DE INVLOED VAN HET RECENCY EFFECT OP DE …
Transcript of DE INVLOED VAN HET RECENCY EFFECT OP DE …
Nyenrode Business universiteit Bachelorscriptie Accountancy
Mariëlle Pronk Studentnummer:13469877 12-12-2017
[DE INVLOED VAN HET RECENCY
EFFECT OP DE OORDEELSVORMING VAN
DE ACCOUNTANT] Een kwalitatieve meta-analyse naar de invloed van ontvangen documentatie en de manier waarop deze wordt verwerkt ten behoeve van de oordeelsvorming van de accountant.
Nyenrode Business Universiteit
Bachelorscriptie Accountancy
De invloed van het recency effect op de oordeelsvorming van de accountant
Een kwalitatieve meta-analyse naar de invloed van ontvangen documentatie en de manier waarop deze wordt
verwerkt ten behoeve van de oordeelsvorming van de accountant.
Naam: Mariëlle Pronk
Studentnummer: 13469877
Datum: 1 December 2017
Vakgroep: Auditing and Assurance
Begeleider: drs. M.A.J. Calkhoven RA (Michelle)
Tweede lezer: De heer A. Bastiaan MSc
Aantal woorden: 8.414
1
Inhoudsopgave Samenvatting 3
Hoofdstuk 1: Introductie en probleemsignalering 4
1.1 Aanleiding onderzoek 4
1.2 Onderzoeksdoelstelling 5
1.3 Onderzoeksvraag en deelvragen 5
1.4 Opbouw scriptie 5
Hoofdstuk 2: Literatuuronderzoek, hypothesevorming en conceptueel model 6
2.1 Wat houdt de oordeelsvorming van de accountant in? 6
2.2 Wat houdt het recency effect in? 8
2.2.1 Order effecten 8
2.2.2 Het recency effect 8
2.3 Wat is de relatie tussen de oordeelsvorming van de accountant en het recency effect? 9
2.3.1 Het belief adjustment model 9
2.3.2 Expertise 10
2.3.3 Waarom is er een relatie? 11
2.4 Hypothesevorming 12
2.5 Conceptueel model 12
Hoofdstuk 3: Onderzoeksontwerp en onderzoeksaanpak 13
3.1 Operationalisering van het conceptueel model 13
3.1.1 Afhankelijke variabele 13
3.1.2 Onafhankelijke variabele 13
3.2 Onderzoeksaanpak 14
Hoofdstuk 4: Onderzoeksresultaten 15
4.1 Onderzoek karakteristieken 15
4.1.1 Kwaliteit van de artikelen 15
4.1.2 Geografische spreiding en periode van onderzoek 16
4.1.3 Deelnemers 16
4.1.4 Gebruikte proxy: het recency effect 16
4.1.5 Gebruikte proxy: de oordeelsvorming van de accountant 17
4.1.6 Conclusies onderzoek karakteristieken 17
4.2 Onderzoeksresultaten 17
4.2.1 Statistische weergave onderzoeksresultaten 18
4.3 Analyse Hypothesen en conclusie 20
2
4.3.1 Analyse hypothesen 20
4.3.2 Conclusie 20
Hoofdstuk 5: Conclusie 21
5.1 Beantwoording deelvragen en centrale probleemstelling 21
5.1.1 Beantwoording deelvragen 21
5.1.2 Beantwoording centrale probleemstelling 22
5.2 Beperkingen onderzoek 22
5.3 Suggesties voor vervolgonderzoek 23
5.4 Deliverable 23
Bijlage I: Literatuurlijst 24
Bijlage II: Tabellen ter ondersteuning van hoofdstuk drie en vier 26
Bijlage III: Meta-analyse 39
Bijlage IV: Solomon en Trotman (2003) 44
Bijlage V: Tversky en Kahneman (1974) 45
Bijlage VI: Controlevariabelen 46
Bijlage VII: Zelfreflectie 47
Bijlage VIII: Authenticiteit verklaring 48
3
Samenvatting In deze scriptie wordt de relatie onderzocht tussen de oordeelsvorming van de accountant en het
recency effect. Om de relaties te kunnen onderzoeken is een meta-analyse uitgevoerd. Om de
oordeelsvorming te definiëren is het artikel van Bonner (1999) gebruikt. Het recency effect is een
onderdeel van het order effect, het begrip order effecten is vervolgens uiteengezet aan de hand
van de definitie van Hogarth en Einhorn (1992). Het recency effect is vervolgens aan de hand
van de definitie die door Ashton en Kennedy (2002) geconcretiseerd. De volgende definitie is in
deze scriptie gehanteerd: ’Ontvangen documentatie wordt beoordeeld door de persoon in een bepaalde volgorde.
Het oordeel van de persoon wordt bovengemiddeld beïnvloed door informatie dat later is ontvangen of recenter is
beoordeeld.’
De oordeelsvorming van de accountant wordt beïnvloed door het recency effect. Dit effect kan
het uiteindelijke oordeel een vertekenend beeld geven. Het model van Solomon en Trotman
(2003) wordt in deze scriptie gehanteerd als uitgangspunt. Dit model laat verschillende
raamwerken zien die afzonderlijk invloed hebben op de oordeelsvorming. Een van deze
raamwerken is heuristics and biases. Binnen de heuristics and biases is het recency effect een
onderdeel. In deze scriptie wordt dit raamwerk beperkt tot het recency effect.
Op basis van de uitgevoerde literatuurstudie staat de volgende onderzoeksvraag in deze scriptie
centraal:
Wordt de oordeelsvorming van de accountant beïnvloed door het recency effect?
Uit de uitgevoerde meta-analyse, blijkt dat er sprake is van negatieve relatie tussen de
oordeelsvorming en het recency effect. De bestaande literatuur die gebruikt is in dit onderzoek
toonden zowel significante negatieve relaties als geen relaties. Een beperking in dit onderzoek is
dat de verschillende artikelen diverse casussen gebruikten voor het uitgevoerde experiment en dat
er diverse controlevariabelen werden gebruikt die van invloed zijn op de afhankelijke variabele.
Een aanbeveling ten gunste van het onderzoek naar de invloed van het recency effect is het doen
van onderzoek naar welke aspecten en handelingen het recency effect mitigeren. In dit onderzoek
komen er twee aan bod, namelijk de expertise van de accountant en het review proces. Naar mijn
verwachting zijn er nog meer variabelen die een mitigerend effect hebben.
Het uitgevoerde onderzoek en de resultaten in deze scriptie zullen bijdragen aan de reeds
bestaande literatuur. Tevens wordt er inzicht verschaft in diverse effecten die van invloed zijn op
de oordeelsvorming van de accountant. Dit is waardevol voor zowel het maatschappelijk verkeer
als de accountant zelf. De accountant zal zich bewuster worden van de gevaren dat zijn oordeel
afwijkt van wat verwacht wordt en het maatschappelijk verkeer leert kritisch te kijken naar het
oordeel van de accountant.
Trefwoorden: Order effects; Recency effect; Primacy effect; End-of-sequence; Step-by-step; Belief adjustment
model
4
Hoofdstuk 1: Introductie en probleemsignalering
1.1 Aanleiding onderzoek De relevantie van de juiste oordeelsvorming van de accountant wordt steeds belangrijker. Zo
wordt door Nelson en Tan (2005) beschreven dat er verschillende elementen zijn die de
oordeelsvorming beïnvloeden. In hun artikel maken ze anderen bewust van de cognitieve
limieten die een persoon heeft (in dit geval de accountant).
Gebleken is dat bij de oordeelsvorming onbewuste processen een rol spelen. In het nieuws is
gesignaleerd dat er sprake is van gebrekkige oordeelsvorming binnen andere beroepsgroepen.
Bijvoorbeeld binnen de beroepsgroep van de rechters. Van een rechter wordt verwacht dat hij
een uitspraak doet over complexe zaken1. Een voorbeeld hiervan is een zaak over
levensbeëindiging of eigendom van Embryo’s. Bij nieuwsberichten over spraakmakende zaken
zoals die hierboven genoemd komen voornamelijk de gedragskenmerken van de aangeklaagde
aan bod (auditee) en de gedragskenmerken van de rechter (accountant) nauwelijks. Uit dit
nieuwsartikel is gebleken dat de onbewuste processen een rol hebben gespeeld bij het oordeel van
de rechter. Naar aanleiding van bovenstaande ben ik mij gaan afvragen hoe de oordeelsvorming
van de accountant wordt beïnvloed door deze onbewuste processen.
Accountants kunnen problemen ondervinden van aspecten die de oordeelsvorming beïnvloeden
(Cushing & Ahlawat, 1996) (Hogarth & Einhorn, 1992) (Kennedy, 1993) (Messier & Tubbs,
1994) (Griffith, Kadous, & Young, 2016). Daarom is het van belang dat een accountant zich
bewust wordt van zijn eigen handelen. Hiernaast is het van belang dat een accountant inzicht
krijgt in de mogelijke beperkingen die tijdens het oordeelvormingsproces aanwezig zijn. In De
Accountant2 wordt in verschillende artikelen aandacht besteed aan de oordeelsvorming van de
accountant. In deze artikelen wordt benadrukt dat in psychologisch onderzoek is aangetoond dat
bewuste en onbewuste gedragskenmerken bestaan (Het audit magazine, 2011). Tevens wordt
benadrukt dat de accountant afhankelijk is van zijn karaktereigenschappen, dit betekent dat de
afhankelijkheid van opleiding en expertise niet de enige factoren zijn in de oordeelsvorming.
De kwaliteit en onafhankelijkheid van het oordeel van een accountant is een belangrijk aspect
voor de maatschappij. In de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij
Assurance-opdrachten (Vio) staat het begrip onafhankelijkheid centraal. Een accountant moet
een objectief en redelijk oordeel vormen waarbij geacht wordt dat een geïnformeerde derde deze
aanvaardbaar en toereikend acht3. De kwaliteit van het oordeel is de laatste jaren belicht. Zo heeft
de werkgroep toekomst accountantsberoep een rapport geschreven over de kwaliteit en de
onafhankelijkheid van de accountantscontrole4. Dit rapport begint met een passage over
vertrouwen, ,,Om vertrouwen te kunnen verschaffen moet je allereerst zelf worden vertrouwd’’. Met dit
vertrouwen wordt verwezen naar de maatschappij.
1 Universiteit van Utrecht, benaderd op 4-10-2017: https://www.uu.nl/agenda/rechterlijke-oordeelsvorming-in-moeilijke-zaken
2 Artikelen op de Accountant zijn geraadpleegd op 28-9-2017 3 Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij Assurance opdrachten (Vio), opgesteld door de NBA, geldend per
17 juni 2016 4 Werkgroep toekomst accountantsberoep, NBA. 25 september 2014
5
1.2 Onderzoeksdoelstelling Het doel van dit onderzoek is om kennis en inzicht te verkrijgen over de mate waarin onbewuste
effecten invloed hebben op de oordeelsvorming van de accountant. De onbewuste effecten
bestaan uit meerdere elementen bijvoorbeeld: niet relevante informatie die wordt meegenomen in
het oordeel, de gevoeligheid voor dubbele informatie, ankering, clustering en het recentheid
effect (Ricchiute & Williams, 2001). De reden voor deze beperking is omdat de verschillende
effecten aan de hand van diverse proxies worden gemeten. Gekozen is voor het recency effect
omdat ik persoonlijk dit effect tijdens mijn werk het meeste tegenkom. Aan de hand van een
meta-analyse worden resultaten uit verschillende onderzoeken geanalyseerd, waarna de invloed
van het recency effect op de oordeelsvorming van de accountant vastgesteld kan worden. In deze
scriptie zal de Engelse term, het recency effect, worden gebruikt.
1.3 Onderzoeksvraag en deelvragen Uit de aanleiding van het onderzoek volgt de volgende onderzoeksvraag:
Wordt de oordeelsvorming van de accountant beïnvloed door het recency effect?
Om deze vraag te kunnen beantwoorden, zijn tevens de volgende deelvragen geformuleerd.
• Wat houdt de oordeelsvorming van de accountant in?
• Wat houdt het recency effect in?
• Waarom bestaat er een relatie tussen de oordeelsvorming van de accountant en het
recency effect?
1.4 Opbouw scriptie In hoofdstuk 1 van de scriptie is de aanleiding (probleemsignalering) en de motivering van het
onderzoek uiteengezet. In hoofdstuk 2 worden aan de hand van wetenschappelijke literatuur de
deelvragen beantwoord. Tevens wordt in hoofdstuk 2 een conceptueel model opgesteld. De
wetenschappelijke literatuur zal zowel uit Journals voor Psychologie en Sociologie als uit Journals
voor Accountants komen. Als derde aspect worden in hoofdstuk 2 de hypothesen gepresenteerd.
Dit betekent dat aan de hand van de wetenschappelijke literatuur de controlevariabelen in kaart
worden gebracht die van invloed zijn op de afhankelijke variabele. Vervolgens worden in
hoofdstuk 3 de methodologie van het onderzoek beschreven en de variabelen
geoperationaliseerd. De resultaten van het onderzoek worden weergeven in hoofdstuk 4. Waarna,
ten slotte in hoofdstuk 5 een antwoord wordt gegeven op de onderzoeksvraag. In hoofdstuk 5
zullen de belangrijkste beperkingen van het onderzoek benoemd worden en aanbevelingen voor
toekomstig onderzoek worden gedaan.
6
Hoofdstuk 2: Literatuuronderzoek, hypothesevorming en
conceptueel model Door middel van literatuuronderzoek zullen in dit hoofdstuk de genoemde deelvragen, worden
beantwoord. In de paragrafen 2.1 tot en met 2.3 zullen de volgende deelvragen centraal staan:
• Wat houdt de oordeelsvorming van de accountant in?
• Wat houdt het recency effect in?
• Waarom bestaat er een relatie tussen de oordeelsvorming van de accountant en het
recency effect?
Op basis van het literatuuronderzoek zal in paragraaf 2.4 een conceptueel model worden
gepresenteerd. Ten slotte zal in paragraaf 2.5 een hypothese worden geformuleerd. Met behulp
van deze hypothese zal de onderzoeksvraag worden getoetst.
2.1 Wat houdt de oordeelsvorming van de accountant in? De kern van het vakgebied van de accountant is de oordeelsvorming. Een accountant neemt
tijdens het uitoefenen van zijn beroep voortdurend besluiten op basis van inschattingen en
verwachtingen (de Visser, 2007). In Nederland wordt er bij het vormen van een oordeel gebruik
gemaakt van richtlijnen, zoals de RJ of de NV COS, dit zijn methoden en technieken die
opgesteld zijn door de beroepsorganisatie. Bij het Limpergiaans vertrouwen wordt ervan
uitgegaan dat de maatschappij vertrouwd op de oordeelsvorming van de accountant. Zij
verwachten een zekere mate van objectiviteit en betrouwbaarheid. (Wallage, 2005).
Een accountant brengt een oordeel uit aan de opdrachtgever of aan het maatschappelijk verkeer.
Dit doet hij met behulp van het uitvoeren van een audit. Kocks (2003) hanteert de volgende
definitie voor auditing: ‘’Auditing is het vakgebied dat zich bezighoudt met de theorievorming en de toepassing
van de resultaten. Deze toepassing van de resultaten richt zich op het uitvoeren van onderzoeken (audits), waarbij
door middel van het verzamelen en beoordelen/evalueren van bewijs, toetsing plaatsvindt van een of meer aspecten
van een gedefinieerd object aan een vooral vastgestelde set van normen, met als doel om, op de grond van de
resultaten van die toetsing een of meer (door de accountant) gecertificeerde oordelen te kunnen afgeven aan de
opdrachtgever, aan derden.’’ (Kocks, 2003).
Met behulp van deze definitie is vastgesteld dat de accountant een oordeel uitbrengt aan de
opdrachtgever of aan derden (het maatschappelijk verkeer). Dit wordt als definitie gehanteerd in
deze scriptie en is in de benodigde artikelen het meest gehanteerd. De belanghebbenden
vertrouwen zoals eerder vermeld op een objectief en betrouwbaar oordeel. Beslissingen worden
gebaseerd op het (initiële) oordeel van de accountant. Een objectief en betrouwbaar oordeel is
een aspect in het vakgebied van de accountant. In de verordening gedrags- en beroepsregels
accountants (VGBA) staan vijf fundamentele beginselen vermeld: Professionaliteit, integriteit,
objectiviteit, vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en vertrouwelijkheid.5 . In deze vijf beginselen
neemt de objectiviteit een plaats in. De definitie die de VGBA aan objectiviteit in artikel 11 heeft
toegekend is:
‘’De accountant laat zich bij zijn afwegingen niet ongepast beïnvloeden’’
5 Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA), opgesteld door de NBA, geldend per 13 december 2013
7
Als toelichting op artikel 11 staat in de VGBA:
‘’Het fundamentele beginsel objectiviteit uitgewerkt. Ter naleving van het fundamentele beginsel objectiviteit vermijdt
de accountant iedere situatie die zijn professionele oordeelsvorming op een ongepaste wijze beïnvloedt. Ongepaste
beïnvloeding kan bijvoorbeeld ontstaan door een vooroordeel, belangenverstrengeling of op andere wijze.’’
In de toelichting is te lezen dat een accountant een situatie vermijdt die zijn professionele oordeel
beïnvloed. Onder een oordeel wordt in deze scriptie verstaan:
Een oordeel is de mening of beslissing van een accountant die wordt geformuleerd op basis van een
voorspelling over de toekomst van een organisatie of op basis van evaluaties van de huidige staat. 6
Niet alleen een oordeel is onderdeel van het auditproces. Tijdens het proces worden er ook
beslissingen genomen die kunnen leiden tot het uiteindelijk oordeel. (de Visser, 2007).
Onder beslissing wordt in deze scriptie verstaan:
Het vormen van een eindconclusie aan de hand van het uitvoeren van een bepaalde taak. Bij een beslissing
volgt vaak de uiteindelijke oordelen. 7
Concluderend bestaat het oordeelsvormingsproces uit oordelen en beslissingen die genomen
worden door de accountant (Bonner, 1999). In deze scriptie zal de definitie van het oordeel en de
beslissing worden gehanteerd.
Libby en Luft (1993) hebben de totstandkoming van de oordeelsvorming beschreven in het
‘’model of judgment performance’’. Hierbij staan de invloed van kennis, motivatie, vaardigheden
en omgeving op het oordeel centraal. In de benodigde artikelen wordt het model van Libby en
Luft als basis gebruikt. Echter is het model in de jaren verfijnd door onder andere Solomon en
Shield (1995) en Solomon en Trotman (2003). Derhalve zal in deze scriptie het model zoals
beschreven door Solomon en Trotman worden gehanteerd.
Solomon and Trotman (2003) hebben de eerder geschreven literatuur verdeeld in zes
raamwerken. Deze raamwerken beschrijven de invloed van psychologische aspecten op de
oordeelsvorming van de accountant (zie bijlage IV voor een toelichting op deze raamwerken). In
dit onderzoek zal een onderdeel van het raamwerk van heuristics and biases centraal staan. Dit
raamwerk heeft te maken met de cognitieve beperkingen die de accountant heeft en de invloed
die deze limieten hebben op de oordeelsvorming. (Nelson & Tan, 2005). Binnen de heuristics
and biases heb je verschillende elementen zoals de gevoeligheid voor dubbele informatie,
ankering, clusteringen de volgorde van informatie effect. (Ricchiute & Williams, 2001) Binnen
deze laatste wordt er onderscheidt gemaakt in het eerst ontvangen (primacy) en het
recentheid(recency) effect.
Tversky en Kahneman (1974) hebben de basis van de heuristics and biases gelegd. Deze basis
heeft zich voornamelijk gevormd in de psychologie. Hierbij hebben zij als intentie voor de
heuristics and biases het volgende geformuleerd: ‘’Het centrale idee van de heuristics and biases is dat
oordeelsvorming bij onzekerheid gebaseerd is op een gelimiteerd aantal versimpelde heuristics in plaats van op
6 Vrij vertaald vanuit de definitie van Sarah E. Bonner (1999), Judgment and decision making research in accounting
7 Vrij vertaald vanuit de definitie van Sarah E. Bonner (1999), Judgment and decision making research in accounting
8
geformaliseerde algoritmische processen’’. Hierbij is het uitgangspunt dat er geen afwegingsprocessen
aanwezig zijn, maar dat mensen gebruik maken van heuristics. Hierbij worden de gedachtes
versimpeld, dit vindt plaats in het onderbewuste, dit zijn de biases. Tversky en Kahneman (1974)
hebben drie generieke heuristics geformuleerd (Zie bijlage V).
Concluderend is de oordeelsvorming van de accountant een mening of beslissing die wordt
geformuleerd op basis van een voorspelling over de toekomst van een organisatie of op basis van
evaluaties van de huidige staat.
2.2 Wat houdt het recency effect in? Het recency effect is ontstaan vanuit het begrip order effecten. Eerst wordt het order effect (sub
paragraaf 2.2.1) kort toegelicht en is hierna wordt het recency effect (sub paragraaf 2.2.2)
uiteengezet.
2.2.1 Order effecten
Hogarth en Einhorn (1992) beschrijven dat een persoon op een bepaalde manier op
documentatie reageert. De volgorde van de informatie beïnvloed de oordeelsvorming. Dit
worden order effecten genoemd. Zij beschrijven order effecten als volgt: ‘’Er zijn twee soorten
documentatie, A en B. Een persoon vormt een oordeel na het zien van documentatie in de volgorde A-B of in de
volgorde B-A. Een order effect ontstaat wanneer het oordeel van een persoon verschilt indien hij de documentatie in
andere volgorde heeft ontvangen’’8.
Order effecten bestaan uit twee losstaande effecten het eerst ontvangen (primacy) en het
recentheid (recency) effect (Hogarth & Einhorn, 1992). In de gebruikte artikelen voor het
onderzoek in deze scriptie wordt het recency effect los van het primacy effect onderzocht. Deze
twee effecten beïnvloeden de oordeelsvorming verschillend. (Cushing & Ahlawat, 1996) (Monroe
& NG, 2000). In de gebruikte artikelen is het recency effect uitgebreider behandeld (zie ook
paragraaf 1.2).
Concluderend zijn order effecten op te delen in twee categorieën het primacy en het recency
effect. Waarbij informatie in een bepaalde volgorde wordt aangeleverd aan een persoon. Het
oordeel van de persoon hangt af van de volgorde van deze informatie.
2.2.2 Het recency effect
Het recency effect is zoals genoemd in paragraaf 2.2.1 onderdeel van het order effect. Een
definitie die voor het recency effect wordt gehanteerd is: ‘’Ontvangen documentatie wordt beoordeeld
door de persoon in een bepaalde volgorde. Het oordeel van de persoon wordt bovengemiddeld beïnvloed door
informatie dat later is ontvangen of recenter is beoordeeld.’9’ (Ashton & Kennedy, 2002).
Een deel van de definitie van order effecten is het aspect dat een persoon die dezelfde
documentatie in een andere volgorde ontvangt een ander oordeel heeft. Indien dit het geval is, is
er sprake van het order effect. Dit deel van de definitie komt overeen bij het recency effect.
(Wright & Trotman, 2000). Er is geen sprake van het recency effect indien een persoon dezelfde
documentatie in andere volgorde met eenzelfde uitkomst beoordelen (of bijvoorbeeld bij twee
personen). In een eerder artikel van Trotman en Wright (1996) wordt de aard van de
8 Vrij vertaald vanuit de definitie van Hogarth and Einhorn (1992), Order effects in belief updating: The belief adjustment model
9 Vrij vertaald vanuit de definitie van Ashton and Kennedy (2002), Elimination recency with self review
9
documentatie benadrukt. Indien de documentatie positief is, is het waarschijnlijker dat het
oordeel ook positief is (omgekeerd voor negatieve documentatie). Visser (2007) heeft in figuur 1
visueel inzichtelijk gemaakt dat het recency effect invloed heeft op het oordeel. Hierbij heeft hij
onderscheid gemaakt in positieve en negatieve documentatie. Het recency effect komt in mindere
mate voor indien de aangeleverde documentatie consistente informatie bevat. Dus in het geval
dat de informatie elkaar verifieert. (Wright & Trotman, 2000)
Het recency effect heeft gevolgen voor de interpretatie van ontvangen documentatie en keuzes
die volgen (Ashton & Kennedy, 2002). De interpretatie en keuzen die een persoon maakt zijn
mede afhankelijk van de expertise (deze controlevariabele worden in sub paragraaf 2.3.2
toegelicht) van de accountant. Derhalve is het recency effect mede afhankelijk van deze
controlevariabele (Wright & Trotman, 2000).
Het recency effect wordt volgens de theorie geplaatst onder de ‘’Anchoring en Adjustment’’ heuristic.
Het initiële oordeel wordt onterecht aangepast om tot het eindoordeel te komen (Tversky &
Kahneman, 1974).
Concluderend is het recency effect dat een oordeel bovengemiddeld wordt beïnvloed door
informatie dat later ontvangen is of recenter beoordeeld. Het recency effect ontstaat indien een
ander oordeel ontstaat wanneer dezelfde informatie in andere volgorde wordt beoordeeld.
2.3 Wat is de relatie tussen de oordeelsvorming van de accountant en het
recency effect? De relatie tussen de oordeelsvorming van de accountant en het recency effect wordt verklaard
door het Belief adjustment model van Hogarth en Einhorn (1992). Dit model wordt in de
gebruikte artikelen als basis gebruikt, eventueel aangevuld met controlevariabelen specifiek voor
de accountancy. In deze scriptie is ervoor gekozen om eerst het model van Hogarth en Einhorn
(1992) toe te lichten en hierna in te gaan op de overige aspecten, waarna de relatie wordt
toegelicht.
2.3.1 Het belief adjustment model
Hogarth en Einhorn (1992) beschrijven het bestaan van order effecten en de relatie tot het
aanpassen van het oordeel. Zij hebben een ‘’Theory of belief updating’’ ontwikkeld dat geldt voor
order effecten. Dit model is ontwikkeld op basis van het ‘’Anchoring and adjustment model’’ van
(Tversky & Kahneman, 1974), zie ook bijlage V. Het model van Tversky en Kahneman (1974)
houdt in dat een accountant een initieel oordeel heeft aan de start van een audit, dit oordeel is
bijvoorbeeld gebaseerd op kennis uit voorgaande jaren. Het initiële oordeel wordt aangepast
indien er nieuwe informatie beschikbaar komt. Het uitgangspunt van Hogarth en Einhorn (1992)
is het initiële oordeel. Op basis van dit uitgangspunt is het belief adjustment model ontwikkeld.
Figuur 1: Het recency effect, afkomstig uit Visser (2007)
10
De mate waarin het recency effect de oordeelsvorming kan beïnvloeden hangt af van
verschillende controlevariabelen (Hogarth & Einhorn, 1992). Deze controlevariabelen worden
meegenomen in het ontwikkelde model. Waarbij de complexiteit van de individuele onderdelen,
de lengte en de methode van het vormen van een oordeel een rol spelen. Het vormen van een
oordeel kan op twee manieren (Hogarth & Einhorn, 1992) namelijk: Step by Step (SbS) en End
of Sequence (EoS). Waar SbS de manier is waarbij het oordeel wordt bijgesteld na elk nieuw stuk
documentatie en waar EoS het oordeel wordt opgesteld wanneer alle informatie is ontvangen en
beoordeeld. Beide methoden gaan uit van een uitgangspunt van het oordeel. De manier van
oordelen wordt bepaald op basis van onder andere kennis. Het recency effect komt eerder voor
indien SbS is gebruikt of indien de casus dermate complex was dat de accountant wel SbS moest
gebruiken (Kennedy, 1993) (Ashton & Kennedy, 2002) (Brown, 2009).
Indien een individu een sterke initiële oordeelsvorming heeft over een hypothese of casus zal
documentatie die het initiële oordeel niet ondersteunen resulteren in een ander oordeel (Trotman,
Tran & Ang 2011). Documentatie dat het oordeel niet ondersteunt zorgt ervoor dat het oordeel
meer of minder afwijkt van het initiële oordeel. Indien informatie in de latere fase van het
onderzoek (de audit) positief is, wordt een positief effect op het oordeel verondersteld. In dit
geval is er een kleinere aanpassing van het oordeel. Bij negatieve informatie wordt het oordeel in
grotere mate aangepast (Trotman et al, 2011). Brown (2009) heeft ditzelfde effect ondervonden
bij zijn onderzoek. Hij heeft naast de volgorde van documentatie ook het kwaliteitsaspect van de
documentatie onderzocht, indien de documentatie van hogere kwaliteit was dan werd de
waarschijnlijkheid dat het oordeel werd aangepast ook verkleind. Hogarth en Einhorn (1992)
hebben voor de ontwikkeling van hun model gebruikt gemaakt van het ontwikkelde model door
Ashton en Ashton (1988). Zij vonden de relatie dat meer gewicht werd gelegd op recenter
ontvangen documentatie (recency effect).
Concluderend wordt de relatie tussen de oordeelsvorming en het recency effect mede verklaard
door het belief adjustment model, waarin het initiële oordeel wordt aangepast aan de hand van
nieuwe informatie in verschillende volgorden.
2.3.2 Expertise
Vaardigheden en kennis beïnvloeden het oordeelsvormingsproces van de accountant. De mate
van aanwezigheid van deze controlevariabelen leidt tot expertise (Griffith, Kadous, & Young,
2016). Het probleem bij expertise ligt in de onderbewuste processen van de mens (Guiral,
Rodgers, Ruiz, & Gonzalo Angulo, 2015). Deze onbewuste processen zijn de Biases. In
onderzoeken die zijn uitgevoerd waarbij er proefpersonen zijn gebruikt met weinig of geen
expertise is bewijs bevonden dat heuristics and biases vaker zijn geobserveerd dan in gevallen
waarbij de proefpersonen een hoger gemiddelde van expertise hebben. (Smith & Kida, 1991).
Expertise is een relevant aspect voor het onderzoek dat in deze scriptie wordt uitgevoerd.
Expertise mitigeert het recency effect (Ashton & Kennedy, 2002) (Monroe & NG, 2000)
(Kennedy, 1993). In de verschillende artikelen wordt expertise als controlevariabele meegenomen
(Bijlage III).
Recency effecten in individuele oordeelsvorming worden gemitigeerd door expertise. Tevens zal
expertise en het review proces binnen het team verwachtingen scheppen dat het recency effect
wordt geëlimineerd (Messier & Tubbs, 1994). Het uitgevoerde experiment door Messier en
11
Tubbs (1994) wijst uit dat indien een accountant meer expertise heeft, het recency effect wordt
gemitigeerd. Cushing en Ahlawat (1996) voorspellen dat het recency effect gemitigeerd zal
worden indien een proefpersoon zijn taak in combinatie met grotere expertise kan uitvoeren.
2.3.3 Waarom is er een relatie?
De opzet van de relatie tussen het recency effect en de oordeelsvorming komt voort uit het
aspect dat een oordeel is gebaseerd op de volgorde van aanlevering van substantiële documenten.
(Ashton & Kennedy, 2002).
In paragraaf 2.3.1 is het Belief adjustment model van Hogarth en Einhorn (1992) toegelicht. Veel
onderzoeken in de accountancy die dit model gebruiken laten zien dat de oordeelsvorming van de
accountant kwetsbaar is voor het recency effect. Het recency effect is relevant bevonden in
verschillende taken die de accountant uitvoert waarbij een oordeel wordt gevormd. Voorbeelden
van taken, gevolgd door onderzoeken die zich gericht hebben op de specifieke taak:
• Oordeelsvorming omtrent de debiteuren, crediteuren (Ashton & Asthon, 1988) (Tubbs,
Messier JR, & Knechel, 1990),
• Het inschatten van het inherente risico (Monroe & NG, 2000),
• Going concern evaluations (Ashton & Kennedy, 2002) (Kennedy, 1993) (Cushing &
Ahlawat, 1996),
• Het review proces (Messier & Tubbs, 1994)(Trotman & Wright, 1996) (Asare, 1992),
• Interne beheersingsmaatregelen (Trotman & Wright, 1996); en
• De inschatting van de materialiteit (Brown, 2009)
Volgens Brown (2009) ligt het probleem niet in het aspect dat de order effecten aanwezig zijn bij
de inschatting van het inherente risico. Het recency effect blijft significant aanwezig in beide
gevallen. Dit resultaat kan grote gevolgen hebben voor de kosten en kwaliteit van de audits die
worden uitgevoerd. De negatieve gevolgen, indien de informatie verkeerd wordt beoordeeld,
worden ook door Ashton en Kennedy (2002) onderkend. Zij vermelden erbij dat verkeerde
inschattingen kunnen leiden tot externe procedures (juridische), de geloofwaardigheid van de
uitgevoerde audit is niet meer plausibel en een beschadigde reputatie van de accountant of het
kantoor waar hij werkzaam is. Deze uitspraken zijn in overeenstemming met een van de redenen
dat de NBA een werkgroep toekomst accountantsberoep een rapport (2014) heeft laten
uitbrengen over de onafhankelijkheid en kwaliteit van de audit.
Concluderend is de relatie tussen het recency effect en de oordeelsvorming van de accountant
ontstaan doordat informatie van afwijkende aard is, deze is niet consistent met voorgaande
informatie (Brown, 2009).
12
2.4 Hypothesevorming In de voorgaande paragrafen zijn de begrippen oordeelsvorming van de accountant en het
recency effect nader bekeken. Tevens is in de laatste paragraaf vanuit de verschillende theorieën
de relatie tussen de oordeelsvorming en het recency effect bekeken. Vanuit deze theorieën volgt
het belief updating model van Hogarth en Einhorn (1992). Waarbij het Recency effect de
onafhankelijke variabele is. Logischerwijs zal het recency effect zorgen voor een negatief effect
op de oordeelsvorming van de accountant. De relatie tussen beide is negatief. Om dit verder te
kunnen onderzoeken zijn de volgende hypothesen gevormd:
• H0: Het recency effect heeft geen negatief effect op de oordeelsvorming van de
accountant
• H1: Het recency effect heeft een negatief effect op de oordeelsvorming van de
accountant
In hoofdstuk 3 zal worden behandeld hoe het recency effect en de oordeelsvorming van de
accountant geoperationaliseerd kunnen worden. Waarna in hoofdstuk 4 de onderzoeksresultaten
worden weergeven om een antwoord te geven op de genoemde hypothesen. Tot slot zal er in
hoofdstuk 5 een conclusie worden gevormd. Deze conclusie zal betrekking hebben op de
hypothesen en een antwoord geven op de hoofdvraag.
2.5 Conceptueel model Vanuit het literatuuronderzoek en de gevormde hypothesen, is er een conceptueel model
opgesteld. Dit conceptueel model dient als uitgangspunt voor het onderzoek wat wordt
uitgevoerd in hoofdstuk 4. Voor een toelichting op het conceptueel model zie Bijlage VI.
Figuur 2 Conceptueel model
13
Hoofdstuk 3: Onderzoeksontwerp en onderzoeksaanpak In hoofdstuk drie zal de onderzoeksaanpak worden beschreven. De volgende paragrafen geven
weer hoe de relatie tussen de oordeelsvorming van de accountant en het recency effect wordt
geoperationaliseerd. Als laatste zal worden beschreven hoe het onderzoek in hoofdstuk vier tot
stand komt.
3.1 Operationalisering van het conceptueel model In hoofdstuk twee (paragraaf 2.5) is een conceptueel model gevormd. Met behulp van dit model
is het mogelijk om de benoemde variabelen te operationaliseren. In het conceptueel model zijn de
afhankelijke en onafhankelijke variabelen weergegeven. Deze afhankelijke en onafhankelijke
variabelen zijn de oordeelsvorming van de accountant respectievelijk het recency effect.
3.1.1 Afhankelijke variabele
De afhankelijke variabele in dit onderzoek is zoals in paragraaf 3.1 vermeld de oordeelsvorming
van de accountant. In paragraaf 2.1 is het begrip de oordeelsvorming reeds behandeld.
Bij de uitgevoerde experimenten wordt de oordeelsvorming geoperationaliseerd aan de hand van
de waarschijnlijkheid dat het oordeel afwijkt van het initiële oordeel. Deze waarschijnlijkheid
wordt vastgesteld aan de hand van het beoordelen van het eindoordeel in vergelijking met het
initiële oordeel (Hogarth & Einhorn, 1992). De waarschijnlijkheid kan gemeten worden aan de
hand van verschillende oordeelsvorming technieken, namelijk de End of Sequence en de Step by
Step techniek. Deze technieken zijn uitgelegd in sub paragraaf 2.3.1. Afhankelijk van de gebruikte
techniek wordt het oordeel aangepast. Deze technieken zijn geoperationaliseerd door het
vergelijken van de verschillende eindoordelen.
Nadat de bestaande literatuur is beoordeeld ten behoeve van dit onderzoek is ervoor gekozen om
de waarschijnlijkheid dat het oordeel van de accountant afwijkt van het initiële oordeel gebruikt
wordt om de oordeelsvorming te operationaliseren. Als tweede wordt in de bestaande literatuur
gebruik gemaakt van de SbS of EoS techniek voor de aanpassing van het oordeel. Deze
technieken worden vergeleken op basis van de verschillende oordelen. In Bijlage II tabel 4 wordt
schematisch weergegeven dat de oordeelsvorming op de beschreven manier wordt
geoperationaliseerd. De artikelen die de expertise van de accountant meten kijken naar de
gemiddelde expertise in jaren van de accountant (controlevariabele). Ten behoeve van de
expertise van de accountant zijn er twee artikelen die niet vergeleken kunnen worden met de
overige artikelen. Dit betreft artikel 20 en 21 (zoals genoemd in Bijlage II, tabel 4).
In deze scriptie zal de oordeelsvorming geoperationaliseerd worden aan de hand de
geconstateerde verschillen tussen de oordelen.
3.1.2 Onafhankelijke variabele
De onafhankelijke variabele in dit onderzoek is zoals vermeld in paragraaf 3.1 het recency effect.
Hogarth en Einhorn (1992) hebben het recency effect geoperationaliseerd met behulp van een
experiment. Het recency effect wordt gemeten aan de hand van de verschillende uitkomsten die
de deelnemers hebben. De documentatie is hierbij in verschillende volgorden ontvangen en
beoordeelt op basis van deze volgorde. Het recency effect wordt geoperationaliseerd aan de hand
van de volgorde van de documentatie. In het artikel van Hogarth en Einhorn (1992) is enkel hulp
14
gebruikt van studenten, zij wilden het ontwikkelde model bewijzen en hebben derhalve het
onderzoek niet met behulp van professionals uitgevoerd. Derhalve zal dit artikel niet gebruikt
worden bij de analyse die in paragraaf 4.4 zal worden uitgevoerd. Het artikel van Kennedy zal
deels worden gebruikt bij de analyse.
3.2 Onderzoeksaanpak De eerder gevormde hypotheses (paragraaf 2.4) zullen in hoofdstuk vier getoetst worden met
behulp van een meta-analyse met als doel het antwoord geven op de hoofdvraag van deze
scriptie. Ten behoeve van het uitvoeren van dit onderzoek is gebruik gemaakt van de artikelen
zoals in Bijlage II tabel 3. Artikel 1 tot en met 11 en 21 zijn niet meegenomen in de meta-analyse.
De artikelen zijn niet meegenomen omdat er geen statistische gegevens in voorkwamen, deze
artikelen zijn wel gebruikt ten behoeve van het theoretisch kader in hoofdstuk twee. Tevens zijn
het artikel van Brown (2009) en Hogarth en Einhorn (1992) uitgesloten van gebruik in de meta-
analyse. Deze artikelen hebben zich voornamelijk gericht op studenten (MBA/accountancy) en
niet op beroepsaccountants, dit betekend dat de uitkomsten niet representatief zijn voor de
beroepsgroep en derhalve niet bruikbaar zijn. De overige artikelen hebben de experimenten
uitgevoerd met behulp van accountants.
In de bestaande literatuur wordt gebruik gemaakt van experimenten, dit betekend dat er een X-
aantal deelnemers wordt gevraagd om mee te doen aan het onderzoek. Het kan voorkomen dat
een deelnemer meedoet die uiteindelijk het onderzoek niet afrondt op de gestelde manier. Dit
betekend dat de resultaten van deze deelnemer niet bruikbaar zijn in het experiment. In Bijlage II
tabel 4 is het aantal deelnemers opgenomen met bruikbare resultaten ten behoeve van het
experiment (Bruto-Netto).
De artikelen zijn verkregen middels EBSCO en Google Scholar. Deze bronnen zijn door
Nyenrode ter beschikking gesteld. De gebruikte artikelen zijn afkomstig uit verschillende journals,
zowel psychologische als accountancy gericht. Tevens zijn de artikelen afkomstig van meerdere
auteurs uit verschillende jaren (1990-2009). De ranking van deze journals is opgenomen in tabel
110. Belangrijke aspecten in de gebruikte artikelen zijn de gebruikte controlevariabelen, de
uitkomsten van het onderzoek en eventuele beperkingen.
De gebruikte trefwoorden om de benodigde artikelen uit EBSCO sEURch11 en Google Scholar
te verkrijgen zijn: Order effects; Recency effect; Primacy effect; End-of-sequence; Step-by-step;
Belief adjustment model. In Google Scholar is er een functie om ‘verwante artikelen’ en ‘geciteerd
door’ gemakkelijk te vinden. Met behulp van deze functie is het aantal gebruikte artikelen
uitgebreid.
10
In deze scriptie is gebruik gemaakt van Academic Journal Guide 2015, van de Chartered Association of Business Schools. 11
Bibliotheek van de Erasmus Universiteit, Rotterdam
15
Hoofdstuk 4: Onderzoeksresultaten In dit hoofdstuk zullen, met behulp van een meta-analyse, de verschillende wetenschappelijke
artikelen worden vergeleken. Door het analyseren van wetenschappelijke literatuur zal H1, zoals
vermeld in paragraaf 2.4, worden bevestigd of verworpen.
In paragraaf 4.1 zal er een analyse van de verschillende onderzoek karakteristieken plaatsvinden,
waarna vervolgens in paragraaf 4.2 een vergelijking plaatsvindt tussen de wetenschappelijke
artikelen. Op basis van de gestelde hypotheses en de onderzoeksresultaten zal deze vergelijking
plaatsvinden. In paragraaf 4.3 wordt een verband gemaakt met de gevonden resultaten en de
gevormde hypothesen in paragraaf 2.4.
Ten behoeve van de uitwerkingen in de verschillende paragrafen zijn in bijlage II verschillende
ondersteunende tabellen opgenomen, deze tabellen zijn een afgeleide van de tabel in bijlage III
(meta-analyse tabel).
4.1 Onderzoek karakteristieken Binnen het onderzoek zijn veel oudere artikelen opgenomen, dit komt met name omdat de
recentere artikelen zich richten op meerdere biases. Het onderzoek is voornamelijk in de jaren ’90
uitgevoerd. In de jaren hierna is onderzoek naar dit onderwerp beperkt in het vakgebied van de
accountant. De invloeden van het recency effect worden hierna voornamelijk onderzocht op de
mens in het algemeen, niet specifiek op de accountant. In de gebruikte artikelen wordt het artikel
van Hogarth en Einhorn (1992) als basis voor het onderzoek gebruikt.
De gebruikte onderzoeksmethodiek die uit Bijlage II tabel 3 blijkt is in alle artikelen de methodiek
van het uitvoeren van een experiment. Deze methodiek houdt in dat het onderzoek is uitgevoerd
met behulp van waarnemingen. Met behulp van waarnemingen zoek je het antwoord op de
gestelde hypothese. Dit betekend dat in de artikelen gebruik is gemaakt van een fictieve casus die
de deelnemers is uitgevoerd. Bij deze casussen kregen de deelnemers eerst een basis set aan
documenten op basis waarvan zij een initieel oordeel konden vormen. Vervolgens kregen zij de
documentatie ten behoeve van het experiment aangereikt.
In Bijlage II tabel 4 is een overzicht weergeven van de verschillende onderzoek karakteristieken.
In de volgende sub paragrafen zullen deze karakteristieken worden toegelicht.
4.1.1 Kwaliteit van de artikelen
In bijlage II tabel 3 zijn de artikelen weergeven die worden gebruikt voor zowel het theoretisch
kader als de meta-analyse. In de tabel is inzichtelijk gemaakt uit welke journals de artikelen
afkomstig zijn. In Bijlage II tabel 3 is tevens inzichtelijk gemaakt wat de rating van de
verschillende journals is, dit varieert van ABS 2 tot en met ABS 4+ ratings. Het artikel van Brown
(2009) komt uit de Journal of applied business research, dit journal is niet opgenomen in de ABS-
ranking. Dit betekent dat dit artikel een minder hoog aanzien heeft dan de andere artikelen in de
academische wereld. Gezien het aspect dat andere artikelen van een hoger niveau zijn is ten
behoeve van de kwaliteit van de analyse extra kritisch gekeken naar de conclusies en variabelen
die in dit artikel worden naar voren komen. De betrouwbaarheid van de verschillende artikelen
zal op basis van de uitkomsten in relatie tot de rating beoordeeld worden.
16
4.1.2 Geografische spreiding en periode van onderzoek
De onderzoeken die zijn uitgevoerd hebben met name betrekking op Noord-Amerika (5
artikelen), Australië (2 artikelen) en bij een laatste artikel is het land van onderzoek niet bekend.
Het artikel van Kennedy (1993) is vermoedelijk in twee landen uitgevoerd: Noord-Amerika en
Groot-Brittannië. Uit analyse van de artikelen blijkt dat bij veel artikelen het going concern begrip
als experiment wordt gehanteerd. In deze gevallen wordt de regelgeving van de AICPA
aangehaald. Een voorwaarde voor het kunnen vergelijken van de benodigde artikelen is de
overeenstemming omtrent de regelgeving en de cultuur. Geconcludeerd kan worden dat op basis
van het land de artikelen vergelijkbaar zijn (Bijlage II tabel 4).
De gebruikte data is afkomstig uit eerdere experimenten die zijn uitgevoerd, hierbij is de periode
van het onderzoek niet in de gebruikte artikelen opgenomen. Derhalve wordt in deze scriptie de
periode van het onderzoek buiten beschouwing gelaten.
4.1.3 Deelnemers
De geselecteerde deelnemers bij de onderzoeken zijn in de verschillende artikelen op
verschillende wijze gerekruteerd (Bijlage II tabel 4). In het artikel van Hogarth en Einhorn (1992)
en Kennedy (1993) zijn studenten gerekruteerd middels advertenties op de schoolcampus.
Kennedy (1993) heeft een deel van haar onderzoek uitgevoerd met behulp van studenten en deel
van zijn onderzoek met behulp van professionals. Dit heeft zij gedaan om aan te tonen dat
expertise een belangrijke rol speelt bij het recency effect.
In de acht artikelen zijn de deelnemers geselecteerd op basis van vrijwillige aanmelding. De
deelnemers zijn allemaal werkzaam bij de BIG 812. De experimenten zijn op kantoren uitgevoerd
waarbij de deelnemers onder begeleiding van de onderzoeker de casus behandelt.
Een vereiste om deel te nemen aan de experimenten is de expertise van de accountant. Derhalve
is door de onderzoekers gekozen om de experimenten uit te voeren met behulp van managers,
senior accountants en partners.
Het aantal deelnemers in de artikelen varieert, het onderzoek met het minste aantal deelnemers is
van Monroe en NG (2000). Aan dit experiment hebben 70 deelnemers meegewerkt. Het artikel
van Tubbs, Messier en Knechel (1990) had de meeste deelnemers: 251. In een aantal gevallen is
het voorgevallen dat er in eerste instantie meer deelnemers waren, maar dat kwaliteit van de
antwoorden op de casus niet voldoende waren om het onderzoek uit te voeren. Derhalve zijn de
onderzoeken in deze gevallen uitgevoerd met minder deelnemers. De artikelen zijn in aantallen
deelnemers representatief om het onderzoek in deze scriptie uit te voeren.
4.1.4 Gebruikte proxy: het recency effect
De gebruikte proxy voor de mate van het recency effect is in de onderzoeken de volgorde van
aanlevering van documentatie. Op basis van deze proxy wordt de mate van het recency effect
gemeten. In een aantal artikelen wordt de mate van het recency effect bepaald met behulp van
een casus die betrekking heeft op de going concern van een fictieve organisatie. Deze proxy is
terug te zien in bijlage II tabel 4. In het geval van het artikel van Brown (2009) wordt gekeken
12
Later de big 6, big 5 en big 4
17
naar de materialiteit en in het geval van het artikel van Monroe en NG (2000) wordt gekeken naar
de risico inschatting.
4.1.5 Gebruikte proxy: de oordeelsvorming van de accountant
De gebruikte proxy voor de oordeelsvorming van de accountant, zoals vermeld in Bijlage II tabel
4, is in alle uitgevoerde experimenten de waarschijnlijkheid dat het oordeel wordt aangepast na
het ontvangen van nieuwe documentatie. Deze inschatting wordt gemaakt op basis van het belief
adjustment model dat is ontwikkeld door Hogarth en Einhorn (1992), zie paragraaf 2.3.
4.1.6 Conclusies onderzoek karakteristieken
In bovenstaande sub paragrafen zijn de verschillende karakteristieken van de benodigde artikelen
omschreven. Voor het onderzoek is belangrijk dat de gebruikte literatuur experimenten betreft.
Dit betekent dat er op basis van waarnemingen een oordeel over de hypothesen is gevormd. In
de verschillende artikelen is sprake van een experiment, derhalve zijn deze artikelen met elkaar te
vergelijken. Op basis van de kwaliteit, geografische spreiding en periode zijn er geen opvallend-
heden geconstateerd.
Met betrekking tot de gebruikte proxies is opvallend dat deze in de artikelen op dezelfde wijze
worden gemeten. In een aantal gevallen worden er controlevariabelen toegevoegd zoals expertise
of een aanvullende review. Voor de vergelijkbaarheid is dit niet relevant, dit komt omdat de
gebruikte proxy in de artikelen gelijk is.
4.2 Onderzoeksresultaten In paragraaf 4.2 zullen de onderzoeksresultaten van de uitgevoerde meta-analyse worden
vergeleken en geanalyseerd. De gevonden resultaten zijn opgenomen in Bijlage II tabel 5. In deze
tabel is per artikel inzichtelijk gemaakt wat de door de onderzoekers opgestelde relevante
hypothesen voor deze scriptie zijn, de statistische toetsing (de uitgevoerde F-toets) en de
conclusies die door de onderzoekers zijn gevormd ten aanzien van de hypothesen. In tabel 1 is
een overzicht weergeven van de gebruikte artikelen in de meta-analyse. Zoals in paragraaf 3.1
vermeld zijn er op basis van de onderzoek karakteristieken 2 artikelen die niet worden
meegenomen. De hypothese kan met behulp van de overige artikelen bevestigd of verworpen
worden, tevens wordt op basis van deze artikelen een conclusie op de hoofdvraag gevormd.
In een aantal artikelen is er bewust gekozen voor een casus omtrent het going concern van een
fictieve onderneming. In de artikelen is voor deze casus gekozen omdat de inschatting die wordt
gemaakt, wordt beschouwd als een lastig onderdeel van de audit. Tevens is deze inschatting
belangrijk voor de continuïteit van een onderneming (Tubbs, Messier JR, & Knechel, 1990).
18
Tabel 1: Artikelen in meta-analyse
4.2.1 Statistische weergave onderzoeksresultaten
In de verschillende artikelen is een F of T-toets uitgevoerd. Deze toetsen zijn onderdeel van een
statistische toets waarbij wordt nagegaan of de gestelde veronderstellingen (hypothesen) in het
kader van waarnemingen verworpen of aangenomen dient te worden. De gestelde hypothesen
benoemen vaak een verschil tussen verschillende groepen accountants. Dit betekent dat deze
toets aangeeft in hoeverre de relatie tussen de oordeelsvorming van de accountant en het recency
effect wordt verklaard. In Bijlage II tabel 5 zien we tevens de P-waarde, deze waarde geeft aan
wat de afwijking is voor de uitgevoerde toets. Hoe kleiner de P-waarde hoe groter de afwijking is.
In de artikelen wordt er gesproken van een significantie indien deze waarde laag is er een sterke
uitkomst. Een uitkomst wordt significant genoemd indien het onwaarschijnlijk is dat de
uitkomsten van de toets gebaseerd is op een toeval.
De uitkomsten in de artikelen laten in 7 van de 8 gevallen gemiddeld genomen een significantie
(zie Bijlage II tabel 5, P-waarde) zien tussen de 1% en 5%. Dit verschil is ontstaan omdat in de
artikelen gebruik wordt gemaakt van een verschillend aantal deelnemers. Tevens kan elke
deelnemer een eigen oordeel vormen over de gestelde casus. Het artikel van Monroe en NG
(2000) laat geen significantie zien in het uitgevoerde experiment. De uitgevoerde casus door
Monroe en NG betreft de inherente risico inschatting van een fictieve onderneming. Er is geen
significantie in dit artikel ontstaan omdat de risico inschatting een belangrijk onderdeel is van de
audit. De risico inschatting wordt vaak uitgevoerd door een ervaren accountant in het team,
hierbij wordt aandacht besteed aan de kritieke punten binnen de organisatie. Het is van belang
voor de audit dat deze risico inschatting juist wordt uitgevoerd. Echter wordt door Monroe en
NG (2000) beweert dat indien er sprake is van een andere taak die de accountant uitvoert. de
kans op het recency effect aanwezig is. Zij hebben zich beperkt tot een taak van de audit. De
uiteindelijke conclusie voor deze taak is dat er geen negatief effect is op de oordeelsvorming van
de accountant.
De hypotheses in de overige 7 artikelen veronderstellen een negatieve respectievelijk geen relatie
tussen de oordeelsvorming van de accountant en het recency effect. Hieruit kan geconcludeerd
worden dat het niet vanzelf sprekend is dat er een relatie bestaat. De verschillen zijn veroorzaakt
door verschillende casussen en aanvullende controlevariabelen. Zo hebben Messier en Tubbs
(1994) het onderzoek van Tubbs, Messier en Knechel (1990) herhaalt en hierbij een belangrijke
19
controlevariabele toegevoegd: de expertise van de accountant. Waardoor de significante relatie die
Tubbs, Messier en Knechel (1990) hadden gevonden niet meer bestaat in het onderzoek. Het
onderzoek van Asare (1992) is door verschillende artikelen herhaalt: onder andere door Cushing
en Ahlawat (1996) en Ashton en Kennedy (2002). In deze artikelen worden als controlevariabelen
het review proces en expertise toegevoegd, waardoor het gevonden verband door Asare (1992)
niet meer bestaat. In het artikel van Ashton en Kennedy (2002) worden er 12 bewijsstukken
aangeleverd in de casus in plaats van 4, dit zorgt voor andere uitkomsten. Tevens worden er
verschillende casussen gebruikt ten behoeve van de uitgevoerde experimenten. In het artikel van
Trotman en Wright (2000) wordt tevens als reden van de verschillen het weglaten van relevante
variabelen genoemd waardoor de casus niet te generaliseren is. Voor de casussen die worden
gebruikt zie Bijlage III (kolom Database). Bij deze verschillen is het belangrijk om de
verschillende validiteitsbegrippen te onderscheiden. De verschillende artikelen vermelden dat het
interne validiteitsbegrip (causale verband) wordt gebruikt bij deze experimenten, waar het externe
validiteitsbegrip (generaliseren van de uitkomsten) minder het geval is.
De verklarende waarden (F/T-toets) van de verschillende artikelen varieert. Opmerkelijk is dat
Asare (1992) een relatief hoge F constateert van 19.7, terwijl in het onderzoek van Tubbs,
Messier en Knechel (1990) een F- waarde van 6.74 heeft. Door deze constatering kan het
voorkomen dat uitkomsten van onderzoeken niet representatief zijn. Deze verschillen zijn te
verklaren door het gebruik van verschillende controlevariabelen. Zoals eerder vermeld wordt in
het artikel van Tubbs et al. (1990) gebruik gemaakt van aanvullende controlevariabelen die van
invloed zijn op de afhankelijke variabele. Terwijl Asare deze controlevariabelen niet gebruikt en
enkel gebruik gemaakt van de afhankelijke variabele: de oordeelsvorming. Tevens is een oorzaak
van het verschil de expertise van de accountants die deel hebben genomen aan het onderzoek. Bij
het onderzoek van Asare (1992) is de gemiddelde expertise 12 jaar, waar het bij Tubbs et al.
(1990) 3,06 jaar is. Op basis van deze gegevens doet het verwachtingspatroon vermoeden dat de
F- waarde van de twee onderzoeken omgedraaid zijn. Enkel is de F- waarde bij het onderzoek
van Tubbs et al. (1990) lager door de toegevoegde controlevariabelen die van invloed zijn op de
afhankelijke variabele. Een goed voorbeeld voor het effect van toegevoegde controlevariabelen is
het artikel van Cushing en Ahlawat (1996). Zij hebben eerst onderzoek gedaan naar de
aanwezigheid van het recency effect voordat er controlevariabelen werden toegevoegd. De F-
waarde die zij voor de controlevariabelen hadden geconstateerd is 12.65 en de F-waarde na het
toevoegen van een review op de uitgevoerde werkzaamheden is 0.333. Dit betekent dat zodra de
controlevariabele is toegevoegd in het experiment de F-waarde significant gedaald is. Deze daling
heeft ertoe geleid dat er geen sprake meer is van een significant verband, P is gestegen van
P<0.001 naar P> 0.05. De resultaten die Messier en Tubbs (1994) laten zien tonen tevens aan
dat met behulp van controlevariabelen het recency effect verminderd. Zo is de F-waarde 24.73
zonder controlevariabelen, maar met de toevoeging van expertise en het review proces 3.39.
Tevens is er net als bij Cushing en Ahlawat (1996) geen significantie meer aanwezig P = 0.07 na
de toevoeging van de controlevariabelen, waar dit eerst P=0.000 was.
20
4.3 Analyse hypothesen en conclusie In paragraaf 4.3 zal worden ingegaan op de aangetoonde relaties uit paragraaf 4.2. In sub
paragraaf 4.3.1 zullen de artikelen schematisch worden geanalyseerd en weergeven in een
totaaloverzicht. Op basis van de gevonden relaties zal in sub paragraaf 4.3.2 een conclusie
worden gevormd.
4.3.1 Analyse hypothesen
In paragraaf 4.2.1 is kort ingegaan op de statistische uitkomsten van de onderzoeken die gebruikt
zijn voor de meta-analyse. In deze paragraaf zal worden ingegaan op de relatie tussen de
oordeelsvorming van de accountant en het recency effect. De gebruikte artikelen zijn de meest
relevante artikelen ten behoeve het onderwerp oordeelsvorming van de accountant en het
recency effect (order effecten).
Tabel 2: Totaaloverzicht aangetoonde relatie
Uit bovenstaande tabel (2) blijkt dat 3 artikelen geen relatie vinden tussen de oordeelsvorming en
het recency effect. De overige 5 artikelen vinden een negatieve relatie. Deze afwijkende
uitkomsten zijn mogelijk te verklaren door controlevariabelen of andere omstandigheden (casus).
Deze controlevariabelen zijn onder andere expertise van de accountant en het review. Deze
verschillen worden mede verklaart in sub paragraaf 4.2.1.
4.3.2 Conclusie
In paragraaf 4.2 en 4.3 zijn de statistische gegevens en de aangetoonde relaties geanalyseerd.
Hieruit kan geconcludeerd worden dat er in eerste instantie geen duidelijk antwoord wordt
gegeven op de gestelde hypothese. Het uitgangspunt in de verschillende artikelen is dat het
recency effect van invloed is op de oordeelsvorming. Aanvullend onderzoek is uitgevoerd om aan
te tonen of dit effect te mitigeren is. Cushing en Ahlawat (1996), Monroe en NG (2000) en
Kennedy (1993) hebben geconcludeerd dat het recency effect te mitigeren is met behulp van
bijvoorbeeld aanvullende review werkzaamheden of expertise van de accountant. In deze
onderzoeken is eerst vastgesteld of het recency effect aanwezig is, hierna hebben zij met behulp
van de controlevariabelen het onderzoek uitgebreid. Een oorzaak van verschillen in de
uitgevoerde experimenten komt doordat een andere casus wordt gehanteerd, of omdat er sprake
is van andere controlevariabelen. Er valt op basis van bovenstaande meta-analyse vast te stellen
dat het recency effect een negatief effect heeft. Op basis van de uitgevoerde meta-analyse en
bovenstaande kan worden geconcludeerd dat H1, zoals geformuleerd in paragraaf 2.4, wordt
aangenomen.
21
Hoofdstuk 5: Conclusie
5.1 Beantwoording deelvragen en centrale probleemstelling De meta-analyse die is uitgevoerd in hoofdstuk vier heeft als doel gehad om uitkomsten weer te
geven omtrent de invloed van het recency effect op de oordeelsvorming. Met behulp van het
theoretisch kader wat in hoofdstuk twee is gevormd en de meta-analyse in hoofdstuk vier zullen
in de volgende sub paragrafen de hoofd- en deelvragen worden beantwoord. In de volgende
paragrafen zullen de beperkingen, suggesties voor vervolgonderzoek, de deliverable worde
weergeven.
5.1.1 Beantwoording deelvragen
De geformuleerde deelvragen in hoofdstuk één zullen in deze sub paragraaf worden beantwoord.
• Wat houdt de oordeelsvorming van de accountant in?
Oordeelsvorming bestaat uit verschillende elementen. Namelijk het oordeel en een besluit. Een
beslissing draagt bij aan het eindoordeel. De gehanteerde definitie voor een oordeel is als volgt:
een oordeel is de mening of beslissing van een accountant die wordt geformuleerd op basis van een voorspelling over
de toekomst van een organisatie of op basis van evaluaties van de huidige staat. Oordeelsvorming bestaat
vervolgt uit verschillende raamwerken, deze raamwerken hebben betrekking op elementen die
invloed hebben op het oordeel. De objectiviteit en onafhankelijkheid van de accountant zijn bij
het vormen van het oordeel van belang.
• Wat houdt het recency effect in?
Het recency effect is ontstaan uit de order effecten. Order effecten zijn effecten waarbij de
volgorde van het aanleveren van de documentatie invloed heeft op het oordeel. Het recency
effect is de informatie die later ontvangen of recenter beoordeeld is een bovengemiddelde
invloed heeft op het oordeel van de accountant. Dezelfde informatie in verschillende volgorde
kunnen tot verschillende oordelen leiden.
• Waarom bestaat er een relatie tussen de oordeelsvorming van de accountant en het
recency effect?
De relatie tussen de oordeelsvorming van de accountant en het recency effect wordt verklaard
door het Belief adjustment model. Het uitgangspunt van dit model is dat er een initieel oordeel is
en dat dit oordeel op basis van order effecten tijdens de audit wijzigt. Onderzoeken in de
accountancy die het Belief Adjustment Model gebruiken laten zien dat de oordeelsvorming van
de accountant kwetsbaar is voor het recency effect. Recency effecten zijn ondervonden in
verschillende taken die de accountant uitvoert waarbij een oordeel wordt gevormd. Expertise kan
het recency effect verminderen. De relatie tussen het recency effect en de oordeelsvorming van
de accountant ontstaat doordat informatie niet consistent is met voorgaande informatie.
22
5.1.2 Beantwoording centrale probleemstelling
In paragraaf 1.3 is de volgende centrale onderzoeksvraag geformuleerd:
• Wordt de oordeelsvorming van de accountant beïnvloed door het recency effect?
Aan de hand van de uiteenzetting van het theoretisch kader in hoofdstuk twee een meta-analyse
in hoofdstuk vier is inzicht verkregen op reeds bestaande onderzoeken die betrekking hebben op
de centrale onderzoeksvraag.
Uit de meta-analyse is gebleken dat de oordeelsvorming van de accountant wordt beïnvloed door
het recency effect. Met behulp van een statistische analyse in hoofdstuk 4 is geconstateerd dat het
recency effect gemitigeerd wordt door bepaalde omstandigheden. Deze omstandigheden zijn de
genoemde controlevariabelen: expertise en het review proces. Uit de statistische analyse blijkt
verder dat er in alle gevallen een significant verband bestaat tussen de oordeelsvorming van de
accountant en het recency effect.
Op basis van de uitkomsten van de uitgevoerde meta-analyse kan vastgesteld worden dat
hypothesen H1 wordt aangenomen. Het recency effect heeft een negatief effect op de
oordeelsvorming.
Het antwoord op de centrale onderzoeksvraag is vervolgens: de oordeelsvorming van de
accountant wordt beïnvloed door het recency effect. Bij de beïnvloeding van de oordeelsvorming
is het belangrijk om rekening te houden met de verschillende controlevariabelen, deze zijn
namelijk van invloed op de mate waarin het recency effect de oordeelsvorming beïnvloed.
5.2 Beperkingen onderzoek Het uitgevoerde onderzoek maakt gebruik van verschillende experimenten. Tekortkomingen van
experimenten zijn:
• De uitkomsten kunnen gemanipuleerd worden. Dit betekent veelal dat zij de
onafhankelijke variabele manipuleren.
• Een beperkt aantal waarnemingen wordt uitgevoerd. Wat betekend dat het onderzoek
niet altijd representatief is voor de gehele accountancy populatie.
• De onderzoeken zijn uitgevoerd op basis van fictieve casussen. Dit betekent dat de casus
niet altijd representatief is voor de werkelijkheid.
De gebruikte artikelen in deze scriptie zijn relatief verouderd. Dit betekent dat de uitkomsten een
vertekend beeld kunnen weergeven. Er is gebruik gemaakt van oudere artikelen omdat er na 2000
een beperkt aantal artikelen zijn geschreven met betrekking op het recency effect. Recentere
onderzoeken hebben veelal betrekking op meerdere effecten die van invloed zijn op de
oordeelsvorming. Derhalve maken deze onderzoeken gebruik van verschillende proxies die lastig
met elkaar te vergelijken zijn.
23
In het artikel van Hogarth en Einhorn (1992) waar het belief adjustment model uiteengezet
wordt, is in het uitgevoerde experiment gebruik gemaakt van verschillende personen, niet
specifiek accountants. De gebruikte artikelen in deze scriptie hebben betrekking op accountants.
Het model is algemeen toepasbaar, wel zijn er specifieke variabelen toegevoegd in de
onderzoeken.
Als laatste beperking betreft het uitgevoerde onderzoek een meta-analyse. Dit betekent dat de
resultaten afhankelijk zijn van reeds gepubliceerde onderzoeken (experimenten). Hierbij hebben
een aantal artikelen geen of een lage ABS-rating, met deze artikelen dient voorzichtig te worden
omgegaan omtrent de betrouwbaarheid.
5.3 Suggesties voor vervolgonderzoek Uit de scriptie blijkt dat beperkt onderzoek is gedaan naar variabelen die het recency effect
kunnen mitigeren. Dit biedt ruimte voor verder onderzoek. Het is aanbevolen om te
onderzoeken wat andere aspecten uit de audit voor invloed hebben op het recency effect of
welke karaktereigenschappen van de accountant het recency effect kunnen mitigeren. Niet alleen
naar andere variabelen kan onderzoek uit worden gevoerd maar ook naar de verschillende taken
die een accountant heeft.
Tevens is aan te raden om onderzoek te doen op een grotere populatie om vast te stellen of de
uitgevoerde experimenten werkelijk representatief zijn voor de accountancy populatie.
5.4 Deliverable De onderzoeksresultaten zijn waardevol voor het maatschappelijk verkeer, dit komt omdat de
resultaten in deze scriptie bij dragen aan de reeds bestaande academische literatuur. Tevens geven
de resultaten inzicht in het belang van de invloed op de oordeelsvorming van effecten zoals het
recency effect. Het maatschappelijk verkeer kan de uitkomsten van deze meta-analyse gebruiken
voor een diepgaander onderzoek naar het recency effect.
24
Bijlage I: Literatuurlijst Asare, S. K. (1992). The auditor's Going- Concern Decision: Interaction of Task variables and
the sequential processing of evidence. The accounting review, 379-393.
Ashton, A. H., & Asthon, R. H. (1988). Sequential belief revision in auditing. The accounting review,
623-641.
Ashton, R. H., & Kennedy, J. (2002). Elimination recency with self review: the case of auditors
''going concern'' judgments. Journal of behavioral decision making, 221-231.
Bonner, S. E. (1999). Judgment and decision making research in accounting. Accounting Horizons,
385-398.
Brown, C. A. (2009). Order effects and the audit materiality revision choice. The journal of applied
business research, 21-36.
Cushing, B. E., & Ahlawat, S. S. (1996). Mitigation of recency Bias in auditing judgment: the
effect of documentation. A journal of Practice and Theory, 110-122.
de Visser, A. (2007). Intuitieve oordeelsvorming. de EDP auditor, nummer 4, 9-21.
Griffith, E., Kadous, K., & Young, D. (2016). How insights from the ''new'' JDM research van
improve auditor judgment: Fundamental research questions and methodological advice.
Auditing: A journal of practice & theory, 1-22.
Guiral, A., Rodgers, W., Ruiz, E., & Gonzalo Angulo, J. A. (2015). Can expertise mitigate
auditors' unintentional biases? Journal of international Accounting, Auditing and taxation, 105-
117.
Het audit magazine. (2011, maart). Het brein van de auditor. IIA in samenwerking met SVRO.
Hogarth, R. M., & Einhorn, H. J. (1992). Order effects in belief updating: the belief adjustment
model. Cognitive Psychology, 1-55.
Kennedy, J. (1993). Debiasing Audit Judgment with accountability: A framework and
Experimental results. Journal of Accounting Research , 231-245.
Kocks, C. (2003). Auditing, audit, auditor, wat moeten we ermee? Twintig over internal/Operational
Auditing.
Libby, R., Bloomfield, R., & Nelson, M. (2002). Experimental research in financial accounting.
Accounting, Organizations and Society, 775 - 810.
Messier, W. F., & Tubbs, R. M. (1994). Recency effects in belief revision: The impact of audit
experience and the review process. Auditing: A journal of Practice and theory, 57-72.
Monroe, G. S., & NG, J. (2000). An examination of order effects in auditors' inherent risk
assesment. Accounting and Finance, 153-168.
25
Nederlandse beroepsorganisatie accountants. (2013, December). Verordening gedrags- en
beroepsregels accountants.
Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants. (geldend per 17 juni 2016). Verordening inzake
de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten. NBA.
Nelson, M. W. (2009). A model and literature review of professional skepticism in auditing.
Auditing: a Journal of practice & theory, 1 -34.
Nelson, M., & Tan, H.-T. (2005). Judgment and decision making research in auditing: A Task,
person and interpersonal interaction perspective. Auditing: A journal of practice and theory,
41-71.
Ricchiute, D. N., & Williams, J. W. (2001). Heuristics, Biases and decision making in Accounting.
Issues in Accounting education, 51 - 58.
Smith, J. F., & Kida, J. (1991). Heuristics and biases: Expertise and Task Realism in Auditing.
Psychological Bulletin, 472-489.
Solomon, I., & Shields, M. (1995). Judgment and decision making research in auditing. (R.
Ashton, & A. Ashton, Red.) Judgment and decision making reasearch in accounting and auditing,
137-175.
Solomon, I., & Trotman, K. (2003). Experimental judgment and decision research in auditing: the
first 25 year of AOS. Accounting, Organisations and Society, 395-412.
Trotman, K. T., & Wright, A. (1996). Recency effects: task, complexity, Decision mode ans task
specific experience. Behavioral Research in Accounting, 175 -193.
Trotman, K. T., Tan, H. C., & Ang, N. (2011). Fifty year overview of judgment and decision
making research in accounting. Accounting & Finance, 278-360.
Tubbs, R. M., Messier JR, W. F., & Knechel, R. W. (1990). Recency effects in the auditor's Belief
revision Process. The accounting review, 452-460.
Tversky, A., & Kahneman, D. (1974). Judgment under Uncertainty: Heuristics and Biases. Utility,
Probability, and Human Decision Making, 141-162.
van Kuijck, J. (1999). Control of judgement performance in auditing : an empirical study .
Amsterdam.
Wallage, P. (2005). De actuele waarde van het Limpergiaans vertrouwen. Maandblad voor
Accountancy en Bedrijfseconomie, 79, 125- 131.
Wright, A., & Trotman, K. T. (2000). Order effects and recency: where do we go from here.
Accounting and Finance, 169-182.
26
Bijlage II: Tabellen ter ondersteuning van hoofdstuk drie en vier Tabel 3: Longlist
Nr. Auteurs Naam artikel Jaar van
publicatie
Journal Ranking
journal
Type
onderzoek
Gebruiken
t.b.v.
meta-
analyse
1 Solomon en Trotman Experimental judgment and
decision research in auditing:
the first 25 years of AOS
2003 Accounting,
Organizations and
Society
4* Review Nee
2 Nelson and Tan Judgment and decision-making
research in auditing: A task,
Person and interpersonal
interaction perspective
2005 Auditing: A journal of
practice and Theory
3 Review
(archival)
Nee
3 Bonner Judgment and decision-making
research in accounting
1999 Accounting horizons 3 Uiteenzetting Nee
4 Griffith et al How insights from the new
'JDM research can Improve
auditor judgment
2016 Auditing: A journal of
practice and Theory
3 Review Nee
5 Smith and Kida Heuristics and biases: expertise
and task realism in Auditing
1991 Psychological bulletin 4 Review Nee
6 Trotman and Wright Order effects and recency:
where do we go from here?
2000 Accounting and finance 2 Overview Nee
7 Ad de Visser Intuïtieve oordeelsvorming 2007 De EDP-auditor Onbekend Uiteenzetting Nee
8 Guiral et al Can expertisme mitigate
auditor’s unintentional biases?
2015 Journal of international
accounting, auditing
and taxation
3 Uiteenzetting Nee
27
9 Libby and Luft Determinants of judgment
performance in accounting
settings: Ability, knowledge,
motivation and environment
1993 Accounting,
Organizations and
Society
4* Uiteenzetting Nee
10 Ashton and Ashton Sequential belief revision in
auditing.
1998 The accounting review 4* Review Nee
11 Tversky en Kahneman Judgment under Uncertainty:
Heuristics and Biases
1974 Utility, Probability, and
Human Decision
Making
Onbekend Uiteenzetting Nee
12 Cushing en Ahlawat Mitigation of recency bias in
audit judgment: the effect of
documentation
1996 Auditing: A journal of
practice and Theory
3 Experiment Ja
13 Monroe and NG An examination of order
effects in auditor’s inherent risk
assessments
2000 Accounting and finance 2 Experiment Ja
14 Kennedy Debiasing audit judgment with
accountability: a raamwerk and
experimental results
1993 Journal of accounting
research
4* Experiment Ja
15 Ashton and Kennedy Elimination Recency with self-
review: The case of auditors
Going Concern Judgment
2002 Journal of behavioral
decision making
3 Experiment Ja
16 Messier and Tubbs Recency effect in belief
revision: the impact of audit
experience and the review
process
1994 Auditing: A journal of
practice and Theory
3 Experiment Ja
17 Tubbs, Messier en Knechel Recency effects in the auditor’s
belief revision process
1990 The accounting review 4* Experiment Ja
28
18 Trotman and Wright Recency effects: task
complexity, decision mode and
task specific experience
1996 Behavioral research in
accounting
3 Experiment Ja
19 Asare The auditors going concern
decision: interaction of task
variables and the sequential
processing of evidence
1992 The accounting review 4* Experiment Ja
20 Hogarth and Einhorn Order effect in belief updating:
The belief adjustment model
1992 Cognitieve Psychology 2 Experiment Nee
21 Brown Order effects and the audit
materiality revision choice
2009 The journal of applied
business research
Onbekend Experiment Nee
22 Ricchiute and Williams Heuristics, Biases and decision
making in accounting
2001 Issues in accounting
education
2 Uiteenzetting Nee
29
Tabel 4: Onderzoek karakteristieken
Auteurs Jaartal Type
onderzoek
Periode13 Land Aantal
observaties
Proxy Recency
effect
Proxy
oordeelsvorming van de
accountant
1 Cushing en
Ahlawat
1996 Experiment Noord-Amerika*14 75 ervaren auditors
(senior staff tot partner),
van de BIG6 kantoren,
met een gemiddelde
expertise van 8,4 jaar
Expertise van de auditors in
het experiment/ Volgorde
van aanlevering
documentatie
Oordeelsvorming van de
auditor, de
waarschijnlijkheid dat deze
wordt aangepast op basis
van nieuwe informatie.
(belief revision)
2 Monroe and
NG
2000 Experiment West Australië 70 auditors, ongeveer 6,5
jaar expertise Big 6.
Manager en partners
Expertise van de auditors in
het experiment/ Volgorde
van aanlevering
documentatie
De waarschijnlijkheid dat
het oordeel wordt
aangepast op basis van
nieuwe informatie
3 Kennedy 1993 Experiment Duke, Groot-
Brittannië **15
Noord-Amerika *
58 MBA studenten
(Duke University) en 171
managers auditors van de
big6
Expertise van de auditors in
het experiment/ Volgorde
van aanlevering
documentatie
De waarschijnlijkheid dat
de mening wordt
aangepast
4 Ashton and
Kennedy
2002 Experiment Noord-Amerika* 135 staffers van big 5 Expertise van de auditors in
het experiment/ Volgorde
van aanlevering
documentatie
De waarschijnlijkheid dat
de mening wordt
aangepast
5 Messier and
Tubbs
1994 Experiment Noord-Amerika* 78 seniors en 72
managers auditors, big 6,
3.52 jaar expertise en 7
jaar expertise
De expertise van de auditors
In het experiment en de
volgorde van aanlevering
(positief/ negatief/ door
elkaar)
De waarschijnlijkheid dat
de mening wordt
aangepast
13
In de artikelen is niet duidelijk een periode van onderzoek weergeven. Derhalve ervoor gekozen om deze kolom leeg te houden 14
* Het land van onderzoek wordt niet duidelijk benoemd in dit artikel. Echter wordt wel de regelgeving van de AICPA aangehaald en dat de deelnemers aan deze moeten voldoen. Derhalve aangenomen dat het land van onderzoek Noord-Amerika moet zijn. 15
**Aannemelijk dat Duke is gebruikt omdat de MBA studenten van de universiteit zijn gerekruteerd.
30
6 Tubbs,
Messier en
Knechel
1990 Experiment Niet bekend 251 ervaren auditors,
gemiddeld 3.06 jaar
expertise. Van Big8
kantoren.
De volgorde van het
aanleveren van documentatie
(positieve/negatief effect op
oordeel)
De waarschijnlijkheid dat
de mening wordt
aangepast na nieuwe
documentatie
7 Trotman
and Wright
1996 Experiment Australië 48 managers/supervisors
en 48 senior van de
BIG6. 3.4 jaar expertise
De volgorde van het
aanleveren van documentatie
(positieve/negatief effect op
oordeel, in willekeurige
volgorde). Tevens werd de
expertise beoordeeld
De waarschijnlijkheid dat
de mening wordt
aangepast na nieuwe
documentatie
8 Asare 1992 Experiment Los Angeles
(Noord-Amerika)
120, big 6 managers en
partners 12 jaar expertise
De volgorde van aanleveren
van documentatie (positief
negatief/Willekeurige
volgorde) tevens werd
beoordeeld in hoeverre een
hypotheses die niet gehaald
zou worden tastbaar was.
De mening wordt
aangepast aan de hand van
ontvangen documentatie.
(Initiële oordeel wijkt af
van uiteindelijke oordeel)
9 Hogarth and
Einhorn
1992 Experiment Chicago, Noord-
Amerika
24 studenten met
gemiddeld 4,2 jaar naar
High School.
De volgorde van aanlevering
van documentatie
Mate van waarin het
oordeel is aangepast na
ontvangen informatie.
10 Brown 2009 Experiment Midwest Amerika 34 partners met 18,6 jaar
expertise, 20 managers en
senior auditors met 8,2
jaar expertise en 29 staff
auditors met 2,3 jaar
expertise. Werkzaam bij
een CPA-firma
Expertise en de volgorde
van aanlevering van
documentatie.
De waarschijnlijkheid dat
het oordeel op de
materialiteit wordt
aangepast op basis van
nieuwe informatie
31
Tabel 5: Onderzoeksresultaten
Auteurs Experimenten uitgevoerd Hypothesen Onderzoeksresultaten Statistische resultaten Aangetoonde
relatie
1 Cushing
en
Ahlawat
Het experiment is uitgevoerd op
basis van een casus die de Going
Concern van een fictieve
onderneming betreft.
H1: Accountants in de
control groep (er wordt geen
concluderende memo
verwacht) wie mitigerende
factoren van tegengestelde
informatie evalueren zullen
een mindere aanpassing van
het oordeel ervaren dan de
gene die dezelfde informatie
evalueren in omgekeerde
volgorde
H2: Accountants in de
documentatie groep (er
wordt een concluderende
memo verwacht) wie
mitigerende factoren van
tegengestelde informatie
evalueren zullen dezelfde
aanpassing van het oordeel
ervaren dan de gene die
dezelfde informatie
evalueren in omgekeerde
volgorde
- Het recency effect
ontstaat bij het uitvoeren
van een opdracht
- Het aspect om een
concluderende memo op
te stellen verminderd het
recency effect (effort
related)
- Het oordeel is cruciaal,
waarbij de beslissing een
onderdeel is van het
gegeven oordeel
Hypothese 1:
F = 12.65
P < 0.001
Hypothese 2:
F = 0.333
P > 0.5 (Niet significant)
Een aanvullende test is uitgevoerd over
de gehele populatie in plaats van twee
gescheiden groepen:
Afhankelijke variabele: Belief revision
F = 6.84
P < 0.05
Aanvullende test uitgevoerd op basis van
twee afhankelijke variabele: Final
Judgement en Initial Judgment
F = 4.94
P < 0.05
Er is een
negatieve relatie
tussen de
oordeelsvormin
g en het recency
effect indien er
geen
documentatie
opdracht plaats
vindt
Er is geen
negatieve relatie
tussen de
oordeelsvormin
g en het recency
effect indien er
een
documentatie
opdracht plaats
vindt.
32
2 Monroe
and NG
Het experiment is uitgevoerd op
basis van een casus die de
inherente risicoanalyse van een
fictieve onderneming betreft.
H1: Wanneer er in een korte
periode lage en hoge
inherente risico factoren
worden beoordeeld in
volgorde, zal er geen recency
effect aanwezig zijn bij de
SbS techniek.
- Accountants worden niet
beïnvloed door de
volgorde van ontvangen
documentatie bij het
bepalen van het inherente
risico.
- Recency effecten worden
gemitigeerd onder
bepaalde condities: in deze
casus was het hoge
inherente risico dusdanig
van belang voor de
accountant dat hij kritisch
was op deze aspecten in de
casus. Tevens worden
deze inschattingen enkel
door ervaren auditors
gemaakt en is verwacht dat
expertise ook een
mitigerende factor is.
Er zijn twee experimenten uitgevoerd,
met wisselde volgorde van documentatie.
(PPNN en NNPP). Waarbij de resultaten
waren:
F = 0.124
P = 0.726 (Niet significant).
Er is geen
negatieve relatie
tussen het
recency effect
en de
oordeelsvormin
g
3 Kennedy Het experiment wat wordt
uitgevoerd heeft betrekking op
het review proces binnen in een
team.
H1/H3: wordt niet gebruikt
in deze analyse zoals
vermeld in paragraaf 4.1.3
(deelnemers zijn studenten
geen accountants)
H4: De waarschijnlijkheid
van het oordeel bij post en
non accountable taken voor
de accountant ervaren geen
recency effect
- Het recency effect is een
effort related Bias en
wordt gemitigeerd door
accountability bij
Accountants. Bij M.B.A.
studenten is het recency
effect aanwezig
- Het recency effect is
aanwezig indien de SbS
techniek wordt gebruikt.
Hypothese 4 (EoS techniek):
T = 0.57
P = 0.567
Hypothese 5:
T = 0.21
P = 0.8365
Er is een
negatieve relatie
tussen de
oordeelsvormin
g en het recency
effect bij
M.B.A.
studenten
Er is geen
negatieve relatie
33
H5: De waarschijnlijkheid
van het oordeel bij pre-
accountable taken voor de
accountant zal niet anders
zijn dan het oordeel bij post
en non accountable taken.
tussen de
oordeelsvormin
g en het recency
effect indien er
een
accountability
check
plaatsvindt
4 Ashton
and
Kennedy
In het experiment wordt
gekeken wat de invloed is van
het review proces op het
recency effect. Dit doen zij aan
de hand van een casus die
gericht is op de going concern
van een fictieve onderneming.
Verwachting van het
experiment is dat bij self-
review en EoS minder
recency aanwezig is dan bij
accountants die het
onderzoek uitvoeren op
basis van SbS. Het
experiment is dus uitgevoerd
op basis van drie groepen.
Self review (H1), EoS (H2)
en SbS (H3) groep.
- Self review mitigeert/
elimineert het recency
effect bij accountants
- Recency is aanwezig bij
Sbs en niet bij EoS of Self
review
Het initiële oordeel verschilt niet bij de
verschillende situaties (H1, H2 en H3)
Derhalve is P ≥ 0.41.
Hypothese 1 (Self review):
T = -0.4
P = 0.65
Hypothese 2 (EoS):
T = - 0.22
P = 0.59
Hypothese 3 (SbS):
T = 2.3
P = 0.01
De effectiviteit van de self review wordt
daarna verder onderzocht. Het verschil
tussen volgorde van aanlevering van
documentatie in de verschillende groepen
(SbS en EoS) wordt vergeleken. Hier
komt uit dat het recency effect groter is
voor de SbS groep.
H1/H2: Er is
geen negatieve
relatie tussen
het recency
effect en de
oordeelsvormin
g van de
accountant
H3: Er is een
negatieve relatie
tussen het
recency effect
en de
oordeelsvormin
g van de
accountant.
Aanvullende
onderzoeken:
Er is een
negatieve relatie
tussen het
34
Als derde wordt getest in hoeverre het
oordeel verschilt tussen de SbS en Self
review groep. Verondersteld wordt dat
hier geen verschil in zit. (12de oordeel,
13de na review wijkt wel af) Hierbij is
voor de SbS groep een significant
verband aangetoond voor de ontvangen
volgorde P = 0.04 en voor de self review
groep niet P = 0.42.
Als laatste is er een test uitgevoerd
waarbij het 12de oordeel wordt
vergeleken met het 13de oordeel (na self
review). Hierbij zijn de uitkomsten als
volgt:
F = 5.37
P = 0.03
Een tweede experiment is uitgevoerd of
het Recency effect invloed heeft op de
keuze van het auditreport. Binnen de SbS
en EoS groep is er geen significant
verschil ontstaan (X² = 1.87 en P =
0,17). Waar tussen de SbS en zelf review
groepen wel een significant verschil is
ontstaan (X² = 3.23 en P = 0.07).
recency effect
en de
oordeelsvormin
g van de
accountant.
5 Messier
and
Tubbs
Het uitgevoerde experiment test
in hoeverre expertise en het
review proces van invloed zijn
op de uitkomsten van de
H1: Het recency effect
wordt gemitigeerd bij een
audit door audit expertise
H2: Na het review proces
- Expertise heeft invloed
op het recency effect
- Indien een reviewer meer
expertise heeft dan de
Hypothese 1:
F = 9.24
P = 0.00 (alleen op expertise en
oordeelsvorming), Experiment is
Er is geen
negatieve relatie
tussen het
recency effect
35
oordeelsvorming en in welke
mate het recency effect voor
komt.
waarbij het recency effect in
het oordeel aanwezig is zal
een reviewer met dezelfde
expertise dezelfde mate van
het recency effect ervaren.
Een ervarener reviewer zal
het recency effect in mindere
mate ervaren.
uitvoerder zal het recency
effect in het oordeel
worden verminderd, en
indien de expertise gelijk is
zal het recency effect
aanwezig zijn. (Dit is zwak
ondersteunt)
- De vermindering van het
recency effect in de
individuele
oordeelsvorming in relatie
tot de expertise is
inconsistent. In
verschillende onderzoeken
zijn er verschillende
uitkomsten weergeven.
- Indien er een
ingewikkeldere taak
ontstaat zal het recency
effect ook bij accountants
met expertise
plaatsvinden.
uitgebreid naar geen review manager en
senior. De uitkomsten zijn in dit geval
nog steeds significant:
T = 1.93
P = 0.03
Hypothese 2:
F = 3.39
P = 0.07 (Order x Expertise X Review
op het geheel). Kanttekening: voor de
groepen met expertise was er geen
significant effect gevonden.
en de
oordeelsvormin
g. In dien de
accountant
meer expertise
heeft en in het
geval er een
review plaats
vindt.
Er is een
negatieve relatie
tussen het
recency effect
en de
oordeelsvormin
g indien er geen
review
plaatsvindt.
6 Tubbs,
Messier
en
Knechel
Er zijn vier experimenten
uitgevoerd
Experiment 1: De afwezigheid
van order effecten bij
consistente positieve informatie
Experiment 2: De afwezigheid
van order effecten bij
consistente negatieve informatie
Experiment 3 en 4: Testen of het
H3: Het recency effect
bestaat indien er informatie
(2 stukken informatie) in
verschillende volgorde wordt
aangeleverd.
H4: Het recency bestaat
indien er meer informatie (4
stukken documentatie)
wordt aangeleverd in
- Er is een recency effect
bij ontvangen informatie
in verschillende volgorde
- De uitkomsten van het
onderzoek zijn in
overeenstemming met het
belief adjustment model
van Hogarth en Einhorn
(1992).
Hypothese 3:
(Debiteuren)
T = 13.09
P < 0.01
(Crediteuren)
T = 6.44
P < 0.01
Er is een
negatieve relatie
tussen het
recency effect
en de
oordeelsvormin
g van de
accountant
36
recency effect aanwezig in bij
gemixte informatie
(Positief/Negatief). Hierbij zijn
de twee
oordeelvormingstechnieken SbS
en EoS getest. Dit experiment is
uitgevoerd bij de
oordeelsvorming op de
debiteuren, crediteuren
Experiment 1 en 2 hebben
betrekking op order effecten en
niet op het recency effect,
derhalve zullen deze resultaten
niet meegenomen worden.
verschillende volgorde. - Alleen in experiment 3
bleek uit dat de
oordeelsvormingstechniek
van invloed was op de
mate van het recency
effect.
Totaal bij hypothese 3:
F = 6.74
P = < 0.01
Waar bij de EoS mode geen significant
verband was en bij SbS wel, hier waren
de uitkomsten: F = 12.59 en P < 0.01
Hypothese 4:
F = 9.02
P < 0.01
Waarbij het recency effect bestaat bij
beide technieken
7 Trotman
and
Wright
Het uitgevoerde experiment zal
gebruik maken van de
oordeelsvorming technieken en
de expertise van de accountant.
Het experiment zal uitgevoerd
worden met behulp van een
casus omtrent het going concern
en de interne beheersing van
een fictieve onderneming.
H1: De oordelen van de
studenten en seniors op de
going concern casus zullen
een recency effect
weergeven voor EoS en SbS
H2: Managers oordelen op
de going concern casus zal
een recency effect
weergeven voor de SbS
techniek en geen recency
effect bij de EoS techniek
H3: De oordelen van de
studenten en seniors op de
interne beheersingscasus
zullen een recency effect
- In alle hypotheses
behalve voor de EoS
techniek bij de interne
beheersing casus bestaat er
een recency effect waarbij
dit gemitigeerd wordt door
expertise. Waardoor het
recency effect bij
managers niet aanwezig is,
waar dit bij seniors in
mindere mate en bij
studenten in hogere mate
nog aanwezig is.
- De
oordeelsvormingstechniek
mitigeert het recency
Hypothese 1 en Hypothese 2:
F = 11.4
P = 0.1 (informatie volgorde)
F = 2.4
P = 0.1 (Expertise)
F = 11.31
P = 0.001 (studenten)
F = 5.52
P = 0.02 (Managers)
Concluderend is dat bij managers geen
tot een significant verschil is
geconstateerd ten opzichte van de
studenten ten behoeve van de volgorde
van de ontvangen informatie, toegepaste
techniek en dus expertise. Tussen de
Er is een negatief
verband tussen
het recency
effect en de
oordeelsvormin
g van de
accountant
37
weergeven voor EoS en SbS
H4: Managers oordelen op
de interne beheersing casus
zal een recency effect
weergeven voor de SbS
techniek en geen recency
effect bij de EoS techniek
effect voor seniors, maar
alleen bij bekende
opdrachten
- Het recency bestaat bij
going concern bij zowel
EoS als SbS, maar bij
interne beheersing enkel
bij SbS.
studenten en de Seniors is geen
significant verband gevonden.
Hypothese 3 en Hypothese 4:
Het verkoopproces is getest betreffend
de interne beheersing.
F = 2.7
P = 0.07
Aanvullend is er onderzoek gedaan naar
het significante verschil tussen studenten
en seniors waarbij er een groter recency
effect was ontstaan dan bij managers
F = 6.37
P = 0.015 (Studenten)
F = 6.40
P = 0.015 (seniors)
H3 wordt op basis van deze gegevens
voor het SbS aangenomen maar voor
EoS niet. H4 is verworpen er is geen
significant verschil bij managers.
38
8 Asare Het uitgevoerde experiment zal
gebruik maken van een fictieve
casus omtrent de going concern
beslissing van een onderneming.
Hiervoor zijn vier experimenten
uitgevoerd. Hiervoor zijn twee
hypothesen gesteld en twee
volgorden van informatie
aanlevering. Zij testen of het
recency effect bestaat bij het
belief adjustment model en in
het geval van de keuze van het
accountantsverslag. Er zijn in
twee groepen ingedeeld. Eentje
waarbij de onderneming failliet
zou gaan en een ander waarbij
de onderneming in zijn taken zij
continueren.
H1: De waarschijnlijkheid
dat een accountant zijn
oordeel aanpast na het
ontvangen van tegengestelde
informatie gevolgd door
mitigerende factoren is
groter indien accountants
dezelfde informatie
ontvangen in omgekeerde
volgorde.
H2: Na het evalueren van
alle ontvangen informatie zal
bij accountants van wie de
oordelen afwijkt van het
initiële oordeel een
aangepast rapport opstellen,
en degene waarbij het
oordeel gelijk of positiever is
zal een standaard rapport
opstellen.
H3: Accountants die
informatie beoordeeld die
elkaar tegenspreekt gevolgd
door mitigerende factoren
zal meer ongekwalificeerde
meningen hebben dan
degene die informatie in
omgekeerde volgorde
ontvangt en beoordeeld.
- Het oordeel van de
accountant is systematisch
beïnvloed door de
volgorde van het
aanleveren van informatie.
Op zowel gebied van het
accountantsverslag als bij
de going concern van een
onderneming.
- Om deze Bias te
mitigeren wordt
aangeraden om een review
te implementeren in het
proces.
- Recency ontstaat in
verschillende casussen. Dit
impliceert dat ervaren
accountants geen
bevestigende strategie
ervaren bij het testen van
een hypothesen.
De gebruikte oordeelsvormingstechniek
in het experiment is SbS.
Hypothese 1:
Een significant effect is gevonden voor
order effecten op de afwijking van het
initiële oordeel naar het uiteindelijk
oordeel.
F = 19.7
P = 0.0001
R² = 0.257
Hypothese 2:
X² = 35.65
P ≤ 0.001
Hypothese 3:
Z = 2.278
P ≤ 0.016
Er is een negatief
verband tussen
het recency
effect en de
oordeelsvormin
g van de
accountant
39
Bijlage III: Meta-analyse
De tabellen zoals genoemd in bijlage II bevatten al een groot aantal elementen die in de meta-analyse opgenomen zijn. Derhalve is ervoor gekozen in
deze bijlage enkel op te nemen wat er nog mist in bijlage II.
Auteurs Artikel,
jaartal,
journal
en
rankin
g
Type
onder
zoek
Wat Database (research methode) Unit of
analysis,
Sample
periode,
Land en
aantal
observati
es
Prox
y
(on)
afha
nk.
Var.
Contro
levaria
belen
T-
stat
/
Wal
d
stat
P-
valu
e
R2
(F)
Rich
ting
(+/-
)
Cf
hy
p.
Cushing
en
Ahlawat
Zie
bijla
ge II ta
bel 3
Zie
bijla
ge II ta
bel 4
Rationalisme kan het recency effect
mitigeren en vervolgens de
oordeelsvorming dat is
geïdentificeerd in eerdere
onderzoeken. Het experiment word
uitgevoerd of op basis van de
informatie een going concern is voor
de organisatie of niet
(Voor meta-analyse verklaring:)The
going-concern judgment may be
characterized as a sequential belief-
revision processnin which the
auditor identifies a "problem"
company and then collects and
valuates additional evidence to
decide whether to modify the audit
report.
Eerdere deelnemer heeft een casus gehad
met de achtergrond en financiële gegevens
voor een fictieve klant. Deelnemers werd
gevraagd om aan te nemen dat ze een review
uitvoerden over de resultaten van de audit
engagement. De casus is overgenomen van
Asare (1992). Een aantal aanpassingen zijn
gemaakt voornamelijk met betrekking tot de
aangeleverde documentatie. Deelnemers
kregen de informatie in een bepaalde
volgorde en moesten deze documentatie ook
in deze volgorde beoordelen. De informatie
is in twee volgorden gegeven aan de
deelnemers Positief - negatief en andersom.
Tevens is het experiment in vier delen
opgedeeld. Waarin elke keer extra informatie
werd toegevoegd. In deel drie werd de
manier van oordelen toegepast (SbS).
Zie
bijla
ge II ta
bel 4
Zie
bijla
ge II ta
bel 4
Primac
y effect
Experti
se
Review
NVT
Zie
bijla
ge II ta
bel 5
Gee
n
H0
40
Monroe
and NG
Onderzoek waarin het order effect in
auditors risicoanalyse wordt
beïnvloed. Het experiment geeft
weer dat auditors niet beïnvloed
worden in de volgorde van
aanlevering van documentatie
Deelnemers moesten een fictieve casus
oplossen dat betrekking had op de risico
inschatting van een klant. Ze moesten
aannemen dat het hun eerste jaar op de klant
was. Een initiële beschrijving van de klant is
aangeleverd met de benodigde informatie.
De klant huisveste in Sydney en bestond al
voor 10 jaar. Na de informatie over de klant
moesten de deelnemers een eerste oordeel
geven. Hierna werden er vier items van
informatie toegevoegd (positief en negatief)
Dit was in verschillende volgorden
aangeleverd aan de deelnemers. Na elk stuk
informatie werd gevraagd of de deelnemers
hun oordeel veranderde of niet (SbS). In deel
twee werd gevraagd of deelnemers hun
mening na nieuwe informatie niet konden
bijstellen en dit pas te doen na het laatste
stuk van informatie.
Primac
y effect
Experti
se
NVT
Gee
n
H0
Kennedy
De mening van de ene auditor wordt
gerechtvaardigd door andere, dit
mitigeert het recency effect. Richten
zich op de review van anderen
Bij de twee verschillende groepen was het
experiment hetzelfde. Informatie werd
gepresenteerd middels een scherm om er
zeker van te zijn dat de deelnemers de
informatie in de juiste volgorde kregen.
Deelnemers moesten beoordelen wat de
waarschijnlijkheid van faillissement was bij
een bedrijf. Hierbij kregen de deelnemers
informatie die positief en negatief voor de
stelling waren. Verschillende groepen
kregen de informatie in verschillende
volgorde.
Review
Experti
se
NVT
Gee
n
H0
41
Ashton
and
Kennedy
Recency effect wordt gemitigeerd
door review
De financiële informatie van de fictieve klant
is gebruikt vanuit het onderzoek van Asare
(1992). De deelnemers voeren het onderzoek
uit alsof het maart is en het feit speelt dat dit
een review is van de jaarrekening van T-1.
Ze moeten bekijken of de continuïteit van
het bedrijf niet in gevaar komt. Na het lezen
van de financiële informatie krijgen de
deelnemers additionele informatie die of
positief zijn dat het bedrijf blijft bestaan of
negatief zijn en het bedrijf failliet gaat. Er
wordt gevraagd of ze de informatie
beoordelen gelijk na het lezen van de
informatie, of pas na het lezen van alle
informatie (SbS/EoS).
Review
Experti
se
NVT
Nega
tief -
/-
H1
Messier
and
Tubbs
Recency effect in individuele
oordeelsvorming wordt gemitigeerd
in een audit setting bij expertise.
In tubbs et al (1990) is er een scenario
omtrent de debiteuren gebruikt. Deze casus
wordt hier ook gehanteerd. De deelnemers
krijgen een initieel probleem gepresenteerd,
waarop zij op basis van informatie moeten
bepalen of dit probleem werkelijk binnen
een organisatie is of niet. De deelnemers
kregen de informatie in positieve - negatieve
volgorde en andersom.
Review
Experti
se
NVT
Nega
tief -
/-
H1
42
Tubbs,
Messier
en
Knechel
Indien informatie overwegend
positief of consistent is, is het
recency effect minder aanwezig dan
wanneer de informatie gemixt van
aard is. In dit geval is er wel
overduidelijk sprake van het recency
effect.
Er zijn vier experimenten uitgevoerd. In elk
experiment is de volgorde van informatie
gemanipuleerd. Deelnemers zijn willekeurig
aan scenario's toegewezen. De volgorde van
informatie was respectievelijk positief -
negatief of andersom. Hierbij zijn twee
oordeelsvormingen modellen getest het SbS
of het EoS model. Waarbij werd gevraagd
aan de deelnemers om in bepaalde manier
een oordeel te vormen. De scenario's hadden
te maken met de debiteuren of crediteuren
posten in de jaarrekening. Nadat deelnemers
initiële informatie hadden beoordeeld kregen
ze aanvullende informatie. Deelnemers
kregen de informatie in gesloten enveloppen
en er werd verwacht dat zij ook op deze
manier reageerden.
Experti
se
NVT
Nega
tief -
/-
H1
Trotman
and
Wright
De resultaten van de studie geven
weer dat expertise een grote rol
speelt in de oordeelsvorming. Bij
meer expertise is het recency effect
lager.
Deelnemers kregen een casus met een
verschillende complexiteit. Beide casussen
betroffen een situatie waarbij de auditor
onafhankelijk een mening moest vormen
over de continuïteit van een organisatie.
Voor de casussen was response mode (SbS
en Eos) en volgorde van de informatie
(positief/Negatief). De casussen zijn
willekeurig toegewezen aan de auditors. Na
initiële informatie te hebben ontvangen
kregen de deelnemers de opdracht om een
initieel oordeel op te stellen. Hierna kregen
ze aanvullende informatie en o basis van
welke casus ze hadden moesten ze een
oordeel vormen.
Experti
se
NVT
Nega
tief -
/-
H1
43
Asare
De volgorde van informatie is
belangrijk, het zorgt voor de
oordeelsvorming die wordt gemaakt.
De documentatie die werd gebruikt was
genomen van een echte audit engagement
van een lokaal bedrijf of een BIG 8 en was
klaargemaakt door de engagement partner.
Deelnemers werd gevraagd om aan te nemen
dat zij een review uitvoerden op een audit
engagement. Deelnemers kregen informatie
in drie verschillende volgordes en werd
gevraagd de documentatie te beoordelen in
de ontvangen volgorde. Deze documenten
waren respectievelijk positief of negatief en
in willekeurige volgorde aangeleverd.
Primac
y effect
Experti
se
NVT
Nega
tief -
/-
H1
44
Bijlage IV: Solomon en Trotman (2003)
Solomon and Trotman (2003) hebben de eerder geschreven literatuur verdeeld in zes
raamwerken. Deze raamwerken beschrijven de invloed van psychologische aspecten op de
oordeelsvorming van de accountant:
• Multiperson judgment: de oordeelsvorming die gemaakt wordt door groepen of teams in
plaatst van de individuele accountant;
• Heuristics and biases: de systematische afwijkingen ten opzichte van de modellen die in de
theorie uiteen zijn gezet. Dit zijn onbewust toegepaste methoden. De vuistregels
(heuristics) en vertekeningen (biases) staan hierbij centraal;
• Knowledge and memory: de invloed van de kennis en het geheugen op de oordeelsvorming.
De manier waarop de kennis wordt verkregen en hoe deze wordt verwerkt staat centraal.
Tevens staat centraal hoe de accountant zijn kennis inzet bij zijn eindoordeel;
• Probablistic judgment: de wijze waarop de accountant tot inschattingen komen uit de
statistiek;
• Environment and motivation: het effect van externe factoren; en
• Policy Capturing: beschrijvende modellen waarop de accountant zijn oordeel vormt
(beslissingsstrategieën).
Het model van Solomon en Trotman (2003) is op het moment het meest recentste model.
45
Bijlage V: Tversky en Kahneman (1974)
Tversky en Kahneman (1974) hebben zoals vermeld in paragraaf 2.1 een aantal heuristics en
biases verklaart. Deze elementen beïnvloeden de oordeelsvorming. Er worden in het artikel drie
heuristics uitgelegd, deze heuristics zijn uitgelegd aan de hand van biases.
• Representativeness (Representativiteit). De representativiteit heuristic wordt verklaard aan de
hand van het generaliseren van uitkomsten. Mensen zijn ertoe geneigd om uitkomsten te
generaliseren voor een gehele populatie;
• Availability (beschikbaarheid). De beschikbaarheid heuristic wordt verklaard aan de hand van
frequentheid. Hierbij worden gebeurtenissen als relevant geadresseerd terwijl ze dit niet
zijn; en
• Anchoring and adjustment (ankering en aanpassing). De ankering en aanpassing heuristic wordt
verklaard aan de hand inschattingen die mensen maken. Mensen maken een initiële
inschatting (anker). Wanneer het eindoordeel wordt geformuleerd wordt deze inschatting
in sommige gevallen onterecht aangepast of wordt onterecht als uitgangspunt gehanteerd.
46
Bijlage VI: Controlevariabelen
Naast het recency effect op de oordeelsvorming van de accountant zijn er tevens andere
onafhankelijke variabele die invloed hebben op de oordeelsvorming. Deze variabelen worden
controlevariabelen genoemd. In deze scriptie zullen de controlevariabelen die effect hebben op
de oordeelsvorming niet meegenomen worden. Om een juist beeld te krijgen van het recency
effect op de oordeelsvorming zijn deze controlevariabelen benoemd. Deze variabelen hebben
namelijk in bepaalde mate invloed op de onderzoeksresultaten. De relevante controlevariabelen
zijn zoals genoemd in paragraaf 2.5:
• Review, een collega met meer expertise controleert de uitgevoerde werkzaamheden;
• Expertise, in de uitgevoerde experimenten wordt veelal gebruikt gemaakt van accountants
met expertise (managers en senior accountants); en
• Primacy, het tegenovergestelde van het recency effect. Betekent dat informatie die aan het
begin wordt ontvangen zwaarder weegt in het oordeel. Dit betekent dat overige
documentatie als minder relevant wordt beoordeeld. Dit effect wordt vaak tezamen met
het recency effect gemeten.
47
Bijlage VII: Zelfreflectie
Het schrijven van deze scriptie heb ik als een intensief, uitdagend en leerzaam traject ervaren. De
periode waarin je de scriptie schrijft is relatief kort. Tijdens de bachelor accountancy heb ik tot
heden diverse papers geschreven, de onderzoeken die werden uitgevoerd in deze papers waren
echter beperkt. Derhalve was dit proces voor een deel nieuw en daardoor leerzaam. Tevens
worden andere papers voornamelijk geschreven in een twee- of drietal, daardoor was het proces
om zelfstandig te schrijven uitdagend. Persoonlijk heb ik behoefte aan tijdige goedkeuring. Dit
merkte ik aan het begin van het proces. Ik vond het erg lastig om mijn onderzoeksvragen juist te
formuleren zodat ik voldoende artikelen zou vinden. De zelfstandigheid was relatief nieuw en
voor mij erg intensief. Tijdens het scriptietraject waren er diverse bijeenkomsten, tijdens deze
bijeenkomsten was er ruimte om met de groepsgenoten en docent te reflecteren op het traject en
feedback te geven aan elkaar. Uit deze bijeenkomsten haalde ik nieuwe inzichten. De statistische
analyse die is uitgevoerd heeft ervoor gezorgd dat ik beter begrip heb van wetenschappelijke
artikelen.
Tevens heeft het onderzoek mij bewuster gemaakt van de verschillende effecten die van invloed
zijn op de oordeelsvorming van de accountant.