De psychologie van arbeid en gezondheid - Home - …978-90-313-6556-2/1.pdfdoor universitaire en...
Transcript of De psychologie van arbeid en gezondheid - Home - …978-90-313-6556-2/1.pdfdoor universitaire en...
De psychologie van arbeid en gezondheid
De psychologie van arbeiden gezondheid
Redactie:
Wilmar Schaufeli en Arnold Bakker
Bohn Stafleu van Loghum
Houten 2007
� Bohn Stafleu van Loghum, 2007
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveel-
voudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar
gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch,
door fotokopieen of opnamen, hetzij op enige andere manier, zonder voor-
afgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieen uit deze uitgave is toegestaan op grond
van artikel 16b Auteurswet 1912 jo het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals
gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17
Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoe-
dingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB
Hoofddorp). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in
bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet
1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.
Samensteller(s) en uitgever zijn zich volledig bewust van hun taak een
betrouwbare uitgave te verzorgen. Niettemin kunnen zij geen aansprake-
lijkheid aanvaarden voor drukfouten en andere onjuistheden die eventueel
in deze uitgave voorkomen.
ISBN 978 90 313 5069 8
NUR 741/770
Ontwerp omslag: Studio Bassa, Culemborg
Ontwerp binnenwerk: TEFF Typography
Automatische opmaak: Pre Press, Zeist
Eerste druk 2003
Tweede, herziene druk 2007
Bohn Stafleu van Loghum
Het Spoor 2
Postbus 246
3990 GA Houten
www.bsl.nl
Voorwoord
Charles J. de Wolff
Voor u ligt de tweede editie van De psychologie van arbeid en gezondheid. Het is
nog maar vier jaar geleden dat de eerste editie verscheen, waarvan inmiddels
ruim vierduizend exemplaren zijn verkocht. Het boek wordt veel gebruikt
door universitaire en hbo-opleidingen. Maar het spreekt ook een breed pu-
bliek aan dat zich op de hoogte kan stellen van wat er in dit vakgebied de
laatste jaren aan kennis beschikbaar is gekomen.
Het boek is een duidelijk succes, en dat is een compliment voor de redactie
en de auteurs. Maar het succes berust op meer dan alleen hun inspanningen.
Het hangt ook nauw samen met de ontwikkelingen in de samenleving. Een
eerste ontwikkeling betreft de psychologie. Het aantal psychologen in Ne-
derland (maar ook elders) is stormachtig gegroeid. Toen ik ging studeren in
1947 waren er honderd; nu zijn het er meer dan veertigduizend. Die groei
ging gepaard met een enorme verbreding van het vakgebied, en met een
grote toename van het dienstverleningsaanbod. De belangstelling voor ar-
beid en gezondheid is overigens pas in de jaren zeventig van de vorige eeuw
begonnen. Gezondheid werd heel lang gezien als een exclusief domein van
artsen. Dat gold niet alleen voor de medische professie; deze opvatting werd
breed gedeeld in de samenleving. Maar geleidelijk aan is daar verandering in
gekomen.
Het waren Amerikaanse stressonderzoekers die voor het eerst een relatie
legden tussen arbeid en gezondheid. Ik herinner me goed hoe in 1964 tijdens
het psychologencongres in Ljubljana onderzoekers van het Institute for So-
cial Research uit Ann Arbor rapporteerden over hun omvangrijke onderzoek
naar stress in arbeidsorganisaties. In hetzelfde jaar verscheen hun boek Or-
ganizational stress: studies in role conflict and ambiguity (Kahn e.a., 1964). De
auteurs waren echter nog heel voorzichtig met hun woordgebruik en be-
schreven hun onderzoek als: ‘A study of health, in the sense of psychological
well being.’ Ik vond zowel hun presentatie op het congres als het boek
bijzonder boeiend. Maar het leidde er niet toe dat in Nederland direct acti-
viteiten werden ontplooid. Wel droeg het bij aan de bewustwording van het
feit dat mensen ziek kunnen worden van hun werk.
Inmiddels was er ook een heel andere ontwikkeling aan de gang. In de
jaren vijftig en zestig ontwikkelde zich in Nederland (maar ook in andere
Europese landen) een uitvoerige wetgeving, die erop gericht was een stelsel
van sociale zekerheid op te bouwen. Mensen die in hun werk of door ziekte
in ernstige problemen geraakten, kregen recht op een uitkering. Die uitke-
ringen werden gefinancierd door middel van een collectieve verzekering.
Belangrijke onderdelen van dit stelsel waren de ziektekostenverzekering en
de arbeidsongeschiktheidsverzekering. De laatste, de WAO, werd in 1967 in
de Tweede Kamer behandeld, waarbij de minister er toen van uitging dat het
aantal uitkeringsgerechtigden maximaal 155.000 zou bedragen. Maar dat
pakte heel anders uit. In 1980 was het aantal al gegroeid tot 650.000 en in
1990 vreesde de minister-president dat het de magische grens van een mil-
joen zou overschrijden. Ongeveer een derde van alle WAO-uitkeringen had
betrekking op psychische stoornissen.
Ook het ziekteverzuim liep op. In 1960 was dit voor mannen 5%, maar in
1980 lag het al boven de 12%. Daarbij waren er grote verschillen, zowel tussen
organisaties, als tussen categorieen personeel. Lager geschoolden hadden
bijvoorbeeld een aanmerkelijk hoger verzuim dan hoger geschoolden. De
enorme toename van arbeidsongeschiktheid en ziekteverzuim kon op geen
enkele manier worden verklaard uit een slechtere gezondheidstoestand van
de Nederlandse bevolking. De vraag drong zich op, wat er zich afspeelde in
arbeidssituaties dat arbeidsongeschiktheid en verzuim zo explosief toena-
men. Tegen de achtergrond van deze ontwikkeling werd het stressonderzoek
uit Amerika extra interessant.
Een derde ontwikkeling die veel heeft bijgedragen aan de verbreding van
het gezondheidsbegrip waren de Amerikaanse onderzoeken naar ‘lifestyle’.
Die lieten zien dat de gezondheid sterk wordt beınvloed door de fysieke en
sociale omgeving waarin mensen zich bevinden. Mensen kunnen veel doen
om ziekte te voorkomen (bijv. niet roken, matig alcoholgebruik, bewegen,
goede voeding). Een belangrijke gebeurtenis was het rapport van de ‘surgeon
general’ – de belangrijkste adviseur van de Amerikaanse regering op het
gebied van volksgezondheid – getiteld Healthy people, dat in 1979 verscheen.
Het werd een jaar later gevolgd door Promoting health, preventing disease: ob-
jectives for the nation, waarin meer dan tweehonderd doelstellingen voor het
overheidsbeleid op het gebied van gezondheid werden beschreven. Het
overgrote deel van deze doelstellingen kon in de daarop volgende tien jaar
worden gerealiseerd. Daarmee werd duidelijk dat bevordering van gezond-
heid een veel bredere aanpak vergt, en dat naast de inbreng van medici ook
andere disciplines, zoals de psychologie, kunnen bijdragen.
Het eerste grote stressonderzoek in Nederland begon in 1975. Het was een
onderzoek naar de problematiek van het middelmanagement. Het werd
uitgevoerd in opdracht van de Commissie Opvoering Productiviteit van de
SER. In 1978 werden de bevindingen gerapporteerd. In het voorwoord on-
derstreept de voorzitter van de begeleidingscommissie, professor Daniels,
dat de verdienste van dit onderzoek vooral is dat het bijdraagt tot het loka-
De psychologie van arbeid en gezondheidVI
liseren en interpreteren van werkgebonden persoonlijke problemen. Ge-
bruik werd gemaakt van een door het Institute for Social Research ontwik-
kelde vragenlijst. Vergeleken met de jaren zestig werd nu ook meer gekeken
naar de fysiologische gevolgen van stress, zoals bloeddruk en cholesterolge-
halte. Maar het onderzoek concentreerde zich toch allereerst op problemen
die mensen in hun werk ervaren. Na dit onderzoek volgden er vele anderen.
Die hadden onder meer betrekking op hoofdverplegenden en medewerkers
personeelszaken. Ook kwam er veel onderzoek naar ziekteverzuim op gang.
In de jaren tachtig was er al een redelijk aantal onderzoekers op stressgebied
in Nederland werkzaam.
Een mijlpaal in de ontwikkeling van het vakgebied was de toekenning van
een subsidie door NWO voor het onderzoeksprogramma ‘Psychische ver-
moeidheid in de arbeidssituatie’ (PVA), midden jaren negentig. Het ging om
een bedrag van ruim drie miljoen euro, maar dankzij aanvullingen door
universiteiten en anderen was uiteindelijk zes miljoen euro beschikbaar.
Daarmee konden veertig projecten worden uitgevoerd (voor een overzicht
van de belangrijkste resultaten zie Evenblij, 2004). Verheugend was dat dit
gebeurde in eendrachtige samenwerking tussen gezondheidswetenschap-
pers, arbeids- en organisatiepsychologen, epidemiologen en bedrijfsgenees-
kundigen. Het ging om zowel experimenteel als veldonderzoek. Veel aan-
dacht werd besteed aan een ruime verspreiding van de onderzoeksresultaten,
zowel nationaal als internationaal, en zowel bij wetenschappers als bij pro-
fessionals. In het kader van dit onderzoeksprogramma is een nieuwe ge-
neratie onderzoekers opgeleid. Zij werkten binnen het kader van het PVA-
programma aan een proefschrift, en velen vonden sindsdien een plaats bij
een universiteit of andere onderzoeksinstelling. Dat zal ongetwijfeld een
stempel drukken op de komende jaren.
Ook aan het begin van de eenentwintigste eeuw voltrekken zich belang-
wekkende ontwikkelingen. Zo is er de wijziging van de Wet op de arbeids-
ongeschiktheid, en de herstructurering van de uitvoeringsorganen. De WAO
uit 1967 regelde de uitkering; de nieuwe wet beoogt vooral mensen zo lang
mogelijk in staat te stellen in hun levensonderhoud te voorzien. Bij het
beoordelen van de aanvragen wordt nu allereerst gekeken naar wat mensen
nog wel kunnen, in plaats van wat ze niet kunnen. Daarnaast zijn werk-
gevers nu voor een periode van twee jaar verplicht het loon door te betalen.
Deze nieuwe orientatie zal verregaande gevolgen hebben. Werkgevers wor-
den aangespoord zich indringend bezig te houden met het voorkomen van
arbeidsongeschiktheid, maar ook om werknemers die dreigen arbeidsonge-
schikt te worden te helpen aan de slag te blijven. Dat zal leiden tot het vaker
inschakelen van professionals, zoals psychologen. Maar het vergt ook dat
personeelsmanagers veel beter bekend raken met kennis op het gebied van
arbeid en gezondheid. In de opleiding van al deze professionals zal dus meer
plaats moeten worden ingeruimd voor de psychologie van arbeid en ge-
zondheid.
Een tweede belangrijke ontwikkeling houdt verband met de vergrijzing.
De overheid realiseert zich dat er zich in de komende decennia belangrijke
demografische verschuivingen zullen gaan voltrekken. Het aantal 65-plus-
Voorwoord VII
sers neemt zeer sterk toe, terwijl de beroepsbevolking krimpt. De overheid
zet nu in op vergroting van de arbeidsparticipatie. Men wil stimuleren dat
mensen niet voortijdig afhaken, maar tot hun 65e blijven werken. Dat helpt
om de AOW betaalbaar te houden. Inmiddels wijzigt zich ook de arbeids-
markt. Veel organisaties beginnen problemen te ervaren met het rekruteren
van personeel. Waar men in de vorige eeuw vaak probeerde ouder personeel
af te stoten, zal men zich nu moeten inspannen om ouder personeel vast te
houden. Dat geldt ook voor allochtonen. Maar ook dat vergt veel meer
kennis op het gebied van arbeid en gezondheid.
Kortom, in de komende jaren is er behoefte aan veel deskundigheid op het
gebied van arbeid en gezondheid. Dit biedt perspectieven, zowel voor on-
derzoekers als professionals. Er is volop mogelijkheid het vakgebied verder
uit te bouwen. Voor de redactie van dit boek betekent dit dat de behoefte aan
een derde editie er snel aan zal komen.
Wijchen, maart 2007
De psychologie van arbeid en gezondheidVIII
Over de auteurs
Prof. dr. Arnold Bakker is als hoogleraar arbeids- en organisatiepsychologie
verbonden aan het Instituut voor Psychologie van de Erasmus Universiteit
Rotterdam.
Dr. Marrie Bekker is universitair hoofddocent bij het Departement Psychology
and Health van de Universiteit van Tilburg.
Prof. dr. Lorenz van Doornen is als hoogleraar en psychofysioloog verbonden aan
de Afdeling Klinische en Gezondheidspsychologie van de Universiteit
Utrecht.
Dr. Arne Evers is als universitair hoofddocent verbonden aan de Programma-
groep Arbeids- en Organisatiepsychologie van de Universiteit van Amster-
dam.
Dr. Sabine Geurts is als universitair hoofddocent verbonden aan de sectie
Arbeids- en Organisatiepsychologie van de Radboud Universiteit Nijmegen.
Dr. Rob Grundemann is als teamleider verbonden aan TNO Divisie Arbeid te
Hoofddorp en tevens als lector organisatieconfiguraties en arbeidsrelaties
aan het Kenniscentrum voor Sociale Innovatie van de Hogeschool Utrecht.
Dr. Phil Heiligers is universitair docent bij de Afdeling Sociale en Organisa-
tiepsychologie van de Universiteit Utrecht en onderzoeker bij het Neder-
lands Instituut voor Onderzoek van de Gezondheidszorg te Utrecht.
Drs. Ellen Heuven is zelfstandig trainer en bereidt een promotie voor aan de
Universiteit Utrecht over emotionele arbeid.
Drs. Arjaan Hijmans van den Bergh is beleidsmedewerker zorg en welzijn bij
FORUM, Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling te Utrecht.
Dr. Irene Houtman is senior onderzoeker/adviseur bij TNO Divisie Arbeid te
Hoofddorp.
Dr. Peter Janssen ({) was universitair hoofddocent bij de Capaciteitsgroep Be-
leid, Economie en Organisatie van de Zorg van de Universiteit Maastricht.
Dr. Rendel de Jong is als universitair docent verbonden aan de Afdeling Sociale
en Organisatiepsychologie van de Universiteit Utrecht. Voorts is hij parttime
werkzaam als managementadviseur en coach.
Prof. dr. Jan de Jonge is als hoogleraar arbeidspsychologie verbonden aan de
Capaciteitsgroep Human Performance Management van de Technische Uni-
versiteit Eindhoven.
Prof. dr. Michiel Kompier is als hoogleraar arbeids- en organisatiepsychologie
verbonden aan de Sectie Arbeids- en Organisatiepsychologie van de Radboud
Universiteit Nijmegen.
Mr. Jan Harmen Kwantes is als adviseur verbonden aan TNO Divisie Arbeid te
Hoofddorp.
Dr. Pascale Le Blanc is universitair docent bij de Afdeling Sociale en Organi-
satiepsychologie van de Universiteit Utrecht.
Dr. Brigitte van Lierop is programmaleider Arbeidsintegratie van het IRV
(kenniscentrum voor revalidatie en handicap) te Hoensbroek.
Prof. dr. Theo Meijman is emeritus hoogleraar arbeidspsychologie en was ver-
bonden aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Prof. dr. Frans Nijhuis is bijzonder hoogleraar psychologie van arbeid en ge-
zondheid, in het bijzonder van de arbeidsintegratie bij de Capaciteitsgroep
Sociale Geneeskunde van de Universiteit Maastricht.
Dr. Maria Peeters is universitair hoofddocent bij de Afdeling Sociale en Orga-
nisatie Psychologie van de Universiteit Utrecht.
Prof. dr. Denise de Ridder is hoogleraar gezondheidspsychologie bij de Afdeling
Klinische en Gezondheidspsychologie van de Universiteit Utrecht.
Prof. dr. Robert Roe is als hoogleraar organisatie verbonden aan de Faculteit der
Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde van de Universiteit Maa-
stricht.
Dr. Marc Schabracq is zelfstandig adviseur en als universitair docent verbon-
den aan de programmagroep Arbeids- en Organisatiepsychologie van de
Universiteit van Amsterdam.
Prof. dr. Rene Schalk is bijzonder hoogleraar ouderenbeleid bij Tranzo, weten-
schappelijk centrum voor transformatie in zorg en welzijn, en universitair
De psychologie van arbeid en gezondheidX
hoofddocent bij de vakgroep Organisatiewetenschappen aan de Universiteit
van Tilburg.
Prof. dr. Wilmar Schaufeli is hoogleraar arbeids- en organisatiepsychologie bij
de Afdeling Sociale en Organisatiepsychologie van de Universiteit Utrecht.
Dr. Peter Smulders is als senior onderzoeker verbonden aan TNO divisie Arbeid
te Hoofddorp.
Dr. Herman Steensma is universitair hoofddocent bij de Sectie Sociale- en
Organisatiepsychologie van de Universiteit Leiden.
Prof. dr. Toon Taris is als hoogleraar arbeidsmotivatie verbonden aan de Sectie
Arbeids- en Organisatiepsychologie van de Radboud Universiteit Nijmegen.
Dr. Marc van Veldhoven is universitair hoofddocent bij het Departement Hu-
man Resource Studies van de Faculteit Sociale Wetenschappen aan de Uni-
versiteit van Tilburg.
Dr. Sjiera de Vries is senior onderzoeker/adviseur bij TNO Kwaliteit van Leven/
Arbeid te Hoofddorp.
Prof. dr. Charles de Wolff is emeritus hoogleraar arbeids- en organisatiepsy-
chologie en was het meest recent verbonden aan de Radboud Universiteit
Nijmegen.
Prof. dr. Karen van der Zee is als hoogleraar organisatiepsychologie verbonden
aan de Vakgroep Sociale en Organisatiepsychologie van de Rijksuniversiteit
Groningen.
Prof. dr. Fred Zijlstra is als hoogleraar arbeids- en organisatiepsychologie ver-
bonden aan de Capaciteitsgroep Work and Social Psychology van de Univer-
siteit van Maastricht.
Over de redacteuren
Wilmar Schaufeli (1953) is hoogleraar arbeids- en organisatiepsychologie aan
de Universiteit Utrecht en voormalig directeur van de landelijke onder-
zoekschool Psychology and Health. Van zijn hand verschenen talrijke we-
tenschappelijke publicaties, onder meer over werkstress, werkloosheid,
burnout, bevlogenheid, workaholisme en ziekteverzuim. Hij was mede-ini-
tiatiefnemer van een postdoctorale opleiding voor A&O-deskundige, alsmede
van het NWO-onderzoeksprogramma ‘Psychische vermoeidheid in de ar-
beidssituatie’ en het SIG-onderzoeksprogramma ‘Preventieve bedrijfsge-
zondheidszorg’.
Over de auteurs XI
Arnold Bakker (1964) is hoogleraar arbeids- en organisatiepsychologie aan de
Erasmus Universiteit Rotterdam en directeur van onderzoeksbureau Centre
for Organisational Behaviour (C4OB). Hij heeft een groot aantal weten-
schappelijke artikelen op zijn naam staan, onder meer over attitudes, het Job
Demands-Resources Model, burnout, bevlogenheid, werk-thuisinterferentie
en de cross-over van emoties. Bakker is de ontwikkelaar van de JD-R Moni-
tor, een online-tool die wordt ingezet om stressoren, energiebronnen en
werkbeleving te meten in organisaties.
De psychologie van arbeid en gezondheidXII
Inhoud
Voorwoord V
Charles J. de Wolff
Over de auteurs IX
1 De psychologie van arbeid en gezondheid 1
Wilmar Schaufeli
DEEL I THEOR IE
2 Psychosociale werkstressmodellen 25
Jan de Jonge, Pascale Le Blanc en Wilmar Schaufeli
3 Arbeid en mentale inspanning 51
Theo Meijman en Fred Zijlstra
4 De psychofysiologie van werkstress 71
Lorenz van Doornen
DEEL I I ASSESSMENT
5 Individueel assessment 97
Arne Evers
6 Assessment op organisatieniveau 121
Peter Janssen*, Jan de Jonge en Marc van Veldhoven
DEEL I I I INTERVENT IE
7 Counseling en coaching 149
Rendel de Jong
8 Arbeidsreıntegratie en arbeidsrehabilitatie 169
Frans Nijhuis en Brigitte van Lierop
9 Werk- en organisatiegerichte interventies 193
Michiel Kompier
DEEL IV ONDERZOEK
10 Onderzoek binnen de psychologie van arbeid en
gezondheid 217
Arnold Bakker, Toon Taris en Jan de Jonge
11 Interventieonderzoek in organisaties 241
Herman Steensma, Pascale Le Blanc en Denise de
Ridder
DEEL V CAP ITA SELECTA
12 De epidemiologie van werkgerelateerde psychische
aandoeningen en klachten 267
Irene Houtman, Jan de Jonge en Peter Smulders
13 Emotionele arbeid 287
Ellen Heuven
14 De balans tussen werk en prive 299
Maria Peeters en Phil Heiligers
15 Persoonlijkheid, werkstress en gezondheid 315
Karen van der Zee
16 Technologie, gezondheid en welbevinden 329
Fred Zijlstra
17 Burnout en bevlogenheid 341
Wilmar Schaufeli en Arnold Bakker
18 Workaholisme 359
Toon Taris en Wilmar Schaufeli
19 Gezondheid en prestaties 373
Robert Roe
20 Ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid 389
Sabine Geurts en Peter Smulders
De psychologie van arbeid en gezondheidXIV
21 Vrouwen, arbeid en gezondheid 409
Marrie Bekker
22 Ouderen, arbeid en gezondheid 423
Marc Schabracq en Rene Schalk
23 Werk en gezondheid bij allochtone werknemers 435
Maria Peeters, Sjiera de Vries en Arjaan Hijmans van den
Bergh
24 Wetgeving op het gebied van arbeid en gezondheid 449
Rob Grundemann, Peter Smulders en Jan Harmen
Kwantes
Literatuur 461
Register 495
Inhoud XV