformaliseerd en onderbouwd. In relatie tot de praktische vraag van de LBvR zou de praktijkbasis van identiteitsmarketing ook juist als een voordeel kunnen worden gezien: het heeft zijn praktische bruikbaarheid bewezen en is niet een theorie die ver af staat van de praktijk.

4.2   Conclusie   Op basis van het voorgaande is de conclusie is dat het theoretische kader voldoende basis biedt voor de volgende fase van het onderzoek, waarin werkvormen zullen worden getest. Deze ‘voldoende basis’ ligt enerzijds in de legitimiteit van de keuzes in het theoretische kader. Hoewel er vragen kunnen worden gesteld bij het theoretische kader, zijn er geen argumenten genoemd die niet kunnen worden tegengesproken. Het is overduidelijk dat er op meerdere punten andere keuzes hadden kunnen worden gemaakt, maar dat is eigen aan het doen van onderzoek. Elk model, elke theorie is een imperfecte menselijke constructie van een deel van de werkelijkheid, en dan ook nog vanuit een bepaald perspectief en met bepaalde belangen.77 Waar het om gaat is het continue besef dat elk model, en dus ook het huidige theoretische kader, maar één bepaalde benadering is en geen dwingend keurslijf. Essentieel is hier het draagvlak om een bepaald theoretisch kader met elkaar te willen uitproberen. Dat is de tweede reden die maakt dat er ‘voldoende basis’ wordt verondersteld voor het theoretische kader. Dat draagvlak is er in grote mate, en dat geeft de mogelijkheid om de stap te maken van theorie naar praktijk, of naar het ‘vlees en bloed’, zoals één van de ritueelbegeleiders het verwoordt. Op twee punten is het echter wel nodig om een aanvullende verantwoording te geven van de gemaakte keuzes in het theoretische kader. Ten eerste: waarom zijn er geen andere modellen ontwikkeld dan het gecombineerde model van Morel/Eisenstein/Eckhart? Deze vraag werd door een deskundige gesteld, maar ook de methodologische literatuur staat het gebruik van meerdere modellen voor.78 Het antwoord is heel simpel: om pragmatische redenen. Het ontwikkelen van meerdere modellen kost meer tijd, maar ook het uittesten van meerdere modellen wordt veel complexer en tijdsintensiever. Binnen het tijdpad dat is afgesproken met de LBvR is daar geen ruimte voor. Methodologisch is het gebruik van slechts één model op te vangen door zoveel mogelijk open te blijven voor diversiteit in perspectieven, op dezelfde wijze zoals in dit rapport is gebeurd. Door andere perspectieven mee te nemen wordt het huidige model telkens gerelativeerd en kan open blijven voor verandering. In

77 Van de Ven (2007), p. 29. 78 Ibid., zie bijvoorbeeld p. 14

Page 44: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

44

dit onderzoeksrapport is dat verdisconteerd door vanuit de reacties en feedback praktische aanknopingspunten te formuleren voor de uit te testen werkvormen (zie § 4.3). Ten tweede: waarom is er gekozen voor Morel/Eisenstein/Eckhart? Het vertrekpunt bij de keuze van theorieën is altijd het handelingsprobleem en de vraag van de LBvR geweest. Maar het perspectief op dat probleem en op die vraag is uiteraard heel persoonlijk. Een bedrijfskundige heeft een ander perspectief en komt tot andere keuzes dan een psycholoog/theoloog. Een belangrijke factor die heeft meegespeeld in de keuzes voor het theoretische kader heeft te maken met de huidige stand van zaken op het gebied van economie, als breder kader van marketing. Zowel in de samenleving als in het academische circuit zien we felle discussies en fundamentele verschuivingen in het denken over markt, geld, winst, enzovoort. Bestaande paradigma’s worden in toenemende bevraagd, maar er zijn nog geen beproefde andere paradigma’s: de discussie is in volle gang. Wat ook zichtbaar wordt, zijn de kwalijke consequenties van de bestaande economische paradigma’s: bijvoorbeeld inkomensongelijkheid, consumentisme, de uitputting van de grondstoffen van de aarde en de omgang met natuur en dieren als ondergeschikt aan de eigen belangen. Vanuit deze vaststelling is een belangrijke factor in dit theoretische kader geweest: het zoeken naar een marketingmodel dat een fundament kan bieden aan een betere, gezondere, duurzamere en misschien zelfs liefdevollere wereld. De keuzes voor Morel, Eisenstein en Eckhart zijn hierdoor beïnvloed. Maar zoals gezegd is het belangrijkste vertrekpunt altijd geweest: het probleem en de vraag van de LBvR. Het theoretische kader sluit daar goed op aan, gezien het feit dat er onder ritueelbegeleiders een groot draagvlak is voor het theoretische kader, en dat het door veel van hen als passend en herkenbaar wordt ervaren.

4.3   Praktische  aanknopingspunten  voor  werkvormen   Bij het ontwikkelen van de werkvormen worden de volgende praktische aanknopingspunten meegenomen: • Onzekerheid. Een factor die van invloed kan zijn is onzekerheid. Ritueelbegeleiders geven

aan dat onzekerheid te maken kan hebben met de mate waarin men afhankelijk is van de inkomsten die men als zelfstandig ondernemend ritueelbegeleider genereert. Het zou in de praktijk dus zo kunnen zijn dat het makkelijker is om de ideeën van het theoretische kader toe te passen als men bijvoorbeeld ook nog een baan in loondienst heeft en dus een bepaalde inkomenszekerheid. Een andere factor van onzekerheid is het uitblijven van opdrachten. Het uitblijven van opdrachten kan tot gevolg hebben dat men gaat twijfelen aan zichzelf. Het mogelijke perspectief van uitblijvende opdrachten kan bovendien maken dat een ritueelbegeleider teveel opdrachten aanneemt en zichzelf voorbij loopt.

• Spanningsveld gezamenlijkheid-diversiteit. Zowel ritueelbegeleiders als deskundigen benoemen een spanningsveld tussen gezamenlijkheid en diversiteit. Bij ritueelbegeleiders zegt het ‘hart’ hierover: er is de mogelijkheid om als beroepsgroep een gezamenlijkheid uit te stralen terwijl elke ritueelbegeleider tegelijkertijd authentiek kan blijven. Het is goed om samen te werken, maar we zijn wel allemaal wezenlijk verschillend. Het ‘hoofd’ zegt bijna hetzelfde, maar niet helemaal: het is goed om samen te werken en samen sterk te staan, maar we zijn wel concurrenten. Een interessant perspectief van een deskundige is dat gezamenlijkheid de energie van de gemeenschap is, wat een vrouwelijke energie is. Het profileren daarentegen is een mannelijke energie. Deze deskundige benoemt het

Page 45: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

45

spanningsveld tussen gezamenlijkheid en diversiteit ook in relatie tot doelen. Het eigen doel van een zzp’er en het doel van de gemeenschap/organisatie kan verschillen. Een vraag is dan: wie krijgt het woord? Hieraan gekoppeld is ook de kwestie van leiderschap.

• Energie laten stromen. Een valkuil is dat de stap naar daadwerkelijke profilering niet kan worden gemaakt en dat ritueelbegeleiders blijven hangen in eindeloze discussies. De energie gaat dan uit het proces. Wat hierbij nodig is, is: (1) om te bepalen welk doel de prioriteit heeft als het gaat om profilering; en (2) een leider die de knoop door kan hakken, keuzes kan maken, die keuzes uit kan dragen naar de buitenwereld, en daarin wordt gesteund door de gemeenschap. Een derde manier is wellicht om gebruik te maken van de ‘voorwaartse’ energie zoals die door sommige ritueelbegeleiders wordt verwoord: het werken met het theoretische kader wordt als een uitdaging gezien, als een manier om nieuwe kansen te ontdekken. Een ontdekkingstocht naar eigenheid, waarde en authenticiteit.

• Het gaat niet alleen om geven, maar ook om ontvangen. Het geven heeft geen bestaansrecht zonder te ontvangen.

• Vragen omtrent afnemers. Wie zijn onze afnemers, en wat is de consequentie voor marketing? Hoe te richten op de ander? Wie is de nemer van het geschenk en is dat gelijkwaardig? Hebben afnemers veiligheid nodig (kunnen zij zich ook onzeker voelen, hebben zij misschien schijnveiligheid nodig in de vorm van een keurmerk)?

• Hoe te profileren. Expliciet maken van eigenheid en waarde gebeurt vooral sparrend met een ander; dan komt naar voren of het duidelijk is.

• Perspectief van vertrouwen en geloof. Vertrouwen en geloof: in identiteitsmarketing, het hart, het eigen geschenk. Het hart spoort ook aan om met het theoretische kader aan de gang te gaan, ook al is dat niet gemakkelijk.

 

Page 46: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

1

“ALS  JE  BIJ  ELKAAR  ZIT,  DAN  GEBEURT  HET”  

Angela Stoof     Mei 2015

Deelrapport II

Rapportage van fase 2 van het onderzoek “Eigenheid, waarde en authenticiteit: Een onderzoek naar de profilering van ritueelbegeleiders”

 

Dit  onderzoeksrapport  beschrijft  drie  werkvormen  die  zijn  ontwikkeld  ter  explicitering  van  de  

eigenheid  en  waarde  van  ritueelbegeleiders.  Bij  tien  ritueelbegeleiders  is  onderzocht  of  en  hoe  deze  

werkvormen  hen  in  de  praktijk  helpen.  Het  rapport  bevat  concrete  adviezen  met  betrekking  tot  het  

ontwikkelen  en  toepassen  van  werkvormen.  

Page 47: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

2

Geven Ik geef jou Iets van mij Iets uit mijn hart. Het is een geschenk Dat niet los van mij Kan bestaan. Ik ben het zelf En ik geef het je Als mijzelf En met mijzelf. Ik geef het je Met mijn handen Met mijn stem En met mijn ogen. Ik geef het je In het vertrouwen Dat het nodig is Dat het zijn plaats Vinden zal Ook al weet ik niet Wat die plaats Zal zijn. Ja, ik heb vertrouwen Dat het er mag zijn: Dit geschenk uit mijn hart. - Angela Stoof Gedicht dat geschreven is t.b.v. de derde werkvorm in dit onderzoek.

Page 48: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

3

Inhoudsopgave    

INLEIDING   5  

1   OPZET  EN  UITVOERING  VAN  HET  ONDERZOEK   7  

1.1   VRAAGSTELLING  EN  DEELVRAGEN   7  1.2   ONTWERP   7  1.3   PARTICIPANTEN   7  1.4   MEETINSTRUMENTEN  EN  DATABRONNEN   8  1.5   PROCEDURE   9  1.6   ANALYSE   10  1.7   ROL  VAN  DE  ONDERZOEKER   11  

2   ONTWERP  VAN  WERKVORMEN   12  

2.1   IDENTITEITSMARKETING  EN  PROFILERING   12  2.2   EIGENHEID  EN  WAARDE   13  2.3   AUTHENTICITEIT   14  2.4   PRAKTISCHE  AANDACHTSPUNTEN   17  2.5   INPUT  VANUIT  EERDERE  WERKVORMEN   18  2.6   ALGEMENE  OPZET  VAN  EEN  WERKVORM   19  

3   WERKVORM  1:  HET  IDENTITEITSVRAGENDOOSJE   20  

3.1   BESCHRIJVING  WERKVORM   20  3.2   PROCEDURE   24  3.3   RESULTATEN   24  

4   WERKVORM  2:  DE  FINISHFOTO   31  

4.1   BESCHRIJVING  WERKVORM   31  4.2   PROCEDURE   34  4.3   RESULTATEN   34  

5   WERKVORM  3:  HET  GESCHENK   39  

5.1   BESCHRIJVING  WERKVORM   39  5.2   PROCEDURE   42  5.3   RESULTATEN   43  5.4   RESUMEREND:  DE  EIGENHEID  EN  WAARDE  VAN  RITUEELBEGELEIDERS   49  

6   CONCLUSIES  EN  ADVIEZEN   52  

6.1   CONCLUSIES   52  6.2   ADVIEZEN   57  

BIJLAGEN   59  

BIJLAGE  1:  DE  6  ASPECTEN  VAN  HET  IDENTITEITSDOCUMENT   59  BIJLAGE  2:  LEEG  IDENTITEITSDOCUMENT   60  

Page 49: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

4

BIJLAGE  3:  VOORBEELD  VAN  EEN  INGEVULD  IDENTITEITSDOCUMENT   61  BIJLAGE  4:  CODEBOEK  BIJ  DE  WERKVORM  ‘HET  IDENTITEITSVRAGENDOOSJE’   63  BIJLAGE  5:  CODEBOEK  BIJ  DE  WERKVORM  ‘DE  FINISHFOTO’   65  BIJLAGE  6:  CODEBOEK  BIJ  DE  WERKVORM  ‘HET  GESCHENK’   67      

Page 50: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

5

Inleiding   De Landelijke Beroepsvereniging voor Ritueelbegeleiders (LBvR) heeft als missie om “vanuit samenwerking en verwantschap het beroep ritueel begeleiden bij afscheid landelijke bekendheid en status geven”.1 Dat doet zij bijvoorbeeld door kennis en ervaringen over het vak in kaart te brengen en uit te dragen in bijvoorbeeld media en netwerken, door leden de mogelijkheid te bieden voor kennisontwikkeling en door hen instrumenten aan te bieden om in het vak te blijven leren. In gesprekken tussen de LBvR en het lectoraat Theologie en Levensbeschouwing van Windesheim bleek zich, in de context van deze missie, het volgende handelingsprobleem voor te doen: “We weten niet hoe we ons als beroepsgroep van ritueelbegeleiders kunnen profileren, en dat is een probleem omdat we ons daardoor niet zichtbaar kunnen maken in de markt, moeite hebben om opdrachten te verwerven en inkomsten te genereren, en niet goed in staat zijn om een beroepsprofiel te ontwikkelen en tot een interne kwaliteitsborging te komen.” De mate waarin individuele ritueelbegeleiders zich in dit handelingsprobleem herkennen, zal overigens per ritueelbegeleider verschillen. In overleg is toen een onderzoeksvoorstel2 geschreven waarin de volgende doelstelling werd geformuleerd: “Het doel van dit onderzoek is om een advies uit te brengen aan de LBvR omtrent de wijze waarop men tot een profilering van het beroep van ritueelbegeleider kan komen, door: (1) te beschrijven welke werkvormen voor ritueelbegeleiders geschikt zijn om, met elkaar, de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding op een authentieke wijze expliciet te maken; en (2) te beschrijven wat ervoor nodig is om de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding op een authentieke wijze te communiceren in de media en de (uitvaart)markt.” De rapportage over het onderzoek omvat drie deelrapporten. In het eerste deelrapport, “Waarom ritueelbegeleiders bestaan”3, is het theoretische kader uiteengezet. Daarbij is bij tien ritueelbegeleiders onderzocht wat de reactie op en het draagvlak voor het theoretische kader is. Tevens hebben vier deskundigen feedback gegeven op het theoretische kader. De conclusie van het eerste deelrapport is dat het theoretische kader voldoende basis biedt om werkvormen te ontwikkelen en uit te testen. Het voorliggende deelrapport is het tweede deelrapport. Het beschrijft welke werkvormen ontwikkeld zijn, op welke wijze deze in de praktijk zijn getest, en in hoeverre de werkvormen ritueelbegeleiders helpen om de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding op een authentieke wijze expliciet te maken. De resultaten van dit onderzoek zijn verdisconteerd in praktische adviezen aan het LBvR-bestuur ten aanzien van het inzetten van werkvormen. Daarmee draagt dit tweede deelrapport bij aan het behalen van de eerste deel van de hierboven genoemde doelstelling.

1 http://www.lbvr.nl/organisatie.html 2 Stoof, A., Mulder, A., & Van Leeuwen, A. (2014). Eigenheid, waarde en authenticiteit: Een onderzoek naar de profilering van ritueelbegeleiders. Zwolle: Windesheim. 3 Stoof, A. (2014). Waarom ritueelbegeleiders bestaan: Theoretisch kader van het onderzoek “Eigenheid, waarde en authenticiteit: Een onderzoek naar de profilering van ritueelbegeleiders.” Zwolle: Windesheim.

Page 51: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

6

Het rapport is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 1, opzet en uitvoering van het onderzoek, wordt ingegaan op de vraagstelling in het onderzoek en de deelvragen. Ook wordt uiteengezet op welke wijze het onderzoek is opgezet en uitgevoerd, en hoe de analyses zijn verricht. In hoofdstuk 2, ontwerp van werkvormen, wordt de theoretische achtergrond van de werkvormen kort besproken. Dit is in feite een samenvatting van de praktische hoofdpunten die volgen uit het eerder genoemde theoretische kader. In hoofdstuk 3 t/m 5 worden de drie werkvormen, die in dit onderzoek zijn onderzocht, besproken. Telkens wordt uiteengezet wat een werkwijze precies inhoudt, volgens welke procedure is gewerkt, en wat de resultaten zijn van het onderzoek. In hoofdstuk 6, tenslotte, worden de conclusies en adviezen gegeven naar aanleiding van het onderzoek. Voor de lezer met weinig tijd: Lees hoofdstuk 6 en aanvullend § 5.4. Graag spreek ik op deze plaats een woord van dank uit. Dank aan het bestuur van de LBvR: voor jullie vertrouwen in mij en de keuzes die ik in dit onderzoek heb gemaakt. Dank aan de leden van de LBvR die ik tijdens de ALV afgelopen maart mocht ontmoeten: dank voor jullie enthousiasme en de feedback op mijn lezing. En veel dank aan de tien ritueelbegeleiders die participeren in dit onderzoek: dank voor jullie inzet, vertrouwen en het ‘geschenk’ dat ik terug mocht ontvangen! Veel leesplezier! Angela Stoof Nijmegen, 29 mei 2015

Page 52: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

7

1   Opzet  en  uitvoering  van  het  onderzoek  

1.1   Vraagstelling  en  deelvragen   De centrale vraagstelling in dit onderzoeksrapport is: Welke werkvorm(en) bieden ondersteuning aan ritueelbegeleiders om, met elkaar, de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding op een authentieke wijze expliciet te maken? • eigenheid: de identiteit van de beroepsgroep van ritueelbegeleiders. • waarde: de betekenis die de beroepsgroep van ritueelbegeleiders vanuit haar identiteit heeft

voor haar klanten. • authentiek: het expliciet maken van eigenheid en waarde zonder het hart een ‘waarom’ op te

leggen. • werkvorm: werkwijze gebaseerd op het theoretische kader en de aanvullingen daarop door

ritueelbegeleiders en deskundigen. In hoofdstuk 2 worden de bovenstaande definities verder toegelicht. De centrale vraagstelling valt uiteen in de volgende deelvragen: 1. Helpen de ontwikkelde werkvormen ritueelbegeleiders om de eigenheid en waarde van

ritueelbegeleiding expliciet te maken? Waarom wel / niet? 2. Helpen de ontwikkelde werkvormen ritueelbegeleiders om authentiek te zijn in het

expliciteren van eigenheid en waarde? Waarom wel / niet? 3. Hoe kunnen de werkvormen volgens ritueelbegeleiders worden verbeterd?

1.2   Ontwerp   De onderzoeksvragen zijn beantwoord met behulp van een meervoudige kwalitatieve case-study, uitgevoerd van september 2014 – mei 2015. In het onderzoek zijn drie werkvormen ontwikkeld, die worden onderzocht in drie case-studies. Elke casus wordt gevormd door een werkbijeenkomst waarin ritueelbegeleiders een werkvorm toepassen. Daarbij wordt getracht om, door het gebruik van verschillende onderzoeksinstrumenten, een gedetailleerd en samenhangend beeld te schetsen van de toepassing van werkvormen in de praktijk.

1.3   Participanten   In de gehele looptijd van het onderzoek participeren tien ritueelbegeleiders. De selectie en kenmerken van deze ritueelbegeleiders zijn uitgebreid beschreven in deelrapport 1, § 2.1. Vanwege de aard van het werk van ritueelbegeleiders is het niet mogelijk om werkbijeenkomsten te organiseren waarbij eenieder met zekerheid aanwezig kan zijn. Als een ritueelbegeleider wordt gevraagd om bijvoorbeeld een uitvaart te begeleiden, heeft dit altijd voorrang. In de context van dit onderzoek betekende dit dat het bij elke werkbijeenkomst afwachten was hoeveel ritueelbegeleiders daadwerkelijk aanwezig konden zijn. De ondergrens daarbij was een aantal

Page 53: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

8

van zes ritueelbegeleiders. Om een zo groot mogelijke opkomst te krijgen, werden er telkens twee opeenvolgende dagen gereserveerd waarop een werkbijeenkomst plaats zou kunnen vinden. Middels een datumprikker werd, vlak voor de twee gereserveerde dagen, geïnventariseerd op welke dag de meeste ritueelbegeleiders aanwezig konden zijn. De werkbijeenkomst op die dag ging dan door. Tabel 1 geeft een overzicht van het aantal uiteindelijke participanten per werkvorm. Werkvorm 1:

het identiteits-vragendoosje

Werkvorm 2: de finishfoto

Werkvorm 3: het geschenk

Vrouwen Participant 1 X X X Participant 2 X Participant 3 X Participant 4 X Participant 5 X X X Participant 6 X X X Participant 7 X X X Participant 8 X X Mannen Participant 9 X Participant 10 X X Totaal 7 7 6

Tabel 1: participanten

1.4   Meetinstrumenten  en  databronnen   In het onderzoek zijn de volgende meetinstrumenten en databronnen gebruikt. • Vragenlijst I. Een korte vragenlijst met 4 tot 6 open vragen, in te vullen tijdens een

werkbijeenkomst. Deze vragenlijst is met name bedoeld om de ‘verse’ ervaringen van individuele ritueelbegeleiders met de werkvorm in kaart te brengen, direct na een interventie. Met ‘interventie’ wordt bedoeld: dat gedeelte van een werkvorm waarin wordt getracht ‘authenticiteit’ te bewerken, stimuleren of waarborgen (zie verder ook § 2.3 en de beschrijvingen van de werkvormen in H. 3, 4 en 5). De vragenlijst is dus vooral gericht op ervaringen rondom ‘authenticiteit’. Vragen zijn onder andere: “Wat deed het gedicht met je?”, “Hoe was het om je eigen geschenk terug te ontvangen?”, “Was er een verschil tussen het eerste en tweede groepsgesprek? Licht je antwoord toe.”

• Vragenlijst II. Een langere vragenlijst met 11 open vragen, in te vullen in de dagen na afloop van de werkbijeenkomst. Deze vragenlijst is met name bedoeld om de meer ‘geconsolideerde’ ervaringen van individuele ritueelbegeleiders met een werkvorm in kaart te brengen. In deze vragenlijst staat vooral centraal:

o of een werkvorm helpt om de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding expliciet te maken;

o hoe de principes uit het theoretische kader volgens ritueelbegeleiders handen en voeten en krijgen in een werkvorm;

o wat er kan worden verbeterd aan een werkvorm;

Page 54: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

9

o wat de ervaringen van ritueelbegeleiders zijn rondom praktische zaken die zij zelf maar ook deskundigen belangrijk vinden (zie § 2.4).

o Vragen zijn onder andere: “Heb je, na deze werkvorm, meer zicht op wat ritueelbegeleiders kunnen betekenen en voor wie ze iets kunnen betekenen? Licht je antwoord toe.”, “Was je bij deze werkvorm aanwezig bij wat jou ten diepste drijft? Licht je antwoord toe.”, “Was er bij deze werkvorm ruimte voor jouw eigenheid en tegelijkertijd voor gezamenlijkheid? Licht je antwoord toe.”

• Groepsinterview. Het betrof een semi-gestructureerd groepsinterview rondom topics als ‘algemene ervaringen met de werkvorm’ en ‘expliciet maken van eigenheid en waarde’. Een semi-gestructureerd interview biedt de mogelijkheid om van de vragen en topics af te wijken, en van die ruimte is inderdaad gebruik gemaakt: soms werd een doorvraag of onvoorbereide vraag gesteld, als dat relevant leek. Het groepsinterview is vooral bedoeld om de deelnemers in gesproken taal over hun ‘verse’ ervaringen te laten vertellen en de gelegenheid te geven om op elkaar te reageren. Vragen waren bijvoorbeeld: “Hoe hebben jullie deze werkvorm ervaren?”, “Is dit een werkvorm die jullie helpt om de eigenheid en waarde explicieter te maken?”. Groepsinterviews werden opgenomen (audio) en daarna getranscribeerd.

• Geproduceerde documenten. Als databron is verder nog gebruikt: de geschreven antwoorden van de participanten bij de eerste werkvorm (antwoorden op identiteitsvragen). Deze databron is gebruikt om meer zicht te krijgen op dat gedeelte van de werkvorm waarin wordt getracht ‘authenticiteit’ te bewerken, stimuleren of waarborgen.

• Aantekeningen. Een laatste databron bestaat uit de aantekeningen van de onderzoeker, gemaakt tijdens een werkbijeenkomst. Die aantekeningen zijn niet-systematisch verzameld, dus niet ingegeven door een onderzoeksvraag. Aantekeningen betroffen dingen die opvielen, verrasten, vragen opwierpen. Soms werden deze aantekeningen gebruikt in het groepsinterview.

Per casus is een overzicht (‘codeboek’) gemaakt van de gebruikte meetinstrumenten en databronnen. Zie bijlage 4, 5 en 6.

1.5   Procedure   Werkbijeenkomsten duurden telkens twee uur. De duur van de werkbijeenkomsten was al in een eerder stadium van het onderzoek bepaald: bij de werving van ritueelbegeleiders moest een indicatie worden gegeven van de gevraagde tijdsinvestering. Tijdens het onderzoek bleek al snel dat een duur van twee uur te kort was om welke werkvorm dan ook naar behoren uit te voeren; echter, voor het onderzoek leverde het voldoende informatie op. De opbouw van elke werkbijeenkomst was in grote lijnen hetzelfde: • Opening, benoemen van het doel en werkwijze van de werkbijeenkomst • Uitvoeren van de werkvorm • Invullen van vragenlijst I • Invullen van de zes aspecten van het identiteitsdocument • Groepsinterview • Afsluiting en uitdelen van vragenlijst II.

Page 55: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

10

Per werkbijeenkomst waren er kleine aanvullingen op en aanpassingen van deze algemene opbouw. Deze worden in de desbetreffende hoofdstukken (3, 4 en 5) over de werkvormen besproken.

1.6   Analyse   De data is geanalyseerd met behulp van een kwalitatieve analyse. Hierbij is de keuze gemaakt om heel dicht bij de oorspronkelijke data te blijven. De categorieën (d.i., de onderwerpen waaronder de resultaten van de werkvormen in dit rapport worden gepresenteerd) zijn veelal rechtstreeks afgeleid uit de vragenlijsten en topiclist. Deze categorieën zijn niet naar een hoger niveau geabstraheerd, zoals bijvoorbeeld gebruikelijk is bij een kwalitatieve analyse die bekend staat als grounded theory.4 De reden daarvoor is dat het doel van dit onderzoek niet is om tot een theorie te komen, maar om adviezen te geven aan het LBvR-bestuur. Een descriptieve weergave van de data is daarbij voldoende. Bij de analyses is geen gebruik gemaakt van een tweede beoordelaar. De reden daarvoor is heel pragmatisch van aard. Analyses met een tweede beoordelaar zijn zeer tijdrovend en daarom kostbaar. In dit onderzoek werd er daarom naar gestreefd om alleen een tweede beoordelaar in te schakelen als dat echt nodig was. Bij de analyse van vragenlijsten en groepsinterviews is daarom geen tweede beoordelaar ingeschakeld. Om de betrouwbaarheid van een analyse door één beoordelaar te vergroten, is het zaak om zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke data te blijven, wat in de analyses het geval was. Een inhoudelijk voordeel hiervan is overigens dat de ‘rijkheid’ van de data wordt bewaard en niet wordt gereduceerd tot de meer abstracte categorieën van onderzoekers. Een tweede voordeel is de navolgbaarheid voor de lezers van het rapport: door de resultaten zo ‘dicht mogelijk’ bij de oorspronkelijke data te houden, kunnen lezers ook zelf tot een conclusie komen en de conclusie in dit rapport daarmee vergelijken. Echter, bij één analyse is wel een tweede beoordelaar ingeschakeld. Dit betreft de analyse van de documenten die bij de eerste werkbijeenkomst zijn gegenereerd. Participanten genereerden twee soorten documenten: een wit vel met daarop een vraag, door hen beantwoord; en een roze vel met daarop een vraag, door hen beantwoord. Het doel van de analyse was om de verschillen in de antwoorden op resp. het witte en roze vel te duiden. Bij deze analyse was het niet mogelijk om dicht bij de oorspronkelijke data te blijven; daar kwam hoe dan ook een grote mate van interpretatie door de onderzoeker aan te pas. In de analyse is daarom eerst een categorieënsysteem gemaakt door een eerste beoordelaar. Dit categorieënsysteem bestond uit drie hoofdcategorieën en tien subcategorieën. Elke subcategorie benoemde een verschil tussen het witte en roze vel, bijvoorbeeld: “Minder – meer gebruik van gevoels- en ervaringstermen”. Deze categorie was wel (1) of niet (0) van toepassing, bij elk van de participanten. Een tweede beoordelaar, die verder niet bekend was met het precieze verloop van het onderzoek, gebruikte vervolgens dit categorieënsysteem om de verschillen tussen het witte en roze vel te scoren. Oftewel: bij elke participant werd aangegeven of een categorie wel (1) of niet (0) van toepassing was. De verschillen in de scores tussen de eerste en tweede beoordelaar werden

4 Glaser, B.G., & Strauss, A.L. (1967). The Discovery of Grounded Theory: Strategies for Qualitative Research. Chicago: Aldine.

Page 56: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

11

vervolgens besproken, waarna het categorieënsysteem daar waar nodig werd aangepast. Twee subcategorieën werden geschrapt en vier subcategorieën werden iets anders geformuleerd. Het aangepaste categorieënsysteem bestond uit drie hoofdcategorieën en acht subcategorieën. Daarna scoorden beide beoordelaars opnieuw de verschillen tussen het witte en roze vel. Van deze scores is Cohen’s kappa berekend (d.i., een maat die aangeeft in hoeverre er een overeenkomst is tussen verschillende beoordelaars).

1.7   Rol  van  de  onderzoeker   Als onderzoeker heb ik in dit onderzoeksproject verschillende rollen. Ik ben bijvoorbeeld gespreksleider bij werkvormen en observator van groepsprocessen; ik verricht interventies, maar ik neem ook mijzelf mee in die interventies, bijvoorbeeld daar waar ikzelf de auteur ben van de gedichten die in werkvormen worden gebruikt. Hoe versta ik hier mijn eigen positie als onderzoeker? In deelrapport 15 is al beschreven dat dit onderzoeksproject wordt verricht een onderzoeksperspectief dat bekend staat als ‘engaged scholarship’.6 Een centrale opvatting is hierbij dat onderzoek geen solitaire aangelegenheid is van 1 onderzoeker, maar een collectieve exercitie van onderzoeker en professionals. Dat betekent bijvoorbeeld dat de praktische kennis van professionals expliciet wordt meegenomen in het onderzoek (zie bv § 2.5). Als onderzoeker sta ik daarbij niet op afstand van de professionals in het onderzoek, maar is het onderzoek eerder iets dat ik samen met hen verricht. Een belangrijke wetenschapsfilosofische aanname daarbij is dat elk perspectief, dus ook die van de onderzoeker, altijd geladen is met particuliere waarden, theorieën en belangen.7 Daar waar ik mijn eigen perspectief en verstaan tot uitdrukking breng in bijvoorbeeld een gedicht, botst dat niet met de aannames van engaged scholarship. Wat hierbij wel van belang is, is dat de dialoog altijd mogelijk moet blijven met de professionals, en dat ik open ben over de manier waarop dat gedicht tot stand is gekomen.8 Dat laatste doe ik bijvoorbeeld in § 3.1.

5 Stoof, 2014 6 Zie bijvoorbeeld: Van de Ven, A. H. (2007). Engaged Scholarship: A Guide for Organizational and Social Research. Oxford: Oxford University Press. 7 Van de Ven, 2007, p. 14 8 Van de Ven, 2007, p. 14

Page 57: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

12

2   Ontwerp  van  werkvormen   Op basis van het theoretische kader9 zijn drie werkvormen ontwikkeld, bedoeld om ritueelbegeleiders te helpen om met elkaar de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding op een authentieke wijze expliciet te maken. In dit hoofdstuk wordt, aan de hand van het theoretische kader, uiteengezet tegen welke achtergrond de werkvormen zijn ontwikkeld. Deze achtergrond is zodanig beschreven dat het, aan de hand van dit hoofdstuk, mogelijk zou moeten zijn om nieuwe werkvormen te ontwikkelen. In § 2.1 wordt kort ingegaan op de algemene gedachte van identiteitsmarketing. In §2.2 wordt uitgelegd op welke wijze de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding expliciet kan worden gemaakt. In §2.3 wordt beschreven hoe ritueelbegeleiders dit op een authentieke manier kunnen doen. In § 2.4 worden een aantal praktische aandachtspunten gegeven voor het ontwikkelen van werkvormen. In § 2.5, tenslotte, wordt de algemene opzet van een werkvorm in dit onderzoek uiteengezet.

2.1   Identiteitsmarketing  en  profilering   De ontwikkeling van werkvormen is voor een belangrijk deel bepaald door de theorie over identiteitsmarketing. Hieronder worden een aantal kerngedachten van identiteitsmarketing weergegeven. Identiteitsmarketing Identiteitsmarketing10 lijkt een geschikt marketingparadigma te zijn voor ritueelbegeleiders. Identiteitsmarketing is een vorm van marketing die niet de vraag van een klant centraal stelt, de vraag in de markt en/of het imago, maar de eigen identiteit van een organisatie of beroepsgroep. Vanuit die eigen identiteit kun je betekenisvol zijn voor mensen. Bij identiteitsmarketing verschuift de gerichtheid van de vraag van ‘wat is het beste voor mij?’ naar de vraag ‘Wat is het beste voor mijn klanten en voor de maatschappij? Hoe kan ik de ruil voor mijn klant geweldig maken?’ Het antwoord op die vraag hangt niet af van de vraag van de klant, maar van datgene wat de organisatie zelf kan en wil betekenen, vanuit haar identiteit. Een organisatie heeft bestaansrecht wanneer zij liefhebbers vindt bij wat zij wil betekenen.11 Profileren: een beweging van binnen naar buiten Identiteitsmarketing begint bij de binnenkant en vertaalt deze vervolgens “in elke vezel van je organisatie zodat het aan de buitenkant zichtbaar wordt.”12 Hieruit volgt een belangrijke visie op wat profileren inhoudt. Profileren is geen kwestie van de identiteit vaststellen en deze vervolgens als een verhaaltje of reclameboodschap naar buiten toe communiceren. Profileren is iets dat de hele organisatie doet. Voor de beroepsgroep van ritueelbegeleiders betekent dit bijvoorbeeld dat

9 Stoof, 2014 10 Morel, K. (2010). Identiteitsmarketing: Waarom wij bestaan. Schiedam: Scriptum. 11 Morel, 2010, p. 29 12 Morel, 2010, p. 133

Page 58: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

13

eenieder ambassadeur13 of missiewerker14 wordt van het beroep ritueelbegeleiding. Het betekent ook dat bijvoorbeeld een traject omtrent kwaliteitsborging en toelatingscriteria wordt ingestoken vanuit diezelfde identiteit. Immers, ook daarmee profileer je je in je eigenheid. Dat is identiteitsmarketing: een consequent doorvertalen van identiteit als het fundament van een organisatie. De grondlegger van identiteitsmarketing, Kaj Morel, zegt daarover: "Zo [...] zorgen organisaties ervoor dat hun hele handelen onderling samenhangt en voortkomt uit de ziel van de mensen in de organisatie. Zo krijgen organisaties een eigen gezicht. Ze worden herkenbaar en puur. En blijven dat ook. Dit is voor mij de schoonheid van het innerlijke. Pure organisaties die zichzelf sturen vanuit hun identiteit zijn de merken waaraan mensen zich in de 21e eeuw willen verbinden. Gekend worden, erkend worden en op basis van gelijkwaardigheid langdurig met elkaar omgaan."15 Organisaties die werken volgens het principe van identiteitsmarketing hebben volgens Morel de toekomst, omdat het organisaties zijn “met een bestaansrecht dat uitstijgt boven het belang van het bedrijf of de instelling zelf.”16 Het zijn organisaties die de basis vormen voor een evenwichtige en duurzame maatschappij.17

2.2   Eigenheid  en  waarde   De eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding wordt dus expliciet gemaakt binnen het theoretische kader van identiteitsmarketing. Eigenheid is in het theoretische kader18 gedefinieerd als de identiteit van de beroepsgroep van ritueelbegeleiders. Waarde is de betekenis die de beroepsgroep van ritueelbegeleiders vanuit haar identiteit heeft voor haar klanten. Identiteitsdocument Eigenheid en waarde worden expliciet gemaakt door een identiteitsdocument te maken. Een identiteitsdocument bestaat uit 6 aspecten19: • Ideologie: Waar geloof ik in? • Visie: Hoe kijk ik naar de wereld? • Missie en merkbelofte: Wat wil ik betekenen voor mijn klanten? • Unieke kracht: Waarin ben ik het allerbeste? • Waardeoriëntatie en kernwaarden: Hoe wil ik werken? • Ambities: Wanneer los ik mijn merkbelofte in? Werkvormen De vragen van het identiteitsdocument kunnen niet zonder meer worden beantwoord. Daar moet als het ware een laag ‘humus’ voor worden gegenereerd: een vruchtbare basis van waaruit

13 Morel, 2010, p. 93 14 Morel, 2010, p. 80 15 Morel, 2010, p. 42-43 16 Morel, 2010, p. 7 17 Morel, 2010, p. 7 18 Stoof, 2014, p. 12 19 Een toelichting op de 6 aspecten van het identiteitsdocument is te vinden in bijlage 1.

Page 59: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

14

antwoorden kunnen worden geformuleerd. Kaj Morel reikt in zijn boek verschillende technieken en werkwijzen aan, waarvan er in dit onderzoek drie zijn gebruikt als basis voor een werkvorm: • Het identiteitsvragendoosje: deelnemers geven antwoord op de verschillende vragen omtrent

identiteit, waarbij de antwoorden met elkaar een verhaal vormen. • De finishfoto: de deelnemers maken een plaatje dat de organisatie voor ogen heeft wanneer

haar droom uitkomt. Welke betekenis heb je en voor wie? Wat ervaren klanten die met jou in aanraking komen? Wat merkt de samenleving van jouw aanwezigheid?

• Het symbolische voorwerp: alle deelnemers nemen een voorwerp mee dat symbool staat voor de organisatie over 5 jaar.

2.3   Authenticiteit   Authenticiteit is in het theoretische kader20 gedefinieerd als: het expliciet maken van eigenheid en waarde zonder het hart een ‘waarom’ op te leggen. Dit behoeft enige uitleg. Paradigmaswitch Een belangrijk kenmerk van identiteitsmarketing is dat het manier van denken en werken is die een ommekeer van 180 graden betekent ten opzicht van de huidige, dominante marketingmodellen. Dat wil zeggen: het is een ander paradigma, een andere zienswijze dan die we als ‘normaal’ of ‘gebruikelijk’ ervaren. Het dominante paradigma kan worden geïllustreerd met het volgende voorbeeld. Stel, er is een vraag: Hoe zorgen we dat we voldoende klanten krijgen? De volgende stap is, bijna als vanzelfsprekend: het uitvoeren van een marktonderzoek en het opstellen van een marketingplan inclusief communicatiecampagne. Maar achter die vanzelfsprekendheid gaat een paradigma schuil: een achterliggend idee over wat marketing is. In dit geval: marketing die zich richt op het voldoen aan een vraag of behoefte in de markt, waarbij het achterliggende motief bestaat uit eigenbelang. Het motief is hier niet de vraag wat het beste voor de klant is, maar wat het beste voor mij is. De vraag of behoefte van de klant geeft mij iets in handen om mijn eigen behoefte (bijvoorbeeld bestaanszekerheid of winst) te vervullen. Identiteitsmarketing vraagt dus van mensen om een ommekeer van 180 graden te maken ten opzichte van het dominante paradigma: van een gerichtheid op eigenbelang naar een gerichtheid op het belang van de ander. De juiste intentie Bij het werken met werkvormen en het maken van een identiteitsdocument is het van belang om dat met de juiste intentie te doen. Identiteitsmarketing is een marketingparadigma dat haaks staat op het dominante marketingparadigma dat we in alle lagen van onze samenleving aantreffen. Het dominante paradigma reikt ons het bijna vanzelfsprekende beeld aan dat marketing erop gericht is om concurrerend, rendabel en winstgevend te zijn. De valkuil is dat de technieken en vragen worden toegepast vanuit het dominante paradigma. Als bijvoorbeeld de vraag ‘Waar geloof ik in?’ word beantwoord met het oog op het trekken van klanten, dan is dat geen identiteitsmarketing. Het achterliggende belang is immers: eigenbelang. Vanuit het paradigma van identiteitsmarketing wordt de vraag ‘Waar geloof ik in?’ gesteld omdat je vanuit datgene wat je ten diepste drijft van betekenis wilt zijn voor anderen. Dat je daar vervolgens klanten mee 20 Stoof, 2014, p. 12

Page 60: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

15

aantrekt (of beter gezegd: aan je verbindt omdat ze zich met jou identificeren), is een logisch gevolg daarvan; geen doel op zichzelf. De technieken en vragen van identiteitsmarketing moeten daarom worden ingezet ‘zonder waarom’, met geen enkele andere intentie dan te zijn wie je bent, met je diepste drijfveren om betekenisvol te willen zijn voor anderen. Het gaat niet om de vraag van een klant, noch om het aanbod van concurrenten; het gaat erom wie je bent, en van daaruit kun je betekenisvol en onderscheidend zijn. Meister Eckhart Om deze intentie te realiseren, kan gebruik worden gemaakt van principes die ontleend zijn aan de mystieke theologie van Meister Eckhart (c. 1260-1328), een van de belangrijkste christelijke mystici.21 Eckhart reikt een perspectief aan waarin eigenbelang niet kan bestaan, én waaruit een vanzelfsprekende gerichtheid op de ander volgt. De mens bestaat volgens Eckhart uit een innerlijke mens en een uiterlijke mens. De innerlijke mens is eeuwig één met alles wat is. Die eenheid is echter geen statische toestand, maar een dynamiek: de mens geeft en ontvangt zichzelf, als zichzelf. En daarin is de mens niet te onderscheiden van wat het leven zelf is, of, in een christelijke context: God. Om dit visueel voorstelbaar te maken, zouden we het taoïstische yin-yang symbool kunnen gebruiken (zie figuur 1). Er is een eenheid (de cirkel) en in die eenheid speelt zich een dynamiek af: het witte gedeelte draagt in zich het zwarte ‘zaad’ en brengt het zwarte gedeelte voort; maar het zwarte gedeelte draagt ook weer het witte ‘zaad’ in zich, en brengt het witte gedeelte voort. Je zou dus kunnen zeggen dat het witte gedeelte schenkt, en dat het door te schenken ook zichzelf weer ontvangt. Hetzelfde geldt voor het zwarte gedeelte.

Figuur 1: Yin-Yang symbool De innerlijke mens is dus wie we ten diepste zijn: de mens als geschenk, de mens als gever en ontvanger van het geschenk dat hij zelf is. De uiterlijke mens is de mens die we goed kennen. Het is de uiterlijke mens die onderneemt en marketingvragen heeft, binnen de condities van ruimte en tijd. Er zijn ‘anderen’: klanten, concurrenten. Vanuit de gedachte van identiteitsmarketing streef je ernaar om vanuit je eigen diepste drijfveren betekenisvol voor anderen te zijn. Wat Eckhart aanreikt, is een nieuw perspectief om naar ‘eigen’ en ‘ander’ te kijken. Ten diepste is er geen onderscheid tussen ‘eigen’ en ‘ander’; tussen

21 Zie bijvoorbeeld: Jellema, C.O. (Transl.) (2010). Over God wil ik zwijgen: Preken en traktaten. Groningen: Historische uitgeverij.

Page 61: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

16

‘ik’ en ‘klant’ of ‘concurrent’. Eigenbelang bestaat niet voor de innerlijke mens, omdat er geen onderscheid tussen jou en mij kan bestaan. Precies op dit punt ligt de reden waarom het gedachtegoed van Eckhart relevant is voor het praktiseren van identiteitsmarketing. Bij Eckhart kan eigenbelang niet bestaan en is de gerichtheid op de ander vanzelfsprekend. Zoals we zagen: het is het wezen van de mens om te geven. Voor de uiterlijke mens moet dit een geven zijn dat plaatsvindt in ruimte en tijd, waarin er een onderscheid is tussen jou en mij. ‘Ik’ geef iets aan ‘jou’. Maar dat geven heeft een diepe betekenis: in het aan jou geven, breng ik mijn diepste wezen tot uitdrukking. Ik geef zonder waarom. Ik geef omdat het mijn wezen is om te geven, en wel op een wijze die overeenstemt met het spirituele fundament van identiteitsmarketing: “ongevraagd, belangeloos en niet […] uit een berekenende houding.”22 Dat is de wijze waarop de mens werkelijk van betekenis kan zijn, ertoe kan doen, en goed kan doen voor anderen – de spirituele behoeften van de mens, zoals verwoord door Morel. Het geven in tijd en ruimte betekent ook dat je geeft vanuit je uiterlijke mens. Als uiterlijke mens kun je slechts datgene geven waarmee je bent toegerust: je talenten, je persoonlijkheid, je kennis, je vaardigheden, je inzicht en je wijsheid. Geen enkel ander mens is op dezelfde wijze toegerust als jij. Dat betekent dat je op een unieke wijze uitdrukking geeft aan het wezenlijke geschenk, dat één is. ‘Concurrentie’ komt hier dus ook in een heel ander daglicht te staan. Bezien vanuit de innerlijke mens kan er geen onderscheid zijn tussen mij en een concurrent; ten diepste zijn we één. Maar als uiterlijke mens is er wel onderscheid: we geven gestalte aan wie we beiden ten diepste zijn, maar dat doen we elk op onze eigen unieke wijze, volgens ons uiterlijke mens-zijn. Het ‘onderscheidend zijn’ komt dus automatisch mee met wie de mens is. Door jezelf te zijn, ben je onderscheidend. Onderscheidend zijn is dus niet een kwestie van marktonderzoek, maar van jezelf zijn. Het onderscheidende van anderen – dat wat concurrenten doen – is dan eigenlijk iets om je over te verheugen: het zijn andere manieren om uitdrukking te geven aan wie je ook zelf ten diepste bent. Meister Eckhart toepassen in werkvormen Hoe kan de mystieke theologie van Eckhart ritueelbegeleiders helpen om de vragen en technieken van Morel op een authentieke wijze toe te passen? Dat wil zeggen: vanuit een intentie zonder waarom, zonder iets anders na te streven dan te willen zijn wie je bent? Dat kan op twee manieren. • Afgescheidenheid (‘Abgeschiedenheit’). Afgescheidenheid is een deugd die de mens kan

oefenen om zich steeds minder te identificeren met de uiterlijke mens. Het is een deugd waardoor de mens op een ander spoor komt: het spoor van de innerlijke mens. Dat stelt de mens ook steeds meer in staat om vanuit die innerlijke mens te leven en te werken, en zijn diepste wezen tot uitdrukking te brengen. Afgescheidenheid kan worden gepraktiseerd via de verbeelding. Eckhart plaatst de verbeelding tussen de innerlijke en de uiterlijke mens; het is als het ware de plek waar de innerlijke en uiterlijke mens elkaar ontmoeten. De verbeelding is, aldus Eckhart, in staat om de dynamiek in de innerlijke mens te volgen.23 Afgescheidenheid kan worden gepraktiseerd door de verbeelding niet aan te sturen, maar vrij te geven. Dat wil zeggen: de inhoud van de verbeelding hoeft zich niet te organiseren op een wijze zoals jij dat wilt, maar mag zichzelf organiseren. De verbeelding mag op een ongedacht

22 Morel, 2010, p. 32 23 Zie b.v. Jellema, 2010, p. 98.

Page 62: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

17

en onverwacht punt uitkomen. Door de verbeelding ‘vrij te geven’ kan zij de dynamiek van de innerlijke mens volgen. Zo kan de mens op het spoor van de innerlijke mens komen. Dit is relevant voor identiteitsmarketing omdat de innerlijke mens wordt gekenmerkt door het ongevraagde, belangeloze en niet berekende dat het fundament vormt van identiteitsmarketing. De innerlijke mens kent geen ‘waarom’: een ‘waarom’ impliceert een doel of een reden, maar die kunnen niet bestaan daar waar eenheid is. Om deze reden kan afgescheidenheid helpen om de technieken en vragen van Morel op een authentieke wijze toe te passen.

• Paradigma van eenheid. De mystieke theologie van Eckhart kan nog op een tweede manier worden toegepast, namelijk als een paradigma. Net zoals identiteitsmarketing een paradigma is over marketing, kan vanuit de mystieke theologie van Eckhart een paradigma worden geformuleerd over wie de mens is en hoe deze zich tot al het andere verhoudt. Vanuit Eckhart zouden we dat een paradigma van eenheid kunnen noemen. Het feit dat het om een paradigma gaat, wil zeggen dat het een aanname is. Een paradigma is dus geen dogma, in de alledaagse betekenis van ‘onomstotelijke waarheid’. Het is een aanname, een mogelijkheid van hoe de wereld en de mens in elkaar zouden kunnen zitten. Daar zijn genoeg andere aannames over te maken. Deze specifieke aanname van eenheid sluit echter aan bij wat identiteitsmarketing probeert te doen. Zoals we eerder zagen, reikt Eckhart een perspectief aan waarin eigenbelang niet kan bestaan, én waaruit een vanzelfsprekende gerichtheid op de ander volgt. Door expliciet aan te nemen dat een klant of een concurrent ten diepste niet iemand anders is dan wij zelf zijn, ontstaat er een heel ander perspectief op marketing en profilering. Dit zou bijvoorbeeld de tendens naar het bijna vanzelfsprekende denken in termen van eigenbelang kunnen doorbreken. Het zou ook ruimte kunnen maken voor het eigen ‘geschenk’, de eigen intrinsieke behoefte om er voor een ander te willen zijn. Een klant is vanuit een perspectief van eenheid niet langer iemand met een vraag waaraan ik zou willen voldoen. De klant is niemand anders dan wie ik zelf ten diepste ben, en daardoor verschuift de focus van ‘ander’ naar ‘zelf’. Dat is precies de beweging die identiteitsmarketing probeert te maken. Het gaat erom om te weten wat je vanuit je eigen diepste drijfveren voor een ander wilt betekenen, en daar zoek je vervolgens liefhebbers – klanten – bij. Op deze manier zou een paradigma van eenheid kunnen helpen om de technieken en vragen van Morel op een authentieke wijze toe te passen.

2.4   Praktische  aandachtspunten   In het theoretische kader worden verder een aantal praktische aandachtspunten genoemd door ritueelbegeleiders en deskundigen ten aanzien van werkvormen. • Onzekerheid. Een factor die van invloed kan zijn is onzekerheid. Ritueelbegeleiders geven

aan dat onzekerheid te maken kan hebben met de mate waarin men afhankelijk is van de inkomsten die men als zelfstandig ondernemend ritueelbegeleider genereert. Het zou in de praktijk dus zo kunnen zijn dat het makkelijker is om de ideeën van het theoretische kader toe te passen als men bijvoorbeeld ook nog een baan in loondienst heeft en dus een bepaalde inkomenszekerheid. Een andere factor van onzekerheid is het uitblijven van opdrachten. Het uitblijven van opdrachten kan tot gevolg hebben dat men gaat twijfelen aan zichzelf. Het mogelijke perspectief van uitblijvende opdrachten kan bovendien maken dat een ritueelbegeleider teveel opdrachten aanneemt en zichzelf voorbij loopt.

Page 63: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

18

• Spanningsveld gezamenlijkheid-diversiteit. Zowel ritueelbegeleiders als deskundigen benoemen een spanningsveld tussen gezamenlijkheid en diversiteit. Bij ritueelbegeleiders zegt het ‘hart’ hierover: er is de mogelijkheid om als beroepsgroep een gezamenlijkheid uit te stralen terwijl elke ritueelbegeleider tegelijkertijd authentiek kan blijven. Het is goed om samen te werken, maar we zijn wel allemaal wezenlijk verschillend. Het ‘hoofd’ zegt bijna hetzelfde, maar niet helemaal: het is goed om samen te werken en samen sterk te staan, maar we zijn wel concurrenten. Een interessant perspectief van een deskundige is dat gezamenlijkheid de energie van de gemeenschap is, wat een vrouwelijke energie is. Het profileren daarentegen is een mannelijke energie. Deze deskundige benoemt het spanningsveld tussen gezamenlijkheid en diversiteit ook in relatie tot doelen. Het eigen doel van een zzp’er en het doel van de gemeenschap/organisatie kan verschillen. Een vraag is dan: wie krijgt het woord? Hieraan gekoppeld is ook de kwestie van leiderschap.

• Energie laten stromen. Een valkuil is dat de stap naar daadwerkelijke profilering niet kan worden gemaakt en dat ritueelbegeleiders blijven hangen in eindeloze discussies. De energie gaat dan uit het proces. Wat hierbij nodig is, is: (1) om te bepalen welk doel de prioriteit heeft als het gaat om profilering; en (2) een leider die de knoop door kan hakken, keuzes kan maken, die keuzes uit kan dragen naar de buitenwereld, en daarin wordt gesteund door de gemeenschap. Een derde manier is wellicht om gebruik te maken van de ‘voorwaartse’ energie zoals die door sommige ritueelbegeleiders wordt verwoord: het werken met het theoretische kader wordt als een uitdaging gezien, als een manier om nieuwe kansen te ontdekken. Een ontdekkingstocht naar eigenheid, waarde en authenticiteit.

• Het gaat niet alleen om geven, maar ook om ontvangen. Het geven heeft geen bestaansrecht zonder te ontvangen.

• Vragen omtrent afnemers. Wie zijn onze afnemers, en wat is de consequentie voor marketing? Hoe te richten op de ander? Wie is de nemer van het geschenk en is dat gelijkwaardig? Hebben afnemers veiligheid nodig (kunnen zij zich ook onzeker voelen, hebben zij misschien schijnveiligheid nodig in de vorm van een keurmerk)?

• Hoe te profileren. Expliciet maken van eigenheid en waarde gebeurt vooral sparrend met een ander; dan komt naar voren of het duidelijk is.

• Perspectief van vertrouwen en geloof. Vertrouwen en geloof: in identiteitsmarketing, het hart, het eigen geschenk. Het hart spoort ook aan om met het theoretische kader aan de gang te gaan, ook al is dat niet gemakkelijk.

2.5   Input  vanuit  eerdere  werkvormen   Bij de ontwikkeling van de tweede en derde werkvorm werden ook de ervaringen van ritueelbegeleiders met de eerste en tweede werkvorm meegenomen. Uit de vragenlijsten en groepsdiscussies kwamen soms suggesties naar voren die meteen konden worden toegepast in een volgende werkvorm. De werkvormen waren dus tot op zekere hoogte ‘open’ voor de inbreng van ritueelbegeleiders. Dit type onderzoek, waarbij ook andere perspectieven worden meegenomen dan die van de onderzoeker, staat bekend als engaged scholarship.24 In tabel 2 staat een overzicht van de aspecten van de werkvormen waarbij gebruik is gemaakt van suggesties van ritueelbegeleiders. 24 Zie bijvoorbeeld: Van de Ven, A. H. (2007). Engaged Scholarship: A Guide for Organizational and Social Research. Oxford: Oxford University Press.

Page 64: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

19

Werkvorm 1 Werkvorm 2

Input vanuit werkvorm 1

Werkvorm 3 Input vanuit werkvorm 1 en 2

Aantal mensen met wie een werkvorm wordt uitgevoerd

- individueel werken - werken met de gehele groep (7 mensen)

- individueel werken - werken in subgroepjes (3-4 mensen)

- werken in tweetallen

Modaliteit

Tekstueel (vragen) Visueel (foto’s) Symbolisch (voorwerpen)

Openheid/geslotenheid van de werkvorm

Gesloten (deelnemers kunnen zelf geen vraag kiezen noch de vraag veranderen)

Tamelijk open (deelnemers kunnen zelf een keuze maken uit een selectie foto’s)

Behoorlijk open (deelnemers kunnen zelf kiezen welk voorwerp zij van thuis uit meenemen naar de werkbijeenkomst)

Interventie vanuit Eckhart

Evocatieve tekst (beelden, metaforen)

Meditatieve tekst (fysieke aanwezigheid, ademhaling)

Groepsproces Bekrachtigen van ‘samen’ en ‘veiligheid’ door ritueel

Tabel 2: input vanuit eerdere werkvormen

2.6   Algemene  opzet  van  een  werkvorm   In dit onderzoek is de algemene opzet van werkvorm als volgt: • Duur: 2 uur • Aantal deelnemers: minimaal 6, maximaal 10 ritueelbegeleiders • Doel werkvorm: het identiteitsdocument invullen (zie bijlage 1 en 2) • Werkwijze:

o De basis wordt gevormd door een techniek van identiteitsmarketing (in dit onderzoek: het identiteitsvragendoosje, de finishfoto of het symbolische voorwerp).

o In de werkwijze wordt een principe van Meister Eckhart toegepast (afgescheidenheid of een paradigma van eenheid).

o Telkens is er ook aandacht voor de praktische aandachtspunten (zie §2.4). o Bij de tweede en derde bijeenkomst zijn ook suggesties van ritueelbegeleiders

naar aanleiding van eerdere werkvormen meegenomen (zie § 2.5). In de volgende hoofdstukken wordt beschreven hoe de werkvormen uiteindelijk concreet gestalte hebben gekregen in het onderzoek, hoe deze in de praktijk onderzocht zijn en met welke resultaten.

Page 65: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

20

3   Werkvorm  1:  Het  identiteitsvragendoosje    

3.1   Beschrijving  werkvorm   Het doel van de werkvorm is om de zes aspecten van het identiteitsdocument in te vullen (zie bijlage 1 en 2). Hiermee worden de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding tot uitdrukking gebracht. De werkwijze van het identiteitsvragendoosje is gebaseerd op de gelijknamige werkwijze zoals beschreven in Morel25. Bij deze werkwijze wordt een aantal kaartjes met identiteitsvragen in een doosje gedaan, trekken de deelnemers ‘blind’ een kaartje uit het doosje en beantwoorden individueel de identiteitsvraag die op het kaartje staat. Daarna volgt een groepsgesprek. De opbrengst van het groepsgesprek kan worden gebruikt om zes aspecten van het identiteitsdocument in te vullen. In box 1 staan de identiteitsvragen die in dit onderzoek zijn gebruikt. Ze zijn identiek aan de voorbeeldvragen van Morel26, hoewel ze in dit onderzoek wel zijn toegesneden op de beroepsgroep van ritueelbegeleiders. Box 1: Identiteitsvragen • Waaraan herken je ritueelbegeleiders? • Welke belofte doen ritueelbegeleiders en aan wie? • Waarom is het belangrijk dat ritueelbegeleiders bestaan? • Waarin zijn ritueelbegeleiders het allerbeste? • Wie zou wat missen als er geen ritueelbegeleiders zouden zijn? • Welke betekenis hebben ritueelbegeleiders en voor wie? • Hoe ziet de gemeenschap van ritueelbegeleiders eruit in 2020? • Waarop kan de gemeenschap van ritueelbegeleiders het meest trots zijn? • Wat is jouw droom met betrekking tot de gemeenschap van ritueelbegeleiders? • Waarom verdienen ritueelbegeleiders (meer) opdrachten?

In dit onderzoek is de werkwijze van het identiteitsvragendoosje iets aangepast vanwege het streven naar authenticiteit: het expliciet maken van eigenheid en waarde zonder het hart een ‘waarom’ op te leggen.27 In deze werkvorm betekent dat: de identiteitsvragen dienen te worden beantwoord vanuit een juiste intentie, zonder een gerichtheid op eigenbelang zoals ‘meer klanten trekken’ of ‘winst maken’. De gerichtheid moet slechts omvatten: geen enkele andere intentie dan te zijn wie je bent, met je diepste drijfveren om betekenisvol te willen zijn voor anderen. Om de deelnemers te helpen om hun intentie op een juiste wijze te richten, is in dit onderzoek een interventie ontwikkeld. Deze interventie tracht deelnemers wat dichter bij een houding van afgescheidenheid te brengen, door de verbeelding vrij te geven.28 Hierbij wordt de inhoud van de

25 Morel, 2010, p. 150-151 26 Morel, 2010, p. 150-151 (8 vragen uit identiteitsvragendoosje en 2 vragen van een identiteitsmarketeer) 27 Zie § 2.3. 28 Zie § 2.3.

Page 66: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

21

verbeelding niet bepaald door de wil, maar mag zichzelf organiseren, waarbij de verbeelding de ‘innerlijke mens’ volgt die geen eigenbelang kent. De interventie was als volgt: • Vel papier omdraaien. De deelnemers trokken een kaartje uit het identiteitsvragendoosje.

Dat kaartje bestond uit een opgevouwen vel papier, met daarop één van de identiteitsvragen uit box 1. De deelnemers beantwoordden de vraag op datzelfde vel papier. Daarna werd aan hen gevraagd om het vel papier om te draaien, met de volgende uitleg: “Het antwoord dat jullie gegeven hebben, is een antwoord waarvan je zou zeggen dat het geschreven is vanuit het eigen perspectief. De betekenis van het omdraaien is: dat er een ander perspectief of een andere positie mogelijk is van waaruit de vragen kunnen worden beantwoord.”

• Gedicht voorlezen. Vervolgens werd een gedicht voorgelezen. Dit gedicht werd als volgt ingeleid: “De mogelijkheid van dat andere perspectief of andere vertelpositie wil ik enigszins invoelbaar maken met een meditatieve tekst. Ik lees die tekst voor, met de instructie: kijk maar eens wat de tekst met je doet, en probeer vervolgens van daaruit opnieuw de vraag te beantwoorden.” Het gedicht is te lezen in box 2.

• Vraag opnieuw beantwoorden. Daarna beantwoordden de deelnemers opnieuw de identiteitsvraag die zij eerder getrokken hadden. Deze keer echter was de vraag iets anders geformuleerd, en de vraag stond op een roze vel papier in plaats van een wit vel. Dit roze vel werd separaat aangereikt, waarbij erop werd gelet dat de vraag paste bij die op het witte vel. De iets aangepaste identiteitsvragen staan in box 3.

Nadat iedereen de vragen op het roze vel had beantwoord, volgde een groepsgesprek over de antwoorden op het witte en roze vel. Het doel was om, aan de hand van het gesprek, de zes aspecten van het identiteitsdocument in te vullen. Het gesprek werd geleid door een van de deelnemers. Een notulist – eveneens een deelnemer – noteerde de ‘opbrengst’ van het gesprek in het identiteitsdocument.

Page 67: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

22

Box 2: Gedicht ‘de droom’ De droom Ik sluit mijn ogen, En ik sluit mijn oren, En ik voel het kloppen van mijn hart. Beelden, zij verdwijnen Zijn fluisteringen in de wind. En de muziek, ach ik weet: Daarachter kan slechts de stilte zijn. En daar, in de stilte Ben ik thuis Ik ben nooit niet thuis Geweest Ik was een kind, en ik speelde En ik droomde van vogels In een bos van goud. En ik was de wind, En ik ging, over land En over de oude zee Over bemoste heuvels En over de wortels Van stille bomen En ik hoorde het ruisen Van het riet. Ik droomde van mijzelf En van alle mensen Ik droomde van een samen Zonder oordeel en verwijt. En ik droomde dat ik Al het andere was Ik was het riet En de zingende vogels Ik was de boom In het oude bos. Ik was de rimpelige handen Van de oude vrouw Ik was de gebroken stem Van de man vol verdriet. Ik was het meer, Volgelopen met tranen En ik was de berg Vol eeuwige kracht.

En toen droomde ik dat ik lachte Een lach die ook Gisteren en morgen klonk Ik droomde dat alles Wat ik droomde Niet alleen nu was Maar altijd al Was geweest. En ik droomde... En ik droomde. En ik was thuis, In en met mijzelf En in mij Kwam de wereld tot leven Ging zomaar Door mij heen Zocht zich een weg Om zich te tonen Een geboorte Vanuit de eeuwigheid. En mijn hand Werd zacht Werd fluisterend, koesterend Toegesproken Door een levend, Kloppend hart. En ik begon te schrijven Een verhaal Dat zichzelf Altijd al geschreven had. En ik schrijf.... En ik schrijf.

Page 68: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

23

Box 3: Identiteitsvragen bij interventie Als ik zou dromen…. … dan zou ik ritueelbegeleiders hieraan herkennen: … dan zouden ritueelbegeleiders deze belofte doen, aan deze mensen: … dan is het hierom belangrijk dat ritueelbegeleiders bestaan: … dan zijn ritueelbegeleiders hierin het allerbeste: … dan zouden deze mensen dit missen als er geen ritueelbegeleiders zouden zijn: … dan zouden ritueelbegeleiders deze betekenis hebben, voor deze mensen: … dan zou de gemeenschap van ritueelbegeleiders er zo uit zien in 2020: … dan zou de gemeenschap van ritueelbegeleiders hierop het meest trots zijn: … dan zou de gemeenschap van ritueelbegeleiders er zo uit zien: … dan zouden ritueelbegeleiders hierom (meer) opdrachten verdienen: De stap van het theoretische kader (hoofdstuk 1) naar de bovenstaande interventie verdient nog wel enige toelichting. Het ‘vrijgeven van de verbeelding’ is in deze werkvorm dus in praktische zin vertaald naar ‘het invoelbaar maken van een ander perspectief of een andere vertelpositie, van waaruit identiteitsvragen kunnen worden beantwoord’. Meer in het bijzonder wordt getracht om in het gedicht iets invoelbaar te maken dat in mystagogische literatuur bekend staat als een anagogische betekenis.29 Een verhaal heeft meerdere betekenislagen. Een anagogische betekenislaag is die laag in een verhaal waarbij de verteller het verhaal niet vertelt vanuit het eigen perspectief, maar waarbij het perspectief bij iemand anders ligt. In een christelijke/theologische context ligt het perspectief dan bij God, als eigenlijke verteller van het verhaal, waarbij de mens Gods partner is die in vrijheid kan beslissen om mee of tegen te bewegen. Bij Eckhart is de eigenlijke verteller van het verhaal de ‘innerlijke mens’ die geen eigenbelang kent. De ‘innerlijke mens’ van Eckhart kan niet zomaar uitgelegd kan worden, omdat ‘uitleggen’ iets is dat behoort bij de ‘uiterlijke mens’.30 Het vereist dus een ander soort van overdracht, dat mystagogie wordt genoemd. Om die reden is er als interventie gekozen voor een gedicht. De meer technische term is dat het een evocatieve tekst betreft.31 De ‘innerlijke mens’ wordt niet uitgelegd (descriptieve tekst), noch voorgeschreven (prescriptieve tekst), maar in plaats daarvan wordt een bepaalde werkelijkheidsbeleving present gesteld (evocatieve tekst). In die werkelijkheidsbeleving staat de ‘innerlijke mens’ als eigenlijke verteller centraal. Bij het schrijven van het gedicht heb ik me laten leiden door mijn eigen begrip en anagogische verstaan van de ‘innerlijke mens’. Als onderzoeker kom ik hier aan een grens: de theorie over evocatieve teksten en anagogische betekenissen helpt mij niet om een gedicht met die kwalificaties te schrijven. Dat kan ik alleen door mijn eigen ‘innerlijke mens’ zoveel mogelijk de eigenlijke verteller te laten zijn. Het gedicht is daarvan een resultaat.

29 Zie bijvoorbeeld: De Jong-Van Campen, A. (2009). Mystagogie in werking: Hoe menswording en gemeenschapsvorming gebeuren in christelijke inwijding. Zoetermeer: Boekencentrum. P. 108-110. 30 Zie § 2.3. 31 Zie bijvoorbeeld: De Jong-Van Campen, 2009, p. 103-104.

Page 69: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

24

3.2   Procedure   De werkvorm van het identiteitsvragendoosje is onderzocht door ritueelbegeleiders met deze werkvorm te laten werken. Dat gebeurde in een werkbijeenkomst van twee uur. In hoofdstuk 1 is de opzet en uitvoering van het onderzoek al besproken. In deze paragraaf wordt nog iets specifieker ingegaan op de procedure. De opbouw van de werkbijeenkomst was als volgt: • Opening, benoemen van het doel en werkwijze van de werkbijeenkomst • Participanten kregen een voorbeeld van een uitgewerkt identiteitsbewijs, dat werd gelezen en

besproken (zie bijlage 3) • Uitvoeren van de werkvorm • Invullen van vragenlijst I • Invullen van de zes aspecten van het identiteitsdocument • Groepsinterview • Afsluiting en uitdelen van vragenlijst II. In bijlage 4 staat een overzicht van alle gebruikte meetinstrumenten en databronnen.

3.3   Resultaten   De resultaten van het onderzoek naar de werkvorm van het identiteitsvragendoosje worden besproken aan de hand van de drie deelvragen, genoemd in § 1.1: 1. Helpt de werkvorm ritueelbegeleiders om de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding

expliciet te maken? Waarom wel / niet? 2. Helpt de werkvorm ritueelbegeleiders om authentiek te zijn in het expliciteren van eigenheid

en waarde? Waarom wel / niet? 3. Hoe kan de werkvorm volgens ritueelbegeleiders worden verbeterd? De resultaten zijn zoveel mogelijk in de eigen woorden van de participerende ritueelbegeleiders weergegeven. Daar waar duidelijk sprake is van interpretatie van de onderzoeker, is dat in de tekst aangegeven. Meer informatie over de analyse is te vinden in § 1.6. Helpt  de  werkvorm  ritueelbegeleiders  om  de  eigenheid  en  waarde  van  ritueelbegeleiding  expliciet  te  maken?  Waarom  wel  /  niet?   Inhoudelijke aspecten Eigenheid en waarde. De zeven ritueelbegeleiders die de werkvorm van het identiteitsvragendoosje hebben toegepast geven vrijwel alleen maar positieve antwoorden op de vraag of de werkvorm hen helpt om de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding expliciet te maken. De werkvorm brengt verdieping, geeft concentratie op beroepsvragen, zet aan tot een focus: wie ben ik, wat doe ik en hoe doe ik mijn werk? De werkvorm zet aan om op te schrijven wat men voelt, te zoeken naar de juiste woorden en formuleringen. Het is een werkvorm die

Page 70: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

25

ritueelbegeleiders dwingt om concreet uit te schrijven wat men aan gedachten en idealen heeft. Bij het delen daarvan in het groepsgesprek is er herkenning en voelt men zich gezien en gehoord. Men schrijft dat de discussie relevant is, onderliggende gedachten en gevoelens verheldert, en dat het juist om deze onderstroom gaat. Men rapporteert ook een begin van vertrouwen en openheid in de groep. Wat ritueelbegeleiders betekenen voor wie. Een paar ritueelbegeleiders hebben ook meer zicht op wat ritueelbegeleiders voor wie kunnen betekenen. De werkvorm heeft een boel duidelijk gemaakt, men komt meer tot de kern en men heeft belangrijke dingen met elkaar gedeeld. Drie ritueelbegeleiders hebben niet meer zicht gekregen op wat ritueelbegeleiders voor wie kunnen betekenen. Men heeft geen nieuwe dingen gehoord, maar men is zich misschien wel meer bewust geworden van wat ritueelbegeleiders voor wie kunnen betekenen. Eén ritueelbegeleider schrijft dat de werkvorm eerder een blokkade vormde. Door de vraagstelling (dat wil zeggen, de woordkeuze en de wijze waarop de eerste identiteitsvraag was geformuleerd) moest deze ritueelbegeleider te ver van het gevoel afgaan en werd in verwarring gebracht. Er kon geen connectie met de vraag worden gemaakt. Bij deze ritueelbegeleider kwam in een aanvullende emailconversatie de wens aan het licht voor een werkvorm die ruimte biedt om “buiten de lijntjes te kleuren”. Dat zou bijvoorbeeld kunnen worden gerealiseerd door een techniek als mindmapping of door meditatie, waarbij niets wordt ingevuld en de ander zelf richting moet zoeken. Diepste drijfveren. Vier ritueelbegeleiders rapporteren expliciet dat ze bij deze werkvorm aanwezig waren bij hun diepste drijfveren. Ze konden vol enthousiasme praten over hun vak, ze konden noteren wat hen ten diepste bezielde, ze konden inbrengen wat ze echt belangrijk vonden. Het was een werkvorm die ging over ‘samen ontdekken, samen benoemen’. Hierbij werd ook het groepsgesprek genoemd: in het groepsgesprek komt men bij de diepste drijfveren. Een open gesprek geeft erkenning, en men geeft daarbij aan: elk mens wil gezien worden met zijn talenten en tekortkomingen. Vertrouwen in elkaar is hier essentieel. Daarbij speelt de concurrentiespanning tussen ritueelbegeleiders wel mee. Andere ritueelbegeleiders waren wat minder expliciet: soms was men wel aanwezig bij de diepste drijfveren, soms niet, of men vond het lastig om te zeggen. Men zegt daarbij bijvoorbeeld: pas aan het einde kwamen we aan de diepste drijfveren toe. Bij één ritueelbegeleider zat de werkvorm juist in de weg als het ging om de diepste drijfveren: de identiteitsvraag die deze ritueelbegeleider kreeg zorgde juist voor een afleiding van de kern. Vertrouwen dat er liefhebbers zijn. Op de vraag of men vertrouwen voelt dat er liefhebbers zijn voor wat men ten diepste wil betekenen, zijn de ritueelbegeleiders verdeeld. Als men dat vertrouwen voelt, komt dat niet zozeer door de werkvorm maar door de praktijk en de diensten die men als ritueelbegeleider gedaan heeft. Men heeft de werkbijeenkomst niet nodig om dat vertrouwen te voelen: klanten zijn er. De vraag is eerder: hoe vinden we elkaar? Hoe zet je jezelf op de kaart? Hoe ga je ermee om als je geen uitvaarten krijgt? Eén ritueelbegeleider geeft aan: het hebben van het vertrouwen dat klanten er zijn is theorie. Bezig zijn met geschenk. Op de vraag of men aanwezig was bij wat men te geven heeft als ritueelbegeleider (een geschenk), antwoorden de ritueelbegeleiders verschillend. Soms zegt men ja, soms zegt men nee, soms zegt men enigszins. Iemand schrijft dat de werkvorm hielp om meer bewust te worden van het geschenk dat ritueelbegeleiders te bieden hebben. Een ander schrijft dat men blijft ontdekken wat het eigen geschenk is. Weer een ander schrijft: mijn geschenk is van mij en nog niet van de gemeenschap. Een laatste ritueelbegeleider is veel concreter over de inhoud van dat geschenk: een ritueelbegeleider is van toegevoegde waarde in het pakket zorg.

Page 71: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

26

Procesmatige aspecten Invullen van identiteitsbewijs. Wat het meest hielp bij het invullen van het identiteitsdocument, is het samenwerken met andere ritueelbegeleiders: de dialoog met elkaar, het gezamenlijke gesprek. Een treffende uitspraak bij het groepsinterview was: “Als je bij elkaar zit, dan gebeurt het.” Het samenwerken zet hen op scherp, laat andere denkwijzen zien. Men vindt het boeiend om elkaars worsteling in woorden en daden te horen, en men kan ervaren dat hij of zij niet de enige is die zichzelf als ritueelbegeleider de moeite waard vindt. Juist in samenwerken kan men voelen: ik heb collega’s, ik mag horen wat een ander mij aanbiedt, ik kan mijn eigen ding naar voren brengen, een andere ritueelbegeleider snapt wat ik doe. Het heeft waarde om elkaar te ontmoeten. Men zegt ook: ritueelbegeleiding is een eenzaam vak, en men heeft behoefte aan contact. Door de onderzoeker werd tijdens de werkbijeenkomst aangetekend: sommige ritueelbegeleiders nemen deel aan het onderzoek, omdat het een gelegenheid biedt om het ’samen’ te ervaren. Ook de werkwijze van het identiteitsvragendoosje helpt bij het invullen van het identiteitsdocument: de identiteitsvragen zijn goed, belangrijk en verdiepend en door de werkwijze kan men focus houden. Het is een concentratie op vragen die anders voorbij zouden gaan. Men denkt dat men zonder de vragen alle kanten op zou waaieren, maar benadrukt daarbij tegelijkertijd hoe belangrijk het ‘samen’ is: zonder het gesprek over die vragen zou men iets gemist hebben. Het ‘alle kanten opwaaien’ werd overigens ook door de onderzoeker aangetekend tijdens de bijeenkomst. De observatie is dat ritueelbegeleiders veel en makkelijk praten, met daarbij veel praktijkvoorbeelden en –ervaringen. Het gevaar is dat het gesprek alle kanten opgaat, wat vraagt om een sterke gespreksleider (die wellicht niet inhoudelijk aan het gesprek deelneemt). Het voorbeeld van een identiteitsbewijs hielp als ’tegenvoorbeeld’: zo wil men het NIET. Ook de uitleg bij de zes aspecten van het identiteitsbewijs is van belang bij het concreet invullen. Een observatie van de onderzoeker was dat het soms wat lastig is voor ritueelbegeleiders om te bepalen van in welk ‘hokje’ iets thuishoort, d.w.z. in welke van de zes aspecten van het identiteitsbewijs. Men zei daarbij gekscherend: “Er is een zevende vakje nodig!” Eigenheid en gezamenlijkheid. De meeste ritueelbegeleiders voelen bij deze werkvorm een ruimte voor zowel eigenheid als gezamenlijkheid. Men kon de eigen visie, het eigen inzicht delen. Dat had deels te maken met het groepsgebeuren: het is een kwestie van elkaar ruimte en tijd geven om zich te uiten. De valkuil is hier: over-enthousiasme, waarbij men minder goed naar elkaar gaat luisteren. Sommige ritueelbegeleiders voelen geen ruimte voor eigenheid en gezamenlijkheid. Waar de werkvorm een blokkade opwierp, ontstond onzekerheid: ‘zie je wel dat ik tegendraads ben’. Een andere belemmering voor eigenheid en gezamenlijkheid was: te veel mensen, te weinig tijd. Gespreksverloop. Men vond niet dat het gesprek bleef hangen. De gespreksleider bewaakte goed de hoofdlijn. Wel geeft men aan dat er tijd nodig is om te begrijpen wat er wordt gezegd. Ook gaat het gesprek soms over zaken die afwijken van de vraag die was gesteld. Eén ritueelbegeleider uitte de vrees dat het gesprek wel eens zou kunnen blijven hangen op een negatieve onderstroom. Volgens deze ritueelbegeleider ligt daar een risico, omdat juist op de onderstroom de identiteit wordt gebouwd. Voor deze ritueelbegeleider werd dit risico voelbaar omdat er negatief werd gereageerd op het voorbeeld van een ingevuld identiteitsdocument: zo willen wij het niet, daar geloven wij niet in.

Page 72: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

27

Steun van en door elkaar. In deze werkvorm voelden de ritueelbegeleiders zich door elkaar gesteund. Men vult elkaar aan en versterkt elkaar. Samen kan men iets helder krijgen. Ook kan men de ervaring hebben dat anderen zich hetzelfde voelen (bijvoorbeeld: een blokkade ervaren). Dat is heel fijn. Een enkeling voelde eenheid vanuit de verscheidenheid, maar een ander schrijft juist dat er de spanning van onderlinge concurrentie kan zijn. Sommige ritueelbegeleiders geven aan dat ‘gesteund’ niet het goede woord is: meer passende woorden zijn respect, belangstelling, ruimte, openheid. Helpt  de  werkvorm  ritueelbegeleiders  om  authentiek  te  zijn  in  het  expliciteren  van  eigenheid  en  waarde?  Waarom  wel  /  niet?   Uitkomen op een ongedacht punt. Sommige ritueelbegeleiders voelden bij deze werkvorm ruimte om uit te komen op een punt dat men van tevoren nooit had kunnen bedenken of vermoeden. Eén ritueelbegeleider gaf aan dat dat door de vragen kwam: men geeft antwoord op een onbekende vraag. Deze ritueelbegeleider probeerde naar aanleiding van het gedicht zelf te dromen, daar een pad in te bewandelen. Andere ritueelbegeleiders voelden niet de ruimte om uit te komen op een punt dat men van tevoren nooit had kunnen bedenken of vermoeden. Men vond de werkvorm mooi als middel om te reflecteren, maar in wezen ontstond er geen nieuw inzicht. Gedachten zijn bekend, dingen zijn eerder besproken. De werkvorm zet wel aan tot reflectie op het vak van ritueelbegeleiding in de breedste zin. Een andere ritueelbegeleider voelt daar vrijheid bij: “deze werkvorm laat mij wel een van de weinige keren vrij voelen om op deze manier de woorden te schrijven.” Wat als verrassend werd ervaren door een ritueelbegeleider, was de ervaring van de verschillen tussen de eerste en tweede identiteitsvraag. Het is “mooi hoe je perspectief verandert als je vanuit twee ‘werelden’ wordt benaderd.” Een laatste opmerking was dat de werkvorm een fijne vorm is om het denken van Meister Eckhart te kunnen verteren, met als toelichting: “Authenticiteit en identiteit zit immers zo dicht op je eigenheid dat er bijna geen taal voor is, en een taal die dan ook nog door anderen wordt begrepen.” Het gedicht. De meeste ritueelbegeleiders zijn positief over het gedicht. Men vindt het mooi, het gedicht ontroert, het voelde als een droom of zelfs als een geleide droom. Het voerde mensen mee, liet hen wegdromen, stond dagdromen toe. Soms kwam de tekst dichtbij (als het herkenbaar was), dan weer was het meer op een afstand (als het moeilijker was). De beelden in het gedicht met natuur en bomen en vogels zijn voor één ritueelbegeleider zeer lief en vertrouwd: “hier is de harmonie waar wij (ik) naar streven (streef).” Een ritueelbegeleider schrijft dat deze door het gedicht in het eigen centrum kwam, het eigen buikgevoel. Het gedicht is een mooie vorm omdat het uitleggen van Meister Eckhart misschien niet eens rationeel kan. Het gedicht geeft ruimte aan de eigen buik en “een komen op basis die de bron is van je identiteit en authenticiteit”. Eén ritueelbegeleider schrijft dat deze niet meegenomen werd door het gedicht, door teveel gevoelens, symbooltaal en onrust. Iemand vraagt zich ook af wat een beeld zou hebben gedaan in plaats van woorden. Verschil in antwoorden. Op de vraag of ritueelbegeleiders zelf een verschil zien in hun antwoorden op resp. het witte vel (eerste identiteitsvraag) en het roze vel (tweede

Page 73: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

28

identiteitsvraag, na het gedicht) antwoorden allen bevestigend. Een ritueelbegeleider nuanceert overigens de verschillen: de antwoorden zijn deels hetzelfde. Het verschil wordt door de meesten als volgt verwoord: op het witte vel geeft men een antwoord dat meer zakelijk is, verstandelijk is, rationeel is; op het roze vel schreef men vanuit het gevoel, uit de buik. Als men vanuit de droom schrijft, antwoordt men vanuit de onderstroom van onderliggende gedachten en gevoelens. Anderen verschillen die worden genoemd, zijn: op het roze vel is sprake van een meer poëtisch taalgebruik; op het roze vel kwamen meer aspecten naar boven door langer na te denken over dezelfde vraag; op het witte vel staan dingen die praktisch en uitvoerbaar zijn, op het roze vel staat meer een streven, een doel; op het witte vel was sprake van het dominante marketingparadigma, op het roze vel van identiteitsmarketing; op het witte vel staan aandachtspunten, op het roze vel kwam het verhaal. Twee ritueelbegeleiders vertelden in het groepsinterview ook hoe het gedicht hen over een drempel hielp: “ik ervoer […] een blokkade. […] Vraag: “hoe ziet de gemeenschap van ritueelbegeleiders eruit in 2010? – ‘gemeenschap’, dat is gelijk een klap in m’n gezicht. […] Door dat woord, dan gebeurt er al zo veel… daardoor ben je al met zoveel andere dingen bezig. […] Door de droom kwam ik er los van.” Een tweede ritueelbegeleider vult even later aan: “De werkvorm ging goed, maar de vraag blokkeerde mij in het begin ook. […] Op het roze vel ben ik gaan schrijven.” In aanvulling op wat de ritueelbegeleiders zelf rapporteren ten aanzien van verschillen tussen het witte en het roze vel, is in het onderzoek een analyse gemaakt van de verschillen tussen de ‘witte en roze vellen’. In § 1.6 is beschreven hoe deze analyse is uitgevoerd. In tabel 3 worden de resultaten van deze analyse weergegeven. De woorden en categorieën zijn afkomstig van twee onderzoekers. De interbeoordelaarsbetrouwbaarheid kan ‘excellent’ worden genoemd.32 Hoofdcategorie Subcategorie Aantal

ritueelbegeleiders bij wie de subcategorie wordt aangetroffen (n=7)

Vertelpositie Verteller is in het hier en nu – verteller is in de wereld van de verbeelding Op het witte vel is de vertelpositie te lokaliseren in het hier en nu. De verteller vertelt op eenzelfde soort wijze als wanneer deze in het alledaagse leven zou spreken tegen een medemens. Op het roze vel vertelt de verteller alsof deze hardop droomt of in trance is.

2

Taalgebruik Minder – meer gebruik van gevoels- en ervaringstermen De tekst op het roze vel bevat beduidend meer gevoels- en ervaringstermen dan de tekst op het witte vel. Gevoels- en ervaringstermen zijn bv: kracht, troost, moed, hart, ziel, gevoel, gevoelens, emoties, pijn, spanning, angst, hoop, verlangen, beleven, beelden, ruiken, proeven, luisteren, horen, zien.

6

32 De maat voor de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid is Cohen’s kappa, een voor kans gecorrigeerde maat van de overeenkomst tussen beoordelingen. Een kappa van 0 betekent dat de overeenkomst volledig op kans berust, en een kappa van 1 wil zeggen dat er een volledige overeenkomst is. De kappa bij tabel 3 is 0.82 (k = (0.91 – 0.50) / (1 – 0.50). Volgens Fleiss is een kappa boven 0.75 ‘excellent’. Fleiss, J.L. (1981). Statistical methods for rates and proportions (2nd ed.). New York: John Wiley.

Page 74: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

29

Minder – meer morele kwalificaties en intenties omtrent het handelen De tekst op het roze vel bevat beduidend meer morele kwalificaties van de handelingen die ritueelbegeleiders verrichten, zoals: “met hart en ziel luisteren”, “iemand die écht luistert, écht ziet, écht hoort”.

2

Meer – minder verstaanbaarheid van de tekst De tekst op het witte vel is voor een brede groep lezers verstaanbaar. De tekst is tamelijk eenduidig: het is vrij duidelijk wat ermee bedoeld wordt. De tekst op het roze vel, daarentegen, is niet meteen verstaanbaar. Het roept vraagtekens op: wat bedoelt de schrijver? Bv: “een bevestigen van wat er altijd al is”, en “grootsheid kan je dragen met die handen die waardig zijn”.

4

Zakelijk – poëtisch De tekst op het witte vel is meer zakelijk van karakter; de tekst op het roze vel is meer poëtisch, door het gebruik van metaforen en beelden. Bv: “ervaren van de bodem/bron van het bestaan”, “ik maak een vuur voor de warmte”, “leven en dood in een lemniscaat”

3

Puntsgewijs – vloeiend geheel Bij de tekst op het witte vel zijn de antwoorden puntsgewijs geformuleerd. Bij de tekst op het roze vel vormen de woorden een vloeiend geheel van zinnen.

1

Betrekkingsniveau Algemene visie op ritueelbegeleiding – persoonlijke en spirituele invulling De tekst op het witte vel is meer algemeen, in die zin dat waarschijnlijk veel ritueelbegeleiders zich in de tekst kunnen vinden. Bv: “In een toenemende ontkerkelijking voorzien in een behoefte om een stukje invulling te geven die duiding en richting geeft in een groter geheel. Wie is de persoon van wie afscheid nemen, voor zijn naasten, vrienden, collega’s?” Of het gebruik van meer algemene termen als: “persoonlijk afscheid”, “recht doen aan overledene / naastbestaanden”, “transformatie”, “afscheid kunnen nemen op eigen wijze”. Op het roze vel is de tekst persoonlijker en spiritueler. Er worden meer persoonlijke invullingen en overtuigingen verwoord. Bv: “Dat iemand ‘voortleeft’ in de ruimte om ons heen”, “uitdrukken van wat onzegbaar is”, “ruimte voor wat is”, “ervaren van de bodem van het bestaan”, “ervaren van de bron”, “een bevestigen wat er altijd al is”, “niemand is ooit alleen”.

4

Algemeen voor allerlei beroepen – specifiek voor ritueelbegeleiders De tekst op het witte vel is niet specifiek voor ritueelbegeleiders, maar zou kunnen gelden voor een heel scala aan beroepen. Dit geldt bv voor termen als: intervisie, scholing, (sociaal) netwerk. De tekst op het roze vel gaat wel specifiek over ritueelbegeleiders.

1

Tabel 3: verschillen tussen witte vel (eerste identiteitsvraag) en roze vel (tweede identiteitsvraag)

Deels is er overeenstemming tussen de onderzoekers en de ritueelbegeleiders over de verschillen. Daar waar ritueelbegeleiders zelf zeggen dat men op het witte vel meer rationeel spreekt en op het roze vel meer gevoelsmatig, bevestigt de analyse van de onderzoekers dat op roze vel inderdaad meer gevoels- en ervaringstermen worden aangetroffen. Wat ritueelbegeleiders zelf niet aangeven maar volgens de onderzoekers wel meermaals in het materiaal aangetroffen wordt, zijn met name de categorieën ‘meer – minder verstaanbaarheid van de tekst’ en ‘algemene visie op ritueelbegeleiding – persoonlijke en spirituele invulling’. De tekst op het roze vel is minder verstaanbaar, roept vraagtekens op, en is persoonlijker en spiritueler.

Page 75: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

30

Men verwoordt meer persoonlijke invullingen en overtuigingen. De tekst op het witte vel is beter verstaanbaar, en omvat omschrijvingen waarin waarschijnlijk veel ritueelbegeleiders zich kunnen herkennen. Hoe  kan  de  werkvorm  volgens  ritueelbegeleiders  worden  verbeterd?   Het belangrijkste verbeterpunt van de werkvorm van het identiteitsvragendoosje is: meer tijd. Verder noemt men als belangrijke succesfactor: een goede gespreksleider die het gesprek in de goede richting houdt en een kundig iemand die de resultaten bij elkaar brengt. Veel antwoorden hebben betrekking op de groep. Nodig is: een goede groep die zich open en kwetsbaar durft op te stellen. Een groep moet gemêleerd zijn, qua ervaring, achtergrond en werkwijze. In de werkvorm mag er verder meer aandacht zijn voor het groepsproces en voor de veiligheid in de groep. De groep moet niet groter zijn (dan zeven), en naast het werken als gehele groep zou men ook graag werken in twee- of drietallen. Andere verbeterpunten die worden genoemd zijn: een scherpere vraagstelling aan het begin, ruimte om de identiteitsvragen zelf te kneden, en wellicht de werkvorm uitsmeren over twee bijeenkomsten.  

Page 76: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

31

4   Werkvorm  2:  De  finishfoto    

4.1   Beschrijving  werkvorm   Het doel van de werkvorm is wederom: om de zes aspecten van het identiteitsdocument in te vullen (zie bijlage 1 en 2). De werkwijze van de finishfoto is gebaseerd op de gelijknamige werkwijze zoals beschreven in Morel33. Bij deze werkwijze is het doel om een beeld te schetsen van waar een organisatie – in dit geval de beroepsgroep van ritueelbegeleiders – over vijf jaar staat. Dat gebeurt door een verhaal te vertellen of een beeld te schetsen waarmee een potentiele klant zich kan identificeren. Het verhaal of beeld wordt verteld of geschetst vanuit het perspectief van een prototypische klant: wat is het voor persoon, in welke situatie zit deze persoon, en wat ervaart deze persoon als hij of zij met een ritueelbegeleider in aanraking komt? In dit onderzoek is de oorspronkelijk werkvorm behoorlijk vereenvoudigd. De reden daarvoor is dat de al ingeplande tijd voor een werkbijeenkomst – 2 uur – te kort was voor deze werkvorm (aangevuld met het invullen van vragenlijsten enz.). De werkvorm is daarom zodanig aangepast dat er in ieder geval een eerste stap kon worden gezet in het maken van een finishfoto. Die eerste stap bestond eruit om in beeld te krijgen: wat ervaart een klant als deze over 5 jaar met een ritueelbegeleider in aanraking komt? Naar aanleiding van de suggesties die ritueelbegeleiders maakten bij de eerste werkvorm, is in de werkvorm van de finishfoto gewerkt met beeld, is men in subgroepen aan het werk gegaan, en was er enige keuzevrijheid (zie ook § 2.5). De werkvorm bestond uit de volgende stappen. • Elke subgroep (3-4 mensen) kreeg de opdracht om te overleggen wie gespreksleider en

notulist was. • Daarna kreeg elke subgroep een set van 13 ‘spiegelfoto’s’ aangereikt: foto’s waarbij een

landschap werd gespiegeld in water (zie figuur 2). De opdracht was om een foto te kiezen die, voor hen, iets uitdrukte van wat klanten ervaren als zij over vijf jaar met een ritueelbegeleider in aanraking komen. Daarbij mocht men als groep een foto kiezen, of met 2 of 3 mensen dezelfde foto kiezen, of individueel een foto kiezen.

• Daarna kreeg men de opdracht om een paar minuten naar de foto te kijken, en om dan, individueel en voor zichzelf, te benoemen wat klanten ervaren als zij over vijf jaar met een ritueelbegeleider in aanraking komen.

• De volgende stap was om in de subgroep een groepsgesprek te voeren, en om gezamenlijk de volgende zin schriftelijk aan te vullen: “Als klanten over 5 jaar met een ritueelbegeleider in aanraking komen, dan ervaren zij….”

33 Morel, 2010, p. 157-159.

Page 77: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

32

Figuur 2: spiegelfoto’s • Na het groepsgesprek volgde een interventie die was bedoeld om de intentie van de

ritueelbegeleiders op een juiste wijze te richten (zie ook § 3.1). In deze werkvorm betekent dat: de aanvulzin dient te worden afgemaakt zonder een gerichtheid op eigenbelang zoals ‘meer klanten trekken’ of ‘winst maken’. De gerichtheid moet slechts omvatten: geen enkele andere intentie dan te zijn wie je bent, met je diepste drijfveren om betekenisvol te willen zijn voor anderen. De interventie bestond uit een meditatieve tekst, waarna de deelnemers individueel een beeld tekenden (zie box 4).

• Aan de hand van de getekende beelden ging men vervolgens opnieuw het gesprek met elkaar aan om dezelfde zin als eerst aan te vullen: “Als klanten over 5 jaar met een ritueelbegeleider in aanraking komen, dan ervaren zij….”

Page 78: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

33

Box 4: meditatieve tekst We gaan nu onze aandacht verleggen van de groep naar onszelf. Het is prachtig om als groep met elkaar bezig te zijn. Maar om in die groep voluit je eigen stem te laten horen, dat vraagt erom dat je thuis bent in jezelf. Dat je in je eigen middelpunt staat. Dat je je bewust bent van wat je zelf voor ogen hebt. Om te beginnen, zorg ervoor dat je beide voeten op de grond staan. Voel hoe je billen en zitbeenknobbels op de stoel rusten. Sluit nu langzaam je ogen. Breng nu je aandacht naar je ademhaling. Voel hoe je ademhaling langzaam rustiger wordt, en dieper wordt. Adem in, adem uit. Adem in, adem uit. Adem in, adem uit. Adem nu langzaam naar je hartstreek toe. Voel, hoe elke ademhaling meer ruimte geeft. Adem in, adem uit. Adem in, adem uit. Adem in, adem uit. Je hart en de ruimte daaromheen krijgt nu een kleur. Welke kleur zie je verschijnen? Adem de kleur in en laat hem helemaal door heen je gaan. Adem in, adem uit, adem in, adem uit. Adem in, adem uit. Doe nu langzaam je ogen open. Laat je blik rusten op de foto voor je. Adem in, adem uit. Adem in, adem uit. Adem in, adem uit. Zie hoe het water een beeld weerspiegelt. Er zijn vormen, kleuren. Je ziet misschien een rimpeling op het water, of een golfje in het beeld. Het beeld in het water ligt niet vast. Het water weerspiegelt wat is, zonder oordeel, zonder verwachting. Stel je nu voor dat er een steen in het water valt. Het beeld verdwijnt, valt uiteen in ronde cirkels van water. En dan wordt het water weer langzaam rustig. De cirkels worden kleiner, rustiger. Opnieuw verschijnt er een beeld in het water. Opnieuw verschijnen er kleuren, vormen. Misschien verschijnt hetzelfde beeld, maar misschien ook niet. Misschien is er iets bijgekomen, of is er iets weggevallen. Het beeld dat je ziet verschijnen, is het beeld van wat mensen ervaren als ze met een ritueelbegeleider in aanraking komen, over 5 jaar. Maak nu een tekening of een schets van wat je ziet. Neem daarbij de foto als uitgangspunt. Voor het tekenen heb je 10 minuten de tijd. De theoretische achtergrond van de interventie is in wezen dezelfde als die bij de werkvorm van het identiteitsvragendoosje (zie § 3.1). De meditatieve tekst is bedoeld om een ander perspectief te openen, waarbij de foto wordt beschouwd of geschouwd vanuit een ander gezichtspunt dan het eigen, alledaagse gezichtspunt. In de tekst wordt dit andere perspectief geopend door het beeld van ‘een steen die in het water valt’ waarna opnieuw een beeld verschijnt. Daar waar in het gedicht bij de werkvorm van het identiteitsvragendoosje (zie box 2) een perspectief wordt geopend van een verhaal dat zichzelf vertelt, wordt in de meditatieve tekst het perspectief geopend van een beeld dat zichzelf toont. Het is een beeld dat opwelt uit een innerlijke diepte of uit een symbolisch bewustzijn34. Zowel bij het gedicht als de meditatieve tekst is de beweging: een loskomen van of disidentificatie met Eckhart’s ‘uiterlijke mens’ die gericht is op eigenbelang. Het beeld dat in de verbeelding verschijnt, is theoretisch het beeld dat de ‘innerlijke mens’ aanreikt, die geen

34 De Jong-Van Campen, 2009, p. 98 en 99.

Page 79: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

34

eigenbelang kent. Dit is de intentie die bij identiteitsmarketing en in dit onderzoek wordt nagestreefd.

4.2   Procedure   De werkvorm van de finishfoto is onderzocht door ritueelbegeleiders met deze werkvorm te laten werken. Dat gebeurde in een werkbijeenkomst van twee uur. In hoofdstuk 1 is de opzet en uitvoering van het onderzoek al besproken. In deze paragraaf wordt nog iets specifieker ingegaan op de procedure. De opbouw van de werkbijeenkomst was als volgt: • Opening, benoemen van het doel en werkwijze van de werkbijeenkomst • Ritueel: bekrachtigen van ‘samen’ en ‘veiligheid’ (Vertellen: eenieder heeft een eigen draad

met een eigen kleur. Op zichzelf zijn de draden dun, breekbaar, kwetsbaar. Maar door de draden samen te nemen en in elkaar te wikkelen, ontstaat er een sterk koord. Doen: elkaar een hand geven en zo een koord vormen.)

• Uitvoeren van de werkvorm • Invullen van vragenlijst I • Invullen van de zes aspecten van het identiteitsdocument (in subgroepen) • Groepsinterview • Afsluiting en uitdelen van vragenlijst II.  In bijlage 5 staat een overzicht van alle gebruikte meetinstrumenten en databronnen.  

4.3   Resultaten   De resultaten van het onderzoek naar de werkvorm van de finishfoto worden besproken aan de hand van de drie deelvragen, genoemd in § 1.1: 1. Helpt de werkvorm ritueelbegeleiders om de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding

expliciet te maken? Waarom wel / niet? 2. Helpt de werkvorm ritueelbegeleiders om authentiek te zijn in het expliciteren van eigenheid

en waarde? Waarom wel / niet? 3. Hoe kan de werkvorm volgens ritueelbegeleiders worden verbeterd? De resultaten zijn zoveel mogelijk in de eigen woorden van de participerende ritueelbegeleiders weergegeven. Meer informatie over de analyse is te vinden in § 1.6.  

Page 80: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

35

Helpt  de  werkvorm  ritueelbegeleiders  om  de  eigenheid  en  waarde  van  ritueelbegeleiding  expliciet  te  maken?  Waarom  wel  /  niet?   Inhoudelijke aspecten Eigenheid en waarde. Van de zeven ritueelbegeleiders die de werkvorm van de finishfoto hebben toegepast, antwoorden vier ritueelbegeleiders positief op de vraag of de werkvorm hen helpt om de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding expliciet te maken. Men zegt daarover bijvoorbeeld: “Vanuit ieders reflectie komen er beelden en uitspraken naar voren toe die ons samen bewust maken van de essentie van ons mooie beroep”, “We komen steeds meer naar de kern waarom we als ritueelbegeleiders vinden dat we bestaansrecht hebben”, en “Samen de woorden vatten voor de notulist maken de diversiteit mogelijk.” Twee ritueelbegeleiders zijn niet zo tevreden over het resultaat van de werkvorm. De werkvorm geeft wel herkenning, maar geen vernieuwing, en het resultaat is te vaag om daarmee het beroep op de kaart te zetten. Ook werd gezegd dat de werkvorm niet aan de verwachtingen voldeed: men had een duidelijker, concreter beeld verwacht. Een laatste ritueelbegeleider had zowel positieve als negatieve ervaringen met de werkvorm: praten over afbeeldingen met een vraag erbij stimuleerde tot creatief nadenken, maar het tekenen werd als onprettig ervaren: “Er kwam niets in me op waardoor ik ging nadenken”. Het praten over de tekeningen voegde voor deze ritueelbegeleider wel wat toe. Wat ritueelbegeleiders betekenen voor wie. Op de vraag of men meer zicht heeft op wat ritueelbegeleiders betekenen en voor wie antwoordt men verdeeld. Sommige ritueelbegeleiders antwoorden positief: ja, er is meer zicht op wat ritueelbegeleiders voor wie kunnen betekenen, door te delen, sparren, uit te spreken. Door herhaald benoemen en bespreken komt er consensus met ruimte voor ieders eigenheid. Voor één ritueelbegeleider ontstaat er een ander beeld door vanuit een ander perspectief te kijken. Weer een ander geeft aan dat de werkvorm vooral helpt om tot het inzicht te komen dat er veel verschillen zijn die er mogen zijn. Andere ritueelbegeleiders antwoorden zeggen dat er geen nieuwe inzichten zijn ontstaan, doordat men wellicht onderling te bekend is met het werk: “Mensen van de straat zullen andere en meer verhelderende vragen stellen. Wij praten in een inner circle”. Diepste drijfveren. De meeste ritueelbegeleiders waren aanwezig bij hun diepste drijfveren. De reden daarvoor ligt onder andere in de samenwerking: door een goede samenwerking “kwam mijn diepste drijfveer, harmonie, volop aan bod”. Een andere ritueelbegeleider zegt dat de werkvorm raakte aan diens kernbegrip: spiegelen en tevoorschijn laten komen. Anderen zeggen dat men geraakt is door de verschillende kijk op foto’s, men wordt zich bewuster van de eigen visie en drive en het wordt duidelijk dat men waarde toevoegt bij keermomenten in het leven. De werkvorm helpt ook om de idealen in woorden om te zetten. Voor één ritueelbegeleider werden de diepste drijfveren vooral voelbaar in het tweede groepsgesprek: dat was meer ‘hartelijk’ en voelde als de kern van ritueelbegeleiders. Twee ritueelbegeleiders waren niet aanwezig bij de eigen diepste drijfveren. Men was steeds aan het nadenken: “schakelen van ritueelbegeleider naar klant, wat zal ik tekenen, wat wordt verwacht.” Ook wordt gezegd dat de werkvorm weliswaar nuttig is maar niet het diepste naar boven haalt. Vertrouwen dat er liefhebbers zijn. De meeste ritueelbegeleiders hebben vertrouwen dat er liefhebbers zijn voor wat men ten diepste wil betekenen. Eén ritueelbegeleider zegt: “Ik geloof dat mensen op mijn pad komen en iets kunnen betekenen voor mij en ik voor hen. Dit om wie ik

Page 81: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

36

ben.” Iemand anders heeft vertrouwen in een toekomstbeeld, maar geeft daarbij wel aan dat het nodig is dat liefhebbers zich bewust zijn geworden van de mogelijkheden. Weer een ander beroept zich op feiten: “Het is een feit dat steeds meer mensen niet (mee) kerkelijk zijn, maar wel de behoefte hebben aan een zorgvuldig […] afscheid, gedenken of vieren van het leven.” Voor sommige ritueelbegeleiders is het vertrouwen dat men voelt niet het resultaat van de werkvorm: dat vertrouwen had men al. En dit vertrouwen gebeurt in de praktijk: het vertrouwen bereikt men “door mensen te laten beleven ‘hoe’ en ‘wat’ er in het echt gebeurt. Bezig zijn met geschenk. Op de vraag of men aanwezig is met datgene wat men ten diepste te geven heeft – een geschenk – antwoorden de meeste ritueelbegeleiders positief. Men sprak tijdens de werkvorm duidelijk over wat ritueelbegeleiders te bieden hebben, het eigen geschenk werd weer helderder en men voelde de eigen drive: er zijn, er samen iets waardevols van maken. Voor één ritueelbegeleider was het vooral de foto die hielp om met het geschenk bezig te zijn, niet de werkvorm. Sommigen voelen een worsteling: tussen bekendheid krijgen en ontvangen. Eén ritueelbegeleider “weet dat ‘een geschenk geven‘ waar is”, maar geeft daarbij ook aan dat een geschenk ook moet worden ontvangen. De wereld moet klaar zijn voor een bepaald geschenk: “pas als men meer de diepte in wil, zich meer bewust is […] kan ik mijn deel leveren.” Procesmatige aspecten Invullen van identiteitsbewijs. Wat het meeste helpt om de zes aspecten van het identiteitsbewijs in te vullen, is de samenwerking. De samenwerking met andere ritueelbegeleiders is inspirerend en geeft ruimte om eigen gedachten te ordenen en te verwoorden. Ook de werkvorm wordt als behulpzaam ervaren: de werkvorm van de finishfoto is een goede aanreiking, is meer dan waardevol, zet je aan het denken en dwingt ritueelbegeleiders om alert en bij het onderwerp te blijven. In het groepsinterview werd gezegd dat het werken met beelden ritueelbegeleiders uitdaagt: men is gewend om te praten, en het is iets anders om vanaf beeld gedachten vorm te geven. Vanuit gewone beelden komt iets anders naar voren. Een ritueelbegeleider zei ook dat de foto’s helpen om vanuit het perspectief van de klant te denken: “want je stapt uit jezelf. Ik stapte even uit mijn verwachting en mijn intentie en mijn goede bedoelingen, en dat en dat wil ik graag. […] Het is dus uit mezelf, mijn ritueelbegeleider zijn stappen.” Een andere ritueelbegeleider zegt echter dat het bij deze werkvorm lastig was om vanuit het perspectief van een klant te denken. Bovendien wordt door sommigen de foto en de vragen als ongemakkelijk ervaren. Ook het formulier met de toelichting op de zes aspecten wordt door sommige ritueelbegeleiders als nuttig ervaren om de zes aspecten in te vullen. Wel rapporteert iemand dat het lastig was om de opbrengst van de werkvorm terug te vertalen naar de zes aspecten. Tegelijkertijd zorgt het invullen van de zes aspecten wel dat er steeds meer invulling ontstaat. Eigenheid en gezamenlijkheid. De meeste ritueelbegeleiders ervoeren bij de werkvorm ruimte voor zowel eigenheid als gezamenlijkheid. Enerzijds maakt de werkvorm dat de verschillen in eigenheid tussen ritueelbegeleiders onderling wel duidelijker zichtbaar wordt: “eigenheidjes zijn we allemaal”. Tegelijkertijd is er toch een gezamenlijkheid: het is mooi om elkaar te vinden, elkaars motivatie te horen en door de blik van een ander te kijken. Eén ritueelbegeleiders zegt dat de gezamenlijkheid van ritueelbegeleiders ligt in het uitgangspunt van het doel van de meerwaarde.

Page 82: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

37

Gespreksverloop. Sommige ritueelbegeleiders zeggen dat het gesprek wel eens bleef hangen. Soms kwam het gesprek van de eerste werkbijeenkomst terug (het identiteitsvragendoosje), soms sprak men in een kringetje (bij de eerste twee vragen), en soms was de tijd gewoon te kort om tot een goed gesprek te komen. Andere ritueelbegeleiders hadden niet de ervaring dat het gesprek bleef hangen. Zij hadden juist de ervaring dat men elkaar veel te vertellen had en nog veel meer had kunnen delen. Steun van en door elkaar. Op de vraag of men zich tijdens de werkvorm gesteund voelde door elkaar, antwoordt men verdeeld. Enerzijds wordt de waarde van het groepsproces benadrukt: het is mooi om elkaar te vinden, elkaars motivatie te horen, te kunnen delen en vertellen, en daarbij het gevoel te hebben dat men elkaar aanvult en begrijpt. Tegelijkertijd hebben meerdere ritueelbegeleiders de ervaring dat ze wel allemaal hun eigen zegje willen doen. Het is daarom belangrijk dat de gespreksleider ook echt leidt en moet zorgdragen voor ruimte en een open sfeer. Soms blijven het teveel individuele verhalen, en zijn er te weinig groepsopdrachten. Eén ritueelbegeleider merkt op dat men misschien het omgekeerde zou moeten proberen na te streven: in plaats van eerst het eigen verhaal doen en daarna elkaar trachten te vinden, eerst elkaar trachten te vinden en dan het eigen verhaal te doen. Helpt  de  werkvorm  ritueelbegeleiders  om  authentiek  te  zijn  in  het  expliciteren  van  eigenheid  en  waarde?  Waarom  wel  /  niet?   Uitkomen op een ongedacht punt. Voor sommige ritueelbegeleiders helpt de werkvorm om uit te komen op een punt dat men van tevoren nooit had kunnen bedenken of vermoeden. Het gesprek geeft verbreding, en door praten en reflecteren boekt men vooruitgang. Voor anderen helpt de werkvorm daar niet bij: men heeft niet het idee nieuwe inzichten te hebben gehoord. De meditatie. In antwoord op de vraag wat de meditatie met hen deed, antwoorden de ritueelbegeleiders heel divers. Soms weet men het niet. Soms doet de meditatie hen niet zo veel en zegt men van zichzelf: “ben niet zo gevoelig hiervoor.” Tegelijkertijd zegt men dan wel: de meditatie biedt wel een goed moment om even stil en bij jezelf te zijn. Dat wordt ook door andere ritueelbegeleiders gezegd, bij wie de meditatie wel wat deed: de meditatie geeft rust, men wordt stil, het brengt mensen sterker bij zichzelf. Sommige ritueelbegeleiders krijgen een positief gevoel, zien beelden en kleuren. Bij één ritueelbegeleider wordt de blik verruimd. Het maken van een tekening. De meeste ritueelbegeleiders vonden het lastig om de tekening te maken. Door de meditatie verscheen er geen ander beeld dan men al voor zich had, of de kleur die men bij de meditatie zag vond men niet terug in de foto en de tekening. De onderzoeker noteerde dat een ritueelbegeleider tijdens het tekenen zei: “Intuïtief tekenen is niets voor mij.” Eén ritueelbegeleider maakte geen tekening. De onderzoeker noteerde dat deze ritueelbegeleider daarover zei: “Ik draaide de foto andersom; het verhaal draaide om… de foto is prachtig, je moet niet gaan tekenen.” Sommige ritueelbegeleiders zijn, ondanks dat men het tekenen moeilijk vond, toch aan de gang gegaan. Daarover zegt men het volgende: “Ik vind tekenen moeilijk. Toch gedaan, en het was goed, het resultaat. Ik heb kunnen weergeven wat ik wilde, wel op mijn manier”. En: “Lastig, maar ik heb er een symbolische schets van bruggen bouwen van gemaakt, dat klopte voor mijn gevoel.” De onderzoeker noteerde dat iemand tijdens de werkvorm vertelde: “Tekenen is niet echt mijn ding… maar ik heb me niet door mijn beperkingen laten leiden.”

Page 83: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

38

Twee ritueelbegeleiders hadden minder moeite met het tekenen. Eén ritueelbegeleider vond het tekenen “verrassend, omdat ik zonder teveel denken kleur op papier zetten en accenten maakte.” Bij de andere ritueelbegeleider ontstond er gaandeweg, tijdens het tekenen, “een ander beeld, omdat ik uit een ander perspectief ging kijken.” Deze laatste ritueelbegeleider had eveneens de foto gedraaid (een kwartslag). De onderzoeker noteerde dat deze ritueelbegeleider daarbij zei: “Hoe langer ik keek… toen zag ik een gezicht ontstaan. Nu kan ik er alleen nog maar zo naar kijken.” Ander zicht op ervaring van klanten. De ritueelbegeleiders kregen ook de vraag voorgelegd of zij, na het maken van de tekening, een ander zicht hadden op wat klanten over vijf jaar ervaren wanneer zij met een ritueelbegeleider in aanraking komen. De twee ritueelbegeleiders die positief antwoorden op deze vraag, zijn dezelfde twee ritueelbegeleiders die niet zo veel moeite hadden met de tekenopdracht. Hun andere zicht op klanten omschrijven zij als volgt: “Voor mij was het een verrassend ‘zien’ dat klanten hun eigen invulling geven aan een beeld dat ik schetste… voor mij brengt dat harmonie.” En: “Niet meer vanuit de traditie, van ‘zo heurt het’ maar meer naar ‘wat past bij mij’.” Een derde ritueelbegeleider rapporteert dat haar beeld van zichzelf als ritueelbegeleider en de uitvoering daarvan wel groeit. De andere ritueelbegeleiders zeggen dat zij, na het maken van de tekening, geen ander zicht op de ervaring van klanten hebben gekregen. Wel vertelt een ritueelbegeleider dat het groepsgesprek, waarin de eigen tekening werd toegelicht, wel een nieuw inzicht bracht. Verschil eerste en tweede groepsgesprek. Zes van de zeven ritueelbegeleiders hebben een verschil ervaren tussen het eerste en tweede groepsgesprek. Het tweede groepsgesprek was beeldender, minder technisch; meer ‘hartelijk’; dieper, persoonlijker; en men zat er veel meer ‘in’. Tijdens het tweede groepsgesprek werden de foto’s letterlijk vanuit een ander perspectief bekeken, wat nieuwe inzichten bracht. Het eerste groepsgesprek was meer verkennend (waar komen we vandaan), en het tweede meer van ‘daar willen we naartoe werken’. Eén ritueelbegeleider ziet niet direct een verschil: het tweede gesprek sloot aan op het eerste. Hoe  kan  de  werkvorm  volgens  ritueelbegeleiders  worden  verbeterd?   Een belangrijk verbeterpunt is: meer tijd voor de werkvorm. Een tweede verbeterpunt is: een gespreksleider die duidelijker leidt, stuurt naar gezamenlijkheid en ervoor zorgt dat iedereen aan bod kan komen. Die gezamenlijkheid kan wellicht ook worden bereikt door toch als groep 1 foto te kiezen. Een derde verbeterpunt is: meer vragen bij de foto om te beantwoorden. Eén ritueelbegeleider noemt een aspect dat voor herhaling vatbaar is, namelijk het ritueel aan het begin van de werkbijeenkomst. “Het begin van de middag is even spannend geweest, omdat je vroeg elkaar de hand te geven en de cirkel van vertrouwen te maken… ik voelde zoveel gebeuren… voor mij goed! Voor enkele anderen…? Herhalen!” Een suggestie van de onderzoeker is: in plaats van de meditatie kan wellicht ook de opdracht worden gegeven om de foto een halve slag of kwartslag te draaien.

Page 84: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

39

5   Werkvorm  3:  Het  geschenk    

5.1   Beschrijving  werkvorm   De werkwijzen van het identiteitsvragendoosje en de finishfoto zijn voor een groot deel gebaseerd op een werkwijze zoals beschreven door Morel, en aangepast indachtig het gedachtegoed van Meister Eckhart. De werkvorm van het geschenk, daarentegen, is een werkvorm waarin van meet af aan alle theoretische uitgangspunten zo consequent mogelijk zijn doorvertaald. Van de drie werkvormen ligt de werkvorm van het geschenk het dichtst bij het theoretische kader in dit onderzoek35. Van Morel is in de werkvorm meegenomen: het gebruik van een symbolisch voorwerp. In de oorspronkelijke werkwijze, zoals Morel deze schetst, wordt aan de deelnemers gevraagd om een voorwerp mee te nemen dat in hun ogen symbool staat voor hun organisatie 5 jaar later.36 De titel van de werkvorm, ‘het geschenk’, is afkomstig uit het gedachtegoed van Charles Eisenstein.37 In het theoretische kader is eerder uiteengezet38 dat Eisenstein een verklaring geeft voor het eigenbelang dat mensen drijft: mensen zien zichzelf als een ‘separate self’, een zelf dat afgescheiden is van andere zelven. Er is onderscheid tussen jou en mij, tussen iemand die een dienst levert en iemand die een dienst ontvangt, en tussen ‘mij’ als gever van een dienst en diezelfde dienst. Eisenstein opteert voor een economie die gebaseerd is op eenheid of de intrinsieke verbondenheid tussen alle mensen, dieren, de natuur. Hij noemt dit ‘sacred economics’. In deze economie staat het geschenk centraal, wat wil zeggen: een product of dienst is intrinsiek met de gever verweven; het staat niet los van de gever. De gever geeft dus altijd iets van zichzelf, wat van onschatbare waarde is, en daarom kan het niets anders dan een geschenk zijn. Het gedachtegoed van Meister Eckhart verklaart hoe die eenheid of intrinsieke verbondenheid tussen mensen, dieren, natuur kan bestaan. De uiterlijke mens leeft in de condities van tijd en ruimte en ervaart inderdaad ‘separatedness’ tussen al wat is. Het is de innerlijke mens die één is met al het andere. De innerlijke mens is wie we ten diepste zijn: de mens als geschenk, de mens als gever en ontvanger van het geschenk dat hij zelf is (zie verder § 2.3). In de werkvorm van het geschenk is het gedachtegoed van Eckhart als een paradigma gebruikt: als een aanname over hoe de mens en de wereld in elkaar zouden kunnen zitten (zie eveneens § 2.3). De aanname is dat een klant of een concurrent ten diepste niet iemand anders is dan wij zelf zijn. Dat betekent bijvoorbeeld dat wanneer wij een product of dienst leveren, wij dit ten diepste aan onszelf schenken. Deze aanname is de grondslag van de werkvorm van het geschenk.

35 Stoof, 2014 36 Morel, 2010, p. 149. 37 Eisenstein, C. (2011). Sacred economics: Money, gift & society in the age of transition. Berkeley, CA: Evolver editions. 38 Stoof, 2014, § 1.8

Page 85: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

40

Het doel van de werkvorm is wederom: om de zes aspecten van het identiteitsdocument in te vullen (zie bijlage 1 en 2). De werkvorm is als volgt opgebouwd: • Voorafgaand aan de werkbijeenkomst werd aan de deelnemers gevraagd om iets mee te

nemen dat symbool kan staan voor het geschenk dat de beroepsgroep van ritueelbegeleiders te geven heeft. Daarbij werd ook de vraag gesteld om na te denken over de vraag: voor wie kan dit geschenk van betekenis zijn?

• Aan het begin van de werkbijeenkomst werd de werkvorm niet uitgelegd, maar gedemonstreerd. Twee vrijwilligers namen tegenover elkaar plaats op stoelen. De uitleg was dat er een soort rollenspel zou worden gespeeld, waarbij een gever en een ontvanger van het geschenk nodig was. De twee vrijwilligers mochten zelf bepalen wie gever en wie ontvanger was. Vervolgens was de vraag aan de gever om te vertellen voor wie het geschenk van betekenis was, zodat de ontvanger zich in diens rol in kon leven. De instructie aan de gever was vervolgens om het geschenk aan de ander te geven, en daarbij te vertellen: wat is het, dat je geeft? Voordat de gever echter tot het geven kon overgaan, werd een gedicht voorgelezen, waarbij werd uitgelegd: het is een gedicht dat bedoeld is om de intentie van het ‘schenken’ te richten. Het gedicht is te lezen in box 5.

• Nadat de gever diens geschenk aan de ontvanger had gegeven, werd aan beide gevraagd hoe men het geven/ontvangen had ervaren, en hoe men de eigenheid en waarde van het geschenk zou benoemen. De antwoorden werden op een bord geschreven.

• Vervolgens kreeg de ontvanger een vel met daarop een instructie (zie box 6). • Daarna werd opnieuw aan beiden gevraagd hoe men het geven/ontvangen had ervaren, en

hoe men de eigenheid en waarde van het geschenk zou benoemen. De antwoorden werden wederom op een bord geschreven. Ook werd aan de andere deelnemers gevraagd wat men had gezien.

• Vervolgens ging men in tweetallen aan het werk, volgens dezelfde procedure als eerder gedemonstreerd. De bedoeling was dus dat men een rollenspel speelde, met een gever/ontvanger, waarna de rollen wisselden. Het idee daarbij was om zoveel mogelijk een spiegel voor elkaar te zijn, dus om het geschenk zoveel mogelijk op eenzelfde wijze terug te geven. Na elk geven/ontvangen was het de bedoeling om een gesprek te houden over de eigenheid en waarde van het geschenk. Bij deze werkvorm kreeg men mee: het gedicht ‘het geschenk’ (box 5), de instructie voor de ontvanger (box 6), en een invulformulier waarop men de eigenheid en waarde van het geschenk kon noteren.

Page 86: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

41

Box 5: gedicht ‘het geschenk’ Het geschenk Geven Ik geef jou Iets van mij Iets uit mijn hart. Het is een geschenk Dat niet los van mij Kan bestaan. Ik ben het zelf En ik geef het je Als mijzelf En met mijzelf. Ik geef het je Met mijn handen Met mijn stem En met mijn ogen. Ik geef het je In het vertrouwen Dat het nodig is Dat het zijn plaats Vinden zal Ook al weet ik niet Wat die plaats Zal zijn. Ja, ik heb vertrouwen Dat het er mag zijn: Dit geschenk uit mijn hart.

Ontvangen Lang heb ik Gegeven Mijn geschenk ging De wereld rond, En ik hoopte, Vertrouwde, Dat het zijn plek Vinden zou; Een plek Die niet aan mij Toebehoren kon. Maar nu sta ik Met open handen Voor een geschenk Dat, reizend door de tijd, Nu bij mij gekomen is. Ik mag op mijn beurt Plek zijn, plaats zijn Ongedacht, nimmer toegeëigend. Ooit stond ik In jouw plaats Ik zie jou aan, En zie mijzelf Als in een spiegel.

Page 87: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

42

Box 6: Instructie voor de ontvanger Je hebt een prachtig geschenk ontvangen. Nu worden de rollen omgedraaid: jij bent de gever, en de ander is nu de ontvanger, van hetzelfde geschenk. De opdracht is om het geschenk aan de ander terug te geven. Probeer daarin letterlijk een ‘spiegel’ voor de ander te zijn. Dat wil zeggen: probeer om het geschenk te geven op de manier zoals het aan jou gegeven is, met dezelfde woorden, dezelfde gebaren, dezelfde intentie. Vertel daarbij eerst aan je gesprekspartner in welke rol hij/zij zit: dat is dus dezelfde rol die jij zelf eerst als ontvanger speelde (bv: de rol van nabestaande). Neem even de tijd om je in te leven in je rol als gever, en je voor te bereiden op het teruggeven van het geschenk. En heb vertrouwen dat je het precies goed zult doen!! Ter toelichting nog enige theoretische onderbouwing van het gedicht ‘het geschenk’. In het gedicht wordt getracht om op evocatieve wijze (zie § 3.1) het perspectief te openen waarin de gever niet onderscheiden is van het geschenk, en waarin de gever niet onderscheiden is van de ontvanger. Dit sluit aan bij het eerder genoemde paradigma van eenheid. Wat ook wordt getracht is om de gever aan te moedigen om het geschenk met heel diens mens-zijn te geven. Dus niet alleen in woorden, maar ook in bredere zin ‘belichaamd’: geven met handen, stem en ogen. Een mens geeft niet alleen vanuit de innerlijke mens, maar ook als uiterlijke mens, met de eigen talenten, persoonlijkheid en eigenheid.39 Het perspectief van vertrouwen is direct ontleend aan de praktische aandachtspunten (zie § 2.4): een vertrouwen en geloof in het eigen geschenk, het eigen hart. Gewoon doen, ook al lijkt het niet makkelijk. Dit praktische punt is in de eerste fase van het onderzoek door ritueelbegeleiders zelf aangedragen40. Het beeld van de spiegel sluit aan bij de doelstelling van het onderzoek, waarin wordt omschreven dat ritueelbegeleiders met elkaar tot een profilering moeten komen. In het onderzoeksplan is dit aspect van de doelstelling eerder toegelicht als: “Ritueelbegeleiders worden dus voor elkaar een soort ‘tegenover’ of ‘spiegel’, met de functie om zo, in groepsverband of in meerdere tweetallen, tot een gezamenlijke profilering van het beroep te komen.”41

5.2   Procedure   De werkvorm van het geschenk is onderzocht door ritueelbegeleiders met deze werkvorm te laten werken. Dat gebeurde in een werkbijeenkomst van twee uur. In hoofdstuk 1 is de opzet en uitvoering van het onderzoek al besproken. In deze paragraaf wordt nog iets specifieker ingegaan op de procedure.

39 Zie ook Stoof, 2014, § 1.10 40 Stoof, 2014, § 2.3 41 Stoof, Mulder & Van Leeuwen, 2014, p. 7

Page 88: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

43

De opbouw van de werkbijeenkomst was als volgt: • Opening, benoemen van het doel en werkwijze van de werkbijeenkomst • Demonstratie van de werkvorm • Uitvoeren van de werkvorm in tweetallen • Invullen van vragenlijst I • Groepsinterview (NB: Er was geen tijd meer om, op basis van de werkvorm, de 6 aspecten

van het identiteitsdocument in te vullen. Daarom werd bij het groepsinterview de vraag gesteld of de deelnemers dachten dat de werkvorm helpt om de zes aspecten in te vullen.)

• Afsluiting en uitdelen van vragenlijst II.  In bijlage 6 staat een overzicht van alle gebruikte meetinstrumenten en databronnen.  

5.3   Resultaten   De resultaten van het onderzoek naar de werkvorm van het geschenk worden besproken aan de hand van de drie deelvragen, genoemd in § 1.1: 1. Helpt de werkvorm ritueelbegeleiders om de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding

expliciet te maken? Waarom wel / niet? 2. Helpt de werkvorm ritueelbegeleiders om authentiek te zijn in het expliciteren van eigenheid

en waarde? Waarom wel / niet? 3. Hoe kan de werkvorm volgens ritueelbegeleiders worden verbeterd? De resultaten zijn zoveel mogelijk in de eigen woorden van de participerende ritueelbegeleiders weergegeven. Hierbij zijn veel citaten gebruikt, omdat er veel gebeurt in deze werkvorm en om de ‘rijkheid’ en diepgang van de data zoveel mogelijk intact te laten. Meer informatie over de analyse is te vinden in § 1.6. Helpt  de  werkvorm  ritueelbegeleiders  om  de  eigenheid  en  waarde  van  ritueelbegeleiding  expliciet  te  maken?  Waarom  wel  /  niet?   Inhoudelijke aspecten Eigenheid en waarde. Alle zes ritueelbegeleiders die de werkvorm van het geschenk hebben toegepast, zeggen dat de werkvorm van het geschenk helpt om de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding expliciet te maken. Het “inspireert tot het benoemen van eigenheid en waarde.” Twee ritueelbegeleiders zeggen dat het in deze werkvorm precies gaat om wie je als ritueelbegeleider bent: ontvanger en teruggever. Een andere ritueelbegeleider zegt dat een ritueelbegeleider in deze werkvorm kan ontdekken wat de wisselwerking tussen ontvangen en geven is, en geeft daarbij aan: “dat kun je niet doceren, vertellen”. De werkvorm roept ritueelbegeleiders op om zich in de eigen motivatie en in zichzelf te verdiepen: “Wie ben ik, waarom doe ik dit werk zo graag, wat is mijn talent/toegevoegde waarde die ik de mensen kan aanbieden?” Men geeft daarbij ook aan dat men zich eigenlijk niet zo bewust is van wat men te bieden heeft, en dat datgene wat men geeft zo’n impact kan hebben. Eén ritueelbegeleider is iets

Page 89: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

44

kritischer en zegt: de werkvorm helpt deels om de eigenheid en waarde expliciet te maken, maar “ik weet niet of je de totaliteit van onze eigenheid/waarde hebt.[…] Ook verpleegkundigen geven veel aan patiënten. […] Welke eigenheid/waarde […] is nou specifiek voor ritueelbegeleiders? Want veel van wat genoemd werd past bij meerdere beroepsgroepen.” Wat ritueelbegeleiders betekenen voor wie. Alle ritueelbegeleiders hebben, na deze werkvorm, meer zicht op wat ritueelbegeleiders kunnen betekenen en voor wie. Vier ritueelbegeleiders spreken daarbij van een eye-opener, een kwartje dat viel, iets waarvan men zich bewust is geworden of dat men ergens achter is gekomen: “Voor mij was het echt een eye-opener om mijn geschenk terug te krijgen. Bij mij viel toen het kwartje: ik geef mensen terug wat zij mij geven”, “Het was voor mij een eye-opener om te zien wat ik te bieden heb en hoeveel dit kan betekenen. Door het teruggeven van het geschenk kwam er een diepere dimensie die het geschenk nog meer waarde gaven”, “Deze werkvorm heeft mij bewust gemaakt dat schenken en ontvangen niet zonder elkaar kunnen”, en “Wat natuurlijk mooi was, was dat we erachter kwamen dat het geschenk begint bij de familie. Zij zijn de eersten die geven en wat wij in een dienst doen is hún verhaal teruggeven, in hún woorden en in woorden die hetzelfde zeggen, maar net iets anders kunnen klinken.” In aanvulling op deze vier ritueelbegeleiders spreekt een vijfde ritueelbegeleider meer in termen van ‘iets dat binnenkomt’: “Nou, dat beeld van ontvanger zijn is wel binnengekomen. Dat is toch precies de mooiste meerwaarde die je als ritueelbegeleider hebt: terug kunnen geven wat je hebt mogen ontvangen. Je bent dus ook een soort spiegel.” Een zesde ritueelbegeleider zegt dat de werkvorm “erg verhelderend was voor mijzelf.” Diepste drijfveren. Op de vraag of men tijdens de werkvorm aanwezig was bij wat hen ten diepste drijft, antwoorden de ritueelbegeleiders positief. Hierbij verwijst men onder andere naar de eerder genoemde eye-opener, met de toelichting: “Ik wil mensen teruggeven wat zij mij geven. Daarmee krijgen zij een persoonlijk afscheid, dat iedereen verdient.” De werkvorm sluit soms ook precies aan bij datgene waar men zelf mee bezig is: “precies in de roos waar ik het meest mee bezig ben […] hoe het zit met geven en ontvangen in relaties. Wat mij ten diepste drijft, steeds meer, is sowieso een tocht naar binnen en vandaar weer naar buiten, en dat gaat over geven en ontvangen. Het beste van jezelf geven doet mij ontdekken wat mijn bestemming is, mijn doel/zin in het leven.” Andere ritueelbegeleiders spreken over de diepste drijfveren in termen van verdieping of verrijking: “Ruimte geven aan en delen van elkaars persoonlijke drijfveren, ideeën en ervaringen verrijkte mijn gedachtegang”, en “Ik vind het geweldig om met deze manier van werken nog meer te verdiepen en te zien dat het bijna magisch is wat met de ander doet.” Weer een andere ritueelbegeleider omschrijft op welke wijze deze de eigen drijfveren voelde: “Ik voelde: het er mogen zijn voor een ander, dienstbaar zijn en ook daarnaast mijn inbreng en mogelijkheden aanreiken.” Vertrouwen dat er liefhebbers zijn. Op de vraag of men bij de werkvorm vertrouwen heeft dat er liefhebbers zijn voor wat men ten diepste wil betekenen, antwoordt men heel divers. Twee ritueelbegeleiders antwoorden dat zij dat vertrouwen hebben, niet door de werkvorm, maar de praktijk. De werkvorm kan wel maken dat men zich meer bewust wordt van dit vertrouwen. Ook een andere ritueelbegeleider verwijst naar de praktijk: mensen weten vaak niet wat ritueelbegeleiders doen en hoe. Dat weet men pas nadat men met een ritueelbegeleider heeft samengewerkt: “eenmaal ermee kennisgemaakt is het fijn als je terug hoort dat ze blij zijn met mij als begeleider en dat er ook bij hen diepe lagen zijn aangeboord.” Een laatste ritueelbegeleider buigt de vraag om: “Het mooie, tegelijk het meest moeilijke, is dat je als

Page 90: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

45

ritueelbegeleider vertrouwen dient te hebben in jezelf […] ik ervaar dit als intiem, van een ander niveau.” Bezig zijn met geschenk. Op de vraag of men bij de werkvorm het gevoel had met datgene wat men te geven heeft (een geschenk dat ergens nodig is) antwoorden de ritueelbegeleiders positief. Soms voelt men dat bij het geven, dan weer bij het ontvangen: “Het kristal was precies wat [naam] nodig had op dat moment!”, “Bij het zelf geven niet. Dit ging nogal nonchalant en laconiek. Bij het terugkrijgen veel meer.” Een ritueelbegeleider geeft aan wat lastig is: “Een grens trekken, vertrouwen hebben dat er een moment van verzadiging, van 'voldoende' is, blijkt voor mij erg lastig.” Een andere ritueelbegeleider licht toe waar het eigen geschenk uit bestaat: “Ik ga er vanuit dat -en ik mag dat ook ervaren- dat ik mensen wat te bieden heb. Ruimte voor te zijn wie ze zijn, eerlijkheid (zuiverheid?!) daarin en genoeg levenservaring om ook de gekwetstheid, de pijn, de woede, de lelijkheid en de slechtheid van mensen te kunnen handelen.” Procesmatige aspecten Invullen van identiteitsbewijs. Wat ritueelbegeleiders het meest helpt bij het invullen van de zes aspecten van het identiteitsbewijs, is het samenwerken met elkaar. Samenwerking is belangrijk om eigenheid en waarde duidelijk te krijgen voor een hele beroepsgroep, juist omdat iedereen toch weer net anders is. Het samenwerken biedt ook mogelijkheden om te ontdekken met welke passie en missie men in het vak staat. Voor één ritueelbegeleider is samenwerking het meest essentiële aspect van de werkvorm: “De samenwerking met andere ritueelbegeleiders vind ik heel wezenlijk. Nu ik erover nadenk is dat voor mij het meest essentiële, maar je kunt niet zonder theoretisch kader en de verwoording en uitvoering in de praktijk.” Ook de werkwijze van het geschenk helpt bij het invullen van het identiteitsbewijs. “Het geschenk was een goede manier voor een verhelderende zelfreflectie, maar ook: een je verdiepen in de ander.” De werkwijze helpt om in ieder geval een aantal van de zes aspecten in te vullen, zo werd ook tijdens groepsinterview gezegd. Ritueelbegeleiders verschillen van mening welke aspecten op basis van de werkvorm kunnen worden ingevuld. Men noemt: missie en merkbelofte, unieke kracht, waardeoriëntatie, kernwaarden, ideologie. Ideologie wordt echter ook gezien als lastig in te vullen, samen met visie en ambitie. Men geeft aan dat er vooral meer tijd nodig is om het identiteitsbewijs in te vullen. Twee ritueelbegeleiders geven aan dat het formulier met de uitleg van de zes aspecten ook helpt om het identiteitsbewijs in te vullen. Het formulier is “iedere keer weer nodig om voor mezelf helder te krijgen wat wat ook alweer is” en “geeft een kader en eerste aanzet tot inventariseren”. Eigenheid en gezamenlijkheid. De ritueelbegeleiders ervaren tijdens de werkvorm ruimte voor zowel eigenheid als gezamenlijkheid. Er is ruimte voor eigenheid, doordat eenieder het geschenk kan geven zoals hij zij dat wil. Eigenheid mag er bovendien zijn door de vraagstelling en de opdracht. Ook in de gezamenlijkheid komt men tot de ontdekking dat de eigenheid er mag zijn: “Tot mijn verbazing (niet geloven dat het kan) wordt het ontvangen, mag het er zijn. Mijn 'geschenk' werd ontvangen en zelfs teruggegeven, door mij ontvangen.” Ruimte voor gezamenlijkheid ervaart men ook in herkenning en in taal: “Bij het bekijken wat waarde en eigenheid is, komen dan toch een heleboel begrippen overeen en vond ik ook duidelijk herkenning in de waarde en eigenheid die bij anderen benoemd werden.” Een ritueelbegeleider verwoordt hoe diens eigenheid maar ook gezamenlijkheid in de werkvorm ruimte kreeg: “Mijn eigenheid is, vind ik, om de woorden te vinden die de mensen zelf zouden

Page 91: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

46

willen gebruiken om hun situatie, hun verhaal en gevoelens weer te geven. Dat lukte naar [naam] toe en ook de groep ervoer dat hier iets bijzonders gebeurde. Ik raakte met mijn woorden het hart/ het gevoel van [naam]: een hele speciale belevenis. Ik vergelijk dit met de mensen die tijdens de bijeenkomst naar elkaar knikken, of emotioneel worden , of later naar me toekomen om te zeggen: Ja, zo was het! Dan heb ik ook echt het besef en gevoel dat we er SAMEN een mooie bijeenkomst van hebben gemaakt en dat spreek ik dan ook uit naar de ander(en) toe.” Gespreksverloop. De meeste ritueelbegeleiders vonden niet dat het gesprek wel eens bleef hangen. Men kon vrij spreken en vrij vertellen, “dankzij de open opdracht”. De werkvorm leidde tot “veel en associatief denken en op elkaar reageren; het maakte beelden, woorden en de gelaagdheid van woorden vrij. Daardoor werd het beeld van de ritueelbegeleider verrijkt.” Anderen zeggen: “Juist door het praten over het geschenk bleef de dialoog stromen” en “Ik had nog wel een uur willen doorgaan en zo van iedereen haar opmerkingen ten aanzien van haar geschenk en het ontvangen te horen.” Eén ritueelbegeleider ervoer wel dat het gesprek op een bepaald punt bleef hangen: “In mijn duo stokte het even bij het teruggeven. Het geschenk dat ik kreeg was een verhaal van een paar minuten. […] Uiteindelijk heb ik het niet letterlijk teruggegeven. Dan zou ik het weer moeten voorlezen.” Steun van en door elkaar. De meeste ritueelbegeleiders voelen zich door elkaar gesteund. Men ziet en voelt dezelfde passie, wat hele ontroerende momenten gaf. Men zit in hetzelfde bootje, en dat geeft vertrouwen. Men voelt “eensgezindheid en openheid: we durfden elkaar aan te vullen en daardoor verwoordden we gezamenlijk onze motivatie en problemen bij het erkend worden.” Eén ritueelbegeleider weet niet zeker of ‘gesteund’ het goede woord is. Wel werd herkenning en waardering over en weer duidelijk gevoeld. Aansluiting werkvorm bij ritueelbegeleiders. Uit het geheel van de antwoorden op de vragenlijsten en het groepsinterview lijkt verder het beeld naar voren te komen dat de werkvorm van het geschenk aansluit bij het ritueelbegeleider-zijn. Dat wil zeggen: de werkvorm vraagt van ritueelbegeleiders om te doen wat zij in de praktijk als ritueelbegeleider ook doen: werken met symbolen, werken met onzichtbare of onzegbare dingen: “[Ik heb de werkvorm ervaren als] werken met symbolen en dat is op mijn/ons lijf geschreven, want dat past bij het vak. Het roept een vrije associatie op en samen pratend komt er nog veel meer.” En: “zelfs na een paar dagen waarin ik weer veel heb meegemaakt, vind ik dat de werkvorm krachtig is. Omdat het echt iets doet met eigen symboliek.” In het groepsinterview gaf men ook aan dat men zich helemaal bij deze werkvorm thuis voelt: “Dat is ook waarom ik graag ritueelbegeleider wil zijn. Dat je al die dingen die je niet echt in woorden enzo kunt zeggen, kun je daarmee wel uitzenden en ontvangen. Dat is ook wat er met mensen gebeurt met wie je dan werkt, en dat is allemaal onzichtbare dingen, maar die gebeuren wel. En dat maakt het waardevol en mooi, vaak. [vraag van de onderzoeker: En zou je dan zeggen dat dat dan ook kan gebeuren in deze werkvorm? Deelnemer:] JUIST. […] Door dingen te gaan doen, en in symboliek te doen, dan gaat het ook om het ervaren en het voelen, en dan komen ook dingen samen. Denken en emotie, alles wat je hebt. Dat is de kracht van symboliek en van niet-talige werkvormen, zeg maar. Vind ik, voor mij. Dat is waarom ik dit vak zo mooi vind.” Werken met symbolen geeft ritueelbegeleiders in een werkvorm ook ruimte: “realiteit kan zo hard zijn, en met beelden en symbolen kun je gewoon ruimte geven, en ieder kan dan zijn waarde eraan hangen. Kan er iets mee doen wat hij wil.” En “Met symbolen werken is zachter

Page 92: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

47

dan de realiteit waar verontschuldigingen snel de kop opsteken. Met een symbool kun je omschrijven.” Opbouw in de drie werkvormen. Eén ritueelbegeleider gaf tijdens het groepsinterview aan dat deze een opbouw in de drie werkvormen van het identiteitsvragendoosje, de finishfoto en het geschenk ervaart: “De eerste keer was het puur theorie, en vragen beantwoorden; de vorige keer was het met die foto’s werken, dus daar gingen we al naar de beelden, en een beetje gebonden aan de foto’s, en wat dat met ons deed over en weer, en ook daar de verschillende invalshoeken; en dan lijkt het nu of het gewoon een derde stap is, dat je er ook iets mee kunt DOEN. En dat ik dan nu een ruimte ervaar en een afgerond geheel, deze vorm.” Helpt  de  werkvorm  ritueelbegeleiders  om  authentiek  te  zijn  in  het  expliciteren  van  eigenheid  en  waarde?  Waarom  wel  /  niet?   Uitkomen op een ongedacht punt. Vijf van de zes ritueelbegeleiders voelen bij deze werkvorm ruimte om uit te komen op een punt dat men van tevoren nooit had kunnen bedenken of vermoeden. Bij drie van hen lijkt het om een soort meerwaarde, verdieping en verbreding te gaan: “Ik had niet verwacht wat de impact van deze manier van werken is. In korte tijd heel veel meer ‘bagage’ aan verdieping, verbreding wat het krijgen van het geschenk met mij doet.” En: “Diepe lagen bereik je niet als je ‘alleen maar’ praat. Dat is ook waarin ritueelbegeleiding zo waardevol is!” En: “Wat bij mij naar boven komt kan ik vertellen, delen en dan voel ik me gezien en gehoord. Plus een toegevoegde waarde, zoiets als 1+1=3.” Een andere ritueelbegeleider licht toe dat de werkvorm met symbolen associatief is. Dat geeft ruimte om uit te komen op een ongedacht punt, want: “je weet nooit wat het geschenk bij de ander oproept.” Bij weer een andere ritueelbegeleider ontstaat die ruimte doordat de werkvorm mogelijkheden opent: “bij mezelf, de ander. Het gaf me een goed gevoel van: de ander letterlijk zien zitten, en het beste eruit te willen halen van mens tot mens.” Eén ritueelbegeleider heeft niet het idee dat er nieuwe dingen naar voren zijn gekomen in de werkvorm. “Wel weer meer bewustwording.” Wat ook kan worden geïnterpreteerd als ‘uitkomen op een ongedacht punt’ zijn de uitspraken van ritueelbegeleiders waarbij men verwijst naar ‘een eye-opener, een kwartje dat valt, iets waarvan men zich bewust is geworden of iets waar men achter is gekomen’ (zie ook onder het kopje ‘wat ritueelbegeleiders betekenen voor wie’ en ‘eigen geschenk terug ontvangen’). Sommige ritueelbegeleiders gebruiken ook het woord ‘magisch’: “[ik ervaar de werkvorm als] magisch. Er gebeurde echt iets met mij” en “[ik ervaar de werkvorm als] “geweldig en magisch, zoals gezegd. Dit omdat ik een antwoord heb gekregen op mijn vraag: hoe kan ik geven zonder weet te hebben van een ontvangen? Sinds gistermiddag weet ik, dat ik eerst dien te ontvangen.” Iemand zegt ook dat de werkvorm zelf als een geschenk wordt ervaren. Uiteindelijk komen ritueelbegeleiders in het groepsinterview met elkaar op de term ‘omkering’. “De omkering zit hem volgens mij dus DAAR in, dat wij denken dat we iets te bieden hebben, te geven, maar we hebben vooral te ontvangen.” In § 5.4 wordt het principe van ‘omkering’ verder uitgewerkt. Het gedicht. Drie ritueelbegeleiders voelen zich geraakt of ontroerd door het gedicht. Dat geraakt of ontroerd zijn leidde tot de volgende dingen: “Het maakte me open om te ontvangen”, “gezien worden”, “verdieping, en meteen: dat wil ik graag hebben.” Een ritueelbegeleider schrijft: “Mooi gedicht. Haalt het hart erbij.” Een ander zegt dat vooral het gedeelte van ‘geven’

Page 93: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

48

aanspreekt. Bij één ritueelbegeleider raakte het gedicht minder, maar dit kan ook komen doordat deze wat later arriveerde: “Mogelijk heb ik het gedicht gebruikt om nog goed aan te komen.” Eigen geschenk terug ontvangen. Drie ritueelbegeleiders geven aan dat zij hun geschenk terugkregen op een wijze waarbij door de gever net iets andere of nieuwe woorden werden gebruikt. Dat maakte het terugontvangen bijzonder, onverwacht. Men vertelt: “Het geeft een andere kijk, een meerwaarde: de andere kant van de medaille en daardoor verrassend! De ontvanger laat weten waarin hij gezien, gehoord is” en “nieuwe woorden en inzichten werden toegevoegd” en “[…] nieuwe woorden waardoor de symboliek nog rijker wordt, waardoor je licht werpt op eigenheid en waarden.” Men krijgt ook meer terug dan wat men gegeven heeft: “op het moment dat je terugkrijgt wat je zelf gegeven hebt, dan komen er toch andere woorden bij – verruimt het gewoon eigenlijk in wat het betekent, en het verdiept ook, dus het wordt groter.” In het groepsinterview spreekt men over een eye-opener bij het terug ontvangen van het eigen geschenk: “uiteindelijk kreeg ik… mezelf terug. En dat was voor mij wel even een eye-opener: dat komt veel meer binnen als wat ik geef. Want ik geef inderdaad mezelf in een dienst, maar wat denk ik veel belangrijker is, is dat ik teruggeef wat mensen MIJ gegeven hebben. DAT komt binnen.” Anderen voelen herkenning: “Herkenning door de kracht van verhalen en de risico’s om niet aan te sluiten”, en “mijn woorden van het geven zaten daarin mooi verweven”. Eén ritueelbegeleider schrijft dat het terugontvangen als verrassend werd ervaren: “Kreeg naar aanleiding van het geschenk een beschrijving van mezelf terug. Mooi.” Geschenk aan de ander teruggeven. Op de vraag hoe het was om het geschenk van de ander aan hem/haar terug te geven, antwoorden de ritueelbegeleiders heel gevarieerd. Sommigen vinden het moeilijk: “het voelt als een soort sigaar uit eigen doos geven met andere woorden en intuïtie” en “ik merkte dat ik moeite moest en wilde doen om het geschenk zo authentiek mogelijk terug te geven.” Anderen ervaren het teruggeven als bevestigend: “Teruggeven was bijzonder omdat ik mijn gevoel kon delen met de ander. Het was de eerste keer ontvangen als een uitleg; het teruggeven was bevestigend”, en: “goed om te laten merken hoe het geschenk ontvangen is.” Andere woorden die worden gebruikt bij het teruggeven zijn ‘warm’ en ‘herkenning’. Ook wordt het soms als verdiepend ervaren: “het gaf ook verdieping en verbreding aan het geschenk”. Bij het groepsinterview werd gezegd dat je bij het geven iets neerzet, maar dat bij het teruggeven het gevoel erbij komt. Teruggeven wordt ook verbonden met uniciteit: “Als het cadeau met dezelfde woorden gegeven wordt aan [naam], […] komt zij met een heel andere teruggave dan ik.” Eén ritueelbegeleider geeft aan dat het teveel was om het geschenk terug te geven. Hoe  kan  de  werkvorm  volgens  ritueelbegeleiders  worden  verbeterd?   Enkele ritueelbegeleiders noemen als verbeterpunt voor de werkvorm: meer tijd. Ook geven enkele ritueelbegeleiders aan dat de structuur van de werkvorm belangrijk is, en dat iemand de helikopterview in de gaten moet houden. Een suggestie is om in plaats van in tweetallen in drietallen te werken, waarbij de derde persoon observator en gespreksleider is bij het invullen van het identiteitsbewijs. Een ritueelbegeleider noemt als een aandachtspunt bij deze werkvorm dat emoties wellicht in de weg kunnen zitten: “Wat in de bijeenkomst mooi was, was dat mensen letterlijk geraakt werden.

Page 94: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

49

Ik denk echter dat dit lastig is wanneer je deze werkvorm gaat toepassen om een identiteitsbewijs in te vullen. Dan kunnen zulke emoties in de weg zitten.” Een laatste punt dat werd genoemd is niet zozeer een verbeterpunt maar “een wens, een ervaring, een voorwaarde: ruimte krijgen om zelf te ontdekken wat ‘geven en ontvangen en geven’ oftewel ‘ontvangen en geven en ontvangen’ met je doet.”

5.4   Resumerend:  de  eigenheid  en  waarde  van  ritueelbegeleiders   In de voorgaande paragraaf was een belangrijk resultaat van de werkvorm van het geschenk een ‘omkering’ in het denken over wat men als ritueelbegeleider eigenlijk doet. Deze omkering werpt licht op de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiders. Het doel van dit onderzoek was niet om de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding op definitieve wijze expliciet te maken; dat zal in een later stadium moeten gebeuren binnen de gehele beroepsvereniging. Het doel van dit onderzoek was slechts om te onderzoeken welke werkwijzen hen hierbij het beste kunnen helpen. Echter, de ‘omkering’ is voor de ritueelbegeleiders zelf zo’n eye-opener, dat enige uitwerking wel op zijn plaats is. In deze paragraaf wordt daarom dieper ingegaan op de ‘omkering’ in het denken van deze zes ritueelbegeleiders en de wijze waarop eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding daarin oplicht. De omkering komt het beste tot uitdrukking in een langere dialoog uit het groepsinterview. De dialoog is weergegeven in box 7, en wordt daarna toegelicht vanuit het perspectief van de onderzoeker. Box 7: Dialoog bij ‘het geschenk’ Participant 842: “Ik heb zeg maar dit dingetje net aan [participant 5] gegeven. [participant 5] gaf het aan mij terug en [participant 5] gebruikte net iets andere woorden waardoor je toch denkt: o, dit kan ook nog, oooo… en dat gaat inderdaad over jezelf. Er zat veel meer in verstopt van wat je zelf bent, want dat kun je ook geven. Alleen je hebt het lang niet altijd door. Dat is volgens mij het moeilijke: je geeft eigenlijk jezelf, alleen dat doe je zonder erbij na te denken, want dat doe je gewoon; maar dat is waarschijnlijk het talent. Participant 6: maar ik denk dat het belangrijkste wat wij geven is juist teruggeven wat die ander aan ons gegeven heeft. Ik denk dat daar inderdaad onze kracht zou moeten liggen. [instemming bij de anderen] Participant 5: ik denk dan ook wel eens… zo zou IK het zeggen, maar het gaat om die familie. Welke woorden hebben ZIJ gebruikt? En dat vond ik altijd een hele goede opmerking vanuit de opleiding, dat je dus ook dingen die mensen letterlijk zeggen, kun je heel goed gebruiken in de dienst, want dat geeft die herkenning van: ja, dat vond ik, of: zo was het. He, ik bedoel, misschien kunnen wij het veel mooier of wolliger of wat ook zeggen, maar dat is het dan niet. Participant 8: juist die woorden die zij gebruiken [instemming bij de anderen] Participant 5: en dat is een hele mooie uitdaging. Kijk, ik schrijf als het ware HUN verhaal. En dat is dat het unieke dat je mag doen. Participant 1: zij zijn in feite de gever. [instemming bij de anderen] En ik ben de ontvanger. Participant 3: en wij geven terug. En dan zo min mogelijk onszelf teruggeven, maar inderdaad, teruggeven wat zij gegeven hebben. Participant 8: het is inderdaad een enorme eye-opener, want dit gaat ook in tegen alle marktdenken 42 Zie hoofdstuk 1, tabel 1: participanten.

Page 95: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

50

natuurlijk, waarin je iets moet verkopen, dus geven, al dan niet gewenst… terwijl wat we eigenlijk doen is: ontvangen. Dat is wel interessant. […] Participant 5: en dat heeft ook met dit stuk dat [naam onderzoeker] schrijft, van: hoe BRENG je jezelf dan? Want dat is zo omgekeerd wat je zou denken. Participant 8: precies, de omkering zit hem volgens mij dus DAAR in, dat wij denken dat we iets te bieden hebben, te geven, maar we hebben vooral te ontvangen. Dus dat is de andere beweging. Participant 5: ja, geen product, wij hebben geen product. Participant 7: ja inderdaad hee. Participant 8: als een grote ontvangstinstallatie. Met een vertaalding ervoor.” Dus waar bestaat de omkering uit, die ritueelbegeleiders bij de werkvorm van het geschenk ervoeren? Voorafgaande aan de werkvorm had men het idee: wij hebben als ritueelbegeleiders iets te geven. In het denken over profileren nam men dat dan ook als uitgangspunt: wij hebben iets te geven (een product) en daar zoeken we liefhebbers voor. Tijdens de werkvorm echter, kwam men tot de ontdekking dat men niet in de eerste plaats geeft, maar ontvangt. Men heeft geen product (zie box 7). Ritueelbegeleiders zijn als een grote ontvangstinstallatie: men ontvangt het verhaal van bijvoorbeeld nabestaanden (die dus de eerste gever zijn!) en ritueelbegeleiders geven dit verhaal terug, zoveel mogelijk in de woorden van de nabestaanden. Tijdens deze werkvorm deed men iets soortgelijks, omdat de opdracht was: geef het geschenk aan de ander terug, en gebruik daarbij zoveel mogelijk dezelfde woorden. Daarbij kwam men erachter dat in het eerste ‘geven’ veel meer besloten ligt dan waar men zich bewust van is. Zoals in box 7 wordt gezegd: “Er zat veel meer in verstopt van wat je zelf bent, want dat kun je ook geven. Alleen je hebt het lang niet altijd door.” Wanneer de ander het geschenk teruggeeft, gebruikt de ander toch net iets andere woorden. En daarin ontdekt de gever wat hij of zij, onbewust, nog meer gaf in het geven. De oorspronkelijke gever krijgt dus zichzelf terug (zie ‘eigen geschenk terug ontvangen’), maar door de ander, in het ‘samen’ dat zo belangrijk wordt gevonden door ritueelbegeleiders, krijgt men meer van zichzelf terug. Er treedt verdieping en verruiming op: “op het moment dat je terugkrijgt wat je zelf gegeven hebt, dan komen er toch andere woorden bij – verruimt het gewoon eigenlijk in wat het betekent, en het verdiept ook, dus het wordt groter” (zie ‘eigen geschenk terug ontvangen’). In het ‘samen’ ontdekt men dus wie men (nog meer) is. Men ontdekt zichzelf bij en door de ander. Dit laatste gebeurt ook bij ritueelbegeleiders in de praktijk. Wanneer zij iets geven, in contact met bijvoorbeeld nabestaanden, dan geven zij zichzelf (zie ‘eigen geschenk terug ontvangen’) of het beste van henzelf (zie ‘diepste drijfveren’). Maar wat zij daarin wezenlijk doen, is dat zij teruggeven wat zij eerder van de nabestaanden ontvangen hebben. Dat doen zij dus zoveel mogelijk in de woorden van de nabestaanden. Elke ritueelbegeleider doet dit teruggeven op unieke wijze (zie ‘geschenk aan de ander teruggeven’). We zouden kunnen stellen dat deze ‘ommekeer’ inhoudelijk een perspectief op eigenheid en waarde opent dat authentiek te noemen is. Niet het eigenbelang staat centraal, maar het belang van de ander: om het verhaal en meer dan dat van de ander te ontvangen en om dat zo goed mogelijk, als en met zichzelf, terug te geven. Het ‘oude denken’ is doorbroken: er heeft een ‘ommekeer’ plaatsgevonden, waarvan men zelf constateert: dit gaat in tegen alle (oude) marktdenken. Men constateert zelfs, terecht of onterecht: wij hebben geen product. Wat betekent dit voor de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding?

Page 96: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

51

Eigenheid. De gemeenschappelijke eigenheid van ritueelbegeleiders is dus dat men ontvangt en teruggeeft wat bijvoorbeeld nabestaanden in de eerste plaats geven. En wat men geeft, kan ook onzichtbare of onzegbare dingen betreffen (zie ‘aansluiting werkvorm bij ritueelbegeleiders’). Het unieke daarin is dat elke ritueelbegeleider het teruggeven op een eigen wijze doet, met eigen woorden (en wellicht symbolen). Waarde. De waarde is dat, door het verhaal van nabestaanden in zoveel mogelijk dezelfde woorden terug te geven, het verhaal niet slechts verstaanbaar en herkenbaar is, maar dat nabestaanden zichzelf en meer van zichzelf (en van de overledene?) terugontvangen. Het is in wezen een meerwaarde, omdat een ritueelbegeleider het verhaal nooit precies hetzelfde teruggeeft, maar in eigen en unieke bewoordingen (zie ‘wat ritueelbegeleiders betekenen voor wie’). De waarde of meerwaarde die ritueelbegeleiders hebben, komt tot uitdrukking wanneer nabestaanden dingen zeggen als: “wat je me toen gegeven hebt, dat is zo kostbaar, dat draag ik nog steeds met me mee.” (uit het groepsinterview). Daar doet men het voor. Dat is het grootste geschenk dat een ritueelbegeleider kan ontvangen: in de reacties van nabestaanden krijgt een ritueelbegeleider zichzelf en meer van zichzelf terug. En dat is een zinvolle ervaring bij uitstek. Zoals een van de ritueelbegeleiders schrijft: “het beste van jezelf geven doet mij ontdekken wat mijn bestemming is, mijn doel/zin van het leven, en dat ervaren, mag ik dan af en toe ontvangen.” Het is interessant om met deze ‘bril’ omtrent eigenheid en waarde terug te kijken naar de resultaten van de twee andere werkvormen. Met terugwerkende kracht worden daar dingen zichtbaar die eenzelfde eigenheid en waarde lijken uit te dragen. Bijvoorbeeld: bij werkvorm 1, het identiteitsvragendoosje, zegt één van de ritueelbegeleiders (participant 10, een man die niet bij werkvorm 3 aanwezig was) het volgende. “Als ik zou dromen, dan zou de gemeenschap van ritueelbegeleiders er zo uit zien: […] De gemeenschap van begeleiders vervaagt en het brandpunt verschuift naar de mensen die ons vragen. Hun levens vullen de droom. Wij zijn er voor hen. Zo kom ik in beeld om het ‘verhaal’ van mensen terug te geven.”        

Page 97: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

52

6   Conclusies  en  adviezen      

6.1   Conclusies   De vraag die centraal staat in dit onderzoek, is: Welke werkvorm(en) bieden ondersteuning aan ritueelbegeleiders om, met elkaar, de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding op een authentieke wijze expliciet te maken? Het expliciet maken van eigenheid en waarde gebeurt concreet door de zes aspecten van het identiteitsdocument of identiteitsbewijs in te vullen (zie hoofdstuk 2 en bijlage 1 en 2): • Ideologie: Waar geloof ik in? • Visie: Hoe kijk ik naar de wereld? • Missie en merkbelofte: Wat wil ik betekenen voor mijn klanten? • Unieke kracht: Waarin ben ik het allerbeste? • Waardeoriëntatie en kernwaarden: Hoe wil ik werken? • Ambities: Wanneer los ik mijn merkbelofte in? Een werkvorm genereert het ruwe materiaal waarmee deze zes aspecten gaandeweg kunnen worden ingevuld. In dit onderzoek zijn in drie werkvormen onderzocht in drie case-studies: • het identiteitsvragendoosje (H. 3): men geeft antwoord op vragen als “Waaraan herken je

ritueelbegeleiders?” • de finishfoto (H. 4): aan de hand van foto’s en tekeningen denkt men na over de vraag wat

klanten over 5 jaar ervaren wanneer zij met een ritueelbegeleider in aanraking komen. • het geschenk (H. 5): men geeft een geschenk, dat symbool staat voor datgene wat men als

ritueelbegeleider te bieden heeft. De ander geeft dit geschenk vervolgens zoveel mogelijk op dezelfde wijze terug.

Op basis van de drie case-studies (met resp. 7, 7, en 6 participanten) kan het volgende worden geconcludeerd. • Samenwerking is wezenlijk. Wat uit elk van de drie case-studies naar voren komt, is dat

samenwerking het meest helpt om het identiteitsdocument in te vullen. Op zichzelf is samenwerking niet voldoende, omdat gesprekken dan de neiging hebben om alle kanten uit te waaieren. Maar zonder het samenwerken zou men iets wezenlijks gemist hebben (H. 3). Hier heeft ook de titel van het rapport betrekking op: “Als je bij elkaar zit, dan gebeurt het” (H. 3). De spannende vraag is natuurlijk wat ‘het’ dan is. Wat er bijvoorbeeld gebeurt, is dat het samenwerken ritueelbegeleiders op scherp zet. Men ontmoet verschillen: verschillende denkwijzen, verschillende ervaringen. Maar men ontmoet ook overeenkomsten: worstelingen die men heeft, het gevoel dat men zichzelf als ritueelbegeleider de moeite waard vindt. Heel belangrijk is dat men elkaar begrijpt: ritueelbegeleiders snappen van elkaar wat ze doen (H. 3). Verder groeit het zicht op of het bewustzijn van de kern van het beroep juist door samen te werken. Samenwerken inspireert. Door samen te werken kan er ook consensus ontstaan,

Page 98: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

53

met ruimte voor ieders eigenheid. Juist door samen te werken ontstaat er ook ruimte: om de eigen gedachten te ordenen en te verwoorden (H. 4). Samenwerken biedt verder mogelijkheden om te ontdekken met welke passie en missie eenieder in het vak staat. Een gedeelde passie geeft steun en ontroering. Door samen te werken kan men ervaren dat men in hetzelfde bootje zit, wat bijdraagt aan onderling vertrouwen. Samenwerken is ook nodig om eigenheid en waarde voor een hele beroepsgroep helder te krijgen, juist omdat iedereen toch weer net anders is. Men kan ook herkenning ervaren in de begrippen die men gebruikt. In de samenwerking kan men verder ervaren dat men er mag zijn, als ritueelbegeleider, met de eigen eigenheid. Men kan zelfs ervaren dat men door elkaar meer zicht krijgt op wie men zelf is (H. 5). Dit alles betekent dat een succesfactor bij elke werkvorm is: ruimte bieden aan samenwerking, maar ook de voorwaarden voor een goede samenwerking in het vizier houden. Bij dat laatste valt te denken aan: een basis bieden voor veiligheid en vertrouwen, een sfeer creëren van openheid, en ervoor zorgen dat iedereen aan het woord kan komen.

• Meerdere werkvormen zijn nuttig. Alle drie de werkvormen in het onderzoek helpen om het identiteitsdocument (verder) in te vullen. Een werkvorm zorgt er bijvoorbeeld voor dat de deelnemers een focus hebben en dat gesprekken niet alle kanten opgaan. Dat risico is sterk aanwezig omdat de zelfstandig werkende ritueelbegeleiders elkaar niet al te vaak zien en simpelweg veel te vertellen en te delen hebben. Men heeft behoefte aan contact. Een werkvorm kan er ook voor zorgen dat ritueelbegeleiders niet alleen met hun ratio bezig zijn, maar ook met hun gevoel; en dat ze niet alleen een algemene visie op ritueelbegeleiding schetsen maar ook een meer persoonlijke, spirituele visie (H. 3). Een werkvorm kan er verder voor zorgen dat ritueelbegeleiders wat anders doen dan men gewend is, waardoor men op andere gedachten en perspectieven komt. Dit gebeurt bijvoorbeeld als men met foto’s werkt of tekeningen maakt. Een werkvorm maakt ook dat men zich bewuster wordt van de verschillende perspectieven en ‘eigenheidjes’ die tussen ritueelbegeleiders bestaan (H. 4). Een werkvorm kan mogelijkheden aanreiken voor zelfreflectie (wie ben ik, wat kan ik?), maar tevens de verdieping in de ander stimuleren. Een werkvorm kan ook de diepere lagen in het werken als ritueelbegeleider belichten, en dat wat onzegbaar, onzichtbaar is. Een werkvorm kan verder tot gevolg hebben dat er een omkering in het denken plaatsvindt en ritueelbegeleiders een heel ander perspectief krijgen op hun eigenheid en waarde (H. 5). Op basis van dit onderzoek kan het vermoeden worden geuit dat een breed scala aan werkvormen nuttig kan zijn om het identiteitsdocument in te vullen. Dit is zeker niet beperkt tot de drie werkvormen in dit onderzoek: elke werkvorm zal op een bepaalde wijze een bijdrage kunnen leveren. Aanvullende werkvormen desgewenst kunnen worden ontwikkeld door ritueelbegeleiders zelf, bijvoorbeeld door één van de vele werkvormen van Kaj Morel te combineren met een principe van Meister Eckhart (zie H. 2).

• Anagogische principes kunnen leiden tot een andere opbrengst. In dit onderzoek is bij elke werkvorm een principe van Meister Eckhart toegepast, met als doel om authenticiteit / een juiste intentie te waarborgen (zie H. 2). Die intentie bestaat eruit dat in werkvormen niet het eigenbelang wordt nagestreefd, maar het belang van de ander. Theoretisch levert Meister Eckhart principes aan waarbij eigenbelang niet kan bestaan. Het principe van afgescheidenheid heeft gestalte gekregen in werkvorm 1 en 2. In werkvorm 1 werd door middel van een evocatief gedicht getracht om een perspectief te openen waarbij een verhaal zichzelf vertelt (anagogische betekenis, zie § 3.1). De ritueelbegeleider als verteller-in-het-hier-en-nu (‘uiterlijke mens’) schuift als het ware naar de rand en de eigenlijke verteller is degene die geen eigenbelang kent maar één is met al het andere (‘innerlijke mens’). In dit

Page 99: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

54

onderzoek is niet onderzocht of het betreffende gedicht werkelijk tot een toestand van afgescheidenheid leidt. Maar wel kan worden geconcludeerd dat het gedicht in deze werkvorm (in combinatie met een vraag daarna, zie § 3.1, box 3) bepaalde effecten had. Volgens de ritueelbegeleiders zelf maar ook volgens de onderzoekers was er een verschil tussen de antwoorden die men op bepaalde identiteitsvragen gaf voor en na het gedicht. Het belangrijkste verschil is dat men voor het gedicht zakelijk of rationeel antwoordt, en na het gedicht meer vanuit het gevoel (ook: buik, onderstroom van gevoelens en gedachten). Een ander interessant verschil is dat het gedicht sommige ritueelbegeleiders over een blokkade heen hielp die was opgeworpen door een bepaalde vraagstelling. Andere verschillen waren dat antwoorden na het gedicht wat minder goed verstaanbaar waren, en persoonlijker en spiritueler (H. 3). Bij werkvorm 2 werd van eenzelfde soort principe gebruik gemaakt als bij werkvorm 1. Via een meditatie werd het perspectief (of de mogelijkheid) opgeroepen van een beeld dat zichzelf toont. Daarna volgde een opdracht om dat beeld te tekenen. De meditatie bracht weliswaar rust en een moment om even stil te staan, maar het daaropvolgende tekenen ging maar twee van de zeven ritueelbegeleiders makkelijk af. Tekenen is wellicht voor meerdere ritueelbegeleiders een lastige werkvorm. Wat wel treffend is, dat de twee bovengenoemde ritueelbegeleiders een verandering doormaken door de opdracht: na het tekenen heeft men een ander zicht op wat klanten van ritueelbegeleiders ervaren. Wel ervaart bijna iedereen een verschil tussen groepsgesprekken voor en na het maken van de tekening. Het gesprek na het maken van de tekening was beeldender, minder technisch, ‘hartelijker’, dieper en persoonlijker, en men zat er veel meer ‘in’ (H. 4). Samenvattend zouden we kunnen zeggen: de anagogische principes zoals die in de onderzochte werkvormen zijn gebruikt, leiden ertoe dat er een andere opbrengst is van werkvormen (andere antwoorden op vragen, ander zicht op ervaringen van klanten, ander soort groepsgesprek).

• Paradigma van eenheid kan leiden tot omkering in denken. In de derde werkvorm is een ander principe van Meister Eckhart toegepast: het paradigma van eenheid. Dit paradigma berust op de aanname dat er een fundamentele eenheid of intrinsieke verbondenheid tussen alle dingen bestaat (zie § 5.1). De aanname is dat een klant of een concurrent ten diepste niet iemand anders is dan wij zelf zijn. Dat betekent bijvoorbeeld dat wanneer wij een product of dienst leveren, wij dit ten diepste aan onszelf schenken. Deze aanname is de grondslag van de werkvorm van het geschenk: men geeft een geschenk, en de ontvanger geeft dit geschenk zoveel mogelijk in dezelfde bewoordingen terug. Deze schijnbaar eenvoudige werkvorm heeft veel losgemaakt bij de ritueelbegeleiders in dit onderzoek. Men kwam tot de ontdekking dat een ritueelbegeleider niet in de eerste plaats iets geeft, maar vooral iets teruggeeft: het verhaal van bijvoorbeeld nabestaanden. Dit is een fundamentele omkering in het denken over wat ritueelbegeleiders te bieden hebben: dat begint niet bij geven (‘een product aanbieden aan klanten’), maar bij ontvangen (H. 5). De aanname van eenheid is natuurlijk een heel ‘vreemde’ aanname, aangezien we als mens ook ervaringen hebben dat dingen geen eenheid vormen (zie ‘uiterlijke mens’, § 5.1). Maar juist door deze aanname van eenheid consequent toe te passen, zoals in dit onderzoek is gebeurd, is het dus blijkbaar mogelijk dat er een omkering in het denken ontstaat. Verder gaat het hier om een omkering die authentiek te noemen is, en precies past bij identiteitsmarketing, als fundament van het theoretische kader (zie H. 2). Niet het eigenbelang staat centraal, maar het belang van de ander: om het verhaal van de ander te ontvangen en om dat zo goed mogelijk, als en met zichzelf, terug te geven. Het ‘oude denken’ is doorbroken: er heeft een ‘ommekeer’

Page 100: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

55

plaatsgevonden, waarvan men zelf constateert: dit gaat in tegen alle (oude) marktdenken. Men constateert zelfs, terecht of onterecht: wij hebben geen product.

• Verschillen in zicht op eigenheid en waarde. Er zijn verschillen in de mate waarin de werkvormen in dit onderzoek ritueelbegeleiders in staat stellen om te ‘raken’ aan of aanwezig te komen bij hun eigenheid en waarde. Bij werkvorm 1 is dat in grote mate het geval. Men wordt gedwongen om concreet uit te schrijven wat men aan gedachten en idealen heeft. In de discussie worden verder onderliggende gedachten en gevoelens verhelderd. Niet iedereen heeft echter meer zicht op wat ritueelbegeleiders betekenen voor wie. Men heeft niet echt het idee dat men nieuwe dingen heeft gehoord; men is zich hooguit meer bewust geworden van wat men al wist. Sommige ritueelbegeleiders zeggen verder dat ze aanwezig waren bij hun diepste drijfveren: ze konden opschrijven en vertellen wat hen ten diepste bezielde, wat ze echt belangrijk vonden (H. 3). Bij werkvorm 2 zijn de ritueelbegeleiders meer verdeeld: sommigen zeggen dat de werkvorm hen helpt om de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding expliciet te maken, anderen niet. Een kritiekpunt is bijvoorbeeld dat de werkvorm wel herkenning geeft maar geen vernieuwing: men hoort niets nieuws. Een ander kritiekpunt is dat een bepaald aspect van de werkvorm –het tekenen - door sommigen als onprettig werd ervaren. Dat leidt bijvoorbeeld tot nadenken: ‘wat zal ik eens gaan tekenen’, en dat helpt niet mee om bij de eigen diepste drijfveren aanwezig te zijn. Tegelijkertijd zijn de meeste ritueelbegeleiders juist wel aanwezig bij de diepste drijfveren: men wordt zich bijvoorbeeld bewuster van de eigen visie en drive, of het wordt duidelijk dat men waarde toevoegt bij keermomenten in het leven (H. 4). Bij werkvorm 3 daarentegen zijn de ritueelbegeleiders in dit onderzoek zonder uitzondering enthousiast: de werkvorm helpt om de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding expliciet te maken. Men zegt bijvoorbeeld dat het in deze werkvorm precies gaat om wie je als ritueelbegeleider bent: ontvanger en teruggever. Ook hebben alle ritueelbegeleiders meer zicht op wat ritueelbegeleiders kunnen betekenen voor wie. Heel boeiend aan deze case-study is dat men daarbij spreekt van een eye-opener, een kwartje dat viel, iets waarvan men zich bewust is geworden of dat men ergens achter is gekomen. Daarbij gaat het over de bij het vorige punt genoemde omkering: men is in de eerste plaats ontvanger, niet gever. Diezelfde eye-opener is soms ook meteen de diepste drijfveer van een ritueelbegeleider: om mensen terug te willen geven wat zij een ritueelbegeleider geven. Men vindt het ook bijna magisch om te zien wat de werkvorm met de mensen in de groep doet (H. 5). Samenvattend: hoewel elke werkvorm, zoals gezegd, helpt om het identiteitsdocument in te vullen, zijn er wel verschillen in de mate waarin de werkvormen in dit onderzoek ritueelbegeleiders in staat stellen om te ‘raken’ aan of aanwezig te komen bij hun eigenheid en waarde. Het invullen van het identiteitsdocument is één ding, maar het gevoel dat men echt de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding in de vingers begint te krijgen, is iets anders. Vooral werkvorm 3 lijkt hier tot de meest krachtige resultaten te leiden. Op de vraag wat daar precies de oorzaak van is, is niet een heel precies antwoord te geven. Wanneer we de eerder genoemde ‘omkering’ als belangrijkste resultaat zien van werkvorm 3, ligt de verklaring het meest waarschijnlijk in de simpele opdracht: een geschenk geven, waarna de ontvanger het zoveel mogelijk in dezelfde bewoordingen teruggeeft.43 De theorie daarachter is het, eveneens eerder genoemde, paradigma van

43 Een vermoeden van de onderzoeker is dat het niet slechts om deze opdracht ging, maar ook om zoiets als de ‘vruchtbare bedding’ die bij de participanten voor deze opdracht aanwezig was. Men was eraan toe om deze werkvorm uit te voeren. Dit vermoeden komt voort uit de toepassing van de werkvorm in een heel andere context, nl. van een groep onderzoekers die eveneens hun eigenheid en waarde wilden expliciteren. In deze context vond er

Page 101: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

56

eenheid; maar dit hoeft niet perse de passende theoretische verklaring te zijn voor wat er tijdens de werkvorm gebeurde. Achteraf zou bijvoorbeeld ook kunnen worden gezegd dat de opdracht precies aansluit bij wat ritueelbegeleiders in de praktijk ook doen (zie onder bij ‘aansluiten op verschillen’). Echter, dit verklaart niet de omkering in het denken van ritueelbegeleiders; dan zouden we eerder herkenning verwachten. In ieder geval levert dit onderzoek niet voldoende informatie om te verklaren waarom de derde werkvorm zo krachtig bleek; we weten nu slechts dat deze werkvorm een krachtig effect kan hebben.

• Een tamelijk soepel proces. Als we kijken naar het proces dat bij de werkvormen ontstaat, kunnen we vaststellen dat er over het algemeen ruimte is voor zowel eigenheid als gezamenlijkheid, dat het gesprek in de meeste gevallen goed loopt en niet blijft hangen, en dat men zich over het algemeen door elkaar gesteund voelt. Aandachtspunten zijn wel: soms kan er een onderliggende spanning van concurrentie zijn, er moet voldoende tijd zijn, en de gesprekleider moet ook echt leiden. Men kan daarbij samenwerken als gehele groep, in kleinere subgroepen of in tweetallen. De groepsgrootte leidt niet echt tot grote voor- of nadelen, hoewel het wel zo is dat ritueelbegeleiders graag van iedereen willen horen wat men gedaan of bedacht heeft.

• Aansluiten op verschillen. Ritueelbegeleiders verschillen (natuurlijk) van elkaar in de mate waarin ze met tekst, gedichten, beelden, tekeningen en dergelijke overweg kunnen. Een vraag die op een bepaalde manier is geformuleerd, kan er bijvoorbeeld al voor zorgen dat iemand daarop vastloopt (H. 3). Of ritueelbegeleiders zeggen van zichzelf dat ze tamelijk rationeel zijn ingesteld, en geven dan bij meer intuïtieve werkvormen aan dat ze dat lastig vinden (H. 4). Dat betekent dat het het beste is om niet één werkvorm in te zetten, maar meerdere werkvormen, die op verschillende manieren een beroep doen op ritueelbegeleiders. In dit onderzoek is bijvoorbeeld gebruik gemaakt van tekstuele vragen (H. 3), foto’s en tekeningen (H. 4) en symbolen (H. 5). Wat overigens wel opvalt in dit onderzoek, is dat een werkvorm met symbolen een beroep doet op wat ritueelbegeleiders in de praktijk ook doen. Het laat ook ruimte voor de onzichtbare en onzegbare dingen waar een ritueelbegeleider mee te maken kan hebben. Een dergelijke werkvorm ervaart men als ‘op het lijf geschreven’ en ‘krachtig’.

• Voldoende tijd. Een belangrijke succesfactor voor welke werkvorm dan ook is: voldoende tijd. De werkvormen in dit onderzoek duurden telkens twee uur (inclusief het invullen van een vragenlijst en een groepsinterview), en dat was telkens (veel) te kort. Wat voldoende tijd is, hangt natuurlijk van de werkvorm af, maar een richtlijn die kan worden aangehouden is om 2,5 tot 3 uur in te ruimen.

Ten aanzien van het concept authenticiteit is een aanvullende opmerking op zijn plaats. Deze is vooral theoretisch en methodologisch van aard. In § 1.1 is authenticiteit gedefinieerd als: het expliciet maken van eigenheid en waarde zonder het hart een waarom op te leggen. In § 2.3 wordt verder toegelicht dat het erom gaat om de geen ‘omkering’ in het denken plaats. Maar in de toepassing van de werkvorm leek er een groot verschil te zijn tussen de groep onderzoekers en de ritueelbegeleiders: de ritueelbegeleiders leken veel authentieker om te gaan met het geven en ontvangen. Men gaf en ontving ‘echt’, getuige ook de tranen van de ontvangende partij bij de demonstratie van de werkvorm. Het deed bijna sacraal aan. Ook uit de reacties van de toeschouwers bleek iets van een bepaald ontzag: wauw, hier gebeurt iets. Bij de onderzoekers leek het meer te gaan om een geven en ontvangen omdat de werkvorm daar nou eenmaal om vroeg, en niet om de ander echt iets te geven c.q. echt iets te ontvangen. Het leek alsof de onderzoekers nog niet klaar waren voor deze werkvorm: er was meer tijd nodig geweest om ze bij een modus te brengen om ‘echt’ te geven/ontvangen. Om dat te realiseren, lijkt alleen een gedicht (§ 5.1, box 5) daarvoor te weinig.

Page 102: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

57

technieken en vragen van identiteitsmarketing in te zetten ‘zonder waarom’, met geen enkele andere intentie dan te zijn wie je bent en met je diepste drijfveer om betekenisvol te willen zijn voor anderen. Morel zegt dat identiteitsmarketing vraagt om de bereidheid om je in jezelf te verdiepen, en om vertrouwen te hebben op de uitkomt van dat zelfonderzoek, zonder dat je van tevoren weet wat die uitkomst zal zijn. Tegen deze achtergrond is authenticiteit in de vragenlijsten van dit onderzoek geoperationaliseerd als ‘Voel je bij deze werkvorm de ruimte om uit te komen op een punt dat je van tevoren nooit had kunnen bedenken of vermoeden?’ (zie bijlage 4, 5 en 6). Deze operationalisatie moet worden aangescherpt. Het gaat er bij authenticiteit niet om om in een werkvorm daadwerkelijk tot iets te komen dat men nooit had kunnen bedenken of vermoeden. Het gaat om de ruimte die men voelt om, los van allerlei doelen en belangen en ‘oude’ paradigma’s, vrijelijk en als zichzelf te kunnen spreken. Daarbij kan men tot de ontdekking komen dat men tot iets komt dat vooraf nooit bedacht of vermoed was, maar dat hoeft natuurlijk niet zo te zijn. Waar het om gaat is dat men zó vrij kan spreken dat men eventueel op zo’n ongedacht, onvermoed punt uit had kunnen komen. Maar als men spreekt over dingen die voor hem/haar niet nieuw zijn, kan men nog steeds authentiek spreken. Omgekeerd betekent het uitkomen op een ongedacht, onvermoed punt niet automatisch dat men authentiek is. Een betere operationalisatie van authenticiteit zou daarom wellicht kunnen zijn: - Voel je bij deze werkvorm ruimte om, zonder beperkingen of restricties, als jezelf te spreken? - Voel je bij deze werkvorm ruimte om te zijn wie je bent, zonder ballast?

6.2   Adviezen   Op basis van dit onderzoek kunnen de volgende adviezen aan het LBvR-bestuur worden gegeven: • Gebruik verschillende werkvormen (circa 3), waarbij de deelnemers op verschillende wijzen

worden aangesproken (bv: tekst, beeld, symbolen – wellicht ook: geluid, beweging, rituelen?). Men kan gebruik maken van de drie werkvormen in dit onderzoeksrapport, of een andere werkvorm die in het boek van Kaj Morel44 wordt genoemd. Probeer bij een werkvorm een interventie te gebruiken vanuit het gedachtengoed van Meister Eckhart (gebruik daarvoor de voorbeelden in de onderzochte werkvormen en de achterliggende theorie in dit rapport). De meest krachtige werkvorm in dit onderzoek is de derde werkvorm: het geschenk.

• Werk altijd toe naar een helder omschreven doel: het invullen van de zes aspecten van het identiteitsdocument. Wat niet in dit onderzoek is meegenomen, is hoe men naar een definitief identiteitsdocument toewerkt. Een suggestie is om daar een kleine werkgroep verantwoordelijk voor te maken: zij verwerken de resultaten van werkbijeenkomsten in een identiteitsdocument en koppelen dit terug naar de leden.

• Neem voor de duur van een werkvorm als uitgangspunt: 2,5 tot 3 uur. • De groepsgrootte bij een werkvorm kan men zelf bepalen. Uit dit onderzoek is niet naar

voren gekomen welke groepsgrootte een voorkeur heeft. Het advies is wel om een bijeenkomst altijd centraal te openen en te sluiten, en om aan het einde van de bijeenkomst de gehele groep kort te laten vertellen over wat men heeft beleefd, gedaan, ingezien.

• Zorg voor een gespreksleider die zelf niet deelneemt aan het inhoudelijke proces maar puur een functionele rol heeft als gesprekleider. Dit is dus iemand die het grotere belang dient: tot

44 Morel (2014)

Page 103: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

58

een gezamenlijke profilering komen waarbij ruimte wordt geboden aan alle stemmen, en waarbij een sfeer van openheid en veiligheid is.

• Besteed aandacht aan de veiligheid en het vertrouwen binnen de groep, zodat er een goede samenwerking kan ontstaan. Dat kan bijvoorbeeld d.m.v. een openingsritueel, zoals deze beschreven is bij werkvorm 2 (H. 4). Wees verder alert op onderliggende concurrentiegevoelens tussen ritueelbegeleiders.

• Wees verder bewust van datgene wat ritueelbegeleiders bindt: dat is het verlangen om elkaar te ontmoeten, uit te wisselen, te delen en aan elkaar te groeien; de opluchting in de bevestiging die men bij elkaar vindt in wat moeilijk en mooi is; en het plezier en de rijkdom die men vindt in onderlinge herkenning en het van elkaar weten wat men bedoelt. Het ‘samen’ is het belangrijkste aspect in elke werkvorm: door dat te bekrachtigen, is elke werkvorm bij voorbaat een succes.

Page 104: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

59

Bijlagen    

Bijlage  1:  De  6  aspecten  van  het  identiteitsdocument    • Ideologie. Waar geloof ik in? Waarom bestaat de organisatie en voor wie? Wanneer heffen

we onszelf weer op? Waarvoor kiezen we als puntje bij paaltje komt, bijvoorbeeld in tijden van economische tegenspoed?

• Visie. Hoe kijk ik naar de wereld? Hoe kijken we naar de wereld, mensen, organisaties, markten, concurrenten? Wat zien we nu in de maatschappij gebeuren, en waar zou het heen moeten? Hoe willen we zaken doen? Hierdoor weten klanten of ze sympathiseren met de organisatie en of ze zich aan de organisatie willen verbinden.

• Missie en merkbelofte. Wat wil ik betekenen voor mijn klanten? De missie is de taak die een organisatie zichzelf oplegt vanuit haar visie. Als dit is wat we nu zien, en als dat is wat we willen: wat gaan we dan doen om daar te komen? De merkbelofte is de vertaling van de missie naar de betekenis voor klanten. Wie is je doelgroep en wat beloof je aan hen? Klanten willen niet weten wat jij doet, maar wat jij voor hen betekent.

• Unieke kracht. Waarin ben ik het allerbeste? Waar ligt de grootste onderscheidende kracht van de organisatie? Richt je op datgene waar je echt goed in bent en doe geen dingen die je niet goed kunt. Maak ook (met feiten) duidelijk waaruit blijkt dat je ergens goed in bent. Wees niet bang om klanten te verliezen, een gat in de markt niet te benutten of iets anders te doen dan waar klanten om vragen. Door je hierop te richten heb je wel profijt op de korte termijn, maar tegen een hoge prijs: je investeert dan tijd en energie in iets waar je niet zo goed in bent, en dat gaat ten koste van datgene waar je wel goed in bent. En je verliest uiteindelijk je onderscheidende vermogen.

• Waardeoriëntatie en kernwaarden. Hoe wil ik werken? Wat vindt de organisatie belangrijk, hoe wil de organisatie werken en waarop mag je een organisatie beoordelen? Hierbij gaat het niet om categoriewaarden (bv: elke bank wil betrouwbaar zijn) maar om merkwaarden (bv: een eigenwijze bank).

• Ambities. Wanneer los ik mijn merkbelofte in? Wanneer heb je als organisatie je merkbelofte waargemaakt? Waar reken je jezelf op af? Wat wil je wanneer bereikt hebben?  

     

Page 105: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

60

Bijlage  2:  leeg  identiteitsdocument      Ideologie

Visie

Missie en merkbelofte

Unieke kracht

Waardeoriëntatie en kernwaarden

Ambities

         

Page 106: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

61

Bijlage  3:  voorbeeld  van  een  ingevuld  identiteitsdocument    (uit: Morel, 2014, p. 128-129)  

   

Page 107: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

62

     

Page 108: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

63

Bijlage  4:  codeboek  bij  de  werkvorm  ‘het  identiteitsvragendoosje’      

Deelvragen Meetinstrumenten en databronnen Vragenlijst I Vragenlijst II Groepsinterview Geproduceerde

documenten Aantekeningen

Helpen de ontwikkelde werkvormen ritueelbegeleiders om de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding expliciet te maken? Waarom wel / niet?

Inhoudelijke aspecten: lukt het ritueelbegeleiders om bij eigenheid en identiteit te komen en dit expliciet te maken?

1. Hoe heb je deze werkvorm ervaren?

1. Hoe heb je de werkvorm van “het identiteitsvragendoosje” ervaren? 2. Helpt deze werkvorm jou en de andere ritueelbegeleiders om de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding expliciet te maken? Licht je antwoord toe. 3. Heb je, na deze werkvorm, meer zicht op wat ritueelbegeleiders kunnen betekenen en voor wie ze iets kunnen betekenen? Licht je antwoord toe. 5. Was je bij deze werkvorm aanwezig bij wat jou ten diepste drijft? Licht je antwoord toe. 6. Voelde je bij deze werkvorm vertrouwen dat er liefhebbers zijn (klanten, afnemers) voor wat je ten diepste wilt betekenen? Licht je antwoord toe. 7. Had je bij deze werkvorm het gevoel dat je bezig was met datgene wat je te geven hebt: een geschenk dat ergens nodig is? Licht je antwoord toe.

- Topic: ervaringen van participanten met de werkvorm - Topic: of werkvorm helpt bij het expliciet maken van eigenheid en waarde

x

Procesmatige aspecten: hoe komen ritueelbegeleiders wel/niet bij eigenheid en waarde?

1. Hoe heb je deze werkvorm ervaren?

1. Hoe heb je de werkvorm van “het identiteitsvragendoosje” ervaren? 4. Wat hielp jou en de andere ritueelbegeleiders het meest om de zes aspecten van het identiteitsbewijs van ritueelbegeleiders in te vullen? Licht je antwoord toe (meerdere antwoorden mogelijk). -het formulier met de uitleg van de zes aspecten -het voorbeeld (identiteitsdocument van ’t Bergse VMBO) -de werkwijze met het identiteitsvragendoosje -het samenwerken met andere ritueelbegeleiders -iets anders. 8. Was er bij deze werkvorm ruimte voor jouw eigenheid en tegelijkertijd voor gezamenlijkheid? Licht je antwoord toe. 9. Had je bij deze werkwijze wel eens het gevoel dat het gesprek bleef hangen? Licht je antwoord toe.

- Topic: ervaringen van participanten met de werkvorm

x

Page 109: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

64

10. Voelde je je bij deze werkvorm gesteund door de andere ritueelbegeleiders? Licht je antwoord toe.

Helpen de ontwikkelde werkvormen ritueelbegeleiders om authentiek te zijn in het expliciteren van eigenheid en waarde? Waarom wel / niet?

Procesmatige aspecten: hoe komen ritueelbegeleiders ‘zonder waarom’ bij eigenheid en waarde?

1. Hoe heb je deze werkvorm ervaren? 2. Wat deed het gedicht met je? 3. Is er een verschil tussen de antwoorden die je hebt gegeven op het witte vel en het roze vel? Licht je antwoord toe. 4. Voel je bij deze werkvorm de ruimte om uit te komen op een punt dat je van tevoren nooit hadden kunnen bedenken of vermoeden? Licht je antwoord toe.

1. Hoe heb je de werkvorm van “het identiteitsvragendoosje” ervaren?

- Topic: ervaringen van participanten met de werkvorm

De door de participanten beantwoorde identiteitsvragen

x

Hoe kunnen de werkvormen volgens ritueelbegeleiders worden verbeterd?

1. Hoe heb je deze werkvorm ervaren?

11. Wat is ervoor nodig om deze werkvorm beter te maken?

- Topic: ervaringen van participanten met de werkvorm

x

       

Page 110: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

65

Bijlage  5:  codeboek  bij  de  werkvorm  ‘de  finishfoto’      

Deelvragen Meetinstrumenten en databronnen Vragenlijst I Vragenlijst II Groepsinterview Aantekeningen Helpen de ontwikkelde werkvormen ritueelbegeleiders om de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding expliciet te maken? Waarom wel / niet?

Inhoudelijke aspecten: lukt het ritueelbegeleiders om bij eigenheid en identiteit te komen en dit expliciet te maken?

1. Hoe heb je deze werkvorm ervaren?

1. Hoe heb je de werkvorm van “de finishfoto” ervaren? 2. Helpt deze werkvorm jou en de andere ritueelbegeleiders om de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding expliciet te maken? Licht je antwoord toe. 3. Heb je, na deze werkvorm, meer zicht op wat ritueelbegeleiders kunnen betekenen en voor wie ze iets kunnen betekenen? Licht je antwoord toe. 5. Was je bij deze werkvorm aanwezig bij wat jou ten diepste drijft? Licht je antwoord toe. 6. Voelde je bij deze werkvorm vertrouwen dat er liefhebbers zijn (klanten, afnemers) voor wat je ten diepste wilt betekenen? Licht je antwoord toe. 7. Had je bij deze werkvorm het gevoel dat je bezig was met datgene wat je te geven hebt: een geschenk dat ergens nodig is? Licht je antwoord toe.

- Topic: ervaringen van participanten met de werkvorm - Topic: of werkvorm helpt bij het expliciet maken van eigenheid en waarde

x

Procesmatige aspecten: hoe komen ritueelbegeleiders wel/niet bij eigenheid en waarde?

1. Hoe heb je deze werkvorm ervaren?

1. Hoe heb je de werkvorm van “de finishfoto” ervaren? 4. Wat hielp jou en de andere ritueelbegeleiders het meest om de zes aspecten van het identiteitsbewijs van ritueelbegeleiders in te vullen? Licht je antwoord toe (meerdere antwoorden mogelijk). -het formulier met de uitleg van de zes aspecten -de werkwijze van de finishfoto -het samenwerken met andere ritueelbegeleiders -iets anders. 8. Was er bij deze werkvorm ruimte voor jouw eigenheid en tegelijkertijd voor gezamenlijkheid? Licht je antwoord toe. 9. Had je bij deze werkwijze wel eens het gevoel dat het gesprek bleef hangen? Licht je antwoord toe. 10. Voelde je je bij deze werkvorm gesteund door de andere ritueelbegeleiders? Licht je antwoord toe.

- Topic: ervaringen van participanten met de werkvorm

x

Page 111: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

66

Helpen de ontwikkelde werkvormen ritueelbegeleiders om authentiek te zijn in het expliciteren van eigenheid en waarde? Waarom wel / niet?

Procesmatige aspecten: hoe komen ritueelbegeleiders ‘zonder waarom’ bij eigenheid en waarde?

1. Hoe heb je deze werkvorm ervaren? 2. Wat deed de meditatie met je? 3. Hoe was het voor je om een tekening te maken van het beeld dat in het water verscheen? 4. Had je, na het maken van de tekening, zelf een ander zicht op wat klanten over 5 jaar ervaren wanneer zij met een ritueelbegeleider in aanraking komen? Licht je antwoord toe. 5. Was er een verschil tussen het eerste en tweede groepsgesprek? Licht je antwoord toe. 6. Voel je bij deze werkvorm de ruimte om uit te komen op een punt dat je van tevoren nooit hadden kunnen bedenken of vermoeden? Licht je antwoord toe.

1. Hoe heb je de werkvorm van “de finishfoto” ervaren?

- Topic: ervaringen van participanten met de werkvorm

x

Hoe kunnen de werkvormen volgens ritueelbegeleiders worden verbeterd?

1. Hoe heb je deze werkvorm ervaren?

11. Wat is ervoor nodig om deze werkvorm beter te maken?

- Topic: ervaringen van participanten met de werkvorm

x

       

Page 112: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

67

Bijlage  6:  codeboek  bij  de  werkvorm  ‘het  geschenk’      

Deelvragen Meetinstrumenten en databronnen Vragenlijst I Vragenlijst II Groepsinterview Aantekeningen Helpen de ontwikkelde werkvormen ritueelbegeleiders om de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding expliciet te maken? Waarom wel / niet?

Inhoudelijke aspecten: lukt het ritueelbegeleiders om bij eigenheid en identiteit te komen en dit expliciet te maken?

1. Hoe heb je deze werkvorm ervaren?

1. Hoe heb je de werkvorm van “het geschenk” ervaren? 2. Helpt deze werkvorm jou en de andere ritueelbegeleiders om de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding expliciet te maken? Licht je antwoord toe. 3. Heb je, na deze werkvorm, meer zicht op wat ritueelbegeleiders kunnen betekenen en voor wie ze iets kunnen betekenen? Licht je antwoord toe. 5. Was je bij deze werkvorm aanwezig bij wat jou ten diepste drijft? Licht je antwoord toe. 6. Voelde je bij deze werkvorm vertrouwen dat er liefhebbers zijn (klanten, afnemers) voor wat je ten diepste wilt betekenen? Licht je antwoord toe. 7. Had je bij deze werkvorm het gevoel dat je bezig was met datgene wat je te geven hebt: een geschenk dat ergens nodig is? Licht je antwoord toe.

- Topic: ervaringen van participanten met de werkvorm - Topic: of werkvorm helpt bij het expliciet maken van eigenheid en waarde

x

Procesmatige aspecten: hoe komen ritueelbegeleiders wel/niet bij eigenheid en waarde?

1. Hoe heb je deze werkvorm ervaren?

1. Hoe heb je de werkvorm van “het geschenk” ervaren? 4. Wat hielp jou en de andere ritueelbegeleiders het meest om de zes aspecten van het identiteitsbewijs van ritueelbegeleiders in te vullen? Licht je antwoord toe (meerdere antwoorden mogelijk). -het formulier met de uitleg van de zes aspecten -de werkwijze van de finishfoto -het samenwerken met andere ritueelbegeleiders -iets anders. 8. Was er bij deze werkvorm ruimte voor jouw eigenheid en tegelijkertijd voor gezamenlijkheid? Licht je antwoord toe. 9. Had je bij deze werkwijze wel eens het gevoel dat het gesprek bleef hangen? Licht je antwoord toe.

- Topic: ervaringen van participanten met de werkvorm

x

Page 113: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

68

10. Voelde je je bij deze werkvorm gesteund door de andere ritueelbegeleiders? Licht je antwoord toe.

Helpen de ontwikkelde werkvormen ritueelbegeleiders om authentiek te zijn in het expliciteren van eigenheid en waarde? Waarom wel / niet?

Procesmatige aspecten: hoe komen ritueelbegeleiders ‘zonder waarom’ bij eigenheid en waarde?

1. Hoe heb je deze werkvorm ervaren? 2. Wat deed het gedicht ‘het geschenk’ met je? 3. Hoe was het om je eigen geschenk terug te ontvangen? 4. Hoe was het om het geschenk van de ander aan hem/haar terug te geven? 5. Voel je bij deze werkvorm de ruimte om uit te komen op een punt dat je van tevoren nooit hadden kunnen bedenken of vermoeden? Licht je antwoord toe.

1. Hoe heb je de werkvorm van “het geschenk” ervaren?

- Topic: ervaringen van participanten met de werkvorm

x

Hoe kunnen de werkvormen volgens ritueelbegeleiders worden verbeterd?

1. Hoe heb je deze werkvorm ervaren?

11. Wat is ervoor nodig om deze werkvorm beter te maken?

- Topic: ervaringen van participanten met de werkvorm

x

 

Page 114: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

1

“IKHEBJENODIGALSMENS”

Angela Stoof September 2016

Deelrapport III

Rapportage van fase 3 van het onderzoek “Eigenheid, waarde en authenticiteit: Een onderzoek naar de profilering van ritueelbegeleiders”

Inditonderzoeksrapportwordtbeschrevenhoeritueelbegeleidershuneigenheidenwaardeopeen

authentiekemanierkunnencommunicerenindemediaenuitvaartmarkt.Hierbijishetnodigdat

ritueelbegeleiders‘geld’opeenanderemaniergaanwaarderenenverstaan.Dediverse

spanningsveldenenbetekenissenrondomgeldverhindereneenkrachtigeprofilering.

Page 115: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

2

Inhoudsopgave

INLEIDING 4

1 OPZETENUITVOERINGVANHETONDERZOEK 6

1.1 VRAAGSTELLINGENDEELVRAGEN 61.2 ONTWERP 71.3 PARTICIPANTEN 81.4 MEETINSTRUMENTENENDATABRONNEN 101.5 PROCEDURE 111.6 ANALYSE 111.7 BETROUWBAARHEIDENVALIDITEITVANDEANALYSE 13

2 LITERATUURONDERZOEK:AUTHENTIEKECOMMUNICATIE 15

2.1 AUTHENTIEKECOMMUNICATIEENIDENTITEITSMARKETING 152.2 WIECOMMUNICEERT? 162.3 NARRATIEVEATTESTATIEENWAARACHTIGHEID 162.4 KRITISCHENOOT 172.5 SAMENVATTEND:OVERWEGINGENM.B.T.AUTHENTIEKECOMMUNICATIE 18

3 WERKVORM:ORGANISATIEOPSTELLINGEN 19

3.1 WATZIJNORGANISATIEOPSTELLINGEN? 193.2 WAAROMISERVOORORGANISATIEOPSTELLINGENGEKOZEN? 203.3 CONCRETETOEPASSINGVANORGANISATIEOPSTELLINGENBIJDEWERKBIJEENKOMST 233.3.1 DEOPSTELLER 233.3.2 ALGEMENEOPZETENVRAAGSTELLINGBIJDEOPSTELLINGEN 233.3.3 INLEIDINGOPEENOPSTELLING 243.3.4 KEUZEVANDEREPRESENTANTENENINITIËLEOPSTELLING 243.3.5 VERVOLGVANDEOPSTELLING 24

4 RESULTATEN 25

4.1 HOEHEBBENRITUEELBEGELEIDERSDEORGANISATIEOPSTELLINGENERVAREN? 274.2 WELKESPANNINGSVELDENENPROBLEEMGEBIEDENZIJNERBIJDEPROFILERINGVANRITUEELBEGELEIDERS? 294.2.1 SPANNINGSVELDENRONDOMGELD 294.2.2 ANDERESPANNINGSVELDEN 324.2.3 PROBLEEMGEBIEDEN 324.3 WATISDEBETEKENISVAN‘GELD’? 334.4 WELKEDYNAMIEKISERTUSSEN‘MARKT’,‘UITVAARTVERZORGER’EN‘RITUEELBEGELEIDER’? 334.5 WATISDEROLVANAUTHENTICITEIT? 344.6 HOEKUNNENRITUEELBEGELEIDERSZICHBETERLERENPROFILEREN? 354.7 ZOUEENWERKVORMO.B.V.ORGANISATIEOPSTELLINGENRITUEELBEGELEIDERSKUNNENHELPENOMZICHBETERTEPROFILEREN,ENWAAROM/HOE? 37

Page 116: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

3

4.8 WELKONDERSTEUNENDINSTRUMENTZOURITUEELBEGELEIDERSKUNNENHELPENOMZICHBETERTEPROFILEREN? 39

5 CONCLUSIE 42

5.1 GELDVORMTEENPROBLEEM 425.2 ERZIJNVERSCHILLENDESPANNINGSVELDENRONDOMGELD 425.3 GELDHEEFTVERSCHILLENDEBETEKENISSEN 445.4 RITUEELBEGELEIDERSSTAANVOORDEUITDAGINGOMGELDANDERSTELERENVERSTAANENWAARDEREN 445.5 WATNOGMEERHELPTBIJPROFILERING:SAMENWERKEN,EMPOWERMENT,EENWERKVORMOPBASISVANORGANISATIEOPSTELLINGEN,OFEENONDERSTEUNENDINSTRUMENT 455.6 AUTHENTIEKECOMMUNICATIEKANALSEENSYSTEMISCHBEGRIPWORDENGEZIEN 465.7 ANTWOORDOPDECENTRALEONDERZOEKSVRAAG 465.8 VERVOLGONDERZOEK 48

BIJLAGE1:BESCHRIJVINGOPSTELLING1 49

BIJLAGE2:BESCHRIJVINGOPSTELLING2 54

Page 117: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

4

Inleiding De Landelijke Beroepsvereniging voor Ritueelbegeleiders (LBvR) heeft als missie om “vanuit samenwerking en verwantschap het beroep ritueel begeleiden bij afscheid landelijke bekendheid en status geven”.1 Dat doet zij bijvoorbeeld door kennis en ervaringen over het vak in kaart te brengen en uit te dragen in bijvoorbeeld media en netwerken, door leden de mogelijkheid te bieden voor kennisontwikkeling en door hen instrumenten aan te bieden om in het vak te blijven leren. In gesprekken tussen de LBvR en het lectoraat Theologie en Levensbeschouwing van Windesheim bleek zich, in de context van deze missie, het volgende handelingsprobleem voor te doen: “We weten niet hoe we ons als beroepsgroep van ritueelbegeleiders kunnen profileren, en dat is een probleem omdat we ons daardoor niet zichtbaar kunnen maken in de markt, moeite hebben om opdrachten te verwerven en inkomsten te genereren, en niet goed in staat zijn om een beroepsprofiel te ontwikkelen en tot een interne kwaliteitsborging te komen.” De mate waarin individuele ritueelbegeleiders zich in dit handelingsprobleem herkennen, zal overigens per ritueelbegeleider verschillen. In overleg is toen een onderzoeksvoorstel2 geschreven waarin de volgende doelstelling werd geformuleerd: “Het doel van dit onderzoek is om een advies uit te brengen aan de LBvR omtrent de wijze waarop men tot een profilering van het beroep van ritueelbegeleider kan komen, door: (1) te beschrijven welke werkvormen voor ritueelbegeleiders geschikt zijn om, met elkaar, de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding op een authentieke wijze expliciet te maken; en (2) te beschrijven wat ervoor nodig is om de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding op een authentieke wijze te communiceren in de media en de (uitvaart)markt.” De rapportage over het onderzoek omvat drie deelrapporten. In het eerste deelrapport, “Waarom ritueelbegeleiders bestaan”3, is het theoretische kader uiteengezet. In dit rapport wordt beargumenteerd dat identiteitsmarketing een geschikt marketingparadigma lijkt te zijn voor ritueelbegeleiders. Het is een paradigma dat ritueelbegeleiders kan helpen om de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding expliciet te maken. Bij tien ritueelbegeleiders is onderzocht wat de reactie op en het draagvlak voor het theoretische kader is. Tevens hebben vier deskundigen feedback gegeven op het theoretische kader. De conclusie van het eerste deelrapport is dat het theoretische kader voldoende basis biedt om werkvormen te ontwikkelen en uit te testen. Het tweede deelrapport, “Als je bij elkaar zit, dan gebeurt het”4, beschrijft welke werkvormen ontwikkeld zijn, op welke wijze deze in de praktijk zijn getest, en in hoeverre de werkvormen ritueelbegeleiders helpen om de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding op een authentieke wijze expliciet te maken. Hierbij is in feite een beweging gemaakt ‘van buiten naar binnen’,

1 http://www.lbvr.nl/organisatie.html 2 Stoof, A., Mulder, A., & Van Leeuwen, A. (2014). Eigenheid, waarde en authenticiteit: Een onderzoek naar de profilering van ritueelbegeleiders. Zwolle: Windesheim. 3 Stoof, A. (2014). Waarom ritueelbegeleiders bestaan: Theoretisch kader van het onderzoek “Eigenheid, waarde en authenticiteit: Een onderzoek naar de profilering van ritueelbegeleiders.” Zwolle: Windesheim. 4 Stoof, A. (2015). Als je bij elkaar zit, dan gebeurt het: Rapportage van fase 2 van het onderzoek “Eigenheid, waarde en authenticiteit: Een onderzoek naar de profilering van ritueelbegeleiders.” Zwolle: Windesheim.

Page 118: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

5

waarbij ritueelbegeleiders in beeld kunnen brengen wat zij precies willen betekenen en voor wie. In het rapport worden drie werkvormen beschreven waarmee ritueelbegeleiders, met elkaar, de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding expliciet kunnen maken. Het doel van deze werkvormen is om uiteindelijk als beroepsvereniging over een identiteitsdocument te beschikken: een document waarin de ideologie, visie, missie & merkbelofte, unieke kracht, waardeoriëntatie & kernwaarden en ambities van de beroepsgroep zijn verhelderd.5 De conclusie van het tweede deelrapport is dat alle drie de geteste werkvormen helpen om het identiteitsdocument in te vullen. In het derde deelrapport wordt er een beweging ‘van binnen naar buiten’ gemaakt. Als de beroepsgroep van ritueelbegeleiders de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding in beeld heeft, hoe kan zij dit dan op een authentieke manier communiceren? Het rapport is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 1, opzet en uitvoering van het onderzoek, staat alle informatie over de onderzoeksvraag en deelvragen, de opzet van het onderzoek, de participanten, de meetinstrumenten en de analyse van de data. Hoofdstuk 2, literatuuronderzoek: authentieke communicatie, gaat in op de theoretische gedachten over authentieke communicatie, op basis van literatuur en onderzoek. In hoofdstuk 3, werkvorm: organisatieopstellingen, wordt uitgelegd wat organisatieopstellingen zijn, waarom er daarvoor is gekozen en hoe deze in dit onderzoek zijn toegepast. Hoofdstuk 4, resultaten, beschrijft op uitgebreide wijze de resultaten van het onderzoek. Hoofdstuk 5, conclusies, vat de belangrijkste inzichten samen, komt tot een beantwoording van de vraagstelling en geeft richtingen aan voor mogelijk vervolgonderzoek. In de bijlagen is een weergave van de organisatieopstellingen in dit onderzoek te vinden. Voor de lezer met weinig tijd: lees § 1.1, § 3.1, § 3.2, de inleiding van hoofdstuk 4 en hoofdstuk 5. Dit derde deelrapport is het laatste deelrapport van dit langlopende onderzoek naar de profilering van ritueelbegeleiders. Ik wil graag de volgende mensen bedanken: het bestuur van de LBvR voor hun vertrouwen en enthousiasme; de participanten van het onderzoek, voor hun inzet, tijd en waardevolle inzichten; de opsteller die de organisatieopstellingen in dit onderzoek zo uitstekend heeft begeleid; mijn collega’s voor hun hulp en meedenken met dit onderzoek; en mijn man Ger voor zijn steun en voor het maken van de technische tekeningen van de organisatieopstellingen in de bijlagen. Veel dank en veel leesplezier! Angela Stoof Nijmegen, september 2016

5 Zie Stoof (2015), p. 59.

Page 119: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

6

1 Opzetenuitvoeringvanhetonderzoek

1.1 Vraagstellingendeelvragen De centrale vraagstelling in dit onderzoeksrapport is: Wat is ervoor nodig om de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding op een authentieke wijze te communiceren in de media en de (uitvaart)markt? In het projectplan6, dat aan het gehele onderzoekstraject ten grondslag ligt, is deze vraagstelling uitgewerkt in de volgende deelvragen: 1. Wat bedoelen we met authentieke communicatie? 2. Hoe kunnen we beschrijven hoe de ‘inhoud’ van de communicatie en de ‘act’ van

communicatie zich tot elkaar verhouden? 3. Hoe kunnen we beschrijven wat ritueelbegeleiders ervaren ten aanzien van authenticiteit,

wanneer zij de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding communiceren? 4. Hoe kunnen we beschrijven wat de ontvanger van de boodschap ervaart ten aanzien van

authenticiteit, wanneer een ritueelbegeleider de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding communiceert?

In dit onderzoeksrapport zijn de laatste drie deelvragen geherformuleerd. Waarom is dit gebeurd? De oorspronkelijke deelvragen waren eerst geformuleerd op basis van literatuur en eerder onderzoek. Dat is een heel gebruikelijke benadering in onderzoek. Echter, tijdens de uitvoering van het onderzoek ontstond geleidelijk aan een ander (meer holistisch) perspectief op de hoofdvraag, waarbij andere deelvragen hoorden. Ook dat is niet ongebruikelijk. Kwalitatief onderzoek, zoals in dit onderzoek wordt verricht, heeft een iteratief karakter. Dat wil zeggen dat het onderzoek geen lineair proces is dat rechtstreeks van een vraagstelling naar een antwoord leidt, maar een proces is waarin heen en weer wordt gesprongen tussen de verschillende fasen van een onderzoek. Dit kan er soms toe leiden dat de deelvragen van het onderzoek worden aangepast.7 Een belangrijke impuls om de deelvragen te herformuleren, komt voort uit de werkvorm die in het onderzoek is gebruikt: de werkvorm van organisatieopstellingen. Zoals later in dit rapport uiteen wordt gezet (zie § 3.2), is voor deze werkvorm gekozen omdat deze mogelijk de onderliggende dynamiek en spanningsvelden bij profilering kan verhelderen. De benadering van organisatieopstellingen is echter sterk systemisch van aard. De kwestie van profilering wordt daarbij opgevat als een systeem, dat bestaat uit afzonderlijke aspecten die op elkaar inwerken. Dit systemische perspectief op profilering bleek zich niet goed te verhouden tot de oorspronkelijke deelvragen. Het systemische beeld is veel breder en rijker, en omvat meer

6 Zie Stoof et al. (2014) 7 Vergelijk ook: de open-ontwerpbenadering, of dynamisch ontwerp van onderzoek. Verschuren, P. (2009). Praktijkgericht onderzoek: Ontwerp van organisatie- en beleidsonderzoek. Amsterdam: Boom Academic. H. 10 en 12.

Page 120: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

7

elementen, aspecten, perspectieven. De organisatieopstellingen leverden kortom veel meer informatie dan paste bij de oorspronkelijke deelvragen.8 Daarom zijn er nieuwe deelvragen geformuleerd, die passen bij het systemische perspectief en bij de werkvorm die in het onderzoek is gebruikt. De (ongewijzigde) centrale vraagstelling en bijbehorende deelvragen luiden daarom als volgt: Wat is ervoor nodig om de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding op een authentieke wijze te communiceren in de media en de (uitvaart)markt? 1. Wat bedoelen we met ‘authentieke communicatie’? 2. Welke spanningsvelden en probleemgebieden zijn er bij de profilering van

ritueelbegeleiders? 3. Wat is de betekenis van ‘geld’? 4. Welke dynamiek is er tussen ‘markt’, ‘uitvaartverzorger’ en ‘ritueelbegeleider’? 5. Wat is de rol van authenticiteit? 6. Hoe kunnen ritueelbegeleiders zich beter leren profileren? 7. Zou een werkvorm o.b.v. organisatieopstellingen ritueelbegeleiders kunnen helpen om zich

beter te profileren, en waarom/hoe? 8. Welk ondersteunend instrument zou ritueelbegeleiders kunnen helpen om zich beter te

profileren?

1.2 Ontwerp In het projectplan was de oorspronkelijke opzet om de deelvragen te beantwoorden middels een literatuuronderzoek, een groepsinterview over profilering en drie werkbijeenkomsten met rollenspellen. In juni/juli 2015 is echter besloten om, met het oog op de overeengekomen tijdinvestering van de hoofdonderzoeker, alleen een literatuuronderzoek en één werkbijeenkomst te doen. Dit besluit is genomen in overleg met het LBvR-bestuur en met de ritueelbegeleiders die in het onderzoek participeren. Het literatuuronderzoek is bedoeld om antwoord te geven op deelvraag 1. De resultaten van het literatuuronderzoek worden besproken in hoofdstuk 2.

8 Was de keuze geweest om wel vast te houden aan de oorspronkelijke deelvragen, dan zou dit onderzoek terecht kunnen worden bekritiseerd om een tunnelvisie en/of zoeklichtbias (d.i., een bedreiging van de interne validiteit van dit onderzoek). Zeker bij het onderzoeken van praktijkgerichte en nieuwe fenomenen – waar in dit onderzoek sprake van is – moet een zekere openheid blijven voor onverwachte inzichten. Verschuren (2009) noemt als belangrijk nadeel van een dergelijke open-ontwerpbenadering een verminderde controleerbaarheid van het onderzoek. Dat wil zeggen: de stappen die in een dergelijk onderzoek worden gezet, zijn niet alleen afhankelijk van wat de onderzoeker in voorgaande stappen heeft gevonden. Bij een gesloten onderzoeksontwerp zou de controleerbaarheid dus veel groter zijn, maar dat zou dan weer ten koste gaan van de interne validiteit. In dit rapport is daarom getracht om zowel het onderzoeksproces als de resultaten zo grondig mogelijk te beschrijven, zodat e.e.a. in ieder geval navolgbaar is.

Page 121: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

8

Deelvraag 2 t/m 8 worden beantwoord door middel van een kwalitatief empirisch onderzoek. Het onderzoek is beschrijvend van aard en is opgezet als een case-study. Centraal in deze case-study is een bijeenkomst van tien ritueelbegeleiders waarin zij werken met organisatieopstellingen. De achtergrond, opzet en uitvoering van de organisatieopstellingen worden besproken in hoofdstuk 3. De resultaten van het empirische onderzoek worden besproken in hoofdstuk 4.

1.3 Participanten Bij de selectie van de participanten golden twee criteria: een lidmaatschap van de LBvR en de bereidheid en tijd om deel te nemen aan de werkbijeenkomst. Een meer gerichte selectie van participanten is praktisch niet goed uitvoerbaar, omdat ritueelbegeleiders vanwege hun werkzaamheden niet kunnen garanderen dat ze bij een onderzoeksbijeenkomst aanwezig zullen zijn. Uitvaarten gaan voor. Een gerichte selectie heeft dus niet zoveel zin, omdat op voorhand niet te zeggen is wie er daadwerkelijk aan het onderzoek mee zal doen. Dit is een belangrijke praktische beperking van het onderzoek. De werving vond in eerste instantie plaats onder de ritueelbegeleiders die eerder in het onderzoek hebben geparticipeerd (zie deelrapport I en II). Aan hen werd tevens gevraagd om LBvR-vakgenoten attent te maken op het onderzoek en de vraag naar participanten (de zogenaamde sneeuwbalmethode). Zestien mensen gaven zich op om deel te nemen aan het onderzoek. Wegens uitvaarten en andere dringende verplichtingen moesten er zes mensen afzeggen. Vier van de tien participanten waren ook bij deel I en II van het onderzoek betrokken. Zoals al in deelrapport I is uiteengezet9, is het niet belangrijk of de tien participanten representatief zijn voor de populatie LBvR-leden10. Belangrijker is de diversiteit tussen de participanten, waardoor er diversiteit in het onderzoeksmateriaal komt. Deze diversiteit is dus, om de eerder genoemde reden, niet middels een gerichte selectie te bewerkstelligen en moet in feite achteraf worden vastgesteld. De diversiteit tussen de participanten is per vragenlijst geïnventariseerd. Uit de onderstaande resultaten blijkt dat er een behoorlijke diversiteit is in leeftijd, gevolgde opleidingen, werkervaring, aantal werkzame jaren als ritueelbegeleider, het aantal werkuren per week en het dienstenaanbod. Qua geslacht zijn zowel vrouwen als mannen vertegenwoordigd, waarbij de verhouding (8:2) redelijk overeenstemt met de werkelijkheid (er zijn meer vrouwelijke dan mannelijke ritueelbegeleiders, zo leert de praktijk). Resultaten vragenlijstenonderzoek (meetmoment mei 2016): • Leeftijd: 55,5 jaar (min. 40 jaar, max. 67 jaar) • Geslacht: 8 vrouwen, 2 mannen • Gevolgde opleidingen: alle ritueelbegeleiders hebben minstens twee opleidingen gevolgd.

Voor alle ritueelbegeleiders geldt dat ze hoog tot zeer hoog zijn opgeleid. Allen hebben 1 of meer hbo-opleidingen gevolgd. Aanvullend hebben vier ritueelbegeleiders 1 of meer

9 Stoof (2014), p. 29. 10 De eis van representativiteit hoort bij kwantitatief (cijfermatig) onderzoek, terwijl het huidige onderzoek kwalitatief is (het gaat dan om belevingen, meningen, ervaringen, inzichten). De focus ligt daarbij op inhoudelijke diepgang, detaillering van inzichten en de bruikbaarheid van de resultaten.

Page 122: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

9

universitaire opleidingen gevolgd en zeven ritueelbegeleiders hebben 1 of meer post-HBO-opleidingen gevolgd. Verder heeft men nog losse cursussen en trainingen gevolgd.

o HBO-opleidingen: Theologie (2x), Lerarenopleiding (2x), Pedagogiek (2x), Milieukunde (1x), Remedial Teaching (1x), Bibliotheek en Documentaire Informatie (1x), Levensmiddelentechnologie (1x), Verpleegkunde (1x), Culturele en Maatschappelijke Vorming (1x), Natuurgeneeskunde (1).

o WO-opleidingen: Toegepaste Informatica (1x), Theologie (1x), Management for Agri-Business (1x), Spiritualiteit (1x), Sociologie (1x).

o Post-HBO: Ritueel Begeleiden bij Afscheid (Het Moment) (7x), NT2 (1x) o Diversen o.a.: stervensbegeleider (2x), LSR rouw en gecompliceerde rouw (1x),

uitvaartzorg (1x), kinderen en rouw (1x), verborgen verlies (1x). • Werkervaring: 1 ritueelbegeleider noemt alleen ritueelbegeleiding als belangrijkste

werkervaring. De andere 9 ritueelbegeleiders noemen 1 of meer aanvullende soorten werkervaring.

o Ritueelbegeleiding (3x) o Docent/leerkracht (3x) o lekenvoorganger (2x) o Adviseur (1x) o Gemeenteambtenaar (1x) o Systeembeheerder (1x) o Administratief medewerker (1x) o (bureau)redacteur (1x) o catechetisch medewerker (1x) o fotograaf (1x) o Natuurgeneeskundig therapeut (1x) o Coördinator (1x) o Pedagogisch medewerker (1x) o Remedial teacher (1x) o Informatiemanager (1x) o Assistent accountant (1x)

• Aantal werkzame jaren als zelfstandig ondernemend ritueelbegeleider: 1 ritueelbegeleider geeft aan niet als zelfstandig ondernemer te werken maar de diensten onbetaald aan te bieden aan mensen die geen geld te hebben voor een ritueel. De overige negen ritueelbegeleiders werken gemiddeld 5,9 jaar als zelfstandig ondernemer ritueelbegeleider (min. 1 jaar, max. 15 jaar).

• Gemiddeld aantal gewerkte uren per week als ritueelbegeleider: o Acht ritueelbegeleiders geven concrete informatie over het aantal uren dat zij

gemiddeld per week werken. Gemiddeld werken zij 19,5 uur per week, met als minimum 0 uur (deze ritueelbegeleider is niet actief / heeft geen opdrachten) en als maximum 50 uur. Enkelen geven aan dat het aantal uren varieert en afhangt van het aantal opdrachten dat men krijgt.

o Twee ritueelbegeleiders geven geen concrete informatie over het aantal uren. Zij geven aan zelden te werken (paar keer per jaar) of zeggen dat het aantal uren variabel is.

• De diensten die men aanbiedt als ritueelbegeleider: sommige ritueelbegeleiders richten zich expliciet op uitvaarten, maar anderen bieden een palet aan van diensten of rituelen,

Page 123: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

10

bijvoorbeeld rondom ‘schakelmomenten’ zoals geboorte, huwelijk, echtscheiding en verhuizing, of momenten die vragen om herdenken, gedenken, vieren. Men biedt daarnaast ook andere diensten aan, zoals avondwakes, stervensbegeleiding en rouwverwerking. In algemene zin ligt de nadruk vooral op de dood.

o Uitvaarten (8x) o Ritueelbegeleiding, rituelen (3x) o Diensten voorafgaande aan uitvaarten (o.a. wensen in kaart brengen) (2x) o Stervensbegeleiding, gezinsbegeleiding bij overlijden, end-of-life doula (2x) o Gedenken, vieren, herinneringsmomenten (2x) o Herdenkingen (1x) o Rouwverwerking/begeleiding (1x) o Projecten rondom zingeving en levensvragen (1x) o plechtigheden rondom asverstrooiing/plaatsen grafmonument (1x) o Avondwakes (1x)

• Baan in dienstverband naast het zzp’schap: acht ritueelbegeleiders hebben naast hun werk als zelfstandig ondernemende ritueelbegeleider geen baan in loondienst. Sommigen doen echter wel vrijwilligerswerk (1x) of werken als zzp’er in andere sectoren (2x). Twee ritueelbegeleiders hebben wel een baan in loondienst: 1 werkt als chauffeur, 1 als algemeen medewerker in een meubelhal.

1.4 Meetinstrumentenendatabronnen In het onderzoek zijn de volgende meetinstrumenten en databronnen gebruikt. • Schematische weergaven van de organisatieopstellingen. De daadwerkelijke opstellingen

zijn weergegeven in de vorm van ruimtelijke tekeningen. Representanten worden in die ruimte ten opzichte van elkaar getekend door middel van een cirkeltje met een ‘neus’, zodat duidelijk is welke kant een representant op kijkt. Bij de representant wordt de naam geschreven van datgene wat wordt gerepresenteerd, bijvoorbeeld: ‘ritueelbegeleider’, ‘uitvaartondernemer’, ‘geld’. Bij de representanten kan ook in tekstballonnetjes worden weergegeven wat men in essentie zegt. De schematische weergaven zijn gemaakt door twee onderzoekers. De organisatieopstellingen zijn tevens op video opgenomen en later gebruikt om de schematische weergaven en het verloop van de opstellingen weer te geven.

• Aantekeningen. Twee onderzoekers hebben aantekeningen gemaakt tijdens en na afloop van de opstellingen. De focus lag hierbij op de identificatie van mogelijke spanningsvelden in de profilering.

• Groepsinterview. Het groepsinterview was bedoeld om de ‘verse’ ervaringen van de participanten én van de opsteller in kaart te brengen. Het groepsinterview duurde 14 minuten, en is met een videorecorder opgenomen en daarna uitgewerkt (transcriptie). Het betrof een ongestructureerd groepsinterview waarbij werd doorgepraat op de belangrijkste dingen die bij de opstellingen aan de orde waren gekomen.

• Reflectie van de opsteller. De opsteller heeft na afloop van de bijeenkomst antwoord gegeven op de vraag: Wat hebben de organisatieopstellingen jou vooral duidelijk gemaakt ten aanzien van de profilering van ritueelbegeleiders?

• Vragenlijst. De vragenlijst was bedoeld om individuele reacties van de ritueelbegeleiders te verzamelen en zodoende elke ‘stem’ te horen. De vragenlijst werd ingevuld in de week na de

Page 124: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

11

werkbijeenkomst. Dit betekent dat vooral de wat meer geconsolideerde ervaringen in beeld werden gebracht: men had tijd om alles even te laten bezinken en te overdenken. De vragenlijst bestond uit 7 open vragen: 1. Hoe heb je de werkvorm met organisatieopstellingen ervaren? 2. Wat hebben de organisatieopstellingen jou vooral duidelijk gemaakt ten aanzien van de

profilering van ritueelbegeleiders? 3. Terugblikkend naar de organisatieopstellingen: wat zou jij als grootste spanningsveld

benoemen voor ritueelbegeleiders die zich willen profileren? 4. We hebben bij de organisatieopstellingen verschillende aspecten van profilering

opgesteld, zoals ‘markt’, ‘erkenning’, ritueelbegeleider’ en ‘geld’. Welke nieuwe aspecten zouden we bij een volgende organisatieopstelling zeker moeten opstellen?

5. Stel: er is een eenvoudige werkvorm ontwikkeld op basis van de methodiek van organisatieopstellingen. Deze werkvorm kun je zowel individueel gebruiken als in groepsverband (denk bijvoorbeeld aan een intervisiegroep). Zou deze werkvorm jou kunnen helpen om het beroep van ritueelbegeleiding beter te profileren? Waarom wel/niet?

6. Stel: er wordt een instrument ontwikkeld, dat ritueelbegeleiders helpt om zich op een authentieke wijze te profileren in de media en (uitvaart)markt.

a. Wat zou er dan absoluut in dit instrument moeten zitten? b. Op welke momenten zou je dit instrument vooral gebruiken? c. Onder welke voorwaarde(n) zou je dit instrument ook daadwerkelijk gebruiken in

de praktijk? 7. Is er verder nog iets dat je graag kwijt wilt naar aanleiding van de werkbijeenkomst? Zo

ja, wat?

1.5 Procedure De voorbereiding op en uitvoering van de organisatieopstellingen wordt uitvoerig besproken in § 3.3. De werkbijeenkomst nam in totaal 3 uur in beslag. Puntsgewijs was de procedure als volgt: • Tijdens de werkbijeenkomst zelf:

o opening, uitleg van de werkvorm en een eerste oefening met organisatieopstellingen (45 min);

o Casus 1 (45 min); o Pauze (15 min); o Casus 2 (45 min); o Groepsinterview en afronding (30 min);

• In de week na de werkbijeenkomst: o invullen van vragenlijst door participanten.

1.6 Analyse Na afloop van de bijeenkomst is er een definitieve schematische weergave gemaakt van de twee opstellingen (zie bijlage 1 en 2). Hierbij is gebruik gemaakt van de tekeningen die de twee onderzoekers tijdens de bijeenkomst maakten, en van de video-opnamen.

Page 125: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

12

Deze schematische weergaven zijn op zichzelf niet verder geanalyseerd, maar zijn wel door de onderzoekers gebruikt voor verdere reflectie op de opstellingen. Hun bevindingen zijn opgenomen in de databron ‘aantekeningen’. De databronnen van de aantekeningen, groepsinterview, reflectie van opsteller en vragenlijst zijn op een kwalitatieve deductieve wijze geanalyseerd. Dat wil zeggen: de analyse was niet open, zoals bijvoorbeeld bij een (inductieve) grounded theory analyse, maar juist gestuurd door vooraf bepaalde categorieën. In dit geval bestonden de categorieën uit de geherformuleerde deelvragen 2 t/m 711. In § 1.1 is al uiteengezet dat dit onderzoek een sterk iteratief karakter heeft: de latere fasen in het onderzoek noopten tot een bijstelling van de oorspronkelijke deelvragen. In feite ligt hier een analyse aan ten grondslag: de deelvragen zijn geformuleerd op basis van een eerste lezing van de kwalitatieve data. Deze deelvragen zijn vervolgens gebruikt om de data verder te analyseren en uiteen te leggen in subcategorieën. Aanvullend op de deelvragen van het onderzoek is er nog een extra categorie toegevoegd in de deductieve analyse, waarbij wordt gevraagd naar de ervaringen van de deelnemers met de werkvorm van organisatieopstellingen. De reden hiervoor was tweeërlei. Enerzijds ging het om een relatief nieuwe vorm van dataverzameling, waarover in wetenschappelijke literatuur nog maar weinig gerapporteerd is (zie § 3.1). Meer informatie over de ervaringen van deelnemers met organisatieopstellingen is daarom zeer welkom. Anderzijds ontstond tijdens de uitvoering van het onderzoek de gedachte dat organisatieopstellingen wellicht bruikbaar zouden kunnen zijn voor ritueelbegeleiders om later, buiten het kader van het onderzoek, als werkvorm in te zetten. Ook vanuit deze invalshoek was het nuttig om meer informatie te hebben over ervaringen van deelnemers met organisatieopstellingen. De databronnen zijn dus geanalyseerd vanuit de volgende hoofdcategorieën: • Hoe hebben ritueelbegeleiders de organisatieopstellingen ervaren? • Welke spanningsvelden en probleemgebieden zijn er bij de profilering van

ritueelbegeleiders? • Wat is de betekenis van ‘geld’? • Welke dynamiek is er tussen ‘markt’, ‘uitvaartverzorger’ en ‘ritueelbegeleider’? • Wat is de rol van authenticiteit? • Hoe kunnen ritueelbegeleiders zich beter leren profileren? • Zou een werkvorm o.b.v. organisatieopstellingen ritueelbegeleiders kunnen helpen om zich

beter te profileren, en waarom/hoe? • Welk ondersteunend instrument zou ritueelbegeleiders kunnen helpen om zich beter te

profileren?

11 De deelvragen in dit onderzoek fungeren dus tegelijkertijd als hoofdcategorieën. Dit is wat ongebruikelijk, maar niet problematisch. Een kwalitatieve analyse bestaat uit het benoemen van categorieën en subcategorieën, op een hoger of lager abstractieniveau. Normaliter worden hierbij één of enkele woorden gebruikt. In dit onderzoek zou het dan bijvoorbeeld kunnen gaan om categorieën als ‘spanningsvelden en probleemgebieden’ of ‘rol van authenticiteit’. In dit onderzoek zijn de hoofdcategorieën geformuleerd in de vorm van een vraag. Het gaat hier dus vooral om een vormtechnische kwestie. Door de hoofdcategorieën tevens als deelvraag te gebruiken, wordt vooral het iteratieve proces in dit onderzoek benadrukt.

Page 126: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

13

Tijdens de analyse zijn deze hoofdcategorieën vervolgens verfijnd in subcategorieën. Deze subcategorieën behoren tot de resultaten van het onderzoek en zijn daarom uitgebreid weergegeven in hoofdstuk 4.

1.7 Betrouwbaarheidenvaliditeitvandeanalyse Bij kwalitatieve data-analyse is het gebruikelijk om de betrouwbaarheid van de analyse te testen door middel van een berekening van de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid (of intersubjectiviteit, uitgedrukt in Cohen's Kappa). In dit onderzoek heb ik na een zorgvuldige afweging besloten om deze interbeoordelaarsbetrouwbaarheid niet te berekenen en in plaats daarvan te kiezen voor een andere borging van de betrouwbaarheid. Ik zal aangeven waarom. Kwalitatieve data-analyse komt in feite neer op het vormen van hoofdcategorieën en subcategorieën, waardoor een veelheid aan (talige) data overzichtelijk en hanteerbaar wordt gemaakt. Eigenlijk gaat het hier dus om een ordeningsproces. De achterliggende gedachte bij een interbeoordelaarsbetrouwbaarheid is, dat het vormen van die categorieën misschien wel heel subjectief is en meer zegt over de onderzoeker dan over de onderzochten. Oftewel: de resultaten van het onderzoek mogen niet afhankelijk zijn van de onderzoeker. Over deze aanname bestaat enige discussie onder onderzoekers. Zo is er een belangrijke filosofische stroming – de hermeneutiek – die zegt dat betekenisgeving altijd subjectgebonden is. Het is daarom niet meer dan logisch dat een andere onderzoeker tot een andere betekenisgeving komt. Vanuit dit perspectief heeft het berekenen van een interbeoordelaarsbetrouwbaarheid dus feitelijk niet zoveel zin. In dit onderzoek heb ik er dan ook voor gekozen om de betrouwbaarheid van dit onderzoek op een andere wijze te borgen. Betrouwbaarheid gaat er dus om dat de resultaten van het onderzoek niet zozeer iets zeggen over de onderzoeker, maar over datgene wat is onderzocht. Dit is op een andere manier te borgen, namelijk door bij alle categorieën en subcategorieën inzichtelijk te maken op welke oorspronkelijke data deze zijn gebaseerd. Een bijkomend voordeel is ook dat de gedetailleerde informatie bewaard blijft en niet opgaat in meer algemene categorieën. Oftewel: de ritueelbegeleiders, de opsteller en de onderzoekers die hebben meegewerkt aan dit onderzoek kunnen hun eigen antwoorden, reflecties en aantekeningen letterlijk terugvinden in dit onderzoeksrapport. Op deze manier wordt betrouwbaarheid niet tot een abstracte maat, maar iets dat elke lezer voor zichzelf vast kan stellen. Natuurlijk blijft het zo dat ‘mijn’ wijze van ordenen en van categorieën benoemen wellicht iets zal verschillen van de manier waarop een ander dat zou doen. Maar dit is vaak ook het geval bij een reguliere interbeoordelaarsbetrouwbaarheid: meestal worden alleen de definities van categorieën aangepast, en niet de categorieën zelf. De validiteit van het onderzoek gaat over de vraag ‘meet ik wat ik wil meten’? Misschien stel ik bijvoorbeeld in een groepsinterview wel vragen die anders worden geïnterpreteerd dan ik bedoel. Om dit gevaar tegen te gaan, zijn in dit onderzoek verschillende databronnen gebruikt. Daardoor wordt het mogelijk om de uitkomsten van de verschillende meetinstrumenten naast elkaar te

Page 127: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

14

leggen (triangulatie). Komt er telkens een zelfde beeld naar voren, dan wordt het aannemelijker dat het om een valide resultaat gaat.

Page 128: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

15

2 Literatuuronderzoek:authentiekecommunicatie Het literatuuronderzoek is uitgevoerd om antwoord te geven op deelvraag 1: Wat bedoelen we met authentieke communicatie? De opzet van dit hoofdstuk is niet om tot een sluitende definitie te komen, omdat de invulling van authentieke communicatie voor een belangrijk deel bij de ritueelbegeleiders zelf ligt. In dit hoofdstuk worden echter wel een aantal overwegingen genoemd ten aanzien van authentieke communicatie.

2.1 Authentiekecommunicatieenidentiteitsmarketing Een belangrijke stap in deze verkenning is om de deelvraag te plaatsen in het bredere perspectief van identiteitsmarketing, zoals beschreven door Kaj Morel.12 In deelrapport 1 is beargumenteerd dat identiteitsmarketing een geschikt marketingparadigma lijkt te zijn voor ritueelbegeleiders. Het is een paradigma dat ritueelbegeleiders kan helpen om de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding expliciet te maken. Bij het communiceren van deze eigenheid en waarde in de media en (uitvaart)markt kan identiteitsmarketing opnieuw richtinggevend zijn. Zoals eerder is uitgewerkt in deelrapport 1 en 2, is identiteitsmarketing is een vorm van marketing die niet de vraag van een klant centraal stelt, de vraag in de markt en/of het imago, maar de eigen identiteit van een organisatie of beroepsgroep. Vanuit die eigen identiteit kun je betekenisvol zijn voor mensen. Bij identiteitsmarketing verschuift de gerichtheid van de vraag van ‘wat is het beste voor mij?’ naar de vraag ‘Wat is het beste voor mijn klanten en voor de maatschappij? Hoe kan ik de ruil voor mijn klant geweldig maken?’ Het antwoord op die vraag hangt niet af van de vraag van de klant, maar van datgene wat de organisatie zelf kan en wil betekenen, vanuit haar identiteit. Een organisatie heeft bestaansrecht wanneer zij liefhebbers vindt bij wat zij wil betekenen.13 Identiteitsmarketing begint dus bij de binnenkant en vertaalt deze vervolgens “in elke vezel van je organisatie zodat het aan de buitenkant zichtbaar wordt.”14 Identiteitsmarketing is dus geen trucje om meer klanten, opdrachten of erkenning te krijgen, maar een fundamentele heroriëntatie op wat het betekent om een organisatie te zijn. Het gaat over het DNA van de organisatie, van waaruit alles gestalte krijgt. Hieruit volgt een belangrijke visie op wat profileren inhoudt. Profileren is geen kwestie van de identiteit vaststellen en deze vervolgens als een verhaaltje of reclameboodschap naar buiten toe communiceren. Profileren is iets dat de hele organisatie doet, in al haar facetten. Voor de beroepsgroep van ritueelbegeleiders betekent dit bijvoorbeeld niet alleen het LBvR-bestuur aan profilering doet, maar dat eenieder ambassadeur15 of missiewerker16 wordt van het beroep ritueelbegeleiding. Daarbij heeft authentieke communicatie niet alleen betrekking op wat in talige vorm wordt gezegd via bijvoorbeeld een website, een folder of individuele leden.

12 Morel, K. (2010). Identiteitsmarketing: Waarom wij bestaan. Schiedam: Scriptum. 13 Morel, 2010, p. 29 14 Morel, 2010, p. 133 15 Morel, 2010, p. 93 16 Morel, 2010, p. 80

Page 129: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

16

Authentieke communicatie komt ook tot uitdrukking in dingen die de beroepsvereniging doet. Een traject omtrent kwaliteitsborging en toelatingscriteria wordt bijvoorbeeld ingestoken vanuit diezelfde identiteit. Immers, ook daarmee profileer je je in je eigenheid. Dat is identiteitsmarketing: een consequent doorvertalen van identiteit als het fundament van een organisatie. Impliciet ligt er in het perspectief van identiteitsmarketing dus al een opvatting van ‘authentieke communicatie’ besloten, namelijk: niet alleen zeggen wie je bent en wat je doet, maar daar ook naar handelen. De beroepsvereniging, of de beroepsgroep van ritueelbegeleiders, staat met alles wat zij doet borg voor wat zij zegt te doen en wie zij zegt te zijn. Op basis van identiteitsmarketing zijn dus al twee overwegingen te maken m.b.t. authentieke communicatie bij de LBvR: • Bij authentieke communicatie is de hele LBvR betrokken: zowel het bestuur, de individuele

leden als de beroepsvereniging als geheel. Eenieder is ambassadeur of missiewerker van het beroep ritueelbegeleiding.

• Authentieke communicatie heeft niet alleen betrekking op wat het bestuur, de leden en beroepsvereniging zeggen maar ook op wat men doet. Profilering betreft alle aspecten van de organisatie, en omvat dus veel meer dan alleen een concrete gesprekssituatie waarin men zich profileert. Wie men is, blijkt uit alles men doet.

Hierna worden deze twee aspecten verder uitgewerkt.

2.2 Wiecommuniceert? Bij authentieke communicatie zijn dus zowel het bestuur, de individuele leden als de LBvR als geheel betrokken. Daaruit blijkt dat er heel verschillende gesprekssituaties kunnen bestaan. Er is bijvoorbeeld een situatie denkbaar waarin een individuele ritueelbegeleider op een uitvaartbeurs staat en het beroep van ritueelbegeleiding wil uitdragen naar bijvoorbeeld een uitvaartondernemer, een potentiële klant, een branchegenoot (kunstenaar, bloemist, uitvaartmuzikant), een journalist, een zorgverzekeraar, enz. Of een situatie is denkbaar waarin het LBvR-bestuur de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding wil communiceren op een website of bij een brancheoverleg. Het is heel goed mogelijk dat authentieke communicatie in deze verschillende gesprekssituaties ook verschillende betekenissen kan hebben. Dit leidt tot de volgende overweging: • In een gesprekssituatie is de betekenis van authentieke communicatie van de context

afhankelijk. Er zijn veel verschillende gesprekssituaties mogelijk, met verschillende soorten betrokkenen.

2.3 Narratieveattestatieenwaarachtigheid Authentieke communicatie heeft niet alleen betrekking op wat een individuele ritueelbegeleider zegt maar ook op wat hij/zij doet. Theoretisch vertoont deze opvatting van authentieke communicatie overeenkomsten met het concept narratieve attestatie van de filosoof Ricoeur. Attestatie is een persoonlijke getuigenis,

Page 130: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

17

waarmee iemand uitdraagt: dit is waar ik voor verkies te staan17. Men communiceert een persoonlijke betrokkenheid, waarbij uitspraken worden geborgd in de persoon zelf. Dat wil zeggen: met, in en door de wijze waarop je handelt sta je borg voor datgene wat je zegt te doen, of wie je zegt te zijn. Een persoonlijke boodschap is dan geborgd in een persoonlijk handelen, als ‘belichaming’ van wat men zegt. Als iemand bijvoorbeeld zegt van mensen te houden, zou dit bij een authentieke communicatie moeten worden geborgd in een liefdevolle houding naar de ander. Zonder deze borging zijn het ‘slechts’ woorden die worden gesproken, en is de boodschap niet betrouwbaar, niet authentiek. Een ander theoretisch construct dat wellicht aansluit bij authentieke communicatie is waarachtigheid. Waarachtigheid betekent dat een hoorder ervan overtuigd is dat de spreker meent wat hij zegt en inderdaad de intenties heeft die hij met zijn taalhandelingen tot uitdrukking brengt. Waarachtigheid is volgens de filosoof en socioloog Habermas één van de drie geldigheidsaanspraken bij een gesprek, tezamen met waarheid en normativiteit.18 Bij Habermas ligt het accent op rationaliteit: hij onderzoekt de voorwaarden waaronder rationele gesprekpartners tot een rationele discussie kunnen komen. Waar het bij Habermas voldoende is dat een hoorder overtuigd is van de oprechte intenties van de spreker, gaat Ricoeur nog een stapje verder: bij hem gaat het ook om het daadwerkelijke handelen van de spreker. Het accent ligt bij Ricoeur niet op rationaliteit, maar belichaming. Dit laatste lijkt beter aan te sluiten bij identiteitsmarketing, waarbij profilering uitdrukkelijk niet alleen over woorden en intenties gaat, maar ook over wat men daadwerkelijk doet. Dit leidt tot een vierde overweging: • Bij authentieke communicatie zou er sprake kunnen zijn van een congruentie tussen wat een

ritueelbegeleider in een concrete gesprekssituatie doet (de act) en wat hij/zij zegt te doen of wie hij/zij zegt te zijn (de inhoud).

2.4 Kritischenoot De bovenstaande overweging is met opzet wat terughoudend geformuleerd: er zou sprake kunnen zijn van een congruentie tussen wat een ritueelbegeleider doet en wat hij/zij zegt te doen of wie hij/zij zegt te zijn. Een kritische vraag die namelijk bij deze opvatting van authentieke communicatie kan worden gesteld, is in hoeverre deze theoretische opvatting bruikbaar is in de praktijk. Het lijkt een mooi ideaal om te streven naar een communicatie waarbij inhoud en act congruent zijn. Maar kan dat eigenlijk wel, in de diverse gesprekssituaties? Om een voorbeeld uit het projectplan aan te halen: als de eigenheid van ritueelbegeleiding het karakter heeft van een geschenk (inhoud), kan de act van de communicatie dan ook het karakter van een geschenk hebben?19 Of dit mogelijk is, moet in de praktijk – in het onderzoek – blijken. Misschien blijkt bijvoorbeeld wel dat een congruentie tussen inhoud en act niet altijd mogelijk is. De laatste overweging luidt daarom als volgt: • Authentieke communicatie heeft in de praktijk misschien met andere dingen te maken dan

met een congruentie tussen inhoud en act. Authentieke communicatie krijgt dan misschien

17 Het concept van attestatie is o.a. besproken in een tekst over geloofscommunicatie, p. 20: Zuidgeest, P. (2001). The absence of God. Leiden: Brill. 18 Habermas, J. (1981). Theorie des kommunikativen Handelns. Frankfurt a.M.: Suhrkamp. 19 Stoof et al. (2014), p. 8-9.

Page 131: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

18

een invulling waarbij een midden moet worden gevonden tussen twee verschillende werelden, idealen, doelen of talen.

2.5 Samenvattend:overwegingenm.b.t.authentiekecommunicatie Het literatuuronderzoek leidt tot de volgende overwegingen:

• Bij authentieke communicatie is de hele LBvR betrokken: zowel het bestuur, de individuele

leden als de beroepsvereniging als geheel. Eenieder is ambassadeur of missiewerker van het beroep ritueelbegeleiding.

• Authentieke communicatie heeft niet alleen betrekking op wat het bestuur, de leden en beroepsvereniging zeggen maar ook op wat men doet. Profilering betreft alle aspecten van de organisatie, en omvat dus veel meer dan alleen een concrete gesprekssituatie waarin men zich profileert. Wie men is, blijkt uit alles men doet.

• In een gesprekssituatie is de betekenis van authentieke communicatie van de context afhankelijk. Er zijn veel verschillende gesprekssituaties mogelijk, met verschillende soorten betrokkenen.

• Bij authentieke communicatie zou er sprake kunnen zijn van een congruentie tussen wat een ritueelbegeleider in een concrete gesprekssituatie doet (de act) en wat hij/zij zegt te doen of wie hij/zij zegt te zijn (de inhoud).

• Authentieke communicatie heeft in de praktijk misschien met andere dingen te maken dan met een congruentie tussen inhoud en act. Authentieke communicatie krijgt dan misschien een invulling waarbij een midden moet worden gevonden tussen twee verschillende werelden, idealen, doelen of talen.

Tabel 1: overwegingen m.b.t. authentieke communicatie.

Page 132: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

19

3 Werkvorm:organisatieopstellingen Bij de werkbijeenkomst is gekozen voor de werkvorm van organisatieopstellingen. In dit hoofdstuk wordt uitgelegd wat organisatieopstellingen zijn, waarom er voor deze werkvorm gekozen is, en hoe de werkvorm in de werkbijeenkomst is toegepast.

3.1 Watzijnorganisatieopstellingen? Een organisatieopstelling is bedoeld op om zicht te krijgen op onderliggende dynamieken in een organisatie. Bij een organisatie-opstelling wordt naar de organisatie als geheel gekeken. Het maakt zichtbaar wat er in de onderstroom van een organisatie speelt, welke krachtenvelden er zijn, hoe de verhoudingen tussen bedrijf, producten, klanten en visies liggen, waar de balans verstoord is en energie stagneert, en waar er vruchtbare mogelijkheden liggen. De grondlegger van organisatieopstellingen is Jan Jacob Stam. Hij zich heeft gebaseerd op de bekendere methode van de familieopstellingen, zoals ontwikkeld door de Duitse therapeut Bert Hellinger. Zowel een familie als een organisatie kan als een systeem worden beschouwd, bestaande uit kleine delen die als geheel moeten samenwerken. Tijdens een organisatieopstelling wordt een casus ingebracht die ruimtelijk wordt uitgebeeld, onder leiding van een opsteller. Dat kan bijvoorbeeld een casus over profilering van ritueelbegeleiders zijn. Er wordt een opstelling gemaakt, waarbij afzonderlijke ritueelbegeleiders worden opgesteld als bijvoorbeeld ‘ritueelbegeleider’, ‘uitvaartondernemer’, ‘eigenheid’, ‘authenticiteit’, ‘schaarste’, ‘overvloed’. Alle representanten kunnen bewegen en vertellen, zodat kan worden beschreven hoe het hele ‘systeem’ van profilering werkt en hoe de verschillende aspecten op elkaar inwerken en reageren. Ook kunnen er interventies worden gedaan, waarbij kan worden beschreven wat dat met het systeem doet. Organisatieopstellingen werken vooral op het niveau van gevoel en intuïtie. Dat betekent dat organisatieopstellingen een heel primair niveau aanspreken: het gaat niet om wat men denkt of zegt, maar om datgene wat daaraan vooraf gaat. Epistemologisch (epistemologie = kenleer) zou kunnen worden gezegd dat organisatieopstellingen met name prereflectieve kennis in beeld brengen. In het bijzonder gaat het daarbij om het gevoelsmatige of intuïtieve beeld van een organisatiesysteem. Dat beeld kan worden uitgedrukt – of beter gezegd: belichaamd – door meerdere representanten.20 Het bovenstaande is wat men zegt over organisatieopstellingen. Maar kloppen deze claims wel? Tot op heden is er weinig wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de theoretische basis en effectiviteit van organisatieopstellingen. Van Duijn (2005) rapporteert positieve korte-termijn- effecten bij participanten bij een organisatieopstelling21. In de internationale Engelstalige 20 - Weber, G. (2009). Het succes van organisatieopstellingen: De methode van Bert Hellinger in praktijk gebracht. Haarlen: Altamira Becht. - http://www.hellingerinstituut.nl/ - http://www.organisatie-opstelling.nl 21 Van Duijn, S. (2005). Een studie naar de korte termijn effecten van organisatieopstellingen. Tilburg: Universiteit van Tilburg.

Page 133: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

20

literatuur wordt sporadisch over organisatieopstellingen (business constellations of organisational constellations) geschreven. Wade (2004) stelt dat de ideeën die aan organisatieopstellingen ten grondslag liggen niet per se in de vorm van een opstelling hoeven te worden gebruikt. Tegelijkertijd is ze zeer positief over de diagnostische kracht en snelheid van organisatieopstellingen22. Meer literatuur is er te vinden over familie-opstellingen23 en systemische opstellingen in zijn algemeenheid. Hierbij blijkt dat systemische opstellingen soms als alternatieve methode van dataverzameling worden gebruikt. Jirásek e.a. (2014)24 beschrijven systemische opstellingen als een ‘trans-rational method’ voor data-verzameling, waarbij de data daadwerkelijk verschilt van data die bijvoorbeeld op mondelinge wijze (bijvoorbeeld interviews) kan worden verkregen. Een alternatieve toepassing van systemische opstellingen, tenslotte, zijn opstellingen van merken.25 De conclusie is dat we nog niet veel kunnen zeggen over de wetenschappelijke basis van organisatieopstellingen. De eerste onderzoeksresultaten met betrekking tot het effect van organisatieopstellingen lijken positief uit te vallen, in de zin dat de methode daadwerkelijk iets ‘doet’. Daarbij is het idee van systemische opstellingen voor sommige onderzoekers blijkbaar een voedingsbodem voor toepassingen op andere gebieden, zoals merken en branding. Onderzoeksmethodologisch bieden organisatieopstellingen een mogelijkheid om ‘trans-rational’ data te verzamelen. Dit sluit aan bij de beschrijving van organisatieopstellingen als methode die vooral prereflectieve kennis aanspreekt.

3.2 Waaromiservoororganisatieopstellingengekozen? Met een organisatieopstelling kan dus de onderliggende dynamiek in een organisatie worden belicht, zo luidt althans de claim. Waarom is dit een relevante werkwijze voor het onderzoeken van authentieke communicatie door ritueelbegeleiders, wanneer zij de eigenheid en waarde van het beroep uitdragen? Hier ligt een vermoeden aan ten grondslag. Dit vermoeden kan worden omschreven als: de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding staan haaks op datgene wat wordt beoogd in een profileringssituatie. Dit leidt tot een bepaald spanningsveld, dat profilering en authentieke communicatie in de weg staat. In het zoeken naar een instrument dat ritueelbegeleiders kan ondersteunen bij het authentiek communiceren is een belangrijk aspect daarvan om in ieder geval dit spanningsveld goed in beeld te krijgen. Organisatieopstellingen kunnen daarbij zeer nuttig zijn, juist omdat deze in beeld kunnen brengen wat de onderliggende dynamieken zijn, waar wrijving ontstaat, en: waar wellicht oplossingen liggen. Waar komt het vermoeden vandaan?

22 Wade, H. (2004). Systemic working: the constellations approach. Industrial and Commercial Training, 36 (5), pp.194 – 199. 23 Bijvoorbeeld: Cohen, D. B. (2006). Family Constellations: An Innovative Systemic Phenomenological Group Process From Germany. The Family Journal, 14 (3), pp. 226-233. 24 Jirásek, I., Jirásková, M., Majewská, P., & Bolcková, M. (2014). Experiencing spiritual aspects outdoors in the winter: a case study from the Czech Republic using the method of systemic constellations. British Journal of Religious Education, published online: 13 dec 2014. http://www.tandfonline.com/doi/full/10.1080/01416200.2014.984586?scroll=top&needAccess=true 25 Jurg, W. (2013). Unraveling branding systems: The perceived usefulness of branding constellations. Avenhorn: Het Noorderlicht.

Page 134: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

21

1. Eerder onderzoek. In het projectplan is al verwezen naar eerder onderzoek, waaruit bleek dat er bij ritueelbegeleiders een intrinsieke spanning is tussen de inhoud van het werk en de vorm van het ondernemerschap – waartoe ook profilering behoort. Om te citeren uit het projectplan: “Inéénvanonzeonderzoeken26zegteenritueelbegeleidsterbijvoorbeeld:“Jebrengteendienstvanmenstotmens,alsietsdatje‘gewoon’doet;prodeo,alsmedemenselijkheid.[…]Maargeldlijktdewaardetehebbenvanhetafkopenvanverplichtingendiejehebtaanelkaar.”Wezoudenkunnenzeggendatritueelbegeleidinghierdeeigenheidofwaardeheeftvan:eenvrijegavevanmedemenselijkheid,alsietsdatjegewoondoetvoorelkaar.Devraagisechterwatermetdezeeigenheidofwaardegebeurtophetmomentwanneerditwordtgecommuniceerdindemediaofindemarkt.Profileringisgeendoelopzichzelf,maareenmiddeltoteenanderdoel:profileringbeoogtuiteindelijkeenondernemersdoel,namelijkomgeldtegenereren.Hetpuntisdatdatgenewataan‘eigenheid’en‘waarde’wordtgecommuniceerdkanbijtenmetdatgenewatjemiddelsprofileringtrachttebewerkstelligen.Bijvoorbeeld:stel,eenritueelbegeleiderervaartdeeigenheidofwaardevanritueelbegeleidingalseengeschenk.Kandezeritueelbegeleiderdanweldezeeigenheidenwaardeals‘geschenk’communicerennaarbijvoorbeeldeenpotentielecliënt,alstegelijkertijdwordtgetrachtdiecliënttebewegenomeenproductaftenemen?Oftewel:‘ikwilietsschenken’staatwellichtopgespannenvoetmet‘ikwilmijnproductverkopen’of‘ikwil/hoopdatjijmijndienstafneemt’.27” 2. Identiteitsmarketing. In § 2.1 is al beschreven dat identiteitsmarketing een geschikt marketingparadigma lijkt te zijn voor ritueelbegeleiders. Het is een vorm van marketing die niet de vraag van een klant centraal stelt, de vraag in de markt en/of het imago, maar de eigen identiteit van een organisatie of beroepsgroep. De gedachte is dat van daaruit een organisatie betekenisvol kan zijn voor anderen en als logisch gevolg daarvan kan renderen. In deelrapport 128 is beschreven dat identiteitsmarketing in essentie vraagt om een paradigmaswitch: het vraagt van mensen om fundamenteel anders te gaan denken over wat het betekent om een organisatie te zijn. De blik gaat niet langer naar buiten (bv. de vraag in de markt of maatschappelijke erkenning) maar naar binnen (uitgaan van en vertrouwen op de eigen kracht en drijfveren). In deelrapport 1 is tevens aangegeven dat het niet zo eenvoudig is om deze paradigmaswitch te maken. Het lijkt eenvoudig om de blik te richten op de eigen identiteit, maar de cruciale vraag is hierbij waarom je dit doet. Als de intentie is om bijvoorbeeld meer klanten of opdrachten te werven ten behoeve van een zekere inkomstenbron, dan is het achterliggende belang: eigenbelang, en niet het belang van de klant. In dat geval wordt er een ‘trucje’ vanuit identiteitsmarketing gebruikt ten behoeve van een oud, op eigenbelang gericht paradigma. Dat is

26 Mulder, A., Stoof, A., & Tertoolen, A. (2014). Verslag onderzoek minor levensbeschouwelijk ondernemerschap. Zwolle: Windesheim. 27 Hier vinden we wellicht een verklaring voor het feit dat sommige ritueelbegeleiders ervoor kiezen om met andere verdienmodellen te experimenteren. De eerder aangehaalde ritueelbegeleidster uit ons onderzoek vraagt zich af wat de betekenis van geld eigenlijk is, herleidt het ontstaan van geld tot een ruileconomie, en gaat experimenteren met andere verdienmodellen. Wat zij bijvoorbeeld doet, is dat zij de waarde van haar product expliciet maakt voor haar cliënten, en het vervolgens aan hen overlaat om daar een bepaald geldbedrag tegenover te stellen. Oftewel: zij lijkt een ruileconomie te praktiseren in haar ondernemerschap. Hierbij lijkt zij, in deze uitwerking van ondernemerschap, de intrinsieke waarde van haar product (een geschenk in de vorm van een vrije gave van medemenselijkheid) in overeenstemming te brengen met de extrinsieke waarde van haar product (een geschenk in de vorm van een vrije gave van geld). Oftewel: daar waar geld voor deze ritueelbegeleider eerder de betekenis had van ‘het afkopen van verplichtingen’, heeft zij de betekenis van geld in haar ondernemingspraktijk veranderd in ‘een geschenk’. Daarmee sluit zij naadloos aan bij een recente alternatieve visie op ‘geld’ en ‘economie’: de visie van Eisenstein (2011), die een ‘economie van het geschenk’ schetst. 28 Stoof (2014)

Page 135: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

22

geen identiteitsmarketing. In deelrapport 1 en 2 is daarom beargumenteerd dat, wanneer ritueelbegeleiders hun eigenheid en waarde expliciet willen maken, er nog iets meer nodig is dan alleen een ‘trucje’. Ook de intentie moet op een juiste wijze worden gericht, zodat er ook echt sprake is van identiteitsmarketing. Bij authentieke communicatie treedt er een soortgelijk probleem op. Stel dat ritueelbegeleiders met elkaar op zoek zijn gegaan naar de eigenheid en waarde van het beroep. Stel dat dat heeft geresulteerd in een prachtig identiteitsdocument.29 De volgende stap is dan de vraag die in dit derde deelrapport centraal staat: hoe deze eigenheid, deze identiteit op een authentieke wijze te communiceren? Ook hier is de cruciale vraag waarom men het beroep wil profileren. Wat staat hierbij voorop: het belang van de ander (zoals identiteitsmarketing propageert) of het eigenbelang? Morel werkt deze thematiek in zijn boek over identiteitsmarketing niet uit. Hij maakt heel duidelijk de ‘beweging naar binnen’ (eigenheid, waarde, identiteit) maar niet de ‘beweging naar buiten’ (profilering, communicatie). De vraag is of deze beweging wel volgens de principes van identiteitsmarketing kan worden gemaakt. De identiteit is gebaseerd op het belang van de ander en hoe ritueelbegeleiders daarin zo goed mogelijk van betekenis kunnen zijn. Maar kan ook in een profileringssituatie het belang van de ander voorop blijven staan? Met andere woorden: ligt hier een spanningsveld tussen identiteit en datgene wat wordt beoogd in een profileringssituatie? 3. Onderzoek bij de LBvR. Het spanningsveld is ook benoemd door de ritueelbegeleiders die in dit onderzoek participeren. In het tweede deelrapport worden drie werkvormen beschreven waarmee ritueelbegeleiders de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding expliciet kunnen maken: het identiteitsvragendoosje, de finishfoto en het geschenk. Bij de werkvorm van het geschenk is een aparte paragraaf30 opgenomen waarin wordt ingegaan op de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding zoals die bij deze werkvorm oplichtte. Een belangrijk resultaat van de werkvorm was dat er een omkering in het denken van ritueelbegeleiders plaatsvond ten aanzien van wat men als ritueelbegeleider eigenlijk doet. De eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding kwam in een heel ander daglicht te staan en was voor de participerende ritueelbegeleiders een eye-opener. Waar bestaat de omkering uit, die ritueelbegeleiders bij de werkvorm van het geschenk ervoeren? Voorafgaande aan de werkvorm had men het idee: wij hebben als ritueelbegeleiders iets te geven. In het denken over profileren nam men dat dan ook als uitgangspunt: wij hebben iets te geven (een product) en daar zoeken we liefhebbers voor. Tijdens de werkvorm echter, kwam men tot de ontdekking dat men niet in de eerste plaats geeft, maar ontvangt. Men zegt: wij hebben geen product. Ritueelbegeleiders zijn als een grote ontvangstinstallatie: men ontvangt het verhaal van bijvoorbeeld nabestaanden (die dus de eerste gever zijn!) en ritueelbegeleiders geven dit verhaal terug, zoveel mogelijk in de woorden van de nabestaanden. Vervolgens realiseren de ritueelbegeleiders in het onderzoek dat dit een heel lastige vraag oproept. In het groepsinterview zegt men: “Dit gaat ook in tegen alle marktdenken natuurlijk, waarin je iets moet verkopen, dus geven, al dan niet gewenst… terwijl wat we eigenlijk doen is: ontvangen. […] hoe BRENG je jezelf dan? Want dat is zo omgekeerd van wat je zou denken.” Ook hier komt het spanningsveld tot uitdrukking: de spanning tussen wat ritueelbegeleiders doen – of wat hun eigenheid en waarde is – en de context van een profileringssituatie. 29 Zie bijvoorbeeld Stoof (2015) p. 59-62. 30 Stoof (2015), § 5.4.

Page 136: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

23

Organisatieopstellingen kunnen wellicht helpen om dit spanningsveld verder in beeld te krijgen en om te onderzoeken hoe ritueelbegeleiders het beste met dit spanningsveld kunnen omgaan. Moeten zij zoeken naar congruentie, een middenweg, of iets anders? (zie ook § 2.3. en 2.4).

3.3 Concretetoepassingvanorganisatieopstellingenbijdewerkbijeenkomst 3.3.1 Deopsteller De opstellingen weren gemaakt onder leiding van een gekwalificeerde opsteller. De opsteller was een professional die is opgeleid om organisatieopstellingen te doen en daar ook ervaring mee heeft in diverse contexten, waaronder met ritueelbegeleiders en zzp’ers. Voorafgaande aan de werkbijeenkomst is er zorgvuldig overleg geweest tussen de opsteller en de onderzoeker, zodat de werkbijeenkomst zoveel mogelijk informatie op zou leveren waarmee de centrale onderzoeksvraag kon worden beantwoord. 3.3.2 Algemeneopzetenvraagstellingbijdeopstellingen Zoals gezegd zijn er in het onderzoek twee organisatieopstellingen gemaakt (zie § 1.5). Voor elke opstelling waren er 45 minuten beschikbaar. De opstellingen werden voorafgegaan door een ‘warming up’ waarbij de aanwezigen konden kennismaken en oefenen met organisatieopstellingen. Bij de eerste opstelling werd de hoofdvraag van het onderzoek als uitgangspunt genomen voor een opstelling: Wat is ervoor nodig om de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding op een authentieke wijze te communiceren in de media en de (uitvaart)markt? (zie § 1.1). Belangrijk hierbij is dat deze onderzoeksvraag niet bedacht is door de onderzoeker, maar afkomstig is vanuit de beroepsgroep van ritueelbegeleiders zelf (zie de probleemformulering in het projectplan31). Een overweging was om de aanwezigen eventueel zelf een casus / vraag rondom profilering te laten aandragen als basis voor een opstelling. Maar het risico daarvan was dat de vraag veel te persoonlijk zou zijn en te zeer verbonden zou zijn met hoe de betreffende ritueelbegeleider het eigen vak verstaat. In dat geval zou de hoofdvraag niet afdoende kunnen worden beantwoord. Om deze reden is niet aan de aanwezigen gevraagd om een casus aan te dragen, maar om uit te gaan van de algemene, uit de LBvR afkomstige, onderzoeksvraag. De vraag bij de tweede opstelling werd ingevuld op basis van de ervaringen rondom de eerste opstelling. Het mooie van de werkvorm van organisatieopstellingen is dat onverwachte dynamieken en spanningsvelden kunnen worden blootgelegd. Door de tweede opstelling niet vooraf in te vullen was er de mogelijkheid om ter plekke dieper op een bepaalde thematiek in te gaan. De vraag bij de tweede opstelling was: Wat voor rol spelen intenties in een profileringssituatie? (zie bijlage 2). 31 Stoof e.a. (2014), p. 3 t/m 6.

Page 137: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

24

3.3.3 InleidingopeenopstellingBij de inleiding op een opstelling werden de vraag en de achtergrond van de vraag als basis voor opstelling geschetst. Dit gebeurde in de vorm van een kort interview, waarbij de opsteller vragen stelde aan de onderzoeker. Bij de vraag Wat is ervoor nodig om de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding op een authentieke wijze te communiceren in de media en de (uitvaart)markt? ging het bijvoorbeeld om zaken als: wat was de achtergrond van de vraag, waar was hij vandaan gekomen, waarom was het een belangrijke vraag? Op deze wijze werd het voor de aanwezigen duidelijker welke thematiek er precies aan de orde was en waar de opstelling over zou gaan. Belangrijk was ook de herkenning bij de aanwezigen: ja, dit is de vraag die voor ons als beroepsgroep aan de orde is, waar wij mee zitten, waar wij tegenaan lopen. 3.3.4 Keuzevanderepresentanteneninitiëleopstelling Na de inleiding werd de initiële opstelling gemaakt. De opsteller koos hierbij, in overleg met de onderzoeker, de aspecten van de casus die werden gerepresenteerd. De hoofdvraag van het onderzoek was hierbij leidend: Wat is ervoor nodig om de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding op een authentieke wijze te communiceren in de media en de (uitvaart)markt? De aspecten werden meestal gerepresenteerd door de aanwezigen. Bijvoorbeeld: als een aspect van de casus ‘authenticiteit’ was, dan werd aan één van de aanwezigen gevraagd om representant te zijn voor ‘authenticiteit’. Soms koos de onderzoeker een representant uit, soms mochten aanwezigen zichzelf als representant melden. Deze representant mocht dan zelf op basis van gevoel/intuïtie een plaats innemen in de ruimte. Daarna werden de andere representanten gevraagd die op hun beurt een plaats innamen in de ruimte. Hierbij was het mogelijk dat de representanten van plaats veranderden. De opsteller stelde vervolgens vragen aan elk van de representanten: hoe het was om daar te staan, waarom ze op die plaats stonden, hoe ze zich voelden, hoe ze zich voelden ten opzichte van de andere representanten, etc. Een aspect kon, behalve door een mens, ook door een object worden opgesteld: door bijvoorbeeld stoelen of een ander voorwerp. Waar het om gaat, bij een opstelling, is dat alle relevante aspecten van de casus ruimtelijk een plaats krijgen. 3.3.5 Vervolgvandeopstelling Het vervolg van de opstelling was ‘open’. Afhankelijk van de initiële opstelling kon de opsteller bijvoorbeeld aan een representant vragen om ergens anders te gaan staan, om van plaats te ruilen, om iets specifieks te zeggen, etc. De opsteller kon verder ook aspecten verwijderen of nieuwe aspecten in het veld zetten. De ruimtelijke opstelling (of: onderliggende dynamiek) veranderde daardoor dus, en de representanten konden opnieuw aangeven wat dat met hen doet, etc. Interventies waren naar inzicht van de opsteller – al dan niet in overleg met de onderzoeker – en altijd gericht op de centrale vraagstelling: Wat is ervoor nodig om de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding op een authentieke wijze te communiceren in de media en de (uitvaart)markt?

Page 138: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

25

4 Resultaten Zoals al is uiteengezet in § 1.6, zijn er vier databronnen in dit onderzoek geanalyseerd: • de aantekeningen van de onderzoekers • de reflectie van de opsteller • het groepsinterview • en de vragenlijst voor de participerende ritueelbegeleiders. Deze databronnen zijn, zo staat eveneens in § 1.6, op een kwalitatieve deductieve wijze geanalyseerd. Dat betekent dat de deelvragen in dit onderzoek (zie § 1.1) het uitgangspunt of hoofdcategorieën voor de analyse vormden. Het analyseproces levert een verfijning van de hoofdcategorieën op (in de vorm van subcategorieën), waardoor duidelijk zichtbaar wordt wat dit onderzoek aan informatie en antwoorden heeft opgeleverd. Tabel 2 laat zien welke subcategorieën zijn geformuleerd. Deze tabel is daarmee een samenvatting van de resultaten van het onderzoek. In de volgende paragrafen worden de resultaten van de afzonderlijke deelvragen / hoofdcategorieën uitvoerig besproken. Daarbij is ook telkens aangegeven uit welke databron bepaalde informatie afkomstig is. Een belangrijke tip hierbij is om, voorafgaande aan het lezen van de navolgende paragrafen, eerst bijlage 1 en 2 door te lezen. Hierin staan de schematische weergaven van de organisatieopstellingen. Alle resultaten hebben hier uiteindelijk betrekking op. Deelvraag / hoofdcategorie Subcategorie / subsubcategorie Hoe hebben ritueelbegeleiders de organisatieopstellingen ervaren?

• Algemene prettige ervaringen • Werkvorm was nieuw • Goede begeleiding • Verheldering van dingen onder de oppervlakte • Bewustwording van eigen kracht en kwaliteit • Verbazing wat de werkvorm teweeg brengt • Ruimte gevend en nemend • Innerlijk in beweging komen • In het NU zijn • Samenwerken met en vertrouwen op anderen • Kritische kanttekeningen

Welke spanningsvelden en probleemgebieden zijn er bij de profilering van ritueelbegeleiders?

• Spanningsvelden rondom geld • Spanningsveld tussen geld en de rest van het systeem • Spanningsveld tussen mens zijn en ondernemer zijn • Spanningsveld tussen zakelijkheid en er zijn • Spanningsveld tussen geld en dienstverlening rondom de dood • Spanningsveld tussen de waarde van geld en de waarde van de

dienst • Spanningsveld tussen geld en waardering/erkenning • Spanningsveld tussen erkenning in de vorm van geld en erkenning

door de klant

Page 139: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

26

• Spanningsveld tussen overtuigingen m.b.t. geld en het daadwerkelijke handelen

• Spanningsveld tussen de verschillende betekenissen van geld • Spanningsveld tussen recht hebben op geld en geld durven vragen

• Andere spanningsvelden

• Binnenkomen versus opdringen • Samenwerking versus concurrentie

• Probleemgebieden

• Hinderende beelden en overtuigingen • Minderwaardigheid, bescheidenheid, onzekerheid, gebrek aan

zelfvertrouwen • Concurrentie • Onoverzichtelijke opleidingen, moeilijk meetbare kwaliteit • Problemen t.a.v. uitvaartorganisaties • LBvR doet te weinig

Wat is de betekenis van ‘geld’?

• Bestaande betekenissen van geld • Nieuwe betekenissen van ‘geld’

Welke dynamiek is er tussen ‘markt’, ‘uitvaartverzorger’ en ‘ritueelbegeleider’?

• Betekenissen van ‘markt’ • Betekenissen van ‘uitvaartverzorger’

Wat is de rol van authenticiteit? • Authenticiteit heeft de eigen rol niet helder, heeft meer ondersteuning nodig

• Authenticiteit heeft de rol van katalysator • Authenticiteit is niet bedreigend • Authenticiteit: niet overtuigen, maar vanuit overtuiging

Hoe kunnen ritueelbegeleiders zich beter leren profileren?

• Anders gaan denken over ‘geld’ • Empowerment: meer zelfvertrouwen, in de eigen kracht gaan staan,

enthousiasme als basis • Geloof in wat mogelijk is • Zoeken naar meer systemische samenhang • Een andere visie op profilering • Oplossingen op organisatieniveau • Meer samenwerken en onderlinge versterking • Authenticiteit als katalysator

Zou een werkvorm o.b.v. organisatieopstellingen ritueelbegeleiders kunnen helpen om zich beter te profileren, en waarom/hoe?

• Algemene positieve reacties • Goede begeleiding is essentieel • Toepassing en functionaliteit van de werkvorm • Vragen en bezwaren rondom de werkvorm • Nieuwe aspecten in een organisatieopstelling rondom profilering

Welk ondersteunend instrument zou ritueelbegeleiders kunnen helpen om zich beter te profileren?

Inhoudelijke functionaliteit van een ondersteunend instrument • Geld versus meerwaarde • Zelfvertrouwen • Missie en visie • Zelfverheldering • Empowerment • Matching: wie er wel/niet bij je past • Vorm van het instrument: ritueel, symbool, samen met anderen

Momenten van gebruik

• Profilering, presentatie naar buiten toe • Profilering, presentatie binnen de eigen beroepsgroep

Page 140: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

27

• Momenten die vragen om empowerment • Bij scholing en ontwikkeling • Bij het maken van bedrijfsplannen • Bij dilemma’s

Gebruiksvoorwaarden

• Vertrouwdheid met, bekendheid van het instrument • Niet te duur • Niet te ingewikkeld, niet te tijdrovend • Flexibel • Goede begeleiding • Niet te grote groep • Effectiviteit

Tabel 2: categorieën en subcategorieën in de deductieve kwalitatieve analyse

4.1 Hoehebbenritueelbegeleidersdeorganisatieopstellingenervaren? In de vragenlijst is expliciet gevraagd naar de ervaringen van ritueelbegeleiders met de werkvorm van organisatieopstellingen. Zij gaven de onderstaande reacties: • Algemene prettige ervaringen

o Ik vond het heel bijzonder. o Heel prettig, het brengt veel aan het licht! o Heel fijn, het werkt zo op onderbewust/energetisch niveau en ik ben daar erg gevoelig

voor. Het zegt me intuïtief veel, al duurt het dan wel even om ook op bewust niveau binnen te komen. Maar dat vind ik dus erg fijn.

o Ik heb wel eens eerder een dag familie opstellingen gedaan dus ik wist wel hoe het ging maar hoe het op organisatorisch niveau werkt is toch weer deels een andere ervaring. Zeer prettig en fijn om daar aan deel te hebben mogen nemen!

o Plezierig, inzichtelijk, bijzonder om te zien wat er gebeurd. o Als bijzonder, indrukwekkend en spannend. o Erg waardevol om zo bezig geweest te zijn! o Mooi en verhelderend om te zien wat het letterlijk en figuurlijk teweeg brengt

• Werkvorm was nieuw o Ik had nog niet eerder met deze werkvorm te maken gehad. o De werkvorm was mij totaal onbekend. o Ik kende dit nog niet: had er wel eens over gehoord.

• Goede begeleiding o Ik besef wel, dat het goede begeleiden door [naam opsteller] veel mogelijk heeft

gemaakt. Het proces moet wel goed gebeuren. Wat dat betreft lijkt het op intervisie; ook dat moet volgens goede proceslijnen verlopen wil het waardevol zijn.

• Verheldering van dingen onder de oppervlakte o Er wordt veel duidelijk van wat onder de oppervlakte blijft. Al die dingen die in je

denkpatronen meewegen zonder dat je het weet.

Page 141: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

28

• Bewustwording van eigen kracht en kwaliteit o Deze oefening maakte me echt bewust van mijn kracht en kwaliteit als ik mijn

authentieke zelf kan zijn. Goed om te voelen want dat geeft ook kracht en vertrouwen in mezelf en stimulans om op mezelf te focussen ipv anderen.

• Verbazing wat de werkvorm teweeg brengt o Het verbaast mij, dat ik (toeschouwend) zo hard de neiging krijg om "mee te gaan

doen". o Het verbaast mij, dat –als ik mee doe– iets voel en gewaarwordt terwijl ik een gevoel

"speel". Dat geeft aan, dat ik "niet in mijn hoofd" ben blijven zitten. o Frappant wat je –alleen maar door te gaan staan en bewegen– boven tafel krijgt.

• Ruimte gevend en nemend o De werkvorm ervaarde ik als tastend en zoekend en daardoor ruimte gevend en

nemend. Doordat er steeds teruggekoppeld werd naar: ‘hoe voelt het om hier (of daar) te staan?’ en ook: ‘wat doet je van plaats veranderen? Wat voel je daarbij?’ Deze manier liet mij oprecht voelen en zèggen wat ik voelde, zonder daarop vastgeprikt te worden.

• Innerlijk in beweging komen o Een en al beweging met af en toe een pas op de plaats. De momenten van ‘laten

staan’ brachten mij innerlijk in beweging… zo van: ooohhh…. Dàt was het dus…en zo gaat dat….

• In het NU zijn o Hoe moeilijk is het om bij datgene te blijven wat er op dat moment speelt. Dus geen

uitweidingen, conclusies, adviezen: behalve het NU. Daarin ervaarde ik ruimte om gevoelens, gedachtes en ideeën bewust te worden.

• Samenwerken met en vertrouwen op anderen o Het samen bezig zijn, ervaringen en nieuwe dingen delen, geeft een stuk

saamhorigheid, collegialiteit, vertrouwen, vind ik. Dat motiveert mij mede om dit mooie beroep uit te oefenen en onder de aandacht van mensen te brengen!

o Deze manier van werken vraagt vertrouwen: in jezelf en in anderen. • Kritische kanttekeningen

o Werkvorm is soms confronterend o Interessant, maar ik vraag mij af of het wel boeiend genoeg is voor wie niet in de

opstelling staat. o De vraagstelling bij de opstellingen vond ik soms te onduidelijk, waardoor de mensen

in de opstelling moesten meebepalen wat die vraag was. o Ik ben meer van het praten en heb daarom denk ik meer baat daarna om het te

benoemen. Ik vond het dan ook prima dat ik toeschouwer was en bleef: het verduidelijkt wel, maar ik kan het in een gesprek daarna pas duiden.

Page 142: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

29

4.2 Welkespanningsveldenenprobleemgebiedenzijnerbijdeprofileringvanritueelbegeleiders? 4.2.1 Spanningsveldenrondomgeld Er blijken talloze spanningsvelden te zijn rondom het aspect ‘geld’, soms ook aangeduid als zakelijkheid of ondernemerschap. Hieronder worden de belangrijkste spanningsvelden genoemd, waarbij de formele vorm van ‘spanningsveld’ is: twee zaken die zich niet goed tot elkaar verhouden. Dit is meteen een simplificatie, omdat een spanningsveld soms ook uit drie of meer zaken bestaat. Het gaat immers om een systeem, waarbij elk aspect van invloed kan zijn. • Spanningsveld tussen geld en de rest van het systeem: uit de aantekeningen: “’Geld’

kwam in het veld, sprak zich uit, en daarna verlieten ‘Erkenning’ en ‘RBO’ [ritueelbegeleider als ondernemer] letterlijk de opstelling. Iets verderop gaan staan, of de rug naar geld toedraaien, was blijkbaar niet genoeg. Ze liepen letterlijk de ruimte uit. Daarna werd het doodstil in het lokaal, alle aanwezigen hielden voor mijn gevoel hun adem in. […] ‘Geld’ speelt een ontwrichtende rol. Zodra ‘geld’ in het systeem komt, valt het deels uit elkaar. ‘Erkenning’ en ‘RBO’ verdwijnen dan naar de periferie.” (aantekeningen) Het lijkt wel alsof ‘geld’ geen deel uitmaakt van het systeem. “Het wordt bijna als los van de onderneming gezien en niet als onderdeel.” (aantekeningen, reflectie opsteller) In de opstelling staat ‘geld’ uiteindelijk ook apart van het trio ‘erkenning’, ‘RBO’ en ‘er zijn’ (2.2, 2.5). ‘Geld’ zegt zelf ook: ik voel me verweesd, aan twee kanten in de steek gelaten, door ‘erkenning’ en ‘RBO’ (2.3). Hij voelt zich vijandig bejegend en weet niet waar dit vandaan komt (2.7). Immers: hij is er nu eenmaal, ligt voor het oprapen (2.5) (aantekeningen) Ook ‘RBO’ en ‘erkenning’ begrijpen niet waarom ze zo’n last hebben van ‘geld’, want ze willen immers toch wel de rekening sturen. (groepsinterview) Dit spanningsveld lijkt verder typisch te zijn voor de beroepsgroep van ritueelbegeleiders. Men zegt bijvoorbeeld: “Het is heel raar, want ik werk ook in een [andere?] branche, en daar is het uurloon veel hoger dan bij de ritueelbegeleiders, en daar kan ik zonder blikken of blozen zeggen… en ik stuur gewoon een rekening… dat is echt belangrijk… elke maand verstuur ik de rekening naar die opdrachtgevers… Spreker 5: je zit er niet mee. Spreker 7: Nee, en dat is heel raar.” Men zegt ook: “geestelijk verzorgers… die worden behoorlijk betaald door allerlei zorginstellingen en justitie enzo… ik heb niet de indruk dat ze er last van hebben dat ze een salaris krijgen, een flink salaris krijgen, dat het ten koste gaat van hun menselijkheid, mens-zijn, hun erkenning. En ik heb ook gewerkt als catechetisch medewerker in een parochie, en mijn mede-pastores hadden daar ook niet bepaald last van. En die werden ook behoorlijk betaald, in verhouding tot hun academische opleiding. Dus het is vreemd dat ik dat dan hier wel tegenkom… die problemen, dat gevoelsmatige probleem met geld.” (groepsinterview) In de vragenlijst wordt tenslotte benadrukt dat er zelfs sprake is van een “vrees ten aanzien van de commerciële kant van ons vak.” (vragenlijst)

• Spanningsveld tussen mens zijn en ondernemer zijn: Het beeld dat ritueelbegeleiders hebben van de klant is iemand die zegt: ik heb je nodig als mens. Maar mag een ritueelbegeleider dan nog wel ondernemer zijn? In de tweede opstelling staat de ritueelbegeleider als mens (RBM) stevig, maar de ritueelbegeleider als ondernemer (RBO) niet: deze loopt de ruimte uit, achter ‘erkenning’ aan. (aantekeningen)

Page 143: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

30

• Spanningsveld tussen zakelijkheid en er zijn: ritueelbegeleiders willen er graag zijn voor de medemens, dienstbaar zijn, de medemens echt willen helpen. Dat levert een spanningsveld op met ‘geld’ en commercieel zijn. Er wordt bijvoorbeeld gezegd: “als er bij jou iemand komt die niet zoveel geld heeft, dan ga je toch omlaag met je tarief”. (aantekeningen, groepsinterview, vragenlijst)

• Spanningsveld tussen geld en dienstverlening rondom de dood: men zegt: “er speelt een dilemma rondom geld in verband met waarden en normen over "geld vragen voor dienstverlening rondom de dood" en idealisme en de gretigheid van de ritueelbegeleiders om mensen echt te mogen helpen.” (vragenlijst) In het groepsinterview wordt de mogelijkheid geopperd om ‘dood’ en ‘geld’ naast elkaar te zetten. Daarvan zegt men: “Dat is een hele mooie, want vanuit de traditie hoor je geen geld te vragen rondom de dood. […] Bij een kerk hoorde dat bij het lidmaatschap van de kerk.” Hier ligt dus wellicht een historisch gegroeid spanningsveld. (groepsinterview)

• Spanningsveld tussen de waarde van geld en de waarde van de dienst: dit wordt verwoord als “er zit een discrepantie tussen de diensten die de RB aanbiedt en de waarde die dit heeft in geld uitgedrukt.” Men vraagt zich ook af wat de verhouding is tussen geld en meerwaarde. (vragenlijst)

• Spanningsveld tussen geld en waardering/erkenning: bij de opstellingen bleek dat er een specifieke betekenis van ‘geld’ was die vooral op gespannen voet staat met ‘erkenning’, namelijk: geld als bedrijfseconomische vertaling van erkenning. Op het moment dat ‘geld’ dit uitsprak, gebeurde er een heleboel in de opstelling. ‘Erkenning’ gaat niet slechts ergens anders staan of draait zich bijvoorbeeld om, maar loopt de ruimte uit waar de opstelling plaatsvindt, gevolgd door RBO. ‘Erkenning’ zegt later misselijk te zijn geworden na de uitspraak van ‘geld’. Een vraag is: wat zou er zijn gebeurd als ‘geld’ iets anders gezegd had? Bijvoorbeeld: ik ben liefde, of ik ben degene die de aspecten van het systeem met elkaar verbindt? (aantekeningen)

• Spanningsveld tussen geld als erkenning en erkenning door de klant: In het groepsinterview blijkt dat er een samenhang is tussen geld, de ritueelbegeleider als ondernemer (RBO) en de ritueelbegeleider als mens (RBM). Er wordt gezegd dat betaling ook een stukje erkenning is; iets dat hoort bij de ritueelbegeleider als ondernemer (RBO). Maar “wat je terug krijgt van de familie is natuurlijk nog een veel groter stuk erkenning.” Deze erkenning hoort bij de ritueelbegeleider als mens (RBM). Oftewel: ‘erkenning’ heeft twee betekenissen: (1) betaling, en (2) dat wat men terugkrijgt van de familie. Deze twee componenten hebben echter niet dezelfde normatieve waarde voor de ritueelbegeleider: de erkenning die RBM van de familie krijgt, wordt veel belangrijker gevonden dan de geldelijke erkenning die de RBO krijgt. Dit is op zich al een spanningsveld. De opsteller heeft verder een vergelijkbare observatie: “ritueelbegeleiders vinden erkenning door de familie van de overledenen erg belangrijk, belangrijker dan erkenning via geld of via de uitvaartonderneming.” (reflectie opsteller) In de vragenlijst wordt dit beeld bevestigd. Men zegt: “dat we echt moeite hebben met het idee / de overtuiging dat erkenning dan wel waardering kan en mag worden uitgedrukt in geld. De overtuiging zit er voor mijn gevoel nu dat dit vooral moet/kan komen door het van betekenis kunnen en willen zijn voor anderen.” Oftewel: een ritueelbegeleider wil wel denken dat erkenning/waardering kan worden uitgedrukt in geld, maar mag een ritueelbegeleider dit wel denken? Is de familie / het van betekenis zijn voor anderen niet belangrijker? (vragenlijst) Uit het groepsinterview blijkt verder dat men soms vindt dat ‘erkenning’ in de weg zit. Dat is geval wanneer ‘erkenning’

Page 144: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

31

vooral de betekenis heeft van ‘geld’, “omdat dat geld dan een belangrijkere rol speelt dan dat prachtige dat wij te bieden hebben.” Hier is dus niet de familie het belangrijkste, maar geld, en dat levert een spanningsveld op. (groepsinterview) Wanneer ‘erkenning’ bovendien geheel wordt gereduceerd tot ofwel ‘geld’ (vgl: “geld is een bedrijfseconomische vertaling van erkenning”) ofwel tot wat men terugkrijgt van de familie, ontstaat er een conflict met de andere betekenis van ‘erkenning’. Alleen geld is niet genoeg, maar alleen waardering van de familie ook niet; men wil immers wel worden betaald. (groepsinterview)

• Spanningsveld tussen overtuigingen m.b.t. geld en het daadwerkelijke handelen: dit wordt verwoord als een verschil tussen de overtuigingen die iemand heeft m.b.t. de waarde en rol van geld, en het gedragsniveau waarop men bezig is bij een prijsonderhandeling. (vragenlijst) Ook wordt genoemd: een verschil tussen wat men denkt en de realiteit. (aantekeningen)

• Spanningsveld tussen de verschillende betekenissen van geld: in de tweede opstelling wordt zichtbaar dat er verschillende betekenissen van geld zijn. ‘RBO’ vindt het in eerste instantie prima dat ‘geld’ in de buurt staat en zegt dat geld als een onderdeel van RBO voelt. Ze voelt zich er sterker door (2.2). Later, wanneer ‘erkenning’ wegloopt van ‘geld’, zegt ze dat ‘geld’ niet belangrijk is, dat het niet om ‘geld’ mag draaien. Ze wil wel echt ondernemer zijn, maar niet alleen om het ‘geld’. Ze zegt dat ze zich gesterkt voelt door ‘erkenning’ en ‘er zijn’, niet door ‘geld’. Ze spreekt zichzelf nu dus tegen, want eerst voelde ze zich wel gesterkt door ‘geld’. (2.2). Nog weer later zegt RBO dat ze ‘geld’ als vijand ziet. (2.7) De betekenissen van ‘geld’ variëren hier. Een mogelijke duiding is als volgt. Eerst is er een betekenis op mentaal niveau: het hoort er toch gewoon bij, het maakt deel uit van het ondernemerschap. Maar later krijgt het een betekenis op een normatief niveau: het MAG niet om ‘geld’ draaien, geld is niet het belangrijkste. En weer later krijgt ‘geld’ betekenis op een meer emotioneel niveau, waar een gevoel van vijandschap naar ‘geld’ toe wordt gevoeld. ‘Geld’ is bedreigend. De drie betekenissen staan op gespannen voet met elkaar: geld mag er wel zijn (mentaal niveau), er tot op zekere hoogte zijn (normatief niveau), en er niet zijn (emotioneel niveau). (aantekeningen)

• Spanningsveld tussen recht hebben op geld en geld durven vragen: In het groepsinterview wordt het volgende gezegd: “Of je zet het tegenover de hele uitvaartrekening, en dan kijk je: welk stukje vragen wij dan eigenlijk? [veel instemmende geluiden] Waar hebben we het dan over he? Spreker 10: En dan denk je: hoeveel uren heeft de bloemist hier precies in gestoken? Nou dat staat vaak in geen verhouding tot de prijs.” Hier lijkt men te zeggen: we hebben recht op geld, en we vragen toch niet veel ten opzichte van de hele uitvaartrekening. Anderen vragen het bovendien ook. Met andere woorden: het is gerechtvaardigd om om geld te vragen. Maar dan vervolgt men in het groepsinterview: “Spreker 10: En die [de bloemist] durft het wel te vragen. Spreker 2: En de vervoerder ook. Die zegt ook: als ik een paar uur langer heb moeten wachten… of als ik 5 minuten langer heb moeten rijden… Spreker 7: Loop ik 5 minuten uit in het crematorium, dan krijg ik daar een rekening voor. [Instemming] Spreker 10: en dan de koffie en de boterhammen…” Hier geeft men eigenlijk aan: wij hebben recht op geld, maar durven het eigenlijk niet te vragen. Anderen durven dat blijkbaar wel, en dat vindt men lastig: men reageert zelfs een beetje verongelijkt, verontwaardigd. Vooral als anderen geld vragen aan ritueelbegeleiders, daar waar zij bijvoorbeeld uitlopen in een crematorium. (groepsinterview)

Page 145: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

32

4.2.2 Anderespanningsvelden Andere spanningsvelden zijn: • Binnenkomen versus opdringen: Hoe kom ik ‘binnen’ bij de organisaties en de mensen met

een verlies zonder opdringerig te worden? (vragenlijst) • Samenwerking versus concurrentie (vragenlijst) 4.2.3 Probleemgebieden In aanvulling op de spanningsvelden zijn er voorts nog probleemgebieden te omschrijven. Hierbij gaat het niet om een moeizame verhouding tussen twee zaken, maar om dingen die op zichzelf een probleem lijken te vormen voor ritueelbegeleiders, wanneer deze zich profileren. Meestal komen deze probleemgebieden echter al terug in de spanningsvelden; om deze reden worden alleen de ‘nieuwe’ probleemgebieden genoemd. Hinderende beelden en overtuigingen • Beelden over en weer tussen een uitvaartondernemer en ritueelbegeleider die hinderen in de

juiste profilering (aantekeningen) • Al die dingen die in je denkpatronen meewegen zonder dat je het weet. (vragenlijst) • Overtuigingen die in de weg zitten. Hierbij gaat het om overtuigingen “deels overgenomen

van anderen en van de opleiding, over ‘hoe ik het zou moeten doen en hoe ik zou moeten zijn’ als ritueelbegeleider. Waarbij ik ook onbewust zoals anderen (andere ritueelbegeleiders) probeer te zijn. En me ook focus op wat de uitvaartondernemer vraagt/ wil (en praktisch gezien bijvoorbeeld op wat de eisen van een crematorium zijn mbt de dienst), in plaats van meer te focussen op wat ik als persoon/ondernemer wil en te bieden heb (en mezelf dan meer gelijkwaardig ipv volgzaam/ondergeschikt plaats). (vragenlijst)

Minderwaardigheid, bescheidenheid, onzekerheid, gebrek aan zelfvertrouwen • Het gevoel hebben minderwaardig te zijn (groepsinterview) • We zijn te bescheiden (vragenlijst) • Het zelfvertrouwen van de ritueelbegeleider is de ontbrekende factor. (vragenlijst) • Onzekerheid over wat IK ben en wat de markt precies is (vragenlijst) Concurrentie • De concurrentie is moordend. (vragenlijst) • Ritueelbegeleiders zouden elkaar niet als concurrenten moeten zien. (vragenlijst) • daarnaast komen er ook steeds meer predikanten die hun diensten via allerlei kanalen

aanbieden aan randkerkelijken tegen prijzen waar wij niet van kunnen leven. (vragenlijst) Onoverzichtelijke opleidingen, moeilijk meetbare kwaliteit • Het feit dat er nu al verschillende opleidingen zijn die allemaal mensen afleveren op de markt

maakt het vak er niet transparanter op. (vragenlijst) • De kwaliteit is moeilijk meetbaar. (vragenlijst)

Page 146: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

33

Problemen t.a.v. uitvaartorganisaties • Als ritueelbegeleider blijf je afhankelijk van Uitvaartorganisaties en uitvaartleiders als Markt.

(vragenlijst) • Ook de uitvaartondernemingen zitten hier en daar nog behoorlijk vastgeroest in het

traditionele (vragenlijst) LBvR doet te weinig • De LBVR doet volgens mijn mening weinig aan profilering van het vak. Ze zijn teveel naar

binnen gericht en niet bezig het aanbod in de markt te zetten. er is teveel wisseling van de wacht en ieder doet wel zijn best maar het schiet maar niet op. (vragenlijst)

4.3 Watisdebetekenisvan‘geld’? Bestaande betekenissen van geld Zoals bij de spanningsvelden al bleek, zijn er tenminste al zeven bestaande betekenissen van ‘geld’: • geld hoort er toch gewoon bij, het maakt deel uit van het ondernemerschap • het MAG niet om geld draaien, geld is niet het belangrijkste • geld is bedreigend, roept een gevoel van vijandschap op • geld is een bedrijfseconomische vertaling van erkenning • geld is er nu eenmaal, ligt voor het oprapen • geld is iets waar je recht op hebt • geld is erkenning Nieuwe betekenissen van ‘geld’ Er worden ook nieuwe, mogelijke betekenissen van ‘geld’ verwoord: • geld is onderdeel van [je werk als ritueelbegeleider?] zonder dat het je beheerst

(groepsinterview) • geld stelt je in staat om je dienst te kunnen blijven leveren, ook aan een volgende familie

(groepsinterview) • geld is datgene wat vanuit de familie beschikbaar is voor een goede uitvaart

(groepsinterview) • geld ondersteunt datgene wat je vanuit je hart wilt doen (groepsinterview) • geld is een vorm van liefde (groepsinterview)

4.4 Welkedynamiekisertussen‘markt’,‘uitvaartverzorger’en‘ritueelbegeleider’? Uit het onderzoek wordt duidelijk welke betekenissen ‘markt’ en ‘uitvaartverzorger’ kunnen hebben.

Page 147: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

34

Betekenissen van ‘markt’ ‘Markt’ blijkt in de opstelling de betekenis te hebben van ‘klant’, en in deze betekenis zegt ‘markt’ tegen een ritueelbegeleider: “ik heb je nodig als mens.” (1.2). Het gaat hier om een opstelling, en dat betekent dat een klant dit niet daadwerkelijk tegen een ritueelbegeleider zegt, maar dat dit het beeld is dat ritueelbegeleiders van een klant kunnen hebben. Dit roept een interessante vraag op: als een klant zegt ‘ik heb je nodig als mens’, mag een ritueelbegeleider dan eigenlijk nog wel ondernemer zijn? (aantekeningen) ‘Markt’, als klant, blijkt verder niet goed te weten wie hij is en wat hij wil. Hij is nog heel aarzelend in het kijken naar nieuwe manieren van afscheid nemen en het gebruik van een ritueelbegeleider. (aantekeningen, vragenlijst) ‘Markt’ bestaat verder ook uit mensen die al eens een verlies leden. Ook zij horen, zien en ervaren wat een ritueelbegeleider doet en geven door hoe het ook kan. Ook dit speelt een rol bij profilering. ‘Markt’ kiest dus ook op basis van eerdere ervaringen met uitvaarten. Door ervaringen (en niet door aanbod) weet men wat men wil. (aantekeningen, vragenlijst) Betekenissen van ‘uitvaartverzorger’ ‘Uitvaartverzorger’ wordt gezien als iemand die wel weet hoe het moet, in een negatieve betekenis (1.4). Hier lijkt het te gaan om het volgende: er komt hier, volgens ritueelbegeleiders, iets in het gedrang, namelijk de vrijheid van de markt/klant om tot een passend afscheid te komen, en niet volgens de ideeën van een uitvaartverzorger. Dit roept de vraag op: wat voor ervaringen hebben ritueelbegeleiders eigenlijk met uitvaartondernemers, persoonlijk en als ritueelbegeleider, en hoe is dit van invloed op de profilering? Klopt het beeld van een uitvaartverzorger eigenlijk wel? ‘Weten hoe het moet’ kan bijvoorbeeld ook positief worden geduid, bijvoorbeeld als houvast of structuur. (aantekeningen) ‘Uitvaartverzorger’ blijkt verder te worden gezien als iemand die niet de toegevoegde waarde van ritueelbegeleiders ziet. (vragenlijst)

4.5 Watisderolvanauthenticiteit? Authenticiteit heeft de eigen rol niet helder, heeft meer ondersteuning nodig In de eerste opstelling bleek dat ‘authenticiteit’ de eigen identiteit niet helder had (aantekeningen). Wellicht heeft ‘authenticiteit’ meer ondersteuning nodig (vragenlijst). Authenticiteit heeft de rol van katalysator Verder bleek ‘authenticiteit’ de rol van katalysator te vervullen: “een katalysator om ritueelbegeleiders dichter bij de markt te brengen. Authenticiteit helpt om te verhelderen wat de markt nodig heeft, wat diens behoefte is en hoe gevoelig deze is.” (aantekeningen, vragenlijst). Authenticiteit is niet bedreigend Ook wordt gezegd dat “als je authentiek handelt je geen bedreiging vormt voor ‘de’ uitvaartondernemer” (vragenlijst). Authenticiteit: niet overtuigen, maar vanuit overtuiging Bij authenticiteit gaat het niet om overtuigen, maar “het moet vanuit een interne overtuiging/ gevoel komen (dus inderdaad identiteitsmarketing) ipv de oude verkoopmarketing.” (vragenlijst)

Page 148: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

35

4.6 Hoekunnenritueelbegeleiderszichbeterlerenprofileren? Anders gaan denken over ‘geld’ • Een andere manier van denken over geld. Zoals je een relatie met liefde moet onderhouden,

zo moet je ook een relatie met geld onderhouden. (groepsinterview) • Het veranderen op dieper niveau, op het gebied van mijn overtuigingen over erkenning en

over de waarde en rol van geld ook mbt erkenning/waardering. (vragenlijst) • Ik ben overigens benieuwd of daar ook een generatiekloof in zou kunnen zitten: dat jongere

ritueelbegeleiders (zijn die er?) er misschien toch anders tegen aan kijken. [tegen een dilemma rondom geld in verband met waarden en normen over "geld vragen voor dienstverlening rondom de dood" en idealisme en de gretigheid van de ritueelbegeleiders om mensen echt te mogen helpen.] (vragenlijst)

• Uit de opstelling: Aan het einde wordt aan ‘geld’ gevraagd om zich te verplaatsen. Dan gaat hij achter ‘er zijn’ en ‘erkenning’ staan. ‘Er zijn’ voelt zich gesteund, erkenning voelt een soort eenheid. Welke betekenis heeft ‘geld’ hier? Steun, eenheid? Op welke manier kan ‘geld’ de betekenis krijgen van steun/eenheid? Op welke manier mag geld er zijn? (aantekeningen)

• Uit de opstelling: Om het economische contact een menselijk contact te laten zijn. (aantekeningen)

• Met name de ritueelbegeleider als ondernemer moet anders gaan denken over geld. Uit het groepsinterview: Wie had jou [geld] kunnen oprapen? Spreker 4: De ondernemer [RBO]. Spreker 7: [gebaart instemmend] ja, ik had jou moeten oprapen. Spreker 4: De ondernemer moet mij als noodzakelijk onderdeel zien, om ook later in staat te zijn om je dienst te kunnen blijven leveren, ook aan een volgende familie. (groepsinterview)

• Geven = ontvangen= rondpompen van positieve energie en geld als symbool daarvan. (groepsinterview)

• geld is onderdeel van zonder dat het je beheerst (groepsinterview) • geld stelt je in staat om je dienst te kunnen blijven leveren, ook aan een volgende familie

(groepsinterview) • geld is datgene wat vanuit de familie beschikbaar is voor een goede uitvaart

(groepsinterview) • geld ondersteunt datgene wat je vanuit je hart wilt doen (groepsinterview) • geld is een vorm van liefde (groepsinterview) Empowerment: meer zelfvertrouwen, in de eigen kracht gaan staan, enthousiasme als basis • Een volgende, verdiepende stap om dat zelfvertrouwen te vergroten: mogelijk met

opstellingen. (vragenlijst) • Dat mijn klant net als ik zoekende is, en dat ik, door pretentieloos in mijn kracht te staan

(authentiek) er letterlijk naast mag gaan staan waarna duidelijk wordt wat wij voor elkaar kunnen betekenen. (vragenlijst)

• Enthousiasme, erkenning en motivatie helpen ons kennelijk vooruit. Die dingen hebben wij nodig om ritueelbegeleider te willen blijven. Diezelfde zaken zullen ons uiteindelijk helpen "de markt" te veroveren. (vragenlijst)

Page 149: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

36

Geloof in wat mogelijk is • Het is echt wel een optie is om een gezonde relatie te kunnen hebben als ondernemer met

geld en erkenning / van betekenis zijn voor anderen. (vragenlijst) Zoeken naar meer systemische samenhang • De afzonderlijke aspecten met elkaar in verbinding brengen. “Dat zou een ideale situatie zijn:

dat je elkaar binnen handbereik hebt, en ook durft om met je hand naar elkaar te reiken… “ (groepsinterview)

• Uit de opstelling: Hoe kan ‘erkenning’ weer de weg terug vinden naar het systeem? Niet door zich te richten op ‘geld’, maar via de ‘ritueelbegeleiders als mens’ (RBM) en/of ‘er zijn’. (aantekeningen)

Een andere visie op profilering • In profilering zouden RB’s dus niet moeten insteken op aanbod, maar op ervaringen

(aantekeningen) • Ik geloof dat richten op een niche markt een uitkomst zou zijn. Dus bv richten op kinderen,

gehandicapten oid. (reflectie opsteller) • Vertel niet wat een ritueelbegeleider doet, maar laat het de ander ervaren door hem mee te

nemen door een ritueel. Want naast weten gaat het ook over beleven, voelen en een verandering in het willen. (vragenlijst)

• De Markt bestaat ook uit “de mensen die al eens een verlies leden” Zij horen en zien ons en ervaren en geven door hoe het ook kan. Dit is niet meetbaar of zichtbaar , maar werkt wel. (vragenlijst)

• Wij moeten eerst werken aan duidelijkheid (naar zowel onszelf als naar de buitenwereld). (vragenlijst)

• Door ons werk met hart en ziel te doen, profileren wij ons ook naar hen [nabestaanden] toe. (vragenlijst)

• De markt zoekt juist authenticiteit en oprechtheid, daarin moet je dus heel duidelijk zijn (niet alleen aan de buitenkant, maar ook in je handelen en zijn). Voor iedere ritueelbegeleider is er dus waarschijnlijk wel een markt. (vragenlijst)

• Zowel de markt als de rb is zoekend. Er is dus ruimte voor iedereen en kansen voor iedereen. Het is dus belangrijk na te denken met welke uitvaartverzorger je zaken doet en hoe je je aan nabestaanden profileert. (vragenlijst)

• De grootste uitdaging in profilering is dus jezelf neerzetten als authentieke, op mensen gerichte, nabije en zakelijke ritueelbegeleider. (aantekeningen)

Oplossingen op organisatieniveau • Voor de ritueelbegeleiders voor wie dat [geld vragen] echt heel moeilijk blijft, kun je

nadenken over een ondernemingsvorm waarin je zegt: ik factureer niet zelf. Meer samenwerken en onderlinge versterking • Ritueelbegeleiders zouden elkaar niet als concurrenten moeten zien, maar elkaar juist

versterken tijdens intervisies, bijeenkomsten waarin ervaringen worden gedeeld en ontmoeting is. (vragenlijst)

Page 150: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

37

• Scholing kan ook op diverse fronten ondersteunen: kennis delen en doorgeven, nieuwe werkvormen aanbieden. Zo wordt, naast de deskundigheid het zelfvertrouwen vergroot en ontvang je bevestiging van je collega RB-ers. (vragenlijst)

• De rol van authenticiteit kan soms ondersteuning nodig hebben. Een taak voor de LBvR en daarmee ook de collega’s naar elkaar toe. (vragenlijst)

• Het samen bezig zijn, ervaringen en nieuwe dingen delen, geeft een stuk saamhorigheid, collegialiteit, vertrouwen, vind ik. Dat motiveert mij mede om dit mooie beroep uit te oefenen en onder de aandacht van mensen te brengen. (vragenlijst)

Authenticiteit als katalysator • Uit de opstelling: Gezien de rol van ‘authenticiteit’: wellicht kan authenticiteit als katalysator

fungeren, om de ritueelbegeleider dichter bij de markt te brengen. (aantekeningen)

4.7 Zoueenwerkvormo.b.v.organisatieopstellingenritueelbegeleiderskunnenhelpenomzichbeterteprofileren,enwaarom/hoe? In de vragenlijst is expliciet gevraagd of een werkvorm op basis van organisatieopstellingen ritueelbegeleiders zou kunnen helpen om zich beter te profileren. De meeste ritueelbegeleiders voelen daar wel voor. Algemene positieve reacties • Een afgeleide eenvoudige werkvorm zou ik zeker proberen te gebruiken. • gezien de effectiviteit van deze werkvorm in het algemeen, denk ik van wel. • Ik denk dat hier voor mij zeker mogelijkheden liggen • Ik denk het wel! • Ik verwacht van wel • natuurlijk wel: ik ben rb er omdat ik al lang ervaar dat iets doen en positioneren in ruimte en

tijd, dingen veel duidelijker en dieper "waar" maakt dan door er alleen maar over te praten en te schrijven.

Goede begeleiding is essentieel • het staat of valt met de juiste begeleiding van het proces tijdens de opstelling. Als ook dìt

wordt geborgd, dan is de vorm goed te gebruiken. Toepassing en functionaliteit van de werkvorm • Maar voor wat betreft profilering denk ik dat deze vorm vooral "intern" handig is: er worden

zaken duidelijk, die daarna nog wel moeten worden omgezet in iets dat kan worden ingepast in onze profilering. Dus indirect zie ik een nuttige toepassing.

• Misschien kan de LBvR (of tijdens een vervolg-onderzoek) deze werkvorm worden gebruikt om mogelijke nieuwe oplossingen "uit te proberen" of te wegen.

• Ik denk dan met name aan mijn beleving als rb-er. Om van verschillende kanten te kunnen zien, ervaren en praten over gevoel van de plek die ik dan inneem. Ik verwacht helderheid in mijn gevoelens, barrières en krachten.

• Het maakt vraagstukken inzichtelijk

Page 151: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

38

• Profilering vind ik nog wel een ding. Soms kom ik daar op bewust niveau wel bij, wat ik zou kunnen doen of wat me belemmert en dan kan ik dat aanpakken. Soms echter niet dan zit het nog ergens in het onderbewustzijn. En ik denk dat zo’n werkvorm dan zeker een bijdrage kan leveren om weer een stap te zetten.

Vragen en bezwaren rondom de werkvorm • Het is mij nog even niet duidelijk hoe ik een organisatieopstelling kan gebruiken tijdens het

profileren zelf. • Ik stel mezelf de vraag of je met dit instrument ook zouden kunnen zoeken naar (nu nog)

onbekende aspecten: Kun je dit gebruiken om te zoeken naar dingen die verduidelijken, dingen die mij beter inpassen in "de markt" enzovoort

• ik vraag me af in hoeverre zo’n werkvorm op het gebied van opstellingen individueel gebruikt kan worden, want oefeningen op onderbewust/energetisch niveau om zelfstandig te doen vind ik altijd veel minder effectief / minder sterk werken dan wanneer die door een ander begeleid wordt of in elk geval dat er ook door een ander kan worden gestuurd/geobserveerd / vragen kunnen worden gesteld/bijgestuurd.

• Even vanuit mezelf gedacht vind ik een dergelijke werkvorm ook lastig: ik ervaar mezelf bv. als iemand met net even wat andere waarden en normen / accenten daarin dan veel anderen. Ik denk dus dat je een werkvorm daarover niet over moet slaan in het ontwikkelen van een methodiek.

• Mijzelf niet zo, ik heb wel een goed inzicht en overzicht (mede door mijn cv). Ik zou er eerder als docent of instructeur iets mee kunnen.

Nieuwe aspecten in een organisatieopstelling rondom profilering Welke aspecten zouden dan kunnen worden opgesteld in zo’n werkvorm? Uiteraard de aspecten die al in dit onderzoek zijn opgesteld, maar aanvullend werden er in het groepsinterview en de vragenlijst aanvullende aspecten genoemd. Groepsinterview: • de dood • een persoonlijk dilemma • ouders. Vragenlijst: • samenwerking (3x)32 • collegialiteit (3x) • concurrentie • visie op afscheid nemen • rouw • een ander soort uitvaartleider/ondernemer die wel de toegevoegde waarde van een

ritueelbegeleider ziet • aspecten die verduidelijken wat we doen en hoe • reflectie met klanten, ketenpartners en collega’s • regels en wetgeving • communicatiemiddelen

32 Bij ‘samenwerking’ wordt de vraag geformuleerd: in hoeverre kan samenwerking helpen bij de profilering?

Page 152: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

39

• verwachting • waarde(s) van ritueelbegeleiders en cliënten • ethiek • ritueel • deelmarkten.

4.8 Welkondersteunendinstrumentzouritueelbegeleiderskunnenhelpenomzichbeterteprofileren? In de vragenlijst is expliciet gevraagd naar de functionaliteit, momenten van gebruik en gebruiksvoorwaarden. Inhoudelijke functionaliteit van een ondersteunend instrument: • Geld versus meerwaarde • Zelfvertrouwen • Missie en visie • Zelfverheldering

o Ik zou vooral op mijn blinde vlek moeten worden geduid van dat moment, en inzicht moeten krijgen in mijn mogelijkheden van dat moment. Dan heb ik het vooral over de profilering zelf.

o Iets dat zicht geeft op mijn eigenheid in korte, concrete bewoordingen. Iets dat mijn essentie / de essentie van mijn werk aan het licht brengt.

o De mogelijkheid om zowel "het vak" (LBvR) als het "specifiek eigene" (ik) aan het licht te brengen.

• Empowerment o Wat authenticiteit betreft zou de oefening me vooral op een niveau van dieper

bewustzijn moeten brengen waarin ik weer mijn eigen kracht kan voelen (zoals ook in een opstelling gebeurt), en waar die in zit. Ik voel bijvoorbeeld wel dat het met liefde te maken heeft, maar het is fijn als zo’n instrument dan ook kan laten voelen hoe/waar ik die kracht kan benutten/koppelen aan praktische /tastbare producten cq handelingen.

• Matching: wie er wel/niet bij je past o soms ook om eens te kijken of bepaalde organisaties, samenwerkingspartners/klanten

bij je passen... • Vorm van het instrument: ritueel, symbool, samen met anderen

o Ik moet dan onmiddellijk denken aan het instrument van… een ritueel, een symbool!! Hoe klein ook: dàt wat wij als werktuig gebruiken kan natuurlijk heel goed voor onszelf bruikbaar zijn… Het is toch de bedoeling van een symbool om herinnerd te worden aan een positief, goed, bevestigend, ruimte-gevend gevoel? Dat je mag zijn wat je bent?? Zelfvertrouwen….

o Als we het hebben over een ritueel als instrument, dat zou er een persoonlijk symbool moeten zijn.

Page 153: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

40

o de bereidheid en mogelijkheid van anderen bevestigd krijgen dat je vrijuit deelt en vertrouwt. Ik denk namelijk dat je voor precieze profilering anderen nodig hebt om het beste uit jezelf te halen.

Momenten van gebruik: • Profilering, presentatie naar buiten toe

o Bij het presenteren aan potentiële klanten o ook op momenten (bijv. lezingen) waarbij ik het ritueelbegeleiden duidelijk wil

maken o Naar behoefte: online (social media / eigen website / website LBvR), in nieuwsbrief

uitingen, ter introductie van mijzelf in bijvoorbeeld vooraankondigingen van lezingen, in de presentatie van de individuele RB’ers op de Uitvaart Vakbeurs in Gorinchem.

o In interviews of bij lezingen die ik geef • Profilering, presentatie binnen de eigen beroepsgroep

o Waarschijnlijk op díe momenten waarop ik mezelf of de beroepsgroep wil promoten en verklaren.

o bij interne communicatie binnen de beroepsvereniging. o Bij intervisie o bij collegiale consultatie

• Momenten die vragen om empowerment o Ik zou het vooral gebruiken op momenten dat ik zelf voel dat ik het even niet meer

weet/ vast zit / onzeker ben over wat ik nou te bieden heb of in elk geval onzeker hoe dat geloofwaardig te profileren. (want hoe kun je nou bijvoorbeeld ‘liefde’ profileren zonder als softe, zweverige vogel te worden afgedaan door uitvaartondernemers.)

o Elke keer als je even twijfelt, als je voor een gesprek, een nieuwe opdracht of een onderdeel daarvan staat, zou een persoonlijk symbool jou aan dat zelfvertrouwen kunnen herinneren.

• Bij scholing en ontwikkeling o een goed instrument voor "interne gevallen" zoals tijdens dit onderzoek. Het is zowel

onderzoekend te gebruiken als bij "spelend uitproberen" van mogelijke oplossingen • Bij het maken van bedrijfsplannen

o bij het maken en door ontwikkelen van je jaarplan/meerjarenplan. • Bij dilemma’s

o Bij Dilemma's in de markt. Gebruiksvoorwaarden: • Vertrouwdheid met, bekendheid van het instrument

o ik moet het goed ‘in de vingers’ hebben en uit kunnen leggen waarom ik deze tool gebruik, kortom ik moet he overtuigend kunnen brengen.

o Ik voel me "thuis" en kan het instrument vol vertrouwen gebruiken. • Niet te duur

o Dat het geen klauwen vol geld kost, dus dat het betaalbaar of liefst gratis is • Niet te ingewikkeld, niet te tijdrovend

o dat het niet te ingewikkeld is, niet teveel handelingen / tijd kost. Positief verwoord: dat het makkelijk en snel toegepast kan worden (niet dat ik bijvoorbeeld eerst 10

Page 154: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

41

stappen zou moeten nemen waarvoor ik een checklist nodig heb omdat de stappen niet te onthouden zijn en ik bijvoorbeeld eerst een half uur zou moeten mediteren) want anders is de drempel om de oefening/werkvorm te doen te groot.

o KISS: wanneer dit instrument simpel en smart te gebruiken is. o Een werkvorm/instrument met telkens korte kleine stapjes die los te zetten of te

nemen zijn zou wat mij betreft ook kunnen werken, als het maar makkelijk tussen alle bedrijven door kan. Want mijn aandacht en energie is al zo beperkt en versnipperd over huishouden, jonge kinderen en intensief werk (qua tijdsdruk en emotionele lading). Het moet als ‘leek’ kunnen worden toegepast, wat me bijvoorbeeld bij een werkvorm met opstellingen nog wel een uitdaging lijkt want in een opstelling met meerdere mensen heb ik gemerkt dat een kundige begeleider echt wel nodig is omdat zo’n opstelling ook echt wel het een en ander los kan maken en zonder de juiste tips/tools/instructies kan iemand daar nog weleens last van krijgen of kan het effect anders zijn of minder sterk worden benut.

• Flexibel o het instrument moet aanpasbaar zijn aan de groep waarop het wordt gericht: voor

uitvaartondernemers anders dan voor toekomstige klanten; onderling bij intervisiegroep weer anders, enz.

• Goede begeleiding o Een goede begeleider / instructeur / procesbewaker vind ik noodzakelijk.

• Niet te grote groep o Verder lijkt mij de groepsgrootte ook belangrijk. Vooral niet te veel, dan zijn er te

veel ‘buitenstanders’. • Effectiviteit

o Dat op korte termijn voelbaar of merkbaar is wat mij kan helpen in mijn authenticiteit te blijven / dat ik op korte termijn weer bij mijn authenticiteit wordt gebracht.

Page 155: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

42

5 Conclusie Welk antwoord is er nu, op basis van de resultaten, te geven op de centrale onderzoeksvraag: Wat is ervoor nodig om de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding op een authentieke wijze te communiceren in de media en de (uitvaart)markt? Op basis van de resultaten uit hoofdstuk 4 zijn er zes belangrijke conclusies, die in de navolgende paragrafen verder worden toegelicht: 1. Geld vormt een probleem (§ 5.1) 2. Er zijn verschillende spanningsvelden rondom geld (§ 5.2) 3. Geld heeft verschillende betekenissen (§ 5.3) 4. Ritueelbegeleiders staan voor de uitdaging om geld anders te leren verstaan en waarderen (§

5.4) 5. Wat nog meer helpt bij profilering: samenwerken, empowerment, een werkvorm op basis van

organisatieopstellingen, of een ondersteunend instrument (§ 5.5) 6. Authentieke communicatie kan als een systemisch begrip worden gezien ( 5.6). In § 5.7 worden deze zes conclusies samengenomen in een antwoord op de centrale onderzoeksvraag. In § 5.8, tenslotte, worden suggesties gedaan voor vervolgonderzoek.

5.1 Geldvormteenprobleem Wat dit onderzoek duidelijk maakt, is dat er verscheidene spanningsvelden en probleemgebieden zijn, die ritueelbegeleiders hinderen bij het profileren. Een conclusie van dit onderzoek is dat de grootste bottleneck voor ritueelbegeleiders te maken heeft met geld, soms ook aangeduid als zakelijkheid of ondernemerschap. Uiteraard hangt dit resultaat samen met de opstellingen: waren er andere aspecten opgesteld, dan waren er wellicht ook andere spanningsvelden en probleemgebieden aan het licht gekomen. Maar het is in ieder geval duidelijk dat geld tot problemen leidt. Op de vraag Wat is ervoor nodig om de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding op een authentieke wijze te communiceren in de media en de (uitvaart)markt? is een eerste antwoord dus: het probleem rondom geld moet worden opgelost.

5.2 Erzijnverschillendespanningsveldenrondomgeld Een tweede, belangrijke conclusie is dat de spanningsvelden rondom geld gedifferentieerd zijn. Er is niet één bepaald spanningsveld, maar er zijn er meerdere, die met elkaar samenhangen. Dit is een belangrijk nieuw inzicht ten opzichte van eerdere kennis die over dit onderwerp is verzameld. In een eerder onderzoek werd het ‘probleem rondom geld’ heel enkelvoudig

Page 156: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

43

neergezet, als een ‘discrepantie tussen passie en portemonnee’33 of de ‘inhoud van het werk versus de vorm van het ondernemerschap’34. Dit onderzoek laat heel duidelijk zien dat de zaken dus niet zo eenvoudig liggen en dat er op meerdere manieren en meerdere niveaus spanningsvelden rondom geld bestaan. Dat betekent dat een oplossingsrichting dus ook niet enkelvoudig kan zijn. Tabel 3 laat zien welke spanningsvelden er zijn rondom geld, en wat ze betekenen. Spanningsveld Betekenis Spanningsveld tussen geld en de rest van het systeem

Geld lijkt geen onderdeel te vormen van het systeem, het staat het los van. Geld roept vrees op, speelt een ontwrichtende rol in het systeem. Men weet niet hoe dit komt. In andere beroepen lijkt dit niet zo te zijn.

Spanningsveld tussen mens zijn en ondernemer zijn

Het beeld dat ritueelbegeleiders hebben van de klant is iemand die zegt: ik heb je nodig als mens. Maar mag een ritueelbegeleider dan nog wel ondernemer zijn?

Spanningsveld tussen zakelijkheid en er zijn

Ritueelbegeleiders willen er graag zijn voor de medemens, dienstbaar zijn, de medemens echt helpen. Dat levert een spanningsveld op met geld en commercieel zijn. Argumentaties hierbij zijn bijvoorbeeld: “als er bij jou iemand komt die niet zoveel geld heeft, dan ga je toch omlaag met je tarief?”

Spanningsveld tussen geld en dienstverlening rondom de dood

Men voelt een dilemma met betrekking waarden en normen over "geld vragen voor dienstverlening rondom de dood". Mag dat wel? Hier ligt misschien een historisch gegroeid spanningsveld: vanuit de traditie hoor je geen geld te vragen rondom de dood.

Spanningsveld tussen de waarde van geld en de waarde van de dienst

Er zit een discrepantie tussen de diensten die de ritueelbegeleider aanbiedt en de waarde die dit heeft in geld uitgedrukt.

Spanningsveld tussen geld en waardering/erkenning

Wanneer geld wordt gezien als bedrijfseconomische vertaling van erkenning, ontstaat er een spanningsveld met erkenning.

Spanningsveld tussen erkenning in de vorm van geld en erkenning door de klant

Erkenning heeft twee betekenissen: (1) betaling, en (2) dat wat men terugkrijgt van de familie. Reductie van erkenning tot een van beide betekenissen levert acuut een spanningsveld op. De twee componenten hebben bovendien niet dezelfde normatieve waarde voor de ritueelbegeleider: de erkenning die een ritueelbegeleider van de familie krijgt, wordt veel belangrijker gevonden dan de geldelijke erkenning. Wordt geld dan toch belangrijker, dat is er meteen spanning. Een vraag is ook: MAG erkenning/waardering wel worden uitgedrukt in geld?

Spanningsveld tussen overtuigingen m.b.t. geld en het daadwerkelijke handelen

Er is een verschil tussen de overtuigingen die iemand heeft m.b.t. de waarde en rol van geld, en het gedragsniveau waarop men bezig is bij een prijsonderhandeling.

Spanningsveld tussen de verschillende betekenissen van geld

Een mogelijke interpretatie is dat er tenminste drie soorten betekenissen van geld zijn die op gespannen voet met elkaar staan: o De mentale betekenis: geld hoort er toch gewoon bij, het maakt

deel uit van het ondernemerschap (geld mag er wel zijn); o De normatieve betekenis: het MAG niet om geld draaien, geld

is niet het belangrijkste (geld mag er tot op zekere hoogte zijn); o De emotionele betekenis: geld is bedreigend, roept een gevoel

van vijandschap op (geld mag er niet zijn).

33 Stoof, A., Mulder, A., Van der Tuin, L., & Van de Lagemaat, T. (2012). Het verlangen van reli-ondernemers: levensbeschouwelijke communicatie tussen passie en portemonnee. In A. Mulder & H. Snoek (Red.), Werken met diepgang: levensbeschouwelijke communicatie in de praktijk van onderwijs, zorg en kerk (271-300). Zoetermeer: Meinema. 34 Stoof, A., Lagemaat, T. van der, Mulder, A., & Tuin, L. van der. (2011). Pionieren met passie: reli-ondernemers in bedrijf. Zwolle: Windesheim.

Page 157: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

44

Spanningsveld tussen recht hebben op geld en geld durven vragen

Men vindt: het is gerechtvaardigd om om geld te vragen (want we vragen toch maar een klein beetje ten opzichte van de hele uitvaartrekening, en andere dienstverleners vragen toch ook om geld). Maar men durft het niet zo goed te vragen en is zelfs wat verongelijkt, verontwaardigd dat andere dienstverleners dat blijkbaar wel doen, ook naar ritueelbegeleiders toe.

Tabel 3: spanningsvelden rondom geld

5.3 Geldheeftverschillendebetekenissen Een derde conclusie is dat geld meerdere betekenissen heeft bij ritueelbegeleiders. Als we het hebben over de spanningsvelden rondom geld, is het van belang om ons te realiseren dat geld daarbij dus niet een eenduidig begrip is, maar op heel verschillende manieren kan worden geïnterpreteerd en geduid. Zoals bij de spanningsvelden rondom geld bleek, kan het ook nog eens zo zijn dat de verschillende betekenissen op gespannen voet met elkaar staan. Tabel 4 laat zien welke bestaande en welke nieuwe betekenissen geld kan hebben bij ritueelbegeleiders. Bestaande betekenissen van geld

• geld hoort er toch gewoon bij, het maakt deel uit van het ondernemerschap

• het MAG niet om geld draaien, geld is niet het belangrijkste • geld is bedreigend, roept een gevoel van vijandschap op • geld is een bedrijfseconomische vertaling van erkenning • geld is er nu eenmaal, ligt voor het oprapen • geld is iets waar je recht op hebt • geld is erkenning

Nieuwe betekenissen van ‘geld’

• geld is onderdeel van [het werken als ritueelbegeleider?] zonder dat het je beheerst

• geld stelt je in staat om je dienst te kunnen blijven leveren, ook aan een volgende familie

• geld is datgene wat vanuit de familie beschikbaar is voor een goede uitvaart

• geld ondersteunt datgene wat je vanuit je hart wilt doen • geld is een vorm van liefde

Tabel 4: betekenissen van geld

5.4 Ritueelbegeleidersstaanvoordeuitdagingomgeldanderstelerenverstaanenwaarderen Uit de resultaten blijkt dat een belangrijke oplossingsrichting is om anders te gaan leren denken over geld. Hierbij kan het gaan om de nieuwe betekenissen van geld, zoals die in tabel 4 zijn omschreven. Maar het kan ook gaan om: • Het leren onderhouden van een relatie met geld, zoals je ook een menselijke relatie

onderhoudt

Page 158: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

45

• Het veranderen op dieper niveau, op het gebied van overtuigingen • De vraag of jongere ritueelbegeleiders misschien anders kijken naar geld (is er een

generatiekloof?) • Kan geld de betekenis hebben van steun, eenheid? • Op welke manier mag geld er zijn? • Kan het economische contact een menselijk contact zijn? • Kan geld een symbool zijn van het rondpompen van positieve energie? Terugblikkend naar de spanningsvelden (zie § 5.2) wordt duidelijk dat het niet slechts gaat om ‘anders leren denken over geld’, op een mentaal/cognitief niveau. Er is bijvoorbeeld ook: • een handelingscomponent (hoe pak ik bv. een concrete prijsonderhandeling aan?) • een normatieve component (mag ik wel geld vragen voor dienstverlening rondom de dood,

mag het wel om geld draaien, mag erkenning/waardering wel worden uitgedrukt door geld, moet ik eigenlijk wel zakken met mijn tarief als iemand weinig geld heeft?)

• een emotionele component (waarom roept geld een gevoel van vijandschap op?) • en lef (hoe kan ik leren om geld te durven vragen?). Ook hangt ‘anders leren denken over / waarderen van geld’ zeer nauw samen met: • het beeld van een klant (klopt het beeld wel van ‘de klant heeft mij nodig als mens’? Mag ik

eigenlijk wel ondernemer zijn bij zo’n klantbeeld?) • het gevoel van erkenning (wordt erkenning uitgedrukt door geld, door de waardering van de

familie? Is de familie belangrijker of geld? Wat als geld belangrijker wordt? Wat als de familie belangrijker wordt? Waar ligt de balans? En is die altijd hetzelfde?)

5.5 Watnogmeerhelptbijprofilering:samenwerken,empowerment,eenwerkvormopbasisvanorganisatieopstellingen,ofeenondersteunendinstrument De resultaten geven verder nog meer handreikingen die ritueelbegeleiders kunnen helpen om zich beter te profileren: • Empowerment: meer zelfvertrouwen, in de eigen kracht gaan staan, enthousiasme als basis • Geloof in wat mogelijk is • Zoeken naar meer systemische samenhang • Een andere visie op profilering • Oplossingen op organisatieniveau • Meer samenwerken en onderlinge versterking • Authenticiteit als katalysator. (zie verder § 4.6). Een andere ondersteuning kan worden gevonden door een werkvorm te ontwikkelen op basis van organisatieopstellingen. De meeste ritueelbegeleiders in dit onderzoek zien daar wel mogelijkheden toe. § 4.7 geeft meer informatie over de toepassing en functionaliteit van de werkvorm, de nieuwe aspecten die wellicht zouden kunnen worden opgesteld, en de vragen en bewaren die er ook zijn. Als belangrijke voorwaarde wordt voorts genoemd: een goede begeleiding (dat wil zeggen: een goede opsteller).

Page 159: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

46

Een laatste vorm van ondersteuning zou kunnen liggen in de ontwikkeling van een instrument dat ritueelbegeleiders zou kunnen helpen bij het zich profileren. In dit onderzoek is informatie verzameld over de inhoudelijke functionaliteit, momenten van gebruik en de gebruiksvoorwaarden (zie § 4.8). Hiermee ligt er een goede basis voor de ontwikkeling van een dergelijk instrument.

5.6 Authentiekecommunicatiekanalseensystemischbegripwordengezien Een belangrijk kernbegrip in de vraagstelling is ‘authentieke communicatie’. Hoe licht dit nu op? In het literatuuronderzoek was ‘authentieke communicatie’ als volgt geformuleerd: • Bij authentieke communicatie is de hele LBvR betrokken: zowel het bestuur, de individuele

leden als de beroepsvereniging als geheel. Eenieder is ambassadeur of missiewerker van het beroep ritueelbegeleiding.

• Authentieke communicatie heeft niet alleen betrekking op wat het bestuur, de leden en beroepsvereniging zeggen maar ook op wat men doet. Profilering betreft alle aspecten van de organisatie, en omvat dus veel meer dan alleen een concrete gesprekssituatie waarin men zich profileert. Wie men is, blijkt uit alles men doet.

• In een gesprekssituatie is de betekenis van authentieke communicatie van de context afhankelijk. Er zijn veel verschillende gesprekssituaties mogelijk, met verschillende soorten betrokkenen.

• Bij authentieke communicatie zou er sprake kunnen zijn van een congruentie tussen wat een ritueelbegeleider in een concrete gesprekssituatie doet (de act) en wat hij/zij zegt te doen of wie hij/zij zegt te zijn (de inhoud).

• Authentieke communicatie heeft in de praktijk misschien met andere dingen te maken dan met een congruentie tussen inhoud en act. Authentieke communicatie krijgt dan misschien een invulling waarbij een midden moet worden gevonden tussen twee verschillende werelden, idealen, doelen of talen.

Het empirische onderzoek biedt met name op de laatste twee punten een aanvulling. Het beeld dat uit de resultaten naar voren komt, is een systemisch perspectief op authentieke communicatie. Dit is natuurlijk niet zo vreemd, omdat er van een systemische werkvorm gebruik is gemaakt. Maar de resultaten laten goed zien hoe gedifferentieerd het beeld is: het gaat niet alleen om dat wat je zegt (inhoud) en wat je doet (act), maar het gaat ook over normen en waarden, om emoties, om ergens voor te durven staan. Authentieke communicatie licht hier op als communicatie door een ritueelbegeleider die al die verschillende aspecten met elkaar in balans heeft gebracht. Hierbij is vooral de balans tussen geld en de rest van het ‘systeem’ van cruciaal belang. Zolang deze balans niet op orde is, zal een ritueelbegeleider niet werkelijk authentiek kunnen communiceren.

5.7 Antwoordopdecentraleonderzoeksvraag Wanneer nu de voorgaande conclusies in ogenschouw worden genomen, kan er een samenhangend antwoord worden gegeven op de centrale onderzoeksvraag: Wat is ervoor nodig

Page 160: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

47

om de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding op een authentieke wijze te communiceren in de media en de (uitvaart)markt? Het antwoord op deze vraag heeft een sterk systemisch of holistisch karakter. Wat nodig is, is ten eerste het besef dat er veel aspecten betrokken zijn bij de communicatie van eigenheid en waarde: het gaat om wat je zegt, om wat je doet, om normen en waarden, om emoties, om lef hebben en ergens voor te durven staan (§ 5.6). In een goede, authentieke communicatie zijn al deze aspecten met elkaar in balans. Wat dit onderzoek duidelijk laat zien, is dat er sprake is van een onbalans of disbalans. Het ‘systeem’ van profilering, van communicatie in de media en (uitvaart)markt, wordt ontwricht door ‘geld’ (§ 5.1). Hierbij heeft ‘geld’ meerdere betekenissen, die soms op gespannen voet met elkaar staan (§ 5.3). Bovendien is er sprake van verschillende spanningsvelden tussen ‘geld’ en de rest van het systeem (§ 5.2). Er is dus geen eendimensionaal antwoord te geven op de vraag waar de problemen rondom ‘geld’ mee te maken hebben, noch wat ‘geld’ precies betekent. Een belangrijk antwoord op de onderzoeksvraag is dan ook: wat nodig is om de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding te communiceren, is om deze disbalans in het systeem op te heffen. Een belangrijke suggestie op basis van dit onderzoek is om de verscheidenheid en diversiteit rondom ‘geld’ open te houden, en niet te snel te willen reduceren tot één verklaringsmodel met één oplossingsrichting. Bij het zoeken naar meer balans gaat het erom om telkens het hele systeem in ogenschouw te nemen: verander je iets in het systeem, dan verandert het hele systeem mee. En: als er ergens één spanningsveld wordt opgelost, wil dat niet zeggen dat alle spanningsvelden zijn opgelost. Systemisch denken is dus een belangrijke vereiste. In dit onderzoek worden een aantal aangrijpingspunten genoemd om het systeem wat meer in balans te brengen. Men kan anders leren denken over geld en/of men kan leren om geld anders te waarderen, op mentaal/cognitief niveau, handelingsniveau, normatief niveau en emotioneel niveau (§ 5.4). Men kan ook overwegen om een ondersteunend instrument te ontwikkelen of een werkvorm op basis van organisatieopstellingen te maken. In dit onderzoek worden daartoe handreikingen gedaan (§ 5.5). Het onderzoek laat verder zien dat er naast ’geld’ nog wel wat andere (wat minder in het oog springende) aspecten zijn die aandacht verdienen bij de communicatie van eigenheid en waarde, zoals empowerment en meer samenwerking en onderlinge versterking (§ 5.5). Een laatste antwoord op de onderzoeksvraag heeft betrekking op wie er communiceert. Wat nodig is om de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding te communiceren, is het besef dat men dit als vereniging met elkaar doet. Communicatie in de media en (uitvaart)markt is niet slechts iets dat alleen het LBvR-bestuur doet; elke ritueelbegeleider is bij deze communicatie betrokken. Dit heeft te maken met verantwoordelijkheid en een gedeeld eigenaarschap. Deze visie op communicatie en profilering hangt sterk samen met het marketingmodel dat in eerdere fasen van dit langlopende onderzoek is gebruikt: identiteitsmarketing (§ 5.6 en § 2.1). Dit betekent dat het zoeken naar meer balans een opdracht is voor elke ritueelbegeleider, als LBvR-lid. Dit kan worden gezien als een transformatieproces. Het authentiek willen communiceren van eigenheid en waarde is een zoektocht naar meer balans en het in evenwicht brengen van dingen. Dat vraagt om herschikking, verschuiving, verandering op verschillende persoonlijke vlakken: mentaal/cognitief, normatief, emotioneel, etc. Met andere woorden: een ritueelbegeleider komt als een ander mens uit dit proces tevoorschijn.

Page 161: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

48

5.8 Vervolgonderzoek In § 5.7 is geconcludeerd dat communicatie van eigenheid en waarde vraagt om een transformatieproces van ritueelbegeleiders, op bijvoorbeeld mentaal/cognitief, normatief en emotioneel vlak. Een vraag voor vervolgonderzoek zou kunnen zijn: vindt dit transformatieproces ook plaats op een spiritueel vlak? Immers, in eerder onderzoek35 bleek dat veel ritueelbegeleiders zeggen te werken uit het hart. Het hart functioneert daarbij ook als een levensbeschouwelijke maatstaf om te bepalen of men succesvol is in het werk als ritueelbegeleider. Het ‘hart’ is dus verbonden met eigenheid en waarde en dus ook met de communicatie daarvan. Wanneer ‘hart’ wordt gekoppeld aan spiritualiteit, ontstaat er een nieuw perspectief op het transformatieproces (d.w.z.: het zoeken naar meer balans). In spirituele tradities zijn namelijk zeer veel aanknopingspunten te vinden ten behoeve van veranderingsprocessen. In een vervolgonderzoek zou kunnen worden onderzocht of en hoe spirituele tradities een bijdrage zouden kunnen leveren aan het zoeken naar meer balans en een evenwichtige integratie van ‘geld’ in het systeem. Een ander, meer praktisch vervolgonderzoek zou kunnen zijn: het ontwikkelen van een werkvorm op basis van organisatieopstellingen, of van een ondersteunend instrument. Het huidige onderzoek biedt hier uitstekende aanknopingspunten voor (zie § 5.5). Een derde vervolgonderzoek kan gaan over het ‘anders leren verstaan en waarderen van geld’. In het onderzoek bleek dat er in ieder geval enkele ritueelbegeleiders zijn die geen moeite hebben met geld. Een vraag is: hoe hebben zij geld in balans gebracht met de rest van het ‘systeem’? Welke betekenis(sen) kennen zij toe aan geld? Welke normen en waarden hanteren zij omtrent geld, en hoe handelen zij in de praktijk, bijvoorbeeld bij een prijsonderhandeling? Als we weten hoe deze ritueelbegeleiders dat doen, wordt het misschien mogelijk om dit ook aan andere ritueelbegeleiders te leren. Met andere woorden: in een vervolgonderzoek zouden er expertmodellen kunnen worden ontwikkeld, die als basis kunnen dienen voor een training van ritueelbegeleiders die moeite hebben met ‘geld’. Een dergelijke training kan hen wellicht helpen om een ‘paradigmaswitch’ te maken in het denken over en waarderen van geld.

35 Mulder, A. & Stoof, A. (2011). Ritual coaches and the communication of traditions. Paper presented at the ASDS conference on Death, Dying and Disposal: European Death Ways, September, Nijmegen.

Page 162: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

49

Bijlage1:Beschrijvingopstelling1 De opstelling betreft de vraag: Wat is ervoor nodig om de eigenheid en waarde van ritueelbegeleiding op een authentieke wijze te communiceren in de media en de (uitvaart)markt? (zie § 3.3). Onderstaand worden de verschillende fasen in de opstelling beschreven. In de schematische weergaven is telkens te zien waar de representanten staan, hoe ze zich bewegen (stippellijntjes) en welke richting ze op kijken (de ‘neuzen’ op de rondjes). Fase 1 Opgesteld worden: ‘markt’, ‘ritueelbegeleider 1’ (RB1) en ‘ritueelbegeleider 2’ (RB2). ‘Markt’ voelt zich vooral verweesd. Het traditionele aanbod past niet meer bij wat ik nodig heb. Ik weet ook niet zo goed wat ik wil, ik heb behoefte aan verduidelijking van mijn vraag. Vraag aan RB1/2: wie ben jij en wat kan jij mij bieden? Ik ben gevoelig, het gaat me niet alleen om een product maar om wie jij bent. ‘RB1’ staat in eerste instantie ver van ‘markt’ af, kijkt deze niet aan en voelt zich onzeker, wiebelig. Weet niet wat te doen met die markt. Denkt: als ik de markt niet zie, zien ze mij ook niet (en concurrenten ook niet). Ik wil die markt wel veroveren maar ik weet niet hoe. Als zij dichterbij ‘markt’ komt verandert haar instelling: ik kan wel wat bieden. ‘RB 2’ staat dichterbij ‘markt’ en kijkt deze ook aan, maar kan niet echt haar plaats vinden. Loopt voor markt heen en weer. Ze voelt zich op haar gemak, maar kan niet scherp focussen. Voelt een spanning door de positie van RB1 (ver van markt af).

Fig. 1.1: Opstelling 1, fase 1

RB2

RB1

MarktRB1

Page 163: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

50

Fase 2 ‘Authenticiteit’ wordt nu opgesteld en gaat heel dicht bij markt staan. Zegt: dit is misschien brutaal, maar ja. ‘Markt’ moet even wennen aan de nabijheid van ‘authenticiteit’. Maar misschien is dit juist wat ik nodig heb. Ik heb een identiteitscrisis als nabestaande (NB: ‘markt’ is dus ‘nabestaanden’). Ik heb een behoefte aan professionele nabijheid inclusief authenticiteit. Ik ben gevoelig voor echtheid; een ritueelbegeleider die ‘echt’ is, alleen daarom al werkt het. Niet teveel in je hoofd zitten; ik heb je nodig als mens. ‘Authenticiteit’ reageert daarop: we hebben dezelfde vraag, we hebben allebei onze identiteit niet helemaal helder. Ik heb ook behoefte aan nabijheid. Kunnen we met elkaar bedenken wie we zijn? ‘RB2’ voelde kracht, bevrijding toen authenticiteit bij ‘markt’ ging staan. Voelt een druk, rondom wat er allemaal moet rondom profileren, maar ik mag dus ook mezelf zijn. RB2 loopt naar ‘authenticiteit’. Dat voelt rustiger, prettiger, neutraler. Ik zie de markt niet zo goed meer, maar ‘authenticiteit’ kan ik nog wel zien.

Figuur 1.2: opstelling 1, fase 2

RB2

RB1

Authenti-citeit

RB2

Markt

Page 164: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

51

Fase 3 ‘RB1’ heeft de neiging om tegenover ‘authenticiteit’ te gaan staan. Er is ook angst: als je je kop boven het maaiveld uitsteekt, gaat deze eraf. Ze begint te shaken door het besef wat ‘markt’ behoeft en hoe gevoelig deze is. Loopt uiteindelijk richting de positie waar ‘RB2’ eerder stond en kijkt ‘markt’ recht aan. Opsteller: wie moet de stap gaan zetten? ‘Authenticiteit’ zegt: ik heb mijn werk gedaan. Ik mag weg, de RB’s mogen mijn plek innemen. En verdwijnt uit de opstelling.

Figuur 1.3: opstelling 1, fase 3

RB1

Markt

RB2RB1

Authenti-citeit

Page 165: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

52

Fase 4 ‘Uitvaartverzorger’ wordt nu opgesteld en gaat pal achter ‘markt’ staan. Zegt: ik sta stevig. Ik weet hoe het moet. Het oude kan, het nieuwe kan; pastoor, dominee, alles. Ik zie alles, kan alles, en weet alles. ‘RB2’ loopt naar ‘markt’ en ‘uitvaartverzorger’, wil deze eigenlijk beide een hand geven, als om verbinding te maken. Zegt: het was moeilijk toen ‘authenticiteit’ wegging, maar ik ben het zelf. ‘Markt’ zegt: het traditionele aanbod voldoet niet meer. Het oude (‘uitvaartondernemer’) staat nu achter mij; dat is iemand met alleen maar uitroeptekens. Ik heb daar geen verbinding mee. ‘Uitvaartverzorger’ reageert heel verbaasd. Ik ben immers degene die het regelen moet. Er is een verzekering, contract. ‘Markt’ is heel gevoelig, zweverig. Maar: mijn stevigheid, stoerheid ging wat weg toen ‘RB2’ bij mij en ‘markt’ kwam staan. ‘RB1’ gaat recht voor ‘markt’ staan en kijkt deze aan. Ze voelt zich kribbig ten aanzien van ‘uitvaartondernemer’. Daar komt weer iemand die het weet. Ik wil aan ‘markt’ laten zien: er zijn alternatieven, keuzemogelijkheden. ‘Markt’ sluit af: ik heb ervaringen met uitvaarten in mijn vriendenkring en had het gevoel: dat is een passend afscheid, dat wil ik ook zo. Als een uitvaartverzorger komt, dan zeg ik dat. Ik weet wat ik wil. Opsteller: de markt kiest o.b.v. ervaringen en niet o.b.v. aanbod.

Figuur 1.4: opstelling 1, fase 4

Markt

RB1

RB2

RB1

Uitvaart-verzorger

RB2

Page 166: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

53

Fase 5 Als ‘RB1’ wat dichter naar ‘markt’ toe beweegt en dan weer wat verder weg gaat staan, zegt deze: ik heb me laten zien aan ‘markt’ maar voel aarzeling: er is te weinig profilering op deze plek. Als ‘RB2’ wat dichter naar ‘markt’ toe beweegt en dan weer wat verder weg gaat staan, zegt deze: het voelt spannend en warm om wat dichterbij te gaan staan. Als ik verder weg ga staan voelt het kouder. ‘Markt’ zegt: ik weet hoe het moet, maar… ik moet niet te veel willen. ‘Markt’ is wiebelig. Warmte is meer voedend dan heet.

Figuur 1.5: opstelling 1, fase 5

Markt

RB1

RB2

Uitvaart-verzorger

Page 167: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

54

Bijlage2:Beschrijvingopstelling2 De vraag bij de tweede opstelling was, zoals in § 3.3 is uiteengezet, bij aanvang open en in te vullen op basis van de ervaringen bij de eerste opstelling. Dat bleek toch wat lastig te zijn: er gebeurde heel veel in de eerste opstelling (vonden ook de aanwezigen) en op basis daarvan konden er vele vervolgvragen worden gesteld. Na overleg tussen de opsteller en de twee betrokken onderzoekers is ervoor gekozen om te focussen op de spanningsvelden die kunnen bestaan in een profileringssituatie (zie ook §3.2). Bij de inleiding op de tweede casus bleek dat de aanwezigen het bestaan van deze spanningsvelden herkenden. Een voorbeeld van een spanningsveld, dat door één van de deelnemers ter plekke werd ingebracht, is: “Ik wil er voor de ander zijn en bijdragen aan een mooi afscheid, maar daar kan ik toch eigenlijk geen geld voor vragen.” De centrale vraag die tijdens het interview ontstond, was: Wat voor rol spelen intenties in een profileringssituatie? Belangrijke aspecten hierbij waren in ieder geval de markt, die er nu eenmaal is; de ritueelbegeleider als mens; de ritueelbegeleider als ondernemer; en drie verschillende soorten intenties: geld willen verdienen, erkenning willen krijgen, en er voor een ander willen zijn. Onderstaand worden de verschillende fasen in de opstelling beschreven. In de schematische weergaven is telkens te zien waar de representanten staan, hoe ze zich bewegen (stippellijntjes) en welke richting ze op kijken (de ‘neuzen’ op de rondjes).

Page 168: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

55

Fase 1 Opgesteld worden: ‘markt’ (niet door een persoon, maar door een verzameling stoelen), ‘ritueelbegeleider als ondernemer’ (RBO) en ‘ritueelbegeleider als mens’ (RBM). ‘RBO’ gaat tussen de stoelen staan, d.w.z.: midden in ‘markt’. En zegt: hier moet ik zijn. Als ondernemer voelt het goed, hier, maar als ritueelbegeleider wat onwennig. Ik voel me zakelijk en wil betrokken zijn. Als ik naar ‘RBM’ ga, dan kan ik dat niet bereiken. Maar ik kan ‘RBM’ goed zien. ‘RBM’ gaat wat op een afstandje van ‘markt’ staan en zegt: eerst maar eens kijken wat er gebeurt. Ik voel een verschil tussen mijn hart en mijn verstand. Mijn hart zegt: het is prima, laat het gaan, het komt goed. Maar mijn verstand zegt: moet ik er niet naast gaan staan? Maar dat hoeft niet meteen nu.

Figuur 2.1: Opstelling 2, fase 1 NB: ‘markt’ is opgesteld d.m.v. stoelen.

RBO

RBM

`Markt’

Page 169: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

56

Fase 2 In de opstelling komen nu ook ‘erkenning’, ‘er voor een ander willen zijn’ (er zijn) en ‘geld’. ‘Erkenning’ gaat vlakbij ‘RBO’ staan. ‘Er zijn’ gaat tussen de RB’s en de markt staan. Zegt: tussen de markt en de RB’s voel ik me het prettigst. ‘Erkenning’ zegt: toen ‘er zijn’ er ging staan gebeurde er iets. ‘Er zijn’ hangt met mij samen. ‘RBM’ had ‘er zijn’ wel verwacht op’ die plaats, maar verbaast zich wat over ‘erkenning’; deze had ze wat dichter bij verwacht. Dan komt ‘geld’ in de opstelling en gaat tussen ‘erkenning’ en ‘RBO’ staan. Op dat moment verandert er iets bij ‘erkenning’: zij gaat wat wiebelen op haar plaats, verschuift een klein beetje van positie, kijkend naar ‘geld’. ‘RBO’ vindt het fijn dat ‘geld’ en ‘erkenning’ dichtbij staan. Zegt: ze voelen als een onderdeel van mij, en ik voel me er sterker door. ‘Geld’ zegt: ik ben een bedrijfseconomische vertaling van erkenning. Iets dat je nodig hebt om ondernemer te zijn. Nadat ‘geld’ dit uitgesproken heeft, gaat ‘erkenning’ lopen, weg van ‘geld’. Loopt eerst richting de twee RB’s, stopt dan tussen de RB’s en ‘geld’ en kijkt ‘geld’ recht aan. Staat niet zeker van zichzelf, zegt ook: ik ben zoekend. ‘Er zijn’ zegt: ‘geld’ gaf me een heel onrustig gevoel. ‘RBM’ voelt zich rustig en sterk ondanks ‘geld’. Ik sta waar ik sta, ik voel me geworteld. ‘RBO’ vindt nu dat ‘geld’ te dichtbij staat. Wil ‘geld’ niet op schoot hebben. Wil wel ondernemer zijn, echt ondernemer zijn, maar niet alleen om het geld. Geld is niet belangrijk. Het mag niet om geld draaien. Ik voel me gesterkt door ‘erkenning’ en ‘er zijn’, niet door ‘geld’. ‘Erkenning’ is ondertussen blijven lopen. Loopt tussen geld en erkenning door, gaat tegen de klok in helemaal om ‘markt’, ‘er zijn’ en ‘RBM’ heen. Zegt: ik krijg het behoorlijk benauwd en verlaat de opstelling tot buiten het leslokaal waarin de opstelling plaatsvindt.

Page 170: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

57

Figuur 2.2: Opstelling 2, fase 2

RBO

Geld

RBM

Erkenning

`Markt’

Er zijn

Erkenning

Page 171: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

58

Fase 3 Vervolgens loopt ook ‘RBO’ het lokaal uit. Achtergebleven in de opstelling zijn ‘markt’, ‘geld’, ‘er zijn’ en ‘RBM’. ‘RBM’ zegt: het was niet mijn erkenning die weg ging. Ik ben hier gaan staan vanuit authenticiteit. Dat kan ik vasthouden. ‘Geld’ zegt: ik voel me aan twee kanten in de steek gelaten. Ik voel me verweesd. Ik heb ‘RBO’ nodig om mij structuur te geven en om te kunnen blijven stromen en voor de continuïteit. En ik mis ‘erkenning’: ik ben een bedrijfseconomische vertaling van ‘erkenning’. Geld is in onze economie nou eenmaal de manier waarop erkenning en waardering wordt geuit. Men vindt het de moeite waard om daar geld voor te geven.

Figuur 2.3: Opstelling 2, fase 3

RBO

Geld

RBM

`Markt’

Er zijn

Page 172: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

59

Fase 4 Dan komt ‘erkenning’ uit eigen beweging weer terug in de opstelling, en gaat achter ‘RBM’ staan. Ook ‘RBO’ komt weer binnen en gaat vlakbij ‘er zijn’ staan. ‘Er zijn’ is ondertussen middenin ‘markt’ gaan zitten (letterlijk, op een stoel). Zegt: op het moment dat geld het belangrijkste werd vond ik dat ik in de markt moest gaan zitten en ‘RBM’ recht moest aankijken. Wil het economische contact een menselijk contact laten zijn.

Figuur 2.4: Opstelling 2, fase 4

RBO

Geld

RBM

`Markt’

Er zijn

Erkenning

Page 173: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

60

Fase 5 Na deze woorden loopt ‘erkenning’ naar ‘markt’ en gaat naast ‘er zijn zitten’. Hoe vindt ‘geld’ het dat ‘erkenning’ en ‘RBO’ weer terug zijn? ‘Geld’ zit met twee dingen: 1. Ik voel de spanning tussen de bedrijfseconomische realiteit en het vanuit je hart iets willen betekenen voor een ander; 2. Als jij mij niet oppakt pakt iemand anders mij wel op, een uitvaartverzorger bijvoorbeeld.

Figuur 2.5: Opstelling 2, fase 5

Geld

RBM

`Markt’

Er zijn

Erkenning

RBO

Erkenning

Page 174: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

61

Fase 6 Opsteller: we gaan de toekomst opstellen. Ik vraag aan ‘RBO’: kun je toekomst zien van de ritueelbegeleider als ondernemer? Waar ligt deze (fysiek in de ruimte)? ‘RBO’ zegt: de toekomst is een positie in de markt waarbij ik er voor anderen kan zijn. Hij ligt vlak voor mijn voeten. ‘Toekomst’ wordt opgesteld door middel van een rode doek op de grond. ‘RBM’ zegt: de toekomst is in het zicht, kleurrijk. Ik kan samen met ‘geld’ verder. ‘Geld’ hoort erbij. ‘Erkenning’ en het menselijke zit in mij, ‘geld’ niet zo, maar daar kan ik wel mee verder. Ik krijg het gewoon, het hoort erbij. Hand in hand, met elkaar, naar de toekomst. Ik voel ook bevlogenheid: het kan! ‘Geld’ zegt: ik hoor vanzelfsprekend bij die toekomst, op een veel vanzelfsprekendere manier dan hoe ik er nu bij hoor. ‘Erkenning’ ziet de toekomst nog niet helemaal en voelt er niet echt iets bij. ‘Er zijn’ zegt: ik kan ‘toekomst’ zien. De toekomst zit erin. ligt er wel, en daar maak ik als er-voor-de-ander-zijn deel van uit.

Figuur 2.6: Opstelling 2, fase 6 NB: ‘toekomst’ wordt gerepresenteerd door een doek op de grond.

Geld

RBM

`Markt’

Er zijnRBO

Erkenning

Toekomst

Page 175: Deelrapport 1 LBvR - windesheim.com · het belang van de ander. Van denken in termen van (financiële) transacties naar denken in termen van betekenisvolle ruilen.”10 De intentie

62

Fase 7 De opstelling is eigenlijk afgerond, maar sommige representanten willen nog wat zeggen. ‘Geld’ zegt: ik voel me vijandig bejegend en ik weet niet waar dit vandaan komt. ‘Er zijn’ zegt: ik vond het heel fijn dat ‘erkenning’ naast me kwam zitten. ‘RBO’ is verbaasd dat ze ‘geld’ zo als vijand ziet. Het maakt deel uit van de eerdere discussie over het spanningsveld: kan ik er geld voor vragen? ‘Erkenning’ zegt: ik liep de kamer uit want ik werd helemaal misselijk. Maar toen dacht ik: ik kan achter ‘RBM’ gaan staan. Vervolgens komt de vraag op: wat gebeurt er wanneer geld zich verplaatst? Geld heeft tot nu toe aldoor stil gestaan. Geld gaat achter ‘er zijn’ staan en ook ietwat achter ‘erkenning’. Dit voelt voor ‘er zijn’ en voor ‘erkenning’ goed. ‘Er zijn’ voelt zich gesteund; ‘erkenning’ voelt een soort van eenheid.

Figuur 2.7: Opstelling 2, fase 7

Geld

RBM

`Markt’

Er zijnRBO

Erkenning

Toekomst

Geld