DE BEHEERSING VAN EEN ORGANISATIE PER FASE VAN … Lia Tesselaar 10-03-2011... · 2 Samenvatting In...

36
DE BEHEERSING VAN EEN ORGANISATIE PER FASE VAN ONTWIKKELING Scriptie geschreven in het kader van de Executive Master Internal Audit (EMIA) opleiding Universiteit van Amsterdam Epe, juni 2010 Ing. E.G. (Lia) Tesselaar

Transcript of DE BEHEERSING VAN EEN ORGANISATIE PER FASE VAN … Lia Tesselaar 10-03-2011... · 2 Samenvatting In...

Page 1: DE BEHEERSING VAN EEN ORGANISATIE PER FASE VAN … Lia Tesselaar 10-03-2011... · 2 Samenvatting In de praktijk blijkt voor audits waarbij een uitspraak moet worden gedaan naar de

DE BEHEERSING VAN EEN ORGANISATIE

PER FASE VAN ONTWIKKELING

Scriptie geschreven in het kader van de

Executive Master Internal Audit (EMIA)

opleiding Universiteit van Amsterdam

Epe, juni 2010

Ing. E.G. (Lia) Tesselaar

Page 2: DE BEHEERSING VAN EEN ORGANISATIE PER FASE VAN … Lia Tesselaar 10-03-2011... · 2 Samenvatting In de praktijk blijkt voor audits waarbij een uitspraak moet worden gedaan naar de

1

Woord vooraf

Deze scriptie is geschreven ter afsluiting van de postdoctorale Executive Master Internal Audit

(EMIA) Opleiding van de Universiteit van Amsterdam. Het doel is om meer inzicht te krijgen in de

wijze waarop het vraagstuk van de besturing, de beheersing, toegepast kan worden en aangepast kan

worden aan de ontwikkelingsfase waarin een organisatie zich bevindt.

Bij de realisatie van deze scriptie kon ik rekenen op de hulp van verschillende personen.

Graag wil ik in eerste instantie mijn dank betuigen aan mijn begeleider Prof. Dr. Hans Strikwerda die

mij heeft bijgestaan met nuttige informatie en advies. Eveneens veel dank aan mijn collega Hielkje

van Staa-Oldenhuis voor de constructieve feedback. Ten slotte wil ik het thuisfront bedanken voor de

morele steun tijdens het schrijven van deze scriptie.

Lia Tesselaar

juni 2010

Page 3: DE BEHEERSING VAN EEN ORGANISATIE PER FASE VAN … Lia Tesselaar 10-03-2011... · 2 Samenvatting In de praktijk blijkt voor audits waarbij een uitspraak moet worden gedaan naar de

2

Samenvatting

In de praktijk blijkt voor audits waarbij een uitspraak moet worden gedaan naar de beheersing van een

organisatie (de zogenaamde “besturingsaudits”) geen eenduidig toepasbaar referentiekader te bestaan

dat op elke ontwikkelingsfase van een organisatie toepasbaar is. Terwijl de criteria die voor een

dergelijke audit dienen te worden gehanteerd mede bepaald worden door de fase van ontwikkeling van

een organisatie respectievelijk een afdeling.

In deze scriptie wordt gekeken aan de hand van welke normen de beheersbaarheid van een

afdeling/organisatie is te toetsen en of deze normen afhankelijk zijn van de ontwikkelingsfase waarin

de organisatie zich bevindt.

De ontwikkeling van een organisatie kan, vanaf het moment van oprichting, worden weergegeven in

een achttal ontwikkelingsfasen:

- groei door creativiteit

- groei door dirigeren

- groei door delegatie

- groei door coördinatie

- groei door participatie

- groei door verzakelijking

- groei door geïntegreerd mens- en omgevingsgericht beleid

- groei door coöperatieve strategie in externe netwerkstructuur

Wat betreft het beheersingsvraagstuk, omvat het 7-S raamwerk van McKinsey de elementen die

betrekking hebben op de besturing, beheersing van een organisatie. Dit zijn de elementen:

- strategie

- structuur

- systemen

- cultuur

- leiderschapstijl

- medewerkers

- vaardigheden

Deze zeven elementen maken gedurende de tijd en de groei van de organisatie een eigen ontwikkeling

door. Elke ontwikkelingsfase van deze zeven elementen is vervolgens gepositioneerd in een specifieke

fase van organisatie-ontwikkeling. Op deze wijze is een referentiemodel tot stand gekomen.

Dit referentiemodel omvat de elementen die in het kader van internal governance en management

control van belang zijn en die vervolgens gekoppeld zijn aan de verschillende organisatie

ontwikkelingsfasen.

Met de constructie van het referentiemodel zijn alle onderzoeksvragen beantwoord. Afsluitend kan

gesteld worden dat de centrale onderzoeksvraag ”aan de hand van welke normen is de

beheersbaarheid van een afdeling/organisatie te toetsen en zijn deze normen afhankelijk van de

ontwikkelingsfase waarin de organisatie zich bevindt”, beantwoord is.

Page 4: DE BEHEERSING VAN EEN ORGANISATIE PER FASE VAN … Lia Tesselaar 10-03-2011... · 2 Samenvatting In de praktijk blijkt voor audits waarbij een uitspraak moet worden gedaan naar de

3

Inhoudsopgave

1 Inleiding ............................................................................................................................. 4

1.1 Aanleiding en relevantie .............................................................................................. 4 1.2 Onderzoeksdoel ........................................................................................................... 4 1.3 Definities ..................................................................................................................... 5 1.4 Afbakening van het onderzoek .................................................................................... 5 1.5 Vraagstelling ................................................................................................................ 6

1.6 Opbouw scriptie ........................................................................................................... 6 2 Algemeen ontwikkelingsproces van organisaties .............................................................. 7

2.1 Inleiding ....................................................................................................................... 7 2.2 De fasen volgens Lippitt & Schmidt ........................................................................... 7 2.3 De fasen volgens Greiner ............................................................................................ 8

2.4 Uitbreiding van de fasen van Greiner .......................................................................... 9

2.5 Vergelijking ............................................................................................................... 10 3 Beheersing van een organisatie ........................................................................................ 11

3.1 Inleiding ..................................................................................................................... 11 3.2 Het 7-S raamwerk versus beheersing ........................................................................ 11 3.3 Samenvatting ............................................................................................................. 13

4 De ontwikkeling van de aspecten van een organisatie ..................................................... 15 4.1 Inleiding ..................................................................................................................... 15 4.2 Strategie ..................................................................................................................... 15

4.3 Structuur .................................................................................................................... 17 4.4 Systemen .................................................................................................................... 18

4.5 Cultuur ....................................................................................................................... 21 4.6 Managementstijl ........................................................................................................ 23 4.7 Medewerkers en vaardigheden .................................................................................. 26

4.8 Toepassing referentiemodel ....................................................................................... 28

5 Conclusies en aanbevelingen............................................................................................ 31 Literatuurlijst ............................................................................................................................ 40 Bijlage 1 De fasen van Greiner, aangevuld met de fasen door Keuning & Eppink .............. 42 Bijlage 2 De vijf ontwikkelingsfasen en hun karakteristieken volgens Greiner ................... 43

Page 5: DE BEHEERSING VAN EEN ORGANISATIE PER FASE VAN … Lia Tesselaar 10-03-2011... · 2 Samenvatting In de praktijk blijkt voor audits waarbij een uitspraak moet worden gedaan naar de

4

1 Inleiding

1.1 Aanleiding en relevantie

De scriptie richt zich op de wijze waarop de beheersing van organisaties kan worden getoetst, waarbij

rekening wordt gehouden met de fase van ontwikkeling waarin de organisatie zich bevindt.

Driessen en Molenkamp (2008) geven aan dat beheersing het centrale thema is bij internal auditing en

dat de internal auditfunctie primair is ingericht om de beheersbaarheid van de organisatie te toetsen.

Bij de organisatie waar ik als auditor werkzaam ben (Rabobank), zijn regelmatig verzoeken voor

audits om een oordeel te geven over de mate van beheersing van een bestaande afdeling/organisatie

onderdeel. Ik constateerde dat een dergelijk type audit, met name bij betrekkelijk nieuwe afdelingen

vaak niet van start ging, maar na het vooronderzoek met een nota werd afgerond. Terwijl naar mijn

mening ook in die gevallen een audit toegevoegde waarde zou kunnen hebben. Dit was voor mij de

aanleiding voor deze scriptie.

In de praktijk blijkt voor deze zogenaamde “besturings”-audits in veel gevallen COSO1 als

referentiemodel wordt genomen. In COSO hebben zowel de “hardere”aspecten als “zachte”aspecten

van de sturing en beheersing een plaats. Wat betreft de hard controls, die de “hardere” aspecten van de

sturing en beheersing omvatten is het minder moeilijk om deze in een audit verder uit te werken. Deze

zijn namelijk concreet hanteerbaar en betrekkelijk eenvoudig te toetsen. De zachte, de ongrijpbare

elementen, de soft controls, zijn minder goed te toetsen en worden in de praktijk daarom minder vaak

in het normenkader opgenomen. Juist deze soft controls zijn essentieel met betrekking tot de

beheersing van een organisatie. Bogtstra (in Wielard 2009) meent dat goed presterende bedrijven

vooral vaak sterke soft controls hebben en pleit voor meer aandacht daarvoor bij de internal auditor.

Het blijkt in de auditpraktijk bij de Rabobank dat in een aantal gevallen COSO als referentiemodel niet

goed bruikbaar is; voor sommige audits niet “passend” is. In discussie met auditors binnen mijn

afdeling werd gesuggereerd dat de fase van ontwikkeling waarin de organisatie c.q. afdeling, zich

bevindt, de mogelijke oorzaak zou kunnen zijn dat het COSO-model niet generiek toepasbaar is.

Dit is de reden geweest op zoek te gaan naar een beheersingsmodel dat in meerdere fasen van

organisatie ontwikkeling toegepast kan worden. Een beheersingsmodel waarbij ook aandacht wordt

geschonken aan de soft controls.

In deze scriptie wil ik, op basis van beschikbare literatuur, een mogelijk referentiemodel opstellen

voor de diverse ontwikkelingsfases die een organisatie (onderdeel) gedurende de tijd doorloopt, als

handreiking voor de auditor die zich begeeft op het terrein van beheersing van organisaties.

1.2 Onderzoeksdoel

Voor deze scriptie heb ik de volgende onderzoeksdoelstelling bepaald:

Het verkrijgen van inzicht in wijze waarop de normen ten aanzien van de beheersing kunnen worden

toegepast rekening houdend met de specifieke fase van ontwikkeling waarin een organisatie zich

bevindt.

1 Commitee of Sponsoring Organizations of the Treadway Commission (COSO)

Page 6: DE BEHEERSING VAN EEN ORGANISATIE PER FASE VAN … Lia Tesselaar 10-03-2011... · 2 Samenvatting In de praktijk blijkt voor audits waarbij een uitspraak moet worden gedaan naar de

5

1.3 Definities

Beheersing (interne beheersing, internal control) is volgens Driessen en Molenkamp (2008) het gehele

raamwerk van binnen de organisatie getroffen inrichtingsmaatregelen, zoals missie, doelstellingen,

regelgeving, resultaatafspraken beheersingskaders en (informatie)systemen. Driessen en Molenkamp

stellen dat de geldende intenties, de geopperde ideeën en de gemaakte afspraken met betrekking tot dit

raamwerk voor de auditor het referentiekader (de opzet) vormt met behulp waarvan de vast te stellen

feitelijke inrichting (het bestaan) en het daadwerkelijke gebruik (de werking) kunnen worden

vergeleken. Strikwerda (2010) stelt daarnaast dat deze toetsing dient plaats te vinden aan de in het

maatschappelijk verkeer geldende algemene normen.

Voor het realiseren van de doelstellingen van een organisatie is het noodzakelijk dat zowel een

beheersingskader als een effectieve en efficiënte set beheersingsmaatregelen wordt toegepast. Onder

een beheersingskader verstaan Driessen en Molenkamp alle organisatiebrede en procesgebonden

doelstellingen, productspecificaties, richtlijnen, uitgangspunten, randvoorwaarden en dergelijke die de

top (Raad van Bestuur) formuleert als basis voor de uitvoering van de bedrijfsprocessen van de

organisatie. En de beheersmaatregelen zijn de voorzieningen die de proceseigenaar zelf stelt, op basis

van de beheersingskaders, om de processen succesvol te laten verlopen.

Het begrip organisatie is niet eenduidig te definiëren. Dé organisatie bestaat niet, omdat zij,

afhankelijk van de theoretische benadering die wordt gehanteerd, namelijk meerdere gezichten heeft.

Verschillende auteurs hebben verschillende definities gegeven voor de term organisatie.

Beckers (2000) komt tot een algemeen begrip van organisatie als een patroon van gecoördineerde

actie.

Wanneer je alleen op de structuur let, lijkt een organisatie vaak een statisch geheel. Echter organisaties

ontwikkelen zich in de loop van de tijd en spelen in op veranderingen in hun omgeving.

Veranderingen kunnen zowel gepland/geforceerd plaatsvinden, in bijvoorbeeld project- of

programmavorm en in sommige gevallen ontwikkelt de organisatie zich in de loop van de tijd.

Bennis (1969) heeft, als een van de eerste, een definitie aan organisatieontwikkeling gegeven: Organisatieontwikkeling is een complexe educatieve strategie met het doel de overtuigingen, houdingen,

waarden en structuur van organisaties zodanig te veranderen dat zij zich beter kunnen aanpassen aan nieuwe

technologieën, markten en uitdagingen, en de duizelingwekkende snelheid van verandering als zodanig.

Om een scherp beeld te krijgen van organisatieontwikkeling is het belangrijk om te kunnen bepalen of

er verschillende fases kunnen worden onderscheiden. Voor een auditor biedt dit de mogelijkheid om

een organisatie te positioneren in een raamwerk waarmee een hulpmiddel ontstaat bij het vaststellen

van problemen en onderkennen van risico‟s.

1.4 Afbakening van het onderzoek

Dit onderzoek is gericht op het opstellen van een referentiemodel met daarin aandachtspunten voor de

interne auditor waarmee een beeld van de besturing, de beheersing, van een organisatie kan worden

verkregen. Dit betekent dat het onderzoek niet nagaat of alle besturing c.q. beheersingsaspecten vanuit

wet en regelgeving geïntegreerd zijn in dit model.

Page 7: DE BEHEERSING VAN EEN ORGANISATIE PER FASE VAN … Lia Tesselaar 10-03-2011... · 2 Samenvatting In de praktijk blijkt voor audits waarbij een uitspraak moet worden gedaan naar de

6

1.5 Vraagstelling

Om de onderzoeksdoelstelling te realiseren heb ik de volgende centrale vraag geformuleerd:

Aan de hand van welke normen is de beheersbaarheid van een afdeling/organisatie te toetsen en zijn

deze normen afhankelijk van de ontwikkelingsfase waarin de organisatie zich bevindt?

Met daarbij de subvragen:

Welke van de betreffende fasemodellen voor organisatie ontwikkeling is bruikbaar voor de internal

auditor?

Aan de hand van welke elementen is de beheersbaarheid van een organisatie te toetsen?

Is in de normen een ontwikkelingsfase te bepalen?

Is er een referentiekader op te stellen waarmee de aandachtpunten ten aanzien de beheersing per

ontwikkelingsfase van een organisatie inzichtelijk gemaakt kan worden?

1.6 Opbouw scriptie

In hoofdstuk 1 worden de context van het onderwerp, het onderwerp zelf, de aanleiding, doelstelling

en de centrale vraag met de subvragen van scriptie beschreven.

In hoofdstuk 2, 3 en 4 vindt de literatuurverkenning plaats. Hierbij ga ik in hoofdstuk 2 in op

verschillende organisatiefaseringen die in de theorie worden onderscheiden. Vervolgens wordt in

hoofdstuk 3 op het beheersingsvraagstuk nader ingegaan. Dit leidt uiteindelijk tot een referentiekader

dat toepasbaar is in diverse ontwikkelingsfasen van een organisatie. Dit wordt behandeld in

hoofdstuk 4. De conclusies en aanbevelingen worden ten slotte gepresenteerd in hoofdstuk 5.

Page 8: DE BEHEERSING VAN EEN ORGANISATIE PER FASE VAN … Lia Tesselaar 10-03-2011... · 2 Samenvatting In de praktijk blijkt voor audits waarbij een uitspraak moet worden gedaan naar de

7

2 Algemeen ontwikkelingsproces van organisaties

2.1 Inleiding

Over organisatieverandering/-ontwikkeling is veel literatuur beschikbaar. Van de Ven & Poole (1995)

hebben betracht hier een ordening in te brengen en geven vier basistheorieën, of typen van

verandering, die te onderscheiden zijn naar de bron van de verandering. De vier theorieën sluiten

elkaar niet uit, omdat deze alternatieve beelden geven van hetzelfde organisatieproces.

life cycle theory: organische groei, de organisatie wordt geboren, groeit, oogst en sterft;

teleological theory: organiseren is een zelfscheppend proces (wit veranderen), dat ontstaat

door onvrede of verlangens van de betrokkenen, die doelen stellen en hun energie steken in de

verwezenlijking ervan;

dialectical theory: verandering door introductie van nieuwe denkbeelden die bestaande

denkbeelden ter discussie stellen. Uit these en antithese ontstaat een synthese, die een nieuwe

toekomst voor de organisatie mogelijk maakt;

evolutionary theory: verandering is een continu, zich herhalende cyclus van variatie, selectie

en „retention‟. De bron van verandering is „survival of the fittest‟, biologische evolutie.

In dit hoofdstuk ga ik de life cycle theorie verder uitwerken omdat deze theorie de ontwikkelingsstadia

van een organisatie gedurende de tijd typeert. Ik baseer mij hierbij op de inzichten van Lippitt &

Schmidt en van Greiner.

In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de onderzoeksvraag “welke van de betreffende

fasemodellen voor organisatie ontwikkeling is bruikbaar voor de internal auditor”.

2.2 De fasen volgens Lippitt & Schmidt

Een algemeen groeimodel is dat van Lippitt & Schmidt (1967). Een onderneming doorloopt in hun

visie drie ontwikkelingsstadia namelijk geboorte, jeugd en ten slotte volwassenheid en in principe

wordt de neergang van de onderneming alleen veroorzaakt door mismanagement dan wel drastische

veranderingen in omgeving en/of marktvraag. Het belangrijkste element bij het vaststellen van het

ontwikkelingsstadium van een organisatie is de managementvaardigheden met betrekking tot

voorspelbare crises. Als een adequate reactie van het management achterblijft, is deze van invloed op

de groei van de organisatie.

Bij de geboorte van een organisatie is het aan de manager om het systeem op te zetten en te

inventariseren op welke wijze een product of dienst op de markt kan worden gebracht. Essentieel

hierbij is te bepalen welke doelen het bedrijf na wil streven en hoe met tegenslagen omgegaan moet

worden. Samen met de beschikbare middelen en mensen zullen de ideeën tot uitvoering moeten

worden gebracht. Wanneer dit gerealiseerd is komt de uitdaging om het bedrijf te laten overleven. De

vraag voor het management is hoeveel hiervoor opgeofferd moet worden. Hierbij moeten keuzes

worden gemaakt: hoeveel tijd wil men bijvoorbeeld besteden om het bedrijf te laten groeien?

Maar als dit stadium is overbrugd, volgt een periode van stabiliteit en groei. Vaak komen ook anderen

van buiten het bedrijf versterken. Hierbij rijst de vraag op welke wijze het bedrijf georganiseerd moet

gaan worden. Een lange termijn planning is essentieel en er zal een bepaalde mate van discipline

afgedwongen moeten worden om de planning te laten realiseren.

Vervolgens komt het bedrijf voor de uitdaging te staan om, vaak onder druk van de omgeving, kritisch

naar de eigen producten of diensten te kijken. Vaak is men geneigd om defensief te reageren op kritiek

van buitenstaanders, maar het is essentieel om hier goed mee om te gaan. PR-activiteiten zijn heel

belangrijk.

Page 9: DE BEHEERSING VAN EEN ORGANISATIE PER FASE VAN … Lia Tesselaar 10-03-2011... · 2 Samenvatting In de praktijk blijkt voor audits waarbij een uitspraak moet worden gedaan naar de

8

De volwassenheidsfase geeft weer nieuwe uitdagingen in de sfeer van: zijn we als bedrijf bereid om

noodzakelijke veranderingen door te voeren om het bedrijf uniek te laten zijn. Research &

development is essentieel voor het bedrijf om voorbereid te zijn op de toekomst.

Een aantal bedrijven lukt het uiteindelijk om in een soort stabiliteitsfase te komen waarbij het bedrijf

ook haar bijdrage aan de maatschappij moet gaan vormgeven. Maar daarnaast wordt er ook naar

binnen gekeken om de eigen medewerkers te laten ontwikkelen.

2.3 De fasen volgens Greiner

Greiner (1998) identificeert een vijftal ontwikkelingsfases in de groei van organisaties waarbij elke

fase start met een periode van groei en stabiliteit en uiteindelijk resulteert in een organisatorische

verandering/crisis. De oplossing van een dergelijke revolutionaire periode bepaalt uiteindelijk of een

bedrijf door zal gaan naar de volgende ontwikkelingsfase. Uit zijn onderzoek is gebleken dat er vijf

dimensies zijn die een organisatie ontwikkeling vormgeven namelijk de leeftijd en omvang van de

organisatie, de ontwikkeling- en revolutiefase en de groei van de bedrijfstak.

Elke fase in de organisatie ontwikkeling heeft een dominante managementstijl om groei te kunnen

bereiken en elke revolutionaire periode wordt gekarakteriseerd door een dominant

managementprobleem dat opgelost moet worden wil de groei gecontinueerd worden.

Greiner start met de creativity-fase waarin veel individualistische activiteiten plaatsvinden en de

creativiteit overheerst. Er is veel informeel overleg maar het is mogelijk dat een leiderschapscrisis

ontstaat. Er moet een strenge manager worden gevonden die de organisatie bij elkaar houdt.

Als er een goede manager gevonden is komt een periode van groei in een organisatie en gaat het

bedrijf de directionfase (“groei door dirigeren”) in. In deze fase is er sprake van directief leiderschap

en ontstaat een goede functionele structuur, accounting systems, doelen en communicatie. Het lagere

management wordt echter meer behandeld als functionele specialisten dan autonome besluitnemers. In

de loop van de tijd wordt dit niet meer geaccepteerd en ontstaat er een crisis. De mogelijkheid bestaat

dat het lagere management de organisatie verlaat en de centrale hiërarchie in stand blijft. Een andere

mogelijkheid is dat er een decentrale organisatiestructuur ontstaat, waarmee het bedrijf in de

delegation-fase (“groei door delegatie”) komt; fase 3 van Greiner.

Karakteristiek voor de delegation-fase is dat er meer verantwoordelijkheid wordt gegeven aan

managers en profit centers en bonussen worden gebruikt om mensen te motiveren. De kans op een

volgende crisis ontstaat als het topmanagement out-of control raakt en geen zicht meer hebben op het

functioneren van de rest van de organisatie. Teruggaan naar centrale aansturing is geen optie. De

bedrijven die verder gaan vinden meestal een oplossing in het gebruik van speciale coördinatie

technieken.

In de coordination-fase wordt gebruik gemaakt van formele systemen om de benodigde coördinatie te

verkrijgen. Deze coördinatie systemen zijn meer gericht om groei te bewerkstelligen, dan om een

efficiënte allocatie van de resources van het bedrijf te verkrijgen. Hoewel een grote mate van

besluitvorming bij managers ligt is er een control-apparaat aanwezig. De kans bestaat dat er een

vertrouwenscrisis ontstaat tussen de lijn en de staf. Beide partijen bekritiseren het bureaucratische

systeem waarin ze zitten. Kortom de organisatie is te groot geworden en te complex om gemanaged te

worden door formele programma‟s en rigide systemen. Greiner noemt deze crisis een Red-tape crisis.

In de collaboration-fase (“groei door participatie”) wordt de formele controle vervangen door sociale

controle en zelfdiscipline. Deze transitie is moeilijk voor de experts die het coördinatiesysteem zelf

hebben ontwikkeld evenals voor lijnmanagers die vertrouwen op formele methoden en antwoorden.

Deze fase bouwt meer rondom flexibele teams, soms een matrix organisatie, waarbij nieuwe methoden

wordt aangemoedigd door de organisatie.

Page 10: DE BEHEERSING VAN EEN ORGANISATIE PER FASE VAN … Lia Tesselaar 10-03-2011... · 2 Samenvatting In de praktijk blijkt voor audits waarbij een uitspraak moet worden gedaan naar de

9

Over de revolutie in de collaboration-fase is Greiner niet zeker. Hij verwacht dat er een crisis zal

ontstaan rond het mentale vermogen van de werknemers die emotioneel en fysiek uitgeput zullen

raken door de intensiteit van het teamwork en de grote druk die wordt gelegd op vernieuwing. Hij

verwacht als oplossing dat werkperiodes zullen worden afgewisseld met periodieke sabbaticals om

weer op te laden.

2.4 Uitbreiding van de fasen van Greiner

Keuning en Eppink (2004) hebben het model van Greiner aangevuld met een aantal fasen. Zij gaan

ervan uit dat in de fase “groei door participatie”, zoals Greiner deze heeft omschreven, uiteindelijk

door allerlei competentiekwesties en gebrek aan samenwerking, de kwaliteit van het onderlinge

overleg te wensen overlaat hetgeen leidt tot een crisis. Vervolgens komen zij tot de volgende fasen:

- Fase 6: Groei door verzakelijking. Groei treedt weer op door verzakelijking en deregulering,

zodat er weer sprake is van resultaatgerichtheid. Een crisis ontstaat als de efficiency jacht de

boventoon gaat voeren met als gevolg verkilling en snijden zonder visie. Doordat er sprake is van

een verzameling individuen die elkaar op leven en dood bestrijden ontstaat intern een sociale

identiteitscrisis; extern een legitimiteitscrisis;

- Fase 7: Groei door geïntegreerd mens- en omgevingsbeleid. Deze fase is, volgens Keuning &

Eppink, nog niet helemaal uitgekristalliseerd. Het management dient aandacht te besteden aan het

werken aan een effectieve en positief gerichte organisatiecultuur en het imago en een identiteit

waarin medewerkers zich herkennen. Intern gezien is het belangrijk te letten op de samenhang

tussen werkbevrediging en kwaliteit, efficiency en productiviteit. Extern zijn public affairs en

milieu van belang. Daarnaast is het nodig te werken aan een corporate identity vanuit de missie

die de organisatie zichzelf stelt en ook echt wil vervullen. De crisis in deze fase is niet duidelijk,

maar heeft wellicht een vorm van verantwoordelijkheidscrisis: lager management begrijpt de

taken, verantwoordelijkheden niet, er worden te veel activiteiten uitbesteed en de organisatie

wordt te lean en mean.

- Fase 8: Groei door coöperatieve strategie in intelligente organisaties in een netwerkcultuur. In

deze fase is er aandacht voor missie en strategiebepaling, draagvlak, bepaling taakstellingen en

toegevoegde waarde op basis van competenties, coöperatieve strategieën, lerende organisatie,

metasturing en zelfsturing. Ook de crisis in deze fase is nog niet duidelijk. Wellicht een

vertrouwenscrisis door overschatting van de samenwerkingscapaciteit, een tekort schieten van

ethische codes en onderlinge samenwerkingsregels?

Tenslotte geven Keuning en Eppink nog een eerste zicht op fase 9 waarin uitbesteding van activiteiten

aan samenwerkingspartners als een nieuw probleem wordt gezien. Men gaat zicht meer richten op de

interne netwerkstructuren.

Voor een grafische weergaven van de verschillende fasen, verwijs ik u naar bijlage 1.

Page 11: DE BEHEERSING VAN EEN ORGANISATIE PER FASE VAN … Lia Tesselaar 10-03-2011... · 2 Samenvatting In de praktijk blijkt voor audits waarbij een uitspraak moet worden gedaan naar de

10

2.5 Vergelijking

Lippitt & Schmidt Greiner

Geboorte Groei door creativiteit

Jeugd Groei door dirigeren

Groei door delegatie

Volwassenheid Groei door coördinatie

Groei door participatie

Keuning & Eppink

Groei door verzakelijking

Groei door geïntegreerd mens- en

omgevingsgericht beleid

Groei door coöperatieve strategie in externe

netwerkstructuur

Tabel 2.1 Overzicht van de fasen in de groeimodellen van Lippit & Schmidt en Greiner, aangevuld door Keuning &

Eppink

Wanneer we de modellen van Greiner en Lippitt & Schmidt met elkaar vergelijken, zie tabel 2.1, kan

een verschillende opstelling van de groeicyclus vastgesteld worden. Greiner spreekt van vijf fasen

terwijl Lippitt & Schmidt er drie hanteren. Echter in beide modellen wordt gesproken van crises die

leiden tot groei, waarbij groei enkel mogelijk is door een goede reactie van het management. Uit zowel

het groeimodel van Lippitt & Schmidt als van Greiner kan worden geconcludeerd dat een organisatie

ingewikkelder en complexer wordt naarmate deze groeit.

In het model van Lippitt & Schmidt vragen crises zowel om een interne reactie (bijvoorbeeld

organiseren, evalueren) als externe reactie (bijvoorbeeld reputatie, bijdragen aan de gemeenschap). In

het tweede model, het model van Greiner, zijn de acties voornamelijk gericht op de organisatie binnen

de onderneming. Greiner gaat ook het verst in de beschrijving van de karakteristieken van de fasen,

hetgeen voor de auditor een makkelijker aanknopingspunt geeft voor het onderzoek.

De fasen die toegevoegd zijn door Keuning en Eppink worden niet uitsluitend bepaald door de criteria

die Greiner als uitgangspunt neemt. Een door hen toegevoegd aspect is namelijk de externe en sterk

maatschappelijke oriëntatie. Strikwerda (2009) heeft, in het kader van de kredietcrisis, aangegeven dat

het ontbreken van voldoende sensitiviteit door de leiding voor de ontwikkelingen in de omgeving, een

belangrijke factor is waarom een onderneming in de problemen blijkt te komen. In de position paper

update 2008 van de internal auditor in Nederland (IIA 2008) wordt ook de complexe, veranderende en

sterker eisende omgeving als ontwikkeling gesignaleerd. Benadrukt wordt dat dit een element is

waarmee de internal auditor rekening dient te houden bij het beheersingsvraagstuk.

Dit legitimeert de uitbreiding met de fasen zoals die door Keuning & Eppink zijn aangegeven.

In deze paragraaf heb ik een tweetal fasemodellen met elkaar vergeleken en gekeken welke bruikbaar

zou kunnen zijn voor een auditor. Voor de auditor biedt het fasemodel van Greiner een goed

aanknopingspunt om de fase waarin de organisatie zich bevindt, te kunnen bepalen. Greiner heeft elke

fase voldoende uitgewerkt om een beeld van een ontwikkelingsfase te kunnen krijgen (zie bijlage 2),

en aan de hand hiervan kan beoordeeld worden of de organisatie beschikt over het vermogen om

soepel te reageren op interne en externe ontwikkelingen.

Aangezien er op dit fasemodel vervolgens een uitbreiding door Keuning & Eppink heeft

plaatsgevonden, biedt dit overzicht van fasen mijns inziens een actueel beeld voor de auditor.

Hiermee is vanuit de theorie een antwoord gegeven op de onderzoeksvraag “welke van de

betreffende fasemodellen voor organisatie ontwikkeling is bruikbaar voor de internal auditor”.

Page 12: DE BEHEERSING VAN EEN ORGANISATIE PER FASE VAN … Lia Tesselaar 10-03-2011... · 2 Samenvatting In de praktijk blijkt voor audits waarbij een uitspraak moet worden gedaan naar de

11

3 Beheersing van een organisatie

3.1 Inleiding

In hoofdstuk 2 heb ik beschreven hoe Greiner elke ontwikkelingsfase in de tijd heeft gekenmerkt aan

de hand van een aantal karakteristieken. Hij is hierbij voornamelijk gericht op acties in de interne

omgeving. Echter om een meer volledige positie te bepalen van een organisatie ten opzichte van zowel

zijn externe omgeving, de organisatie zelf en de mensen die er werkzaam zijn, maak ik gebruik van het

7-S raamwerk van McKinsey (Pascale en Athos, 1982). De reden hiervoor is dat meerdere aspecten

van een organisatie aan de orde komen en hiermee ook de samenhang tussen deze onderdelen kan

worden getoond.

In dit hoofdstuk wordt onderzocht of de 7 elementen in het raamwerk van McKinsey, als

referentiekader kunnen dienen ten aanzien van de internal control van een organisatie. Hierbij ga ik

zowel uit van de opvattingen van Strikwerda, die vindt dat het fenomeen organisatie een

onlosmakelijk onderdeel is van het werk van de interne auditor, als Paape, die de Management Control

als basis neemt voor het werk van een auditor.

Vanuit deze twee perspectieven wordt een antwoord gegeven op de onderzoeksvraag „aan de hand

van welke elementen is de beheersbaarheid van een organisatie te toetsen‟.

3.2 Het 7-S raamwerk versus beheersing

Het 7-S raamwerk van McKinsey is oorspronkelijk opgezet om de effectiviteit van een organisatie te

beoordelen. Het raamwerk geeft aan dat er nadrukkelijk moet worden nagedacht over een strategie en

hoe deze staat in verhouding met andere organisatie kenmerken.

Het 7-S raamwerk van McKinsey bestaat uit zeven organisatie aspecten die, volgens Pascale en

Athos, in overeenstemming met elkaar moeten zijn.

Deze zijn:

„Strategy‟: refereert aan de doelen van de organisaties en de manier waarop en de middelen

waarmee doelen worden gerealiseerd;

„Structure‟: organisatiestructuur verwijst naar de verdeling van taken, verantwoordelijkheden

en bevoegdheden (organogram);

„Systems‟: alle systemen die zorgen dat taken goed uitgevoerd kunnen worden. Tevens de

processen van de organisatie en de regels en procedures die het dagelijks leven sturen;

„Shared values‟ (cultuur): het onderling verbindende centrum wat de basis is van het bedrijf.

Het omvat de gemeenschappelijke cultuur, normen en waarden van het bedrijf en

verwachtingen die mensen daarvan hebben;

„Style‟: de kenmerken en gedragspatronen van het management;

„Staff‟: karakteristieken van de medewerkers en de groepsontwikkeling;

„Skills‟: onderscheidende mogelijkheden van het personeel of van de organisatie als geheel.

De zeven organisatie aspecten kunnen worden verdeeld in harde en zachte elementen. De „harde‟ zijn

strategy, structure en systems, de „zachte‟ zijn shared values, style, staff en skills.

Page 13: DE BEHEERSING VAN EEN ORGANISATIE PER FASE VAN … Lia Tesselaar 10-03-2011... · 2 Samenvatting In de praktijk blijkt voor audits waarbij een uitspraak moet worden gedaan naar de

12

3.2.1 Internal governance

Strikwerda (2010) spreekt over internal governance: het geheel van bestuurlijke verhoudingen tussen

de Raad van Bestuur en het management van operationele eenheden, waarover helderheid door de

Raad van Bestuur moet zijn afgegeven. Strikwerda ziet Control als onderdeel van governance

processen en Risicomanagement, vallend binnen Management Control, als onderdeel van het normale

planningsproces.

De onderdelen die, volgens Strikwerda, in het systeem van internal governance een logisch geheel

vormen, zijn:

1) Missie;

2) Waardenhiërarchie: wat is belangrijk voor de organisatie

3) Visie: de interpretatie van de bedrijfstak, markt, klanten etc.

4) Strategie en gemeenschappelijke doelstellingen

5) Het business model met oorzaak en gevolg relaties, resource scope van de onderdelen,

business scope van de onderdelen

6) Het resource allocatie proces (planning / budgeteringsproces)

7) Attributie van beslissingsrechten / voorbehouden bevoegdheden

8) Balanced Scorecard aan de hand waarvan de prestatie meting van de organisatie wordt

beoordeeld en gerapporteerd

9) Het stellen van doelen

10) Het stellen van eisen en het geven van beloning aan medewerkers

11) Het monitoring/control proces, correctieve acties, beoordeling van medewerkers

Een logisch geheel hiervan resulteert vervolgens in het voldoen aan de eisen van de stakeholders,

wensen van de klanten, effectieve en efficiënte processen en tevreden medewerkers.

3.2.2 Management control

Paape (2008) geeft aan dat de internal auditfunctie als uitgangspunt de beoordeling van de kwaliteit

van het management control systeem in brede zin moet omvatten. Volgens Merchant & van der Stede

(2003) is “Management control all the devices or systems managers use to ensure that the behaviors

and decisions of their employees are consistent with the organization‟s objectives and strategies”.

De 11 punten die Paape als uitgangspunt neemt heb ik vertaald als:

1) De processen en functies die betrekking hebben met de strategie;

2) Doelen en doelstellingen bepalen en afstemmen met de stakeholders

3) Organisatiestructuur

4) De wijze waarop verantwoordelijkheden worden belegd

5) De cultuur van een organisatie

6) Planning & Control cyclus

7) Feedback mechanisme: gebaseerd op informatie en rapportage

8) Performance measurements systems

9) Beloningssystemen

10) Feedback mechanisme: gebaseerd op aanpassings- en leervermogen

11) De wijze waarop veranderingen tot stand komen.

Het 7-S raamwerk van McKinsey is oorspronkelijk opgesteld om een uitspraak te kunnen doen over de

effectiviteit van de organisatie. De onderdelen die zowel Strikwerda als Paape noemen met betrekking

tot de beheersing van een organisatie, kunnen gerelateerd worden aan het 7-S raamwerk van McKinsey

(zie tabel 3.1).

Page 14: DE BEHEERSING VAN EEN ORGANISATIE PER FASE VAN … Lia Tesselaar 10-03-2011... · 2 Samenvatting In de praktijk blijkt voor audits waarbij een uitspraak moet worden gedaan naar de

13

Strikwerda Paape McKinsey

Missie

Visie

Strategie en

doelenstellingen

De processen en functies die

betrekking hebben met de strategie;

Doelen en doelstellingen bepalen en

aligning met de stakeholders

1. Strategie

(refereert aan de doelen van de

organisaties en de manier waarop

en de middelen waarmee doelen

worden gerealiseerd)

Attributie van

beslissingsrechten

Organisatiestructuur

2. Structure

(refereert aan de organisatie-

structuur, verdeling van taken,

verantwoordelijkheden,

organogram)

Business model

Planning-

/budgetteringsproces

Balanced Scorecard

Monitoring-& control

proces/correctieve

acties/belonen van

medewerkers

Feedback mechanisme: gebaseerd

op informatie en rapportage;

Planning & Control cyclus;

Feedback mechanisme: gebaseerd

op aanpassings- en leervermogen;

Beloningssystemen;

Performance measurements systems

3. Systems

( refereert aan alle systemen,

processen, regels en procedures)

Waardenhiërarchie

De cultuur van een organisatie

(leiderschap en waarden);

De wijze waarop veranderingen tot

stand komen.

4. Cultuur

(de cultuur, normen en waarden van

het bedrijf)

Stellen van doelen en

eisen;

De wijze waarop

verantwoordelijkheden worden

belegd;

5. Managementstijl

(kenmerken en gedragspatronen

management)

6. Medewerkers

(karakteristieke medewerkers en

groepsontwikkeling)

7. Vaardigheden

(onderscheidende mogelijkheden

van het personeel/organisatie)

Tabel 3.1 beheersings elementen van zowel Strikwerda als Paape, gerelateerd aan het 7-S raamwerk

3.3 Samenvatting

In dit hoofdstuk heb ik de organisatie aspecten uit het 7-S raamwerk van McKinsey gerelateerd aan de

onderdelen die zowel volgens Strikwerda, als Paape in het kader van de interne beheersing belangrijk

zijn. Een van de opvallende elementen in deze vergelijking is dat het onderdeel systems” van

McKinsey de meeste elementen van zowel Strikwerda als Paape omvat. De “softe”elementen

managementstijl, medewerkers en vaardigheden van McKinsey, worden door zowel Strikwerda als

Paape in één element genoemd.

Page 15: DE BEHEERSING VAN EEN ORGANISATIE PER FASE VAN … Lia Tesselaar 10-03-2011... · 2 Samenvatting In de praktijk blijkt voor audits waarbij een uitspraak moet worden gedaan naar de

14

Het blijkt dat alle zowel door Strikwerda als Paape genoemde beheersingselementen een plaats in dit

7-S model hebben gekregen.

Mogelijkerwijs zouden deze beheersingselementen ook in een ander model kunnen worden geborgd.

Aangezien het 7-S raamwerk ontwikkeld is vanuit het perspectief om de kwaliteit te meten van de

prestaties die een onderneming levert, er meerdere aspecten van een organisatie aan de orde komen die

met elkaar samenhangen én het betrekkelijk eenvoudig toepasbaar is, is het voor de auditor een goed

hulpmiddel om te komen tot een uitspraak over de beheersbaarheid van een organisatie.

Hiermee heb ik een antwoord gegeven op de onderzoeksvraag: „aan de hand van welke elementen is

de beheersbaarheid van een organisatie te toetsen‟.

Page 16: DE BEHEERSING VAN EEN ORGANISATIE PER FASE VAN … Lia Tesselaar 10-03-2011... · 2 Samenvatting In de praktijk blijkt voor audits waarbij een uitspraak moet worden gedaan naar de

15

4 De ontwikkeling van de aspecten van een organisatie

4.1 Inleiding

In hoofdstuk 3 heb ik aangetoond dat het 7-S raamwerk van McKinsey gebruikt kan worden om een

uitspraak te doen over de beheersing van een organisatie in relatie tot de taak van de interne auditor.

We hebben in hoofdstuk 2 gezien dat een organisatie zich kan ontwikkelen in de tijd. Dit betekent dat

de verschillende aspecten van een organisatie ook een ontwikkeling door kunnen maken.

In dit hoofdstuk wil ik de ontwikkeling van de organisatie aspecten van het 7-S raamwerk verder

uitwerken en hiermee koppeling maken met de organisatieontwikkeling zoals deze in hoofdstuk 2 door

Greiner en Keuning & Eppink zijn beschreven. In dit hoofdstuk wordt, vanuit de theorie, een antwoord

gegeven op de onderzoeksvragen „is in de normen een ontwikkelingsfase te bepalen‟ en „is er een

referentiekader op te stellen waarmee de aandachtpunten ten aanzien de beheersing per

ontwikkelingsfase van een organisatie inzichtelijk gemaakt kan worden‟

4.2 Strategie

Daft (2004) heeft in zijn boek over organisatietheorie de volgende definitie voor strategie gehanteerd: “A strategy is a plan for interacting with the competitive environment to achieve organizational goals (….) goals

define where the organization wants to go and strategies define how it will get there”.

Alvorens een goede strategie te kunnen bepalen is het noodzakelijk om een missie, waardenhiërarchie

en visie te hebben gedefinieerd. Een missie geeft de duurzame doelstelling van een onderneming of

non-profit instelling aan: wat is het doel en bestaansrecht. De waardenhiërarchie geeft aan wat

belangrijk is voor de organisatie. Zowel missie als waardenhiërarchie is een basis voor besluitvorming

en inspireert en motiveert medewerkers op gemeenschappelijke doelstellingen. Een visie is gebaseerd

op externe informatie en geeft aan hoe de organisatie de omgeving, markten, klanten en concurrenten

interpreteert. Strikwerda (2010).

Vanuit de strategie wordt de koers van de organisatie uitgezet als basis voor de strategische doelen

voor producten en diensten in relatie to de markten en afnemers. In dit kader wordt ook het begrip

strategisch management gebruikt. Strategisch management gaat verder dan alleen strategieformulering.

Naast het afstemmen op de externe omgeving gaat het bij strategisch management ook om het op peil

houden en ontwikkelen van bekwaamheden die noodzakelijk zijn om de veranderingen te realiseren

Keuning (2004). Dit is ook terrein waarover de auditor een uitspraak moet doen in het kader van

beheersing. Vandaar dat het begrip strategisch management beter aansluit bij scope van de

werkzaamheden van de internal auditor dan de term strategie.

Schwenker en Spremann (2009) geven aan dat strategisch management begin jaren 70 is ontstaan en

zij geven aan hoe het strategisch perspectief van een organisatie wijzigt gedurende haar ontwikkeling.

Hierbij leggen zij een relatie met het financiële perspectief.

Zo richt een bedrijf zich in de opstartfase zich allereerst op de geografische locatie. Vervolgens komen

ook elementen aan de orde met betrekking tot innovatie, technologie, producten, markten. Eigenlijk

alle elementen moeten in ogenschouw worden genomen om een marktpositie in te nemen. In deze fase

is bedrijfsfinanciering belangrijk. Na deze fase van positionering komt de innovatiefase. Ideeën

worden omgezet in een product. Hier komt het aan op ondernemerschap om een product goed af te

stemmen op de verwachtingen van de markt. De ondernemer moet goed zicht hebben op de kostprijs

in deze fase.

In feite vindt deze strategische oriëntatie plaats als een organisatie zich in de fase “groei door

creativiteit” bevindt.

Page 17: DE BEHEERSING VAN EEN ORGANISATIE PER FASE VAN … Lia Tesselaar 10-03-2011... · 2 Samenvatting In de praktijk blijkt voor audits waarbij een uitspraak moet worden gedaan naar de

16

In de groeifase komt de nadruk te liggen op een goed gebruik van de aanwezige resources binnen

bedrijf. Het is belangrijk om efficiënt te produceren en gebruik te maken van economies of scale and

scope. (Schwenker en Spremann). In deze fase overheerst het financiële denken boven het strategische

en deze vorm van strategie vind ik passend in de organisatieontwikkelingsfase “groei door dirigeren”.

In de laatste fase ten slotte moeten de winstgevende producten volgens Schwenker en Spremann

zorgvuldig worden behandeld. Een juiste afweging moet worden gemaakt tussen prijs, kosten en

productvariatie. Dit is de periode dat er geld binnenkomt, waarmee ook de basis kan worden gelegd

om over nieuwe producten na te denken. Vanaf de organisatieontwikkelingsfase “groei door delegatie”

is deze strategiefilosofie van toepassing.

Foss (2003) gaat verder in het strategisch management denken. Hij geeft aan dat het competentie

element het dominante perspectief is in de huidige strategie van bedrijven en dat bedrijven in eerste

instantie gezien moeten worden als een verzamelplaats van kennis. De essentie is om de kennis

zodanig te exploiteren dat daaruit een competitief voordeel voor het bedrijf wordt behaald. Deze vorm

van strategisch management vind ik goed passend vanaf de fase “groei door geïntegreerd mens- en

omgevingsgericht beleid” omdat in deze fase de ontwikkeling van de mens in relatie tot zijn omgeving

wordt benadrukt.

Chesbrough (2006) komt met “open innovation” als nieuw paradigma om de industriële innovatie te

begrijpen. “open innovation is a paradigm that assumes that firms can and should use external ideas as well as

internal ideas, and internal and external paths to market as they look to advance their technology”

Open innovatie gaat ervanuit dat Research & Development een open system is en dat waardevolle

ideen zowel van buiten af (de markt) als van binnenuit (de organisatie) kunnen komen.

Aangezien in deze denkwijze het externe element nadrukkelijk naar voren komt, past dit bij de fase

“groei door coöperatieve strategie in externe netwerkstructuur”.

In tabel 4.1 heb ik de ontwikkeling in strategisch management weergegeven per

organisatieontwikkelingsfase zoals genoemd in hoofdstuk 2:

Ontwikkelingsfasen Ontwikkeling strategisch management Groei door creativiteit Gericht op positionering bedrijf en product

Groei door dirigeren Gericht op efficiency en financieel denken

Groei door delegatie Gericht op marketing en Research &

Development

Groei door coördinatie Gericht op marketing en Research &

Development

Groei door participatie Gericht op marketing en Research &

Development

Groei door verzakelijking Gericht op marketing en Research &

Development

Groei door geïntegreerd mens- en

omgevingsgericht beleid

Gericht op innovatie door middel van

kennisexploitatie

Groei door coöperatieve strategie in externe

netwerkstructuur

Gericht op open innovatie

Tabel 4.1 Ontwikkeling in strategisch management gerelateerd aan ontwikkelingsfase van organisaties

In de praktijk blijken veel kleinere en ook middelgrote ondernemingen geen expliciete, maar een

impliciete, niet uitgeschreven, soms onbewuste strategie te hebben. Dit hoeft niet verkeerd te zijn,

maar Porter (1996) geeft aan dat een strategie essentieel is om een superieure performance te kunnen

realiseren.

Voor een auditor is het van belang om vast te stellen of de strategie op een missie, waardenhiërarchie

en visie van de onderneming is gebaseerd, omdat dit het uitgangspunt is voor een goede

strategieformulering.

Page 18: DE BEHEERSING VAN EEN ORGANISATIE PER FASE VAN … Lia Tesselaar 10-03-2011... · 2 Samenvatting In de praktijk blijkt voor audits waarbij een uitspraak moet worden gedaan naar de

17

Hierdoor vindt tevens alignment met de stakeholders plaats, hetgeen door Paape (2008) wordt

genoemd als een van de punten die van belang is bij de beoordeling van het management control

system.

4.3 Structuur

„Structure” betreft de hiërarchie in verantwoordelijkheden en bevoegdheden, de toewijzing van

beslissingsrechten, waarmee de inrichting van de onderneming zichtbaar wordt gemaakt. De

organisatiestructuur draagt bij aan het functioneren van processen.

De activiteiten van een organisatie groeperen zich in operationele eenheden zoals business units en

divisies en dergelijke. Strikwerda (2010) onderscheidt vanuit historisch perspectief, zes vormen van

interne operationele organisatie.

Als eerste is de functionele organisatie. Deze klassieke organisatievorm bestaat uit een centrale

coördinatie van gespecialiseerde activiteiten. Deze vorm is geschikt voor een onderneming die een

beperkt pakket standaardproducten wil aanbieden.

Vervolgens wordt overgegaan naar de unit-organisatie, als een onderneming een bredere markt wil

bedienen met een breder productenpakket. Er vindt decentralisatie van de coördinatietaak plaats, want

de business unit coördineert zelf haar activiteiten. Het centrale niveau van de organisatie houdt zich

daar niet mee bezig.

In de daaropvolgende organisatievorm, de matrix organisatie, krijgen de medewerkers aansturing door

verschillende managers die ieder vanuit een eigen perspectief handelen: markt, product en technologie.

De matrix organisatie typeert de toenemende complexiteit van ontwikkelingen op deze gebieden.

De organisatie kan zich verder ontwikkelen naar een procesorganisatie waarbij de klassieke

bedrijfsfuncties als een proces worden weergegeven. De operationele organisatie wordt zowel door

een hiërarchische als door een rekenschaprelatie (afspraken tussen procesfasen) weergegeven.

Men spreekt van een synergie organisatie (multidivisionele) als door middel van shared services, de

synergie binnen de individuele business groepen wordt benut. De shared service centers hebben

betrekking op activiteiten op het gebied van administratie en ICT.

In de Multi-dimensionale organisatie ten slotte worden de resultaten van de onderneming (omzet en

winst) tegelijkertijd over meerdere dimensies (product, afnemer, regio, marktsegment) gerapporteerd

en voor elk van deze dimensie wordt een manager verantwoordelijk gehouden voor de resultaten

(omzet en winst) over die dimensie. Deze organisatiestructuur wordt als een nieuwe organisatievorm

getypeerd (Strikwerda, 2008).

De beschreven ontwikkeling is vanuit een historisch perspectief beschreven, maar is in feite ook de

lijn die een organisatie kan doorlopen gedurende haar eigen ontwikkeling. Zo geeft Greenberg (2010)

aan dat de functionele organisatie de wijze is waarop ondernemingen zich organiseren als ze worden

opgericht. Een matrixorganisatie is een complexere vorm van organisatiestructuur en worden vaak

toegepast bij middelgrote bedrijven, waarbij sprake is van verschillende producten waarbij

onvoldoende resources aanwezig is om tot een organisatiestructuur van zelfstandig opererende units

over te gaan.

In tabel 4.2 zijn deze structuur ontwikkelingen gekoppeld aan de organisatieontwikkelingsfasen zoals

genoemd in hoofdstuk 2.

Page 19: DE BEHEERSING VAN EEN ORGANISATIE PER FASE VAN … Lia Tesselaar 10-03-2011... · 2 Samenvatting In de praktijk blijkt voor audits waarbij een uitspraak moet worden gedaan naar de

18

Ontwikkelingsfasen Ontwikkeling in structuur Groei door creativiteit Ad hoc organisatie

Groei door dirigeren Functionele organisatie

Groei door delegatie Unit-organisatie

Groei door coördinatie Unit-organisatie

Groei door participatie Matrix organisatie

Groei door verzakelijking Proces organisatie

Groei door geïntegreerd mens- en

omgevingsgericht beleid

Proces organisatie/Synergie organisatie

Groei door coöperatieve strategie in externe

netwerkstructuur

Multidimensionale organisatie

Tabel 4.2 Structuurontwikkelingen gepositioneerd naar ontwikkelingsfasen van een organisatie.

Aangezien de structuur een basis geeft voor de inrichting van een organisatie is het voor de internal

auditor van belang om hiernaar te kijken.

4.4 Systemen

Onder „Systems” wordt door Pascale en Athos verstaan de managementinformatiesystemen, financiële

systemen, beloningssystemen en alle formele en informele werkwijzen en processen. Overbeek (2008)

geeft als definitie voor een informatiesysteem: “een samenhangende gegevensverwerkende functionaliteit

die kan worden ingezet om bedrijfsprocessen te ondersteunen of te besturen”.

De term “business model‟ heb ik in hoofdstuk 3 onder de organisatiedimensie “systemen” geplaatst.

Osterwalder (2004) geeft als omschrijving van business model: “A business model is a description of the value a company offers to one of several segments of customers and the

architecture of the firm and its network of partners for creating, marketing and delivering this value and

relationship capital, in order to generate profitable and sustainable revenue streams”.

“The architecture of the firm”, omvat zowel de attributie van beslissingsrechten (die ik onder

“structuur heb geplaatst) als de methode van beloning en het systeem van meten en beoordelen van de

performance. (Strikwerda 2010). Op basis van deze laatste twee aspecten heb ik de term “business

model”onder “systemen”opgenomen..

Een verzameling van informatiesystemen zorgt voor de informatievoorziening van een organisatie.

Strikwerda (2010) onderscheidt 5 typen van informatie in de controlfunctie :

- doel informatie: de missie van het bedrijf

- motivering (axiologische) informatie: de waarden van het bedrijf; wat is belangrijk

- omgevingsinformatie: dat bestaat uit materiële en eidetische informatie

- instructie- of effect informatie: hierin komen met name de causale relaties aan de orde,

die betrekking hebben op de visie, strategie en uiteindelijk de identificatie van de

kernprocessen.

- pragmatische informatie: de managementinformatie.

Deze typen informatie dienen beschikbaar te zijn voor managers ten behoeve van de besluitvorming.

De balanced scorecard is zowel onderdeel van de effect informatie als de managementinformatie. In de

balanced scorecard is sprake van een causaal verband tussen de elementen; er kan sturing plaatsvinden

op basis van oorzaak en gevolg.

Maar voordat sturing kan plaatsvinden, moet managementinformatie eerst geanalyseerd worden.

Davenport (2004) onderscheidt vijf ontwikkelingsfasen in informatieanalyse, die in tabel 4.3 zijn

weergegeven:

Page 20: DE BEHEERSING VAN EEN ORGANISATIE PER FASE VAN … Lia Tesselaar 10-03-2011... · 2 Samenvatting In de praktijk blijkt voor audits waarbij een uitspraak moet worden gedaan naar de

19

Fase Omschrijving Analytically impaired Beperkt inzicht in de klant, markten en concurrenten. Men mist

gegevens, dan wel de kwaliteit van de gegevens is slecht. Data geeft

weinig toegevoegde waarde

Localized analytics Er is een behoefte aan objectieve data. Data-analyse ligt bij specifieke

afdeling. Meting beperkt zich tot ROI, of individuele toepassingen

Analytical aspirations Analyse vindt plaats op verschillende plaatsen binnen de organisatie;

beperkte interactie. Bepaalde business information tools aanwezig.

Analyse richt zich op toekomstige performance en marktwaarde

Analytical companies Hoge kwaliteit van data aanwezig; Analytische processen zijn aanwezig

en men wil een fact-based cultuur opbouwen. Analyses zijn een

belangrijke drijfveer voor performance en waardecreatie

Analytical competitors Er is sprake van een continu verbeterproces, ingebed in de organisatie,

op basis van een fact-based en leer cultuur. Organisatiebrede business

information structuur geïmplementeerd. Data analyse is de primaire

drijfveer voor performance en waardecreatie

Tabel 4.3 Ontwikkeling in data analyse, op basis van Davenport (2004)

Davenport geeft aan dat succesvolle bedrijven hun informatiesystemen inzetten als strategisch wapen.

Deze bedrijven analyseren in elke fase van hun ontwikkeling, data op een structurele wijze en

gebruiken deze analyses in het besluitvormingsproces binnen alle lagen van de organisatie.

In de Nederlandse corporate governance code (Monitoring Commissie Corporate Governance Code

2008) wordt expliciet aangegeven dat een systeem van monitoring en rapportage aanwezig dient te

zijn. Voor de auditor is het belangrijk te onderkennen op welke wijze de informatiesystemen een

bijdrage leveren aan het monitoring en control proces

4.4.2 Belonings- en prestatiemetings systeem

Ook de belonings- en prestatiemetingssystemen hebben in de loop van de tijd ontwikkelingen

doorgemaakt. Het groeimodel van Scott, waarin de nadruk wordt gelegd op veranderingen in vorm en

functioneren in organisaties, geeft hierbij drie fasen aan (Keuning 2004). In de laatste fase wordt het

kader afgerekend op basis van de eigen business-unit performance.

Bower (2003) noemt een vervolgfase. Hij geeft aan dat als bij een multi business unit organisatie een

groot deel van de variabele beloning van managers gebaseerd is op de performance van het bedrijf in

totaliteit, dit een belangrijke bijdrage levert aan het succes van de organisatie.

In tabel 4.4 geef ik de ontwikkelingsstadia in beloningssystemen weer.

Fase Prestatiemeting Beloning/salariëring Kleine organisatie Door persoonlijk contact en op

basis van subjectieve criteria

Vaak onsystematisch en

paternalistisch

Volledige, afdelingsgewijs

opgebouwde organisatie

In toenemende mate onpersoonlijk,

indirect en gebaseerd op technische

en economische criteria

Systematisch en objectiverend,

waarbij de nadruk veelal komt te

liggen op stabiliteit en dienstjaren

Gedecentraliseerde

multidivisionele organisatie

Onpersoonlijk, waarbij primair

financiële of marktcriteria worden

toegepast

Systematisch, bij het topkader

gerelateerd aan prestaties

Multidimensionale organisatie Op basis van de contributie aan het

corporate resultaat

Individuele beloning

Tabel 4.4 Groeimodel met betrekking tot prestatiemeting en beloning/salariëring

Een falend bonus- beloningssysteem wordt als een van de oorzaken van de kredietcrisis gezien. Zowel

in de Nederlandse corporate govenance code (2008) als in de code banken (Nederlandse Vereniging

van Banken 2009) is nu aangegeven dat het beloningsbeleid in relatie moet zijn met de strategie en de

hierbij behorende risico‟s die de organisatie neemt. Dit betekent dat het beloningsbeleid een belangrijk

aandachtspunt is in de werkzaamheden van de interne auditor. Hierbij moet nadrukkelijk worden

Page 21: DE BEHEERSING VAN EEN ORGANISATIE PER FASE VAN … Lia Tesselaar 10-03-2011... · 2 Samenvatting In de praktijk blijkt voor audits waarbij een uitspraak moet worden gedaan naar de

20

gekeken of de beloning in balans is (variabele beloning), er realistische financiële doelen worden

gesteld en mensen niet aangezet worden tot onethisch gedrag.

4.4.3 Risicomanagementsysteem

Voor de auditor is ook het risicomanagementsysteem een belangrijk element. In de beroepseisen van

het IIA (2007) wordt in 2110-A expliciet de aandacht op dit proces gevestigd. Deze eis is in januari

2009 aangescherpt door het IIA, waardoor de internal audit functie een uitspraak moet doen over de

effectiviteit van de risicomanagement processen.

De wijze waarop tegen risico‟s en risicomanagement wordt aangekeken heeft een ontwikkeling

doorgemaakt. Vanuit het vakgebied van verzekeren is het besef gekomen, na diverse crises bij banken

en bedrijven, dat risicomanagement in een breed perspectief moet komen te staan.

In 2001 is het COSO-1 framework ontwikkeld om effectief risico‟s te kunnen identificeren,

beoordelen en managen. Dit model is vervolgens doorontwikkeld waarin Enterprise Risk Management

(ERM) is geïntegreerd. De basisgedachte van ERM is dat iedere onderneming zijn bestaansrecht

ontleent aan het creëren van waarde voor zijn stakeholders. De doelstellingen van ERM zijn:

bereiken van de strategische doelstellingen

de effectiviteit en efficiëntie van bedrijfsprocessen

de betrouwbaarheid van de informatieverzorging

de naleving van wet en regelgeving

Momenteel is risicomanagement een onderwerp op het hoogste niveau van de organisatie, genoemd in

eenzelfde adem als strategie. Bij de implementatie van Enterprise Risk Management (ERM) binnen

een bedrijf wordt de risk-appetite afgestemd op de strategie die het bedrijf wil volgen. (Chapman

2006). In de Nederlandse corporate governance code (2008) is ook aangegeven dat de strategie met

bijbehorend risicoprofiel moet zijn opgesteld.

Chapman geeft ook aan dat het omgaan met risico‟s in combinatie met onverwachte omstandigheden

een goede indicator is voor het succes van een onderneming. Hieruit kan geconcludeerd worden dat in

elke ontwikkelingsfase van een organisatie, het omgaan met risico‟s, risicomanagement in brede zin,

een belangrijk aspect is. Een nadere uitwerking van de ontwikkeling in het risicomanagement proces is

dan ook niet noodzakelijk.

Samenvattend heb ik de elementen die onder „Systemen‟ vallen, gepositioneerd in de

ontwikkelingsfasen van organisaties in tabel 4.5 weergegeven.

Ontwikkelingsfasen Ontwikkeling in “systems”-elementen Groei door creativiteit Weinig analyse van informatie

Onsystematische en paternalistische beloning

Groei door dirigeren Gedecentraliseerde analyse van informatie

Systematisch, objectiverende beloning; dienstjaren

Groei door delegatie Gedecentraliseerde analyse van informatie

Systematisch, objectiverende beloning; dienstjaren

Groei door coördinatie Eerste vorm gecoördineerde analyse van informatie

Systematisch, objectiverende beloning; dienstjaren

Groei door participatie Geïntegreerde Informatie-analyse

Systematisch, objectiverende beloning; dienstjaren

Groei door verzakelijking Geïntegreerde Informatie-analyse

Systematische beloning; gerelateerd aan prestaties

Groei door geïntegreerd mens- en

omgevingsgericht beleid

Competitieve informatie-analyse

Individuele beloning

Groei door coöperatieve strategie in externe

netwerkstructuur

Competitieve informatie-analyse

Individuele beloning

Tabel 4.5 De ontwikkelingsfasen van een organisatie waarin de ontwikkelingen van de “systems”-elementen zijn

opgenomen

Page 22: DE BEHEERSING VAN EEN ORGANISATIE PER FASE VAN … Lia Tesselaar 10-03-2011... · 2 Samenvatting In de praktijk blijkt voor audits waarbij een uitspraak moet worden gedaan naar de

21

4.5 Cultuur

„Shared Values‟ kunnen worden omschreven als de cultuur van de organisatie. Het gaat hierbij vooral

over de hogere opvattingen en doelstellingen en de normen en waarden binnen de organisatie. Schein

(1992) geeft aan dat de organisatiecultuur richting geeft aan het gedrag van haar leden. De cultuur

schrijft voor welk gedrag acceptabel, correct of wenselijk is en bovendien verschaft zij een

gemeenschappelijk en normatief interpretatiekader waardoor de interactie tussen groepsleden wordt

vergemakkelijkt. Er worden in de loop van de tijd vaste patronen ontwikkeld voor de aanpak en het

oplossen van vraagstukken. Dit refereert ook aan het aspect wat Paape, in hoofdstuk 3, onder cultuur

heeft aangegeven.

Greenberg (2010) geeft aan dat een organisatie echter zelden slechts één cultuur, één set van gedeelde

waarden en verwachtingen, heeft. Met name binnen grote organisaties is sprake van verschillende

culturen. De cultuur van een organisatie wordt beïnvloed door onder andere factoren als nationale

cultuur, grootte en complexiteit van de organisatie, soort activiteiten en eisen van de omgeving en ook

door individuele persoonlijkheden. Er is echter een aantal overeenkomstige kenmerken waarmee het

element cultuur getypeerd kan worden.

Hofstede, Sanders en Neuijen onderscheiden zes dimensies waarop de positie van een bedrijfscultuur

kan worden aangegeven:

- procesgericht versus resultaatgericht;

- mensgericht versus werkgericht;

- organisatiegebonden versus professioneel;

- open tegenover gesloten;

- strakke tegenover losse controle;

- pragmatisch tegenover normatief;

Het resultaat op de dimensie procesgericht of resultaatgericht blijkt bepalend te zijn of de cultuur van

een bedrijf sterk of zwak is. Maar Keuning geeft ook aan dat ondanks deze dimensies het begrip

cultuur nog steeds ongrijpbaar is (Keuning 2004).

Quinn en Cameron hebben een andere benadering waarmee het begrip cultuur is te positioneren. Met

hun competing values framework geven zij aan dat de cultuur van een organisatie varieert tussen 2 sets

van tegengestelde waarden of dimensies. De eerste dimensie onderscheidt aan de ene kant

effectiviteitcriteria waarin de focus ligt op flexibiliteit, vrijheid van handelen en dynamiek. De andere

kant kent criteria die stabiliteit, ordening en beheersbaarheid benadrukken.

De tweede dimensie ziet als uitersten aan de ene kant interne gerichtheid, integratie en eenheid en aan

de andere kant externe gerichtheid, differentiatie en rivaliteit. Samen vormen de dimensies vier

kwadranten, met vier typeringen van cultuur (Greenberg 2010), zoals in figuur 4.1 is weergegeven.

Page 23: DE BEHEERSING VAN EEN ORGANISATIE PER FASE VAN … Lia Tesselaar 10-03-2011... · 2 Samenvatting In de praktijk blijkt voor audits waarbij een uitspraak moet worden gedaan naar de

22

Figuur 4.1 Competing Values Framework van Quinn

Quinn en Cameron hebben dit ook als een historische ontwikkeling van cultuur aangegeven.

Greenberg (2010) geeft aan dat elke cultuurtypering van Quinn en Cameron in een huidige organisatie

aangetroffen kan worden. Aangezien deze cultuurtyperingen dus ook een historische ontwikkeling

hebben doorgemaakt, kan deze historische ontwikkeling gekoppeld worden aan de ontwikkeling van

die een organisatie doorloopt.

Goffee en Jones (1998) kiezen in hun „Double S Cube‟ voor het individu als uitgangspunt voor de

typering van de organisatiecultuur. Zij onderscheiden twee assen:

- sociability: de mate waarin mensen vriendschappelijk met elkaar omgaan

(creativiteit/openheid versus informele groepen die innovatie en besluitvorming

tegenwerken)

- solidarity: de mate waarin de leden een gezamenlijk begrip hebben ten aanzien van de

uitvoering van taken en realisering van doelstellingen (grote mate van zelfcoördinatie

versus als gevolg moeizaam opnemen van nieuwkomers).

Dit leidt tot vier kwadranten:

1) de gemeenschapscultuur (hoge sociability en hoge solidarity) waarbij sprake is van een

intensieve samenwerking met sterke vriendschappelijke relaties. Dit is veelal bij starters het

geval

2) de netwerkcultuur ((hoge sociability en lage solidarity) waarbij mensen op zichzelf werken,

waarbij wel sprake is van sociability, maar die staat los van de uit te voeren taak

3) de gefragmenteerde cultuur (lage sociability en lage solidarity). Een typische omgeving voor

professionals

4) de resultaatcultuur, (lage sociability en hoge solidarity), waarbij het gaat om het resultaat en

niet het proces.

Zowel de cultuurtypering van Quinn en Cameron en die van Goffee en Jones kunnen worden

gekoppeld en gerelateerd worden aan de organisatieontwikkelingsfasen (tabel 4.6).

Page 24: DE BEHEERSING VAN EEN ORGANISATIE PER FASE VAN … Lia Tesselaar 10-03-2011... · 2 Samenvatting In de praktijk blijkt voor audits waarbij een uitspraak moet worden gedaan naar de

23

Ontwikkelingsfasen Ontwikkeling in cultuur Groei door creativiteit Gemeenschapscultuur

Groei door dirigeren Hiërarchische cultuur

Groei door delegatie Marktcultuur

Groei door coördinatie Marktcultuur

Groei door participatie Familiecultuur/Adhocracy cultuur

Groei door verzakelijking Gefragmenteerde cultuur

Groei door geïntegreerd mens- en

omgevingsgericht beleid

Gemeenschapscultuur

Groei door coöperatieve strategie in externe

netwerkstructuur

Gemeenschapscultuur

Tabel 4.6 Cultuur ontwikkeling gepositioneerd naar de organisatie ontwikkelingsfase.

Soms kan de organisatiecultuur een bedreiging gaan vormen voor het voortbestaan van een

organisatie, met name als de cultuur geen basis biedt om de gestelde organisatiedoelen te realiseren.

Een auditor dient echter te beseffen dat een ongewenste cultuur vaak als oorzaak wordt gegeven door

managers die het proces niet goed beheersen c.q. managen. Of er sprake is van een cultuurvraagstuk

vraagt altijd nader onderzoek.

Een specifiek element binnen het element “cultuur” is een gedragscode. Merchant (2003) vindt een

gedragcode, naast missie, code of ethics, een minimale poging waarmee een organisatie haar cultuur

wil vormgeven. Een gedragscode geeft aan waar een organisatie voor staat en de algemene

gedragsaspecten die van de medewerkers wordt verwacht. Vanuit wetgeving wordt van de auditor

verwacht om na te gaan of er een (ethische) gedragscode in de organisatie aanwezig is, dat deze wordt

gecommuniceerd en ook wordt nageleefd. Eveneens is belangrijk om te kijken welke maatregelen het

bestuur neemt als de code niet wordt nageleefd (Nederlandse corporate governance code 2008).

4.6 Managementstijl

Bij „Style‟gaat het volgens Pascale en Athos over de manier waarop de manager met de medewerkers

omgaat. In de theorie wordt gesproken over zowel leiderschap als management. Mintzberg (2004) stelt

dat leiderschap onlosmakelijk verbonden is met management: management zonder leiderschap is

inspiratieloos en leiderschap zonder management stuurloos. In de praktijk lopen de begrippen

managen en leiden voortdurend door elkaar heen. Het is zinvoller om leiderschap te gebruiken als

algemeen overkoepelende term.

In een organisatie is het de taak van een leidinggevende om het gedrag van de medewerkers zodanig te

beïnvloeden dat de organisatiedoelen worden bereikt. In het ontwikkelingsmodel van Greiner

(hoofdstuk 2) is de kwaliteit van het management bepalend om, als organisatie, een volgende

ontwikkelingsfase in te kunnen gaan. Elke fase eindigt met een periode van crisis, waarin de

organisatie voor problemen wordt gesteld die veroorzaakt is door een dominante managementstijl.

Deze managementstijl moet worden opgelost om verdere groei mogelijk te maken.

Greiner gaat ervan uit dat per fase, situatie waarin een organisatie zich bevindt ook een andere

managementstijl van toepassing is. In de 3-D-benadering van Reddin wordt dit ook onderkend. Reddin

noemt drie dimensies voor de effectiviteit van een manager: de dimensies taakgerichtheid, de dimensie

relatiegerichtheid en als laatste de kenmerken van een situatie. De kenmerken van de situatie bepalen

of een bepaalde stijl wel of niet effectief is. (Keuning 2004).

Volgens Reddin bepalen de volgende factoren de situatie:

- de organisatiefilosofie (cultuur, het klimaat waarin dingen worden gedaan)

- de technologie (de manier waarop het werk verricht wordt)

- (de verwachtingen/stijl van) superieuren, medewerkers en ondergeschikten

Uit de analyse van de situatie komt naar voren welke stijl van leiderschap het meest effectief zal zijn.

Page 25: DE BEHEERSING VAN EEN ORGANISATIE PER FASE VAN … Lia Tesselaar 10-03-2011... · 2 Samenvatting In de praktijk blijkt voor audits waarbij een uitspraak moet worden gedaan naar de

24

In de afgelopen eeuw ontwikkelden zich vier leiderschapsmodellen. Quinn (1983) beschrijft de

evolutie van deze modellen. In tabel 4.7 zijn deze modellen nader toegelicht aan de hand van de

factoren die volgens Reddin de situatie bepalen.

Model Organisatiefilosofie Manier waarop werk wordt verricht en de

verwachtingen daarbij Rationeel

doel model

Gebaseerd op de principes van

Frederick Taylor (1912);

gekenmerkt door een „laissez-

faire‟stijl

Technieken met betrekking tot arbeidsdeling, die het

werk rationeel maakte en veel efficiënter; Winst en

productiviteit zijn de belangrijkste aspecten om een

organisatie te laten floreren

Intern

proces

model

Uitgewerkt door Max Weber (1947)

en Henry Fayol (1949).

In dit model staan winst en

productiviteit minder centraal dan de

aspecten: stabiliteit en continuïteit

Alles wordt via regels en procedures georganiseerd.

Human

relations

model

De belangrijkste criteria van dit

model zijn: samenhang, inzet en

welzijn

Participatie van medewerkers wordt hierbij essentieel.

Gaat uit van de betrokkenheid van mensen. Verwacht

wordt dat mensen meedenken over oplossingen

Open

systeem

model

Gaat ervan uit dat de organisatie

moet overleven in concurrentie met

andere organisaties

Flexibiliteit en externe oriëntatie zijn essentieel om het

succes van de organisatie te borgen

Tabel 4.7 Leiderschapsmodellen van Quinn uitgewerkt op basis van de situatiefactoren van Reddin

Quinn baseert op deze vier managementmodellen zijn theorie van concurrerende waarden, waarin hij

een relatie legt tussen managementrollen die van toepassing zijn op de interne en externe omgeving

van een organisatie en op beheersing en flexibiliteit (figuur 4.2).

Figuur 4.2 Concurrerende waardenmodel van Quinn

In tabel 4.8 heb ik zowel de leiderschapsmodellen als de managementrollen gerelateerd aan de eerste

vijf ontwikkelingsfasen. Hierbij heb ik in de creativiteitsfase, als eerste fase in de

organisatieontwikkeling, een leiderschapsmodel én managementrol geplaatst dat gezien de historische

ontwikkeling juist in de fase “groei door participatie” zou passen. Hiervoor heb ik gekozen omdat

Greiner (1998) aangeeft dat juist in de creativiteitsfase het ondernemersschap belangrijk. Mijns inziens

komt dit in het “Open Systeem Model” het best tot uiting. Een verklaring voor het feit dat dit in de

historie pas later in de organisatie ontwikkeling zou plaatsvinden, zou kunnen zijn dat de creativiteit

uit de eerste fase noodzakelijk is om een doorontwikkeling van de organisatie te kunnen

bewerkstelligen.

Page 26: DE BEHEERSING VAN EEN ORGANISATIE PER FASE VAN … Lia Tesselaar 10-03-2011... · 2 Samenvatting In de praktijk blijkt voor audits waarbij een uitspraak moet worden gedaan naar de

25

Op basis van de modellen van Quinn kunnen de fasen die aangevuld zijn door Keuning & Eppink

echter nog niet worden getypeerd.

Stoker(2005), spreekt in haar rede over veranderend leiderschap, uitgesproken bij de aanvaarding van

het ambt van bijzonder hoogleraar, over transformational leadership. Transformational leadership staat

voor leiderschap dat inspireert tot verandering. Bij dergelijk leiderschap is de leidinggevende vooral

een inspirerend voorbeeld voor anderen en die zorgt voor de afstemming van visie, doel, strategie,

waarden, normen en structuur. De visie van de leider is helder en inspirerend en creëert volgers die in

staat zijn de visie te realiseren. Het zou er voor zorgen dat medewerkers organisatiedoelen

belangrijker vinden dan hun eigen individuele doelstellingen. Deze vorm van leiderschap past bij de

fase “groei door verzakelijking”, de fase waarin de resultaatgerichtheid weer de nadruk krijgt.

Transformational leadership heeft overeenkomsten met level 4 van de hiërarchische

leiderschapsniveaus die Collins (2005) noemt. Hij geeft aan dat er 5 niveaus van leiderschap zijn.

- level 1: highly capable individual: die grote productiviteit maakt door talent, kennis,

vaardigheden.

- level 2: contributing team member: die een effectieve bijdrage levert met de groep en

bijdraagt aan de groepsdoelstellingen

- level 3: competent manager: de manager die mens en middelen zodanig organiseert

dat op effectieve en efficiente wijze de doelen worden bereikt;

- level 4: effective leader: door het uitdragen van een heldere en duidelijke visie wordt

de groep gestimuleerd tot het leveren van grote prestaties;

- level 5: executive: duale leiders die door een combinatie van persoonlijke nederigheid

en professionele wil komen tot grote resultaten.

Collins geeft aan dat level 5 leiders veranderingen starten door eerst de goede mensen aan boord te

krijgen en van de verkeerde afscheid te nemen. De “wie”-beslissing is dus belangrijker dan de

“wat”(visie, strategie, structuur etc.).

Level 5 van Collins leiderschapshiërarchie past mijns inziens goed in de fase ”groei door coöperatieve

strategie in externe netwerkstructuur”, als er sprake is van intelligente, lerende organisaties.

Uhl-Bien (2007) komt met een nieuw leiderschapsmodel, complexity leadership, dat past in de context

van een dynamisch veranderende, informele netwerkstructuur. In het complexity leadership model is

er sprake van 3 leiderschapsfuncties die verstrengeld zijn tussen mensen en acties:

- Adaptive leadership: een informele dynamische vorm van leiderschap dat speelt bij de

interacties van een netwerk waarbij men komt tot “adaptive outcomes”;

- Administrative leadership: heeft te maken met acties van individuen in een

management rol die moeten plannen en coördineren;

- Enabling leadership: een vorm van leiderschap waarmee de condities worden

gecreëerd waarin adaptive leadership kan werken en de kennis die hieruit voortkomt

kan aansluiten aan administratieve structuren.

Aangezien deze vorm van leiderschap specifiek van toepassing is in netwerkorganisaties, is deze van

toepassing in de ontwikkelingsfase “groei door coöperatieve strategie in externe netwerkstructuur”.

In tabel 4.8 staan de genoemde leiderschap- en managementrollen vermeld per ontwikkelingsfase.

Page 27: DE BEHEERSING VAN EEN ORGANISATIE PER FASE VAN … Lia Tesselaar 10-03-2011... · 2 Samenvatting In de praktijk blijkt voor audits waarbij een uitspraak moet worden gedaan naar de

26

Ontwikkelingsfase Leiderschapsmodel Managementrollen

Groei door creativiteit Open systeem model Innovator

Groei door dirigeren Rationeel doel model Producent

Regisseur

Groei door delegatie Intern proces model Controleur

Groei door coördinatie Intern proces model Coördinator

Groei door participatie Human relations model Stimulator

Mentor

Groei door verzakelijking Open systeem model Bemiddelaar

Groei door geïntegreerd mens-

en omgevingsgericht beleid

Transformational leadership Level 4 leiderschapstijl

Groei door coöperatieve strategie

in externe netwerkstructuur

Complexity leadership Level 5 leiderschapstijl

Tabel 4.8 Leiderschapsmodel en managementrollen per ontwikkelingsfase van een organisatie

Voor de auditor is het belangrijk om te inventariseren of het management voldoende competent is.

Ernst & Young (2003) geven aan erop te letten dat het management voldoende brede functionele

ervaring bezit en bereid is in overleg te treden met auditors om belangrijke zaken met betrekking tot

interne controle te bespreken. Daarnaast moet het management zorgen dat het voldoende deskundig

personeel heeft om in pas te lopen met de groei en complexiteit van de business.

4.7 Medewerkers en vaardigheden

„Staff‟ betreft alle medewerkers binnen de organisatie. Hierbij kijk ik naar de ontwikkeling van

medewerkers op het gebied van samenwerking, omdat samenwerking van medewerkers cruciaal is om

de doelen van een organisatie te kunnen realiseren. Aangezien medewerkers over de juiste kennis,

kernkwaliteiten, competenties en vaardigheden hierbij moeten beschikken, behandel ik ook de

organisatiedimensie „Skills‟ hier tegelijkertijd bij.

Uit onderzoek blijkt dat groepen met een grote mate van cohesie c.q. samenhang, en waarbij

overeenkomst is tussen de doelstellingen van de groep en de organisatie meestal een grote

productiviteit realiseren. (Keuning 2004). Dit betekent dat teamontwikkeling belangrijk is voor het

bereiken van de organisatiedoelstellingen.

Een groep individuen ontwikkelt zich niet vanzelf tot een team. Bij de begeleiding van teams wordt

vaak het in Amerika ontwikkelde ontwikkelingsmodel van Hicks en Bone gebruikt. Dit model bestaat

uit vier min of meer afgebakende fasen. In iedere volgende fase neemt de zelfstandigheid van het team

toe. Het betreft de volgende fasen:

1. Bundeling individuen

2. Groep

3. Team

4. Zelfsturend, zelf coördinerend, team

Een team in fase 4 kan geheel zelfstandig de werkzaamheden regelen en sturen, is in staat om te leren

van eerder opgedane ervaringen, zelfstandig contacten te onderhouden met de omgeving en bij te

dragen aan de ontwikkeling van nieuw beleid. (Van Amelsvoort in Bootsma, 2008).

Voorwaarde hierbij is wel dat er sprake is van een duidelijke missie, waarden en

informatievoorziening.

Voor een auditor is het belangrijk om te bepalen of de kennis en ervaring van het team voldoende is

voor de verantwoordelijkheden die ze hebben, in combinatie met de complexiteit van de organisatie.

Page 28: DE BEHEERSING VAN EEN ORGANISATIE PER FASE VAN … Lia Tesselaar 10-03-2011... · 2 Samenvatting In de praktijk blijkt voor audits waarbij een uitspraak moet worden gedaan naar de

27

Hierbij is ook een afhankelijkheid met de managementstijl. Wanneer er sprake is van een betrekkelijk

eenvoudige situatie, kan worden volstaan met “management by instructions”. Deze gaat vervolgens

over naar “management by objectives”en tenslotte naar “management by values” bij toenemende

complexiteit van de organisatie. (Dolan, 2000).

Belangrijk hierbij zijn de vaardigheden van medewerkers, waarbij een onderscheid gemaakt kan

worden in:

- Vakmanschap of professionaliteit;

- Organiserend vermogen (regeltaken);

- Vermogen om samen te werken;

- Resultaatgerichtheid (ondernemerschap).

Deze vaardigheden kunnen worden gerelateerd aan het ontwikkelingsmodel van Hicks en Bone.

(Bootsma 2008):

- Bundeling individuen: hierbij ligt het accent op het creëren van vakvolwassenheid. De

teamleden gaan in zekere mate rouleren over uitvoerende taken en hun takenpakket wordt

breder. Er wordt gestreefd naar een bredere inzetbaarheid van de teamleden. Naast een

duidelijke taak- en rolverdeling is een periodiek werkoverleg, waarin onder andere een

terugkoppeling van de prestaties plaatsvindt, essentieel om samenwerking te bevorderen;

- De groep: in deze fase van de teamontwikkeling worden complexere taken door het team zelf

gedaan. Hierbij zijn de regels duidelijk en deze worden ook door een ieder onderschreven. Het

team krijgt ook een duidelijke rol wanneer er sprake is van conflicten en problemen zowel in

het team zelf als in de omgeving;

- Het team: het belangrijkste accent ligt in deze fase op de samenwerking en sociale

volwassenheid. Doelen en normen worden in deze fase in overleg tussen leiding en team

vastgesteld. Het team maakt gebruik van elkaars kwaliteiten en spreken elkaar aan op

ongewenst gedrag. Interne conflicten worden opgelost zonder tussenkomst van de

leidinggevende. In deze fase is ook plaats voor moderne beoordelingsvormen op basis van

meerzijdige feedback (leidinggevende, collega‟s, klanten).

- Het zelfsturende team: hierbij is er sprake van lokaal (ingekaderd) ondernemerschap:

teamdoelstellingen worden zelf bepaald, afspraken met klanten zelf gemaakt en de eigen

prestatie continue verbeterd. Ook ontstaan er gezamenlijke doelen van meerdere teams die

elkaar in de procesketen nodig hebben. Belangrijk in deze fase is de open cultuur waarbij

aandacht is voor de omgeving, klanten en de eigen interne organisatie.

Keuning (2004) geeft in de teamontwikkeling nog een aantal tussenfasen aan op basis van de

teamautonomie. Van traditionele werkgroepen via kwaliteitscirkels, semi-autonome werkgroepen

wordt de hoogste vorm van teamautonomie bereikt bij het zelfsturende team. De traditionele

werkgroep komt overeen met de hierboven beschreven fase 2.

De kwaliteitscirkel is een team dat op basis van vrijwilligheid tot stand is gekomen. Een cirkel heeft

tot doel om tot verbeteringen te komen, maar heeft niet de verantwoordelijkheid om deze ook door te

voeren. In de semi-autonome werkgroepen bereiden medewerkers hun taken, die binnen de eigen

verantwoordelijkheid liggen, zelf voor en managen deze ook. Een hoge teamautonomie wordt bereikt

in het zelfsturende team.

Samenvattend kunnen we de ontwikkeling van individu tot zelfsturend team en hun vaardigheden

koppelen aan de organisatieontwikkelingsfasen (tabel 4.9).

Page 29: DE BEHEERSING VAN EEN ORGANISATIE PER FASE VAN … Lia Tesselaar 10-03-2011... · 2 Samenvatting In de praktijk blijkt voor audits waarbij een uitspraak moet worden gedaan naar de

28

Ontwikkelingsfase Ontwikkeling medewerkers/vaardigheden

Groei door creativiteit Bundeling van individuen

Basis is vakmanschap/professionaliteit

Groei door dirigeren Groepsvorming

Beroep wordt gedaan op organiserend vermogen

Groei door delegatie Groepsvorming

Beroep wordt gedaan op organiserend vermogen

Groei door coördinatie Groepsvorming

Beroep wordt gedaan op organiserend vermogen

Groei door participatie Teamvorming

Vermogen om samen te werken

Groei door verzakelijking Zelfsturend team

Resultaatgerichtheid/ondernemerschap

Groei door geïntegreerd mens-

en omgevingsgericht beleid

Zelfsturend team

Resultaatgerichtheid/ondernemerschap

Groei door coöperatieve strategie

in externe netwerkstructuur

Zelfsturend team

Resultaatgerichtheid/ondernemerschap Tabel 4.9 De ontwikkeling van medewerkers en vaardigheden gedurende de organisatieontwikkelingsfasen

4.8 Toepassing referentiemodel

In hoofdstuk 4 heb ik de ontwikkeling van de aspecten van het 7-S raamwerk van McKinsey: strategie,

structuur, systemen, cultuur, managementstijl, medewerkers en vaardigheden gekoppeld aan de

ontwikkelingsfase die een organisatie doorloopt volgens Greiner, aangevuld door Keuning& Eppink.

In tabel 4.11 worden deze aspecten als referentiemodel weergegeven.

Een aantal aspecten, die mij het meest opvallen in deze tabel zijn:

- In de ontwikkeling van de fase “groei door delegatie”naar de fase „groei door coördinatie” is

er alleen sprake van een wijziging in de managementstijl en een eerste aanzet tot een

gecoördineerde analyse van informatie;

- In de fasen vanaf groei door geïntegreerd mens- en omgevingsgericht beleid is er sprake van

een wijziging in de strategie, structuur en leiderschapstijl. De vraag is of dit werkelijk van

toepassing is. Aangezien de laatste twee organisatiefasen nog niet zijn uitgekristalliseerd

moeten de organisatie aspecten met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd.

Opgemerkt moet worden dat groeimodellen met een kritisch oog moeten worden bekeken en niet te

letterlijk moeten worden opgevat. Een groeimodel is slechts een poging om de algemene trend weer te

geven.

Er zijn twee wijzen waarop het referentiemodel toegepast kan worden. Hierbij baseer ik mij op de

techniek die Saywer (2005) heeft aangegeven bij “the nature of audit findings”:

a) verzamelen van informatie, gebaseerd op feiten (what does exist);

b) vergelijken van de verzamelde informatie met wat er zou moeten zijn(what should exist);

c) zoeken naar de oorzaak als er een verschil is tussen de verwachte en huidige situatie

d) vaststellen wat het risico is als de organisatie niet kan voldoen aan de gestelde criteria;

e) opstellen van aanbevelingen.

Page 30: DE BEHEERSING VAN EEN ORGANISATIE PER FASE VAN … Lia Tesselaar 10-03-2011... · 2 Samenvatting In de praktijk blijkt voor audits waarbij een uitspraak moet worden gedaan naar de

29

In onderstaande tabel heb ik de te hanteren werkwijze weergegeven:

Werkwijze Toelichting Verzamelen van

informatie,

gebaseerd op feiten

Methode 1

Op basis van data elementen die onafhankelijk zijn van de genoemde

karakteristieken uit het 7-S raamwerk wordt de fase bepaald waarin het object

van onderzoek zich bevindt. Dit kunnen criteria zijn die Greiner (1998)

bepalend vindt voor de vormgeving van de organisatieontwikkeling: namelijk

de leeftijd en omvang van de organisatie en de groei van de bedrijfstak.

Vervolgens wordt van de elementen uit het referentiemodel de huidige

situatie van het object van onderzoek verzameld.

Methode 2

Gestart wordt om van de elementen uit het referentiemodel de huidige situatie

van het object van onderzoek in beeld te brengen.

Vergelijken van

verzamelde

informatie met het

referentiekader

Methode 1

Op basis van de vastgestelde ontwikkelingsfase toetsen of de verzamelde

informatie met betrekking tot de elementen uit het referentiemodel

overeenkomt met de normen uit het normenkader

Methode 2

Op basis van de verzamelde informatie met betrekking tot de elementen uit

het referentiemodel bepalen in welke fase van ontwikkeling de organisatie

zich bevindt

Zoeken naar de

oorzaak als er een

verschil is tussen

de verwachte en

huidige situatie

Methode 1

De elementen die afwijken van de fase waarin de organisatie zich bevindt,

verdienen een nader onderzoek.

Methode 2

Selecteer de elementen die sterk afwijken van de vastgestelde fase van

ontwikkeling (de “uitschieters”) en analyseer deze.

Vaststellen wat het

risico is als de

organisatie niet kan

voldoen aan de

gestelde criteria

Onderzoek wat het risico is als de afwijking niet overeenkomt met de, volgens

het referentiekader, gestelde norm.

Opstellen van

aanbevelingen

Stel aanbevelingen op waardoor de organisatie elementen weer kunnen

“aansluiten” op elkaar. Tabel 4.10 Werkwijze voor de toepassing van het referentiemodel

In deze hierboven beschreven werkwijze ben ik ervan uit gegaan dat de auditor vaststelt, ofwel vooraf

op basis van inschatting, dan wel na nader onderzoek van de organisatie aspecten van het 7-S

raamwerk, in welke fase van ontwikkeling de organisatie c.q. afdeling zich bevindt.

De inbreng van de opdrachtgever en auditee heb ik hierbij bewust buiten deze werkwijze gehouden

omdat de fase van ontwikkeling an sich niet belangrijk is. Juist de ontwikkeling van de organisatie-

aspecten en de samenhang ertussen is voor de auditor van belang om een kader te bieden voor

aanbevelingen. De ontwikkelingsfase biedt dan een ijkpunt.

In hoofdstuk 5 zal ik dit referentiemodel toetsen aan een audit die binnen Rabobank Nederland wordt

uitgevoerd.

Hiermee heb ik een antwoord gegeven op de onderzoeksvragen:

- „is in de normen een ontwikkelingsfase te bepalen;

- „Is er een referentiekader op te stellen waarmee de aandachtpunten ten aanzien de

beheersing per ontwikkelingsfase van een organisatie inzichtelijk gemaakt kan worden‟

Page 31: DE BEHEERSING VAN EEN ORGANISATIE PER FASE VAN … Lia Tesselaar 10-03-2011... · 2 Samenvatting In de praktijk blijkt voor audits waarbij een uitspraak moet worden gedaan naar de

Organisatie-

Dimensie

Ontwikkelings

fase

Strategie Structuur Systemen

Cultuur Leiderschap

stijl

Medewerkers

Vaardigheden

Groei door

creativiteit

Gericht op

positionering bedrijf

en product

Ad hoc

organisatie

Weinig analyse van informatie

Onsystematische en

paternalistische beloning

Gemeen-

schapscultuur

Innovator

Bundeling

individuen

Basis is

vakmanschap/

professionaliteit

Groei door

dirigeren

Gericht op efficiency

en financieel denken

Functionele

organisatie

Gedecentraliseerde analyse van

informatie

Systematisch, objectiverende

beloning; dienstjaren

Hiërarchische

cultuur

Producent

Regisseur

Groepsvorming

Beroep op

organiserend

vermogen

Groei door

delegatie

Gericht op marketing

en Research &

Development

Unit-

organisatie

Gedecentraliseerde analyse van

informatie

Systematisch, objectiverende

beloning; dienstjaren

Marktcultuur Controleur Groepsvorming

Beroep op

organiserend

vermogen

Groei door

coördinatie

Gericht op marketing

en Research &

Development

Unit-

organisatie

Eerst vorm van gecoördineerde

analyse van informatie

Systematisch, objectiverende

beloning; dienstjaren

Marktcultuur Coördinator Groepsvorming

Beroep op

organiserend

vermogen

Groei door

participatie

Gericht op marketing

en Research &

Development

Matrix

organisatie

Eerst vorm van gecoördineerde

analyse van informatie

Systematisch, objectiverende

beloning; dienstjaren

Familie

cultuur/

Adhocracy

cultuur

Stimulator

Mentor

Teamvorming

Vermogen om

samen te werken

Groei door

verzakelijking

Gericht op marketing

en Research &

Development

Proces

organisatie

Geïntegreerde informatie-analyse

Systematische beloning;

gerelateerd aan prestaties

Gefragmen-

teerde cultuur

Bemiddelaar

Zelfsturend team

Resultaat-

gerichtheid/

ondernemerschap

Groei door

geïntegreerd

mens- en

omgevings-

gericht beleid

Gericht op innovatie

d.m.v. kennis-

exploitatie

Proces

organisatie

/Synergie

organisatie

Geïntegreerde informatie-analyse

Systematische beloning;

gerelateerd aan prestaties

Gemeen-

schapscultuur

Level 4

leiderschapstijl

Zelfsturend team

Resultaat-

gerichtheid/

ondernemerschap

Groei door

coöperatieve

strategie in

externe

netwerk-

structuur

Gericht op open

innovatie

Multi-

dimensionale

organisatie

Geïntegreerde informatie-analyse

Systematische beloning;

gerelateerd aan prestaties

Gemeen-

schapscultuur

Level 5

leiderschapstijl

Zelfsturend team

Resultaat-

gerichtheid/

ondernemerschap

Tabel 4.11 De ontwikkeling van de organisatie aspecten van het 7-S raamwerk gekoppeld aan organisatie ontwikkelingsfasen.

Page 32: DE BEHEERSING VAN EEN ORGANISATIE PER FASE VAN … Lia Tesselaar 10-03-2011... · 2 Samenvatting In de praktijk blijkt voor audits waarbij een uitspraak moet worden gedaan naar de

31

5 Conclusies en aanbevelingen Het doel van dit onderzoek is om op basis van literatuuronderzoek inzicht te verkrijgen in de wijze

waarop de normen ten aanzien van de beheersing kunnen worden toegepast in een specifieke fase van

ontwikkeling waarin een organisatie zich bevindt.

Vanuit de literatuur is gebleken dat het mogelijk is een referentiemodel op te stellen hiervoor. Het

referentiemodel omvat de elementen die in het kader van internal governance en management control

van belang zijn, en die vervolgens zijn gekoppeld aan de verschillende organisatie ontwikkelingsfasen.

De toepassing van het referentiemodel kan vervolgens een bijdrage leveren aan te geven oordeel over

de beheersing van een organisatie in relatie tot de fase van ontwikkeling waarin het zich bevindt.

Bij de toepassing van het referentiemodel bestaat het risico dat, als er sprake is van een grote

diversiteit in de ontwikkeling is van de organisatie elementen, er geen “dominante”organisatie

ontwikkelingsfase valt vast te stellen. Om de auditor toch een handvat te kunnen bieden betekent dit

dat het model niet te normatief moet worden gehanteerd, maar met de nodige mate van flexibiliteit

moet worden toegepast c.q. geïnterpreteerd. Het feit blijft ook dat organisatiefasen nu eenmaal niet

scherp zijn te trekken evenmin als de ontwikkelingsstadia in de diverse beheersingselementen.

Voor de auditee is de toepassing van het referentiemodel van betekenis omdat een beoordeling

afhankelijk wordt gemaakt van de fase waarin zijn/haar organisatie of afdeling zich bevindt. Dit geeft

een realistischer beeld en zal ook bijdrage aan de acceptatie van de aanbevelingen.

Voor de auditor biedt het referentiemodel aanknopingspunten om het beheersingsvraagstuk nader te

analyseren. De term beheersing, of besturing is iets abstracts, maar kan aan de hand van het

referentiemodel concreter worden gemaakt. Vervolgens kan nader onderzoek van de afwijkende

organisatie elementen plaatsvinden om specifieke oorzaken te achterhalen. Op basis hiervan kan de

auditor concrete aanbevelingen opstellen.

Een aanbeveling voor nader onderzoek zou zijn om juist het element leiderschapstijl verder uit te

werken in specifieke aandachtspunten per ontwikkelingsfase. Dit kan een bijdrage leveren aan de

oorzakenanalyse en vervolgens aan de te geven aanbevelingen door de auditor.

Page 33: DE BEHEERSING VAN EEN ORGANISATIE PER FASE VAN … Lia Tesselaar 10-03-2011... · 2 Samenvatting In de praktijk blijkt voor audits waarbij een uitspraak moet worden gedaan naar de

40

Literatuurlijst Bekkers, V.J.J.M., ‟Voorbij de virtuele organisatie? Over de bestuurskundige betekenis van virtuele

variëteit, contingentie en parallel organiseren‟, Oratie EUR, Elsevier Den Haag, 2000

Bennis, W.G., „Organization Development: its nature, origins and prospects‟ Addison-Wesley

Publishing Company, Reading MA, 1969

Bootsma, A., „Leidinggeven aan hoogopgeleide professionals: een kwestie van schakelen tussen

sturen en coachen; Sneek, 2008

Bower, J.L. „Building the Velcro organization: creating value through integration and maintaining

organization-wide efficiency‟, Ivey Business Journal, 2003, 68(2) pg. 1-10.

Chapman, R.J., „Simple tools and techniques for enterprise risk management‟, John Wiley & sons,

West Sussex, 2006

Chesbrough, H., open business models, how to thrive in the new innovation landscape‟, Harvard

Business School Press, Boston, 2006

Collins J., „Level 5 Leadership The Triumph of Humility and Fierce Resolve‟, Harvard Business

Review, july-august 2005, pg. 136-146

Davenport T.H., „Competing on analytics‟, Harvard Business School Press, 2004

Daft, R.L., „Organization Theory and Design, 8th edition‟, South-Western, Mason, Ohio, 2004

Dolan, S.L., S. Garcia Sánchez, „Managing by vlues in the next millennium: cultural redesign for

strategic organizational change‟,SSRN eLibrary, 2000

Driessen, A.J.G. en A. Molenkamp, „Internal auditing, een managementkundige benadering‟ Kluwer,

Deventer, 2008

Ernst & Young, „Evaluating Internal Controls, considerations for evaluating internal control at the

entity level‟, 2003

Foss, N.J. en C. Knudsen, „Towards a competence theory of firm´, Routledge, London, 2003

Goffee, R., G. Jones, „The character of a corporation. How your company‟s culture can make or

brake your business‟, Harper Collins, London, 1998

Greenberg, J. „Managing behaviour in Organizations, 5th edition‟, Pearson, New Jersey, 2010

Greiner, Larry E., „Revolution as organizations Grow‟, Harvard Business Review, may-june, 1998, pg.

55-67

IIA, Nivra, Norea, De internal auditor in Nederland, position paper update, 2008

IIA-Research Foundation, „The professional practices framework‟, Altamonte Springs, march 2007

Keuning, D. en D.J. Eppink, „Management & organisatie‟ Wolters-Noordhoff, Groningen , 2004

Page 34: DE BEHEERSING VAN EEN ORGANISATIE PER FASE VAN … Lia Tesselaar 10-03-2011... · 2 Samenvatting In de praktijk blijkt voor audits waarbij een uitspraak moet worden gedaan naar de

41

Lippitt G.H., W.H. Schmidt, „Crises in developing organizations‟, Harvard Business Review, nov-dec,

1967, pg. 102-112;

Merchant, K. A., W.A. Van der Stede,. „Management Control Systems: Performance Measurement,

Evaluation and Incentives‟, Prentice Hall., London, 2003

Monitoring Commissie Corporate Governance Code, „De Nederlandse corporate governance code.

Beginselen van deugdelijk ondernemingsbestuur en best practice bepalingen‟, 2008

Nederlandse Vereniging van Banken, ´Code Banken‟, 2009

Overbeek, P., E. Roos Lindgreen, M. Spruit, „Informatiebeveliging onder controle‟, Prentice Hall,

Amsterdam, 2008

Osterwalder, A. „The business Model Ontology, a proposition in a design science approach‟,

Université de Lausanne, Lausanne, 2004

Paape, L., „Corporate Governance: the impact on the Role, Position, and Scope of Services of the

Internal Audit Function‟, working paper ESAA, 2008

Pascale, R.T. en A.G. Athos, „The Art of Japanese Management‟ Allen Lane, Londen, 1982

Porter, M.E., „What is strategy?‟, Harvard Business Review, november-december 1996, pg. 61-78

Quinn R.E., „A spatial model of effectiveness criteria: towards a competing values approach to

organizational analysis‟, Management science, vol. 29, no. 3, march 1983

Sawyer, L.B., M.A. Dittenhofer, J.H. Scheiner, Sawyer‟s internal auditing, the practice of modern

internal auditing‟, 5th edition, IIA, Florida, 2005

Schein, E.H. „Organizational culture and leadership. A dynamic view‟: Jossey-Bass Publ., San

Fransisco, 1992

Schwenker B., K. Spremann, „Management between strategy and finance: the four seasons of

business‟, Academic network, 2009

Stoker, J., „Leiderschap verandert‟, Rede Uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt

van bijzonder hoogleraar leiderschap en organisatieverandering, RUG, Groningen, 2005

Strikwerda, J., „Van unitmanagement naar multidimensionale organisaties‟, Stichting management

studies, Assen, 2008

Strikwerda, J., „kredietcrisis of Governance crisis?‟, EMIA-Seminar, Amsterdam Business School,

maart 2009

Strikwerda, J., „internal governance‟ colleges Internal Governance, EMIA-opleiding , UVA

Amsterdam, 2010.

Uhl-Bien, M., M. Russ, B. McKelvey, „Complexity leadership theory, shifting leadership from the

industrial age to the knowledge era‟, The Leadership Quarterly, 18, 2007, pg 298-318.

Van de Ven A.H., M.S. Poole, „Explaining development and change in organizations‟Academic

Management Review, 1995, pg. 510-540

Wielard, N., „Uit het warme holletje‟, de accountant, mei 2009

Page 35: DE BEHEERSING VAN EEN ORGANISATIE PER FASE VAN … Lia Tesselaar 10-03-2011... · 2 Samenvatting In de praktijk blijkt voor audits waarbij een uitspraak moet worden gedaan naar de

42

Bijlage 1 De fasen van Greiner, aangevuld met de fasen door

Keuning & Eppink

Page 36: DE BEHEERSING VAN EEN ORGANISATIE PER FASE VAN … Lia Tesselaar 10-03-2011... · 2 Samenvatting In de praktijk blijkt voor audits waarbij een uitspraak moet worden gedaan naar de

43

Bijlage 2 De vijf ontwikkelingsfasen en hun karakteristieken

volgens Greiner

Ontwikke-

lings fase

Stages

of Crisis

Management

focus

Organizational

Structure

Top-management

Style

Control-System Management

Reward

Emphasis

Creativity Leader-

ship

Make and sell Informal Individualistic and

entrepreneurial

Market results Ownership

Direction Autono-

my

Efficiency of

operations

Centralized and

Functional

Directive Standards and

cost centers

Salary and merit

increases

Delegation Control Expansion of

market

Decentralized and

geographical

Delegative Reports and

profit centers

Individual bonus

Coordination Red

Tape

Consolidation

of

organization

Line staff and

product groups

Watchdog Plans and

investment

centers

Profit sharing

and stock

options

Collaboration ??? Problem

solving and

innovation

Matrix of teams Participative Mutual goal

setting

Team bonus