DE JURIDISCHE DRAAGWIJDTE VAN HET BEGRIP ... INLEIDING Wat is de reikwijdte van de wetgeving inzake...

9
DE JURIDISCHE DRAAGWIJDTE VAN HET BEGRIP ELEKTRONISCH GELD: IS DE LADING GROTER DAN DE VLAG? INLEIDING .................................................................................................................................1 DEEL I : HET WETTELIJK KADER.......................................................................................... 1 I. De activiteit van uitgifte van elektronisch geld ................................................................................ 2 a. Definities .......................................................................................................................................... 3 b. Toegangsvoorwaarden ..................................................................................................................... 3 c. Uitoefeningsvoorwaarden ................................................................................................................ 5 1. Gemeenschappelijk aan alle kredietinstellingen in brede zin....................................................... 5 2. Specifiek voor de activiteit van het uitgeven van elektronisch geld ............................................ 5 Tegenwaarde van de overhandigde fondsen ................................................................................ 5 Terugbetaalbaarheid..................................................................................................................... 5 Beperking van activiteiten ........................................................................................................... 5 Deelnemingen en beleggingen ..................................................................................................... 6 d. Sancties ............................................................................................................................................ 6 e. Europees paspoort ............................................................................................................................ 6 II. Vrijstellingen ..................................................................................................................................... 6 a. Voorwaarden .................................................................................................................................... 6 b. Gevolgen .......................................................................................................................................... 7 III. Conclusie .......................................................................................................................................... 7

Transcript of DE JURIDISCHE DRAAGWIJDTE VAN HET BEGRIP ... INLEIDING Wat is de reikwijdte van de wetgeving inzake...

Page 1: DE JURIDISCHE DRAAGWIJDTE VAN HET BEGRIP ... INLEIDING Wat is de reikwijdte van de wetgeving inzake elektronisch geld? Wat valt er bijvoorbeeld onder de noemer elektronisch geld? En

DE JURIDISCHE DRAAGWIJDTE VAN HET BEGRIP

ELEKTRONISCH GELD:

IS DE LADING GROTER DAN DE VLAG?

INLEIDING................................................................................................................................. 1

DEEL I : HET WETTELIJK KADER.......................................................................................... 1

I. De activiteit van uitgifte van elektronisch geld ................................................................................ 2 a. Definities.......................................................................................................................................... 3 b. Toegangsvoorwaarden ..................................................................................................................... 3 c. Uitoefeningsvoorwaarden ................................................................................................................ 5

1. Gemeenschappelijk aan alle kredietinstellingen in brede zin....................................................... 5 2. Specifiek voor de activiteit van het uitgeven van elektronisch geld ............................................ 5

Tegenwaarde van de overhandigde fondsen ................................................................................ 5 Terugbetaalbaarheid..................................................................................................................... 5 Beperking van activiteiten ........................................................................................................... 5 Deelnemingen en beleggingen ..................................................................................................... 6

d. Sancties ............................................................................................................................................ 6 e. Europees paspoort ............................................................................................................................ 6

II. Vrijstellingen ..................................................................................................................................... 6 a. Voorwaarden.................................................................................................................................... 6 b. Gevolgen.......................................................................................................................................... 7

III. Conclusie .......................................................................................................................................... 7

Page 2: DE JURIDISCHE DRAAGWIJDTE VAN HET BEGRIP ... INLEIDING Wat is de reikwijdte van de wetgeving inzake elektronisch geld? Wat valt er bijvoorbeeld onder de noemer elektronisch geld? En

1

INLEIDING

Wat is de reikwijdte van de wetgeving inzake elektronisch geld? Wat valt er bijvoorbeeld onder de noemer elektronisch geld ? En biedt de wetgeving die van toepassing is op instellingen voor elektronisch geld een neutraal kader?

In dit artikel kijken wij met een kritisch oog naar de recente wetgeving betreffende elektronisch geld en stellen we een aantal vragen omtrent het wettelijke kader waaraan instellingen voor elektronisch geld als een nieuwe categorie van kredietinstellingen onderworpen zijn.

We splitsen deze oefening op in twee delen: in dit nummer laten we de lezer kennismaken met het wettelijke regime (Deel I: Het wettelijk kader). We beschrijven de huidige regels en geven hier en daar de nodige achtergrondinformatie.

In het volgende nummer van T.F.R. onderwerpen we dit regime aan een kritische analyse en blijven we stilstaan bij een aantal problemen die zich kunnen voordoen wanneer men de wet tracht toe te passen in de praktijk (Deel II. De praktijk). Om dit te illustreren buigen we ons over de problematiek rond mobiele betalingen. Dit zijn betalingen die verricht worden via het gebruik van een mobiele telefoon

in het kader van de trendy m-commerce , maar evenzo bij (de niet meer zo trendy) e-commerce of zelfs in het kader van de goeie ouwe klassieke handel. We spitsen ons toe op mobiele betalingen op basis van voorafbetaalde kaarten of prepaid cards . Zijn zulke voorafbetaalde waarden ook elektronisch geld? En moet een telecomoperator die zijn klanten zulke mobiele betalingen wil aanbieden dan ondergebracht worden bij de kredietinstellingen, zij het als nieuwe, bijzondere categorie? En kan hij dan nog wel een telecomoperator zijn? Deze en andere vragen houdt de wereld van de mobiele telecomoperatoren sinds jaar en dag bezig. Vandaag wordt er binnen de Europese Unie geen duidelijk noch eenduidig antwoord geboden. Anderzijds kan men de economische werkelijkheid niet tegenhouden en is er dringend nood aan een heldere regeling die voldoende consumentenbescherming biedt zonder daarom een strak keurslijf te zijn dat elk ondernemingsinitiatief in de weg staat.

DEEL I : HET WETTELIJK KADER

De Europese wetgever legde het wettelijk kader voor instellingen voor elektronisch geld vast met twee Richtlijnen van 18 september 2000, die gelijktijdig verschenen in het Publicatieblad.

De bedoeling was tweevoudig: vertrouwen geven aan de houder van elektronisch geld1 en de toegangs- en uitoefeningsvoorwaarden voor de uitgifte van elektronisch geld alsmede het toezicht op deze activiteit regelen2.

De Europese wetgever had bovendien de vrees dat de uitgifte van elektronisch geld de stabiliteit van het financiële systeem zou kunnen aantasten3. In een rapport van 19984 had de Europese Centrale Bank een aantal economische risico s geidentificeerd die zij verbonden achtte aan het uitgeven van

1 Considerans 4 van de Richtlijn 2000/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het bedrijfseconomisch toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, Publicatieblad L 275, 27 oktober 2000, blz. 39-43. 2 Considerans 2 van de Richtlijn 2000/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het bedrijfseconomisch toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, Publicatieblad L 275, 27 oktober 2000, blz. 39-43. 3 Considerans 14 van de Richtlijn 2000/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het bedrijfseconomisch toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, Publicatieblad L 275, 27 oktober 2000, blz. 39-43. 4 European Central Bank, Report on Electronic Money, augustus 1998.

Page 3: DE JURIDISCHE DRAAGWIJDTE VAN HET BEGRIP ... INLEIDING Wat is de reikwijdte van de wetgeving inzake elektronisch geld? Wat valt er bijvoorbeeld onder de noemer elektronisch geld? En

2

elektronisch geld, waaronder een risico voor de standvastigheid van de prijzen5, en een risico voor de standvastigheid van de financiële markten6.

De Richtlijn 2000/28/EG tot wijziging van Richtlijn 2000/12/EG betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen7 past de geconsolideerde Bankrichtlijn8 aan door een wijziging van de definitie van kredietinstelling . Een kredietinstelling (hierna kredietinstelling in brede zin ) is voortaan niet alleen meer een onderneming waarvan de

werkzaamheden bestaan in het van het publiek in ontvangst nemen van deposito's of van andere terugbetaalbare gelden en het verlenen van kredieten voor eigen rekening (hierna : kredietinstelling in traditionele zin ), maar kan ook een een instelling voor elektronisch geld zijn.

De tweede Richtlijn, de Richtlijn betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het bedrijfseconomisch toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld9 (hierna de Richtlijn elektronisch geld of de e-money Richtlijn ), bepaalt het stelsel dat specifiek van

toepassing is op instellingen voor elektronisch geld. De Europese wetgever wilde zo een regime in het leven roepen dat minder streng is dan datgene dat voor de kredietinstellingen in traditionele zin gold, maar toch de verplichting oplegt om een vergunning te bekomen en voorziet in een prudentieel toezicht. Daar staat tegenover dat een instelling voor elektronisch geld, net zoals een kredietinstelling in traditionele zin, doch zij het enkel voor de activiteit van het uitgeven van elektronisch geld, het voordeel geniet van de wederzijdse erkenning in gans de Europese Unie op basis van het zogenaamde Europees paspoort .

De twee Richtlijnen werden inmiddels in Belgisch recht omgezet met de wet van 25 februari 2003 tot wijziging van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen (hierna de Bankwet )10 (hierna de Wet elektronisch geld of de e-money Wet ). Deze wet herneemt bijna woord voor woord de bepalingen van de e-money Richtlijn. Wij zullen ons dan ook niet ophouden bij de bepalingen van de e-money Richtlijn maar gaan onmiddellijk over naar de e-money Wet die de Richtlijnen omzet. Desalniettemin zullen we de punten aanstippen waar de e-money Richtlijn en de Wet min of meer grondig van elkaar verschillen.

I. De activiteit van uitgifte van elektronisch geld

5 If electronic money is issued as a consequence of credit, private issuers have incentives to supply additional amounts of electronic money as long as the difference between the interest charged on the credit and the one paid on electronic money covers the credit risk premium, the provision of the payment service, and possibly also the cost of refinancing if redeemability is required. Given the low marginal cost of producing electronic money, its issuance could in principle proceed until the interest rate charged on the credit extended for the provision of electronic money is equal to the risk credit premium. This, by lowering the level of interest rates, could in turn endanger the maintenance of price stability , European Central Bank, Report on Electronic Money, augustus 1998, blz. 13. 6 Since, in practice, customers are unable to assess adequately the creditworthiness of the issuers, there is a risk that customers will have excessive confidence in them until a crisis of confidence occurs, to which they might overreact, tiggering bank runs (...) since electronic value loaded on prepaid cards and stored in computer memories is similar in electronic terms to bank deposits, there is no reason why the same concerns should not arise to a certain extent with regard to electronic money if it comes to be used in large quantities. , European Central Bank, Report on Electronic Money, augustus 1998, blz. 13. 7 Richtlijn 2000/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 tot wijziging van Richtlijn 2000/12/EG betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen, Publicatieblad L 275, 27 oktober 2000, blz. 37-38. 8 Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen, Publicatieblad L 126, 26 mei 2000 blz. 1-59. 9 Richtlijn 2000/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het bedrijfseconomisch toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, Publicatieblad L 275, 27 oktober 2000, blz. 39-43. 10 B.S. 7 maart 2003.

Page 4: DE JURIDISCHE DRAAGWIJDTE VAN HET BEGRIP ... INLEIDING Wat is de reikwijdte van de wetgeving inzake elektronisch geld? Wat valt er bijvoorbeeld onder de noemer elektronisch geld? En

3

a. Definities

De Wet elektronisch geld haalde al haar inspiratie uit de definitie van de Richtlijn elektronisch geld11

en definieert elektronisch geld bijgevolg als

een monetaire waarde vertegenwoordigd door een

vordering op de uitgevende instelling, die is opgeslagen op een elektronische drager, is uitgegeven in ruil voor ontvangen geld12 en als betaalinstrument13 wordt aanvaard door andere ondernemingen dan de uitgever. 14

Op dit ogenblik kennen we twee types elektronische dragers: chipkaarten (zoals Proton15) en de harde schijf van een pc.

In het tweede deel van onze bijdrage dat in het volgende nummer van T.F.R. zal verschijnen, gaan we kijken naar de lading van de definitie van elektronisch geld en geven we een praktisch voorbeeld hiervan.

Instellingen voor elektronisch geld zijn zij waarvan de werkzaamheden bestaan in het uitgeven van betaalinstrumenten in de vorm van elektronisch geld (artikel 3 van de e-money Wet, nieuw artikel 1, lid 2, 2° en nieuw artikel 1, lid 3).

* * *

De activiteit bestaande uit het uitgeven van elektronisch geld is gereglementeerd op het vlak van: - de toegang tot de activiteit (Titel b. T oegangsvoorwaarden); - de uitoefening zelf, die onderworpen is aan stricte regels, zowel wat de instelling voor elektronisch geld zelf aangaat als voor haar aandeelhouders en haar leiding ( Titel c. Uitoefeningsvoorwaarden)

Het geheel is onderworpen aan het prudentieel toezicht van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen (hierna de CBF ) die inbreuken kan sanctioneren (Titel d. Sancties).

Zoals gezegd biedt het vrij strenge regime aan de vergunde instelling voor elektronisch geld het voordeel van het Europees paspoort (Titel e. Europees paspoort).

b. Toegangsvoorwaarden

Vooraleer zich te wagen aan het uitgeven van elektronisch geld, moet de instelling een vergunning aanvragen en bekomen van de CBF teneinde een kredietinstelling te worden in de brede zin van het woord. In theorie heeft de kandidaat-aanvrager twee mogelijkheden:

- men kan een volledige vergunning aanvragen en een kredietinstelling in traditionele zin worden. In dit geval zullen de activiteiten zich niet moeten beperken tot de uitgifte van

11 De e-money Richtlijn geeft de volgende definitie een monetaire waarde vertegenwoordigd door een vordering op de uitgevende instelling, welke (i) is opgeslagen op een elektronische drager, (ii) is uitgegeven in ruil voor ontvangen geld dat ten minste dezelfde waarde vertegenwoordigt als de uitgegeven monetaire waarde, (iii) als betaalmiddel wordt aanvaard door andere ondernemingen dan de uitgever.

12 Zoals de e-money Richtlijn, voorziet de e-money Wet dat de gelden die in ruil voor elektronisch geld worden overhandigd, moeten ten minste dezelfde waarde vertegenwoordigen als de monetaire waarde die de vordering op de uitgevende instelling vertegenwoordigt. In de e-money Wet is dit echter niet opgenomen in de definitie maar neemt het de vorm aan van een verplichting onder artikel 7 (nieuwe artikel 5ter van de Bankwet). Zie hierover Kamer, 13 november 2002, doc. 2122/001, blz. 11. 13 De Belgische wetgever verkoos het begrip betaalinstrument boven het begrip betaalmiddel van de e-money Richtlijn . Volgens de voorbereidende werken (Kamer, 13 november 2002, doc. 2122/001, blz. 10) moet het begrip van betaalmiddel (in de e-money Richtlijn) niet strict juridisch (moet) worden geïnterpreteerd maar eerder in de betekenis van betaal-instrument ( ). Volgens de richtlijn hoeft de vereffening via de overdracht van elektronische eenheden niet overeen te stemmen met een bevrijdende betaling opdat zij van toepassing zou zijn.

14 Artikel 5 van de e-money Wet, nieuw artikel 3, §1, 7° van de Bankwet. 15 Proton wordt in de voorbereidende werken van de e-money Wet aangehaald als het typevoorbeeld van elektronisch geld (Kamer, 13 november 2002, doc. 2122/001, blz. 5 en 6).

Page 5: DE JURIDISCHE DRAAGWIJDTE VAN HET BEGRIP ... INLEIDING Wat is de reikwijdte van de wetgeving inzake elektronisch geld? Wat valt er bijvoorbeeld onder de noemer elektronisch geld? En

4

elektronisch geld, maar ook minstens het aantrekken van deposito s inhouden alsmede het verstrekken van kredieten voor eigen rekening. Reeds vergunde instellingen in traditionele zin mogen dus elektronisch geld uitgeven zonder een nieuwe vergunning te moeten aanvragen. Desalniettemin zal de CBF hiervan toch op de hoogte dienen gesteld te worden op grond van de algemene informatieplicht die kredietinstellingen ten aanzien van de CBF hebben, net zoals deze laatste moet in kennis gesteld worden van elke wijziging, inkrimping of uitbreiding van activiteiten;

- men kan tevens een aanvraag indienen die beperkt is tot de activiteit van het uitgeven van elektronisch geld en dan een instelling voor elektronisch geld worden.

We zullen hierna enkel het stelsel uiteenzetten dat van toepassing is op instellingen van elektronisch geld, gezien het stelsel voor de kredietinstellingen in traditionele zin als ingeburgerd mag beschouwd worden.

Als kredietinstelling in brede zin is de instelling voor elektronisch geld onderworpen aan de Bankwet. Zij mag echter geen deposito s ontvangen noch kredieten toekennen. In dit opzicht is het van belang te weten dat het ontvangen van geld in ruil voor elektronisch geld niet als het aantrekken van deposito s aanzien wordt, op voorwaarde tenminste dat de omzetting in elektronisch geld onmiddellijk gebeurt (artikel 6 van de e-money Wet, nieuw artikel 4, laatste lid van de Bankwet). Indien de overhandigde fondsen bijgeschreven worden op het credit van een rekening van de houder bij de instelling, zal dit toch aanzien worden als een deposito16 en zal dit maar toegelaten zijn voor zover de instelling houder is van een vergunning als kredietinstelling in traditionele zin17.

Opdat de CBF een vergunning zou verlenen, moet de instelling haar een volledig dossier overhandigen waaruit blijkt dat meerdere voorwaarden vervuld zijn. Hoofdzakelijk moet de instelling: - de vorm aannemen van een handelsvennootschap met uitzondering van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid die is opgericht door één enkele persoon (artikel 15 van de Bankwet), - een minimumkapitaal hebben van EUR 1.000.00018 (artikel 11 van de e-money Wet, nieuw artikel 64bis, 2° van de Bankwet), - de identiteit van de voornaamste aandeelhouders kenbaar maken en deze aandeelhouders moeten beschikken over de nodige managementkwaliteiten (artikel 17 van de Bankwet), - het principe respecteren dat minstens twee natuurlijke personen de werkelijke leiding moeten waarnemen (artikel 18 van de Bankwet), - beschikken over een beheersstructuur, een administratieve en boekhoudkundige organisatie en een interne controle die in overeenstemming is met de risco s die de activiteiten met zich meebrengen (artikel 11 van de e-money Wet, nieuw artikel 64bis, 3° van de Bankwet), - het Belgische systeem inzake depositobescherming onderschrijven (artikel 22 van de Bankwet).

De CBF is niet alleen bevoegd voor het toekennen van de vergunning, zij zal ook nagaan of de vergunningsvoorwaarden vervuld blijven zolang de activiteit van het uitgeven van elektronisch geld aangehouden wordt.

16 Zie de 8e considerans van de e-money Richtlijn. 17 Wij herinneren de lezer eraan dat kredietinstellingen in traditionele zin als minimale activiteiten het ontvangen van deposito s (wat een monopolie is van de kredietinstellingen in traditionele zin, artikel 4, lid 1 van de Bankwet) moeten cumuleren met het verlenen van kredieten (zie over dit onderwerp voornamelijk B. Sousi, Cadre de l activité des établissements de crédit et des entreprises d investissement, Cours de formation approfondi en Droit bancaire et financier de l Union européenne, Luxembourg, maart 2002, blz. 6 en volgende, B. Sousi-Roubi, Droit bancaire européen, nr 118, Dalloz, 1995, K. Byttebier, Handelsboek Financieel Recht, nr 617, Kluwer, 2001). Hieruit vloeit voort dat het aantrekken van deposito s geen alleenstaande activiteit voor een kredietinstelling mag zijn en noodgedwongen vergezeld moet gaan van het toekennen van kredieten. Bijgevolg zou een instelling die elektronisch geld zou willen uitgeven en de ontvangen fondsen echter niet onmiddellijk wenst om te zetten in elektronisch geld, maar deze op een rekening zou bijschrijven, niet alleen een vergunning zou dienen aan te vragen als kredietinstelling in traditionele zin, maar ook haar activiteiten zou dienen uit te breiden tot kredietverlening. Weliswaar zou het begrip kredietverlening in deze context geïnterpreteerd worden in de breedste zin van het woord. 18 De e-money Richtlijn liet de Lidstaten een zekere vrijheid op dit punt. België heeft ervoor gekozen het te houden op het minimum kapitaal van de Richtlijn, met name EUR 1.000.000.

Page 6: DE JURIDISCHE DRAAGWIJDTE VAN HET BEGRIP ... INLEIDING Wat is de reikwijdte van de wetgeving inzake elektronisch geld? Wat valt er bijvoorbeeld onder de noemer elektronisch geld? En

5

c. Uitoefeningsvoorwaarden

1. Gemeenschappelijk aan alle kredietinstellingen in brede zin

Eenmaal de vergunning verkregen geldt het principe dat, behoudens uitzondering19, de instelling voor elektronisch geld de Bankwet dient na te leven. Dit behelst onder andere: - het naleven van de regels inzake eigen middelen en solvabiliteit (artikel 23 van de Bankwet). De CBF is bevoegd om de coëfficiënten vast te leggen die specifiek op de instellingen voor elektronisch geld van toepassing zullen zijn (artikel 10 van de e-money Wet, nieuw artikel 43, lid 1, 1°, d van de Bankwet), - het naleven van de regels inzake periodieke informatie en boekhouding (artikelen 44 en volgende van de Bankwet), - dat de externe audit wordt toevertrouwd aan een commissaris-revisor die door de CBF werd erkend (artikel 50 van de Bankwet).

Volledigheidshalve voegen we nog toe dat elke fusie of overdracht van activiteiten tussen kredietinstellingen (in brede zin) of tussen een kredietinstelling (in brede zin) en en andere financiële instelling, onderworpen is aan de voorafgaande goedkeuring van de CBF (artikel 30 van de Bankwet).

Zoals elke andere kredietinstelling in brede zin moet een instelling voor elektronisch geld tenslotte bepaalde andere regels naleven, zoals bijvoorbeeld de bepalingen ter bestrijding van het witwassan, de regels inzake monetaire politiek, etc.20

2. Specifiek voor de activiteit van het uitgeven van elektronisch geld

Naast de bovenvermelde algemene regels, bestaan er bijzondere regels die specifiek gericht zijn op het uitgeven van elektronisch geld.

Tegenwaarde van de overhandigde fondsen

De fondsen die overhandigd worden met het oog op het verkrijgen van elektronisch geld mogen niet lager in waarde zijn dan de waarde van dat elektronische geld (artikel 7 van de e-money Wet, nieuw artikel 5ter van de Bankwet)21. Met andere woorden, de uitgever van e-money mag een lagere waarde toekennen, maar geen hogere. Elektronisch geld mag dus niet op krediet worden uitgegeven.

Terugbetaalbaarheid

Op eenvoudig verzoek van de drager van het elektronisch geld heeft de uitgever de plicht het niet gebruikte geld, tijdens zijn geldigheidsduur, terug te betalen door storting op een rekening of in de vorm van chartaal geld. De terugbetalingsvoorwaarden moeten opgenomen zijn in het contract dat met de drager van het elektronisch geld wordt afgesloten. De uitgever mag de drager geen andere kosten ten laste leggen dan degene die strict noodzakelijk zijn voor de terugbetaling. Contractuele clausules die dit recht op terugbetaling beperken zijn nietig. Een uitzondering hierop is de mogelijkheid die de uitgever gelaten wordt om contractueel een minimumbedrag voor de terugbetaling te voorzien dat echter niet hoger mag zijn dan EUR 10 (artikel 7 van de e-money Wet, nieuw artikel 5quater van de Bankwet). Deze verplichting bestaat uiteraard zowel voor de instelling voor elektronisch geld als voor de kredietinstelling in traditionele zin die e-money zou uitgeven.22

Beperking van activiteiten

In tegenstelling tot de kredietinstellingen in traditionele zin, moeten de instellingen voor elektronisch geld zich naast het uitgeven van elektronisch geld beperken tot twee typen van activiteiten (artikel 11 van de e-money Wet, nieuw artikel 63ter van de Bankwet):

19 De artikelen 28 (leningen aan bestuurders) en 32 (aandelenbezit en deelnemingen) van de Bankwet zijn uitdrukkelijk uitgesloten van het regime dat van toepassing is op instellingen voor elektronisch geld (artikel 11 van de e-money Wet, nieuw artikel 64bis van de Bankwet). 20 Zie Kamer, 13 november 2002, doc. 2122/001, blz. 9 (commentaar op artikel 3). 21 In de e-money Richtlijn had de Europese wetgever deze vereiste onder de definitie gebracht. De Belgische wetgever heeft dit omschreven als een verplichting van de instelling. 22 Kamer, 13 november 2002, doc. 2122/001, blz. 12.

Page 7: DE JURIDISCHE DRAAGWIJDTE VAN HET BEGRIP ... INLEIDING Wat is de reikwijdte van de wetgeving inzake elektronisch geld? Wat valt er bijvoorbeeld onder de noemer elektronisch geld? En

6

1° het verrichten van nauw met de uitgifte van elektronisch geld samenhangende financiële en niet-financiële diensten, zoals het beheer van elektronisch geld, door het verrichten van operationele en andere ondersteunende taken in verband met de uitgifte van dit geld, en het uitgeven en het beheren van andere betaalmiddelen met uitsluiting van enigerlei vorm van kredietverlening, en 2° het opslaan van informatie op de elektronische drager ten behoeve van andere ondernemingen of

openbare.

Deelnemingen en beleggingen

Instellingen voor elektronisch geld mogen enkel maar deelnemingen hebben in andere ondernemingen dan voor zover deze operationele of andere ondersteunende taken verrichten die in verband staan met het door de betrokken instelling uitgegeven of verdeelde geld. (artikel 11 van de e-money Wet, nieuw artikel 64quater van de Bankwet).

Daarentegen moeten zij beleggingen verrichten voor een bedrag dat ten minste gelijk is aan dat van hun financiële verplichtingen die verband houden met uitstaand elektronisch geld. (artikel 11 van de e-money Wet, nieuw artikel 64quinquies §1 van de Bankwet). Hiertoe bestaan specifieke coëfficiënten waarop we hier niet verder zullen ingaan (zie artikel 11 §§ 1 en 2 van de e-money Wet en artikel 43 van de Bankwet).

d. Sancties

Wanneer de CBF een inbreuk vaststelt op het handhaven van de toegangsvoorwaarden of het naleven van de uitoefeningsvoorwaarden, kan zij, zoals ten aanzien van elke kredietinstelling in brede zin, uitzonderlijke maatregelen nemen (artikelen 57 en volgende van de Bankwet). Zo kan zij bijvoorbeeld in heel ernstige gevallen overgaan tot het aanduiden van een tijdelijk bestuurder (bijzondere commissaris) of zelfs de vergunning intrekken.

e. Europees paspoort

Zoals elke kredietinstelling in brede zin, genieten instellingen voor elektronisch geld van het zogenaamde Europees paspoort . Eenmaal vergund, mogen zij hun activiteiten ontwikkelen in alle lidstaten van de Europese Unie23 zonder telkens opnieuw een vergunning te moeten aanvragen. Zij kunnen dit doen door het oprichten van een bijkantoor ter plaatse, of via het stelsel van vrij verrichten van diensten. Uiteraard is het paspoort beperkt tot de enkele activiteit van de uitgifte van elektronisch geld (artikel 12 van de e-money Wet, nieuw artikel 66bis van de Bankwet). Het ontvangen van deposito s en toekennen van kredieten blijft verboden.

II. Vrijstellingen

a. Voorwaarden

Onder welbepaalde voorwaarden kan de CBF individuele instellingen voor elektronisch geld vrijstellen van sommige of alle bepalingen van de e-money Wet en haar toekomstige uitvoeringsbesluiten. Deze voorwaarden zijn vervat in artikel 4 van de e-money Wet (nieuw artikel 2 § 2 van de Bankwet).

De instelling kan maar vrijgesteld worden in drie gevallen (niet cumulatief):

1. indien zij werkzaamheden van uitgifte van elektronisch geld verricht voor een totaal bedrag aan financiële verplichtingen, die verband houden met het uitstaand elektronisch geld, dat in normale omstandigheden niet hoger is dan 5 miljoen euro en nooit hoger is dan 6 miljoen euro

Noch de e-money Wet, noch de e-money Richtlijn geven enige indicatie over hoe dit bedrag moet berekend worden. Zo kan men zich bijvoorbeeld afvragen of het bedrag dat als drempel mag worden aangemerkt door de uitgever en maximaal 10 EUR kan bedragen, al dan niet mag worden afgetrokken om de financiële verplichtingen te berekenen.

23 Lees alle lidstaten van de Europese Economische Ruimte, mits bepaalde modaliteiten (Agreement on the European Economic Area, 2 mei 1992, bijlage IX).

Page 8: DE JURIDISCHE DRAAGWIJDTE VAN HET BEGRIP ... INLEIDING Wat is de reikwijdte van de wetgeving inzake elektronisch geld? Wat valt er bijvoorbeeld onder de noemer elektronisch geld? En

7

2. indien zij elektronisch geld uitgeeft dat alleen als betaalinstrument wordt aanvaard door ondernemingen waarmee de uitgevende instelling van het elektronisch geld zich in een controleverhouding bevindt, en, ingeval deze ondernemingen dochterondernemingen zijn, indien zij operationele of ondersteunende taken verrichten die in verband staan met de uitgifte van elektronisch geld

De voorbereidende werken van de e-money Wet24 geven als voorbeeld de uitgifte van elektronisch geld door een keten van grootwarenhuizen, waarbij dit geld enkel in deze warenhuizen kan gebruikt worden25. Men moet zich hoeden niet te verwarren met de getrouwheidskaarten in stricte zin, die hun drager enkel een recht verlenen op voordeliger tarieven of prijsverlagingen: hoewel zij een zekere waarde vertegenwoordigen, zijn zij geen betaalinstrumenten en vallen bijgevolg niet onder de definitie van elektronisch geld26.

3. indien zij elektronisch geld uitgeeft dat alleen als betaalinstrument wordt aanvaard door een beperkt aantal ondernemingen die gemakkelijk te onderscheiden zijn doordat zij hetzelfde pand of een begrensde locatie delen, dan wel nauwe financiële of zakelijke banden hebben met de uitgevende instelling voor elektronisch geld, met name in de vorm van een gemeenschappelijke verkoop- of distributiestructuur.

Ook hier kunnen we bij de voorbereidende werken terecht voor een voorbeeld27: het uitgeven van elektronisch geld dat enkel aanvaard wordt door de handelaars van een vakantiedorp.

b. Gevolgen

Instellingen die een zulkdanige vrijstelling verkregen kunnen uiteraard niet genieten van het Europees paspoort.28. Daaruit volgt dat zij om dezelfde activiteit te mogen uitoefenen in een andere lidstaat opnieuw een aanvraag moeten indienen en liefst opnieuw een vrijstelling moeten bekomen en dit voor elke andere lidstaat waar zij activiteiten wensen te ontplooien.

Vrijgestelde instellingen moeten bovendien, in de overeenkomst tot regeling van de uitgifte van elektronisch geld bepalen dat de capaciteit van de elektronische drager waarop het elektronisch geld wordt opgeslagen, beperkt is tot maximum 150 euro. 29

Tenslotte moeten deze instellingen periodiek verslag uitbrengen over hun werkzaamheden bij de Nationale Bank van België en bij de CBF30, teneinde tegemoet te komen aan de vereisten inzake statistieken van het Europees Stelsel van Centrale Banken31.

III. Conclusie

We hopen dat bovenstaande genoegzaam aantoont dat wanneer een activiteit gekwalificeerd wordt als het uitgeven van elektronisch geld, dit verregaande gevolgen kan hebben voor een onderneming. Niet alleen omwille van de verplichtingen die eruit voortvloeien, maar vooral omwille van de verbodsbepalingen die ermee samenhangen.

De Europese wetgever heeft de instellingen voor elektronisch geld allerlei verplichtingen en beperkingen opgelegd, teneinde de mededingingsneutraliteit tussen kredietinstellingen die elektronisch geld uitgeven en instellingen voor elektronisch geld te handhaven om aldus eerlijke

24 Kamer, 13 november 2002, doc. 2122/001, blz. 9. 25 De voorbereidende werken voegen toe dat in tegenstelling tot het advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State op dit punt, het geval van de sub-dochterondernemingen ook geviseerd wordt. 26 Zie Kamer, 17 januari 2003, doc. 2122/002, blz. 3 en 4. 27 Kamer, 13 november 2002, doc. 2122/001, blz. 10. 28 Artikel 4 van de e-money Wet, nieuw artikel 2, §2, lid 2, 1° van de Bankwet. 29 Artikel 4 van de e-money Wet, nieuw artikel 2, §2, lid 2, 2° van de Bankwet. 30 Artikel 4 van de e-money Wet, nieuw artikel 2, §2, lid 2, 3° van de Bankwet. 31 Zie Kamer, 13 november 2002, doc. 2122/001, blz. 10.

Page 9: DE JURIDISCHE DRAAGWIJDTE VAN HET BEGRIP ... INLEIDING Wat is de reikwijdte van de wetgeving inzake elektronisch geld? Wat valt er bijvoorbeeld onder de noemer elektronisch geld? En

8

concurrentie voor een breder scala van instellingen te waarborgen, tot voordeel van de houders van elektronisch geld .32

Maar biedt het huidig wetgevend kader voldoende waarborgen voor het verwezenlijken van deze doelstelling? Of precies net niet? Wat wordt er nu eigenlijk verstaan onder elektronisch geld? We zullen binnenkort zien dat, hoewel de tekst duidelijk schijnt, er toch meningsverschillen blijken te bestaan omtrent haar toepassing.

En welke houding zal men aannemen ten aanzien van ondernemingen wiens initiële of hoofdactiviteit niet het uitgeven van elektronisch geld is, maar die betalingsdiensten willen aanbieden aan hun klanten naast de bestaande hoofdactiviteiten? Zal de stricte beperking die er geldt op de toegelaten activiteiten het deze ondernemingen niet feitelijk onmogelijk maken om hun projecten uit te voeren? Dit is precies het soort vragen die in verscheidene Europese landen worden opgeworpen ten aanzien van mobiele betalingen.

Zoals gezegd komen deze vragen aan de orde in het tweede deel van dit artikel dat in het volgende nummer van T.F.R. zal verschijnen.

17 juli 2003,

Dorien Fransens Marjorie Dedryvere Advocaat-vennoot Bogaert & Vandemeulebroeke Advocaat Bogaert & Vandemeulebroeke

32 Considerans 12 van de e-money Richtlijn.