De statuten van omo en het algemeen reglement voor het katholiek onderwijs in relatie tot het vak...

5
Het vak levensbeschouwing binnen OMO Het vak levensbeschouwing is bij de VerenigingOnsMiddelbaarOnderwijs in veilige handen, maar soms moet je de bestuurders en leidinggevenden wel hierbij helpen, dit in het kader van de loyaliteitscompetentie t.a.v. de gehele OMOvereniging. OMO 1 statuten: Artikel 3.1. met betrekking tot het doel van OMO. De vereniging stelt zich ten doel het vormen van n onderwijsorganisatie tot het bevorderen, in stand houden en doen voortbestaan van scholen voor alle vormen van bijzonder secundair (voortgezet) onderwijs met een katholieke grondslag. De vereniging wil, voor zover het katholieke scholen betreft, rekening houden met het Algemeen Reglement voor het Katholiek Onderwijs 2 . Duidelijk vermeldt in de statuten van OMO staat dat katholieke scholen rekening houden met het Algemeen Reglement voor het Katholiek Onderwijs. Het vak levensbeschouwing is dus niet alleen door de minimum lessentabel van OMO beschermt, maar tevens door/met het Algemeen Reglement voor het Katholiek Onderwijs, waar de OMO statuten zelf naar verwijzen. Het ARKO uit 1987, dat momenteel echter wel wordt herschreven: Het Algemeen reglement voor het Katholiek Onderwijs van 17 juni 1987 stelt in artikel 2.1. het volgende: 2.1. Onderwijsinstellingen die het predikaat "katholiek" voeren of wensen te voeren of op andere wijze als katholieke instellingen optreden of wensen op te treden, en die niet door of namens het bevoegd kerkelijk gezag worden bestuurd, behoeven de erkenning door of namens het bevoegd kerkelijk gezag (can. 803, par. 1 C.N.). Voor erkenning is vereist dat voldaan wordt aan dit Algemeen Reglement. (cf. art. 2, 1 e lid. A.R.O.). 1 OMO statuten: http://www.omo.nl/files.aspx? PID=4015289&FID=10006605 ) 2 Algemeen Reglement voor het Katholiek Onderwijs http://www.rorate.com/kerkrecht/kr_print.php? t=ro_kerkrecht&id=342

description

De statuten van omo en het algemeen reglement voor het katholiek onderwijs in relatie tot het vak levensbeschouwing

Transcript of De statuten van omo en het algemeen reglement voor het katholiek onderwijs in relatie tot het vak...

Page 1: De statuten van omo en het algemeen reglement voor het katholiek onderwijs in relatie tot het vak levensbeschouwing

Het vak levensbeschouwing binnen OMOHet vak levensbeschouwing is bij de VerenigingOnsMiddelbaarOnderwijs in veilige handen, maar soms moet je de bestuurders en leidinggevenden wel hierbij helpen, dit in het kader van de loyaliteitscompetentie t.a.v. de gehele OMOvereniging.

OMO1 statuten:

Artikel 3.1. met betrekking tot het doel van OMO.De vereniging stelt zich ten doel het vormen van een onderwijsorganisatie tothet bevorderen, in stand houden en doen voortbestaan van scholen voor alle vormen van bijzonder secundair (voortgezet) onderwijs met een katholieke grondslag. De vereniging wil, voor zover het katholieke scholen betreft, rekening houden met het Algemeen Reglement voor het Katholiek Onderwijs2.

Duidelijk vermeldt in de statuten van OMO staat dat katholieke scholen rekening houden met het Algemeen Reglement voor het Katholiek Onderwijs. Het vak levensbeschouwing is dus niet alleen door de minimum lessentabel van OMO beschermt, maar tevens door/met het Algemeen Reglement voor het Katholiek Onderwijs, waar de OMO statuten zelf naar verwijzen. Het ARKO uit 1987, dat momenteel echter wel wordt herschreven:

Het Algemeen reglement voor het Katholiek Onderwijs van 17 juni 1987 stelt in artikel 2.1. het volgende:

2.1. Onderwijsinstellingen die het predikaat "katholiek" voeren of wensen te voeren of op andere wijze als katholieke instellingen optreden of wensen op te treden, en die niet door of namens het bevoegd kerkelijk gezag worden bestuurd, behoeven de erkenning door of namens het bevoegd kerkelijk gezag (can. 803, par. 1 C.N.). Voor erkenning is vereist dat voldaan wordt aan dit Algemeen Reglement. (cf. art. 2, 1 e lid. A.R.O.).

OMO en haar scholen voeren tot op heden het katholieke predikaat en wensen tot op heden dit predikaat te mogen voeren, dit houdt in dat zij zich gebonden weet aan het genoemde reglement.

Het reglement scherpt artikel 2.1. aan in artikel 6.1.

6.1. Onderwijsinstellingen, die het predikaat "katholiek" wensen te voeren of op andere wijze als katholieke instelling (wensen) op (te) treden behoeven de erkenning van de N.K.S.R. namens het bevoegd kerkelijk gezag. (cf. art. 2 A.R.O.). Voor de erkenning is de schriftelijke goedkeuring van de statuten vereist.

Artikel 11 stelt de (minimum-) eisen aan de godsdienstige vorming.

11.1. Aan katholieke scholen worden slechts personen benoemd, van wie in hun gedrag en ordening van hun leven wordt verwacht, dat zij de katholiciteit van de school zullen steunen. Zij zullen bij hun benoeming verklaren dat zij bij vervulling van

1 OMO statuten: http://www.omo.nl/files.aspx?PID=4015289&FID=10006605)2 Algemeen Reglement voor het Katholiek Onderwijs http://www.rorate.com/kerkrecht/kr_print.php?t=ro_kerkrecht&id=342

Page 2: De statuten van omo en het algemeen reglement voor het katholiek onderwijs in relatie tot het vak levensbeschouwing

hun taak loyaal meewerken aan de doelstelling van de katholieke school en de grondslag daarvan onderschrijven. Zij zullen in hun functie niet gehandhaafd mogen worden indien zij in de naleving van het bovengestelde op ernstige en blijvende wijze te kort schieten. (art. 1. B.A.K.S.) 11.2. Omdat in het basisonderwijs de docenten optreden als katecheet, kunnen slechts zij, die een voldoende katechetische opleiding ontvingen, worden aangesteld. De directie draagt verantwoordelijkheid voor katechese aan geheel de school. De besturen van scholen voor basisonderwijs hebben de plicht aan deze voorwaarde bij benoemingen alle mogelijke aandacht te besteden. (cf. art. 2. B.A.K.S.) 11 .3. De directie van een katholieke school draagt verantwoordelijkheid voor de katholiciteit van de school en voor de godsdienstige vorming van de leerlingen. Bij de benoeming van de schoolleiders zal door alle betrokkenen hieraan voldoende aandacht besteed moeten worden. (cf. art. 3. B.A.K.S.) 11.4. Ten aanzien van de inhoud en programmering van de katechese in het katholiek onderwijs houden schoolbesturen, schoolleiders en docenten zich aan het katechetisch beleid van de plaatselijke bisschop, zoals die door diocesane en/of landelijke centra overeenkomstig de richtlijnen van de bisschop(pen) wordt ontwikkeld. (cf. art. 4. B.A.K.S.) Tevens wordt rekening gehouden met het minimum aantal te geven uren katechese dat door het College van Bisschoppelijk Gedelegeerden na overleg met de N.K.S.A. voor de respectievelijke onderwijssoorten en - sectoren wordt vastgelegd. 11.5. leden van het bestuur van een katholieke school dienen de doelstelling actief te willen realiseren, met erkenning van de eigen verantwoordelijkheid van de diocesane bisschop. Ieder bestuur verzekert zich voor het vervullen van zijn taak van voldoende pastorale deskundigheid. (cf. art. 5 B.A.K.S.).

De meeste docenten godsdienst/levensbeschouwing hebben van OMO de opdracht gekregen de gang naar het bisdom te maken om daar te verklaren het bijzonder onderwijs binnen OMO te bewaken en te verzorgen. De positieve intentie ten aanzien van de kerkgemeenschap moest worden uitgesproken en er werd ondertekend loyaal te zijn richting de leiding van de kerk. Een houding die volgens het ARKO uit 1987 ook verwacht mag worden van alle schoolleiders binnen OMO.

Vervolg

Page 3: De statuten van omo en het algemeen reglement voor het katholiek onderwijs in relatie tot het vak levensbeschouwing

Hierboven heb ik aangegeven dat de Statuten van OMO verwijzen naar het Algemeen Reglement voor het Katholiek Onderwijs. Een Reglement waar OMO haar katholieke predikaat aan ontleent. Tevens een reglement waarin uitdrukkelijk staat dat de voorgeschreven minimumtabel in acht behoort te worden genomen.

11.4. (…) Tevens wordt rekening gehouden met het minimum aantal te geven uren katechese dat door het College van Bisschoppelijk Gedelegeerden na overleg met de N.K.S.R./N.K.S.A. voor de respectievelijke onderwijssoorten en - sectoren wordt vastgelegd. Het OMO bestuur is zelf niet aangesloten bij de NKSR, maar middels haar lidmaatschap van de bond KBVO wel daarin vertegenwoordigt, maar dat terzijde.

Ik heb u nog niet gewezen op het aparte convenant dat is afgesloten met het Bisdom Breda en Den Bosch als aanvulling op de Statuten van OMO. Naar mijn mening onderstreept het convenant nogmaals het belang van het naleven van het Algemeen Reglement voor het Katholiek Onderwijs en mogelijk nog belangrijker onderstreept het de innige relatie tussen OMO en de beide bisdommen.

Ik wil u ook op de tekst van het ‘Jaarverslag van de Vereniging Ons Middelbaar Onderwijs 2008-2009’ wijzen.

“(…) De mensen in de scholen, schoolleiders, raad van bestuur, raad van toezicht en leden van de werkgroep Identiteit zijn, in verschillende vormen, vragen naar zingeving en waardeorientatie gesteld om een passend antwoord op de vraag te vinden en daarmee de organisatie sterker te maken voor de toekomst.”

Ik wil u tenslotte ook nog op de tekst ‘Beleidskaders 2009-2010 van de Raad van Bestuur (Mei 2009)’ wijzen, met betrekking tot de identiteit van OMO.

Het beleidsdoel is het expliciteren van de wijze waarop identiteit wordt ingevuld. Ik lees, zo u wil, interpreteer, dat de raad van bestuur de katholieke identiteit weer op de agenda wil zetten. Geen identiteitsbeleidsstuk voor de bühne, geen stoffige papierentijgers onder in een la en ook geen levensbeschouwelijke vorming als alibifunctie, maar een concreet en weer zichtbare moderne katholieke identiteit. Een identiteit waarmee wij ons kunnen verantwoorden en onderscheiden van andere scholen. Het gaat hier namelijk om de wortels, het hart van OMO. Een vereniging opgericht in 1916, met als doel de emancipatie van de katholieken in Noord-Brabant.

Het beleidsdoel met betrekking tot de identiteit wil de raad van bestuur realiseren door, en ik citeer: “Een verdieping in de vragen naar zingeving en waardenorientatie”.

Na het lezen van al deze beleidsstukken: de minimumtabel, de statuten van OMO, het Algemeen Reglement voor het Katholiek Onderwijs, het convenant met de bisdommen Breda en Den Bosch, het jaarverslag van OMO in 2009 en tenslotte de beleidskaders van 2009-2010, kom ik tot de conclusie dat enkel op het niveau van de raad van bestuur (in samenspraak met het bisdom Den Bosch) een beslissing kan worden genomen over het wel of niet afwijken van de minimumtabel. De afspraken met betrekking tot de minimumtabel zijn namelijk ook op dat niveau gemaakt, met de bisdommen Breda en Den Bosch. De afspraken gaven OMO niet alleen het recht het predikaat katholiek te

Page 4: De statuten van omo en het algemeen reglement voor het katholiek onderwijs in relatie tot het vak levensbeschouwing

mogen voeren, maar ook de verplichting zich te houden aan het Algemeen Reglement voor het Katholiek Onderwijs (en alle andere onderliggende stukken). De minimumtabel voor het vak levensbeschouwing maakt hier expliciet een onderdeel van uit. Als er afgeweken wordt van de genoemde reglementen en statuten dan lijkt het mij niet meer dan billijk dat dit geschiedt op het niveau van de raad van bestuur, want zij zijn ook de enige die deze statuten en reglementen dan voor onze vereniging kunnen wijzigen.

Word jij als leidinggevende of als docent geconfronteerd met wijzigingen of spanningen op dit gebied dan lijkt het mij verstandig dit te reclameren bij de raad van bestuur van OMO in Tilburg en het bisdom van de school. We staan namelijk samen borg voor het bijzonder onderwijs dat OMO wil bieden en daarmee maken we werk van de loyaliteitscompetentie die OMO in het leven heeft geroepen.

Drs. Jurgen Marechal