De verering van Maria -...

59
De verering van Maria

Transcript of De verering van Maria -...

De verering van Maria

Uitgeverij Ter VerpoozingISBN: 978-90-73064-51-5NUR: 307

© Gerard Stout, lid van Maatschappij der Nederlandse Letterkunde.Eerste druk 2014Omslag en vormgeving: Gerard StoutContact: [email protected]

Allle boeken via pod www.iwemabestseller.nl & vermeerbestseller.nl

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotocopie, microfilm, digitale bestanden of op welke wijze dan ook zonder schriftelijke toestemming van de auteur.De inhoud is geheel voor rekening van de auteur.

www.kloostermuseumaduard.nl

De verering van MariaAd Sanctum Bernardum Aduard

Gerard Stout

Ter Verpoozing

Et antiquum documentumNovo cedat ritui:Præstet fides supplementumSensuum defectui.

Tantum ergo

5

Inleiding

In Aduard startte in 1192 de bouw van wellicht het eerste stenen gebouw van Nederland – het land dat toen nog niet zo heette. Het Cisterciënzerklooster in Aduard bracht naast hoop, geloof en devotie ook welvaart in de regio.Leden van de Aduarder Kring – met fameuze denkers als Regnerus Praedinius, Wessel Gansfort en Rudolf Agricola – stonden aan de wieg van de Verlichting. Het godsbeeld wankelde door hun denkwerk en de ratio veroverde vanuit het Noorderland ruimte voor vrije geesten. De grap – Groninger boer in gesprek met God – heeft diepe wortels in de historie.

Boer: “Dus U hebt de wereld geschapen. En van wie is deze klei?”God: “Dat is uw land.”Boer: “Goa van mien laand of.”

En zo verdween God uit het Noorderland om plaats te maken voor cultuur en wetenschap.

Ceasarius van Heisterbach bezocht kort het klooster in Aduard. Hij probeerde Maria-devotie te stimuleren. Sterre der Zee, Moeder van Smarten, Immaculata, Gij lelie reine. De Moeder Gods kent veel gezichten.

In dit woordenspel een vrije variatie op een deel van overleveringen rond het Sint-Bernardusklooster in Aduard. Het oude gaat over in het nieuwe en het moderne put uit het verleden. En waar we de wereld niet begrijpen, laven we ons aan geloof. Waan, werkelijkheid, mythe en verdichting als ingrediënten voor een onderhoudend, leerzaam en prettig tijdverdrijf. Met een agnostische knipoog.

Kies uw rol en speel uw deel, de wereld is een schouwtoneel

Gerard Stout

6

Spelers in volgorde van opkomst

Ludolphus (steenbakker in de Kleibosch)Ceasarius van Heisterbach (aanjager Mariaverering)Robert (chemicus / ivn-gids)Steven (bioloog / ivn-gids)Maria (moeder van de Zoon)Ludolpus (steenbakker in de Kleibosch)Sybille (heks/paranormaal begaafde vrouw)Albert (historicus)Gretha (paranormaal begaafde vrouw/heks)Wessel (gereïncarneerde Wessel Gansfort)Regnerus (gereïncarneerde Regnerus Praedinius)Maria (moeder van de Zoon)

Tijd

13e eeuw en 21e eeuw

Locaties

De Kleibosch aan het Peizerdiep (Tichelwerk kloostermoppen).Kloostertuin / Ziekenzaal / Abdijkerk Sint-Bernardusklooster.

Technische details

Zo mogelijk muziekfragmenten. Middeleeuwse muziek, Maria-liederen.Passende kledij (kan ook door een enkel attribuut).

7

Scène 1.

Zondagmiddag. De Kleibosch (steenbakkerij voor kloostermoppen nabij Foxwolde, nabij Peizerdiep). Magnificat klinkt.Ludolphus (tichelaar maakt kloostermoppen voor de abdij, gekleed als landwerksman) staat met spade in klei te spitten. Opzij van hem liggen mallen om klei in te deponeren voor de kloostermoppen.Monnik Ceasarius (monnikspij, rozenkrans) komt aanlopen. Tak of wandelstok als steun. Spreekt veelal op gedragen toon.Ludolphus gaat rechtop staan en zwijgt als Ceasarius nadert. Muziek dooft uit. Redelijk assertieve arbeidsman.

Ceasarius (Maakt een zegenend gebaar met rechterhand, gevolgd door kruisteken): God zij met u en met de uwen. Wat staat ghij hier te zwoegen onder de hemel? (Gebaart naar boven).

Ludolphus (Buigt zijn hoofd en op licht ironische toon): De Heere mag uw dagen en nachten bewaren. Mijn vrouw en kind zijn ginder (wijst schuin naar achteren). Terheijl is hun stede. Ik zwoeg en zweet in het aanschijn van zon, en van regen die veelvuldig valt in dit drassig onland. De kloosterlingen in Aduard (wijst naar linksvoor) willen meer stenen voor een nachtverblijf. Ze betalen me in leeftocht en als het nodig is geven ze me aderlatingen in hun ziekenzaal.

Ceasarius (Plant zijn stok in de klei): Mij past nederigheid. (Buigt licht voorover). Ik zal u niet berispen voor uw werk op de Dag des Heren. U stelt uw lichaam in dienst van de Heer. Ik (nadruk) schenk mijn geest aan de Heere God en aan Maria, moeder van de Zoon van onze schepper. Hoe is uw naam die u door de Heer onze God is gegeven?

Ludolphus: Ludolphus. Ik heet Ludolphus naar mijn vader die hier in deze kleiput is gestorven, net als de vader van mijn vader.

8

De Kleibosch was zijn drempel naar uw Heer, onze God. Net als uw Heer de levende God was voor mijn grootvader en mijn vader. Zij zijn dood.De Kleibosch is mijn voorportaal naar de dood. Mijn vader groef de klei voor abdij en ziekenzaal. Ik graaf en kneed klei voor de slaapzaal van monniken en novicen.Mijn vrouw heet Maria. Zij schonk mij zeven zonen. Slechts één zoon rest mij in dit woest en ledig land. Zes stierven een natuurlijke dood door verradelijk addergebroed. Mijn kinderen bleven zonder nazaten.

Ceasarius: God zij geprezen in de heerlijkheid. (Pauzeert).Mijn naam is Ceasarius .... Ceasarius van Heisterbach. Ik kom van Oberdollendorf uit het Siebengebirge. Ik zegen u. Dat mijn zegeningen uw lot mogen verlichten. Dat ooit uw negorij in een paradijs mag ommekeren.

Ludolphus: Mijn enig overgebleven zoon is ziek na weer een adderbeet. In deze hel dreig ik ook hem te verliezen. Mijn lot ligt in de handen van de duivel.

Ceasarius: Spreek niet van het kwaad. Spreek van het goede op dees aard.

Ludolphus: Ik ken enkel dood en deze klei.

Ceasarius: Heb vertrouwen in de Heer. Ik zeg u heb vertrouwen in de Heer. De almacht van de Heer zal u bewaren, uw vrouw, uw kind. Lof zij Maria, moeder van de Heer.

Ludolphus: Ik zou het graag geloven. Maar zie mijn afgepeigerd lichaam. Hoe kan ik geloven in hogere machten als dit land mij kwaad bezoekt?

9

Ceasarius: Ginder (wijst naar voren) achter de einder ligt op vijf uur gaans een zware steen die niemand tillen kan. Alleen God de Heer kan deze steen verwijderen en blootleggen wat de rots verbergt. De steen torent boven de heide en markeert de grens tussen Thrianta en Middag-Humsterland.

Ludolphus (Knikt): Daar bij die grenssteen heb ik mijn jongste kind aan een wolf verloren. Daar ligt mijn Benjamin begraven.

Ceasarius (Schudt zijn hoofd): Gods wegen zijn onnavolgbaar. Mag ik u bidden. De duivel is overal, net als de dood. Ik bid voor de zielen van uw kinderen. Uw kroost dat bij de Heer in de hemel rust.

Ludolphus (Zwaarmoedig): Ik spit, ik spit, ik spit. Maar al mijn gegraaf heeft mij niet verder gebracht. Deze kleiput wordt mijn graf.

Ceasarius: Uw beloning wacht in de heerlijkheid. Ghij zijt een heilige in Gods ogen.

Ludolphus: Maar ik zie mijzelve niet. Mijn ogen sluiten zich voor de wereld (Strijkt met hand over oogleden) om mijn ellende niet te zien.

Ceasarius: Op weg van Heisterbach naar Aduard passeerde ik de grenssteen. Ik had dorst. Een vrouw met waterkan kwam uit het bos tevoorschijn. Ze laafde mij en ze vervolgde haar weg. Ik weet niet wie ze was. (Pauzeert). Ik legde mijn stok met knapzak neder en zeeg bij de steen op mijn knieën.Ik bad tot Maria, de moeder Gods, de heilige Maagd in de hemel.

Ludolphus (Enigszins cynisch): En Maria sprak tot u.

10

Ceasarius: Ik bad en vroeg Maria vreugde te geven aan dit verlaten land, waar de bewoners de blijde boodschap nog niet hadden gehoord.

Ludolphus (Gemaakt verbaasd): En de Maagd verhoorde uw gebed?

Ceasarius (Kordaat): De vrouw die me laafde vertelde dat naast de steen een jongen was begraven. Een kind nog niet tot de jaren van verstand. Al zeven lange jaren lag het lichaam in het zand door heide bedekt, in de schaduw van een dambeer.De vrouw wiste met een doek het zweet van mijn voorhoofd. (Maakt wisgebaar).Ik bad tot Maria, heilige Maagd. Moeder Gods in de hemel.

Ludolphus: Zeven jaar, zegt u?

Ceasarius: Zeven jaar.

Ludolphus: Zeven jaar?

Ceasarius: Ik viel in slaap over de steen, de zon had tot ver in de namiddag de steen verwarmd.

Ludolphus: Zeven jaar!

Ceasarius: In mijn droom zag ik Maria. “Wanhoop niet,” zei de Maagd. Ze was in blauw gekleed met sterrenkrans om haar hoofd. Haar hoofd door een gouden hoofddoek omlijst. (Maakt gebaren met beide handen om zijn hoofd).

Ludolphus (Vragende blik): En?

Ceasarius (Hoofd scheef, mimiek uitdagend): Ghij wilt weten

11

wat Maria’s boodschap was? Wilt ghij weten wat de Onbevlekte Maagd mij openbaarde?

Ludolphus: Waarom zou ik niet willen weten wat Maria zei over de plek waar ik mijn jongste achterliet, door een wolf verscheurd.

Ceasarius (Gebaart met beide handen naar hemel): Lupus est homo homini.

Ludolphus (Grommerig): De wolf.

Ceasarius: ‘Maria nam haar hoofddoek af (maakt gebaar alsof hij hoofddoek afneemt) en wiste zweetdruppels van mijn voorhoofd. (Maakt wisgebaar) en toen ik mijn ogen opnieuw naar haar opsloeg, zag ik op haar gouden doek het kindeke op haar schoot. “Mijn zoon is gestorven voor het heil van de mensheid,” hoorde ik. “De Verlosser van het Kwaad.”En uit de hemel klonk (maakt aanwijsgebaren): “Op deze plek, op deze steen, is een zoon gestorven. Zijn vader en moeder konden het kind niet voeden. De jongste is gestorven om de oudste te laten leven.”

Ludolphus: (Kijkt naar zijn handen. Zwijgt).

Ceasarius: Wie tot de heilige Maagd zijn gebeden richt, krijgt vergeving van haar gestorven zoon. Onze Heer. Onze Redder en Verlosser.

Ludolphus (Zachtjes): Sommige zonden zijn te groot voor vergiffenis. Niemand kan de dood overwinnen.

Ceasarius (Negeert antwoord, kijkt schuin omhoog, gebaart): Ik werd wakker in de avondschemering..... Naast me stond een jongen, een kind nog, met blond golvend haar.

12

Ludolphus (Opgewonden toon): Benjamin?

Ceasarius (Kalme stem): Ik schrok van zijn verschijning en vergat zijn naam te vragen.

Ludolphus: Bennie?

Ceasarius: Ik vroeg de jongeling waar de reis naartoe ging.

Ludolphus: Naar huis? Naar het huis van zijn vader?

Ceasarius: De jongen wees naar het zuiden. Hij was op weg naar Heisterbach. God had hem geroepen naar de plaats die ik op Gods teken had verlaten. Maria zij geprezen.

Ludolphus: Benjamin?

Ceasarius: We knielden samen en riepen de heilige Maagd aan. Ik gaf hem mijn leeftocht voor de reis.

Ludolphus: Bennie?

Ceasarius: Ik vroeg geen naam. Het is genoeg als de namen van stervelingen geschreven staan in de palm van de hand van de Heer.

Ludolphus: Benjamin was ziek. We hadden geen eten. Ik deelde mijn laatste stukje brood met hem. Ik gaf hem water en een hand vol bessen.

Ceasarius (devoot): God geeft en God neemt. Zijn daden gaan ons menselijk begrip te boven (kijkt naar hemel).

13

Ludolphus (Wijst naar beneden, naar de kloostermoppen): Ik maak stenen voor het klooster. Voor mijn brood.

Ceasarius: Ghij doet wat de Heer in zíjn plan heeft vastgelegd. Wij kennen de bedoelingen van onze schepper niet. Ghij kent uw plaats in deze kleiput. Novicen en kloosterlingen bidden voor u en uw zielenheil. Ik bid voor u. Ik bid tot Maria voor mijn en uw zielenheil. Oh Maria sta mij altijd bij.God is genadig. Hij wekt de doden tot leven en Hij vergeeft zondaars (kijkt naar Ludolphus). Hij geeft zielenrust aan wie een beroep op Hem doet in volle overgave. Zoetste moeder, moeder sta ons bij.

Ludolphus (Herneemt zich): Ik heb meer aan een paar geiten en lammetjes voor de slacht dan aan gebeden.

Ceasarius (kortaf): Ik moet gaan.

Ludolphus: De Heer roept u ..... Alle dagen

Einde scène 1.

14

15

16

Scène 2

Steven: veertiger, bioloog, erudiet, kalm.Robert: veertiger, chemicus, boers, provocerend.

(Moderne / 21e eeuwse klassieke muziek. Locatie: De Kleibosch, voorbereiding ivn-natuurexcursie. Twee natuurgidsen. 21e eeuw. Mogelijk met verrekijkers aan een riem.)

Steven (Wijst in de rondte): Dit bos heeft een lange geschiedenis. Kunnen we morgen aan de excursiegangers vertellen. Planten en dieren; bijzonder ecosysteem met heelkruid, kleine bosaardbei, bosanemoon, en welriekende agrimonie. Meidoorn, hondsroos en adderwortel. Klei en kloostermoppen uit de Ticheldobben. Voor iedereen die van cultuur, natuur en van historie houdt. Het Drents Landschap past op de schapen, bokken, geiten en op de Groninger blaarkoppen.

Robert (Badinerende toon): En op de allochtone koeien. (Lacht: ha, ha, ha).Vertel mij wat. Sinds de zee 2000 jaar geleden de kustlijn grotendeels met rust heeft gelaten, heeft dit land een geschiedenis. Een geschiedenis die permanent aan vervalsing onderhevig is. Mensen verzinnen hun afkomst en historici fantaseren het meest over wat er nooit is gebeurd. Allemaal waarzeggers!(Kalmer) De zee heeft geen geschiedenis. Water is altijd hetzelfde, vooral als het veel water is. H2O. En er is merakel veel water. Al valt het met de hoeveelheid water in het Peizerdiep nog wel mee.

Steven (Kortaf): Je probeert de intellectueel uit te hangen. Ik hoor het wel. Als gewezen leraar scheikunde ben je nooit een echte chemicus geweest. Blijkbaar moet je dat gebrek aan erkenning nog steeds inhalen. We genieten nu van de natuur! (Fel). Laat je frustratie thuis!

17

Robert (Nog steeds badinerende toon): Water is vloeibaar en stroomt altijd. Water wast het verleden schoon. Panta Rhei.

Steven: Nog één opmerking, daarna mag je weer gewoon doen.

Robert: Gewoon of gek?

Steven: De kloostermoppen van het klooster in Aduard zijn van deze klei gemaakt. Meer dan 800 jaar geleden.

Robert: Still going strong. Die moppen. Rood door ijzer(III)oxide. Stainrood.

Steven (Negeert): Probeer je eens voor te stellen hoe het leven in die vroege middeleeuwen was. Nauwelijks intellectuele ontwikkeling, nauwelijks tijdsbesef. Iedereen leefde bij de dag, alsof er geen verleden en geen toekomst bestond. (Beetje cynisch) Gelukkig is dat nu anders.

Robert (Serieus): De kerken hebben dat zo gewild. De kerk hield de mensen dom. Er waren nog geen banken om het volk arm te houden. Armoede kwam vanzelf.

Steven: Ik weet niet of kerken dat hebben gewild: voortwoekerende domheid en onkunde. Maar het heeft wel lang geduurd voor er beweging kwam in het denken over de aarde.

Robert: En de hemel.

Steven: Nicolaas Copernicus en Galileo Galileï dachten na over de hemel, de hemellichamen en de beweging van de hemellichamen.

Robert (Wijst naar land): En in die jaren stonden mensen hier in de klei te spitten en kloostermoppen te maken.

18

Steven: Regnerus Praedinius – in Winsum beter bekend als Reinier Veldman – was meer dan vijftig jaar ouder dan Galileï en heeft vast gehoord dat Galileï het gezag van de paus ter discussie stelde. Copernicus heeft misschien met onze Wessel Gansfort van gedachten gewisseld, over hem gelezen, of van hem gehoord. Ze waren tijdgenoten.

Robert (Staart voor zich uit): Bijgeloof. Als ik er goed over nadenk is bijgeloof van alle tijden. De wetenschappen zijn langzamerhand sterk ontwikkeld, maar er is nog veel mythologie. De Aduarder Kring als het begin van ontkerkeling. Laat me niet lachen.

Steven (Kijkt naar Robert): Misschien hebben mensen bijgeloof nu net zo hard nodig als in vroeger eeuwen.

Robert (Enigszins gefrustreerd): Ik dacht dat mensen verstandiger werden, maar dat valt me zwaar tegen. Horoscopen, pendelen, homeopathie, ontslakken, paranormaal genezen. Piskijkerij. Laat mensen eens als een chemicus naar pis kijken. Analyse. Ontleding. Scheikundigen hebben oplossingen. Of niet? Ja!

Steven (Negeert opmerking): In het noorden van Drenthe is een nieuw hunebed ontdekt. Natuurlijk geen nieuw hunebed, het lag er al eeuwen. De steen werd gezien als grenssteen tussen twee marken, maar het bleek een deksteen te zijn van een klein hunebed.

Robert (Verlekkerd): Een duivelskut.

Steven: Een duivelskut. (Schudt zijn hoofd). Maar dat is een verbastering van duivelskot. En een kot is een huisje, net als een frietkot in Antwerpen, of een studentenkot in Leuven.Grappig dat er aan die grenssteen, die nu een hunebed blijkt te zijn, een overlevering vastzit. Ceasarius van Heisterbach –

19

bezoekend monnik in Aduard – heeft volgens overlevering bij die steen gebeden en een jongen die door zijn vader was gedood weer tot leven gewekt. Die Ceasarius heeft de Maria-verering een boost gegeven. Na Emanuel van Cremona en Richardus Anglicus was Ceasarius bijna de derde heilige van Aduard. In ellendige tijden zoeken mensen graag steun aan bovenaardse, zeg maar hemelse krachten.

Robert: Niet alleen in ellendige tijden.

Steven (Scherp): Moet je eerst ellendige tijden definiëren.

Robert (Meewarig): Of gaan we op de intellectuele toer? Maak je er een semantisch vraagstuk van? Wat is heilig, wie is heilig. Zalig mag ook. Zalig is een lokale heilige; met of zonder zoekgeraakt relikwie. Zo ken ik er nog wel een paar.

Steven (Rustiger): Ik zoek geen woordenboekdefinitie. Ook in welvarende tijden, ook als kennis voor het opscheppen ligt – internet en zo – blijven mensen behoefte houden aan sprookjes, aan mythes, aan overleveringen, aan religie en aan waarzeggerij. Zonder idolen is het leven niet voor iedereen leefbaar.

Robert: Idolen als drugs om ellende te vergeten en aan de boze wereld te ontsnappen. (Wijst naar planten in de Kleibosch). Belladonna.

Steven: Laten we drugs erbuiten laten.

Robert (Dramt): Heksen druppelden sap van de Belladonna en kregen grote pupillen. Mooie vrouwen met een oogopslag als Mona Lisa. (Pauzeert). En ze smeerden sap van Belladonna op bezemstelen. Atropine. Ze vlogen op atropine. Waanvoorstellingen door heksenzalf.

20

Steven: Je wilt laten weten wat je allemaal hebt gelezen. Je vertelt me niets nieuws. Drugsgebruik is ook van alle tijden. Zoals al in Prediker staat – om op het klooster terug te komen: Er is niets nieuws onder de zon.

Robert (Negeert opmerking): De wolfskers, groeit die ook in de Kleibosch? Atropa belladonna. Dodelijke nachtschade. Familie van aardappelen en tomaten. (Pauzeert). Misschien heeft die vader zijn zoon niet vermoord, maar heeft het kind per ongeluk slaapbessen gegeten. (Pauzeert). Een mooie anekdote om morgen tijdens de excusie te vertellen. Historisch verantwoord. Niemand kan controleren of het waar is.

Steven: Misschien is het waar. Misschien niet. Sommige zaken zijn onafwendbaar. Een daarvan is de dood.

Einde scène 2.

21

22

23

24

Scène 3

Locatie: Kloosterkerk 13e eeuw. Muziek: Marialiedje, liefst in het Latijn, dat langzaam uitdooft.Maria. Krachtige zelfverzekerde stem. Langzame dictie. Zo mogelijk in een lange blauwe jurk met een goudgele hoofddoek.

Maria (Kijkt met heldere blik naar publiek): Ik ben de moeder van de Heer. Het is een voorrecht moeder te zijn van een gezond en slim kind. Ik zou zeggen: een godsgeschenk.Om de een of andere reden hebben volgelingen van mijn Zoon mij bedacht met de titel: Moeder van Smarten. Gelukkig heb ik ook de bijnaam Sterre der Zee.De zee is mijn favoriet uitzicht. Als ik langs het strand wandel, nemen mijn gedachten de vrije loop. De zee neemt mijn gedachten en mijn hersenspinsels mee.De Jordaan was mijn meest geliefde rivier, maar ik slenter ook graag langs het Aduarderdiep en het Peizerdiep. Ook dat water komt uiteindelijk in zee. Zo kan ik vergeten wat ik niet meer in mijn hart wil bewaren. Mijn hoofd raakt leeg. Er komt ruimte in mijn hoofd.De monniken uit Auwert bewonderen mij, en alsof dat nog niet genoeg is probeert Ceasarius van Heisterbach me tot idool te maken van de kloosterlingen van het Cisterciënser klooster. Ik laat die aanbidding over me heen komen. Komt door mijn Zoon. Ik sta in Zíjn schaduw, ook al is Hij uit mij geboren. Zelf ben ik niet zo dweperig. Ik ben trots op mijn zoon, zoals elke moeder trots is op haar kind. Meestal dan, ik ben ook realist en ik weet ook wat er in de wereld voorvalt.

En nu ik er stil bij sta, bedenk ik dat mij in mijn hele leven – en ook daarna – zelden iets is gevraagd. Natuurlijk, na aanbidding door devote of wanhopige gelovigen komt vaak een smeekbede, maar de dringende vraag geldt meestal een gunst, door mij te verlenen.

25

Genezing van een zieke moeder – wil ik ook graag. Vruchtbare schapen en geiten – heel belangrijk. Een goede visvangst en een rustige zee – werk ik graag aan mee voorzover het binnen mijn mogelijkheden ligt.

Niemand die me vraagt hoe het met me gaat.

De mannen in het klooster missen een moeder. Ze missen een vrouw, al zijn er late roepingen zoals Henny Huisman die zijn naam veranderde in Rudolph Agricola. Eerst een gezin en daarna toewijding aan mijn Zoon.Ik heb niets over keuzes van stervelingen te zeggen en dat begeer ik ook niet. Ik kijk met verbazing naar de keuzes van het gewone volk en van het ongewone volk. Al kan ik niet goed aangeven of U, zoals U daar zit en naar me luistert, tot het gewone of ongewone volk behoort. Wat ik wel weet: de ene mens is normaler dan de andere mens. Mijn Zoon heeft vreemde kostgangers in Zijn Aardse Paradijs rondlopen.

Bidden helpt. Ik bid zelf ook vaak. Bidden maakt me rustig en bedachtzaam. Tijdens het gebed gaan mijn rusteloze gedachten naar Jozef, naar mijn leven naast de timmerwerkplaats, naar de stoelen en tafels die hij voor mij en onze Zoon heeft gemaakt. En een kast. Ik wist eerst niet wat ik met een kast moest. We hadden niets om op te bergen. Een kruis heeft Jozef nooit gemaakt. Jozef was een teruggetrokken man. Hij werd steeds zwijgzamer toen hij merkte dat zijn Zoon geen aanleg had voor het timmerwerk. Hij vroeg me vaak: Wat is de zin van het leven zonder opvolger? Zonder kleinkind? Ik wist geen antwoord.

Niemand die me vraagt hoe het met me gaat.

Mijn gebeden zijn zelden verhoord. Dat maakt me mens en dat haalt een beetje glans af van de heiligheid en de adoratie. Het is

26

niet prettig voortdurend onderwerp van aanbidding te zijn. Wie altijd wordt geprezen moet stevig in zijn schoenen staan. Ongemak vormt een mens meer dan luxe. Ik heb daar wel gedachten over.Gelovigen vragen me nooit naar mijn denkbeelden. Ik vertel enkel wat ik vind als er een gerichte vraag komt. (Met nadruk). Een echte vraag. Niet van die kruideniersvragen aan een klant: (Verdraaide stem). “En hoe gaat het met U?” Die vragen zijn enkel bedoeld om ietsje meer te verkopen. (Verdraaide stem). “Ietsje meer, mag dat ook?’ terwijl de extra suiker al in een zak glijdt. Jozef deed daar niet aan mee. Bij een bestelling van drie spijkers kreeg de klant drie spijkers. Geen vier en ook geen vijf. Drie.

Als heiligenbeeld of als Maria op een schilderij zie ik me in kloosters en kerken terug in een blauwe jurk met geelgouden hoofddoek en gouden schoentjes. Die kleuren passen goed bij de sterren en de onbewolkte hemel. Maar als ik eerlijk ben....Maar waarom zou ik u – gelovigen en ongelovigen, maakt voor mij niets uit – vermoeien met mijn kledingstijl en kleurenvoorkeuren?

Ik heb te doen met Ludolphus en met Ceasarion en met Robert, en met Steven, en met Sybille die straks haar verhaal vertelt. Met Albert en Gretha. Ik heb te doen met de mensen die in de wereld komen en die al zijn gegaan. Niemand sla ik over. Alles wat ik kwijt wil, bewaar ik in mijn hart tot mijn wandelingen langs de zee.

Bid gerust tot mij. Brand kaarsjes en waxinelichtjes. Ik weet hoe leed voelt. Mijn Zoon is nooit getrouwd geweest. Voor een echte man met een bevlogen en ontembaar karakter is het moeilijk een bevlogen en ambitieuze vrouw te vinden. Mijn Zoon heeft ook nooit gezocht. Jozef heeft wel eens een opmerking gemaakt – of het niet eens tijd werd – maar die bemoeienis is hem niet in dank afgenomen.Als zoekenden me vragen om advies voor hun zoekende kinderen

27

zeg ik: niet mee bemoeien, enkel luisteren. Vaak antwoord ik niet op vragen van gelovigen. De gelovigen luisteren niet naar me, ook al beweren ze het tegendeel. Ik ben geen kruidenier. Ik ben eerder een moeder van minder, minder, minder bemoeienis dan van meer, meer, meer, als het over opvoeding gaat.

Moeder van Smarten. Zo heet ik ook. Ik ben nooit grootmoeder geworden. Geen oma. Ik heb nooit een kleinkind gezien. Ik hoor de gebeden van moeders met hetzelfde lot. Ik laat ze bidden. Niets kan ik voor deze moeders betekenen. Ook niet voor de vaders zonder kleinkind. Jozef. Ook Jozef kon ik niet troosten. Na de dood van onze Zoon heeft hij de timmerwerkplaats verkocht. Hij kon zijn kruis niet langer dragen.

Alles wat mensen mij toevertrouwen, bewaar ik in mijn hart en – ik zei het al – als mijn hart mij zwaar te moede wordt, maak ik een wandeling langs de zee. En als mijn verstand tekort schiet, val ik terug op mijn geloof.

Het gaat goed met me. Heel goed. Dank u voor uw belangstelling.

Einde scène 3.

28

29

30

Scène 4

Klassieke muziek 12e eeuw. De Kleibosch 13e eeuw. Sybille: heks, waarzegster, nadert kleiput.Ludolphus: spit in de klei. Muziek dooft uit.

Ludolphus (Maakt afwerend gebaar): Blijf bij me uit de buurt! Jij heks.

Sybille: Vrees niet. Ik ben niet gevaarlijk.

Ludolphus (Verwijtend): Toverkol. Je hebt mijn kinderen gedood. En mijn geit.

Sybille: Ik heb niets met jouw lot van doen.

Ludolphus: Heilige Maria, sta mij bij! (Kijkt omhoog).

Sybille: Vijf kinderen hebt ghij verloren, zes. Waarom smeekt ghij Maria?

Ludolphus: Ik smeek Maria. Ik heb niemand anders.

Sybille (Wijst richting Aduard): Wie was die monnik? Ik zag hem met je praten. Ik wachtte tot hij weg was.

Ludolphus: Ceasarius, hij zei dat hij Ceasarius heette. Ik heb hem nog nooit eerder gezien.

Sybille: Keizer. Hij heet keizer, maar hij is een monnik.

Ludolphus: Uit het Siebengebirge.

Sybille: Oberdollendorf.

31

Ludolphus: Toverkol: Hoe weet ghij dat?

Sybille: Ik weet wat ik weet.

Ludolphus: Caesarius van Heisterbach.

Sybille: Hij heeft je kind gezien.

Ludolphus: Hoe weet ghij dat?

Sybille: Bij de steen.

Ludolphus: Hoe weet ghij dat.

Sybille: Je jongste kind leeft. Benjamin was dood. Hij leeft.

Ludolphus: Hoe weet ghij dat?

Sybille: Als ik vertel wat ik weet. Als ik vertel wat ik zie en hoor, hangt het volk me op, sterf ik de vuurdood. Een profeet in eigen land .... Geen monnik zal me redden van de galg in Ter Helle. (Pauzeert en wijst naar klei). Hoeveel stenen hebt ghij gemaakt? (Kijkt naar de kleiput en lijkt te tellen.)

Ludolphus: Meer dan honderd.

Sybille: Veel meer dan honderd blokken klei wachten op de hitte van de oven.

Ludolphus: (Sybille drukt haar vingers in de natte klei): Wat doet ghij?.... Bezemheks!

Sybille: Ik geef u eeuwig leven (Ze tekent een letter in de klei van een kloostermop).

32

Ludolphus: Ghij schrijft in mijn klei!

Sybille: Kunt ghij lezen? Kent ghij de tekens van de kennis?

Ludolphus: Wat schrijft ghij? Is het goed of is het kwaad?

Sybille (Gedragen): Als ghij sterft in deze klei, sterft ghij in de klei van uw vader en uw voorvader. Als de dood u treft in de modder van de Kleibosch. Als ghij de hel van Ter Helle verlaat en naar Maria gaat, naar uw kinderen en naar al die anderen die aan u zijn beloofd bij de wederkomst op de langste dag, blijft uw teken achter in het klooster van Auwert. Zolang dat klooster blijft bestaan. Zolang deze steen blijft bestaan. Zolang het stainrood de letter kleurt.

Ludolphus: Wat schrijft ghij? Is het goed of is het kwaad?

Sybille: Ik teken uw naam in klei. Ik zet uw naam in steen.

Ludolphus: Wat schrijft ghij? Is het goed of is het kwaad?

Sybille: Ik trek het spoor van de letter J in uw kloostermop.

Ludolphus: Ik heb Ludolphus de naam.

Sybille: Met de letter J blijft ghij voortbestaan. Dit is uw steen. Dit blijft uw steen tot in de eeuwigheid.

Ludolphus: Oh Maria sta mij altijd bij.

Einde scène 4.

33

34

35

36

Scène 5

Kloostertuin, steen met inscriptie, 21e eeuwse klassieke muziek.Gretha: paranormaal, Albert: historicus, kenner van de kroniek van Aduard. Muziek dooft uit.

Albert: (Zwaait breed gebarend om zich heen). Onvoorstelbaar dat hier een klooster heeft gestaan met vele honderden monniken en honderden, duizenden lekenbroeders. Voorouders die het land op de zee hebben veroverd. Dijken, kanalen, sluizen, voorwerken, boerderijen, kerken.Al die gebouwen, de huizen, de abdij. Bernardus van Clairveaux. Alleen de ziekenzaal is in Aduard overgebleven. De abdijkerk en deze kloostertuin. Een paar gebouwtjes. Heel wonderbaarlijk dat bijna alles wat aan vroomheid denken deed, van de aardbodem is verdwenen.

Gretha: Overdrijf niet. Als historicus moet je beter weten. Er is nog veel overgebleven. Zonder mijn ogen dicht te doen zie ik het kloostercomplex voor me.

Albert: De huizen, straten, tuinen. Je derde oog.

Gretha: En de kloosterlingen. Ik kan ze aanraken als ik wil. Ik kan met ze praten als ik wil.

Albert: Klets. Kletsika van een cyclopiste.

Gretha: Je hoeft me niet te geloven. Scheld me niet uit. Ik hoor ook alles wat je niet zegt. Je bent een open boek, maar beledig me niet door alles wat je denkt hardop uit te spreken.

Albert (Negeert opmerking): Ik zie niemand.

37

Gretha (Negeert opmerking): Ik zie novicen die nog niet zijn ingetreden, ik zie monniken, de abt. Ik zie Wessel Gansfort, Rudolf Agricola, ik zie Regnerus Praedinius en anderen van de Aduarder Kring van wie ik de namen niet paraat heb.

Albert: Je bent helderziend, als ik dat goed begrijp.

Gretha: Paranormaal, als je een duur woord wilt gebruiken.

Albert: Er is meer tussen–

Gretha: Hemel en aarde dan jij kunt begrijpen.

Albert: Maar jij–

Gretha: Ik kan er ook niets aan doen. Het is niet mijn verdienste dat ik meer zie en voel dan jij. Jij hebt weer andere kwaliteiten–

Albert: Stofzuigen, wassen, lekker eten maken en–

Gretha: Ook dat laatste waardeer ik zeer. Maar laat mij in mij waarde. Ik twijfel niet aan je kookkunst en je–

Albert (Schalks): Het resultaat kun je proeven, en–

Gretha (Negeert opmerking): Zie je deze steen? (Raapt een kloostermop op).

Albert: Wat is er met die mop?

Gretha: Zie je dit teken? De maker heeft zijn handtekening achtergelaten. (Gretha laat steen zien aan Albert).

38

Albert: Een L. De letter L.

Gretha: Je kijkt niet goed. Een J. De letter J.

Albert: Spiegelbeeld.

Gretha: De mensen kenden nog geen spiegels. Spiegelbeeld was onbekend bij de kloosterlingen, laat staan bij het gewone volk. De boekdrukkunst was nog niet ontdekt. Spiegels waren schaars, net zo schaars als narcissen. IJdelheid was verboden. Alle woorden gingen over God en geloof. Niets ging over een individu. Laat staan over een stenenbakker. (Pauzeert). Tichelaars komen niet voor in de kroniek. Jij hoort dat te weten. (Pauzeert). Dit is uniek. Een eeuwenoude boodschap. Een teken. (Krachtig) J.

Albert: Ik ga geen ruzie maken over een letter. Mene tekel.Druk de steen in de modder, laat de modder drogen en welke uitgedroogde modderletter blijft achter als je de steen optilt? Nou?

Gretha: Je vergist je. J.

Albert: Jij weet alles met je derde oog.

Gretha:Je drijft de spot met mijn gaven.

Albert: Ach, ik houd van je.

Gretha:Weet ik ja.

Einde scène 5.

39

40

41

42

Scène 6

Wessel en Regnerus 21e eeuw. In kloostertuin. Klassieke muziek sterft weg.

Wessel: De tijden zijn wel veranderd, wat dunkt je Regnerus?

Regnerus: Je vergist je Wessel, alles is misschien veranderd, maar tegelijk is alles hetzelfde gebleven.

Wessel: Ik merk het. Als ik in algemeenheden met je praat, krijg ik van jou algemeenheden terug. En algemeenheden zijn waar; meestal, altijd, soms of nooit.

Regnerus: Er is een school naar je genoemd.

Wessel: Wil je zout in de wonde strooien?

Regnerus: Hoezo. Ik begrijp je niet.

Wessel: Praedinius GYMNASIUM en Wessel Gansfort COLLEGE.

Regnerus: Er is onderscheid, blijkbaar moet dat er zijn: verschil.

Wessel: In de Aduarder Kring, die naam hebben we zelf niet bedacht, hebben we een pleidooi gehouden om vooral zelf na te denken.

Regnerus: Christelijk humanisme zijn we mee begonnen, en misschien wel meer humanisme dan christendom.

Wessel: Het heeft niet geholpen om de afbraak van het klooster tegen te gaan. De protestanten–

43

Regnerus: In Stad en Ommeland hebben honderden boeren, burgers en buitenlui profijt gehad van de kloostermoppen. Soms lijkt het alsof alleen de stenen de tand des tijds hebben doorstaan.

Wessel: Lijkt maar zo. Op het Martinikerkhof is de beerput van de universiteit leeggegraven, met lepel en vork. Honderden gebruiksvoorwerpen uit die tijd zijn bewaard gebleven en gereconstrueerd. Vilten baretten bijvoorbeeld. (Pauzeert) Niet alleen kloostermoppen hebben de tijd overleefd. En vergeet de abdijkerk in Aduard niet.

Regnerus: De ziekenzaal. Het hospitium. De poort naar de hemel.

Wessel: Dat bedoel ik. In die kloosterkerk worden de nieuwste inzichten doorverteld, vanuit historisch perspectief.

Regnerus: KPN.

Wessel: Inderdaad. Protestants. De Mariaverering schiet er wat bij in. Ceasarius van Heisterbach–

Regnerus: Oberdollendorf–

Wessel: heeft verloren. Jij en ik hebben beiden niet veel met Mariaverering. Blauwe jurk, gouden sterrenkrans. Hoofddoekje. Te frivool, teveel tierlantijnen. De magie van het theatrale lijkt uitgewerkt. Niet alleen de Roomsche religie is ingeruild tegen popconcerten, sport en coma-zuipen.

Regnerus: Je overdrijft. (Pauzeert). Laat ze onze twijfels over de KPN niet horen. Geloofsbeleving wordt steeds meer een ongecontroleerde privé-aangelegenheid.

44

Wessel: Wie mag dit niet horen? De tijden zijn veranderd. Ieder heeft zijn eigen god. Als er maar iets (nadruk) is om in te geloven. God kent vele gezichten, tot in de quantummechanica toe.

Regnerus: Shakespeare had dat al gezien. Het dualistische karakter van de materie, de basis van de quantummechanica.

Wessel: To be or-

Regnerus: Not.

Wessel: Het heeft er alle schijn van dat in deze moderne tijd – maar is niet elke tijd zijn eigen moderne tijd? – alles wat gedacht wordt ook naar buiten mag komen-

Regnerus: Mag. Moet-

Wessel: Naar buiten moet komen tot ieders vermaak.

Regnerus: Je kunt beter zeggen: tot ieders verwarring.

Wessel: Ik heb wel vertrouwen in verwarring–

Regnerus: Als begin van verandering.

Wessel: Eigenlijk best wel spijtig dat we destijds in Auwert nog geen weet hadden van Darwin, Freud en Hawking–

Regnerus: En Schopenhauer.

Wessel: Nietzsche.

Regnerus: Als je in de afgrond kijkt, dan kijkt de afgrond ook in jou.

45

Wessel: Alleenzijn leidt tot zelfoverschatting.

Regnerus: Genoeg gebluft. (Pauzeert). Spijt. Spijt is een zinloze emotie. (Pauzeert)Volgende week is een excursie van ivn naar Terheijl – het infernum van destijds – en naar De Kleibosch, het graf van de tichelaars. Het schijnt dat de Belladonna onder bescherming van Het Drents Landschap bloeit.

Wessel: Mag ik mijn vrouw ook–

Regnerus: Ik wist niet dat... (Kortaf): Mannen onder elkaar.

Wessel: Maar–

Regnerus: Hengel meenemen. Na afloop van de rondleiding gaan we vissen in het Peizerdiep.

Einde scène 6.

46

47

48

Scène 7

Kloosterkerk, muziek Immaculata. 21e eeuwMaria: in blauw met hoofddoekje in haar handen.

Maria: Niemand hoeft mij te vereren, maar het mag wel. Als het erop aankomt heeft de verering niets met mij te maken. Ik citeer graag Johann Wolfgang von Goethe – die het citaat overigens niet van een vreemde heeft! U begrijpt wel van wie – “Wenn ich dich lieb habe, was geht’s dich an!” Einde van het citaat dat mijn Zoon rechtens toekomt. Maar Hij doet daar niet kinderachtig over. Maar wat ik hem graag nazeg. Elke emotie is particulier bezit. U mag van mij houden en u mag mij aanbidden. U mag mij vereren. Het maakt mij – Sterre der Zee – niets uit. Uw gevoelens staan los van mijn gevoelens.

Niemand vraagt ooit naar mijn gevoelens.

Ik kom en ik ga. Iedereen mag zijn eigen talenten koesteren.

Ik ben moeder van een getalenteerde zoon van een eenvoudige maar vakbekwame timmerman. Helaas heeft hij zijn vader niet in de zaak opgevolgd, maar dat overkomt meer vaders en moeders. Helaas heeft hij me geen kleinkinderen geschonken, maar dat overkomt meer vaders en moeders.Ik had net zo goed de vrouw kunnen zijn van de tichelbakker in de Kleibosch. Die moeder Maria heeft zeven kinderen verloren aan addergebroed. Ook zij heeft geen kleinkinderen en haar smart is minstens zo groot-Ach wat zal ik langer over leed zeuren en over zaken die niet bestaan. Niemand wordt wijzer of gelukkiger van gezeur, al is het leed nog zo groot. Maar misschien ben ik door al die smartelijke gebeden een beetje in mineur.

49

U wilt vrolijk naar huis. Ik ook. U wilt een beetje geraakt naar huis. Ik ook. Misschien gaat u nu staan; opgetogen, geërgerd, verrast, beledigd, bekeerd, of anderszins en geeft u applaus omdat het zo hoort.Misschien doet u een schietgebed om uw leven weer op orde te krijgen.

Ik ga zitten. Ik laat me een glas water brengen, of een glas wijn. Het was ons spel met taal en met onze voorgangers die hun verhalen aan papier en internet hebben toevertrouwd. Misschien kunt u navertellen wat u hebt opgestoken. En als u niets hebt opgestoken kunt u verder vertellen: “Ik heb er niets van opgestoken.” Ook dat is dan mooi meegenomen.

Dank U. (Zwaait met hoofddoekje en vertrekt).

Einde

Hemelvaart 29 mei 2014

50

51

52

Achtergronden

Alle informatie van het web.

Geleerden

Nicolaas Copernicus, 19 februari 1473 – Frauenburg (Ermland, Koninklijk Pruisen), 24 mei 1543) was een wiskundige en astronoom die een heliocentrisch model van het universum formuleerde waarbij de zon, in plaats van de aarde, in het centrum werd geplaatst.

Galileo Galilei, (Pisa, 15 februari 1564 - Arcetri (Florence), 8 januari 1642) was een Italiaans natuurkundige, astronoom, wiskundige en filosoof. Hij was hoogleraar in Pisa (1589-1592) en Padua (1592-1610). In het Nederlands en het Duits, en in de Scandinavische talen, wordt hij meestal aangeduid als Galilei; in de meeste andere Europese talen wordt hij bij zijn voornaam Galileo genoemd.

Wessel Harmensz Gansfort, Wessel Gansfort (Groningse, 1419 - aldaar, 1489) was een theoloog en vroeg-humanist. Hoewel hij een leek was, schreef hij bijna uitsluitend over godsdienstige vraagstukken, waarbij hij veel stellingen verdedigde, die vooruit lijken te lopen op het protestantisme. Gansfort was een van de eersten in het Noorden die een goede kennis bezat van het Hebreeuws.Hij was niet, zoals vaak wordt gedacht, de lijfarts van bisschop David van Bourgondië, maar zijn protegé. Laatstgenoemde bood hem bescherming tegen de Inquisitie. Na 1482 verbleef hij veel in de abdij van Aduard bij de abt Hendrik van Rees; na diens dood in ‘‘t oldeconvent’ van Clarissen te Groningen. In 1862 werden zijn stoffelijke resten overgebracht naar de Martinikerk. Tegen de westmuur werd een epitaaf aangebracht. Hiervoor legde men de grafsteen, met daaronder de beenderen van Gansfort. Bij de laatste restauratie in 1962 heeft Albert van Giffen het graf opgegraven. De grafsteen is uit de vloer gehaald en in de westmuur naast het epitaaf ingemetseld.

53

Gansfort stond onder de invloed van de Moderne Devotie en geldt als een voorloper van de reformatie. Hij was tegen aflaten, mirakelboeken en heiligenverering. Bovendien uitte hij kritiek op de overschatting van pausen en concilies, en hij pleitte vooral voor gedegen bijbelkennis. Hij maakte in zijn leven een ommezwaai van het filosofisch realisme naar het nominalisme; daarom werd hij wel spottend ‘magister contradictionis’ (meester in tegenstellingen) genoemd. Ondanks dit ging hij toch steeds verder in het taalkundig benaderen van de Bijbel, o.a. door de Hebreeuwse grondtekst bij zijn exegese te betrekken.De kerkhervormer Maarten Luther schreef dat Wessel Gansfort zeer belangrijk was geweest bij de vorming van zijn inzichten.

Regnerus Praedinius (Reinier Veldman) (Winsum, 1510 – Groningen, 1559) was een Nederlands rector en onderwijzer.Praedinius werd in 1510 in het Groninger dorp Winsum geboren. Hij bezocht de fraterschool en nadien studeerde hij te Leuven. Vanaf 1529 werd hij docent te Groningen. In Erfurt vervulde Praedinius een rectoraat en in 1545 werd hij aangesteld als rector van de St. Maartensschool, de voorloper van het naar hem vernoemde Praedinius Gymnasium, te Groningen. Hij was een humanist in de traditie van Desiderius Erasmus, die hij zeer bewonderde. Praedinius overleed in 1559 te Groningen en ligt begraven op het Martinikerkhof in de stad.

Rudolf Agricola (ook Rodolphus Agricola Phrisius), eigenlijk Roelof Huesman of Huisman (Baflo, 17 februari 1444 (of 23 augustus 1443) — Heidelberg, 27 oktober 1485), was een van de belangrijkste vroeg-humanistische geleerden van de noordelijke Lage Landen.

Ceasarius van Heisterbach

Caesarius van Heisterbach (ca. 1180 - ca. 1240) was monnik en novice-meester van de cisterciënzer abdij Heisterbach in het Zevengebergte dicht bij Oberdollendorf ten zuiden van Bonn in Duitsland. Waarschijnlijk vervulde Caesarius tot 1222 het ambt van novicemeester in de abdij van Heisterbach.Caesarius geldt als een van de beste vertellers van de Middellatijnse literatuur. Zijn oeuvre omvat naast een groot aantal prekenbundels en

54

Bijbelcommentaren een tweetal heiligenlevens, respectievelijk van de Keulse aartsbisschop Engelbert van Keulen en landgravin Elisabeth van Thüringen. Zijn grote faam dankt Caesarius echter aan twee grote verzamelwerken van exempla: de Dialogus miraculorum en de Libri VIII miraculorum.Zijn exempels zijn, al dan niet in bewerkte of aangepaste vorm, terug te vinden in tal van Latijnse en Middelnederlandse werken uit de latere Middeleeuwen. Een van de beroemdste voorbeelden hiervan is ongetwijfeld het verhaal over de kosterin Beatrix, de Beatrijs van het latere Middelnederlandse dichtwerk.Verreweg de meeste informatie over het leven van Caesarius van Heisterbach, komt van de schrijver zelf. Verspreid over zijn oeuvre maakt Caesarius sporadisch melding van gebeurtenissen die hij zelf heeft meegemaakt. Daardoor weten we dat Caesarius omstreeks 1180 moet zijn geboren in het Rijnland, naar alle waarschijnlijkheid in Keulen of in de directe omgeving van deze stad. In de verhalen die Caesarius over zijn eigen jeugd vertelt, neemt de stad Keulen een prominente plaats in.In de periode tussen 1188 en 1198 ontving Caesarius lager en hoger onderwijs. Hij begon zijn studie aan de school van het Keulse Sint Andreaskapittel. Hierna begon Caesarius met een studie theologie aan de Keulse Domschool. Op enige moment moet Caesarius van Heisterbach de priesterwijding hebben ontvangen, maar het blijft onduidelijk of dit voor of na zijn intrede in het klooster Heisterbach is gebeurd.Vrijwel direct na het afronden van zijn studie werd Caesarius monnik. In één van de spaarzame verhalen die hij over zichzelf vertelt, maakt Caesarius melding van deze bekering. Tijdens een gezamenlijke reis van Walberberg naar Keulen vertelde abt Gevaard van Heisterbach hem een wonderbaarlijke geschiedenis die de monniken van Clairvaux ten deel was gevallen. Tijdens het oogsten waren zowel de heilige Maria, Maria Magdalena als de heilige Anna aan de monniken verschenen en hadden hen het zweet van de gezichten gewist en hun koelte toegewuifd. Dit verhaal, dat in verschillende vormen de ronde deed binnen de cisterciënzer orde, maakte een diepe indruk op de jonge Caesarius en hij beloofde de abt dat hij monnik zou worden in zijn klooster.In 1199 trad hij in bij de cisterciënzerabdij van Heisterbach. Caesarius moet destijds tussen de achttien en twintig jaar zijn geweest. Hij zou - op enkele reizen na - de rest van zijn leven in Heisterbach blijven. Hij stierf omstreeks 1240.

55

Caesarius van Heisterbach legde zich hoofdzakelijk toe op het schrijven van exempla: korte, voorbeeldige verhalen die een godsdienstig thema illustreren, en als waar gebeurd worden gepresenteerd. Maar vaak beoogde hij meer dan verduidelijking alleen: met zijn exempels wilde hij bepaalde christelijke waarheden bevestigen, dan wel bewijzen.Caesarius van Heisterbach staat samen met Odo van Chériton en Jacobus van Vitry aan de wieg van de Middellatijnse exempelliteratuur. Dat wil zeggen dat Caesarius theologische en ethische problemen niet theoretiseert of abstracter maakt, maar juist aan de hand van voorbeeldige verhalen laat zien wat juist is. Daarvoor gebruikte hij het liefst betrouwbare verhalen uit zijn eigen tijd. Hij vermeldde bij zijn verhalen naar beste vermogen personen en plaatsen, tijdstippen en zegslieden, hoewel hij hier soms wat slordig mee omsprong.Caesarius is ook bekend vanwege de stelregel over de opkomst en ondergang van kloosters. Hij schreef dat welvaart en discipline in een klooster niet samengaan, en dat de welvaart de discipline ondermijnt.

De Kleibosch

De Kleibosch is een natuurgebied net ten oosten van Foxwolde in Drenthe.De boerderij Tichelwerk in De Kleibosch. De Kleibosch is 134,3 ha groot en bestaat uit graslanden en stukken bos en een van de weinige restanten van het Drentse Wold. Het natuurgebied is gelegen op een locatie waar potklei aan de oppervlakte komt. Al in de middeleeuwen werd die door monniken van het klooster van Aduard afgegraven (geticheld) om er ter plaatse kloostermoppen van te bakken, die vervolgens per schip via het Peizerdiep naar Aduard werden vervoerd. Het bosgebied ontstond rondom de kleiputten die overbleven na de winning van de potklei, waarmee tot in de achttiende eeuw is doorgegaan. In het bos, dat bestaat uit essen, elzen, eiken, berken en haagbeuken, werd tot in de jaren ‘70 van de twintigste eeuw hakhout gekapt.Sinds 1962 is De Kleibosch grotendeels eigendom van Het Drentse Landschap, dat in het gebied een wandelroute van 2,5 km heeft uitgezet en er regelmatig open dagen en excursies organiseert. Dit gebeurt vanuit Tichelwerk, een oude monumentale boerderij. Het pand was ooit de woning van een steenbakker en is waarschijnlijk gebouwd door de familie Van Ewsum, die de locatie al in de zestiende eeuw in eigendom had.

56

De aanwezigheid van potklei maakt De Kleibosch tot een tamelijk bijzonder bostype. Sommige zeldzame plantensoorten die in het gebied voorkomen zijn afhankelijk van deze grondsoort, zoals heelkruid, kleine bosaardbei en welriekende agrimonie. In het voorjaar wordt de bosbodem gedomineerd door speenkruid en bosanemoon. In de houtwallen rondom de graslanden zijn verschillende soorten meidoorns en rozen te zien, waaronder de hondsroos. De graslanden in De Kleibosch, waarin de adderwortel voorkomt, worden begraasd door Groninger blaarkoppen.Het lidwoord de komt niet-Drenten vreemd voor, voor wie het kleibos beter in de oren klinkt. In het Drents zegt men echter steeds de bos. Door assimilatie is het onzijdige lidwoord het onder invloed van de b van bos veranderd in te en dat weer in de.

Ter Heijl

Terheijl (ook: Ter Heijl) is een gehucht in de gemeente Noordenveld, provincie Drenthe (Nederland).In de 15e eeuw was Terheijl in het bezit van het klooster van Aduard, dat daar een uithof en een steenbakkerij bezat. In 1490 stichtte abt Wolter van het klooster Aduard bij de uithof een kapel op een plek, die bekendstond als “De Helle”, door hem Het Paradijs genoemd. Terheijl dankt zijn naam aan deze naam De Helle. De uithof werd vervolgens door abt Godefridus verbouwd tot slot, de latere havezate, die Terheijl genoemd werd. De naam werd in het verleden verkeerd begrepen en begrepen als: ter Helle, dus: in de hel. Dit kan verklaren dat een bij het plaatsje gelegen meertje (een pingoruïne) de naam Vagevuur kreeg. De naam helle betekent echter laagte, poel of helling.

Over het ontstaan van de naam bestaat de volgende sage: De heer en vrouw van Terheijl hebben zeven zonen. Een voor een sterven er zes door een beet van een adder. Daarom besluit men een kasteel met dikke muren te bouwen, zodat niemand (dus vooral geen slang) ongezien naar binnen kan komen. Als het enige overgebleven kind, de jongste wil het verhaal, 18 wordt richt men een rijkelijk feest aan. Als de jongste een appel van een overvolle schaal wil pakken, wordt hij gebeten door een slang die daartussen ongezien naar binnen is gekomen. De ouders oordelen daarop dat ze in een hel verkeren en vertrekken.

57

Wolfskers Belladonna

Wolfskers (Atropa belladonna) (ook: slaapbes) is een vaste plant uit de nachtschadefamilie (Solanaceae). De plant is zeer giftig.Wolfskers komt van nature voor in Europa, Noord-Afrika en West-Azië en is van daaruit verspreid over de hele wereld. In Nederland is de soort zeer zeldzaam en voornamelijk in Zuid-Limburg en Gelderland te vinden, maar hij komt ook voor in parken in de rest van Nederland. In België is de soort zeldzaam in de Ardennen en zeer zeldzaam elders. De standplaats is op beschaduwde plekken, vooral aan de rand van het bos.

De hele plant bevat giftige alkaloïden. Bijzonder gevaarlijk zijn de bessen, die de uiterst giftige stof atropine bevatten. Het eten van drie bessen kan dodelijk zijn voor een kind. Voor een volwassene zijn tien tot twaalf bessen vaak fataal. De plant kan tot 1 m hoog worden. Ook de bladeren en wortels zijn zeer rijk aan deze alkaloïden.

De soortaanduiding bella-donna is Italiaans en betekent ‘mooie vrouw’. Vrouwen druppelden tijdens de Renaissance namelijk het atropine bevattende sap uit de plant in hun ogen om de pupillen te verwijden en ze donkerder en glanzender te maken. Dat ze daardoor ook slechter zagen werd voor lief genomen. Ook tegenwoordig gebruiken oogartsen de pupilverwijdende eigenschap van atropine nog steeds bij oogonderzoek. De hoeveelheid atropine die ze gebruiken is wel miniem.

De botanische naam Atropa is afgeleid van Atropos, de naam van een van de drie schikgodinnen uit de Griekse mythologie. Het Oudgriekse woord ‘atropos’ betekent ‘onafwendbaar’. Al in de oudheid werd de plant gebruikt. In de 19e eeuw werden extracten van de wolfskers gebruikt voor de behandeling van geelzucht, roodvonk, kinkhoest, zenuwziektes en epilepsie.

In de middeleeuwen werd de plant gebruikt in levenselixers en beschouwd als heksenkruid waarvan heksen heksenzalf maakten. Bij matig inwendig gebruik kunnen er waanvoorstellingen en roestoestanden optreden.(Atropos = Latijn voor onafwendbaar; 1 van de 3 schikgodinnen)

58

Immaculata Gij leliereine

Van eeuwige reinheid beminlijke Bruid.‘k Wil mij met lichaam en ziel aan U wijden,U kies ik heden tot Moeder mij uit.Reinste, door eng’len en mensen bemind.Immaculata, bescherm Uw kind. (bis)

Moeder ik vrees voor de loerende vijand,Voor duizend gevaren die dreigen van ver.Moeder ‘k heb angst voor de nakende toekomst.Toon Gij u immer, mijn lichtende Ster.Tot ik in ‘t strijden de zege verwin.Immaculata, bescherm Uw kind. (bis)

Moeder bewaar mij voor boosheid en zonden,Behoud mijne ziele onschuldig en rein,Wil mij geleiden in leven en sterven,Laat mij een vurig Mariakind zijn.Tot in de hemel ik, Moeder, u vind.Immaculata, bescherm Uw kind. (bis)

O reinste der schepselenO reinste der scheps’len, o moeder en maagd.Gij, die in uw armen het Jezuskind draagt,Maria aanhoor onze vurige bee,geleid ons door ‘t leven, o Sterre der Zee;O Sterre der Zee, o Sterre der Zee,geleid ons door ‘t leven, o Sterre der Zee.

Bedreigen ons noodweer of storm op ons baan,is ‘t scheepj’ onzer ziel in gevaar te vergaan,bedaar, o Maria, de storm op uw beê,stort hoop ons in ‘t harte, o Sterre der Zee.Refrein.

Maria, als gij onze schreden geleidt,schenkt gij ons uw licht en uw bijstand altijd;dan landen wij veilig ter hemelse reê,en danken u eeuwig, o Sterre der Zee.Refrein.

Lokaliteiten

Dambeer = jeneverbes Thriantha = derde = Drenthe.

Marialiedjes

59

Zoetste moeder

Maria moeder sta ons bijde werel zucht in stormgetijIn noodweer en elende gij zijt gods eigen vredesbruidSpreid over ons uw mantel uituw heil dat alle droefheid stuiten alle leed kan wenden

Maria moeder sta ons bij de wereld bloedt aan iedere zijwil toch haar wonden stelpengij hebt de liefde die geneestgedragen door de heilige geestSchenk ons zijn wijsheid allermeestwant hij alleen kan helpen

Maria moeder sta ons bij de wereld lijdt u smeken wij Verlos ons van den kwadeGij moeder van de vredevorstOnschuldig bloed wordt wreed vermorstZie hoe ons hart naar vrede dorstEn vraag uw zoon genade

Maria moeder sta ons bij de wereld woelt in vliegend tijen veel is losgeslagenzo velen drijven fel in nood Ons dreigt een harde snelle doodvergaar uw kind’ren in uw schoot daar zal de vrede dagen

RefreinZoetste moeder, moeder sta ons bijOh, Maria sta ons altijd bijZoetste moeder, moeder sta ons bijOh, Maria, sta ons bij