De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een...

141
Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2015 - 2016 De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in het Management en het Beleid van de Gezondheidszorg Door Alexandra Roelens en Lieselotte Vandeputte Promotor: Prof. dr. Tom Balthazar Hoofddocent gezondheidsrecht

Transcript of De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een...

Page 1: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

Academiejaar 2015 - 2016

De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt

Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis

Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het Management en het

Beleid van de Gezondheidszorg

Door Alexandra Roelens en Lieselotte Vandeputte

Promotor: Prof. dr. Tom Balthazar

Hoofddocent gezondheidsrecht

Page 2: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het
Page 3: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

Academiejaar 2015 - 2016

De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt

Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis

Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het Management en het

Beleid van de Gezondheidszorg

Door Alexandra Roelens en Lieselotte Vandeputte

Promotor: Prof. dr. Tom Balthazar

Hoofddocent gezondheidsrecht

Page 4: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

Abstract

Objectief: Het doel van deze scriptie is om meer inzicht te krijgen in de kennis van de patiënt

omtrent zijn patiëntenrechten. Het eindresultaat bestaat uit een gestructureerde samenvatting

van de afgenomen interviews.

Achtergrond informatie: Sinds 2002 werd in België een wettelijk kader opgesteld omtrent de

rechten van de patiënt

Methode: Deze studie bestaat uit een kwalitatief onderzoek gevoerd aan de hand van

individueel gestructureerde interviews. De doelgroep van dit onderzoek waren patiënten

gehospitaliseerd op de dienst chirurgische dagziekenhuis en de dienst orthopedie van de Sint-

Jozefskliniek te Izegem. In totaal werden er 104 interviews afgenomen gedurende de periode 1

juli 2016 tot en met 20 juli 2016, hiervan werden er vier niet geïncludeerd binnen deze studie.

Bevindingen:

Over het algemeen blijkt de meerderheid van de patiënten notie te hebben over de verschillende

rechten. Zo wisten 63 deelnemers dat de rechten van de patiënt wettelijk geregeld zijn in België.

Alle 100 ondervraagde patiënten wist dat hij/zij recht heeft op kwaliteitsvolle

dienstverstrekking. Ook al de 100 deelnemers wissen dat de een patiënt zelf zijn specialist vrij

mag kiezen. 95 deelnemers uit de steekproef vonden het belangrijk om hun rechten te kennen.

81 proefpersonen vonden het recht op informatie heel belangrijk en wensen voldoende

geïnformeerd te worden door zowel artsen als verpleegkundigen.

Relevantie voor de praktijk: Het respecteren van de patiëntenrechten maakt essentieel deel uit

van een goede gezondheidsvoorziening. Dit is dat ook de fundamentele reden waarom er zoveel

belang wordt gehecht aan de patiënt en zijn rechten. Het management en de overheid hebben

hierin een grote verantwoordelijkheid met betrekking tot het sensibiliseren van de

beroepsbeoefenaars.

Aantal woorden masterproef: 28349 (exclusief bijlagen en bibliografie)

Page 5: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

Inhoudsopgave

Abstract ........................................................................................................................................ 1

Inhoudsopgave ............................................................................................................................. 2

Woord vooraf ............................................................................................................................... 6

Inleiding ....................................................................................................................................... 7

Probleemstelling en onderzoeksvraag ......................................................................................... 9

1. Algemene situering ......................................................................................................... 16

2. Ethische en juridische dimensies van patiëntenrechten .................................................. 16

2.1 Ethische beschouwingen.............................................................................................. 16

2.2 Juridische dimensies .................................................................................................... 18

3. Internationale context van de patiëntenrechten .............................................................. 20

3.1 Verdrag mensenrechten en biogeneeskunde ( het recht op gezondheid als fundamenteel

deel van de mensenrechten ................................................................................................ 20

3.2 Ontstaan van de patiëntenrechtenwet: 22 augustus 2002: wet betreffende de rechten

van de patiënt ..................................................................................................................... 21

3.3 Toepassingsgebied ....................................................................................................... 21

3.4 Nalevingsplicht en medewerkingsplicht ...................................................................... 22

22 AUGUSTUS 2002.-Wet betreffende de rechten van de patiënt. .......................................... 24

1. Definities en toepassingsgebied ..................................................................................... 24

Patiëntenrechtenwet ................................................................................................................ 25

1. §Het recht op een kwaliteitsvolle dienstverstrekking ..................................................... 25

2. §Het recht op vrije keuze van de beroepsbeoefenaar ..................................................... 27

3. §Het recht op informatie ................................................................................................. 29

4. §Het recht op geïnformeerde toestemming .................................................................... 36

5. §Het recht op een patiëntendossier ................................................................................. 47

6. §Het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer .......................................... 52

Page 6: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

7. §het klachtrecht met bijhorende ombudsfunctie ............................................................. 55

§ Vertegenwoordiging van de patiënt .................................................................................... 59

8. § Vertegenwoordiging van de minderjarige patiënt ....................................................... 60

9. § Vertegenwoordiging van feitelijk onbekwame patiënten ............................................ 63

10. § Het recht op palliatieve zorg .................................................................................... 71

Aanvullen specifiek voor literatuurstudie.................................................................................. 74

1. Zoekstrategie .................................................................................................................. 74

Data collectie ..................................................................................................................... 74

2. Kwaliteit literatuuronderzoek ......................................................................................... 75

Selectiecriteria ................................................................................................................... 75

Data-extractie: ................................................................................................................... 75

Evaluatie literatuur ............................................................................................................ 75

Praktijkgedeelte ......................................................................................................................... 77

1. Design en onderzoeksmethoden ..................................................................................... 77

Steekproef .......................................................................................................................... 77

2. Datamatrix ...................................................................................................................... 80

Dienst orthopedie ............................................................................................................... 80

Dienst dagziekenhuis ......................................................................................................... 80

3. Resultaten ....................................................................................................................... 82

Deel 1: Recht op kwaliteitsvolle dienstverstrekking ......................................................... 82

Deel 2: Recht op vrije keuze ............................................................................................. 82

Deel 3: Recht op informatie............................................................................................... 82

Deel 4: Recht op toestemming .......................................................................................... 83

Deel 5: Recht op een dossier ............................................................................................. 83

DEEL 6: Recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer ..................................... 84

Deel 7: Klachtrecht ............................................................................................................ 84

Page 7: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

Deel 8: Concept vertegenwoordiger .................................................................................. 85

Deel 9: Open vragen .......................................................................................................... 85

4. Discussie en conclusie .................................................................................................... 87

5. Terugkoppeling naar onderzoeksvragen, literatuur ........................................................ 87

6. Conclusie en discussie .................................................................................................... 88

7. Relevantie voor de praktijk en aanbevelingen ................................................................ 89

8. Toekomstig onderzoek ................................................................................................... 90

9. Beperkingen .................................................................................................................... 90

Besluit ........................................................................................................................................ 91

Bibliografie ................................................................................................................................ 92

bijlagen ...................................................................................................................................... 96

Bijlage 1: Figuur 1: Flowchart met schematische weergave selectieproces ..................... 96

Figuur2: Een vragenboom om te peilen naar de kennis van patiëntenrechten bij patiënten

........................................................................................................................................... 96

Bijlage 3: PowerPoint informatie hoofdverpleegkundigen ............................................... 96

Bijlage 4: Brief met informatie gericht naar de verpleegdiensten .................................... 96

Bijlage 5: Brief met informatie gericht aan de artsen ....................................................... 96

Bijlage 6: overzicht van de bevraagde patiënten en hun kenmerken ................................ 96

Bijlage 7: Nodes NVivo .................................................................................................... 96

Bijlage 8: Vraag met betrekking recht op informatie ........................................................ 96

Bijlage 9: Vraag met betrekking klachtrecht ..................................................................... 96

Bijlage 10: Vraag met betrekking op het recht op vertegenwoordiging ............................ 96

Bijlage 11: Open vraag naar het al dan niet belangrijk vinden van de patiëntenrechten .. 96

Bijlage 12: Open vraag naar welke rechten patiënten het belangrijkste vinden ................ 96

Bijlage 13: Open vraag naar waar patiënten kennis opdoen over de patiëntenrechten ..... 96

Bijlage 14: Documenten ethische commissie .................................................................... 96

Page 8: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

Figuren en tabellen .................................................................................................................... 96

Tabel 1: Critical Appraisal Skills Programme (CASP) (Gray, 2013) ............................... 96

Tabel 2: Kwaliteitsbeoordeling gebruikte artikels............................................................. 96

Tabel 3: Overzicht van de geselecteerde artikels .............................................................. 96

Page 9: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

Woord vooraf

Een masterproef zou geen masterproef zijn als er geen aandacht zou worden besteed aan de

mensen die dit werkstuk hebben mogelijk gemaakt. In de eerste plaats willen we elkaar

bedanken voor het vlotte teamwork. Men geeft steeds de raad om niet als beste vriendinnen aan

een masterproef te schrijven uit schrik voor het stuklopen van de vriendschap. Het is natuurlijk

niet evident om met twee mensen aan één werkstuk te schrijven. Ons geheim zat verscholen in

een goede taakverdeling en steeds respect en appreciatie te uiten voor elkaars inbreng. Dit bleek

het ultieme recept voor het samen schrijven van een bachelorproef en deze masterproef. We

willen graag onze ouders oprecht bedanken om gedurende deze hele periode steeds klaar te staan

met een luisterend oor en ons steeds nieuwe moed in te spreken wanneer het eens minder liep.

Graag willen de Sint Jozefskliniek bedanken, en in het bijzonder Steve Lervant ( directie

nursing), Ann Herman en de diensten Orthopedie en dagziekenhuis om ons project vol

enthousiasme te ontvangen en te helpen begeleiden.

Onze promotor Tom Balthazar willen we graag bedanken om te geloven in het idee van onze

masterproef en het promotorenschap vol enthousiasme op zich te nemen. Hij verschafte ons

tijdens het ganse proces de nodige feedback die we steeds opnieuw konden verwerken in ons

werkstuk.

Als laatste willen we de Universiteit Gent bedanken om ons de toestemming te geven tot het

uitvoeren van een studie die ons heel erg interesseerde. Het was voor ons een unieke ervaring

waarin we het beste van onszelf hebben gegeven.

Page 10: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

7

Inleiding

Rechten binnen de ziekenhuismuren worden steeds meer actueel. Patiënten zijn zich meer dan

ooit bewust van hun rechten binnen ons gezondheidszorgsysteem. De maatschappij is

geëvolueerd van een beslissing over te laten aan een arts tot het zelf nemen van een

geïnformeerde beslissing. Het spreekt voor zich dat het noodzakelijk is dat beroepsbeoefenaars

in de gezondheidzorg de specifieke noden van de patiënt erkent en hier ook op inspeelt.

De rechten van de patiënt worden omschreven in de patiëntenrechtenwet die van kracht is sinds

6 oktober 2002 in België. Het betreft een basiswet ter verduidelijking van de juridische

verhoudingen tussen patiënten en hun zorgverstrekkers. Het doel van de wet is om de bestaande

gezondheidsrechtelijke normen te bekrachtigen, te harmoniseren en te codificeren. Een

belangrijk gevolg van de wet is dat het betwistingen over inzagerecht in dossiers opheft. De

wet voert nieuwe normen in zoals de vertegenwoordiging van volwassen onbekwame patiënten,

de juridische waarde van voorafgaande wilsverklaringen en klachtenbemiddeling- en

behandeling. De patiëntenrechtenwet is een sterk afgezwakte poging tot het invoeren van de

centrale ziekenhuisaansprakelijkheid. De wet is van toepassing op elke vorm van

gezondheidszorg, dus ook op de niet-curatieve geneeskunde zoals controlegeneeskunde,

arbeidsgeneeskunde en verzekeringsgeneeskunde. De wet is niet enkel van toepassing op

artsen, de verplichtingen strekken zich uit tot alle ‘beroepsbeoefenaars’ in de gezondheidzorg

dus ook op vroedvrouwen, tandartsen,… Alle beroepsbeoefenaars moeten de wet naleven

‘binnen de perken’ van hun bevoegdheden. De patiëntenrechtenwet bevat geen eigen

sanctieregeling maar het kan wel de grondslag zijn van vorderingen tot schadevergoeding (bij

bewezen causaal verband tussen schade en schendingen van de patiëntenrechtenwet) en van

autonome vorderingen (bv. tot inzage van dossier op straffe van dwangsom) (Balthazar, 2015).

De patiëntenrechtenwet telt acht verschillende onderdelen, enerzijds zijn dit de zeven

patiëntenrechten, anderzijds zijn dit de rechten met betrekking op de vertegenwoordiging van

de patiënt. Deze twee onderdelen worden binnen onze literatuurstudie uitgebreid besproken.

De aanvang van deze masterproef begint met het kaderen van de probleemstelling en het

bespreken van de onderzoeksvraag die centraal staat binnen deze masterproef. De

probleemstelling vertrekt vanuit literatuuronderzoek waarin de kennis omtrent de verschillende

onderdelen uit de patiëntrechtenwet wordt besproken. Vanuit de literatuur bleek dat de patiënt

Page 11: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

8

steeds minder kennis heeft van de patiëntenrechten ten opzichte van de zorgverleners. Er kon

zeer weinig onderzoek teruggevonden worden over de Belgische patiënten. Dit alles heeft er

toe geleid zelf onderzoek te voeren naar de kennis over de patientenrechtenwet bij de Vlaamse

patiënt opgenomen in een Vlaams ziekenhuis. De onderzoeksvraag die wij door middel van dit

onderzoek willen beantwoorden luidt als volgt: ‘In hoeverre reikt de kennis van een patiënt

gehospitaliseerd in de Sint-Jozefskliniek te Izegem omtrent de patiëntenrechtenwet na het

afnemen van een gestructureerd interview?’

Deze masterproef omvat een theoretisch luik, dit betreft een uiteenzetting van de

patiëntenrechtenwet, wat de basis vormt voor het onderzoek. De literatuurstudie focust op de

acht verschillende onderdelen uit de patiëntrechtenwet, en ook het recht op palliatieve zorg

wordt hierin summier besproken. Vervolgens wordt in een methodologisch hoofdstuk de

onderzoeksmethode uitgediept, hierna wordt in een laatste hoofdstuk de resultaten van het

onderzoek beschreven. De masterproef wordt afgesloten met een conclusie en enkele

aanbevelingen voor het management en de praktijk.

Page 12: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

9

Probleemstelling en onderzoeksvraag

Rechten binnen de ziekenhuismuren worden steeds meer actueel. Patiënten zijn zich meer dan

ooit bewust van hun rechten binnen ons gezondheidszorgsysteem. De maatschappij is

geëvolueerd van een beslissing over te laten aan een arts tot zelf een geïnformeerde beslissing

te maken. Het spreekt voor zich dat het noodzakelijk is dat beroepsbeoefenaars in de

gezondheidzorg de specifieke noden van de patiënt erkent en hier ook op inspeelt. Het

respecteren van de patiëntenrechten maakt essentieel deel uit van een goede

gezondheidsvoorziening. Dit is dat ook de fundamentele reden waarom er zoveel belang wordt

gehecht aan de patiënt en zijn rechten. In onze samenleving zijn deze een bekrachtiging van

belangrijke geachte waarden zoals de autonomie van de patiënt, de individuele relatie met een

beroepsbeoefenaar, de integratie van de patiënt in de maatschappij en de participatie van de

patiënt binnen het beleid in ziekenhuizen en andere instellingen van de gezondheidszorg

(Schoonacker, 2006).

Door het begrijpen en het respecteren van de patiënt en zijn waarden kan de zorgverlener

gerichter voorzien in de noden van zijn patiënt, alsook in het beschermen van zijn rechten

(Vukovic, Vranes, Mikanovic, Djikanovic, & Babic, 2014). Een gebrek aan kennis bij de

zorgverlener, uit zich in een onwetendheid op het toepassen van het theoretische kader van de

patiëntenrechten in de praktijk. De onwetendheid van de patiënten zelf heeft eveneens tal van

negatieve consequenties op de praktijkvoering van de zorgverlener. Uit verschillende studies

bleek de kennis bij de patiënt in mindere mate aanwezig te zijn dan bij de zorgverleners. Dit

zorgt niet enkel voor discrepanties tussen de zorgverlener en zijn patiënt, maar ook voor een

minder mondige patiënt. Als de patiënt zich niet bewust is van zijn rechten zal hij deze ook niet

gaan opeisen.

Een Iraans onderzoek gevoerd naar de factoren die een invloed hebben op het toepassen van de

patiëntenrechten in de praktijk gaf aan dat zowel verpleegkundigen als artsen uit de studie

aangaven dat de meeste patiënten weinig bekend zijn met hun rechten. Dit heeft tot gevolg dat

patiënten met weinig kennis veelal alles accepteren wat hen wordt gezegd in het ziekenhuis.

Patiënten die over meer kennis beschikken zullen minder geneigd zijn zomaar alles te

accepteren en gaan veel meer zaken in vraag stellen. De verpleegkundigen en artsen uit deze

steekproef waren van mening dat het maatstaven van de patiëntenrechten in de praktijk niet hun

verantwoordelijkheid was, maar de taak van de patiënt is om hiernaar te vragen (Joolaee,

Tschudin, Nikbakht-Nasrabadi, & Parsa-Yekta, 2008). Een studie uit Litouwen bestudeerde de

Page 13: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

10

kennis bij zowel verscheidene gezondheidswerkers als patiënten. Uit het onderzoek bleek dat

beroepsbeoefenaars met meer kennis op vlak van de rechten van de patiënt, meer geneigd zijn

deze te gaan implementeren in hun praktijkvoering ten opzichte van hun collega’s die minder

op de hoogte zijn van de patiëntenrechten. Van de gezondheidswerkers gaf 49% aan dat

patiënten zelf vragen naar hun medisch dossier of andere medische documenten. Opmerkelijk

kon ook hier worden vastgesteld dat de beroepsbeoefenaars met de meeste kennis op het vlak

van de patiëntenrechten meer aangeven dat patiënten dergelijke vragen stelden in vergelijking

me zorgverleners met minder kennis op het vlak van patiëntenrechten (Ducinskiene,

Vladickiene, Kalediene, & Haapala, 2006). Een Pools onderzoek gevoerd bij 275 patiënten

behandeld in een universitair ziekenhuis gaf een meer positief beeld rond de kennis bij de

patiënt. Uit hun studie bleek dat 80% van de patiënten zich bewust waren van hun recht op vrije

keuze van beroepsbeoefenaar, het recht op bezwaar op de voorgestelde behandeling, het recht

op vrije keuze van zorginstellingen, het recht op inzicht in het patiëntendossier en het recht op

een vertrouwenspersoon. Toch wist slechts 42,9% van de patiënten dat hij recht heeft op

toestemming en zijn toestemming kan weigeren (Krzych & Ratajczyk, 2013).

Deze masterproef zal zich verder specificeren op de kennis van de patiëntenrechten bij de

patiënt. Echter wordt het zorgproces via heel wat onlosmakelijke factoren beïnvloed. In de

literatuur werden enkele opmerkelijke bevindingen teruggevonden die uitspraken deden

omtrent de kennis van de patiëntenrechten bij andere belangrijke actoren binnen het zorgproces;

dit zijn hoofdzakelijk de zorgverleners en de studenten. Vermits er binnen de zorgverlening

steeds sprake is van een wisselwerking tussen de verschillende actoren werden enkele

opmerkelijke vaststellingen vanuit de literatuur met betrekking tot de patiëntenrechten ter

volledigheid vermeld. Uit onderstaande onderzoeken blijkt dat de kennis omtrent de

patiëntenrechten niet enkel rechtstreeks het zorgproces gaat beïnvloeden maar ook

onrechtstreeks een invloed zal hebben op de zorgverlener en zijn praktijkvoering. Zo blijkt dat

een zorgverlener zich anders gaat gedragen naarmate hij meer of minder kennis heeft over de

patiëntenrechten; ook als de zorgverlener opmerkt dat de patiënt meer of minder kennis bezit

van de patiëntenrechten zal dit de praktijkvoering beïnvloeden. Enkele artikelen concludeerden

dat factoren zoals een hoge werkdruk en personeelstekort een grote impact hebben op de

toepassing van de patiëntenrechten in de praktijk. Naast het sensibiliseren van de patiënten zelf,

blijkt uit verscheidene artikels dat het eveneens belangrijk is om de patiëntenrechten te

integreren in het curriculum van de studenten, vermits zij de gezondheidswerkers van de

toekomst zullen zijn.

Page 14: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

11

Een Japans onderzoek verricht bij 518 studenten geneeskunde naar ‘het gevoel van weerstand

ten aanzien van patiëntenrechten’ stelde vast dat een totaal van 73,6% van de studenten aangaf

dat het moeilijker werd om de medische praktijk uit te oefenen als het besef van

patiëntenrechten bij hun patiënten was verhoogd (Yukiko, et al., 2011). Een Iraanse studie

gevoerd bij 270 medische studenten toonde aan dat gemiddeld 53% van hen awareness had op

het vlak van de patiëntenrechten. Bijna de helft (47%) van de studenten gaf aan minder bekend

te zijn met de patiëntenrechten. Het onderzoek gaf het advies om de awareness bij de

zorgverleners te verhogen door wetgevingen omtrent de patiëntenrechten te integreren in

cursussen binnen hun opleiding (Ghodsi & Hojjatoleslami, 2012) Een studie uit Servië gaf het

advies om binnen het curriculum van de opleiding tot arts cursussen te integreren gerelateerd

aan mensenrechten binnen de patiëntenzorg. Het integreren van mensenrechten binnen

patiëntenzorg in de opleiding van medisch personeel zorgt voor de ontwikkeling van een gevoel

van interconnectiviteit en een begrip voor de menselijke waarden van alle stakeholders, meer

bepaald patiënten, artsen, zorgmanagers… Bij een beter begrip en meer respect voor de

waarden van de patiënt is de zorgverlener beter in staat te voorzien in de specifieke noden van

zijn patiënt alsook in het beschermen van zijn rechten (Vukovic, Vranes, Mikanovic,

Djikanovic, & Babic, 2014)

Een kwalitatief onderzoek uitgevoerd bij 238 Poolse artsen gespecialiseerd in allergieën en

longaandoeningen evalueerde de kennis omtrent de medische wetgeving op drie verschillende

niveaus. De auteurs van deze studie concludeerden dat de kennis bij 238 artsen op het vlak van

patiëntenrechten laag was. Het laag gehalte aan kennis over medische wetgeving verlaagt de

kwaliteit van de aangeboden zorgverlening en maakt artsen bovendien kwetsbaar voor

eventuele aansprakelijkheid (Zajdel, Zajdel, & Kuna, 2013).

Een Iraans onderzoek bij 156 verpleegkundigen werkzaam in een universitair ziekenhuis toonde

aan dat 58,33% van de verpleegkundigen een goede kennis heeft van de patiëntenrechten.

Gemiddeld bleek 41,6% van de onderzochte verpleegkundigen een matige tot slechte kennis te

bezitten omtrent de patiëntenrechten. Het artikel raadt sterk aan maatregelen te ondernemen om

het bewustzijn en de kennis omtrent de patiëntenrechten bij verpleegkundigen te verhogen

(Nejad, Begjani, Abotalebi, Salari, & Ehsani, 2011). De resultaten van een studie uit Turkije

toonden een hoog percentage van bewustzijn inzake de rechten van de patiënt bij vroedvrouwen

en verpleegkundigen. Bijna alle deelnemers uit de studie waren zich ervan bewust dat elk

individu het recht heeft op informatie over zijn eigen gezondheidstoestand, de mogelijke

gezondheidszorgvoorzieningen en wetenschappelijke innovaties. Deze studie gaf aan dat

Page 15: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

12

vroedvrouwen en verpleegkundigen meer ondersteuning bieden bij het informeren van

patiënten en hen meer betrokken bij het maken van beslissingen voorafgaand aan een medische

behandeling in vergelijking met studenten geneeskunde (Özdemir, et al., 2009).

Een studie bij 440 verpleegkundigen werkzaam in een universitair ziekenhuis in Egypte ging

de awareness op het vlak van patiëntenrechten na, voor en na een educatieve interventie. Er

werd een duidelijk significant verschil vastgesteld in awareness voor en na de educatieve

behandeling op het vlak van patiëntenrechten. In deze studie gingen bijna alle verpleegkundigen

akkoord met een sterke beïnvloeding van het ziekenhuisbeleid, de beschikbare middelen, de

werkomgeving, het arbeidsreglement, de functieomschrijving en het personeelstekort op de

patiëntenrechten. Ook in deze studie gaven de verpleegkundigen aan dat ze graag meer tijd

zouden doorbrengen met hun patiënten om naar hen te luisteren, te zorgen voor en hen meer

informatie te geven, maar dit is momenteel niet mogelijk door de hoge werkdruk en het gebrek

aan tijd (Elsayed, El-Melegy, & El-zeftawy, 2013).

Een longitudinaal onderzoek uit Iran deed onderzoek naar de factoren die het toepassen van de

patiëntenrechten in de praktijk positief of negatief gaan beïnvloeden. De beroepsbeoefenaars

uit deze studie waren het eens dat het heersend personeelstekort, de hoge werkdruk, het gebrek

aan faciliteiten en de combinatie met tijdsgebrek belangrijke obstakels zijn bij het toepassen

van de patiëntenrechten in de praktijk. Een verpleegkundige getuigde dat het niet mogelijk is

om in één shift 38 patiënten te kennen. Vaak is er amper tijd voor overdracht. Het luisteren naar

de klachten van patiënten wordt gezien als een luxe. Artsen en verpleegkundigen uit de studie

hadden de intentie om effectief meer tijd te spenderen met hun patiënten, hen meer zorg en

informatie te geven en meer te luisteren naar hen, maar dit bleek niet mogelijk te zijn wegens

het tijdsgebrek en de hoge werkdruk (Joolaee, Tschudin, Nikbakht-Nasrabadi, & Parsa-Yekta,

2008). Een Iraans onderzoek gevoerd in drie ziekenhuizen vergeleek de attitudes en meningen

over patiëntenrechten bij patiënten, verpleegkundigen en artsen. De resultaten uit de studie

toonden aan dat alle groepen akkoord gingen met het feit dat er nood is aan bijna alle aspecten

verbonden aan de patiëntenrechten. Alle groepen bevestigden de noodzaak aan een actieve

ombudsdienst binnen het ziekenhuis (Parsapoor, Mohammad, Malek, Ala'eddini, & Larijani,

2012).

In onze zoektocht naar literatuur konden we slechts twee onderzoeken terugvinden omtrent de

situatie binnen de Vlaamse ziekenhuizen bij Vlaamse patiënten. In 2012 werd door het Vlaams

patiëntenplatform een artikel met ervaringen van patiënten over tien jaar patiëntenrechten

gepubliceerd (Vlaams patiëntenplatform, 2012). Aanleiding hiervoor was het tienjarig bestaan

Page 16: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

13

van de wet op de patiëntenrechten in België. Het doel van deze studie was het evalueren van de

wet en na te gaan hoe patiënten de wet ervaren hebben en hoe vaak deze wet werd nageleefd en

toegepast. In totaal werden 581 respondenten ondervraagd. Betreffende het recht op informatie

worden patiënten volgens deze peiling patiënten meestal tot altijd goed geïnformeerd over de

verschillende aspecten van de behandeling. Wanneer het gaat over ‘negatieve’ informatie zoals

de kostprijs, nevenwerkingen, mogelijke risico’s… bleek dat de patiënten minder informatie

kregen. De reden hiervoor ligt mogelijk bij het feit dat het moeilijker en delicater is om

negatieve informatie te communiceren. Bij 69,6% van de ondervraagde patiënten bleek dat

zorgverleners meestal tot altijd toestemming vragen aan de patiënt voorafgaand aan een

behandeling. Dezelfde tendens kwam terug bij de toestemming om een behandeling verder te

zetten, er werd bij 20% van de patiënten zelden tot nooit gevraagd om de behandeling verder te

zetten. De toestemming om een behandeling stop te zetten wordt bij 30,1% van de patiënten

niet gevraagd.

Betreffende het recht op inzage in het patiëntendossier bleek dat 37,1% van de patiënten zijn

patiëntendossier al eens heeft ingekeken. Van de personen die de vraag tot inzage hebben

gesteld, heeft 80% van hen daadwerkelijk het dossier kunnen inkijken. Bij het recht op

vertegenwoordiging bleek dat het merendeel van de patiënten nog geen vertegenwoordiger

heeft aangeduid en 27% van de patiënten geeft aan dat zij niet weten hoe zij een

vertegenwoordiger moeten aanduiden. Omtrent het klachtrecht heeft 70% van de respondenten,

volgens de peiling, nog nooit een klacht willen neerleggen in het ziekenhuis. Verder bleek dat

23,8% van de ondervraagde personen niet weet wie de ombudspersoon in het ziekenhuis is of

hoe zij die moeten contacteren. Hoewel de meerderheid van de ondervraagde personen geen

klacht wenst neer te leggen, geven de anderen die wel wensen een klacht neer te leggen, dit te

willen doen om een fout te signaleren en om gelijkaardige klachten in de toekomst te vermijden

(Vlaams patiëntenplatform, 2012).

Testaankoop deed bij 450 Belgen tussen 30 en 79 jaar onderzoek naar de wet betreffende de

patiëntenrechten. Uit deze bevraging kwamen weinig positieve resultaten naar voor, zo blijkt

dat slechts één op de zeven personen zich goed geïnformeerd voelt. Bijna alle ondervragen

personen wisten dat ze recht hebben op informatie om een afgewogen beslissing te kunnen

nemen. Het recht op een second opinion, het recht op privacy van het medische dossier, het

recht op het weigeren van een behandeling en het recht op inzage in het medisch dossier waren

gekend door bijna iedereen. Het recht op het niet weten van een diagnose was het minst gekend

Page 17: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

14

bij de ondervraagde personen. Verder bleek dat 60% van de ondervraagde personen

moeilijkheden meldden om hun patiëntendossier in de praktijk te kunnen inkijken.

Betreffende het klachtrecht kwam naar voor dat patiënten geen garanties krijgen dat hun

probleem/klacht ook daadwerkelijk opgelost geraakt. Een groot deel van de ondervraagde

personen gelooft dat een klacht tot niets leidt of hen veel geld zou kosten. Zij vrezen dat na het

indienen van een klacht zij niet langer van dezelfde behandeling zullen kunnen genieten. Meer

dan 50% van de ondervraagde personen weet niet waar hij of zij met een klacht terecht kan. Uit

deze peiling bleek dat 11% van de respondenten het afgelopen jaar de indruk had het slachtoffer

te zijn geweest van een medische fout of medisch ongeval, van hen diende 23,5% effectief een

klacht in. Testaankoop gaf besluitend enkele voorstellen om de concrete situatie te verbeteren.

Zo werd gedacht aan het oprichten van een infolijn waar iedereen snel en duidelijk antwoord

krijgt op mogelijke vragen over zijn/haar klacht. Test aankoop stelt voor om meer garanties te

bieden voor de onafhankelijkheid van de ombudsdiensten door de oprichting van een

onafhankelijke commissie van toezicht. Als laatste stellen zij voor deze onafhankelijke

commissie van toezicht te laten functioneren als een beroepsinstantie voor klachten waarover

in eerste lijn geen overeenstemming werd bereikt (Testaankoop , 2016). Zowel het onderzoek

gevoerd door ‘Het Vlaams Patiëntenplatform’ als het onderzoek van ‘Test-aankoop’ kaarten

vooral het probleem betreffende het klachtrecht aan. In beide onderzoeken komt terug dat

patiënten niet weten waar zij met een klacht terecht kunnen binnen het ziekenhuis.

De grote heterogeniteit tussen de vele artikelen bemoeilijkt het formuleren van algemene

conclusies. Er kan moeilijk een globaal beeld of een concreet cijfer worden geformuleerd over

de kennis bij de patiënten omtrent hun patiëntenrechten. Besluitend kan worden gesteld dat in

de meerderheid van de artikelen terugkwam dat de kennis bij de patiënten in mindere mate

aanwezig was dan deze bij de zorgverleners/studenten. Daarnaast kwam ook in de meerderheid

van de onderzoeken terug dat de zorgverleners/studenten mede een belangrijke rol spelen in het

sensibiliseren van de patiënt omtrent zijn/haar patiëntenrechten. Opmerkelijk was ook dat

verschillende zorgverleners de verantwoordelijkheid over het navragen van de patiëntenrechten

verschuiven naar de patiënten zelf. Dit leidt ons opnieuw tot het belang van een voldoende

geïnformeerde patiënt. Ongeacht het kennisniveau van de zorgverlener heeft de patiënt steeds

het recht om de zorgverlener te wijzen op zijn rechten, waarvoor hijzelf de nodige kennis dient

te bezitten. De essentie van deze masterproef ligt daarom ook bij ‘ de kennis van de patiënt over

zijn patiëntenrechten’.

Page 18: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

15

Het concrete doel van deze masterproef is door middel van het praktijkgedeelte de centrale

onderzoeksvraag te beantwoorden en zo dus de kennis van de patiënt omtrent zijn

patiëntenrechten in kaart te brengen binnen een Vlaams ziekenhuis. In samenwerking met de

Sint-Jozefskliniek te Izegem deden we 104 interviews bij verschillende patiënten over hun

kennis van de patiëntenrechten. Door middel van dit onderzoek willen wij een antwoord

formuleren op onze centrale onderzoeksvraag: ‘In hoeverre reikt de kennis van een patiënt

gehospitaliseerd in de Sint-Jozefskliniek te Izegem omtrent de patiëntenrechtenwet na het

afnemen van een gestructureerd interview?’ We zijn ons bewust dat we de resultaten uit dit

onderzoek niet kunnen veralgemenen voor alle patiënten gehospitaliseerd in een Vlaams

ziekenhuis.

Naast het weergeven van de resultaten willen we, gericht naar ons opleiding ‘managent en

beleid van de gezondheidszorg’ enkele implicaties voor het management en/ of beleidspraktijk

opstellen. Daar het management van zorginstellingen een grote verantwoordelijkheid en de

belangrijke taak hebben ( samen met de overheid om voldoende zaken te ondernemen om de

awareness bij de patiënt omtrent de patiëntenrechten te verhogen. Na het afnemen van elk

interview werd aan elke patiënt een folder ter beschikking gesteld waarop hij/zij op een

eenvoudig, heldere manier zijn patiëntenrechten kan terugvinden. Via deze weg zal de patiënt

zich via onze vragen meer bewust zijn van de zaken uit de wet op de patiëntenrechten die hij

niet wist en zal hij deze na onderzoek meer indacht nemen.

Na het systematisch opzoeken van literatuur omtrent de kennis van de patiënt over de

patiëntenrechtenwet gaan wij ervan uit dat participanten minder dan vijf van de ondervraagde

rechten zal kennen en dus bijgevolg de participanten niet correct zal kunnen antwoorden op

deze vragen. We maken de veronderstelling dat het klachtrecht het minst gekend zal zijn bij de

ondervraagde patiënten.

Page 19: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

16

1. Algemene situering

De wet Patiëntenrechten of de ‘Wet betreffende de rechten van de patiënt’ werd afgekondigd

op 22 augustus 2002. De wet ging van kracht in België sinds 6 oktober 2002. De wet werd door

de wet van 13 december 2006 en in 2014 door de gezondheidswet in kleine details gewijzigd.

De gezondheidswet is de uitvoering van een Europese richtlijn dat het recht op informatie van

de patiënt aanvulde en een hervorming van de vertegenwoordigingsregeling sinds de nieuwe

wetgeving van 1 september 2014 inzake volwassen wilsonbekwamen.

Het Koninklijk Besluit van 1 april 2003 ‘tot regeling van de samenstelling en de werking van

de Federale Commissie Rechten van de patiënt’ en het Koninklijk besluit van juli 2003

‘houdende vaststelling van de voorwaarden waaraan de ombudsfunctie in de ziekenhuizen moet

voldoen’ betekenden de uitvoering van de wet.

Door enkele adviezen van de Federale commissie Patiëntenrechten en door enkele adviezen van

de Nationale Raad van de Orde van Geneesheren werd de wet verduidelijkt.(Balthazar, 2015)

2. Ethische en juridische dimensies van patiëntenrechten

2.1 Ethische beschouwingen

Elke zorginstelling moet een ethisch kader vooropstellen waarbinnen de verzorging en

behandeling van patiënten moet gebeuren. Een eerste beperking van de afdwingbaarheid van

het ethische instellingsbeleid wordt gevormd door het recht op professionele en morele

autonomie van de artsen. Hierdoor zijn klinische instellingsprocedures zoals bijvoorbeeld

pijnrichtlijnen ‘in se’ niet bindend voor artsen aangezien ze een niet toegelaten beperking van

de professionele autonomie inhouden. Het praktische instellingsbeleid valt buiten deze grenzen

van de professionele autonomie, waardoor dergelijk beleid enkel de organisatorische aspecten

van het zorgbeleid raakt, waarover de beheerder de eindverantwoordelijkheid draagt. Hieruit

volgend kunnen zorgverleners enkel tot de naleving ervan verplicht worden voor zover dit in

overeenstemming is met de rechten van patiënten en de instellingsmedewerkers de naleving

ervan aanvaard hebben. Ethische beleidsvoorschriften kunnen een mogelijke schending zijn

voor de gewetensvrijheid en de professionele autonomie van de betrokken zorgverleners.

Ethische beleidsvoorschriften zijn bijvoorbeeld een vooraf gemaakte afspraak om zich neer te

leggen bij het advies van het ethisch comité of het verbod betreffende de uitvoering van

bepaalde wettelijke toegelaten handelingen. Contractuele clausules die een schending

betekenen van dergelijke basisrechten kunnen op deze manier nietig verklaard worden en een

Page 20: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

17

hierop gebaseerd ontslag kan zo ook onrechtmatig bevonden worden. Volgend op een

rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens geldt dat het ethische

instellingsbeleid de persoonlijke belangen van het instellingspersoneel niet mag schaden (Tack,

Het ethische beleid in zorginstellingen, 2013).

Een tweede beperking van de ethische beleidsvrijheid van zorginstellingen wordt gevormd door

de (afdwingbare) rechten van de patiënt, vastgelegd in de wet betreffende de rechten van de

patiënt. Ziekenhuizen hebben de wettelijke plicht om deze beginselen in hun

rechtsverhoudingen met hun patiënten na te leven. Voor andere zorginstellingen betreft dit in

een verplichting om respect te hebben voor deze rechten door het zorgpersoneel en het principe

dat een instelling de verblijfsovereenkomst te goeder trouw moet nakomen. De verplichting om

de patiëntenrechten na te leven heeft tot gevolg dat instellingen hun ethische beleid hiermee

niet mee in strijd mag zijn. Desbetreffend is de adviserende tussenkomst van het palliatief team

slechts toelaatbaar indien de betrokkene hierover geïnformeerd werd, hierin toestemming heeft

gegeven, het advies binnen een redelijk termijn verstrekt kreeg, deze beslissing zorgvuldig

gemotiveerd en bewaard werd en de teamleden beantwoordden aan de noodzakelijke

objectiviteit en deskundigheid. Het respect voor de belangen van patiënten leidde er toe dat

zorginstellingen in communicatie met hun patiënten geen bedenkelijke of onjuiste informatie

mogen verstrekken. Zorginstellingen mogen evenmin gegevens meedelen die bij patiënten

valse hoop kunnen opwekken of hen negatief kunnen beïnvloeden. Wanneer een patiënt

wettelijk in aanmerking komt voor een bepaalde zorg maar toch door de voorziening op

systematische wijze ontraden wordt om voorbepaalde zorg te kiezen, kan een

overheidsingrijpen geoorloofd en noodzakelijk zijn.

Het recht op zelfbepaling, zoals bepaald in artikel 8 uit het Europees verdrag voor de rechten

van de mens (Europees hof van de rechten van de mens, 2002), vormt eveneens een belangrijke

begrenzing van de beleidsvrijheid voor instellingen. Deze bepaling houdt namelijk in dat

patiënten of bewoners binnen de muren van hun kamer, zeker indien zij er voor een langere tijd

verblijven, dezelfde rechten als thuis genieten. Dit heeft tot gevolg dat alle zorgvragen die zij

in een ambulante sfeer kunnen stellen, ook moeten binnenkamers uitgevoerd kunnen worden.

Indien dit niet wordt nagevolgd, dreigt er een niet-gerechtvaardigde discriminatie te ontstaan

tussen patiënten die in een instelling verblijven en zij die nog thuis verblijven. Respect voor het

recht op zelfbepaling houdt ook in dat patiënten tijdig dienen geïnformeerd te worden over het

ethische beleid hun instelling, de verschillende zorgopties en alternatieve zorgmogelijkheden

wanneer een bepaalde behandeling niet mogelijk blijft. Deze informatieverstrekking is van

Page 21: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

18

essentieel belang in het kader opdat de keuzevrijheid van patiënten, die in medische kwesties

altijd belangrijk is en zeker aan het levenseinde, moet gerespecteerd worden (Tack, Het ethische

beleid in zorginstellingen, 2013).

2.2 Juridische dimensies

De wet Patiëntenrechten betekent een bekrachtiging van enkele fundamentele rechten van de

patiënt, die hij kan uitoefenen ten opzichte van de zorgbeoefenaars en (onrechtstreeks) ten

opzichte van de gezondheidszorginstellingen. Echter is de wet meer dan enkel een loutere

bekrachtigende opsomming van patiëntenrechten.

De wet wordt gezien als de belangrijkste tekst over de juridische verhoudingen tussen patiënten

en zorgverstrekkers. De wet biedt verduidelijking over deze juridische verhoudingen, zowel bij

vrijwillige verhoudingen (die traditioneel benaderd worden vanuit een contractueel model) als

bij niet- vrijwillige tot stand gekomen verhoudingen ( zoals bij controlegeneeskunde of

arbeidsgeneeskunde of bij expertises).

De wet stond naast de invoering van enkele nieuwe patiëntenrechten ook in voor de

bekrachtiging, harmonisering en codificering van bestaande gezondheidsrechtelijke normen die

voorheen werden afgeleid uit internationale verdragen, rechtspraak en verspreide normen. De

wet maakte een einde aan reeds vele jaren aanslepende discussies in het gezondheidsrecht. Zo

werden er duidelijke keuzes gemaakt omtrent het inzagerecht in het dossier, waarbij aan de

patiënt een inzagerecht toegekend wordt in het volledige dossier, dat op de meeste onderdelen

van het dossier zelfs rechtstreeks ( zonder tussenkomst van een arts of een andere

zorgbeoefenaar) kan uitgeoefend worden.

De wet stond in voor de invoering van een aantal belangrijke nieuwe normen. Meer specifiek

was dit de bekrachtiging van de juridische waarde van de ‘negatieve voorafgaande

wilsverklaring’ en werd de basis gelegd voor het bekrachtigen van zogenaamde ‘advance

directives’ waarbij mensen meer greep kunnen krijgen op hun naderend levenseinde.

Binnen de wet wordt aandacht besteed aan de positie van de bewuste en wilsbekwame patiënt

die in staat is om autonoom zijn rechten uit te oefenen. Hiernaast wordt bewust ook aandacht

besteed aan de grote groep van patiënten die om juridische of feitelijke redenen niet in staat zijn

om zelfstandig hun rechten uit te oefenen. De wet patiëntenrechten vormt de basis voor

vertegenwoordiging van minderjarige patiënten, en voert ook belangrijke bepalingen in over de

vertegenwoordiging van volwassen wilsonbekwame patiënten. Zo leidt dit tot de juridische

basis voor de mogelijkheid om zelf een vertegenwoordiger te kiezen en wordt via de invoering

Page 22: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

19

van een zogenaamd ‘cascadesysteem’ ook meer duidelijkheid gebracht over de

vertegenwoordiging door familieleden indien men zelf geen vertegenwoordiger heeft

aangeduid.

De wet werd ook gebruikt om enkele andere moeilijke gezondheidsrechtelijke problemen op te

lossen. Er werd namelijk een poging ondernomen om in het aansprakelijkheidsrecht het stelsel

van de ‘centrale ziekenhuisaansprakelijkheid’ in te voeren, waarbij de patiënt die het slachtoffer

wordt van een professionele fout in ziekenhuisverband zijn vordering rechtstreeks en exclusief

tegen het ziekenhuis kan richten. Dit principe wordt beschreven in de ziekenhuiswet, samen

met de mogelijkheid om aan dit principe te ontsnappen via de voorafgaande informatie aan de

patiënt. Als laatste werd de wet ook gebruikt om de verzekeringswet bij te sturen en enkele

betwiste ‘patiëntonvriendelijke’ bepalingen, die in 1992 onder druk van de verzekeringssector

werden ingevoerd, te schrappen.(Balthazar, 2015)

Page 23: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

20

3. Internationale context van de patiëntenrechten

3.1 Verdrag mensenrechten en biogeneeskunde ( het recht op gezondheid als fundamenteel deel

van de mensenrechten

Het recht op gezondheid als fundamenteel deel van de mensenrechten

De wet op de Patiëntenrechten was het gevolg van een internationale context, waarbij

initiatieven tot bescherming van de rechten van de patiënt werden gestimuleerd. (Balthazar,

2015) Het recht op gezondheid maakt fundamenteel deel uit van onze mensenrechten. Dit werd

voor het eerst beschreven door de Wereldgezondheidsorganisatie in 1946. Gezondheid wordt

door hen gedefinieerd als: ’een toestand van volkomen welzijn, zowel lichamelijk als psychisch

en sociaal. Het is niet enkel de afwezigheid van ziekte of gebrek.’ Toegang tot kwaliteitsvolle

gezondheidszorg zonder onderscheid op het vlak van ras, religie, politieke voorkeur,

economische en sociale conditie is daarbij een onvervreemdbaar recht (WHO, 2008).

Deze publicatie was de basis voor tal van charters die hierna verschenen. In Nederland werd

sinds 1 augustus 1995 de ‘Geneeskundige behandelingsovereenkomst’ als benoemde

overeenkomst toegevoegd aan het burgerlijk wetboek. In Frankrijk werd op 4 maart 2002 een

wet tot bescherming van de positie van de patiënt afgekondigd. In uitvoering van de ‘Verklaring

van Amsterdam’ die in 1994 werd aangenomen, verbonden Europese lidstaten van de

Wereldgezondheidsorganisatie zich er toe om in de nationale wetgeving bepalingen op te

nemen tot bevordering van de rechten van de patiënt. Ook het verdrag van Oviedo of het

‘Europees verdrag Mensenrechten en biogeneeskunde’ van 1997 gaf inspiratie tot de wet door

het bekrachtigen van enkele fundamentele patiëntenrechten.

In 2002 verscheen het European Charter of Patients- rights (Active Citizenship Network ACN,

2002) waarin 14 concrete patiëntenrechten werden opgenomen. Het charter is gebaseerd op

eerder uitgebrachte verklaringen en de fundamentele rechten van de mens. Ondanks de

verschillen in gezondheidszorg tussen verschillende Europese landen worden dezelfde rechten

voor de patiënt naar voor geschoven. Dit charter biedt versterking voor de bescherming van de

rechten van de patiënt in de diverse nationale contexten en is een handig instrument voor het

harmoniseren van de verschillende nationale gezondheidssystemen op het vlak van

patiëntenrechten. Dit is zeker van belang doordat elke patiënt zich kan verplaatsen tussen de

verschillende landen binnen de EU.

Page 24: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

21

3.2 Ontstaan van de patiëntenrechtenwet: 22 augustus 2002: wet betreffende de rechten van de

patiënt

In België werd in 2002 de wet betreffende de rechten van de patiënt gepubliceerd in het

Belgisch staatsblad. Deze wet schuift specifiek voor ons gezondheidssysteem zeven concrete

rechten van de patiënten naar voor. Hieronder wordt dieper ingegaan op de wet betreffende de

rechten van de patiënt die werd gepubliceerd op 22 augustus 2002.

3.3 Toepassingsgebied

Het toepassingsgebied van de wet op de Patiëntenrechten is zeer breed. Naast het bevestigen

van de patiëntenrechten en deze te verankeren in de klassieke curatieve geneeskunde, was het

uitdrukkelijk de bedoeling van deze wet om ook rechtsbescherming te voorzien in domeinen

van de gezondheidszorg waar de patiënt zich niet ( volledig) vrijwillig aan een onderzoek

onderwerpt (arbeidsgeneeskunde, controlegeneeskunde of verzekeringsgeneeskunde).

De wet is toepasbaar op elke vorm van gezondheidszorg, zowel preventief, louter diagnostisch,

curatief, esthetisch als palliatief. De wet is van toepassing op verschillende rechtsverhoudingen

inzake gezondheidszorg, meer bepaald op contractuele en buitencontractuele, privaatrechtelijke

en publiekrechtelijke rechtsverhoudingen.

De patiënt wordt in de wet gedefinieerd als ‘de natuurlijke persoon aan wie gezondheidszorg

wordt verstrekt, al dan niet op eigen verzoek’. Hieruit is de wet ook van toepassing op situaties

waarin gezondheidszorg wordt verstrekt in gedwongen of opgedrongen verband. Dit houdt in

dat patiënten die opgenomen zijn in een psychiatrisch ziekenhuis in het kader van een

zogenaamde collocatie, op geïnterneerden of op personen die in het kader van een gerechtelijke

maatregel een medisch onderzoek moeten ondergaan.

De wet is eveneens van toepassing op medische onderzoeken die niet bedoeld zijn om de basis

te vormen tot een curatieve behandeling, maar wel om de fysieke of psychische toestand van

een persoon te onderzoeken teneinde een beslissing te nemen over normen in het arbeidsrecht,

de sociale zekerheid of private verzekeringen.

De wet biedt de mogelijkheid om voor sommige specifieke rechtsverhoudingen bij Koninklijk

Besluit ‘nadere regels’ te bepalen, maar van deze mogelijkheid werd tot op heden geen gebruik

gemaakt. (Balthazar, 2015)

Page 25: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

22

Toepassing op een zeer brede groep beroepsbeoefenaars

De wet op de Patiëntenrechten is niet enkel van toepassing voor artsen, maar voor een heel

ruime groep van beroepsbeoefenaars binnen de gezondheidszorg.

Alle ‘klassieke’ beroepen die geregeld zijn door het Koninklijk besluit nr. 78 van 10 november

1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen (artsen, verpleegkundigen,

apothekers, tandartsen, zorgkundigen, beoefenaars van paramedische beroepen…) vallen onder

de toepassen van de wet op de Patiëntenrechten. De wet is ook van toepassing op de beoefenaars

van de ‘niet - conventionele praktijken’ zoals geregeld in de wet van 29 april 1999. Vanaf 1

januari 2016 vallen ook de klinisch psychologen, klinisch orthopedagogen en

psychotherapeuten onder het toepassingsgebied van de wet.(Balthazar, 2015)

3.4 Nalevingsplicht en medewerkingsplicht

De rechten van de patiënt houdt verband met bepaalde plichten voor de

gezondheidszorgbeoefenaars. Zo wordt binnen de wet voorgeschreven dat de

beroepsbeoefenaar de wet naleeft ‘ binnen de perken van de hem krachtens de wet toegewezen

bevoegdheden’ en ‘ in de mate waarin de patiënt hieraan zijn medewerking verleent’.

Wanneer de patiënt de nodige medewerking verleent, is de gezondheidszorgbeoefenaar

verplicht om de wet na te leven, en dit binnen de limieten van zijn of haar taken en

bevoegdheden binnen de gezondheidszorg.

Er is geen sanctieregel gekend binnen de wet op de Patiëntenrechten. Ook voorziet de wet geen

strafrechtelijke sancties noch enige andere sanctie ten opzichte van beroepsbeoefenaars die de

wet niet naleven. Dit blijkt een principiële keuze te zijn alsook een gevolg van de complexe

discussies over de bevoegdheid van de federale overheid om regelgevend op te treden in deze

materie.

Het feit dat er geen eigen sanctieregeling wordt voorzien binnen de wet op de Patiëntenrechten

staat niet gelijk aan een wet die niet meer is dan een verklaring zonder concrete gevolgen. Het

niet naleven van de wet kan tot tuchtsancties leiden voor beroepen waarbij tuchtrechtelijke

sancties mogelijk zijn; artsen, apothekers en statutair aangestelde verpleegkundigen. Hierboven

bestaat de mogelijkheid dat deze wet de juridische basis vormt voor de vordering in rechte. Zo

kan via een procedure voor de burgerlijke rechter (eventueel in kortgeding) het recht op inzage

in het dossier afgedwongen worden en kan de arts verplicht worden om inzage te verlenen in

het patiëntendossier op straffe van een dwangsom. De wet op de Patiëntenrechten kan ook de

Page 26: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

23

grondslag vormen tot het vorderen van een schadevergoeding bij een bewezen causaal verband

tussen schade en inbreuken op de Wet Patiëntenrechten. Indien een patiënt in een bepaalde

casus kan aantonen, geen informatie gekregen te hebben over een relevant schadelijk

neveneffect van een behandeling en bovendien kan aantonen dat hij - indien deze informatie

wel tijdig zou gegeven zijn - zijn toestemming voor de behandeling niet zou gegeven hebben.

Page 27: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

24

22 AUGUSTUS 2002.-Wet betreffende de rechten van de patiënt.

1. Definities en toepassingsgebied

De wet op de patiëntenrechten is van toepassing op:

● De patiënt.

Dit is de natuurlijke persoon aan wie de gezondheidszorg, al dan niet op eigen verzoek

wordt verstrekt.

● De gezondheidszorg.

Meer specifiek zijn dit de diensten die door een beroepsbeoefenaar met het oog op het

bevorderen, vaststellen, behouden, herstellen of verbeteren van de gezondheidstoestand

van een patiënt.

● De beroepsbeoefenaar.

De uitoefening van de gezondheidszorgberoepen door de beroepsbeoefenaar zoals

beschreven staat in het koninklijk besluit nr.78 van 10 november 1967. Eveneens de

beroepsbeoefenaar van een niet-conventionele praktijk zoals beschreven in de wet van

29 april 1999 betreffende de niet-conventionele praktijken inzake de geneeskunde, de

artsenijbereidkunde, de kinesitherapie, de verpleegkunde en de paramedische beroepen.

De wet op de patiëntenrechten is van toepassing op (contractuele en buitencontractuele) zowel

privaatrechtelijke als publiekrechtelijke rechtsverhoudingen inzake gezondheidszorg verstrekt

door een beroepsbeoefenaar aan een patiënt (Belgisch Staatsblad, 2002).

Page 28: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

25

Patiëntenrechtenwet

1. §Het recht op een kwaliteitsvolle dienstverstrekking

A. Principe

Artikel 5 uit de wet betreffende de rechten van de patiënt beschrijft dat de patiënt ‘met

eerbiediging van zijn menselijke waardigheid en zijn zelfbeschikking en zonder enig

onderscheid op welke grond ook, recht heeft op een kwaliteitsvolle dienstverstrekking die

beantwoordt aan de behoeften van de patiënt’ (Belgisch Staatsblad, 2002). Dit recht is een

bevestiging en verankering van het zorgvuldigheidsbeginsel inzake aansprakelijkheid van de

beroepsbeoefenaars, en houdt in essentie in dat elke zorgverlener verplicht is om zijn beroep op

een zorgvuldige manier uit te oefenen, in overeenstemming met de professionele standaarden

van dat beroep, volgens de actuele stand van de wetenschap en rekening houdend met de

concrete mogelijkheden in de behandelingssituatie waarin de betrokken zorgbeoefenaar zich

bevindt (Balthazar, de krachtlijnen van de Wet Patiëntenrechten, 2015).

B. bevestiging en bekrachtiging van het zorgvuldigheidsbeginsel

Het recht op een kwaliteitsvolle dienstverstrekking strekt zich verder dan louter een bevestiging

en bekrachtiging van het zorgvuldigheidsbeginsel. De regel ‘zonder enig onderscheid op welke

grond ook’ omvat een duidelijk verbod op discriminatie binnen de gezondheidszorg. Bovendien

bevat het artikel een principe van eerbiediging van de menselijke waardigheid en een verwijzing

naar het recht op zelfbeschikking, dat een belangrijke rol speelt in vele ethische discussies.

C. Beperkingen

Het garanderen van het recht op kwaliteitsvolle dienstverstrekking impliceert niet dat aan alle

mogelijke individuele behoeften van de patiënt moet worden tegemoet gekomen. Een

dienstverstrekking ‘die beantwoordt aan zijn behoeften’, houdt niet in dat de patiënt zomaar

een behandeling kan eisen of vorderen van de arts zonder dat hieraan enige voorwaarden

worden gekoppeld omtrent de omstandigheden waaronder de kwaliteitsvolle dienstverlening

ter beschikking wordt gesteld. Bij de evaluatie van de behoeften van de patiënt speelt de

professioneel-wetenschappelijke evaluatie van de aangewezen of noodzakelijke behandeling

door de beroepsbeoefenaar steeds een belangrijke rol. De patiënt kan dan wel een bepaald soort

geneesmiddel vragen, maar het is de beroepsbeoefenaar die zal evalueren of dit op grond van

de diagnose aangewezen en noodzakelijk is. De patiënt kan met andere woorden geen type

behandeling vorderen die onverantwoord is of waarvoor geen medische indicatie bestaat

(Balthazar, de krachtlijnen van de Wet Patiëntenrechten, 2015). Het recht op een kwaliteitsvolle

Page 29: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

26

dienstverstrekking wordt dus in zekere zin onvermijdelijk beperkt door een schaarste aan

middelen (Belgische kamer van volksvertegenwoordigers, 2002). Het recht op kwaliteitsvolle

dienstvertrekking behoort tot een individueel recht van de patiënt in zijn onderlinge relatie met

de beroepsbeoefenaar en kan als dusdanig niet worden verward met het voor eenieder door de

Grondwet gewaarborgde recht op gezondheidszorg (De Hert, Magiels, & Thys, 2003).

Page 30: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

27

2. §Het recht op vrije keuze van de beroepsbeoefenaar

A. Principe

Artikel 6 uit de wet betreffende de rechten van de patiënt stelt dat de patiënt recht heeft ‘op

vrije keuze van de beroepsbeoefenaar en recht heeft op wijziging van deze keuze behoudens, in

beide gevallen, beperkingen opgelegd krachtens de wet’ (Belgisch Staatsblad, 2002).

De wet bekrachtigt het principe van vrije keuze en dient beschouwd te worden als een specifieke

toepassing van het recht op zelfbeschikking waarover iedere burger beschikt. Dit principe werd

reeds lang beschermd in de medische deontologie, en maakt duidelijk dat boven het recht van

vrije keuze van beroepsbeoefenaar, de patiënt ook het recht heeft op deze keuze te wijzigen

(Balthazar, de krachtlijnen van de Wet Patiëntenrechten, 2015).

B. Wijziging van keuze

Het recht op vrije keuze kan van groot belang zijn met het oog op het vertrouwen van de patiënt

in de beroepsbeoefenaar. Door zijn keuze van beroepsbeoefenaar te wijzigen kan de patiënt

uiting geven aan zijn ontevredenheid over de behandeling.

Het recht op vrije keuze gaat in, nog voor er sprake is van een individuele rechtsverhouding

tussen de patiënt en de beroepsbeoefenaar. De patiënt krijgt met andere woorden het recht

toegekend om zelf te kiezen op welke beroepsbeoefenaar hij beroep zal doen. Eveneens houdt

dit principe in dat de patiënt achtereenvolgens met verschillende beroepsbeoefenaars kan

contact opnemen, om vervolgens de keuze te maken met welke beroepsbeoefenaar hij een

rechtsverhouding wenst aan te gaan. Uit dit recht volgend kan de beroepsbeoefenaar enkel met

toestemming van de patiënt het engagement dat hij met hem aanging, overdragen aan een

andere beroepsbeoefenaar.

Het feit dat de patiënt zijn keuze kan herzien, maakt het volgens de opstellers overbodig om

uitdrukkelijk te voorzien in het recht van de patiënt op een tweede advies of second opinion.

Het recht op vrije keuze van de beroepsbeoefenaar impliceert namelijk dat men zich tot een

tweede beroepsbeoefenaar kan wenden, al dan niet met het voortbestaan van een reeds

aangegane rechtsverhouding (Belgische kamer van volksvertegenwoordigers, 2002).

C. Beperkingen krachtens de wet

Page 31: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

28

Het principe van vrije keuze van de beroepsbeoefenaar wordt beperkt krachtens de wet, met

name de interne organisatie van instellingen van de gezondheidszorg en een beperking van

aanbod. Sommige zaken zijn hierbij evident en duidelijk geregeld, zo kan er onder meer gedacht

worden aan de beperkende regelingen in het kader van de arbeidsgeneeskunde, de

arbeidsongevallenwetgeving,… Concreet houdt dit in dat men zijn controlearts niet vrij kan

kiezen en dit evenmin het geval is voor de arbeidsarts (Balthazar, de krachtlijnen van de Wet

Patiëntenrechten, 2015).

De limieten van de vrije keuze zijn niet enkel beperkt tot uitdrukkelijke wettelijke bepalingen,

ook het recht op vrije keuze kan enkel uitgeoefend worden in het kader van de voorwaarden

waaronder de gezondheidszorg ter beschikking wordt gesteld. Binnen een

gezondheidsvoorziening is het omwille van praktische overwegingen niet steeds mogelijk om

de beroepsbeoefenaar door de patiënt vrij te laten kiezen en deze keuze te laten wijzigen. Binnen

ziekenhuisverband zal er enkel beroep kunnen gedaan worden op de beroepsbeoefenaars die op

basis van een overeenkomst verbonden zijn met het betreffende ziekenhuis, en kan de patiënt

in dit opzicht niet in volle vrijheid zijn verzorgend team samenstellen. Ook de organisatorische

noodwendingen van een zorginstelling kunnen een beperking betekenen op het recht op vrij

keuze. In het geval dat er binnen de organisatie maar één arts is waaraan de patiënt nood heeft,

zal de patiënt zijn beroepsbeoefenaar niet vrij kunnen kiezen. Ook de werking in teamverband

zal de vrije keuze van de patiënt inperken (Belgische kamer van volksvertegenwoordigers,

2002). Zo zijn verpleegkundigen die werkzaam zijn binnen een bepaalde instelling verbonden

aan een bepaalde dienst en werken zij volgens dienstroosters. Een patiënt kan dus ook in dat

opzicht niet eisen dat de verpleegkundige die hij verkiest hem of haar zal volgen tijdens zijn

verblijf op verschillende diensten en functies van een zorginstelling (Balthazar, de krachtlijnen

van de Wet Patiëntenrechten, 2015).

Page 32: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

29

3. §Het recht op informatie

Ethische en juridische grondslag

Het recht op gezondheidstoestandinformatie en op geïnformeerde toestemming vormen de twee

belangrijkste basisrechten van de patiënt. Beide rechten hebben een specifieke wettelijke

grondslag sinds de invoering van de Wet Patiëntenrechten in 2002. Artikel 7,§1 uit de wet

patiëntenrechten buigt zich over het recht op gezondheidstoestandinformatie, terwijl artikel

8,§1 voorziet in het recht op geïnformeerde toestemming. Dit eerste geeft de patiënt het recht

om ten opzicht van de beroepsoefenaar alle nodige informatie te ontvangen om inzicht te krijgen

in zijn gezondheidstoestand en de vermoedelijke evolutie ervan. Het tweede recht geeft de

patiënt het recht om voor de uitvoering van een behandeling hierover alle nodige informatie te

ontvangen en hierin toe te stemmen. Hoewel beide rechten nauw met elkaar verwant zijn

werden zij binnen de wet afzonderlijk behandeld (Tack & Vansweevelt, hoofdstuk V het recht

op gezondheidstoestandinformatie en geinformeerde toestemming, 2014).

Het recht op informatie en op geïnformeerde toestemming maken deel uit van

persoonlijkheidsrechten die inherent zijn aan elke burger. Persoonlijkheidsrechten zijn de

‘subjectieve rechten, die de titularis juridische zeggenschap verzekeren ten overstaan van

derden over de bescherming en het gebruik van de intrinsieke bestanddelen of uitingen van de

eigen persoonlijkheid’ (D'haese, 2010). Twee mechanismes staan in voor de bescherming van

deze rechten ten aanzien van derden. Enerzijds wordt er een negatieve bescherming geboden

via een afweerrecht, anderzijds wordt er een positieve bescherming geboden door het toekennen

van het zelfbepalingsrecht. De negatieve bescherming via het afweerrecht wordt gevormd door

het verbod op aantasting van de fysieke integriteit van het lichaam door een derde. Dit beginsel

wordt zowel grondwettelijk als mensrechtelijk beschermd. Voor de medische praktijk betekent

dit dat een arts in beginsel geen ingreep of behandeling op het lichaam van een patiënt mag

uitvoeren zonder deze vooraf uitgebreid te hebben geïnformeerd en zijn toestemming te hebben

verkregen. Hieruit volgend kan een arts een patiënt niet tegen zijn wil aan een onderzoek

onderwerpen. De positieve bescherming die via het zelfbepalingsrecht wordt gevormd, geeft de

patiënt het recht om op basis van de verworven informatie vrij te beslissen over zijn

gezondheidstoestand en al dan niet zijn toestemming te geven voor de voorgesteld tussenkomst.

Page 33: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

30

Het recht op gezondheidstoestandinformatie

A. Inhoud

a. Gezondheidstoestand: diagnose, prognose en gedrag

i. Algemeen

Artikel 7,§1 uit de patiëntenrechtenwet beschrijft het recht van de patiënt op ‘alle voor hem

betreffende informatie die nodig is om inzicht te krijgen in zijn gezondheidstoestand en de

vermoedelijke evolutie ervan’ (Belgisch Staatsblad, 2002). De beroepsbeoefenaar dient de

patiënt alle noodzakelijke informatie te verstrekken die tot doel heeft inzicht te verschaffen in

diens actuele gezondheidstoestand en de vermoedelijke evolutie ervan. Deze informatie heeft

betrekking op de diagnose, de verwachte prognose en de gezondheidsvoorlichting. Dit laatste

heeft betrekking op het gedrag dat in de toekomst wenselijk is. De beroepsbeoefenaar heeft de

taak om de patiënt voldoende informatie te verschaffen die toereikend is om de patiënt in staat

te stellen zijn gezondheidstoestand correct in te schatten. Het is de bedoeling dat er geen

informatie wordt achtergehouden door de beroepsbeoefenaar.

De patiënt heeft het recht om de waarheid over zijn gezondheidstoestand te verkrijgen. Dit soort

informatie is ruimer dan enkel diagnose-informatie, omdat het ook betrekking heeft op de

prognose en op gezondheidsvoorlichting. Hieruit volgend wordt dit soort informatie dan ook

gezondheidstoestandinformatie genoemd (Tack & Vansweevelt,2014).

ii. Informatie over de diagnose en waarschijnlijkheidsdiagnose

De patiënt heeft recht op de waarheid over zijn gezondheidstoestand en moet worden ingelicht

over de diagnose. Indien de arts de juiste diagnose zou verzwijgen voor de patiënt, begaat de

arts een fout die de patiënt ernstige schade kan berokkenen. Als de patiënt een betere kennis

heeft over zijn ziekte zal dit hem eerder aanzetten tot het veranderen van zijn levenswijze of de

beslissing om tot een behandeling overgaan.

Ook de waarschijnlijkheidsdiagnose dient te worden meegedeeld aan de patiënt. Er wordt van

een waarschijnlijkheidsdiagnose gesproken wanneer de arts meent een bepaalde ziekte of

aandoening te onderkennen, maar toch niet helemaal zeker is omtrent de diagnose. Op basis

van de waarschijnlijke diagnose kan er reeds gestart worden met andere diagnoseonderzoeken

of specifieke behandelingen. Vandaar de patiënt hier in de gelegenheid moet worden gesteld

om hierover zelf te kunnen beslissen (Tack & Vansweevelt,2014).

Page 34: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

31

iii. Informatie over de prognose

De prognose of de vermoedelijke evolutie van de gezondheidstoestand dient te worden

meegedeeld aan de patiënt, dit houdt in alle informatie die volgens de beroepsbeoefenaar, op

basis van de analyse van de gegevens waarover hij beschikt. In functie van de verder

levensplanning van de patiënt kan het belangrijk zijn dat de patiënt zijn prognose kent,

bijvoorbeeld inzake relaties of een mogelijke kinderwens. Ook het meedelen van genetische

informatie valt onder de informatieplicht. Het al dan niet drager zijn van een ernstige, erfelijke

aandoening, kan een invloed hebben op de kinderwens van de patiënt of leiden tot de keuze

voor medische begeleide voortplanting. Een arts die nalaat informatie over een erfelijke

aandoening (tijdig) aan een koppel met een kinderwens of zwangere vrouw mee te delen, is

verantwoordelijk voor de schade die hieruit voortvloeit, zo ook de zware handicap waarmee het

kind geboren wordt (Tack & Vansweevelt,2014).

iv. Gezondheidsvoorlichting: informatie over wenselijk gedrag

De informatieplicht is ook van toepassing op gezondheidsvoorlichting. Dit is het gedrag dat in

de toekomst als wenselijk wordt beschouwd, bijvoorbeeld om de gezondheid te behouden, zoals

preventie, gebruik van medicatie, risico’s bij zwangerschap (Tack & Vansweevelt,2014).

b. Onderscheid met toestemmingsinformatie

Het recht op informatie bestaat op zichzelf, zonder dat hiervoor een voorgestelde behandeling

nodig is. Dit is van toepassing op bijvoorbeeld de mededeling van een diagnose waarvoor geen

behandeling mogelijk is of een genetische aandoening waarvoor een behandeling ontbreekt of

indien de patiënt zelf geen behandeling meer wenst. Dit recht op informatie over de

gezondheidstoestand bestaat dus op zichzelf zonder dat dit gebonden is aan een eventuele latere

toestemming.

De mededeling van gezondheidstoestandsinformatie moet onderscheiden worden van de

informatie die aan de patiënt wordt meegedeeld in het licht van het recht op geïnformeerde

toestemming. In het laatstgenoemde geval dient er informatie te worden meegedeeld die de

patiënt nodig heeft om met kennis van zaken toe te kunnen stemen voor een bepaalde medische

tussenkomst, zoals de risico’s en nevenwerkingen (Tack & Vansweevelt,2014).

B. Betrokken actoren

Page 35: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

32

a. De verstrekker van informatie

Beschreven in artikel 7,§1 van de wet op de patiëntenrechten, heeft de patiënt ‘tegenover de

beroepsbeoefenaar’ recht op informatie omtrent zijn gezondheidstoestand. In beginsel is dit de

zorgverlener die de patiënt heeft geraadpleegd en de persoon die de patiënt behandeld (Tack &

Vansweevelt,2014).

b. De ontvanger van informatie

Enkel de wils- en handelingsbekwame patiënt heeft in beginsel recht op informatie over zijn

gezondheidstoestand. Andere personen zoals bijvoorbeeld familieleden en vrienden hebben

geen recht om, zonder akkoord van de betrokkene, kennis te nemen van deze informatie.

Artikel 7, §2 uit de patiëntenrechtenwet voorziet de mogelijkheid voor de patiënt om zich te

laten bijstaan door een ‘vertrouwenspersoon’ of om dit recht te laten uitoefenen via deze

persoon bij de uitoefening van het recht op informatie. De beroepsbeoefenaar dient hiervoor

twee zaken in het patiëntendossier te noteren. In de eerste plaats is dit de identiteit van de

vertrouwenspersoon. In de tweede plaats is dat het feit dat de informatie, met akkoord van de

patiënt, aan de vertrouwenspersoon of aan de patiënt in aanwezigheid van de

vertrouwenspersoon, werd meegedeeld.

Het is aan te raden de identiteit van de vertrouwenspersoon op te nemen in het patiëntendossier

om latere betwisting tegen te gaan over wie zich als vertrouwenspersoon aanmeldt. De

vertrouwenspersoon moet op de hoogte worden gesteld over de informatie die uitzonderlijk aan

de patiënt werd onthouden in het kader van de therapeutische exceptie. De patiënt heeft de

mogelijk om te verzoeken dat de aan de vertrouwenspersoon meegedeelde gegevens in het

patiëntendossier worden opgenomen.

De vertrouwenspersoon is verschillend met de figuur van de vertegenwoordiger binnen de wet

op de patiëntenrechten. Een vertrouwenspersoon heeft de bevoegdheid om een wilsbekwame

patiënt bij te staan of in deze zijn plaats op te treden bij de uitoefening van het recht op

gezondheidsinformatie en het recht op inzage in het patiëntendossier. De vertegenwoordiger,

daarentegen, gaat de patiëntenrechten uitoefenen van een wilsonbekwame patiënt in diens plaats

(Tack & Vansweevelt,2014).

Page 36: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

33

C. Vorm

a. Duidelijke taal

Het meedelen van de informatie aan de patiënt moet geschieden in een duidelijke, voor de

patiënt begrijpelijke taal. De informatie moet zo helder en volledig mogelijk meegedeeld

worden aan de patiënt. Bovendien moet de informatie aangepast worden en rekening houden

met de intellectuele capaciteiten, de opleiding, de leeftijd, enz. van de patiënt. De

beroepsbeoefenaar moet na het meedelen van de informatie nagaan of de patiënt de informatie

werkelijk heeft begrepen en indien de patiënt vragen heeft, moeten zij worden beantwoord. Als

de beroepsbeoefenaar niet de taal van de patiënt spreekt moet er beroep worden gedaan op een

tolk, of moet de patiënt worden gewezen op deze mogelijkheid (Tack & Vansweevelt,2014) .

b. In beginsel mondeling, schriftelijk op verzoek

In principe gebeurt de informatieverstrekking mondeling. Op deze manier wordt beoogd om de

geneeskundige behandelingsrelatie zo weinig mogelijk te formaliseren. Op verzoek van de

patiënt kan de beroepsbeoefenaar de diagnose en/of prognose schriftelijk bevestigen. Deze

werkwijze biedt de patiënt de mogelijkheid om de mondeling verstrekte informatie nadien nog

eens door te nemen of met zijn naasten te bespreken. De schriftelijke bevestiging kan gebeuren

via een folder of informatiebrochure van de aandoening. Het medisch verslag waarin de

bevindingen van de arts zijn opgenomen en nadien eventueel naar de patiënt wordt verzonden,

kan een toepassing vormen van de schriftelijke informatieverstrekking (Tack &

Vansweevelt,2014).

D. Uitzondering op de informatieplicht

Op de informatieplicht van beroepsbeoefenaars voorziet de patiëntenrechtenwet twee

uitzonderingen; namelijk het recht op niet-weten waarbij het initiatief bij de patiënt ligt, en de

therapeutische exceptie waarbij het initiatief ligt bij de beroepsbeoefenaar.

a. Het recht op niet-geïnformeerd te worden over de gezondheidstoestand

De eerste uitzondering betreft het recht om niet geïnformeerd te worden of het recht op niet-

weten. Artikel 7,§3 uit de patiëntenrechtenwet beschrijft dat de gezondheidstoestandinformatie

niet aan de patiënt wordt verstrekt indien hij dit uitdrukkelijk verzoekt. Dit is bijvoorbeeld het

geval wanneer een patiënt de uitslag van een bloedtest of genetische onderzoek niet wil kennen,

omdat hij vreest dat de keuzes in zijn leven hierdoor nadelig zouden kunnen beïnvloed worden.

Als de patiënt ervoor kiest dit recht uit te oefenen, mag de arts hem niet informeren: de plicht

tot informeren wordt dan omgevormd tot de plicht tot niet-informeren.

Page 37: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

34

De wet op de patiëntenrechten vereist dat het verzoek van de patiënt uitdrukkelijk moet zijn om

zekerheid te hebben over de werkelijkheid van het verzoek om niet geïnformeerd te worden.

Dit uitdrukkelijk verzoek van de patiënt kan zowel schriftelijk als mondeling gebeuren. Het

verzoek dient te worden opgetekend of te worden toegevoegd aan het patiëntendossier om latere

discussies te vermijden. Indien de patiënt dit wenst kan hij bij de toepassing van zijn recht op

niet-weten, beroep doen op een vertrouwenspersoon. De vertrouwenspersoon zal dan door de

arts de aan de patiënt onthouden informatie ontvangen.

Het recht op het niet-weten van de patiënt is niet absoluut. Dit houdt in dat indien het meedelen

van de betrokken informatie een klaarblijkelijk ernstig nadeel voor de ‘gezondheid’ van de

patiënt of derden oplevert, de beroepsbeoefenaar de betrokken informatie wel dient mee te

delen. De beroepsbeoefenaar moet in deze situatie voorafgaandelijk een andere

beroepsbeoefenaar hierover hebben geraadpleegd en de eventuele aangewezen

vertrouwenspersoon gehoord hebben. De term gezondheid dient ruimt te worden

geïnterpreteerd en betreft zowel de fysieke, psychische als sociale aspecten van de gezondheid

van derden. Een concreet voorbeeld is de situatie waarin een patiënt niet wenst geïnformeerd te

worden over zijn besmettelijke ziekte en hierdoor naast zichzelf ook de gezondheid van derden

in gevaar brengt. Wanneer een patiënt na het afnemen van een hiv-test niet wil ingelicht worden

over de resultaten, dient de arts in geval van seropositiviteit toch verplicht de patiënt in te lichten

en beschermingsmaatregelen voor te stellen (Tack & Vansweevelt,2014).

b. Therapeutische exceptie

Artikel 7,§4 uit de patiëntenrechtenwet bepaalt dat de beroepsbeoefenaar uitzonderlijk

gezondheidstoestandinformatie aan de patiënt kan onthouden. Deze ‘therapeutische exceptie’

is enkel mogelijk, indien het meedelen van de informatie een klaarblijkelijk ernstig nadeel voor

de gezondheid van de patiënt zou betekenen. Deze uitzondering wordt toegepast in situaties

waarbij om gezondheidsredenen uitzonderlijk gewacht wordt met het meedelen van een

diagnose aan de patiënt.

De therapeutische exceptie kan slechts heel uitzonderlijk worden toegepast, en dient net

omwille van het uitzonderlijk karakter aan bijkomende voorwaarden te voldoen. De

beroepsbeoefenaar dient in de eerste plaats een andere beroepsbeoefenaar te raadplegen

teneinde het klaarblijkelijk ernstig nadeel voor de gezondheid van de patiënt na te gaan. De

beroepsbeoefenaar dient ook het gevaarcriterium in concreto te beoordelen. De

beroepsbeoefenaar moet een schriftelijke motivering voor de therapeutische exceptie toevoegen

aan het patiëntendossier. Op deze manier wordt de arts verplicht zijn subjectieve beoordelingen

Page 38: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

35

te objectiveren. Als laatste dient de beroepsbeoefenaar de eventueel aangewezen

vertrouwenspersoon in te lichten over de achtergehouden informatie. De vertrouwenspersoon

kan zo controle uitoefenen op de motivering van de beroepsbeoefenaar voor het achterhouden

van gezondheidstoestandinformatie aan de patiënt (Tack & Vansweevelt,2014).

Page 39: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

36

4. §Het recht op geïnformeerde toestemming

Artikel 8,§1 uit de patiëntenrechtenwet beschrijft het recht van de patiënt om ‘geïnformeerd,

voorafgaandelijk en vrij toe te stemmen in iedere tussenkomst van de beroepsbeoefenaar’

(Belgisch Staatsblad, 2002). Het recht van de patiënt op toestemming wordt opgesplitst in een

aantal onderdelen; namelijk het recht op toestemming, de informatieplichtige, de inhoud van de

toestemmingsinformatie, de draagwijdte van de toestemming, de vorm van de toestemming en

het tijdstip van de toestemming.

A. Het recht toe te stemmen

a. Principe

In beginsel heeft de patiënt het recht toestemming te geven voor elke tussenkomst van de

beroepsbeoefenaar. Het begrip ‘tussenkomst’ heeft niet alleen betrekking op

onderzoekhandelingen, ingrepen of behandelingen, maar ook op elke beslissing tot weigering

en voortzetting van dergelijke tussenkomsten.

De patiënt heeft naast het recht om zijn informatie te geven ook het recht om zijn toestemming

voor een bepaalde tussenkomst te weigeren of in te trekken. De oorsprong voor dit

weigeringsrecht is gelegen in de fysieke integriteit van de patiënt en de geneeskundige

behandelingsovereenkomst. Deze overeenkomst houdt in dat de beroepsbeoefenaar de

toestemming van de patiënt moet krijgen alvorens hij tot een bepaalde interventie kan overgaan.

De beroepsbeoefenaar moet deze weigering inwilligen, zelfs wanneer zij betrekking heeft op

een levensnoodzakelijke behandeling. Volgens de wettelijke verplichting om hulp te verlenen

aan een persoon in gevaar, heeft een slachtoffer in groot gevaar het recht om geholpen te worden

maar dit is geen plicht.

Wanneer de patiënt een bepaalde tussenkomst weigert of zijn toestemming intrekt, dient hij

over de gevolgen van deze beslissing te worden geïnformeerd. Indien de patiënt of de

beroepsbeoefenaar dit wenst, wordt de weigering of intrekking van de toestemming vastgelegd

en toegevoegd aan het patiëntendossier. Dit vormt de basis voor de formulieren van ‘ontslag

ondanks tegenadvies’ (Balthazar, 2015). De patiënt blijft zijn recht op kwaliteitsvolle

dienstverlening behouden ondanks de eventuele weigering of intrekking van zijn toestemming.

De rechtsverhouding tussen de beroepsbeoefenaar en de patiënt wordt door deze beslissing niet

beëindigd, waardoor de beroepsbeoefenaar in dergelijke situatie een alternatieve tussenkomst

moet voorstellen of in een doorverwijzing moet voorzien (Tack &Vansweevelt, 2014).

Page 40: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

37

a. Wie geeft de toestemming

Het is de patiënt zelf die persoonlijk al dan niet toestemt in een medische handeling, en op deze

manier zijn persoonlijkheidsrecht uitoefent. De patiënt heeft dit recht zolang hij feitelijk

beslissingsbekwaam is, d.w.z. in staat is om volwaardig toe te stemmen, en juridisch

handelingsbekwaam is, d.w.z. bekwaam is om, krachtens de wet subjectieve rechten waarvan

men titularis is, rechtshandelingen te verrichten. Partners of familieleden daarentegen hebben

geen zeggenschap over de fysieke integriteit van de wilsbekwame patiënt. Zij kunnen dus geen

plaatsvervangende toestemming geven voor een ingreep op een wilsbekwame patiënt (Tack

&Vansweevelt, 2014).

B. De informatieplichtige

a. Principe: de uitvoerder van de medische tussenkomst

De informatieverplichting rust op de beroepsbeoefenaar die de behandeling of ingreep uitvoert.

Op basis van het recht op de fysieke integriteit van de patiënt moet de arts er op toezien dat de

patiënt met kennis van zaken kan toestemmen opdat die ingreep geoorloofd wordt (Tack

&Vansweevelt, 2014).

b. Verschillende betrokken beroepsbeoefenaars

Indien er verschillende beroepsbeoefenaars bij de tussenkomst met de patiënt betrokken zijn,

heeft elke beroepsbeoefenaar de plicht die informatie te verstrekken die behoort tot zijn of haar

vakgebied. Het is mogelijk dat een arts enkel een consulterende functie vervult. De

behandelende arts kan op grond van het patiëntendossier het advies van een andere specialist in

zijn oordeelvorming betrekken. Doordat de arts-consulent enkel in relatie staat tot de

behandelende arts rust er op hem dan ook geen informatieplicht ten opzichte van de patiënt. In

het geval dat de arts-consulent rechtstreeks door de patiënt wordt aangesproken voor advies of

een second opinion, rust ook op de arts-consulent een eigen informatieplicht (Tack

&Vansweevelt, 2014).

C. De inhoud van de toestemmingsinformatie

a. Inhoud

Vooraleer de beroepsbeoefenaar een bepaalde tussenkomst bij de patiënt kan uitvoeren, heeft

hij t.o.v. de patiënt een informatieplicht omtrent de voorgestelde behandeling of ingreep. Zoals

beschreven in artikel 8,§2 van de patiëntenrechtenwet heeft de informatieplicht betrekking op

alle gegevens ‘met het oog op het verlenen van diens toestemming’ (Belgisch Staatsblad, 2002).

Page 41: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

38

In grote lijn betreft dit alle gegevens die nodig zijn om met kennis van zaken in een bepaalde

behandeling, ingreep of onderzoek te kunnen toestemmen (Tack &Vansweevelt, 2014).

In artikel 8,§2 uit de wet op de patiëntenrechten wordt er een opsomming gemaakt van alle

minimaal te verstrekken gegevens. De wet geeft de beroepsbeoefenaar de plicht de patiënt

minstens in te lichten over: ‘het doel, de aard, de graad van urgentie, de duur, de frequentie,

de voor de patiënt relevante tegenaanwijzingen, nevenwerkingen en risico’s verbonden aan de

tussenkomst, de nazorg, de mogelijke alternatieven, de financiële gevolgen, de mogelijke

gevolgen in geval van weigering of intrekking van de toestemming, en andere door de patiënt

of de beroepsbeoefenaar relevant geachte verduidelijkingen, desgevallend met inbegrip van de

wettelijke bepalingen die met betrekking tot een tussenkomst dienen te worden nageleefd’

(Belgisch Staatsblad, 2002). Naast deze gegevens moet de beroepsbeoefenaar ook alle andere

‘relevant geachte verduidelijkingen’ meedelen (Tack &Vansweevelt, 2014).

b. Heldere en begrijpelijke informatie

De informatie die verstrekt wordt door de beroepsbeoefenaar moet helder en begrijpelijk zijn

voor de patiënt of zijn vertegenwoordiger. Wanneer bepaalde informatie dubbelzinnig is, moet

deze geïnterpreteerd worden in het nadeel van de persoon die de informatie heeft opgesteld

(Tack &Vansweevelt, 2014).

D. Uitzonderingen op de geïnformeerde toestemming

a. Wettelijke uitzonderingen: dwangbehandeling in het algemeen belang

In uitzonderlijke situaties bestaat de mogelijkheid dat een behandeling volgens de wet als

verplicht wordt gesteld, zonder dat de patiënt hierin voorafgaandelijk heeft toegestemd. In

dergelijke situatie zal het algemeen belang primeren boven de individuele

toestemmingsvereiste en zal de beroepsbeoefenaar handelen in opdracht van de wetgever.

Uiteraard kan de beroepsbeoefenaar in dergelijke situatie niet veroordeeld worden voor de

schending van het recht op geïnformeerde toestemming van de patiënt. Omwille van de

openbare veiligheid is een inperking op het zelfbepalingsrecht van de patiënt dan

gerechtvaardigd. Een uitzonderlijke situatie kan bijvoorbeeld zijn, wanneer een autobestuurder

verplicht wordt om een bloedproef te ondergaan in geval van verdenking van dronkenschap of

alcohol-of drugsintoxicatie. Het verplichte onderzoek aan het lichaam van de verdacht

autobestuurder gebeurt dan in het kader van een strafonderzoek of een DNA onderzoek in

opdracht van de onderzoeksrechter.

Een uitzonderlijke situatie kan ook in het kader van de bescherming van de volksgezondheid of

veiligheid van derden het zelfbepalingsrecht van de patiënt inperken. Patiënten die leiden aan

Page 42: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

39

een ernstige besmettelijke ziekte kunnen onder bepaalde voorwaarden verplicht in quarantaine

worden geplaatst, ook al gaat de patiënt hier niet mee akkoord. Zo is ook de vaccinatie tegen

kinderverlamming wettelijk verplicht als uitzondering op het recht op zelfbepaling. (Tack

&Vansweevelt, 2014).

b. Noodtoestand

Een uitzondering op de informatie- en toestemmingsvereiste is het bestaan van de noodtoestand

waarbij de verzorgingsplicht gaat primeren boven de toestemmingsvereiste. Wanneer de arts in

de onmogelijkheid verkeert om de toestemming van de patiënt of zijn wettelijke

vertegenwoordiger te verkrijgen, mag hij overgaan tot de noodzakelijke medische handelingen,

zonder hiervoor zijn aansprakelijkheid in gedrang te brengen. De arts gaat via deze uitzondering

zijn aansprakelijkheid ontlopen, doordat hij zich kan beroepen op een rechtvaardigheidsgrond,

namelijk de noodtoestand. Het begrip ‘noodtoestand’ wordt omschreven al de dreiging van

onmiddellijke en ernstige schade. Het begrip beperkt zich dus niet enkel over het levensgevaar,

maar ook over de gezondheidstoestand van de patiënt wanneer die in onmiddellijk en ernstig

gevaar verkeert.

Wanneer er in urgente situaties geen duidelijkheid bestaat over de al dan niet voorgaande

wilsuitdrukking van de patiënt of zijn vertegenwoordiger, zal elke noodzakelijke tussenkomst

van de beroepsbeoefenaar onmiddellijk in het belang van de gezondheid van de patiënt

gebeuren. De uitzonderingsregel is van toepassing bij situaties waarbij de patiënt niet in staat

is zijn wil te uiten of toestemming te geven, zoals bijvoorbeeld wanneer de patiënt bewusteloos

of geestesziek is en de vertegenwoordiger niet bekend is of niet tijdig kan worden bereikt. De

beroepsbeoefenaar zal dan handelen in het belang van de patiënt en hiervan melding maken in

het patiëntendossier. Nadien zal hij van zodra dit mogelijk is, verder handelen vanuit de

geïnformeerde toestemming van de patiënt of van zijn vertegenwoordiger.

Ter voorkomen van verwarring moet men steeds in gedachten houden dat het niet is omdat men

dringend medische verzorging moet krijgen of wordt opgenomen op een spoedafdeling, dat

men steeds wilsonbekwaam is en geen toestemming zou kunnen geven. Zolang de patiënt

wilsbekwaam is, is de beroepsbeoefenaar verplicht hem in te lichten over zijn

gezondheidstoestand en moet hem de gelegenheid worden gegeven met kennis van zaken toe

te stemmen in de voorgestelde behandeling, ongeacht of de behandeling nu al dan niet dringend

is (Tack &Vansweevelt, 2014).

Page 43: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

40

c. Afstand van het recht op geïnformeerde toestemming

Zoals reeds bij het recht op informatie werd besproken geeft artikel 7,§3 uit de patiëntenrechten

wet uitdrukkelijk de mogelijkheid om als patiënt afstand te doen van het recht op

gezondheidstoestandinformatie. Betreffende de toestandsinformatie, verwijst artikel 8,§3 uit de

patiëntenrechtenwet naar de voorwaarden en modaliteiten van artikel 7,§3. De patiënt kan

bijgevolg onder dezelfde voorwaarden afstand doen van het recht op toestemmingsinformatie.

De patiënt mag zelf beslissen welke informatie hij wenst te vernemen en wie eventueel in zijn

plaats mag beslissen. Dit behoort tot de uitoefening van het zelfbepalingsrecht van de patiënt.

Voordat een rechtsafstand in medische aangelegenheden als geldig kan worden aanzien moet

er voldaan worden aan drie voorwaarden: de rechtsafstand moet vrijwillig geschieden, moet

reëel zijn en mag niet slaan op niet-therapeutische of ernstige schadeverwekkende handelingen.

De vrijewilsuiting houdt in dat de wil van de patiënt niet door dwaling, bedrog of dwang mag

worden aangetast. Een reële rechtsafstand houdt in dat de patiënt werkelijk de bedoeling heeft

om van zijn recht af te zien.

In principe dient de arts de rechtsafstand van de patiënt te respecteren, echter worden er net

zoals in artikel 7,§3 uit de wet patiëntenrechten (recht op informatie) bepaalde gevallen

beschreven waarin het belang van de patiënt of van een derde een doorbreking van de medische

zwijgplicht kan rechtvaardigen. Artikel 8,§3 uit de wet op de patiëntrechten bepaalt dat de

patiënt toch moet worden geïnformeerd, wanneer niet-informatie klaarblijkelijk ernstig nadeel

voor de gezondheid van de patiënt of derden zou kunnen opleveren. Op basis van de

noodtoestand kan de arts de patiënt toch informeren indien de verwachting bestaat van

aanzienlijke schade aan de patiënt of aan derden die voorafgaand ongekend zouden zijn bij niet-

informering. Indien de gevolgen van een ingreep zeer ernstig zouden kunnen zijn voor de

gezondheidstoestand of het toekomstige leven van de patiënt, kan er voor informeren worden

gepleit, zelfs indien de patiënt ooit te kennen gaf geen prijs te stellen op een ‘informed consent’.

De afstand van het recht op ‘informed consent’ is steeds herroepbaar, dit houdt in dat als een

patiënt terugkomt op een eerdere beslissing om niet te worden ingelicht, de arts de informatie

moet verschaffen waarop de patiënt recht heeft (Tack &Vansweevelt, 2014).

d. De therapeutische exceptie

Therapeutische exceptie houdt in dat een arts bepaalde informatie mag achterhouden in het

belang van de patiënt. De arts kan voor deze beslissing zich op een informatie-exceptie

beroepen wanneer dit therapeutisch verantwoord is. Op grond van de noodtoestand kan de

Page 44: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

41

therapeutische exceptie slechts in uitzonderlijke gevallen aanvaard worden als

rechtvaardigingsgrond (Tack &Vansweevelt, 2014).

E. De draagwijdte van de toestemming

De toestemming van de patiënt heeft in principe een specifieke draagwijdte en geldt alleen voor

de handeling of ingreep waarover een akkoord werd bereikt met de beroepsbeoefenaar. Dit

houdt in dat de arts de toestemming van de patiënt niet als vrijbrief kan aanzien om willekeurig

naar eigen goeddunken te handelen. Wanneer de arts buiten het akkoord handelt, schendt hij in

beginsel de fysieke integriteit van de patiënt en begaat hij dus een fout.

De toestemming van de patiënt heeft niet enkel betrekking op de specifieke ingreep, maar kan

ook verband houden met andere elementen van de behandeling; zoals het tijdstip, de plaats en

de uitvoerder van de ingreep. Wanneer de patiënt en de arts tot een akkoord komen over deze

andere elementen, moeten deze dan ook door de arts worden nagekomen (Tack &Vansweevelt,

2014).

F. De vorm van de toestemmingsinformatie en van de toestemming

a. Vorm van de toestemmingsinformatie

Artikel 8,§3 uit de patiëntenrechtenwet bepaalt dat de informatieverstrekking moet gebeuren

volgens de voorwaarden en modaliteiten zoals voor het recht op

gezondheidstoestandsinformatie in artikel 7,§2 en §3 uit de wet op de patiëntenrechten. Dit

houdt in dat de mededeling van de toestemmingsinformatie omtrent de voorgestelde

tussenkomst moet gebeuren in een duidelijke taal, zo helder en volledig mogelijk en rekening

houdend met de intellectuele capaciteiten, de opleiding en de leeftijd van de patiënt (Belgisch

Staatsblad, 2002). De beroepsbeoefenaar dient nadien alsook na te gaan indien de patiënt de

informatie heeft begrepen en is verplicht om de vragen van de patiënt te beantwoorden,

eventueel met bijstand van een tolk. De mededeling van de toestemmingsinformatie zal in

principe mondeling gebeuren, maar indien de patiënt dit wenst kan de informatie schriftelijk

worden bevestigd, bijvoorbeeld via een informatiebrochure (Tack &Vansweevelt, 2014).

b. Vorm van de toestemming

De toestemming binnen een medische tussenkomst is in principe niet aan vormvereisten

onderworpen. De wet patiëntenrechten stelt dat de toestemming uitdrukkelijk moet worden

gegeven, behalve wanneer de beroepsbeoefenaar na de patiënt voldoende geïnformeerd te

hebben, uit de gedragingen van de patiënt redelijkerwijze diens toestemming kan afleiden. De

patiënt of de beroepsbeoefenaar kan verzoeken, en met instemming van beide partijen, om de

toestemming schriftelijk vast te leggen en toe te voegen aan het patiëntendossier. Samenvattend

Page 45: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

42

kan de toestemming van de patiënt op verschillende wijzen worden verstrekt: uitdrukkelijk of

stilzwijgend, mondeling of schriftelijk.

i. Uitdrukkelijk of stilzwijgend

In beginsel moet de patiënt uitdrukkelijk toestemmen in een bepaalde tussenkomst van de arts.

De patiënt moet dus duidelijk, expliciet of nadrukkelijk toestemmen. In de meeste gevallen zal

dit gebeuren op vraag van de arts. De mogelijk bestaat ook dat de patiënt zelf het initiatief neemt

door uitdrukkelijk akkoord te gaan met het voorstel van de arts.

De patiënt heeft ook de mogelijkheid om stilzwijgend of impliciet toe te stemmen

voorafgaandelijk aan een medische behandeling. Dit stilzwijgend of impliciet toestemmen

vereist wel dat de wilsverklaring zeker is. Het louter stilzwijgen van de patiënt kan niet als een

instemming worden geïnterpreteerd. Er moet voldoende zekerheid bestaan over de

werkelijkheid van de toestemming dat pas bereikt wordt wanneer het stilzwijgen van de patiënt

gelijkstaat met een ‘omstandig stilzwijgen’. Dit houdt in dat afhankelijk van de feitelijke

gegeven omstandigheden het stilzwijgen van de patiënt niet anders kan worden geïnterpreteerd

dan in de zin van een toestemming in de behandeling. De omstandigheden die voorgesteld

worden, worden ingevuld op basis van drie criteria: de aard van de medische handeling, de

mogelijke gevolgen van die handeling op de patiënt en het gedrag van de patiënt (Tack

&Vansweevelt, 2014).

ii. Mondeling of schriftelijk

Mondeling toestemming

In de meeste gevallen zal de toestemming van de patiënt in een behandeling mondeling worden

gegeven. Hierbij zal de arts een bepaalde behandeling voorstellen en zal de patiënt deze

aanvaarden. Het betreft hier dan een uitdrukkelijke toestemming. Ter voorkomen van eventuele

latere betwisting, kan de arts de toestemming van de patiënt altijd noteren in het

patiëntendossier.

Schriftelijke toestemming: wettelijk vereist

De wetgever vereist dat in bepaalde gevallen de arts een schriftelijke toestemming van de

patiënt verkrijgt. Hierdoor wil de wetgever een grote zekerheid verkrijgen over de werkelijke

wil van de patiënt en is dit voor de patiënt een bescherming tegen eventuele druk van derden.

Voor de arts betekent een schriftelijke toestemming een beter juridische bescherming mocht na

de ingreep de toestemming van de patiënt in twijfel worden getrokken. De wetgever vereist een

schriftelijke toestemming voor: een zwangerschapsafbreking, het wegnemen van een orgaan bij

Page 46: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

43

levenden, een medische experiment, de medisch begeleide voortplanting en bestemming van

de overtallig embryo’s, onderzoek op embryo’s, de wegneming van lichaamsmateriaal bij

levenden, afname van bloed bij een persoon jonger dan 18 jaar, euthanasie en in de toekomst

voor esthetisch- heelkundige of niet-heelkundige esthetisch-geneeskundige ingrepen.

De patiënt kan reeds zijn toekomstige zorgen plannen voor het ogenblik dat hij wilsonbekwaam

wordt en hierbij bepaalde behandelingen niet (meer) wil. Hij deze beslissing voor in de

toekomst vast te leggen in een schriftelijke weigeringsverklaring. Letterlijk wordt dit in artikel

8,§4 uit de patiëntenrechten beschreven dat ‘indien de patiënt toen hij nog in staat was ( zijn)

(patiënten)rechten uit te oefenen, schriftelijk te kennen heeft gegeven zijn toestemming tot een

welomschreven tussenkomst van de beroepsbeoefenaar te weigeren, deze weigering (dient) te

worden geëerbiedigd (Belgisch Staatsblad, 2002).

Schriftelijke toestemming op verzoek van de patiënt of de beroepsbeoefenaar

De patiënt of de beroepsbeoefenaar kan verzoeken, mits instemming van de beroepsbeoefenaar

of de patiënt, om de toestemming schriftelijk vast te leggen en toe te voegen aan het

patiëntendossier, zoals bepaald in artikel 8,§1 uit de wet op de patiëntenrechten. Het mondeling

of schriftelijk geven van de informatie is minder belangrijk, vermits dit enkel staat op de vorm

die de partijen op basis van hun wilsautonomie, hebben gekozen om hun wil tot uiting te

brengen. Belangrijk is het feit dat de toestemming daadwerkelijk en met kennis van zaken wordt

gegeven, ongeacht de vorm waarin de informatieoverdracht gebeurt. De regels die van kracht

zijn bij de mondelinge toestemming moeten ook worden toegepast op de schriftelijke

toestemming, er moet dus opnieuw sprake zijn van een vrije en geïnformeerde toestemming.

Het gebruik van toestemmingsformulieren kan zowel voor de patiënt als de arts verschillende

voordelen bieden. Uit verschillende studies is gebleken dat de patiënt zich zeer weinig herinnert

van de informatie die hem door de arts werd verstrekt. Hierin zou een toestemmingsformulier

zijn nut kunnen bewijzen voor de patiënt, door dat hij al hetgeen dat hij niet heeft begrepen of

vergeten is uit het gesprek met de arts, rustig thuis kan overlopen op het toestemmingsformulier.

Vragen die de patiënt nog niet had tijdens het gesprek kunnen rijzen na het lezen van het

formulier en kunnen later aan de arts worden voorgelegd. De patiënt moet voldoende tijd

krijgen om het toestemmingsformulier te lezen of moet een kopie ter beschikking krijgen. Op

deze manier kan de patiënt een actievere rol spelen en leidt dit tot een betere interactie tussen

de arts en de patiënt binnen het proces van wederzijdse informatie. Ook voor dove patiënten

kunnen toestemmingsformulieren zeer nuttig zijn om hen de nodige informatie te verschaffen.

Page 47: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

44

Ook voor de arts zelf kunnen toestemmingsformulieren enkele voordelen opleveren. Ze kunnen

voor de beroepsbeoefenaar een waardevolle geheugensteun zijn, door de arts aan bepaalde

informatie-elementen te doen herinneren die hij anders zou kunnen vergeten. Op deze manier

zal het toestemmingsformulier een ondersteunende functie bieden binnen het

communicatieproces. Het ondertekende toestemmingsformulier kan ook op bewijsvlak van

belang zijn voor de arts. Indien de patiënt zou beweren dat hij geen geïnformeerde toestemming

heeft verkregen van de arts, kan de arts met een ondertekend toestemmingsformulier het

tegendeel aantonen dat de informed consent wel werd verkregen. Als laatste kunnen

toestemmingsformulieren bepaalde afspraken omtrent de ingreep of de behandeling vastleggen.

Dit zijn voornamelijk zaken zoals: de kostprijs, de plaats en de faciliteiten van nazorg, of het

akkoord met niet-voorziene, maar tijdens de operatie noodzakelijk blijkende bijkomende

tussenkomsten.

Naast voordelen kunnen toestemmingsformulieren ook enkelen nadelen inhouden. Zo kan het

gebruik van toestemmingsformulieren een gevaar inhouden voor de standaardisering en

uniformisering van de communicatie tussen de beroepsbeoefenaar en de patiënt. Indien deze

formulieren systematisch in gebruik zouden worden genomen, zou het mondeling gesprek met

de patiënt dreigen te verwaarlozen en geheel of gedeeltelijk vervangen worden door een

systeem waarbij iedereen over dezelfde kam wordt geschoren. Daarom zouden

toestemmingsformulieren pas gelezen en ondertekend moeten worden nadat het gesprek tussen

de arts en de patiënt heeft plaatsgevonden. De functie van toestemmingsformulieren zou dus

eigenlijk beperkt moeten worden tot een weergave van het informatiegesprek. Een tweede

mogelijk nadeel heeft betrekking op de verstaanbaarheid van de taal in

toestemmingsformulieren. Vaak worden de toestemmingsformulieren opgesteld door artsen en

juristen, waardoor het twijfelachtig is op de door hen gebruikte taal wel wordt begrepen door

een gemiddelde patiënt. (Tack &Vansweevelt, 2014).

c. Juridische waarde van toestemmingsformulieren

Mondeling en schriftelijke toestemming zijn aan dezelfde vereisten onderworpen, zodus ook

het principe van de specificiteit van de toestemming. Enerzijds moet de arts informatie

verschaffen aan de patiënt die betrekking heeft op de specifieke gezondheidstoestand van de

patiënt, anderzijds mag de toestemming van de patiënt niet verder reiken dan de voorgestelde

behandeling. Ook de toestemmingsformulieren dienen aangepast te zijn aan de specifieke

gezondheidssituatie van de patiënt, hierbij horend zijn concrete pathologie en voorgestelde

behandeling. De beroepsbeoefenaar, en/of de zorginstelling, en/of de beroepsvereniging

Page 48: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

45

kunnen toestemmingsformulieren opstellen waarin enkele algemene formuleringen zijn

opgenomen, maar in deze formulieren dient voldoende ruimte te worden gelaten om het

toestemmingsformulier per patiënt te individualiseren. Daarnaast dienen de

toestemmingsformulieren in een verstaanbare taal te worden opgesteld. Een

toestemmingsformulier is het best in een begrijpelijke taal opgesteld, het moet een aanvulling

vormen op het (verplicht) voorgaande gesprek ( met vermelding van de datum waarop het

gesprek plaatsvond en de personen waarmee het gesprek werd gevoerd), het moet specifiek en

aangepast zijn aan de voorgenomen ingreep. Het formulier moet de mogelijkheid vermelden

voor de patiënt om bijkomen vragen te stellen of overleg te plegen met zijn/haar huisarts. Ook

de voor de patiënt relevante risico’s en nevenwerkingen dienen opgenomen te worden in het

formulier. Eveneens moet er een aangepast reflectietermijn voorzien zijn en moet er dus

aangetoond worden dat er een redelijk termijn is verlopen tussen het informatief gesprek en het

(schriftelijk) vastleggen van de toestemming (Tack &Vansweevelt, 2014).

G. Het tijdstip van de informatie en toestemming

a. Aan de behandeling voorafgaande informatie

De aard en de ernst van de ingreep zullen bepalend zijn voor het tijdstip wanneer de informatie

zal worden verstrekt aan de patiënt. Dit terzijde moet de informatie steeds voorafgaandelijk en

tijdig aan de patiënt worden verstrekt. Op deze manier moet de patiënt voldoende tijd en

gelegenheid aangeboden worden om een overwogen besluit te nemen. In beginsel moet de

informatie aan de patiënt worden verstrekt op een tijdstip waarop de patiënt nog volledig over

zijn oordeelsvermogen beschikt enerzijds en anderzijds waarop hij nog een zekere

overwegingstermijn heeft. Een vrije en volwaardige toestemming zoals beschreven in de

patiëntenrechtenwet impliceert voorafgaandelijke en tijdige informatie. Dit houdt ook in dat de

patiënt nog over zijn oordeelsvermogen beschikt, zonder dit oordeelsvermogen is er namelijk

geen vrije toestemming mogelijk. De arts heeft de taak om erover te waken dat zijn patiënt alle

informatie heeft begrepen, zodat deze in staat is om in de werkelijkheid te oordelen of hij de

ingreep al dan niet wenst te ondergaan. Wanneer de patiënt reeds kalmerende of verdovende

middelen kreeg toegediend, is het oordeelsvermogen van de patiënt aangetast en zal deze niet

meer in staat zijn om in de werkelijkheid beslissingen te kunnen nemen. Ook de financiële

informatie moet voorafgaand aan de behandeling worden verstrekt, zodat de patiënt met kennis

van zaken kan toestemmen (Tack &Vansweevelt, 2014).

b. overwegingstermijn

Page 49: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

46

Een tweede voorwaarde voor een vrije toestemming en tijdige informatieverstrekking, stelt dat

de patiënt een overwegingstermijn moet geboden worden. Dit houdt in dat de patiënt de

mogelijkheid moet krijgen om de voor- en nadelen van de behandeling rustig af te wegen, met

familie en/of vrienden te overleggen, eventuele vragen aan de arts kan stellen of een andere arts

kan consulteren voor een eventuele ‘second opinion’. Als de patiënt niet voldoende bedenktijd

heeft gekregen voorafgaand aan de behandeling, kan er geen sprake zijn van een vrije,

weloverwogen beslissing en dus ook niet van een geldige geïnformeerde toestemming. Er kan

dus niet aan de voorwaarde voldaan worden als de patiënt pas op weg naar de operatiezaal

wordt geïnformeerd.

Hoelang de ‘overwegingstermijn’ moet duren is afhankelijk van de ernst van de ingreep, de

urgentie en de plaats van de behandeling. Het is eveneens zo dat er voor een zware ingreep

meer bedenktijd zal worden gerekend dan voor een eenvoudige behandeling. Het

overwegingstermijn zal korter zijn naarmate de ingreep dringender zal zijn. De wetgever heeft

ter bescherming van de patiënt en om impulsieve beslissingen te vermijden een specifieke

wetgeving omtrent het overwegingstermijn opgelegd. Zo wordt er voor een

zwangerschapsafbreking door de wetgever een overwegingstermijn van zes dagen voorzien.

Euthanasie bij een niet- terminale patiënt vereist een overwegingstermijn van één maand tussen

het schriftelijk verzoek van de patiënt en het uitvoeren van de euthanasie (Tack &Vansweevelt,

2014).

Page 50: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

47

5. §Het recht op een patiëntendossier

Zoals beschreven in artikel 9 § 1 uit de wet patiëntenrechten heeft de patiënt ten opzichte van

de beroepsbeoefenaar recht op een zorgvuldig en veilig bewaard patiëntendossier (Belgisch

Staatsblad, 2002). De patiëntenrechtenwet bevat geen omschrijvende definitie van ‘het medisch

dossier’. Het koninklijk besluit van 3 mei 1999, herwerkt op 20 juni 2002, betreffende het

Algemeen medisch dossier bevat dit wel. In deze wettekst wordt het medisch dossier

omschreven als een functionele en selectieve verzameling van relevante medische, sociale en

administratieve gegevens met betrekking tot een patiënt, die het voorwerp uitmaken van een

manuele of geïnformeerde verwerking. Samen met het verpleegkundig dossier vormt het

medisch dossier het uiteindelijke patiëntendossier (Belgisch Staatsblad, 2002).

De patiëntenrechtenwet bevat geen enkele bepaling over de inhoud noch over de samenstelling

van het patiëntendossier. Artikel 2 § 1 uit de wet betreffende de minimumvoorwaarden inzake

het medisch dossier geeft een opsomming van de gegevens die het medisch dossier minimaal

moet bevatten. Dit zijn volgende zaken: de identiteit van de patiënt, de familiale en persoonlijke

antecedenten met de huidige ziektegeschiedenis en de gegevens der voorgaande raadplegingen

en hospitalisaties, de uitslagen van de klinische, radiologische, biologische, functionele en

histopathologische onderzoeken, de adviezen van de geconsulteerde geneesheren, de

voorlopige en definitieve diagnose, de ingestelde behandeling, de evolutie van de aandoening,

het verslag van een eventuele lijkschouwing, een afschrift van het ontslagverslag. Al deze zaken

dienen respectievelijk door de verantwoordelijke arts, de geconsulteerde geneesheren, de arts

die de diagnose gesteld heeft, de behandelende chirurg, anesthesist en de anatoom-patholoog

ondertekend te zijn (Belgisch Staatsblad, 2002). Verdere inhoudelijke voorwaarden omtrent het

patiëntendossier zijn volledig bepaald door sectorale regelingen (Balthazar, 2015). Op verzoek

van de patiënt kan de beroepsbeoefenaar door de patiënt verstrekte documenten toevoegen aan

het voor hem betreffende patiëntendossier.

Page 51: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

48

A. Het recht op inzage

a. Principe

Artikel 9 § 2 uit de patiëntenrechtenwet beschrijft het recht van de patiënt op inzage in het hem

betreffende patiëntendossier (Belgisch Staatsblad, 2002). Aan het verzoek van de patiënt tot

inzage in het voor hem betreffende patiëntendossier moet zonder uitstel en ten laatste binnen

15 dagen na ontvangst ervan gevolg worden gegeven. Op deze regels bestaat slechts één

uitzondering, deze houdt in dat bij een ‘te frequent herhaalde aanvragen’ het verzoek niet

meteen ingewilligd moet worden, maar slechts binnen een ‘redelijk termijn’ na de vorige

aanvraag (Belgische kamer van volksvertegenwoordigers, 2002).

Voor drie onderdelen uit het patiëntendossier bestaat een afwijkend regime betreffende het

inzagerecht van de patiënt. Het eerste onderdeel omvat de gegevens betreffende derden. In het

meeste geval slaat dit op de gegevens die derden in vertrouwen hebben meegedeeld aan de

beroepsbeoefenaar over de patiënt. Dit kan bijvoorbeeld een vertrouwelijke mededeling zijn

door de echtgenote van de patiënt aan de huisarts. Ook de persoonlijke notities van de

beroepsbeoefenaar vormen een uitzondering op het inzagerecht van de patiënt. Hiermee bedoelt

men: ‘de aantekening die door de arts afzonderlijk worden opgeborgen’ (in een aparte fiche of

afzonderlijk bestand) ‘en die voor anderen, zelfs de medebetrokkenen van dezelfde

zorgverleningsequipe, nooit toegankelijk zijn en die nodig zijn voor het persoonlijk gebruik van

de beroepsbeoefenaar. Het laatste onderdeel betreft de motivering voor de therapeutische

exceptie. De gegevens betreffende derden kunnen helemaal niet ingezien worden. De

persoonlijke notities en de motivering voor de therapeutische exceptie kunnen enkel

onrechtstreeks ingezien worden, met andere woorden dit kan enkel via een vertrouwenspersoon

die ook een beroepsbeoefenaar moet zijn (Balthazar, 2015).

b. Wie geeft inzage?

De patiënt kan het patiëntendossier zelf rechtstreeks inzien, of indien hij dit verzoekt zich laten

bijstaan door of zijn inzagerecht uitoefenen via een door hem aangewezen vertrouwenspersoon.

Indien de door de patiënt aangewezen vertrouwenspersoon ook een beroepsbeoefenaar is, heeft

hij ook inzage in de persoonlijke notities van de arts. Het verzoek van de patiënt moet in dat

geval schriftelijk geformuleerd worden en het verzoek en de identiteit van de

vertrouwenspersoon moeten opgetekend worden in aan het patiëntendossier (Belgisch

Staatsblad, 2002).

Page 52: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

49

B. Het recht op afschrift

Artikel 9§3 stelt dat de patiënt recht heeft op afschrift van het geheel of een gedeelte van het

voor hem betreffende patiëntendossier. Zoals beschreven staat in artikel 9§ 3 uit de wet op de

patiëntenrechten moet elk afschrift vermelden dat het ‘strikt persoonlijk en vertrouwelijk’ werd

afgeleverd. Deze wet voorziet dat de beroepsbeoefenaar het gevraagde afschrift van het dossier

kan weigeren indien ‘hij over duidelijke aanwijzingen beschikt dat de patiënt onder druk wordt

gezet om een afschrift van zijn dossier aan derden mee te delen’. Deze bepaling sluit hiermee

niet uit dat een afschrift van een dossier zou gegeven worden, indien de patiënt uitdrukkelijk de

bedoeling heeft om dit mee te delen aan derden (Belgisch Staatsblad, 2002). Soms kan de

mededeling door de patiënt aan derden een volstrekt legitieme uitoefening zijn van zijn rechten.

Bijvoorbeeld wanneer de patiënt het slachtoffer werd van een verkeersongeval en hij de

vordering tot het bekomen van een schadevergoeding wil ondersteunen met een operatieverslag

of een verslag van de revalidatieafdeling waar hij na het verkeersongeval diende te verblijven.

Ook is het mogelijk dat een patiënt die wegens ziekte arbeidsongeschikt werd, gegevens uit zijn

medische dossier wenst te gebruiken bij beslechting van een geschil omtrent de realiteit van

zijn arbeidsongeschiktheid. De weigering tot de mededeling van een afschrift indien het aan

derden zou gebruikt worden, kan enkel door beroepsbeoefenaar gebeuren indien de patiënt

onder druk wordt gezet om gegevens aan derden mee te delen. Wanneer de patiënt in het kader

van de uitoefening van zijn rechten, wordt aangeraden om bepaalde stukken op te vragen, houdt

dit verzoek niet noodzakelijk in dat hij bij die raadgeving ‘onder druk werd gezet’ om het

afschrift aan derden mee te delen (Balthazar, 2015).

C. Post mortem inzage in het patiëntendossier

a. principe

Artikel 9§ 4 uit de wet patiëntenrechten bepaalt dat de echtgenoot, de wettelijke samenwonende

partner, de partner en de bloedverwanten tot en met de tweede graad van de patiënt na het

overlijden van de patiënt onrechtstreeks inzage mogen hebben in het patiëntendossier (Belgisch

Staatsblad, 2002). Het ‘onrechtstreeks’ inzagerecht slaat op feit dat enkel via de door de

verzoeker aangewezen beroepsbeoefenaar post-mortem inzage in het patiëntendossier mogelijk

is. De aangewezen beroepsbeoefenaar heeft inzake dit inzagerecht ook inzage in de persoonlijke

notities van de arts. Ook hier heeft de behandelende arts van de overledene opnieuw, zoals

bepaald in artikel 9, §2 uit de patiëntenrechtenwet, na ontvangst van het verzoek tot inzage, tot

15 dagen de tijd om er gevolg aan te geven. Echter voorziet de wet niet in een recht op afschrift

van het dossier van de overleden patiënt (Advies nationale raad van geneesheren, 2004).

Page 53: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

50

b. Voorwaarden

Volgens de wet, artikel 9,§ 4, moeten er aan twee voorwaarden worden voldaan ten opzichte

van dit post mortem inzagerecht. Enerzijds dient het verzoek gemotiveerd te zijn en is de

verzoeker verplicht om te specificeren over de delen van het dossier waarin hij of zij inzicht

wenst. Anderzijds mag de patiënt tijdens zijn leven zich hiertegen niet uitdrukkelijk verzet

hebben (Belgisch Staatsblad, 2002). Betreffende de eerste voorwaarde, kan de

beroepsbeoefenaar zich verzetten tegen deze inzage indien het verzoek tot post mortem inzage

door de nabestaande onvoldoende gemotiveerd en gespecificeerd is. In de praktijk wordt

regelmatig de vraag gesteld naar welke motivering volstaat om inzage in het medisch dossier

van de overledene te krijgen. Wensen de nabestaanden van de patiënt een onderzoek naar de

doodsoorzaak gelet op de bestaande verzekeringsovereenkomsten, of heeft met tot doel een

onderzoek te voeren naar de handelingsbekwaamheid in patrimoniale betwisting, of werd er

een onderzoek gestart naar mogelijke behandelingsfouten? Afhankelijk van de motivatie kan er

worden besloten tot al da niet toelating van inzage in het medisch dossier. De Nationale raad

van de Orde der Geneesheren oordeelt echter dat een arts zich wegens vermoeden van een

medische fout niet kan verzetten tegen de inzage van het medisch dossier (Advies nationale

raad van geneesheren, 2004).

De tweede voorwaarde tot post mortem inzage in het patiëntdossier slaat op feit van de

afwezigheid van een uitdrukkelijk verzet tijdens het leven van de overleden patiënt. De patiënt

kan zich slechts verzetten tegen deze inzage op het moment dat hij nog bekwaam is om zijn

rechten uit te oefenen. Het advies van de nationale Raad van de Orde der geneesheren beschrijft

dat De Nationale Raad van mening is dat het begrip ‘ uitdrukkelijk’ ruim dient geïnterpreteerd

te worden. Indien de overleden patiënt bij leven zijn naaste verwanten niet heeft geïnformeerd

over de aard van zijn aandoening en niet wenste dat zij daarover geïnformeerd werden door de

beroepsbeoefenaar, dient dit ook als een uitdrukkelijk verzet tegen post mortem inzage

beschouwd te worden. Deze mening was echter in strijd met de wet waardoor De Nationale

Raad waardoor zij in haar advies van 2009 aanpaste. Dit aangepaste advies oordeelde dat de

beroepsoefenaar preventief dient te handelen door het eventueel uitdrukkelijk verzet van de

patiënt tegen inzage van bepaalde gegevens van het dossier duidelijk en gedateerd in het

patiëntendossier te noteren (Advies van de Nationale Raad van geneesheren, 2007). Ondanks

het verzet van de patiënt tot inzage in het patiëntendossier, heeft de beroepsbeoefenaar de

mogelijkheid om aan de limitatief opgesomde personen, de nodige uitleg te geven over de

doodsoorzaak en de omstandigheden van het overlijden. De beroepsbeoefenaar dient uiteraard

Page 54: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

51

rekening te houden met het verzet van de overleden patiënt en waakt over dienst nagedachtenis

(Advies nationale raad van geneesheren, 2004).

Page 55: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

52

6. §Het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer

A. Principe

Het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, zoals beschreven in de wet

betreffende de rechten van de patiënt, is in de eerste plaats een bekrachtiging van het principe

van recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer en van gezondheidsinformatie

(Belgische kamer van volksvertegenwoordigers, 2002). Artikel 10,§ 1 uit de wet stelt dat de

patiënt recht heeft op ‘bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer bij iedere tussenkomst van

de beroepsbeoefenaar’ en in het bijzonder ‘betreffende de informatie die verband houdt met

zijn gezondheid’ (Belgisch Staatsblad, 2002).

B. Respect voor intimiteit

Artikel 10, § 1 uit de patiëntenrechtenwet beschrijft eveneens het recht van de patiënt op

‘respect voor zijn intimiteit’. Specifiek houdt dit in dat zonder akkoord van de patiënt, er géén

sprake mag zijn van onverantwoorde aanwezigheden van personen in het kader van de

dienstverstrekking van de beroepsbeoefenaar, bij de zorg, onderzoeken en behandelingen

(Belgisch Staatsblad, 2002).

a. Bescherming van het privéleven m.b.t. afschrift patiëntendossier

Het recht op bescherming van de intimiteit van het privéleven met betrekking tot de gezondheid

van de patiënt wordt binnen de patiëntenrechtenwet erkend als een volwaardig patiëntenrecht.

Op deze manier werd er tegemoetgekomen aan de ongerustheid van de nationale raad van de

Orde der Geneesheren die in haar advies over de conceptnota omtrent de patiëntenrechten de

bijzondere aandacht van de wetgever vroeg, voor het risico dat de patiënt zelf loopt door de

geboden mogelijkheid tot het bekomen van een afschrift uit het patiëntendossier. Het is tenslotte

niet ondenkbaar volgens de raad, dat derden een afschrift uit het patiëntendossier aan de patiënt

gaan vragen, of zelfs gaan eisen. Dit kan bijvoorbeeld mogelijk zijn in functie van een

aanwervingsonderzoek, bij het aangaan van een lening, bij het afsluiten van een verzekering of

bij de uitbetaling ervan. Het is dan ook belangrijk te voorzien dat derden aan patiënten niet

mogen vragen een afschrift uit het voor hen betreffende patiëntendossier voor te leggen

(Belgische kamer van volksvertegenwoordigers, 2002).

b. Bescherming van het privéleven m.b.t. recht op ruimtelijke privacy

Het recht van de patiënt op ruimtelijke privacy vormt eveneens een belangrijke toepassing van

het recht op bescherming van het privéleven van de patiënt. De ruimtes waarin de tussenkomst

van de beroepsbeoefenaar plaatsvinden, dienen de nodige intimiteit voor de patiënt te

Page 56: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

53

waarborgen. Zoals eerder aangegeven, mag bij de tussenkomst van de beroepsbeoefenaar enkel

de persoon wiens aanwezigheid verantwoord of beroepshalve vereist is, aanwezig zijn. De

aanwezigheid van beroepsbeoefenaars in opleiding is hierbij een zeer toepasselijk voorbeeld.

Studenten mogen in principe aanwezig zijn bij de tussenkomst van de zorgverlener, doordat

hun aanwezigheid verantwoord is door het feit dat zij in de toekomst het desbetreffende beroep

enkel op een kwalitatieve wijze kunnen uitoefenen indien zijn beschikken over de nodige

praktijkervaringen. De verantwoorde aanwezigheid van de beroepsbeoefenaar in opleiding

verhindert echter niet dat patiënt zich kan verzetten tegen dergelijke aanwezigheid. Zo kan de

patiënt weigeren om met de behandelende arts te communiceren in aanwezigheid van een

beroepsbeoefenaar in opleiding. Het is evident dat de patiënt voorafgaandelijk op de hoogte

wordt gebracht van de mogelijke aanwezigheid van beroepsbeoefenaars in opleiding (Belgische

kamer van volksvertegenwoordigers, 2002).

C. Geen inmenging toegestaan

Artikel 10,§ 2 uit de wet op de patiëntenrechten stelt dat er ‘geen inmenging’ is toegestaan met

betrekking tot de uitoefening van het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, dan

‘voor zover bij de wet is voorzien en nodig is voor de bescherming van de volksgezondheid of

voor de bescherming van de rechten en de vrijheden van anderen’ (Belgisch Staatsblad, 2002).

De tweede paragraaf uit artikel 10 uit de patiëntenrechtenwet werd gebaseerd op artikel 8 uit

het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Artikel 8 betreffende het recht op

eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven bepaald dat er ‘geen inmenging van enig

openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is

voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale

veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van

wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of

voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen’ (Europees hof van de rechten

van de mens, 2002). Hieruit volgend is het noodzakelijk dat de tweede paragraaf van artikel 10

uit de patiëntenrechtenwet met zoveel woorden op te nemen zodat niet enkel de overheid maar

ook natuurlijke personen en rechtspersonen die geen overheidsfunctie vervullen, eveneens

zouden vallen onder het niet-inmengingsverbod. Zo is het, betreffende deze bepaling, verboden

om de patiënt of de beroepsbeoefenaar onder druk te zetten om informatie die verband houdt

met de gezondheid van de patiënt mee te delen. Hierbij kan gedacht worden aan personen zoals

een verzekeraar of een werkgever. Binnen de patiëntenrechtenwet wordt enkele uitzonderlijke

omstandigheden voorzien waarin dergelijke inmenging toch is toegestaan indien er voldoen

Page 57: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

54

wordt aan bepaalde voorwaarden. In eerste plaats dient een eventuele inmenging bij wet

voorzien te zijn. In de tweede plaats moet de inmenging verantwoord zijn door een legitiem

doel. Legitimatie kan ingeroepen worden voor de ‘bescherming van de volksgezondheid of een

bescherming van de rechten en de vrijheden van anderen. Als laatste voorwaarde dient er sprake

te zijn van een evenredige verhouding tussen dit doel en inmenging (Belgische kamer van

volksvertegenwoordigers, 2002).

Page 58: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

55

7. §het klachtrecht met bijhorende ombudsfunctie

A. Het recht klacht neer te leggen

a. Principe

Artikel 11 uit de patiëntenrechtenwet beschrijft dat de patiënt het recht heeft om ‘ een klacht in

verband met de uitoefening van zijn rechten, toegekend door deze wet, neer te leggen bij de

bevoegde ombudsfunctie’ (Belgisch Staatsblad, 2002). Op deze manier wordt de patiënt de

garantie geboden dat zijn klacht zal opgevangen worden en dat er zal worden opgetreden. Het

toekennen van patiëntenrechten zou nutteloos zijn moest de garantie niet bestaan om in de

naleving ervan te voorzien. Wanneer de patiënt van het oordeel is dat een van zijn patiëntrechten

is geschonden, kan hij terecht bij de bevoegde ombudsdienst en er zijn klacht neerleggen.

b. Begrip klacht

Het begrip klacht is geen eenduidig begrip, er kan een onderscheid worden gemaakt tussen

juridisch relevante klachten en klachten die dit niet zijn. Een klacht over het eten in het

ziekenhuis is totaal verschillend met een klacht over een eventuele begane medische fout door

de beroepsbeoefenaar. Per definitie wordt een klacht omschreven als ‘elke uiting van

ontevredenheid, gerechtvaardigd of niet, door een patiënt, de omgeving van een patiënt of een

bezoeker na een voorval binnen het ziekenhuis’ (Carl, 1997-98).

c. Soorten klachten

1) Klachten omtrent de medische behandeling of technische aspecten uit de

zorg(verlening)

2) Klachten betreffende relationele aspecten. Deze hebben betrekking op de wijze waarop

de zorgverleners met de patiënt als persoon omgaan.

3) Organisatorische klachten. Deze betreffen de gehele organisatie en de administratie van

de zorginstelling. Bijvoorbeeld: hygiëne, veiligheid,…

4) Financiële klachten. In de meeste gevallen betreffen deze een betwisting van honoraria

of bedragen verschuldigd bij een verblijf in de zorginstelling.

Bij ontevredenheid omtrent de verkregen zorgen of andere diensten binnen de zorginstelling,

moet in het kader van de patiëntenrechtenwet worden gehoord over de motieven van het

ongenoegen bij de patiënt (Carl, 1997-98).

Page 59: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

56

d. Gerechtelijke weg van de klacht

Voor de invoering van de patiëntenrechtenwet was het voor de patiënt moeilijker om een klacht

neer te leggen. De patiënt had reeds de mogelijkheid om een klacht neer te leggen bij de

burgerlijke rechter, de strafrechter of de tuchtrechter om zijn klacht extern behandeld te zien

worden (Morbe, 2003). Deze rechtelijke procedure vormde voor de patiënt een zware bewijslast

aangezien hij een fout, schade en tot een slot een causaal verband diende aan te tonen tussen

beide. Toch beschikten vele ziekenhuizen reeds voor de invoering van de wet over een instantie

om klachten van patiënten te behandelen en hebben deze niet gewacht op de

patiëntenrechtenwet om een normatief kader te creëren. Echter waren dit louter facultatieve

systemen van klachtenopvang die vaak op vrijwillige basis door de ziekenhuizen werden

ingesteld omdat de ziekenhuizen zich genoodzaakt voelden te luisteren naar de klacht(en) van

de patiënt om op deze manier de tevredenheid te verhogen en de kwaliteit van de aangeboden

zorg te verzekeren. In dit opzicht bestaat klachtenbemiddeling en opvang door ziekenhuizen

reeds langer dan pas sinds invoering van de patiëntenrechtenwet in 2002 (Balthazar, Vrijwillige

procedure voor klachtenbemiddeling: juridische hinderpalen en mogelijke oplossingen, 1997-

98). Na de invoering van deze wet werd een belangrijke buitenrechtelijke weg toegevoegd aan

de gerechtelijke weg van de klacht van de patiënt, namelijk die van de klachtenbemiddeling

door de ombudsdienst (Morbe, 2003).

Binnen de patiëntenrechtenwet werd in het voordeel van de patiënt geopteerd voor een centrale

aansprakelijkheid van het ziekenhuis. Voor de patiënt houdt dit in, dat hij zich enkel moet

richten tot het ziekenhuis wanneer er een fout wordt begaan door een zorgverlener. De

zorginstelling kan ontkomen aan deze aansprakelijkheid door uitdrukkelijk in de

opnamebrochure aan de patiënt te vermelden dat zij haar aansprakelijkheid uitsluit. Dit is enkel

geldig wanneer de patiënt voorafgaand aan een opname in het ziekenhuis de opnamebrochure

heeft ondertekend. Het ziekenhuis kan zich uiteraard niet beroepen op deze mogelijkheid voor

de zorgverleners die aangestelde werknemers zijn binnen de zorginstelling, voor deze

zorgverleners is het ziekenhuis steeds aansprakelijk (Dijkhoffz, 2008).

e. De uitoefening van het recht

Betreffende dit recht zal de patiënt zelf zijn rechten uitoefenen. In uitzonderlijke gevallen zullen

de rechten betreffende het klachtrecht ( met uitzondering van het recht op inzage en/of afschrift)

wegens onbekwaamheid van de patiënt, door een andere persoon worden uitgeoefend. Daar het

recht een specifiek beschermingsstatuut voorziet voor de handelingsonbekwame persoon,

wordt ook hier deze regeling gerespecteerd. Dit is van toepassing op de minderjarige en de

Page 60: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

57

meerderjarige die valt onder het statuut van de verlengde minderjarigheid of

onbekwaamheidsverklaring. De personen waarvoor er geen beschermingsstatuut is voorzien,

worden toch door een specifiek voorziene regeling de nodige rechtsbescherming geboden. In

eerste instantie zal in desbetreffende geval een door de patiënt benoemde vertegenwoordiger

optreden. In het geval dat deze vertegenwoordiger ontbreekt, is er een cascaderegeling voorzien

van informele vertegenwoordigers (Belgische kamer van volksvertegenwoordigers, 2002).

B. De ombudsfunctie

a. De rol van de zorginstelling binnen het klachtrecht

Door een wijziging binnen de ziekenhuiswetgeving, artikel 17, wordt het voor elk ziekenhuis

een verplichting om een ombudsfunctie op te richten (De minister van sociale zaken en

volksgezondheid, 2008). De verplichte ombudsfunctie kan via de erkenningsnormen of via een

eventueel samenwerkingsakkoord waarvan de voorwaarden door de Koning worden

omschreven, worden opgericht (Belgische kamer van volksvertegenwoordigers, 2002). De

zorginstelling is verplicht om alle bepalingen zoals beschreven in de patiëntenrechtenwet te

respecteren met betrekking tot zijn juridische relatie met de patiënt. Bovendien heeft het

ziekenhuis de plicht om ervoor te zorgen dat elke beroepsbeoefenaar deze rechten van de patiënt

ook respecteert en naleeft, ongeacht zijn statuut. Indien de rechten van de patiënt toch

geschonden zouden worden, moet de zorginstelling voorzien in een ombudsdienst waar de

patiënt zijn klacht kan indienen. (Belgische kamer van volksvertegenwoordigers, 2002).

b. Opdrachten van de ombudsfunctie

Artikel 11, § 2 uit de wet op de patiëntenrechten stelt dat de ombudsfunctie vijf concrete

opdrachten dient uit te voeren. In de eerste plaats moeten zij preventief werken ten opzichte van

mogelijke vragen en klachten van de patiënt, door de communicatie tussen de patiënt en de

beroepsbeoefenaar te bevorderen. In de tweede plaats dienen zij te bemiddelen bij klachten met

het oog op het bereiken van een oplossing. De ombudsfunctie heeft de opdracht de patiënt in te

lichten inzake de mogelijkheden voor de afhandeling van zijn klacht bij gebrek aan het bereiken

van een oplossing. In de vierde plaats dient de ombudsfunctie de patiënt informatie te

verstrekken over de organisatie, de werking en de procedureregels van de ombudsfunctie. Als

laatste heeft de ombudsfunctie ook de opdracht tot het formuleren van aanbevelingen ter

voorkoming van herhaalde tekortkomingen die aanleiding kunnen geven tot een klacht

(Belgisch Staatsblad, 2002).

C. voorwaarden waaraan ombudsfunctie moet voldoen

Page 61: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

58

Binnen de patiëntenrechtenwet werden in artikel 11,§ 3 de voorwaarden vastgelegd waaraan de

ombudsfunctie dient te voldoen. De voorwaarden die geregeld worden door de Koning bij een

in overleg in de Ministerraad betreffen: ‘onafhankelijkheid, het beroepsgeheim, de

deskundigheid, de juridische bescherming, de organisatie, de werking, de financiering, de

procedureregeling en de gebiedsomschrijving’ (Belgisch Staatsblad, 2002).

De ‘onafhankelijkheid’ van de ombudsdienst, zoals hierboven beschreven, moet worden

gegarandeerd tegenover de beroepsbeoefenaars en andere mogelijke instanties. Het is namelijk

zo dat de beroepsbeoefenaars slechts een ombudsfunctie zullen aanvaarden indien ze

onafhankelijk werkzaam is. De ombudsfunctie, langs haar zijde, zal maar kunnen functioneren

als het niet voortdurend tot orde wordt geroepen door de beroepsbeoefenaars. Ook voor de

patiënt, die beweert dat zijn patiëntenrechten worden geschonden, zal het nut van de

ombudsfunctie slechts duidelijk worden wanneer hij de indruk heeft dat de ombudsfunctie op

een onafhankelijke basis opereert ten opzichte van de beroepsbeoefenaars. Ter bescherming

van de patiënt en zijn rechten zullen de bepalingen in verband met het ‘beroepsgeheim’ van de

ombudsfunctie moeten worden uitgewerkt. Om een degelijke ‘deskundigheid’ van de

ombudsfunctie te kunnen waarborgen zullen er ook voorwaarden moeten worden gesteld op het

vlak van vereiste competenties en opleiding van de ombudsfunctie. De ombudsfunctie moet de

mogelijkheid krijgen om haar taak te kunnen vervullen zonder dat hiervoor bepaalde negatieve

maatregelen tegen haar worden genomen ( bijvoorbeeld ontslag). Hierop volgend moet er in

een ‘juridische bescherming’ voor de ombudsfunctie worden voorzien. Betreffende de

voorwaarden op het vlak van ‘organisatie’, ‘werking’, ‘procedure’ en ‘ gebiedsomschrijving’

van de ombudsfunctie, zullen er regelingen moeten worden uitgewerkt die een

laagdrempeligheid, een toegankelijkheid en een doorzichtigheid garanderen (Belgische kamer

van volksvertegenwoordigers, 2002).

Page 62: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

59

§ Vertegenwoordiging van de patiënt

In het algemeen worden patiëntenrechten beschouwd als onderdeel van de

persoonlijkheidsrechten en worden zij dan ook uitgeoefend door de patiënt zelf die daartoe de

bekwaamheid bezit. In sommige gevallen bezit de patiënt deze bekwaamheid nog niet of bezit

hij deze niet meer. Hoe dan ook heeft elke patiënt recht op een kwaliteitsvolle dienstverlening

die beantwoordt aan zijn specifieke behoeften. Hieronder zal er dieper ingegaan worden op de

patiënten die deze bekwaamheid ‘nog niet bezitten’; namelijk de minderjarigen, door het

bespreken van de vertegenwoordiging van de minderjarige patiënt. In het hoofdstuk daarop

volgend zal er dieper ingegaan worden op de vertegenwoordiging van de feitelijk onbekwame

patiënt of de patiënten die deze bekwaamheid ‘ niet meer bezitten’, zoals bijvoorbeeld in het

geval van dementerende patiënten (Belgische kamer van volksvertegenwoordigers, 2002).

Page 63: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

60

8. § Vertegenwoordiging van de minderjarige patiënt

A. Principe

Artikel 12,§ 2 uit de patiëntenrechtenwet, betreffende de vertegenwoordiging van de patiënt,

stelt dat ‘de rechten van een minderjarige patiënt uitgeoefend worden door de ouders die het

gezag over minderjarige uitoefenen of door zijn voogd’ (Belgisch Staatsblad, 2002).

B. Redelijke beoordeling van belangen

a. Betrekken van de minderjarige

Artikel 12,§ 2 uit de patiëntenrechtenwet brengt een belangrijke nuance in deze wet. De patiënt

moet namelijk betrokken worden bij de uitoefening van zijn rechten ‘ rekening houdend met

zijn leeftijd en maturiteit’ (Belgisch Staatsblad, 2002). De nuance binnen deze wet zorgt ervoor

dat de minderjarige patiënt niet volledig buiten spel gezet kan worden, maar dat hij afhankelijk

van zijn leeftijd en graad van ontwikkeling, betrokken dient te worden bij het uitoefenen van

zijn rechten (Belgische kamer van volksvertegenwoordigers, 2002). Het ‘betrokken worden’

houdt in dat de minderjarige moet geïnformeerd worden en in de mate van het mogelijke

deelneemt aan het besluitvormingsproces. De toestemming zal binnen het

besluitvormingsproces worden gegeven door de ouder of de ouders die de minderjarige

vertegenwoordigen, maar de beslissing dient samen met de minderjarige te worden genomen

(Balthazar, de krachtlijnen van de Wet Patiëntenrechten, 2015).

b. Oordeelsbekwame minderjarige

Artikel 12,§ 2 uit de wet op de patiëntenrechten bepaalt verder ook dat indien de minderjarige

patiënt ‘tot een redelijke beoordeling van zijn belangen in staat wordt geacht, hij zijn rechten

zelfstandig kan uitoefenen’ (Belgisch Staatsblad, 2002). De minderjarige patiënt zal in

desbetreffende geval onder de categorie van ‘oordeelsbekwame minderjarige’ vallen en

autonoom kunnen beslissen (Balthazar, de krachtlijnen van de Wet Patiëntenrechten, 2015).

Er kunnen drie categorieën van minderjarige patiënten onderscheiden worden. In de eerste

plaats zijn er ‘zeer jonge kinderen’ die niet kunnen betrokken worden bij de besluitvorming. De

ouder of de ouders die de minderjarige vertegenwoordigen gaan in dit geval de beslissing

nemen. Ten tweede zijn er de iets oudere kinderen waarbij de ouders de beslissing nemen, maar

die wel betrokken worden bij de besluitvorming. De laatste categorie bestaat uit de

oordeelsbekwame minderjarigen die zelfstandig beslissen (Balthazar, de krachtlijnen van de

Wet Patiëntenrechten, 2015).

Page 64: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

61

Het bepalen van het in staat zijn van de minderjarige tot ‘redelijke waardering van zijn

belangen’, gebeurt steeds door de behandelende beroepsbeoefenaar. De beroepsbeoefenaar zal

dan rekening houden met de intellectuele en emotionele maturiteit van minderjarige, en de aard

van de ingreep. Het is uiteraard zo dat naarmate een ingreep of behandeling ingrijpender is of

een meer onherstelbaar karakter heeft, er voorzichtiger zal moeten omgegaan worden met het

uitsluiten van de vertegenwoordiging door de ouders.

Wanneer de minderjarige patiënt als voldoende oordeelsbekwaam beschouwd wordt, brengt dit

belangrijke consequenties met zich mee. De minderjarige zal vanaf dat moment als zelfstandige

alle patiëntenrechten, waaronder het recht op toestemming en informatie kunnen uitoefenen,

maar ook zijn recht op privacy zal volwaardig geëerbiedigd moeten worden. Zo zal het

beroepsgeheim vanaf dat moment moeten geëerbiedigd worden door de ouders, die in hun

hoedanigheid van vertegenwoordigers geen recht meer hebben op informatie. Concreet zal dit

inhouden dat de ouders geen gezondheidsinformatie zullen meegedeeld krijgen, zonder dat zij

hiervoor uitdrukkelijk de toestemming van de minderjarige krijgen (Balthazar, de krachtlijnen

van de Wet Patiëntenrechten, 2015).

Page 65: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

62

C. Verlengde minderjarigheid

Ter volledigheid bespreken we hier artikel 13 uit de patiëntenrechtenwet, die later werd

opgeheven door de nieuwe wet van 17/03/2013 betreffende de meerderjarige beschermde

persoon (Belgische Staatsblad, 2013).

Artikel 13,§ 1 uit de patiëntenrechtenwet bepaalt de veeleer zeldzaam voorkomende situatie

van een meerderjarige persoon die handelingsonbekwaam is, en die valt onder het

beschermingsstatuut van verlengde minderjarigheid en het statuut van

onbekwaamheidsverklaring. In het geval van verlengde minderjarigheid zullen de ouders of in

voorkomend geval de voogd de rechten uitoefenen van de meerderjarige,

handelingsonbekwame patiënt. Net zoals bij de vertegenwoordiging van de minderjarige werd

besproken, bepaalt artikel 13,§ 2 dat de meerderjarige, handelsonbekwame patiënt zo veel als

mogelijk bij de uitoefening van de rechten moet betrokken worden. Ook hier zal de mate van

betrokkenheid afhankelijk zijn van de mate waarin de meerderjarige de toestand waarin zich

bevindt, begrijpt (Belgische kamer van volksvertegenwoordigers, 2002).

Artikel 13 uit de wet op de patiëntenrechten werd opgeheven door de nieuwe wet van

17/03/2013 betreffende de meerderjarige beschermde persoon (Belgische Staatsblad, 2013).

Artikel 14 betreffende de bescherming van de volwassen feitelijke handelsonbekwame patiënt

werd hierdoor ook gewijzigd. Het vroegere artikel 13 betreffende de verlengde

meerderjarigheid werd opgeheven en vervangen binnen artikel 14 uit de wet op de

patiëntenrechten. Artikel 14 werd eerder ook al eens gewijzigd door de wet van 13 december

2006. In het volgende hoofdstuk zal dieper ingegaan worden op het vernieuwde artikel 14 uit

de patiëntenrechtenwet omtrent ‘de bescherming van de rechten van de meerderjarige persoon’

(Belgische Staatsblad, 2013).

Page 66: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

63

9. § Vertegenwoordiging van feitelijk onbekwame patiënten

A. Principe

Artikel 14,§ 1 uit de wet op de patiëntenrechten bepaalt dat ‘de rechten van een meerderjarige

persoon (Belgische Staatsblad, 2013)’, ‘door de persoon zelf worden uitgeoefend voor zover

hij hiertoe wilsbekwaam is’ (Belgisch Staatsblad, 2002).

Een volwassen persoon die wilsonbekwaam is, valt onder één van de beschermingsstatuten die

voorzien werd binnen de wet van 17 maart 2013. Zijn rechten zullen dan worden uitgeoefend

door een bewindvoerder. Deze persoon kan deze bevoegdheid enkel verkrijgen indien de

vrederechter de bewindvoerder daartoe uitdrukkelijke gemachtigdheid geeft (Balthazar, de

krachtlijnen van de Wet Patiëntenrechten, 2015).

Een patiënt kan evenwel niet onder een wettelijk geregeld beschermingsstatuut vallen, maar

toch door een ongeval of ziekte tijdelijk niet bekwaam zijn om zijn rechten uit te oefenen. In

desbetreffend geval van wilsonbekwaamheid wordt door de patiëntenrechtenwet toch voorzien

in een juridische bescherming en een bijzondere vorm van vertegenwoordiging. Dit door ofwel

een aangewezen vertegenwoordiger, ofwel door familieleden. De familieleden die hiervoor in

aanmerking komen, moeten gecontacteerd worden in de dalende volgorde van een wettelijke

‘cascade’ of ‘piramide’. Deze cascaderegeling is een ordening die wordt voorzien tussen de

verschillende mogelijke familiale vertegenwoordigers (Balthazar, de krachtlijnen van de Wet

Patiëntenrechten, 2015).

B. De vertegenwoordiger

Artikel 14, § 1 stelt verder ook dat ‘voor zover en zolang de patiënt niet meer in staat is om zijn

rechten zelf uit te oefenen’, zijn rechten evenwel uitgeoefend worden door de persoon die de

patiënt vooraf heeft aangewezen om in zijn plaats op te treden (Belgisch Staatsblad, 2002). In

tegenstelling tot de vertrouwenspersoon die eerder werd besproken bij het recht op informatie

en het recht op inzage in het patiëntendossier betreft het in dit geval niet een persoon die de

patiënt zal bijstaan bij de uitoefening van zijn rechten, maar gaat het wel om een persoon die

de rechten van de patiënt uitoefent. Het is evident dat de patiënt als vertegenwoordiger de

persoon aanwijst waar hij vertrouwen in heeft (Belgische kamer van volksvertegenwoordigers,

2002).

Page 67: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

64

a. De aanwijzing van de vertegenwoordiger door de patiënt

Volgens de patiëntenrechtenwet moet de aanwijzing van deze persoon ‘geschieden bij een

gedagtekend en door de patiënt en deze persoon ondertekend bijzonder schriftelijk mandaat’

waaruit de toestemming van laatstgenoemde blijkt. Indien het vertrouwen in de

vertegenwoordiger verdwijnt kan de patiënt zijn mandaat terugroepen, dit dient opnieuw

gedagtekend en ondertekend te gebeuren. Ook de door de patiënt aangewezen

vertegenwoordiger kan door middel van een gedagtekend en ondertekend geschrift zijn

mandaat herroepen (Belgisch Staatsblad, 2002).

Elke volwassen handelingsbekwame persoon mag zelf vrij een persoon aanwijzen die als zijn

vertegenwoordiger zal optreden als hij zelf niet meer in staat is om zijn patiëntenrechten uit te

oefenen (en niet meer te beslissen over de behandeling) (Balthazar, de krachtlijnen van de Wet

Patiëntenrechten, 2015). Gelet op de verregaande bevoegdheid van de ‘door de patiënt

benoemde vertegenwoordiger’ wordt er een formele procedure voor de aanduiding van deze

persoon voorzien. De aanwijzing dient te geschieden bij een gedagtekend1 en door de patiënt

en de vertegenwoordiger ondertekend schriftelijke mandaat. Dit gedateerd ‘bijzonder

schriftelijk mandaat’ heeft specifiek betrekking op de gezondheid van de patiënt. Uit dit

bijzonder schriftelijk mandaat blijkt dat ook de vertrouwenspersoon toestemde met het hem

gegeven mandaat. Vanaf het moment waarop de wilsbekwame meerderjarige patiënt een

vertegenwoordiger heeft aangeduid volgens de voorziene procedure, zal deze persoon optreden

van zodra door de beroepsbeoefenaar wordt vastgesteld dat de patiënt zelf wilsonbekwaam is,

tenzij het mandaat door de patiënt werd herroepen (Belgische kamer van

volksvertegenwoordigers, 2002).

Beide personen kunnen deze aanduiding herroepen. Echter werd om te vermijden dat de patiënt

in een onbekwaam moment het mandaat zou herroepen, beslist dat de herroeping dient te

gebeuren door een gedagtekend en ondertekend geschrift door de patiënt (Belgische kamer van

volksvertegenwoordigers, 2002).

b. De juridische bepalingen van het mandaat

Op het mandaat zelf zijn de algemeen gemeenrechtelijke regelingen (of het algemeen geldend

recht) van toepassing. Dit houdt onder andere in dat zowel de patiënt als de vertegenwoordiger

dienen bekwaam te zijn op het moment van het geven, alsook van het aanvaarden van het

mandaat. Bijvoorbeeld wanneer de patiënt fysiek niet in staat is om het mandaat te

1 Dagtekening: datum waaruit blijkt wanneer een brief of document is geschreven op opgemaakt is. (Lycaeus,

2001-2016)

Page 68: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

65

ondertekenen, zullen ook hier de gemeenrechtelijk gebruikelijke regels gelden. In dergelijke

situatie kan de patiënt bij de notaris een verklaring afleggen. De patiënt zal er best in voorzien

dat het mandaat reeds bij de beroepsbeoefenaar bekend is op het ogenblik dat het moet

uitgeoefend worden, door het treffen van de nodige voorzorgsmaatregelen. Zo kan de patiënt

aan zijn huisarts meedelen dat er een mandaat omtrent een vertegenwoordiger werd opgemaakt

en waar het contract wordt bewaard. Bijvoorbeeld kan de patiënt het mandaat samen met zijn

persoonlijke gegevens met zich meedragen, en hij kan vragen om het mandaat toe te voegen

aan zijn persoonlijk medisch dossier (Belgische kamer van volksvertegenwoordigers, 2002).

De ‘door de patiënt benoemde vertegenwoordiger’ , is bovendien een persoon van wie verwacht

mag worden dat hij zijn taak als vertegenwoordiger ernstig neemt, en als gevolg snel op de

hoogte zal zijn van de toestand waarin de patiënt zich bevindt en van een welbepaalde

tussenkomst van een zorgverlener waarbij zijn tussenkomst als vertegenwoordiger vereist is

(Belgische kamer van volksvertegenwoordigers, 2002).

C. Cascaderegeling

a. Geen vooraf aangewezen vertegenwoordiger

Artikel 14, § 2 stelt dat ‘indien de patiënt geen vertegenwoordiger heeft aangewezen of indien

de door de patiënt aangewezen vertegenwoordiger niet optreedt’, dan ‘worden de rechten

bepaald bij deze wet, uitgeoefend door de bewindvoerder over de persoon, na machtiging door

de vrederechter’ overeenkomstig met artikel 499/7, § 1, uit het Burgerlijk Wetboek voor zover

en zolang de beschermde persoon niet zelf in staat is om zijn rechten uit te oefenen (Belgisch

Staatsblad, 2002).

Samenvattend kan worden geconcludeerd dat wanneer de patiënt geen vertegenwoordiger heeft

aangeduid, zijn rechten zullen worden uitgeoefend door familieleden volgens een cascade

systeem (Balthazar, de krachtlijnen van de Wet Patiëntenrechten, 2015).

b. Het cascade systeem

Als de patiënt een vertegenwoordiger aangewezen heeft is hij de enige vertegenwoordiger, met

uitzondering van de familieleden die mogelijk door de cascaderegeling of piramide regeling

zou kunnen aangeduid worden (Balthazar, de krachtlijnen van de Wet Patiëntenrechten, 2015).

Artikel 14, § 3 uit de patiëntenrechtenwet stelt dat ‘indien er geen bewindvoerder bevoegd is’

om de patiënt krachtens § 2 te vertegenwoordigen, ‘de rechten worden uitgeoefend door de

samenwonende echtgenoot, de wettelijk samenwonende partner of de feitelijke samenwonende

partner’ (Belgisch Staatsblad, 2002). De wet stelt verder dat ‘indien de persoon die krachtens

Page 69: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

66

het eerste lid kan optreden dit niet wenst te doen of ontbreekt, de rechten in opeenvolgende

volgorde worden uitgeoefend door een meerderjarig kind, een ouder, een meerderjarige broer

of zus van de patiënt’. Indien ook van deze personen die kan optreden dit niet wenst te doen of

ontbreekt, dan ‘beschermt de betrokken beroepsbeoefenaar, in voorkomend geval in

multidisciplinair overleg, de belangen van de patiënt’. Deze laatste regeling zal tevens ook het

geval zijn bij een ‘conflict tussen twee of meer personen die krachtens § 2 of krachtens het

eerste en het tweede lid kunnen optreden’ (Belgisch Staatsblad, 2002).

Het cascade systeem voorziet de volgorde waarin een familielid van de hoger gerangschikte

categorie primeert boven de andere groepen (Balthazar, de krachtlijnen van de Wet

Patiëntenrechten, 2015).

Indien de door de patiënt benoemde vertegenwoordiger niet optreedt, voorziet de wet een naaste

verwante van de patiënt als vertegenwoordiger die vaak ook als de informele vertegenwoordiger

wordt beschreven (Belgische kamer van volksvertegenwoordigers, 2002).

In de eerste plaats zal voor deze informele vertegenwoordiging de met de patiënt

samenwonende echtgenoot, de wettelijk samenwonende partner of de feitelijk

samenwonende partner in aanmerking komen.

Doorslaggevend in al deze gevallen is de feitelijke samenwoning. Vermits er in de meeste

gevallen slechts sprake is van het feitelijk samenwonen met één van deze personen kunnen

conflicten tussen meerdere informele vertegenwoordigers op deze manier worden vermeden.

Het is ook mogelijk dat de patiënt wenst dat niet de partner waarmee hij momenteel

samenwoont maar een partner waarmee men niet langer samenleeft ( bijvoorbeeld echtgenoot

waarmee de patiënt niet meer samenwoont) toch nog zijn rechten zal uitoefenen, dan heeft de

patiënt de mogelijkheid om de laatst bedoelde partner toch aan te wijzen als ‘door de patiënt

benoemde vertegenwoordiger’ en zal deze persoon voorrang hebben op voornoemde personen

(Belgische kamer van volksvertegenwoordigers, 2002).

Zoals eerder aangegeven zal indien de persoon die als eerste in aanmerking komt als

informele vertegenwoordiger dit niet wenst te doen of ontbreekt, de rechten van de

patiënt in dalende volgorde uitgeoefend worden door een meerderjarig kind, een ouder,

een meerderjarige broer of zus.

De wet benadrukt bewust dat het hier gaat om ‘één kind’, ‘één ouder’ of ‘één broer of zus’ en

dat één persoon per categorie volstaat als vertegenwoordiger. Het is niet nodig om te wachten

op het moment waarop alle vertegenwoordigers uit de categorie zich vervoegd hebben bij de

Page 70: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

67

zorgverlener (Balthazar, de krachtlijnen van de Wet Patiëntenrechten, 2015). Een meerderjarig

kind zal in de eerste plaats hier in aanmerking komen omwille van de leeftijd van de te

vertegenwoordigen patiënt. Het is namelijk in de meeste gevallen zo dat de patiënt in kwestie

niet meer zo jong is, en als één van de ouders van de patiënt nog leeft, zal deze meestal

hoogbejaard zijn. Door het feit dat de vertegenwoordiger zelf handelingsbekwaam moet zijn, is

het vaak zo dat ouder(s) niet in aanmerking komen als vertegenwoordiger. Vandaar er voorrang

wordt gegeven aan de meerderjarige kinderen. In het geval er meerdere meerjarige kinderen,

resp. ouders, meerjarige broers of zussen zijn die willen optreden als informele

vertegenwoordiger dan is het de beroepsbeoefenaar die zal beslissen, bij voorkeur in overleg

met de betrokkenen, wie hij als informele vertegenwoordiger zal beschouwen. (Belgische

kamer van volksvertegenwoordigers, 2002).

In het geval dat de familieleden die in aanmerking komen binnen het cascadesysteem

ontbreken of niet kunnen optreden, dan treedt de derde trap van de

vertegenwoordigings-cascade in werking, en zal de behandelende beroepsbeoefenaar de

belangen van de patiënt behartigen. Ook in het geval dat men er niet uit komt omwille

van een conflict tussen de betrokkenen dan behartigt de beroepsbeoefenaar de belangen

van de patiënt.

Dit houdt in dat de beroepsbeoefenaar zonder toestemming van de patiënt of een

vertegenwoordiger een behandeling kan toedienen. Indien er meerdere beroepsbeoefenaars

betrokken zijn, zal degene die het nauwst betrokken is, de belangen van de patiënt behartigen.

Er werd uitdrukkelijk binnen de wet voorzien dat er multidisciplinair dient overlegd te worden

(Belgische kamer van volksvertegenwoordigers, 2002).

D. Betrokkenheid van de patiënt

Artikel 14, § 4 uit de patiëntenrechten wet beschrijft ‘dat de patiënt ‘zoveel als mogelijk en in

verhouding tot zijn begripsvermogen moeten betrokken worden’ bij de uitoefeningen van zijn

rechten (Belgisch Staatsblad, 2002).

E. Afwijking van het recht

Artikel 15, § 5 van de wet op de patiëntenrechten bepaalt dat ‘het in artikel 11 bedoelde

klachtrecht in afwijking van artikel 15,§ 1, 2 en 3 kan worden uitgeoefend door de

vertegenwoordiger van de patiënt’, die door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in

de Ministerraad zijn aangewezen zonder dat de voorziene volgorde in acht moet worden

genomen (Belgisch Staatsblad, 2002).

Page 71: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

68

F. Bevoegdheden van de vertegenwoordiger

De vertegenwoordiger van de patiënt, zoals besproken in artikel 12, (13) en 14 uit de

patiëntenrechtenwet, heeft de bevoegdheid om alle rechten die aan de patiënt toekomen, uit te

oefenen. Hieruit volgt dat de vertegenwoordiger namens de patiënt ook rechtstreeks inzage kan

hebben in het gehele dossier van de patiënt, zoals beschreven artikel 9 uit de wet op de

patiëntenrechten, met uitzondering van de zaken waar de patiënt zelf geen inzage in heeft.

G. Uitzonderingen op de rechten van de vertegenwoordigers

Artikel 15 uit de patiëntenrechtenwet beschrijft twee uitzonderingen op de rechten van de

vertegenwoordigers, zowel de wettelijke, als de door de patiënt benoemde informele, die de

rechten van de patiënt zullen uitoefenen alsof de patiënt dit zelf doet (Balthazar, de krachtlijnen

van de Wet Patiëntenrechten, 2015).

a. Bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de patiënt

De eerste uitzondering wordt beschreven in artikel 15,.§ 1 van de patiëntenrechtenwet. Deze

wet stelt ‘met het oog op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de patiënt zoals

aangegeven in artikel 10, kan de betrokken beroepsbeoefenaar het verzoek van de

vertegenwoordiger tot inzage in of afschrift van het patiëntendossier, geheel of gedeeltelijk

weigeren’. Het recht op inzage of afschrift zal in dergelijk geval uitgeoefend worden door een

door de vertegenwoordiger aangewezen beroepsbeoefenaar (Belgisch Staatsblad, 2002). Door

het invoeren van deze wettekst werd tegemoet gekomen aan een opmerking van de Commissie

voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De commissie stelde dat ‘ook wanneer

de zorgverlener oordeelt dat hij inzage of afschrift moet weigeren met het oog op de

bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de betreffende patiënt, zou inzage moeten

worden gegeven aan een door de vertegenwoordiger aangeduide beroepsbeoefenaar, als

tegengewicht voor mogelijk te ruime interpretatie van deze uitzondering door de zorgverlener’

(Belgische kamer van volksvertegenwoordigers, 2002).

In het belang van de patiënt moet er steeds worden uitgegaan dat bij het nemen van beslissingen

omtrent de medische behandeling van de wilsonbekwame patiënt, dat iedere

vertegenwoordiger, zowel aangewezen als familiaal, zich heeft laten leiden door wat de patiënt

zelf zou hebben gevraagd. In het geval dat de wil van de patiënt niet kan achterhaald worden

moet ervan uit gegaan worden dat de patiënt zou hebben gewild wat het meest in zijn belang is.

Zo zal het niet eenvoudig zijn om bij patiënten die een wettelijke vertegenwoordiger hebben (

bijvoorbeeld bij verlengde minderjarigheid), te achterhalen wat ze hebben gewild. Zeker omdat

verlengde minderjarigen bij de geboorte niet tot wilsvorming in staat zijn geweest. Ook de

Page 72: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

69

patiënten die door bepaalde omstandigheden zelf geen vertegenwoordiger hebben kunnen

benoemen, zullen niet voorafgaand gedacht hebben om enige verduidelijking te verschaffen

omtrent de voor hen al dan niet gewenste behandeling. In al deze gevallen zal de

beroepsbeoefenaar het belang van de patiënt gebruiken als beslissingscriterium. (Belgische

kamer van volksvertegenwoordigers, 2002).

b. Conflict tussen de arts en de vertegenwoordiger

Artikel 15,§ 2 uit de wet op de patiëntenrechten stelt dat ‘in het belang van de patiënt en

teneinde een bedreiging van diens leven of een ernstige aantasting van diens gezondheid af te

wenden, wijkt de betrokken beroepsbeoefenaar, in voorkomend geval in multidisciplinair

overleg, af van de beslissing die werd genomen door de vertegenwoordiger’ (Belgisch

Staatsblad, 2002). De wettekst stelt dus dat indien er een conflict ontstaat tussen de arts en de

vertegenwoordiger (bijvoorbeeld omtrent de toestemming voor een door de arts noodzakelijke

geachte therapeutische behandeling), omdat de arts van mening is dat de beslissing niet in het

belang van de patiënt is of omdat zij een bedreiging vormen voor diens leven of een ernstige

aantasting van diens gezondheid inhoudt, de arts mag afwijken van de beslissing van de

vertegenwoordiger ( na multidisciplinair overleg) en de behandeling toch mag uitvoeren indien

dit nodig is (Balthazar, de krachtlijnen van de Wet Patiëntenrechten, 2015). Deze verplichting

kadert in de algemene hulpverleningsverplichting van de hulpverlener. Dit is mogelijk in een

situatie waarbij de ouders van een kind om godsdienstige redenen een bloedtransfusie of een

inenting bij hun kind weigeren (Belgische kamer van volksvertegenwoordigers, 2002).

Artikel 15,§ 2 benadrukt dat ‘de beroepsbeoefenaar enkel kan afwijken van de beslissing

genomen door de aangewezen vertegenwoordiger, voor zover deze persoon zich niet kan

beroepen op de uitdrukkelijke wil van de patiënt’ (Belgisch Staatsblad, 2002). Wanneer de

beslissing wordt genomen door een ‘door de patiënt benoemde vertegenwoordiger’, is de kans

reëel dat deze persoon op de hoogte is van de wil van de patiënt indien hij nog bekwaam was

geweest, omdat hij hem als vertegenwoordiger heeft aangeduid. Zodoende is het zo dat indien

de patiënt zelf een vertegenwoordiger heeft gekozen en bovendien een negatieve voorafgaande

wilsverklaring heeft opgesteld, de autonomie van de patiënt gerespecteerd moet worden. In dit

geval zal de ‘door de patiënt aangeduide vertegenwoordiger’ een beslissing nemen die

klaarblijkelijk niet in het belang is van de patiënt, toch kan de arts in dit geval niet afwijken van

deze beslissing doordat deze beslissing uitdrukkelijk de wil was van de patiënt toen hij nog

wilsbekwaam was (Balthazar, de krachtlijnen van de Wet Patiëntenrechten, 2015).

Page 73: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

70

Ter preventie van mogelijke misverstanden moet worden benadrukt dat een voorafgaandelijke

opgestelde schriftelijke weigering steeds moet worden geëerbiedigd losstaand van het feit of er

een vertegenwoordiger is. De uitdrukkelijke wil kan betreffend dit artikel, een minder formele

maar niettemin nog uitdrukkelijke wilsverklaring zijn, zoals bijvoorbeeld een door getuigen

bevestigde mondeling wilsuiting, een bandopname of videotape of zelfs een artikel geschreven

door een de betrokkene. (Belgische kamer van volksvertegenwoordigers, 2002).

c. Schriftelijke motivering

Artikel 15,§ 3 bepaalt dat ‘de beroepsbeoefenaar een schriftelijke motivering dient toe te voegen

aan het patiëntendossier in de gevallen van § 1,en § 2’ (Belgisch Staatsblad, 2002).

Page 74: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

71

10. § Het recht op palliatieve zorg

A. Recht op palliatieve zorg

a. principe

Artikel 2 uit de wet betreffende de palliatieve zorg stelt dat ‘elke patiënt het recht heeft op

palliatieve zorg bij de begeleiding van het levenseinde’ (Belgisch Staatsblad, 2002).

Binnen deze wettekst wordt een duidelijke omschrijving gegeven van palliatieve zorg en de

vereisten die aan palliatieve zorg verbonden zijn. Zo dient er een voldoende ruim aanbod van

palliatieve zorg te zijn en dient de criteria voor terugbetaling van die zorg voor de sociale zekerheid

borg te staan voor dit soort zorg en moet deze zorg voor alle ongeneeslijk zieke patiënten

toegankelijk zijn, binnen het geheel van het zorgaanbod (Belgisch Staatsblad, 2002).

Palliatieve zorg omvat ‘het geheel van zorgverlening aan patiënten waarvan de levensbedreigende

ziekte niet langer op curatieve therapieën reageert (Belgisch Staatsblad, 2002).

De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) gaf in 2002 volgende definitie van Palliatieve zorg:

‘Palliatieve zorg is de actieve totaalzorg voor patiënten waarvan de ziekte niet langer op curatieve

therapieën reageert. De controle van pijn, van andere symptomen, en van psychologische, sociale

en spirituele problemen is hierbij van essentieel belang. Het doel van palliatieve zorg is de best

mogelijke levenskwaliteit te bereiken voor de patiënt en zijn nabestaanden en is niet het leven

verlengen of verkorten’ (Belgische kamer van volksvertegenwoordigers, 2015).

Een multidisciplinaire totaalzorg, zowel op fysiek, psychisch, sociaal als moreel vlak zal

noodzakelijk zijn voor de begeleiding van deze patiënten bij hun levenseinde. Het primaire doel

van de palliatieve zorgverstrekking is de zieke patiënt en zijn naasten een zo groot mogelijke

levenskwaliteit en maximale autonomie te bieden. De palliatieve zorg is vooral gericht om de

kwaliteit van het resterende leven van de palliatieve patiënt en zijn nabestaanden te waarborgen en

te optimaliseren (Belgisch Staatsblad, 2002).

Palliatieve zorg moet worden ingezet vanaf het ogenblik dat de patiënt als palliatief wordt

gediagnosticeerd tot en met het moment van de terminale fase. Palliatieve zorg kan ook ingezet

worden op het moment dat er nog ziektebehandeling plaatsvindt tot en met de rouwzorg. Het

inzetten van palliatieve zorg verloopt immers in de ideale situatie, progressief in functie van de

zorgnoden en wensen van de patiënt, onafhankelijk van de levensverwachting.

Page 75: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

72

B. Verbetering van het aanbod van palliatieve zorg

Binnen de wet betreffende de palliatieve zorg worden er verschillende artikelen besproken die

betrekking hebben op de verbetering van het aanbod van palliatieve zorg binnen het geheel van het

zorgaanbod. De Koning heeft nadere regels bepaald betreffend de palliatieve zorg voor de verder

uitwerking van wetenschappelijke richtlijnen, die voor zowel de identificatie van de zieke als

‘palliatief‘, als voor het inschatten van de zorgwensen en –noden worden gehanteerd (Belgische

kamer van volksvertegenwoordigers, 2015). In wat volgt wordt dieper ingegaan op desbetreffende

artikelen uit de wettekst betreffende de palliatieve zorg.

Artikel 3 uit de wet betreffende de palliatieve zorg beschrijft de door de Koning bepaalde

erkennings-, programmatie- en financieringsnormen voor de kwalitatieve ontwikkeling van de

palliatieve zorg binnen het geheel van het zorgaanbod. Artikel 4 stel dat de ministers die bevoegd

zijn voor Sociale Zaken en voor Volksgezondheid een jaarlijks voortgangsrapport dienen neer te

leggen, als wezenlijk onderdeel van de beleidsnota’s, voor aan de wetgevende Kamers. Artikel 5

beschrijft dat de Koning, binnen een termijn van drie maanden, volgend op de dag waarop deze

wet in het Belgisch Staatsblad werd bekendgemaakt, de nodige maatregelen heeft genomen omtrent

de coördinatie van de uitwerking van een aan de noden aangepaste palliatieve zorg. Artikel 6 uit

de wet Betreffende de palliatieve zorg heeft betrekking op de gezondheidswerkers. Zij die in de

uitoefening van hun functie geconfronteerd worden met de problematiek van het levenseinde,

moeten de steun krijgen, om een team voor palliatieve zorg te bieden, zij moeten eveneens voorzien

worden in de nodige begeleidingsmogelijkheden en in de verzorgingsstructuur georganiseerde

spreektijd en – ruimte (Belgisch Staatsblad, 2002).

Artikel 7 uit de wet betreffende de palliatieve zorg stelt dat elke patiënt het recht heeft op informatie

over zijn gezondheidstoestand en de mogelijkheden van de palliatieve zorg. De behandelende arts

moet deze informatie meedelen in de vorm en in de bewoording die hij als zorgverlener, passend

acht, rekening houdend met de toestand van de patiënt, diens wensen en begripsvermogen. Dit

artikel stel ook dat behoudens spoedgevallen, de vrije en geïnformeerde toestemming van de patiënt

steeds voor alle onderzoeken of behandelingen vereist is (Belgisch Staatsblad, 2002).

Artikel 8 uit deze wet bepaalt dat de noden inzake palliatieve zorg en de kwaliteit van de gevonden

oplossingen geregeld geëvalueerd dient te worden door een evaluatiecel die de Koning heeft

opgericht binnen het Wetenschappelijk instituut voor Volksgezondheid. Dit evaluatieverslag dient

om de twee jaar aan de wetgevende Kamers voorgelegd te worden. De Koning zal er op toezien

dat de beroepsorganisatie van de palliatieve zorgverleners bij deze evaluatie zullen betrokken

worden (Belgisch Staatsblad, 2002).

Page 76: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

73

Page 77: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

74

Aanvullen specifiek voor literatuurstudie

1. Zoekstrategie

Data collectie

De literatuurstudie uit deze thesis is opgebouwd uit bestaande literatuur dat op een systematische

manier werd verkregen. In figuur 1 in bijlage bevindt zich een flowchart, die een visuele weergave

is van het systematische verwerkingsproces van de literatuur. De databases die werden gebruikt

zijn: Pubmed, Sciencedirect en Web of Science. De zoekstring die werd gebruikt bevat volgende

zoektermen:

[(knowledge OR awareness OR note) AND ( patientsrights OR human rights OR patients’ rights

OR rights OR rights of the patient OR law OR medical law OR patients autonomy OR right to the

information OR counsellor OR counselled OR representative) AND ( patients AND nurses OR

healthcare workers OR healthcare professionals AND doctors OR professionals) AND (use OR

utilize OR implementation of patient’s rights OR standard practice OR informed consent OR giving

information) AND (healthcare AND hospital OR healthcare center OR health regulations OR

medical institution OR clinic )]

De finale zoekterm die werd gebruikt is zeer uitgebreid. Er werd gestart met een kleine zoekterm

die steeds erg weinig resultaat gaf. Doorheen het zoekproces werd deze steeds uitgebreid waardoor

ook de zoekresultaten ruimer werden.

In database pubmed werden er 638 zoekresultaten teruggevonden met deze zoekstring. Via

ScienceDirect gaf deze zoekstring 2399 artikels weer. In database Web of Science leverde deze

zoekstring 768 artikels op.

Page 78: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

75

2. Kwaliteit literatuuronderzoek

Selectiecriteria

Het toevoegen van twee exclusiecriteria; datum en taal, resulteerde in elke database in een

afgebakende selectie van de zoekresultaten. Publicaties voor het jaar 2000 werden niet

geïncludeerd gezien de patiëntenrechtenwet pas na deze datum in België werd ingevoerd. Alle niet-

Engelstalige artikels werden niet opgenomen in de studie om verkeerde interpretaties als gevolg

van taal te voorkomen. In de databases Pubmed en ScienceDirect werden bijkomende

inclusiecriteria ingevoerd, met name ‘(free) full tekst’. In de database Web of Science werd ook

het inclusiecriterium ‘proceedings papers’ toegevoegd . Na het instellen van deze inclusiecriteria

werden in Pubmed 130 artikels behouden voor screening van de titel en het abstract. In

ScienceDirect waren dit 1546 artikels. 596 artikels uit de database Web of Science werden

overgehouden ter beoordeling van titel en abstract.

Data-extractie:

Na het toepassen van de selectie van artikels via de toegepaste zoekstring inclusief exclusiecriteria

waren er 2272 artikels beschikbaar voor een verdere selectie. Alle artikels werden op basis van

abstract en titel geselecteerd. Er werd per artikel nagegaan in welke mate er uitspraken werden

gedaan over patiëntenrechten. Na het verwijderen van duplicaten werden er 39 artikelen

overgehouden voor een verdere kwaliteitscontrole met toevoeging van inclusie/exclusie criteria.

Zo werden artikelen die uitspraken deden over euthanasiewetgeving en abortuswetgeving niet

opgenomen in de selectie. Artikelen waar de steekproef uit zorgverleners bestond werden

geïncludeerd. Uiteindelijk werden er 11 geschikte onderzoeken gevonden die werden gebruikt in

deze studie.

Evaluatie literatuur

De gebruikte artikels uit deze studie werden op kwaliteit geëvalueerd aan de hand van een checklist

ontwikkeld door het ‘ Critical Appraisal Skills Programme’ (Gray, 2013). Deze checklist bevat tien

vragen ontworpen op het beoordelen van kwalitatieve onderzoeken. In tabel 1 werd een overzicht

gegeven van de verschillende vragen. De eerste twee vragen uit de checklist zijn

‘screeningsvragen’. Enkel wanneer beide vragen positief zijn mag de checklist verder doorlopen

worden voor het betreffende artikel. Tabel 2 geeft de kwaliteitsbeoordeling aan de hand van deze

Page 79: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

76

checklist per artikel weer. Alle elf artikels scoorden positief op de vragen uit de checklist. (Gray,

2013)

Binnen de literatuurstudie werd gebruik gemaakt van actuele wetenschappelijke literatuur.

Artikelen die verschenen waren voor het jaar 2002 werden geëxcludeerd uit deze studie vermits de

wet betreffende de patiëntenrechten pas werd ingevoerd in datzelfde jaar. Er werden enkel artikelen

in het Nederlands of het Engels gebruikt binnen deze literatuurstudie om misinterpretatie van

resultaten te voorkomen. De resultaten uit de artikelen werden zo beschreven dat er een

overzichtelijke aaneenschakeling was van resultaten en er een rode draad aanwezig bleef binnen

de literatuurstudie. Bij het doornemen van conclusies uit de verschillende onderzoeken gebeurde

dit steeds vanuit een kritische ingesteldheid. We zijn ons bewust van de heterogeniteit tussen de

verschillende artikelen en de verschillen binnen de wetgeving tussen de landen waar onderzoek

werd gevoerd. Conclusies werden dan ook met grote voorzichtigheid genomen en

zekerheden/tekorten werden steeds vermeld.

Page 80: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

77

Praktijkgedeelte

1. Design en onderzoeksmethoden

Om onderzoek te doen naar de kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt is een kwalitatieve

onderzoeksbenadering bijzonder geschikt. Beschrijvend kwalitatief onderzoek laat beter dan

andere onderzoeksmethoden toe om te focussen op wat de patiënt precies denkt en voelt met

betrekking tot de patiëntenrechtenwet. Gezien de brede populatie en de moeilijke materie lijken

interviews beter geschikt dan enquêtes. Om deze redenen werd er gekozen om bij patiënten een

individueel gestructureerd interview af te nemen met zowel open als gesloten vragen (zie bijlage

2). De vragenlijst werd gestart door een aantal korte gesloten vragen waarin demografische

kenmerken werden bevraagd. Alvorens deze analyse kan plaatsvinden, wordt eerst de steekproef

uitgebreid beschreven.

Steekproef

De doelgroep van dit onderzoek waren patiënten gehospitaliseerd op het chirurgisch dagziekenhuis

en dienst orthopedie van de Sint-jozefskliniek te Izegem tussen 1 juli 2016 en 20 juli 2016.

Er werd een kleine pretest uitgevoerd door de onderzoekers om te testen indien de vragen geen

onduidelijkheden bevatten. Na de vragenlijst te hebben voorgelegd aan 2 mannen en 3 vrouwen

(telkens van een verschillende leeftijdscategorie) besloten we om vraag 12a. uit de vragenlijst te

halen. Deze vraag werd door de onderzoekers als onbelangrijk beschouwd en veroorzaakte

onduidelijkheid bij de deelnemers. Voor de proefpersonen bij de pretest leek het moeilijk om vraag

20 te begrijpen, daarom besloten de onderzoekers om bij elke proefpersoon het voorbeeld van ‘een

stagiair’ aan te reiken zodat de vraag niet verkeerd geïnterpreteerd kon worden. Vraag 21C.1 werd

geschrapt omdat de vraag irrelevant is voor het onderzoek.

Er werd geopteerd voor ‘heterogeniteit of maximale variatie’ wat de steekproefsamenstelling

betreft. De bedoeling van dit soort steekproef is om extreme variatie tussen onderzoekseenheden

te creëren, dit zorgt ervoor dat er een zo breed mogelijk beeld werd verkregen van de kennis van

de patiëntenrechtenwet bij de patiënt (Mortelmans, 2007). Er werden zowel vrouwen als mannen

bevraagd in de studie en de participanten werden naargelang leeftijd opgedeeld in verschillende

categorieën. Er werd geprobeerd om een gelijkwaardige representatie van mannen en vrouwen te

verwezenlijken. Er werden in totaal 58 vrouwen en 42 mannen geïnterviewd. 21 mannen en 31

vrouwen waren gehospitaliseerd op de dienst dagziekenhuis. 21 mannen en 27 vrouwen waren

gehospitaliseerd op de dienst orthopedie.

Page 81: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

78

Voorts wordt een steekproef als voldoende omvangrijk beschouwd wanneer theoretische saturatie

bereikt is en wanneer de onderzoekers dus geen nieuwe relevante informatie meer vinden. Er

bestaan geen standaardregels voor het aantal vereiste participanten en het was om die reden dus

bijzonder moeilijk om te voorspellen hoeveel participanten bevraagd moesten worden. Aangezien

dit een duomasterproef betreft en een tijdsduur van een jaar had, werd er een maximum van 100

participanten gesteld aan het aantal te interviewen personen. Er werden 48 participanten

geïnterviewd op de dienst orthopedie en 52 participanten op de dienst chirurgisch dagziekenhuis.

In maart namen wij contact op met de Sint-Jozefskliniek te Izegem. Het ziekenhuis was enthousiast

om mee te werken aan het onderzoek. De onderzoekers hebben geen andere ziekenhuizen

gecontacteerd. Wij hebben ter introductie van ons onderzoek in het ziekenhuis een presentatie

gegeven op 27 juni over het onderzoek aan alle hoofdverpleegkundigen tewerk gesteld in de Sint-

Jozefskliniek. (zie bijlage 3). Alle verpleegkundigen van de betreffende verpleegafdelingen werden

geïnformeerd via een nota op het infobord in het verpleeglokaal (zie bijlage4). Wij contacteerden

alle betrokken artsen via een persoonlijke brief voorafgaand op het onderzoek (zie bijlage 5). De

vragenlijst met antwoordsleutel was steeds ter beschikking op beide verpleegafdelingen. Allereerst

werd overlegd met de hoofdverpleegkundige welke patiënten voldeden aan de criteria. Hierna werd

aan de patiënt uitleg gegeven over het onderzoek, zowel mondeling als schriftelijk. Na het invullen

van het informed consent document had de patiënt de vrije keuze om deel te nemen aan het

onderzoek. Na afloop van het interview werd de patiënt een informatiebrochure aangeboden

omtrent de rechten van patiënt.

In totaal werden er 104 interviews afgenomen, vier interviews werden weerhouden wegens

onderbreking van het interview. De onderbreking betreft viermaal op het chirurgisch dagziekenhuis

omdat de patiënt naar het operatiekwartier werd gebracht. Er werd één patiënt geïnterviewd met

medische voorkennis, dit interview werd achteraf geëxcludeerd uit het onderzoek wegens het risico

op vertekening van de onderzoeksresultaten. De interviewtijd varieerde tussen de 10 en 25 minuten,

met een gemiddelde van 15 minuten. Er werd aan 114 patiënten gevraagd om deel te nemen aan

het onderzoek, negen patiënten weigerden deel te nemen. In bijlage 6 wordt een overzicht gegeven

van de bevraagde patiënten en hun kenmerken. Alle gegevens werden verwerkt aan de hand van

het statistisch programma NVivo. In bijlage 7 kunt u alle gebruikte nodes terugvinden.

Page 82: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

79

Inclusie- en exclusie criteria

Deze studie richt zich op de kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt. Mede om deze reden

werd gekozen om een zo breed mogelijke populatie aan te spreken om een zo groot mogelijke

variatie te verkrijgen. Concreet werden patiënten met een leeftijd tussen 20 en 75 jaar geïncludeerd

in het onderzoek. De moeilijkheidsgraad van de vragenlijst is te hoog voor patiënten jonger dan

twintig jaar, anderzijds merkten wij tijdens de pretest dat het risico op aquiescence bias verhoogt

bij personen ouder dan 75 jaar. Omdat de interviews door één onderzoeker werden afgenomen is

er geen risico op observer bias. Patiënten met mentale retardatie werden geëxcludeerd in het

onderzoek wegens te hoge moeilijkheidsgraad.

Opmerking

Doorheen het verloop van selecteren werden er, tevergeefs, verschillende pogingen ondernomen

om respondenten met een niet-Belgische origine te contacteren en te overtuigen deel te nemen aan

het interview. Velen haakten af wegens gebrekkige kennis van het Belgisch gezondheidssysteem

en de Nederlandse taal. Verder kon een evenwichtige representatie van respondenten wat betreft

opleidingsniveau niet intentioneel verwezenlijkt worden, aangezien deze informatie pas

beschikbaar werd bij het bevragen van biografische gegevens voorafgaand aan het interview zelf.

Wij hebben gestreefd om een zo groot mogelijke variatie te hebben in de leeftijd van de

participanten, toch is de leeftijd niet volledig evenredig verdeeld onder de verschillende

deelnemers.

Page 83: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

80

2. Datamatrix

Dienst orthopedie

De steekproef op de dienst orthopedie bestond uit 48 participanten, waarvan 21 mannen en 27

vrouwen. Zeven participanten bevonden zich in de leeftijdscategorie van 20 tot en met 30 jaar, 5

participanten in de leeftijdscategorie 31 tot en met 40 jaar, 10 participanten in de leeftijdscategorie

41 tot en met 50 jaar, 13 participanten in de leeftijdscategorie 51 tot en met 60 jaar en 13

participanten in de leeftijdscategorie 61 tot en met 75 jaar. Van de 48 participanten hebben 13

deelnemers een diploma lager onderwijs, 24 deelnemers een middelbaar diploma, 11 deelnemers

een hoger diploma (bachelor) en 0 deelnemers een universitair diploma. 20 van de 48 participanten

verbleven gedurende 1 nacht op de dienst orthopedie, 14 participanten verbleven 2 nachten, 5

participanten verbleven 3 nachten, 1 participant verbleef 4 nachten, 5 participanten verbleven 5

nachten en 1 participant verbleef 14 nachten op de dienst orthopedie.

Het was voor 41 van de 48 deelnemers de eerste behandeling op de dienst orthopedie. 5 deelnemers

volgden een opvolgbehandeling en 2 deelnemers werden opgenomen op de dienst wegens herval.

37 van de 48 deelnemers waren dit jaar nog niet opgenomen geweest in het ziekenhuis, 3

participanten hadden dit jaar al één hospitalisatie achter de rug, voor 5 deelnemers was de opname

de derde hospitalisatie dit jaar, 1 deelnemer was reeds drie keer gehospitaliseerd dit jaar en 2

deelnemers waren reeds vier keer gehospitaliseerd in het ziekenhuis dit jaar.

Dienst dagziekenhuis

De steekproef op de dienst orthopedie bestond uit 52 participanten, waarvan 21 mannen en 31

vrouwen. Zeven participanten bevonden zich in de leeftijdscategorie van 20 tot en met 30 jaar, 9

participanten in de leeftijdscategorie 31 tot en met 40 jaar, 13 participanten in de leeftijdscategorie

41 tot en met 50 jaar, 12 participanten in de leeftijdscategorie 51 tot en met 60 jaar en 6

participanten in de leeftijdscategorie 61 tot en met 75 jaar. Van de 52 participanten hebben vier

deelnemers een diploma lager onderwijs, 29 deelnemers een middelbaar diploma, 14 deelnemers

een hoger diploma (bachelor) en 5 deelnemers een universitair diploma.

Het was voor 44 van de 52 deelnemers de eerste behandeling op het chirurgisch dagziekenhuis en

8 deelnemers volgden een opvolgbehandeling. 38 van de 52 deelnemers waren dit jaar nog niet

opgenomen geweest in het ziekenhuis, 6 participanten hadden dit jaar al één hospitalisatie achter

de rug, voor 2 deelnemers was de opname de derde hospitalisatie dit jaar, drie deelnemers waren

Page 84: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

81

reeds drie keer gehospitaliseerd dit jaar, twee deelnemers hebben al vier hospitalisaties achter de

rug en een deelnemer was reeds vijf keer gehospitaliseerd in het ziekenhuis dit jaar.

Page 85: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

82

3. Resultaten

De eerste vraag uit de vragenlijst toetste of de patiënt al dan niet wist indien de rechten van de

patiënt wettelijk geregeld zijn. 63 deelnemers wisten dat de rechten van de patiënt wettelijk

geregeld waren in België. 37 deelnemers wisten niet dat de rechten van de patiënt wettelijk geregeld

waren, slechts 1 deelnemer in de leeftijdscategorie van 20-30 jaar gaf een negatief antwoord.

Deel 1: Recht op kwaliteitsvolle dienstverstrekking

Alle 100 deelnemers wisten dat een patiënt recht heeft op kwaliteitsvolle dienstverstrekking en dat

een arts niemand mag uitsluiten op grond van discriminatie.

Deel 2: Recht op vrije keuze

Alle 100 deelnemers wisten dat je als patiënt uw specialist vrij mag kiezen, en dat je als patiënt ook

het recht hebt om die keuze van specialist te wijzigen.

Deel 3: Recht op informatie

Tijdens de interviewvragen van deel drie werd gewerkt omtrent volgende casus: ‘Stel u heeft net

een consultatie gehad bij de orthopedist. Er werden verschillende röntgenfoto’s van uw knie

genomen’.

Alle 100 deelnemers wisten dat je als patiënt recht hebt op medische informatie betreffende de

knie. 55 participanten gaven aan dat de arts niet verplicht is om informatie omtrent de diagnose

schriftelijk te geven, 52 deelnemers vertelden dat je dit wel op verzoek kon vragen aan de arts.

Slechts drie deelnemers dachten dat je dit ook niet op verzoek kon vragen aan de arts, dit betreft

telkens één deelnemer uit de leeftijdscategorie van 20-30, 41-50 en 61-75. 45 participanten dachten

dat de arts verplicht is om informatie schriftelijk te geven.

22 van de 100 deelnemers denken dat je niet het recht hebt als patiënt om in bepaalde

omstandigheden de diagnose niet te willen weten. 78 participanten gaven aan dat je als patiënt wel

het recht hebt om uw diagnose niet te willen weten.

De laatste vraag van dit deel had betrekking op het concept van de vertrouwenspersoon (BIJLAGE

8). Er werd aan de deelnemers gevraagd of zij al ooit gehoord hadden van een vertrouwenspersoon

en of zij deze functie –in eigen woorden- konden uitleggen. Slechts twee personen hadden al

gehoord van een vertrouwenspersoon en konden dit in eigen woorden uitleggen. De eerste

participant was iemand van de leeftijdscategorie van 41-50 jaar en omschreef een

Page 86: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

83

vertrouwenspersoon als bijvoorbeeld een kind dat meegaat op consultatie met één van de ouders.

De tweede participant was iemand van de leeftijdscategorie van 31-40 jaar en omschreef een

vertrouwenspersoon als iemand die meegaat op consultatie. Als laatste werd bevraagd in welke

mate deelnemers een vertrouwenspersoon meenemen op consultatie. Om deze variabele zo

meetbaar mogelijk te maken werd gewerkt met procenten. 36 van de 100 participanten nemen nooit

een vertrouwenspersoon mee op consultatie. 22 participanten nemen altijd een vertrouwenspersoon

mee tijdens een consulatie bij een arts. 14 participanten nemen soms (één op twee consultaties)

iemand mee op consultatie en 15 participanten nemen vaak (drie op vier consultaties) een

vertrouwenspersoon mee.

Deel 4: Recht op toestemming

Tijdens de interviewvragen van deel 4 werd gewerkt omtrent volgende casus:

Stel dat uw orthopedist een behandeling voorstelt met medicatie ter genezing van uw knie.

Twee deelnemers dachten dat je als patiënt geen behandeling kunt weigeren, de twee deelnemers

bevonden zich tussen de 51 en 75 jaar. 98 deelnemers vertelden dat je als patiënt zeker het recht

hebt om een behandeling te weigeren. Daarna werd bevraagd of weigering van een behandeling

door de patiënt al dan niet schriftelijk moet vastgelegd worden. 61 participanten dachten dat een

weigering schriftelijk moet vastgelegd worden, 39 participanten achten een schriftelijke

bevestiging niet nodig. Elf participanten gingen ervan uit dat niet voor elke behandeling –in de

normale situatie- de toestemming van de patiënt moet gevraagd worden. 89 participanten wisten

dat de toestemming van de patiënt moet gevraagd worden alvorens te starten met een behandeling.

Vier van de 100 deelnemers dachten dat de behandelende arts niet verplicht is om informatie te

verstrekken omtrent de risico’s die verbonden zijn aan de behandeling. 96 participanten achten

informatie omtrent de risico’s met betrekking tot een behandeling als noodzakelijk om een

vertrouwensband op te bouwen met de specialist.

Deel 5: Recht op een dossier

Eén participant dacht dat een patiënt geen recht heeft op een dossier in het ziekenhuis, 99 patiënten

waren ervan overtuigd dat elke patiënt in het ziekenhuis recht heeft op een dossier. Vier

participanten dachten dat je als patiënt geen recht hebt tot inzage in uw persoonlijk medisch dossier,

het betreft participanten van verschillende leeftijdscategorieën. Vijf participanten gingen ervan uit

dat er geen vertrouwenspersoon mag aanwezig zijn bij het recht op inzage. 95 deelnemers wisten

dat er een vertrouwenspersoon mag aanwezig zijn bij het recht op inzage van het medisch dossier.

Acht van de 100 participanten denken dat je geen recht hebt als patiënt op een afschrift van het

Page 87: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

84

medisch dossier. 92 deelnemers weten dat je in het ziekenhuis kunt vragen om een afschrift van

het medisch dossier. Vervolgens werd aan de deelnemers gevraagd of zij het recht hebben om te

vragen of er stukken kunnen toegevoegd worden aan het dossier. Zes deelnemers denken dat je niet

kunt vragen om stukken toe te voegen aan het dossier, alle zes participanten waren gehospitaliseerd

op het chirurgisch dagziekenhuis. 79 van de 100 deelnemers denken dat er geen uitzonderingen

zijn op het recht op inzage van het medisch dossier, zij denken dat alle onderdelen van het medisch

dossier voor inzage vatbaar zijn. Slechts 21 deelnemers denken dat er ook onderdelen zijn in het

medisch dossier dat de patiënt zelf niet kan inkijken. 56 deelnemers denken dat je de behandelende

specialist niet kunt verbieden om informatie door te spelen naar de huisarts van de patiënt. 44

deelnemers zijn ervan overtuigd dat je de behandelende specialist moet toestemming geven om

informatie door te sturen naar de huisarts.

Als laatste van dit onderdeel kwam post-morteminzage aan bod. 38 participanten denken dat

erfgenamen geen inzicht kunnen hebben in het dossier nadat de persoon in kwestie overleden is,

de 38 participanten bevinden zich in verschillende leeftijdscategorieën. Van de overige 62

participanten denken elf participanten dat patiënten voorafgaand op hun overlijden zich niet kunnen

verzetten tegen een post-morteminzage. 51 deelnemers weten dat zij de kans hebben om zich

voorafgaand op hun overlijden te verzetten tegen eventuele post-morteminzage. 33 van de 62

deelnemers denken dat erfgenamen rechtstreeks een post-morteminzage kunnen uitvoeren, 29

deelnemers weten dat dit via een beroepsbeoefenaar moet gebeuren.

DEEL 6: Recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer

40 participanten geven aan dat er –wettelijk gezien- personen mogen aanwezig zijn tijdens hun

behandeling zonder dat zij hiervoor expliciet akkoord geven. 60 proefpersonen denken dat zij

expliciet akkoord moeten geven vooraleer er een andere persoon mag aanwezig zijn tijdens de

behandeling.

Deel 7: Klachtrecht

99 participanten weten dat ze de mogelijkheid hebben in het ziekenhuis om een klacht in te dienen,

slechts één deelnemer wist dit niet. Hierna werd bevraagd waar ze een klacht zouden indienen, de

antwoorden waren verdeeld. 13 proefpersonen zouden hun klacht rechtstreeks indienen bij

directieleden, 12 proefpersonen zouden met hun klacht naar de hoofdverpleegkundige gaan, 20

proefpersonen geven aan dat ze naar de receptie zouden gaan met hun klacht, 2 proefpersonen

zouden de personen van de sociale dienst aanspreken en 32 participanten vinden hun weg

rechtstreeks naar de ombudsdienst. Elf participanten geven aan dat ze niet weten waar ze terecht

Page 88: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

85

kunnen met hun klacht. (BIJLAGE 9)

32 proefpersonen hebben nog nooit van de ombudsdienst in het ziekenhuis gehoord, 68

participanten wisten dat er een ombudsdienst bestaat in een ziekenhuis.

Deel 8: Concept vertegenwoordiger

Er werd aan de participanten gevraagd of zij al ooit van een vertegenwoordiger hadden gehoord en

of ze eventueel konden vertellen wat deze functie inhoudt. 90 proefpersonen hadden nog nooit van

een vertegenwoordiger gehoord. 10 proefpersonen konden in eigen woorden omschrijven wat de

functie van een vertegenwoordiger inhoudt (BIJLAGE 10).

Enkele-voorbeelden:

‘dat is als je zelf niet wilsbekwaam is, dat iemand dan uw rechten uitvoert’

‘iemand die opkomt voor uw rechten’

‘dit is een soort voogd’

Deel 9: Open vragen

Als afsluiter van de vragenlijst werden enkele open vragen gesteld aan de deelnemers. Als eerste

werd gevraagd of ze het belangrijk achten hun rechten als patiënt te kennen. Slechts vijf deelnemers

achten het niet belangrijk om hun rechten te kennen als patiënt, opvallend is dat vier deelnemers

zich in de leeftijdscategorie van 20 tot en met 30 jaar bevinden (BIJLAGE 11). Eén deelnemer

bevindt zich in de leeftijdscategorie tussen 31 en 40 jaar. De redenen hiervoor zijn vooral dat ze

zichzelf nog jong vinden om hier al mee bezig te zijn en dat ze het ook gewoon kunnen vragen als

ze iets te weten willen komen omtrent hun rechten. 95 deelnemers vinden het belangrijk om hun

rechten te kennen, de voornaamste reden hiervoor was dat je hierdoor sterker in je schoenen staat

als patiënt en dat je toch moeten weten welke stappen je eventueel kunt ondernemen in geval er

iets misloopt. Om een beter inzicht te krijgen in welke rechten participanten belangrijk vinden werd

ook dit bevraagd aan de deelnemers. De antwoorden van de deelnemers werden door de

onderzoekers onderverdeeld naargelang de verschillende rechten van de patiëntenrechtenwet, het

is belangrijk om te vermelden dat meerdere antwoorden per deelnemer mogelijk zijn. (BIJLAGE

12). Drie proefpersonen wensten meer informatie te verkrijgen omtrent het recht en de functie van

een vertegenwoordiger. Tien participanten vonden het belangrijk om genoeg geïnformeerd te zijn

omtrent klachtrecht, opvallend is dat alle deelnemers gehospitaliseerd waren in het chirurgisch

dagziekenhuis. Drie participanten wensten meer informatie te ontvangen over post mortem-inzage.

14 deelnemers haalden aan dat ze het belangrijk vonden dat je als patiënt wist dat je recht hebt op

Page 89: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

86

inzage van het medisch dossier maar dat ze de praktische kant van dat luik minder goed kennen.

81 proefpersonen vonden het recht op informatie heel belangrijk, ze wensen voldoende

geïnformeerd te worden door zowel artsen als verplegend personeel. Meer specifiek willen 14

proefpersonen vooral uitleg over eventuele complicaties die kunnen optreden bij het uitvoeren van

een behandeling, 6 proefpersonen wensen meer informatie over de risico’s die verbonden zijn aan

een behandeling. Het is opvallend dat vooral proefpersonen uit de leeftijdscategorie van 41 tot 60

jaar het belangrijk achten dat ze voldoende informatie hebben over de risico’s en complicaties. Zes

proefpersonen vinden het heel belangrijk om te weten dat ze recht hebben op kwaliteitsvolle

dienstverstrekking. Eén proefpersoon vindt het belangrijk om te weten dat de beroepsbeoefenaar

de toestemming van de patiënt moet vragen in het kader van een behandeling. Het recht op vrije

keuze van de beroepsbeoefenaar wordt als belangrijk geacht door één deelnemer.

Vervolgens werd bevraagd waar proefpersonen vooral hun kennis opdoen omtrent hun rechten,

met andere woorden bij wie ze terecht kunnen als ze een vraag hebben over de patiëntenrechtenwet,

ook hier waren meerdere antwoorden per proefpersoon mogelijk. (BIJLAGE 13) Vier participanten

zouden hun vragen stellen aan de behandelende arts en twee proefpersonen zouden eerst vragen

stellen aan familieleden. Slechts één participant zou de hoofdverpleegkundige om raad vragen in

verband met de patiëntenrechtenwet. 27 participanten zouden hun vragen stellen aan hun huisarts.

44 proefpersonen vertelden dat zij eerst het internet zouden raadplegen vooraleer naar een bepaalde

persoon te stappen. Acht proefpersonen zouden eerst naar de mutualiteit stappen met hun vragen.

10 proefpersonen zouden aan de receptie hun vragen stellen en 17 proefpersonen zouden

verpleegkundigen aanspreken op de afdeling. Bij de leeftijdscategorie van 20 tot en met 30 jaar

kiezen maar liefst 15 van de 19 proefpersonen om eerst het internet te raadplegen. Het internet is

in elke leeftijdscategorie de hoogste variabele behalve in de leeftijdscategorie van 61 tot en met 75

jaar, daar is de huisarts de hoogste variabele.

Als afsluiter werd gevraagd aan de proefpersonen dat indien er hen een brochure zou worden

aangeboden van de patiëntenrechten, zij deze zouden lezen. 81 proefpersonen vertellen dat ze de

brochure zeker zouden lezen. Van de overige 19 proefpersonen bevinden zes proefpersonen zich

tussen de leeftijd van 20-30 jaar.

Page 90: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

87

4. Discussie en conclusie

Uit dit onderzoek is gebleken dat het geven van correcte en duidelijke informatie aan patiënten een

belangrijke factor is, veel patiënten zouden graag een brochure ontvangen bij opname om zo beter

geïnformeerd te zijn over de patiëntenrechten. Daarnaast kan het ziekenhuispersoneel gesensibiliseerd

worden om over voldoende kennis te beschikken in verband met de patiëntenrechten. De functie van

de ombudsdienst is voor veel patiënten niet duidelijk, het management van het ziekenhuis zou zeker

inspanningen kunnen leveren door de ombudsdienst meer te integreren in het ziekenhuisbeleid.

Patiënten geven aan dat ze –naast het internet- ook veel vragen stellen aan verpleegkundigen op de

afdeling. Het is dan van zeer groot belang dat verpleegkundigen over de correcte informatie beschikken

en dat ze deze informatie vlot kunnen overbrengen naar de patiënt toe. Een betere integratie van de

patiëntenrechtenwet in het opleidingsprogramma van zorgverleners zou kunnen leiden tot meer

tevreden patiënten. Oudere zorgvragers stellen hun vragen in verband met de patiëntenrechten meer

aan de huisarts in tegenstelling tot jongere zorgvragers, het is dus belangrijk dat het ziekenhuis goede

samenwerkingsverbanden heeft met de eerstelijnszorg.

We zijn er ons van bewust dat dit onderzoek slechts een kleine aanzet is tot het in kaart brengen van de

kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt.

5. Terugkoppeling naar onderzoeksvragen, literatuur

Binnen systematisch literatuuronderzoek was het moeilijke om een algemene conclusie te

formuleren omtrent de kennis van de patiëntenrechten door de grote heterogeniteit tussen de

verschillende artikelen. Twee onderzoeken in Vlaanderen geven een verglijkbaar resultaat omtrent

het klachtrecht. Voor de patiënten blijkt dit recht het minst bekend te zijn. Patiënten weet niet goed

waar ze terecht kunnen met hun klacht. Er heerst angst bij de patiënten om na het indienen van een

klacht niet meer te kunnen genieten van dezelfde behandeling als voorheen. Het praktijkgedeelte

uit deze masterproef werd gebaseerd op de wet op de patiëntenrechten, ook de studies van

‘testaankoop’ en ‘ het Vlaams patiëntenplatform’ waren op dezelfde manier opgebouwd. Hierdoor

kon er tussen deze onderzoeken gemakkelijk een vergelijking gemaakt worden, wat niet geval was

bij onderzoeken die buiten België werd gevoerd.

Page 91: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

88

6. Conclusie en discussie

Na analyse van de onderzoeksresultaten kan worden gesteld dat de patiënten over het algemeen

bekend zijn met de patiëntenrechten. Hiermee wordt bedoeld dat 99% of 100% van de patiënten

wist dat hij recht had op minstens vijf van de ondervraagde rechten. Hiermee wordt de hypothese

die we voorop hadden gesteld verworpen. Onze hypothese stelde namelijk dat we er vanuit gingen

dat patiënten minder dan vijf van de ondervraagde rechten zou kennen. We hadden verder ook

voorspeld dat de patiënten het minst bekend zouden zijn met het klachtrecht. Dit deel van de

hypothese kunnen we door middel van ons onderzoek aanvaarden.

Alle patiënten uit de studie wisten dat je recht hebt op de vrije keuze van een specialist en op

kwaliteitsvolle dienstverstrekking. Slechts twee personen hadden ooit al van een

vertrouwenspersoon gehoord, we kunnen dus vaststellen dat het concept van de

vertrouwenspersoon in het medisch recht zeer weinig gekend is onder patiënten. Er waren twee

deelnemers die dachten dat je als patiënt geen behandeling kunt weigeren, alle andere deelnemers

wisten dat je als patiënt hebt recht hebt om een behandeling te weigeren. Opvallend is dat 98

participanten informatie omtrent de risico’s als noodzakelijk achten om een vertrouwensband op

te bouwen met de arts. 79 deelnemers denken dat je het medisch dossier volledig kunt inkijken,

zonder dat hierop uitzonderingen bestaan. Weinig participanten hebben kennis omtrent post-

mortem inzage, slechts drie participanten geven aan dat ze hier ook effectief meer informatie over

wensen. Er was een uitgebreid scala aan antwoorden in verband met de vraag waar participanten

een klacht zouden indienen. Slechts 32 deelnemers vinden de weg rechtstreeks naar de

ombudsdienst, tien deelnemers geven ook aan dat ze hier meer informatie over wensen. Het internet

wordt als belangrijkste informatiebron aanschouwt door de participanten binnen deze studie. Het

is van uiterst belang dat de patiëntenrechtenwet door alle zorginstellingen als belangrijk wordt

geacht, 95 deelnemers vinden het namelijk belangrijk om kennis te hebben van de

patiëntenrechtenwet.

We kunnen dus als onderzoekers stellen dat patiënten inderdaad kennis hebben van de

patiëntenrechtenwet maar dat deze kennis gering is. Veel patiënten weten bijvoorbeeld dat ze recht

hebben op inzage van het dossier maar weten niet dat er ook onderdelen zijn van het medisch

dossier die niet kunnen ingekeken worden.

Ondanks bovenstaande bevindingen is het belangrijk om onderstaande kritische bevindingen te

schetsen. Op basis van 100 participanten, is het moeilijk om tot algemene bevindingen te komen.

Onderzoek met meer participanten is aangewezen om tot betrouwbaardere en transparantere

Page 92: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

89

resultaten te komen. Het onderzoek ging door in één perifeer ziekenhuis, er werd niet gekozen om

meerdere ziekenhuizen te includeren in de studie wegens het gebrek aan tijd. Het ziekenhuis gaf

aan elke patiënt een infobrochure van het ziekenhuis mee waar ook een klein woordje uitleg te

vinden is omtrent de patiëntenrechten. Wij wilden het normale proces in het ziekenhuis niet

verstoren maar konden zo niet nagaan welke participanten de infobrochure al op voorhand hadden

doorgenomen.

Ondanks bovenstaande bevindingen en aanbevelingen moeten deze resultaten genuanceerd worden

en met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Het blijft een beperkt onderzoek dat

eerder als verkennend kan opgevat worden.

7. Relevantie voor de praktijk en aanbevelingen

Vanuit de literatuur blijkt het management van ziekenhuizen alsook de overheid een grote

verantwoordelijkheid hebben in het informeren van de patiënt. Verder bleek ook dat zorgverleners

de intentie hebben om patiënten te willen informeren maar dat hiervoor de tijd ontbreekt.

Beroepsbeoefenaars gaven aan dat het heersende personeelstekort, de hoge werkdruk, gebrek aan

faciliteiten en de combinatie met tijdsgebrek belangrijke obstakels zijn bij het toepassen van de

patiëntenrechten in de praktijk. Artsen en verpleegkundigen hebben de intentie om meer tijd te

willen spenderen aan de zorg voor hun patiënten, meer te willen luisteren en de patiënt meer te

willen informeren maar dat de tijd hiervoor ontbreekt (Joolaee, et al., 2008). Het management en

de overheid hebben de verantwoordelijkheid om enerzijds acties te ondernemen om de awareness

bij zowel de zorgverleners als de patiënt te verhogen en anderzijds tegemoet te komen aan de

obstakels die dit tegenwerken. Om het implementeren van de patiëntenrechten in de praktijk te

verbeteren is het nodig om het bewustzijn bij de zorgverlener en de patiënt zelf te verhogen

(Ducinskiene, et al., 2006). Het is belangrijk dat ook de kennis bij de patiënt wordt verhoogd om

mogelijk discrepanties tussen arts en patiënt te voorkomen Het is nodig om de kennis bij de

toekomstige zorgverleners te verhogen door cursussen omtrent de wetgeving van de

patiëntenrechten te integreren binnen hun opleiding. Het opnemen van patiëntenrechten binnen de

opleiding van medisch personeel zorgt voor een beter begrip en meer respect voor de patiënt en

zijn waarden, zo kan de zorgverlener beter voorzien in de noden van zijn patiënt alsook in het

beschermen van zijn rechten (Vukovic, et al.,2014). Artsen en verpleegkundigen moeten betrokken

worden bij het ontwikkelen en evalueren van maatregelen in verband met de patiëntenrechten. Zij

bevinden zich namelijk in een goede positie om de factoren die de patiëntenrechten beïnvloeden in

de praktijk te identificeren en te verduidelijken. Hun praktijkervaringen zijn een belangrijke bron

Page 93: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

90

van data voor managers en politici bij het veranderen en opstellen van wettelijke bepalingen voor

het beschermen en promoten van de rechten van de patiënt. Er werd aangegeven dat een beter

opgeleid personeel, een betere uitrusting van faciliteiten en middelen, verantwoordelijkheid bij het

management,… een belangrijke positieve invloed zal hebben op de praktijkvoering van de

patiëntenrechten. Deze factoren zorgen voor een betere bescherming van de ziekenhuisomgeving,

de patiënt met zijn rechten en het personeel.

Het ziekenhuis waarmee werd samengewerkt binnen deze masterproef, verspreidt systematisch

infofolders aan hun patiënten die op een eenvoudige manier de patiëntenrechten verduidelijken.

8. Toekomstig onderzoek

Door de beperkte tijd van deze masterproef is er maar onderzoek gevoerd in één perifeer

ziekenhuis, wij zijn er ons van bewust dat dit een eerste aanzet is tot onderzoek voeren naar de

kennis van de patiëntenrechten in België. Toekomstig onderzoek naar de kennis van de

patiëntenrechten bij de patiënt zou significante verbanden kunnen aantonen en het onderwerp nog

verder kunnen uitdiepen. Ten slotte zou het zeer interessant zijn om ook de kennis van de

patiëntenrechten te testen bij zorgverleners.

9. Beperkingen

Een beperking dat bij de meeste onderzoeken geldt, is dat de resultaten werden bekomen aan de hand

van een vragenlijst, wat kan leiden tot social desirability bias en recall bias. Sommige deelnemers

begrepen bepaalde vragen niet onmiddellijk, hier moest er extra uitleg gegeven worden wat wel kan

leiden tot bias. Het onderzoek was te kleinschalig om te veralgemenen voor de Belgische bevolking,

hiervoor is verder onderzoek vereist.

Page 94: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

91

Besluit

De algemene doelstelling van deze masterproef was om meer inzicht te krijgen in de kennis van de

patiënt omtrent de patiëntenrechten. Door middel van systematisch literatuuronderzoek werd

onderzoek gevoerd bij zowel patiënten, zorgverleners en studenten geanalyseerd. Vanuit deze

literatuur werd de basis gelegd voor het opstellen van de probleemstelling. Uit deze literatuur kwam

naar voor dat patiënt in mindere mate kennis heeft van de patiëntenrechten ten opzichte van de

zorgverleners. De patiënt weet dat bepaalde rechten bestaan maar uit bepaalde onderzoeken bleek

dat de patiënt bijvoorbeeld niet weet hoe hij een vertegenwoordiger kan aanduiden of waar hij naar

toe kan met een klacht. Er is slechts weinig onderzoek verricht naar de kennis van de patiënt

omtrent zijn rechten. De wet op de patiëntenrechten werd uitgebreid besproken binnen het

literatuurgedeelte van deze scriptie. De wet betreffende de patiëntenrechten vormde de basis voor

het opmaken van de vragenlijst zodat er zeer overzichtelijk kon worden gewerkt. In het

praktijkgedeelte van deze masterproef werden de resultaten uit het kwalitatief onderzoek

besproken. Door middel van de analyse van de resultaten kon er een antwoord worden gegeven op

de centrale onderzoeksvraag, wat de centrale doelstelling was binnen deze scriptie. Hiernaast

werden er enkele aanbevelingen naar het management van ziekenhuis gegeven, daar zij een

belangrijke verantwoordelijkheid hebben in het informeren van de patiënten.

Page 95: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

92

Bibliografie

Advies nationale raad van geneesheren. (2004, juni 19). Het beroepsgeheim na (het) overlijden

(van de patiënt). Opgeroepen op juli 4, 2016, van Ordomedic: https://ordomedic.be

Advies van de Nationale Raad van geneesheren. (2007, september 01). Beroepsgeheim en

testamentaire betwistingen. Opgeroepen op juli 04, 2016, van Ordomedic:

www.ordomedic.be

Balthazar, T. (1997-98). Vrijwillige procedure voor klachtenbemiddeling: juridische hinderpalen

en mogelijke oplossingen. Vlaams tijdschrift voor gezondheidsrecht, 155-160.

Balthazar, T. (2015). de krachtlijnen van de Wet Patiëntenrechten. In T. Balthazar, Handboek

forensische gedragswetenschappen (pp. 81-99). Antwerpen: Maklu.

Belgisch Staatsblad. (2002). 14 juni 2002: wet betreffende de palliatieve zorg. Brussel: Sociale

zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu.

Belgisch Staatsblad. (2002). Koninklijk besluit houdende bepaling van de algemene minimum

voorwaarden waarvan het medisch dossier, bedoeld in artikel 15 van de wet op de

ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, moet voldoen. Brussel: SOCIALE

ZAKEN? VOLKSGEZONDHEID EN LEEFMILIEU.

Belgisch Staatsblad. (2002). Wet betreffende de rechten van de patiënt. België: SOCIALE

ZAKEN.VOLKSGEZONDHEID EN LEEFMILIEU.

Belgische kamer van volksvertegenwoordigers. (2002). Wetsontwerp betreffende de rechten van

de patiënt. Brussel: Parlementair document van de 50e zittingsperiode, De kamer.

Belgische kamer van volksvertegenwoordigers. (2015). Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van

14 juni 2002 betreffende de palliatieve zorg, tot verruiming van de definitie van palliatieve

zorg. Brussel: Parlementair document van de 2e zitting van de 54e zittingsperiode, De

kamer.

Belgische Staatsblad. (2013). 17 maart 2013: wet tot hervorming van de regeling inzake

onbekwaamheid en tot instelling van een nieuw beschermingsstatus die strookt met de

menselijke waardigheid. België: Justitie.

Camenna, A., Metastasio, R., Retrangolini, T., Quaggia, D., Tensi, A., & Integlia, D. (2002).

European Charter of Patients rights. Brussel, Belgium: European Unie.

Page 96: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

93

Carl, A. (1997-98). Klachtrecht-mogelijkheden en concrete initiatieven. Vlaams tijdschrift voor

gezondheidsrecht, 486-495.

De Hert, M., Magiels, G., & Thys, E. (2003). Over mijn lijf: bijsluiter bij de wet over de rechten

van de patiënt. Antwerpen: Houtekiet.

De minister van sociale zaken en volksgezondheid. (2008). wet van 10 juli 2008: gecoördineerde

wet op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen. Belgisch Staatsblad: Brussel:

Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu.

D'haese, R. (2010). Medische contracten in het licht van het recht op eerbied voor de fysieke

integriteit. De informed consent-vereiste als raakpunt. Tijdschrift voor Belgisch Burgerlijk

Recht, 431-432.

Dijkhoffz, W. (2008). Je rechten als patiënt. Berchem: EPO.

Ducinskiene, D., Vladickiene, J., Kalediene, R., & Haapala, I. (2006). Awareness and practice of

patient's rights law in Lithuania. BMC International Health and Human Rights, 6-10.

Elsayed, K., El-Melegy, O., & El-zeftawy, A. (2013). The effect of an educational intervention on

nurses' awareness about patients' rights in Tanta. Journal of American Science, 210-219.

Europees hof van de rechten van de mens. (2002, mei 3). Europees Verdrag voor de Rechten van

de Mens. Vilnius: Raad van Europese Unie. Opgehaald van

http://www.echr.coe.int/Documents/Convention_NLD.pdf

Ghodsi, Z., & Hojjatoleslami, S. (2012). Knowledge of students about patient rights and its

relationship with some factors in Iran. Social and Behaviora Sciences, 345-348.

Gray, M. (2013, 05 13). Critical Appraisal Skills Programme (CASP). Opgehaald van CASP UK:

http://www.casp-uk.net/

Joolaee, S., Tschudin, V., Nikbakht-Nasrabadi, A., & Parsa-Yekta, Z. (2008). Factors affecting

patients' rights practice: the lived experiences of Iranian nurses and physicians.

International Nursing Review, 55-61.

Krzych, L., & Ratajczyk, D. (2013). Awareness of the patients' rights by subject on admission to a

teritiary university hospital in Poland. Journal of Forensic and Legal Medicine, 902-905.

Lycaeus. (2001-2016). Lycaeus Juridisch woordenboek. (Lycaeus) Opgeroepen op 07 11, 2016,

van juridischwoordenboek.nl: http://www.juridischwoordenboek.nl/

Morbe, E. (2003). De wet betreffende de rechten van de patiënt. Heule: UGA.

Page 97: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

94

Nejad, M., Begjani, J., Abotalebi, G., Salari, A., & Ehsani, S. (2011). Nurses awareness of patients

rights in a teaching hospital. Journal of medical Ethics and History of Medicine, 4:2.

Özdemir, M. H., Can, I. Ö., Ergönen, A. T., Hilal, A., önder, M., & Meral, D. (2009). Midwives

and nurses awarenness of patients' rights. midwifery, 756-765.

Parsapoor, A., Mohammad, K., Malek, H., Ala'eddini, F., & Larijani, B. (2012). Necessity of

observing Patient's Rights: A survey on the attitudes of Patients, Nurses and Psycicans.

Journal of Medical Ethics and history of Medicine, 5:2.

Schoonacker, M. (2006). De wet op de patiëntenrechten: Kennis, toepassing en attitudes bij.

Heverlee, België: Het Vlaams Patiëntenplatform.

Tack, S. (2013). Het ethische beleid in zorginstellingen: Rechtspositie van de beheerder, de arts,

de patiënt en de overheid bij medische beslissingen rond het levenseinde. Antwerpen:

Intersentia.

Tack, S., & Vansweevelt, T. (2014). hoofdstuk V het recht op gezondheidstoestandinformatie en

geinformeerde toestemming. In T. Vansweevelt, S. Tack, & F. Dewallens, Handboek

gezondheidsrecht, Volume II: rechten van patienten: van ebryo tot lijk (pp. 350-364).

Antwerpen: Intersentia.

Testaankoop . (2016, 07 26). Patiëntenrechten: dringend bijsturing gevraagd! . Opgehaald van

test-aankoop: https://www.test-

aankoop.be/gezondheid/hospitalisatie/nieuws/patientenrechten-dringend-bijsturing-

gevraagd

Vlaams patiëntenplatform. (2012, 11 16). Ervaringen van patiënten over tien jaar

patiëntenrechten. Opgehaald van Vlaams Patiëntenplatform:

http://vlaamspatientenplatform.be/blogs/ervaringen-van-patienten-over-tien-jaar-

patientenrechten

volksgezondheid, v. v. (2003). Koninklijk besluit houdende vaststelling van de voorwaarden

waaraan de ombudsfunctie in de ziekenhuizen moet voldoen. België: Het Belgische

staatsblad.

Vukovic, D., Vranes, A., Mikanovic, V., Djikanovic, B., & Babic, M. (2014). Education on human

rights and healthcare: evidence from Serbia. Health Promotion International, 101-105.

WHO. (1994). A declaration on the promotion of patients’ rights in Europe. Amsterdam:

EUROPEAN CONSULTATION ON THE RIGHTS OF PATIENTS.

Page 98: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

95

Yukiko, S., Kudo, Y., Shibuya, A., Toshihiko, S., Masaaki, H., & Yoshiharu, A. (2011). Building

Medical Ethics Education to Improve Japanese Medical Students' attitudes toward

respecting Patients' Rights. Tohoku University Medical Press, 307-315.

Zajdel, J., Zajdel, R., & Kuna, P. (2013). Knowledge of medical law amongst doctors of internal

diseases. international Journal of occupational medicine and environmental health, 242-

256.

Page 99: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

96

bijlagen

Bijlage 1: Figuur 1: Flowchart met schematische weergave selectieproces

Figuur2: Een vragenboom om te peilen naar de kennis van patiëntenrechten bij patiënten

Bijlage 3: PowerPoint informatie hoofdverpleegkundigen

Bijlage 4: Brief met informatie gericht naar de verpleegdiensten

Bijlage 5: Brief met informatie gericht aan de artsen

Bijlage 6: overzicht van de bevraagde patiënten en hun kenmerken

Bijlage 7: Nodes NVivo

Bijlage 8: Vraag met betrekking recht op informatie

Bijlage 9: Vraag met betrekking klachtrecht

Bijlage 10: Vraag met betrekking op het recht op vertegenwoordiging

Bijlage 11: Open vraag naar het al dan niet belangrijk vinden van de patiëntenrechten

Bijlage 12: Open vraag naar welke rechten patiënten het belangrijkste vinden

Bijlage 13: Open vraag naar waar patiënten kennis opdoen over de patiëntenrechten

Bijlage 14: Documenten ethische commissie

Figuren en tabellen

Tabel 1: Critical Appraisal Skills Programme (CASP) (Gray, 2013)

Tabel 2: Kwaliteitsbeoordeling gebruikte artikels

Tabel 3: Overzicht van de geselecteerde artikels

Page 100: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

Figuur 1: flowchart met schematische weergave selectieproces

Page 101: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

Figuur2: Een vragenboom om te peilen naar de kennis van patiëntenrechten bij patiënten

Studenten: Lieselotte Vandeputte en Alexandra Roelens Exclusiecriteria: Patiënten onder de 20 jaar

Patiënten boven de 75 jaar Patiënten met een mentale beperking Voorafgaand uitleg geven over de vragenlijst en de toestemmingsverklaring geven. De patiënt wordt gestimuleerd eerlijk aan te geven wanneer hij het antwoord op een bepaalde vraag niet weet. Biografische gegevens

Leeftijd/opdelen per categorie

Geslacht

Opleidingsniveau

Dienst

Duur opname/dagopname

Duur behandeling

o Eerste behandeling

o Opvolgbehandeling

o Herval

Aantal opnames in het ziekenhuis tijdens het voorbije jaar De patiëntenrechtwet 1. Bestaat er volgens u zoiets als een wet in België die de rechten van de patiënt omschrijft? INDIEN JA: kunt u aangeven wat deze wet omschrijft? De patiëntenrechtenwet handelt over de verschillende rechten van de patiënt binnen het Belgisch zorgsysteem. INDIEN NEE: korte uitleg dat dit wel bestaat in België.

Deel 1: recht op kwaliteitsvolle dienstverstrekking 2. U heeft als patiënt recht op kwaliteitsvolle dienstverlening, mag een arts dan bijvoorbeeld iemand uitsluiten op grond van discriminatie? (Bijvoorbeeld een arts dat enkel vrouwen wil behandelen,…) neen

Deel 2: recht op vrije keuze 3. Stel dat uw huisarts u aanbeveelt om een consultatie te plannen bij een cardioloog. Mag u dan uw cardioloog vrij kiezen? Ja, dit mag zeker. (uitzonderingen hoeven niet aangehaald te worden ,het belangrijkste is dat de deelnemer weet dat hij/zij de zorgverstrekker vrij mag kiezen bij een consultatie in normale omstandigheden).

Page 102: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

4. Stel: na een eerste afspraak bij de cardioloog voelt u zich niet goed bij de manier van werken. Is het zo dat een patiënt zijn recht op vrije keuze ten allen tijde kan wijzigen? In dit geval dus veranderen van cardioloog? Ja een patiënt heeft recht op vrije keuze.

Page 103: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

Deel 3: recht op informatie Stel u heeft net een consultatie gehad bij de orthopedist. Er werden verschillende röntgenfoto’s van uw knie genomen. 5. Heeft een patiënt recht op de informatie met betrekking tot de knie? ja 6. Is de arts verplicht om informatie met betrekking tot de diagnose schriftelijk te geven? nee INDIEN NEE: kunt u dit wel op verzoek vragen? ja 7. Bestaat er zoiets als een vertrouwenspersoon? ja INDIEN JA: 7a. Wat houdt deze functie precies in? Dit is een persoon die u meeneemt op consultatie. Dit kan een vriend, familielid,… zijn. 7b. Kunt u een vertrouwenspersoon vrij kiezen? ja 7c. Moet de vertrouwenspersoon schriftelijk bevestigd worden? Neen, enkel wanneer er informatie wordt gegeven zonder de aanwezigheid van de patiënt. 8. Heeft u het recht om uw diagnose niet te willen weten? Ja bij uitzonderlijk verzoek van de patiënt zelf. 9. hoe vaak neemt u uw vertrouwenspersoon mee op consultatie? Door de patiënt zelf aan te geven: altijd (100%)- vaak (70% van alle consultaties) – soms (50% van alle consultaties) – uitzonderlijk (10% van alle consultaties)

Deel 4: recht op toestemming Stel dat uw orthopedist een behandeling voorstelt met medicatie ter genezing van uw knie. 9. Kunt u als patiënt de behandeling weigeren? ja INDIEN JA: 9a. Moet dit schriftelijk vastgelegd worden of volstaat uw woord? Neen moet schriftelijk worden vastgelegd. 10. Moet voor elke behandeling uw toestemming als patiënt gevraagd worden? Ja 11. Moet er voor elke soort behandeling informatie gegeven worden aan de patiënt omtrent de risico’s die eraan verbonden zijn? Ja

Deel 5: recht op een dossier 12. Heeft elke patiënt recht op een dossier? ja INDIEN JA: 12a. Is dit verplicht? Ja 13. Heeft u steeds recht op inzage van uw dossier? Ja

Page 104: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

14. Kunt u zich laten bijstaan door een vertrouwenspersoon bij het recht op inzage van het dossier? ja 15. Heeft u recht op een afschrift van uw medisch dossier? Ja 16. Kunt u vragen dat er stukken worden toegevoegd aan uw dossier? Ja 17. Zijn er ook onderdelen van het dossier waartoe u geen recht tot inzage heeft? Ja 18. Kunt u uw huisarts verbieden inzage te hebben in uw dossier bij een specialist? Ja 19. Kunnen erfgenamen inzicht hebben in uw dossier wanneer u overlijdt? ja INDIEN JA: 19a. Kunt u zich hiertoe verzetten voorafgaand op uw overlijden? ja INDIEN JA: 19b. Is deze inzage dan rechtstreeks of gebeurt dit via een beroepsbeoefenaar? Via beroepsbeoefenaar

Deel 6: recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer 20. Mogen er personen aanwezig zijn tijdens uw behandeling zonder uw akkoord? INDIEN JA: kunt u dit weigeren

Page 105: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

Deel 7: klachtrecht 21. Heeft u de mogelijkheid om een klacht in te dienen in het ziekenhuis? ja INDIEN JA: 21a. welke dienst is hiervoor bevoegd volgens u? Ombudsdienst INDIEN NEE: 21b. waar zou u een klacht indienen? Los antwoord mogelijk INDIEN NEE + JA: 21c. Heeft u al gehoord van een ombudsfunctie binnen een ziekenhuis? Ja of neen INDIEN JA 21.c.1 Is dit verplicht volgens u in het ziekenhuis? ja

Deel 8: aanduiding van een vertegenwoordiger 22. Kunt u als patiënt een vertegenwoordiger aanduiden? ja INDIEN JA: 22.a wat is de functie van deze vertegenwoordiger? De ‘door de patiënt benoemde vertegenwoordiger’ kan (al) zijn rechten uitoefenen op ogenblik dat patiënt daartoe niet meer in staat is INDIEN JA: 22b. kunt u deze vrij kiezen? ja AFSLUITER 23. Vind u het belangrijk om uw rechten als patiënt te kennen? Waarom wel/niet. 24. wat zijn voor u belangrijke zaken die aan bod zouden moeten komen bij het voorstellen van de rechten van de patiënt? 25. Indien er een brochure voor handen zou zijn omtrent de rechten van de patiënt, zou u deze dan raadplegen? 26. Waar doet u vooral uw kennis op omtrent uw rechten

Page 106: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

Bijlage 3: PowerPoint informatie hoofdverpleegkundigen

Page 107: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het
Page 108: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het
Page 109: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het
Page 110: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het
Page 111: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het
Page 112: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het
Page 113: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het
Page 114: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het
Page 115: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

Bijlage 4: brief met informatie gericht naar de verpleegdiensten

Aan het verplegend personeel van verpleegafdeling orthopedie

Beste verpleegkundigen,

In het kader van onze masterproef aan de UGent loopt momenteel een onderzoek op de

verpleegafdeling orthopedie en het chirurgisch dagziekenhuis in verband met de

patiëntenrechtenwet. Via interviews willen wij graag de kennis van de patiëntrechtenwet

toetsen bij jullie patiënten.

Het onderzoek loopt van 28 juni tot en met 20 juli. Patiënten worden gedurende een 20tal

minuten geïnterviewd door Lieselotte Vandeputte of Alexandra Roelens, beiden student

master management en beleid van de gezondheidszorg. Het is belangrijk mee te delen

dat beide studentes eerst contact opnemen met de hoofdverpleegkundige of een lid van

het verpleegkundig team alvorens een kamer te betreden. De patiënt kan –na schriftelijke

toestemming- zowel voor als na een eventuele ingreep geïnterviewd worden door één van

de onderzoekers.

Na het interview bieden wij de patiënt een infobrochure van de Sint-Jozefskliniek aan over

de rechten van de patiënt. De vragenlijst met bijgevoegde antwoorden zal steeds tot uw

beschikking zijn op uw verpleegafdeling. Indien u als verpleegkundige graag bijkomende

informatie wenst over het onderzoek aarzel dan zeker niet om contact op te nemen via

onderstaande contactgegevens.

Wij danken u alvast voor uw medewerking aan ons onderzoek!

Met vriendelijke groet

Alexandra Roelens en Lieselotte Vandeputte

[email protected]

+32 479 25 68 36

Page 116: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

Aan het verplegend personeel van het chirurgisch dagziekenhuis

Beste verpleegkundigen

In het kader van onze masterproef aan de UGent loopt momenteel een onderzoek op de

verpleegafdeling orthopedie en het chirurgisch dagziekenhuis in verband met de

patiëntenrechtenwet. Via interviews willen wij graag de kennis van de patiëntrechtenwet

toetsen bij jullie patiënten.

Het onderzoek loopt van 28 juni tot en met 20 juli. Patiënten worden gedurende een 20tal

minuten geïnterviewd door Lieselotte Vandeputte of Alexandra Roelens, beiden student

master management en beleid van de gezondheidszorg. Het is belangrijk mee te delen

dat beide studentes eerst contact opnemen met de hoofdverpleegkundige of een lid van

het verpleegkundig team alvorens een kamer te betreden. De patiënt kan –na schriftelijke

toestemming- zowel voor als na een eventuele ingreep geïnterviewd worden door één van

de onderzoekers.

Na het interview bieden wij de patiënt een infobrochure van de Sint-Jozefskliniek aan over

de rechten van de patiënt. De vragenlijst met bijgevoegde antwoorden zal steeds tot uw

beschikking zijn op uw verpleegafdeling. Indien u als verpleegkundige graag bijkomende

informatie wenst over het onderzoek aarzel dan zeker niet om contact op te nemen via

onderstaande contactgegevens.

Wij danken u alvast voor uw medewerking aan ons onderzoek!

Met vriendelijke groet

Alexandra Roelens en Lieselotte Vandeputte

[email protected]

+32 479 25 68 36

Page 117: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

Bijlage 5: Brief met informatie gericht aan de artsen

Aan de artsen van de Sint-Jozefskliniek te Izegem

Beste artsen

In het kader van onze masterproef aan de UGent loopt momenteel een onderzoek op de

verpleegafdeling orthopedie en het chirurgisch dagziekenhuis in verband met de

patiëntenrechtenwet. Via interviews willen wij graag de kennis van de

patiëntenrechtenwet toetsen bij jullie patiënten.

Het onderzoek loopt van 28 juni tot en met 20 juli. Patiënten worden gedurende een 20tal

minuten geïnterviewd door Lieselotte Vandeputte of Alexandra Roelens, beiden student

master management en beleid van de gezondheidszorg. Het is belangrijk mee te delen

dat beide studentes eerst contact opnemen met de hoofdverpleegkundige of een lid van

het verpleegkundig team alvorens een kamer te betreden. De patiënt kan –na schriftelijke

toestemming- zowel voor als na een eventuele ingreep geïnterviewd worden door één van

de onderzoekers.

Na het interview bieden wij de patiënt een infobrochure van de Sint-Jozefskliniek aan over

de rechten van de patiënt. De vragenlijst met bijgevoegde antwoorden zal steeds tot uw

beschikking zijn op de verpleegafdelingen. Indien u als arts graag bijkomende informatie

wenst over het onderzoek aarzel dan zeker niet om contact op te nemen via onderstaande

contactgegevens.

Wij danken u alvast voor uw medewerking aan ons onderzoek!

Met vriendelijke groet

Alexandra Roelens en Lieselotte Vandeputte

[email protected]

+32 479 25 68 36

Page 118: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

Bijlage 6: Overzicht van de bevraagde patiënten en hun kenmerken

Page 119: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het
Page 120: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het
Page 121: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het
Page 122: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het
Page 123: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het
Page 124: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

Bijlage: 7: Nodes NVivo

Page 125: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het
Page 126: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

Bijlage 8: Vraag met betrekking recht op informatie

Page 127: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

Bijlage 9: Vraag met betrekking klachtrecht

Page 128: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

Bijlage 10 : Vraag met betrekking op het recht op vertegenwoordiging

Page 129: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

Bijlage 11: Open vraag naar het al dan niet belangrijk vinden van de patiëntenrechten

Page 130: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

Bijlage 12: Open vraag naar welke rechten patiënten het belangrijkst vinden

Page 131: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

Bijlage 13: Open vraag naar waar patiënten kennis opdoen over de patiëntenrechten

Page 132: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

Bijlage 14: Documenten ethische commissie

Page 133: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het
Page 134: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het
Page 135: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het
Page 136: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

Tabel 1 Critical Appraisal Skills Programme (CASP) (Gray, 2013)

De checklist geeft de mogelijkheid om stil te staan volgende aspecten:

● Zijn de resultaten van het onderzoek geldig/valide?

● Wat zijn de resultaten?

● Zullen de resultaten lokaal hulp bieden?

Screening Questions

1 Was there a clear statement of the aims of the research?

2 Is a qualitative methodology appropriate?

3 Was the research design appropriate to address the aims of the research?

4 Was the recruitment strategy appropriate to the aims of the research?

5 Was the data collected in a way that addressed the research issue?

6 Has the relationship between researcher and participants been adequately considered?

7 Have ethical issues been taken into consideration?

8 Was the data analysis sufficiently rigorous?

9 Is there a clear statement of findings?

10 How valuable is the research?

Tabel 2: Kwaliteitsbeoordeling gebruikte artikels

Page 137: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het

Tabel 3: Overzicht van de geselecteerde artikels

Page 138: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het
Page 139: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het
Page 140: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het
Page 141: De kennis van de patiëntenrechtenwet bij de patiënt · Een kwalitatief onderzoek binnen een Vlaams ziekenhuis Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in –het